SFM 14.06 17

1
Wat hebben tennistrainer X, zwemleraar Y en voetbalcoach Z met elkaar gemeen? Dat ze hun handjes niet van kinderen konden af- houden. Als we de media mogen geloven, lopen er in de sport mas- saal viezerikken rond die tot na hun dood aan de schandpaal gena- geld moeten worden. Zie de hetze na het vrijkomen van Benno L. Het lijken wel middeleeuwse klopjachten op heksen met de brand- stapel als doel. Is de sportwereld verderfelijk? Grenzen stellen en regels maken zijn noodzakelijk. Toch wil ik het een en ander nuanceren. Seksueel con- tact tussen volwassenen en jeugd bestaat al sinds mensenheugenis. In het oude Griekenland was het zelfs een onderdeel van de cultuur. De kerk heeft de laatste jaren laten zien dat deze uitspattingen van alle tijden zijn. Zo extreem is het ook weer niet… In mijn tijd als jeugdspeler werd met enige trots gesproken over de coach die alle speelsters ‘gehad’ heeft. Is het daarmee goed te pra- ten? Nee, natuurlijk niet. Maar zelfs het o zo nette hockeywereldje is dit jaar opgeschud. Denk aan Luigi C. die jarenlang gefilmd heeft in dameskleedkamers. Of neem De Telegraaf waar een misdaad- journalist groots uitpakt over Jan Willem G. Ik ben zelf jaren technisch directeur geweest en meer dan twintig jaar actief als trainer. Ik juich de door NOC*NSF opgestelde ge- dragscode toe: het is een doodzonde als je als functionaris of ge- zagsdrager aanpapt met pupillen. Dat we daar met z’n allen streng op zijn, is een must. Maar er is meer: ouders staan tegenwoordig in de beschermmodus die als moeder gans hun kroost voor elke mogelijke misstap willen behoeden: van het meegeven van een telefoon voor 24/7 controle tot aan met de auto naar school brengen. Want tja, wie weet loopt er ergens een potloodventer…… Ook op de club staat men in de hoogste stand van paraatheid. Je hoeft als trainer een kind maar aan te raken op het veld of de alarmbel gaat af. Bijna elk fysiek contact wordt verkeerd opgevat. Allerlei protocollen zijn het gevolg. Ga als begeleider niet alleen een kleed- kamer in, spreek altijd met z’n tweeën met een pupil, etc. Elke vorm van spontaniteit verdwijnt. De creativiteit staat onder druk. De ver- houdingen verzakelijken. Ik weet dat veel (oud-) collega’s ook twij- felen en er mee worstelen. Want een arm om een kind leggen die geblesseerd is, voelt als een strop om de nek. Ondertussen promoot het NOC*NSF de campagne ‘Naar een veiliger sportklimaat’. Maar ik merk dat dit voornamelijk gericht is op onge- wenst gedrag van de begeleider. Is er dan geen ongewenst gedrag bij de spelers? Zo ken ik twee jongens die verzonnen hadden dat hun begeleider aan hun had gezeten, omdat zij niet geselecteerd werden. De beste man is gebrandmerkt voor het leven en kan zijn vak nooit meer uitoefenen. Zelf ben ik in het verleden in de twijfelachtige situatie beland dat een collega mij verbaal en fysiek intimideerde, omdat ik hem aan- sprak op ongewenst gedrag. Er viel zelfs een klap. Bestuur en bond wisten eigenlijk niet hoe hiermee om te gaan. Van seksuele intimidatie weet men alles maar van andere intimidaties heeft men (vooralsnog) weinig kennis. Wordt bij de keerzijde van de medaille wel eens stil gestaan? Laat kinderen in een veilige omgeving opgroeien, maar mogen vrijwilligers en professionals binnen sportverenigingen ook nog naar eigen eer en geweten kunnen functioneren? www.meerdansport.nl 17 Door Lutger Brenninkmeijer BESTUUR&ORGANISATIE Column Trainers en coaches vogelvrij?

Transcript of SFM 14.06 17

Page 1: SFM 14.06 17

Wat hebben tennistrainer X, zwemleraar Y en voetbalcoach Z metelkaar gemeen? Dat ze hun handjes niet van kinderen konden af-houden. Als we de media mogen geloven, lopen er in de sport mas-saal viezerikken rond die tot na hun dood aan de schandpaal gena-geld moeten worden. Zie de hetze na het vrijkomen van Benno L.Het lijken wel middeleeuwse klopjachten op heksen met de brand-stapel als doel.

Is de sportwereld verderfelijk? Grenzen stellen en regels maken zijnnoodzakelijk. Toch wil ik het een en ander nuanceren. Seksueel con-tact tussen volwassenen en jeugd bestaat al sinds mensenheugenis.In het oude Griekenland was het zelfs een onderdeel van de cultuur.De kerk heeft de laatste jaren laten zien dat deze uitspattingen vanalle tijden zijn. Zo extreem is het ook weer niet…

In mijn tijd als jeugdspeler werd met enige trots gesproken over decoach die alle speelsters ‘gehad’ heeft. Is het daarmee goed te pra-ten? Nee, natuurlijk niet. Maar zelfs het o zo nette hockeywereldjeis dit jaar opgeschud. Denk aan Luigi C. die jarenlang gefilmd heeftin dameskleedkamers. Of neem De Telegraaf waar een misdaad-journalist groots uitpakt over Jan Willem G.

Ik ben zelf jaren technisch directeur geweest en meer dan twintigjaar actief als trainer. Ik juich de door NOC*NSF opgestelde ge-dragscode toe: het is een doodzonde als je als functionaris of ge-zagsdrager aanpapt met pupillen. Dat we daar met z’n allen strengop zijn, is een must.

Maar er is meer: ouders staan tegenwoordig in de beschermmodusdie als moeder gans hun kroost voor elke mogelijke misstap willenbehoeden: van het meegeven van een telefoon voor 24/7 controletot aan met de auto naar school brengen. Want tja, wie weet loopter ergens een potloodventer……

Ook op de club staat men in de hoogste stand van paraatheid. Jehoeft als trainer een kind maar aan te raken op het veld of de alarmbelgaat af. Bijna elk fysiek contact wordt verkeerd opgevat. Allerleiprotocollen zijn het gevolg. Ga als begeleider niet alleen een kleed-kamer in, spreek altijd met z’n tweeën met een pupil, etc. Elke vormvan spontaniteit verdwijnt. De creativiteit staat onder druk. De ver-houdingen verzakelijken. Ik weet dat veel (oud-) collega’s ook twij-felen en er mee worstelen. Want een arm om een kind leggen diegeblesseerd is, voelt als een strop om de nek.

Ondertussen promoot het NOC*NSF de campagne ‘Naar een veiligersportklimaat’. Maar ik merk dat dit voornamelijk gericht is op onge-wenst gedrag van de begeleider. Is er dan geen ongewenst gedragbij de spelers? Zo ken ik twee jongens die verzonnen hadden dathun begeleider aan hun had gezeten, omdat zij niet geselecteerdwerden. De beste man is gebrandmerkt voor het leven en kan zijnvak nooit meer uitoefenen.

Zelf ben ik in het verleden in de twijfelachtige situatie beland dateen collega mij verbaal en fysiek intimideerde, omdat ik hem aan-sprak op ongewenst gedrag. Er viel zelfs een klap. Bestuur en bondwisten eigenlijk niet hoe hiermee om te gaan. Van seksuele intimidatieweet men alles maar van andere intimidaties heeft men (vooralsnog)weinig kennis. Wordt bij de keerzijde van de medaille wel eens stilgestaan? Laat kinderen in een veilige omgeving opgroeien, maarmogen vrijwilligers en professionals binnen sportverenigingen ooknog naar eigen eer en geweten kunnen functioneren?

w w w. m e e rd a n s p o r t . n l 17

Door

Lut

ger B

renn

inkm

eije

r

BESTUUR&ORGANISATIEColumn

Trainers en coaches vogelvrij?