Schatten en beperken van blootstelling tijdens ... · problematiek en een voorstel voor een model...
Click here to load reader
Transcript of Schatten en beperken van blootstelling tijdens ... · problematiek en een voorstel voor een model...
Chemical Exposure Assessment
Locatie Zeist
Utrechtseweg 48
Postbus 360
3700 AJ Zeist
www.tno.nl
T 030 694 41 44
F 030 695 72 24
TNO-rapport
V5449 |
Schatten en beperken van blootstelling tijdens
kleinschalige bereidingen van geneesmiddelen
Datum 16 oktober 2003
Auteurs E.L.J.P. Tielemans, M.G. Gerritsen-Ebben
Opdrachtgever Wetenschappelijk Instituut Nederlandse Apotheken
Projectnummer TNO 47089
Studiecode TNO
Studiecode opdrachtgever
Status
Vorige versies
Aantal pagina's
Aantal tabellen
Aantal figuren
Aantal bijlagen
Aantal appendices
Alle rechten voorbehouden.
Niets uit deze uitgave mag worden vermenigvuldigd en/of openbaar gemaakt door middel van
druk, foto-kopie, microfilm of op welke andere wijze dan ook, zonder voorafgaande
toestemming van TNO.
Indien dit rapport in opdracht werd uitgebracht, wordt voor de rechten en verplichtingen van
opdrachtgever en opdrachtnemer verwezen naar de Algemene Voorwaarden voor onder-
zoeksopdrachten aan TNO, dan wel de betreffende terzake tussen de partijen gesloten
overeenkomst.
Het ter inzage geven van het TNO-rapport aan direct belang-hebbenden is toegestaan.
© 2003 TNO
TNO-rapport | V5449 | 2 / 20
Inhoudsopgave
1 Inleiding — 3
2 Opstellen van blootstellingsindices — 4
3 De beslisboom — 7 3.1 Uitgangspunten van de beslisboom — 7
4 De arbeidshygiënische strategie — 15 4.1 Relatie tussen de structuur van de beslisboom en de arbeidshygiënische strategie — 15 4.2 Persoonlijke beschermingsmiddelen — 16
5 Discussie: validatie van de beslisboom — 17
6 Referenties — 18
7 Ondertekening — 20
TNO-rapport | V5449 | 3 / 20
1 Inleiding
Bij het bereiden van geneesmiddelen is het uiteraard van belang dat de risico’s die de
bereider kan lopen worden beperkt. Over de blootstellingniveaus en hieraan
gerelateerde risico’s is echter zeer weinig bekend. Eventuele gezondheidsrisico’s
kunnen optreden door het inademen van farmaca of hulpstoffen die als stofdeeltjes of
vloeistofdruppels (aërosolen) in de lucht terechtkomen, door het inslikken (met name
als gevolg van onvoldoende hygiëne) of opname via de huid doordat stof op de huid
komt of door aanraking van met geneesmiddel besmette voorwerpen of oppervlakken.
Door de sterk variërende werkzaamheden en het gebruik van uiteenlopende middelen, is
het niet eenvoudig een betrouwbare evaluatie en beheersing uit te voeren van alle
risico’s die kunnen optreden tijdens het bereiden van geneesmiddelen. Een extra
complicerende factor hierbij is dat voor sommige geneesmiddelen geldt dat deze potent
zijn en mogelijk al bij lage concentraties gezondheidseffecten kunnen veroorzaken
(Naumann en Sargent, 1997). Dit heeft tot gevolg dat het evalueren van de
gezondheidsrisico’s tijdens bereidingen doormiddel van blootstellingmetingen soms
problematisch is. Zeer lage grenswaarden zijn moeilijk te evalueren, aangezien
meetmethoden en analysetechnieken soms de benodigde precisie missen of erg kostbaar
zijn (Naumann et al., 1996).
In 2002 heeft TNO-Chemie een rapport afgerond met een algemene beschrijving van de
problematiek en een voorstel voor een model voor het schatten van blootstelling tijdens
kleinschalige geneesmiddelenbereiding (Tijssen et al., 2002). Uit dit rapport komt
duidelijk naar voren dat blootstellingsituaties tijdens de bereiding van geneesmiddelen
niet vergelijkbaar zijn met industriële blootstellingscenario’s. Kleinschalige bereidingen
van geneesmiddelen zullen in vergelijking met industriële processen over het algemeen
leiden tot lagere blootstellingniveaus. Momenteel is er echter zeer weinig inzicht in de
spreiding van blootstellingconcentraties die kunnen voorkomen tijdens het werken met
geneesmiddelen. De onderliggende parameters die blootstelling in belangrijke mate
kunnen verklaren, zijn niet af te leiden uit bestaande modellen voor industriële
scenario’s (Tijssen et al., 2002). De schaalgrootte en werkwijze zijn hiervoor te
afwijkend.
De conclusie van het vorige jaar afgeronde TNO rapport is dat blootstelling tijdens het
bereiden van geneesmiddelen apart geschat moet worden voor elke basishandeling. Als
belangrijkste determinanten voor blootsteling werden de volgende factoren aangegeven:
hoeveelheid stof, intrinsieke eigenschappen van de stof en het type basishandeling. Dit
model wordt nu verder uitgewerkt en de bepalende factoren voor blootstelling worden
in een beslisboom structuur gepresenteerd. De beslisboom drukt de blootstellingpotentie
van een scenario uit doormiddel van een blootstellingindex die in de volgende paragraaf
nader wordt beschreven.
TNO-rapport | V5449 | 4 / 20
2 Opstellen van blootstellingsindices
Naumann et al. (1996) beschrijven blootstellingindices voor de farmaceutische
industrie. De auteurs hebben 5 indicatieve blootstellingwaarden geformuleerd,
variërend van 1 mg/m3 tot 0.1 µg/m
3 voor inhalatoire blootstelling en van 1 mg/cm
2 tot
0.01 µg/cm2 voor oppervlakte contaminatie. Om een beeld te krijgen van de
bruikbaarheid van deze waarden, zijn deze niveaus vergeleken met enkele
blootstellingniveaus bij scenario’s die overeenkomsten vertonen met werkzaamheden in
apotheken. Dit betreft blootstelling tijdens het bereiden van cytostatica in ziekenhuizen
en afwegen en mengen van kleine hoeveelheden chemicaliën in een industriële setting.
Blootstellingniveaus tijdens het bereiden van cytostatica bevinden zich waarschijnlijk
aan de onderkant van het spectrum van blootstellingsituaties in apotheken; dat wil
zeggen dat niveaus over het algemeen niet lager zullen zijn, aangezien relatief veel
voorzorgmaatregelen worden getroffen tijdens het werken met cytostatica. Het is
overigens nog onvoldoende onderzocht of deze voorzorgmaatregelen in
arbeidshygiënisch opzicht ook daadwerkelijk de meest optimale interventie betreffen.
Het afwegen en mengen van kleine hoeveelheden chemicaliën in een industriële setting
vormt waarschijnlijk de bovengrens van blootstellingniveaus die kunnen worden
aangetroffen in apotheken. De twee scenario’s zijn hiermee waarschijnlijk een goede
afbakening van de totale blootstellingverdeling bij werknemers die betrokken zijn bij
het bereiden van geneesmiddelen.
Uit onderzoek naar de aanwezigheid van cytostatica-aërosolen tijdens bereidingen blijkt
dat zeer lage concentraties in de lucht worden gevonden. Incidenteel werden door
Kromhout et al., (2000) concentraties tot maximaal 2 ng/m3 cyclophosphamide in
ziekenhuizen gevonden. Bos et al. (1996) vonden waarden rond de 1 µg/m3 tijdens
bereidingen. Men heeft zich vooral gericht op het evalueren van blootstelling aan
cytostatica via de huid. De niveaus van de omgevingsbesmettingen zijn uiterst laag en
uit te drukken in enkele ng/cm2 (Peelen et al., 1999; Hilhorst et al., 2001).
De andere kant van het blootstellingspectrum wordt gevormd door afwegen en mengen
van kleine hoeveelheden stof in een industriële setting en farmaceutische industrie. Een
recent overzicht (Gijsbers et al., 2003) geeft aan dat inhalatie blootstelling kan variëren
van 0.10 mg/m3 tot ongeveer 50 mg/m
3. Een blootstellingniveau van 50 mg/m
3 wordt
niet waarschijnlijk geacht op werkplekken waar geneesmiddelen worden bereid. De
hoeveelheid geneesmiddel die wordt verwerkt per handeling is waarschijnlijk kleiner
vergeleken met volumina in een industriële setting. Naumann en Sargent (1997)
beschrijven niveaus van stofblootstelling in de farmaceutische industrie tot maximaal 1
mg/m3. Achtergrond informatie met betrekking tot de meetgegevens wordt in dit artikel
helaas niet gegeven. Deze meetgegevens lijken een realistischer beeld te geven van de
bovengrens van blootstellingniveaus tijdens geneesmiddelenbereiding. Dermale
TNO-rapport | V5449 | 5 / 20
blootstelling op de handen kan variëren van ongeveer 0.01mg/cm2 tot 13 mg/cm
2
(Gijsbers et al., 2003).
Op basis van bovenstaande informatie worden de 5 indicatieve blootstellingwaarden
van Naumann et al. (1996) als bruikbaar ingeschat. De totale reikwijdte van deze
indices wordt als realistisch beoordeeld. Tabel 1 geeft een omschrijving van de 5
blootstellingindices. Deze benaderingwijze is kwalitatief of semi-kwantitatief van aard
en betreft geen exacte karakterisering van de blootstellingniveaus. In de dagelijkse
praktijk kan de index een nuttige leidraad zijn voor het veilig werken met
geneesmiddelen. Bij scenario’s met een blootstellingindex van 4 of 5 zal over het
algemeen een geringe blootstelling optreden, zodat deze geschikt zijn voor het werken
met potente geneesmiddelen met een lage grenswaarde. Scenario’s met een index van 1
of 2 kunnen leiden tot hoge blootstellingen en zijn daarmee niet geschikt voor
geneesmiddelen met een lage grenswaarde. Wanneer toch met risicovolle middelen
gewerkt moet worden, kan met behulp van de beslisboom een alternatief scenario
worden gezocht met een andere blootstellingindex.
TNO-rapport | V5449 | 6 / 20
Tabel 1. Beschrijving van de verschillende blootstellingindices.
Indicatieve blootstellingwaarden
Index
Beschrijving inhalatie dermaal
1
2
Deze relatief hoge blootstellingniveaus kunnen optreden bij
het verwerken van grote hoeveelheden geneesmiddelen,
tijdens handelingen waarbij veel energie wordt gebruikt en
situaties waarbij geen effectieve plaatselijke ventilatie in
werking is. Door de aard van de werkzaamheden en gebrek
aan blootstellingbeheersing is de kans op
omgevingscontaminatie door morsen aanwezig.
3
4
5
Zeer lage blootstellingniveaus doordat alle mogelijke
beheersmaatregelen zijn ingezet. Werkzaamheden vinden
plaats met behulp van een veiligheidswerkbank in een aparte
werkruimte. De mate van beheersing maakt
omgevingscontaminatie onwaarschijnlijk.
1 mg/m3
0.1 mg/m3
0.01 mg/m3
1 µg/m3
0.1 µg/m3
1 mg/cm2
0.01 mg/cm2
0.001 mg/cm2
0.0001 mg/cm2
0.01 µg/cm2
TNO-rapport | V5449 | 7 / 20
3 De beslisboom
Het werken met een beslisboom heeft als voordeel dat blootstellingscenario’s
gestructureerd en gebruikvriendelijk gepresenteerd worden. De ontwikkelde beslisboom
bestaat uit 4 beslismomenten. Voor elke basishandeling moet een route via de 4
beslismomenten afgelegd worden die uiteindelijk resulteert in een blootstellingindex.
Door alternatieve routes door de beslisboom te maken, kunnen de effecten van
eventuele beheersmaatregelen op de blootstellingpotentie in kaart worden gebracht. Een
index van 5 (zeer lage blootstellingpotentie) wordt alleen toegekend als een grote mate
van beheersing is ingebouwd; men maakt gebruik van een veiligheidswerkbank of
isolator en compartimentering. Een index van 1 (hoge blootstellingpotentie) wordt
alleen bereikt als alle beslismomenten (kenmerken) in de beslisboom ongunstig
uitvallen voor het betreffende scenario (zie Tabel 1). Intermediaire situaties krijgen een
index van 2, 3 of 4. In de beslisboom wordt per blootstellingsituatie een
blootstellingrange aangegeven. Meer precisie is momenteel niet mogelijk, mede gezien
het feit dat het volume nog niet is meegewogen in de ontwikkelde systematiek. Bij
gelijkblijvende situaties kan een variërende hoeveelheid geneesmiddel tot verschillende
blootstellingniveaus leiden. De beslisboom wordt weergegeven in figuur 1.
3.1 Uitgangspunten van de beslisboom
Bij het ontwikkelen van de beslisboom hebben een aantal uitgangspunten een rol
gespeeld:
- De beslisboom is ontwikkeld voor het schatten van de blootstellingniveaus van niet
vluchtige stoffen;
- De beslisboom en blootstellingindices hebben betrekking op de geaggregeerde
blootstelling; dat wil zeggen inhalatie en dermale blootstelling samen. De huidige
stand van de wetenschap rechtvaardigt deze globale benadering. Wanneer in de
toekomst meer meetgegevens beschikbaar komen, zal geëvalueerd worden of aparte
modellen noodzakelijk zijn;
- Gezien de hiaten in onze kennis wordt niet gestreefd naar een zeer gedetailleerde
indeling in verschillende scenario’s. Dit zou leiden tot een precisie die niet gebaseerd
is op feiten en komt bovendien de gebruiksvriendelijkheid niet ten goede;
- Het voorzorgprincipe staat centraal bij de ontwikkeling van de beslisboom. Bij
twijfel over de blootstellingpotentie van een specifiek scenario, wordt de hoogst
mogelijke blootstellingindex geselecteerd die redelijkerwijs mogelijk is;
- De beslisboom is uitgangspunt voor zowel het schatten als het beheersen van de
blootstelling. De hiërarchie van de beslisboom is daarom conform de hiërarchie van
de arbeidshygiënische strategie;
- Het gebruik van PBM wordt niet opgenomen in de beslisboom. De keuze van de
PBM is vaak afhankelijk van de specifieke stof en een PBM beleid “op maat” is dus
noodzakelijk. De beslisboom gaat impliciet uit van een goed PBM beleid.
TNO-rapport | V5449 | 8 / 20
- Een groot aantal parameters uit de bestaande modellen (zie Tijssen et al., 2002) met
uitzondering van de factor tijd zijn als beslismomenten opgenomen in de beslisboom.
Er zijn twee redenen aan te geven voor het weglaten van deze factor. Ten eerste is de
biologisch relevante blootstellingduur niet altijd bekend (chronisch versus acuut
effect) en kan deze per middel verschillen. Ten tweede kan een zeer kort durend
blootstellingmoment (bijvoorbeeld morsen) tot een omgevingsbesmetting leiden met
een langdurige (dermale) blootstelling als gevolg. De factor tijd kan dus niet altijd
eenduidig worden geïnterpreteerd.
Hieronder volgt een korte beschrijving van de verschillende beslismomenten in de
beslisboom.
TNO-rapport | V5449 |
9 / 20
Figuur 1. Beslisboom voor het karakteriseren van blootstellingsituaties tijdens bereidingen van geneesm
iddelen in apotheken.
nee
ja
nee
ja
afwezig zuurkast, veiligheids- afw
ezig zuurkast, veiligheids- afwezig zuurkast, veiligheids- afwezig zuurkast, veiligheids- afwezig zuurkast, veiligheids- afwezig zuurkast, veiligheids-
puntafzuiging, werkbank, puntafzuiging, werkbank, puntafzuiging, werkbank, puntafzuiging, werkbank, puntafzuiging, werkbank, puntafzuiging, werkbank,
stofafzuigkast isolator stofafzuigkast isolator stofafzuigkast isolator stofafzuigkast isolator stofafzuigkast isolator stofafzuigkast isolator
nee
ja
nee
ja
afwrijven, afwrijven,
overbrengen, overbrengen,
schudden, mengen, oplossen, schudden, mengen, oplossen,
fijnmaken reinigen gesloten system
en fijnmaken reinigen gesloten system
en
Stof halfvast, vloeistof
1: Stof
(zie tabel2)
2: Handeling
(zie table 4)
3: Ventilatie
(zie table 5)
4: Afscherming
(zie table 6)
ja
nee
nee
ja
1-2 2-3 3-4 4-5 2-3 3-4 3-4 4-5 3-4 3-4 3-4 4-5 2-3 3-4 3-4 4-5 3-4 3-4 3-4 4-5 3-4 3-4 3-4 4-5
Blootstellingindices
TNO-rapport | V5449 | 10 / 20
1: stofeigenschappen
De blootstelling wordt voor een deel bepaald door de intrinsieke eigenschappen van de
betreffende stoffen (Marquart en Geuskens, 1996; Maidment, 1998; Cherrie en Schneider,
1999). Bijvoorbeeld werkzaamheden met stoffen met een hoge dampspanning (vluchtige
stoffen) leiden tot hoge inhalatie blootstelling door verdamping. In de beslisboom wordt
uitgegaan van het feit dat bijna alle geneesmiddelen een lage dampspanning hebben. Als
uitgangspunt wordt verder genomen dat poeders leiden tot de hoogste inhalatie
blootstelling. Door het optreden van ‘verstuiving’ neemt de kans op blootstelling en het
niveau van blootstelling toe. Zowel poeders, vloeistoffen als halfvaste stoffen kunnen leiden
tot dermale blootstelling. Op basis van de praktijkevaluaties wordt een hogere
blootstellingscore toegekend aan het werken met poeders. Dit betekent een classificatie naar
hoge blootstellingpotentie (poeders) en lage blootstellingpotentie (vloeistof, halfvast)
(Tabel 2). In deze fase van het onderzoek is niet gekozen voor een verdere verfijning van de
classificatie naar bijvoorbeeld fijn en minder fijn stof. Dit onderscheid blijkt in de praktijk
moeilijk te maken.
Tabel 2. Stofeigenschappen in
relatie tot blootstellingpotentie
Stofeigenschap Blootstellingpotentie
• Poeder Hoog
• Halfvaste stof
• Vloeistof
Laag
Laag
2: basishandelingen en gebruikte apparatuur
Uit de literatuur komt naar voren dat blootstelling bij het uitvoeren van handelingen bepaald
wordt door factoren als de mate van energie die wordt uitgeoefend en de mate van contact
van het product met de lucht (Plinke et al., 1991). Ook de kans op morsen tijdens een
handeling is bepalend voor de (dermale) blootstelling. Uiteraard speelt hier ook het gedrag
(de werkwijze) van werknemers een belangrijke rol, maar dit wordt hier verder niet
meegewogen in de systematiek. Impliciet wordt uitgegaan van goed opgeleide en secuur
werkende mensen.
De basishandelingen die kunnen voorkomen tijdens bereidingen van geneesmiddelen zijn
zeer divers. Om hier meer structuur in aan te brengen zijn de handelingen in 7 generieke
groepen ingedeeld (Tabel 3). Op basis van evaluaties in de praktijk is het zeer moeilijk een
gedetailleerde classificatie te maken met betrekking tot blootstelling. In de beslisboom
wordt daarom een eenvoudige indeling gemaakt. Basishandelingen waarbij relatief veel
energie wordt gebruikt, hebben een hoge blootstellingscore. Dit betreft de handelingen
TNO-rapport | V5449 | 11 / 20
afwrijven, schudden, fijnmaken en overbrengen. De handelingen mengen en reinigen
nemen een middenpositie in terwijl oplossen/suspenderen een lage blootstellingscore
krijgen (Tabel 4).
Tabel 3. Indeling van specifieke basishandelingen in generieke groepen.
Generieke groepen Voorbeeld basishandelingen
• Afwrijven:
• Overbrengen/overschenken:
• Schudden:
• Fijnmaken:
• Mengen:
• Reinigen:
Afwrijven met behulp van mortier met stamper of
stephanmenger.
Met spatel poeder uit potje halen; storten van poeder uit zak
in weegvat; overgieten van vloeistof.
Handmatig schudden van vaste stof die in een cilinder zit;
capsulevulapparaat schudden voor het verdelen van de stof.
Fijnmaken met behulp van mortier en stamper
Mengen met behulp van mortier en stamper, stephanmenger
of kubusmenger.
Reinigen capsulevulapparaat; met spatel resten van zetpil
verwijderen.
• Oplossen/suspenderen:
Oplossen in erlenmeyer; oplossen in bekerglas met
roerstaaf; oplossen in bereidingsvat met rotor-statormenger
Tabel 4. Overzicht van blootstellingpotentie van de generieke basishandelingen
Generieke Blootstellingpotentie
Basishandelingen Open systeem Gesloten systeem
• Afwrijven
• Overbrengen/overschenken
• Schudden
• Fijnmaken
• Mengen
• Reinigen
• Oplossen/suspenderen
Hoog
Hoog
Hoog
Hoog
Middel
Middel
Laag
Laag
Laag
Laag
Laag
Laag
Laag
Laag
TNO-rapport | V5449 | 12 / 20
De gebruikte apparatuur vormt een integraal onderdeel van de specifieke basishandeling die
wordt uitgevoerd en kan een stempel drukken op de uiteindelijke blootstellingpotentie. Het
mengen van werkzame stoffen met een stamper en mortier heeft een andere impact op de
blootstelling dan het gebruik van een gesloten planeetmenger. In de ontwikkelde
beslisboom wordt daarom een verder onderscheid gemaakt naar handelingen met behulp
van open (hoge blootstelling) en gesloten systemen (lage blootstelling). Als kanttekening
moet hier worden opgemerkt dat een gesloten systeem alleen effectief is bij een juist
gebruik. Een gesloten planeetmenger die onmiddellijk geopend wordt na het mengen, zal
juist leiden tot aanzienlijke blootstelling. De gemengde substantie is dan namelijk nog niet
tot rust gekomen. Hier wordt uitgegaan van een veilig gebruik van de gesloten systemen.
3: Ventilatie
De mate van ventilatie is een belangrijke factor die het blootstellingniveau in een apotheek
bepaald. Ruimtelijke ventilatie (luchtverversing) vindt standaard plaats in de apotheek.
Meestal wordt de capaciteit van het ventilatiesysteem uitgedrukt in het ventilatievoud. Dit is
het aantal keren per tijdseenheid dat de lucht van de ruimte volledig wordt ververst. Voor de
bereidingsruimte wordt een norm gehanteerd van twee maal per uur (Bolhuis et al., 1999).
In dit rapport wordt er van uitgegaan dat deze norm in de meeste apotheken gehaald wordt.
Het onderscheidende vermogen van deze variabele in termen van blootstellingpotentie
wordt dan ook niet groot geacht. Wel wordt aangeraden bij zeer risicovolle bereidingen een
hogere ventilatievoud te hanteren (zie ook volgende paragraaf).
Plaatselijke ventilatie (luchtzuivering) heeft een extra reducerend effect op de blootstelling.
Er zijn diverse luchtbehandelingapparatuur beschikbaar in de apotheek, zoals een zuurkast,
puntafzuiging, stofafzuigkast, veiligheidswerkbank en de isolator. Een uitgebreide evaluatie
van de beschikbare ventilatievormen is terug te vinden in hoofdstuk 10 van Bolhuis et al.
(1999). Een aantal ventilatievormen zijn niet goed berekend op de afzuiging van
poedervormige stoffen en aërosolen. Dit geldt bijvoorbeeld voor de zuurkast en de
puntafzuiging. Ondanks het feit dat beide ventilatievormen alleen geschikt zijn voor
afzuiging van gassen en dampen, zullen de zuurkast en de puntafzuiging ook enig
reducerend effect hebben op stofblootstelling. De stofafzuigkast is wel geschikt voor het
afzuigen van stof- en waterige aërosolen. Aangezien gezuiverde lucht weer terugkeert in de
werkruimte kan contaminatie echter niet helemaal worden uitgesloten. De
veiligheidswerkbank geeft wel maximale bescherming. Dit geldt ook als een isolator met
onderdruk wordt gebruikt.
In de beslisboom is dan ook gekozen voor de volgende indeling: gebruik van
veiligheidswerkbank of isolator met onderdruk (maximaal reducerend effect), gebruik van
stofafzuigkast, zuurkast, puntafzuiging (intermediar reducerend effect) en de afwezigheid
TNO-rapport | V5449 | 13 / 20
van plaatselijke ventilatie (geen reducerend effect) (Tabel 5). De midden categorie is zeer
heterogeen en zal misschien in een later stadium nog worden aangepast. Op dit moment is
te weinig informatie aanwezig om een valide en meer gedetailleerde indeling te maken.
Tabel 5. De verschillende typen plaatselijke ventilatie in relatie tot
blootstelling reducerend effect.
Plaatselijke ventilatie Blootstelling
Reducerend effect
• afwezig
• zuurkast
• puntafzuiging
• Stofafzuigkast
• Veiligheidswerkbank
• Isolator
geen
intermediar
intermediar
intermediar
maximaal
maximaal
4: Afscherming
Bij afscherming kan bijvoorbeeld gedacht worden aan organisatorische maatregelen.
Hieronder verstaan we bijvoorbeeld taakroulatie waarbij werknemers van werkplek
wisselen, zodat ze over de duur van een werkdag minder aan stof worden blootgesteld.
Deze maatregel wordt echter van beperkt belang geacht in apotheken, aangezien in
apotheken met kleine hoeveelheden van verschillende stoffen wordt gewerkt. Bovendien is
bij risicovolle bereidingen juist een hoge mate van specialisatie en routine nodig (Boermans
en Dijken, 2000).
Afscherming in de vorm van compartimentering kan wel zeer relevant zijn bij het bereiden
van geneesmiddelen (Kaijser et al., 1990; Larrouturou et al., 1992). Denk daarbij aan het
uitvoeren van bepaalde risicovolle taken in aparte werkruimten of het uitbesteden aan
gespecialiseerde apotheken. Ruimtelijke scheiding van mens en bron vermindert besmetting
van de omgeving en daarmee indirecte besmetting van de andere medewerkers. Een
blootstellingindex van 5 kan in de hier beschreven systematiek alleen bereikt worden als in
voldoende mate aan afscherming gedaan wordt in een apotheek (zie ook Tabel 6).
Tabel 6. Overzicht van mate van afscherming in relatie tot blootstelling
reducerend effect.
Afscherming Blootstelling
Reducerend effect
• Handelingen in zelfde werkruimte
• Compartimentering
nee
ja
TNO-rapport | V5449 | 14 / 20
Voor compartimenten waar risicovolle handelingen worden uitgevoerd, kunnen stringentere
technische en organisatorische eisen worden gesteld om risico’s nog verder in te perken.
Hierbij kan gedacht worden aan zaken als:
- Aandacht besteden aan ventilatievoud in de achtergrondruimte (minimaal 5 h-1) en
drukhuishouding. Dit laatste om te voorkomen dat gecontamineerde lucht naar
andere werkruimten kan stromen;
- Het verwisselen van kleding en schoeisel bij het betreden van de ruimte, zodat
contaminatie naar andere werkruimten niet kan optreden;
- Het vermijden van vezelbevattende materialen en ruwe oppervlakken, zodat
eventuele contaminatie gemakkelijk verwijderd kan worden;
- Naadloos met elkaar verbonden vloer en wanden, zodat eventuele contaminatie
gemakkelijk verwijderd kan worden.
TNO-rapport | V5449 | 15 / 20
4 De arbeidshygiënische strategie
4.1 Relatie tussen de structuur van de beslisboom en de arbeidshygiënische strategie
Wanneer voldoende informatie beschikbaar is over bronnen en blootstellingmomenten kan
een beheersstrategie worden opgezet. Bij het nemen van maatregelen is men volgens de
Arbowet verplicht de arbeidshygiënische strategie te volgen. Dat houdt in dat een zekere
hiërarchie is aangebracht voor de typen beheersmaatregelen die kunnen worden ingezet
(Kerklaan, 1997; Houba en Tielemans, 2001). Over de implementatie van deze strategie in
de apotheken is al enige aandacht besteed in het eerste deel van
“Arbo&apotheekbereidingen” in het Pharmaceutisch Weekblad (Boermans en Dijken,
2000) en hoofdstuk 17 van het boek recepteerkunde (Bolhuis et al., 1999).
Het eerste niveau is dat van de maatregelen aan of bij de bron, dus zo dicht mogelijk bij de
plek waar de stof vrij kan komen. Als dat niet lukt, moeten ventilatiemaatregelen uitkomst
bieden. In het derde niveau zal volgens het Arbobesluit organisatorische en technische
maatregelen worden getroffen die bewerkstelligen dat mensen zoveel mogelijk van de bron
zijn afgeschermd. Alleen als dat niet kan of onvoldoende zorgt voor beperking van de
blootstelling, mag de werkgever volstaan met het uitrusten van de werknemer met
persoonlijke beschermingsmiddelen.
Bij het ontwikkelen van de structuur van de beslisboom is zoveel mogelijk rekening
gehouden met de hiërarchie van de arbeidshygiënische strategie. Deze relatie is verder
uitgewerkt in tabel 7. Niveau 1 en 2 van de beslisboom komen overeen met
bronmaatregelen. Zo kan bijvoorbeeld de keuze voor de farmaceutische vorm bepalend zijn
(niveau 1 van de beslisboom). De keuze voor een werkzame stof in opgeloste vorm in plaats
van het gebruik van een stuivend poeder kan een belangrijke bronmaatregel zijn. Nog beter
is het om risicovolle stoffen in toedieningsvorm vanuit de industrie af te nemen. Het
vervangen van handelingen met een open systeem door een gesloten variant kan ook gezien
worden als een maatregel aan de bron (niveau 2 van de beslisboom). Ventilatiemaatregelen
en afscherming zijn vertegenwoordigd in respectievelijk niveau 3 en 4 van de beslisboom.
TNO-rapport | V5449 | 16 / 20
Tabel 7. Relatie tussen arbeidshygiënische strategie en structuur van de beslisboom.
Arbeidshygiënische
strategie
Beslisboom
Voorbeeld
1 Bronmaatregelen Niveau 1
Niveau 2
Geneesmiddel in opgeloste vorm in plaats van poeder
Gesloten in plaats van open systeem
Het vermijden van risicovolle basishandelingen
2 Ventilatiemaatregelen
3 Afscherming
Niveau 3
Niveau 4
Gebruik van bijvoorbeeld veiligheidswerkbank
Bereiding van risicovolle geneesmiddelen in een
speciaal daarvoor geoutilleerde ruimte
4.2 Persoonlijke beschermingsmiddelen
Om de risico’s in apotheken te beheersen, wordt ook vaak gebruik gemaakt van PBM. Dit is
het laagste niveau in de strategie voor risicobeheersing. Twee soorten situaties kunnen
aanleiding zijn tot het gebruik van middelen voor persoonlijke bescherming. Het beheersen
van risico’s bij onvoorziene gebeurtenissen (bijvoorbeeld morsen) en tijdens reguliere
werkzaamheden. In dit laatste geval is PBM bedoeld om zogenaamde restrisico’s te
beheersen, die ondanks de inzet van de andere 3 niveaus van de arbeidshygiënische
strategie nog bestaan. Aangezien restrisico’s tijdens apotheekbereidingen vaak niet uit te
sluiten zijn, zal deze laatste stap (uit voorzorg) in veel gevallen genomen moeten worden.
De belangrijkste PBMs die bescherming bieden tegen inhalatie en dermale blootstelling zijn
handschoenen en ademhalingbeschermingsmiddelen. Bij het kiezen van PBM zijn de
volgende twee aspecten van belang:
1. Wat is bij een bepaald scenario het juiste middel?
2. Aan welke kwaliteitseisen moet een middel voldoen?
Beide aspecten moeten van scenario tot scenario en afhankelijk van het middel apart
bekeken worden. Bij de selectie van handschoenen moet bijvoorbeeld rekening worden
gehouden met de bestendigheid van het handschoenmateriaal tegen de specifieke stof. De
permeabiliteit van handschoenen kan zeer uiteenlopen voor verschillende geneesmiddelen
en typen handschoenen. De geschiktheid van een mondmasker hangt af van de efficiëntie
van de filter. Heeft men de juiste middelen aangeschaft, dan hangt de effectiviteit weer
samen met een juist gebruik en eventueel onderhoud (in geval van duurzame PBMs). Het
voeren van een goed PBM beleid is dus maatwerk. Generieke richtlijnen hiervoor zijn
moeilijk te geven en het 4e niveau van de arbeidshygiënische strategie is daarom niet
opgenomen in de beslisboom.
TNO-rapport | V5449 | 17 / 20
5 Discussie: validatie van de beslisboom
Op basis van de huidige inzichten en kennis is een blootstellingmodel voor kleinschalige
bereidingen van geneesmiddelen ontwikkeld in de vorm van een beslisboom. De
detaillering of resolutie van het model is nog gering; er worden 5 blootstellingniveaus
onderscheiden. Bovendien is nog niet duidelijk of de modelschattingen valide zijn. Is de
blootstelling in scenario’s met bijvoorbeeld een index van 1 wel echt hoog? En welk
blootstellingniveaus komen voor bij een afschermingsituatie met een index van 5? Op dit
moment zijn zeer indicatieve waarden toegekend op basis van enkele wetenschappelijke
publicaties in min of meer vergelijkbare situaties. Deze vragen kunnen echter alleen
afdoende worden beantwoord met behulp van een validatiestudie.
In het voorgaande rapport (Tijssen et al., 2002) is de opzet van een validatiestudie al
besproken. Een ‘semi-experimentele’ studieopzet (Hornung et al., 1996) is waarschijnlijk
de beste benadering. Voor een aantal van de blootstellingscenario’s die door de beslisboom
onderscheiden worden, zal het blootstellingniveau in kaart gebracht moeten worden. Een
goede spreiding met betrekking tot de typen scenario’s in de meetstudie is hier natuurlijk
van belang. De voorkeur gaat uit naar een evenredige verdeling van metingen over de 5
blootstellingindices. Scenario’s met een index van 5 zullen alleen in een zeer goed
geoutilleerde apotheek worden aangetroffen. Scenario’s met een index van 1, 2, 3 of 4
zullen bij veel meer apotheken te vinden zijn. Al naar gelang de resultaten kan de
beslisboom verder verfijnd of aangepast worden.
TNO-rapport | V5449 | 18 / 20
6 Referenties
Boermans IM, Dijken CWA. Arbeidshygiëne begint met strategie. Arbo &
apotheekbereiding 1. Pharmaceutisch Weekblad 2000;135:1390-1391.
Bolhuis GK, Bouwman-Boer Y, Kadir F, Zuidema J. Recepteerkunde, kleinschalige
bereiding van geneesmiddelen. Wetenschappelijk Instituut Nederlandse Apotheken
(WINAp), ’s Gravenhage, 1999.
Bos RP, Sessink PJM, Anzion RBM. Ongecontroleerde verspreiding van cyclophosphamide
in ziekenhuizen als bron van beroepsmatige blootstelling. Tijdschr Soc Gezondheidsz
1996;74:259-266.
Cherrie JW, Schneider T. Validation of a new method for structured subjective assessment
of past concentrations. Ann Occup Hyg 1999;43:235-245.
Gijsbers J, de Vreede S, Links I, Goede H, Lurvink M. Improved standard scenarios for
“weighing, adding and mixing” and “drumming or bagging” of solid substances. TNO
Report V5197, 2003.
Hilhorst SKM, Miedema EP, Tijssen SCHA, Kromhout H. Blootstelling aan cytostatica in
ziekenhuizen. Stand der techniek op het gebied van beheersmaatregelen.
Arboconvenantenreeks, 2001, ISBN 90 5749 773 5.
Hornung RW, Herrick RF, Stewart PA, e.a.. An experimental design approach to
retrospective exposure assessment. Am Ind Hyg Assoc J 1996;57:251-256.
Houba R, Tielemans E. Evaluatie en beheersing van werkplekrisico’s: het
arbeidshygiënische regime. In: Praktijkgidsen Arbeidshygiëne. Basisdeel: Opstap naar een
schat aan arbeidshygiënische informatie. 2002;37-49.
Kaijser GP, Underberg WJM, Beijnen JH. The risks of handling cytotoxic drugs. 2.
recommendations for working with cytotoxic drugs. Pharm Weekbl Sci 1990;12:228-235.
Kerklaan PRM. Gevaarlijke stoffen op het werk. Een systematische aanpak voor gezonde
en veilige werksituaties gebaseerd op het Arbobesluit en de beleidsregels. Sdu Uitgevers,
Den Haag, 1997.
TNO-rapport | V5449 | 19 / 20
Kromhout H, Hoek F, Uitterhoeve R, Huijbers R, Overmars RF, Anzion R, Vermeulen R.
Postulating a dermal pathway for exposure to antineoplastic drugs among hospital workers.
Applying a conceptual model to the results of three workplace surveys. Ann Occup Hyg
2000;44:551-560.
Larrouturou P, Huchet J, Taugourdeau M.Centralised preparation of hazardous drugs. A
choice between isolator and laminar airflow. Pharm Weekbl Sci 1992;14:88-92.
Maidment SC. Occupational hygiene considerations in the development of a structured
approach to select chemical control strategies. Ann Occup Hyg 1998;142:391-400.
Marquart J, Geuskens RBM. Risico-inventarisatie en –evaluatie van toxische stiffen.
Praktijkgidsen Arbeidshygiëne, Nederlands Instituut voor Arbeidsomstandigheden NIA,
Amsterdam, 1996.
Naumann BD, Sargent EV, Starkman BS, Fraser WJ, Becker GT, Kirk GD. Performance-
based exposure control limits for pharmaceutical active ingredients. American Industrial
Hygiene Association Journal 1996;57:33-42.
Naumann BD, sergeant EV. Setting occupational exposure limits for pharmaceuticals.
Occupational Medicine: State of the Art Reviews 1997;12:67-80.
Peelen S, Roeleveld N, Heederik D, Kromhout H, de Kort W. Reprotoxische effecten bij
ziekenhuispersoneel. Den Haag, Elsevier bedrijfsinformatie, 1999.
Plinke MAE, Leith D, Holstein DB, Boundy MG. Experimental examination of factors that
affect dust generation. Am Ind Hyg Assoc J 1991;52:521-528.
Tijssen SCHA, Ebben MG, Houben GF, Breimer A, Marquart J. Risicoschatting en
beperking van de blootstelling bij de bereiding van geneesmiddelen in de apotheek. Fase A:
haalbaarheid om te komen tot een opzet van een model. TNO-rapport, V4779, 2002.
TNO-rapport | V5449 | 20 / 20
7 Ondertekening
Voor akkoord:
F.E. de Ruyter,
Hoofd, afdeling Blootstellingsonderzoek, a.i.