SCHADEVERGOEDING BIJ GEWELDMISDRIJVEN DOOR …...Academiejaar 2009-2010 SCHADEVERGOEDING BIJ...

121
Faculteit Rechtsgeleerdheid Universiteit Gent Academiejaar 2009-2010 SCHADEVERGOEDING BIJ GEWELDMISDRIJVEN DOOR MINDERJARIGEN Masterproef van de opleiding ‘Master in de rechten’ Ingediend door Dumolein Eline 20051414 Major burgerlijk en strafrecht Promotor: Prof. Dr. Ingrid Boone Commissaris : Mevr. Sophie Guiliams

Transcript of SCHADEVERGOEDING BIJ GEWELDMISDRIJVEN DOOR …...Academiejaar 2009-2010 SCHADEVERGOEDING BIJ...

Page 1: SCHADEVERGOEDING BIJ GEWELDMISDRIJVEN DOOR …...Academiejaar 2009-2010 SCHADEVERGOEDING BIJ GEWELDMISDRIJVEN DOOR MINDERJARIGEN Masterproef van de opleiding ‘Master in de rechten’

Faculteit Rechtsgeleerdheid

Universiteit Gent

Academiejaar 2009-2010

SCHADEVERGOEDING BIJ GEWELDMISDRIJVEN DOOR MINDERJARIGEN

Masterproef van de opleiding ‘Master in de rechten’

Ingediend door

Dumolein Eline

20051414

Major burgerlijk en strafrecht

Promotor: Prof. Dr. Ingrid Boone Commissaris : Mevr. Sophie Guiliams

Page 2: SCHADEVERGOEDING BIJ GEWELDMISDRIJVEN DOOR …...Academiejaar 2009-2010 SCHADEVERGOEDING BIJ GEWELDMISDRIJVEN DOOR MINDERJARIGEN Masterproef van de opleiding ‘Master in de rechten’

1

"De jeugd is de wervelwind van het leven."

Georges van Acker

Vlaams dichter (1919)

Page 3: SCHADEVERGOEDING BIJ GEWELDMISDRIJVEN DOOR …...Academiejaar 2009-2010 SCHADEVERGOEDING BIJ GEWELDMISDRIJVEN DOOR MINDERJARIGEN Masterproef van de opleiding ‘Master in de rechten’

2

Inhoudsopgave

Woord vooraf…………………………………………………………………………………8

Inleiding……………………………………………………………………………………….9

DEEL 1. Aansprakelijkheid van en voor minderjarigen….……………...………….13

Hoofdstuk 1. Persoonlijke aansprakelijkheid van de minderjarige………………………….13

Afdeling 1. Uitgangspunt…………………………………………….…………………...13

Afdeling 2. Fout…………………………………………….……………………………..14

Afdeling 3. Schuldbekwaamheid…………………………………………….……………15

§ 1. Infantes…………………………………………………………………………..15

§ 2. Geestesgestoorde minderjarigen………………………………………………...17

§ 3. Leeftijdsgrens van aansprakelijkheid……………………………………………19

Hoofdstuk 2. Burgerlijke aansprakelijkheid van andere personen voor de minderjarige…….21

Afdeling 1. Ouders………………………………………………………………………..21

§ 1. Grondslag van de aansprakelijkheid…………………………………………...21

§ 2. Toepassingsvoorwaarden van het vermoeden van aansprakelijkheid…….........23

A. Ouders van het kind……………………………………………………….23

B. Minderjarigheid van het kind……………………………………………...25

C. Objectief onrechtmatige daad van het kind………………………………..27

D. Schade aan derden…………………………………………………………27

§ 3. Dubbel tegenbewijs…………………………………………………………….28

A. Afwezigheid van fout in het toezicht……………………………………...29

B. Afwezigheid van fout in de opvoeding……………………………………30

§ 4. Tendens tot objectieve aansprakelijkheid : art. 1384, 2e lid BW à la

Française……………………………………………………………………………34

Page 4: SCHADEVERGOEDING BIJ GEWELDMISDRIJVEN DOOR …...Academiejaar 2009-2010 SCHADEVERGOEDING BIJ GEWELDMISDRIJVEN DOOR MINDERJARIGEN Masterproef van de opleiding ‘Master in de rechten’

3

Afdeling 2. Onderwijzers……………………………………………………………….…37

§ 1. Grondslag van de aansprakelijkheid…………………………………………...37

§ 2. Toepassingsvoorwaarden van het vermoeden van aansprakelijkheid……….....38

A. Het begrip ‘onderwijzer’…………………………………………………..38

B. Het begrip ‘leerling’……………………………………………………….39

C. Objectief onrechtmatige daad van een leerling…………………………....39

D. Toezicht……………………………………………………………………40

E. Schade aan derden…………………………………………………………40

§ 3. Tegenbewijs……………………………………………………………………40

§ 4. Immuniteit van de onderwijzer en aansprakelijkheid van de

onderwijsinstelling………………………………………………………………….42

Afdeling 3. De overheid…………………………………………………………………..44

Afdeling 4. De jeugdbeweging……………………………………………………………44

Afdeling 5. De jeugdinstelling………………………………………………………….…46

Afdeling 6. Andere personen belast met het toezicht op het minderjarig kind :

uitbreiding van het personeel toepassingsgebied van art. 1384 BW ? …………………..48

Page 5: SCHADEVERGOEDING BIJ GEWELDMISDRIJVEN DOOR …...Academiejaar 2009-2010 SCHADEVERGOEDING BIJ GEWELDMISDRIJVEN DOOR MINDERJARIGEN Masterproef van de opleiding ‘Master in de rechten’

4

DEEL 2. De gezinsaansprakelijkheidsverzekering…………………………………..51

Hoofdstuk 1. De gezinsaansprakelijkheidsverzekering in het algemeen……………………51

Afdeling 1. Belang en beperkingen van de gezinsaansprakelijkheidsverzekering……51

Afdeling 2. Dekking door de gezinsaansprakelijkheidsverzekering…………………..52

Hoofdstuk 2. De uitsluiting van opzettelijk veroorzaakte schade door de minderjarige……54

Afdeling 1. Geen dekking voor de minderjarige……………………………………...54

§ 1. Weigering dekking bij opzet van de minderjarige………………………54

§ 2. Het begrip ‘opzet’………………………………………………………..55

§ 3. Toetsing aan de praktijk…………………………………………………57

Afdeling 2. Dekking voor de ouders…………………………………………………..58

Hoofdstuk 3. Verhaal van de verzekeraar op de minderjarige………………………………59

Afdeling 1. Grondslag………………………………………………………………...59

Afdeling 2. Beperking van het verhaal bij kwaad opzet door minderjarigen………...61

Hoofdstuk 4. Nood aan een verplichte gezinsaansprakelijkheidsverzekering?......................62

Hoofdstuk 5. Besluit…………………………………………………………………………65

Page 6: SCHADEVERGOEDING BIJ GEWELDMISDRIJVEN DOOR …...Academiejaar 2009-2010 SCHADEVERGOEDING BIJ GEWELDMISDRIJVEN DOOR MINDERJARIGEN Masterproef van de opleiding ‘Master in de rechten’

5

DEEL 3. Het Slachtofferfonds : het Fonds tot hulp aan de slachtoffers van

opzettelijke gewelddaden……………………………………………………………………66

Hoofdstuk 1. Algemeen……………………………………………………………………...66

Afdeling 1. Doel en functie van het Slachtofferfonds………………………………....66

§ 1. Oprichting van het Slachtofferfonds………………………………...…...66

§ 2. De Commissie voor financiële hulp aan slachtoffers van

opzettelijke gewelddaden……………………………………………………..67

§ 3. Financiering………………………………………………………………67

Afdeling 2. Voorwaarden tot het verkrijgen van financiële hulp…….………………68

§ 1. Opzettelijke gewelddaad………………………………………………....68

§ 2. Territorialiteit…………………………………………………………….69

§ 3. Nationaliteit van het slachtoffer………………………………………….69

§ 4. Burgerlijke partijstelling, rechtstreekse dagvaarding of procedure bij

burgerlijke rechtbank en definitieve uitspraak over de strafvordering………..70

§ 5. Subsidiariteit van de hulp………………………………………………...71

Afdeling 3. Begunstigden van de vergoeding………………………………………...72

Afdeling 4. Inhoud van de hulp……………………………………………………...72

§ 1. Soorten hulp………………………………………………………………72

§ 2. Vergoedbare schade………………………………………………………73

Afdeling 5. Beoordelingsgronden Commissie………………………………………..74

Afdeling 6. Procedure………………………………………………………………...75

Afdeling 7. Recuperatiemogelijkheden door de Staat………………………………...76

Afdeling 8. Rechtsvergelijkend aspect………………………………………………...77

Hoofdstuk 2. Vergoeding bij geweldmisdrijven door minderjarigen………………………..80

Afdeling 1. Mogelijkheid tot vergoeding? ……………………………………………80

Afdeling 2. Terugvordering van de minderjarige……………………………………..82

Page 7: SCHADEVERGOEDING BIJ GEWELDMISDRIJVEN DOOR …...Academiejaar 2009-2010 SCHADEVERGOEDING BIJ GEWELDMISDRIJVEN DOOR MINDERJARIGEN Masterproef van de opleiding ‘Master in de rechten’

6

DEEL 4. Buitengerechtelijke oplossing : herstelbemiddeling en het Provinciaal

Vereffeningsfonds…………………………………………………………………………....83

Hoofdstuk 1. De vernieuwde Jeugdbeschermingswet……………………………………….83

Hoofdstuk 2. Herstelbemiddeling…………………………………………………………...85

Afdeling 1. Begrip en doel…………………………………………………………….85

Afdeling 2. Voorwaarden voor herstelbemiddeling…………………………………..86

Afdeling 3. Verloop van de herstelbemiddeling………………………………………87

Afdeling 4. Concrete vaststellingen door bemiddelingsdiensten……………………..88

§ 1. Aantal herstelbemiddelingen…………………………………………......88

§ 2. Leeftijd en geslacht van de jongeren……………………………………..88

§ 3. Aard van de gepleegde feiten…………………………………………….88

Hoofdstuk 3. Het Provinciaal Vereffeningsfonds…………………………………………...89

Afdeling 1. Ontstaan en functie…………………………………………………….....89

Afdeling 2. Structuur en werking……………………………………………………...91

Afdeling 3. Toekenningscriteria………………………………………………………91

Afdeling 4. Procedure tot aanvraag…………………………………………………..92

Afdeling 5. Vaststellingen door de Provinciale Vereffeningsfondsen………………...94

§ 1. Aantal aanvragen…………………………………………………………94

§ 2. Leeftijd en geslacht van de jongeren……………………………………..94

§ 3. Gepleegde feiten………………………………………………………….95

§ 4. Motieven van de jongeren………………………………………………..95

§ 5. Plaatsen van tewerkstelling………………………………………………95

Afdeling 6. Persoonlijke kijk op de Provinciale Vereffeningsfondsen………………..96

Hoofdstuk 4. Rechtsvergelijkend aspect.................................................................................97

Page 8: SCHADEVERGOEDING BIJ GEWELDMISDRIJVEN DOOR …...Academiejaar 2009-2010 SCHADEVERGOEDING BIJ GEWELDMISDRIJVEN DOOR MINDERJARIGEN Masterproef van de opleiding ‘Master in de rechten’

7

Algemeen besluit…………………………………………………………………………….99

Bibliografie…………………………………………………………………………………101

- Rechtsleer……………………………………………………………………………101

- Rechtspraak…………………………………………………………………….……111

- Wetgeving…………………………………………………………………………...115

- Internetbronnen……………………………………………………………………...116

- Overige documentatie……………………………………………………………….117

Page 9: SCHADEVERGOEDING BIJ GEWELDMISDRIJVEN DOOR …...Academiejaar 2009-2010 SCHADEVERGOEDING BIJ GEWELDMISDRIJVEN DOOR MINDERJARIGEN Masterproef van de opleiding ‘Master in de rechten’

8

Woord vooraf

Deze masterproef is tot stand gekomen dankzij de bijstand van heel wat mensen, die ik hierbij

dan ook graag wens te bedanken.

Vooreerst wil ik graag Professor Dr. Bocken, Professor Dr. Boone en Mevr. Guiliams

bedanken om mij de kans te geven om over dit onderwerp te mogen schrijven, voor de vlotte

samenwerking en voor hun nuttige opmerkingen en suggesties gedurende het verloop van

deze masterproef.

Daarnaast wil ik een woordje van dank richten tot enkele instanties die mij goed op weg

hebben geholpen bij mijn onderzoek. Vooreerst bedank ik het Slachtofferfonds, in het

bijzonder Meneer Van den Abbeele, voor de ter beschikking gestelde informatie en de goede

samenwerking. Ook het Nederlands Slachtofferfonds Geweldsmisdrijven, in het bijzonder

Mevr. Kuijpers, was zo vriendelijk om mij in het kader van mijn rechtsvergelijkend

onderzoek de nodige informatie te verstrekken. Hierbij wens ik ook de verschillende

verzekeringsondernemingen, in het algemeen, te bedanken voor het ter beschikking stellen

van hun algemene voorwaarden en het verstrekken van informatie over hun beleid.

Tot slot wens ik mijn familie, in het bijzonder mijn ouders, zus en vriend te bedanken voor

hun onvoorwaardelijke steun en geloof in mij. Ook mijn vrienden, die steeds geïnteresseerd

waren in de materie en de vooruitgang van mijn masterproef, verdienen hier een plaatsje.

Page 10: SCHADEVERGOEDING BIJ GEWELDMISDRIJVEN DOOR …...Academiejaar 2009-2010 SCHADEVERGOEDING BIJ GEWELDMISDRIJVEN DOOR MINDERJARIGEN Masterproef van de opleiding ‘Master in de rechten’

9

Inleiding

1. Grenzen verkennen hoort bij het opgroeien van de jeugd. Wanneer dit onschuldig

experimenteren echter verandert in strafbaar gedrag, is er sprake van ‘jeugdcriminaliteit’.

Vernielingen, messentrekkerij, brandstichting, ‘happy slapping’1, verkrachting, brutale

straatroof, schietpartijen op school : geen week gaat voorbij zonder geconfronteerd te worden

met dergelijke feiten in de media. Pittig detail : een groot deel van de daders zijn minderjarig.

Hoewel ons op het hart wordt gedrukt door het Nationaal Instituut voor Criminalistiek en

Criminologie dat er geen sprake is van een stijging van jeugddelinquentie en dat deze indruk

enkel gewekt wordt door de media2, spreken de cijfers over de jeugdcriminaliteit van de

federale politie in Vlaanderen boekdelen : op vier jaar tijd stegen die met een kwart van

19.591 in 2003 naar 24.706 in 2007.3 Geweld door minderjarigen is van alle tijden, maar er

dient toch vastgesteld te worden dat het de laatste jaren van ‘kattenkwaad’ naar erger gaat, of

lijkt dit alleen maar zo?

Nog alarmerender is het feit dat de gemiddelde leeftijd van de delinquente jongeren alsmaar

daalt.4 Naar aanleiding van een ‘bangelijk verhaal’ waar twee minderjarige jongeren op een

bijzonder gewelddadige manier dit voorjaar een bank hadden overvallen, besloot Professor

Brice De Ruyver dat de feiten steeds zwaarder worden en de criminelen steeds jonger.

Het ruwer worden van de samenleving, de minder stabiele familiale toestanden en de

toenemende gewenning aan geweld hebben een grote impact op het gedrag van de jeugd en

zullen ongetwijfeld nog aanleiding geven tot waanzinnige voorvallen.

2. Naast de maatschappelijke vraag wat er aan de hand is met de ‘jeugd van tegenwoordig’,

dringt zich een ander belangrijk praktisch probleem op : wie zal de schade aangericht door

geweldmisdrijven van deze ‘belhamels’ vergoeden? Deze prangende vraag zal het

onderzoeksdomein van deze masterproef beheersen.

1 De meest recente vorm van jeugdcriminaliteit is nu ‘happy slapping’. Een willekeurige persoon wordt door een groepje jongeren in elkaar geslagen, terwijl een andere persoon dit alles filmt, meestal met een gsm. Later zetten deze personen de beelden op internet, om te kunnen opscheppen over wie het best iemand kan ‘molesteren’. Niet alleen een pak slaag, maar ook gefilmde brutale verkrachtingen of berovingen worden dikwijls op het internet gezet. 2 “ Geen toename in jeugdcriminaliteit”,De Standaard, 23 maart 2009; “Jeugd lijkt alleen maar gewelddadiger”, De Standaard, 21 februari 2009. 3 “Jeugdcriminaliteit in 5 jaar tijd met kwart omhoog”, De Standaard, 12 februari 2009 ; “Feiten worden zwaarder, criminelen jonger”, De Standaard, 15 februari 2010. 4 “Overvallers in Antwerpen zijn amper dertien”, De Standaard, 24 maart 2009 ; M. ELCHARDUS, N. VETTENBURG, L. WALGRAVE, Jongeren van nu en straks : Overzicht en synthese van recent jeugdonderzoek in

Vlaanderen, Tielt, Lannoo, 2006, 150.

Page 11: SCHADEVERGOEDING BIJ GEWELDMISDRIJVEN DOOR …...Academiejaar 2009-2010 SCHADEVERGOEDING BIJ GEWELDMISDRIJVEN DOOR MINDERJARIGEN Masterproef van de opleiding ‘Master in de rechten’

10

3. De vergoeding voor schade aangericht door minderjarigen is een actueel probleem dat al

uitgebreid besproken is door menig auteurs en is een bijna alledaagse bezigheid van de

rechter. Kinderen zijn nu eenmaal speelvogels en veroorzaken daardoor -onbewust- in het

verkeer of elders heel wat schade. Het onderzoeksdomein van deze masterproef richt zich

echter specifiek op geweldmisdrijven begaan door minderjarigen. Deze misdrijven brengen

meestal een monsterschade met zich mee. Het onderwerp van deze masterproef is een thema

dat niemand onberoerd laat. Ik was dan ook meteen bijzonder gemotiveerd om mijn tanden te

zetten in dit onderwerp als masterproef. In september 2009 heb ik via de Universiteit Gent de

mogelijkheid gekregen stage te lopen op de rechtbank van eerste aanleg te Ieper. Deze stage,

waar de praktijk letterlijk werd toegepast op de theorie, was uitermate interessant en heel

gevarieerd, kortom een heuse meerwaarde aan mijn vijfjarige studie rechten. Ik ben in

aanraking gekomen met alle materies van het recht, dus ook met jeugdzaken. Op de

jeugdzittingen kwamen veel geweldmisdrijven voor. Ik heb dan ook de kans gekregen om

deze dossiers grondig te ontleden en van dichtbij de houding van de rechter, de minderjarige

en diens ouders, het openbaar ministerie, de diensten herstelbemiddeling, etc. te kunnen

waarnemen. De interesse in dit onderwerp is tijdens het verloop van deze masterproef dus

alleen maar toegenomen. Ik hoop ook in de toekomst mij nog te kunnen toeleggen op zaken

met betrekking tot aansprakelijkheid van minderjarigen en overweeg dan ook om een

bijzondere opleiding ‘jeugdadvocaat’ te volgen.

4. Zoals daarnet reeds vermeld brengen geweldmisdrijven meestal een monsterschade met

zich mee. Het slachtoffer verdient bijgevolg in deze situatie een optimale bescherming en kan

zich tot een kluwen van aansprakelijke personen richten. Vooraleer de mogelijkheden tot

schadevergoeding te vermelden, dient het begrip ‘geweldmisdrijven door minderjarigen’ eerst

toegelicht te worden, vermits dit van doorslaggevend belang is in deze uiteenzetting.

Onder ‘minderjarige’ dient verstaan te worden “de persoon die de volle leeftijd van achttien

jaren nog niet bereikt heeft” (art. 388 en 488 BW).

Wat het begrip ‘geweldmisdrijven’ inhoudt, is daarentegen minder evident. Het begrip is

immers niet gedefinieerd in de wet en wordt zelden gebruikt in bijdragen van auteurs.

Bijgevolg grijp ik terug naar het begrip ‘opzettelijke gewelddaden’ bij de voorwaarden tot

toekenning van hulp door het Slachtofferfonds.5 Er moet sprake zijn van een materieel

bestanddeel : een gewelddaad. Dit is een uitwendige, tegen een persoon gerichte daad van

5 M.CROMHEECKE, “Hulpbehoevend slachtoffer word je niet zomaar. Commissie voor hulp aan slachtoffers van opzettelijke gewelddaden”, RW 1993-94, 973.

Page 12: SCHADEVERGOEDING BIJ GEWELDMISDRIJVEN DOOR …...Academiejaar 2009-2010 SCHADEVERGOEDING BIJ GEWELDMISDRIJVEN DOOR MINDERJARIGEN Masterproef van de opleiding ‘Master in de rechten’

11

geweld die een nadeel als gevolg heeft. Daarnaast is een moreel bestanddeel vereist, namelijk

het opzet. Hieronder wordt de bedoeling verstaan om een handeling te stellen waarvan men

weet dat zij wederrechtelijk is. Hieronder kan dus geen nalatigheid, ongeval of

onvoorzichtigheid worden begrepen.

5. De aansprakelijkheid voor schade van geweldmisdrijven door minderjarigen kan zowel op

strafrechtelijk als burgerrechtelijk vlak verregaande gevolgen hebben voor de minderjarige

zelf, maar zal in de praktijk vooral een zware financiële dobber zijn voor diens ouders. Zowel

de persoonlijke aansprakelijkheid van de minderjarige als de kwalitatieve aansprakelijkheid

van de ouders voor hun minderjarig kind komen uitgebreid aan bod in het eerste deel van deze

masterproef.

Ook andere toezichthouders zoals onderwijzers, opvoeders in een jeugdinstelling en leiders

van een jeugdbeweging kunnen aansprakelijk gesteld worden voor schade begaan door

jongeren onder hun toezicht. Ook de jeugdinstelling en de Staat kunnen in bepaalde gevallen

tot schadevergoeding worden aangesproken.

6. Gelet op de kolossale schade veroorzaakt door geweldmisdrijven, is de

gezinsaansprakelijkheidsverzekering een niet weg te denken schakel in het

schadevergoedingsproces. In het tweede deel van deze masterproef wordt het belang van deze

verzekering geschetst. De verzekering burgerlijke aansprakelijkheid privé-leven is echter niet

verplicht. Ongeveer 80% van de gezinnen beschikt over dergelijke verzekering. Een

bijzonder probleem doet zich dus voor wanneer het gezin niet verzekerd is of het onmogelijk

is om uit te voeren lastens de minderjarige (meestal omwille van diens insolvabiliteit) en de

ouders niet burgerlijk aansprakelijk gesteld werden door de rechter. Ook de problemen van

niet-dekking van opzettelijk veroorzaakte schade en het verhaal van de verzekeraar op de

minderjarige werden in het kader van de masterproef grondig onderzocht. Daarnaast wordt de

mogelijkheid van een verplichte gezinsaansprakelijkheidsverzekering aangeraakt. De theorie

van dit deel werd getoetst aan de praktijk aan de hand van een vergelijkend onderzoek tussen

de polissen van verschillende verzekeringsondernemingen.

7. In deze masterproef werden nevenoplossingen tot schadevergoedingen gezocht en grondig

onderzocht. Vooreerst werd in Deel 3 nagegaan of er een mogelijkheid is voor het slachtoffer

om zich te wenden tot het Fonds tot hulp aan de slachtoffers van opzettelijke gewelddaden en

aan de occasionele redders (hierna : Slachtofferfonds). Hiervoor werd hoofdzakelijk

Page 13: SCHADEVERGOEDING BIJ GEWELDMISDRIJVEN DOOR …...Academiejaar 2009-2010 SCHADEVERGOEDING BIJ GEWELDMISDRIJVEN DOOR MINDERJARIGEN Masterproef van de opleiding ‘Master in de rechten’

12

gesteund op informatie verkregen door contacten met de ‘Commissie voor hulp aan de

slachtoffers van opzettelijke geweldmisdrijven’. Daarnaast wordt in Deel 4 aandacht besteed

aan een buitengerechtelijke oplossing, namelijk de herstelbemiddeling tussen slachtoffer en

dader. Ook de Provinciale Vereffeningsfondsen, die in ruil voor een aantal uren zelfgekozen

vrijwilligerswerk geld ter beschikking stellen waarmee de jongere de benadeelde kan

vergoeden, verdienen een bijzondere vermelding in het vierde deel van de masterproef.

8. Dit alles werd in een rechtsvergelijkend kleedje gestoken, waarbij voornamelijk aandacht

zal geschonken worden aan de landen met opvallende en vernieuwende regels, waaronder de

Franse objectieve aansprakelijkheid, het ruim toepassingsgebied van de Duitse regeling en de

Nederlandse efficiënte en moderne aanpak.

Page 14: SCHADEVERGOEDING BIJ GEWELDMISDRIJVEN DOOR …...Academiejaar 2009-2010 SCHADEVERGOEDING BIJ GEWELDMISDRIJVEN DOOR MINDERJARIGEN Masterproef van de opleiding ‘Master in de rechten’

13

DEEL 1. Aansprakelijkheid van en voor minderjarigen

Hoofdstuk 1. Persoonlijke aansprakelijkheid van de minderjarige

Afdeling 1. Uitgangspunt

9. Indien een minderjarige een geweldmisdrijf pleegt, heeft dit zowel strafrechtelijke als

burgerrechtelijke gevolgen. Op strafrechtelijk vlak kan een minderjarige in principe geen

‘misdrijf’ plegen. De Jeugdbeschermingswet 6 opteerde voor de term ‘als misdrijf omschreven

feit’. Het gevolg hiervan is dat er geen straffen kunnen opgelegd worden door de

jeugdrechtbank, maar enkel ‘opvoedkundige maatregelen’ : maatregelen van bewaring,

behoeding en opvoeding. 7 Dit kan gaan van een berisping, tot een sociale

vaardigheidstraining (waar in kleine groepjes gewerkt wordt rond het aanleren en het

versterken van sociale en assertieve vaardigheden), tot een ondertoezichtstelling, enz.

De jeugdrechter laat zich voor het bepalen van de maatregel bijstaan door een consulent van

de sociale dienst van de jeugdrechtbank. 8 Minderjarigen ouder dan 16 jaar kunnen door de

jeugdrechtbank uit handen worden gegeven wanneer een beschermingsmaatregel niet is

aangewezen in het licht van de ernst van de feiten. 9 In de zaak Joe Van Holsbeek (de

zogenaamde “MP3-moord”), die nog vers in het geheugen ligt, werd één van de daders, Adam

G. (17 jaar), door de jeugdrechter uit handen gegeven omdat “hij te diep in de criminaliteit is

verzonken en twee jaar een te korte periode is om hem voldoende bij te sturen binnen de

jeugdbescherming. Er rest ons slechts het wapen van repressie.” 10.

10. Op burgerrechtelijk vlak is de minderjarige daarnaast in beginsel zelf aansprakelijk

voor de schade die hij door zijn fout heeft veroorzaakt. 11 Indien het slachtoffer schade lijdt

ten gevolge van een geweldmisdrijf door een minderjarige, heeft hij de mogelijkheid om de

jongere persoonlijk aan te spreken op grond van art. 1382 BW. De vordering tegen de

6 Wet van 8 april 1965 betreffende de jeugdbescherming, het ten laste nemen van minderjarigen die een als misdrijf omschreven feit hebben gepleegd en het herstel van de door dit feit veroorzaakte schade, BS 15 april 1965, gewijzigd door de Wet van 15 mei 2006, BS 2 juni 2006 en de Wet van 13 juni 2006, BS 19 juli 2006. 7 Art. 37 Jeugdbeschermingswet. 8 B. WEYTS, “De aansprakelijkheid van ouders en van andere toezichthouders van de minderjarige” in X., Jongeren en recht, Antwerpen, Intersentia, 2003, 91. 9 Art. 57bis Jeugdbeschermingswet. 10 B. BROUWERS, “Jeugdsanctierecht in Europa: is uithandengeving een evidentie?”, Jura Falc. 2007-08, afl. 1, 15. 11 Cass. 24 januari 1985, Pas. 1985, I, 603.

Page 15: SCHADEVERGOEDING BIJ GEWELDMISDRIJVEN DOOR …...Academiejaar 2009-2010 SCHADEVERGOEDING BIJ GEWELDMISDRIJVEN DOOR MINDERJARIGEN Masterproef van de opleiding ‘Master in de rechten’

14

minderjarige moet worden ingesteld tegen de ouders in hun hoedanigheid van

vertegenwoordiger van de persoon en beheerder van de goederen van de minderjarige. 12

Het slachtoffer laat echter soms na de minderjarige schadeverwekker aan te spreken. Dit kan

door twee redenen verklaard worden. Vooreerst gaat men er meestal van uit dat de

minderjarige insolvabel is. Dit is logischerwijze dikwijls het geval, maar dit moet toch worden

genuanceerd, vermits tijdens de minderjarigheid van het kind de verjaring van de

rechtsvordering tot vergoeding van schade op grond van buitencontractuele aansprakelijkheid

wordt geschorst. (Art. 2252 BW) Het is mogelijk dat de schadeverwekker tussen het ogenblik

van zijn meerderjarigheid en het aflopen van de verjaringstermijn (vijf jaar later) wel reeds

over financiële middelen zal beschikken.13 Daarnaast rust de bewijslast integraal op het

slachtoffer, waardoor hij meestal zal kiezen voor het weerlegbaar vermoeden van personen

die kwalitatief voor de minderjarige aansprakelijk zijn. DE TAVERNIER beveelt terecht aan

om toch ook steeds de minderjarige aan te spreken, om niet zonder vergoeding te vallen

indien bijvoorbeeld de ouders niet aansprakelijk worden geacht. 14

11. Bij de beoordeling van de fout van de minderjarige, houdt men naast het objectief

element in de fout (namelijk de overtreding van een specifieke gedragsregel of de

zorgvuldigheidsnorm) ook rekening met het subjectieve schuldcriterium, dit is de vraag of een

fout ook aan de minderjarige dader kan worden toegerekend. 15

Afdeling 2. Fout

12. Er is sprake van een fout wanneer de minderjarige de algemene zorgvuldigheidsnorm of

een specifieke rechtsnorm heeft geschonden. Bij de zorgvuldigheidsnorm dient de rechter in

abstracto na te gaan of de minderjarige zich heeft gedragen als een normaal zorgvuldig

persoon in dezelfde omstandigheden.16 Er is onenigheid in de rechtsleer of er dient rekening te

worden gehouden met de leeftijd van het minderjarig kind. DE TAVERNIER meent dat de

leeftijd van de minderjarige buiten beschouwing moet blijven bij de zorgvuldigheidstoetsing.

12 H. BOCKEN, “Aansprakelijkheid van en voor minderjarigen” , De Verz. 2006, afl. 3, 303. 13 P. DE TAVERNIER, De buitencontractuele aansprakelijkheid voor schade veroorzaakt door minderjarigen, Antwerpen, Intersentia, 2006, 25. 14 P. DE TAVERNIER, De buitencontractuele aansprakelijkheid voor schade veroorzaakt door minderjarigen, Antwerpen, Intersentia, 2006, 26. 15 L. BALCAEN en M. BERGHMANS, “Aansprakelijkheid voor buitencontractuele schade toegebracht door minderjarigen” in E. VERHELLEN e.a., Kinderrechtengids, Gent, Mys en Breesch, 1994-2006, 178. 16 Cass. 26 juni 1976, Pas. 1976, I, 1046.

Page 16: SCHADEVERGOEDING BIJ GEWELDMISDRIJVEN DOOR …...Academiejaar 2009-2010 SCHADEVERGOEDING BIJ GEWELDMISDRIJVEN DOOR MINDERJARIGEN Masterproef van de opleiding ‘Master in de rechten’

15

Hij beroept zich hiervoor op een arrest van het Hof van Cassatie, dat gesteld heeft dat de

leeftijd van de dader niet in aanmerking mag worden genomen om het al dan niet

onrechtmatige karakter van het gedrag te beoordelen. 17 Een aantal andere auteurs, onder meer

DUBUISSON en BOCKEN, menen dat er wel degelijk rekening moet gehouden worden met

de leeftijd van de minderjarige. Zij beroepen zich op een arrest, waarin het Hof van Cassatie

rekening gehouden heeft met de jonge leeftijd van de minderjarige. 18

Afdeling 3. Schuldbekwaamheid

§ 1. Infantes

13. Om persoonlijk aansprakelijk te kunnen worden gesteld, moet de schuldbekwaamheid

van de minderjarige vaststaan. Op de schuldbekwaamheid is in België geen bepaalde leeftijd

gekleefd. De rechter dient dus zelf na te gaan of de minderjarige beschikt over een voldoende

onderscheidingsvermogen en zodoende de ‘jaren des onderscheids’ reeds heeft bereikt. 19

Dit wordt in concreto beoordeeld. Hierbij kan hij zich laten leiden door de leeftijd van het

kind, maar ook door de fysieke en intellectuele ontwikkeling van het kind in relatie tot de

schadeverwekkende handeling, de opvoeding van de minderjarige en zijn gedrag na het

schadegeval. 20 Deze verschillende beoordelingscriteria geven aanleiding tot een zeer

uiteenlopende rechtspraak, die zeker niet bijdraagt tot de rechtszekerheid. De rechter beslist

over de schuldbekwaamheid zonder psychologisch onderzoek van het kind of zonder het te

horen, dus op basis van zijn eigen algemene inzichten.21 Algemeen wordt aanvaard dat het

kind op de leeftijd van zeven jaar over voldoende verstandelijke vermogens beschikt om de

draagwijdte van zijn daden te beseffen.

14. Een schuldonbekwaam kind kan echter een ‘objectief’ onrechtmatige daad stellen, die

geen aanleiding geeft tot persoonlijke aansprakelijkheid van het kind, maar wel tot

kwalitatieve aansprakelijkheid van de ouders.22 Hier wordt verder in deze bespreking op

17 Cass. 24 oktober 1974, RW 1974-75, 1185. 18 Cass. 5 juni 2003, NjW 2004, 14, noot I. BOONE. 19 L. BALCAEN en M. BERGHMANS, “Aansprakelijkheid voor buitencontractuele schade toegebracht door minderjarigen” in E. VERHELLEN e.a., Kinderrechtengids, Gent, Mys en Breesch, 1994-2006, 145-146. 20 M. DEBAENE, H. VANDENBERGHE, M. VAN QUICKENBORNE, L. WYNANT, “Overzicht van rechtspraak (1994-1999), aansprakelijkheid uit onrechtmatige daad”, TPR 2000, 1688. 21 H. BOCKEN, “Aansprakelijkheid van en voor minderjarigen” , De Verz. 2006, afl. 3, 305. 22 M. DEBAENE, H. VANDENBERGHE, M. VAN QUICKENBORNE, L. WYNANT, “Overzicht van rechtspraak (1994-1999), aansprakelijkheid uit onrechtmatige daad”, TPR 2000, 1689.

Page 17: SCHADEVERGOEDING BIJ GEWELDMISDRIJVEN DOOR …...Academiejaar 2009-2010 SCHADEVERGOEDING BIJ GEWELDMISDRIJVEN DOOR MINDERJARIGEN Masterproef van de opleiding ‘Master in de rechten’

16

teruggekomen.23 Het Hof van Beroep van Gent oordeelde dat een kleuter die een stoeltje

wegtrekt, zelfs door het geven van een stamp, een objectief onrechtmatige daad begaat, maar

geen fout in de zin van art. 1382 BW. 24

15. In recente rechtspraak wordt nu ook rekening gehouden met de aard van de

schadeverwekkende daad. Wanneer de schade immers het gevolg is van een gevaarlijke

activiteit of een daad waardoor de minderjarige blijk geeft van een agressieve of asociale

houding, wordt het gedrag van de minderjarige met dat van een volwassen persoon

vergeleken.25 Dit was onder meer het geval bij de beoordeling van het gedrag van een

minderjarige die opzettelijk stenen liet vallen op een spoorweg toen de trein voorbijreed26 of

van een minderjarige die zich schuldig had gemaakt aan meerdere diefstallen, verboden

wapendracht, drugssmokkel en het toebrengen van slagen en verwondingen aan een

politieagent27. Dit is een bijzonder interessant gegeven in het kader van deze masterproef,

gezien het specifiek onderzoeksdomein van geweldmisdrijven.

16. In het Belgisch recht kan de minderjarige dader enkel burgerrechtelijk aansprakelijk

worden gesteld indien de onrechtmatige daad aan hem ‘toerekenbaar’ is : de schade moet te

wijten zijn aan zijn schuld. 28 In Frankrijk daarentegen wordt er toepassing gemaakt van de

schuldloze foutleer, wat inhoudt dat de ontoerekeningsvatbaarheid van de minderjarige diens

aansprakelijkheid voor eigen daad niet in de weg staat, ongeacht of hij op grond van leeftijd

of op grond van geestesstoornis ontoerekeningsvatbaar is. 29

17. Daarnaast is -zoals reeds hiervoor vermeld- in het Belgisch recht geen vaste leeftijd

bepaald waarop de minderjarige als ‘schuldbekwaam’ kan worden geacht.

In Nederland bestaat daarentegen een goed uitgedokterd systeem waarbij een onderscheid

gemaakt wordt tussen minderjarigen jonger dan 14 jaar en minderjarigen vanaf 14 jaar. 30

23 Infra, p. 27. 24 Gent 29 maart 1996, Intercontact 1996, 117 . 25 P. DE TAVERNIER, De buitencontractuele aansprakelijkheid voor schade veroorzaakt door minderjarigen, Antwerpen, Intersentia, 2006, 76. 26 Jeugdrb. Brussel 18 december 1997, J. dr. Jeun. 1998, afl. 174, noot V. MACQ. 27 Rb. Brussel 1 maart 1993, J. dr. Jeun. 1993, afl. 129, 24. 28 Cass. 13 oktober 1999, Arr.Cass. 1999, 528. 29 Cass. fr. ass. plén. 9 mei 1984, JCP 1984, II, nr. 20255 ; P. DE TAVERNIER, De buitencontractuele

aansprakelijkheid voor schade veroorzaakt door minderjarigen, Antwerpen, Intersentia, 2006, 87. 30 W. VAN BOOM, “Children as Tortfeasors under Dutch law” in X., Children in Tort Law. Part I : Children as

Tortfeasors, Wenen, Springer, 2006, 296.

Page 18: SCHADEVERGOEDING BIJ GEWELDMISDRIJVEN DOOR …...Academiejaar 2009-2010 SCHADEVERGOEDING BIJ GEWELDMISDRIJVEN DOOR MINDERJARIGEN Masterproef van de opleiding ‘Master in de rechten’

17

Artikel 6: 164 NBW bepaalt dat een gedraging van een kind dat de leeftijd van veertien jaren

nog niet heeft bereikt, aan hem niet als een onrechtmatige daad kan worden toegerekend.

Kinderen die de leeftijd van 14 jaar nog niet hebben bereikt, worden dus nooit als

toerekeningsvatbaar beschouwd. Ze kunnen nooit persoonlijk aansprakelijk gesteld worden

voor de door hen berokkende schade. Kinderen van 14 jaar of ouder kunnen daarentegen wel

steeds worden aangesproken voor hun onrechtmatige daden.

18. In Duitsland bestaan verschillende aanknopingspunten om te bepalen of een

minderjarige toerekeningsvatbaar is. 31 Vooreerst controleert de rechter de Deliktsfähigkeit.

Bij kinderen tot en met 6 jaar wordt dit niet beoordeeld, vermits ze als absoluut

ontoerekeningsvatbaar worden beschouwd (§ 828 (1) BGB). Bij kinderen tussen 7 en 10 jaar

moet de Duitse rechter geen beoordeling van de Deliktsfähigkeit doen wanneer de

minderjarige schade toebrengt bij een ongeval waarbij een motorvoertuig, spoor- of kabelbaan

is betrokken, tenzij de minderjarige deze schade opzettelijk heeft veroorzaakt (§ 828 (2)

BGB). Duitsland maakt dus een uitdrukkelijke uitzondering voor opzettelijke schadegevallen.

De Deliktsfähigkeit wordt wel steeds beoordeeld tegenover de andere minderjarigen (§ 828

(3) BGB). Daarnaast kijkt de Duitse rechter naar de Verschulden. De minderjarige wordt hier

vergeleken met een minderjarige die tot dezelfde leeftijdscategorie behoort. Zeer opmerkelijk

is dat de rechter, ondanks de ontoerekeningsvatbaarheid van de minderjarige, op grond van

billijkheidsoverwegingen kan beslissen dat de minderjarige het slachtoffer toch moet

vergoeden (§ 829 BGB). 32

§ 2. Geestesgestoorde minderjarigen

19. De ontoerekeningsvatbaarheid van de minderjarige kan ook het gevolg zijn van zijn

geestelijke toestand. Men kan niet persoonlijk aansprakelijk gesteld worden op basis van art.

1382 BW wanneer een ernstige geestesstoornis op het ogenblik van de feiten leidt tot

schuldonbekwaamheid. De geestesgestoorde minderjarige kan echter wel op basis van art.

1386bis BW worden aangesproken. Dit artikel is van toepassing op elke persoon die zich in

een staat van krankzinnigheid of in een staat van ernstige geestesstoornis of zwakzinnigheid

31 G. WAGNER, “Children as Tortfeasors under German law” in X., Children in Tort Law. Part I : Children as

Tortfeasors, Wenen, Springer, 2006, 217 ; P. DE TAVERNIER, De buitencontractuele aansprakelijkheid voor

schade veroorzaakt door minderjarigen, Antwerpen, Intersentia, 2006, 46-48. 32 P.H.M. RAMBACH, Die deliktische Haftung Minderjähriger und ihrer Eltern im französischen, belgischen und

deutschen Deliktsrecht, Antwerpen, Maklu, 1994, 91.

Page 19: SCHADEVERGOEDING BIJ GEWELDMISDRIJVEN DOOR …...Academiejaar 2009-2010 SCHADEVERGOEDING BIJ GEWELDMISDRIJVEN DOOR MINDERJARIGEN Masterproef van de opleiding ‘Master in de rechten’

18

bevindt die hem voor de controle van zijn daden ongeschikt maakt. 33 De rechter oordeelt in

dit geval naar billijkheid of en tot welk bedrag hij de schadeveroorzaker veroordeelt. Hierbij

wordt rekening gehouden met de omstandigheden en de toestand van partijen, bv. de aard van

de fout of de ernst van de geestesstoornis. In het bijzonder is de financiële toestand van de

schadeverwekker bepalend. Geestesgestoorde minderjarigen zijn bijgevolg niet vaak tot

schadevergoeding gehouden omwille van hun beperkte financiële middelen of zelfs

insolvabiliteit. 34

20. Het lijkt mij bijzonder zinvol om art. 1386bis BW in deze masterproef te vermelden,

vermits er meer en meer onverklaarbare gewelddaden door minderjarigen gepleegd worden.

De vraag dringt zich in dergelijke gevallen op of we al dan niet met een geestesgestoorde

minderjarige te maken hebben. Bij wijze van voorbeeld kan verwezen worden naar een

uitspraak van het Hof van Beroep te Brussel waarin 2 jongeren (17 en 18 jaar oud),

die de ouders van één van hen hadden proberen te vermoorden, werden geïnterneerd.

Bij gebrek aan schuldbekwaamheid van de minderjarige daders konden de slachtoffers enkel

schadevergoeding vorderen op basis van 1386bis BW. 35

21. Zoals reeds hiervoor gesteld staat in Frankrijk de ontoerekeningsvatbaarheid op grond

van geestesstoornis diens aansprakelijkheid voor eigen daad niet in de weg.

In Nederland is de omstandigheid dat een gedraging van een persoon van veertien jaren of

ouder verricht is onder invloed van een geestelijke of lichamelijke tekortkoming, ook geen

beletsel om haar als een onrechtmatige daad aan de dader toe te rekenen.36

In Duitsland daarentegen is bij geestesgestoorde minderjarigen geen sprake van

Deliktsfähigkeit, ze kunnen bijgevolg niet aansprakelijk gesteld worden voor de door hen

veroorzaakte schade. 37

33 B. WEYTS, “De aansprakelijkheid van ouders en van andere toezichthouders van de minderjarige” in X., Jongeren en recht, Antwerpen, Intersentia, 2003, 93. 34 B. WEYTS, “Schade veroorzaakt door geestesgestoorde minderjarigen : aansprakelijkheids- en verzekeringsvraagstukken” in X., Jongeren, psychiatrie en recht, Antwerpen, Intersentia, 2007, 113. 35 Brussel 8 juni 1998, JLMB 1998, 1558, noot D.M. PHILIPPE, “La responsabilité du fait d’un enfant dement”. 36 Art. 6:165, 1e lid NBW ; W. VAN BOOM, “Children as Tortfeasors under Dutch law” in X., Children in Tort

Law. Part I : Children as Tortfeasors, Wenen, Springer, 2006, 296-297. 37 § 827 BGB ; P.H.M. RAMBACH, Die deliktische Haftung Minderjähriger und ihrer Eltern im französischen,

belgischen und deutschen Deliktsrecht, Antwerpen, Maklu, 1994, 113.

Page 20: SCHADEVERGOEDING BIJ GEWELDMISDRIJVEN DOOR …...Academiejaar 2009-2010 SCHADEVERGOEDING BIJ GEWELDMISDRIJVEN DOOR MINDERJARIGEN Masterproef van de opleiding ‘Master in de rechten’

19

§ 3. Leeftijdsgrens van aansprakelijkheid

22. Het is heel onpraktisch dat de rechter telkens opnieuw moet nagaan of de minderjarige

wel degelijk beschikt over het oordeel des onderscheids. Bijgevolg zou het wenselijk zijn in

navolging van het Nederlandse recht een leeftijdsgrens wettelijk vast te leggen, vanaf dewelke

een minderjarige aansprakelijk kan worden gesteld. Een vaste leeftijdsgrens van

aansprakelijkheid heeft echter zijn voor- en nadelen. Een belangrijk voordeel is dat een vaste

leeftijdsgrens leidt tot rechtszekerheid. De rechter weet waar zich aan te houden en de

rechtspraak zou bijgevolg meer eensluidend zijn. Daarnaast zou een wettelijk vastgestelde

leeftijd waaronder jongeren niet persoonlijk aansprakelijk kunnen worden gesteld een

bescherming zijn voor de kinderen tegen een al te zware verantwoordelijkheid voor hun

onbezonnen daden. 38 Een terecht aangehaald nadeel van een vaste leeftijdsgrens is dat er

ontwikkelingsverschillen bestaan tussen minderjarige kinderen. Het staat vast dat het ene kind

vlugger ontwikkelt dan het andere en het is dus bijzonder moeilijk om op basis van leeftijd het

bereiken van een zeker niveau te bepalen. 39

23. Bepaalde auteurs zoals BERGHMANS en BALCAEN willen de persoonlijke

aansprakelijkheid van minderjarigen pas laten ingaan vanaf de leeftijd van 16 jaar. Men wil

een wettelijk vermoeden invoeren dat kinderen jonger dan 16 niet tot ‘juridisch opzet’ in staat

zijn.40 Het gezond verstand en de statistieken over jeugdcriminaliteit vertellen ons echter dat

kinderen jonger dan 16 jaar wel degelijk in staat zijn tot opzettelijke daden.

Het is noodzakelijk dat adolescenten verantwoordelijkheid leren dragen voor hun gedragingen

en niet blijvend beschermd worden. DE TAVERNIER is meer te vinden voor een

leeftijdsgrens van 12 jaar. De statistieken tonen immers aan dat de jeugdcriminaliteit van

- 12-jarigen relatief klein is. Het verantwoordelijkheidsgevoel dient ook aangewakkerd te

worden vanaf 12 jaar. 41 BROUWERS stelt voor wat betreft de minimumleeftijd onder

dewelke jongeren niet in staat worden geacht een strafbaar feit te begaan, deze zou moeten

vastgelegd worden op 12 jaar, gezien de huidige maatschappelijke opvattingen. De

leeftijdsgrens van 12 jaar lijkt ook mijns inziens aanvaardbaar. 38 L. BALCAEN en M. BERGHMANS, “Aansprakelijkheid voor buitencontractuele schade toegebracht door minderjarigen” in E. VERHELLEN e.a., Kinderrechtengids, Gent, Mys en Breesch, 1994-2006, 174. 39 P. DE TAVERNIER, De buitencontractuele aansprakelijkheid voor schade veroorzaakt door minderjarigen, Antwerpen, Intersentia, 2006, 119. 40 L. BALCAEN, M. BERGHMANS, “Aansprakelijkheid voor buitencontractuele schade toegebracht door minderjarigen” in E. VERHELLEN e.a., Kinderrechtengids, Gent, Mys en Breesch, 1994-2006, 173. 41 P. DE TAVERNIER, De buitencontractuele aansprakelijkheid voor schade veroorzaakt door minderjarigen, Antwerpen, Intersentia, 2006, 121-122.

Page 21: SCHADEVERGOEDING BIJ GEWELDMISDRIJVEN DOOR …...Academiejaar 2009-2010 SCHADEVERGOEDING BIJ GEWELDMISDRIJVEN DOOR MINDERJARIGEN Masterproef van de opleiding ‘Master in de rechten’

20

24. Als concrete oplossing voor het vastleggen van de leeftijdsgrens van aansprakelijkheid

van minderjarigen sluit ik mij aan bij de zienswijze van DE TAVERNIER. 42 Hierbij wordt

gewerkt naar analogie met het Nederlandse recht, dat duidelijke leeftijdsgrenzen stelt.

Vooreerst zou er een vrijstelling van aansprakelijkheid zijn voor infantes tot 12 jaar. Op deze

manier leert men de jeugd stap voor stap aan het rechtsverkeer deel te nemen.

Om de slachtoffers van misdrijven gepleegd door ‘infantes’ niet in de kou te laten staan, zou

de toerekenbaarheid van infantes gecombineerd worden met een objectieve aansprakelijkheid

van de ouders die voor hun kinderen instaan, als het ware als vangnet. Hier wordt later bij de

bespreking van de ouderlijke aansprakelijkheid uitgebreid op teruggekomen. 43

De adolescenten, jongeren vanaf 12 jaar, zouden daarentegen wél persoonlijk aansprakelijk

zijn voor hun daden. Er moet een duidelijk signaal worden gestuurd naar de adolescenten dat

ze zélf moeten instaan voor hun gedrag en de door hen berokkende schade. DE TAVERNIER

stelt bij de schadevergoedingsplicht door adolescenten wel een correctie voor, namelijk een

‘rechterlijke bevoegdheid tot matiging van de schadevergoeding’. 44 De rechter kan in dit

geval een hoog oplopende schadevergoeding ten gunste van de minderjarige matigen. Dit idee

haalt hij uit het Duitse ‘besondere Reduktionsklausel’45.

42 P. DE TAVERNIER, De buitencontractuele aansprakelijkheid voor schade veroorzaakt door minderjarigen, Antwerpen, Intersentia, 2006, 120-124. 43 Infra p. 34. 44 P. DE TAVERNIER, De buitencontractuele aansprakelijkheid voor schade veroorzaakt door minderjarigen, Antwerpen, Intersentia, 2006, 123. 45 P.H.M. RAMBACH, Die deliktische Haftung Minderjähriger und ihrer Eltern im französischen, belgischen und

deutschen Deliktsrecht, Antwerpen, Maklu, 1994, 147-148.

Page 22: SCHADEVERGOEDING BIJ GEWELDMISDRIJVEN DOOR …...Academiejaar 2009-2010 SCHADEVERGOEDING BIJ GEWELDMISDRIJVEN DOOR MINDERJARIGEN Masterproef van de opleiding ‘Master in de rechten’

21

Hoofdstuk 2. Burgerlijke aansprakelijkheid van andere personen voor de minderjarige

Afdeling 1. Ouders

§ 1. Grondslag van de aansprakelijkheid

25. Slachtoffers zullen meestal uit vrees voor insolvabiliteit van de minderjarige ook de

ouders aanspreken. Ouders zijn immers op grond van art. 1384, lid 2 BW aansprakelijk voor

de schade aangericht door hun minderjarige kinderen. Er is een dubbel vermoeden van

aansprakelijkheid : ouders worden vermoed aansprakelijk te zijn indien ze geen goed toezicht

en geen goede opvoeding kunnen bewijzen. Hier kan gesproken worden van een

aansprakelijkheidsvermoeden en dus niet van een louter foutvermoeden, vermits niet enkel de

fout wordt vermoed maar ook het bestaan van een oorzakelijk verband tussen deze

vermoedelijke fout en veroorzaakte schade.46 Er kan gelijktijdig een vordering worden

ingesteld, zowel tegen de ouders op basis van art. 1384, lid 2 BW als tegen de minderjarige op

basis van art. 1382 BW. 47

26. Ouders hebben een zeer belangrijke functie bij de opvoeding van hun kind. Ze dienen

het kind aan te leren waar de grenzen van het aanvaardbare en het verwerpelijke liggen.

MUYLLE verwoordt de ouderlijke taak zeer mooi : “Ouders moeten het kind juridisch

coachen naar de meerderjarigheid : de dag waarop het volledige verantwoording moet

afleggen voor eigen daden. Laten zij na dit te doen, begaan de ouders een tekortkoming”. 48

De idee van de waarborg, de maatschappelijke verantwoordelijkheid en de familiale

solidariteit verantwoorden grotendeels het vermoeden van aansprakelijkheid van de ouders. 49

Het is duidelijk dat de hoofdbedoeling van dit dubbel vermoeden erin bestaat de verbetering

van de positie van slachtoffers na te streven. Wegens insolvabiliteit van de meeste kinderen,

moet de vergoeding immers ergens anders gezocht worden. 50

46 Cass. 20 oktober 1999, Vastgoed info 2002, afl. 17, 11, noot W. GONTHIER. 47 H. BOCKEN, “Aansprakelijkheid van en voor minderjarigen” , De Verz. 2006, afl. 3, 310. 48 M. MUYLLE, “En wat als ‘supernanny’ te laat komt. Actualia inzake de aansprakelijkheid van ouders voor minderjarige kinderen” in X., Aansprakelijkheids- en Verzekeringsrecht, Brugge, Die Keure, 2008, 88. 49 P. DE TAVERNIER, “Aansprakelijkheid voor anderen (ouders,aanstellers,…)” in X., Bijzondere

overeenkomsten. Artikelsgewijze commentaar met overzicht van rechtspraak en rechtsleer, Kluwer, losbl., IV. Commentaar Verbintenissenrecht, Titel III, Hoofdstuk 3, 12-13. 50 J. KEUSTERMANS, “De grondslag van de ouderlijke aansprakelijkheid”, Jura Falc. 1982-83, 31-55.

Page 23: SCHADEVERGOEDING BIJ GEWELDMISDRIJVEN DOOR …...Academiejaar 2009-2010 SCHADEVERGOEDING BIJ GEWELDMISDRIJVEN DOOR MINDERJARIGEN Masterproef van de opleiding ‘Master in de rechten’

22

27. De Wet van 6 juli 1977 heeft artikel 1384, lid 2 BW op twee punten ingrijpend

gewijzigd. Vooreerst werd een cumulatieve aansprakelijkheid ingevoerd voor vader én

moeder. Voorheen was er sprake van een alternatieve aansprakelijkheid : de aansprakelijkheid

was aan de uitoefening van de vaderlijke macht verbonden. De moeder kon enkel

aansprakelijk worden gesteld na het overlijden van de vader. 51 Daarnaast is de vereiste van

inwoning weggevallen. De ouders zijn nu aansprakelijk voor de door hun kind veroorzaakte

schade, ongeacht of het kind bij hen inwoont. Het feit dat ouders gescheiden zijn of feitelijk

gescheiden leven, doet in principe geen afbreuk meer aan de aansprakelijkheid van beide

ouders. 52 Ook de rechtspraak maakt hier kordaat toepassing van, bv. een geval waarin de

vader aansprakelijk werd gesteld voor de onrechtmatige daad van zijn zoon, ondanks het feit

dat hij lange tijd uit zijn leven was verdwenen. 53 In Frankrijk daarentegen geldt nog steeds

de inwoningsvoorwaarde (art. 1384, 4e lid Code Civil). De voorwaarde van inwoning wordt

daar in de rechtspraak wel ruim geïnterpreteerd. Aan de inwoningsvereiste is voldaan wanneer

de minderjarige op internaat of tijdelijk in een instelling verblijft. 54 Daarnaast kunnen de

ouders ook aansprakelijk gesteld worden indien het kind aan de grootouders werd

toevertrouwd of de woning van de minderjarige zich vlak bij de gezinswoning bevond. Er is

echter geen inwoning en bijgevolg geen aansprakelijkheid van de ouders indien het kind voor

een langere periode aan een instelling werd toevertrouwd, in een andere stad gaat wonen om

zijn studie voort te zetten of bij de andere ouder zijn gewone verblijfplaats heeft. 55

28. Rechtsvergelijkend gezien wordt de aansprakelijkheid van ouders overal in Europa op

een verschillende wijze geregeld, maar meestal is er sprake van een weerlegbaar vermoeden,

zoals bijvoorbeeld in Duitsland (§ 832 BGB).56 In Nederland is de

aansprakelijkheidsregeling voor ouders op een speciale manier geregeld. 57

Ouders zijn er objectief aansprakelijk voor hun kinderen jonger dan 14 jaar (art. 6:169, 1e lid

51 M. DEBAENE, H. VANDENBERGHE, M. VAN QUICKENBORNE, L. WYNANT, “Overzicht van rechtspraak (1994-1999), aansprakelijkheid uit onrechtmatige daad”, TPR 2000, 1688. 52 B. WEYTS, “De aansprakelijkheid van ouders en van andere toezichthouders van de minderjarige” in X., Jongeren en recht, Antwerpen, Intersentia, 2003, 96. 53 Luik 6 februari 1995, J. dr. jeun. 1996, 134. 54 B. WEYTS, “Het kluwen van aansprakelijke personen ingeval van een onrechtmatige daad van de minderjarige : de dader, de ouders, de onderwijzer, de jeugdinstelling, de opvoeder en de overheid”, TJK 2004, afl. 3, 149. 55 P. DE TAVERNIER, “Naar een objectieve aansprakelijkheid van de ouders voor de onrechtmatige daden van hun minderjarige kinderen? Beschouwingen bij het arrest 'Bertrand' van het Franse Hof van Cassatie van 19 februari 1997”, RW 1999-00, 279. 56 G. WAGNER, “Children as Tortfeasors under German law” in X., Children in Tort Law. Part I : Children as

Tortfeasors, Wenen, Springer, 2006, 236. 57 W. VAN BOOM, “Children as Tortfeasors under Dutch law” in X., Children in Tort Law. Part I : Children as

Tortfeasors, Wenen, Springer, 2006, 296-303.

Page 24: SCHADEVERGOEDING BIJ GEWELDMISDRIJVEN DOOR …...Academiejaar 2009-2010 SCHADEVERGOEDING BIJ GEWELDMISDRIJVEN DOOR MINDERJARIGEN Masterproef van de opleiding ‘Master in de rechten’

23

NBW). Voor kinderen van 14 en 15 jaar geldt een weerlegbaar vermoeden van

aansprakelijkheid (art. 6:169, 2e lid NBW). Er is geen aansprakelijkheidsvermoeden meer van

de ouders voor hun kinderen vanaf 16 jaar. Ouders kunnen in dit geval enkel aansprakelijk

worden gesteld indien aan de voorwaarde van art. 6:162 NBW voldaan is.

In Frankrijk werd het dubbel foutvermoeden met het ‘Bertrand-arrest’ vervangen door een

systeem van objectieve aansprakelijkheid. 58 Op deze regeling wordt later in deze masterproef

uitgebreid teruggekomen. 59

§ 2. Toepassingsvoorwaarden van het vermoeden van aansprakelijkheid

29. De ouders (A) zijn aansprakelijk indien hun minderjarig kind (B) door een (objectief)

onrechtmatige daad (C) schade heeft berokkend aan een derde (D). 60 Elk element zal

hieronder afzonderlijk onderzocht worden.

A. Ouders van het kind

30. De aansprakelijkheid op basis van art. 1384, lid 2 BW rust enkel op de ouders van de

minderjarige. Vooreerst is er een afstammingsband met het kind vereist overeenkomstig door

de wet bepaalde regels, ongeacht of dit gaat om een wettige, natuurlijke, bloedschennige,

overspelige of adoptieve afstamming.61 Dit betekent dat personen die feitelijk de taken van

ouder op zich nemen om de kinderen op te voeden, maar geen afstammingsband hebben met

het kind (bv. zorgouder of stiefouder), niet aansprakelijk kunnen gesteld worden op grond

van art. 1384 lid 2 BW.62 Ook op een voogd of pleegvoogd rust geen

aansprakelijkheidsvermoeden. Andere personen die toezicht houden over de minderjarige

(zoals grootouders, ooms en tantes, broers en zussen,…) kunnen ook niet aansprakelijk

gesteld worden op basis van art. 1384, lid 2 BW. Deze kunnen natuurlijk wel eventueel nog

58 P. DE TAVERNIER, “Naar een objectieve aansprakelijkheid van de ouders voor de onrechtmatige daden van hun minderjarige kinderen? Beschouwingen bij het arrest 'Bertrand' van het Franse Hof van Cassatie van 19 februari 1997”, RW 1999-00, 273. 59 Infra, p. 34. 60 B. WEYTS, “De aansprakelijkheid van ouders en van andere toezichthouders van de minderjarige” in X., Jongeren en recht, Antwerpen, Intersentia, 2003, 95. 61 P. DE TAVERNIER, De buitencontractuele aansprakelijkheid voor schade veroorzaakt door minderjarigen, Antwerpen, Intersentia, 2006, 246-251. 62 T. WUYTS, “Ontwikkelingen inzake de begrippen ‘vader’, ‘moeder’ en ‘minderjarige’ in de zin van art. 1384, tweede lid BW”, in F. BAUDONCQ, L. CARENS e.a., De aansprakelijkheid van ouders en onderwijzers, Brugge, Die Keure, 2007, 15.

Page 25: SCHADEVERGOEDING BIJ GEWELDMISDRIJVEN DOOR …...Academiejaar 2009-2010 SCHADEVERGOEDING BIJ GEWELDMISDRIJVEN DOOR MINDERJARIGEN Masterproef van de opleiding ‘Master in de rechten’

24

op grond van de algemene zorgvuldigheidsnorm of een andere specifieke rechtsgrond

aangesproken worden. 63

31. In Frankrijk rust het aansprakelijkheidsvermoeden op basis van art. 1384, 4e lid Code

Civil enkel op vader en moeder. Op basis van art. 1384, 1e lid Code Civil kan men echter het

aansprakelijkheidsvermoeden nog uitbreiden tot andere personen die zorg dragen voor het

kind.64 In Nederland daarentegen kunnen de ouders én de voogd aansprakelijk worden

gesteld (art. 6:169 NBW). In Duitsland rust het aansprakelijkheidsvermoeden niet alleen op

de vader of de moeder, maar op elke persoon die op grond van een wettelijke of contractuele

basis met toezicht over de minderjarige is belast (§ 832 BGB).

32. Er is onenigheid in de rechtsleer of ouders ook daadwerkelijk dienen titularis te zijn van

ouderlijk gezag. Een eerste strekking beroept zich op een arrest van het Hof van Cassatie, dat

een bevestigend antwoord heeft gegeven op de vraag of een ouder die niet het ouderlijk gezag

uitoefent en slechts beschikt over een beperkt recht op persoonlijk contact, aansprakelijk kan

worden gesteld voor een fout in de opvoeding.65 Het lijkt logisch dat personen die ontzet zijn

uit het ouderlijk gezag niet meer kunnen instaan voor de opvoeding en het toezicht op de

kinderen, maar dit wil niet zeggen dat de ouders niet meer aansprakelijk kunnen gesteld

worden op grond van hun voorbije gebrekkige opvoeding.66 De ouder die niet het ouderlijk

gezag uitoefende op het tijdstip van het schadeverwekkende feit, is dus niet bevrijd van het

vermoeden van aansprakelijkheid. 67 De andere strekking meent dat men werkelijk titularis

dient te zijn van ouderlijk gezag om aansprakelijk te kunnen worden gesteld. Er zijn immers

bepaalde wezenlijke verplichtingen verbonden aan het ouderlijk gezag. Ouders dienen deze

verplichtingen op zorgvuldige wijze uit te oefenen en moeten dus in de regel in staat zijn om

een onrechtmatige handeling van hun minderjarig kind te verhinderen. 68

63 T. WUYTS, “Ontwikkelingen inzake de begrippen ‘vader’, ‘moeder’ en ‘minderjarige’ in de zin van art. 1384, tweede lid BW”, in F. BAUDONCQ, L. CARENS e.a., De aansprakelijkheid van ouders en onderwijzers, Brugge, Die Keure, 2007, 24. 64 Infra, p. 49. 65 Cass. 12 november 2002, NjW 2002, 534. 66 L. BALCAEN, M. BERGHMANS, “Aansprakelijkheid voor buitencontractuele schade toegebracht door minderjarigen” in E. VERHELLEN e.a., Kinderrechtengids, Gent, Mys en Breesch, 1994-2006, 149. 67 T. WUYTS, “Ontwikkelingen inzake de begrippen ‘vader’, ‘moeder’ en ‘minderjarige’ in de zin van art. 1384, tweede lid BW”, in F. BAUDONCQ, L. CARENS e.a., De aansprakelijkheid van ouders en onderwijzers, Brugge, Die Keure, 2007, 8. 68 Cass. 14 februari 2003, NjW 2003, 342, noot I. BOONE ; M. MUYLLE, “En wat als ‘supernanny’ te laat komt. Actualia inzake de aansprakelijkheid van ouders voor minderjarige kinderen” in X., Aansprakelijkheids- en

Verzekeringsrecht, Brugge, Die Keure, 2008, 89.

Page 26: SCHADEVERGOEDING BIJ GEWELDMISDRIJVEN DOOR …...Academiejaar 2009-2010 SCHADEVERGOEDING BIJ GEWELDMISDRIJVEN DOOR MINDERJARIGEN Masterproef van de opleiding ‘Master in de rechten’

25

Zowel in Frankrijk, Nederland als Duitsland is het vermoeden van ouderlijke

aansprakelijkheid verbonden aan het ouderlijk gezag.

33. Een groot probleem stelt zich in de huidige samenleving bij gescheiden levende ouders.

Het feit dat ouders niet (meer) samenleven, doet géén afbreuk aan hun aansprakelijkheid. Ze

blijven in beginsel beiden aansprakelijk.69 Een voorbeeld in de rechtspraak toont dit aan : een

lange scheiding tussen vader en zoon volstaat niet om het gebrek aan opvoeding te

weerleggen. 70 Gedurende mijn stage op de rechtbank van eerste aanleg te Ieper heeft de

jeugdrechter echter meerdere keren de ouder waarmee het kind langdurig geen contact meer

heeft gehad, buiten het geschil gesteld. Ik neem dan ook aan dat indien de ouder het kind op

jonge leeftijd heeft verlaten en er geen contact meer geweest is tussen beiden, de rechter geen

fout in de opvoeding van die ouder kan verwijten.

34. Adoptieouders zijn ingevolge hun adoptieve afstammingsband aansprakelijk voor hun

geadopteerd kind. De vraag dringt zich echter op of het aansprakelijkheidsvermoeden ook nog

geldt voor de oorspronkelijke ouders. Bepaalde rechtsgeleerden beweren dat het

aansprakelijkheidsvermoeden na adoptie blijft gelden voor de oorspronkelijke ouders, wegens

een fout in de opvoeding. 71 WUYTS stelt daarentegen dat de oorspronkelijke ouders niet

meer kunnen aansprakelijk worden gesteld, vermits adoptie retroactief een einde stelt aan het

ouderlijk gezag. 72

B. Minderjarigheid van het kind

35. Het kind dient op het ogenblik van de schadeverwekkende daad minderjarig te zijn

opdat de ouders aansprakelijk zouden kunnen gesteld worden. Het tijdstip van het plegen van

het geweldmisdrijf en niet het starten van de procedure is dus van doorslaggevend belang.73

De minderjarigheidsgrens is in navolging van onze buurlanden bij Wet van 19 januari 1990 74

69 T. WUYTS, “Ontwikkelingen inzake de begrippen ‘vader’, ‘moeder’ en ‘minderjarige’ in de zin van art. 1384, tweede lid BW”, in F. BAUDONCQ, L. CARENS e.a., De aansprakelijkheid van ouders en onderwijzers, Brugge, Die Keure, 2007, 22. 70 Luik 6 februari 1995, J. dr. Jeun. 1996, 134. 71 L. BALCAEN, M. BERGHMANS, “Aansprakelijkheid voor buitencontractuele schade toegebracht door minderjarigen” in E. VERHELLEN e.a., Kinderrechtengids, Gent, Mys en Breesch, 1994-2006, 150. 72 T. WUYTS, “Ontwikkelingen inzake de begrippen ‘vader’, ‘moeder’ en ‘minderjarige’ in de zin van art. 1384, tweede lid BW”, in F. BAUDONCQ, L. CARENS e.a., De aansprakelijkheid van ouders en onderwijzers, Brugge, Die Keure, 2007, 15-16. 73 P. DE TAVERNIER, De buitencontractuele aansprakelijkheid voor schade veroorzaakt door minderjarigen, Antwerpen, Intersentia, 2006, 445. 74 Wet 19 januari 1990, BS 30 januari 1990.

Page 27: SCHADEVERGOEDING BIJ GEWELDMISDRIJVEN DOOR …...Academiejaar 2009-2010 SCHADEVERGOEDING BIJ GEWELDMISDRIJVEN DOOR MINDERJARIGEN Masterproef van de opleiding ‘Master in de rechten’

26

verlaagd tot 18 jaar. 75 Zodra het kind 18 jaar wordt, houdt het vermoeden van

aansprakelijkheid van de ouders op te bestaan.

36. Het is onduidelijk of ouders kwalitatief aansprakelijk zijn voor de onrechtmatige daden

begaan door hun ontvoogde minderjarigen. De wet geeft hierover geen uitsluitsel.

Er bestaan hierover 2 strekkingen in de rechtsleer. Een eerste opvatting, die ouderlijke

aansprakelijkheid niet koppelt aan ouderlijk gezag, meent dat ouders aansprakelijk blijven

voor hun kinderen na hun ontvoogding. 76 Een tweede strekking bepaalt daarentegen dat

ouderlijke aansprakelijkheid ophoudt na ontvoogding. 77 Deze laatste opvatting wordt gevolgd

door het Hof van Cassatie. 78 In Frankrijk sluit artikel 482 Code Civil de toepassing van het

aansprakelijkheidsvermoeden bij ontvoogde minderjarigen expliciet uit.

37. Daarnaast kan hetzelfde vraagstuk worden opgeworpen voor verlengd minderjarigen.

Vooreerst moet een onderscheid gemaakt worden tussen verlengd minderjarigen onder de

leeftijd van 18 jaar en deze die reeds de volle leeftijd van 18 jaar bereikt hebben.

Bij verlengd minderjarige kinderen die de leeftijd van de meerderjarigheid nog niet hebben

bereikt, blijft het aansprakelijkheidsvermoeden van de ouders van toepassing.

Over een verlengd minderjarige die ouder is dan achttien jaar, bestaat onenigheid in de

rechtsleer. Een eerste strekking meent dat het aansprakelijkheidsvermoeden van de ouders

blijft gelden. 79 De tweede opvatting meent -mijns inziens terecht- dat de aansprakelijkheid

van ouders ophoudt in deze situatie. 80 De rechtspraak volgt deze laatste opvatting en meent

dat de aansprakelijkheid van de ouders ophoudt vanaf het tijdstip dat de verlengd minderjarige

meerderjarig is geworden. 81

75 M. DEBAENE, H. VANDENBERGHE, M. VAN QUICKENBORNE, L. WYNANT, “Overzicht van rechtspraak (1994-1999), aansprakelijkheid uit onrechtmatige daad”, TPR 2000, 1800. 76 L. CORNELIS, “Beginselen van het Belgische buitencontractuele aansprakelijkheidsrecht. De onrechtmatige daad.” in Reeks Aansprakelijkheidsrecht, nr. 7, Antwerpen, Maklu, 1989, 305 ; P. DE TAVERNIER, De

buitencontractuele aansprakelijkheid voor schade veroorzaakt door minderjarigen, Antwerpen, Intersentia, 2006, 448-449. 77 L. BALCAEN, M. BERGHMANS, “Aansprakelijkheid voor buitencontractuele schade toegebracht door minderjarigen” in E. VERHELLEN e.a., Kinderrechtengids, Gent, Mys en Breesch, 1994-2006, 151 ; M. DEBAENE, H. VANDENBERGHE, M. VAN QUICKENBORNE, L. WYNANT, “Overzicht van rechtspraak (1994-1999), aansprakelijkheid uit onrechtmatige daad”, TPR 2000, 1800 ; J. FAGNART, “La responsabilité civile des parents”, J. dr. jeun. 1997, 365. 78 Cass. 6 maart 1950, Pas. 1950, I, 447 ; Cass. 11 februari 1946, Pas. 1946, I, 62. 79 J. FAGNART, “La responsabilité civile des parents”, J. dr. jeun. 1997, 365. 80 L. BALCAEN, M. BERGHMANS, “Aansprakelijkheid voor buitencontractuele schade toegebracht door minderjarigen” in E. VERHELLEN e.a., Kinderrechtengids, Gent, Mys en Breesch, 1994-2006, 151; P. DE TAVERNIER, De buitencontractuele aansprakelijkheid voor schade veroorzaakt door minderjarigen, Antwerpen, Intersentia, 2006, 451. 81 Brussel 5 maart 1986, RGAR 1987, 11247.

Page 28: SCHADEVERGOEDING BIJ GEWELDMISDRIJVEN DOOR …...Academiejaar 2009-2010 SCHADEVERGOEDING BIJ GEWELDMISDRIJVEN DOOR MINDERJARIGEN Masterproef van de opleiding ‘Master in de rechten’

27

C. Objectief onrechtmatige daad van het kind

38. Het volstaat niet dat het kind louter schade veroorzaakt. Er is een onrechtmatige daad

van het kind vereist. Het feit dat de minderjarige geen of onvoldoende

onderscheidingsvermogen bezit, sluit het stellen van een objectief onrechtmatige daad echter

niet uit. 82 Ook indien het kind de jaren des onderscheids nog niet heeft bereikt, geldt het

vermoeden van aansprakelijkheid jegens de ouders. Hier is sprake van een objectief

onrechtmatige daad. 83 Een objectief onrechtmatige gedraging is een voldoende en

noodzakelijke voorwaarde voor het aansprakelijkheidsvermoeden uit art. 1384, lid 2 BW. 84

De feitenrechter moet dus niet gaan onderzoeken of het kind schuldbekwaam is. 85 Het Hof

van Beroep te Gent oordeelde verkeerdelijk in een arrest dat zeer jonge kinderen volledig

schuldonbekwaam zijn en geen objectief onrechtmatige daad kunnen begaan, zodat hun

ouders niet konden aansprakelijk worden gesteld op basis van art. 1384, lid 2 BW. 86

Het gebrek aan schuldbekwaamheid belet enkel dat jonge kinderen een persoonlijke fout

kunnen begaan, maar verhindert de aansprakelijkheid van de ouders niet. 87

D. Schade aan derden

39. Art. 1384, lid 2 BW kan enkel ingeroepen worden door derden die schade geleden

hebben door het geweldmisdrijf van de minderjarige. De minderjarige kan zich niet op het

vermoeden van aansprakelijkheid beroepen om een deel van de schadevergoeding waartoe hij

veroordeeld werd, terug te vorderen van zijn ouders. Dit principe wordt het relatief karakter

van het vermoeden van aansprakelijkheid genoemd. Hij kan wel langs art. 1382 BW een

vordering tegen zijn ouders instellen om een deel van de aan de benadeelde betaalde

schadevergoeding terug te vorderen, maar enkel indien hij een fout van zijn ouders kan

bewijzen. 88

82 Cass. 11 april 1991, RW 1993-94, 1064; G. BALLON, “Over risico-aanvaarding en de aansprakelijkheid van de ouders voor handelingen van hun minderjarige kinderen”, AJT 1995-96, 97. 83 M. DEBAENE, H. VANDENBERGHE, M. VAN QUICKENBORNE, L. WYNANT, “Overzicht van rechtspraak (1994-1999), aansprakelijkheid uit onrechtmatige daad”, TPR 2000, 1801. 84 Cass. 11 april 1991, RW 1993-94, 1064. 85 Cass. 28 oktober 1971, Arr.Cass. 1972, 219. 86 Gent 25 juni 1998, AJT 2001-02, 385. 87 M. DEBAENE, H. VANDENBERGHE, M. VAN QUICKENBORNE, L. WYNANT, “Overzicht van rechtspraak (1994-1999), aansprakelijkheid uit onrechtmatige daad”, TPR 2000, 1806. 88 Luik 7 februari 2000, JLMB 2001, 1120 ; H. BOCKEN, “Aansprakelijkheid van en voor minderjarigen” , De

Verz. 2006, afl. 3, 315.

Page 29: SCHADEVERGOEDING BIJ GEWELDMISDRIJVEN DOOR …...Academiejaar 2009-2010 SCHADEVERGOEDING BIJ GEWELDMISDRIJVEN DOOR MINDERJARIGEN Masterproef van de opleiding ‘Master in de rechten’

28

40. De samen met de minderjarige in solidum tot schadevergoeding veroordeelde ouder die

de schade vergoed heeft, kan op grond van art. 1251, 3° BW tegen het kind verhaal

uitoefenen, zonder dat dit laatste art. 1384, lid 2 BW kan inroepen. 89 Daarnaast kan de ene

ouder die samen met de andere ouder in solidum werd veroordeeld, net als de benadeelde

tegen de andere ouder ook art. 1384, lid 2 BW inroepen om een deel van de aan de

benadeelde betaalde schadevergoeding te kunnen recupereren.90

§ 3. Dubbel tegenbewijs

41. De ouders kunnen ontkomen aan hun aansprakelijkheid indien ze kunnen aantonen dat

ze hebben voldaan aan hun plicht tot toezicht en dat hen geen enkel gebrek in de opvoeding

kan worden verweten. 91 Wanneer één van de vermoede tekortkomingen niet wordt weerlegd,

volstaat dit om de ouders aansprakelijk te verklaren.92 Vroeger volstond een algemeen

tegenbewijs. Nu moet men aan de hand van concrete factoren de goede opvoeding en toezicht

aantonen. 93 Indien ouders bijvoorbeeld enkel bewijzen dat ze een beslissing van de

jeugdrechter hebben uitgevoerd, zonder aan te tonen dat ze daadwerkelijke inspanningen

gedaan hebben om het kind goed op te voeden en er toezicht over te houden, blijft het

aansprakelijkheidsvermoeden gelden. 94

42. De verplichting tot toezicht en opvoeding die op de ouders rust is echter een

middelenverbintenis en géén resultaatsverbintenis.95 De rechter moet het tegenbewijs dan ook

op een redelijke manier beoordelen. 96 De ouders moeten een beroep kunnen doen op de

rechter om een eerlijk bewijs te leveren van hun inspanningen tot opvoeding en toezicht. 97

De rechter kan bij de beoordeling van goede opvoeding en voldoende toezicht rekening

houden met de leeftijd van het kind, het familiaal - cultureel - sociaal milieu van het kind en

89 Cass. 20 januari 2000, RW 2001-02, 631. 90 I. BOONE, “De verschillende belangen van slachtoffers en regresnemers: uitgangspunt voor een verschillend aansprakelijkheidsrecht?”, TPR 2003, afl. 3, 983. 91 Cass. 23 februari 1989, JT 1989, 235. 92 G. BALLON, “Over risico-aanvaarding en de aansprakelijkheid van de ouders voor handelingen van hun minderjarige kinderen”, AJT 1995-96, 97. 93 B. WEYTS, “Het kluwen van aansprakelijke personen ingeval van een onrechtmatige daad van de minderjarige : de dader, de ouders, de onderwijzer, de jeugdinstelling, de opvoeder en de overheid”, TJK 2004, afl. 3, 149. 94 Rb. Brussel 11 maart 1993, RGAR 1995, 12446. 95 Luik 23 november 2001, JDJ 2002, 42 ; Brussel 23 oktober 1997, TAVW 1998, 94. 96 H. BOCKEN, “Aansprakelijkheid van en voor minderjarigen” , De Verz. 2006, afl. 3, 313. 97 M. DEBAENE, H. VANDENBERGHE, M. VAN QUICKENBORNE, L. WYNANT, “Overzicht van rechtspraak (1994-1999), aansprakelijkheid uit onrechtmatige daad”, TPR 2000, 1811.

Page 30: SCHADEVERGOEDING BIJ GEWELDMISDRIJVEN DOOR …...Academiejaar 2009-2010 SCHADEVERGOEDING BIJ GEWELDMISDRIJVEN DOOR MINDERJARIGEN Masterproef van de opleiding ‘Master in de rechten’

29

met het tijdstip van de feiten. 98 In feite heeft de rechter nood aan een degelijk gerechtelijk

onderzoek dat hem de nodige feitelijke gegevens verschaft, maar meestal ontbreekt

dit. 99 Het dossier met betrekking tot de persoonlijkheid en het sociaal milieu van de jongere,

dat wordt opgesteld in het kader van de Jeugdbeschermingswet, mag niet gebruikt worden bij

de beoordeling van de burgerlijke aansprakelijkheid van de ouders. 100 Ook de gegevens van

de eventuele herstelbemiddelingsprocedure mogen niet gebruikt worden. 101

A. Afwezigheid van fout in het toezicht

43. De ouders dienen te voldoen aan de normale bewakingsplicht, die géén

resultaatsverbintenis inhoudt en waarbij dus rekening moet worden gehouden met bepaalde

concrete omstandigheden zoals de leeftijd van het kind, de onmogelijkheid om de daad te

beletten, het karakter van het kind, de reeds gegeven aanwijzingen,... 102 De ouders moeten

bewijzen dat ze het normaal vereiste toezicht hebben uitgeoefend. 103 De vraag dient gesteld

te worden of de objectief onrechtmatige daad zich zou hebben voorgedaan bij voldoende

toezicht. Is het antwoord positief, dan valt er aan de ouders geen gebrek aan toezicht te

verwijten. Bij een negatief antwoord is er wel degelijk sprake van een fout in het toezicht.

Indien het kind op het ogenblik van het schadeverwekkende feit niet onder toezicht van de

ouders stond, is de afwezigheid van fout eenvoudig aan te tonen. 104

44. In bepaalde omstandigheden zijn ouders in de materiële onmogelijkheid om toezicht

over hun kind te houden. Wanneer het kind immers op het ogenblik van het plegen van de

onrechtmatige daad onder toezicht stond van een derde, kunnen de ouders geen fout in het

toezicht worden verweten. 105 Dit kan het geval zijn waar het kind op school was toen het

98 Brussel 2 april 1999, JLMB 1999, 1434. 99 J. KEUSTERMANS, “De grondslag van de ouderlijke aansprakelijkheid”, Jura Falc. 1982-83, 41. 100 Art. 50 en 55 Jeugdbeschermingswet ; Cass. 12 november 2002, RW 2006-07, afl. 18, 758. 101 H. BOCKEN, “Aansprakelijkheid van en voor minderjarigen” , De Verz. 2006, afl. 3, 313. 102 Brussel 27 maart 1997, De Verz. 1998, 95 ; L. BALCAEN, M. BERGHMANS, “Aansprakelijkheid voor buitencontractuele schade toegebracht door minderjarigen” in E. VERHELLEN e.a., Kinderrechtengids, Gent, Mys en Breesch, 1994-2006, 154 ; B. WEYTS, “De aansprakelijkheid van ouders en van andere toezichthouders van de minderjarige” in X., Jongeren en recht, Antwerpen, Intersentia, 2003, 97. 103 J. FAGNART, “La responsabilité civile des parents”, J. dr. jeun. 1997, 367-368. 104 M. MUYLLE en H. VANDENBERGHE, “Aansprakelijkheid van ouders voor minderjarige kinderen : een stand van zaken”, in F. BAUDONCQ, L. CARENS e.a., De aansprakelijkheid van ouders en onderwijzers, Brugge, Die Keure, 2007, 65. 105 Pol. Turnhout 21 oktober 2003, RW 2005-06, 512.

Page 31: SCHADEVERGOEDING BIJ GEWELDMISDRIJVEN DOOR …...Academiejaar 2009-2010 SCHADEVERGOEDING BIJ GEWELDMISDRIJVEN DOOR MINDERJARIGEN Masterproef van de opleiding ‘Master in de rechten’

30

schade veroorzaakte 106, indien het kind geplaatst is in een instelling107 of omdat er wegens

scheiding van de ouders slechts een beperkt of geen persoonlijk contact is met het kind 108.

Daarnaast bestaat er ook soms een morele onmogelijkheid tot het houden van toezicht over

een kind 109. Er kan immers vooreerst geen permanent toezicht worden geëist van de ouders.

Wanneer een 10-jarig kind op weg naar school schade berokkent op een traject dat hij heel

goed kende, is er geen fout in het toezicht van de ouders 110. Daarnaast speelt leeftijd een

belangrijke rol. Ten aanzien van jongere kinderen wordt immers een scherper toezicht vereist

dan tegenover adolescenten, die een grotere vrijheid verdienen111. Toch wordt de

bewakingsplicht strenger beoordeeld bij kinderen met problematisch gedrag : de ouders

dienen in dit geval bijzondere maatregelen van toezicht te nemen112. Ouders moeten toezien

op de vrijetijdsbesteding van hun kinderen113 en controle uitoefenen op de omgang met hun

vrienden114. Deze factoren kunnen van groot belang zijn in het kader van geweldmisdrijven.

B. Afwezigheid van fout in de opvoeding

45. Het aansprakelijkheidsvermoeden van de ouders is dubbel. Ook al is er geen fout in het

toezicht van de ouders, kan er zich nog steeds een fout voorgedaan hebben in de opvoeding

van het kind. Het bewijs van goede opvoeding is heel wat moeilijker bij de beoordeling dan

het bewijs van voldoende toezicht en wordt op verschillende wijzen in de rechtspraak

geïnterpreteerd. DE TAVERNIER stelt terecht dat “opvoeding geen momentaan gebeuren is,

maar een inspanning die maar na verloop van vele jaren ten volle op haar degelijkheid kan

worden beoordeeld”.115 De opvatting van de rechter over wat een goede opvoeding is, wordt

beïnvloed door zijn eigen opvoeding, zijn socioculturele en filosofische achtergrond. 116 Een

definitie van goede opvoeding werd gegeven door het Hof van Beroep te Brussel. Een goede

opvoeding is “deze waarbij alle gepaste middelen worden aangewend om de minderjarige

106 Rb. Dendermonde 3 maart 1995, TGR 1995, 169. 107 Brussel 20 januari 1994, J. dr. Jeun. 1994, 62. 108 B. WEYTS, “De aansprakelijkheid van ouders en van andere toezichthouders van de minderjarige” in X., Jongeren en recht, Antwerpen, Intersentia, 2003, 96. 109 P. DE TAVERNIER, De buitencontractuele aansprakelijkheid voor schade veroorzaakt door minderjarigen, Antwerpen, Intersentia, 2006, 445. 110 Rb. Kortrijk 16 september 2003, RW 2005-06, 552. 111 Luik 23 november 2001, J. dr. Jeun. 2002, 42. 112 Luik 13 juni 1994, TBBR 1995, 390, noot E. VERBERT. 113 Rb. Namen 30 juni 1995, De Verz. 1995, 638. 114 Brussel 27 maart 1997, De Verz. 1998, 95. 115 P. DE TAVERNIER, De buitencontractuele aansprakelijkheid voor schade veroorzaakt door minderjarigen, Antwerpen, Intersentia, 2006, 421. 116 L. BALCAEN, M. BERGHMANS, “Aansprakelijkheid voor buitencontractuele schade toegebracht door minderjarigen” in E. VERHELLEN e.a., Kinderrechtengids, Gent, Mys en Breesch, 1994-2006, 157.

Page 32: SCHADEVERGOEDING BIJ GEWELDMISDRIJVEN DOOR …...Academiejaar 2009-2010 SCHADEVERGOEDING BIJ GEWELDMISDRIJVEN DOOR MINDERJARIGEN Masterproef van de opleiding ‘Master in de rechten’

31

een opleiding en ontwikkeling te geven, redelijkerwijze rekening houdende met de leeftijd van

het kind en zijn persoonlijke mogelijkheden, het milieu waarin het leeft en de opleiding en de

activiteiten van zijn vader en moeder, alsmede met de actuele levensomstandigheden, de

zeden en gewoonten op het ogenblik van de feiten en de concrete situatie van de familie.”117

Het bewijs van goede opvoeding mag in de regel met alle middelen worden bewezen, bv.

schoolrapporten, psychiatrische verslagen en dergelijke. Het sociaal onderzoek door een

consulent bij de jeugdrechtbank werd echter door het Hof van Cassatie als bewijs afgewezen.

Dit wordt immers beschouwd als vertrouwelijke informatie.118

46. Een eerste stroming in de rechtspraak gaat ervan uit dat een welopgevoed kind geen

enkele fout begaat. Het schadeverwekkend gedrag op zich wordt dan beschouwd als bewijs

van een slechte opvoeding. 119 In bepaalde gevallen in de rechtspraak werd reeds enkele keren

gesteld dat het kind, ongeacht de plaats waar het zich bevindt, door zijn gedrag getuigt van

een goede of slechte opvoeding. 120

47. Een tweede stroming gaat ervan uit dat het niet is toegelaten om uit het enkele feit dat er

schade werd veroorzaakt, af te leiden dat ouders hun kind slecht hebben opgevoed. 121

De opvoeding is immers geen resultaatsverbintenis. Er kan enkel verwacht worden van de

ouders dat ze hun taak met de nodige zorgzaamheid en afdoende waakzaamheid zouden

uitoefenen. 122 Zoals hiervoor gesteld zijn sommige rechters geneigd om te stellen dat de

objectief onrechtmatige daad het bewijs uitmaakt dat er iets is fout gelopen in de opvoeding

van de minderjarige. Hierdoor wordt echter een ONweerlegbaar vermoeden gecreëerd en dit

strookt niet met het weerlegbaar principe in art. 1384, lid 5 BW. 123 Hoe ouder het kind wordt,

hoe meer ontwikkelingen zich voordoen in zijn leven en er gevaar ontstaat op een

onrechtmatige gedraging. 124

117 Brussel 23 april 2001, RGAR 2002, 13552. 118 Cass. 19 mei 1993, Pas. 1993, I, 497. 119 G. BALLON, “Over risico-aanvaarding en de aansprakelijkheid van de ouders voor handelingen van hun minderjarige kinderen”, AJT 1995-96, 97; Brussel 23 mei 1991, Pas. 1991, II, 158. 120 Cass. 21 december 1989, Arr.Cass. 1989-90, 560 ; Cass. 28 september 1989, JT 1990, 22 ; Gent 22 november 1994, RGAR 1996, 12681 ; Pol. Mechelen 29 juni 2004, T. Vred. 2005, 183. 121 Cass. 12 januari 1971, Pas. 1971, 434; C. MAES, “Iets over de burgerrechtelijke uithandengeving van de minderjarige en over de burgerlijke aansprakelijkheid van de leerkracht”, TORB 1999-00, 56. 122 Rb. Brussel 7 januari 1991, JT 1991, 587. 123 M. MUYLLE, “En wat als ‘supernanny’ te laat komt. Actualia inzake de aansprakelijkheid van ouders voor minderjarige kinderen” in X., Aansprakelijkheids- en Verzekeringsrecht, Brugge, Die Keure, 2008, 95. 124 M. MUYLLE en H. VANDENBERGHE, “Aansprakelijkheid van ouders voor minderjarige kinderen : een stand van zaken”, in F. BAUDONCQ, L. CARENS e.a., De aansprakelijkheid van ouders en onderwijzers, Brugge, Die Keure, 2007, 59.

Page 33: SCHADEVERGOEDING BIJ GEWELDMISDRIJVEN DOOR …...Academiejaar 2009-2010 SCHADEVERGOEDING BIJ GEWELDMISDRIJVEN DOOR MINDERJARIGEN Masterproef van de opleiding ‘Master in de rechten’

32

48. Bij jonge kinderen wordt mijns inziens te snel een fout in de opvoeding weerhouden. Er

werd een gebrek in opvoeding weerhouden bij de ouders van een kleuter, die een andere

kleuter met een rietje in het oog had gestoken, wegens het vermoeden dat de ouders te weinig

hadden gewezen op het gevaar van steken naar de ogen. 125 Bij een kind van drie jaar en half,

dat een brand gesticht had, werden de ouders aansprakelijk gesteld op basis van een fout in de

opvoeding, vermits de rechter aannam dat een kind van deze leeftijd het verbod om met vuur

te spelen reeds moet zijn aangeleerd en hebben geabsorbeerd. 126 Naar aanleiding van

dergelijke rechtspraak pleit ik om een onderscheid te maken tussen schadegevallen

veroorzaakt door jonge kinderen en deze veroorzaakt door adolescenten. Op dit voorstel

wordt later uitgebreid teruggekomen.127

49. Bij feiten gepleegd door adolescenten dient een afweging gemaakt te worden, naar

gelang het gaat om zware jeugdcriminaliteit of eerder lichte ‘kwajongensstreken’. Daarnaast

dient ook rekening gehouden te worden met de inspanningen die de ouders geleverd hebben.

Minderjarigen, tussen 12 en 14 jaar oud, die dus de leeftijd van gezond verstand hebben

bereikt, en die zich zonder enige reden schuldig hebben gemaakt aan diefstal en vandalisme,

bewijzen op zich een slechte opvoeding van de ouders. Zulke daden tonen immers op zich aan

dat de morele waarden betreffende het respect voor de goederen van anderen niet op een

correcte wijze werden bijgebracht aan kinderen.128 Bij een 17-jarige die zich schuldig had

gemaakt aan slagen en verwondingen en beschadiging van zaken, oordeelde de rechter dat er

een fout in de opvoeding was wegens het gebrek aan afkeurend gedrag van de ouders ten

aanzien van de omgang van hun kind met slechte vrienden en het geregeld spijbelen. 129

Bij ouders die wisten dat hun zoon moeilijk en agressief was werd een fout in de opvoeding

weerhouden, vermits ze hem op café lieten gaan en omgaan met jongens van bedenkelijke

reputatie. Er is ook geen goede opvoeding door de ouders indien ze hun kind van 16 jaar niet

inprenten dat hanteren van wapens in het bijzijn van derden gevaarlijk is. 130 Bij een geval

waar een minderjarige zijn medeleerling met een mes bedreigde en daarna zijn neus brak,

werd een fout in de opvoeding van de ouders weerhouden, vermits ze dit gedrag als volkomen

normaal beschouwden. 131 Deze gevallen zijn één voor één gevallen van eerder zware

125 Antwerpen 27 maart 2002, RW 2005-06, 106. 126 Rb. Dinant 21 oktober 1998, RGAR 2000, 13260. 127 Infra, p. 36-37. 128 Bergen 23 april 2009, VAV 2009, afl. 4, 278. 129 Brussel 23 april 2001, RGAR 2002, 13552. 130 Rb. Turnhout 27 april 1995, Turn. Rechtsl. 1995-96, 99. 131 Bergen 9 juni 1993, JT 1993, 668.

Page 34: SCHADEVERGOEDING BIJ GEWELDMISDRIJVEN DOOR …...Academiejaar 2009-2010 SCHADEVERGOEDING BIJ GEWELDMISDRIJVEN DOOR MINDERJARIGEN Masterproef van de opleiding ‘Master in de rechten’

33

jeugdcriminaliteit. Indien in dergelijke gevallen door de ouders niet ingegrepen wordt, wordt

mijns inziens terecht door de rechter een fout in de opvoeding weerhouden. Een belangrijk

onderdeel van opvoeden bestaat er immers in deviant gedrag af te keuren.

50. Wanneer ouders echter daadwerkelijke inspanningen hebben geleverd om hun kind

terug op het rechte pad te krijgen en hiervoor professionele hulp hebben ingeschakeld, maar

hun pogingen niet mochten baten, neemt de rechtspraak dikwijls aan dat de ouders wél het

tegenbewijs van een goede opvoeding kunnen leveren. 132 Ouders met 11 kinderen waar er

nog geen gerechtelijke antecedenten waren geweest, hebben met succes het tegenbewijs

kunnen leveren. De jeugdrechter ging er immers van uit dat de feiten geïsoleerd kunnen

worden en moesten gezien worden als een “accident de parcours”. De minderjarige werd

daarentegen wel persoonlijk aansprakelijk gesteld. 133 CHRISTIAENS vindt echter dat

hierdoor de toekomst van de “heropgevoede” minderjarige op de helling wordt gezet. 134

In dezelfde zin werd geoordeeld bij een 17-jarige schadeverwekker die alleen een weekendje

weg was naar Parijs. Bij de opvoedingsverplichting moet immers rekening gehouden worden

met de leeftijd van het kind en de maatschappelijke evoluties. Er kon de ouders bijgevolg

geen gebrek aan opvoeding verweten worden, het ging om een geïsoleerd feit. 135

De rechtbank van eerste aanleg te Luik oordeelde dat indien minderjarigen -buiten het weten

van hun ouders- diefstallen plegen, dit eerder het gevolg blijkt te zijn van het milieu waarin ze

vertoeven maar niet zozeer van ouderlijk falen. De ouders werden niet aansprakelijk gesteld. 136

51. Bij het beoordelen van de aanwezigheid van fout in de opvoeding moet dus rekening

worden gehouden met de leeftijd van het kind, de maatschappelijke evoluties en de

psychologische en sociale achtergrond van het kind en de ouders. 137

Het is daarnaast vaak onwaarschijnlijk dat er een oorzakelijk verband bestaat tussen de

opvoeding van de minderjarige en de door hem berokkende schade. Zelfs met de BESTE

132 Corr. Bergen 31 mei 2000, RGAR 2002, 13589. 133 Jeugdrb. Brussel 3 mei 2002, TJK 2002, 196, noot J. CHRISTIAENS. 134 J. CHRISTIAENS, C. ELIAERTS, “In het belang van het kind : Eind goed al goed... of toch weer niet?”, TJK 2002, afl. 4, 203. 135 Brussel 19 april 2004, Journ. Proc. 2004, 25. 136 Rb. Luik 22 januari 1990, Journ. Dr. Jeun. 1990, afl. 10, 37, noot D. PHILIPPE. 137 M. MUYLLE en H. VANDENBERGHE, “Aansprakelijkheid van ouders voor minderjarige kinderen : een stand van zaken”, in F. BAUDONCQ, L. CARENS e.a., De aansprakelijkheid van ouders en onderwijzers, Brugge, Die Keure, 2007, 65.

Page 35: SCHADEVERGOEDING BIJ GEWELDMISDRIJVEN DOOR …...Academiejaar 2009-2010 SCHADEVERGOEDING BIJ GEWELDMISDRIJVEN DOOR MINDERJARIGEN Masterproef van de opleiding ‘Master in de rechten’

34

opvoeding kan een kind immers ontsporen en een vergissing begaan.138 Daarom vragen

sommige rechtsgeleerden zich af of het aansprakelijkheidsvermoeden niet beter beperkt wordt

tot een fout in het toezicht.139 Dit idee werd ontwikkeld naar aanleiding van een arrest van het

Hof van Cassatie, dat alleen het vermoeden van fout in het toezicht in beschouwing nam. 140

§ 4. Tendens tot objectieve aansprakelijkheid : art. 1384, 2e lid à la Française

52. Het arrest “Bertrand” van het Franse Hof van Cassatie van 19 februari 1997 heeft de

aansprakelijkheid van ouders over een andere boeg gegooid door het dubbel foutvermoeden te

vervangen door objectieve aansprakelijkheid. 141 Het Franse Hof van Cassatie neemt in zijn

arrest 2 principes aan: de aansprakelijkheid van rechtswege van ouders en de gronden waarop

ouders zich kunnen beroepen om te ontsnappen aan aansprakelijkheid, namelijk overmacht en

fout van het slachtoffer. 142 Het aansprakelijkheidsvermoeden van de ouders werd in Frankrijk

dus (quasi-) onweerlegbaar : de ouders kunnen niet meer aan hun aansprakelijkheid

ontkomen door aan te tonen dat ze geen fout hebben begaan.

53. Ook een groot deel van de Belgische rechtsleer is reeds jaren lang voor het idee van een

objectieve aansprakelijkheid gewonnen. 143 Men wil overgaan tot het opleggen van een

foutloze aansprakelijkheid, die een attribuut van de ouderlijke macht zal vormen.

Hiermee zou de waarborg ten aanzien van de slachtoffers nog vergroten. 144 Daarnaast wordt

wegens de uiteenlopende beoordeling in de rechtspraak het dubbele foutvermoeden als

grondslag voor ouderlijke aansprakelijkheid ernstig in vraag gesteld door menig auteur.

Ook zou een foutloze aansprakelijkheid een oplossing zijn voor het probleem dat er geen

klaar en duidelijk verband is tussen de daad van het kind en de slechte opvoeding van de

ouders. Ten laatste zou objectieve aansprakelijkheid duidelijkheid scheppen voor iedereen.

138 M. DEBAENE, H. VANDENBERGHE, M. VAN QUICKENBORNE, L. WYNANT, “Overzicht van rechtspraak (1994-1999), aansprakelijkheid uit onrechtmatige daad”, TPR 2000, 1817. 139 P. DE TAVERNIER, De buitencontractuele aansprakelijkheid voor schade veroorzaakt door minderjarigen, Antwerpen, Intersentia, 2006, 424. 140 Cass. 9 juli 1934, Pas. 1934, 352. 141 Cass. fr. 19 februari 1997, JCP 1997, II, nr. 22.848, 247-254. 142 P. DE TAVERNIER, “Naar een objectieve aansprakelijkheid van de ouders voor de onrechtmatige daden van hun minderjarige kinderen? Beschouwingen bij het arrest 'Bertrand' van het Franse Hof van Cassatie van 19 februari 1997”, RW 1999-00, 289. 143 L. CORNELIS, “Beginselen van het Belgische buitencontractuele aansprakelijkheidsrecht. De onrechtmatige daad.” in Reeks Aansprakelijkheidsrecht, nr. 7, Antwerpen, Maklu, 1989, 312 ; P. DE TAVERNIER, “Naar een objectieve aansprakelijkheid van de ouders voor de onrechtmatige daden van hun minderjarige kinderen? Beschouwingen bij het arrest 'Bertrand' van het Franse Hof van Cassatie van 19 februari 1997”, RW 1999-00, 273-294 ; J. FAGNART, “La responsabilité civile des parents”, J. dr. jeun. 1997, 365. 144 J. KEUSTERMANS, “De grondslag van de ouderlijke aansprakelijkheid”, Jura Falc. 1982-83, 55.

Page 36: SCHADEVERGOEDING BIJ GEWELDMISDRIJVEN DOOR …...Academiejaar 2009-2010 SCHADEVERGOEDING BIJ GEWELDMISDRIJVEN DOOR MINDERJARIGEN Masterproef van de opleiding ‘Master in de rechten’

35

54. Ook in de rechtspraak wordt de weerlegging van het dubbel vermoeden niet snel meer

aanvaard.145 Een uitspraak van het Hof van Beroep te Brussel lijkt art. 1384, lid 2 BW zelfs

ook al à la Française te interpreteren.146 Het Hof sluit zich in dit arrest aan bij de Belgische

rechtsgeleerden die voorstander zijn van de Franse rechtspraak over objectieve

aansprakelijkheid van de ouders. Volgens het Hof is het mogelijk dat de schade niet te wijten

is aan de schuld van de aangesprokenen, maar dat deze hen toch toe te rekenen is omwille van

een bepaald risico. Zodra een fout van het minderjarig kind vaststaat, laat de rechter in het

midden of de ouders al dan niet een fout in de opvoeding of in het toezicht hebben gemaakt.

De aansprakelijkheid zou enkel kunnen weerlegd worden bij overmacht. Overmacht wordt

hier begrepen als een ‘externe oorzaak die volledig buiten de invloedssfeer ligt waarin ouders

via toezicht en opvoeding over de daden van hun kinderen een impact kunnen hebben’.

De ouders moeten dus bewijzen dat de schadeverwekkende onrechtmatige daad een externe

oorzaak heeft die volledig buiten hun toezichts- en opvoedingssfeer ligt.147 Men kan zich

afvragen hoe en of dit bewijs wel in de praktijk kan geleverd worden. Overmacht wordt

immers heel restrictief geïnterpreteerd. In casu kon een verkeerd gelopen risicovolle adoptie

waar de geadopteerde zich maatschappelijk ongepast gedragen had, niet herleid worden tot

overmacht. Ten aanzien van adoptieouders wordt in de rechtspraak steeds streng geoordeeld.

Het feit van adoptie kan immers niet dienen als tegenbewijs om de

aansprakelijkheidsvermoedens uit te schakelen.148 Adoptieouders kunnen nochtans vreemd

zijn aan een deel van de ontwikkeling van het kind, omdat het bijvoorbeeld pas op een latere

leeftijd werd geadopteerd.

55. Reeds meerdere politici, namelijk Guido De Padt, Herman De Croo en Martine

Taelman, hebben een wetsvoorstel “ tot invoering in het Burgerlijk Wetboek van een

objectieve aansprakelijkheid van de ouders voor schade veroorzaakt door hun minderjarige

kinderen” ingediend. 149 Deze wetsvoorstellen willen de huidige regeling afschaffen en de

145 L. BREWAEYS, “Aansprakelijkheid van ouders”, Ad Rem speciale editie 2008, 4. 146 Brussel 25 oktober 2007, NjW 2008, 128. 147 E. DE KEZEL, “Ouderlijke aansprakelijkheid nieuwe stijl? Hof van beroep interpreteert artikel 1384, lid 2 BW à la Française”, Juristenkrant 2008, afl. 165, 3. 148 Antwerpen 2 april 1998, Intercontact 1999, 125. 149 Wetsvoorstel (G. DE PADT) tot invoering in het Burgerlijk Wetboek van een objectieve aansprakelijkheid van de ouders voor schade veroorzaakt door hun minderjarige kinderen, Parl. St. Kamer 2005-06, nr. 2163/001 ; Wetsvoorstel (H. DECROO EN G. DE PADT) tot invoering in het Burgerlijk Wetboek van een objectieve aansprakelijkheid van de ouders voor schade veroorzaakt door hun minderjarige kinderen, Parl. St. Kamer 2007-08, nr. 0583/001 ; Wetsvoorstel ( M. TAELMAN), tot invoering in het Burgerlijk Wetboek van een objectieve aansprakelijkheid van de ouders voor schade veroorzaakt door hun minderjarige kinderen, Parl. St. Senaat 2008-09, 19 januari 2009.

Page 37: SCHADEVERGOEDING BIJ GEWELDMISDRIJVEN DOOR …...Academiejaar 2009-2010 SCHADEVERGOEDING BIJ GEWELDMISDRIJVEN DOOR MINDERJARIGEN Masterproef van de opleiding ‘Master in de rechten’

36

ouders steeds aansprakelijk stellen behalve in geval van overmacht of een fout van het

slachtoffer. Hierbij kan wel de opmerking gemaakt worden dat in de regel bij fout van het

slachtoffer gewerkt wordt met verdeling van de aansprakelijkheid, terwijl de wetsvoorstellen

dit principe niet toepassen. De voorheen vermelde wetsvoorstellen zijn in behandeling in

Kamer en Senaat.

56. Tegen de invoering van een objectieve aansprakelijkheid is nochtans veel in te brengen.

Voorstanders nemen aan dat door de invoering van een foutloze aansprakelijkheid de

belangen van slachtoffers, kinderen en ook ouders optimaal worden beschermd. Dit valt sterk

te betwijfelen. Er kan moeilijk aangenomen worden dat de belangen van de ouders worden

beschermd indien ze, rekening houdend met de huidige tijdsgeest, voor elke misstap van hun

adolescent en eventueel delinquent kind zullen moeten opdraaien. Een objectieve

aansprakelijkheid zou in bepaalde gevallen kunnen uitdraaien op een bijzonder zware

aansprakelijkheid voor de ouders. DE TAVERNIER heeft mooi verwoord waarom we beter

terughoudend zijn ten aanzien van een stelsel van objectieve aansprakelijkheid: “ door het

weerlegbare vermoeden te vervangen door een objectieve aansprakelijkheid, dreigen de

ouders een sanctie op te lopen alleen omwille van het feit dat zij hebben gekozen voor het

ouderschap en dientengevolge voor de moeilijke doch behartenswaardige taak van opvoeden

van kinderen.” 150

.

57. Een stelsel van objectieve aansprakelijkheid zoals bij het Frans model is zeker niet

wenselijk bij adolescenten. Dergelijk stelsel heeft enkel oog voor de belangen van het

slachtoffer. Daarom ben ik net als DE TAVERNIER151 er voorstander van een onderscheid te

maken tussen schadegevallen veroorzaakt door jonge kinderen en door adolescenten, naar

analogie met het Nederlands voorbeeld, waar ouders objectief aansprakelijk zijn voor hun

kinderen jonger dan 14 jaar, een weerlegbaar aansprakelijkheidsvermoeden van de ouders

bestaat voor jongeren van 14 en 15 jaar en ouders niet meer aansprakelijk zijn voor de

onrechtmatige daden begaan door hun minderjarige kinderen vanaf 16 jaar.

In het Belgisch systeem zou beter gewerkt worden met een leeftijdsgrens van 12 jaar.

Aansluitend bij het voorstel om jongeren pas op de leeftijd van 12 jaar persoonlijk

aansprakelijk te stellen (vermits het vanaf die leeftijd wenselijk is dat ze zelf voor hun daden

150 P. DE TAVERNIER, De buitencontractuele aansprakelijkheid voor schade veroorzaakt door minderjarigen, Antwerpen, Intersentia, 2006, 439. 151 P. DE TAVERNIER, De buitencontractuele aansprakelijkheid voor schade veroorzaakt door minderjarigen, Antwerpen, Intersentia, 2006, 438.

Page 38: SCHADEVERGOEDING BIJ GEWELDMISDRIJVEN DOOR …...Academiejaar 2009-2010 SCHADEVERGOEDING BIJ GEWELDMISDRIJVEN DOOR MINDERJARIGEN Masterproef van de opleiding ‘Master in de rechten’

37

instaan) zou er een objectieve aansprakelijkheid van de ouders worden ingevoerd voor hun

kinderen. Voor kinderen tot 12 jaar zou bijgevolg geen persoonlijke aansprakelijkheid

bestaan, maar wel een objectieve aansprakelijkheid van hun ouders. Adolescenten vanaf 12

jaar zouden wel persoonlijk aansprakelijk kunnen worden gesteld en voor hun ouders zou het

aansprakelijkheidsvermoeden behouden blijven. Door een weerlegbaar vermoeden te

behouden voor de leeftijdscategorie 12- tot 18-jarigen wordt de deur op een kier gelaten voor

‘goede’ ouders van ‘stoute’ kinderen.152 Soms doen adolescenten immers een onverklaarbare

misstap door haantjesgedrag of macho-gedoe, dat in bepaalde gevallen niet aan de ouders kan

worden toegerekend. Er moet dan echter wel degelijk de kans geboden worden aan de ouders

om het aansprakelijkheidsvermoeden te weerleggen.

Afdeling 2. Onderwijzers en ambachtslieden

§ 1. Grondslag van de aansprakelijkheid

58. Onderwijzers worden vermoed aansprakelijk te zijn op basis van art. 1384, lid 4 BW

voor de schade die hun leerlingen hebben veroorzaakt aan een derde gedurende de tijd dat ze

onder hun toezicht stonden. Een objectieve onrechtmatige daad van de leerling is zoals bij de

ouderlijke aansprakelijkheid voldoende. 153 Dit vermoeden is gegrond op de natuurlijke

autoriteit van de leerkracht om het gedrag van de leerlingen te leiden en een direct en concreet

toezicht uit te oefenen. 154 Naar analogie met de ouderlijke aansprakelijkheid beoogt de

wetgever een ruime slachtofferbescherming met dit aansprakelijkheidsvermoeden.155

Dit vermoeden kan weerlegd worden door het bewijs dat hij op een zorgvuldige wijze toezicht

heeft uitgeoefend. (art. 1384, lid 5 BW) Ook bij de leerkracht bestaat enkel een

inspanningsverbintenis en géén resultaatsverbintenis. 156

59. In Frankrijk werd het aansprakelijkheidsvermoeden van onderwijzers in 1937

afgeschaft. Het slachtoffer dient bijgevolg het bewijs te leveren dat de onderwijzer een fout

152 J. CHRISTIAENS, C. ELIAERTS, “In het belang van het kind : Eind goed al goed... of toch weer niet?”, TJK 2002, afl. 4, 203. 153 B. WEYTS, “De aansprakelijkheid van ouders en van andere toezichthouders van de minderjarige” in X., Jongeren en recht, Antwerpen, Intersentia, 2003, 98. 154 L. EINSWEILER, “La responsabilité civile des instituteurs et des éducateurs”, J. dr. Jeun. 1997, 372. 155 B. WEYTS, “Het kluwen van aansprakelijke personen ingeval van een onrechtmatige daad van de minderjarige : de dader, de ouders, de onderwijzer, de jeugdinstelling, de opvoeder en de overheid”, TJK 2004, afl. 3, 150. 156 Luik 11 maart 1997, TBBR 1998, 484.

Page 39: SCHADEVERGOEDING BIJ GEWELDMISDRIJVEN DOOR …...Academiejaar 2009-2010 SCHADEVERGOEDING BIJ GEWELDMISDRIJVEN DOOR MINDERJARIGEN Masterproef van de opleiding ‘Master in de rechten’

38

heeft begaan die in oorzakelijk verband staat met het schadegeval. 157

Ook in Nederland berust de aansprakelijkheid op een bewezen fout en niet meer op een

aansprakelijkheidsvermoeden. 158 In Duitsland bestaat het aansprakelijkheidsvermoeden niet

enkel voor ouders, maar ook voor andere toezichthouders. 159

§ 2. Toepassingsvoorwaarden voor het vermoeden van aansprakelijkheid

A. Het begrip ‘onderwijzer’

60. De belangrijkste vraag die zich stelt is wie precies bedoeld wordt met de term

‘onderwijzer’. De onderwijzer is ‘diegene die onderwijs verstrekt aan de leerlingen en

toezicht op hen uitoefent.’ 160 Het Hof van Cassatie vat het begrip ‘onderwijs’ ruim op. In een

arrest van 3 december 1986 oordeelde het Hof van Cassatie dat het begrip onderwijs “ niet

mag beperkt worden tot de enkele overdracht van technische of intellectuele kennis in

lesverband, maar dat het ook elke andere vorm van onderricht omvat, zowel van

wetenschappelijke, artistieke, professionele als van zedelijke of maatschappelijke aard.”161

.

Deze ruime interpretatie leidt tot een ruim toepassingsgebied van de

onderwijzersaansprakelijkheid. Niet enkel onderwijzers in een school, maar ook

sportmonitoren, stagemeesters en dergelijke kunnen aansprakelijk worden gesteld op basis

van art. 1384, 4e lid BW. Deze uitbreiding van aansprakelijkheid is terecht, vermits jongeren

steeds meer deelnemen aan buitenschoolse activiteiten. Wel is vereist dat iets aangeleerd

wordt. Wanneer niet kan vastgesteld worden dat er één of andere vorm van onderricht

verstrekt wordt, bv. bij studiemeesters, jeugdleiders, buschauffeurs, kan men deze personen

niet aansprakelijk stellen op grond van art. 1384, lid 4 BW. 162 De directeur kan niet aanzien

worden als leerkracht, maar kan wel aansprakelijk worden gesteld op basis van art. 1382-1383

BW indien hij in gebreke blijft om een behoorlijk toezicht te organiseren. 163

157 L. FRANCOZ-TERMINAL, F. LAFAY, O. MORETEAU en C. PELLERIN-RUGLIANO, “ Children as Tortfeasors under French law” in X., Children in Tort Law. Part I : Children as Tortfeasors, Wenen, Springer, 2006, 205-207. 158 W. VAN BOOM, “Children as Tortfeasors under Dutch law” in X., Children in Tort Law. Part I : Children as

Tortfeasors, Wenen, Springer, 2006, 306-307. 159 G. WAGNER, “Children as Tortfeasors under German law” in X., Children in Tort Law. Part I : Children as

Tortfeasors, Wenen, Springer, 2006, 249. 160 M. DEBAENE, H. VANDENBERGHE, M. VAN QUICKENBORNE, L. WYNANT, “Overzicht van rechtspraak (1994-1999), aansprakelijkheid uit onrechtmatige daad”, TPR 2000, 1821. 161 Cass. 3 december 1986, RW 1987-88, 55. 162 L. BALCAEN, M. BERGHMANS, “Aansprakelijkheid voor buitencontractuele schade toegebracht door minderjarigen” in E. VERHELLEN e.a., Kinderrechtengids, Gent, Mys en Breesch, 1994-2006, 159. 163 Antwerpen 23 maart 1994, RGAR 1998, 12659.

Page 40: SCHADEVERGOEDING BIJ GEWELDMISDRIJVEN DOOR …...Academiejaar 2009-2010 SCHADEVERGOEDING BIJ GEWELDMISDRIJVEN DOOR MINDERJARIGEN Masterproef van de opleiding ‘Master in de rechten’

39

Ondanks de ruimte die het Hof van Cassatie laat voor een soepele interpretatie, opteert de

rechtspraak voor een vrij restrictieve toepassing van het begrip ‘onderwijzer’. 164

Daarnaast rust er op basis van art. 1384, vierde lid BW ook een kwalitatieve aansprakelijkheid

op ambachtslui voor de schade die veroorzaakt is door leerjongens. In deze masterproef wordt

echter voornamelijk ingegaan op de aansprakelijkheid van de onderwijzer.

B. Het begrip ‘leerling’ of ‘leerjongen’

61. Het begrip ‘leerling’ mag voor de toepassing van art. 1384, vierde lid BW niet in de

gewone betekenis uit de onderwijswetgeving worden verstaan, maar in de specifieke

betekenis die de rechtspraak en rechtsleer aan die term gegeven hebben in de loop van de

jaren.165 Onder leerling of leerjongens worden ‘zij die onderwijs of een beroepsopleiding

volgen’, begrepen.166 De inhoud van het begrip ‘leerling’ wordt bepaald door de betekenis die

aan het begrip ‘onderwijzer’ toekomt. Zowel minderjarigen als volwassenen komen als

leerling of leerjongen in aanmerking. Het woord ‘hun’ leerling of leerjongen betekent niet dat

het om de eigen leerlingen of leerjongens van de onderwijzer of ambachtsman dient te gaan.

Alle leerlingen of leerjongens op wie toezicht moest worden uitgeoefend op een bepaald

ogenblik, vallen binnen het toepassingsgebied van het wetsartikel.167

C. Objectief onrechtmatige daad van een leerling of leerjongen

62. De onderwijzers dienen enkel in te staan voor een onrechtmatige daad van hun leerling.

Er dient een causaal verband te bestaan tussen de onrechtmatige handeling van de

minderjarige en de veroorzaakte schade. Zoals reeds vermeld volstaat het dat de daad, naar

analogie met de ouderlijke aansprakelijkheid, objectief onrechtmatig is. Deze objectief

onrechtmatige daad wordt in abstracto beoordeeld, rekening houdend met het gedrag van een

normaal zorgvuldig kind in dezelfde omstandigheden. 168

164 A. VAN OEVELEN, “Recente ontwikkelingen in de buitencontractuele aansprakelijkheid van leerkrachten en onderwijsinstellingen” in F. BAUDONCQ, L. CARENS e.a., De aansprakelijkheid van ouders en onderwijzers, Brugge, Die Keure, 2007, 45. 165 P. DE TAVERNIER, De buitencontractuele aansprakelijkheid voor schade veroorzaakt door minderjarigen, Antwerpen, Intersentia, 2006, 80. 166 H. BOCKEN en I. BOONE, Het buitencontractueel aansprakelijkheidsrecht en andere

schadevergoedingsmechanismen, Brugge, Die Keure, 2010, 122. 167 P. DE TAVERNIER, De buitencontractuele aansprakelijkheid voor schade veroorzaakt door minderjarigen, Antwerpen, Intersentia, 2006, 81. 168 M. DEBAENE, H. VANDENBERGHE, M. VAN QUICKENBORNE, L. WYNANT, “Overzicht van rechtspraak (1994-1999), aansprakelijkheid uit onrechtmatige daad”, TPR 2000, 1829.

Page 41: SCHADEVERGOEDING BIJ GEWELDMISDRIJVEN DOOR …...Academiejaar 2009-2010 SCHADEVERGOEDING BIJ GEWELDMISDRIJVEN DOOR MINDERJARIGEN Masterproef van de opleiding ‘Master in de rechten’

40

D. Toezicht

63. Onderwijzers zijn enkel aansprakelijk voor de veroorzaakte schade door hun leerlingen

aan derden gedurende de tijd dat ze onder hun toezicht staan. 169

Ook wanneer de leerlingen geen les krijgen, maar onder het toezicht van de onderwijzer staan,

bv. bij een schooluitstap, buiten het leslokaal,… geldt het aansprakelijkheidsvermoeden voor

een onderwijzer. Een onderwijzeres die belast was met het vergezellen van de kinderen op het

voetpad voor de school en die haar bewaking stopzet vooraleer alle kinderen de school

verlaten hebben, heeft een fout begaan in de uitoefening van haar functie. Indien zij niet

vroegtijdig was weggegaan, had ze kunnen voorkomen dat het kind op de steenweg zou

komen zonder inachtneming van de elementaire veiligheidsregels. Ze werd solidair

aansprakelijk gesteld met de stad Charlerloi. 170 In de uiteenzetting van het tegenbewijs

hieronder zal echter blijken dat de toezichtsvereiste door de rechtspraak meestal met de

nodige redelijkheid beoordeeld wordt.

E. Schade aan derden

64. Eén van de toepassingsvoorwaarden van art. 1384, 4e lid BW is dat de minderjarige

schade aan een derde moet hebben veroorzaakt. Het aansprakelijkheidsvermoeden geldt

bijgevolg niet wanneer het kind aan zichzelf171 of aan de leraar schade heeft veroorzaakt.

Enkel een derde die schade heeft geleden kan het aansprakelijkheidsvermoeden inroepen.

De onderwijzer die aansprakelijk werd gesteld op basis van art. 1384, lid 4 BW, heeft wel een

verhaal tegen zijn leerling die een fout in de zin van art. 1382 BW heeft begaan.172

§ 3. Tegenbewijs

65. De onderwijzer kan het aansprakelijkheidsvermoeden weerleggen als hij bewijst dat hij

op zorgvuldige wijze toezicht heeft uitgeoefend. Daarnaast ontkomt hij ook aan

aansprakelijkheid indien bewezen wordt dat de schadeverwekkende daad niet kon voorkomen

169 L. EINSWEILER, “La responsabilité civile des instituteurs et des éducateurs”, J. dr. Jeun. 1997, 373-374. 170 Bergen 4 september 1996, RGAR 1999, 13047. 171 Vred. Torhout 26 mei 1992, TBR 1992, 186. 172 M. DEBAENE, H. VANDENBERGHE, M. VAN QUICKENBORNE, L. WYNANT, “Overzicht van rechtspraak (1994-1999), aansprakelijkheid uit onrechtmatige daad”, TPR 2000, 1829.

Page 42: SCHADEVERGOEDING BIJ GEWELDMISDRIJVEN DOOR …...Academiejaar 2009-2010 SCHADEVERGOEDING BIJ GEWELDMISDRIJVEN DOOR MINDERJARIGEN Masterproef van de opleiding ‘Master in de rechten’

41

worden, wegens het plotseling, onvoorspelbaar of gewelddadig karakter van de feiten. 173

De rechtspraak is van oordeel dat de aansprakelijkheid van de leerkracht met de nodige

redelijkheid en zin voor realiteit moet worden beoordeeld. 174 Het door de leerkracht te

leveren tegenbewijs moet in concreto worden beoordeeld, waarbij er rekening gehouden

wordt met bepaalde elementen zoals de leeftijd van het kind, het aantal toevertrouwde

kinderen, het al dan niet gevaarlijke karakter van de georganiseerde activiteit en de plaats van

het ongeval. 175

66. Vooral het plotse en onvoorzienbare karakter van de schadeverwekkende handeling

vormt voor de leerkrachten één van de belangrijkste tegenbewijzen. Zo oordeelde een rechter

dat het voor een leraar niet mogelijk is om elke beweging van een kind te voorzien en te

voorkomen dat een leerling plots en onverwacht in het oor van een medeleerling prikt. 176

In het reeds hoger vermelde geval waarbij een kleuter plots een rietje in het oog van een

medeleerling stak, werd de kleuterleidster niet aansprakelijk geacht omdat van haar niet kan

worden geëist dat ze de kleuters ten allen tijde in het oog zou houden. 177 Daarnaast kon een

leraar niet aansprakelijk worden gesteld voor het geval waarin een leerling een lat afneemt

van een medeleerling en deze hiermee in het oog verwondt, omdat hij die plotse en

onverwachte daad niet kon verhinderen. 178 Onderwijzers en studiemeesters schieten echter

tekort in hun voorzorgs- en voorzichtigheidsverplichting wanneer op een speelplaats een

jongen van het eerste leerjaar kon binnendringen met een scherpe stok, met de bedoeling

schade te veroorzaken. 179

67. Daarnaast dient rekening gehouden te worden met de leeftijd van het kind. Zo heeft het

Hof van Cassatie de voorziening verworpen tegen een arrest dat het tegenbewijs had aanvaard

op grond van de overweging dat van de leraar, die toezicht hield tijdens de speeltijd van jonge

adolescenten, die per definitie tijdens de speeltijd onstuimig zijn, niet mag worden geëist dat

173 L. BALCAEN, M. BERGHMANS, “Aansprakelijkheid voor buitencontractuele schade toegebracht door minderjarigen” in E. VERHELLEN e.a., Kinderrechtengids, Gent, Mys en Breesch, 1994-2006, 162. 174 Antwerpen 27 maart 2002, RW 2005-06, 106. 175 A. VAN OEVELEN, “Recente ontwikkelingen in de buitencontractuele aansprakelijkheid van leerkrachten en onderwijsinstellingen” in F. BAUDONCQ, L. CARENS e.a., De aansprakelijkheid van ouders en onderwijzers, Brugge, Die Keure, 2007, 43. 176 Rb. Dendermonde 2 maart 1995, TGR 1995, 169. 177 Antwerpen 27 maart 2002, RW 2005-06, 106. 178 Bergen 11 mei 1995, RGAR 1997, 12733. 179 Brussel 11 mei 1995, RGAR 1997, 12764.

Page 43: SCHADEVERGOEDING BIJ GEWELDMISDRIJVEN DOOR …...Academiejaar 2009-2010 SCHADEVERGOEDING BIJ GEWELDMISDRIJVEN DOOR MINDERJARIGEN Masterproef van de opleiding ‘Master in de rechten’

42

hij op elk ogenblik de aanwezigheid nagaat van elke leerling op de speelplaats. 180

68. Uit dit voorgaande kan afgeleid worden dat de rechtspraak het door de leerkracht te

leveren tegenbewijs op een heel redelijke en menselijke manier en met veel zin voor realiteit

en gezond verstand opvat. Kortom, zoals VAN OEVELEN het verwoordt : “rechtspraak op

mensenmaat”. 181

§ 4. Immuniteit van de onderwijzer en aansprakelijkheid van de onderwijsinstelling

69. Onderwijzers kunnen zich meestal verschuilen achter de onderwijsinstelling. Er was

echter lange tijd een verschil tussen een leerkracht van een vrije instelling (contractueel

personeel) en een onderwijzer tewerkgesteld in de openbare sector (statutair personeel). De

leerkracht van de eerste sector kon door de benadeelde niet persoonlijk worden aangesproken,

tenzij in de uitzonderlijke gevallen bepaald in art. 18 Arbeidsovereenkomstenwet (hierna :

WAO), namelijk opzet, zware schuld of veel voorkomende lichte fout. De leerkracht van de

tweede sector kon zich daarentegen niet beroepen op art. 18 WAO en kon dus zelfs bij lichte

fout persoonlijk aansprakelijk worden gesteld. Het (toenmalig) Arbitragehof heeft in een

arrest van 9 februari 2000 vastgesteld dat dit een onverantwoord verschil in behandeling

inhoudt. 182 Hierdoor is de Wet van 10 februari 2003 betreffende de aansprakelijkheid van en

voor personeelsleden in dienst van openbare rechtspersonen183 in het leven geroepen. Artikel

2 van voormelde wet verklaart art. 18 WAO eveneens van toepassing op het statutair

personeel. De aansprakelijkheid van statutaire personeelsleden in dienst van openbare

rechtspersonen wordt nu dus op dezelfde wijze geregeld als die van werknemers.

70. De onderwijsinstelling zelf kan niet gezien worden als ‘onderwijzer’ in de zin van art.

1384, lid 4 BW. Dit werd bevestigd door het Hof van Cassatie.184 De onderwijsinstelling kan

wel aangesproken worden op basis van haar werkgeversaansprakelijkheid, namelijk op grond

van 1384, 3e lid BW, voor de fouten begaan door een onderwijzer bij haar in dienst. Dit was

opnieuw enkel het geval voor een onderwijzer in het vrije onderwijs. Artikel 3 van de Wet 180 Cass. 10 oktober 2003, RGAR 2004, 13879. 181 A. VAN OEVELEN, “Recente ontwikkelingen in de buitencontractuele aansprakelijkheid van leerkrachten en onderwijsinstellingen” in F. BAUDONCQ, L. CARENS e.a., De aansprakelijkheid van ouders en onderwijzers, Brugge, Die Keure, 2007, 45. 182 GwH 9 februari 2000, RW 2000-01, 906. 183 Wet van 10 februari 2003 betreffende de aansprakelijkheid van en voor personeelsleden in dienst van openbare rechtspersonen, BS 27 februari 2003. 184 Cass. 17 juni 1997, RW 1998-99, 148.

Page 44: SCHADEVERGOEDING BIJ GEWELDMISDRIJVEN DOOR …...Academiejaar 2009-2010 SCHADEVERGOEDING BIJ GEWELDMISDRIJVEN DOOR MINDERJARIGEN Masterproef van de opleiding ‘Master in de rechten’

43

van 10 februari 2003 is hieraan tegemoet gekomen door alle onderwijsinstellingen, ongeacht

het net waartoe ze behoren, als aanstellers aansprakelijk te stellen voor schade die hun

leerkrachten in de uitoefening van hun functie aan derden berokkenen.

71. De Wet van 10 februari 2003 heeft bijgevolg gezorgd voor een eenmaking en

vereenvoudiging van de juridische regeling inzake de buitencontractuele aansprakelijkheid

van en voor leerkrachten, ongeacht het onderwijsnet waartoe ze behoren. 185

72. Een onderwijsinstelling kan ook op basis van art. 1382-1383 BW worden aangesproken.

Een school werd aansprakelijk gesteld omdat zij leerlingen buiten de lestijden zonder

begeleiding alleen in de klaslokalen had gelaten. 186 In een geval waarbij een leerling van de

vijfde humaniora tussen twee lessen in, op het ogenblik dat er geen toezicht was van een

leerkracht, totaal onverwacht een medeleerling een duw gaf waardoor deze verwond geraakte,

werd de school daarentegen niet aansprakelijk gesteld.187

73. In zijn boek geeft Prof. Dr. I. GIESEN een mooi rechtsvergelijkend onderzoek

betreffende de aansprakelijkheid van de onderwijsinstelling.188 In Nederland is de

onderwijsinstelling een bijzonder aantrekkelijke gedaagde, dit blijkt uit een ruime

beschikbaarheid van uitspraken.189 Dit betekent natuurlijk niet dat elke aanspraak succesvol

is, vermits de bijzondere zorgplicht van onderwijzers niet inhoudt dat de leerkracht op elk

kind een direct toezicht moet houden.190 Naar Duits recht worden dergelijke schadegevallen

op school afgewikkeld via het systeem van de ‘Unfallversicherung’ (het sociale

zekerheidsrecht), waardoor civielrechtelijke aansprakelijkheid in beginsel uitgesloten is.191

In Frankrijk kan de Staat in plaats van de onderwijzer in persoon worden aangesproken. Dit

wordt geregeld door art. 1384, 6e lid Code Civil en een bijzondere wet van 5 april 1937. 192

185 A. VAN OEVELEN, “Recente ontwikkelingen in de buitencontractuele aansprakelijkheid van leerkrachten en onderwijsinstellingen” in F. BAUDONCQ, L. CARENS e.a., De aansprakelijkheid van ouders en onderwijzers, Brugge, Die Keure, 2007, 39. 186 Antwerpen 31 maart 1999, Intercontact 1999, 128. 187 Brussel 22 november 2004, RGAR 2006, afl. 6, nr. 14134. 188 I. GIESEN, Toezicht en aansprakelijkheid, Amsterdam/Utrecht, Kluwer, 2005, 120-121. 189 Hof Arnhem 30 november 1999, VR 2000, 157 ; Hof Amsterdam 17 juli 1997, VR 1998, 187 ; Hof Den Bosch 15 april 1992, NJ 1994, 760. 190 I. GIESEN, Toezicht en aansprakelijkheid, Amsterdam/Utrecht, Kluwer, 2005, 121. 191 I. GIESEN, Toezicht en aansprakelijkheid, Amsterdam/Utrecht, Kluwer, 2005, 121. 192 I. GIESEN, Toezicht en aansprakelijkheid, Amsterdam/Utrecht, Kluwer, 2005, 120.

Page 45: SCHADEVERGOEDING BIJ GEWELDMISDRIJVEN DOOR …...Academiejaar 2009-2010 SCHADEVERGOEDING BIJ GEWELDMISDRIJVEN DOOR MINDERJARIGEN Masterproef van de opleiding ‘Master in de rechten’

44

Afdeling 3. De overheid

74. De overheid is onderworpen aan de rechtsregels en de algemene zorgvuldigheidsnorm,

en kan dus, net als de burgers, veroordeeld worden op basis van art. 1382-1383 BW. 193

Een slachtoffer kan de overheid proberen aan te spreken voor een schadegeval dat door een

minderjarige werd veroorzaakt. Het Hof van Beroep te Brussel achtte de Belgische Staat reeds

aansprakelijk wegens het ontbreken van voldoende plaatsen voor minderjarigen in

instellingen. 194 Het ongeval zou zich immers niet op dezelfde wijze hebben voorgedaan

indien de Belgische Staat een gesloten instelling met bijzondere toezichtsmaatregelen ter

beschikking zou gesteld hebben van de jeugdrechter.

De overheid wordt echter niet steeds aansprakelijk gesteld. In een zaak waar een minderjarige

in een instelling werd geplaatst, maar deze maatregel bij gebrek aan plaatsen niet was

uitgevoerd, werd de Franse Gemeenschap vrijgesproken wegens gebrek aan causaal verband

tussen fout en schade. De minderjarige had de schade immers veroorzaakt op een moment

waarop hij niet had moeten opgenomen zijn krachtens de beschikking en was op het ogenblik

van de feiten weggelopen van thuis. De vader werd bijgevolg veroordeeld om de schade die

zijn minderjarige zoon had aangericht te vergoeden. 195

Afdeling 4. De jeugdbeweging

75. In ons land zijn zo’n 353.000 jongeren tussen 6 en 18 jaar bij een jeugdbeweging, zoals

KSA/VKSJ, Scouts of Chiro, aangesloten.196 De jeugdbeweging is een heel nuttige en leuke

vrijetijdsbesteding. Tijdens activiteiten of kampen doen zich echter onvermijdelijk wel eens

schadegevallen voor. Wanneer de leden van de jeugdbeweging opzettelijk schade veroorzaken

aan derden, rijst onmiddellijk de vraag wie voor deze schade dient op te draaien. Om dit

vanuit een praktisch oogpunt te bespreken, grijp ik terug naar een concreet schadegeval

waarbij twee chiro-jongens van 7 jaar de terreinen van de jeugdbeweging op de startdag

stiekem hadden verlaten, waarna ze met stenen een aantal glasramen van de nabije

parochiekerk hadden stukgegooid. 197

193 Cass. 19 december 1991, Arr.Cass. 1991-92, 364. 194 Brussel 7 december 1993, RGAR 1995, 12416. 195 Brussel 4 maart 2003, JLMB 2005, 452. 196 Gegevens Test-Aankoop, “Jeugdbewegingen en hun aansprakelijkheid”, 05/2006. 197 Vred. Halle 28 oktober 1998, AJT 2000-01, noot P. DE TAVERNIER.

Page 46: SCHADEVERGOEDING BIJ GEWELDMISDRIJVEN DOOR …...Academiejaar 2009-2010 SCHADEVERGOEDING BIJ GEWELDMISDRIJVEN DOOR MINDERJARIGEN Masterproef van de opleiding ‘Master in de rechten’

45

76. De jeugdleiders werden door de Kerkfabriek op basis van verschillende rechtsgronden

aangesproken. De vrederechter oordeelde terecht dat jeugdleiders niet als ‘onderwijzers’

kunnen worden aangemerkt, aangezien ze geen onderricht verstrekken. Een algemeen

vermoeden van aansprakelijkheid voor andermans daad naar analogie met het arrest Blieck op

basis van art. 1384, lid 1 BW is ook uit den boze. Dit principe wordt hieronder uitgebreid

besproken.198 DE TAVERNIER stelt terecht dat het aanvaarden van dergelijk algemeen

beginsel van aansprakelijkheid voor andermans daad immers een bijzonder nadelige invloed

zou kunnen hebben op de inzet van jeugdleiders, die op vrijwillige en belangenloze wijze met

een toezichtstaak over de minderjarigen zijn belast. 199 De jeugdleiders kunnen echter wel op

basis van art. 1382-1383 BW worden aangesproken wegens een fout in het toezicht op de

minderjarigen. DE TAVERNIER meent dat in casu duidelijk een toezichtsfout werd begaan

door de chiroleiders. Hierbij kan ik echter de bedenking formuleren dat het op een activiteit,

waar honderden jeugdigen aanwezig zijn, een bijzonder moeilijke taak is voor jeugdleiders

om alle kinderen bijeen te houden. Ze hebben recht op wat begrip en mededogen. Deze

jeugdleiders proberen immers nog enigszins wat normen en waarden bij te brengen bij de

‘jeugd van tegenwoordig’. Om te vermijden dat jeugdleiders te snel aansprakelijk worden

gesteld, werd in 1996 een wetsvoorstel ingediend voor een nieuw art. 1383bis BW, dat zou

bepalen dat jeugdleiders, in afwijking van art. 1383 BW, enkel aansprakelijk zijn wanneer de

nalatigheid of onvoorzichtigheid het gevolg is van het niet uitoefenen van de toezichtplicht of

organisatie. 200 Het wetsvoorstel werd echter in 1999 ingetrokken, omdat het grotendeels

neerkwam op een bevestiging van de geldende rechtspraak. 201 Over het algemeen geven de

rechters blijk van heel wat realiteitszin bij de beoordeling van fouten van jeugdleiders en

stellen ze hen niet zonder meer aansprakelijk.202

77. Daarnaast werd de jeugdbeweging zelf aangesproken. Dit kan niet op basis van art.

1384, lid 3 BW vermits de meerderheid van de rechtspraak jeugdleiders niet als aangestelden

van de jeugdbeweging beschouwt, omwille van hun onafhankelijkheid en gebrek aan

ondergeschikt verband. Jeugdleiders kunnen wel worden aanzien als organen van hun

198 Infra, p. 48-49. 199 P. DE TAVERNIER, “De aansprakelijkheid voor schade veroorzaakt door leden van een jeugdbeweging” , AJT 2000-01, 76. 200 Wetsvoorstel houdende invoeging van de artikelen 1383bis en 1384bis in het Burgerlijk Wetboek, inzake de aansprakelijkheid, organisatie- en toezichtsplicht van personen die onbezoldigd en op vrijwillige basis toezicht uitoefenen op minderjarige kinderen in het kader van jeugdverenigingen, Parl. St. Senaat 1995-96, nr. 1-303/1. 201 A. VAN OEVELEN, “De burgerrechtelijke aansprakelijkheid van jeugdleiders voor organisatie en toezichtsfouten”, RW 1996-97, 1335. 202 Gegevens Test-Aankoop, “Jeugdbewegingen en hun aansprakelijkheid”, 05/2006.

Page 47: SCHADEVERGOEDING BIJ GEWELDMISDRIJVEN DOOR …...Academiejaar 2009-2010 SCHADEVERGOEDING BIJ GEWELDMISDRIJVEN DOOR MINDERJARIGEN Masterproef van de opleiding ‘Master in de rechten’

46

vereniging, meestal een VZW. Op basis van art. 14 VZW-wet werd de VZW Vlaams Verbond

van Katholieke Scouts en meisjes, van wie de scoutsleiders als orgaan werden beschouwd,

reeds rechtstreeks voor de veroorzaakte schade aansprakelijk gesteld. 203

78. De werking van een jeugdbeweging wordt volledig gedragen door vrijwilligers.

Op 1 augustus 2006 is de nieuwe vrijwilligerswet van kracht geworden, om deze vrijwilligers

te beschermen zonder hen al te veel regels te willen opleggen.204 Deze wet bepaalt dat

vrijwilligersorganisaties hun vrijwilligers dienen te verzekeren voor hun burgerlijke

aansprakelijkheid. Als de vrijwilliger een fout maakt, die schade veroorzaakt aan derden, zal

de verzekering de schade moeten vergoeden. De vrijwilligers moeten, zowel tijdens de

uitoefening van hun activiteiten als tijdens de verplaatsingen in het kader van die activiteiten,

verzekerd zijn.205 In het vergelijkend onderzoek van de verschillende verzekeringspolissen

werd mij duidelijk dat bepaalde verzekeringen in dergelijke schadegevallen tussenkomen voor

de leider, aangestelde of organisator van jeugdbewegingen of hiermee gelijk te stellen

organisaties. De verzekeringsmaatschappij waarborgt evenwel niet de persoonlijke

aansprakelijkheid van de jongeren die de verzekerden onder hun hoede hebben. 206

Daarnaast bepaalt de nieuwe vrijwilligerswet dat iedere organisatie die met vrijwilligers

werkt, dus ook een jeugdbeweging, in principe burgerlijk aansprakelijk is voor de schade

veroorzaakt door vrijwilligers, behalve in het geval van een zware fout, een opzettelijke fout

of een eerder gewoonlijk dan toevallig voorkomende lichte fout. In deze laatste gevallen blijft

de vrijwilliger zelf verantwoordelijk. Vrijwilligers (hier : jeugdleiders) zijn dus in principe

immuun voor de gevolgen van hun daden (schade veroorzaakt aan derden door de fout van de

vrijwilligers, begaan tijdens het uitoefenen van hun vrijwilligersactiviteiten), behalve in de

drie voorheen vermelde gevallen.207

203 Rb. Turnhout 14 oktober 1988, Verkeersrecht 1993, 4. 204 Wet van 2 juli 2005 betreffende de rechten van vrijwilligers, BS 29 augustus 2005. 205 http://www.steunjeugdpunt.be/regelgeving 206 Vivium, Algemene voorwaarden, p. 4. 207 Gegevens Test-Aankoop, “Jeugdbewegingen en hun aansprakelijkheid”, 05/2006.

Page 48: SCHADEVERGOEDING BIJ GEWELDMISDRIJVEN DOOR …...Academiejaar 2009-2010 SCHADEVERGOEDING BIJ GEWELDMISDRIJVEN DOOR MINDERJARIGEN Masterproef van de opleiding ‘Master in de rechten’

47

Afdeling 5. De jeugdinstelling

79. De jeugdinstelling kan worden aangesproken op basis van art. 1382 BW. Het is echter

niet zo evident om naar Belgisch recht de instelling aan te spreken, vermits het slachtoffer een

zware bewijslast draagt om zowel de fout van de instelling als het causaal verband tussen de

fout en de door de minderjarige veroorzaakte schade aan te tonen.

In de rechtspraak werd de jeugdinstelling reeds meerdere malen aansprakelijk gesteld.

Vooreerst kan een onzorgvuldige organisatie van het toezicht van de instelling worden

weerhouden. Indien men nalaat de jeugdrechter te verwittigen dat de minderjarige niet

thuishoort in de instelling, kan dit aanleiding geven tot aansprakelijkheid. 208

Daarnaast kan de onzorgvuldige uitvoering van de toezichtstaak een fout van de instelling

vormen. Een jeugdinstelling werd aansprakelijk gesteld door toe te laten dat een jongen een

gevaarlijk wapen in zijn bezit had. 209

80. Er bestaat echter de mogelijkheid voor de jeugdinstelling om in een huishoudelijk

reglement op te nemen dat “de instelling niet aansprakelijk zal gesteld worden voor eventuele

inbreuken op de wet, indien blijkt dat, met inachtneming van de aard van de jongeren, alle

nodige en redelijke voorzorgsmaatregelen werden genomen en het personeel van de instelling

het gebeuren waardoor eventueel schade werd veroorzaakt niet heeft kunnen beletten”210.

Er mogen echter nooit zaken worden opgenomen in het huishoudelijk reglement die ingaan

tegen de fundamentele rechten van ouders en kinderen. 211

81. De rechtspraak is heel verdeeld over de vraag of de ouders aansprakelijk zijn voor de

schade aangericht door hun minderjarige kinderen die verblijven in een instelling. Het Hof

van Cassatie besliste dat een opname in bijzondere jeugdzorg geen afbreuk doet aan de

aansprakelijkheid van de ouders op basis van het vermoeden van fout in opvoeding. 212

Ook andere rechtspraak bevestigt dat de aansprakelijkheid van ouders niet automatisch vervalt

indien de minderjarige in een instelling is geplaatst op het ogenblik van de feiten. 213

Andere rechters menen daarentegen dat “de vader of moeder niet aansprakelijk kunnen

208 Pol. Hasselt 22 mei 1987, RGAR 1988, 11371. 209 Vred. Ronse 5 februari 1991, RW 1993-94, 652. 210 Jeugdkamer Brussel 2 mei 1974, RW 1975-76, 1885. 211 M. MAES, “Minderjarigen, alcohol en aansprakelijkheid: de volgende cocktail”, TJK 2000, 187. 212 Cass. 20 april 1982, Arr.Cass. 1981-82, 1003. 213 Corr. Brussel 21 februari 1992, Rev. dr. pén. 1992, 909.

Page 49: SCHADEVERGOEDING BIJ GEWELDMISDRIJVEN DOOR …...Academiejaar 2009-2010 SCHADEVERGOEDING BIJ GEWELDMISDRIJVEN DOOR MINDERJARIGEN Masterproef van de opleiding ‘Master in de rechten’

48

gesteld worden voor hun minderjarig kind op grond van art. 1384, lid 2 BW gedurende de tijd

dat het overeenkomstig art. 37, 3° van de Wet van 8 april 1965 betreffende de

jeugdbescherming bij derden is uitbesteed.”214 In een geval waar een 14-jarige opzettelijk met

een wapen de banden van een autobus beschadigd had, werden de ouders en de instelling elk

voor de helft aansprakelijk gesteld.215 Er is dus geen eenduidig antwoord voor deze kwestie.

Wel is het aangewezen voor de ouders om een familiale verzekering af te sluiten die schade

dekt die door hun in een instelling verblijvende kinderen aan derden wordt toegebracht. 216

82. De opvoeder kan aangesproken worden wegens een toezichtsfout, maar kan naar gelang

zijn statuut op basis van art. 18 WAO of art. 2 Wet 10 februari 2003 enkel aansprakelijk zijn

voor zijn bedrog, zware fout of gewoonlijk voorkomende lichte fout. De instelling kan ook

aansprakelijk gesteld worden op basis van een toezichtsfout van één van haar opvoeders. Ook

hier is de juridische grondslag (art. 1384, lid 3 BW of art. 3 Wet 10 februari 2003) afhankelijk

van het statuut van de opvoeder. 217

83. Het is dus niet steeds eenvoudig om de instelling of de opvoeder aan te spreken.

In Frankrijk daarentegen gebruikt men een andere juridische grondslag voor dergelijke

vordering. In het Arrest Blieck aanvaardde het Franse Hof van Cassatie een vordering tegen

een instelling op basis van art. 1384, lid 1 Code Civil. Op deze juridische grondslag wordt

onmiddellijk hieronder teruggekomen.

Afdeling 6. Andere personen belast met het toezicht op het minderjarig kind : uitbreiding

van het personeel toepassingsgebied van art. 1384 BW ?

84. In België bestaat geen algemeen beginsel van aansprakelijkheid voor andermans daad.

Er bestaat wel de mogelijkheid om bv. grootouders218, ooms en tantes, broers en zussen of

voogden aan te spreken op basis van art. 1382-1383 BW.

214 Jeugdkamer Brussel 2 mei 1974, RW 1975-76, 1885. 215 Vred. Ronse 5 februari 1991, RW 1993-94, 652. 216 M. MAES, “Minderjarigen, alcohol en aansprakelijkheid: de volgende cocktail”, TJK 2000, 187. 217 B. WEYTS, “De aansprakelijkheid van ouders en van andere toezichthouders van de minderjarige” in X., Jongeren en recht, Antwerpen, Intersentia, 2003, 102-104. 218 Gent 24 november 2005, NjW 2007, 274.

Page 50: SCHADEVERGOEDING BIJ GEWELDMISDRIJVEN DOOR …...Academiejaar 2009-2010 SCHADEVERGOEDING BIJ GEWELDMISDRIJVEN DOOR MINDERJARIGEN Masterproef van de opleiding ‘Master in de rechten’

49

85. In Frankrijk was het principe ook dat de kwalitatieve aansprakelijkheden moesten

beperkt worden tot de gevallen die in art. 1384, 2e lid e.v. Code Civil waren opgesomd.

Met het Blieck-arrest in 1991 heeft men echter een algemeen beginsel van aansprakelijkheid

voor andermans daad afgeleid uit art. 1384, lid 1 Code Civil. Het Franse Hof van Cassatie

oordeelde dat een instelling moest instaan op basis van art. 1384, lid 1 Code Civil voor de

schade die voortvloeide uit een brandstichting in een bos door een mentaal gehandicapte die

bij hen verbleef. 219 Het Blieck-arrest kreeg bijzonder veel aandacht in de rechtsleer, zowel in

Frankrijk als in België en werd bijna unaniem als “principe-arrest” beschouwd.

De betekenis van dit arrest mag echter niet worden overschat en moet worden gezien in de

concrete omstandigheden die aan het arrest ten grondslag lagen.220

Ook de rechtspraak in België werd geïnspireerd door het Blieck-arrest. Het Hof van Beroep te

Bergen stelde een instelling aansprakelijk op basis van art. 1384, lid 1 BW. 221 Het Hof van

Cassatie heeft echter dit arrest vernietigd met als motivering dat de buitencontractuele

aansprakelijkheid voor andermans daad alleen bestaat binnen de perken van de bijzondere

regelen die op limitatieve wijze zijn opgesomd in artikel 1384 BW. 222 De Belgische

rechtspraak neemt bijgevolg aan dat de aansprakelijkheidsvermoedens in art. 1384 BW

restrictief moeten worden geïnterpreteerd. Een vermoeden van fout in de opvoeding of

toezicht mag dus niet zomaar worden uitgebreid tot andere personen.223

86. In het Duitse recht bestaat een regeling op basis van § 832 BGB, waarin wordt bepaald

dat “een persoon die op wettelijke of contractuele basis toezicht uitoefent over iemand die

wegens zijn minderjarigheid of wegens zijn lichamelijke of geestestoestand toezichtbehoevend

is, tot vergoeding verplicht is voor de schade die deze toezichtbehoevende persoon aan een

derde op onrechtmatige wijze veroorzaakt.” De aangesprokene kan bewijzen dat hij goed

toezicht heeft uitgeoefend of dat de schade ook bij een behoorlijk toezicht zou zijn ontstaan en

kan zo aan zijn aansprakelijkheid ontkomen. 224

219 Cass. fr. 29 maart 1991, D. 1991, 324, noot C. LARROUMET. 220 P. DE TAVERNIER, De buitencontractuele aansprakelijkheid voor schade veroorzaakt door minderjarigen, Antwerpen, Intersentia, 2006, 297. 221 Bergen 27 december 1995, JLMB 1996, 510. 222 Cass. 19 juni 1997, JT 1997, 582. 223 Luik 19 februari 1999, JLMB 2001, 719. 224 P. DE TAVERNIER, De buitencontractuele aansprakelijkheid voor schade veroorzaakt door minderjarigen, Antwerpen, Intersentia, 2006, 315.

Page 51: SCHADEVERGOEDING BIJ GEWELDMISDRIJVEN DOOR …...Academiejaar 2009-2010 SCHADEVERGOEDING BIJ GEWELDMISDRIJVEN DOOR MINDERJARIGEN Masterproef van de opleiding ‘Master in de rechten’

50

87. DE TAVERNIER neemt het Franse en Duitse recht als aanknopingspunt om naar

Belgisch recht art. 1384, 2e en 4e lid BW te vervangen door een regeling die niet het toezicht,

maar wel de zorg (dit wil zeggen het recht om hetzij het doen en laten, hetzij de activiteiten

van de minderjarige te leiden, te organiseren of te controleren) laat bepalen of er op iemand

een vermoeden van aansprakelijkheid rust voor de schade die door een minderjarige aan een

derde wordt veroorzaakt. Zijn regeling zou luiden : “Voor schade, aan een derde toegebracht

door een persoon aan wie op grond van zijn leeftijd, zijn geestestoestand of om welke andere

reden dan ook, zorg moet worden besteed, is diegene die op grond van de wet, een

overeenkomst of een rechterlijke beslissing met die zorg is belast, aansprakelijk.” 225

Een uitbreiding van het personeel toepassingsgebied van art. 1384 BW vind ik echter te

verregaand. De aansprakelijkheidsvermoedens moeten - naar mijn mening - restrictief

geïnterpreteerd blijven worden.

225 P. DE TAVERNIER, De buitencontractuele aansprakelijkheid voor schade veroorzaakt door minderjarigen, Antwerpen, Intersentia, 2006, 318.

Page 52: SCHADEVERGOEDING BIJ GEWELDMISDRIJVEN DOOR …...Academiejaar 2009-2010 SCHADEVERGOEDING BIJ GEWELDMISDRIJVEN DOOR MINDERJARIGEN Masterproef van de opleiding ‘Master in de rechten’

51

DEEL 2. De gezinsaansprakelijkheidsverzekering

Hoofdstuk 1. De gezinsaansprakelijkheidsverzekering in het algemeen

Afdeling 1. Belang en beperkingen van de gezinsaansprakelijkheidsverzekering

88. Indien ouders aansprakelijk worden gesteld voor schadegevallen veroorzaakt door hun

minderjarige kinderen, betekent dit niet noodzakelijk dat ze dit effectief uit eigen zak zullen

moeten betalen.226 De minderjarige dader en zijn ouders staan immers voor een bijzonder

zware taak indien ze de veroorzaakte schade zelf dienen te vergoeden. In dergelijke situatie

kunnen ze zich - in de regel - richten tot hun gezinsaansprakelijkheidsverzekering. Deze

verzekering beschermt het patrimonium van de verzekeringsnemer tegen de financiële

gevolgen van zijn aansprakelijkheid. Daarnaast wordt hierdoor ook het slachtoffer beschermd

tegen het financiële onvermogen van de aansprakelijke.227

89. Er bestaat echter niet steeds de mogelijkheid om zich te wenden tot de

gezinsaansprakelijkheidsverzekering. Vooreerst dient er op gewezen te worden dat de

gezinsaansprakelijkheidsverzekering een niet-verplichte aansprakelijkheidsverzekering

betreft. Bepaalde gezinnen, meestal maatschappelijk kwetsbare gezinnen, zijn niet ‘familiaal’

verzekerd. Dit is meestal te wijten aan het feit dat ze niet weten dat dergelijke verzekering

bestaat, ze het geld voor andere zaken nodig hebben of uitgesloten worden door de

verzekeringsmaatschappijen.228 Ongeveer 80 % van de gezinnen in België beschikt over een

gezinspolis.229 Daarnaast zijn gezinnen die wel degelijk over een

gezinsaansprakelijkheidsverzekering beschikken, niet altijd zeker van dekking. In het kader

van deze masterproef stelt zich namelijk een specifiek probleem van dekking. Opzettellijke

gewelddaden worden namelijk niet gedekt door de verzekeraars. Hierop wordt verder in deze

bespreking teruggekomen.230

226 E. GULDIX, “Ouderlijke aansprakelijkheid en familiale aansprakelijkheidsverzekering”, RGAR 1981, nr. 10290. 227 E. MEYNTJENS, “De gezinsaansprakelijkheidsverzekering”, RW 2002-03, afl. 17, 645. 228 J. JESPERS, “De ene familiale verzekering is de andere niet”, TVW, 3e jaargang, nr. 300, juni 2009, 42. 229 H. BOCKEN, “Aansprakelijkheid van en voor minderjarigen” , De Verz. 2006, afl. 3, 306. 230 Infra, p. 54.

Page 53: SCHADEVERGOEDING BIJ GEWELDMISDRIJVEN DOOR …...Academiejaar 2009-2010 SCHADEVERGOEDING BIJ GEWELDMISDRIJVEN DOOR MINDERJARIGEN Masterproef van de opleiding ‘Master in de rechten’

52

Afdeling 2. Dekking door de gezinsaansprakelijkheidsverzekering

90. De gezinsaansprakelijkheidsverzekering, verzekering burgerlijke aansprakelijkheid

privé-leven of in de volksmond ‘familiale verzekering’ genoemd, wordt geregeld door de Wet

van 25 juni 1992 op de Landverzekeringsovereenkomst en door het KB van 12 januari 1984

tot vaststelling van de minimumgarantievoorwaarden van de verzekeringsovereenkomsten tot

dekking van de burgerrechtelijke aansprakelijkheid buiten overeenkomst met betrekking tot

het privé-leven. 231 De schade aangericht door de fout van de verzekerde of door de persoon

voor wie de verzekerde verantwoordelijk is, wordt vergoed door de

verzekeringsmaatschappij. Er wordt dekking verleend aan de verzekeringsnemer en de

personen die bij hem inwonen. Het begrip ‘inwonende persoon’ veronderstelt een deelname

aan het familiale leven onder hetzelfde dak van de verzekeringsnemer. Deze voorwaarde is

niet onverenigbaar met occasionele afwezigheden.232 Studenten, ook al indien ze om

studieredenen buiten de hoofdverblijfplaats van de ouders verblijven, blijven genieten van de

verzekeringsdekking. 233

91. Een bijzonder probleem stelt zich voor kinderen van ouders die feitelijk gescheiden

leven of uit de echt gescheiden zijn. Indien aan de moeder de exclusieve gezagsuitoefening

werd toegekend, zal het kind in de regel niet meer gedekt zijn door de verzekeraar BA privé-

leven van de vader, zelfs indien deze beschikt over een recht op persoonlijk contact.234

Verschillende verzekeringsondernemingen lossen dit in de praktijk op door in de polis op te

nemen dat de kinderen van de verzekeringnemer als verzekerden worden beschouwd, indien

zij de leeftijd van 18 jaar nog niet hebben bereikt en mits zij worden onderhouden door de

verzekeringnemer, ongeacht of ze met de verzekeringnemer onder hetzelfde dak leven. 235

231 Wet 25 juni 1995 op de landverzekeringsovereenkomst, BS 20 augustus 1992 ; Koninklijk besluit 12 januari 1984 tot vaststelling van de minimumgarantievoorwaarden van de verzekeringsovereenkomsten tot dekking van de burgerrechtelijke aansprakelijkheid buiten overeenkomst met betrekking tot het privé-leven, BS 31 januari 1984. 232 L. SCHUERMANS, “Enkele actualia over de aansprakelijkheidsverzekering van de ouders” in X., Jongeren en

recht, Antwerpen, Intersentia, 2003, 114. 233 Art. 3, 2° KB 12 januari 1984, BS 31 januari 1984; L. BREWAEYS, “Aansprakelijkheid van ouders”, Ad Rem speciale editie 2008, 4-11; B. DUBUISSON, “L’assurance des risques des mineur”, J. dr. jeun. 1997, 381-382. 234 L. SCHUERMANS, “Enkele actualia over de aansprakelijkheidsverzekering van de ouders” in X., Jongeren en

recht, Antwerpen, Intersentia, 2003, 115. 235 Ethias, Familiale Algemene Voorwaarden, p. 7 ; Allianz, Algemene Voorwaarden Family Plan

Burgerrechtelijke aansprakelijkheid Familiale, p. 5 ; Fortis, Algemene voorwaarden Familiale, p. 3 ; Nateus

Verzekeringen, Algemene voorwaarden Privaat Leven, p. 3.

Page 54: SCHADEVERGOEDING BIJ GEWELDMISDRIJVEN DOOR …...Academiejaar 2009-2010 SCHADEVERGOEDING BIJ GEWELDMISDRIJVEN DOOR MINDERJARIGEN Masterproef van de opleiding ‘Master in de rechten’

53

Voor delinquente en gehandicapte kinderen die het voorwerp uitmaken van een maatregel van

plaatsing in een instelling, is meestal in de verzekeringsovereenkomst geen regeling voorzien.

Mercator en Ethias aanzien hen als verzekerde, indien de instelling waaraan ze zijn

toegewezen geen verantwoordelijkheid draagt.236

92. De verzekeraar zal - in de regel - zowel de aansprakelijkheid van de minderjarige op

basis van art. 1382 BW als die van de ouders op basis van 1384, lid 2 BW dekken.

De beperkingen worden onmiddellijk hieronder weergegeven.

236 Mercator, Gezin Plus Algemene Voorwaarden, p. 7 ; Ethias, Familiale Algemene Voorwaarden, p. 7.

Page 55: SCHADEVERGOEDING BIJ GEWELDMISDRIJVEN DOOR …...Academiejaar 2009-2010 SCHADEVERGOEDING BIJ GEWELDMISDRIJVEN DOOR MINDERJARIGEN Masterproef van de opleiding ‘Master in de rechten’

54

Hoofdstuk 2. De uitsluiting van opzettelijk veroorzaakte schade door de minderjarige

Afdeling 1. Geen dekking voor de minderjarige

§ 1. Weigering dekking bij opzet van de minderjarige

93. In casu vormt de schade veroorzaakt door geweldmisdrijven door minderjarigen het

specifieke onderzoeksgebied. Dergelijke misdrijven brengen meestal een monsterschade met

zich mee : grote materiële schade, ernstige letselschade en eventueel zelfs doodslag.

De financiële gevolgen van deze gewelddaden zijn dikwijls ondraaglijk voor het gezin.

94. Zoals daarnet vermeld, is het bestaan van een verzekeringsovereenkomst zeker geen

synoniem voor het bestaan van een dekking.237 Bij opzettelijk veroorzaakte schade doet zich

immers een bijzonder probleem voor met betrekking tot de dekking door de

gezinsaansprakelijkheidsverzekering. Vroeger werd de aansprakelijkheid voor opzettelijke

daden van minderjarigen van 16 jaar en jonger dwingend gedekt.238 Art. 6,6° KB privé-leven

van 12 januari 1984 bepaalde namelijk dat “ de persoonlijke burgerrechtelijke

aansprakelijkheid buiten overeenkomst van de verzekerde die meer dan zestien jaar oud is en

die opzettelijke schade veroorzaakt, hetzij als gevolg van gebruik van verdovende middelen,

hetzij van een staat van dronkenschap of alcoholintoxicatie” van dekking kon worden

uitgesloten. Art. 6,6° KB privé-leven van 12 januari 1984 werd echter gewijzigd en in

overeenstemming gebracht met art. 8 van de Wet Landverzekeringsovereenkomst. Dit artikel

bepaalt immers dat de verzekeraar niet verplicht kan worden dekking te geven aan hem die

het schadegeval opzettelijk heeft veroorzaakt. Dekking van opzettelijk veroorzaakte schade is

niet mogelijk, vermits dit artikel de openbare orde raakt. Luidens het nieuwe art. 6,6° KB

privé-leven van 12 januari 1984 kan “de schade voortvloeiend uit de persoonlijke

aansprakelijkheid buiten overeenkomst van de verzekerde die de jaren des onderscheids heeft

bereikt en die een schadegeval veroorzaakt voortvloeiend uit gevallen van grove schuld die op

uitdrukkelijke en beperkende wijze in de algemene voorwaarden van de overeenkomst zijn

bepaald” van de dekking worden uitgesloten. Aangezien er in dit nieuwe artikel gezwegen

237 E. MEYNTJENS, “De gezinsaansprakelijkheidsverzekering”, RW 2002-03, afl. 17, 646. 238 L. SCHUERMANS, “Enkele actualia over de aansprakelijkheidsverzekering van de ouders” in X., Jongeren en

recht, Antwerpen, Intersentia, 2003, 131.

Page 56: SCHADEVERGOEDING BIJ GEWELDMISDRIJVEN DOOR …...Academiejaar 2009-2010 SCHADEVERGOEDING BIJ GEWELDMISDRIJVEN DOOR MINDERJARIGEN Masterproef van de opleiding ‘Master in de rechten’

55

wordt over de opzettelijke fout, zijn opzettelijke daden van minderjarigen jonger dan zestien

jaar in beginsel niet meer gedekt.239

95. Een groot deel van de verzekeraars blijft echter in de praktijk opzettelijk veroorzaakte

schade vergoeden. In hun polis vermelden ze in welke gevallen en tot welke leeftijd

opzettelijk veroorzaakte schadegevallen gedekt worden. 240 Deze praktijk druist volledig in

tegen art. 8 WLVO, dat bepaalt dat opzettelijk veroorzaakte schade niet gedekt mag worden.

DE TAVERNIER keurt de praktijk van verzekeringsmaatschappijen om de opzettelijke

fouten van minderjarigen die nog niet tot de jaren des onderscheids zijn gekomen te dekken,

goed. Men kan zich immers hier de vraag stellen of deze categorie wel een ‘opzettelijke’ fout

kan begaan. Op deze gedachte wordt hieronder bij de bespreking van het opzetbegrip

teruggekomen.241 Er rijzen volgens DE TAVERNIER echter wel vragen bij polissen die

dekking verlenen voor de opzettelijke fout van minderjarigen mét een

onderscheidingsvermogen. Dergelijke polissen worden immers getroffen door absolute

nietigheid, vermits art. 8 Wet Landverzekeringsovereenkomst van openbare orde is.242

Een rechter kan bijgevolg dergelijk beding nietig verklaren omdat het indruist tegen de wet

die verzekeringsmaatschappijen verbiedt om opzettelijke fouten te dekken. Dit kan echter

enkel in de veronderstelling dat een maatschappij de bepalingen van haar eigen polis voor de

rechtbank zou aanvechten.243 Ook in Nederland dekt in de regel geen enkele

gezinsaansprakelijkheidsverzekering opzettelijk aangebrachte schade. Over het algemeen

wordt wel alle schade die toegebracht wordt door kinderen jonger dan 14 jaar, vergoed door

de gezinsaansprakelijkheidsverzekering, of er nu opzet in het spel was of niet. 244

§ 2. Het begrip opzet

96. Over wat precies onder het begrip ‘opzet’ moet begrepen worden, heerst

rechtsonzekerheid. Het Hof van Cassatie heeft in 2000 voor een zeer ruime interpretatie van

239 P. DE TAVERNIER, De buitencontractuele aansprakelijkheid voor schade veroorzaakt door minderjarigen, Antwerpen, Intersentia, 2006, 581. 240 J.P. COTEUR en P. LOUYET, ˝Mijn kind beging een stommiteit˝, Budget & Recht mei/juni 2009 – nr. 204, 44-45. 241 Infra, p. 55-56. 242 P. DE TAVERNIER, De buitencontractuele aansprakelijkheid voor schade veroorzaakt door minderjarigen, Antwerpen, Intersentia, 2006, 581. 243 J.P. COTEUR en P. LOUYET, ˝Mijn kind beging een stommiteit˝, Budget & Recht mei/juni 2009 – nr. 204, 44-45. 244 “De meest gestelde vragen over de gezinsaansprakelijkheidsverzekering”, De Telegraaf, 24 april 2009.

Page 57: SCHADEVERGOEDING BIJ GEWELDMISDRIJVEN DOOR …...Academiejaar 2009-2010 SCHADEVERGOEDING BIJ GEWELDMISDRIJVEN DOOR MINDERJARIGEN Masterproef van de opleiding ‘Master in de rechten’

56

opzet gekozen. Het Hof stelde dat een schadegeval opzettelijk is veroorzaakt in de betekenis

van art. 8, lid 1 WLVO “wanneer de verzekerde wetens en willens een daad stelt of zich ervan

onthoudt en zijn risicodragende handelwijze een redelijkerwijze voorzienbare schade aan een

derde veroorzaakt. De omstandigheid dat de dader deze schade, aard of omvang ervan niet

gewild heeft, doet hieraan niet af. Het volstaat dat de schade is verwezenlijkt”.245 Zoals reeds

vermeld, is deze interpretatie zeer ruim en dreigde ze de aan de wet ten grondslag liggende

regel, namelijk dat de grove schuld iets anders is dan opzet, uit te hollen.246 Het Hof van

Cassatie heeft echter recentelijk haar visie gewijzigd overeenkomstig de geldende

rechtspraak. Het Hof oordeelt nu namelijk dat “een schadegeval opzettelijk is veroorzaakt in

de zin van art. 8 WLVO als de verzekerde vrijwillig en bewust schade heeft toegebracht”.

Dit arrest verengt het begrip ‘opzet’. De schade moet namelijk vrijwillig en bewust zijn

toegebracht. Het volstaat niet meer dat de schade redelijkerwijze voorzienbaar was.247

97. VAN SCHOUBROECK stelt ook dat een interpretatie van het begrip opzettelijk

veroorzaakt schadegeval in de zin van ‘de daad wetens en willens stellen en ook de daaruit

volgende gevolgen hebben gewild’, beter aansluit bij de maatschappelijke evolutie.248

Ook JOCQUE vindt dat er zou mogen worden aangenomen dat opzet vereist dat het

schadegeval bewust en met kennis van gevolgen van zijn daad werd veroorzaakt.249

Vooral bij gewelddaden door kinderen is de definitie van het Hof van Cassatie belangrijk.

Wanneer een kind zich niet bewust is van de gevolgen van zijn daden, kan bezwaarlijk

worden aangenomen dat het met opzet heeft gehandeld.250 DE TAVERNIER pleitte er ook

reeds lang voor om alleen opzet te weerhouden wanneer de minderjarige dader schade heeft

willen veroorzaken.251 De rechtspraak neemt een milde houding aan ten aanzien van daden

van minderjarigen die als opzettelijke daden zouden kunnen gekwalificeerd worden. Er werd

zelfs ooit gesteld dat de gezinsaansprakelijkheidsverzekering precies tot doel heeft om zich in

te dekken tegen gevaarlijke gedragingen van kinderen en de draagwijdte van het

verzekeringscontract zou miskend worden indien onredelijke handelingen van kinderen

245 Cass. 5 december 2000, Arr.Cass. 2000, 1927. 246 C. VAN SCHOUBROECK, “Zeker van de verzekering van door minderjarigen opzettelijk veroorzaakte schade?” in X., Ad amicissimum amici scripsimus. Vriendenboek Raf Verstegen, Brugge, Die Keure, 2004, 332. 247 Cass. 24 april 2009, NjW 2009, 635, noot G. JOCQUÉ. 248 C. VAN SCHOUBROECK, “Zeker van de verzekering van door minderjarigen opzettelijk veroorzaakte schade?” in X., Ad amicissimum amici scripsimus. Vriendenboek Raf Verstegen, Brugge, Die Keure, 2004, 334. 249 G. JOCQUE, “Opzet in de gezinsaansprakelijkheidsverzekering”, De Verz. 2001, 218. 250 G. JOCQUE, “Opzet in de gezinsaansprakelijkheidsverzekering”, De Verz. 2001, 216. 251 P. DE TAVERNIER, De buitencontractuele aansprakelijkheid voor schade veroorzaakt door minderjarigen, Antwerpen, Intersentia, 2006, 586.

Page 58: SCHADEVERGOEDING BIJ GEWELDMISDRIJVEN DOOR …...Academiejaar 2009-2010 SCHADEVERGOEDING BIJ GEWELDMISDRIJVEN DOOR MINDERJARIGEN Masterproef van de opleiding ‘Master in de rechten’

57

uitgesloten mochten zijn.252 Ook in Frankrijk wordt het begrip ‘opzet’ veel zeer strikt

geïnterpreteerd. Het kind moet echt de bedoeling gehad hebben om de schade te

veroorzaken.253

98. Het is aan de verzekeraar om te bewijzen dat er opzet in het spel was.254 Het Hof van

Beroep van Brussel besliste dat aangezien de verzekeraar niet bewees dat de minderjarige de

schade had gewild, doch enkel zijn klasgenoot had willen duwen, er geen sprake kon zijn van

verval van dekking.255

§ 3. Toetsing aan de praktijk

99. Zoals reeds gesteld, vermelden verzekeraars in de praktijk in hun polis dat opzettelijk

veroorzaakte schadegevallen wel gedekt worden, tot een bepaalde leeftijd.

In het kader van mijn masterproef heb ik verschillende verzekeraars gecontacteerd tot het

verkrijgen van de algemene voorwaarden van hun gezinspolis, om tot een vergelijking over te

gaan. De meeste verzekeraars waren onmiddellijk bereid tot medewerking.

Vooreerst verschilt van verzekeringsmaatschappij tot maatschappij tot welke leeftijd een

zware fout wordt gedekt. Bij Ethias worden zware fouten en opzet van ‘kinderen’ gedekt tot

18 jaar.256 KBC dekt tot 16 jaar voor opzettelijk veroorzaakte schadegevallen en tot 18 jaar

voor grove schuld.257 Axa verleent dekking voor grove schuld tot 18 jaar, maar verlaagt naar

16 jaar na het eerste schadegeval.258 Andere maatschappijen verlenen slechts dekking voor de

grove fout tot 16 jaar.

Naast de leeftijd van uitsluiting beschrijven de maatschappijen ook meestal precies wat onder

het begrip ‘grove schuld’ verstaan wordt. Alle maatschappijen verwijzen naar dronkenschap

of een gelijkaardige toestand door het gebruik van andere producten.

Enkele maatschappijen (namelijk KBC, Fortis, Ethias, Mercator) voegen daar gewelddaden

252 Luik 16 juni 1987, JLMB 1988, 307. 253 Cass. fr. 1e civ. 19 december 1989, RGAT 1990, 73 ; J.P. COTEUR en P. LOUYET, ˝Mijn kind beging een stommiteit˝, Budget & Recht mei/juni 2009 – nr. 204, 44-45. 254 Cass. 2 april 2004, TBH 2005, 854 ; S. ZEGERS, “Risicobeheersing via verzekering, ook voor het gezin (de verzekering burgerlijke aansprakelijkheid privéleven en de aansprakelijkheid van ouders voor minderjarigen)” in X., Aansprakelijkheid van ouders en onderwijzers, Brugge, Die Keure, 2007, 99. 255 Brussel 22 november 2004, RGAR 2006, nr. 14134. 256 Ethias Familiale Algemene Voorwaarden, p. 8. 257 KBC Verzekering Burgerrechtelijke Aansprakelijkheid, p. 3 258 Axa Comfort Privé-leven Aansprakelijkheidsverzekering Algemene Voorwaarden, p. 6.

Page 59: SCHADEVERGOEDING BIJ GEWELDMISDRIJVEN DOOR …...Academiejaar 2009-2010 SCHADEVERGOEDING BIJ GEWELDMISDRIJVEN DOOR MINDERJARIGEN Masterproef van de opleiding ‘Master in de rechten’

58

op personen en vechtpartijen aan toe. KBC en Fortis verwijzen daarnaast nog naar

kwaadwillige beschadigingen en ontvreemden van goederen.

100. Hieruit blijkt dat de praktijk moeilijk verenigbaar is met de theorie. De theorie leert ons

immers dat het op basis van art. 8 WLVO verboden is om opzet te dekken. Art. 8 WLVO is

daarenboven van openbare orde, waardoor bedingen zoals hierboven geschetst in principe

zullen getroffen worden door absolute nietigheid. De vraag stelt zich hier dus of dergelijke

bedingen die in de praktijk gebruikt worden eigenlijk wel toegelaten kunnen worden.

Daarnaast rijst de vraag waarom verzekeraars eigenlijk bereid zijn om opzettelijke

gewelddaden -vrijwillig- te dekken, hoewel ze daartoe dus zeker niet verplicht zijn, het is hen

zelfs in principe niet toegelaten. Commerciële redenen kunnen hier eventueel meespelen,

namelijk om de meest aantrekkelijke polis op de verzekeringsmarkt aan te bieden.

Afdeling 2. Dekking voor de ouders

101. Opzet heeft een strikt persoonlijk karakter.259 De opzettelijke fout van een andere

persoon kan niet ingeroepen worden door de verzekeraar tegen degenen die voor deze persoon

civielrechtelijk aansprakelijk zijn en hiervoor verzekerd zijn.260 De ouders die op grond van

art. 1384, lid 2 BW aansprakelijk zijn voor de door hun minderjarig kind opzettelijk

veroorzaakte schade, kunnen aanspraak maken op dekking door hun

gezinsaansprakelijkheidsverzekering.261 Verzekeringsmaatschappijen willen in de praktijk

echter meestal maar dekking verlenen als uit een vonnis blijkt dat de ouders wel degelijk

aansprakelijk werden gesteld. De verzekeringsonderneming gaat ervan uit dat zolang er geen

vonnis is, het tekortschieten in de opvoeding en toezicht niet bewezen is. Deze praktijk wordt

echter door de rechtspraak afgekeurd. Verzekeraars dienen in dergelijke situatie wel degelijk

dekking te verlenen. Enkel indien ouders zich zelf schuldig hebben gemaakt aan opzet of een

grove fout in hun toezicht en opvoeding, kan ook hun aansprakelijkheid eventueel van

dekking worden uitgesloten. Hier dient wel gewezen te worden op het feit dat deze grove fout

uitdrukkelijk bij de gevallen van grove schuld in de polis dienen bepaald te worden.

259 L. BALCAEN, “Herstelbemiddeling voor minderjarigen en de interferentie met de gezinsaansprakelijkheidsverzekering”, De Verz. 2003, afl. 2, 279. 260 Brussel 22 november 2004, RGAR 2006, nr. 14134. 261 Antwerpen 2 februari 2005, NjW 2005, 1207, noot G. JOCQUÉ ; Rb. Hasselt 19 december 2002, RW 2004-05, 1631.

Page 60: SCHADEVERGOEDING BIJ GEWELDMISDRIJVEN DOOR …...Academiejaar 2009-2010 SCHADEVERGOEDING BIJ GEWELDMISDRIJVEN DOOR MINDERJARIGEN Masterproef van de opleiding ‘Master in de rechten’

59

Hoofdstuk 3. Verhaal van de verzekeraar op de minderjarige

Afdeling 1. Grondslag

102. De verzekering kan de vergoeding die ze betaald heeft voor de aansprakelijkheid van de

ouders voor hun minderjarig kind, proberen terug te vorderen van de jongere op het moment

dat deze zelf over voldoende financiële middelen beschikt. Tegenover de ouders beschikt de

verzekeraar BA privéleven daarentegen over geen enkele mogelijkheid van verhaal.262

De vraag rijst hier of en op welke gronden de verzekeraar zich kan voorzien in een regres op

de minderjarige.

103. Vooreerst treedt de verzekeraar die vergoed heeft op basis van art. 41 WLVO van

rechtswege in de rechten en de rechtsvorderingen van de verzekerde of de begunstigde tegen

de aansprakelijke. In principe is subrogatoir verhaal enkel mogelijk op een derde, niet op de

eigen verzekerde. Een minderjarig kind wordt, zoals voorheen vermeld, aanzien als een

verzekerde in de polis.263 De vraag stelt zich nu of het minderjarig kind voor de toepassing

van art. 41 WLVO te beschouwen is als een verzekerde of een derde. Met andere woorden :

kan de familiale verzekeraar die als borg heeft gediend voor de burgerlijke aansprakelijkheid

van de ouders voor opzettelijk veroorzaakte schade van diens minderjarig kind, zich beroepen

op art. 41 WLVO om een subrogatoire vordering in te stellen tegen het schuldig minderjarig

kind?

104. Een eerste strekking gaat ervan uit dat het kind verzekerde is en blijft, ook al is zijn

aansprakelijkheid wegens opzet niet gedekt. In dergelijk geval is dan geen subrogatoir verhaal

op basis van art. 41 WLVO op het minderjarig kind mogelijk.264 Het Hof van Beroep te Gent

volgde reeds deze stelling.265

Indien men daarentegen aanneemt dat het minderjarige kind geen verzekerde is in de zin van

art. 41 WLVO, kan op dit kind verhaal worden uitgeoefend. Een tweede strekking volgt deze

gedachte. Art. 41, vierde lid WLVO bepaalt dat in de regel geen verhaal kan worden

uitgeoefend op bloedverwanten, tenzij deze gehandeld hebben met kwaad opzet. In het kader

262 Gent 3 november 2005, De Verz. 2006, 185. 263 Art. 3 KB 12 januari 1984, BS 31 januari 1984. 264 B. DUBUISSON, “L'assurance des risques du mineur ”, J. dr. jeun. 1997, 382 ; C. VAN SCHOUBROECK, “Over opzettelijk veroorzaakte schadegevallen en verzekering”, TBH 2005, 828. 265 Gent 3 november 2005, De Verz. 2006, afl. 2, 185.

Page 61: SCHADEVERGOEDING BIJ GEWELDMISDRIJVEN DOOR …...Academiejaar 2009-2010 SCHADEVERGOEDING BIJ GEWELDMISDRIJVEN DOOR MINDERJARIGEN Masterproef van de opleiding ‘Master in de rechten’

60

van deze masterproef zou op basis van dit laatste een verhaal voor de verzekeraar mogelijk

lijken. Professor BOONE volgt deze stelling.266 Ook het Hof van Beroep van Luik heeft reeds

meerdere keren dit standpunt ingenomen en heeft gesteld dat het niet tegenstrijdig is iemand

die in de polis is aangeduid als verzekerde, maar in het concrete geval uitgesloten is van

dekking wegens opzet, als een derde te beschouwen in de zin van art. 41 WLVO.267

105. Daarnaast kan de verzekeraar zich op basis van art. 88 WLVO in de polis een recht van

verhaal voorbehouden tegen de verzekeringsnemer voor de gevallen waarin de verzekeraar

zijn tussenkomst had kunnen weigeren of beperken, maar desondanks verplicht werd om de

benadeelde schadeloos te stellen. Aan dit verhaal zijn twee voorwaarden verbonden.

Vooreerst dient de mogelijkheid tot regres duidelijk contractueel bepaald te zijn in de polis.

Daarnaast dient de verzekeraar zijn intentie tot verhaal kenbaar te maken van zodra hij kennis

heeft van de feiten die zijn beslissing gronden. Het negeren van deze laatste vereiste leidt tot

onontvankelijkheid van de vordering. Een groot deel van de rechtspraak meent dat de

verzekeraar enkel op basis van art. 88 WLVO zich op de minderjarige dader kan verhalen.

Er wordt immers gesteld dat het verhaal van de verzekeraar BA privé-leven dient gezien te

worden als een regresvordering en niet als een subrogatoire vordering.268 Artikel 88 WLVO is

echter een twijfelachtige rechtsgrond voor het verhaal van de verzekeraar, omdat deze

bepaling de verzekeraar enkel toelaat verhaal uit te oefenen voor zover hij volgens de wet of

de verzekeringsovereenkomst zijn prestaties kan weigeren of verminderen. Dit is niet het

geval indien de verzekeraar de benadeelde vergoedt op grond van de aansprakelijkheid van de

ouders.269

106. Het Hof van Cassatie heeft bevestigd dat de gezinsaansprakelijkheidsverzekeraar van de

ouders effectief verhaal heeft tegenover het kind dat schade heeft veroorzaakt.270 Over de

vraag naar de grondslag van de vordering, heeft het Hof zich toen jammer genoeg niet

uitgesproken.271 Het Hof van Cassatie heeft echter in een arrest van 11 januari 2009 kleur

bekend en gekozen voor art. 88 WLVO als regresgrond voor de verzekeraar tegen de

266 I. BOONE, Verhaal van derde-betalers op de aansprakelijke, Antwerpen, Intersentia, 2009, 452. 267 Luik 17 oktober 2003, JLMB 2004, 1240 ; Luik 15 oktober 2001, RGAR 2003,13698 ; Luik 7 februari 2000, JLMB 2001, 1120. 268 Luik 28 juni 2007, RGAR 2009, afl. 6, nr. 14536 ; Rb. Charleroi 16 maart 2007,RGAR 2009, afl. 6, nr. 14537. 269 H. BOCKEN, “Aansprakelijkheid van en voor minderjarigen” , De Verz. 2006, afl. 3, 307. 270 Cass. 20 januari 2000, RW 2001-02, 631. 271 E. MEYNTJENS, “De gezinsaansprakelijkheidsverzekering”, RW 2002-03, afl. 17, 650 ; H. BOCKEN, “Aansprakelijkheid van en voor minderjarigen” , De Verz. 2006, afl. 3, 649.

Page 62: SCHADEVERGOEDING BIJ GEWELDMISDRIJVEN DOOR …...Academiejaar 2009-2010 SCHADEVERGOEDING BIJ GEWELDMISDRIJVEN DOOR MINDERJARIGEN Masterproef van de opleiding ‘Master in de rechten’

61

minderjarige dader.272 Het is niet helemaal duidelijk waarom het Hof voor deze regresgrond

kiest, maar dit zal hoogstwaarschijnlijk te maken hebben met de verwittigingsplicht die art. 88

WLVO inhoudt.

Afdeling 2. Beperking van het verhaal bij kwaad opzet door minderjarigen

107. Verhaal van de verzekeraar kan zware financiële gevolgen hebben voor de minderjarige.

Men wilde de minderjarigen niet voor de rest van hun leven opzadelen met de financiële

gevolgen van hun zonden, toen ze hun maturiteits- en verstandsjaren nog niet hadden

bereikt.273 De wetgever is daarom tussengekomen om het verhaal van de verzekeraar te

beperken. In art. 7 KB BA privé-leven zijn de beperkingen van het verhaal van de verzekeraar

uitgewerkt. De verzekeraar kan zijn verhaal integraal uitoefenen indien de netto-uitgaven niet

hoger zijn dan 11.000 euro. Indien de netto-uitgaven hoger zijn dan 11.000 euro, kan dit

bedrag verhoogd worden met de helft van het gedeelte dat het bedrag van 11.000 euro

overschrijdt. Het verhaal van de verzekeraar mag maximaal 31.000 euro bedragen. Sommige

maatschappijen kiezen er vrijwillig voor om de bovengrens van het verhaalrecht nog

vrijwillig te verlagen. Ethias beperkt zijn verhaal tot maximum 10.000 euro per schadegeval,

Mercator tot 11.000 euro en Fortis tot 12.500 euro.274

272 Cass. 11 januari 2009, www.cass.be. 273 S. ZEGERS, “Risicobeheersing via verzekering, ook voor het gezin (de verzekering burgerlijke aansprakelijkheid privéleven en de aansprakelijkheid van ouders voor minderjarigen)” in X., Aansprakelijkheid

van ouders en onderwijzers, Brugge, Die Keure, 2007, 101. 274 Ethias Familiale Algemene Voorwaarden, p. 8.; Fortis Algemene voorwaarden Familiale, p. 10 ; Mercator

Gezin Plus Algemene Voorwaarden, p. 5.

Page 63: SCHADEVERGOEDING BIJ GEWELDMISDRIJVEN DOOR …...Academiejaar 2009-2010 SCHADEVERGOEDING BIJ GEWELDMISDRIJVEN DOOR MINDERJARIGEN Masterproef van de opleiding ‘Master in de rechten’

62

Hoofdstuk 4. Nood aan een verplichte gezinsaansprakelijkheidsverzekering?

108. Zoals reeds hiervoor vermeld, is ongeveer 80 % van de gezinnen verzekerd. Het moet je

echter maar overkomen slachtoffer te worden van een misdrijf gepleegd door het kind van een

maatschappelijk kwetsbaar, niet-verzekerd gezin. In de rechtsleer gaan reeds geruime tijd

stemmen op om als oplossing de gezinsaansprakelijkheidsverzekering wettelijk verplicht te

stellen.275 Daartoe werden in het verleden, maar ook recentelijk reeds meerdere

wetsvoorstellen gedaan.276 Deze stuiten echter steeds op de kritiek dat het te moeilijk is om de

naleving van de verzekeringsplicht af te dwingen. Deze wetsvoorstellen hebben bijgevolg - tot

nu toe - nog niet geleid tot een verplichte gezinsaansprakelijkheidsverzekering, maar bij KB

van 12 januari 1984 werden een aantal minimumgarantievoorwaarden opgelegd waaraan de

gezinsaansprakelijkheidsverzekering moet voldoen. Volgens GULDIX werd een tussenstap

gezet naar de verplichte BA-verzekering door de ‘assurabilité oblige-theorie’ van A.

Ehrenzweig. Deze theorie houdt in dat ouders de morele plicht hebben om het risico van de

schade, door hun kind veroorzaakt, te verzekeren en dat niet-verzekering hun als een fout kan

worden aangerekend, op grond waarvan ze zelf aansprakelijk zullen zijn. GULDIX past deze

theorie toe op art. 389 BW - dat stipuleert dat ouders het verantwoord beheer over het

vermogen van hun minderjarige kinderen dragen - en vraagt zich af of dan niet beweerd kan

worden dat zulks het sluiten omvat van een gezinspolis ter bescherming van het vermogen

van de minderjarige.277 Ook BALCAEN stelt een tussenoplossing voor een verplichte

familiale polis voor, waarbij jongeren verzekerd blijven, maar hen tevens geleidelijk meer

verantwoordelijkheid laten dragen bij de vergoeding van de schade. Dit kan door het

franchisebedrag bij opzet of zware fout te verhogen in verhouding tot de schade en de leeftijd

275 R. KRUITHOF, “Aansprakelijkheid voor andermans daad”, RW 1978-79, 1409 ; J.L. FAGNART, “La responsabilité civile des parents”, Journ. dr. Jeun. 1997, 370 ; B. DUBUISSON, “L’assurance des risques du mineur”, Journ. dr. Jeun. 1997, 380 ; E. MEYNTJENS, “De gezinsaansprakelijkheidsverzekering”, RW 2002-03, afl. 17, 650 ; H. BOCKEN, “Aansprakelijkheid van en voor minderjarigen” , De Verz. 2006, afl. 3, 301-318. 276 Wetsvoorstel (E. KNOOPS) betreffende de verplichte aansprakelijkheidsverzekering ten aanzien van het privéleven, Parl. St. Kamer 1977-78, nr. 152 ; Wetsvoorstel (P. DE STEXHE) betreffende de verplichte aansprakelijkheidsverzekering ten aanzien van het privéleven, Parl. St. Senaat 1977-78, nr. 165; Wetsvoorstel (R. HOTERMANS), tot invoering van een verplichte verzekering tot dekking van de burgerrechtelijke aansprakelijkheid buiten overeenkomst met betrekking tot het privéleven, Parl. St. Kamer 1997-98, nr. 251 ; Wetsvoorstel ( J.M. CHEFFERT), tot invoering van een verplichte verzekering tot dekking van de burgerrechtelijke aansprakelijkheid buiten overeenkomst met betrekking tot het privéleven, Parl. St. Senaat 2005-06, nr. 3/1562-1 ; Wetsvoorstel ( M. TAELMAN), tot invoering in het Burgerlijk Wetboek van een objectieve aansprakelijkheid van de ouders voor schade veroorzaakt door hun minderjarige kinderen, Parl. St.

Senaat 2008-09, nr. 1124. 277 E. GULDIX, “Ouderlijke aansprakelijkheid en familiale aansprakelijkheidsverzekering”, RGAR 1981, nr. 10290.

Page 64: SCHADEVERGOEDING BIJ GEWELDMISDRIJVEN DOOR …...Academiejaar 2009-2010 SCHADEVERGOEDING BIJ GEWELDMISDRIJVEN DOOR MINDERJARIGEN Masterproef van de opleiding ‘Master in de rechten’

63

van de jongere.278

109. Bepaalde auteurs blijven echter volhouden dat de familiale polis wettelijk verplicht

dient gemaakt te worden. FAGNART en MEYNTJENS willen de familiale verzekering

verplicht stellen voor gezinnen met kinderen, gekoppeld aan het invoeren van de foutloze

aansprakelijkheid voor ouders.279 Dit zou immers meerdere voordelen inhouden. Vooreerst

zou dit de aansprakelijke vrijwaren voor mogelijke financiële aanspraken. De toekomst

van de jongere zou niet meer gehypothekeerd worden door een te grote schuldenlast.

Daarnaast heeft de schadelijder op deze manier een grote zekerheid op vergoeding.280

Met betrekking tot het concrete onderzoeksgebied van deze masterproef, namelijk opzettelijke

gewelddaden, zou op dit op vlak van aanspraken echter niet veel veranderen, vermits opzet

uitgesloten wordt van dekking. VAN SCHOUBROECK pleit hierbij voor de niet-

inroepbaarheid tegen benadeelden van opzettelijk veroorzaakte schadegevallen, met

mogelijkheid van een beperkt regres tegen de minderjarige.281

110. Om een optimale naleving te bereiken, wordt voorgesteld de verzekering te financieren

langs de kinderbijslag. 282 De instellingen die instaan voor de uitbetaling van de kinderbijslag

zouden dan gehouden zijn de premie te betalen aan de verzekeringsmaatschappij die wordt

gekozen door de rechtshebbende. Ook Testaankoop is voorstander van een verplichte

gezinsverzekering.283

111. Enkele auteurs wijzen daarentegen op een aantal nadelen die verbonden zijn aan het

verplicht stellen van de familiale verzekering. Vooreerst kan verwezen worden naar het reeds

vermelde bezwaar dat de controle op een verplichte aansprakelijkheidsverzekering te moeilijk

zou zijn.284 GULDIX wijst er daarnaast op haar beurt op dat de premie zal stijgen, nu de

278 L. BALCAEN, “Herstelbemiddeling voor minderjarigen en de interferentie met de gezinsaansprakelijkheidsverzekering”, De Verz. 2003, afl. 2, 285. 279 J.L. FAGNART, “La responsabilité civile des parents”, Journ. dr. Jeun. 1997, 370 ; E. MEYNTJENS, “De gezinsaansprakelijkheidsverzekering”, RW 2002-03, afl. 17, 650. 280 E. MEYNTJENS, “De gezinsaansprakelijkheidsverzekering”, RW 2002-03, afl. 17, 650. 281 C. VAN SCHOUBROECK, “Zeker van de verzekering van door minderjarigen opzettelijk veroorzaakte schade?” in X., Ad amicissimum amici scripsimus. Vriendenboek Raf Verstegen, Brugge, Die Keure, 2004, 334. 282 L. BALCAEN, “Herstelbemiddeling voor minderjarigen en de interferentie met de gezinsaansprakelijkheidsverzekering”, De Verz. 2003, afl. 2, 285; H. BOCKEN, “Aansprakelijkheid van en voor minderjarigen” , De Verz. 2006, afl. 3, 318. 283 “Familiale verzekering dekt geen deugnieten”, Het Nieuwsblad, 30 juni 2005. 284 L. BALCAEN en M. BERGHMANS, “Aansprakelijkheid voor buitencontractuele schade toegebracht door minderjarigen” in E. VERHELLEN e.a., Kinderrechtengids, Gent, Mys en Breesch, 1994-2006, 23.

Page 65: SCHADEVERGOEDING BIJ GEWELDMISDRIJVEN DOOR …...Academiejaar 2009-2010 SCHADEVERGOEDING BIJ GEWELDMISDRIJVEN DOOR MINDERJARIGEN Masterproef van de opleiding ‘Master in de rechten’

64

verzekering niet enkel de ‘vooruitziende’ ouders zal moeten dekken, maar ook de ‘slechte’

risico’s. 285

112. Nederland en Duitsland kennen ook nog steeds het systeem van de facultatieve

familiale verzekering. Toch wordt ook daar gewezen op het belang van het hebben van

dergelijke verzekering bij kattenkwaad van de kinderen.286 In België roept men echter op om

het Franse voorbeeld van de verplichte gezinsaansprakelijkheidsverzekering te volgen.287

Persoonlijk ben ik gewonnen voor het idee van een verplichte familiale verzekering, via een

systeem dat gefinancierd wordt door de kinderbijslag, zodat - in de regel - geen enkel gezin

meer tussen de mazen van het net kan glippen.

285 E. GULDIX, “Ouderlijke aansprakelijkheid en familiale aansprakelijkheidsverzekering”, RGAR 1981, nr. 10290. 286 http://dhbbank.nl/Belgium/NL/Products/5012.aspx ; http://financieel.infonu.nl/verzekering/39618-alles-over-de-familiale-verzekering.html 287 “Half miljoen Belgen mist essentiële verzekering”, Het Nieuwsblad, 20 oktober 2008.

Page 66: SCHADEVERGOEDING BIJ GEWELDMISDRIJVEN DOOR …...Academiejaar 2009-2010 SCHADEVERGOEDING BIJ GEWELDMISDRIJVEN DOOR MINDERJARIGEN Masterproef van de opleiding ‘Master in de rechten’

65

Hoofdstuk 6. Besluit

113. Uit deze bespreking blijkt dat de gezinsaansprakelijkheidsverzekering een zeer nuttige

polis is. Enkele punten op het vlak van dekking door de verzekeraar van opzettelijk

veroorzaakte schade door een minderjarig kind zijn echter nog voor verbetering vatbaar.

Vooreerst zou het beleid van de maatschappijen met betrekking tot het al dan niet toepassen

van verhaal transparanter moeten worden. De verzekeringsmaatschappijen geven toe dat het

al dan niet toepassen van het verhaalsrecht maatwerk is. In elk geval wordt afzonderlijk

bekeken of er al dan niet verhaal zal uitgeoefend worden.288 Het is duidelijk dat dergelijk

‘nattevingerwerk’ zeker niet bijdraagt tot rechtszekerheid voor de verzekerde en het

slachtoffer. De beperking van het verhaal tegenover de minderjarige is een stap in de goede

richting naar een betere bescherming van minderjarigen die geconfronteerd worden met zware

financiële gevolgen. Hierbij wens ik echter duidelijk te stellen dat ik wel zeker een

voorstander ben van het feit de verzekeraar zich tot een bepaald bedrag tot de minderjarige

kan wenden. Bij ernstige, verregaande misdrijven zoals verkrachting of foltering meen ik dat

dit geen ‘lichte jeugdzonden’ meer zijn, maar verwerpelijke feiten waar de jongeren zelf voor

een groot deel dienen voor op te draaien. Aan de onzekerheid over de rechtsgrond van dit

regres werd onlangs een einde gesteld door het Hof van Cassatie, al is deze beslissing, zoals

voorheen gesteld, voor discussie vatbaar. Ook heeft het Hof van Cassatie recentelijk haar

opzetbegrip verengd, wat beter aansluit bij de maatschappelijke tendens. Tot slot kan gesteld

worden dat zolang het systeem van een vrije familiale verzekering zal bestaan, de gezinnen

die de polis het meest nodig hebben, uit de boot zullen vallen.289

114. Uit mijn vergelijkende studie bleek duidelijk dat bijna elke verzekering een ander beleid

met betrekking tot dekking van opzet en grove schuld volgt. Op basis van de studie kwam

Ethias naar voor als één van de verzekeringen met de ruimste dekking. Ook Testaankoop

kwam tot dit besluit. Alleen Ethias dekt in zijn gezinsaansprakelijkheidsverzekering

kwaadwillig toegebrachte schade en vechtpartijen tot een kind 18 jaar is en eist maximaal

10.000 euro terug van het verzekerde kind.290

288 J. JESPERS, “De ene familiale verzekering is de andere niet”, TVW, 3e jaargang, nr. 300, juni 2009, 45. 289 J. JESPERS, “De ene familiale verzekering is de andere niet”, TVW, 3e jaargang, nr. 300, juni 2009, 45. 290 J.P. COTEUR en P. LOUYET, ˝Mijn kind beging een stommiteit˝, Budget & Recht mei/juni 2009 – nr. 204, 45.

Page 67: SCHADEVERGOEDING BIJ GEWELDMISDRIJVEN DOOR …...Academiejaar 2009-2010 SCHADEVERGOEDING BIJ GEWELDMISDRIJVEN DOOR MINDERJARIGEN Masterproef van de opleiding ‘Master in de rechten’

66

DEEL 3. Het Slachtofferfonds : het Fonds tot hulp aan de slachtoffers

van opzettelijke gewelddaden

Hoofdstuk 1. Algemeen

Afdeling 1. Doel en functie van het Slachtofferfonds

§ 1. Oprichting van het Slachtofferfonds

115. België heeft, in navolging van vele andere landen, bij Wet van 1 augustus 1985 het

initiatief genomen voor een beperkte financiële tegemoetkoming door de Staat aan

slachtoffers van opzettelijke gewelddaden.291 Hierdoor werd het Fonds tot hulp aan de

slachtoffers van opzettelijke gewelddaden en aan de occasionele redders (hierna :

Slachtofferfonds) opgericht. Deze wet is geïnspireerd door het Europees Verdrag betreffende

de schadeloosstelling van de slachtoffers van gewelddadige misdrijven, ondertekend te

Straatsburg op 24 november 1983.292 De concrete aanleiding voor de oprichting van dit Fonds

waren echter de aanslagen van de C.C.C. en de terreur van de bende van Nijvel. 293

Sinds de oprichting werd de wetgeving omtrent het Slachtofferfonds meerdere keren

aangepast. De grondslag om de slachtoffers financieel tegemoet te komen, namelijk ‘de

collectieve solidariteit van de leden van eenzelfde gemeenschap’, is echter nooit gewijzigd. 294

116. De toegekende hulp door het Slachtofferfonds kan niet aanzien worden als een

subjectief recht voor het slachtoffer. Er kan hoogstens gesproken worden van een recht tot het

richten van een verzoek tot het verkrijgen van een tegemoetkoming, waarvan het bedrag in

billijkheid wordt bepaald (art. 33 § 1 Wet 1 augustus 1985). 295 Er wordt géén integrale

schadeloosstelling door de wet gegarandeerd. De bedoeling is immers dat de collectiviteit

solidair moet instaan voor het milderen van schade die aan opzettelijke gewelddaden te wijten

291 Wet 1 augustus 1985 houdende fiscale en andere bepalingen, BS 6 augustus 1985. 292 Europees Verdrag inzake de schadeloosstelling van slachtoffers van geweldsmisdrijven, Straatsburg, 24. XI. 1983. 293 M. CROMHEECKE, “Hulpbehoevend slachtoffer word je niet zomaar. Commissie voor hulp aan slachtoffers van opzettelijke gewelddaden”, RW 1993-94, 970. 294 M. STERKENS, “Het Slachtofferfonds in verdere evolutie”, NC 2007, afl. 5, 359-360. 295 M. STERKENS, “De toekenningsvoorwaarden en beoordelingsgronden voor de aanvragen tot het bekomen van een tegemoetkoming uit het Fonds tot hulp aan de slachtoffers van opzettelijke gewelddaden”, T. Strafr. 2002, afl. 1, 15-25.

Page 68: SCHADEVERGOEDING BIJ GEWELDMISDRIJVEN DOOR …...Academiejaar 2009-2010 SCHADEVERGOEDING BIJ GEWELDMISDRIJVEN DOOR MINDERJARIGEN Masterproef van de opleiding ‘Master in de rechten’

67

is. 296 De toegekende hulp betreft overigens louter financiële hulp. Daarnaast kan men pas

beroep doen op het Slachtofferfonds in subsidiaire orde. Naast deze principes bestaan voor de

toekenning van een vergoeding nog een waaier andere voorwaarden. Alle principes worden

hierna uitvoerig besproken.

§ 2. De Commissie voor hulp aan slachtoffers van opzettelijke gewelddaden

117. Een administratieve rechtbank, de Commissie voor financiële hulp aan slachtoffers van

opzettelijke gewelddaden (hierna : de Commissie) , doet uitspraak over de aanvragen tot

toekenning van een noodhulp, een financiële hulp of een aanvullende hulp. 297 De Commissie

is ingedeeld in kamers. Het aantal kamers wordt bepaald door de Koning.298 Elke kamer

bestaat uit drie personen : een magistraat die de kamer voorzit, een advocaat en een ambtenaar

van de Federale Overheidsdienst Financiën of Volksgezondheid.299 Deze categorie is onlangs

ruimer geworden. De leden van de Commissie worden door de Koning benoemd voor een

hernieuwbare termijn van zes jaar. 300 Bij het secretariaat van de Commissie kunnen

inlichtingen bekomen worden of kan een aanvraag ingediend worden tot vergoeding. De

voorwaarden die moeten voldaan zijn om zich tot de Commissie te wenden zijn talrijk en

worden vrij restrictief opgevat. Een groot deel van de aanvragen lopen dan ook het risico om

meteen te worden afgewezen.301 De uitspraken van de Commissie worden niet systematisch

gepubliceerd. Er is wel een tweejaarlijks Verslag over de werkzaamheden die een uitvoerig

overzicht geeft over de werking en de rechtspraak van de Commissie. Het laatste verschenen

verslag is echter dat van 2002-2004. Een nieuw verslag is momenteel in voorbereiding.302

§ 3. Financiering

118. Aanvankelijk werd het Fonds gespijsd door een bijzonder krediet op de begroting van

het Ministerie van Justitie enerzijds en een bijdrage ten laste van bepaalde strafrechtelijke

296 Brochure Ministerie van Justitie, “Financiële hulp aan slachtoffers van opzettelijke gewelddaden”, Brussel, 2004, 5. 297 Art. 30 § 1 Wet 1 augustus 1985. 298 Art. 30 § 2 Wet 1 augustus 1985. 299 Brochure Ministerie van Justitie, “Financiële hulp aan slachtoffers van opzettelijke gewelddaden”, Brussel, 2004, 14. 300 M. STERKENS, “Slachtofferfonds” in X., Strafrecht en strafvordering. Artikelsgewijze commentaar met

overzicht van rechtspraak en rechtsleer, Antwerpen, Kluwer, 1984, 31. 301 M. CROMHEECKE en H. SABBE, “Hooggespannen, maar niet ingeloste verwachtingen. Over de Commissie voor hulp aan slachtoffers van opzettelijke gewelddaden”, Panopticon 1993, 301. 302 Informatie verkregen van de Commissie.

Page 69: SCHADEVERGOEDING BIJ GEWELDMISDRIJVEN DOOR …...Academiejaar 2009-2010 SCHADEVERGOEDING BIJ GEWELDMISDRIJVEN DOOR MINDERJARIGEN Masterproef van de opleiding ‘Master in de rechten’

68

veroordeelden anderzijds. Bij Wet van 18 februari 1997 werd echter bepaald dat het Fonds

uitsluitend nog gefinancierd zal worden door de bijdragen.303 Wanneer de rechter een boete

van minstens 26 euro uitspreekt wegens een veroordeling tot een criminele of correctionele

straf, dient de overtreder een bijdrage van 137,50 euro te betalen aan het Slachtofferfonds. 304

Het is onbelangrijk welk soort misdrijf men heeft gepleegd. Wel is een veroordeling (effectief

of met uitstel) vereist. Bij vrijspraak of opschorting van straf zal bijgevolg geen bijdrage

verschuldigd zijn. 305 De bijdrage is geen straf of geldboete, maar heeft een sui generis-

karakter en kan eerder aanzien worden als een ‘solidariteitsbijdrage’.306 Dit heeft als gevolg

dat ze niet in aanmerking komt voor een genademaatregel of uitstel. De reserve van het

Slachtofferfonds moet voldoende groot zijn, gelet op het alsmaar toenemend aantal te

vergoeden slachtoffers.307 De bijdrage voor veroordeelden zal dus waarschijnlijk stijgen.

Afdeling 2. Voorwaarden tot het verkrijgen van financiële hulp

§ 1. Opzettelijke gewelddaad

119. Om te kunnen spreken van een opzettelijke gewelddaad moeten een aantal elementen

verenigd zijn. Vooreerst is een materieel bestanddeel vereist. De inhoud van het begrip

‘gewelddaad’ wordt in de wet niet omschreven. In artikel 483 van het Strafwetboek wordt

onder geweld “de daden van fysieke dwang gepleegd op personen” verstaan.

CROMHEECKE omschrijft een gewelddaad als “een uitwendige, tegen een persoon gerichte

daad van geweld die een nadeel als gevolg heeft”.308 Vermogensdelicten, zoals diefstal

zonder geweld of bedreiging, zijn bijgevolg uitgesloten.

Daarnaast moet er sprake zijn van een moreel bestanddeel. De dader moet namelijk de

bedoeling gehad hebben een gewelddaad te plegen, er is opzet vereist. Misdrijven uit

nalatigheid of onvoorzichtigheid of een verkeersongeval kunnen daarom ook geen grondslag

vormen voor hulp. Tenslotte is een causaal verband vereist tussen de gewelddaad en de

303 P. ARNOU, “Bijdrage ten behoeve van het Slachtofferfonds” in X., Strafrecht en strafvordering.

Artikelsgewijze commentaar met overzicht van rechtspraak en rechtsleer, Antwerpen, Kluwer, 1984, 2. 304 Art. 29 Wet 1 augustus 1985. 305 P. ARNOU, “Bijdrage ten behoeve van het Slachtofferfonds” in X., Strafrecht en strafvordering.

Artikelsgewijze commentaar met overzicht van rechtspraak en rechtsleer, Antwerpen, Kluwer, 1984, 4. 306 M. CROMHEECKE, “Hulpbehoevend slachtoffer word je niet zomaar. Commissie voor hulp aan slachtoffers van opzettelijke gewelddaden”, RW 1993-94, 973. 307 M. STERKENS, “Wijzigingen in de regelgeving omtrent het zogenaamde Slachtoffer-fonds”, RW 2003-04, afl. 21, 820. 308 M. CROMHEECKE, “Hulpbehoevend slachtoffer word je niet zomaar. Commissie voor hulp aan slachtoffers van opzettelijke gewelddaden”, RW 1993-94, 973.

Page 70: SCHADEVERGOEDING BIJ GEWELDMISDRIJVEN DOOR …...Academiejaar 2009-2010 SCHADEVERGOEDING BIJ GEWELDMISDRIJVEN DOOR MINDERJARIGEN Masterproef van de opleiding ‘Master in de rechten’

69

opgelopen schade. Strikt gezien dient de dader niet strafbaar te zijn volgens de Strafwet,

bijvoorbeeld omwille van minderjarigheid, ontoerekeningsvatbaarheid of een

rechtvaardigingsgrond. 309 Een opzettelijke gewelddaad van een minderjarige valt dus onder

het toepassingsgebied van deze voorwaarde. Dit is een interessant gegeven in het kader van

deze masterproef. Verder is het van groot belang dat er sprake is van ernstige lichamelijke of

psychische schade als rechtstreeks gevolg van een opzettelijke gewelddaad.310

§ 2. Territorialiteit

120. De opzettelijke gewelddaad moet in België gepleegd zijn. 311 Het reële grondgebied

omvat zowel het eigenlijke territorium dat binnen de landsgrenzen valt, de territoriale zee en

het luchtruim boven het eigenlijke territorium en de territoriale zee.312 Met een in België

gepleegde opzettelijke gewelddaad wordt gelijkgesteld ‘een in het buitenland gepleegde

opzettelijke gewelddaad waarvan één van de in art. 42 § 2 van de Wet van 1 augustus 1985

bedoelde personen in bevolen dienst het slachtoffer is’.313 Dit zijn personen die voor de

Belgische overheid werken, bijvoorbeeld een politieambtenaar, brandweerman of militair.314

§ 3. Nationaliteit van het slachtoffer

121. Op het ogenblik dat de gewelddaad wordt gepleegd, moet het slachtoffer de Belgische

nationaliteit hebben of gerechtigd zijn het Rijk binnen te komen, er te verblijven of er zich te

vestigen.315 Deze nationaliteitsvoorwaarde is echter op de helling komen staan door het proces

tegen de racistische moordenaar Hans Van Temsche. De familie van de Nigeriaanse oppas

Oulematou Niangadou kon geen vergoeding krijgen van het Slachtofferfonds omdat

Oulematou op het ogenblik van de feiten illegaal in het land verbleef. Deze beslissing van het

Fonds lokte een ware stormloop van reacties uit. De familie voelde zich in de steek gelaten

door de Belgische wet en meende eerst slachtoffer te zijn van een racistische moordenaar en

309 M. STERKENS, “Slachtofferfonds” in X., Strafrecht en strafvordering. Artikelsgewijze commentaar met

overzicht van rechtspraak en rechtsleer, Antwerpen, Kluwer, 1984, 12. 310 Commissie, Verslag over de werkzaamheden 2002-04, 25. 311 Art. 31 § 1 Wet 1 augustus 1985. 312 A. DE WACHTER, “Het Fonds tot hulp aan slachtoffers van opzettelijke gewelddaden” in X., Kluwers

Verzekeringshandboek, Afl. 56, december 2003, II.7.9-02. 313 Art. 31 §1, 2e lid Wet 1 augustus 1985. 314 M. STERKENS, “Slachtofferfonds” in X., Strafrecht en strafvordering. Artikelsgewijze commentaar met

overzicht van rechtspraak en rechtsleer, Antwerpen, Kluwer, 1984, 14. 315 Art. 31 § 1, 2° Wet 1 augustus 1985.

Page 71: SCHADEVERGOEDING BIJ GEWELDMISDRIJVEN DOOR …...Academiejaar 2009-2010 SCHADEVERGOEDING BIJ GEWELDMISDRIJVEN DOOR MINDERJARIGEN Masterproef van de opleiding ‘Master in de rechten’

70

daarna van een racistische wet. De familie en hun advocaat kregen onmiddellijk steun uit

politieke hoek, waar men opmerkte dat slachtoffers van gewelddaden niet minder slachtoffer

zijn omdat ze geen papieren hebben. De voorwaarde van nationaliteit werd als onbillijk en

discriminerend ervaren.

122. Om deze redenen werden meerdere voorstellen ingediend om de wet aan te passen.316

De mozaïekwet, die in de media de ‘Oulematou-Wet’ wordt genoemd, werd op 15 december

2009 goedgekeurd door de Kamer en is wet geworden op 30 december 2009.317 Het verloop

van deze wetswijziging werd in het kader van mijn masterproef nauwlettend gevolgd.

Op basis van de nieuwe wet zal het volstaan dat de opzettelijke gewelddaad op Belgisch

grondgebied is gepleegd. De nationaliteit en het al dan niet legitiem verblijf zullen voortaan

geen enkel belang meer hebben.318 De wetswijziging werkt niet met terugwerkende kracht.

De familie Oulematou heeft nog tot 2011 de tijd om een (nieuwe) eis tot schadevergoeding bij

het Slachtofferfonds in te dienen. Deze nieuwe mozaïekwet houdt daarnaast nog een aantal

andere wijzigingen van de wet in. Deze wijzigingen worden hieronder besproken bij de

desbetreffende voorwaarden.

§ 4. Burgelijke partijstelling, rechtstreekse dagvaarding of procedure bij de burgerlijke

rechtbank en definitieve uitspraak over strafvordering

123. De wet vermeldde dat de verzoeker schadevergoeding moest hebben nagestreefd door

middel van burgerlijke partijstelling, een rechtstreekse dagvaarding of een vordering voor een

burgerlijke rechtbank. Daarnaast was een definitieve rechterlijke beslissing over de

strafvordering vereist.319 Het Grondwettelijk Hof oordeelde echter dat de artikelen 10 en 11

van de Grondwet geschonden worden indien het slachtoffer dat gekozen heeft voor een

burgerlijke procedure, niet toegestaan wordt om een aanvraag tot hulp in te dienen bij het

316 Wetsvoorstel (R. LANDUYT, B. TOBBACK en B. TUYBENS) tot wijziging van de wet van 1 augustus 1985 houdende fiscale en andere bepalingen wat de voorwaarden voor de hulp van de Staat aan slachtoffers van opzettelijke gewelddaden betreft, Parl. St. Kamer 2008-09, 1751/001 ; Wetsvoorstel (C. NYSSENS) tot uitbreiding van de toepassingssfeer van de wet betreffende de schadeloosstelling van de slachtoffers van opzettelijke gewelddaden”, Parl. St. Kamer 2008-09, nr. 1750/001 ; Wetsvoorstel (Z. GENOT, F. LAHSSAINI en S. VAN HECKE) tot wijziging van de wet van 1 augustus 1985 houdende fiscale en andere bepalingen wat de voorwaarden voor de hulp van de Staat aan slachtoffers van opzettelijke gewelddaden betreft, Parl. St. Kamer 2008-09, nr. 1749/001. 317 “Kamer keurt mozaïekwetten justitie goed”, Het Belang van Limburg, 16 december 2009 ; “Toch schadevergoeding voor familie Oulematou”, Het Laatste Nieuws, 23 november 2009 ; “Familie Oulematou krijgt toch schadevergoeding”, Gazet van Antwerpen, 23 november 2009. 318 Wet 30 december 2009 houdende diverse bepalingen betreffende justitie, BS 15 januari 2009. 319 Art. 31 bis, § 1, 3° Wet 1 augustus 1985.

Page 72: SCHADEVERGOEDING BIJ GEWELDMISDRIJVEN DOOR …...Academiejaar 2009-2010 SCHADEVERGOEDING BIJ GEWELDMISDRIJVEN DOOR MINDERJARIGEN Masterproef van de opleiding ‘Master in de rechten’

71

Slachtofferfonds, wanneer de strafvordering niet werd uitgeoefend. Daarnaast oordeelde het

Hof dat er ook sprake is van een schending van artikelen 10 en 11 van de Grondwet wanneer

het slachtoffer wordt uitgesloten van een verzoek tot hulp indien de strafvordering door het

openbaar ministerie werd geseponeerd.320 De Commissie wijzigde haar rechtspraak reeds in

de door het Grondwettelijk Hof gewenste zin. Indien het strafdossier geseponeerd is wegens

het onbekend blijven van de dader, oordeelt de Commissie meestal dat het voldoende is dat de

verzoeker klacht heeft ingediend of de hoedanigheid van benadeelde persoon heeft

aangenomen. 321 Indien de aanvrager niet over de mogelijkheid beschikt om tegen de dader

een publieke vordering in te stellen, bv. wegens diens minderjarigheid of overlijden, kan de

Commissie het verzoekschrift aanvaarden mits aan de overige voorwaarden is voldaan.322

Op basis van de nieuwe mozaïekwet wordt de wet aangepast aan de rechtspraak van het

Grondwettelijk Hof. Ook slachtoffers die naar de burgerlijke rechter stapten om

schadevergoeding te verkrijgen van de dader, zullen voortaan het Slachtofferfonds om een

vergoeding kunnen vragen als de dader insolvabel is.323

§ 5. Subsidiariteit van de hulp

124. De hulp van het Slachtofferfonds heeft een subsidiair karakter. Er is met andere

woorden enkel een vergoeding indien de schade niet afdoende kan worden hersteld door de

dader of de burgerlijk aansprakelijke partij, op grond van een stelsel van sociale zekerheid of

een private verzekering, noch op enige andere manier.324 Van de aanvrager wordt dus

verwacht dat hij eerst de traditionele wegen tot het bekomen van schadevergoeding

bewandelt. Het is echter niet nodig dat de aanvrager alle langdurige en dure procedures

afwerkt vooraleer hij zich mag richten tot de Commissie.325 Het volstaat dat de aanvrager

aantoont dat er weinig kans is dat hij zijn schade ergens anders kan verhalen, bv. omwille van

de insolvabiliteit van de dader.326 Het Slachtofferfonds heeft de rol van een waarborgfonds

indien het slachtoffer nergens vergoeding kan bekomen en in de kou blijft staan. 327

320 GwH 13 december 2006, nr. 196/2006. 321 Art. 31 bis, § 1, 3° Wet 1 augustus 1985. 322 Commissie, Verslag over de werkzaamheden 1994-95, 19. 323 Wet 30 december 2009 houdende diverse bepalingen betreffende justitie, BS 15 januari 2009. 324 Art. 31 bis, § 1, 5° Wet 1 augustus 1985. 325 M. STERKENS, Het slachtofferfonds. Het Fonds tot hulp aan de slachtoffers van opzettelijke gewelddaden, Antwerpen, Kluwer, 1993, 40-41. 326 I. BOONE, Verhaal van derde-betalers op de aansprakelijke, Antwerpen, Intersentia, 2009, 126. 327 I. BOONE, “Coördinatie van aansprakelijkheid en andere vergoedingssystemen” in X., Aansprakelijkheid,

aansprakelijkheidsverzekering en andere schadevergoedingssystemen 2006-2007, Mechelen, Kluwer, 2007,597-741.

Page 73: SCHADEVERGOEDING BIJ GEWELDMISDRIJVEN DOOR …...Academiejaar 2009-2010 SCHADEVERGOEDING BIJ GEWELDMISDRIJVEN DOOR MINDERJARIGEN Masterproef van de opleiding ‘Master in de rechten’

72

Afdeling 3. Begunstigden van de vergoeding

125. Personen die ernstige lichamelijke of psychische schade ondervinden als

rechtstreeks gevolg van de opzettelijke gewelddaad, kunnen hulp aanvragen. Wanneer het

slachtoffer overlijdt ingevolge de opzettelijke gewelddaad kunnen de nabestaanden of de

personen die in duurzaam gezinsverband met het slachtoffer samenleefden een financiële

hulp worden toegekend. De wet voorzag ook dat ouders of personen die voorzien in het

onderhoud van het minderjarig slachtoffer, dat als gevolg van een opzettelijke

gewelddaad langdurige medische of therapeutische behandeling behoeft, in aanmerking

kwamen voor financiële hulp. In de toekomst zullen de ouders echter op basis van de nieuwe

mozaïekwet geen langdurige medische of therapeutische behandeling meer dienen aan te

tonen. Uit de praktijk bleek namelijk dat dit bewijs moeilijk te leveren was.328

Tot slot kan een financiële hulp aangevraagd worden door verwanten tot en met de tweede

graad van of verwanten die in duurzaam gezinsverband samenleefden met een

slachtoffer dat sinds meer dan één jaar vermist is indien deze vermissing naar alle

waarschijnlijkheid te wijten is aan een opzettelijke gewelddaad. 329

126. Hierbij kan verwezen worden naar een concreet geval. Patricia Martin, de moeder van

Laetitia Delhez, slachtoffer van Dutroux, is naar de Raad van State gestapt nadat het

Slachtofferfonds haar tussenkomst had geweigerd. Het Slachtofferfonds beschouwde de

moeder van Laetitia immers niet als een direct slachtoffer van Dutroux. 330 De Raad van State

heeft echter geoordeeld dat de moeder van Laetitia wel degelijk een slachtoffer is van Marc

Dutroux, zoals erkend door het Hof van Assisen.331

Afdeling 4. Inhoud van de hulp

§ 1. Soorten hulp

127. De verzoeker kan aanspraak maken op 3 soorten tegemoetkomingen. Vooreerst bestaat

er de noodhulp die kan worden aangevraagd zonder de afloop van het vooronderzoek en de

328 Wet 30 december 2009 houdende diverse bepalingen betreffende justitie, BS 15 januari 2009. 329 Art. 31 Wet 1 augustus 1985. 330 “Moeder Laetitia is officieel slachtoffer van Dutroux”, De Standaard, 23 oktober 2008 ; “Moeder van Laetitia Delhez naar Raad van State tegen weigering schadevergoeding”, Het Nieuwsblad, 23 maart 2006. 331 RvS 15 oktober 2008, arrest 187.091, www.raadvst-consetat.be.

Page 74: SCHADEVERGOEDING BIJ GEWELDMISDRIJVEN DOOR …...Academiejaar 2009-2010 SCHADEVERGOEDING BIJ GEWELDMISDRIJVEN DOOR MINDERJARIGEN Masterproef van de opleiding ‘Master in de rechten’

73

gerechtelijke procedure af te wachten. Wanneer elke vertraging bij de hulpverlening de

verzoeker een aanzienlijk nadeel zou kunnen berokkenen, kan op basis van art. 36 van de Wet

van 1 augustus 1985 gevolg worden gegeven aan het verzoek van het slachtoffer of zijn

rechthebbenden tot storting van een noodhulp. De verzoeker dient de hoogdringendheid van

zijn verzoek aan te tonen, namelijk dat elke vertraging in de toekenning van de noodhulp kan

leiden tot ernstig nadeel of ernstige ongemakken.332 Hierbij kan gedacht worden aan iemand

die over een bescheiden inkomen beschikt en met aanzienlijke medische kosten wordt

geconfronteerd ingevolge de gewelddaad. Indien het slachtoffer de medische kosten aantoont,

wordt de hoogdringendheid verondersteld. 333 De noodhulp kan slechts één keer worden

aangevraagd en kan maximaal 7.500 euro bedragen. Het bedrag van de noodhulp wordt

afgetrokken van de eventueel achteraf toegekende hulp.334

128. Ten tweede kan de financiële hulp worden aangevraagd. Dit is het bedrag dat door de

Commissie als financiële tegemoetkoming voor de geleden schade kan toegekend worden.

Deze hulp kan maximaal 62.000 euro bedragen en kan verrekend worden met de eventueel

verstrekte noodhulp.335 Als na de toekenning van de financiële hulp het nadeel kennelijk is

toegenomen, kan het slachtoffer verzoeken om aanvullende hulp. De aanvullende hulp is

beperkt tot een bedrag van 62.000 euro, verminderd met de reeds toegekende hulp en de

eventuele noodhulp.336 Hulp kan in elk geval pas worden toegekend indien de schade meer

dan 500 euro bedraagt.

§ 2. Vergoedbare schade

129. De schade die in aanmerking komt om vergoed te worden is vermeld in art. 32 Wet 1

augustus 1985. De opsomming van de gevallen waarin hulp van het Slachtofferfonds kan

worden verleend, is beperkend.337 Het slachtoffer kan hulp aanvragen voor zijn morele

schade, medische kosten en ziekenhuiskosten, tijdelijke of blijvende invaliditeit, verlies of

vermindering aan inkomsten ten gevolge van tijdelijke of blijvende arbeidsongeschiktheid,

esthetische schade, procedurekosten tot een bedrag van 4.000 euro, de materiële kosten tot

332 Commissie, Verslag over de werkzaamheden 1992-93, 37. 333 Brochure Ministerie van Justitie, “Financiële hulp aan slachtoffers van opzettelijke gewelddaden”, Brussel, 2004, 7. 334 Art. 36, 3e lid Wet 1 augustus 1985. 335 Art. 33 § 2 Wet 1 augustus 1985. 336 Art. 37 Wet 1 augustus 1985. 337 Comm. Slachtoffers, 16 november 1989, RW 1992-93, 442.

Page 75: SCHADEVERGOEDING BIJ GEWELDMISDRIJVEN DOOR …...Academiejaar 2009-2010 SCHADEVERGOEDING BIJ GEWELDMISDRIJVEN DOOR MINDERJARIGEN Masterproef van de opleiding ‘Master in de rechten’

74

een bedrag van 1.250 euro en de schade die voortvloeit uit het verlies van een of meer

schooljaren. De nabestaanden van een overleden slachtoffer kunnen daarnaast een

vergoeding vragen voor de morele schade ingevolge het overlijden van het slachtoffer, de

medische kosten en ziekenhuiskosten, het verlies van levensonderhoud voor personen die op

het ogenblik van de gewelddaad ten laste waren van het slachtoffer, de begrafeniskosten tot

een bedrag van 2.000 euro, de procedurekosten tot een bedrag van 4.000 euro en ook de

schade die voortvloeit uit het verlies van een of meer schooljaren. De verwanten van een

vermist persoon of de ouders van een minderjarig slachtoffer dat als gevolg van een

opzettelijke gewelddaad een langdurige medische of therapeutische behandeling behoeft,

kunnen hulp vragen voor de morele schade, de medische kosten en hospitalisatiekosten en ten

slotte de procedurekosten tot een bedrag van 6.000 euro.338

Afdeling 5. Beoordelingsgronden Commissie

130. De Commissie controleert of aan de wettelijke toekenningsvoorwaarden is voldaan.

Indien dit het geval is, oordeelt ze over de toekenning en de omvang van de hulp.339

Het bedrag van de tegemoetkoming ten laste van de Staat wordt naar billijkheid begroot.340

Uit het hoofdidee dat de collectiviteit solidair moet instaan voor het ‘milderen’ van schade die

aan opzettelijke schadegevallen te wijten is, kan worden afgeleid dat er géén volledige

vergoeding gewaarborgd wordt. 341 Er wordt geprobeerd om het slachtoffer financiële

middelen ter beschikking te stellen om het geleden verlies enigszins tegemoet te komen.342

De Commissie houdt rekening bij het bepalen van het bedrag van de hulp met alle

omstandigheden die eigen zijn aan de zaak.343 De wet somt een aantal bijzondere

toetsingsgronden voor de Commissie op. Vooreerst wordt rekening gehouden met de

financiële toestand van de verzoeker. Op basis van de nieuwe mozaïekwet kan het gedrag

van de verzoeker door de Commissie in rekening worden gebracht. Indien blijkt dat het

slachtoffer de schade op een bepaalde manier heeft uitgelokt, kan de hulp verminderd worden

338 Brochure Ministerie van Justitie, “Financiële hulp aan slachtoffers van opzettelijke gewelddaden”, Brussel, 2004, 10. 339 Brochure Ministerie van Justitie, “Financiële hulp aan slachtoffers van opzettelijke gewelddaden”, Brussel, 2004, 12. 340 Art. 33 § 1 Wet 1 augustus 1985. 341 Brochure Ministerie van Justitie, “Financiële hulp aan slachtoffers van opzettelijke gewelddaden”, Brussel, 2004, 5. 342 M. STERKENS, “Slachtofferfonds” in X., Strafrecht en strafvordering. Artikelsgewijze commentaar met

overzicht van rechtspraak en rechtsleer, Antwerpen, Kluwer, 1984, 31. 343 M. CROMHEECKE, “Hulpbehoevend slachtoffer word je niet zomaar. Commissie voor hulp aan slachtoffers van opzettelijke gewelddaden”, RW 1993-94, 976.

Page 76: SCHADEVERGOEDING BIJ GEWELDMISDRIJVEN DOOR …...Academiejaar 2009-2010 SCHADEVERGOEDING BIJ GEWELDMISDRIJVEN DOOR MINDERJARIGEN Masterproef van de opleiding ‘Master in de rechten’

75

of ingetrokken. In de voorbije jaren werd de Commissie geconfronteerd met gevallen waar het

laakbaar gedrag van het overleden slachtoffer in rechtstreeks verband stond met diens

gewelddadig overlijden. De Commissie zal hier in de toekomst kunnen rekening houden met

het gedrag van het slachtoffer en de relatie met de dader. Op die manier kunnen dergelijke

maatschappelijk onaanvaardbare toestanden worden voorkomen. Vroeger konden de ouders

van een inbreker die werd doodgeschoten door een juwelier nog vergoeding bekomen.

Op basis van de nieuwe wet zal dit niet meer kunnen.344

Afdeling 6. Procedure

131. Het verzoekschrift moet in twee exemplaren worden ingediend bij het secretariaat van

de Commissie.345 Een model hiervan is ter beschikking op de website. Het verzoek tot hulp

dient te worden ingediend binnen de drie jaar. Deze termijn loopt, naargelang het geval, vanaf

de eerste beslissing tot seponering, de beslissing van het onderzoeksgerecht, de dag waarop

definitief uitspraak is gedaan over de strafvordering of de dag, indien deze van latere datum

is, waarop uitspraak is gedaan over de burgerlijke belangen.346 De vereiste inhoud van het

verzoekschrift wordt duidelijk omschreven door art. 34 Wet 1 augustus 1985. Er is onder

andere een korte beschrijving van de gewelddaad, van de schade en van de middelen om

schadevergoeding te bekomen vereist. Als bijlage bij het verzoekschrift dient een kopie van

de rechterlijke beslissing en de stukken tot staving te worden gevoegd.

132. Na ontvangst van het verzoekschrift wordt door het secretariaat van de Commissie een

dossier aangemaakt. Het dossier wordt dan toegewezen aan één van de kamers op grond van

de taal waarin het is opgesteld. Per dossier wordt een verslaggever aangeduid, die een verslag

opmaakt van de feitelijke gegevens, de genomen rechterlijke beslissingen en aangeeft welke

wettelijke voorwaarden al dan niet vervuld zijn. De verzoeker en de minister van Justitie

krijgen termijnen om hierop hun opmerkingen te formuleren. Nadat deze termijnen verstreken

zijn, wordt een rechtsdag bepaald. De zittingen zijn in de regel openbaar. De verzoeker kan

zich laten bijstaan of vertegenwoordigen door een advocaat. Daarna wordt de zaak in beraad

genomen door de kamer. De beslissing van de Commissie wordt binnen de acht dagen na de

uitspraak bekendgemaakt aan de partijen.347 Tegen de uitspraak kan beroep worden ingesteld

344 Wet 30 december 2009 houdende diverse bepalingen betreffende justitie, BS 15 januari 2009. 345 Art. 34 Wet 1 augustus 1985. 346 Art. 31bis §1, 4° Wet 1 augustus 1985. 347 Art. 34quinquies Wet 1 augustus 1985.

Page 77: SCHADEVERGOEDING BIJ GEWELDMISDRIJVEN DOOR …...Academiejaar 2009-2010 SCHADEVERGOEDING BIJ GEWELDMISDRIJVEN DOOR MINDERJARIGEN Masterproef van de opleiding ‘Master in de rechten’

76

door de verzoeker en de Minister van Justitie bij de Raad van State.348

Afdeling 7. Recuperatiemogelijkheden door de Staat

133. De Wet van 1 augustus 1985 voorziet in twee recuperatiemogelijkheden van de Staat

om de belangen van de schatkist te vrijwaren en een dubbele schadevergoeding te

vermijden.349 Vooreerst treedt de Staat van rechtswege in de rechten van het slachtoffer

voor het bedrag van de toegekende hulp tegen de dader of de burgerlijk aansprakelijke

partij.350 De Staat treedt in de rechten tot het beloop van het bedrag van de vergoeding dat

werd uitbetaald enerzijds en tot beloop van het bedrag van de schadevergoeding waartoe de

dader jegens het slachtoffer veroordeeld is anderzijds. De Staat kan zich alleen het minst hoge

van de twee bedragen doen terugbetalen.351

134. Daarnaast kan de Staat de volledige of gedeeltelijke terugbetaling van de

toegekende hulp vorderen wanneer het slachtoffer na de uitbetaling ervan in enige

hoedanigheid schadeloosstelling verkrijgt. Vooraleer een vordering tot terugbetaling wordt

ingeleid, verstrekt de Commissie aan de Minister van Financiën een met redenen omkleed

advies.352 De Staat kan eveneens de volledige of gedeeltelijke terugbetaling vorderen wanneer

de hulp geheel of gedeeltelijk is toegekend op grond van valse of onvolledige verklaringen

van de verzoeker.353 Bij noodhulp geldt een extra terugvorderingsmogelijkheid. De Staat kan

namelijk de volledige of gedeeltelijke terugbetaling vorderen van de noodhulp indien een in

kracht van gewijsde gegane rechterlijke beslissing de volledige of gedeeltelijke

verantwoordelijkheid bij het slachtoffer legt.354

135. Uit een verslag van het Rekenhof blijkt echter dat er in de praktijk quasi geen

subrogatie- en terugvorderingsprocedures worden ingesteld.355

348 Art. 34quater Wet 1 augustus 1985. 349 I. BOONE, Verhaal van derde-betalers op de aansprakelijke, Antwerpen, Intersentia, 2009, 127. 350 Art. 39 § 1 Wet 1 augustus 1985. 351 M. CROMHEECKE, “Hulpbehoevend slachtoffer word je niet zomaar. Commissie voor hulp aan slachtoffers van opzettelijke gewelddaden”, RW 1993-94, 982. 352 Art. 39 § 2 Wet 1 augustus 1985. 353 Art. 39 § 3 Wet 1 augustus 1985. 354 Art. 39 § 4 Wet 1 augustus 1985. 355 X., “Financiële hulp van de Staat aan de slachtoffers van opzettelijke gewelddaden”. Verslag van het Rekenhof aan de Kamer van Volksvertegenwoordigers, Brussel, september 2000, 53. (http://www.ccrek.be/docs/Reports/2000/sept_2000_nl.pdf) ; I. BOONE, Verhaal van derde-betalers op de

aansprakelijke, Antwerpen, Intersentia, 2009, 128.

Page 78: SCHADEVERGOEDING BIJ GEWELDMISDRIJVEN DOOR …...Academiejaar 2009-2010 SCHADEVERGOEDING BIJ GEWELDMISDRIJVEN DOOR MINDERJARIGEN Masterproef van de opleiding ‘Master in de rechten’

77

Afdeling 8. Rechtsvergelijkend aspect

136. Eén van de eerste initatieven op vlak van vergoeding van slachtoffers van gewelddaden

is dat van Nieuw-Zeeland met de ‘Criminal Injuries Compensation Act’ in 1963.356 België

behoorde dus zeker niet tot één van de koplopers om een Slachtofferfonds op te richten.

Hieronder bespreek ik het Nederlandse, Franse en Duitse systeem aan de hand van een eigen

rechtsvergelijkend onderzoek en met de hulp van informatie op de website van de Europese

Commissie, die voorstelt om in alle lidstaten een recht op schadevergoeding voor de

slachtoffers in het leven te roepen.357 Daarnaast spoort de Europese Commissie de lidstaten

aan om te gaan samenwerken om personen die in het buitenland slachtoffer van een misdrijf

worden, te helpen bij het verkrijgen van een schadeloosstelling.

137. In Nederland bestaat het ‘Schadefonds Geweldsmisdrijven’ sinds 1976.

Dit Schadefonds verstrekt een financiële tegemoetkoming aan mensen die slachtoffer zijn

geworden van een geweldsmisdrijf met ernstig letsel. Dit Schadefonds heeft een heel

duidelijke website en is heel toegankelijk.358 Om voor een eenmalige vergoeding door het

Schadefonds Geweldsmisdrijven in aanmerking te komen, moet ook aan een aantal wettelijke

voorwaarden voldaan worden. Vooreerst dient men ofwel slachtoffer te zijn, ofwel directe

nabestaande (echtgenoot of samenwonende partner en kinderen), ofwel getuige van een

misdrijf waarbij een naaste zeer ernstig gewond is geraakt of overleden. Dit laatste bestaat

niet in het Belgische systeem. Daarnaast moet sprake zijn van een geweldsmisdrijf, waardoor

men een ernstig letsel heeft opgelopen. Ook het opzet is hier determinerend. Vervolgens mag

de verzoeker niet schuldig zijn aan het misdrijf, het misdrijf moet in Nederland gepleegd zijn,

de aanvraag moet binnen 3 jaar na datum van het geweldsmisdrijf ingediend worden en de

schade mag niet op een andere wijze zijn vergoed. Deze voorwaarden komen grotendeels

overeen met de Belgische regeling. De nationaliteit van het slachtoffer maakt niet uit.

Ook in België wordt de nationaliteitsvoorwaarde binnenkort in de wet geschrapt.

Deze ontvankelijkheidsvoorwaarden staan duidelijk vermeld op de website. Via een

toepassing ‘Quick-Scan’ kan de verzoeker snel nagaan of hij in aanmerking komt voor een

uitkering. Op vlak van toegankelijkheid is het Nederlandse Schadefonds Geweldsmisdrijven

al verder gevorderd dan het Belgische Slachtofferfonds. Vanaf 1 januari 2009 werkt het

356 M. STERKENS, Het slachtofferfonds. Het Fonds tot hulp aan de slachtoffers van opzettelijke gewelddaden, Antwerpen, Kluwer, 1993, 5. 357 http://ec.europa.eu/civiljustice/comp_crime_victim/comp_crime_victim_gen_nl.htm 358 http://www.schadefonds.nl

Page 79: SCHADEVERGOEDING BIJ GEWELDMISDRIJVEN DOOR …...Academiejaar 2009-2010 SCHADEVERGOEDING BIJ GEWELDMISDRIJVEN DOOR MINDERJARIGEN Masterproef van de opleiding ‘Master in de rechten’

78

Schadefonds overigens met een kwaliteitshandvest. Hierin staat wat slachtoffers die een

aanvraag indienen van het Fonds mogen verwachten.

138. In Frankrijk werd de vergoeding van slachtoffers van gewelddaden in meerdere wetten

geregeld. De eerste (beperkte) wet kwam er in 1977. In 1990 werd ‘le Fonds de Garantie des

Victimes des Actes de Terrorisme et d’autres Infractions’ (FGTI) gecreëerd.

Dit Fonds vergoedt slachtoffers van terroristische daden en slachtoffers van gewelddaden.

Zowel letsels uit ernstige misdrijven als letsels uit lichte misdrijven komen in aanmerking

voor vergoeding. Elke soort schade die voortvloeit uit een misdrijf ten aanzien van een

persoon komt in de regel voor vergoeding in aanmerking, ongeacht of deze schade wel of niet

vermogensrechtelijk van aard is. Materiële schade als gevolg van gewelddadige diefstallen,

vernielingen en dergelijke kan dus, in tegenstelling tot bij het Belgische Slachtofferfonds, ook

vergoed worden. De voorwaarden tot toekenning van hulp komen daarentegen in grote mate

overeen met het Belgische systeem. De vragen tot vergoeding dienen gericht te worden tot

‘la Commission d’Indemnisation des victimes d’infractions’ (CIVI) bij de dichtbijzijnste

arrondissementsrechtbank van de woonplaats van de verzoeker of van de plaats waar het

misdrijf heeft plaatsgevonden, binnen een termijn van drie jaar te rekenen vanaf de datum

van het misdrijf of in het jaar volgend op de laatste gerechtelijke beslissing in het strafproces.

Ook dit Fonds heeft een uitgebreide website met duidelijke wegwijs voor het slachtoffer.359

139. Ook in Duitsland werd reeds vanaf 1976 tegemoetgekomen aan slachtoffers van

gewelddaden met een ‘Gesetz uber die Entschädigung für Opfer von Gewalttaten’

(Opferentschädigungsgesetz).360 Slachtoffers van strafbare feiten die gepaard gegaan zijn met

opzettelijk uitgeoefend fysiek geweld kunnen vergoed worden. Ook slachtoffers van

misdrijven waardoor de algemene veiligheid van personen in gevaar wordt gebracht, mensen

die schade geleden hebben bij fysiek geweld tegen anderen en bij verzet tegen fysiek geweld

hebben recht op schadevergoeding. Weduwen, weduwnaars, weeskinderen en ouders kunnen

ook beroep doen op een tegemoetkoming. De verzoeker moet er alles aan doen om ervoor te

zorgen dat het misdrijf wordt opgehelderd en tot vervolging wordt overgegaan. In dit Duitse

systeem bestaat geen vergoeding van immateriële schade, noch voor zaak- en

vermogensschade. Enkel het letsel dat men door het misdrijf heeft opgelopen en de financiële

schade die daardoor werd geleden wordt vergoed. Als het letsel blijvende gevolgen heeft,

359 http://www.fgti.fr 360 http://www.gesetze-im-internet.de/oeg/

Page 80: SCHADEVERGOEDING BIJ GEWELDMISDRIJVEN DOOR …...Academiejaar 2009-2010 SCHADEVERGOEDING BIJ GEWELDMISDRIJVEN DOOR MINDERJARIGEN Masterproef van de opleiding ‘Master in de rechten’

79

wordt een maandelijkse uitkering verstrekt. Hier situeert zich het grootste verschil met de

andere besproken systemen, waar er enkel beroep kan gedaan worden op éénmalige uitkering.

Het Duitse systeem leunt eerder aan bij het recht op pensioen met uitkering van een

schadeloosstelling.361

140. In België ontstond, in tegenstelling tot de hiervoor besproken landen, het systeem tot

vergoeding van slachtoffers van gewelddaden pas later. Bij haar oprichting werd in België

overigens veel kritiek gespuid op het ‘Fonds tot hulp aan de slachtoffers van opzettelijke

gewelddaden en aan de occasionele redders’ en haar Commissie voor financiële hulp aan

slachtoffers van opzettelijke gewelddaden. Een aantal auteurs voerden aan dat de Commissie

onbekend en moeilijk toegankelijk is. Tussen 1985 en eind 1992 werden slechts 465

aanvragen tot de Commissie gericht. Dit was volgens rechtsgeleerden te wijten aan de

restrictieve toepassingscriteria, het gebrek aan doelmatige informatie en de ingewikkelde en

lange procedure.362 Het Slachtofferfonds verwerft echter steeds meer bekendheid bij de

advocaten en de slachtoffers zelf. In 2008 vroegen 1.237 mensen een tegemoetkoming aan bij

het Fonds. 64 % hiervan kreeg effectief een schadevergoeding, in totaal voor zo’n 10,3

miljoen euro.363 Dat het Slachtofferfonds steeds meer wordt vermeld in de media zal ook wel

tot deze stijging van aanvragen bijgedragen hebben. Hierbij wens ik nogmaals te vermelden

dat de Commissie gedurende mijn onderzoek zeer toegankelijk was en steeds bereid was om

mij informatie te verstrekken. De website mag dan niet zo uitgebouwd zijn zoals in Nederland

of Frankrijk het geval is, de snelheid en kwaliteit van reactie van de Commissie maakt dit

ruimschoots goed.

361 L. SCHUERMANS en F. WACHSSTOCK, Geweld en terreur, een onderzoek naar de aanspraak- en

verzekeringsmogelijkheden van slachtoffers, Brussel, Ced-Samsom, 1987, 110. 362 M. CROMHEECKE en H. SABBE, “Hooggespannen, maar niet ingeloste verwachtingen. Over de Commissie voor hulp aan slachtoffers van opzettelijke gewelddaden”, Panopticon 1993, 295-309 ; M. CROMHEECKE, “Hulpbehoevend slachtoffer word je niet zomaar. Commissie voor hulp aan slachtoffers van opzettelijke gewelddaden”, RW 1993-94, 983-984. 363 Informatie verkregen door de Commissie.

Page 81: SCHADEVERGOEDING BIJ GEWELDMISDRIJVEN DOOR …...Academiejaar 2009-2010 SCHADEVERGOEDING BIJ GEWELDMISDRIJVEN DOOR MINDERJARIGEN Masterproef van de opleiding ‘Master in de rechten’

80

Hoofdstuk 2. Vergoeding bij geweldmisdrijven door minderjarigen

Afdeling 1. Mogelijkheid tot vergoeding ?

141. Een belangrijk te onderzoeken vraagstuk in deze masterproef is of er een vergoeding

van het Fonds mogelijk is wanneer de dader van een geweldmisdrijf minderjarig is.

Op het eerste zicht leek vroeger niet voldaan te zijn aan de toekenningsvoorwaarden.

Er was immers een definitieve rechterlijke beslissing vereist over de strafvordering. In de

situatie waarin de dader minderjarig is, zal deze niet strafrechtelijk vervolgd kunnen worden

en zal het slachtoffer nog een louter civielrechtelijke procedure kunnen opstarten tegen de

dader zelf of diens ouders die burgerrechtelijk aansprakelijk kunnen worden gesteld. Er ligt in

dat geval geen strafrechtelijke beslissing voor. De Commissie heeft echter uitdrukkelijk

medegedeeld dat dit nog nooit als een bijzonder ontvankelijksheidsprobleem werd

opgeworpen. In zulke casussen aanvaardt de Commissie altijd moeiteloos overmacht. Enkele

voorbeelden hiervan worden onmiddellijk hieronder besproken. Dat iemand slachtoffer wordt

van een dader die minderjarig is dan wel meerderjarig, gebeurt uiteraard buiten zijn wil om. 364 Zoals reeds voorheen vermeld heeft de mozaïekwet deze hindernis uit de wet geschrapt.365

142. Er zijn reeds enkele beslissingen voorhanden waar de Commissie het slachtoffer een

schadevergoeding toekent bij insolvabiliteit van de minderjarige. Vooreerst kan het geval

vermeld worden waarbij de ouders in naam van hun minderjarige dochter om toekenning van

financiële hulp hebben gevraagd. Een jongen van 17 jaar had het driejarige dochtertje van

verzoekers waarop hij diende te babysitten, seksueel misbruikt. Omwille van de insolvabiliteit

van de jongeman in kwestie en rekening houdend met de ernst van de op het zeer jonge

slachtoffer gepleegde feiten, alsook met de gevestigde rechtspraak van de Commissie inzake

seksueel misbruik, werden de verzoekers een schadevergoeding voor het meisje toegekend ter

vergoeding van de morele schade en de materiële schade betreffende de kosten voor een

nieuwe slaapkamer, vermits de feiten daar gepleegd werden. 366 Daarnaast bestaan nog een

reeks andere zaken, onder andere het geval waar een persoon van zijn fiets werd gesleurd en

zwaar geslagen en gestampt werd door meerdere minderjarige personen367 of het geval waar

364 Informatie verkregen door de Commissie. 365 Wet 30 december 2009 houdende diverse bepalingen betreffende justitie, BS 15 januari 2009. 366 Comm. Slachtoffers 19 oktober 2007 (AR M60618). 367 Comm. Slachtoffers 7 februari 2002 (99629).

Page 82: SCHADEVERGOEDING BIJ GEWELDMISDRIJVEN DOOR …...Academiejaar 2009-2010 SCHADEVERGOEDING BIJ GEWELDMISDRIJVEN DOOR MINDERJARIGEN Masterproef van de opleiding ‘Master in de rechten’

81

een vrouw op straat slachtoffer werd van een diefstal met geweld door een minderjarige368.

Ook in deze zaken, waar de dader minderjarig was op het ogenblik op de feiten, was het

onmogelijk voor de verzoeker zich burgerlijke partij te stellen om een beslissing over de

strafvordering uit te lokken. De Commissie zag dit als een geval van ‘overmacht’ en

oordeelde dan ook in deze dossiers dat aan de ontvankelijkheidsvoorwaarden was voldaan.369

143. In het kader van het onderzoek van mijn masterproef heb ik ook het Schadefonds

Geweldsmisdrijven uit Nederland de vraag voorgelegd of er in de praktijk hulp is van het

Fonds wanneer de dader van een geweldmisdrijf minderjarig is.

Het beleid van de Commissie Schadefonds Geweldsmisdrijven heeft als uitgangspunt dat in

zaken waarin de dader bekend is, in beginsel van het slachtoffer wordt verwacht dat hij de

schade verhaalt op de dader. De Commissie maakt hierbij in principe geen onderscheid tussen

minderjarige dan wel meerderjarige daders. De Commissie kan wachten met het betaalbaar

stellen van de uitkering tot de aanvrager aannemelijk heeft gemaakt dat de dader niet kan

betalen. In de praktijk krijgt het slachtoffer reeds onmiddellijk een uitkering en is in de

beslissing een clausule opgenomen dat de aanvrager het door de dader betaalde bedrag aan het

Schadefonds terug dient te betalen. Verhaalsprocedures duren namelijk meestal erg lang,

vooral bij minderjarige daders. Ook in Nederland kunnen slachtoffers van geweldmisdrijven

door (insolvabele) minderjarige daders dus terecht bij het Schadefonds Geweldsmisdrijven.

De Commissie deelde mee dat ze tot op heden zelf nooit direct verhaal op de dader heeft

gezocht. Op grond van de Wet mag de Commissie dit alleen doen als de Minister van Justitie

toestemming geeft. De Minister heeft in twee gevallen deze toestemming verleend. De

Commissie heeft vooreerst afspraken mogen maken met het Centraal Justitieel Incassobureau.

De Commissie wordt geïnformeerd over de bedragen die door dat bureau worden

geïncasseerd. De Commissie kan dan vervolgens een beroep doen op haar subrogatierecht.

Tevens zijn er met het Ministerie van Justitie afspraken met betrekking tot daders die ter

beschikking zijn gesteld. 370

368 Comm. Slachtoffers 18 februari 2003 (AR M1548). 369 Nog enkele beslissingen in deze zin : Comm. Slachtoffers 9 februari 2000 (RG 98076) ; Comm. Slachtoffers 21 november 2005 (M40037). 370 Met dank aan het Nederlandse Schadefonds Geweldsmisdrijven voor de verstrekte informatie.

Page 83: SCHADEVERGOEDING BIJ GEWELDMISDRIJVEN DOOR …...Academiejaar 2009-2010 SCHADEVERGOEDING BIJ GEWELDMISDRIJVEN DOOR MINDERJARIGEN Masterproef van de opleiding ‘Master in de rechten’

82

Afdeling 2. Terugvordering van de minderjarige

144. Zodra de (Belgische) Commissie een hulpbedrag heeft uitgekeerd aan de verzoeker,

treedt art. 39 § 1 Wet 1 augustus 1985 in voege : “ De Staat treedt van rechtswege in de

rechten van het slachtoffer voor het bedrag van de toegekende hulp tegen de dader of de

burgerlijk aansprakelijke partij”. Is op dat ogenblik de veroordeelde nog steeds minderjarig,

dan kan de vordering van de Staat zich tot de burgerlijk aansprakelijke ouders richten, op

grond van het burgerlijk vonnis. Is de veroordeelde intussen meerderjarig geworden, dan richt

de vordering zich rechtstreeks tot de betrokkene. In de praktijk is dit laatste vaak het geval.

Tussen het vonnis van de rechtbank en de beslissing van de Commissie zal immers al gauw

een tijdspanne van pakweg twee jaar zitten. Deze tijdspanne kan verklaard worden door twee

redenen. Ten eerste wendt het slachtoffer zich niet altijd meteen na datum van het vonnis tot

de Commissie en ten tweede neemt het procedureverloop voor de Commissie toch ook enige

tijd in beslag. In de praktijk wordt echter zelden een terugvorderingsprocedure door de

Commissie ingesteld. 371

371 Met bijzondere dank aan de Commissie voor hulp aan slachtoffers van opzettelijke gewelddaden voor hun informatie.

Page 84: SCHADEVERGOEDING BIJ GEWELDMISDRIJVEN DOOR …...Academiejaar 2009-2010 SCHADEVERGOEDING BIJ GEWELDMISDRIJVEN DOOR MINDERJARIGEN Masterproef van de opleiding ‘Master in de rechten’

83

DEEL 4. Buitengerechtelijke oplossing : herstelbemiddeling en het

Provinciaal Vereffeningsfonds

Hoofdstuk 1. De vernieuwde Jeugdbeschermingswet

145. De voorbije zomer heeft een groepje minderjarigen een kamp van de Sint-Niklase

scoutsgroep aangevallen. De aanval betrof een vorm van zinloos geweld, waar met stokken

verschillende goederen werden vernield en enkele jeugdleiders werden verwond. De

amokmakers konden snel worden opgepakt en werden voor de jeugdrechter geleid. Op vraag

van het parket werd een herstelbemiddeling opgestart tussen de daders en de slachtoffers. 372

Moeten dergelijke minderjarigen die een opzettelijk schadegeval veroorzaakt hebben gestraft

worden of geholpen? Er moet een redelijk evenwicht gevonden worden tussen de

responsabilisering van de minderjarige enerzijds en de bescherming van de minderjarige tegen

torenhoge schulden waaraan ze toch onmogelijk kunnen voldoen anderzijds. Daarnaast zijn

de noden en behoeften van het slachtoffer altijd prioritair. 373 Er is nood aan een herstelgericht

en slachtoffergericht strafrecht. Daarom heeft de nieuwe Jeugdbeschermingswet 374

herstelbemiddeling in het leven geroepen. Er werd op die manier een wettelijk kader voor

bemiddeling tussen slachtoffers en daders van misdrijven gecreëerd.375 Herstelbemiddeling

heeft als doel te komen tot herstel van de gevolgen die ontstaan zijn door een als misdrijf

omschreven feit. Op deze manier wordt de deur op een kier gezet voor jonge daders om hun

verantwoordelijkheid op te nemen ten aanzien van het slachtoffer.376 De minderjarige zal

echter niet altijd in de mogelijkheid zijn om de schade financieel te herstellen. In dit kader

werd een initiatief genomen tot oprichting van Provinciale Vereffeningsfondsen. In ruil voor

een aantal uren vrijwilligerswerk bij een door de jongere gekozen non-profitorganisatie,

betaalt het Fonds een vergoeding aan de benadeelde.377 Op dit concept wordt later in dit deel

uitgebreid teruggekomen.

372 “Scouts slachtoffer van raid in Brakel”, Het Nieuwsblad, 9 augustus 2009 ; “Minderjarigen naar jeugdrechter voor aanval op Scouts”, Het Nieuwsblad, 22 augustus 2009. 373 L. BALCAEN, “Herstelbemiddeling voor minderjarigen en de interferentie met de gezinsaansprakelijkheidsverzekering”, De Verz. 2003, afl. 2, 276. 374 Wet van 8 april 1965 betreffende de jeugdbescherming, het ten laste nemen van minderjarigen die een als misdrijf omschreven feit hebben gepleegd en het herstel van de door dit feit veroorzaakte schade, BS 15 april 1965, gewijzigd door de Wet van 15 mei 2006, BS 2 juni 2006 en de Wet van 13 juni 2006, BS 19 juli 2006. 375 E. CLAES e.a. , Herstel en jeugd : nu in het (r)echt, Brugge, Die Keure, 2008, 3. 376 A. NUYTIENS, S. VAN GRUNDERBEECK, “Herstelgerichte afhandelingen van delicten gepleegd door minderjarigen. Leerprojecten, gemeenschapsdienst en –herstelbemiddeling”, Panopticon 2003, afl. 6, 575-576. 377 L. BALCAEN, “Herstelbemiddeling voor minderjarigen en de interferentie met de gezinsaansprakelijkheidsverzekering”, De Verz. 2003, afl. 2, 276.

Page 85: SCHADEVERGOEDING BIJ GEWELDMISDRIJVEN DOOR …...Academiejaar 2009-2010 SCHADEVERGOEDING BIJ GEWELDMISDRIJVEN DOOR MINDERJARIGEN Masterproef van de opleiding ‘Master in de rechten’

84

146. Niet enkel de jongeren worden met deze wet geresponsabiliseerd. De nieuwe Wet op de

Jeugdbescherming beoogt ook de responsabilisering van ouders voor het delinquente gedrag

van hun kinderen. De ouders worden geïnformeerd zodra een als misdrijf omschreven feit

afkomstig van hun kinderen bij de jeugdrechtbank aanhangig is gemaakt.

Ouders die zonder geldige reden niet komen opdagen, kunnen worden gesanctioneerd met een

geldboete.378 Daarnaast kan ten aanzien van onverschillige of nalatige ouders die het

delinquent gedrag van hun minderjarig kind ontkennen of minimaliseren een ouderstage

worden voorgesteld door het parket of door de jeugdrechter.379 Het doel van ouderstage is het

versterken van de ouderlijke vaardigheden door middel van een training die gegeven wordt

door bemiddelingsdiensten. Op deze manier zouden ouders opnieuw interesse moeten krijgen

in het lot van hun kinderen en zou het gedrag van de minderjarige positief worden beïnvloed.

Deze maatregel werd meermaals bekritiseerd door de rechtsleer. 380 Het Grondwettelijk Hof

heeft echter in een arrest van 13 maart 2008 besloten dat de bepaling niet wordt vernietigd,

vermits de ouderstage niet als een strafmaatregel moet worden gezien, maar als een

begeleidingsmaatregel. 381

147. De mogelijkheid tot herstelbemiddeling en de eventuele hulp van het Provinciale

Vereffeningsfonds verdienen bijzondere aandacht in het kader van mijn masterproef.

De minderjarige delinquent krijgt immers hierdoor de mogelijkheid om op een constructieve

manier de gevolgen van zijn opzettelijke gewelddaden ten aanzien van het slachtoffer en de

maatschappij goed te maken. De maatschappij moet dan op haar beurt de insolvabele

minderjarige de mogelijkheid geven om zijn verantwoordelijkheid ten aanzien van het

slachtoffer op te nemen. Dit werd verwezenlijkt via het concept van Provinciale

Vereffeningsfondsen.

378 Art. 51 Jeugdbeschermingswet. 379 Art. 29bis en art. 45bis Jeugdbeschermingswet. 380 J. CHRISTIAENS, E. DUMORTIER, “De nieuwe Wet op de Jeugdbescherming : krijtlijnen van een ambigue hervorming”, TJK 2006, afl. 4, 279. 381 GwH 13 maart 2008, arrest nr. 49/2008 ; E. DE KEZEL, “Minderjarige delinquent kan niet naar assisen”, Juristenkrant 2008, afl. 166, 3.

Page 86: SCHADEVERGOEDING BIJ GEWELDMISDRIJVEN DOOR …...Academiejaar 2009-2010 SCHADEVERGOEDING BIJ GEWELDMISDRIJVEN DOOR MINDERJARIGEN Masterproef van de opleiding ‘Master in de rechten’

85

Hoofdstuk 2. Herstelbemiddeling

Afdeling 1. Begrip en doel

148. Herstelbemiddeling is een vrijwillig aanbod voor slachtoffer en dader van een als

misdrijf omschreven feit. De partijen krijgen de kans om onder begeleiding van een

bemiddelaar met elkaar in gesprek te treden.382 Herstelbemiddeling streeft ernaar “de

veroorzaakte benadelingen bij alle betrokkenen van het als misdrijf omschreven feit zo goed

mogelijk te doen herstellen, en dit betreft zowel de materiële schade, het psychische lijden van

zowel dader als slachtoffer, als de openbare onveiligheidsgevoelens”.383

De herstelbemiddeling heeft dus als doel de gevolgen ontstaan uit het als misdrijf omschreven

feit te herstellen. Dit herstel kan bestaan uit het aanbieden van excuses (voor het slachtoffer

heeft dit een grote betekenis), het herstellen van de schade, het deelnemen aan een opleiding

van opvoedkundige aard of het zich aanmelden bij diensten van jeugdhulpverlening. 384

De eerste bemiddelingservaringen ontstonden reeds in de jaren ’80. Deze praktijk groeide

verder uit dankzij subsidies van de Vlaamse en Franse gemeenschap.385 De nieuwe

Jeugdbeschermingswet voorziet eindelijk in een wettelijke basis voor herstelbemiddeling.

Er bestaat nu een eigen bemiddeling voor minderjarigen naast herstelbemiddeling voor

meerderjarigen.386

149. De essentie van herstelbemiddeling is dat zowel de minderjarige en zijn ouders, als het

slachtoffer, actief worden betrokken in het zoeken naar een voor elk van hen aanvaardbare

vorm van herstel van de schade. Het slachtoffer wordt werkelijk betrokken in het proces en

kan verwachtingen formuleren naar de schadeveroorzaker toe.387 Slachtoffers zitten vaak met

vragen over waarom de feiten zijn gebeurd, willen dat de dader werkelijk inziet wat het

gevolg is van het misdrijf en halen zo een zekere voldoening uit de herstelbemiddeling.

De minderjarige daarentegen wordt gestimuleerd om zijn verantwoordelijkheid op te nemen

382 Website Dienst Ieper-Veurne voor Alternatieve Maatregelen (DIVAM) : http://www.onstehuis.net/divam/divam_herstelbemiddeling.htm. 383 S. VAN RUMST, “Herstelbemiddeling in de nieuwe Wet op de Jeugdbescherming. De wettelijke verankering van een pretoriaanse praktijk”, TJK 2006, afl. 4, 291-292. 384 G. DECOCK, “De nieuwe Wet op de Jeugdbescherming : elck wat wils?”, TJK 2006, afl. 4, 271-272. 385 L. BALCAEN, “Herstelbemiddeling voor minderjarigen en de interferentie met de gezinsaansprakelijkheidsverzekering”, De Verz. 2003, afl. 2, 276. 386 S. VANDROMME, “En iedereen gaf elkaar de hand... De introductie van de herstelbemiddeling in het Wetboek van Strafvordering”, RW 2005-06, afl. 35, 1362. 387 Website Bureau Alternatieve Afhandeling Limburg (BAAL) : http://www.baallimburg.be.

Page 87: SCHADEVERGOEDING BIJ GEWELDMISDRIJVEN DOOR …...Academiejaar 2009-2010 SCHADEVERGOEDING BIJ GEWELDMISDRIJVEN DOOR MINDERJARIGEN Masterproef van de opleiding ‘Master in de rechten’

86

met oog op herstel van de schade, toegebracht aan het slachtoffer.

De ouders worden nauw in deze bemiddeling betrokken, vermits ze aansprakelijk en

verantwoordelijk zijn voor hun kind. De bemiddeling kan zelfs in bepaalde gevallen eventueel

leiden tot herstel van de vertrouwensband in het gezin.

150. Herstelbemiddeling steunt op drie werkingsprincipes : vrijwilligheid, vertrouwelijkheid

en neutraliteit.388 Vooreerst dienen de partijen vrijwillig mee te werken aan de bemiddeling.

Niemand is verplicht deel te nemen. Dit wil ook zeggen dat men te allen tijde kan beslissen

uit de bemiddeling te stappen. Daarnaast moet de herstelbemiddeling geleid worden door een

neutraal bemiddelaar, onafhankelijk van justitie. De bemiddelaar zorgt voor het evenwicht

tussen de belangen van het slachtoffer en van de dader. Tot slot zijn alle gesprekken die

gebeuren in het kader van de herstelbemiddeling vertrouwelijk.

Afdeling 2. Voorwaarden voor herstelbemiddeling

151. Er worden vier voorwaarden aan herstelbemiddeling gekoppeld. Vooreerst is vereist dat

de personen die eraan deelnemen er uitdrukkelijk en zonder voorbehoud mee instemmen.

Daarnaast dienen er ernstige aanwijzingen van schuld te bestaan.

De minderjarige mag daarenboven de betrokkenheid bij het als misdrijf omschreven feit

niet ontkennen. Tenslotte dient het slachtoffer bekend te zijn.389 Deze voorwaarden voor het

opstarten van een bemiddelingsprocedure werden in 2008 onderzocht door het Grondwettelijk

Hof. Twee voorwaarden werden vernietigd, namelijk de voorwaarde van ‘ernstige

aanwijzingen van schuld’, omdat de beoordeling hierover in een behandeling van de zaak ten

gronde moet gebeuren, en van het ‘niet ontkennen van de feiten’.390 De bemiddelingsdiensten

blijven daarentegen de mening toegedaan dat deze voorwaarden wel noodzakelijk zijn om

een herstelbemiddeling op te starten.391 Een minimale erkenning van daderschap is volgens

hen essentieel om te kunnen bemiddelen. Het lijkt inderdaad niet aannemelijk dat een

minderjarige verdachte die de feiten ontkent toch zijn verantwoordelijkheid zou opnemen via

herstelbemiddeling.

388 S. VAN RUMST, “Herstelbemiddeling in de nieuwe Wet op de Jeugdbescherming. De wettelijke verankering van een pretoriaanse praktijk”, TJK 2006, afl. 4, 292. 389 J. CHRISTIAENS, E. DUMORTIER, “De nieuwe Wet op de Jeugdbescherming : krijtlijnen van een ambigue hervorming”, TJK 2006, afl. 4, 279. 390 GwH 13 maart 2008, arrest nr. 50/2008 ; E. DE KEZEL, “Minderjarige delinquent kan niet naar assisen”, Juristenkrant 2008, afl. 166, 3. 391 Dienst Herstelbemiddeling Minderjarigen Gent-Oudenaarde-Dendermonde , Jaarverslag 2008, 5.

Page 88: SCHADEVERGOEDING BIJ GEWELDMISDRIJVEN DOOR …...Academiejaar 2009-2010 SCHADEVERGOEDING BIJ GEWELDMISDRIJVEN DOOR MINDERJARIGEN Masterproef van de opleiding ‘Master in de rechten’

87

Afdeling 3. Verloop van de herstelbemiddeling

152. De nieuwe Jeugdbeschermingswet maakt herstelbemiddeling mogelijk op alle

momenten van de procedure. Vooreerst krijgt het Parket de bevoegdheid om in alle dossiers,

die aan de reeds vermelde voorwaarden voldoen, een herstelbemiddeling voor te stellen en de

betrokken partijen hierover te informeren.392 Daarnaast kan de jeugdrechter een aanbod doen

tot bemiddeling. 393

153. Vermits de essentie van bemiddeling is dat ze vrijwillig dient te gebeuren, dient er

interesse te zijn van minimum één dader en minimum één slachtoffer. De bemiddeling wordt

aangevat met een verkennend gesprek, waar de volledige werking van herstelbemiddeling

wordt uitgelegd en geschetst wordt wat partijen hiervan kunnen verwachten. Daarna worden

vervolggesprekken georganiseerd door de bemiddelaar. Dit kan, naar keuze van de partijen,

gaan om een indirect (met de bemiddelaar als tussenpersoon) of een direct gesprek (waar de

partijen samen rond de tafel tot een oplossing komen). Indien de partijen tot een akkoord

zijn gekomen, wordt alles neergeschreven in een overeenkomst. Dit document geeft de

standpunten en verbintenissen van de betrokken partijen weer en wordt door hen

ondertekend.394 Het bereikte akkoord moet worden goedgekeurd door de Procureur des

Konings of worden gehomologeerd door de jeugdrechter. Beiden kunnen de inhoud van het

akkoord niet wijzigen maar ze kunnen de goedkeuring of homologatie weigeren indien het

akkoord strijdig is met de openbare orde.395 Daarna waakt de bemiddelaar over de uitvoering

van de overeenkomst en stelt daarover een bondig verslag op.396

De Procureur des Konings kan zich in zijn beslissing om de zaak al dan niet te seponeren door

dit verslag laten leiden. Hij dient echter enkel rekening te houden met een

‘geslaagde bemiddeling’.397 Ook de jeugdrechter wordt bij het bevelen van maatregelen

verplicht rekening te houden met het akkoord en de uitvoering daarvan.398

392 Art. 45quater Jeugdbeschermingswet. 393 Art. 37bis tot quinquies Jeugdbeschermingswet. 394 Website Bureau Alternatieve Afhandeling Limburg (BAAL) : http://www.baallimburg.be. 395 Art. 37quater en 45quater Jeugdbeschermingswet. 396 S. VAN RUMST, “Herstelbemiddeling in de nieuwe Wet op de Jeugdbescherming. De wettelijke verankering van een pretoriaanse praktijk”, TJK 2006, afl. 4, 293-298. 397 J. CHRISTIAENS, E. DUMORTIER, “De nieuwe Wet op de Jeugdbescherming : krijtlijnen van een ambigue hervorming”, TJK 2006, afl. 4, 279. 398 Art. 37quinquies Jeugdbeschermingswet.

Page 89: SCHADEVERGOEDING BIJ GEWELDMISDRIJVEN DOOR …...Academiejaar 2009-2010 SCHADEVERGOEDING BIJ GEWELDMISDRIJVEN DOOR MINDERJARIGEN Masterproef van de opleiding ‘Master in de rechten’

88

Afdeling 4. Concrete vaststellingen door bemiddelingsdiensten

154. In België bestaan tientallen bemiddelingsdiensten. Voor mijn onderzoek heb ik mij

gebaseerd op de jaarverslagen van de Dienst Herstelbemiddeling Minderjarigen Gent-

Oudenaarde-Dendermonde, opgericht in 2001 in de schoot van VZW Martens-Sotteau en

daarnaast de Dienst Ieper - Veurne voor Alternatieve Maatregelen (DIVAM), werkzaam sinds

november 1999.

§ 1. Aantal herstelbemiddelingen

155. In 2008 hebben zich in totaal 149 jongeren aangemeld voor herstelbemiddeling bij

DIVAM.399 Bij de Dienst Herstelbemiddeling Minderjarigen Gent-Oudenaarde-Dendermonde

werden datzelfde jaar 504 minderjarige daders doorverwezen door het parket of de

jeugdrechter. Meer dan de helft daarvan zijn niet op het bemiddelingsaanbod ingegaan.400 Het

staat toch vast dat er elk jaar sprake is van een stijging, vooral sinds de nieuwe

Jeugdbeschermingswet herstelbemiddeling een wettelijke thuisbasis heeft gegeven.401

§ 2. Leeftijd en geslacht van de jongeren

156. Zowel het jaarverslag 2008 van DIVAM als dat van de Dienst Herstelbemiddeling

Minderjarigen Gent-Oudenaarde-Dendermonde tonen aan dat de grootste groep wordt

gevormd door de leeftijdscategorie van 14 tot 17 jaar. Net zoals de voorgaande jaren worden

meer mannelijke minderjarige daders dan vrouwelijke delictsplegers aangemeld.402

§ 3. Aard van de gepleegde feiten

157. Het grootste deel van de jongeren zijn aangemeld voor het plegen van diefstallen, slagen

en verwondingen en beschadigingen. Zowel ‘lichtere’ als ‘zwaardere’ misdrijven kwamen in

aanmerking voor herstelbemiddeling. 403

399 Dienst Ieper - Veurne voor Alternatieve Maatregelen , Jaarverslag 2008, 80. 400 Dienst Herstelbemiddeling Minderjarigen Gent-Oudenaarde-Dendermonde , Jaarverslag 2008, 12. 401 Dienst Herstelbemiddeling Minderjarigen Gent-Oudenaarde-Dendermonde , Jaarverslag 2008, 12. 402 Dienst Ieper - Veurne voor Alternatieve Maatregelen, Jaarverslag 2008, 80 ; Dienst Herstelbemiddeling Minderjarigen Gent-Oudenaarde-Dendermonde , Jaarverslag 2008, 17. 403 Dienst Ieper - Veurne voor Alternatieve Maatregelen, Jaarverslag 2008, 81; Dienst Herstelbemiddeling Minderjarigen Gent-Oudenaarde-Dendermonde, Jaarverslag 2008, 15.

Page 90: SCHADEVERGOEDING BIJ GEWELDMISDRIJVEN DOOR …...Academiejaar 2009-2010 SCHADEVERGOEDING BIJ GEWELDMISDRIJVEN DOOR MINDERJARIGEN Masterproef van de opleiding ‘Master in de rechten’

89

Hoofdstuk 3. Het Provinciaal Vereffeningsfonds

Afdeling 1. Ontstaan en functie

158. In 2002 werd een onderzoek gedaan waarin de gegevens van herstelbemiddeling voor

minderjarige daders werden verwerkt. In meer dan drie op vijf interacties was er sprake van

een financieel herstel. In 36% van de gevallen gingen de ouders over tot betaling. In 11% van

de gevallen betaalden de ouders, maar werd meteen een regeling afgesproken hoe de jongere

dit naar hen toe kon vereffenen. Een aantal van de schadeverwekkers betaalden de

schadevergoeding via zijn of haar spaargeld.404 Een groot deel van de jongeren willen de door

hen berokkende schade wel zelf vergoeden, maar hebben niet steeds de financiële

mogelijkheden. Deze jongeren kunnen beroep doen op het Provinciale Vereffeningsfonds.

In ruil voor een aantal uren zelfgekozen vrijwilligerswerk bij een vereniging, een dienst of een

organisatie van sociaal, cultureel, humanitair of openbaar nut, stelt het Vereffeningsfonds geld

ter beschikking waarmee de jongere de benadeelde kan vergoeden. De duur van het werk

hangt af van de omvang van de schade en de leeftijd van de dader. 405

159. Er zijn twee uitgangspunten om een beroep te kunnen doen op het Vereffeningfonds.406

Vooreerst kan het Fonds maar aangesproken worden in het kader van bemiddeling. Het is

noodzakelijk dat de minderjarige samen met een bemiddelaar en het slachtoffer tot een

overeenkomst is gekomen voor de vergoeding van de schade. Het Fonds kan daarom worden

omschreven als “een bescheiden gastvrouw die mee uitnodigt tot het goed maken van de

gebroken relatie tussen twee partijen”.407 Het tweede uitgangspunt is dat het

Vereffeningsfonds dient voor financieel onvermogende jongeren. Deze jongeren zijn bereid

om het slachtoffer te vergoeden, maar hebben hiertoe onvoldoende of geen middelen.

Er zijn voorstanders om het Vereffeningsfonds toegankelijk te maken voor elke jongere.

Het Fonds zou dan gespijsd worden naar analogie met het fonds voor slachtoffers van

404 H. GEUDENS, “Verwerking gegevens herstelbemiddeling voor minderjarige daders m.b.t. 2002”, TJK 2003, afl. 5, 279. 405 L. BALCAEN, “Herstelbemiddeling voor minderjarigen en de interferentie met de gezinsaansprakelijkheidsverzekering”, De Verz. 2003, afl. 2, 276-277 ; B. WEYTS, “De aansprakelijkheid van ouders en van andere toezichthouders van de minderjarige” in X., Jongeren en recht, Antwerpen, Intersentia, 2003, 91-92. 406 Verslagboek “Vijf kleine fietsjes met een grote bel: over het Provinciaal Vereffeningsfonds. Discussie en reflectiemoment, Vrijdag 23 november 2007, p. 10. 407 Verslagboek “Vijf kleine fietsjes met een grote bel: over het Provinciaal Vereffeningsfonds. Discussie en reflectiemoment, Vrijdag 23 november 2007, p. 7.

Page 91: SCHADEVERGOEDING BIJ GEWELDMISDRIJVEN DOOR …...Academiejaar 2009-2010 SCHADEVERGOEDING BIJ GEWELDMISDRIJVEN DOOR MINDERJARIGEN Masterproef van de opleiding ‘Master in de rechten’

90

opzettelijke gewelddaden, namelijk een Fonds waarvoor iedereen bijdraagt en dat voor

iedereen ter beschikking is.408

160. De visie van het Vereffeningsfonds is gebaseerd op 3 pijlers. Een eerste pijler is die van

welzijn : jongeren die onvermogend zijn worden een instrument aangeboden. De tweede pijler

is die van justitie : er wordt een kans geboden door het parket of de jeugdrechtbank om naast

de klassieke gerechtelijke procedure, een herstelgerichte oplossing te zoeken. De laatste pijler

is van pedagogische aard : van de jongere wordt verwacht dat hij zijn verantwoordelijkheid

opneemt en de handen uit de mouwen steekt. 409 Daarnaast wordt er steeds op gehamerd dat

het Vereffeningsfonds geen gemaksoplossing mag zijn voor de ouders om de eigen

aansprakelijkheid te ontlopen.410

161. De ontstaansgeschiedenis van het Vereffeningsfonds begint in 1982, bij de vzw Oikoten

te Tildonk. Deze vzw organiseerde voettochten voor jonge delinquenten naar Santiago de

Compostela. Met deze tochten konden de jongeren zichzelf, de omgeving en de jeugdrechter

aantonen dat ze in staat waren om iets positiefs te bereiken en dat ze in de mogelijkheid waren

om een reële verantwoordelijkheid te dragen. In 1987 startte deze dienst met

herstelbemiddeling, met de bedoeling het slachtoffer en dader met elkaar te confronteren. Dit

bleek een succes, vermits in tegenstelling tot de verwachtingen van velen, het slachtoffer zeer

aanspreekbaar was voor deze praktijk. Dit was de aanleiding tot het oprichten van een

Vereffeningsfonds in 1991. 411 Dit Fonds werd in 1997 overgedragen aan de provincie

Vlaams-Brabant. Deze provincie was een voorbeeld voor de andere provincies, die geleidelijk

aan één voor één ook een Vereffeningsfonds hebben opgericht. Als eerste volgde de provincie

Limburg in 2000. Ook de provincie Antwerpen was vlug gewonnen voor het idee van een

Vereffeningsfonds. Dit Fonds werd opgericht in 2002. Het West-Vlaamse Vereffeningsfonds

ging officieel van start in 2003. De laatste provincie, Oost-Vlaanderen, heeft het langst op

zich laten wachten maar heeft uiteindelijk groen licht gegeven aan het Fonds in 2006.

In Vlaanderen beschikt nu elke provincie over een Vereffeningsfonds. Het provinciaal niveau

is ideaal geschikt voor het beheren van een Vereffeningsfonds. De provincie neemt immers

408 Verslagboek “Vijf kleine fietsjes met een grote bel: over het Provinciaal Vereffeningsfonds. Discussie en reflectiemoment, Vrijdag 23 november 2007, p. 12. 409 H.D., “Vijf jaar Vereffeningsfonds West-Vlaanderen”, Nieuwsbrief Welzijnsraad Arrondissement Ieper, Jaargang 12, nr. 4, p. 4. 410 Provinciaal Vereffeningsfonds Antwerpen, Activiteitenverslag 2008, p.6. 411 Verslagboek “Vijf kleine fietsjes met een grote bel: over het Provinciaal Vereffeningsfonds. Discussie en reflectiemoment, Vrijdag 23 november 2007, p. 16-17.

Page 92: SCHADEVERGOEDING BIJ GEWELDMISDRIJVEN DOOR …...Academiejaar 2009-2010 SCHADEVERGOEDING BIJ GEWELDMISDRIJVEN DOOR MINDERJARIGEN Masterproef van de opleiding ‘Master in de rechten’

91

een neutrale positie in, is herkenbaar werkbaar en voldoende groot om een bepaalde

uniformiteit te bewaken.412 Ze werken autonoom, maar stemmen hun werking op elkaar af.

Daarom werd het interprovinciaal overleg (IPRO-overleg) in het leven geroepen. Dit overleg

heeft als doel de fondsen op elkaar af te stemmen om een zo groot mogelijke

gelijkvormigheid tussen de fondsen na te streven.413 Jongeren en slachtoffers moeten immers

overal een gelijke kans krijgen. In Vlaanderen is dat uniform beleid voor alle provincies

gelukt. De vijf Vlaamse provincies worden daarom de “vijf kleine fietsjes met één grote bel”

genoemd.414

Afdeling 2. Structuur en werking

162. Het Vereffeningsfonds is samengesteld uit een begeleidingsgroep en een Comité

Vereffeningsfonds (Comité V). De begeleidingsgroep staat in voor het begeleiden van het

Comité V, het evalueren van de werking van het Vereffeningsfonds, het formuleren van

adviezen en het ontwikkelen van een visie ten behoeve van het beleid.415

Het Comité V behandelt dan op haar beurt de individuele aanvragen voor hulp van het Fonds,

legt de criteria vast voor de toekenning van een toelage van het Fonds en rapporteert aan de

begeleidingsgroep.416

Afdeling 3. Toekenningscriteria

163. Om zich tot het Vereffeningsfonds te kunnen wenden, dient de dader op het ogenblik

van het als misdrijf omschreven feit minderjarig te zijn geweest. Zijn keuze tot deelname aan

dit project moet vrijwillig en gemotiveerd zijn. Hij erkent enerzijds de feiten gepleegd te

hebben en anderzijds zijn aandeel in de schade. Het slachtoffer moet bereid zijn tot

medewerking aan de bemiddeling en het vereffeningsproces. Zowel het slachtoffer als de

dader dienen akkoord te zijn met het vastgestelde schadebedrag. De bemiddelaar waakt over

de grootte van het schadebedrag.417 Schade die echter in aanmerking komt voor vergoeding

412 Verslagboek “Vijf kleine fietsjes met een grote bel: over het Provinciaal Vereffeningsfonds. Discussie en reflectiemoment, Vrijdag 23 november 2007, p. 6. 413 Provinciaal Vereffeningsfonds Antwerpen, Activiteitenverslag 2008, p. 26. 414 Verslagboek “Vijf kleine fietsjes met een grote bel: over het Provinciaal Vereffeningsfonds. Discussie en reflectiemoment, Vrijdag 23 november 2007, p. 8. 415 Provinciaal Vereffeningsfonds Vlaams-Brabant, Jaarverslag 2008, p. 3. 416 Provinciaal Vereffeningsfonds Vlaams-Brabant, Jaarverslag 2008, p. 5. 417 Verslagboek “Vijf kleine fietsjes met een grote bel: over het Provinciaal Vereffeningsfonds. Discussie en reflectiemoment, Vrijdag 23 november 2007, p. 28.

Page 93: SCHADEVERGOEDING BIJ GEWELDMISDRIJVEN DOOR …...Academiejaar 2009-2010 SCHADEVERGOEDING BIJ GEWELDMISDRIJVEN DOOR MINDERJARIGEN Masterproef van de opleiding ‘Master in de rechten’

92

door een verzekeringsmaatschappij, wordt niet vergoed door het Fonds. Het Provinciaal

Vereffeningfonds huldigt namelijk het subsidiariteitsprincipe. Vooral de maatschappelijk

kwetsbare gezinnen die niet verzekerd zijn, kunnen dus rekenen op hulp van het

Vereffeningsfonds. Deze gezinnen die niet over een verzekering beschikken, worden wel door

het Comité V gestimuleerd om er één te nemen. Indien ouders wel over een verzekering

beschikken, maar deze niet wensen aan te spreken omwille van bijvoorbeeld schaamte

tegenover een verzekeringsagent die ze persoonlijk kennen, oordeelt het Comité V dat dit een

vrije keuze is van de ouders, maar wordt enkel het franchisebedrag goedgekeurd. Zoals echter

reeds hiervoor in deze masterproef geschetst, houdt het afsluiten van een familiale

verzekering niet steeds een garantie op dekking in. Ook de Provinciale Vereffeningsfondsen

kaarten het probleem aan dat de wijze waarop verzekeringsmaatschappijen omgaan met een

schadeaanvraag bij opzettelijk veroorzaakte schade door een minderjarige ondoorgrondelijk

is. 418

164. De maximale duur van de prestatie is gekoppeld aan de leeftijd van de minderjarige.

Een 12-jarige mag bijvoorbeeld maximum 1 week of 38 uren werken. Een 16-jarige mag

daarentegen gedurende 8,5 weken of 319 uren arbeid verrichten. Het uurloon ligt vanaf 1

januari 2002 vast op 5 euro per uur. Dit bedrag wordt aangepast aan de index. Vanaf januari

2008 wordt een bedrag van 5,72 euro per gepresteerd uur betaald. Hiermee kan de jongere al

een aardig schadebedrag voor zijn slachtoffer verdienen.419

Afdeling 4. Procedure tot aanvraag

165. De aanvraag voor hulp van het Vereffeningsfonds gebeurt via de bemiddelingsdienst,

vermits de aanvraag het resultaat is van een bemiddelingsproces.

De aanvraag moet vergezeld zijn van een gemotiveerd schrijven van de minderjarige

schadeverwekker, zoals de hieronder geschetste voorbeelden.420

418 Verslagboek “Vijf kleine fietsjes met een grote bel: over het Provinciaal Vereffeningsfonds. Discussie en reflectiemoment, Vrijdag 23 november 2007, p. 8 en p. 18-19. 419 Verslagboek “Vijf kleine fietsjes met een grote bel: over het Provinciaal Vereffeningsfonds. Discussie en reflectiemoment, Vrijdag 23 november 2007, p. 28. 420 H.D., “Vijf jaar Vereffeningsfonds West-Vlaanderen”, Nieuwsbrief Welzijnsraad Arrondissement Ieper, Jaargang 12, nr. 4, p. 4.

Page 94: SCHADEVERGOEDING BIJ GEWELDMISDRIJVEN DOOR …...Academiejaar 2009-2010 SCHADEVERGOEDING BIJ GEWELDMISDRIJVEN DOOR MINDERJARIGEN Masterproef van de opleiding ‘Master in de rechten’

93

“Geachte Comité,

Ik heb spijt van de daden die ik heb gedaan. En ik wil niet dat mijn ouders hiervoor moeten

opdraaien. Daarom zou ik graag voor de schade die ik heb aangebracht willen gaan werken.

Ik zou graag in een bibliotheek gaan werken of gaan schilderen. Maar het belangrijkste is dat

ik hiervoor opdraai en niet mijn ouders.” (14-jarige jongen - beschadiging voertuig) 421

“Beste,

Ik, X, stuur deze brief naar aanleiding van de vergadering over de feiten van vandalisme die

ik met een aantal vrienden heb gepleegd.

Ik besef dat ik iets fout heb gedaan en ik heb spijt van wat ik heb gedaan. Ik zie in dat ik een

aantal mensen teleurgesteld en gekwetst heb. Ik besef ook dat ik bestraft moet worden, maar

ik hoop dat ik dit kan rechtzetten - voor zover dit kan - door te gaan werken. Wat voor werk,

maakt niet zoveel uit, als ik nadien de kans krijg om weer met een schone lei te beginnen.

Ik wil mijn excuses aanbieden en nogmaals herhalen dat ik oprecht spijt heb van wat ik

gedaan heb. Hopelijk krijg ik de kans om dit min of meer goed te maken…

Hartelijk dank!” (16-jarige jongen - vandalisme) 422

“Beste Comité,

Ik ben X en zou u willen vragen om te mogen werken via het Fonds om het slachtoffer te

vergoeden. Ik ben momenteel volop aan het zoeken naar werk en wil het slachtoffer niet

langer laten wachten. Financieel hebben ik en mijn ouders het niet zo breed en ik wil hun

zeker niet voor de kosten laten opdraaien. Ik heb spijt van wat ik gedaan heb en wil er dus zelf

voor opdraaien. Ik heb iets gedaan wat nooit had mogen gebeuren. Dus hoop ik dat jullie mij

een kans willen geven om dat goed te maken.” (17-jarige jongen) 423

166. Daarnaast dient het aanvraagdossier de grootte van de schade, de opportuniteit van de

vergoedingsmodaliteit voor het slachtoffer, het standpunt van de ouders en de situatie

betreffende de verzekerbaarheid van de schade weer te geven.424 Het Comité V behandelt

daarna de aanvraag en neemt een beslissing over de gelden van het Fonds. Bij een positieve

beslissing wordt de aanvrager en de bemiddelingsdienst hiervan op de hoogte gebracht. Dan

421 Verslagboek “Vijf kleine fietsjes met een grote bel: over het Provinciaal Vereffeningsfonds. Discussie en reflectiemoment, Vrijdag 23 november 2007, p. 2. 422 Provinciaal Vereffeningsfonds Vlaams-Brabant, Jaarverslag 2008, p. 6. 423 Provinciaal Vereffeningsfonds Vlaams-Brabant, Jaarverslag 2008, p. 2. 424 Provinciaal Vereffeningsfonds Antwerpen, Activiteitenverslag 2008, p. 37

Page 95: SCHADEVERGOEDING BIJ GEWELDMISDRIJVEN DOOR …...Academiejaar 2009-2010 SCHADEVERGOEDING BIJ GEWELDMISDRIJVEN DOOR MINDERJARIGEN Masterproef van de opleiding ‘Master in de rechten’

94

wordt zo spoedig mogelijk een overeenkomst afgesloten met de werkplaats waar de jongere

zal werken. De bemiddelingsdienst houdt toezicht op de uitvoering van de werkovereenkomst.

Na afloop van de dienstverlening wordt een ‘verklaring beëindiging-op-eer’ door de

tewerkstellende organisatie opgemaakt. Overeenkomstig het aantal gepresteerde uren wordt

de vergoeding door het Fonds uitbetaald aan de bemiddelingsdiensten, die dit aan het

slachtoffer bezorgen. Als de jongere niet alle uren gewerkt heeft, keert het Vereffeningsfonds

slechts een deel van de vergoeding uit. Er kunnen dan nog via bemiddeling andere manieren

worden gezocht om het slachtoffer te vergoeden.425

Afdeling 5. Vaststellingen door de Provinciale Vereffeningsfondsen

167. Voor de concrete vaststellingen door de Provinciale Vereffeningsfondsen, beroep ik mij

voornamelijk op de jaarverslagen uit 2008 van de provincie Vlaams-Brabant en Antwerpen.

Deze fondsen bestaan bijna reeds tien jaar en zijn bijgevolg best geplaatst om een evolutie van

de aanvragen waar te nemen.

§ 1. Aantal aanvragen

168. Bij het Provinciaal Vereffeningsfonds van Antwerpen werden in 2008 in totaal 59

aanvragen ingediend.426 In de provincie Vlaams-Brabant kwamen in dat jaar 38 aanvragen

binnen. Het West-Vlaamse Vereffeningsfonds kreeg 39 aanvragen.427 Er is volgens de

Provinciale Vereffeningsfondsen duidelijk een stijging waarneembaar.428 Het Fonds verwerft

immers meer en meer bekendheid bij de bemiddelingsdiensten en de jongeren.

§ 2. Leeftijd en geslacht van de jongeren

169. De grootste groep van jongeren die een aanvraag bij de Provinciale

Vereffeningsfondsen indient is jonger dan 16 jaar. Gezien het algemene gegeven dat meisjes

minder criminele feiten plegen dan jongens, deden in 2008 naar analogie met de voorgaande

425 H.D., “Vijf jaar Vereffeningsfonds West-Vlaanderen”, Nieuwsbrief Welzijnsraad Arrondissement Ieper, Jaargang 12, nr. 4, p. 4. 426 Provinciaal Vereffeningsfonds Antwerpen, Activiteitenverslag 2008, p. 8. 427 Provinciaal Vereffeningsfonds Vlaams-Brabant, Jaarverslag 2008, p. 10. 428 H.D., “Vijf jaar Vereffeningsfonds West-Vlaanderen”, Nieuwsbrief Welzijnsraad Arrondissement Ieper, Jaargang 12, nr. 4, p. 4.

Page 96: SCHADEVERGOEDING BIJ GEWELDMISDRIJVEN DOOR …...Academiejaar 2009-2010 SCHADEVERGOEDING BIJ GEWELDMISDRIJVEN DOOR MINDERJARIGEN Masterproef van de opleiding ‘Master in de rechten’

95

jaren meer jongens dan meisjes een beroep op het Vereffeningsfonds.429

§ 3. Gepleegde feiten

170. Uit de telling van meer dan 10 jaar Vereffeningsfonds van de provincie Vlaams-Brabant

blijkt dat 50% te maken heeft met diefstal. Op de tweede plaats komen feiten van

vandalisme.430 Opvallend is dat de meeste feiten in groepsverband werden gepleegd, namelijk

een twee- tot drietal jongeren samen.431

§ 4. Motieven van de jongeren

171. Er kunnen drie soorten motieven worden onderscheiden. Op de eerste plaats komt het

pedagogisch motief voor. De jongere wenst zijn verantwoordelijkheid op te nemen en wil

‘iets goed maken’ ten aanzien van zijn ouders, de omgeving en het slachtoffer.

Daarnaast kan het motief van financiële aard zijn. De jongere ziet de hulp van het

Vereffeningsfonds dan als een oplossing voor de precaire financiële situatie van zijn familie.

Tenslotte kan de minderjarige zich laten leiden door het justitieel motief. Hij wil in dit geval

de rechter of het parket gunstig stemmen in de hoop op een milde straf of een sepot. Dit

betreft echter een minderheid van de jongeren. Vaak gaat het om een combinatie van de drie

motieven.432

§ 5. Plaatsen van tewerkstelling

172. Jongeren kunnen naar keuze gaan werken bij allerhande vzw’s zoals asielcentra, het

Rode Kruis of dagcentra. Ook bij overheidsdiensten (bijvoorbeeld groendiensten van een

gemeente, keukens van het OCMW of een provinciaal domein) kunnen ze terecht. Er wordt

daarnaast geregeld beroep gedaan op keukens en klusjesdiensten van rustoorden,

ziekenhuizen of scholen. 433 De meest populaire tewerkstellingsplaatsen waarmee reeds een

overeenkomst werd afgesloten zijn de overheidsdiensten en het dierenasiel. 434

429 Provinciaal Vereffeningsfonds Antwerpen, Activiteitenverslag 2008, p. 13. 430 Provinciaal Vereffeningsfonds Vlaams-Brabant, Jaarverslag 2008, p. 12. 431 Provinciaal Vereffeningsfonds Antwerpen, Activiteitenverslag 2008, p. 15. 432 Provinciaal Vereffeningsfonds Vlaams-Brabant, Jaarverslag 2008, p. 12. 433 Provinciaal Vereffeningsfonds Antwerpen, Activiteitenverslag 2008, p. 18. 434 H.D., “Vijf jaar Vereffeningsfonds West-Vlaanderen”, Nieuwsbrief Welzijnsraad Arrondissement Ieper, Jaargang 12, nr. 4, p. 4.

Page 97: SCHADEVERGOEDING BIJ GEWELDMISDRIJVEN DOOR …...Academiejaar 2009-2010 SCHADEVERGOEDING BIJ GEWELDMISDRIJVEN DOOR MINDERJARIGEN Masterproef van de opleiding ‘Master in de rechten’

96

Afdeling 6. Persoonlijke kijk op de Provinciale Vereffeningsfondsen

173. Bijna alle jongeren worden op een positieve tot zeer positieve manier geëvalueerd door

hun plaats van tewerkstelling. Sommige jongeren blijven zelfs nadien vrijwilligerswerk of

vakantiewerk doen op de plaats waar ze waren tewerkgesteld. De aanpak is overigens zeer

efficiënt, vermits maar zeer weinig jongeren achteraf blijken te hervallen.435 Deze

vaststellingen tonen aan dat het concept van Vereffeningsfondsen goed werkt.

De minderjarige dader werd door herstelbemiddeling geconfronteerd met zijn slachtoffer en

ze zijn samen tot een aanvaardbare oplossing gekomen. De jongeren halen een zekere

voldoening uit het project. Ze hebben zich zinvol ingezet voor een vereniging, een dienst of

een organisatie van sociaal, cultureel, humanitair of openbaar nut en hebben daarmee zelf

gezorgd voor de vergoeding van hun slachtoffer. Het Vereffeningsfonds kan bijdragen tot een

waardevol herstel van de schade zowel voor de dader als voor het slachtoffer en de

samenleving.436 Dit is zeker en vast een mooie verdienste.

174. Het concept van de Provinciale Vereffeningsfondsen lijkt mijns inziens uiterst geschikt

voor enerzijds de vergoeding van het slachtoffer en anderzijds het bijbrengen van nieuwe

normen en waarden bij de minderjarige. Dit is een ideale oplossing om de minderjarige

voldoende bewust te maken van zijn daden en toch geen zware hypotheek te leggen op zijn

toekomst. Als hij slaagt in zijn belofte, bestaat de kans er namelijk in dat het parket het

dossier afsluit. Op die manier kan de jongere met een schone lei verder.

Daarnaast worden ze door het systeem niet uit hun natuurlijke omgeving gerukt, zoals in een

instelling. Ze komen daarentegen midden in het maatschappelijk leven terecht, waar ze bij het

uitvoeren van hun taken geconfronteerd worden met allerlei mensen uit de samenleving. Op

die manier leren ze respect op te brengen voor alle mensen uit de maatschappij.

De enige bedenking die ik bij het concept van het Vereffeningsfonds wens te maken is dat

men moet opletten dat men met deze pedagogische doelstellingen niet te veel overgaat tot

‘ontschuldiging’ van minderjarige daders van zeer zware misdrijven zoals moord,

verkrachting of verminking. Voor hen lijkt mij herstelbemiddeling minder geschikt, al is het

in sommige gevallen natuurlijk wel het proberen waard.

435 Provinciaal Vereffeningsfonds Antwerpen, Activiteitenverslag 2008, p. 21. 436 Provinciaal Vereffeningsfonds Antwerpen, Activiteitenverslag 2008, p. 29.

Page 98: SCHADEVERGOEDING BIJ GEWELDMISDRIJVEN DOOR …...Academiejaar 2009-2010 SCHADEVERGOEDING BIJ GEWELDMISDRIJVEN DOOR MINDERJARIGEN Masterproef van de opleiding ‘Master in de rechten’

97

Hoofdstuk 4. Rechtsvergelijkend aspect

175. Herstelrecht is via Australië, de Verenigde Staten en Nieuw-Zeeland overgewaaid

naar Europa. In plaats van de zaak voor de rechter te brengen werd de hele familie van de

jongere bijeengeroepen om tot een oplossing te komen. Men probeerde het slachtoffer te

vergoeden en zocht een plan om herhaling te voorkomen. In Australië werd voornamelijk

gewerkt met een politieman als bemiddelaar, terwijl men in Nieuw-Zeeland een onafhankelijk

bemiddelaar verkoos. In Nederland wordt met beide vormen gewerkt. Niet alleen

maatschappelijke werkers, maar ook politiemensen kunnen de gesprekken leiden.

In Nederland is de Stichting Slachtofferhulp in 1997 gestart met dader-

slachtofferbemiddeling. Het voornaamste doel van herstelbemiddeling is het aanwakkeren van

het moreel besef bij de minderjarige en het doen opnemen van verantwoordelijkheid, net zoals

in België.437 Ouders worden ook steeds betrokken in de herstelbemiddeling. Niet alleen de

relatie tussen de dader en het slachtoffer moet hersteld worden, maar ook de relatie tussen de

dader en het gezin waarvan hij deel uitmaakt. Uit Nederlandse onderzoeken blijkt dat ouders

na de herstelbemiddeling duidelijk een gedragsverandering opmerken bij hun zoon of dochter.

Het gaat vooral om een gedragsverandering om herhaling van delicten in de toekomst te

voorkomen. Er is in Nederland effectief sprake van verkleining van recidive en

vergroting van resocialisatie bij daders die aan herstelbemiddeling hebben deelgenomen.

Ook de slachtoffers ervaren herstelbemiddeling op een positieve manier. Dader en

slachtoffer kunnen meestal na de herstelbemiddeling weer normaal met elkaar omgaan.

Dit is belangrijk, vermits dader en slachtoffer dikwijls bekenden zijn van elkaar. 438

Nederlandse rechtsgeleerden stellen terecht dat strafrecht en herstelrecht elkaar kunnen

versterken : indien de minderjarige weigert deel te nemen aan het herstel, werkt het strafrecht

als een stok achter de deur. 439 Ook de voorwaarden om herstelbemiddeling op te starten zijn

dezelfde als in België. Ook in Nederland is herstelbemiddeling een vrijwillige

aangelegenheid. Een initiatief gelijkaardig aan het Vereffeningsfonds is echter in Nederland

niet te bespeuren.

437 H. BOUTELLIER, M. MOLL, M. , S. TER WOERDS, M. STEKETEE, Herstelbemiddeling voor jeugdigen in

Nederland, Assen, Van Gorcum, 2006, 12. 438 H. BOUTELLIER, M. MOLL, M. , S. TER WOERDS, M. STEKETEE, Herstelbemiddeling voor jeugdigen in

Nederland, Assen, Van Gorcum, 2006, 86. 439 H. BOUTELLIER, M. MOLL, M. , S. TER WOERDS, M. STEKETEE, Herstelbemiddeling voor jeugdigen in

Nederland, Assen, Van Gorcum, 2006, 22.

Page 99: SCHADEVERGOEDING BIJ GEWELDMISDRIJVEN DOOR …...Academiejaar 2009-2010 SCHADEVERGOEDING BIJ GEWELDMISDRIJVEN DOOR MINDERJARIGEN Masterproef van de opleiding ‘Master in de rechten’

98

176. Ook in andere Europese landen is het concept ‘herstelbemiddeling’ goed ingeburgerd.

In Duitsland wordt gewerkt met ‘Täter-Opfer Ausgleich’. Ook in dit project verloopt op een

gelijke manier zoals in België. De jonge delinquent kan zich verbinden om een aantal uren

vrijwilligerswerk te doen. Van een Vereffeningsfonds dat tussenkomt om in ruil voor

vrijwilligerswerk het slachtoffer te vergoeden, is daarentegen ook in Duitsland geen sprake. 440 Het concept herstelbemiddeling is in Frankrijk gekend als ‘médiation-réparation’ en

overlapt ook in grote mate met het Belgische systeem.441 Een auteur uit Luxemburg

verwoordt op een website de kern van herstelbemiddeling perfect: “si les personnes n’ont rien

à perdre en médiation, elles y ont peut-être tout à gagner !”.442

177. In elk aangehaald land kan de jonge delinquent steeds overeenkomen de schade van het

slachtoffer te vergoeden of ten voordele van de gemeenschap een werk te verrichten. Jongeren

tussen 16 en 18 jaar kunnen verplicht worden een gemeenschapsdienst te volbrengen. Uit

mijn vergelijkend onderzoek blijkt echter dat geen enkel land het systeem van een

Vereffeningsfonds kent, dat berouwvolle jongeren de kans geeft om hun aangerichte schade

aan het slachtoffer te vergoeden via door hen verrichte arbeid.

De Provinciale Vereffeningsfondsen uit Vlaanderen mogen dus uniek genoemd worden.

440 F. DUENKEL, “Täter-Opfer Ausgleich : German experiences with mediation in a European perspective”, European Journal of Criminal Policy and Research 2006, 44-46. 441 S. GHETTI en A. MESTITZ, Victim-offender mediation with youth offenders in Europe, an overview and

comparison of 15 countries, Dondrecht, Springer, 2005, 301. 442 http://www.droitsetdevoirs.lu.

Page 100: SCHADEVERGOEDING BIJ GEWELDMISDRIJVEN DOOR …...Academiejaar 2009-2010 SCHADEVERGOEDING BIJ GEWELDMISDRIJVEN DOOR MINDERJARIGEN Masterproef van de opleiding ‘Master in de rechten’

99

Algemeen besluit

178. Dat ouders de gebroken potjes van en voor hun kinderen moeten betalen, is normaal. De

schade bij geweldmisdrijven is echter bewust en met opzet aangericht en kan

buitenproportionele vormen aannemen. Er kan zich bijgevolg afgevraagd worden of de

aansprakelijkheid van ouders bij geweldmisdrijven wel gerechtvaardigd of wenselijk is, nu de

minderjarige heeft gehandeld met een bijzonder opzet tot schaden. In ieder geval zou het

mijns inziens onaanvaardbaar zijn om hier een objectieve aansprakelijkheid van de ouders in

te voeren. De ouders worden steeds met de vinger gewezen als kinderen zich niet gedragen.

Ze staan echter, gegeven de huidige ‘tijdsgeest’ vol geweld en verleiding, voor een moeilijke

opdracht en hebben recht op wat begrip en mededogen. Het weerlegbaar vermoeden van

aansprakelijkheid verdient dan ook - mijns inziens - de voorkeur.

179. Ook tegen de voorstellen in de rechtsleer om de persoonlijke aansprakelijkheid van

minderjarigen te doen ingaan vanaf de leeftijd van 16 jaar, kan veel ingebracht worden.

Minderjarigen zouden kunnen ‘misbruikt’ worden door meerderjarigen om bepaalde

misdrijven te plegen. Daarnaast is het bij geweldmisdrijven net zo noodzakelijk dat

minderjarigen beseffen en voelen hoeveel schade ze aangericht hebben. Persoonlijke

aansprakelijkheid pas invoeren vanaf de leeftijd van 16 jaar zou immers een bepaalde

‘laksheid’ creëren, die onze maatschappij op dit ogenblik kan missen als kiespijn. Is het wel

wenselijk om bij schade veroorzaakt bij geweldmisdrijven de minderjarige te blijven

beschermen? Mijns inziens dient gestreefd te worden naar een grotere responsabilisering van

de minderjarige, zonder weliswaar een volledige hypotheek te leggen op diens toekomst.

180. De gezinsaansprakelijkheidsverzekering speelt duidelijk een grote rol bij de vergoeding

van de veroorzaakte schade. Om voor een sluitend systeem te zorgen, zou de familiale

verzekering wettelijk verplicht moeten worden gemaakt. Ik sluit mij aan bij de oplossing om

de kinderbijslag aan te wenden om dit afdwingbaar te maken. In deze masterproef is echter

reeds duidelijk gebleken dat het bestaan van een verzekeringsovereenkomst geen synoniem is

voor het bestaan van een dekking. De verzekeraar weigert immers opzet van de minderjarige

te dekken. Uit de praktijk blijkt echter dat verzekeraars in de praktijk via een achterpoortje

toch opzettelijk veroorzaakte schade dekken. Ouders die op grond van art. 1384, lid 2 BW

aansprakelijk zijn voor de door hun minderjarig kind opzettelijk veroorzaakte schade, kunnen

Page 101: SCHADEVERGOEDING BIJ GEWELDMISDRIJVEN DOOR …...Academiejaar 2009-2010 SCHADEVERGOEDING BIJ GEWELDMISDRIJVEN DOOR MINDERJARIGEN Masterproef van de opleiding ‘Master in de rechten’

100

daarentegen wel steeds aanspraak maken op dekking door hun aansprakelijkheidsverzekeraar.

Het Hof van Cassatie heeft dit voorjaar bevestigd dat de gezinsaansprakelijkheidsverzekeraar

van de ouders effectief verhaal heeft tegenover het kind dat schade veroorzaakt heeft, en dit

op basis van art. 88 WLVO.

181. Bij dit alles dient vooral rekening gehouden te worden met het slachtoffer, dat op

optimale wijze dient beschermd te worden. Mechanismen zoals het Slachtofferfonds en

herstelbemiddeling zorgen voor een garantie van schadevergoeding in niet evidente gevallen.

Zoals in deze masterproef weergegeven, zijn enkele voorwaarden om vergoeding te

verkrijgen van het Slachtofferfonds dit jaar versoepeld. Men komt dus tegemoet aan het

slachtoffer. Uit mijn bespreking is daarnaast ook het belang van het Vereffeningsfonds

gebleken. Het is een zeer goed initiatief, dat weliswaar nog wat aan bekendheid mist, maar in

de toekomst zeker meer en meer op de voorgrond zal treden. Naast het vergoedende aspect is

aan het Vereffeningsfonds ook een educatief aspect verbonden, wat ik alleen maar kan

toejuichen. Eén van de belangrijkste wijzen om jeugdcriminaliteit tegen te gaan, is immers

-mijns inziens- het werken aan de motivatie van de jongere om te veranderen van gedrag.

Meerdere onderzoeken bevestigen dat de minderjarige door vrijwilligerswerk, onder

begeleiding van het Vereffeningsfonds, tot inkeer komt. Uit deze masterproef blijkt dat zowel

het Slachtofferfonds als het Vereffeningsfonds proberen te streven naar een redelijk

evenwicht tussen de bescherming van de benadeelde enerzijds en de lasten die de

aansprakelijke minderjarigen dienen te dragen anderzijds. Hopelijk kunnen deze instellingen

zich in de toekomst verder ontplooien tot gekende, goed toegankelijke systemen, waar zowel

het slachtoffer als de minderjarige schadeverwekker baat bij hebben.

182. Jongeren zullen echter blijven strafbare feiten plegen onder invloed van tekorten in de

opvoeding, slechte leefomstandigheden, vervaagde normen en waarden of groepsdruk van

leeftijdsgenoten. Aan minderjarigen wordt steeds meer zelfstandigheid toegekend, wat er ook

toe leidt dat ze sneller geconfronteerd worden met verantwoordelijkheid en aansprakelijkheid.

Het opvoeden van de ‘jeugd van de toekomst’ is en blijft de taak van de ouders en van andere

actoren zoals de school, maatschappelijke organisaties en hulpverlening. Het wetgevend werk

kan wel proberen ervoor te zorgen dat de scherven, afkomstig van geweldmisdrijven door

deze ‘jeugd van de toekomst’, op een zo efficiënt mogelijke manier, zowel voor de

minderjarige, als voor diens ouders en omgeving, als voor het slachtoffer, kunnen gelijmd

worden.

Page 102: SCHADEVERGOEDING BIJ GEWELDMISDRIJVEN DOOR …...Academiejaar 2009-2010 SCHADEVERGOEDING BIJ GEWELDMISDRIJVEN DOOR MINDERJARIGEN Masterproef van de opleiding ‘Master in de rechten’

101

Bibliografie

BIBLIOGRAFIE : Rechtsleer

Aansprakelijkheid van en voor minderjarigen

- BALCAEN, L., BERGHMANS, M. , “Aansprakelijkheid voor buitencontractuele schade toegebracht door minderjarigen” in VERHELLEN, E. e.a., Kinderrechtengids, Gent, Mys en Breesch, 1994-2006, 137-180. - BALLON, G., “Over risico-aanvaarding en de aansprakelijkheid van de ouders voor handelingen van hun minderjarige kinderen”, AJT 1995-96, 96-97. - BAUDONCQ, F., CARENS, L. e.a., De aansprakelijkheid van ouders en onderwijzers, Brugge, Die Keure, 2007, 203 p. - BAX, M., “Aansprakelijkheid van de ouders voor de door hun inwonende minderjarige kinderen aan derde ten onrechte berokkende schade : aansprakelijkheid en grondslag”, RW 1976-77, kol. 2673-2676. - BENOIT, G. , CALLEWAERT, V. , JADOUL, P. , La responsabilité civile des parents, Brussel, La Charte, 2006, 135 p. - BOCKEN, H., “Aansprakelijkheid van en voor minderjarigen” , De Verz. 2006, afl. 3, 301-318. - BOCKEN, H., “De aansprakelijkheid van de ouders voor de schade veroorzaakt door hun kinderen”, De Pol. 1980, deel 1: afl. 4, 5-15, deel 2: afl. 5, 32-40, deel 3: afl. 6, 39-43, deel 4: afl. 7, 28-34. - BOONE, I., “De aansprakelijkheid van de ouders en artikel 18 Arbeidsovereenkomstenwet: een onmogelijke combinatie”, RABG 2004, afl. 1, 6-8. - BOUCHAT, F., “La responsabilité civile des parents ”, J. dr. jeun. 2005, afl. 243, 42-44. - BREWAEYS, L., “Aansprakelijkheid van ouders”, Ad Rem speciale editie 2008, 4-11. - BROUWERS, B., “Jeugdsanctierecht in Europa: is uithandengeving een evidentie?”, Jura Falc. 2007-08, afl. 1, 3-37. - CHRISTIAENS, J., ELIAERTS, C., “In het belang van het kind : Eind goed al goed... of toch weer niet?”, TJK 2002, afl. 4, 201-204. - CORNELIS, L., “Beginselen van het Belgische buitencontractuele aansprakelijkheidsrecht. De onrechtmatige daad.” in Reeks Aansprakelijkheidsrecht, nr. 7, Antwerpen, Maklu, 1989, 305. - COTEUR J.P. en LOUYET P., ˝Mijn kind beging een stommiteit˝, Budget & Recht mei/juni 2009 – nr. 204, 44-45.

Page 103: SCHADEVERGOEDING BIJ GEWELDMISDRIJVEN DOOR …...Academiejaar 2009-2010 SCHADEVERGOEDING BIJ GEWELDMISDRIJVEN DOOR MINDERJARIGEN Masterproef van de opleiding ‘Master in de rechten’

102

- DALCQ, R., “A propos de la responsabilité des parents”, RCJB 1998, 592-608. - DEBAENE, M., VANDENBERGHE, H., VAN QUICKENBORNE, M.en WYNANT, L. , “Aansprakelijkheid uit onrechtmatige daad (1994-1999)”, TPR 2000, 1551-1955. - DE KEZEL, E., “Naar een veralgemeende procesbekwaamheid van minderjarigen in burgerrechtelijke zaken?”, TJK 2001, 51-57. - DE KEZEL, E., “Ouderlijke aansprakelijkheid nieuwe stijl? Hof van beroep interpreteert artikel 1384, lid 2 BW à la Française”, Juristenkrant 2008, afl. 165, 3. - DE NOEL, N., “La responsabilité du fait des personnes que l’on doit surveiller” in X., Responsabilités. Traité théorique et pratique, Titel IV, Boek 41, Brussel, Kluwer, 1999, 15-74. - DE TAVERNIER, P., “Aansprakelijkheid voor anderen (ouders,aanstellers,…)” in X., Bijzondere

overeenkomsten. Artikelsgewijze commentaar met overzicht van rechtspraak en rechtsleer, Kluwer, losbl., IV. Commentaar Verbintenissenrecht, Titel III, Hoofdstuk 3, 1-143. - DE TAVERNIER, P., “Aansprakelijkheid. Schade veroorzaakt door minderjarigen”, Verz.W. 2000, Doc. 3, 16 p. - DE TAVERNIER, P., “De aansprakelijkheid voor schade veroorzaakt door leden van een jeugdbeweging” , AJT 2000-01, 74-77. - DE TAVERNIER, P., “Naar een objectieve aansprakelijkheid van de ouders voor de onrechtmatige daden van hun minderjarige kinderen? Beschouwingen bij het arrest 'Bertrand' van het Franse Hof van Cassatie van 19 februari 1997”, RW 1999-00, 273-294. - DE TAVERNIER, P., De buitencontractuele aansprakelijkheid voor schade veroorzaakt door

minderjarigen, Antwerpen, Intersentia, 2006, 670 p. - EINSWEILER, L., “La responsabilité civile des instituteurs et des éducateurs”, J. dr. Jeun. 1997, 372-379. - ELCHARDUS, M., VETTENBURG, N., WALGRAVE, L., Jongeren van nu en straks : Overzicht en

synthese van recent jeugdonderzoek in Vlaanderen, Tielt, Lannoo, 2006, 341 p. - FAGNART, J., “La responsabilité civile des parents”, J. dr. jeun. 1997, 362-371. - GENOT, M., “ ‘Le mineur dans tous ses états’ 23 avril 2009, colloque de la Conférence du Jeune Barreau de Nivelles”, J. dr. jeun. 2009, 24-30. - GONTHIER, W., “De verantwoordelijkheid van ouders voor de (wan-)daden van hun minderjarige kinderen”, Vastgoed info 2002, afl. 17, 12. - JADOUL, P. , SAMBON, J. , VAN KEIRSBLICK, B., L’autonomie du mineur, Brussel, Facultés universitaires Saint-Louis, 1998, 224 p.

Page 104: SCHADEVERGOEDING BIJ GEWELDMISDRIJVEN DOOR …...Academiejaar 2009-2010 SCHADEVERGOEDING BIJ GEWELDMISDRIJVEN DOOR MINDERJARIGEN Masterproef van de opleiding ‘Master in de rechten’

103

- KEUSTERMANS, J., “De grondslag van de ouderlijke aansprakelijkheid”, Jura Falc. 1982-83, 31-55. - LAMBERT, M., “La présomption de responsabilité pesant sur les parents et les conséquences de la faute de la victime”, De Verz. 1995, 641-645. - LEROI, B., ORNELIS, F., “De aansprakelijkheid en de verzekeringstoestand van de leraar-stagiair”, TORB 2001-02, afl. 4, 284-292. - LOEBER, R., SERGEANT, J.A., SLOT, N.W., Ernstige en gewelddadige jeugddelinquentie :

Omvang, oorzaken en interventies, Diegem, Bohn Stafleu Van Loghum, 2001, 450 p. - MAES, C., “Iets over de burgerrechtelijke uithandengeving van de minderjarige en over de burgerlijke aansprakelijkheid van de leerkracht”, TORB 1999-00, 55-57. - MAES, M., “Minderjarigen, alcohol en aansprakelijkheid: de volgende cocktail, TJK 2000, 187. - MUYLLE, M., “En wat als ‘supernanny’ te laat komt. Actualia inzake de aansprakelijkheid van ouders door minderjarige kinderen” in X., Aansprakelijkheids- en Verzekeringsrecht, Brugge, Die Keure, 2008, 107 p. - PHILIPPE, D., “L'évolution de la jurisprudence relative à la responsabilité des parents ”, J. dr.

jeun. 1990, afl. 10, 38-39. - STASSIJNS, E., “Aansprakelijkheid van de ouders voor hun minderjarige kinderen”, T. Vred. 1988, 173-174. - VAN OEVELEN, A., “De burgerrechtelijke aansprakelijkheid van jeugdleiders voor organisatie en toezichtsfouten”, RW 1996-97, 1335. - VAN OEVELEN, A., “Recente ontwikkelingen in de buitencontractuele aansprakelijkheid van leerkrachten en onderwijsinstellingen” in BAUDONCQ, F., CARENS, L. e.a., De aansprakelijkheid

van ouders en onderwijzers, Brugge, Die Keure, 2007, 103 p. - VAN SOMEREN, P., “Als een minderjarige schade veroorzaakt”, Artsenkrant nr. 1794. - WEYTS, B., “De aansprakelijkheid van ouders en van andere toezichthouders van de minderjarige” in X., Jongeren en recht, Antwerpen, Intersentia, 2003, 413 p. - WEYTS, B., “Het kluwen van aansprakelijke personen ingeval van een onrechtmatige daad van de minderjarige : de dader, de ouders, de onderwijzer, de jeugdinstelling, de opvoeder en de overheid”, TJK 2004, afl. 3, 147-155. - WEYTS, B., “Schade veroorzaakt door geestesgestoorde minderjarigen : aansprakelijkheids- en verzekeringsvraagstukken” in X., Jongeren, psychiatrie en recht, Antwerpen, Intersentia, 2007, 130 p. - X., “Responsabilité des parents et responsabilité scolaire”, T. Vred. 1988, 2-12.

Page 105: SCHADEVERGOEDING BIJ GEWELDMISDRIJVEN DOOR …...Academiejaar 2009-2010 SCHADEVERGOEDING BIJ GEWELDMISDRIJVEN DOOR MINDERJARIGEN Masterproef van de opleiding ‘Master in de rechten’

104

Gezinsaansprakelijkheidsverzekering - BOONE, I., Verhaal van derde-betalers op de aansprakelijke, Antwerpen, Intersentia, 2009, 722 p. - BREWAEYS, E., “De opzettelijke fout in het verzekeringsrecht”, RW 2001-02, 276. - CALLEWAERT, V., “La nature juridique du recours de l'assureur R.C. vie privée en cas de faute intentionnelle d'un mineur ”, De Verz. 2006, afl. 2, 187-191. - DUBUISSON, B., “La faute intentionnelle du mineur dans les assurances R.C. familiale. Commentaire d'un arrêt de la Cour d'appel de Liège du 2 février 2001”, J. dr. jeun. 2002, afl. 215, 22-24. - DUBUISSON, B., “L'assurance des risques du mineur ”, J. dr. jeun. 1997, 380-395. - FERON, F., “La loi du 20 juillet 2006 et son incidence sur l’assurance RC vie privée : Limitation du droit de recours de l'assureur en cas de malveillance occasionnée par des mineurs ”, VAV 2006, afl. 6, 680-683. - GEERS, I., “Over zin en onzin van de gezinsaansprakelijkheidsverzekering: de subrogatoire vordering van de familiale verzekeraar tegen de minderjarige aansprakelijke, die de meerderjarigheid bereikt”, RABG 2006, afl. 19, 1449-1453. - GULDIX, E., “Ouderlijke aansprakelijkheid en familiale aansprakelijkheids-verzekering”, RGAR 1981, nr. 10290. - HOUBEN, M., “Le droit de subrogation de l'assureur ”, De Verz. 2001, 249-251. - HOUBEN, M., “Les contrats d’assurance couvrant les actes dommageables commis par des enfants”, De Verz. 2001, 264-265. - JESPERS, J., “De ene familiale verzekering is de andere niet”, TVW, 3e jaargang, nr. 300, juni 2009, 42-45. - JOCQUE, G., “Opzet in de gezinsaansprakelijkheidsverzekering”, De Verz. 2001, 215-229. - KRUITHOF, R., “Aansprakelijkheid voor andermans daad”, RW 1978-79, 1409. - MEYNTJENS, E., “De gezinsaansprakelijkheidsverzekering”, RW 2002-03, afl. 17, 645-650. - TINANT, J., “L’action récursoire de l’assureur vie privée contre l’enfant mineur du preneur d’assurance : fondement et limites ”, JLMB 2007, afl. 11, 428-429. - TINANT, J., “Le recours de l’assureur RC familiale à l’encontre du mineur, auteur du sinistre”, JLMB 2004, afl. 23, 1244. - SCHUERMANS, L., “Enkele actualia over de aansprakelijkheidsverzekering van de ouders” in X., Jongeren en recht, Antwerpen, Intersentia, 2003, 413 p.

Page 106: SCHADEVERGOEDING BIJ GEWELDMISDRIJVEN DOOR …...Academiejaar 2009-2010 SCHADEVERGOEDING BIJ GEWELDMISDRIJVEN DOOR MINDERJARIGEN Masterproef van de opleiding ‘Master in de rechten’

105

- VAN SCHOUBROECK, C., “Zeker van de verzekering van door minderjarigen opzettelijk veroorzaakte schade?” in X., Ad amicissimum amici scripsimus. Vriendenboek Raf Verstegen, Brugge, Die Keure, 2004, 404 p. - VAN SCHOUBROECK, C., “Over opzettelijk veroorzaakte schadegevallen en verzekering”, TBH 2005, 819-829. - ZEGERS, S., “Risicobeheersing via verzekering, ook voor het gezin (de verzekering burgerlijke aansprakelijkheid privéleven en de aansprakelijkheid van ouders voor minderjarigen)” in X., Aansprakelijkheid van ouders en onderwijzers, Brugge, Die Keure, 2007, 103 p.

Page 107: SCHADEVERGOEDING BIJ GEWELDMISDRIJVEN DOOR …...Academiejaar 2009-2010 SCHADEVERGOEDING BIJ GEWELDMISDRIJVEN DOOR MINDERJARIGEN Masterproef van de opleiding ‘Master in de rechten’

106

Fonds voor hulp aan slachtoffers van opzettelijke gewelddaden - ARNOU, P., “Bijdrage ten behoeve van het Slachtofferfonds” in X., Strafrecht en

strafvordering. Artikelsgewijze commentaar met overzicht van rechtspraak en rechtsleer, Antwerpen, Kluwer, 1984, 219 p. - BOONE, I., “Coördinatie van aansprakelijkheid en andere vergoedingssystemen” in X., Aansprakelijkheid, aansprakelijkheidsverzekering en andere schadevergoedingssystemen

2006-2007, Mechelen, Kluwer, 2007, 865 p. - CROMHEECKE, M., “Hulpbehoevend slachtoffer word je niet zomaar. Commissie voor hulp aan slachtoffers van opzettelijke gewelddaden”, RW 1993-94, 969-984. - DE WACHTER, A., “Het Fonds tot hulp aan slachtoffers van opzettelijke gewelddaden” in X., Kluwers Verzekeringshandboek, Afl. 56, december 2003, II.7.9-01 – II.7.9-05. - DE WULF, C. “Schadevergoeding voor slachtoffers door de staat in Frankrijk”, Panopticon 1990, 55. - DUNKEL, F., “Indemnités pour victimes et règlement des indemnités en République fédérale de l’Allemagne”, Ann. Fac. Dr. Liège 1984, 173. - GOOSSENS, F., “De Europese richtlijn betreffende schadeloosstelling van slachtoffers van misdrijven in Belgisch recht omgezet”, TVW 2006, afl. 2, 253-254. - HUTSEBAUT, F., “Het Fonds tot hulp aan slachtoffers van opzettelijke gewelddaden : onbekend of onbemind?” in Liber amicorum A. Vandeplas, Gent, Mys en Breesch, 1994, 507 p. - KLEES, O., “Du neuf en matière d'indemnisation des victimes d'actes intentionnels de violence ”, JT 2006, afl. 6225, 335. - SCHUERMANS, L., WACHSSTOCK, F., Geweld en terreur. Een onderzoek naar de aanspraak en verzekeringsmogelijkheden van slachtoffers, Antwerpen, Maklu, 1987, 155 p. - STERKENS, M, Het Slachtofferfonds. Het Fonds tot hulp aan de slachtoffers van opzettelijke

gewelddaden, Antwerpen, Kluwer, 1993, 160 p. - STERKENS, M., “De toekenningsvoorwaarden en beoordelingsgronden voor de aanvragen tot het bekomen van een tegemoetkoming uit het Fonds tot hulp aan de slachtoffers van opzettelijke gewelddaden”, T. Strafr. 2002, afl. 1, 15-25. - STERKENS, M., “Het Fonds tot Hulp aan Slachtoffers van Opzettelijke Gewelddaden”, RW 1992-93, 443-444. - STERKENS, M., “Slachtofferfonds” in X., Strafrecht en strafvordering. Artikelsgewijze

commentaar met overzicht van rechtspraak en rechtsleer, Antwerpen, Kluwer, 1984, losbl. - STERKENS, M., “Wijzigingen in de regelgeving omtrent het zogenaamde Slachtofferfonds”, RW 2003-04, afl. 21, 819-820.

Page 108: SCHADEVERGOEDING BIJ GEWELDMISDRIJVEN DOOR …...Academiejaar 2009-2010 SCHADEVERGOEDING BIJ GEWELDMISDRIJVEN DOOR MINDERJARIGEN Masterproef van de opleiding ‘Master in de rechten’

107

- STERKENS, M., “Het Slachtofferfonds in verdere evolutie”, NC 2007, afl. 5, 359-360. - STERKENS, M., “Het merkwaardige, mogelijk straffe, doch niet penale karakter van de bijdrage ten behoeve van het Slachtofferfonds”, NC 2006, afl. 5, 309-310. - VANDROMME, S., “De geldboete en de bijdrage aan het Slachtofferfonds met toepassing van art. 65, eerste lid, Sw”, RW 2003-04, afl. 9, 344-346.

Page 109: SCHADEVERGOEDING BIJ GEWELDMISDRIJVEN DOOR …...Academiejaar 2009-2010 SCHADEVERGOEDING BIJ GEWELDMISDRIJVEN DOOR MINDERJARIGEN Masterproef van de opleiding ‘Master in de rechten’

108

Herstelbemiddeling - BALCAEN, L., “Herstelbemiddeling voor minderjarigen en de interferentie met de gezinsaansprakelijkheidsverzekering”, De Verz. 2003, afl. 2, 275-287. - CHRISTIAENS, J., DUMORTIER, E., “De aanpak van jeugddelinquenten in tijden van onveiligheid”, Orde van de dag 2006, afl. 36, 7-13. - CHRISTIAENS, J., DUMORTIER, E., “De nieuwe Wet op de Jeugdbescherming : krijtlijnen van een ambigue hervorming”, TJK 2006, afl. 4, 273-313. - CLAES, E. e.a. , Herstel en jeugd : nu in het (r)echt, Brugge, Die Keure, 2008, 141 p. - DE KEZEL, E., “Minderjarige delinquent kan niet naar assisen”, Juristenkrant 2008, afl. 166, 3. - DE SMET, B., “Herijking van het jeugdstrafrecht. Harde aanpak van criminele jongeren?”, Orde van de dag 2006, afl. 36, 41-46. - DE SMET, B., “Het nieuwe jeugdrecht gewikt en gewogen door het Grondwettelijk Hof”, RW 2008-09, afl. 4, 130-141. - DECOCK, G., “De nieuwe Wet op de Jeugdbescherming : elck wat wils?”, TJK 2006, afl. 4, 271-272. - FABRE, M., TOMKIEWICZ, S., “L'école et la violence”, J. dr. jeun. 1998, afl. 175, 13-24. - GEUDENS, H., “Verwerking gegevens herstelbemiddeling voor minderjarige daders m.b.t. 2002”, TJK 2003, afl. 5, 269-283. - H.D., “Vijf jaar Vereffeningsfonds West-Vlaanderen”, Nieuwsbrief Welzijnsraad

Arrondissement Ieper, Jaargang 12, nr. 4, p. 4. - KOOLS, L., “Geen nieuwe wijn in nieuwe vaten. Over de vernieuwde Wet op de jeugdbescherming”, Orde van de dag 2006, afl. 36, 19-21. - NAGELS, C., “De jongere, de delinquent en de sociale reactie op jeugddelinquentie”, Orde

van de dag 2006, afl. 36, 29-33. - NAGELS, C., “Des jeunes irresponsables sommés d'être responsables : comportements délictueux des jeunes ”, J. dr. jeun. 2008, afl. 274, 13-20. - NAGELS, C., “Justice des mineurs en Belgique: évolution ou rupture ? ”, J. dr. jeun. 2007, afl. 261, 20-23. - NUYTIENS, A., VAN GRUNDERBEECK, S., “Herstelgerichte afhandelingen van delicten gepleegd door minderjarigen. Leerprojecten, gemeenschapsdienst en –herstelbemiddeling”, Panopticon 2003, afl. 6, 573-577.

Page 110: SCHADEVERGOEDING BIJ GEWELDMISDRIJVEN DOOR …...Academiejaar 2009-2010 SCHADEVERGOEDING BIJ GEWELDMISDRIJVEN DOOR MINDERJARIGEN Masterproef van de opleiding ‘Master in de rechten’

109

- VAN RUMST, S., “Herstelbemiddeling in de nieuwe Wet op de Jeugdbescherming. De wettelijke verankering van een pretoriaanse praktijk”, TJK 2006, afl. 4, 291-301. - VANDENBROUCKE, E., “Les sanctions alternatives pour mineurs délinquants en Flandre. A la recherche des droits perdus”, J. dr. jeun. 2005, afl. 244, 5-14. - VANDROMME, S., “En iedereen gaf elkaar de hand... De introductie van de herstelbemiddeling in het Wetboek van Strafvordering”, RW 2005-06, afl. 35, 1361-1370. - X., “La médiation dans le cas de la délinquance de jeunes: idées et problèmes ”, J. dr. jeun. 1997, 18-24.

Page 111: SCHADEVERGOEDING BIJ GEWELDMISDRIJVEN DOOR …...Academiejaar 2009-2010 SCHADEVERGOEDING BIJ GEWELDMISDRIJVEN DOOR MINDERJARIGEN Masterproef van de opleiding ‘Master in de rechten’

110

Rechtsvergelijkende werken - BOCKEN, H., BOURGEOIS, G., GORLÉ, F. en REYNTJES, F., Rechtsvergelijking, Brussel, Story-Scienta, 1991, 474 p. - BOUTELLIER, H., MOLL, M. ,TER WOERDS, S., STEKETEE, M., Herstelbemiddeling voor

jeugdigen in Nederland, Assen, Van Gorcum, 2006, 124 p. - DEWULF, C., “Schadevergoeding voor slachtoffers door de staat in Frankrijk”, Panopticon 1990, 55 e.v. - DUENKEL, F., “Täter-Opfer Ausgleich : German experiences with mediation in a European perspective”, European Journal of Criminal Policy and Research 2006, 44-46. - DUNKEL ,E., “Indemnités pour victimes et règlement des indemnités en république féderale d’Allemagne”, Ann. Fac. Dr. Liège 1984, 173 e.v. - FRANCOZ-TERMINAL, L., LAFAY, F., MORETEAU, O. en PELLERIN-RUGLIANO, C. , “ Children as Tortfeasors under French law” in X., Children in Tort Law. Part I : Children as

Tortfeasors, Wenen, Springer, 2006, 89-112. - GADBIN, D. en KERNALEGUEN, F., Le statut juridique de l’enfant dans l’espace européen,

Brussel, Bruylant, 2004, 514 p. - GIESEN, I., Toezicht en aansprakelijkheid, Amsterdam/Utrecht, Kluwer, 2005, 251 p. - GHETTI, S. en MESTITZ, A., Victim-offender mediation with youth offenders in Europe, an

overview and comparison of 15 countries, Dondrecht, Springer, 2005, 379 p. - RAMBACH, P.H.M., Die deliktische Haftung Minderjähriger und ihrer Eltern im

französischen, belgischen und deutschen Deliktsrecht, Antwerpen, Maklu, 1994, 213 p. - TIMMERMANS, H., “L’indemnisation des victimes aux Pays-Bas”, Ann. Fac. Dr. Liège, 217 e.v. - VAN BOOM,W., “Children as Tortfeasors under Dutch law” in X., Children in Tort Law.

Part I : Children as Tortfeasors, Wenen, Springer, 2006, 175-184. - WAGNER, G., “Children as Tortfeasors under German law” in X., Children in Tort Law. Part

I : Children as Tortfeasors, Wenen, Springer, 2006, 121-133. - X., Children in Tort Law. Part I : Children as Tortfeasors, Wenen, Springer, 2006, 476 p.

Page 112: SCHADEVERGOEDING BIJ GEWELDMISDRIJVEN DOOR …...Academiejaar 2009-2010 SCHADEVERGOEDING BIJ GEWELDMISDRIJVEN DOOR MINDERJARIGEN Masterproef van de opleiding ‘Master in de rechten’

111

BIBLIOGRAFIE : Rechtspraak

Grondwettelijk Hof

- GwH 9 februari 2000, RW 2000-01, 906.

- GwH 13 december 2006, nr. 196/2006.

- GwH 13 maart 2008, arrest nr. 49/2008.

- GwH 13 maart 2008, arrest nr. 50/2008.

Hof van Cassatie

- Cass. 9 juli 1934, Pas. 1934, 352.

- Cass. 11 februari 1946, Pas. 1946, I, 62.

- Cass. 6 maart 1950, Pas. 1950, I, 447

- Cass. 12 januari 1971, Pas. 1971, 434.

- Cass. 28 oktober 1971, Arr.Cass. 1972, 219.

- Cass. 24 oktober 1974, RW 1974-75, 1185.

- Cass. 26 juni 1976, Pas. 1976, I, 1046.

- Cass. 20 april 1982, Arr.Cass. 1981-82, 1003.

- Cass. 24 januari 1985, Pas. 1985, I, 603.

- Cass. 3 december 1986, RW 1987-88, 55.

- Cass. 23 februari 1989, JT 1989, 235.

- Cass. 28 september 1989, JT 1990, 22.

- Cass. 21 december 1989, Arr.Cass. 1989-90, 560.

- Cass. 29 maart 1991, D. 1991, 324, noot C. LARROUMET.

- Cass. 11 april 1991, RW 1993-94, 1064.

- Cass. 19 december 1991, Arr.Cass. 1991-92, 364.

- Cass. 19 mei 1993, Pas. 1993, I, 497.

- Cass. 19 juni 1997, JT 1997, 582.

- Cass. 13 oktober 1999, Arr.Cass. 1999, 528.

- Cass. 20 oktober 1999, Vastgoed info 2002, afl. 17, 11, noot W. GONTHIER.

- Cass. 20 januari 2000, RW 2001-02, 631.

- Cass. 5 december 2000, Arr.Cass. 2000, 1927.

- Cass. 12 april 2002, JLMB 2002, 1218.

- Cass. 12 november 2002, NjW 2002, 534.

- Cass. 14 februari 2003, NjW 2003, 342, noot I. BOONE.

Page 113: SCHADEVERGOEDING BIJ GEWELDMISDRIJVEN DOOR …...Academiejaar 2009-2010 SCHADEVERGOEDING BIJ GEWELDMISDRIJVEN DOOR MINDERJARIGEN Masterproef van de opleiding ‘Master in de rechten’

112

- Cass. 5 juni 2003, NjW 2004, 14, noot I. BOONE.

- Cass. 10 oktober 2003, RGAR 2004, 13879.

- Cass. 2 april 2004, TBH 2005,854.

- Cass. 11 januari 2009, www.cass.be.

Hof van Cassatie Frankrijk :

- Cass. fr. ass. plén. 9 mei 1984, JCP 1984, II, nr. 20255.

- Cass. fr. 1e civ. 19 december 1989, RGAT 1990, 73.

- Cass. fr. 19 februari 1997, JCP 1997, II, nr. 22.848, 247-254.

Raad van State

- RvS 15 oktober 2008, arrest 187.091, www.raadvst-consetat.be.

Hof van beroep

- Brussel 5 maart 1986, RGAR 1987, 11247.

- Luik 16 juni 1987, JLMB 1988, 307.

- Brussel 23 mei 1991, Pas. 1991, II, 158.

- Bergen 9 juni 1993, JT 1993, 668.

- Brussel 7 december 1993, RGAR 1995, 12416.

- Brussel 20 januari 1994, J. dr. Jeun. 1994, 62.

- Antwerpen 23 maart 1994, RGAR 1998, 12659.

- Luik 13 juni 1994, TBBR 1995, 390, noot E. VERBERT.

- Gent 22 november 1994, RGAR 1996, 12681.

- Luik 6 februari 1995, J. dr. jeun. 1996, 134.

- Bergen 11 mei 1995, RGAR 1997, 12733.

- Brussel 11 mei 1995, RGAR 1997, 12764.

- Bergen 27 december 1995, JLMB 1996, 510.

- Gent 29 maart 1996, Intercontact 1996, 117 .

- Bergen 4 september 1996, RGAR 1999, 13047.

- Luik 11 maart 1997, TBBR 1998, 484.

- Brussel 27 maart 1997, De Verz. 1998, 95.

- Brussel 23 oktober 1997, TAVW 1998, 94.

- Antwerpen 2 april 1998, Intercontact 1999, 125.

Page 114: SCHADEVERGOEDING BIJ GEWELDMISDRIJVEN DOOR …...Academiejaar 2009-2010 SCHADEVERGOEDING BIJ GEWELDMISDRIJVEN DOOR MINDERJARIGEN Masterproef van de opleiding ‘Master in de rechten’

113

- Brussel 8 juni 1998, JLMB 1998, 1558, noot D.M. PHILIPPE, “La responsabilité du fait d’un

enfant dement”.

- Gent 25 juni 1998, AJT 2001-02, 385.

- Luik 19 februari 1999, JLMB 2001, 719.

- Antwerpen 31 maart 1999, Intercontact 1999, 128.

- Brussel 2 april 1999, JLMB 1999, 1434.

- Luik 7 februari 2000, JLMB 2001, 1120.

- Brussel 23 april 2001, RGAR 2002, 13552.

- Luik 15 oktober 2001, RGAR 2003,13698.

- Luik 23 november 2001, JDJ 2002, 42.

- Antwerpen 27 maart 2002, RW 2005-06, 106.

- Brussel 4 maart 2003, JLMB 2005, 452.

- Luik 17 oktober 2003, JLMB 2004, 1240.

- Brussel 19 april 2004, Journ. Proc. 2004, 25.

- Brussel 22 november 2004, RGAR 2006, afl. 6, nr. 14134.

- Antwerpen 2 februari 2005, NjW 2005, 1207, noot G. JOCQUÉ.

- Gent 3 november 2005, De Verz. 2006, 185.

- Gent 24 november 2005, NjW 2007, 274.

- Luik 28 juni 2007, RGAR 2009, afl. 6, nr. 14536.

- Brussel 25 oktober 2007, NjW 2008, 128.

- Bergen 23 april 2009, VAV 2009, afl. 4, 278.

Rechtbank van eerste aanleg

- Rb. Turnhout 14 oktober 1988, Verkeersrecht 1993, 4.

- Rb. Luik 22 januari 1990, Journ. Dr. Jeun. 1990, afl. 10, 37, noot D. PHILIPPE.

- Rb. Brussel 7 januari 1991, JT 1991, 587.

- Rb. Brussel 1 maart 1993, J. dr. Jeun. 1993, afl. 129, 24.

- Rb. Dendermonde 3 maart 1995, TGR 1995, 169.

- Rb. Turnhout 27 april 1995, Turn. Rechtsl. 1995-96, 99.

- Rb. Namen 30 juni 1995, De Verz. 1995, 638.

- Rb. Dinant 21 oktober 1998, RGAR 2000, 13260.

- Rb. Hasselt 19 december 2002, RW 2004-05, 1631.

- Rb. Kortrijk 16 september 2003, RW 2005-06, 552.

Page 115: SCHADEVERGOEDING BIJ GEWELDMISDRIJVEN DOOR …...Academiejaar 2009-2010 SCHADEVERGOEDING BIJ GEWELDMISDRIJVEN DOOR MINDERJARIGEN Masterproef van de opleiding ‘Master in de rechten’

114

Correctionele rechtbank

- Corr. Brussel 21 februari 1992, Rev. dr. pén. 1992, 909.

- Corr. Bergen 31 mei 2000, RGAR 2002, nr. 13589.

Jeugdrechtbank

- Jeugdkamer Brussel, 2 mei 1974, RW 1975-76, 1885.

- Jeugdrb. Brussel 18 december 1997, J. dr. Jeun. 1998, afl. 174, noot V. MACQ.

- Jeugdrb. Brussel 3 mei 2002, TJK 2002, afl. 4, 196, noot J. CHRISTIAENS.

- Jeugdrb. Brussel 7 maart 2006, JT 2006, 665.

Politierechtbank

- Pol. Hasselt 22 mei 1987, RGAR 1988, nr. 11371.

- Pol. Turnhout 21 oktober 2003, RW 2005-06, 512.

- Pol. Mechelen 29 juni 2004, T. Vred. 2005, 183.

Vredegerecht

- Vred. Ronse 5 februari 1991, RW 1993-94, 652.

- Vred. Luik 21 december 1991, De Verz. 1994, 411, noot N. DENOEL.

- Vred. Torhout 26 mei 1992, TBR 1992, 186.

- Vred. Halle 28 oktober 1998, AJT 2000-01, noot P. DE TAVERNIER.

Commissie voor financiële hulp aan slachtoffers van opzettelijke gewelddaden en aan de

occasionele redders

- Comm. Slachtoffers, 16 november 1989, RW 1992-93, 442.

- Comm. Slachtoffers 9 februari 2000 (RG 98076)

- Comm. Slachtoffers 7 februari 2002 (99629)

- Comm. Slachtoffers 18 februari 2003 (AR M1548)

- Comm. Slachtoffers 21 november 2005 (M40037)

- Comm. Slachtoffers 19 oktober 2007 (AR M60618)

Nederlandse uitspraken

- Hof Den Bosch 15 april 1992, NJ 1994, 760.

- Hof Amsterdam 17 juli 1997, VR 1998, 187.

- Hof Arnhem 30 november 1999, VR 2000, 157.

Page 116: SCHADEVERGOEDING BIJ GEWELDMISDRIJVEN DOOR …...Academiejaar 2009-2010 SCHADEVERGOEDING BIJ GEWELDMISDRIJVEN DOOR MINDERJARIGEN Masterproef van de opleiding ‘Master in de rechten’

115

BIBLIOGRAFIE : Wetgeving

- Europees Verdrag inzake de schadeloosstelling van slachtoffers van geweldsmisdrijven,

Straatsburg, 24. XI. 1983.

- Wet van 8 april 1965 betreffende de jeugdbescherming, het ten laste nemen van

minderjarigen die een als misdrijf omschreven feit hebben gepleegd en het herstel van de door

dit feit veroorzaakte schade, BS 15 april 1965, gewijzigd door de Wet van 15 mei 2006, BS 2

juni 2006 en de Wet van 13 juni 2006, BS 19 juli 2006.

- Wet 1 augustus 1985 houdende fiscale en andere bepalingen, BS 6 augustus 1985.

- Wet 19 januari 1990, BS 30 januari 1990.

- Wet 25 juni 1992 op de landverzekeringsovereenkomst, BS 20 augustus 1992.

- Wet van 10 februari 2003 betreffende de aansprakelijkheid van en voor personeelsleden in

dienst van openbare rechtspersonen, BS 27 februari 2003.

- Wet van 2 juli 2005 betreffende de rechten van vrijwilligers, BS 29 augustus 2005.

- Wet 20 juli 2006 houdende diverse bepalingen, BS 28 juli 2006.

- Wet 30 december 2009 houdende diverse bepalingen betreffende justitie, BS 15 januari

2009.

- Koninklijk besluit 12 januari 1984 tot vaststelling van de minimumgarantievoorwaarden van

de verzekeringsovereenkomsten tot dekking van de burgerrechtelijke aansprakelijkheid buiten

overeenkomst met betrekking tot het privé-leven, BS 31 januari 1984.

- Koninklijk Besluit 18 december 1986 betreffende de Commissie voor hulp aan slachtoffers

van opzettelijke gewelddaden, BS 20 februari 1987.

Page 117: SCHADEVERGOEDING BIJ GEWELDMISDRIJVEN DOOR …...Academiejaar 2009-2010 SCHADEVERGOEDING BIJ GEWELDMISDRIJVEN DOOR MINDERJARIGEN Masterproef van de opleiding ‘Master in de rechten’

116

BIBLIOGRAFIE : Internetbronnen

- Bureau Alternatieve Afhandeling Limburg (BAAL) : http://www.baallimburg.be. - Commissie voor financiële hulp aan slachtoffers van opzettelijke gewelddaden : [email protected] - Dienst Ieper-Veurne voor Alternatieve Maatregelen (DIVAM) : http://www.onstehuis.net/divam/divam_herstelbemiddeling.htm. - Europese Commissie :

http://ec.europa.eu/civiljustice/comp_crime_victim/comp_crime_victim_gen_nl.htm

- Familiale verzekering Nederland :

http://dhbbank.nl/Belgium/NL/Products/5012.aspx

http://financieel.infonu.nl/verzekering/39618-alles-over-de-familiale-verzekering.html

- Fonds voor hulp aan slachtoffers van opzettelijke gewelddaden :

http://www.just.fgov.be/nl_htm/informatie/htm_justitie_atotz/hulp.html

- le Fonds de Garantie des Victimes des Actes de Terrorisme et d’autres Infractions :

http://www.fgti.fr

- Gesetz uber die Entschädigung für Opfer von Gewalttaten (Opferentschädigungsgesetz):

http://www.gesetze-im-internet.de/oeg/

- Jeugdbewegingen :

http://www.steunjeugdpunt.be/regelgeving

- Schadefonds Geweldmisdrijven Nederland :

http://www.schadefonds.nl

Page 118: SCHADEVERGOEDING BIJ GEWELDMISDRIJVEN DOOR …...Academiejaar 2009-2010 SCHADEVERGOEDING BIJ GEWELDMISDRIJVEN DOOR MINDERJARIGEN Masterproef van de opleiding ‘Master in de rechten’

117

BIBLIOGRAFIE : Overige documentatie

Krantenartikels

- “Familiale verzekering dekt geen deugnieten”, Het Nieuwsblad, 30 juni 2005.

- “Moeder van Laetitia Delhez naar Raad van State tegen weigering schadevergoeding”, Het

Nieuwsblad, 23 maart 2006.

- “Half miljoen Belgen mist essentiële verzekering”, Het Nieuwsblad, 20 oktober 2008.

- “Moeder Laetitia is officieel slachtoffer van Dutroux”, De Standaard, 23 oktober 2008

- “Jeugdcriminaliteit in 5 jaar tijd met kwart omhoog”, De Standaard, 12 februari 2009.

- “Jeugd lijkt alleen maar gewelddadiger”, De Standaard, 21 februari 2009.

- “ Geen toename in jeugdcriminaliteit”, De Standaard, 23 maart 2009.

- “Overvallers in Antwerpen zijn amper dertien”, De Standaard, 24 maart 2009.

- “De meest gestelde vragen over de gezinsaansprakelijkheidsverzekering”, De Telegraaf, 24

april 2009.

- “Scouts slachtoffer van raid in Brakel”, Het Nieuwsblad, 9 augustus 2009.

- “Minderjarigen naar jeugdrechter voor aanval op Scouts”, Het Nieuwsblad, 22 augustus

2009.

- “Toch schadevergoeding voor familie Oulematou”, Het Laatste Nieuws, 23 november 2009.

- “Familie Oulematou krijgt toch schadevergoeding”, Gazet van Antwerpen, 23 november

2009.

- “Kamer keurt mozaïekwetten justitie goed”, Het Belang van Limburg, 16 december 2009.

- “Feiten worden zwaarder, criminelen jonger”, De Standaard, 15 februari 2010.

Wetsvoorstellen

- Wetsvoorstel houdende invoeging van de artikelen 1383bis en 1384bis in het Burgerlijk

Wetboek, inzake de aansprakelijkheid, organisatie- en toezichtsplicht van personen die

onbezoldigd en op vrijwillige basis toezicht uitoefenen op minderjarige kinderen in het kader

van jeugdverenigingen, Parl. St. Senaat 1995-96, nr. 1-303/1.

- Wetsvoorstel (G. DE PADT) tot invoering in het Burgerlijk Wetboek van een objectieve

aansprakelijkheid van de ouders voor schade veroorzaakt door hun minderjarige kinderen,

Parl. St. Kamer 2005-06, nr. 2163/001.

- Wetsvoorstel (H. DECROO EN G. DE PADT) tot invoering in het Burgerlijk Wetboek van een

Page 119: SCHADEVERGOEDING BIJ GEWELDMISDRIJVEN DOOR …...Academiejaar 2009-2010 SCHADEVERGOEDING BIJ GEWELDMISDRIJVEN DOOR MINDERJARIGEN Masterproef van de opleiding ‘Master in de rechten’

118

objectieve aansprakelijkheid van de ouders voor schade veroorzaakt door hun minderjarige

kinderen, Parl. St. Kamer 2007-08, nr. 0583/001.

- Wetsvoorstel ( M. TAELMAN), tot invoering in het Burgerlijk Wetboek van een objectieve

aansprakelijkheid van de ouders voor schade veroorzaakt door hun minderjarige kinderen,

Parl. St. Senaat 2008-09, 19 januari 2009.

- Wetsvoorstel (E. KNOOPS) betreffende de verplichte aansprakelijkheidsverzekering ten

aanzien van het privéleven, Parl. St. Kamer 1977-78, 2 maart 1978.

- Wetsvoorstel (P. DE STEXHE) betreffende de verplichte aansprakelijkheidsverzekering ten

aanzien van het privéleven, Parl. St. Senaat 1977-78, 10 november 1977.

- Wetsvoorstel (R. HOTERMANS), tot invoering van een verplichte verzekering tot dekking van

de burgerrechtelijke aansprakelijkheid buiten overeenkomst met betrekking tot het privéleven,

Parl. St. Kamer 1997-98, 20 mei 1998.

- Wetsvoorstel ( J.M. CHEFFERT), tot invoering van een verplichte verzekering tot dekking van

de burgerrechtelijke aansprakelijkheid buiten overeenkomst met betrekking tot het privéleven,

Parl. St. Senaat 2005-06, 8 februari 2006.

- Wetsvoorstel (R. LANDUYT, B. TOBBACK en B. TUYBENS) tot wijziging van de wet van 1

augustus 1985 houdende fiscale en andere bepalingen wat de voorwaarden voor de hulp van

de Staat aan slachtoffers van opzettelijke gewelddaden betreft, Parl. St. Kamer 2008-09,

1751/001.

- Wetsvoorstel (C. NYSSENS) tot uitbreiding van de toepassingssfeer van de wet betreffende

de schadeloosstelling van de slachtoffers van opzettelijke gewelddaden”, Parl. St. Kamer

2008-09, nr. 1750/001.

- Wetsvoorstel (Z. GENOT, F. LAHSSAINI en S. VAN HECKE) tot wijziging van de wet van 1

augustus 1985 houdende fiscale en andere bepalingen wat de voorwaarden voor de hulp van

de Staat aan slachtoffers van opzettelijke gewelddaden betreft, Parl. St. Kamer 2008-09, nr.

1749/001.

Page 120: SCHADEVERGOEDING BIJ GEWELDMISDRIJVEN DOOR …...Academiejaar 2009-2010 SCHADEVERGOEDING BIJ GEWELDMISDRIJVEN DOOR MINDERJARIGEN Masterproef van de opleiding ‘Master in de rechten’

119

Algemene voorwaarden verzekeringen

- Ethias, Familiale Algemene Voorwaarden.

- KBC, Verzekering Burgerrechtelijke Aansprakelijkheid.

- Axa, Comfort Privé-leven Aansprakelijkheidsverzekering Algemene Voorwaarden.

- Fortis, Algemene Voorwaarden Familiale.

- Mercator, Gezin Plus Algemene Voorwaarden .

- Allianz, Algemene Voorwaarden Family Plan Burgerrechtelijke aansprakelijkheid

Familiale.

- Generali Belgium, Algemene Voorwaarden BA Privé-leven.

- Nateus Verzekeringen, Algemene voorwaarden Privaat Leven.

- National Suisse Verzekeringen, Algemene voorwaarden Burgerlijke aansprakelijkheid

privéleven.

- Vivium, Algemene voorwaarden BA Privé-leven

Overige

- Brochure Ministerie van Justitie, “Financiële hulp aan slachtoffers van opzettelijke

gewelddaden”, Brussel, 2004.

- Commissie voor hulp aan slachtoffers van opzettelijke gewelddaden, Verslag over de

werkzaamheden 2000-2001; Commissie voor hulp aan slachtoffers van opzettelijke

gewelddaden, Verslag over de werkzaamheden 2002-2004.

- Dienst Herstelbemiddeling Minderjarigen Gent-Oudenaarde-Dendermonde , Jaarverslag

2008.

- Dienst Ieper - Veurne voor Alternatieve Maatregelen , Jaarverslag 2008.

- Verslagboek “Vijf kleine fietsjes met een grote bel: over het Provinciaal Vereffeningsfonds.

Discussie en reflectiemoment, Vrijdag 23 november 2007.

- Provinciaal Vereffeningsfonds Antwerpen, Activiteitenverslag 2008.

- Provinciaal Vereffeningsfonds Vlaams-Brabant, Jaarverslag 2008.

Page 121: SCHADEVERGOEDING BIJ GEWELDMISDRIJVEN DOOR …...Academiejaar 2009-2010 SCHADEVERGOEDING BIJ GEWELDMISDRIJVEN DOOR MINDERJARIGEN Masterproef van de opleiding ‘Master in de rechten’

120

- Voordracht Balie Kortrijk dinsdag 21 april 2009 : “Aansprakelijkheid voor minderjarigen :

art. 1384 e.v. BW” door Dhr. Pieter De Tavernier.

- Gegevens Test-Aankoop, “Jeugdbewegingen en hun aansprakelijkheid”, 05/2006.