(Samen)Werken met de Dovengemeenschap · 2016. 12. 18. · Dovencultuur is het geheel van...

36
(Samen)Werken met de Dovengemeenschap een kleine gids

Transcript of (Samen)Werken met de Dovengemeenschap · 2016. 12. 18. · Dovencultuur is het geheel van...

  • (Samen)Werken met de

    Dovengemeenschap

    een kleine gids

  • (Samen)Werken met de

    Dovengemeenschap

    een kleine gids

    Myriam Vermeerbergen, Carolien Doggen,

    Kristof De Weerdt & Haaris Sheikh

  • SamenstellingMyriam Vermeerbergen, Carolien Doggen & Kristof De Weerdt

    Taalgroep Vlaamse Gebarentaal, Subfaculteit Taal & Communicatie, Lessius Antwerpen/KULeuven

    in samenwerking met

    Haaris SheikhInteresource Group (Ireland) Limited

    VormgevingJoeri Cornelis

    Foto hoofding: Olaf Leillinger

    Voor het eerst uitgegeven in Ierland in 2012 door:Interesource Group Publishing48 South William Street, Dublin 2, Irelandwww.interesourcegroup.com

    Myriam Vermeerbergen, Carolien Doggen, Kristof De Weerdt & Haaris Sheikh(Samen)Werken met de Dovengemeenschap. Een kleine gids.Dublin, Interesource Group Publishing, 2012, 32 pp.ISBN 978-1-907300-00-4

    © Interesource Group (Ireland) Limited 2012

    Niets van deze uitgave mag op welke wijze dan ook worden verveelvoudigd, opgeslagen in een geautomatiseerd gegevensbestand of openbaar gemaakt zonder voorafgaande schriftelijke

    toestemming van de uitgever.

    Signall3 werd gefinancieerd met steun van de Europese Commissie in het kader van het

    Leonardo da Vinci programma. De inhoud van deze publicatie weerspiegelt niet noodzakelijk de visie van de Europese Commissie en de Europese Commissie kan niet aansprakelijk worden

    gesteld voor het gebruik van de in deze publicatie opgenomen informatie.

    http://www.interesourcegroup.comhttp://www.interesourcegroup.com

  • Voorwoord

    Dit gidsje is bedoeld als een eerste kennismaking voor wie wil samen-werken met de Dovengemeenschap. Het werd samengesteld door de Taalgroep Vlaamse Gebarentaal van de Subfaculteit Taal en Communicatie, Lessius Antwerpen, in samenwerking met Haaris Sheikh van Interesource Group (Ireland) Limited. Deze publicatie is een onderdeel van Signall3.

    Signall3 is een Europees Leonardo da Vinci-project, met partners in vijf verschillende landen: Ierland, Turkije, Finland, Verenigd Koninkrijk en België. Het thema van het project is “Werken met de Dovengemeenschap” (Working with the Deaf Community - of WWDC). Heel specifiek gaat het over samenwerken met (leden van) de Dovengemeenschap op het vlak van onderwijs en binnen het domein van de geestelijke gezondheidszorg. Tevens is er aandacht voor het tolken, vooral dan tolken binnen deze twee domeinen. Meer informatie over het project, de partners en de promotor is te vinden achteraan in dit boekje.

    Dit gidsje bestaat uit zeven delen: een eerste deel gaat over d/Dove mensen en over Dovencultuur. In het tweede deel focussen we op communi-catie en gaat het onder meer over de Vlaamse Gebarentaal en het gebruik van het Nederlands. Het volgende deel bevat tips voor wie voor het eerst commu-niceert met doven en/of voor het eerst een tolk inzet. Deel vier dan bevat informatie en tips voor wie wil (samen)werken met de Dovengemeenschap in een onderwijscontext. Deel 5 gaat over werken met d/Dove mensen binnen de geestelijke gezondheidszorg. Voor wie graag meer wil weten over de Vlaamse Dovengemeenschap, de Vlaamse Gebarentaal en aanverwante thema's volgt daarna een lijst met interessante websites en publicaties. Het zevende en laatste deel van dit gidsje bevat meer informatie over het Signall3 project, de promotor en de partners.

    Graag bedanken wij Fevlado, de Federatie van Vlaamse DovenOrganisaties, voor het nalezen van een eerdere versie van dit gidsje. Dr. Hanneke Bot hielp ons bij het formuleren van de aanbevelingen aangaande tolken en het samen-werken met tolken in therapeutische gesprekken met Dove mensen.

    Wij hopen dat u in dit kleine gidsje interessante informatie vindt. En als u nog vragen zou hebben, dan kan u daarmee uiteraard bij ons terecht.

  • Inhoud

    1. Dovengemeenschap en DovencultuurKleine d en grote D

    Grote D en communicatie

    De Dovengemeenschap

    Dovencultuur en Deafhood

    2. Taal en communicatieGebarentalen

    De Vlaamse GebarentaalDoven en het Nederlands

    Taalvaardigheid en spreken/spraakafzien

    3. Tips voor een vlotte communicatieCommunicatie in gesproken taal

    Communiceren via schrift

    Gebruik maken van een tolk Vlaamse Gebarentaal

    4. (Samen)Werken met de Dovengemeenschap: OnderwijsEnkele aandachtspunten voor leerkrachten/docenten met een

    dove leerling/student in de klas

    Enkele tips voor leerkrachten/docenten omtrent werken met een tolk

    Weetjes voor onderwijstolken

    5. (Samen)Werken met de Dovengemeenschap: Geestelijke Gezondheidszorg

    Enkele aandachtspunten voor tolkenWat de therapeut dient te weten over werken met een tolk

    6. Meer weten?Interessante websites en publicaties omtrent Vlaamse Gebarentaal en de Vlaamse Dovengemeenschap

    7. Signall3: Werken met de Dovengemeenschap

    Over Signall3

    Doelstellingen“Werken met de Dovengemeenschap”

    Over de promotor

    Over Lessius Antwerpen, de Belgische partner

    Meer informatie over dit project

    6

    7

    8

    9

    10

    1112

    13

    14

    16

    17

    19

    20

    21

    2325

    27

    28

    28

    29

    30

    30

    31

  • Dovengemeenschap en Dovencultuur

    Kleine d en grote D

    • In het Nederlands heeft men het vaak over “doven en slechthorenden”, dus de volledige groep van mensen met een zeker gehoorverlies. Binnen die groep is er echter zeer veel variatie. Belangrijke verschillen zijn de graad van het gehoorverlies en de aanvangsleeftijd. Sommige mensen hebben een licht gehoorverlies van bij de geboorte, anderen worden op latere leeftijd volledig doof.

    • Internationaal en in Vlaanderen maakt men ook een verschil tussen “doof” met een kleine d en “Doof” met een grote D.

    • “doof” verwijst naar een medische diagnose. Wie “doof” is vanuit medisch perspectief heeft een gemiddeld gehoorverlies van 90 dB of meer aan het beste oor. Niet iedereen die doof is, is ook “Doof”. “Doof” wordt geassocieerd met een individuele en collectieve identiteit eerder dan met hoorstatus.

    • De term “Doof” (met hoofdletter D) verwijst dus naar een culturele identiteit. Doven (ook met hoofdletter) beschouwen veelal de nationale of regionale gebarentaal als hun eerste taal en identificeren zich met de Dovengemeenschap.

    • Wie Doof is, bekijkt het leven vanuit een Doof perspectief. Ook mensen die doof of slechthorend zijn geworden, kunnen naar een dergelijke visie t.o.v. Doof-zijn evolueren (zie ook de informatie omtrent “Deafhood” verder in dit boekje) maar dit gebeurt niet altijd.

    • Dove mensen verschillen van elkaar, net zoals alle andere mensen. Ze ver-schillen onder meer in temperament, intelligentie, vaardigheden en talenten, qua werktempo, .... En zoals iedereen verwachten ze respect voor wie ze zijn en wat ze doen. Dove mensen zijn “anders” op dezelfde manier als iedereen anders is.

    • In Vlaanderen wordt vaak nog de term “doofstom” gebruikt wanneer men “doof” of “Doof” bedoelt. Die term is niet correct: het is niet omdat men niet kan horen, dat men ook niet zou kunnen spreken (i.e. het is niet omdat men doof is, dat men ook stom zou zijn). Bovendien doet “stom” denken aan “dom”. Weg met “doofstom” dus. Daarentegen is er niets mis met de term “doof”. U hoeft de term “dove persoon” dus zeker niet te vervangen door iets als “een persoon met een auditieve beperking” of “mensen met een gehoorbeperking”, integendeel, liever niet “beperking”.

    6

  • Dovengemeenschap en Dovencultuur

    Grote D en communicatie

    • Dove mensen (met grote D dus) gebruiken bij voorkeur hun nationale of regionale gebarentaal als eerste taal.

    • De meeste Doven zijn tweetalig en gebruiken naast een gebarentaal bijna steeds ook de nationale of regionale gesproken taal, al dan niet in haar schriftelijke vorm. Er zijn ook Doven die nog een tweede of derde gebaren-taal kennen, bijvoorbeeld omdat ze in het buitenland hebben gestudeerd of een partner of vrienden hebben die een andere gebarentaal spreken.

    • Wanneer een Dove persoon de voorkeur geeft aan communicatie in een gebarentaal in plaats van in een gesproken taal betekent dit uiteraard niet dat hij/zij dom(mer) zou zijn.

    • Sommige mensen met een gehoorverlies kiezen voor het dragen van een hoorapparaat, anderen niet. Sommigen hebben één of twee cochleaire implantaten (CI’s). Het gaat hier steeds om individuele keuzes die niets zeggen over hoe “Doof” iemand is.

    7

  • Dovengemeenschap en Dovencultuur

    De Dovengemeenschap

    • De Dovengemeenschap vormt een culturele en linguïstische minderheids-groep te midden van de horende gemeenschap.

    • Medisch doof-zijn, i.e. een gemiddeld gehoorverlies hebben van 90 decibel aan het beste oor, betekent niet automatisch ook lidmaatschap van de Dovengemeenschap. Omgekeerd is niet iedereen die zich beschouwt als cultureel Doof ook doof vanuit een medisch perspectief.

    • De Vlaamse Dovengemeenschap, in de betekenis van “de gemeenschap van dove mensen die Vlaamse Gebarentaal (VGT) verkiezen als eerste taal”, bestaat uit zo'n 6 000 personen. Daarnaast zijn er nog zo'n 7 000 horenden die (goed) Vlaamse Gebarentaal kennen en de taal geregeld gebruiken. Dit zijn bijvoorbeeld kinderen van dove ouders (zogenaamde CODA's), familie-leden, vrienden of collega's van VGT-taligen. Het aantal horende mensen dat ooit VGT heeft geleerd (maar de taal niet geregeld gebruikt), ligt veel hoger. Ook tegenwoordig zien we dat veel horenden interesse vertonen om de taal te leren.

    • De Vlaamse Dovengemeenschap wordt vertegenwoordigd door Fevlado, de Federatie van Vlaamse DovenOrganisaties. Fevlado is dus een samen-werkingsverband, een koepel van meerdere organisaties. Op Europees niveau is er de EUD, de European Union of the Deaf en op wereldschaal is er WFD, de World Federation of the Deaf.

    • Leden van de Dovengemeenschap delen een zeker gevoel van verbonden-heid met en thuishoren bij andere Dove mensen, vaak over de grenzen heen. Ze zien zichzelf in de eerste plaats als “Doof” en niet als “mensen met een beperking”. Het is de maatschappij die (vanuit een horend perspectief) dove mensen als gehandicapt bestempelt.

    8

  • Dovengemeenschap en Dovencultuur

    Dovencultuur en Deafhood

    • Dovencultuur wordt (over)gedragen door mensen die cultureel Doof zijn. Dovencultuur is het geheel van tradities, normen en waarden eigen aan Dovengemeenschappen.

    • Zoals elke andere cultuur, is de Dovencultuur niet statisch, maar dynamisch.

    • Leden van de Dovengemeenschap beschouwen hun gebarentaal niet als “zomaar” een middel om te communiceren; binnen de Dovencultuur nemen gebarentalen een centrale plaats in.

    • Horende mensen kunnen leren wat Dovencultuur betekent. Een eerste stap is (leren) communiceren met Dove mensen. Wie op reis gaat naar een ander land, maakt vaak gebruik van reisgidsen en/of van een taalgids om dat land en de cultuur ervan te leren kennen. Dezelfde inspanning zou kunnen worden geleverd wanneer men leeft, werkt of sociaal contact heeft met Dove mensen.

    • De term “Deafhood” werd geïntroduceerd door de Britse Dove onder-zoeker Paddy Ladd. Met deze term verwijst hij naar wat de essentie is van een Doof “zijn-in-de-wereld” (the existential state of Deaf “being-in-the-world).

    • Deafhood is geen (eind)fase maar een proces waarbij Dove mensen hun Dove identiteit waarmaken. Het gaat dus om de (zoek)tocht van elk Doof individu naar zijn/haar identiteit als Dove persoon.

    9

  • Taal en communicatie

    Gebarentalen

    • Gebarentalen zijn de visueel-gestuele talen van Dovengemeenschappen. In tegenstelling tot wat vaak wordt gedacht, zijn het geen primitieve hulp-middelen voor wie niet zo goed een gesproken taal kan gebruiken. Gebaren-talen zijn volwaardige, natuurlijke talen, evenwaardig aan gesproken talen.

    • Gebarentalen zijn geen “gesproken talen maar dan in of met gebaren”. De gebarentaal die in Vlaanderen wordt gebruikt, is dus geen vorm van het Nederlands. Gebarentalen zijn zelfstandige talen en niet afgeleid van gespro-ken talen. Ze hebben een eigen grammatica en een eigen woordenschat (of lexicon) en evolueren ook op een natuurlijke manier, net zoals gesproken talen dat doen.

    • Belangrijk voor de grammatica van gebarentalen is het gebruik van de ruimte en de mogelijkheid om informatie simultaan (“tegelijkertijd”) te organiseren. Dit laatste hangt samen met het feit dat gebarentaligen niet enkel hun han-den gebruiken bij het gebaren, ook bepaalde expressies, houdingen of bewe-gingen van het hoofd en posities van het bovenlichaam maken deel uit van de gebarentaal.

    • Gebarentaal is geen pantomime. Tot de woordenschat van een gebarentaal behoren weliswaar “iconische gebaren”: gebaren waarbij de betekenis kan worden afgeleid uit de vorm van het gebaar. Voorbeelden zijn de gebaren voor “eten” en “drinken” waarin men de handeling herkent. Maar zeker niet alle gebaren zijn iconisch, het merendeel van de gebaren is “arbitrair” (of willekeurig).

    • Gebarentalen zijn niet internationaal. Elke regio/land heeft zijn eigen gebarentaal. En ook binnen één gebarentaal bestaat er variatie. Bij internationale contacten gebruiken gebarentaligen vaak “International Sign”. International Sign ontstaat wanneer de gebruikers van verschillende gebarentalen met elkaar gaan communiceren over (gebaren)taalgrenzen heen. Er is nog niet zo veel onderzoek over International Sign. Wel weten we dat iconiciteit een belangrijke rol speelt.

    • Hoewel er wel manieren bestaan om gebarentalen op te schrijven, SignWriting (“Gebarenschrift”) bijvoorbeeld, kennen gebarentalen geen algemeen verspreid schriftsysteem. Dit is niet zo uitzonderlijk, er zijn ook heel wat gesproken talen zonder schrift.

    10

  • Taal en communicatie

    De Vlaamse Gebarentaal

    • De gebarentaal die in Vlaanderen wordt gebruikt, heet Vlaamse Gebarentaal of VGT. In Wallonië gebruikt men Langue des Signes de Belgique Franco-phone of LSFB. Deze twee gebarentalen zijn sterk verwant. Vlaamse Gebarentaal verschilt dan weer sterk van Nederlandse Gebarentaal, de gebarentaal die in Nederland wordt gebruikt, ook al delen Vlaamse Doven en Nederlandse Doven wel een gesproken (en geschreven) taal, het Neder-lands.

    • In een studie van rond 2000 wordt bevestigd wat voordien al werd aange-voeld, namelijk dat er binnen de Vlaamse Dovengemeenschap vijf verschil-lende regionale varianten bestaan. Die vallen min of meer samen met de vijf Vlaamse provincies, vandaar dat men het wel eens heeft over Antwerpse gebaren, West-Vlaamse,... gebaren.

    • Vooral in het taalgebruik van jongere VGT-taligen vervaagt de grens tussen de vijf varianten. We kunnen dan ook stellen dat de varianten in elkaar overvloeien en dat de verschillen hoogstwaarschijnlijk zullen verkleinen en mogelijk verdwijnen.

    • Vlaamse Gebarentaal werd op 26 april 2006 door de Vlaamse overheid offici-eel erkend als de taal van de Vlaamse Dovengemeenschap. De erkenning van la Langue des Signes de Belgique Francophone (LSFB) kwam er al eerder, nl. in 2003.

    • Hoewel er aan universiteiten al sinds 1990 taalkundig onderzoek naar de Vlaamse Gebarentaal wordt verricht, blijven nog heel wat aspecten van de taal niet of onvoldoende grondig bestudeerd. Dat komt omdat er maar weinig actieve onderzoekers zijn.

    11

  • Taal en communicatie

    Doven en het Nederlands

    • We hebben het reeds vermeld: Doven zijn vaak tweetalig. Ze kennen en gebruiken een gebarentaal en een gesproken taal. In Vlaanderen gaat het dan om Vlaamse Gebarentaal en het Nederlands.

    • Er zijn grote verschillen tussen dove mensen onderling voor wat betreft hun kennis van deze twee talen. Sommige doven gebruiken het Nederlands met meer gemak dan anderen. Algemeen kunnen we stellen dat het verwerven van het Nederlands voor dove kinderen (erg) moeizaam verloopt. Het Nederlands is een gesproken taal en dus niet of niet goed toegankelijk voor wie niet hoort. Een taal leren/verwerven die niet goed toegankelijk is, is uiteraard erg moeilijk.

    • Vaak is het zo dat tweetalige dove mensen VGT zien als hun eerste taal en het Nederlands als hun tweede taal.

    • Over Nederlands spreken en spraakafzien gaat het op de volgende bladzijde. Wat betreft Nederlands schrijven, dient men er rekening mee te houden dat het Nederlands voor vele VGT-taligen niet hun eerste taal is. En net zoals men bij een Franstalige die Nederlands schrijft, sporen van het Frans kan aantreffen in dat Nederlands, kan men ook bij een VGT-talige die Nederlands schrijft, soms een zekere invloed van VGT op het Nederlands waarnemen. Het gaat dan bijvoorbeeld om het gebruik van het verkeerde voorzetsel of het vergeten van het lidwoord.

    • Sommige dove personen lezen heel vlot Nederlands, voor anderen gaat dit moeizamer. Ook dit houdt verband met het feit dat het Nederlands niet zo eenvoudig te leren is voor wie de taal niet of niet goed kan horen.

    12

  • Taal en communicatie

    Taalvaardigheid en spreken/spraakafzien

    • Spreken en spraakafzien (ook wel “liplezen” genoemd) zijn voor dove men-sen niet vanzelfsprekend. Het zijn technieken die vaak met veel inspanning geleerd dienen te worden. Blijkbaar bestaat er zoiets als “aanleg” voor spreken en/of spraakafzien; niet iedereen is er even goed in.

    • Wie niet goed kan spreken en/of spraakafzien is zeker niet automatisch dommer dan wie dat wel goed kan.

    • Nederlandse taalvaardigheid is meer dan spreken en spraakafzien alleen. Het is perfect mogelijk om als dove persoon zeer goed Nederlands te schrijven en te lezen en toch de technieken van het spreken en/of spraakafzien niet zo goed te beheersen.

    • Vele dove mensen spreken met een wat vreemde stem. Sommige vrouwen klinken als mannen, sommige mannen spreken met een vrij hoge stem. Sommige dove mensen hebben moeite met het uitspreken van bepaalde klanken en/of articuleren niet zo heel goed.

    • Dove mensen horen zichzelf niet spreken. Ze weten vaak niet goed of ze te stil of te luid spreken. Als uw gesprekspartner te luid spreekt of net te stil, mag u dat gerust opmerken.

    • Taalvaardigheid gaat niet enkel over vaardigheid in een gesproken taal, maar ook over vaardigheid in een gebarentaal. Hetzelfde geldt voor taalverwer-ving. Van dove kinderen die een achterstand oplopen in hun verwerving van het Nederlands, zegt men vaak dat “ze een taalachterstand hebben”, ook als ze wel goed een gebarentaal beheersen. Dat is dus niet correct, er is dan een achterstand wat betreft de Nederlandse taalvaardigheid maar niet betref-fende de taalvaardigheid in het algemeen.

    13

  • Tips voor een vlotte communicatie

    Communicatie in gesproken taal

    • Om gesproken taal te kunnen waarnemen, moet de dove of slechthorende persoon een beroep doen op spraakafzien. Het Nederlands, en gesproken talen in het algemeen, is echter niet bedoeld om te worden gezien maar om te worden gehoord. Het verschil tussen bepaalde klanken of woorden is dan ook nauwelijks of niet te zien, “man” en “pan” bijvoorbeeld; ook de woorden “groen” en “rood” hebben bijna hetzelfde mondbeeld. Wees dus bereid om dingen te herhalen of eventueel op een andere (meer zichtbare) manier te herformuleren.

    • Begin pas te praten wanneer er duidelijk oogcontact is. Trek eventueel de aandacht door een licht tikje op de schouder of door te zwaaien met de hand. In een grotere groep kan u ook knipperen met het licht of trillingen veroorzaken (door op de vloer te stampen bijvoorbeeld).

    • Tijdens het spreken en het spraakafzien zal de dove persoon u voortdurend aankijken en oogcontact maken. Horende mensen ervaren dit wel eens als vreemd want ze zijn gewoon af en toe weg te kijken van hun gespreks-partner. Geef uzelf de tijd om hieraan te wennen.

    • Succes bij spraakafzien hangt af van vele factoren, van de vaardigheid van de dove persoon uiteraard, maar ook van het gespreksonderwerp, van hoe gemakkelijk het is om de gesprekspartner te “liplezen”, van al dan niet gewoon zijn om te communiceren met die bepaalde persoon, enzovoort.

    • Zorg voor een goede verlichting. Denk bij fel (zon)licht aan een mogelijk effect van lichtinval en schaduw. Wanneer uw gesprekspartner een hoor-apparaat of andere apparatuur gebruikt, kan veel achtergrondlawaai storend zijn.

    • Tijdens een gesprek moet het gezicht van de spreker duidelijk zichtbaar zijn -en blijven- om spraakafzien mogelijk te maken. Zorg er zeker voor dat uw mond onbedekt is. Praat ook niet met iets in de mond. Blijf uw dove gesprekspartner aankijken. Draai u zeker niet om.

    • Het is niet nodig om te roepen. Dit heeft trouwens een zekere vervorming van het mondbeeld tot gevolg en maakt spraakafzien moeilijker.

    • Denk na over uw taalgebruik. Spreek best Algemeen Nederlands, behalve wanneer u weet dat de dove of slechthorende persoon een bepaald dialect goed of beter begrijpt. Vermijd weinig gebruikte woorden en complexe zinnen.

    14

  • Tips voor een vlotte communicatie

    Communicatie in gesproken taal (vervolg)

    • Dove mensen praten soms met een “dovenstem”. Geef uzelf de tijd om te wennen aan de manier van praten van uw gesprekspartner. Moeizaam of vreemd praten is zeker geen graadmeter voor taalvermogen of algemene intelligentie. Trek hieruit dan ook geen conclusies.

    • Als u uw dove gesprekspartner niet onmiddellijk begrijpt, doe dan niet alsof. Dit getuigt van weinig interesse in wat hij/zij te zeggen heeft en van weinig respect. Zeg gewoon dat u het niet begrepen heeft en vraag om herhaling. Als het echt niet lukt, zoek dan een andere manier van communiceren, met pen en papier bijvoorbeeld (zie ook verder).

    • Spraakafzien in een één-op-één situatie is al niet eenvoudig, bij groeps-gesprekken wordt het helemaal moeilijk. Vaak is het best om voor groeps-gesprekken een tolk Vlaamse Gebarentaal in te schakelen. Als u toch in groep praat met een dove persoon, zonder dat er een tolk aanwezig is, zorg er dan voor dat er telkens maar één persoon tegelijkertijd praat, dat de dove persoon tijd heeft om na te gaan wie er aan het woord is en dat de dove persoon de (mond van de) spreker voldoende goed kan zien.

    • Wanneer de dove persoon bij (groeps)gesprekken niet goed kan volgen, zeg dan niet “dat het toch niet zo belangrijk is”. Dat is het natuurlijk wel. De dove persoon heeft evenveel recht op toegang tot het gesprek als de horende gesprekspartners.

    • Wees er u van bewust dat spraakafzien erg vermoeiend kan zijn. Toon begrip wanneer de dove persoon ervoor kiest om een gesprek stop te zetten of niet langer deel te nemen aan een groepsgesprek.

    15

  • Tips voor een vlotte communicatie

    Communiceren via schrift

    • Wanneer communicatie in gesproken taal te moeizaam verloopt, is het vaak een goed idee om pen en papier erbij te nemen en het gesprek op die manier verder te zetten.

    • Dit wil niet noodzakelijk zeggen dat alles moet worden opgeschreven. U kan schrijven ook gebruiken als aanvulling bij of ter ondersteuning van communi-catie in gesproken taal. Bijvoorbeeld om af en toe een woord te schrijven dat moeilijk te liplezen is of om eigennamen te noteren.

    • Communicatie in geschreven taal, vb. in de vorm van e-mailberichten, kan een telefoongesprek vervangen. Denk er echter aan dat het Nederlands voor vele dove mensen hun tweede taal is en dat lezen (en schrijven) dus mogelijk minder vlot gaat dan bij iemand die het Nederlands als moedertaal hanteert. Pas indien nodig uw taalgebruik aan, schrijf bijvoorbeeld geen al te lange, complexe zinnen.

    • Wanneer een VGT-talige Nederlands schrijft, is het mogelijk dat er gramma-ticale fouten worden gemaakt. Dit kan het gevolg zijn van een zekere invloed vanuit Vlaamse Gebarentaal. Soortgelijke fouten komen ook vaak voor bij horende niet-moedertaalgebruikers van het Nederlands, bij Franstaligen bijvoorbeeld (die vb. problemen hebben met “maken” en “doen” of met de woordvolgorde).

    16

  • Tips voor een vlotte communicatie

    Gebruik maken van een tolk Vlaamse Gebarentaal

    • Voor vele VGT-taligen (i.e. mensen met Vlaamse Gebarentaal als eerste taal) is het inschakelen van een tolk Vlaamse Gebarentaal vaak de beste manier om optimale deelname aan een gesprek, een vergadering, ... of toegang tot informatie te garanderen.

    • Professionele tolken zijn gebonden aan een deontologische code. Ze zijn er om te tolken. Dit betekent dat zij in principe niet tussenkomen in het gesprek en er ook niet zijn om te “helpen”. Het is ook niet de rol van de tolk om zaken uit te leggen of later nog eens te herhalen.

    • Het is niet omdat iemand een gebarentaal kent dat die persoon ook op een professionele manier kan tolken. Soms laat een dove persoon zich evenwel vergezellen door iemand die VGT kent maar geen gekwalificeerde tolk is. Dat kan bijvoorbeeld het geval zijn wanneer er geen professionele tolk beschikbaar was. Ook in deze gevallen is het goed om een verschil te maken tussen de rol van die persoon als tolk en eventuele andere rollen.

    • Tolken is erg inspannend en cognitief belastend. Houd hier rekening mee. Tolken hebben geregeld een pauze nodig. In sommige situaties (vergade-ringen, lezingen,...) worden er daarom best twee of meerdere tolken ingezet.

    • Gebarentaaltolken tolken bijna zonder uitzondering simultaan. Dit betekent dat ze al beginnen met tolken terwijl de spreker nog aan het spreken is of de gebaarder nog aan het gebaren is. Vaak is er echter wel een zekere “decalage” i.e. de tolk wacht even voor hij/zij begint met het omzetten van de boodschap. Dat is normaal en geen reden om op te houden met spreken of te pauzeren.

    • In principe hoeft u niet telkens te wachten wanneer er een tolk aan het werk is, u kan gewoon doorpraten. Aan het einde van een stukje tekst kan u evenwel even wachten tot de tolk “bij is” alvorens verder te gaan.

    • Het is mogelijk dat de tolk u onderbreekt en vraagt om iets te herhalen. Ook mogelijk is dat de tolk u vraagt om rustiger te spreken. Houd rekening met dergelijke opmerkingen. Het is in uw eigen belang dat de tolk zo opti-maal mogelijk kan tolken wat u zegt.

    • U kan het de tolk makkelijker maken door uw gedachten zo helder mogelijk te formuleren. Vermijd om teksten voor te lezen. Schrijftaal is vaak moeilijker te tolken dan spreektaal.

    17

  • Tips voor een vlotte communicatie

    Gebruik maken van een tolk Vlaamse Gebarentaal (vervolg)

    • Tracht de tolk zoveel mogelijk informatie op voorhand te bezorgen, zeker wanneer het gaat om formele of complexe situaties. Wees u ervan bewust dat tolken niet eenvoudig is en dat het ook in uw voordeel is dat de tolk u optimaal begrijpt en zo correct mogelijk kan vertalen wat u zegt.

    • Spreek de dove persoon rechtstreeks aan en niet de tolk. Maak oogcontact met de dove persoon en niet (of in mindere mate) met de tolk.

    • De dove persoon dient uiteraard naar de tolk te kijken om te begrijpen wat u zegt. Het is dus niet vreemd dat de dove persoon niet naar u kijkt of blijft kijken terwijl u praat. Eventueel kan u ervoor zorgen dat u zo staat of zit dat de dove persoon tegelijkertijd naar u en naar de tolk kan kijken. Wanneer de dove persoon “aan het woord is” zal hij/zij wel naar u kijken (en niet of in mindere mate naar de tolk.)

    • Spreek tegen de dove persoon zoals u tegen eender welke andere persoon zou spreken. De tolk vertaalt wel wat u zegt. Spreek dus tegen de dove persoon met wie u praat (via de tolk) in de tweede persoon (”u” of “jij”) en niet in de derde persoon. Dus niet iets als “Weet Meneer dat de regels...”. “ “Kent Mevrouw de procedure om…?” Vraag ook niet aan de tolk om “iets te vragen” of “iets te zeggen” aan de dove persoon, vraag of zeg het gewoon rechtstreeks aan/tegen uw dove gesprekspartner.

    • Een tolk kan niet tegelijkertijd fungeren als tolk en zelf uw gesprekspartner zijn. Spreek de tolk dus niet aan (als gesprekspartner) tijdens het tolken. Wacht daar eventueel mee tot na de tolkopdracht.

    18

  • (Samen)Werken met deDovengemeenschap: Onderwijs

    Enkele aandachtspunten voor leerkrachten/docenten met een dove leerling/student in de klas

    • Om toegang te hebben tot wat er gezegd wordt in de klas, dient de dove of slechthorende leerling/student te kijken, of naar de lesgever of naar de tolk. Tegelijkertijd opschrijven of een document bestuderen, kan dus niet.

    • Er dienen dus maatregelen te worden genomen om ervoor te zorgen dat de leerling/student notities of andere geschreven bronnen ter beschikking heeft. De leerkracht/docent kan hiervoor zorgen of er kunnen afspraken gemaakt worden met medeleerlingen/studenten. Zeker in hoger onderwijs is het ook mogelijk hiervoor iemand in te schakelen.

    • Wanneer er geen tolk aanwezig is en de leerling/student moet spraakafzien, probeer dan te vermijden om rond te lopen. Draai u zeker niet met uw rug naar de leerling/student terwijl u praat.

    • Kijken naar een Powerpoint-presentatie of illustratie op het bord of... en tegelijkertijd naar de spreker of naar de tolk kan ook niet. Wacht dus even voor iedereen de presentatie/illustratie bekeken heeft alvorens er iets over te zeggen.

    • Er moet worden nagedacht over de plaats van de dove leerling/student t.o.v. de leerkracht/docent en de tolk (indien die er is). Zeker bij groeps-gesprekken is het nodig na te gaan of de dove leerling/student zo zit dat hij/zij iedereen (zeker ook de tolk) goed kan zien.

    • Als er (plots) iemand anders begint te spreken, vb. een medeleerling achteraan in de klas maakt een opmerking, dan duurt het meestal even voor de dove leerling/student ziet wie er aan het woord is. Daar wordt best rekening mee gehouden (deze situatie is anders naar gelang er wel of niet een tolk aanwezig is). De leerkracht kan hier helpen door de leerling/student die het woord neemt, bij naam te noemen en/of aan te wijzen.

    • Wanneer de dove leerling/student zich heeft omgedraaid om naar een medeleerling/student achter hem/haar te kijken, wacht dan tot hij/zij weer naar u kijkt alvorens verder te gaan.

    • Wanneer er een tolk aanwezig is, kan/zal de dove leerling/student naar de tolk blijven kijken en dus de leerling/student die aan het woord is, niet aankijken. Dit wordt best even meegedeeld aan medeleerlingen/studenten. Zij kunnen dit niet-kijken van een dove klasgenoot immers verkeerd inter-preteren.

    19

  • (Samen)Werken met de Dovengemeenschap: Onderwijs

    Enkele aandachtspunten voor leerkrachten/docenten met een dove leerling/student in de klas (vervolg)

    • Dit lijkt vanzelfsprekend, maar wordt wel eens vergeten: een dove leerling/student hoort niet. Dus als er bepaalde geluiden zijn die belangrijk zijn (belsignaal, brandalarm, telefoon,...) en/of waar er door de lesgever of leerlingen op gereageerd wordt, dient er aan de dove leerling/student te worden meegedeeld wat er aan de hand is (tenzij de tolk dit kan opnemen).

    • Sommige leerlingen/studenten kunnen goed spraakafzien in een één-op-één-situatie (i.e. in een gesprek met 1 persoon) maar bijna niemand kan groeps-gesprekken volgen enkel door spraakafzien. Als dit toch moet, worden er best afspraken gemaakt, vb. wie iets wil zeggen, steekt de hand op en er wordt niet door elkaar gepraat.

    • Het bekijken van video, dvd, filmmateriaal kan problematisch zijn. Er wordt best gezorgd voor filmmateriaal met ondertiteling. Indien er toch geen ondertitels zijn en er is een tolk aanwezig, dient de tolk naast het scherm te kunnen zitten. Als er geen tolk is, is filmmateriaal zonder ondertitels niet toegankelijk. Eventueel kan er dan een tekst met de inhoud gegeven worden of kan er vooraf samengevat worden waarover het gaat, zodat de dove leerling/student toch op zijn minst een idee heeft.

    • Zelfs met een tolk in de klas, moet de dove leerling/student zich inspannen om zoveel mogelijk van het klasgebeuren te zien en vaak lukt dat toch niet helemaal. Mede daardoor vraagt onderwijs vaak meer van een dove leerling/student dan van een horende student.

    • Dove leerlingen/studenten missen heel wat van de interacties tussen ande-ren. Vooral bij jongere kinderen kan dit een negatieve invloed hebben op de sociaal-emotionele ontwikkeling. Wees u hier van bewust en informeer u vb. bij de GON-begeleider of gespecialiseerde diensten over hoe u hiermee kan omgaan.

    • Er bestaan hulpmiddelen die het de leerling/student makkelijker maken om informatie auditief op te vangen. Een voorbeeld is een draadloos FM systeem waarmee leerlingen/studenten met een hoorapparaat minder last hebben van omgevingslawaai. Informeer u hierover en wees bereid om van deze hulpmiddelen gebruik te (laten) maken.

    • Het is belangrijk om realistische verwachtingen te hebben t.o.v. een dove leerling of student. Een ernstig gehoorverlies heeft tot gevolg dat bepaalde zaken niet kunnen en daar moet rekening mee gehouden worden, maar ook te lage verwachtingen doen niemand goed.

    20

  • (Samen)Werken met de Dovengemeenschap: Onderwijs

    Enkele tips voor leerkrachten/docenten omtrent werken met een tolk

    • Tolken, en vooral dan simultaan tolken (i.e. luisteren naar de spreker/kijken naar de gebaarder en tegelijkertijd tolken), is niet eenvoudig. Als leerkracht of docent kan u de taak van de tolk makkelijker maken door de tolk de mogelijkheid te geven zich optimaal voor te bereiden. Dit kan onder meer door het ter beschikking stellen van de teksten en materialen die u heeft voorbereid en/of tijdens de les zal gebruiken. Denk er ook aan dat een tolk verschillende vakken dient te tolken en dus geen specialist is op het vlak van uw eigen vakgebied.

    • Een goede samenwerking tussen leerkracht/docent en tolk leidt voor de leerling/student tot een grotere toegankelijkheid van de leerstof, de infor-matie en van het klasgebeuren in het algemeen. Het is fijn wanneer ook de leerkracht/docent zich verantwoordelijk voelt voor deze toegankelijkheid en niet alles zonder meer aan de tolk overlaat.

    • Het tolken van cijfers, data en zeker van (eigen)namen leidt vaak tot een zekere vertraging in de vertolking. Eigennamen moeten bijvoorbeeld vaak gespeld worden en dat kost tijd. Houd daar in de mate van het mogelijke rekening mee. U kan deze gegevens ook opschrijven.

    • Erg belangrijk: de leerling/student kijkt naar de tolk en niet naar u. Als u wil dat de leerling/student ook naar u kijkt, dan dienen de tolk en uzelf vrij dicht bij elkaar te staan. Als u wenst dat de leerling/student én de tolk én het bord/de projectie kan zien, dient daar eveneens rekening mee te worden gehouden.

    • Om de tolk goed te kunnen zien, dient er voldoende licht te zijn. De klas verduisteren voor een projectie of film kan dus niet, toch niet als de tolk tijdens de presentatie dient te tolken. Houd ook rekening met de gevolgen van te veel (zon)licht.

    • De tolk is er om te tolken. Verwacht niet van de tolk dat hij/zij andere rollen opneemt. Het is niet de taak van de tolk om zaken te verduidelijken, om het gebrek aan sociaal contact met medeleerlingen/studenten op te vangen, om toezicht te houden in de klas wanneer de leerkracht weg moet, enzovoort.

    21

  • (Samen)Werken met de Dovengemeenschap: Onderwijs

    Weetjes voor onderwijstolken

    • Indien u een professionele tolk bent, kent u de deontologische code, ook de code die specifiek voor onderwijs geldt en heeft u meer dan waarschijnlijk in uw opleiding informatie gekregen over tolken in onderwijssettings. Toch volgen hier nog enkele mogelijk interessante weetjes en aandachtspunten.

    • Soms denken tolken dat ze in staat zouden moeten zijn te tolken zonder zich voor te bereiden. Dat is niet zo: vragen om materiaal en info dat u toelaat zich optimaal voor te bereiden op uw taak is geen teken van zwakte, integendeel. Bedenk ook dat u, in tegenstelling tot de leerkracht of docent, geen vakspecialist bent. Voorbereiden is dus zeker geen overbodige luxe.

    • In Vlaanderen hebben niet alle dove kinderen en jongeren de kans vlot Vlaamse Gebarentaal te verwerven. Schrik dus niet als een dove leerling of student niet zo vaardig is in VGT en/of bepaalde gebaren niet kent.

    • Het (gebaren)taalgebruik van kinderen en jongeren verschilt van dat van volwassenen. De manier van praten/gebaren tegen een kind of een jongere is (vaak) ook anders.

    • Zeker voor wie tolkt voor jonge kinderen, is het interessant om kennis te hebben van de verschillende stadia en mijlpalen in de ontwikkeling van dove kinderen en vooral dan wat betreft de taalontwikkeling.

    • Leerkrachten/docenten gebruiken taal om iets te onderwijzen. Dit is een andere vorm van taalgebruik dan “normaal” taalgebruik. Wees u daarvan bewust.

    • Wanneer een leerkracht/docent iets op een bepaalde manier formuleert, kan er hiervoor een bepaalde (didactische) reden zijn. Een voorbeeld is het vaak herhalen van een bepaalde term die de leerkracht/docent voor het eerst introduceert.

    • Bij tolken in onderwijs is het erg belangrijk om niet enkel te tolken wat er wordt gezegd, maar zeker ook hoe het wordt gezegd en door wie het wordt gezegd. Ook bepaalde geluiden die belangrijk zijn voor de leerlingen, dienen te worden “getolkt”, vb. een klop op te deur, geroep in de gang,...

    • Wanneer u het gevoel heeft dat u om de een of andere reden niet correct heeft kunnen overbrengen wat de leerkracht/docent heeft gezegd, deel dit dan mee aan de leerkracht/docent.

    22

  • (Samen)Werken met de Dovengemeenschap: Geestelijke Gezondheidszorg

    Enkele aandachtspunten voor tolken

    • De tolk is er voor beide partijen, voor de dove cliënt maar ook voor de therapeut en hij/zij dient zich in beide partijen in te leven.

    • Als de hulpverlener en de cliënt om iets moeten lachen, is het fijn dat de tolk daarin mee gaat. Maar een tolk die al begint te lachen voor hij/zij ge-tolkt heeft, neemt eigenlijk te veel initiatief. Anders gezegd: het is belangrijk dat de tolk de emoties en/of de stemming van het gesprek meeneemt in zijn/haar vertolking maar dat hij/zij dit doet zonder zelf de toon van het gesprek te bepalen.

    • Therapeutische gesprekken verlopen anders dan “normale gesprekken”. Het zou goed zijn mocht een tolk iets weten over therapeutische gespreks-voering.

    • Therapeuten denken doorgaans goed na over hoe ze hun interventies ver-woorden. De manier waarop ze dingen zeggen of vragen, is bedoeld om bij de cliënt iets teweeg te brengen. Het is dus belangrijk dat de tolk zich zo goed mogelijk houdt aan de formulering van de therapeut.

    • Therapeuten vragen soms door over vervelende, pijnlijke dingen. Dat kan nodig zijn bij therapie. Het is zeker niet de bedoeling dat de tolk vervelende vragen afzwakt.

    • Therapeuten gebruiken soms kleine zinnen of inleidingen tot zinnen die belangrijk zijn voor de relatievorming tussen cliënt en therapeut (vb. “Heb ik nu goed begrepen dat u zei....” of “Ik bedoelde eigenlijk niet dat...”). Deze dienen dus ook getolkt te worden.

    • Therapeuten luisteren zeer goed naar hun cliënten, niet alleen naar wat iemand zegt, maar ook naar hoe iemand iets zegt. Bijvoorbeeld: praat iemand over zichzelf als een handelende persoon of eerder als iemand waarmee van alles gebeurt? Als tolk dient u dus gevoelig te zijn voor hoe een cliënt de dingen zegt.

    • En als het moeilijk is om het (gebaren)taalgebruik van de cliënt te begrijpen en/of tolken, deelt u dat best even mee. Het kan dan bijvoorbeeld gaan om ongestructureerd taalgebruik of om het overmatig gebruik van een bepaald gebaar of een bepaalde constructie.

    23

  • (Samen)Werken met de Dovengemeenschap: Geestelijke Gezondheidszorg

    Enkele aandachtspunten voor tolken (vervolg)

    • Tolken vinden het soms aangenaam om al voor het therapeutische gesprek enige info te krijgen, vb. over of er al vorige gesprekken geweest zijn en hoe die eventueel verlopen zijn. Vele therapeuten vinden het echter niet aangewezen om dit soort gesprekken te hebben, waarbij tolk en therapeut info uitwisselen terwijl de cliënt niet aanwezig is. Dit is iets wat u best bespreekt.

    • Soms gebeurt het dat een dove cliënt na het gesprek nog even wil napraten met de tolk over het gesprek of aan de tolk advies vraagt. Dat is niet de rol van de tolk, maar het is niet altijd makkelijk om hier mee om te gaan, zeker niet als het gaat om een dove cliënt die de tolk goed kent. Best is om op zo'n moment te zeggen dat de cliënt zijn/haar vragen of twijfels beter aan de therapeut voorlegt tijdens het volgende gesprek. Zelfs als het twijfels zijn omtrent de kwaliteit van de therapeut of de therapie.

    24

  • (Samen)Werken met de Dovengemeenschap: Geestelijke Gezondheidszorg

    Wat een therapeut dient te weten over werken met een tolk

    • Een tolk is een professional, met een bepaalde rol en taak. Hij/zij gedraagt zich in overeenstemming met een deontologische code. Hij/zij is er om te tolken, i.e. om zo getrouw mogelijk te vertalen wat de therapeut zegt ten behoeve van de dove cliënt en zo getrouw mogelijk te tolken wat de cliënt gebaart ten behoeve van de therapeut.

    • Een tolk is echter geen “vertaalmachine”. Hij/zij is een persoon die aanwezig is in het gesprek. Werken met een tolk betekent dat een individuele sessie in zekere zin een groepsgesprek wordt. Wees u bewust van de dynamiek die dit met zich meebrengt.

    • Tracht binnen dit groepje op zo'n manier te werken dat niemand uitgesloten wordt van het communicatieproces en dat er geen “subgroepjes” gevormd worden. Alle aanwezigen dienen zich betrokken te voelen en te weten bij alles wat er wordt gezegd en gebeurt.

    • Het is aan de therapeut om het gesprek te sturen, niet aan de tolk.

    • Ook als er een tolk aanwezig is, spreekt u de cliënt rechtstreeks aan. U spreekt tegen hem/haar zoals u dat ook zou doen als er geen tolk aanwezig was. U vraagt vb. “Hoe gaat het met u?” terwijl u de cliënt aankijkt en u vraagt niet aan de tolk “Hoe gaat het nu met Meneer?”.

    • Gebarentaaltolken tolken simultaan: ze starten dus al met gebaren terwijl de spreker nog aan het spreken is of met spreken terwijl de gebaarder nog gebaart. Wel is er een zekere “decalage”, i.e. de tolk dient eerst even te luis-teren of te kijken waar het over gaat, voor hij/zij kan beginnen met vertalen.

    • Wanneer u praat, zal de tolk wat u zegt tolken naar een gebarentaal. Gebarentalen zijn visuele talen die je moet zien om ze te begrijpen. De cliënt zal dus naar de tolk kijken en niet naar de therapeut. Misschien moet u daar even aan wennen.

    • Het is belangrijk om te weten dat gebarentaligen niet enkel communiceren met hun handen, maar ook met hun gelaat, bovenlichaam, en dergelijke. Als therapeut bent u waarschijnlijk gewoon om de expressie van uw cliënt te interpreteren. Bij gebarentaligen is dit echter niet zo makkelijk omdat het talige gebruik van de expressie interfereert met het uitdrukken van bepaalde emoties. Het is dus beter om goed te luisteren naar hoe de tolk iets vertaalt dan om te proberen om de expressie van de cliënt te interpreteren. Ook de tolk maakt natuurlijk gebruik van zijn/haar gelaatsuitdrukkingen tijdens het gebaren.

    25

  • (Samen)Werken met de Dovengemeenschap: Geestelijke Gezondheidszorg

    Wat een therapeut dient te weten over werken met een tolk (vervolg)

    • Overleggen met de tolk voor of na het therapeutische gesprek kan de cliënt het gevoel geven buitengesloten te zijn en/of hem/haar wantrouwig maken. Pas hier dus mee op. Als u dat nuttig vindt, kan u de tolk ook “bijpraten” door aan het begin van het gesprek of de sessie even te hernemen wat er de vorige keer is gebeurd/gezegd. Zo weet de tolk het en weet de cliënt wat de tolk weet.

    • Therapeuten dienen zich te realiseren dat tolken een vak is, en dat tolken niet eenvoudig is. U kan het de tolk makkelijker maken door duidelijk te spreken en uw interventies goed vorm te geven, ook grammaticaal.

    • Tolken is altijd ook een beetje “kleuren”. Tolken van de ene taal naar de andere houdt het maken van keuzes in, de keuze voor een bepaald woord, een bepaalde structuur. De tolk kan dus iets veranderen, een nuance toe-voegen bijvoorbeeld. Wees u daarvan bewust.

    • Wanneer de cliënt een onverwacht antwoord geeft of niet helemaal ant-woordt op uw vraag, kan dit te maken hebben met het tolkproces. Her-formuleer dan misschien even uw woorden.

    • Therapeuten vinden het heel normaal tijd en aandacht te besteden aan de (werk)relatie tussen therapeut en cliënt maar indien er een tolk aanwezig is, is het ook belangrijk oog te hebben voor de relatie tussen de tolk en de cliënt. De Dovengemeenschap is vrij klein en er zijn ook niet zo heel veel actieve tolken. De kans is dus groot dat de dove cliënt en de tolk elkaar kennen en/of dat de tolk al in andere situaties heeft samengewerkt met de cliënt. Het kan als therapeut goed zijn dit te weten.

    26

  • Meer weten?

    Interessante websites en publicaties omtrent Vlaamse Gebarentaal en de Vlaamse Dovengemeenschap

    Websites

    • Federatie van Vlaamse DovenOrganisaties: www.fevlado.be

    • Het Vlaams GebarentaalCentrum (expertisecentrum op het vlak van Vlaamse Gebarentaal): www.vgtc.be

    • Woordenboek Vlaamse Gebarentaal: gebaren.UGent.be

    • Vlaamse Gebarentaal Leeft: www.vlaamsegebarentaal.be

    • Vlaams Communicatie Assistentie Bureau voor Doven (de Vlaamse tolken-dienst): www.cabvlaanderen.be

    • GRIP (Gelijke Rechten voor Iedere Persoon met een handicap): www.gripvzw.be

    • Liraz (psychotherapie, ook voor doven): www.liraz.be

    • Tenuto (vorming voor tolken Vlaamse Gebarentaal): www.tenutovzw.be

    • Beroepsvereniging Vlaamse GebarentaalTolken: www.bvgt.be

    Enkele publicaties:

    • Ingeborg Scheiris (2002 - herziene versie 2012). Hoe Zoenen Doven? Gent: Fevlado-Diversus.

    • Mieke Van Herreweghe & Myriam Vermeerbergen (2004 - herwerkte versie 2012). 30 Vragen over Gebarentaal in Vlaanderen en 29 Antwoorden. Gent: Academia Press.

    • Myriam Vermeerbergen & Mieke Van Herreweghe (Red.) (2008). Wat (geweest/gewenst) is. Organisaties van en voor doven in Vlaanderen bevraagd over 10 thema’s. Gent: Academia Press / Fevlado-Diversus.

    • DVD 5 jaar erkenning VGT (2011), dvd gerealiseerd door Visual Box vzw, in opdracht van Fevlado-Diversus.

    27

    http://www.fevlado.behttp://www.fevlado.behttp://www.vgtc.behttp://www.vgtc.behttp://www.vlaamsegebarentaal.behttp://www.vlaamsegebarentaal.behttp://www.cabvlaanderen.behttp://www.cabvlaanderen.behttp://www.gripvzw.behttp://www.gripvzw.behttp://www.gripvzw.behttp://www.gripvzw.behttp://www.liraz.behttp://www.liraz.behttp://www.tenutovzw.behttp://www.tenutovzw.behttp://www.bvgt.behttp://www.bvgt.be

  • Signall3: Werken met de Dovengemeenschap

    Over Signall3

    Signall3 is een Leonardo da Vinci-project, met de volgende partners: Centre for Deaf Studies, Trinity College Dublin (Ierland); Lessius Antwerpen (België); University of Jyväskylä (Finland); University of Sussex (Verenigd Koninkrijk) en The Turkish National Federation of the Deaf (Turkije). Promotor is Interesource Group (Ireland) Limited.

    Het thema van Signall3 is “Werken met de Dovengemeenschap” (Working with the Deaf Community - of WWDC). Heel specifiek gaat het over samen-werken met (leden van) de Dovengemeenschap op het vlak van onderwijs en binnen het domein van de geestelijke gezondheidszorg. Tevens is er aandacht voor het tolken, vooral dan tolken binnen deze twee domeinen.

    Doelstellingen

    In het kader van Signall3 werken Europese deskundigen samen aan leer-middelen die ook online (kunnen) worden aangeboden. Het gaat hierbij onder meer om:

    • video-interviews met diverse Europese deskundigen op het vlak van Doven-studies

    • een boek met wetenschappelijke bijdragen van diverse experten

    • een reeks lesmaterialen (notities, powerpoint slides, illustratiematerialen,…), desgewenst online beschikbaar

    • videovignetten

    • een 10 ECTS-cursus als onderdeel van de opleiding Bachelor in Deaf Studies georganiseerd door het Centre for Deaf Studies, Trinity College Dublin

    • lezingen en workshops

    28

  • Signall3: Werken met de Dovengemeenschap

    “Werken met de Dovengemeenschap”

    Working With the Deaf Community (WWDC) biedt een waaier aan leer-middelen die gebruikt kunnen worden als basis voor diverse opleidingen en bij-scholingen, zowel binnen een academische setting als in het kader van beroeps-opleidingen en bijscholingen.

    “Werken met de Dovengemeenschap” behandelt eerder algemene thema's zoals (professionele) relaties tussen individuen en de gemeenschappen waartoe die individuen behoren; machtsverhoudingen; noden en rechten. Er wordt inge-gaan op vragen als: Komt de geboden dienstverlening tegemoet aan de bestaan-de noden? Wie beslist er welke noden gerechtvaardigd zijn? Welke wettelijke rechten bestaan er? Welke morele rechten? Naast deze algemene onderwer-pen komen vooral de domeinen onderwijs en geestelijke gezondheidszorg aan bod.

    Onderwijs bepaalt in hoge mate het (verdere) leven van dove kinderen. WWDC heeft dan ook bijzondere aandacht voor het onderwijsaanbod in Europa. Hierbij wordt uiteraard ingegaan op enkele cruciale thema's, zoals de keuze tussen buitengewoon onderwijs en “gewoon onderwijs” en (de invulling van) concepten als “normalisatie”, “integratie” en “inclusie”. De ervaringen van geïntegreerde dove leerlingen en studenten komen uitgebreid aan bod, met de focus op hun welbevinden.

    Geestelijke gezondheid en welzijn worden in onze huidige samenleving beschouwd als een essentieel onderdeel van het dagelijkse leven. Een aantal dove kinderen ervaart echter moeilijkheden op het vlak van communicatie, taalontwikkeling en identiteitsvorming. Dit kan leiden tot geestelijke gezond-heidsproblemen die zich al op jonge leeftijd (kunnen) manifesteren maar die vaak ook tijdens de puberteit en in het volwassen leven aanwezig blijven. WWDC heeft oog voor bestaande initiatieven wat betreft ondersteuning en professionele dienstverlening. We gaan hierbij na in welke mate er werkelijk een antwoord wordt geboden op de bestaande noden en vragen en welke hiaten er blijven bestaan.

    Gebarentaaltolken spelen een cruciale rol wanneer het gaat om het garanderen van gelijke toegang tot alle aspecten van het dagelijkse leven voor gebarentaligen. In het kader van het Signall3 project is er specifiek aandacht voor tolken binnen de geestelijke gezondheidszorg en voor onderwijstolken.

    29

  • Signall3: Werken met de Dovengemeenschap

    Zo wordt er ingegaan op de problemen die kunnen optreden wanneer tolken worden ingezet voor dove leerlingen die nog niet voldoende gebaren-taal kennen. We gaan ook na wat dit betekent voor de betrokken tolken.

    Over de promotor

    Interesource Group (Ireland) Limited is een Ierse KMO gespecialiseerd in beroepsopleidingen, management training, onderzoek & ontwikkeling en project management.

    Interesource Group heeft expertise op een aantal domeinen verbonden met onderwijs, economie en maatschappelijke kwesties, zoals vb. toerisme en gastvrijheid, handicap en gelijkheid, e-leren, sociale integratie, risicobeheer in de gezondheidszorg, internationale handel, taal en cultuur in bedrijven, Doven-cultuur, communicatie, gebarentaal en tewerkstelling voor Doven.

    Sinds 1999 is Interesource Group betrokken bij programma's omtrent beroepsopleiding en andere opleidingsprogramma’s van de Europese Gemeen-schap die gefinancierd worden in het kader van Leonardo da Vinci en Lifelong Learning. Interesource Group was al promotor en leider van 10 dergelijke projecten en partner in 6 projecten.

    Sommige projecten hebben prestigieuze onderscheidingen gewonnen, zoals het Europees Talenlabel voor het EUROSIGNS II-project en het SIGNALL-project.

    Over Lessius Antwerpen, de Belgische partner

    De subfaculteit Taal en Communicatie van Lessius biedt reeds sinds 1964 opleidingen in Vertalen en Tolken aan. Momenteel maken wij deel uit van de Geïntegreerde Faculteit Letteren van de KULeuven.

    Lessius, Taal en Communicatie organiseert een Bachelor in de Toegepaste Taalkunde , evenals 4 masteropleidingen: Master Vertalen, Master Tolken, Master Journalistiek en Master Meertalige Communicatie. De subfaculteit biedt ook mogelijkheden op postgraduaatniveau, onder meer in het kader van de Inter-nationale Master in Gespecialiseerde Vertaling.

    30

  • Signall3: Werken met de Dovengemeenschap

    De MA Tolken leidt studenten op tot gemeenschapstolken en vormt tevens een prima voorbereiding voor het Postgraduaat Conferentietolken, een oplei-ding die wordt erkend door officiële Europese instanties.

    Sinds 2008 is Vlaamse Gebarentaal (VGT) geïntegreerd in de diverse oplei-dingen. De subfaculteit biedt dus onderwijs in en over Vlaamse Gebarentaal en over diverse aspecten van de Dovengemeenschap en Dovencultuur aan.

    Medewerkers van de subfaculteit Taal en Communicatie zijn actief in diver-se onderzoeksprojecten binnen het domein van de Toegepaste Taalkunde. Zo is er onderzoek op het vlak van de Vertaalwetenschap en de Tolkwetenschap; speerpunten hier zijn het gemeenschapstolken en het gerechtstolken. Ook wat betreft de Gebarentaalkunde en het Gebarentaaltolken is er onderzoek. Ver-dere onderzoeksdomeinen zijn de Discoursanalyse en de Journalistiek.

    Meer informatie over dit project

    Wenst u meer informatie over dit project of heeft u interesse in een even-tuele vorming hieromtrent, neem dan contact op met:

    • Prof. dr. F. Steurs, decaan

    • Dr. Myriam Vermeerbergen, docent/onderzoeker Vlaamse Gebarentaal

    LESSIUS ANTWERPEN

    Subfaculteit Taal en Communicatie

    Sint Andriesstraat 2

    B-2000 ANTWERPEN

    Tel: + 32 3 206 04 91

    [email protected]

    [email protected]

    www.lessius.eu

    31

    mailto:[email protected]:[email protected]:[email protected]:[email protected]://www.lessius.euhttp://www.lessius.eu

  • NOTITIES

    32