Samenvatting Gedragswetenschappen p183-230

3
Samenvatting p185-230 Bovenschikking: wie boven ons staat. Nevenschikking: wie naast ons staat. Onderschikking: wie onder ons staat. Boven- en onderschikking = ongelijkheid we merken een dominantiehiërarchie. Hieruit ontstaat macht. Macht = de kans dat een individu of een groep binnen een sociale verhouding zijn wil kan doorzetten, zelfs tegenover de weerstand van anderen. !!!Geen enkele machtsuitoefening, hoe ontzagwekkend ook, is absoluut zeker!!! Informele of onofficiële macht = machtsverschijnselen die achter of onder de formele machtstructuren verscholen zitten. Manipulatie = macht wannier de anderen zich er niet van bewust zijn dat je die uitoefent. Invloed = tegenover macht (dwingend en sociaal) is invloed (overtuigend en persoonlijk). Bij invloed heb je de vrije keus het al dan niet op te volgen. Dominantie = de doelstellingen van de machthebber zijn gekend bij beide partijen. Dominantie is psychologisch. Vanzelfsprekende macht = conformeren aan gewoonten die aangeleerd zijn tijdens socialisatieprocessen. Gezag = een bijzondere vorm van macht waaraan de ondergeschikten zich onderwerpen omdat ze haar als legitiem ervaren. Het heeft een duurzaam karakter, de beïnvloeding van het gezag voelt als gerechtvaardigd. Soorten gezag: Charismatisch gezag: gebaseerd op de bewondering die ondergeschikten voelen bij hun leider. Ze kunnen het gedrag van hun volgelingen sturen door in te spelen op hun gevoelens. Het is vaak ook onstabiel omdat onderdanen zich minder verbonden boelen. Traditioneel gezag: het geloof van de ondergeschikten in de juistheid van gevestigde gewoonten en tradities. De leider verwacht gehoorzaamheid op basis van de sociale positie die meestal geërfd is. Er is sprake van gewoontevorming. Rationeel-legaal gezag: het aanvaarden van gezag door de verzameling van onpersoonlijke regels. Er is gezag omdat de ondergeschikten de wetten aanvaarden. Het was het duidelijkst aanwezig in de bureaucratie. Soorten macht: Economische macht: controle over de verdeling van schaarse middelen. Men spreekt van globalisatie omdat het toenemende belang van de economische macht ten nadele is van de politieke macht. Globalisering: toename van het aantal verbindingen tussen de staten en de samenlevingen van de wereld. Gevolgen van globalisatie: Economisch: landen worden betrokken in internationale handel. Politiek: wordt beïnvloed door de belangen van andere landen. Juridisch: wetten worden opgesteld door internationale instanties. Sociaal: menselijke interactie neemt toe. Cultureel: opkomst van multiculturele samenlevingen, dit zorgt voor verrijking of spanningen.

description

Gedragswetenschappen 6humane

Transcript of Samenvatting Gedragswetenschappen p183-230

  • Samenvatting p185-230

    Bovenschikking: wie boven ons staat.Nevenschikking: wie naast ons staat.Onderschikking: wie onder ons staat.

    Boven- en onderschikking = ongelijkheid we merken een dominantiehirarchie. Hieruit ontstaat macht.

    Macht = de kans dat een individu of een groep binnen een sociale verhouding zijn wil kan doorzetten, zelfs tegenover de weerstand van anderen.

    !!!Geen enkele machtsuitoefening, hoe ontzagwekkend ook, is absoluut zeker!!!

    Informele of onofficile macht = machtsverschijnselen die achter of onder de formele machtstructuren verscholen zitten.

    Manipulatie = macht wannier de anderen zich er niet van bewust zijn dat je die uitoefent. Invloed = tegenover macht (dwingend en sociaal) is invloed (overtuigend en persoonlijk). Bij invloed heb je de vrije keus het al dan niet op te volgen.Dominantie = de doelstellingen van de machthebber zijn gekend bij beide partijen. Dominantie is psychologisch.Vanzelfsprekende macht = conformeren aan gewoonten die aangeleerd zijn tijdens socialisatieprocessen.

    Gezag = een bijzondere vorm van macht waaraan de ondergeschikten zich onderwerpen omdat ze haar als legitiem ervaren. Het heeft een duurzaam karakter, de benvloeding van het gezag voelt als gerechtvaardigd.

    Soorten gezag: Charismatisch gezag: gebaseerd op de bewondering die ondergeschikten voelen bij hun leider.

    Ze kunnen het gedrag van hun volgelingen sturen door in te spelen op hun gevoelens. Het is vaak ook onstabiel omdat onderdanen zich minder verbonden boelen.

    Traditioneel gezag: het geloof van de ondergeschikten in de juistheid van gevestigde gewoonten en tradities. De leider verwacht gehoorzaamheid op basis van de sociale positie die meestal gerfd is. Er is sprake van gewoontevorming.

    Rationeel-legaal gezag: het aanvaarden van gezag door de verzameling van onpersoonlijke regels. Er is gezag omdat de ondergeschikten de wetten aanvaarden. Het was het duidelijkst aanwezig in de bureaucratie.

    Soorten macht: Economische macht: controle over de verdeling van schaarse middelen. Men spreekt van

    globalisatie omdat het toenemende belang van de economische macht ten nadele is van de politieke macht. Globalisering: toename van het aantal verbindingen tussen de staten en de samenlevingen van de wereld. Gevolgen van globalisatie: Economisch: landen worden betrokken in internationale handel. Politiek: wordt benvloed door de belangen van andere landen. Juridisch: wetten worden opgesteld door internationale instanties. Sociaal: menselijke interactie neemt toe. Cultureel: opkomst van multiculturele samenlevingen, dit zorgt voor verrijking of spanningen.

  • Sociale macht: de mogelijkheid om mensen te mobiliseren op basis van solidariteit of verbondenheid met een bepaald zaak.Hierdoor ontstaan sociale organisaties, zij slagen erin sociale veranderingen te realiseren waardoor ook sociale bewegingen ontstaan. Dit kan zodra mensen het niet eens zijn met iets en zijn ervan overtuigd dat ze samen moeten verbeteren.Sociale beweging: een groepering van mensen die zich bij elkaar aansluiten op grond van een bepaald onbehagen. Ze handelen op basis van gemeenschappelijke normen en waarden.Proces sociale beweging: Fase 1: kleine kring van intellectuelen met een behoefte aan sociale vernieuwing. Fase 2: de kleine kring sensibiliseert de bevolking d.m.v. propaganda. Fase 3: grotere delen van de bevolking wordt toch bewust van het probleem. Fase 4: er ontstaat een organisatie met formeel vastgestelde doelstellingen. Fase 5: binnen de organisatie doen conflicten zich voor. Fase 6: als de vijfde fase overleefd wordt dan wordt de organisatie genstitutionaliseerd.

    Politieke macht: de mogelijkheid om doelstellingen en daartoe benodigde middelen van een samenleving te bepalen. Dit geldt ook voor kleinere organisaties. De macht is afdwingbaar en er is de mogelijkheid om geweld te gebruiken.

    Culturele macht: de mogelijkheid om gedrag te benvloeden door een beroep te doen op waarden en rechtvaardigheidsgevoel. Sommige mensen beschikken door hun sociale positie over grote culturele macht.

    Deskundigheidsmacht: wie deskundig is, kan een toppositie in de sociale stratificatie verkrijgen. De bron van macht is het verschil in kennis, deskundigheid, ervaring en vaardigheid tussen mensen.

    Andere machtsbronnen: Fysieke kracht: fysieke kracht is een middel om macht te verwerven over fysiek zwakkere

    mensen. Mensen met een indrukwekkend gestalte hebben vaak meer gezag. het is echter zelden een factor voor landurig gezag.

    Persoonlijke sociale netwerk: wie over een uitgebreid sociaal netwerk beschikt kan makkelijker zijn doelstellingen verwezenlijken. Een ander woord hiervoor is connectiemacht. We zien een evolutie:- Vroeger werden sociale netwerken bepaald door bronnen van zingeving (godsdienst) en

    door wat maatschappelijk als correct gedrag werd voorgeschreven.- In de 2e helft van de 20e eeuw kreeg de mens meer de mogelijkheid om zelf keuzes te

    maken. - Nu door de enorme evolutie in communicatie via internet ontstond de

    informatiesamenleving:1. Horizontalisering: computers vormen netwerken van netwerken, het is het

    verbindende element in de netwerkstructuur.2. Deterritorialisering: grenzen vallen weg. Het uitoefenen van activiteiten is niet meer

    gebonden aan een bepaalde geografische locatie.3. Virtualisering: de virtuele werkelijkheid wordt toegevoegd aan de fysieke

    werkelijkheid. Imagovorming: wie een hoge status heeft, wordt met respect en omzichtigheid benaderd door

    mensen met een lagere plaats. Sociale status is dus een bron van macht, er wordt gebruik gemaakt van statussymbolen.

  • Strategien om macht op te bouwen:

    Verwerven van machtsbronnen: machtsbronnen die men reeds bezit uit te breiden waardoor er ook bijkomen bronnen van macht kunnen worden verworven.

    Ruilen van macht: het aanbieden van een deel van de macht in ruil voor een deel van de andere macht. Vb: politieke macht in ruil voor economische macht.

    Vergroten van de afhankelijkheid: Vb. door het herdefiniren van problemen zoals futloosheid dat een depressie wordt, is de persoon aangewezen op meer professionele hulp.

    Scheppen van chaos: de bedoeling om iets te ontaarden waarna later, als de deelnemers bereid zijn eender welk voorstel te aanvaarden, het eigen voorstel op de tafel wordt gelegd.

    Verwerven van steun: coalitievorming.

    Strategien om macht uit te oefenen en te behouden: Gebruiken van sancties: sancties zijn de basis van macht. Dit mag echter niet te vaak een

    negatieve sanctie zijn waardoor de loyaliteit verminderd en het machtssysteem instort. Daarnaast is er door het frequent toepassen minder vrijwillige medewerking.

    Beperken van de alternatieven van de andere partij: het beperken van de mogelijkheden van de ondergeschikten om aan de machtsuitoefening te ontsnappen. Verdeel en heers: door verdeeldheid te zaaien kan er een opstand voorkomen worden omdat

    de partijen dan nooit zullen samenwerken. Agenda bepalen: de media bepaald de agenda waar de mensen zullen over praten. Als de

    media veel aandacht besteed aan een bepaald onderwerp dan wordt dit als belangrijk gezien.