EJE 220/225/230/235/220r/225r - jungheinrich.pt

236
EJE 220/225/230/235/220r/225r 05.07 Gebruiksaanwijzing 51040448 04.19 nl-NL EJE 220 EJE 225 EJE 230 EJE 235 EJE 220r EJE 225r

Transcript of EJE 220/225/230/235/220r/225r - jungheinrich.pt

Page 1: EJE 220/225/230/235/220r/225r - jungheinrich.pt

EJE 220/225/230/235/220r/225r 05.07

Gebruiksaanwijzing

5104044804.19

nl-NL

EJE 220EJE 225EJE 230EJE 235EJE 220rEJE 225r

Page 2: EJE 220/225/230/235/220r/225r - jungheinrich.pt

2

Page 3: EJE 220/225/230/235/220r/225r - jungheinrich.pt

Verklaring van overeenstemming

Fabrikant

Jungheinrich AG, 22039 Hamburg, Germany

Aanduiding Intern transportmiddel

Type Optie Serienr. BouwjaarEJE 220EJE 225EJE 230EJE 235EJE 220rEJE 225r

In opdracht

Datum

EG-VERKLARING VAN OVEREENSTEMMING

De ondertekenaars verklaren hierbij dat het genoemde aangedreven interntransportmiddel voldoet aan de Europese richtlijnen 2006/42/EG (machinerichtlijn)en 2014/30/EU (elektromagnetische compatibiliteit - EMC), en overeenkomt met hunactuele tekst. De fabrikant is gemachtigd te technische documenten samen testellen.

3

04.1

9 nl

-NL

Page 4: EJE 220/225/230/235/220r/225r - jungheinrich.pt

4

04.1

9 nl

-NL

Page 5: EJE 220/225/230/235/220r/225r - jungheinrich.pt

VoorwoordAanwijzingen voor de handleiding

Voor een veilig gebruik van het interne transportmiddel is kennis nodig, die u in dezeORIGINELE HANDLEIDING vindt. De informatie is weergegeven in korte,overzichtelijke vorm. De hoofdstukken zijn alfabetisch gerangschikt en de pagina'szijn doorgaand genummerd.

In deze handleiding worden verscheidene varianten van het interne transportmiddelbeschreven. Let er bij de bediening en de uitvoering vanonderhoudswerkzaamheden op dat de beschrijving wordt gebruikt die geldt voor hetbetreffende type interne transportmiddel.

Onze apparaten worden continu verder ontwikkeld. Wij vragen om uw begrip voorhet feit dat wij een voorbehoud moeten maken voor wijzigingen in vorm, uitrusting entechniek. Uit de inhoud van deze handleiding kunnen hierdoor geen claims metbetrekking tot bepaalde eigenschappen van het apparaat worden afgeleid.

Veiligheidsaanwijzingen en aanduidingen

De volgende pictogrammen markeren veiligheidsaanwijzingen en belangrijke uitleg:

GEVAAR!Wijst op een buitengewoon gevaarlijke situatie. Als deze aanwijzing niet in achtwordt genomen, kunnen onherstelbaar letsel en zelfs de dood het gevolg zijn.

WAARSCHUWING!Wijst op een buitengewoon gevaarlijke situatie. Als deze aanwijzing niet in achtwordt genomen, kan onherstelbaar of dodelijk letsel het gevolg zijn.

VOORZICHTIG!Wijst op een gevaarlijke situatie. Als deze aanwijzing niet in acht wordt genomen,kan licht of gemiddeld letsel het gevolg zijn.

LET OPDuidt op gevaar van materiële schade. Als deze aanwijzing niet in acht wordtgenomen, kan materiële schade het gevolg zijn.

Z Staat voor aanwijzingen en toelichtingen.

t Duidt op de standaarduitvoeringo Duidt op de optionele uitvoering

5

04.1

9 nl

-NL

Page 6: EJE 220/225/230/235/220r/225r - jungheinrich.pt

Auteursrecht

Het auteursrecht op deze handleiding is in handen van JUNGHEINRICH AG.

Jungheinrich Aktiengesellschaft

Friedrich-Ebert-Damm 12922047 Hamburg - Duitsland

Telefoon: +49 (0) 40/6948-0

www.jungheinrich.com

6

04.1

9 nl

-NL

Page 7: EJE 220/225/230/235/220r/225r - jungheinrich.pt

Inhoudsopgave.A Gebruik volgens bestemming 11.1 Algemeen 112 Gebruik volgens bestemming 113 Toegestane gebruiksvoorwaarden 123.1 Binnengebruik gecombineerd met gebruik buiten of in koelzones (t) 133.2 Binnengebruik in koelhuis met koelhuisuitvoering (o) 134 Verplichtingen van de exploitant 145 Aanbouwapparatuur of opties aanbouwen 14.B Beschrijving van het voertuig 15.1 Beschrijving van de toepassing 151.1 Voertuigtypen en nominaal hefvermogen 152 Definitie van de rijrichting 173 Beschrijving van modules en functies 183.1 Overzicht modules 183.2 Functiebeschrijving 204 Technische gegevens 224.1 Vermogensgegevens 224.2 Afmetingen 234.3 Gewichten 284.4 Banden 294.5 EN-normen 304.6 Gebruiksvoorwaarden 314.7 Elektrische eisen 315 Locaties van markeringen en typeplaatjes 325.1 Kentekenplaatsen 325.2 Typeplaatje 335.3 Hefvermogenplaatje van het interne transportmiddel 34.C Transport en eerste inbedrijfstelling 35.1 Laden met een kraan 352 Transport 373 Eerste inbedrijfstelling 38.D Batterij - onderhouden, opladen, vervangen 39.1 Veiligheidsvoorschriften in de omgang met zuurbatterijen 392 Batterijtypen 413 Batterij vrijmaken 444 Batterij laden 454.1 Batterij laden met stationaire lader 464.2 Batterij opladen met geïntegreerde lader (o) 465 Batterij demonteren en monteren 525.1 Verwisseling batterij naar boven 535.2 De batterij er zijwaarts uitnemen 56

7

04.1

9 nl

-NL

Page 8: EJE 220/225/230/235/220r/225r - jungheinrich.pt

.E Bediening 57.1 Veiligheidsvoorschriften voor gebruik van het interne transportmiddel 572 Beschrijving van de indicatie- en bedienelementen 592.1 Dissel EJE 220r / EJE 225r 672.2 Ladingindicatie 682.3 Batterijverbruik-bewaker 683 Intern transportmiddel voorbereiden op gebruik 693.1 Controles en handelingen vóór de dagelijkse inbedrijfstelling 693.2 Gebruiksklaar maken 703.3 EJE 220r / 225r bedrijfsklaar maken 713.4 Controles en handelingen na realisatie van de bedrijfsgereedheid 733.5 Intern transportmiddel veilig parkeren 744 Werken met het interne transportmiddel 764.1 Veiligheidsregels voor het rijden 764.2 NOODSTOP 784.3 Gedwongen afremmen 804.4 Rijden 814.5 Langzaam rijden 834.6 Sturen 844.7 Remmen 844.8 Lastopnamemiddel heffen of neerlaten 864.9 Opnemen, transporteren en neerzetten van lasten 915 Storingshulp 1005.1 Intern transport-middel rijdt niet 1015.2 De last kan niet worden geheven 1026 Intern transportmiddel zonder eigen aandrijving verplaatsen 1036.1 Aandrijfwielrem loszetten en activeren 1037 Optionele uitvoering 1067.1 Noodbedrijf met servicesleutel GF60 1067.2 Dissel met toetstoewijzingen aan beide kanten 1087.3 Bedieningspaneel (CanCode) (o) 1097.4 Voertuigparameters met CanCode instellen 1287.5 Parameters 1307.6 Batterijparameters met CanCode instellen 1327.7 Displayinstrument CanDis (o) 1347.8 Display (2 inch) 1367.9 Algemene informatie over bediening van de sleuzelloze

toegangssystemen 1417.10 Display bedienen 1427.11 ISM-toegangsmodule (o) 146.F Onderhoud van het interne transportmiddel 147.1 Bedrijfsveiligheid en milieubescherming 1472 Veiligheidsvoorschriften voor het onderhoud 1482.1 Werkzaamheden aan de elektrische installatie 1492.2 Bedrijfsmiddelen en oude onderdelen 1492.3 Wielen 1492.4 Hydraulische installatie 1503 Bedrijfsmiddelen en smeerplan 1523.1 Veilig werken met bedrijfsmiddelen 1523.2 Smeerschema 154

8

04.1

9 nl

-NL

Page 9: EJE 220/225/230/235/220r/225r - jungheinrich.pt

3.3 Gebruiksmiddelen 1554 Beschrijving van de onderhoudswerkzaamheden 1564.1 Bereid het interne transportmiddel voor ten behoeve van de

onderhoudwerkzaamheden. 1564.2 Intern transportmiddel veilig optillen en opbokken 1564.3 Reinigingswerkzaamheden 1584.4 Voorkap demonteren 1614.5 Aandrijvingskap demonteren en monteren 1624.6 Wielmoeren vastdraaien 1634.7 Peil hydraulische olie controleren 1644.8 Controleer het transmissieoliepeil 1654.9 Controleer elektrische zekeringen 1664.10 Inbedrijfstelling van het interne transportmiddel na

onderhoudswerkzaamheden 1685 Intern transportmiddel stilleggen 1695.1 Maatregelen vóór de stillegging 1695.2 Noodzakelijke maatregelen tijdens de stillegging 1695.3 Opnieuw in gebruik nemen van het interne transportmiddel na

stillegging 1706 Veiligheidscontrole na verloop van tijd en buitengewone

gebeurtenissen 1717 Definitief buiten bedrijf stellen; afvoeren 1718 Meting van lichaamstrillingen 171.G Onderhoud, inspectie en vervanging van

onderhoudsonderdelen 173.1 Inhouden voor de revisie EJE 235 1741.1 Exploitant 1741.2 Klantenservice 1782 Inhouden voor de revisie EJE 220r-225r 1852.1 Exploitant 1852.2 Klantenservice 1893 Inhouden voor de revisie EJE 230 1953.1 Exploitant 1953.2 Klantenservice 1994 Inhouden voor de revisie EJE 220/225 2044.1 Exploitant 2044.2 Klantenservice 208.H Tractiebatterij 215.1 Gebruik volgens bestemming 2152 Typeplaatje 2153 Veiligheidsaanwijzingen, waarschuwingen en andere aanwijzingen 2164 Loodbatterijen met pantserplaatcellen en vloeibaar elektrolyt 2174.1 Beschrijving 2174.2 Gebruik 2194.3 Onderhoud loodbatterijen met pantserplaatcellen 2225 Loodbatterijen met gesloten pantserplaatcellen PzV en PzV-BS 2245.1 Beschrijving 2245.2 Gebruik 2255.3 Onderhoud loodbatterijen met gesloten pantserplaatcellen PzV en

PzV-BS 228

9

04.1

9 nl

-NL

Page 10: EJE 220/225/230/235/220r/225r - jungheinrich.pt

6 Waterbijvulsysteem Aquamatik 2296.1 Opbouw waterbijvulsysteem 2296.2 Functiebeschrijving 2306.3 Vullen 2306.4 Waterdruk 2306.5 Vulduur 2316.6 Waterkwaliteit 2316.7 Batterijslangen 2316.8 Bedrijfstemperatuur 2316.9 Reinigingsmethoden 2316.10 Servicewagen 2317 Elektrolytcirculatie 2327.1 Functiebeschrijving 2328 Batterijen reinigen 2349 Batterij opslaan 23610 Storingshulp 23611 Afdanking 236

10

04.1

9 nl

-NL

Page 11: EJE 220/225/230/235/220r/225r - jungheinrich.pt

A Gebruik volgens bestemming1 Algemeen

Het interne transportmiddel moet volgens de aanwijzingen in dezegebruikshandleiding worden gebruikt, bediend en onderhouden. Een anderetoepassing is niet beoogd en kan leiden tot letsel en tot schade aan het internetransportmiddel of voorwerpen van waarde.

2 Gebruik volgens bestemming

LET OPDe maximale last en lastafstand worden aangegeven op het draagvermogenplaatjeen mogen niet worden overschreden.De last moet op het lastopnamemiddel rusten of door een aanbouwmiddel wordengeheven dat door de fabrikant is goedgekeurd.De last moet volledig worden geheven, zie pagina 91.

De volgende werkzaamheden zijn beoogd en toegestaan:– Heffen en dalen van lasten.– In- en uitslaan van lasten.– Transporteren van gedaalde lasten.

De volgende werkzaamheden zijn niet toegestaan:– Vervoeren en heffen van personen.– Duwen of trekken van lasten.– Lange lasten dwars opnemen.

11

04.1

9 nl

-NL

Page 12: EJE 220/225/230/235/220r/225r - jungheinrich.pt

3 Toegestane gebruiksvoorwaarden

Z Bij interne transportmiddelen met lithium-ion-batterij (o) wijzigen de toegestanegebruiksvoorwaarden, zie handleiding van de producent.

– Gebruik in industriële en bedrijfsomgeving.– Uitsluitend gebruiken op versterkte en vlakke ondergrond met voldoende

draagvermogen.– Toegestane vlak- en puntbelastingen van de rijbanen niet overschrijden.– Uitsluitend op goed overzichtelijke door de exploitant vrijgegeven rijbanen

gebruiken.– Oprijden van hellingen tot maximaal 20 %.– Het is niet toegestaan om dwars of schuin over hellingen te rijden. Last aan

hellingzijde transporteren.– Gebruik op gedeeltelijk openbare verkeerswegen.

WAARSCHUWING!

Gebruik onder extreme omstandighedenHet gebruik van het interne transportmiddel onder extreme omstandigheden kanleiden tot storingen en ongevallen.uVoor gebruik onder extreme omstandigheden, in het bijzonder in sterk stoffige of

corrosieveroorzakende omgeving, is voor het interne transportmiddel een specialeuitrusting en toelating vereist.

uGebruik in explosieve omgevingen is niet toegestaan.uBij onweer (storm, bliksem) mag het interne transportmiddel niet buiten of in

risicozones worden gebruikt.

12

04.1

9 nl

-NL

Page 13: EJE 220/225/230/235/220r/225r - jungheinrich.pt

3.1 Binnengebruik gecombineerd met gebruik buiten of in koelzones(t)

Het interne transportmiddel mag naast de toegestane gebruiksvoorwaarden inindustriële of bedrijfsomgeving ook buiten of in koelruimtes worden gebruikt. Veiligparkeren is echter alleen binnen of in koelzones toegestaan.

– Toegestaan temperatuurbereik -10°C tot 40°C.– Veilig parkeren is uitsluiten bij +5°C tot 40°C toegestaan.– Maximale luchtvochtigheid 95% niet condenserend.– Wisselen van toepassingsbereiken is mogelijk, maar moet wegens condensatie

en mogelijk corrosievorming zo min mogelijk worden gedaan.– Ontdooien is alleen toegestaan als het interne transportmiddel daarna volledig

kan drogen.– Laden van de batterij is onder de +5°C niet toegestaan.

3.2 Binnengebruik in koelhuis met koelhuisuitvoering (o)Het interne transportmiddel blijft naast de toegestane gebruiksvoorwaarden inindustriële en bedrijfsmatige omgeving overwegend in het koelhuis. Het internetransportmiddel mag het koelhuis slechts voor korte tijd verlaten voor het overdragenvan lasten.

– Toegestaan temperatuurbereik -28°C tot +25°C.– Maximale luchtvochtigheid 95% niet condenserend.– Condensatie is alleen toegestaan als het interne transportmiddel daarna volledig

kan drogen.– Bij vorsttemperaturen onder de -10°C moet het interne transportmiddel permanent

worden gebruikt en mag maximaal 15 minuten veilig geparkeerd worden.– Laden van de batterij is onder de +5°C niet toegestaan.

LET OP

Beschadiging batterijBij een lage laadstand kan bij toenemend lage afkoeling de batterij beschadigen.uBij een lage laadstand gebruik bij temperaturen van -28°C tot -5°C beslist

vermijden.uBij een lage laadstand gebruik bij temperaturen van -5°C tot +5°C zoveel mogelijk

vermijden.uBatterij opladen, zie pagina 45.

13

04.1

9 nl

-NL

Page 14: EJE 220/225/230/235/220r/225r - jungheinrich.pt

4 Verplichtingen van de exploitantExploitant in de zin van deze gebruikshandleiding is elke natuurlijke ofrechtspersoon die het interne transportmiddel zelf gebruikt of in wiens opdracht hetwordt gebruikt. In bijzondere situaties (bijvoorbeeld leasen of huren) is de exploitantde persoon die volgens de bestaande overeenkomst tussen eigenaar en bedienervan het interne transportmiddel de genoemde bedrijfsplichten moet waarnemen.De exploitant moet ervoor zorgen dat het interne transportmiddel uitsluitend op debeoogde wijze wordt gebruikt en dat allerlei soorten gevaren voor leven engezondheid van de bediener en derden worden vermeden. Bovendien moet hij denaleving van voorschriften voor ongevallenpreventie, overige veiligheidstechnischeregels en de richtlijnen voor gebruik en onderhoud bewaken. De exploitant moetervoor zorgen, dat alle bedieners deze gebruikshandleiding hebben gelezen enbegrepen.

LET OPBij het niet in acht nemen van deze gebruikshandleiding vervalt de garantie. Degarantie vervalt ook wanneer de klant en / of derden onvakkundige werkzaamhedenaan het object verrichten, zonder toestemming van de producent.

5 Aanbouwapparatuur of opties aanbouwenDe aan- of inbouw van extra elementen, waarmee de functies van het internetransportmiddel worden beïnvloed of waarmee deze functies worden uitgebreid, isuitsluitend toegestaan na schriftelijke toestemming van de producent. Eventueelmoet toestemming van de plaatselijke autoriteiten worden verkregen.De toestemming van autoriteiten vervangt echter niet de toestemming van deproducent.

14

04.1

9 nl

-NL

Page 15: EJE 220/225/230/235/220r/225r - jungheinrich.pt

B Beschrijving van het voertuig1 Beschrijving van de toepassing

De EJE 220/225/230/235/220r/225r is bestemd voor het transporteren van goederenop een vlakke ondergrond. Er kunnen pallets met open palletstandaard of metdwarslatten buiten het bereik van de lastwielen of rolwagens worden opgenomen.De draagvermogen is aangegeven op het lastdiagram Qmax.

EJE 220r / 225r

De EJE 220r / 225r met hellingfunctie is vooral geschikt voor het lossen en ladenaan laadbruggen. Vooral is het opnemen en neerzetten van gepalletiseerdegoederen direct aan de stijgingsknik mogelijk.

1.1 Voertuigtypen en nominaal hefvermogenHet nominale draagvermogen is afhankelijk van het type. Het nominaledraagvermogen kan worden afgeleid uit de type-aanduiding.

EJE220

EJE Type-aanduiding2 Serie20 Nominaal draagvermogen x 100kg

Het nominale draagvermogen is niet altijd gelijk aan het toegestane draagvermogen.Het toegestane draagvermogen is vermeld op het draagvermogenplaatje dat op hetinterne transportmiddel is aangebracht.

15

04.1

9 nl

-NL

Page 16: EJE 220/225/230/235/220r/225r - jungheinrich.pt

16

04.1

9 nl

-NL

Page 17: EJE 220/225/230/235/220r/225r - jungheinrich.pt

2 Definitie van de rijrichtingDe rijrichtingen worden als volgt aangegeven:

1

2 3

4

Pos. Rijrichting1 Links2 Aandrijfrichting3 Lastrichting4 Rechts

17

04.1

9 nl

-NL

Page 18: EJE 220/225/230/235/220r/225r - jungheinrich.pt

3 Beschrijving van modules en functies

3.1 Overzicht modules

6

910 11

5

7

8

12

13

14

15

16

17 18 17

Pos Aanduiding Pos Aanduiding5 t Buikschakelaar 14 t Contactslot6 t Rijschakelaar o Bedieningstoetsenbord

(CanCode)7 t Toets voor langzaam rijden o Contactslot (met extra tweede

niveau rembeluchting)8 t Dissel o ISM-toegangsmodule9 t Batterijdeksel o Toetsenveld10 t NOODSTOP o Transponderlezer11 t Lastopnamemiddel 15 t Voorkap12 o Geïntegreerde batterijlader

24 V / 30 A(incl. veiligheidsschakeling)

18

04.1

9 nl

-NL

Page 19: EJE 220/225/230/235/220r/225r - jungheinrich.pt

13 t Ontlaadindicatie 16 t Aandrijvingskap tweeledigo Displayinstrument (CanDis) 17 t Steunwieleno Display (2"-display) 18 t Aandrijfwiel

t = standaarduitvoering o = optie

19

04.1

9 nl

-NL

Page 20: EJE 220/225/230/235/220r/225r - jungheinrich.pt

3.2 Functiebeschrijving

Veiligheidssystemen

Met de gesloten, gladde contour van het interne transportmiddelen en de ronderanden kan het interne transportmiddel veilig worden gebruikt. De wielen zijn rondomvoorzien van een stabiele stootbescherming.

De lange dissel zorgt voor een grote veiligheidsafstand tussen bediener en internetransportmiddel. Bij het loslaten of in gevaarlijke situaties drukt een gasdrukveer dedissel naar boven en zo in de remstand. De buikschakelaar in de disselkop reageertop lichaamscontact: de rijrichting wordt omgeschakeld, het interne transportmiddelrijdt van de bediener af.

In gevaarlijke situaties worden alle elektrische functies uitgeschakeld met deNOODSTOP-schakelaar.

Noodstop-veiligheidsconcept

De noodstop wordt geactiveerd door de rijregeling. Na het inschakelen voert hetsysteem van het interne transportmiddel een zelfdiagnose uit. Als een storingoptreedt, wordt het interne transportmiddel automatisch tot stilstand afgeremd.Controle-indicaties op het displayinstrument CanDis (o) of op het display (2"-display) (o) geven de noodstop aan.

VOORZICHTIG!

Intern transportmiddel remt automatischAls het systeem merkt dat vereiste signalen ontbreken of als er een storing optreedt,reageert het systeem met een noodstop en remt het interne transportmiddel af totstilstand of tot een geldige signaalpositie.uVereiste bedieningsafstand tot intern transportmiddel aanhouden.

Hydraulische installatie

Met het indrukken van de heftoets start het pompaggregaat, die de hydraulische olieuit de olietank naar de hefcilinder pompt. Met het indrukken van de heftoets wordthet lastopnamemiddel met gelijkmatige snelheid opgeheven, met het indrukken vande daaltoets wordt het lastopnamemiddel neergelaten.

20

04.1

9 nl

-NL

Page 21: EJE 220/225/230/235/220r/225r - jungheinrich.pt

Rijaandrijving

Een vaststaande draaistroommotor drijft via een kegelwieloverbrenging hetaandrijfwiel aan. De elektronische rijregeling zorgt voor traploze toerentalregelingvan de rijmotor en daarmee voor een gelijkmatig, schokvrij optrekken, krachtigaccelereren en elektronisch geregeld afremmen met energieterugwinning.Afhankelijk van de lading en de omgeving kan tussen 3 rijprogramma's wordengekozen: van volledig vermogen tot energiebesparend.

Dissel

De truck wordt gestuurd met een ergonomische dissel. Alle rij- en heffuncties zijneenvoudig en nauwkeurig te bedienen. De dissel heeft een stuurhoek van 180°.

Elektrische installatie

Het interne transportmiddel beschikt over een elektronische rijregeling. Deelektrische installatie van het interne transportmiddel heeft een bedrijfsspanning van24 volt.

Bedienings- en displayelementen

Met ergonomische bedieningselementen kunnen rij- en hydraulische bewegingennauwkeurig worden gedoseerd, zonder moe te worden. De batterijcapaciteit wordtaangegeven met een batterij-indicatie. Op het displayinstrument CanDis (o) of hetdisplay (2"-display) (o) staat voor de bediener belangrijke informatie zoalsbedrijfsuren, batterijcapaciteit en gebeurtenismeldingen.

3.2.1 Bedrijfsurenteller

Z Intern transportmiddel bedrijfsklaar maken, zie pagina 70 of zie pagina 109.

De bedrijfsuren worden geteld, als het interne transportmiddel bedrijfsklaar is en éénvan de volgende bedieningselementen werd bediend:– dissel naar rijbereik "F", zie pagina 81.– Toets "langzaam rijden", zie pagina 83.– Toets "heffen", zie pagina 87.– Toets "dalen", zie pagina 88.

Bij de EJE 220r / 225r worden de bedrijfsuren ook geteld als één van de volgendebedieningselementen zijn bediend:– Toets "hellingfunctie heffen", zie pagina 89.– Toets "hellingfunctie dalen", zie pagina 90.

21

04.1

9 nl

-NL

Page 22: EJE 220/225/230/235/220r/225r - jungheinrich.pt

4 Technische gegevens

Z De informatie over de technische gegevens voldoet aan de Duitse richtlijn overtypebladen voor interne transportmiddelen.Technische veranderingen en aanvullingen voorbehouden.

4.1 Vermogensgegevens Aanduiding EJE 220 EJE 225 EJE 230 EJE 235Q Nominaal draagvermogen 2000 2500 3000 3500 kg

DLastzwaartepuntafstand bijstandaardlengtelastopnamemiddel*)

600 600 600 600 mm

Rijsnelheidmet / zonder nominale last 6,0 / 6,0 6,0 / 6,0 6,0 / 6,0 6,0 / 6,0 km/h

Hefsnelheidmet / zonder nominale last 0,04/0,06 0,03/0,06 0,02/0,06 0,02/0,06 m/s

Daalsnelheidmet / zonder nominale last 0,05/0,05 0,05/0,05 0,05/0,05 0,05/0,05 m/s

Max. stijgcapaciteit (5min)met / zonder nominale last 10 / 20 8 / 20 6 / 20 6 / 20 %

*) Bij een lange uitvoering van het lastopnamemiddel ligt het lastzwaartepunt in hetmidden van het lastopnamemiddel.

Aanduiding EJE 220r EJE 225rQ Nominaal draagvermogen 2000 2500 kg

cLastzwaartepuntafstand bijstandaardlengte van hetlastopnamemiddel*)

600 600 mm

Rijsnelheidmet / zonder nominale last 6,0 / 6,0 6,0 / 6,0 km/h

Hefsnelheidmet / zonder nominale last 0,04/0,06 0,03/0,06 m/s

Daalsnelheidmet / zonder nominale last 0,05/0,05 0,05/0,05 m/s

Max. stijgvermogen (5min)met / zonder nominale last 10 / 20 8 / 20 %

*) Bij een lange uitvoering van het lastopnamemiddel ligt het lastzwaartepunt in hetmidden van het lastopnamemiddel.

22

04.1

9 nl

-NL

Page 23: EJE 220/225/230/235/220r/225r - jungheinrich.pt

4.2 Afmetingen

D

23

04.1

9 nl

-NL

Page 24: EJE 220/225/230/235/220r/225r - jungheinrich.pt

Aanduiding EJE 220 / 225 /235

EJE 230

D Lastzwaartepuntafstandbij standaardlengte van hetlastopnamemiddel*)

600

h3 Heffing 122 mm

h13 Lastopnamemiddelneergelaten 85 m

m

h14 Hoogte van dissel in rijstandmin. / max. 805 / 1321 805 / 1321 m

m

Y* Wielstand (kort, lang) 1353 / 1425 1353 / - mm

l1 Totale lengte (kort, lang) 1763 / 1835 1763 / - mm

l2 Voorbouwmaat (kort, lang) 613 / 685 613 / - mm

b1 Breedte interntransportmiddel 720 m

m

b5 Buitenafstandlastopnamemiddel 540 m

m

b10 Spoorbreedte, voor 508 mm

b11 Spoorbreedte, achter 368 mm

s/e/l Afmetingenlastopnamemiddel 55 / 172 / 1150 m

m

m2 Bodemvrijheid middenwielstand 30 m

m

x Lastafstand 911 mm

Wa** Draaicirkel (kort, lang) 1538 / 1610 1538 / - mm

Ast** Werkgangbreedte bij pallet800x1200 langs (kort/lang) 2027***/2099*** 2027 / - *** m

m

Ast** Werkgangbreedte bij pallet1000x1200 kort (kort/lang) 1977**** / 2049**** 1977 / - **** m

m

a Veiligheidsafstand 200 mm

*) Bij een lange uitvoering van het lastopnamemiddel ligt het lastzwaartepunt in hetmidden van het lastopnamemiddel.

** Lastopnamemiddel geheven / gedaald +53 mm

*** Diagonaal conform de Duitse richtlijnen over typebladen voor internetransportmiddelen +204 mm

24

04.1

9 nl

-NL

Page 25: EJE 220/225/230/235/220r/225r - jungheinrich.pt

**** Diagonaal conform de Duitse richtlijnen over typebladen voor internetransportmiddelen +386 mm

25

04.1

9 nl

-NL

Page 26: EJE 220/225/230/235/220r/225r - jungheinrich.pt

Aanduiding EJE 220r EJE 225rD Lastzwaartepuntafstand

bij standaardlengte van hetlastopnamemiddel*)

600

h3 Heffing 122 mm

h13 Lastopnamemiddel gedaald 85 mm

h14 Hoogte van dissel in rijstandmin. / max. 805 / 1321 m

m

Y* Wielstand (kort, lang) 1353 / 1425 mm

l1 Totale lengte (kort, lang) 1763 / 1835 mm

l2 Voorbouwmaat (kort, lang) 613 / 685 mm

b1 Breedte interntransportmiddel 720 m

m

b5 Buitenafstandlastopnamemiddel 540 m

m

b10 Spoorbreedte, voor 508 mm

b11 Spoorbreedte, achter 368 mm

s/e/l Afmetingenlastopnamemiddel 55 / 172 / 1150 m

m

m2 Bodemvrijheid middenwielstand 30 m

m

x Lastafstand 911 mm

Wa** Draaicirkel (kort, lang) 1538 /1610 mm

Ast** Werkgangbreedte bij pallet800x1200 langs (kort, lang) 2027 ***/ 2099*** m

m

Ast** Werkgangbreedte bij pallet1000x1200 dwars (kort, lang) 1977 **** / 2049**** m

m

a Veiligheidsafstand 200 mm

*) Bij een lange uitvoering van het lastopnamemiddel ligt het lastzwaartepunt in hetmidden van het lastopnamemiddel.

** Lastopnamemiddel geheven / gedaald +53 mm

*** Diagonaal conform de Duitse richtlijnen over typebladen voor internetransportmiddelen +204 mm

26

04.1

9 nl

-NL

Page 27: EJE 220/225/230/235/220r/225r - jungheinrich.pt

**** Diagonaal conform de Duitse richtlijnen over typebladen voor internetransportmiddelen +386 mm

27

04.1

9 nl

-NL

Page 28: EJE 220/225/230/235/220r/225r - jungheinrich.pt

4.3 GewichtenAanduiding EJE 220 EJE 225 EJE 230 EJE 235

Eigengewicht m / l 540 / 637 550 / 647 580 550 kgAslast met lastaan aandrijfzijde /aan lastzijde; m

876 / 1664 990 / 2060 1154 / 2426 1300 / 2750 kg

Aslast zonder lastaan aandrijfzijde /aan lastzijde; m

423 / 117 427 / 123 457 / 123 427 / 123 kg

Aanduiding EJE 220r EJE 225rEigen gewicht; 540 550 kgAslast met lastaan aandrijfzijde /aan lastzijde;

876 / 1664 990 / 2060 kg

Aslast zonder lastaan aandrijfzijde /aan lastzijde;

423 / 117 427 / 123 kg

28

04.1

9 nl

-NL

Page 29: EJE 220/225/230/235/220r/225r - jungheinrich.pt

4.4 BandenAanduiding EJE 220 EJE 225 EJE 230 EJE 235

Bandenmaat, aanaandrijfzijde ø230 x 70 ø230 x 70 ø230 x 70 ø230 x 70 mm

Bandenmaat aan lastzijde;enkelvoudig / tandem

ø85x110 /ø85x85

ø85x110 /ø85x85 - / ø85x85 - / ø85x85 mm

Extra wielen (afmetingen) ø100x40 ø100x40 ø100x40 ø100x40 mmWielen, aantal aanaandrijfzijde / lastzijde (x =aangedreven)

1x +2 / 2 of 4 1x +2 / 4

Aanduiding EJE 220r EJE 225rBandenmaat, aanaandrijfzijde ø230 x 70 ø230 x 70 mm

Bandenmaat, aanlastzijde, enkel ø85x110 ø85x110 mm

Extra wielen (afmetingen) ø100x40 ø100x40 mmWielen, aantal aanaandrijfzijde / lastzijde (x =aangedreven)

1x +2 / 2 of 4

29

04.1

9 nl

-NL

Page 30: EJE 220/225/230/235/220r/225r - jungheinrich.pt

4.5 EN-normenContinu geluidsdrukniveau

– EJE 220/225/230/235/220r/225r: 70 dB(A)

volgens EN 12053 in overeenstemming met ISO 4871.

Z Het continue geluidsdrukniveau wordt bepaald aan de hand van de normgegevensmet gemiddelde waarde en omvat het geluidsdrukniveau bij het rijden, heffen enstationair draaien. Het geluidsdrukniveau wordt gemeten bij het oor van debestuurder.

Elektromagnetische comptabiliteit (EMC)

De producent bevestigt de naleving van grenswaarden voor uitgezondenelektromagnetische stoorsignalen en stoorvastheid, maar ook de controle vanontlading van statische elektriciteit conform EN 12895 en de daar genoemdenormatieve verwijzingen.

Z U mag elektrische of elektronische onderdelen uitsluitend veranderen of verplaatsenmet schriftelijke toestemming van de producent.

WAARSCHUWING!

Storing van medische apparaten door niet-ioniserende stralingElektrische uitrustingen van het interne transportmiddel, die niet-ioniserende stralenafgeven (bijvoorbeeld draadloze gegevensoverdracht), kunnen de werking vanmedische apparatuur (pacemakers, gehoorapparatuur e.d.) van de bediener storenen een verkeerde werking veroorzaken. Met een arts of de producent van hetmedische apparaat moet worden vastgesteld, of een dergelijk apparaat in deomgeving van het interne transportmiddel gebruikt kan worden.

30

04.1

9 nl

-NL

Page 31: EJE 220/225/230/235/220r/225r - jungheinrich.pt

4.6 Gebruiksvoorwaarden

Omgevingstemperatuur

– zonder koelhuisuitvoering: bij gebruik -10°C tot 40°C, zie pagina 13– met koelhuisuitvoering: bij gebruik -28°C tot +25°C, zie pagina 13

Z Bij voortdurend gebruik bij extreme schommelingen in temperatuur encondenserende luchtvochtigheid is voor interne transportmiddelen een specialeuitrusting en toelating vereist.

4.7 Elektrische eisenDe producent bevestigt de naleving van de eisen voor het ontwerp en devervaardiging van de elektrische uitrusting bij beoogd gebruik van het internetransportmiddel volgens EN 1175 "Veiligheid van gemotoriseerdetransportwerktuigen - Elektrische eisen".

31

04.1

9 nl

-NL

Page 32: EJE 220/225/230/235/220r/225r - jungheinrich.pt

5 Locaties van markeringen en typeplaatjes

Z Waarschuwingsborden en pictogrammen zoals hefcapaciteitplaatjes,bevestigingspunten en typeplaatjes moeten altijd leesbaar zijn, indien nodigvervangen.

5.1 Kentekenplaatsen

22

25

20 21

23

26

24

19

Pos Aanduiding19 Serienummer20 Draagvermogen Qmax21 Verbodsplaatje "meerijden verboden"22 Typeplaatje, truck23 Bevestigingspunt voor verladen met een kraan24 Koelhuis (o)25 Testlabel (o)26 Type-aanduiding

32

04.1

9 nl

-NL

Page 33: EJE 220/225/230/235/220r/225r - jungheinrich.pt

5.2 Typeplaatje

27 28 3029 31

39

34

37

36

35

33

32

38

Pos. Aanduiding Pos. Aanduiding27 Type 34 Lastzwaartepuntafstand in mm28 Serienummer 35 Aandrijfvermogen29 Nominaal draagvermogen in kg 36 Batterijgewicht min/max in kg30 Batterijspanning in V 37 Producent31 Leeg gewicht zonder batterij in kg 38 QR-code32 Optie 39 Logo van de producent33 Bouwjaar

Z Bij vragen over het intern transportmiddel of bij het bestellen vanvervangingsonderdelen het serienummer (28) vermelden.

QR-code

De QR-code bevat het serienummer en de producthiërarchie van hetintern transportmiddel.

33

04.1

9 nl

-NL

Page 34: EJE 220/225/230/235/220r/225r - jungheinrich.pt

5.3 Hefvermogenplaatje van het interne transportmiddel

20

Op het lastdiagram (20) is het maximale draagvermogen Q (in kg) vermeld bijgelijkmatige belasting van het lastopnamemiddel.

34

04.1

9 nl

-NL

Page 35: EJE 220/225/230/235/220r/225r - jungheinrich.pt

C Transport en eerste inbedrijfstelling1 Laden met een kraan

WAARSCHUWING!

Gevaar door niet geïnstrueerd personeel bij verladen met kraanDoor ondeskundig verladen met kraan door niet geschoold personeel kan het internetransportmiddel vallen. Om deze reden bestaat er letselgevaar voor het personeelen het gevaar van materiaalbeschadigingen aan het interne transportmiddel.uHet verladen moet worden uitgevoerd door speciaal daarvoor geschoold

vakpersoneel. Het vakpersoneel moet in de ladingborging op voertuigen voor hetwegverkeer en in de hantering van ladingborgmiddelen geïnstrueerd zijn. De juistedimensionering en de te nemen veiligheidsmaatregelen voor het verladengedetailleerd per geval vastleggen.

WAARSCHUWING!

Gevaar voor ongevallen door onvakkundig verladen met kraanDoor gebruik van ongeschikte hijsgereedschappen en een onjuiste toepassing kanhet interne transportmiddel tijdens het verladen met een kraan naar beneden vallen.Het interne transportmiddel bij het heffen niet stoten en ongecontroleerdebewegingen voorkomen. Indien nodig intern transportmiddel met behulp vangeleidingskabels vasthouden.uAlleen personen die geschoold zijn in het werken met bevestigingsmiddelen en

hijsgereedschappen mogen het interne transportmiddel verladen.uBij het verladen met een kraan persoonlijke beschermingsmiddelen (bijvoorbeeld

veiligheidsschoenen, veiligheidshelm, waarschuwingsvest,veiligheidshandschoenen etc.) dragen.

uNiet onder zwevende lasten gaan staan.uNiet in de gevarenzone komen en niet in de gevarenzone blijven staan.uUitsluitend hijsgereedschappen met voldoende draagvermogen gebruiken (zie

typeplaatje voor gewicht van het interne transportmiddel).uDe hijsmiddelen aan de daarvoor bestemde bevestigingspunten bevestigen en

tegen verschuiven borgen.uBevestigingsmiddelen uitsluitend in de voorgeschreven belastingrichting

gebruiken.uBevestigingsmiddelen van de hijsmiddelen zodanig aanbrengen, dat ze bij het

heffen niet in contact komen met aanbouwdelen.

35

04.1

9 nl

-NL

Page 36: EJE 220/225/230/235/220r/225r - jungheinrich.pt

VOORZICHTIG!uInterne transportmiddel met batterijen die aan de zijkant worden uitgenomen (o)

uitsluitend zonder batterij heffen. Bevestigingspunten worden door de batterijverdekt.

Z De hefmast is voorzien van bevestigingspunten aan het frame, voor het verladenvan het interne transportmiddel met behulp van kraanhulpmiddelen (23) .

Intern transportmiddel met kraan verladen

Voorwaarden– Intern transportmiddel veilig parkeren, zie

pagina 74.

Benodigd werktuig (gereedschap) en materiaal– Hijsgereedschap– Hijsmiddelen

Werkwijze• Batterijdeksel openen, indien nodig batterij

demonteren.• Hijsmiddelen aan de bevestigingspunten (23)

bevestigen.

Het interne transportmiddel kan nu met een kraan worden verladen.

2323

36

04.1

9 nl

-NL

Page 37: EJE 220/225/230/235/220r/225r - jungheinrich.pt

2 Transport

WAARSCHUWING!

Ongecontroleerde bewegingen tijdens het transportOndeskundige borging van het interne transportmiddel en de hefmast tijdens hettransport kan tot ernstige ongevallen leiden.uHet verladen mag uitsluitend worden uitgevoerd door speciaal daarvoor geschoold

vakpersoneel. Het vakpersoneel moet in de ladingborging op voertuigen voor hetwegverkeer en in de hantering van ladingborgmiddelen geïnstrueerd zijn. De juistedimensionering en de te nemen veiligheidsmaatregelen voor het verladengedetailleerd per geval vastleggen.

uBij transport op een vrachtwagen of aanhanger moet het interne transportmiddelvakkundig worden vastgesjord.

uDe vrachtwagen of aanhanger moet voorzien zijn van sjorogen.uIntern transportmiddel met behulp van wiggen tegen onbedoelde bewegingen

borgen.uEnkel sjorriemen met voldoende nominale sterkte gebruiken.uSlipvaste materialen voor het borgen van de laadhulpmiddelen (pallet, wiggen, ...)

gebruiken, bijvoorbeeld een antislipmat.

Intern transportmiddel voor transportborgen

Voorwaarden– Intern transportmiddel verladen.– Intern transportmiddel veilig

geparkeerd, zie pagina 74.

Benodigd werktuig (gereedschap) enmateriaal– Spangordels– Randbeschermer– Houten balk of pallet

Werkwijze• Houten balk of pallet tussen

transportkopzijde enlastopnamemiddel positioneren, omvormsluiting tussen transportkopzijdeen lastopnamemiddel te realiseren.

• Sjorbanden (40) aan het interntransportmiddel en aan het transportvoertuig bevestigen en voldoende spannen.

Z Randbeschermer voor de bescherming van het intern transportmiddel en desjorbanden gebruiken.

Het intern transportmiddel kan nu worden getransporteerd.

40

37

04.1

9 nl

-NL

Page 38: EJE 220/225/230/235/220r/225r - jungheinrich.pt

3 Eerste inbedrijfstelling

WAARSCHUWING!

Gevaar door gebruik van ongeschikte energiebronnenGelijkgerichte wisselstroom beschadigt de bouwgroepen (besturingen, sensoren,motoren e.d.) van de elektronische installatie.Ongeschikte kabelverbindingen (te lang, te kleine kabeldoorsnede) naar de batterij(sleepkabels) kunnen verhit raken waardoor het interne transportmiddel en debatterij kunnen verbranden.uIntern transportmiddel uitsluitend met batterijstroom gebruiken.uKabelverbindingen naar de batterij (sleepkabels) moeten korter zijn dan 6 m en

moeten een kabeldoorsnede van 50 mm² hebben.

LET OPU mag geen lasten heffen wanneer het interne transportmiddel via een losseaansluitkabel door een externe batterij wordt gevoed.

Als het interne transportmiddel in meerdere delen wordt geleverd, mag uitsluitendopgeleid en bevoegd personeel de opbouw en inbedrijfstelling uitvoeren.

Werkwijze• Controleren of de uitrusting volledig is.• Indien nodig batterij monteren. zie pagina 52, batterijkabel niet beschadigen.• Batterij opladen, zie pagina 45.

Z Instellingen van intern transportmiddel moeten overeenkomen met het batterijtype(als de batterij door de klant werd geplaatst).

• Hydrauliekoliepeil controleren, indien nodig bijvullen (zie pagina 164).• Intern transportmiddel in bedrijf nemen (zie pagina 70).

Intern transportmiddel is bedrijfsklaar.

Afvlakking van de wielen

Na langer parkeren van het interne transportmiddel kunnen de loopvlakken van dewielen afvlakkingen vertonen. Deze afvlakkingen hebben een negatieve invloed opde veiligheid of stabiliteit van het interne transportmiddel. Nadat Het internetransportmiddel een bepaald traject heeft afgelegd verdwijnen de afvlakkingen.

38

04.1

9 nl

-NL

Page 39: EJE 220/225/230/235/220r/225r - jungheinrich.pt

D Batterij - onderhouden, opladen,vervangen

Z Voor de omgang met lithium-ion-batterijen (o) zie handleiding van producent.

1 Veiligheidsvoorschriften in de omgang met zuurbatterijen

Onderhoudsmedewerkers

Uitsluitend hiervoor opgeleid personeel mag de batterijen opladen, onderhouden envervangen. Deze handleiding en de voorschriften van de producent van de batterijen het batterijlaadstation moeten bij deze werkzaamheden opgevolgd worden.

Brandpreventiemaatregelen

Bij het werken met batterijen mag er niet gerookt worden en er mag geen open vuurworden gebruikt. In de buurt van het voor het opladen geparkeerde internetransportmiddel mogen zich op een afstand van minimaal 2 m geen ontvlambarestoffen of vonkvormende bedrijfsmiddelen bevinden. De ruimte moet geventileerdzijn. Er moeten blusmiddelen worden klaargezet.

VOORZICHTIG!

Gevaar voor brandwonden door gebruik van ongeschikte blusmiddelenBij brand kan bij het blussen met water leiden tot een reactie met het batterijzuur.Daardoor kunnen brandwonden door zuren ontstaan.uPoederblusser gebruiken.uBrandende batterijen nooit met water blussen.

Onderhoud van de batterij

De celdoppen van de batterij moeten droog en schoon worden gehouden. Klemmenen kabelschoenen moeten schoon, licht gesmeerd met batterijpoolvet en stevigvastgeschroefd zijn.

WAARSCHUWING!

Brandgevaar door kortsluitingBeschadigde kabels kunnen kortsluiting veroorzaken waardoor het internetransportmiddel en de batterij kunnen verbranden.uVoor het sluiten van het batterijdeksel eerst controleren of de batterijkabel niet kan

worden beschadigd.

Batterij afvoeren

Batterijen mogen alleen worden afgevoerd met inachtneming van de nationalemilieubepalingen of de wetgeving voor het afvoeren van batterijen. De aanwijzingenvan de producent over het afvoeren opvolgen.

39

04.1

9 nl

-NL

Page 40: EJE 220/225/230/235/220r/225r - jungheinrich.pt

WAARSCHUWING!

Gevaar voor ongevallen en letsel bij het hanteren van batterijenDe batterijen bevatten opgelost zuur, dat giftig en corrosief is. Contact metbatterijzuur beslist voorkomen.uOud batterijzuur op de voorgeschreven wijze afvoeren.uBij het werken aan de batterijen moeten altijd beschermende kleding en

oogbescherming worden gedragen.uBatterijzuur niet op de huid, kleding of in de ogen terecht laten komen, indien

nodig batterijzuur met veel schoon water uitspoelen.uBij letsel (bijvoorbeeld na aanraking van huid en ogen met batterijzuur) meteen

een arts opzoeken.uGemorst batterijzuur meteen met veel water neutraliseren.uEr mogen uitsluitend batterijen worden gebruikt met gesloten batterijtrog.uDe wettelijke voorschriften in acht nemen.

WAARSCHUWING!

Gevaar door het gebruik van ongeschikte, voor het interne transportmiddeldoor Jungheinrich niet vrijgegeven batterijenConstructie, gewicht en afmetingen van de batterij hebben een aanzienlijke invloedop de bedrijfsveiligheid van het interne transportmiddel, in het bijzonder op destabiliteit en het draagvermogen ervan. Het gebruik van ongeschikte, niet doorJungheinrich voor het interne transportmiddel vrijgegeven batterijen kan bij deenergieterugwinning leiden tot een verslechtering van de remeigenschappen van hetinterne transportmiddel, aanzienlijke schade veroorzaken aan de elektrischebesturing en tot grote gevaren voor de veiligheid en gezondheid van personenleiden!uEr mogen uitsluitend door Jungheinrich voor het interne transportmiddel

vrijgegeven batterijen worden gebruikt.uHet veranderen van batterij-uitrusting is uitsluitend toegestaan met toestemming

van Jungheinrich.uBij het vervangen resp. de montage van de batterij moet erop worden gelet dat

deze stevig in het batterijruimte van het interne transportmiddel van het internetransportmiddel zit.

uHet gebruik van door de producent niet vrijgegeven batterijen is niet toegestaan.

Voorafgaand aan alle werkzaamheden aan de batterijen, moet het internetransportmiddel veilig worden geparkeerd (zie pagina 74).

40

04.1

9 nl

-NL

Page 41: EJE 220/225/230/235/220r/225r - jungheinrich.pt

2 BatterijtypenAfhankelijk van de uitvoering wordt het interne transportmiddel uitgerust met eenbepaald batterijtype. De onderstaande tabel toont onder vermelding van hetvermogen, welke combinatie als standaard is voorzien:

EJE 220 / 225

Batterijtrog

Batterijtype Gewicht (kg) Afmetingen (mm)

M 24 V - XFC 158 Ah 220 623X211X62724 V - XFC 158 Ah 180 623X211X62724 V - 2PzV 160 Ah wf Exide 180 624X212X53724 V - 2PzW 160 Ah 180 624X212X53724 V - 2PzV 174 Ah wf Hawker 183 623X211X53724 V - 2PzS 180 Ah 180 624X212X53724 V - 2PzM 180 Ah 180 621X209X53724 V - 2PzV 200 Ah wf Exide 215 621X209X62724 V - 2PzV 220 Ah wf Hawker 218 623X211X62724 V - 2PzW 220 Ah 220 624X212X62724 V - 2PzS 250 Ah 220 624X212X62724 V - 2PzS 250 Ah 220 621X209X62724 V - 2PzM 250 Ah 222 621X209X62524 V - LIB 110 Ah 210 624X207X627

L 24 V - 3PzV 300 Ah wf Exide 290 621X281X62724 V - XFC 316 Ah 288 624X284X62724 V - 3PzV 330 Ah wf Hawker 300 623X283X62724 V - 3PzW 330 Ah 288 624X284X62724 V - 3PzS 345 Ah Lib. Zilver 282 621X284X62724 V - 3PzS 375 Ah 288 624X284X62724 V - 3PzS 375 Ah Lib. Zilver 288 621X281X62724 V - 3PzM 375 Ah 299 621X281X62724 V - LIB 240 Ah SBE 288 624X284X68324 V - LIB 360 Ah SBE 288 624X284X683

Z Als optie is uitvoering met een lithium-ion-batterij mogelijk, zie handleiding "Li-ion-batterij 24V - 240Ah / 360Ah."

41

04.1

9 nl

-NL

Page 42: EJE 220/225/230/235/220r/225r - jungheinrich.pt

EJE 230 / 235

Batterijtrog

Batterijtype Gewicht (kg) Afmetingen (mm)

M 24 V - XFC 158 Ah 220 623X211X62724 V - XFC 158 Ah 180 623X211X62724 V - 2PzV 160 Ah wf Exide 180 624X212X53724 V - 2PzW 160 Ah 180 624X212X53724 V - 2PzV 174 Ah wf Hawker 183 623X211X53724 V - 2PzS 180 Ah 180 624X212X53724 V - 2PzM 180 Ah 180 621X209X53724 V - 2PzV 200 Ah wf Exide 215 621X209X62724 V - 2PzV 220 Ah wf Hawker 218 623X211X62724 V - 2PzW 220 Ah 220 624X212X62724 V - 2PzS 250 Ah 220 624X212X62724 V - 2PzS 250 Ah 220 621X209X62724 V - 2PzM 250 Ah 222 621X209X625

Z Als optie is uitvoering met een lithium-ion-batterij mogelijk, zie handleiding "Li-ion-batterij 24V - 240Ah / 360Ah."

42

04.1

9 nl

-NL

Page 43: EJE 220/225/230/235/220r/225r - jungheinrich.pt

EJE 220r / 225r

Batterijtrog

Batterijtype Gewicht (kg) Afmetingen (mm)

M 24 V - XFC 158 Ah 220 623X211X62724 V - XFC 158 Ah 180 623X211X62724 V - 2PzV 160 Ah wf Exide 180 624X212X53724 V - 2PzW 160 Ah 180 624X212X53724 V - 2PzV 174 Ah wf Hawker 183 623X211X53724 V - 2PzS 180 Ah 180 624X212X53724 V - 2PzM 180 Ah 180 621X209X53724 V - 2PzV 200 Ah wf Exide 215 621X209X62724 V - 2PzV 220 Ah wf Hawker 218 623X211X62724 V - 2PzW 220 Ah 220 624X212X62724 V - 2PzS 250 Ah 220 624X212X62724 V - 2PzS 250 Ah 220 621X209X62724 V - 2PzM 250 Ah 222 621X209X625

L 24 V - 3PzV 300 Ah wf Exide 290 621X281X62724 V - XFC 316 Ah 288 624X284X62724 V - 3PzV 330 Ah wf Hawker 300 623X283X62724 V - 3PzW 330 Ah 288 624X284X62724 V - 3PzS 345 Ah Lib. Zilver 282 621X284X62724 V - 3PzS 375 Ah 288 624X284X62724 V - 3PzS 375 Ah Lib. Zilver 288 621X281X62724 V - 3PzM 375 Ah 299 621X281X627

Het batterijgewicht is vermeld op het typeplaatje van de batterij. Batterijen met niet-geïsoleerde polen moeten afgedekt zijn met een slipvaste isoleermat.

LET OP

Beschadiging batterijBatterij, lader (laadkarakteristiek) en batterijparameters moeten bij elkaar passen,omdat er anders beschadigingen kunnen optreden.

LET OP

Kortere levensduur van batterijVoor een optimale cycluslevensduur van de batterij moeten altijd de actueelgeldende gebruiks- en onderhoudsinstructies van de batterijproducent wordenaangehouden.

43

04.1

9 nl

-NL

Page 44: EJE 220/225/230/235/220r/225r - jungheinrich.pt

3 Batterij vrijmaken

WAARSCHUWING!

Gevaar voor ongevallen door niet geborgd intern transportmiddelParkeren van het interne transportmiddel op hellingen of met opgeheven last en/ofopgeheven lastopnamemiddel is gevaarlijk en niet toegestaan.uIntern transportmiddel op vlakke ondergrond neerzetten. In bijzondere gevallen het

interne transportmiddel met bijvoorbeeld wiggen borgen.uLastopnamemiddel volledig neerlaten.uParkeerplaats zo kiezen dat niemand letsel kan oplopen aan het neergelaten

lastopnamemiddel.uWanneer de rem niet bedrijfsklaar is, moet het interne transportmiddel worden

beveiligd tegen abusievelijk bewegen door wiggen tegen de wielen te plaatsen.

VOORZICHTIG!

Beknellingsgevaar door dichtklappend batterijdekselAls het batterijdeksel niet helemaal wordt opengeklapt, kan het batterijdekselplotseling dichtklappen en kneuzingen veroorzaken. Het batterijdeksel is pas echtomhoog geklapt, als deze meer dan 90° wordt geopend. Daarbij wordt ze door dezwaartekracht open gehouden.uBatterijdeksel tot de aanslag openen.

Voorwaarden– Intern transportmiddel horizontaal

neerzetten.– Intern transportmiddel veilig neerzetten,

zie pagina 74.

Werkwijze• Open de batterijkap (9).• Neem eventueel aanwezige isoleermatten

van de batterij.

De batterij is vrijgelegd.

9

44

04.1

9 nl

-NL

Page 45: EJE 220/225/230/235/220r/225r - jungheinrich.pt

4 Batterij laden

WAARSCHUWING!

Explosiegevaar door gassen die ontstaan tijdens het ladenBij het laden geeft de batterij een mengsel van zuurstof en waterstof (knalgas) af. Degasvorming is een chemisch proces. Dit gasmengsel is zeer explosief en mag nietworden ontstoken.uHet aansluiten en loskoppelen van laadkabels van het batterijlaadstation met de

batterijstekker mag alleen plaatsvinden als het laadstation en internetransportmiddel is uitgeschakeld.

uBatterijlader in spanning, laadcapaciteit en batterijtype afstemmen op de batterij.uVoor het laden eerst alle kabel- en steekverbindingen controleren op zichtbare

beschadigingen.uVoor voldoende ventilatie zorgen van de ruimte waarin het interne transportmiddel

wordt opgeladen.uBatterijdeksel moet geopend zijn en de oppervlakken van de batterijcellen moeten

bij het laden van de batterij vrij liggen, om voldoende ventilatie te garanderen.uBij het werken met batterijen mag er niet gerookt worden en er mag geen open

vuur worden gebruikt.uIn de buurt van het voor het opladen geparkeerde interne transportmiddel mogen

zich op een afstand van minimaal 2 m geen ontvlambare stoffen of vonkvormendebedrijfsmiddelen bevinden.

uEr moeten blusmiddelen worden klaargezet.uGeen metalen voorwerpen op de batterij leggen.uDe veiligheidsvoorschriften van de producent van batterij en laadstation moeten

beslist worden nageleefd.

LET OP

Beschadiging batterijBatterij, lader (laadkarakteristiek) en batterijparameters moeten bij elkaar passen,omdat er anders beschadigingen kunnen optreden.

45

04.1

9 nl

-NL

Page 46: EJE 220/225/230/235/220r/225r - jungheinrich.pt

4.1 Batterij laden met stationaire lader

Batterij opladen

Voorwaarden– Batterij vrijmaken, zie pagina 44.

Werkwijze• Batterijstekker (41) loskoppelen

van de truckstekker.• Batterijstekker (41) met de

laadkabel (42) van de stationairelader verbinden.

• Laadproces starten zoalsbeschreven in degebruikshandleiding van delader.

Batterij wordt opgeladen.

41

42

Batterij opladen beëindigen, bedrijfsklaar maken

LET OPAls het opladen wordt onderbroken is niet meer de volledige batterijcapaciteitbeschikbaar.Voorwaarden– Batterij is volledig geladen.

Werkwijze• Laadproces beëindigen zoals beschreven in de gebruikshandleiding van de lader.• Batterijstekker (41) van de laadkabel (42) van de stationaire lader loskoppelen.• Batterijstekker (41) aansluiten op het interne transportmiddel.

Interne transportmiddel is weer gebruiksklaar.

4.2 Batterij opladen met geïntegreerde lader (o)

GEVAAR!

Elektrische schok en brandgevaarBeschadigde en ongeschikte kabels kunnen een elektrische schok en brand dooroververhitting veroorzaken.uEnkel stroomkabel met een maximale kabellengte van 30 m gebruiken.

De regionale voorschriften moeten worden nageleefd.uKabelrol bij gebruik helemaal afrollen.uUitsluitend de originele stroomkabels van de producent gebruiken.uIsolatiebeschermingsklasse en bestendigheid tegen zuren en logen moet

overeenstemmen met de stroomkabels van de producent.uDe laadstekker moet bij gebruik droog en schoon zijn.

46

04.1

9 nl

-NL

Page 47: EJE 220/225/230/235/220r/225r - jungheinrich.pt

LET OP

Beschadigingen door niet correct gebruik van de geïntegreerde laderDe geïntegreerde lader die bestaat uit batterijlader en batterijcontroller mag nietworden geopend. Bij storingen moet de klantenservice van producent wordeningelicht.uDe lader mag alleen worden gebruikt voor de door Jungheinrich geleverde

batterijen of andere batterijen die na aanpassing door de klantenservice van deproducent zijn toegelaten voor het interne transportmiddel.

uZe mogen niet worden verwisseld met andere interne transportmiddelen.uDe batterij niet tegelijkertijd op twee laders aansluiten.

4.2.1 Instelling laadkarakteristiek (inbouwlader 2430)

Z Standaard wordt bij levering van het interne transportmiddel zonder batterij depositie 0 ingesteld. Op de stekker (44) kan een batterij-laadindicatie, een laad-/ontlaadindicatie, een CanDis of een bipolaire LED worden aangesloten.

43 44

VOORZICHTIG!uVoor het instellen van de betreffende laadcurve eerst de netstekker eruit trekken!Laadkarakteristiek instellen

Voorwaarden– Batterij is aangesloten.

Werkwijze• Instelschakelaar (43) van de lader naar rechts draaien, om de laadcurve aan de

gebruikte batterij aan te passen.• De geldigheid van de nieuwe instelling wordt bevestigd door een knipperende

groene led en deze is meteen effectief.

De laadkarakteristiek is ingesteld.

47

04.1

9 nl

-NL

Page 48: EJE 220/225/230/235/220r/225r - jungheinrich.pt

Toewijzing knippersequentie / laadcurve (ELG 2430)

Knippersequentie Geselecteerde laadcurven (karakteristieken)0 Intern transportmiddel zonder batterij

1 Natte batterij: PzS met 100 - 300 AhNatte batterij: PzM met 100 - 179 Ah

2 Onderhoudsvrij: PzV met 100 - 149 Ah3 Onderhoudsvrij: PzV met 150 - 199 Ah4 Onderhoudsvrij: PzV met 200 - 330 Ah

5

Natte batterij: PzS met pulskarakteristiek 200 -400 AhNatte batterij: PzM met pulskarakteristiek 180 -400 AhNatte batterij: PzS met pulskarakteristiek200-414 Ah

6 Jungheinrich 100 - 300 Ah

LET OPuAlle overige standen van de schakelaar (43) blokkeren de batterijlader resp. de

batterij wordt niet geladen.uBij PzM-batterijen met een capaciteit lager dan 180Ah karakteristiek 1 instellen,

vanaf 180Ah karakteristiek 5 instellen.uBij natte batterijen PzS 200-300Ah kan zowel karakteristiek 1 als karakteristiek 5

worden gebruikt, waarbij de karakteristiek 5 zorgt voor een snellere lading.uBij aangesloten batterij is een instelhulp door de batterijlader mogelijk: Bij een

geldige schakelaarstand knippert de groene led afhankelijk van de ingesteldestand, bij een ongeldige schakelaarstand knippert de rode led.

48

04.1

9 nl

-NL

Page 49: EJE 220/225/230/235/220r/225r - jungheinrich.pt

4.2.2 Batterij opladen

Laden starten met geïntegreerde lader

Netaansluiting

Netspanning: 230 V / 110 V (+10/-15%)Netfrequentie: 50 Hz / 60 Hz

De stroomkabel van de lader (45) is geïntegreerd in devoorkap of in de batterijruimte.

Batterij opladen

Voorwaarden– Intern transportmiddel veilig parkeren, zie

pagina 74.– Batterij vrijmaken, zie pagina 44.– Correct laadprogramma op lader ingesteld.

Werkwijze• Eventueel aanwezige isoleermat van de batterij

verwijderen.• Batterijstekker moet ingestoken blijven.• Netstekker (45) in een stopcontact steken.• NOODSTOP-schakelaar omhoog trekken.

De knipperende led geeft de laadtoestand of eenstoring weer (zie tabel "led-indicatie" voor deknippercodes).

Batterij wordt opgeladen.

Z Wanneer de netstekker (45) op het stroomnet isaangesloten, zijn alle elektrische functies van hetinterne transportmiddel onderbroken (elektrischewegrijbeveiliging). Het interne transportmiddel kan nietworden gebruikt.Batterij opladen beëindigen, bedrijfsklaar maken

LET OPAls het opladen wordt onderbroken is niet meer de volledige batterijcapaciteitbeschikbaar.Voorwaarden– Batterij is volledig geladen.

Werkwijze• Netstekker (45) uit het stopcontact trekken en met stroomkabel volledig in het

opbergvak (47) opbergen.• Indien nodig aanwezige isoleermat weer over de batterij leggen.• Batterijdeksel veilig sluiten.

Interne transportmiddel is weer gebruiksklaar.

45

49

04.1

9 nl

-NL

Page 50: EJE 220/225/230/235/220r/225r - jungheinrich.pt

VOORZICHTIG!

Gevaar door beschadigde stroomkabeluBij het sluiten van het batterijdeksel stroomkabel niet inklemmen.

Laadtijden

De laadduur is afhankelijk van de capaciteit van de batterij.

Z Na een stroomuitval wordt het laden automatisch voortgezet. U kunt het ladenonderbreken door de netstekker eruit te trekken en voortzetten als deellading.

50

04.1

9 nl

-NL

Page 51: EJE 220/225/230/235/220r/225r - jungheinrich.pt

LED-indicatie

46

(46)

Groene LED (laadtoestand)brandt Laden voltooid; batterij is vol. (laadpauze,

druppelladen of compensatieladen).knippert langzaam Laadproces.

knippert snel Indicatie bij het begin van het laden of na instelling vaneen nieuwe karakteristiek. Aantal knipperpulsen komtovereen met de ingestelde karakteristiek.

Rode LED (storing)brandt Overtemperatuur. Laden is onderbroken.

knippert langzaam Veiligheidlaadtijd overschreden. Laden is onderbroken.Netonderbreking voor nieuwe laadstart vereist.

knippert snel Instelling van karakteristiek is ongeldig.

Druppelladen

Het druppelladen begint automatisch na het voltooien van het laden.

Deelladingen

De lader is zodanig geconstrueerd, dat deze zich bij het bijladen van gedeeltelijkgeladen batterijen automatisch aanpast. Dit beperkt de batterijslijtage.

51

04.1

9 nl

-NL

Page 52: EJE 220/225/230/235/220r/225r - jungheinrich.pt

5 Batterij demonteren en monteren

WAARSCHUWING!

Gevaar op ongevallen bij het uit- en inbouwen van de batterijDoor het gewicht en de batterijzuren, kan er bij het uit- en inbouwen van de batterijletsel ontstaan.uDe paragraaf „Veiligheidsvoorschriften bij de omgang met zuurbatterijen“ in dit

hoofdstuk in acht nemen.uBij het uit- en inbouwen van de batterij veiligheidsschoenen dragen.uUitsluitend batterijen gebruiken met geïsoleerde cellen en geïsoleerde

poolconnectoren, evt. met een rubberen mat afdekken.uIntern transportmiddel horizontaal neerzetten.uBatterij enkel vervangen met hijsmiddelen met voldoende hefcapaciteit.uGebruik alleen goedgekeurde hulpmiddelen voor het vervangen van de batterij

(batterijwisselframe, batterijwisselstation, etc.).uErop letten, dat de batterij stevig in de batterijruimte van het interne

transportmiddel is geplaatst.

VOORZICHTIG!

Gevaar voor ongevallen en letsel door elektrische spanningBij het monteren en demonteren van de lithium-ion batterij kunnen ongevallen enletsel door elektrische spanningen ontstaan.uMonteren en demonteren van de lithium-ion batterij uitsluitend door geschoold

vakpersoneel laten uitvoeren.

VOORZICHTIG!

BeknellinggevaarBij het sluiten van de batterijkap bestaat er een beknellingsgevaar.uBij het sluiten van de batterijkap mag er niets tussen de batterijkap en het interne

transportmiddel zitten.

52

04.1

9 nl

-NL

Page 53: EJE 220/225/230/235/220r/225r - jungheinrich.pt

5.1 Verwisseling batterij naar boven

Batterij demonteren

Voorwaarden– Intern transportmiddel veilig parkeren, zie

pagina 74.– Batterij vrijmaken, zie pagina 44.

Benodigd werktuig (gereedschap) en materiaal– Hijsmiddelen

Werkwijze• Batterijstekker loskoppelen van de

truckstekker.

Z De batterijkabel zo op de batterijtrog leggen, dat deze bij het eruit trekken van debatterij niet kan afscheuren.

• Hijsmiddelen aan de ogen (47) bevestigen.

Z Haken zodanig aanbrengen, dat ze bij ontspannen hijsmiddelen niet op debatterijcellen kunnen vallen. De hijsmiddelen moeten verticaal heffen, zodat debatterijtrog niet wordt samengedrukt.

• Batterij met hijsmiddelen langzaam naar boven toe uit de batterijtrog trekken.

Batterij is gedemonteerd.

47

53

04.1

9 nl

-NL

Page 54: EJE 220/225/230/235/220r/225r - jungheinrich.pt

Batterij inbouwen EJE 220 / 225 / 230 / 235

Voorwaarden– Intern transportmiddel veilig parkeren, zie pagina 74.

Werkwijze

Z De montage vindt in omgekeerde volgorde plaats. Daarbij op de juistemontagepositie en juiste aansluiting van de batterij letten.

Z De batterijkabel zo op de batterijtrog leggen, dat deze bij het inschuiven van debatterij niet kan afscheuren.

• Batterijstekker met de truckstekker verbinden.VOORZICHTIG!

BeknellingsgevaarBij het sluiten van het batterijdeksel bestaat er beknellingsgevaar.uNiet tussen batterijdeksel en frame grijpen, batterijdeksel enkel vasthouden aan de

daarvoor bestemde greep.uBatterijdeksel voorzichtig en langzaam sluiten.

Batterijdeksel sluiten.

Batterij is gemonteerd.

Z Na de hermontage alle kabel- en steekverbindingen op zichtbare schadecontroleren.

54

04.1

9 nl

-NL

Page 55: EJE 220/225/230/235/220r/225r - jungheinrich.pt

Batterij inbouwen EJE 220r / 225r

Voorwaarden– Intern transportmiddel veilig parkeren, zie pagina 74.

Werkwijze

Z De montage vindt in omgekeerde volgorde plaats. Daarbij op de juistemontagepositie en juiste aansluiting van de batterij letten.

Z De batterijkabel zo op de batterijtrog leggen, dat deze bij het inschuiven van debatterij niet kan afscheuren.

LET OP

Beschadiging van extra hydraulische functie in batterijruimte voorkomenuBij het inbouwen van de batterij ervoor zorgen dat de componenten van de extra

hydraulische functie (ventielen, slangen en elektrische verbindingsleidingen) nietworden ingeklemd.

• Batterijstekker met de truckstekker verbinden.VOORZICHTIG!

BeknellingsgevaarBij het sluiten van het batterijdeksel bestaat er beknellingsgevaar.uNiet tussen batterijdeksel en frame grijpen, batterijdeksel enkel vasthouden aan de

daarvoor bestemde greep.uBatterijdeksel voorzichtig en langzaam sluiten.

Batterijdeksel sluiten.

Batterij is gemonteerd.

Z Na de hermontage alle kabel- en steekverbindingen op zichtbare schadecontroleren.

55

04.1

9 nl

-NL

Page 56: EJE 220/225/230/235/220r/225r - jungheinrich.pt

5.2 De batterij er zijwaarts uitnemen

Z De batterij kan alleen optioneel aan de zijkant eruit worden gehaald. En bij de EJE220r / 225r kan de zijdelings batterij-uitname alleen links worden uitgevoerd.

VOORZICHTIG!

BeknellingsgevaarBij het zijwaarts demonteren en monteren van de batterij bestaat erbeknellingsgevaar.uBij het demonteren en monteren van de batterij niet tussen batterij en frame

grijpen.

Batterij demonteren

Voorwaarden– Intern transportmiddel veilig geparkeerd,zie pagina 74– Batterij is vrijgelegd, zie pagina 44

Werkwijze• Batterijstekker van de voertuigstekker halen.• Kantel de batterijvergrendeling (48) tot aan de aanslag.• Neem de batterij er zijwaarts uit.

Batterij is gedemonteerd.

48

Z De montage vindt in omgekeerde volgorde plaats. Let daarbij op de juistemontagepositie en juiste aansluiting van de batterij. De batterijkabel zo op debatterijtrog leggen, dat hij bij het inbrengen van de batterij niet kan wordenafgesneden.

– Na het inbouwen alle kabel- en stekkerverbindingen controleren op zichtbareschade.

VOORZICHTIG!

BeknellingsgevaarBij het sluiten van het batterijdeksel bestaat erbeknellingsgevaar.uNiet tussen batterijdeksel en frame grijpen, batterijdeksel

enkel vasthouden aan de daarvoor bestemde greep.uBatterijdeksel voorzichtig en langzaam sluiten.

48

56

04.1

9 nl

-NL

Page 57: EJE 220/225/230/235/220r/225r - jungheinrich.pt

E Bediening1 Veiligheidsvoorschriften voor gebruik van het interne

transportmiddel

Rijbevoegdheid

Het interne transportmiddel mag alleen worden gebruikt door personen die zijnopgeleid in de bediening van het interne transportmiddel, die hun vaardigheden inhet rijden en hanteren van lasten hebben gedemonstreerd aan de exploitant of diensgemachtigde, en die van deze persoon nadrukkelijk opdracht hebben gekregen tothet bedienen van het interne transportmiddel.

Rechten, plichten en gedragregels voor de bediener

De bediener moet onderricht hebben ontvangen in zijn rechten en plichten en in debediening van het interne transportmiddel, en moet vertrouwd zijn met de inhoud vandeze gebruikshandleiding. Bij interne transportmiddelen, die in de meeloopmodusworden gebruikt, moeten bij de bediening veiligheidsschoenen worden gedragen.

Verbod op gebruik door onbevoegden

De bediener is tijdens de gebruikstijd verantwoordelijk voor het internetransportmiddel. De bediener moet onbevoegden verbieden met het internetransportmiddel te rijden of het te bedienen. Er mogen geen personen meegenomenof opgetild worden.

Beschadigingen en gebreken

Beschadigingen en overige gebreken aan het interne transportmiddel ofaanbouwapparaat moeten onmiddellijk worden gemeld aan de leidinggevende.Bedrijfsonveilige interne transportmiddelen (bijvoorbeeld met versleten wielen ofdefecte remmen) mogen niet worden gebruikt voordat ze op de voorgeschrevenwijze zijn gerepareerd.

Reparaties

Zonder toestemming en zonder speciale opleiding mag de bediener geen reparatiesof veranderingen aan het interne transportmiddel doorvoeren. De bediener mag dewerking van de veiligheidssystemen of schakelaars in geen geval veranderen ofbuiten werking zetten.

57

04.1

9 nl

-NL

Page 58: EJE 220/225/230/235/220r/225r - jungheinrich.pt

Gevarenzone

WAARSCHUWING!

Gevaar voor ongevallen en letsel in de gevarenzone van het internetransportmiddelDe gevarenzone is het bereik, waarbinnen de rij- of hefbewegingen van het internetransportmiddel, de lastopnamemiddelen of de last een gevaar vormen voorpersonen. Hiertoe behoort ook de zone waar een vallende last of een dalend /vallend arbeidsmiddel terecht kan komen.uOnbevoegde personen uit de gevarenzone sturen.uBij gevaar voor personen moet er tijdig een waarschuwingsteken worden gegeven.uWanneer onbevoegde personen ondanks opdracht daartoe de gevarenzone niet

verlaten, het interne transportmiddel onmiddellijk stilzetten.

Veiligheidssystemen, waarschuwingsplaatjes en waarschuwingen

De in deze gebruikshandleiding beschreven veiligheidssystemen,waarschuwingsplaatjes (zie pagina 32) en waarschuwingen beslist in acht nemen.

WAARSCHUWING!

Gevaar voor ongevallen door verwijderen of buiten werking zetten vanveiligheidssystemenHet verwijderen of buiten werking zetten van veiligheidssystemen zoalsNOODSTOP-schakelaar, contactslot, toetsen, claxon, flitslichten, sensoren,afdekkingen etc. kan leiden tot ongelukken en letsel.uVastgestelde gebreken direct bij de leidinggevende melden.uDefect intern transportmiddel markeren en stilleggen.uIntern transportmiddel pas weer in gebruik nemen nadat het defect is gevonden en

verholpen.

58

04.1

9 nl

-NL

Page 59: EJE 220/225/230/235/220r/225r - jungheinrich.pt

2 Beschrijving van de indicatie- en bedienelementen

6 5 53

7

12

6

5250

10

8

13, 54, 55

14, 56

5149

59

04.1

9 nl

-NL

Page 60: EJE 220/225/230/235/220r/225r - jungheinrich.pt

Pos Bedienings-/indicatie-element

Functie

5 Buikschakelaar t Veiligheidsfunctie tijdens het rijden inaandrijfrichting: Met het activeren vande buikschakelaar rijdt het internetransportmiddel ca. 3 s in lastrichting.Dan schakelt het internetransportmiddel uit, totdat derijschakelaar voor korte tijd in deneutrale stand is gezet.

6 Rijschakelaar t Regelt de rijrichting en de rijsnelheid.7 Toets - langzaam rijden t Door het indrukken van de toets

Langzaam rijden, worden derijsnelheid en de acceleratiegereduceerd. Wanneer de dissel inhet bovenste rembereik staat, kandoor het indrukken van deze toets deremfunctie worden overbrugd en hetinterne transportmiddel met langzaamrijden worden verplaatst.

8 Dissel t Intern transportmiddel sturen enremmen.

10 NOODSTOP-schakelaar t Onderbreekt de verbinding met debatterij– Alle elektrische functies worden

uitgeschakeld en het internetransportmiddel wordt afgeremd

12 AansluitkabelGeïntegreerde batterijlader(incl. veiligheidsschakeling)

o Opladen van de batterij door denetstekker in een stopcontact testeken.

49 Toets - lastopnamemiddeldalen

o Lastopnamemiddel dalen.

50 Toets - lastopnamemiddeldalen

t Lastopnamemiddel dalen.

60

04.1

9 nl

-NL

Page 61: EJE 220/225/230/235/220r/225r - jungheinrich.pt

Pos Bedienings-/indicatie-element

Functie

51 Toets - lastopnamemiddelheffen

o Lastopnamemiddel heffen.

52 Toets - lastopnamemiddelheffen

t Lastopnamemiddel heffen.

53 Toets -waarschuwingssignaal

t Akoestisch signaal activeren.

7 Toets - langzaam rijden t Door het indrukken van de toetsLangzaam rijden, worden derijsnelheid en de acceleratiegereduceerd. Wanneer de dissel inhet bovenste rembereik staat, kandoor het indrukken van deze toets deremfunctie worden overbrugd en hetinterne transportmiddel met langzaamrijden worden verplaatst.

61

04.1

9 nl

-NL

Page 62: EJE 220/225/230/235/220r/225r - jungheinrich.pt

6 5 53

7

12

6

5250

10

8

13, 54, 55

14, 56

5149

62

04.1

9 nl

-NL

Page 63: EJE 220/225/230/235/220r/225r - jungheinrich.pt

Pos Bedienings-/indicatie-element

Functie

13 Ontlaadindicatie t Indicatie laadtoestand van de batterij.14 Contactslot t – Intern transportmiddel door het

inschakelen van de stuurspanningvrijgeven

– Door de sleutel uit het contactslot tetrekken is het internetransportmiddel beveiligd tegeninschakelen door onbevoegden

Contactslot met tweedeschakelniveau

o De rembeluchting voor het bewegenvan een niet bedrijfsklaar interntransportmiddel.

54 CanDis o Displayinstrument voor– Batterijcapaciteit– Bedrijfsuren– Waarschuwingen– Parameterinstelling

55 Display(2"-display)

o

Indicatie voor– Batterijcapaciteit– Batterijcapaciteit– Bedrijfsuren– Rijprogramma– Waarschuwingsindicaties– Gebeurtenismeldingen

Softkey-toetsen onder display

63

04.1

9 nl

-NL

Page 64: EJE 220/225/230/235/220r/225r - jungheinrich.pt

Pos Bedienings-/indicatie-element

Functie

56 CanCode o Vervangt het contactslot– Intern transportmiddel vrijgeven

door invoeren van de juiste code– Rijprogramma selecteren– Code-instelling

ISM Online o Vervangt het contactslot– Intern transportmiddel vrijgeven met

kaart / transponder– Indicatie bedrijfsklare toestand– Bedrijfsgegevensregistratie– Gegevensuitwisseling met kaart /

transponder Toetsenveld o Vervangt het contactslot

– Uitsluitend als aanvulling op hetdisplay

– Het interne transportmiddelvrijgeven door configuratie- entoegangscode in te voeren

Transponderlezer o Vervangt het contactslot– Uitsluitend als aanvulling op het

display– Intern transportmiddel vrijgeven met

kaart / transponder

64

04.1

9 nl

-NL

Page 65: EJE 220/225/230/235/220r/225r - jungheinrich.pt

6 5 53

7

12

6

5250

10

8

13, 54, 55

14, 56

5149

65

04.1

9 nl

-NL

Page 66: EJE 220/225/230/235/220r/225r - jungheinrich.pt

66

04.1

9 nl

-NL

Page 67: EJE 220/225/230/235/220r/225r - jungheinrich.pt

2.1 Dissel EJE 220r / EJE 225r

57 58 52 50

52505758

Pos Bedienings-/indicatie-element

Functie

50 Toets - lastopnamemiddeldalen

t Lastopnamemiddel dalen.

52 Toets - lastopnamemiddelheffen

t Lastopnamemiddel heffen.

57 Toets - hellingfunctie dalen t Hellingfunctie dalen.58 Toets - hellingfunctie heffen t Hellingfunctie heffen.

67

04.1

9 nl

-NL

Page 68: EJE 220/225/230/235/220r/225r - jungheinrich.pt

2.2 Ladingindicatie

Nadat het interne transportmiddel is vrijgeschakeldmet het contactslot, de CanCode of de ISM wordtde laadtoestand van de batterij weergegeven. Delichtkleuren van de led (59) geven de volgendetoestanden aan:

Kleur led LaadtoestandGroen 40 – 100 %Oranje 30 – 40 %

groen/oranjeknippert 1 Hz 20 – 30 %

Rood 0 – 20 %

Z Als de led rood brandt, kunnen geen lasten meer worden geheven. De heffunctiewordt pas weer vrijgegeven, wanneer de aangesloten batterij voor minimaal 70% isgeladen.Als de led rood knippert en het interne transportmiddel niet gebruiksklaar is, moet ercontact worden opgenomen met de klantenservice van de producent. Het roodknipperen is een code van de truckbesturing. De knippervolgorde toont het typestoring aan.

2.3 Batterijverbruik-bewaker

Z De batterij-ontlaadindicator / ontlaadbewaker wordt standaard ingesteld opstandaardbatterijen. Bij gebruik van onderhoudsvrije of speciale batterijen moeten deindicatie- en uitschakelpunten van de batterijontlaadbewaker door de klantenservicevan de producent worden ingesteld. Als dit niet gebeurd kan de batterij doordiepteontlading worden beschadigd.

LET OP

Beschadiging van de batterij door diepontladingDoor zelfontlading van de batterij kan er diepontlading voorkomen. Doordiepontlading gaat de batterij minder lang mee.uBatterij minimaal om de 2 maanden opladen.

Z batterij opladen Batterij laden zie pagina 45.

Bij het onderschrijden van de restcapaciteit wordt de heffunctie uitgeschakeld. Ditwordt aangegeven op het scherm (59). De heffunctie wordt pas weer vrijgegeven,wanneer de aangesloten batterij voor ten minste 70% is geladen.

59

68

04.1

9 nl

-NL

Page 69: EJE 220/225/230/235/220r/225r - jungheinrich.pt

3 Intern transportmiddel voorbereiden op gebruik

3.1 Controles en handelingen vóór de dagelijkse inbedrijfstelling

WAARSCHUWING!

Gevaar voor ongevallen door beschadigingen of andere gebreken aan hetinterne transportmiddel en de optiesAls bij volgende controles beschadigingen of andere gebreken aan het internetransportmiddel of de opties worden vastgesteld, mag het interne transportmiddelniet meer worden gebruikt tot hij correct is gerepareerd.uVastgestelde gebreken direct bij de leidinggevende melden.uDefect intern transportmiddel kenmerken en stilleggen.uIntern transportmiddel pas weer in gebruik nemen nadat het defect is gevonden en

verholpen.Uitvoering van een visuele controle vóór de dagelijkse inbedrijfstelling

Werkwijze• Volledig interne transportmiddel aan de buitenkant op zichtbare schade en

lekkages controleren.Beschadigde slangen moeten beslist worden vervangen.

• Batterijbevestiging en kabelaansluitingen op beschadiging en stevige bevestigingcontroleren.

• Controleren of de batterijstekker vastzit.• Lastopnamemiddel op zichtbare schade, zoals scheuren, verbogen of sterk

afgesleten lastopnamemiddel controleren.• Aandrijfwiel en lastwielen controleren op beschadiging.• Controleren of alle markeringen en plaatjes aanwezig en leesbaar zijn zie

pagina 32.• Controleren of aandrijvingskappen en afdekkingen goed vastzitten en niet zijn

beschadigd.

69

04.1

9 nl

-NL

Page 70: EJE 220/225/230/235/220r/225r - jungheinrich.pt

3.2 Gebruiksklaar makenIntern transportmiddel inschakelen

Voorwaarden– Controles en handelingen voorafgaande aan de dagelijkse inbedrijfstelling

uitgevoerd, zie pagina 69.

Werkwijze• NOODSTOP-schakelaar (10) door eraan te trekken ontgrendelen.• Intern transportmiddel inschakelen, daarvoor

• Sleutel in het contactslot (14) steken en tot de aanslag naar rechts draaien.• Code in CanCode (o) (56) invoeren.• Kaart of transponder voor de ISM-toegangsmodule houden en afhankelijk van

de instelling de groene toets op de ISM-toegangsmodule (o) indrukken.

Z De dissel (8) moet in het bovenste rembereik "B" staan. Als degebeurtenismelding "E-0914" op het displayinstrument CanDis (o) of op hetdisplay (2"-display) (o) wordt aangegeven, de dissel in het bovenste rembereik"B" zwenken, zie pagina 81.

Intern transportmiddel is bedrijfsklaar.

t De laadtoestandindicatie (13) geeft de beschikbare batterijcapaciteit weer.

o Het displayinstrument CanDis (54) of het display (2"-display) (o) geeft debeschikbare batterijcapaciteit van de batterij en de bedrijfsuren aan.

8

1013, 5414, 56

70

04.1

9 nl

-NL

Page 71: EJE 220/225/230/235/220r/225r - jungheinrich.pt

3.3 EJE 220r / 225r bedrijfsklaar maken

Z Bij de EJE 220r / 225r moet bij het bedrijfsklaar maken worden gecontroleerd of hetlastopnamemiddel gedaald is. Als het lastopnamemiddel niet helemaal gedaald is,kan bij het heffen een licht geneigd lastopnamemiddel ontstaan.Intern transportmiddel inschakelen EJE 220r / 225r

Voorwaarden– Controles en handelingen voorafgaande aan de dagelijkse inbedrijfstelling

uitgevoerd, zie pagina 69.

Werkwijze• NOODSTOP-schakelaar (10) door eraan te trekken ontgrendelen.• Intern transportmiddel inschakelen, daarvoor

• Sleutel in het contactslot (14) steken en tot de aanslag naar rechts draaien.• Code in CanCode (o) (56) invoeren.• Kaart of transponder voor de ISM-toegangsmodule houden en afhankelijk van

de instelling de groene toets op de ISM-toegangsmodule (o) indrukken.

Z De dissel (8) moet in het bovenste rembereik "B" staan. Als degebeurtenismelding "E-0914" op het displayinstrument CanDis (o) of op hetdisplay (2"-display) (o) wordt aangegeven, de dissel in het bovenste rembereik"B" zwenken, zie pagina 81.

• Controleren of lastopnamemiddel helemaal gedaald is.• Indien nodig lastopnamemiddel dalen, zie pagina 86.

Intern transportmiddel is bedrijfsklaar.

t De laadtoestandindicatie (13) geeft de beschikbare batterijcapaciteit weer.

o Het displayinstrument CanDis (54) of het display (2"-display) (o) geeft debeschikbare batterijcapaciteit van de batterij en de bedrijfsuren aan.

71

04.1

9 nl

-NL

Page 72: EJE 220/225/230/235/220r/225r - jungheinrich.pt

8

1013, 5414, 56

72

04.1

9 nl

-NL

Page 73: EJE 220/225/230/235/220r/225r - jungheinrich.pt

3.4 Controles en handelingen na realisatie van de bedrijfsgereedheid

WAARSCHUWING!

Gevaar voor ongevallen door beschadigingen of andere gebreken aan hetinterne transportmiddel en de optiesAls bij volgende controles beschadigingen of andere gebreken aan het internetransportmiddel of de opties worden vastgesteld, mag het interne transportmiddelniet meer worden gebruikt tot hij correct is gerepareerd.uVastgestelde gebreken direct bij de leidinggevende melden.uDefect intern transportmiddel kenmerken en stilleggen.uIntern transportmiddel pas weer in gebruik nemen nadat het defect is gevonden en

verholpen.Werkwijze• Controleren of de waarschuwings- en veiligheidssystemen werken:

• Controleren of NOODUIT-schakelaar werkt, daarvoor de NOODUIT-schakelaarindrukken. Het hoofdstroomcircuit wordt onderbroken, zodat er geentruckbewegingen kunnen worden uitgevoerd. Vervolgens de NOODUIT-schakelaar ontgrendelen door deze te trekken.

• Controleren of de claxon werkt, daarvoor de toets "waarschuwingssignaal"indrukken.

• Controleren of de remfuncties werken, zie pagina 84.• Controleren of het stuursysteem werkt, zie pagina 84.• Controleren of de hydraulische installatie werkt, zie pagina 86.• Rijfuncties controleren, zie pagina 81.• Controleren of de toets "buikschakelaar" werkt; daarvoor tijdens het rijden in

aandrijfrichting de toets "buikschakelaar" indrukken.• Controleren of de bedienings- en displayelementen werken en niet zijn

beschadigd, zie pagina 59.• Controleren of de dissel wordt teruggezet.• Automatische terugzetting van de bedieningselementen in nulstand na

bediening controleren.

73

04.1

9 nl

-NL

Page 74: EJE 220/225/230/235/220r/225r - jungheinrich.pt

3.5 Intern transportmiddel veilig parkeren

WAARSCHUWING!

Gevaar voor ongevallen door niet geborgd intern transportmiddelHet parkeren van het interne transportmiddel op hellingen zonder geactiveerderemmen of met opgeheven lastopnamemiddel is gevaarlijk en in principe niettoegestaan.uIntern transportmiddel op vlakke ondergrond neerzetten. In bijzondere gevallen het

interne transportmiddel met bijvoorbeeld wiggen borgen.uLastopnamemiddel volledig neerlaten.uParkeerplaats zo kiezen dat niemand letsel kan oplopen aan het neergelaten

lastopnamemiddel.uWanneer de rem niet bedrijfsklaar is, moet het interne transportmiddel worden

beveiligd tegen abusievelijk bewegen door wiggen tegen de wielen te plaatsen.

EJE 220 / 225 / 230 / 235

Intern transportmiddel veiligparkeren

Werkwijze• Intern transportmiddel op een vlakke

ondergrond parkeren.• Lastopnamemiddel (60) volledig

neerlaten:• Toets "dalen" (50) indrukken.

• Aandrijfwiel met de dissel (8) op"rechtuit rijden" draaien.

• Intern transportmiddel uitschakelen,daarvoor:• Sleutel in het contactslot (14) tot

de aanslag tegen de klok indraaien. Sleutel uit hetcontactslot (14) trekken.

• Bij CanCode (56) de toets O (o)indrukken.

• Rode toets van ISM-toegangsmodule (o) indrukken.

• NOODSTOP-schakelaar (10)indrukken.

Intern transportmiddel is geparkeerd.

8

10

50

60 14, 56

74

04.1

9 nl

-NL

Page 75: EJE 220/225/230/235/220r/225r - jungheinrich.pt

EJE 220r / 225r

Intern transportmiddel veilig parkeren

Werkwijze• Intern transportmiddel op een vlakke ondergrond parkeren.• Lastopnamemiddel (60) helemaal dalen:

• Toets "dalen" (50) of toets "hellingfunctie dalen" (57) bedienen.• Aandrijfwiel met de dissel (8) op "rechtuit rijden" draaien.• Intern transportmiddel uitschakelen, daarvoor:

• Sleutel in het contactslot (14) tot de aanslag tegen de klok in draaien. Sleuteluit het contactslot (14) trekken.

• Bij CanCode (56) de toets O indrukken (o).• Rode toets van ISM-toegangsmodule (o) indrukken.

• NOODSTOP-schakelaar (10) indrukken.

Intern transportmiddel is geparkeerd.

8

10

50

60 14, 56

57

75

04.1

9 nl

-NL

Page 76: EJE 220/225/230/235/220r/225r - jungheinrich.pt

4 Werken met het interne transportmiddel

4.1 Veiligheidsregels voor het rijden

Rijwegen en werkzones

Er mag uitsluitend over wegen worden gereden, die zijn vrijgegeven voor verkeer.Onbevoegde derden mogen niet in het werkbereik komen. U mag de last uitsluitendop de daarvoor bedoelde plaatsen neerzetten.Het interne transportmiddel mag uitsluitend worden bewogen in werkzones, waariner voldoen licht is, om gevaren voor personen en materiaal te voorkomen. Voor hetgebruik van het interne transportmiddel bij onvoldoende licht is een extra uitrustingnodig.

GEVAAR!De toegestane vlak- en puntbelastingen van de rijbanen mogen niet wordenoverschreden.Op onoverzichtelijke plaatsen is het nodig dat een tweede persoon assisteert.De bediener moet ervoor zorgen dat de laadplaat / laadbrug tijdens het laden enlossen niet wordt verwijderd of losraakt.

Gedrag tijdens het rijden

De bediener moet de rijsnelheid aanpassen aan de plaatselijke omstandigheden. Debediener moet bijvoorbeeld langzaam rijden in bochten en nauwe doorgangen, bijhet rijden door strokengordijnen / klapdeuren en op onoverzichtelijke plaatsen. Debediener moet altijd een veilige remafstand aanhouden tot de trucks die zich in derijrichting gezien vóór hem bevinden en hij moet het interne transportmiddel altijdonder controle hebben. Plotseling remmen (m.u.v. bij gevaar), snel keren, inhalen opgevaarlijke of onoverzichtelijk plaatsen is verboden. Het is verboden buiten het werk-of bedienbereik te leunen of te grijpen.

Zichtverhoudingen tijdens het rijden

De bediener moet in de rijrichting kijken en altijd voldoende overzicht hebben overhet traject dat wordt gereden. Als er lasten worden getransporteerd die het zichtbeperken, moet interne transportmiddel tegen de lastrichting in rijden. Als dit nietmogelijk is, moet een tweede persoon assisteren en naast het internetransportmiddel lopen, zodat deze de rijbaan kan inzien en tegelijkertijd oogcontactmet de bediener kan houden. Daarbij enkel in loopsnelheid en met bijzondervoorzichtig rijden. Intern transportmiddel onmiddellijk stopzetten wanneer hetoogcontact verloren is.

76

04.1

9 nl

-NL

Page 77: EJE 220/225/230/235/220r/225r - jungheinrich.pt

Rijden over hellingen

Hij oprijden van hellingen tot 20 % is alleen toegestaan bij verkeerswegen. Dehellingen moeten schoon en stroef zijn, en volgens de technische truckspecificatiesveilig kunnen worden bereden. Daarbij moet de last zich aan hellingzijde bevinden.Omkeren, schuin rijden of parkeren van het interne transportmiddel op hellingen isverboden. Op hellingen mag uitsluitend met lage snelheid en permanentegereedheid om te remmen worden gereden.

Liften inrijden en laadplaten en laadbruggen oprijden

Er mag uitsluitend in liften worden gereden wanneer deze voldoendedraagvermogen hebben, constructief geschikt zijn om te worden bereden en door deexploitant zijn vrijgegeven om te worden bereden. Dit moet voor het rijden wordengecontroleerd. Het interne transportmiddel met de last naar voren de lift in rijden eneen positie innemen waarin contact met de schachtwanden uitgesloten is. Personen,die meerijden in de lift, mogen deze pas betreden, wanneer het internetransportmiddel veilig is neergezet, en ze moeten de lift eerder verlaten dan hetinterne transportmiddel. De bediener moet erop letten, dat tijdens het laden enlossen de laadplaat of de laadbrug niet wordt verwijderd of losgemaakt.

Toestand van de te transporteren last

De bediener moet controleren of de last zich in een goede staat bevindt. Er mogenuitsluitend veilig en zorgvuldig geplaatste lasten worden getransporteerd. Wanneerhet gevaar bestaat dat delen van de last kunnen kantelen of eraf vallen, moetengeschikte veiligheidsmaatregelen worden genomen. Vloeibare lasten moeten zijnbeveiligd tegen morsen.

WAARSCHUWING!

Gevaar voor ongevallen door elektromagnetische storingenSterke magneten kunnen elektronische componenten, bijvoorbeeld Hall-sensoren,storen en ongevallen veroorzaken.uGeen magneten meenemen in het bedieningsbereik van het interne

transportmiddel. Uitgezonderd zijn in de handel gebruikelijke, zwakkehechtmagneten voor het bevestigen van notitiebriefjes.

77

04.1

9 nl

-NL

Page 78: EJE 220/225/230/235/220r/225r - jungheinrich.pt

4.2 NOODSTOP

VOORZICHTIG!

Gevaar voor ongevallen door maximale afremmingWanneer de NOODSTOP-schakelaar tijdens het rijden wordt bediend, wordt hetinterne transportmiddel met maximale remwerking tot stilstand afgeremd. Daarbijkan de opgenomen last van de lastopnamemiddelen glijden. Er bestaat eenverhoogd risico op ongevallen en letsel.uDe NOODSTOP-schakelaar niet als bedrijfsrem gebruiken.uDe NOODSTOP-schakelaar tijdens het rijden alleen bij gevaar gebruiken.

VOORZICHTIG!

Gevaar voor ongevallen door defecte of niet toegankelijke NOODSTOP-schakelaarDoor defecte of niet toegankelijke NOODSTOP-schakelaar bestaat er gevaar voorongevallen. In een gevaarlijke situatie kan de bediener het interne transportmiddelniet op tijd stilzetten met de NOODSTOP-schakelaar .uDe werking van de NOODSTOP-schakelaar mag niet worden beperkt door

voorwerpen.uVastgestelde gebreken aan de NOODSTOP-schakelaar direct bij de

leidinggevende melden.uDefect intern transportmiddel kenmerken en buiten bedrijf stellen.uIntern transportmiddel pas weer in gebruik nemen nadat het defect is gevonden en

verholpen.

78

04.1

9 nl

-NL

Page 79: EJE 220/225/230/235/220r/225r - jungheinrich.pt

NOODSTOP-schakelaar indrukken

Werkwijze• NOODSTOP-schakelaar (10) indrukken.

Alle elektrische functies zijn uitgeschakeld. Het interne transportmiddel wordtautomatisch afgeremd tot aan stilstand.

Z NOODSTOP-schakelaar alleen in gevaarlijke situaties indrukken.

NOODSTOP-schakelaar loszetten

Werkwijze• NOODSTOP-schakelaar (10) weer ontgrendelen door eraan te trekken.

Alle elektrische functies zijn ingeschakeld, het interne transportmiddel is weer klaarvoor gebruik (mits het interne transportmiddel vóór het indrukken van deNOODSTOP-schakelaar gebruiksklaar was).

Z Bij CanCode en ISM-toegangsmodule blijft het interne transportmiddeluitgeschakeld.

10

79

04.1

9 nl

-NL

Page 80: EJE 220/225/230/235/220r/225r - jungheinrich.pt

4.3 Gedwongen afremmen

Z Bij het loslaten van de dissel beweegt deze vanzelf in het bovenste rembereik (B) enwordt de truck gedwongen afgeremd.

WAARSCHUWING!

Botsinggevaar door defecte disselAls het interne transportmiddel wordt gebruikt met een defecte dissel, kan dit leidentot botsingen met personen en voorwerpen.uAls de dissel langzamer wordt of gaat niet naar de remstand, moet het interne

transportmiddel gesloten blijven tot de oorzaak is geïdentificeerd en verwijderd.uKlantenservice van producent informeren.

86

32

80

04.1

9 nl

-NL

Page 81: EJE 220/225/230/235/220r/225r - jungheinrich.pt

4.4 Rijden

WAARSCHUWING!

Botsinggevaar bij het gebruik van het interne transportmiddelAls het interne transportmiddel wordt gebruikt met geopende kappen kan dit leidentot botsingen met personen en voorwerpen.uIntern transportmiddel uitsluitend met gesloten en correct vergrendelde kappen

gebruiken.uBij het rijden door klapdeuren en dergelijke erop letten, dat deurdelen niet de

botsveiligheidsknop bedienen.Voorwaarden– Intern transportmiddel in gebruik nemen, zie pagina 69.

Werkwijze• De dissel (8) in het rijbereik (F) kantelen.• Rijrichting regelen met de rijschakelaar (6):

• Rijschakelaar (6) langzaam in lastrichting (3) draaien:Rijden in lastrichting.

• Rijschakelaar (6) langzaam in aandrijfrichting (2) draaien:Rijden in aandrijfrichting.

• Rijsnelheid regelen met de rijschakelaar (6):• Hoe verder de rijschakelaar (6) wordt gedraaid, hoe hoger de snelheid wordt.

• Rijsnelheid regelen door verder- of terugdraaien van de rijsnelheid (6).

Z Na het loslaten van de rijschakelaar (6) keer deze automatisch terug in denulstand (0) en het interne transportmiddel wordt afgeremd.

De rem wordt losgezet en het interne transportmiddel begint in de geselecteerderichting te rijden.

Beveiliging tegen achteruitrollen bij langzaam rijden op hellingen

Als bij het rijden op helling de snelheid te laag is kan het interne transportmiddelachteruit rollen. Het achteruitrollen wordt herkend door de besturing van het internetransportmiddel. In dat geval wordt het interne transportmiddel afgeremd totstilstand.

oGereduceerde snelheid bij volledig neergelaten lastopnamemiddell

Bij volledig neergelaten lastopnamemiddel kan er alleen met verlaagde snelheidworden gereden. Om de max. mogelijke snelheid te gebruiken moeten hetlastopnamemiddel omhoog worden gebracht.

81

04.1

9 nl

-NL

Page 82: EJE 220/225/230/235/220r/225r - jungheinrich.pt

4.4.1 Tijdens het rijden rijrichting veranderen

VOORZICHTIG!

Gevaar bij het veranderen van rijrichting tijdens het rijdenDoor het veranderen van rijrichting vindt er aan het interne transportmiddel eensterke remvertraging plaats. Bij het veranderen van rijrichting tijdens het rijden, kaner een hogere snelheid in de tegenstelde rijrichting ontstaan als de rijschakelaar nietop tijd wordt losgelaten.uRijschakelaar nadat men in de tegenovergestelde rijrichting is gaan rijden slechts

licht of niet meer bedienen.uGeen plotselinge stuurbewegingen maken.uIn rijrichting kijken.uVoldoende overzicht over het te rijden traject houden.Tijdens het rijden rijrichting veranderen

Werkwijze• Rijschakelaar (6) tijdens het rijden in de tegengestelde rijrichting schakelen.

Intern transportmiddel wordt afgeremd, totdat het in tegengestelde rijrichting gaatrijden.

86

32

82

04.1

9 nl

-NL

Page 83: EJE 220/225/230/235/220r/225r - jungheinrich.pt

4.5 Langzaam rijden

VOORZICHTIG!

Gevaar voor ongevallen door gedeactiveerde bedrijfsremTijdens het langzaam rijden moet de bediener bijzonder goed opletten. Debedrijfsrem is tijdens het langzaam rijden gedeactiveerd en wordt pas na het loslatenvan de toets "langzaam rijden" weer geactiveerd.uIn gevaarlijke situaties het interne transportmiddel remmen door de toets

"langzaam rijden" en de rijschakelaar meteen los te laten.uBij langzaam rijden kan alleen met de uitlooprem worden afgeremd.

Z Het interne transportmiddel kan met rechtop staande dissel (8) worden verreden(bijvoorbeeld in kleine ruimtes / lift).Langzaam rijden inschakelen

Werkwijze• Toets "langzaam rijden" (7) ingedrukt houden.• Rijschakelaar (6) in de gewenste rijrichting drukken.

De rem wordt losgezet. Het interne transportmiddel rijdt in de stand langzaam rijden.

Langzaam rijden uitschakelen

Werkwijze• Toets "langzaam rijden" (7) loslaten.

Als de dissel zich in het rembereik "B" bevindt,valt de rem in en het interne transportmiddelstopt.Als de dissel zich in het rijbereik "F" bevindt,rijdt het interne transportmiddel met langzaamrijden verder.

• Rijschakelaar (6) loslaten.

Het langzaam rijden wordt beëindigd en het interne transportmiddel kan verder metnormale snelheid gereden worden.

8

6

7

83

04.1

9 nl

-NL

Page 84: EJE 220/225/230/235/220r/225r - jungheinrich.pt

4.6 SturenWerkwijze• Zwenk (8) de dissel naar links of rechts.

Het interne transportmiddel wordt in de gewenste richting gestuurd.

4.7 Remmen

WAARSCHUWING!

Gevaar voor ongevallen bij het remmenHet remgedrag van het interne transportmiddel hangt wezenlijk af van de toestandvan de vloer en de bodemgesteldheid. De remweg van het interne transportmiddelwordt op een natte en vuile vloer langer.uDe bediener moet op de bodemgesteldheid letten en daarmee rekening houden bij

het remgedrag.uIntern transportmiddel voorzichtig afremmen, zodat de last niet verschuift.

VOORZICHTIG!uBij gevaar de dissel in de remstand brengen of de NOODSTOP-schakelaar

indrukken.

Het interne transportmiddel kan op twee manieren worden afgeremd:

– Met de bedrijfsrem (rembereik B).– Met de motorrem (uitlooprem).

6 8

84

04.1

9 nl

-NL

Page 85: EJE 220/225/230/235/220r/225r - jungheinrich.pt

4.7.1 Remmen met de bedrijfsrem

6 8

Werkwijze• De dissel (8) naar boven of onderen neigen in één van de rembereiken (B).

Het interne transportmiddel wordt met de maximale vertraging tot stilstand geremd.

Z Na stilstand van het interne transportmiddel activeert automatisch de mechanischerem.

4.7.2 Remmen met motorremWerkwijze• Als de rijschakelaar (6) in de nulstand (0) staat, wordt het interne transportmiddel

regeneratief afgeremd.

Het interne transportmiddel wordt met de uitlooprem regeneratief afgeremd totstilstand.

Z Bij het regeneratief remmen wordt er energie teruggevoed in de batterij waardoor detruck langer kan worden gebruikt.

4.7.3 Parkeerrem

Z Na stilstand van het interne transportmiddel activeert automatisch de mechanischerem.

85

04.1

9 nl

-NL

Page 86: EJE 220/225/230/235/220r/225r - jungheinrich.pt

4.8 Lastopnamemiddel heffen of neerlaten

WAARSCHUWING!

Gevaar voor ongevallen tijdens heffen en dalenIn de gevarenzone van het interne transportmiddel kunnen personen letsel oplopen.De gevarenzone is het gebied waar personen door bewegingen van het internetransportmiddel, inclusief het lastopnamemiddel etc. gevaar lopen. Hiertoe behoortook de zone waar vallende last, arbeidsmiddelen e.d. terecht kunnen komen.In de gevarenzone van het interne transportmiddel mogen er zich naast de bediener(in zijn normale bedieningspositie) geen andere personen ophouden.uPersonen uit de gevarenzone van het interne transportmiddel sturen. Alle

werkzaamheden met het interne transportmiddel staken, als de personen degevarenzone niet verlaten.

uHet interne transportmiddel moet worden beveiligd tegen gebruik dooronbevoegden, als de personen ondanks de waarschuwing de gevarenzone nietverlaten.

uUitsluitend volgens de voorschriften geborgde en geplaatste lasten transporteren.Wanneer het gevaar bestaat dat delen van de last kunnen kantelen of eraf vallen,moeten geschikte veiligheidsmaatregelen worden genomen.

uNooit de op het lastdiagram aangegeven maximale lasten overschrijden.uHet lastopnamemiddel mag niet door personen worden betreden.uEr mogen geen personen worden opgeheven.uNiet in de bewegende delen van het interne transportmiddel grijpen of stappen.uHet overstappen naar constructieve installaties of naar andere trucks is niet

toegestaan.

86

04.1

9 nl

-NL

Page 87: EJE 220/225/230/235/220r/225r - jungheinrich.pt

4.8.1 Brengt het lastopnamemiddel omhoogVoorwaarden– Intern transportmiddel bedrijfsklaar maken, zie pagina 70.

WerkwijzeToets "lastopnamemiddel heffen" (52) indrukken totdat de gewenste hefhoogte isbereikt.

LET OP

Gevaar voor materiële schade aan het hydraulisch aggregaatNa het bereiken van de mechanische eindaanslag van het lastopnamemiddel detoets "lastopnamemiddel heffen" bedienen. Anders bestaat het gevaar van materiëleschade aan het hydraulisch aggregaat.

Het lastopnamemiddel wordt opgeheven.

Dissel van boven

52 50

Dissel van onderen

5250

87

04.1

9 nl

-NL

Page 88: EJE 220/225/230/235/220r/225r - jungheinrich.pt

4.8.2 Lastopnamemiddel neerlatenVoorwaarden– Intern transportmiddel bedrijfsklaar maken, zie pagina 70.

Werkwijze• Toets "lastopnamemiddel dalen" (50) indrukken totdat de gewenste hefhoogte is

bereikt.

Het lastopnamemiddel wordt gedaald.

88

04.1

9 nl

-NL

Page 89: EJE 220/225/230/235/220r/225r - jungheinrich.pt

4.8.3 Hellingfunctie heffen

EJE 220r / 225r

Voorwaarden– Intern transportmiddel bedrijfsklaar maken, zie pagina 70.

Werkwijze• Toets "hellingfunctie heffen" (58) indrukken totdat de gewenste hefhoogte is

bereikt.

Het lastopnamemiddel wordt in hellingfunctie opgeheven.

Z Als het lastopnamemiddel met de toets "lastopnamemiddel heffen" geheven is, kanhet niet direct naar de hellingfunctie wisselen. Als de toets "hellingfunctie heffen"wordt ingedrukt, wordt het lastopnamemiddel eerst helemaal gedaald en daarna inde hellingfunctie geheven.

Z Als het lastopnamemiddel met hellingfunctie geheven is, kan het niet direct naar denormale heffing wisselen. Als de toets "lastopnamemiddel heffen" wordt ingedrukt,wordt de hellingfunctie eerst helemaal gedaald en daarna het lastopnamemiddelgeheven.

Dissel van boven

57 58

89

04.1

9 nl

-NL

Page 90: EJE 220/225/230/235/220r/225r - jungheinrich.pt

Dissel van onderen

5758

4.8.4 Hellingfunctie dalen

EJE 220r / 225r

Voorwaarden– Intern transportmiddel bedrijfsklaar maken, zie pagina 70.

Werkwijze• Toets "hellingfunctie dalen" (57) indrukken totdat de gewenste hefhoogte is

bereikt.

Het lastopnamemiddel wordt in hellingfunctie gedaald.

Z Na het loslaten van de toets "hellingfunctie dalen" (57) of de toets"lastopnamemiddel dalen" begint een nalooptijd van 1 of 2 seconden te lopen. Alsbinnen deze nalooptijd de toets "hellingfunctie heffen" (58) of de toets"lastopnamemiddel heffen" wordt ingedrukt, wordt het lastopnamemiddel met eenvertraging geheven.De nalooptijd zorgt ervoor dat het lastopnamemiddel helemaal gedaald wordt.

90

04.1

9 nl

-NL

Page 91: EJE 220/225/230/235/220r/225r - jungheinrich.pt

4.9 Opnemen, transporteren en neerzetten van lasten

WAARSCHUWING!

Gevaar voor ongevallen door niet correcte geborgde of geplaatste lastenVoordat een last wordt opgenomen, dient de bediener zich ervan te overtuigen datdeze op juiste wijze op pallets is geplaatst en dat het toegelaten draagvermogen vanhet interne transportmiddel niet wordt overschreden.uPersonen uit de gevarenzone van het interne transportmiddel sturen. Alle

werkzaamheden met het interne transportmiddel staken, als de personen degevarenzone niet verlaten.

uAlleen volgens de voorschriften geborgde en geplaatste lasten transporteren.Wanneer het gevaar bestaat dat delen van de last kunnen kantelen of eraf vallen,moeten geschikte veiligheidsmaatregelen worden genomen.

uBeschadigde lasten mogen niet worden getransporteerd.uNooit de op het lastdiagram aangegeven maximale lasten overschrijden.uNooit onder opgeheven lastopnamemiddelen gaan staan of eronder blijven staan.uHet lastopnamemiddel mag niet door personen worden betreden.uEr mogen geen personen worden opgeheven.uLastopnamemiddel zover mogelijk onder de last rijden.

VOORZICHTIG!uHet dwars opnemen van lange lasten is niet toegestaan.

91

04.1

9 nl

-NL

Page 92: EJE 220/225/230/235/220r/225r - jungheinrich.pt

4.9.1 Last opnemen

Voorwaarden– Last correct gepaletteerd.– Gewicht van de last komt overeen met het

draagvermogen van het interne transportmiddel.– Lastopnamemiddel bij zware lasten gelijkmatig

belast.

Werkwijze• Intern transportmiddel langzaam naar de pallet

rijden.• Lastopnamemiddel langzaam in de pallet

schuiven totdat de pallet achter tegen hetlastopnamemiddel ligt (zie afbeelding rechts).

Z De last mag niet meer dan 50 mm over de punten van het lastopnamemiddeluitsteken.

• Lastopnamemiddel heffen totdat de gewenste hefhoogte bereikt is (zie pagina 87).

Last wordt geheven.

LET OP

Gevaar voor materiële schade aan het hydraulisch aggregaatNa het bereiken van de mechanische eindaanslag van het lastopnamemiddel detoets "lastopnamemiddel heffen" loslaten. Anders bestaat het gevaar van materiëleschade aan het hydraulisch aggregaat.

92

04.1

9 nl

-NL

Page 93: EJE 220/225/230/235/220r/225r - jungheinrich.pt

4.9.2 Last met hellingfunctie opnemen

EJE 220r / 225r

Voorwaarden– Last correct gepaletteerd.– Gewicht van de last komt overeen met het draagvermogen van het interne

transportmiddel.– Lastopnamemiddel bij zware lasten gelijkmatig belast.– Intern transportmiddel staat op een laadbrug.– Lastopnamemiddel gedaald.

Werkwijze• Intern transportmiddel langzaam naar de pallet rijden.• Hellingfunctie heffen (zie pagina 89).• Lastopnamemiddel langzaam in de pallet rijden en daarbij de hellingfunctie

stapsgewijs dalen.• Lastopnamemiddel in de pallet schuiven totdat de pallet achter tegen het

lastopnamemiddel ligt.

Z De last mag niet meer dan 50 mm over de punten van het lastopnamemiddeluitsteken.

• Hellingfunctie helemaal dalen.• Lastopnamemiddel heffen totdat de gewenste hefhoogte bereikt is (zie

pagina 87).

Last wordt geheven.

93

04.1

9 nl

-NL

Page 94: EJE 220/225/230/235/220r/225r - jungheinrich.pt

94

04.1

9 nl

-NL

Page 95: EJE 220/225/230/235/220r/225r - jungheinrich.pt

95

04.1

9 nl

-NL

Page 96: EJE 220/225/230/235/220r/225r - jungheinrich.pt

4.9.3 Last transporterenVoorwaarden– Last correct opgenomen.– Last raakt de vloer niet.– Goede bodemgesteldheid.

Werkwijze• Intern transportmiddel nauwkeurig accelereren en afremmen.• Rijsnelheid aan de toestand van de rijbanen en de getransporteerde last

aanpassen.• Intern transportmiddel met gelijkmatige snelheid rijden.• Altijd gereed zijn om te remmen:

• Onder normale omstandigheden intern transportmiddel zacht afremmen.• In geval van gevaar mag er plotseling worden gestopt.

• Bij kruisingen en doorgangen op het overige verkeer letten.• Onoverzichtelijke plaatsen uitsluitend met een seiner berijden.• Het is niet toegestaan om dwars of schuin over hellingen te rijden. Op hellingen

niet keren en de last altijd aan hellingzijde transporteren (zie afbeelding).

96

04.1

9 nl

-NL

Page 97: EJE 220/225/230/235/220r/225r - jungheinrich.pt

4.9.4 Last neerzetten

VOORZICHTIG!Lasten mogen niet worden neergezet op rijbanen en vluchtroutes, vóórveiligheidssystemen en bedrijfsinstallaties, die op ieder moment toegankelijk moetenzijn.Voorwaarden– Opslagplaats geschikt voor het opslaan van de last.

Werkwijze• Intern transportmiddel voorzichtig naar de opslagplaats rijden.• Lastopnamemiddel dalen.

Z Om last en lastopnamemiddel niet te beschadigen, hard neerlaten van de lastvermijden.

• Lastopnamemiddel zo ver neerlaten totdat het lastopnamemiddel vrij is van delast (zie pagina 88).

• Lastopnamemiddel voorzichtig uit de pallet trekken.

Last is neergezet.

LET OPHard neerzetten van de last vermijden, om de last, het lastopnamemiddel en hetstellingvlak niet te beschadigen.

97

04.1

9 nl

-NL

Page 98: EJE 220/225/230/235/220r/225r - jungheinrich.pt

4.9.5 Last met hellingfunctie neerzetten

EJE 220r / 225r

VOORZICHTIG!Lasten mogen niet worden neergezet op rijbanen en vluchtroutes, vóórveiligheidssystemen en bedrijfsinstallaties, die op ieder moment toegankelijk moetenzijn.Voorwaarden– Opslagplaats geschikt voor het opslaan van de last.

Werkwijze• Intern transportmiddel voorzichtig naar de opslagplaats rijden.• Lastopnamemiddel helemaal dalen (zie pagina 88).

Z Om last en lastopnamemiddel niet te beschadigen, hard dalen van de lastvermijden.

• Lastopnamemiddel voorzicht uit de pallet rijden en daarbij de hellingfunctiestapsgewijs heffen (zie pagina 89).

• Als het lastopnamemiddel helemaal uit de pallet is gereden, hellingfunctie dalen.

Last is neergezet.

LET OPHard neerzetten van de last vermijden, om de last, het lastopnamemiddel en hetstellingvlak niet te beschadigen.

98

04.1

9 nl

-NL

Page 99: EJE 220/225/230/235/220r/225r - jungheinrich.pt

99

04.1

9 nl

-NL

Page 100: EJE 220/225/230/235/220r/225r - jungheinrich.pt

5 StoringshulpDit hoofdstuk maakt het de bediener mogelijk, eenvoudige storingen of de gevolgenvan een onjuiste bediening zelf te lokaliseren en te verhelpen. Bij het lokaliseren vande storingen moet de volgorde van de in de tabel genoemde oplossingen wordenaangehouden.

Z Als het interne transportmiddel na het uitvoeren van de "oplossingen" niet in degebruiksklare toestand kan worden gebracht of wanneer een storing of een defect inde elektronica wordt aangegeven met de bijbehorende gebeurtenismelding, moet ucontact opnemen met de klantenservice van de producent.De fout mag verder nog uitsluitend door de klantenservice van de producent wordenverholpen. De producent beschikt over een speciaal voor deze taken geschooldeklantenservice.De volgende gegevens zijn voor de klantenservice belangrijk en nuttig om snel endoelgericht te kunnen reageren op de storing:- serienummer van het interne transportmiddel- gebeurtenismelding op het display (indien beschikbaar)- foutbeschrijving- huidige locatie van het interne transportmiddel.

100

04.1

9 nl

-NL

Page 101: EJE 220/225/230/235/220r/225r - jungheinrich.pt

5.1 Intern transport-middel rijdt nietMogelijke oorzaak OplossingenBatterijstekker niet ingestoken Batterijstekker controleren,

indien nodig instekenNOODSTOP-schakelaar ingedrukt NOODSTOP-schakelaar loszetten, zie

pagina 78Contactslot in de stand O Contactslot in stand I schakelenBatterijcapaciteit te laag Batterijcapaciteit controleren,

Indien nodig batterij opladen, zie pagina 45

Zekering defect Zekeringen controleren, zie pagina 166Onjuiste transponder ISM-toegangsmodule gebruikt Juiste transponders gebruiken

Onjuiste code in CanCode ingevoerd Juiste code invoeren, zie pagina 111Dissel bij het inschakelen van het internetransportmiddel niet in remstand(bij CanDis of op het display (2"-display)(o) verschijnt gebeurtenismeldingE-0914)

Dissel in bovenste of onderste rembereikzwenken

Toets "Lastopnamemiddel heffen" / toets"Lastopnamemiddel dalen" bij hetinschakelen van het internetransportmiddel niet in de ruststand (bijCanDis of op het display (2"-display) (o)verschijnt de gebeurtenismeldingE-2951)

Toets niet indrukken

Rijschakelaar bij het inschakelen van hetinterne transportmiddel niet in deruststand (bij CanDis of op het display(2"-display) (o) verschijnt degebeurtenismelding E-1901)

Rijschakelaar niet bedienen

Buikschakelaar bij het inschakelen vanhet interne transportmiddel bediend (bijCanDis of op het display (2"-display) (o)verschijnt de gebeurtenismeldingE-1914)

Buikschakelaar niet activeren

Toets "Langzame rijden" bij hetinschakelen van het internetransportmiddel bediend (bij CanDis ofop het display (2"-display) (o) verschijntde gebeurtenismelding E-1901)

Toets niet indrukken

101

04.1

9 nl

-NL

Page 102: EJE 220/225/230/235/220r/225r - jungheinrich.pt

5.2 De last kan niet worden gehevenMogelijke oorzaak OplossingenIntern transportmiddel niet bedrijfsklaar Alle onder de storing "Intern

transportmiddel rijdt niet" genoemdeoplossingen uitvoeren

Hydrauliekoliepeil te laag Hydrauliekoliepeil controleren, zie pagina 164

Batterijbewaking heeft uitgeschakeld Batterij opladen, zie pagina 45Zekering defect Zekeringen controleren, zie pagina 166Last te hoog Maximaal draagvermogen in acht

nemen, zie typeplaatjeDissel bij het inschakelen van het internetransportmiddel niet in remstand(bij CanDis of op het display (2"-display)(o) verschijnt gebeurtenismeldingE-0914)

Dissel in bovenste of onderste rembereikzwenken

Toets "Lastopnamemiddel heffen" / toets"Lastopnamemiddel dalen" bij hetinschakelen van het internetransportmiddel niet in de ruststand (bijCanDis of op het display (2"-display) (o)verschijnt de gebeurtenismeldingE-2951)

Toets niet indrukken

Rijschakelaar bij het inschakelen van hetinterne transportmiddel niet in deruststand (bij CanDis of op het display(2"-display) (o) verschijnt degebeurtenismelding E-1901)

Rijschakelaar niet bedienen

Buikschakelaar bij het inschakelen vanhet interne transportmiddel bediend (bijCanDis of op het display (2"-display) (o)verschijnt de gebeurtenismeldingE-1914)

Buikschakelaar niet activeren

Toets "Langzame rijden" bij hetinschakelen van het internetransportmiddel bediend (bij CanDis ofop het display (2"-display) (o) verschijntde gebeurtenismelding E-1901)

Toets niet indrukken

102

04.1

9 nl

-NL

Page 103: EJE 220/225/230/235/220r/225r - jungheinrich.pt

6 Intern transportmiddel zonder eigen aandrijvingverplaatsen

Z Met de juiste optie (o) is het mogelijk om het interne transportmiddel met eenservicesleutel GF60 in het noodbedrijf te schakelen: De rem wordt elektrischlosgezet en het interne transportmiddel kan zonder eigen aandrijving wordenbewogen, zie pagina 106.

6.1 Aandrijfwielrem loszetten en activeren

WAARSCHUWING!

Ongecontroleerde beweging van het interne transportmiddelBij het loszetten van de rem moet het interne transportmiddel op een vlakkeondergrond geplaatst zijn, omdat geen remwerking meer aanwezig is.uRem niet loszetten op hellingen.uIntern transportmiddel niet met losse rem parkeren.uRem op de plaats van bestemming weer activeren.

103

04.1

9 nl

-NL

Page 104: EJE 220/225/230/235/220r/225r - jungheinrich.pt

Rem lossen

Benodigd werktuig (gereedschap) en materiaal– Twee M5x45 bouten– Schroevendraaier

Werkwijze• Intern transportmiddel uitschakelen, daarvoor:

• Sleutel in het contactslot (14) tot de aanslag tegen de klok in draaien. Sleuteluit het contactslot (14) trekken.

• Toets O van CanCode (56) indrukken.• Rode toets van ISM-toegangsmodule (o) indrukken.

• NOODSTOP-schakelaar (10) indrukken.• Voorkap (15) demonteren, zie pagina 161.• Rechter aandrijvingskap (63) verwijderen, zie pagina 162.• Intern transportmiddel tegen ongewenste bewegingen beveiligen bijvoorbeeld

door er wiggen onder te plaatsen.• Twee M5x45 bouten (61) tot de aanslag in de rem (62) schroeven en de

ankerplaat omhoog trekken.

Z De twee M5x45 bouten (61) zijn bestemd voor het spannen (ontgrendeling) vande drukveren, die de parkeerrem bedienen, zodat het interne transportmiddel instroomloze toestand ongeremd is.

• Wig verwijderen.

De rem is los. Het interne transportmiddel kan worden bewogen.

61

1563 1062 14,56

Rem activeren

Werkwijze• Intern transportmiddel tegen ongewenste bewegingen beveiligen bijvoorbeeld

door er wiggen onder te plaatsen.• Twee M5x45 bouten (61) uit de rem (62) draaien.

104

04.1

9 nl

-NL

Page 105: EJE 220/225/230/235/220r/225r - jungheinrich.pt

VOORZICHTIG!

Gevaar voor letsel en ongevallen door niet gesloten afdekkingenuDe afdekkingen (zijbekleding, afdekking van de aandrijfruimte etc.) moeten tijdens

het gebruik gesloten zijn.

Rechter aandrijvingskap (63) weer monteren, zie pagina 162.• Voorkap (15) monteren, zie pagina 161.

De remtoestand is hersteld. De rem is nu stroomloos bediend.

WAARSCHUWING!Het interne transportmiddel mag pas weer in gebruik worden genomen nadat destoring is gevonden en verholpen.

105

04.1

9 nl

-NL

Page 106: EJE 220/225/230/235/220r/225r - jungheinrich.pt

7 Optionele uitvoering

7.1 Noodbedrijf met servicesleutel GF60

WAARSCHUWING!

Ongecontroleerde beweging van het interne transportmiddelBij het loszetten van de rem moet het interne transportmiddel op een vlakkeondergrond geplaatst zijn, omdat geen remwerking meer aanwezig is.uRem niet loszetten op hellingen.uIntern transportmiddel niet met losse rem parkeren.uRem op de plaats van bestemming weer activeren.

Z De servicesleutel GF60 mag voor het normale gebruik van het internetransportmiddel niet in de truck blijven. De servicesleutel mag enkel door eengeïnstrueerde persoon (bijv. magazijnhoofd) worden gebruikt.

Intern transportmiddel zonder eigen aandrijving verplaatsen

Voorwaarden– Intern transportmiddel tegen wegrollen beveiligen.– Geladen batterij in intern transportmiddel.

Benodigd werktuig (gereedschap) en materiaal– Servicesleutel GF60 met vergrendeling

Werkwijze• Servicesleutel GF60 in het contactslot steken.

Z De servicesleutel GF60 met vergrendeling kan slechts op één manier wordeningestoken en gedraaid. In de verkeerde insteekrichting is het niet mogelijk, deservicesleutel te draaien.

• Servicesleutel in stand 1 draaien.• Vergrendeling op sleutelkop verschuiven.• Servicesleutel in stand 2 draaien.

Intern transportmiddel kan zonder eigen aandrijving worden bewogen.

GF 60

VOORZICHTIG!

Gevaar voor ongevallen door losgezette remBij het bewegen van het interne transportmiddel met losgezette rem moet debediener goed opletten. Het interne transportmiddel kan alleen door de volgendemaatregelen worden afgeremd:uServicesleutel in stand 1 draaien.uNOODSTOP-schakelaar activeren.

106

04.1

9 nl

-NL

Page 107: EJE 220/225/230/235/220r/225r - jungheinrich.pt

Intern transportmiddel parkeren

Werkwijze• Servicesleutel in stand 0 draaien en eruit trekken.

Z Na het terugschakelen van stand 2 naar stand 1 keert de vergrendeling terug naarde uitgangspositie.

Rem is weer geactiveerd.

WAARSCHUWING!Het interne transportmiddel mag pas weer in gebruik worden genomen nadat destoring is gevonden en verholpen.

Z De sleutel GF30 (zonder vergrendeling) is bedoeld voor het normalegebruik.Deze sleutel kan aan beide kanten worden ingestoken en kan alleen instand 1 van het contactslot worden geplaatst.

GF 30

107

04.1

9 nl

-NL

Page 108: EJE 220/225/230/235/220r/225r - jungheinrich.pt

7.2 Dissel met toetstoewijzingen aan beide kanten

EJE 220 / 225 / 230 / 235

Dissel van boven

52 505149

Dissel van onderen

525051 49

Pos. Bedieningselement50 t Toets "lastopnamemiddel dalen"52 t Toets "lastopnamemiddel heffen"49 o Toets "lastopnamemiddel dalen"51 o Toets "lastopnamemiddel heffen"

108

04.1

9 nl

-NL

Page 109: EJE 220/225/230/235/220r/225r - jungheinrich.pt

7.3 Bedieningspaneel (CanCode) (o)

7.3.1 CodeslotHet codeslot biedt de mogelijkheid om aan een bediener of een groep bedieners eenindividuele bedienercode toe te wijzen. Bovendien kunnen aan de verschillendebedienercodes rijprogramma's worden toegewezen. De bedienercodes worden metbehulp van een mastercode geconfigureerd. Dit wordt in de onderstaandeparagrafen in dit hoofdstuk beschreven.

Na invoer van de geldige bedienercode is het interne transportmiddel bedrijfsgereed.De rij-, stuur- en hydraulische bewegingen kunnen met het interne transportmiddelworden uitgevoerd.

Na invoer van de geldige mastercode is het interne transportmiddel ingeschakeld.Rijbewegingen van het interne transportmiddel zijn echter geblokkeerd. Hydraulischebewegingen kunnen met het interne transportmiddel worden uitgevoerd. Hetcodeslot bevindt zich in de programmeermodus. Na het invoeren van één van devolgende parameters kunnen de instellingen van het codeslot worden gewijzigd.

Parameter Beschrijving

0-0-0 – Mastercode wijzigen(zie pagina 112)

0-0-1 – Bedienercodes toevoegen(zie pagina 114)

0-0-2 – Bedienercode wijzigen(zie pagina 116)

0-0-3 – Bedienercode wissen(zie pagina 118)

0-0-4 – Alle bedienercodes wissen(zie pagina 120)

0-1-0– Automatisch uitschakelen van het interne transportmiddel

interne transportmiddel instellen(zie pagina 122)

0-2-4 – Rijprogramma's toewijzen aan bedienercodes(zie pagina 124)

In de leveringstoestand staat de code vermeld op een opgeplakte folie. Bij de eersteinbedrijfstelling de master- en bedienercode wijzigen, en de folie verwijderen!– Fabrieksinstelling bedienercode: 2-5-8-0– Fabrieksinstelling mastercode: 7-2-9-5

WAARSCHUWING!

Gevaar voor ongevallen door ontbrekende gebruiksbeperkingAls uniforme codes voor interne transportmiddelen worden gebruikt die verschillen inbediening, is een gebruiksbeperking alleen voor de geïnstrueerde bedieners ofbedienergroepen niet gegarandeerd.uBij het toewijzen van de code moet erop worden gelet, dat aan meerijtrucks een

andere code wordt toegewezen dan aan meelooptrucks.

109

04.1

9 nl

-NL

Page 110: EJE 220/225/230/235/220r/225r - jungheinrich.pt

Het bedieningspaneel bestaat uit 10 cijfertoetsen,een SET-toets (67) en een o-toets (69).

Cijfertoetsen

Met de cijfertoetsen wordt de bedienercode resp.mastercode ingevoerd en het rijprogrammageselecteerd.

De groene led van de cijfertoetsen 1, 2 en 3 (64, 65,66) geven het ingestelde rijprogramma aan.

o-toets

Door het indrukken van de o-toets wordt het intern transportmiddel uitgeschakeld enin de toestand "niet gebruiksklaar" gezet.

De o-toets geeft met een rode/groene led (68) de volgende bedrijfstoestanden aan:– Codeslotfunctie (inbedrijfstelling van het interne transportmiddel).– Foutindicatie bij configureren van de bedienercodes.– Instelling van het rijprogramma afhankelijk van de instelling van het interne

transportmiddel.– Instellen en wijzigen van parameters.

SET-toets

Bij veranderingen van de parameters wordt de SET-toets (67) als bevestigingstoetsgebruikt.

67

64 65 66

6968

110

04.1

9 nl

-NL

Page 111: EJE 220/225/230/235/220r/225r - jungheinrich.pt

7.3.2 Gebruiksklare toestand met de bedieningstoetsen (CanCode) realiserenGebruiksklare toestand door invoeren van een geldige bedienercoderealiseren

Werkwijze• NOODSTOP-schakelaar door eraan te trekken ontgrendelen, zie pagina 78.

Led (68) brandt rood.

• Bedienercode met cijfertoetsen invoeren.Na invoeren van de geldige bedienercode brandt de led (68) groen, het ingestelderijprogramma wordt door het branden van de bijbehorende leds (64,65,66)aangegeven en het interne transportmiddel is ingeschakeld.

Z Wanneer de led (68) rood knippert, is een onjuiste code ingevoerd. De code moetnog een keer worden ingevoerd.De SET-toets (67) heeft geen functie in de bedieningsmodus.

7.3.3 Intern transportmiddel met de bedieningstoetsen (CanCode) uitschakelenIntern transportmiddel uitschakelen

Werkwijze• O-toets (69) indrukken.

Intern transportmiddel is uitgeschakeld en de led (68) brandt rood.

Z Het interne transportmiddel kan ook automatisch na een vooraf ingestelde tijdworden uitgeschakeld. Als binnen een instelbare tijd geen rij-, stuur- en hydraulischebewegingen worden uitgevoerd, wordt het interne transportmiddel automatischuitgeschakeld. Na invoer van de geldige code is het interne transportmiddel weerbedrijfsgereed. De voor de automatische uitschakeling verantwoordelijkecodeslotparameter moet worden ingesteld, zie pagina 122.

111

04.1

9 nl

-NL

Page 112: EJE 220/225/230/235/220r/225r - jungheinrich.pt

7.3.4 Mastercode wijzigen

Z Voor het wijzigen van de lengte van de mastercode moet de werkwijze in paragraaf"Lengte van de nieuwe mastercode (4-6 teken) vastleggen en bedienercodes toevoegen" worden aangehouden, zie pagina 121. Als er nog bedienercodes in hetcodeslot opgeslagen zijn, moet de lengte van de te wijzigen mastercode net zo langzijn als de opgeslagen bedienercodes.

Voorwaarden– Bedrijfsgereedheid tot stand brengen, zie

pagina 111.

Werkwijze• O-toets(69) indrukken.• Geldige mastercode met cijfertoetsen invoeren.

Na invoer van de geldige mastercode knippert deled (68) groen.

• Parameter 0-0-0 met cijfertoetsen invoeren.• Invoer met SET-toets (67) bevestigen.

De leds (64,68) knipperen groen.

• Geldige mastercode nog een keer met cijfertoetsen invoeren.• Invoer met SET-toets (67) bevestigen.

De leds (65,68) knipperen groen.

• Nieuwe mastercode met cijfertoetsen invoeren.

Z De nieuwe mastercode moet verschillen van de bestaande bedienercodes.

• Invoer met SET-toets (67) bevestigen.De leds (66,68) knipperen groen.

• Nieuwe mastercode nog een keer met cijfertoetsen invoeren.• Invoer met SET-toets (67) bevestigen.

Wachten totdat de led (68) groen knippert. De instelling is opgeslagen.

• O-toets(69) indrukken.Intern transportmiddel is uitgeschakeld en de led (68) brandt rood.

• Nieuwe mastercode controleren:• Intern transportmiddel met de mastercode inschakelen, zie pagina 111

Na invoer van de geldige mastercode knippert de led (68) groen.

• O-toets(69) indrukken.Intern transportmiddel is uitgeschakeld en de led (68) brandt rood.

67

64 65 66

6968

112

04.1

9 nl

-NL

Page 113: EJE 220/225/230/235/220r/225r - jungheinrich.pt

Foutindicatie bij het wijzigen van de mastercode

Bij de volgende gebeurtenissen knippert de led (68) rood:

Oorzaak Oplossing

– Nieuwe mastercode wordt algebruikt door een

bedienercode

– Intern transportmiddel uitschakelen, zie pagina 111.

– Andere mastercode vastleggen, zie pagina 112.– Bedienercode wijzigen, zodat de gewenste

mastercode kan worden gebruikt, zie pagina 116.

– Bedienercode wissen, zodat de gewenstemastercode kan worden gebruikt, zie

pagina 118.– De te wijzigen mastercodes

zijn niet gelijk– Intern transportmiddel uitschakelen, zie

pagina 111.– Mastercode nog een keer invoeren, zie

pagina 112.

– Lengte van de ingevoerdemastercode is niet gelijk aan

de lengte van debedienercode

– Intern transportmiddel uitschakelen, zie pagina 111.

– Invoer herhalen. Daarbij erop letten dat delengte van de mastercode gelijk is aan die van

de bedienercode.

113

04.1

9 nl

-NL

Page 114: EJE 220/225/230/235/220r/225r - jungheinrich.pt

7.3.5 Bedienercode toevoegen

Voorwaarden– Bedrijfsgereedheid tot stand brengen, zie

pagina 111.

Werkwijze• O-toets(69) indrukken.• Geldige mastercode met cijfertoetsen invoeren.

Na invoer van de geldige mastercode knippert deled (68) groen.

• Parameter 0-0-1 met cijfertoetsen invoeren.• Invoer met SET-toets (67) bevestigen.

De leds (65,68) knipperen groen.

• Nieuwe bedienercode met cijfertoetsen invoeren.

Z De lengte (4-6 tekens) van de nieuwe bedienercodes moet gelijk zijn aan delengte van de eerder ingevoerde mastercode. Bovendien moet de nieuwebedienercode verschillen van de bestaande mastercode.

• Invoer met SET-toets (67) bevestigen.De leds (66,68) knipperen groen.

• Nieuwe bedienercode nog een keer met cijfertoetsen invoeren.• Invoer met SET-toets (67) bevestigen.

Wachten totdat de led (68) groen knippert. De instelling is opgeslagen.

• O-toets(69) indrukken.Intern transportmiddel is uitgeschakeld en de led (68) brandt rood.

• Nieuwe bedienercode controleren:• Intern transportmiddel met de bedienercode inschakelen, zie pagina 111

Na invoeren van de geldige bedienercode brandt de led (68) groen, hetingestelde rijprogramma wordt door het branden van de bijbehorende leds(64,65,66) aangegeven en het interne transportmiddel is ingeschakeld.

• O-toets(69) indrukken.Intern transportmiddel is uitgeschakeld en de led (68) brandt rood.

67

64 65 66

6968

114

04.1

9 nl

-NL

Page 115: EJE 220/225/230/235/220r/225r - jungheinrich.pt

Foutindicaties bij het toevoegen van een bedienercode

Bij de volgende gebeurtenissen knippert de led (68) rood:

Oorzaak Oplossing

– Lengte van de ingevoerdebedienercode is niet gelijk

aan de lengte van demastercode

– Intern transportmiddel uitschakelen, zie pagina 111.

– Invoer herhalen. Daarbij erop letten dat delengte van de mastercode gelijk is aan die van

de bedienercode.

– Nieuwe bedienercode wordtal gebruikt door een

mastercode

– Intern transportmiddel uitschakelen, zie pagina 111.

– Andere bedienercode vastleggen, zie pagina 114.

– De nieuw ingevoerdebedienercodes zijn nietgelijk

– Intern transportmiddel uitschakelen, zie pagina 111.

– Bedienercode nog een keer toevoegen, zie pagina 114.

– Codegeheugen is vol

– Intern transportmiddel uitschakelen, zie pagina 111.

– Afzonderlijke bedienercodes wissen, zie pagina 118.

– Alle bedienercodes wissen, zie pagina 120.

115

04.1

9 nl

-NL

Page 116: EJE 220/225/230/235/220r/225r - jungheinrich.pt

7.3.6 Bedienercode wijzigen

Voorwaarden– Bedrijfsgereedheid tot stand brengen, zie

pagina 111.

Werkwijze• O-toets(69) indrukken.• Geldige mastercode met cijfertoetsen invoeren.

Na invoer van de geldige mastercode knippert deled (68) groen.

• Parameter 0-0-2 met cijfertoetsen invoeren.• Invoer met SET-toets (67) bevestigen.

De leds (64,68) knipperen groen.

• Te wijzigen bedienercode met cijfertoetsen invoeren.• Invoer met SET-toets (67) bevestigen.

De leds (65,68) knipperen groen.

• Nieuwe bedienercode met cijfertoetsen invoeren.

Z De lengte (4-6 tekens) van de nieuwe bedienercodes moet gelijk zijn aan delengte van de eerder ingevoerde mastercode. Bovendien moet de nieuwebedienercode verschillen van de bestaande mastercode.

• Invoer met SET-toets (67) bevestigen.De leds (66,68) knipperen groen.

• Nieuwe bedienercode nog een keer met cijfertoetsen invoeren.• Invoer met SET-toets (67) bevestigen.

Wachten totdat de led (68) groen knippert. De instelling is opgeslagen.

• O-toets(69) indrukken.Intern transportmiddel is uitgeschakeld en de led (68) brandt rood.

• Nieuwe bedienercode controleren:• Intern transportmiddel met de bedienercode inschakelen, zie pagina 111

Na invoeren van de geldige bedienercode brandt de led (68) groen, hetingestelde rijprogramma wordt door het branden van de bijbehorende leds(64,65,66) aangegeven en het interne transportmiddel is ingeschakeld.

• O-toets(69) indrukken.Intern transportmiddel is uitgeschakeld en de led (68) brandt rood.

67

64 65 66

6968

116

04.1

9 nl

-NL

Page 117: EJE 220/225/230/235/220r/225r - jungheinrich.pt

Foutindicaties bij het wijzigen van een bedienercode

Bij de volgende gebeurtenissen knippert de led (68) rood:

Oorzaak Oplossing

– Lengte van de ingevoerdebedienercode is niet gelijk

aan de lengte van demastercode

– Intern transportmiddel uitschakelen, zie pagina 111.

– Invoer herhalen. Daarbij erop letten dat delengte van de mastercode gelijk is aan die van

de bedienercode.

– Er is geen bedienercode omte veranderen

– Intern transportmiddel uitschakelen, zie pagina 111.

– Ingevoerde bedienercode code.– De te wijzigen

bedienercodes zijn nietgelijk

– Intern transportmiddel uitschakelen, zie pagina 111.

– Bedienercode nog een keer toevoegen, zie pagina 116.

– De bedienercode moetworden veranderd in eenandere bedienercode, die

reeds aanwezig is

– Intern transportmiddel uitschakelen, zie pagina 111.

– Een andere bedienercode vastleggen, zie pagina 116.

117

04.1

9 nl

-NL

Page 118: EJE 220/225/230/235/220r/225r - jungheinrich.pt

7.3.7 Afzonderlijke bedienercodes wissen

Voorwaarden– Bedrijfsgereedheid tot stand brengen, zie

pagina 111.

Werkwijze• O-toets(69) indrukken.• Geldige mastercode met cijfertoetsen invoeren.

Na invoer van de geldige mastercode knippert deled (68) groen.

• Parameter 0-0-3 met cijfertoetsen invoeren.• Invoer met SET-toets (67) bevestigen.

De leds (65,68) knipperen groen.

• Te wissen bedienercode met cijfertoetsen invoeren.• Invoer met SET-toets (67) bevestigen.

De leds (66,68) knipperen groen.

• Te wissen bedienercode nog een keer met cijfertoetsen invoeren.• Invoer met SET-toets (67) bevestigen.

Wachten totdat de led (68) groen knippert. De bedienercode is gewist.

• O-toets(69) indrukken.Intern transportmiddel is uitgeschakeld en de led (68) brandt rood.

• Controleren of de bedienercode gewist is:• Intern transportmiddel met de te wissen bedienercode inschakelen, zie

pagina 111Na het invoeren van de bedienercode knippert de led (68) rood en het interntransportmiddel blijft uitgeschakeld.

• O-toets(69) indrukken.Intern transportmiddel blijft uitgeschakeld en de led (68) brandt rood.

67

64 65 66

6968

118

04.1

9 nl

-NL

Page 119: EJE 220/225/230/235/220r/225r - jungheinrich.pt

Foutindicaties bij het wissen van een afzonderlijke bedienercode

Bij de volgende gebeurtenissen knippert de led (68) rood:

Oorzaak Oplossing

– Lengte van de ingevoerdebedienercode is niet gelijk

aan de lengte van demastercode

– Intern transportmiddel uitschakelen, zie pagina 111.

– Invoer herhalen. Daarbij erop letten dat delengte van de mastercode gelijk is aan die van

de bedienercode.

– Er is geen bedienercode omte wissen

– Intern transportmiddel uitschakelen, zie pagina 111.

– Ingevoerde bedienercode code.– De te wissen bedienercodes

zijn niet gelijk– Intern transportmiddel uitschakelen, zie

pagina 111.– Bedienercode nog een keer wissen, zie

pagina 118.

119

04.1

9 nl

-NL

Page 120: EJE 220/225/230/235/220r/225r - jungheinrich.pt

7.3.8 Alle bedienercodes wissen

Voorwaarden– Bedrijfsgereedheid tot stand brengen, zie

pagina 111.

Werkwijze• O-toets(69) indrukken.• Geldige mastercode met cijfertoetsen invoeren.

Na invoer van de geldige mastercode knippert deled (68) groen.

• Parameter 0-0-4 met cijfertoetsen invoeren.• Invoer met SET-toets (67) bevestigen.

De leds (66,68) knipperen groen.

• Code 3-2-6-5 met cijfertoetsen invoeren.• Invoer met SET-toets (67) bevestigen.

Wachten totdat de led (68) groen knippert. Alle bedienercodes zijn gewist.

• O-toets(69) indrukken.Intern transportmiddel is uitgeschakeld en de led (68) brandt rood.

• Controleren of de bedienercodes gewist zijn:• Intern transportmiddel met een oude bedienercode inschakelen, zie

pagina 111.Na het invoeren van de bedienercode knippert de led (68) rood en het interntransportmiddel blijft uitgeschakeld.

• O-toets(69) indrukken.Intern transportmiddel blijft uitgeschakeld en de led (68) brandt rood.

67

64 65 66

6968

120

04.1

9 nl

-NL

Page 121: EJE 220/225/230/235/220r/225r - jungheinrich.pt

7.3.9 Lengte van de nieuwe mastercode (4-6 teken) vastleggen enbedienercodes toevoegen

Z De mastercode is af fabriek op viercijferige invoer ingesteld. Indien nodig kan deviercijferige mastercode op vijfcijferige of zescijferige invoer omgezet worden.Voordat de lengte van de mastercode kan worden gewijzigd, moeten allebedienercodes worden gewist. De lengte van de bedienercode (4-6 tekens) richt zichaltijd naar de lengte van de mastercode.

Voorwaarden– Bedrijfsgereedheid tot stand brengen, zie

pagina 111.

Werkwijze• Alle bedienercodes wissen, zie pagina 120.• Nieuwe mastercode (4-6 tekens) invoeren, zie

pagina 112.• Nieuwe bedienerscodes toevoegen, zie

pagina 114.

Lengte van de nieuwe mastercode is gewijzigd enbedienercodes zijn toegevoegd.

67

64 65 66

6968

121

04.1

9 nl

-NL

Page 122: EJE 220/225/230/235/220r/225r - jungheinrich.pt

7.3.10 Automatisch uitschakelen van het interne transportmiddel (tijd) instellen

Voorwaarden– Bedrijfsgereedheid tot stand brengen, zie

pagina 111.

Werkwijze• O-toets(69) indrukken.• Geldige mastercode met cijfertoetsen invoeren.

Na invoer van de geldige mastercode knippert deled (68) groen.

• Parameter 0-1-0 met cijfertoetsen invoeren.• Invoer met SET-toets (67) bevestigen.

Wachten totdat de led (68) groen knippert.

• Automatisch uitschakelen van het interne transportmiddel (tijd) met decijfertoetsen instellen:• 00:

Automatisch uitschakelen van het interne transportmiddel is gedeactiveerd.• 01 - 30:

Instellen van de tijd (in minuten) waarna het interne transportmiddelautomatisch uitgeschakeld wordt(minimale uitschakeltijd bedraagt 1 minuut,maximale uitschakeltijd bedraagt 30 minuten).

• 31:Na afloop van 10 seconden wordt het interne transportmiddel automatischuitgeschakeld.

• Invoer met SET-toets (67) bevestigen.Wachten totdat de led (68) groen knippert. De instelling is opgeslagen.

• O-toets(69) indrukken.Intern transportmiddel is uitgeschakeld en de led (68) brandt rood.

• Automatisch uitschakelen van het interne transportmiddel controleren:• Intern transportmiddel met de bedienercode inschakelen, zie pagina 111.

Na invoeren van de geldige bedienercode brandt de led (68) groen, hetingestelde rijprogramma wordt door het branden van de bijbehorende leds(64,65,66) aangegeven en het interne transportmiddel is ingeschakeld.

• Geen rij-, stuur- en hydraulische bewegingen met het interne transportmiddeluitvoeren.

• Wachten totdat het interne transportmiddel na afloop van de ingestelde tijdautomatisch uitschakelt.

Intern transportmiddel is uitgeschakeld en de led (68) brandt rood.

67

64 65 66

6968

122

04.1

9 nl

-NL

Page 123: EJE 220/225/230/235/220r/225r - jungheinrich.pt

Foutindicaties bij het instellen van de automatische uitschakeling van hetinterne transportmiddel

Bij de volgende gebeurtenissen knippert de led (68) rood:

Oorzaak Oplossing

– Ingevoerde uitschakeltijd ligtbuiten het waardebereik

– Intern transportmiddel uitschakelen, zie pagina 111.

– Invoer herhalen, daarbij erop letten, dat deinvoer binnen het waardebereik ligt.

123

04.1

9 nl

-NL

Page 124: EJE 220/225/230/235/220r/225r - jungheinrich.pt

7.3.11 Rijprogramma toewijzenDe rijprogramma's zijn aan de bedienercode gebonden en kunnen met eenconfiguratiecode worden vrijgegeven of geblokkeerd. Bovendien kan met deconfiguratiecode aan iedere bedienercode een start-rijprogramma wordentoegewezen.

Z Het start-rijprogramma is het rijprogramma dat na het inschakeling van het internetransportmiddel geactiveerd en met de leds (64,65,66) wordt aangegeven.- Led (64) brandt = rijprogramma 1 is geactiveerd- Led (65) brandt = rijprogramma 2 is geactiveerd- Led (66) brandt = rijprogramma 3 is geactiveerd

De configuratiecode bestaat uit vier tekens en is als volgt samengesteld:– 1e cijfer: vastleggen van de rechten voor het rijprogramma 1– 2e cijfer: vastleggen van de rechten voor het rijprogramma 2– 3e cijfer: vastleggen van de rechten voor het rijprogramma 3– 4e cijfer: vastleggen van het start-rijprogramma

Na het toevoegen of wijzigen van een bedienercodes zijn alle rijprogrammavrijgeschakeld, het start-rijprogramma is het rijprogramma 2.

124

04.1

9 nl

-NL

Page 125: EJE 220/225/230/235/220r/225r - jungheinrich.pt

Configuratiecode vastleggen:

Instelwaarde Beschrijving

1e cijfer0 – Rijprogramma 1 is voor de geselecteerde

bedienercode geblokkeerd

1 – Rijprogramma 1 is voor de geselecteerdebedienercode vrijgegeven

2e cijfer0 – Rijprogramma 2 is voor de geselecteerde

bedienercode geblokkeerd

1 – Rijprogramma 2 is voor de geselecteerdebedienercode vrijgegeven

3e cijfer0 – Rijprogramma 3 is voor de geselecteerde

bedienercode geblokkeerd

1 – Rijprogramma 3 is voor de geselecteerdebedienercode vrijgegeven

4e cijfer

0– Nadat het interne transportmiddel met de

geselecteerde bedienercode is ingeschakeld, isgeen rijprogramma geactiveerd

1– Nadat het interne transportmiddel met de

geselecteerde bedienercode is ingeschakeld, is hetrijprogramma 1 geactiveerd

2– Nadat het interne transportmiddel met de

geselecteerde bedienercode is ingeschakeld, is hetrijprogramma 2 geactiveerd

3– Nadat het interne transportmiddel met de

geselecteerde bedienercode is ingeschakeld, is hetrijprogramma 3 geactiveerd

Z De standaard-instelwaarde van de configuratiecode van de rijprogramma's is:1-1-1-2.Betekenis:Rijprogramma's 1, 2 en 3 zijn vrijgegeven.Nadat het interne transportmiddel met de geselecteerde bedienercode isingeschakeld, is het rijprogramma 2 geactiveerd

125

04.1

9 nl

-NL

Page 126: EJE 220/225/230/235/220r/225r - jungheinrich.pt

Configuratie rijprogramma's voor bedienercodeinstellen

Werkwijze• O-toets(69) indrukken.• Geldige mastercode met cijfertoetsen invoeren.

Na invoer van de geldige mastercode knippert degroene led (68).

• Parameter 0-2-4 met cijfertoetsen invoeren.• Invoer met SET-toets (67) bevestigen.

De leds (64,68) knipperen groen.

• Geldige bedienercode met cijfertoetsen invoeren.• Invoer met SET-toets (67) bevestigen.

De leds (65,68) knipperen groen.

• Configuratiecode (4 tekens) van de rijprogramma's invoeren.• Invoer met SET-toets (67) bevestigen.

De leds (66,68) knipperen groen.

• Configuratiecode (4 tekens) van de rijprogramma's nog een keer met decijfertoetsen invoeren.

• Invoer met SET-toets (67) bevestigen.Wachten totdat de led (68) groen knippert. De rijprogramma's zijn toegewezenaan de bedienercode.

• O-toets(69) indrukken.Intern transportmiddel is uitgeschakeld en de led (68) brandt rood.

• Configuratie rijprogramma's voor bedienercode controleren:• Intern transportmiddel met de geconfigureerde bedienercode inschakelen, zie

pagina 111Na invoeren van de geldige bedienercode brandt de led (68) groen, hetingestelde rijprogramma wordt door het branden van de bijbehorende leds(64,65,66) aangegeven en het interne transportmiddel is ingeschakeld.

• O-toets(69) indrukken.Intern transportmiddel is uitgeschakeld en de led (68) brandt rood.

• Indien nodig deze handeling voor andere bedienercodes herhalen.

67

64 65 66

6968

126

04.1

9 nl

-NL

Page 127: EJE 220/225/230/235/220r/225r - jungheinrich.pt

Foutindicatie bij de configuratie van de rijprogramma's

Bij de volgende gebeurtenissen knippert de led (68) rood:

Oorzaak Oplossing

– Geblokkeerd rijprogrammaals start-rijprogramma

gedefinieerd

– Intern transportmiddel uitschakelen, zie pagina 111.

– Invoer herhalen, daarbij erop letten dat deconfiguratiecode correct wordt ingevoerd.

127

04.1

9 nl

-NL

Page 128: EJE 220/225/230/235/220r/225r - jungheinrich.pt

7.4 Voertuigparameters met CanCode instellen

VOORZICHTIG!

Onjuiste invoerZonder CanDis kunnen alleen interne CanCode-parameters worden veranderd.Alleen met CanDis kunnen parameters van de rijregeling worden gewijzigd, zonderCanDis moeten de instellingen door de service van de producent worden ingesteld.

VOORZICHTIG!

Gevaar voor ongevallen door gewijzigde instellingen in de rij- en hydraulischefunctiesHet wijzigen van de instellingen voor de rij-hydraulische functies naar hogerewaarden kan tot ongevallen leiden.uProefrit in een beveiligd bereik uitvoeren.uPas extra op tijdens het bedienen van het interne transportmiddel.

Voorbeeld parameterinstelling

In het volgende voorbeeld wordt de parameterinstelling van de acceleratie van hetrijprogramma 1 (parameter 0256) beschreven.

Voorbeeld acceleratie

Werkwijze• Viercijferig parameternummer "0256" invoeren en met de SET-toets (67)

bevestigen.• Subindex (invoer "2") invoeren en bevestigen met de SET-toets (67).

Z Op het display wordt de parameter met subindex afwisselend met de huidigewaarde weergegeven (0256-2<->0000-3).

• Parameterwaarde volgens parameterlijst invoeren en SET-toets (67) bevestigen.

Z De led (68) van de O-toets (69) schakelt kort op continu licht en begint na circa 2seconden weer te knipperen.

Z Bij niet toegestane invoer knippert de led (68) van de O-toets (69) rood. Door hetparameternummer nog een keer in te voeren kan de instelprocedure wordenherhaald.

Z Op het display wordt de parameter met subindex afwisselend met de ingevoerdewaarde weergegeven (0256-2<->0000-5).

Rijparameter is ingesteld.

Voor het invoeren van meer parameters moeten de handeling worden herhaald ophet moment dat de led (68) van de O-toets (69) knippert.

Z De rijfunctie is tijdens de parameterinvoer uitgeschakeld.

128

04.1

9 nl

-NL

Page 129: EJE 220/225/230/235/220r/225r - jungheinrich.pt

Instelwaarde in programmeermodus controleren

Werkwijze• Na het invoeren van de parameterwaarde het bewerkte rijprogramma selecteren

en bevestigen met de Set-toets (67).

Het interne transportmiddel staat in de rijmodus en kan worden gecontroleerd.

Z Om door te gaan met instellen de set-toets (67) nog een keer indrukken.

Rijparameters opslaan

Voorwaarden– Alle parameters ingevoerd.

Werkwijze• "SaveParameter" met de toetsvolgorde "1-2-3-Set" uitvoeren.• Met O-toets (69) bevestigen.

129

04.1

9 nl

-NL

Page 130: EJE 220/225/230/235/220r/225r - jungheinrich.pt

7.5 Parameters

Rijprogramma 1

Nr. Functie Bereikinstelwaarde

Standaardinstelwaarde

Opmerkingen

0256 Acceleratie 0 – 9(0,2 - 2,0 m/s2)

2(0,6 m/s2)

0260 Uitlooprem 0 – 9(0,2 - 1,1 m/s2)

6(0,8 m/s2)

0264 Maximumsnelheid inaandrijfrichting metrijschakelaar

0 – 9(0,5 - 6,0 km/h)

6(4,8 km/h)

Afhankelijk vanrijschakelaar

0268 Maximumsnelheid inlastrichting metrijschakelaar

0 – 9(0,5 - 6,0 km/h)

6(4,8 km/h)

Afhankelijk vanrijschakelaar

Rijprogramma 2

Nr. Functie Bereikinstelwaarde

Standaardinstelwaarde

Opmerkingen

0272 Acceleratie 0 – 9(0,2 - 2,0 m/s2)

5(1,2 m/s2)

0276 Uitlooprem 0 – 9(0,2 - 1,1 m/s2)

6(0,8 m/s2)

0280 Maximumsnelheid inaandrijfrichting metrijschakelaar

0 – 9(0,5 - 6,0 km/h)

9(6,0 km/h)

Afhankelijk vanrijschakelaar

0284 Maximumsnelheid inlastrichting metrijschakelaar

0 – 9(0,5 - 6,0 km/h)

9(6,0 km/h)

Afhankelijk vanrijschakelaar

Rijprogramma 3

Nr. Functie Bereikinstelwaarde

Standaardinstelwaarde

Opmerkingen

0288 Acceleratie 0 – 9(0,2 - 2,0 m/s2)

9(2,0 m/s2)

0292 Uitlooprem 0 – 9(0,2 - 1,1 m/s2)

9(1,1 m/s2)

0296 Maximumsnelheid inaandrijfrichting metrijschakelaar

0 – 9(0,5 - 6,0 km/h)

9(6,0 km/h)

Afhankelijk vanrijschakelaar

0300 Maximumsnelheid inlastrichting metrijschakelaar

0 – 9(0,5 - 6,0 km/h)

9(6,0 km/h)

Afhankelijk vanrijschakelaar

130

04.1

9 nl

-NL

Page 131: EJE 220/225/230/235/220r/225r - jungheinrich.pt

Batterijparameter

Nr. Functie Bereik Standaardinstelwaarde

Opmerkingen

1377 Batterijtype 0 – 9 1 0 = normaal (nat)1 = extra capaciteit(nat)2 = droog(onderhoudsvrij)9 = XFC(speciale batterij)

1389 Verbruikbewaking 0 /1 1 0 = niet actief1 = actief

131

04.1

9 nl

-NL

Page 132: EJE 220/225/230/235/220r/225r - jungheinrich.pt

7.6 Batterijparameters met CanCode instellen

WAARSCHUWING!

Gevaar voor ongevallen door gewijzigdeparametersuHet wijzigen van instellingen kan tot ongevallen

veroorzaken.uGoed opletten tijdens het bedienen van het interne

transportmiddel

In het volgende voorbeeld wordt beschreven hoe deparameter batterijtype (parameter 1377) wordtingesteld op "droog – onderhoudsvrij.

Voorwaarden– CanCode en CanDis zijn aanwezig.

Werkwijze• O-toets(69) indrukken.• Mastercode invoeren.• Viercijferig parameternummer "1377" invoeren en

met de SET-toets bevestigen.• Subindex "2" invoeren en met de Set-toets

bevestigen.

Op het display wordt de parameter met subindexafwisselend met de huidige waarde weergegeven.Bijvoorbeeld (1377-2<->0000-1--komt overeen methet batterijtype "extra capaciteit – nat".

• Parameterwaarde "2" volgens parameterlijstinvoeren en SET-toets bevestigen.

De led van de O-toets schakelt kort op continu lichten begint na circa 2 seconden weer te knipperen.

Bij niet toegestane invoer knippert de led van deO-toets rood. Door het parameternummer nog eenkeer in te voeren kan de instelprocedure wordenherhaald.

In de weergave wordt de parameter met subindexwisselend met de ingevoerde waarde (1377-2<->0000-2) weergegeven.

Batterijtype "droog – onderhoudsvrij" is ingesteld.

Z De rijfunctie is tijdens de parameterinvoeruitgeschakeld.Parameter opslaan

Voorwaarden– Parameter is ingevoerd.

67

64 65 66

6968

132

04.1

9 nl

-NL

Page 133: EJE 220/225/230/235/220r/225r - jungheinrich.pt

Werkwijze• "SaveParameter" met de toetsvolgorde "1-2-3-Set" uitvoeren.• O-toets indrukken.

Parameter is opgeslagen.

Controleren van de gewijzigde parameter

Voorwaarden– Parameter is opgeslagen.

Werkwijze• O-toets(69) indrukken.• Mastercode invoeren.• Viercijferig parameternummer "1377" invoeren en met de SET-toets bevestigen.• Subindex "2" invoeren en met de Set-toets bevestigen.

Op het display wordt de parameter met subindex afwisselend met de huidigewaarde weergegeven. Bijvoorbeeld (1377-2<->0000-2--komt overeen met hetbatterijtype "droog-onderhoudsvrij".

• O-toets indrukken.

Parameter is gecontroleerd.

133

04.1

9 nl

-NL

Page 134: EJE 220/225/230/235/220r/225r - jungheinrich.pt

7.7 Displayinstrument CanDis (o)

Het instrument toont de volgende parameters:

70 Indicatie batterijcapaciteit (alleen bijinbouwlader)

71 Led-balken voor laadtoestand van de batterij

72 Pictogram "let op" (geel),Opladen van batterij wordt aanbevolen

73 Pictogram "stop" (rood); hefuitschakeling,Batterij moet worden opgeladen

74

Geen pictogram bij instelling batterijtype opnormale batterijen of natte batterij met extracapaciteitPictogram "T" verschijnt tijdens het gebruikpermanent bij instelling van het batterijtypeop onderhoudsvrije batterijPictogram "T" verschijnt tijdens het gebruikknipperend bij instelling van het batterijtypeop speciale batterij zoals XFC

75

6-cijferig lcd-display:– Bedrijfsuren– Parameters invoeren en wijzigen– Gebeurtenismeldingen

Indicatie laadtoestand

De laadtoestand wordt aangegeven met acht led-balken.

Acht brandende led-balken komen overeen met een geheel opgeladen batterij.Eén brandende led-balk komt overeen met een bijna lege batterij.

Als het pictogram "let op" (72) begint te knipperen, wordt aanbevolen om de batterijop te laden.

Als het pictogram "let op" (72) continu gaat branden, moet de batterij wordenopgeladen.

Als het pictogram "stop" (73) brandt, moet de batterij meteen worden geladen.Indien geactiveerd gaat in dit geval de ontlaadbewaker af, zie pagina 135.

Z Vanaf welke laadtoestand de pictogrammen "let op" (72) en "stop" (73) beginnen tebranden, verschilt per batterijtype.

70

72

74

71

73

75

134

04.1

9 nl

-NL

Page 135: EJE 220/225/230/235/220r/225r - jungheinrich.pt

7.7.1 Ontlaadbewaker

Als het pictogram "stop" (73) brandt is de ontlaadgrensbereikt. Bij geactiveerde ontlaadbewaker worden dehefbewegingen uitgeschakeld. Rijden en dalen blijftmogelijk.

De hefbewegingen wordt pas weer vrijgegeven, als deaangesloten batterij voor 70% is geladen.

7.7.2 BedrijfsurenindicatieHet indicatiebereik voor de bedrijfsuren ligt tussen 0,0 en 99.999,0 uur. Deindicatie (75) heeft een achtergrondverlichting.

Z Bij onderhoudsvrije batterijen verschijnt het pictogram "T" (74) in debedrijfsurenindicatie.

Z Bij speciale batterijen verschijnt het pictogram "T" (74) in de bedrijfsurenindicatie.

7.7.3 GebeurtenismeldingenDe bedrijfsurenindicatie wordt ook gebruikt voor indicatie van gebeurtenismeldingen.De gebeurtenismeldingen overschrijven de bedrijfsurenindicatie. Degebeurtenismelding begint met een "E" voor event gevolgd door een viercijferiggebeurtenisnummer.De gebeurtenismelding wordt weergegeven, zolang de storing aanwezig is. Als ermeerdere gebeurtenismeldingen zijn, worden deze een voor een weergegeven. Demeeste gebeurtenismeldingen activeren een noodstop.

Z Oplossingen, zie pagina 100.

7.7.4 InschakeltestNa het bedrijfsklaar maken van het interne transportmiddel verschijnen de volgendeindicaties:

– kort knipperen van de softwareversie van het display– bedrijfsuren– laadtoestand van batterij

70

72

74

71

73

75

135

04.1

9 nl

-NL

Page 136: EJE 220/225/230/235/220r/225r - jungheinrich.pt

7.8 Display (2 inch)

78

76

59

80

81

82

83

77

79

Pos. Bedienings- ofdisplayelement

Functie

59 Indicatie batterijcapaciteit Ontlaadtoestand batterij76 Informatieregel Weergave gebeurtenismeldingen en optionele

informatie zoals snelheid of resttijdindicatie.77 Vermogensindicatie Geeft het rijvermogen van het gekozen

rijprogramma aan.78 Pictogrammenveld Weergave pictogrammen, zie pagina 139.79 Batterijtype (karakteristiek) Weergave van het ingestelde batterijtype of de

ingestelde batterijkarakteristiek1

1 = onderhoudsvrije gel-/droge batterij2 = speciale batterij zoals XFC

80 Rijprogramma Geeft het actieve rijprogramma aan.81 Bedrijfsuren Geeft de bedrijfsuren van het interne

transportmiddel aan, zie pagina 21.82 Toewijzing toetsfuncties zie pagina 13883 Toetsen Toetsen om de erboven weergegeven functies

te selecteren.

1) Bij instelling op normale batterijen of natte batterijen met extra capaciteit en op batterijen voor speciale uitvoering wordt

geen batterijtype weergegeven.

136

04.1

9 nl

-NL

Page 137: EJE 220/225/230/235/220r/225r - jungheinrich.pt

7.8.1 InformatieregelAls er gebeurtenismeldingen zijn die worden aangegeven, zijn ze in het linker deelvan de informatieregel (76) te zien.

In het rechter deel van de informatieregel wordt de snelheid van het internetransportmiddel in km/h of mph weergegeven.

Z De klantenservice van de producent kan de eenheden kg en km/h op deinformatieregel omzetten op de eenheden lbs of mph of omgekeerd.

137

04.1

9 nl

-NL

Page 138: EJE 220/225/230/235/220r/225r - jungheinrich.pt

7.8.2 Toetstoewijzing op displayDe met pictogrammen en toetsen van het display bedienbare functies enbedieningsmenu's zijn afhankelijk van de bedieningssituatie, de instellingen en deopties van het interne transportmiddel.

Toetsfuncties in hoofdmenu

Pictogram

Betekenis

Menu wijzigen:Om naar het volgende bedieningsmenu te gaan

Rijprogramma omhoog (t):Om het rijprogramma in meerijmodus te wijzigen(geen pictogram) (o):Gebruik van het standaard ingestelde rijprogramma in meerijmodusDe instelling kan door de klantenservice van de producent wordenaangepast.Uitschakelen (o):Hiermee kan het interne transportmiddel worden uitgeschakeldUitschakelen wordt alleen weergegeven op het display als het internetransportmiddel via een toegangscode wordt ingeschakeld.

138

04.1

9 nl

-NL

Page 139: EJE 220/225/230/235/220r/225r - jungheinrich.pt

7.8.3 Pictogrammen op displayIn het pictogrammenveld (78) kunnen een willekeurig aantal pictogrammen wordenweergegeven. Welke pictogrammen tijdens het gebruik worden weergegeven in hetpictogrammenveld, is afhankelijk van de bedienings- en trucksituatie.

Pictogram

Betekenis Kleur Functie

StaplatformAanwezigheidsschakelaar

Geel Staplatform niet belast bij bedienderijschakelaar (alleen bij interntransportmiddel zonder de optiemeeloopmodus)

Stopinstructie Rood Truckstoring vastgesteld.– Functies heffen, dalen en rijden van

het interne transportmiddel wordenuitgezet.

Waarschuwing Geel BedienfoutRood Truckstoring vastgesteld

– Functies heffen, dalen en/of rijden vanhet interne transportmiddel wordengereduceerd

Batterij-indicatie,lage restcapaciteit

Geel Batterijcapaciteit ≤ 30% bij nattebatterijen en lithium-ion-batterijen,Batterijcapaciteit ≤ 50% bijonderhoudsvrije batterijen– Batterij binnenkort laden.

Rood Batterijcapaciteit ≤ 20% bij nattebatterijen en lithium-ion-batterijen,Batterijcapaciteit ≤ 40% bijonderhoudsvrije batterijen– Batterij direct laden.

Laadproces Groen Indicatie van batterijcapaciteit (alleen bijgeïntegreerde batterijlader):– Knipperend:

Laadproces actief– Continu brandend:

Laadproces afgeslotenRood Laadproces afgebroken

Overtemperatuur

Geel Overtemperatuur vastgesteld– Functies heffen, dalen en rijden van

het interne transportmiddel wordengereduceerd

Rood Overtemperatuur vastgesteld– Functies heffen, dalen en rijden van

het interne transportmiddel wordenuitgezet

139

04.1

9 nl

-NL

Page 140: EJE 220/225/230/235/220r/225r - jungheinrich.pt

Pictogram

Betekenis Kleur Functie

Ondertemperatuurlithium-ion-batterij(o)

Geel Ondertemperatuur van lithium-ion-batterijvastgesteld– Ontlaadstromen en

energieterugwinning worden bij lagetemperaturen gereduceerd.

Toegestaan temperatuurbereik van delithium-ion-batterij onderschreden– Het interne transportmiddel wordt via

de batterijcontactor uitgeschakeld.– Het display wordt uitgeschakeld.

Veiligheidsbeugel Geel Brandt als niet beide veiligheidsbeugelsingeklapt of uitgeklapt zijn.

Heffinggedeactiveerd

Geel Brandt als de heffuncties wegens te lagebatterijcapaciteit uitgeschakeld zijn.

Disselstand Geel Brandt bij het inschakelen met dissel inrijbereik.Brandt bij bediende rijschakelaar endissel in rembereik.

Wielarmheffinghefeinde

Geel Brandt bij bediende toets "Wielarmenheffen" als het hefeinde in dewielarmheffing bereikt is.

Wielarmheffingdaaleinde

Geel Brandt bij bediende toets "Wielarmendalen" als het daaleinde in dewielarmheffing bereikt is.

Langzaam rijden Groen Pictogram brandt als de toets "Langzamesnelheid" is ingedrukt (reductie van derijsnelheid).

140

04.1

9 nl

-NL

Page 141: EJE 220/225/230/235/220r/225r - jungheinrich.pt

7.9 Algemene informatie over bediening van de sleuzellozetoegangssystemen

De afleveringscode is vermeld op een opgeplakte folie. Bij de eerste inbedrijfstellingde configuratiecode wijzigen, en de folie verwijderen!– Afleveringscode: 1-2-3-4– Fabrieksinstelling configuratiecode: 2-4-1-2

Z Bij het toewijzen van de code moet erop worden gelet, dat aan internetransportmiddelen met meerijmodus een andere code wordt toegewezen dan aaninterne transportmiddelen met meeloopmodus.

141

04.1

9 nl

-NL

Page 142: EJE 220/225/230/235/220r/225r - jungheinrich.pt

7.10 Display bedienen

7.10.1 Intern transportmiddel met toegangscode inschakelen

55

Werkwijze• NOODSTOP-schakelaar loszetten, zie pagina 78.• Toegangscode met de toetsen onder het scherm (55) invoeren.

Het interne transportmiddel is ingeschakeld.

7.10.2 Intern transportmiddel uitschakelen

Werkwijze• Toets onder het pictogram "uitschakelen" (84) op het

display indrukken.• NOODSTOP-schakelaar indrukken, zie pagina 78.

Het interne transportmiddel is uitgeschakeld.

84

142

04.1

9 nl

-NL

Page 143: EJE 220/225/230/235/220r/225r - jungheinrich.pt

7.10.3 Configuratiecode wijzigen

Voorwaarden– Intern transportmiddel is ingeschakeld,

zie pagina 142.

Werkwijze• Toets onder het pictogram "Instelling"

(85) indrukken.• Toets onder pictogram

"configuratiecode wijzigen" (86)indrukken.

• Configuratiecode met de toetsen onderhet display (55) invoeren.Ingevoerde configuratiecode wordt metgevulde cirkels aangegeven.

• Toets onder het pictogram"Wissen" (87) indrukken.De configuratiecode wordt gewist.

• Nieuwe configuratiecode met detoetsen onder het display (55)invoeren.

Z De nieuwe configuratiecode moetverschillen van bestaandetoegangscodes.

• Toets onder het pictogram"Bevestigen" (88) indrukken.De nieuwe configuratiecode wordtweergegeven.

Z Als de nieuwe configuratiecode isverkeerd is ingevoerd, configuratiecodeweer wissen en opnieuw eenconfiguratiecode toevoegen.

Om terug te keren naar het hoofdmenu,het pictogram onder het pictogram "Vorige" (89) indrukken.

De configuratiecode is gewijzigd.

87

85

88

55

89

86

143

04.1

9 nl

-NL

Page 144: EJE 220/225/230/235/220r/225r - jungheinrich.pt

7.10.4 Nieuwe toegangscode toevoegen

Voorwaarden– Intern transportmiddel is

ingeschakeld, zie pagina 142.

Werkwijze• Toets onder het pictogram "Instelling"

(85) indrukken.• Toets onder het pictogram

"Toegangscode bewerken" (90)indrukken.De configuratiecode wordtopgevraagd.

• Configuratiecode met de toetsenonder het display (55) invoeren.Alle toegangscodes wordenweergegeven.

• Toets onder het pictogram"Toevoegen" (91) indrukken.

• Nieuwe toegangscode met de toetsenonder het display (55) invoeren.

Z De nieuwe toegangscode moetverschillen van bestaandetoegangscodes.

• Toets onder het pictogram"Bevestigen" (88) indrukken.De nieuwe toegangscode wordtweergegeven.

Z Als de nieuwe toegangscode isverkeerd is ingevoerd, toegangscodeweer wissen zie pagina 145 enopnieuw een toegangscodetoevoegen.

Om terug te keren naar het hoofdmenu, het pictogram onder het pictogram"Vorige" (89) indrukken.

Er is een nieuwe toegangscode toegevoegd.

85

88

55

89

91

90

144

04.1

9 nl

-NL

Page 145: EJE 220/225/230/235/220r/225r - jungheinrich.pt

7.10.5 Toegangscode wissen

Voorwaarden– Intern transportmiddel is ingeschakeld,

zie pagina 142.

Werkwijze• Toets onder het pictogram "Instelling"

(85) indrukken.• Toets onder het pictogram

"Toegangscode bewerken" (90)indrukken.De configuratiecode wordtopgevraagd.

• Configuratiecode met de toetsenonder het display (55) invoeren.Alle toegangscodes wordenweergegeven.

• Met de toets onder het pictogram"Selectie" (92) de toegangscodeselecteren die moet worden gewist.

• Toets onder het pictogram "Wissen"(87) indrukken.De toegangscode is gewist.

• Om terug te keren naar hethoofdmenu, het pictogram onder hetpictogram "Vorige" (89) indrukken.

87

85

55

89

87

92

90

145

04.1

9 nl

-NL

Page 146: EJE 220/225/230/235/220r/225r - jungheinrich.pt

7.10.6 Aanmeldingsgeschiedenis weergevenHet gebruik van de laatste verschillende toegangscodes wordt weergegeven in deaanmeldingsgeschiedenis. De laatste aanmelding wordt als eerste weergegeven.

Z Als er meer toegangscodes zijn geregistreerd dan tegelijkertijd kunnen wordenweergegeven, kan het displaybereik door vooruit of achteruit bladeren wordenverschoven.

Voorwaarden– Intern transportmiddel is ingeschakeld,

zie pagina 142.

Werkwijze• Toets onder het pictogram

"Instelling" (85) indrukken.• Toets onder pictogram

"aanmeldingsgeschiedenis" (93)indrukken.

• Configuratiecode met de toetsen onderhet display (55) invoeren.Ingevoerde configuratiecode wordt metgevulde cirkels aangegeven.

• Om door te bladeren toets onder hetpictogram selectie "omlaag "(92)indrukken, indien nodig meerderekeren herhalen.Het displaybereik wordt verschoven:Oudere aanmeldingen wordenweergegeven.

• Om terug te bladeren toets onder hetpictogram selectie "omhoog "(94)indrukken, indien nodig meerderekeren herhalen.Het displaybereik wordt verschoven:Actuele aanmeldingen wordenweergegeven.

• Om terug te keren naar het hoofdmenu, het pictogram onder het pictogram"Vorige" (89) indrukken.

De aanmeldingsgeschiedenis wordt weergegeven.

85

55

89

93

92 94

7.11 ISM-toegangsmodule (o)

Z *Bij uitvoering met ISM-toegangsmodule of CanCode, zie handleiding "ISM-toegangsmodule" of handleiding "CanCode".

146

04.1

9 nl

-NL

Page 147: EJE 220/225/230/235/220r/225r - jungheinrich.pt

F Onderhoud van het internetransportmiddel

1 Bedrijfsveiligheid en milieubeschermingDe in hoofdstuk "Onderhoud, inspectie en vervanging van onderhoudsonderdelen!beschreven controles en onderhoudswerkzaamheden moeten worden uitgevoerdvolgens de vastgelegde onderhoudsintervallen (zie pagina 173).

De producent adviseert de eveneens in hoofdstuk "Onderhoud, inspectie en vervanging van onderhoudsonderdelen" aangegeven onderhoudsonderdelen na devastgelegde vervangingsintervallen te vervangen (zie pagina 173).

WAARSCHUWING!

Gevaar voor ongevallen en beschadiging van onderdelenHet is niet toegestaan veranderingen aan het interne transportmiddel en in hetbijzonder aan de veiligheidssystemen door te voeren.

Uitzondering: Exploitanten mogen enkel wijzigingen aan door motorischaangedreven interne transportmiddelen aanbrengen of laten aanbrengen als deproducent van het interne transportmiddel zich uit de handel heeft teruggetrokken ener geen opvolger is. De exploitanten moeten echter:– ervoor zorgen, dat de uit te voeren wijzigingen door een vakingenieur voor interne

transportmiddelen worden aangebracht en de veiligheid ervan gepland,gecontroleerd en uitgevoerd wordt

– duurzame documentatie van de planning, controle en uitvoering van de wijziginghebben

– de betreffende wijzigingen aan de informatieplaatjes over het draagvermogen,aan de pictogrammen en stickers, evenals aan de bedienings- enwerkplaatshandboeken laten aanbrengen en laten verifiëren

– een duurzame en goed zichtbare markering aan het interne transportmiddelaanbrengen, waaruit de aard van de aangebrachte wijzigingen, de datum van dewijzigingen en naam en adres van de organisatie, aan wie deze taak werdtoevertrouwd, blijken.

LET OPUitsluitend originele vervangingsonderdelen zijn onderworpen aan dekwaliteitscontrole des producent. Om een veilige en betrouwbare werking tegaranderen mogen uitsluitend vervangingsonderdelen van de producent wordengebruikt.

Z Voer na de controles en onderhoudswerkzaamheden de handelingen uit die wordenbeschreven in de paragraaf „Intern transportmiddel weer in gebruik nemen nareinigings- en onderhoudswerkzaamheden“ (zie pagina 168).

147

04.1

9 nl

-NL

Page 148: EJE 220/225/230/235/220r/225r - jungheinrich.pt

2 Veiligheidsvoorschriften voor het onderhoud

Personeel voor onderhoud en revisie

Z De producent beschikt over een speciaal voor deze taken geschooldeklantenservice. De afsluiting van een onderhoudscontract met de producentondersteunt een storingsvrij gebruik.

Het onderhoud en de revisie van het interne transportmiddel en het vervangen vanonderdelen mogen uitsluitend door vakpersoneel worden uitgevoerd. De uit tevoeren werkzaamheden zijn voor de volgende doelgroepen ingedeeld.

Klantenservice

De klantenservice is speciaal geschoold voor het interne transportmiddel en in staatonderhouds- en revisiewerkzaamheden zelfstandig uit te voeren. De medewerkersvan de klantenservice kennen de bij de werkzaamheden verplichte normen,richtlijnen en veiligheidsvoorschriften, en de mogelijke gevaren.

Exploitant

De onderhoudsmedewerkers moeten door vakkundige kennis en ervaring in staatzijn om de aangegeven werkzaamheden in de onderhoudscontrolelijst voor deexploitant uit te voeren. Voor het overige zijn de door de exploitant uit te voerenonderhouds- en revisiewerkzaamheden beschreven, zie pagina 156.

VOORZICHTIG!

BrandgevaarHet interne transportmiddel mag niet met brandbare vloeistoffen worden gereinigd.uVoor aanvang van de reinigingswerkzaamheden batterijstekker eruit trekken.uVoor aanvang van de reinigingswerkzaamheden eerst alle veiligheidsmaatregelen

treffen die nodig zijn om vonkvorming (bijvoorbeeld door kortsluiting) uit te sluiten.

148

04.1

9 nl

-NL

Page 149: EJE 220/225/230/235/220r/225r - jungheinrich.pt

2.1 Werkzaamheden aan de elektrische installatie

WAARSCHUWING!

Gevaar voor ongevallen door elektrische stroomEr mag uitsluitend in spanningsvrije toestand aan de elektrische installatie wordengewerkt. De in de besturing ingebouwde condensatoren moeten volledig ontladenzijn. De condensatoren zijn na ca. 10 min volledig ontladen. Voor begin van deonderhoudswerkzaamheden aan de elektrische installatie:uUitsluitend elektrotechnisch geschoolde vakmedewerkers mogen werkzaamheden

uitvoeren aan de elektrische installatie.uVoor het begin van werkzaamheden moeten eerst alle maatregelen worden

getroffen die nodig zijn om elektrische ongevallen uit te sluiten.uIntern transportmiddel veilig parkeren (zie pagina 74).uBatterij verwijderen, zie pagina 44.uRingen, metalen armbanden etc. afdoen.

2.2 Bedrijfsmiddelen en oude onderdelen

VOORZICHTIG!

Bedrijfsmiddelen en oude onderdelen zijn schadelijk voor het milieuOude onderdelen en vervangen bedrijfsmiddelen moeten op juiste wijze, conform degeldende milieuvoorschriften worden afgevoerd. Voor het verversen van de olie staatde speciaal voor deze taken geschoolde klantenservice van de producent terbeschikking.uBij de omgang met deze stoffen de veiligheidsvoorschriften in acht nemen.

2.3 Wielen

WAARSCHUWING!

Gevaar voor ongevallen door gebruik van wielen die niet voldoen aan despecificaties van de producentDe kwaliteit van de wielen beïnvloedt de stabiliteit en het rijgedrag van het internetransportmiddel.Bij een ongelijkmatige slijtage wordt de stabiliteit van het interne transportmiddelminder en de remweg langer.uAls de wielen worden vervangen, moet erop worden gelet dat het interne

transportmiddel niet scheef komt te staan.uWielen altijd per paar vervangen, d.w.z. tegelijkertijd links en rechts.

Z In de fabriek gemonteerde wielen uitsluitend vervangen door originelevervangingsonderdelen van de producent, omdat anders de specificaties van deproducent niet worden aangehouden.

149

04.1

9 nl

-NL

Page 150: EJE 220/225/230/235/220r/225r - jungheinrich.pt

2.4 Hydraulische installatie

WAARSCHUWING!

Gevaar voor ongevallen door lekkende hydraulische installatiesUit een lekkende of defecte hydraulische installatie kan hydraulische olie stromen.uVastgestelde gebreken direct bij de leidinggevende melden.uDefect intern transportmiddel kenmerken en buiten bedrijf stellen.uIntern transportmiddel pas weer in gebruik nemen nadat het defect is gevonden en

verholpen.uUitgelopen hydraulische olie direct met geschikt bindmiddel verwijderen.uHet mengsel van bindmiddel en bedrijfsmiddelen volgens de geldende

voorschriften afvoeren.

WAARSCHUWING!

Letselgevaar en infectiegevaar door defecte hydraulische slangenOnder druk staande hydraulische olie kan door kleine gaatjes of haarfijne scheurenin de hydraulische slangen ontsnappen. Poreuze hydraulische slangen kunnentijdens het bedrijf barsten. Personen in de buurt van het interne transportmiddelkunnen door de uittredende hydraulische olie letsel oplopen.uBij letsel meteen een arts raadplegen.uOnder druk staande hydraulische slangen niet aanraken.uVastgestelde gebreken direct bij de leidinggevende melden.uDefect intern transportmiddel markeren en stilleggen.uIntern transportmiddel pas weer in bedrijf nemen nadat het defect is gevonden en

verholpen.

150

04.1

9 nl

-NL

Page 151: EJE 220/225/230/235/220r/225r - jungheinrich.pt

LET OP

Hydraulische slangen controleren en vervangenHydraulische slangen kunnen door veroudering poreus worden en moetenregelmatig worden gecontroleerd. De gebruiksvoorwaarden van het internetransportmiddel hebben een aanzienlijke invloed op de veroudering van dehydraulische slangen.uHydraulische slangen minimaal 1x per jaar controleren en indien nodig vervangen.uBij zwaardere gebruiksvoorwaarden moeten de inspectie-intervallen

overeenkomstig verkort worden.uBij normale gebruiksvoorwaarden wordt een preventieve vervanging van de

hydraulische slangen na 6 jaar aanbevolen. Voor een langer gebruik zonder dat ergevaren ontstaan moet de exploitant een risicobeoordeling uitvoeren. De daaruitresulterende veiligheidsmaatregelen moeten worden aangehouden en hetinspectie-interval moet overeenkomst worden verkort.

Z De extra hydraulische functie van de EJE 220r / 225r is een gesloten systeem.Alleen de speciaal voor deze taken geschoolde klantenservice van de producentmag de extra hydraulische functie vervangen of vullen.

Z Minimeetaansluitingen van het interne transportmiddel mogen uitsluitend door degeschoolde klantenservice van de producent worden gebruikt.

151

04.1

9 nl

-NL

Page 152: EJE 220/225/230/235/220r/225r - jungheinrich.pt

3 Bedrijfsmiddelen en smeerplan

3.1 Veilig werken met bedrijfsmiddelen

Werken met bedrijfsmiddelen

Bedrijfsmiddelen moeten altijd vakkundig en in overeenstemming met de instructiesvan de producent worden gebruikt.

WAARSCHUWING!

Onvakkundige omgang brengt uw gezondheid en leven, en het milieu ingevaarBedrijfsmiddelen kunnen brandbaar zijn.uBreng bedrijfsmiddelen niet in contact met hete onderdelen of open vuur.uSla gebruiksmiddelen uitsluitend op in vaten die voldoen aan de voorschriften.uVul gebruiksmiddelen uitsluitend in schone vaten.uMeng bedrijfsmiddelen van verschillende kwaliteit niet door elkaar. U mag

uitsluitend afwijken van dit voorschrift, wanneer het mengen nadrukkelijk wordtvoorgeschreven in deze handleiding.

VOORZICHTIG!

Gevaar voor uitglijden en het milieu door uitgestroomde en gemorstebedrijfsmiddelenDoor uitgestroomde en gemorste bedrijfsmiddelen bestaat er gevaar voor uitglijden.Dit gevaar wordt in combinatie met water versterkt.uBedrijfsmiddelen niet morsen.uUitgestroomd en gemorst bedrijfsmiddel direct met geschikt bindmiddel

verwijderen.uHet mengsel van bindmiddel en bedrijfsmiddelen volgens de geldende

voorschriften afvoeren.

152

04.1

9 nl

-NL

Page 153: EJE 220/225/230/235/220r/225r - jungheinrich.pt

WAARSCHUWING!

Gevaar door onjuiste omgang met olieOlie (kettingspray / hydraulische olie) zijn brandbaar en giftig.uOude olie op de voorgeschreven wijze afvoeren. Oude olie tot de afvoer veilig en

op de voorgeschreven wijze bewarenuOlie niet morsen.uGemorste of uitgelopen olie direct met geschikt bindmiddel verwijderen.uHet mengsel van bindmiddel en olie volgens de geldende voorschriften afvoeren.uDe wettelijke voorschriften voor het omgaan met olie in acht nemen.uGeschikte veiligheidshandschoenen dragen bij het werken met olie.uErop letten dat er geen olie op hete motordelen komt.uNiet roken bij het werken met olie.uAanraken en inslikken vermijden. Bij inslikken geen braken veroorzaken, maar

direct een arts raadplegen.uNa inademen van olienevel of dampen, verse lucht toevoeren.uAls er olie met de huid in contact is gekomen, de huid met water spoelen.uAls olie met de ogen in contact is gekomen, de ogen met water spoelen en

meteen een arts raadplegen.uDoordrenkte kleding en schoenen direct vervangen.

VOORZICHTIG!

Bedrijfsmiddelen en oude onderdelen zijn schadelijk voor het milieuOude onderdelen en vervangen bedrijfsmiddelen moeten op juiste wijze, conform degeldende milieuvoorschriften worden afgevoerd. Voor het verversen van de olie staatde speciaal voor deze taken geschoolde klantenservice van de producent terbeschikking.uBij de omgang met deze stoffen de veiligheidsvoorschriften in acht nemen.

153

04.1

9 nl

-NL

Page 154: EJE 220/225/230/235/220r/225r - jungheinrich.pt

3.2 Smeerschema

B

0,9 l

E

E

E

0,55 l

g Glijvlakken Gebruik in koelhuizenMengverhouding 1 :1

s Smeernippels a Aftapbout transmissieolieb Vulopening transmissieolie Transmissieolie-overloop voor

vulvolume en controleschroefVulopening hydraulische olie

154

04.1

9 nl

-NL

Page 155: EJE 220/225/230/235/220r/225r - jungheinrich.pt

3.3 GebruiksmiddelenCode

Bestelnr. Aantal/volume

Aanduiding Gebruik voor

A 5044 9669 5,0 l H-LP 46, DIN 51524 Hydraulischeinstallatie

5113 2827 * 5,0 l JungheinrichHydraulische olie

B 5038 0904 5,0 l Fuchs Titan GearHSY 75W-90

Transmissie

C 5103 7497 * 5,0 l H-LP 22, DIN 51524Hydraulischekoelhuisolie

HydraulischeinstallatieAdditief voor gebruikin koelhuizen

E 2920 1430 1,0 kg Vet, DIN 51825 SmeerserviceF 5043 0702 1,0 kg Vet, DIN 51818 Smeerservice

Lage temperatuur

*De interne transportmiddelen worden af fabriek geleverd met een specialehydraulische olie (Jungheinrich hydraulische olie, herkenbaar aan de blauwekleur) of de hydraulische olie voor koelhuizen (rode kleur). De hydraulische olievan Jungheinrich kan uitsluitend via de serviceorganisatie van Jungheinrichworden verkregen. Het gebruik van een genoemde alternatieve hydraulische olieis toegestaan, maar kan leiden tot een slechtere werking. Het is toegestaan eenmengsel te gebruiken van de hydraulische olie van Jungheinrich met een van degenoemde alternatieve hydraulische oliesoorten.

Z Voor gebruik in koelhuis moeten de Jungheinrich hydraulische olie en dehydraulische koelhuisolie in de verhouding 1:1 worden gemengd.

Vet-richtwaarden

Code Verzepingstype

Druppelpunt°C

Walkpenetratie bij 25 °C

NLG1-klasse Bedrijfstemperatuur °C

E Lithium 185 265 - 295 2 -35/+120F -- -- 310 - 340 1 -52/+100

155

04.1

9 nl

-NL

Page 156: EJE 220/225/230/235/220r/225r - jungheinrich.pt

4 Beschrijving van de onderhoudswerkzaamheden

4.1 Bereid het interne transportmiddel voor ten behoeve van deonderhoudwerkzaamheden.

Om ongevallen bij onderhouds- en revisiewerkzaamheden te voorkomen moetenalle noodzakelijke veiligheidsmaatregelen worden getroffen. De volgendevoorwaarden realiseren:

Werkwijze• Intern transportmiddel veilig parkeren, zie pagina 74.• Batterijstekker eruit trekken en zo het interne transportmiddel beveiligen tegen

ongewilde ingebruikname.

WAARSCHUWING!

Gevaar voor ongevallen bij werkzaamheden onder het lastopnamemiddel enintern transportmiddeluBij werkzaamheden onder het opgeheven lastopnamemiddel, bestuurderscabine

of intern transportmiddel, moeten deze zodanig worden beveiligd, dat neerlaten,kantelen of wegglijden van het interne transportmiddel is uitgesloten.

uBij het opheffen van het interne transportmiddel moeten de vermelde instructiesworden gevolgd, zie pagina 35. Het interne transportmiddel borgen tegen perongeluk wegrollen (bijv. met wiggen), wanneer u aan de parkeerrem werkt.

4.2 Intern transportmiddel veilig optillen en opbokken

WAARSCHUWING!

Gevaar voor ongevallen door kantelend intern transportmiddelVoor het heffen van het interne transportmiddel mogen uitsluitend geschiktebevestigingsmiddelen aan de daarvoor bestemde plaatsen worden bevestigd.uRekening houden met het gewicht van het interne transportmiddel dat op het

typeplaatje vermeld is.uUitsluitend een krik met voldoende draagvermogen gebruiken.uIntern transportmiddel onbelast op een vlakke vloer opheffen.uBij het opheffen moet met geschikte middelen (wig, hardhouten blokken) worden

uitgesloten dat de truck wegglijdt of kantelt.

156

04.1

9 nl

-NL

Page 157: EJE 220/225/230/235/220r/225r - jungheinrich.pt

Intern transportmiddel veilige opheffen en opbokken

Voorwaarden– Intern transportmiddel voorbereiden op onderhouds- en revisiewerkzaamheden

(zie pagina 156).

Benodigd werktuig (gereedschap) en materiaal– Krik– 4 hardhouten blokken

Werkwijze• Krikken een voor een positioneren:

• rechts aan aandrijfframe• rechts aan lastopnamemiddel• links aan aandrijfframe• links aan lastopnamemiddel

• Intern transportmiddel heffen.• Intern transportmiddel met hardhouten blokken ondersteunen.• Krik verwijderen.

Intern transportmiddel is veilig opgeheven en opgebokt.

157

04.1

9 nl

-NL

Page 158: EJE 220/225/230/235/220r/225r - jungheinrich.pt

4.3 Reinigingswerkzaamheden

4.3.1 Intern transportmiddel reinigen

Z Het interne transportmiddel mag uitsluitend op daarvoor bestemde plaatsen wordengereinigd, die voldoen aan de bepalingen van het land waarin het transportmiddelwordt ingezet.

VOORZICHTIG!

BrandgevaarHet interne transportmiddel mag niet met brandbare vloeistoffen worden gereinigd.uVoor aanvang van de reinigingswerkzaamheden batterijstekker eruit trekken.uVoor aanvang van de reinigingswerkzaamheden eerst alle veiligheidsmaatregelen

treffen die nodig zijn om vonkvorming (bijvoorbeeld door kortsluiting) uit te sluiten.

VOORZICHTIG!

Gevaar voor beschadiging van componenten bij het reinigen van het internetransportmiddelEen reiniging met hogedrukreiniger kan tot storingen door vocht veroorzaken.uVoordat het interne transportmiddel met een hogedrukreiniger wordt gereinigd

eerst alle bouwgroepen (besturingen, sensoren, motoren e.d.) van deelektronische installatie zorgvuldig afdekken.

uDe reinigingsstraal van de hogedrukreiniger niet op de gemarkeerde puntenrichten, om de gemarkeerde punten niet te beschadigen (zie pagina 32).

uIntern transportmiddel niet met een stoomstraal reinigen.

158

04.1

9 nl

-NL

Page 159: EJE 220/225/230/235/220r/225r - jungheinrich.pt

Intern transportmiddel reinigen

Voorwaarden– Bereid het interne transportmiddel voor op onderhoudwerkzaamheden (zie

pagina 156).

Benodigd werktuig (gereedschap) en materiaal– In water oplosbaar reinigingsmiddel– Spons of doek

Werkwijze• Intern transportmiddel met in water oplosbare reinigingsmiddelen en water

oppervlakkig reinigen. Voor de reiniging een spons of doek gebruiken.• De volgende plekken bijzonder goed reinigen:

• Raam/ramen• Olievulopeningen en de omgeving ervan• Smeernippels (voorafgaande aan smeerwerkzaamheden)

• Intern transportmiddel na de reiniging drogen, bijvoorbeeld met perslucht of eendroge doek.

• Werkzaamheden uitvoeren die worden beschreven in paragraaf "Nieuweinbedrijfname van het intern transportmiddel na reinigings- enonderhoudswerkzaamheden" (zie pagina 168).

Intern transportmiddel is gereinigd.

159

04.1

9 nl

-NL

Page 160: EJE 220/225/230/235/220r/225r - jungheinrich.pt

4.3.2 Bouwgroepen elektrische installatie reinigen

VOORZICHTIG!

Gevaar voor beschadigingen aan de elektrische installatieHet reinigen van de bouwgroepen (besturingen, sensoren, motoren e.d.) van deelektronische installatie met water, kan de elektrische installatie beschadigen.uElektrische installatie niet met water reinigen.uElektrische installaties met zwakke zuig- of perslucht (compressor met

waterafscheider gebruiken) en een niet-geleidende, antistatische kwast reinigen.Bouwgroepen van elektrische installatie reinigen

Voorwaarden– Bereid het interne transportmiddel voor op onderhoudwerkzaamheden (zie

pagina 156).

Benodigd werktuig (gereedschap) en materiaal– Compressor met waterafscheider– Niet geleidende, antistatische kwast

Werkwijze• Elektrische installatie vrijleggen, zie pagina 161.• Bouwgroepen van de elektrische installatie met zwakke zuig- of perslucht

(compressor met waterafscheider gebruiken) en een niet geleidende, antistatischekwast reinigen.

• Afdekking van elektrische installatie monteren, zie pagina 161.• Werkzaamheden uitvoeren die worden beschreven in paragraaf "Weer in gebruik

nemen van intern het transportmiddel na reinigings- ofonderhoudswerkzaamheden" (zie pagina 168).

Bouwgroepen van elektrische installatie zijn gereinigd.

160

04.1

9 nl

-NL

Page 161: EJE 220/225/230/235/220r/225r - jungheinrich.pt

4.4 Voorkap demonteren

Voorkap demonteren

Voorwaarden– Intern transportmiddel

voorbereiden op onderhouds- enrevisiewerkzaamheden, zie pagina 156.

Benodigd werktuig (gereedschap) enmateriaal– Inbussleutel maat 8

Werkwijze• Bouten (95) met inbussleutel

demonteren.• Voorkap (15) opheffen en

neerleggen.• Voorkap (15) veilig neerleggen.

De voorkap is gedemonteerd.

95

15

Voorkap monteren

Benodigd werktuig (gereedschap) en materiaal– Inbussleutel maat 8

Werkwijze• Voorkap (15) voorzichtig plaatsen en monteren.• Voorkap (15) met de bouten (95) aan het interne transportmiddel bevestigen.

Bouten (95) met inbussleutel vastdraaien.

De voorkap is gemonteerd.

161

04.1

9 nl

-NL

Page 162: EJE 220/225/230/235/220r/225r - jungheinrich.pt

4.5 Aandrijvingskap demonteren en monterenDe aandrijvingskap bestaat uit twee helften (63 en 97).

Aandrijvingskap demonteren

Benodigd werktuig (gereedschap) enmateriaal– Inbussleutel

Werkwijze• Dissel in de rechter eindaanslag draaien.• 2 bouten (96) demonteren.• Eerste helft (63) voorzichtig verwijderen.• Dissel naar de linker eindaanslag

draaien.• Tweede helft (97) demonteren en

voorzichtig verwijderen.

De aandrijvingskap is gedemonteerd.

97 63 9696

Aandrijvingskap monteren

Benodigd werktuig (gereedschap) en materiaal– Inbussleutel

Werkwijze• Dissel in de rechter eindaanslag draaien.• Eerste helft (63) voorzichtig plaatsen.• Eerste helft (63) met 2 bouten (96) bevestigen.• Dissel naar de linker eindaanslag draaien.• Tweede helft (97) voorzichtig plaatsen.• Tweede helft (97) met 2 bouten (96) bevestigen.

De aandrijfkap is gemonteerd.

162

04.1

9 nl

-NL

Page 163: EJE 220/225/230/235/220r/225r - jungheinrich.pt

4.6 Wielmoeren vastdraaien

Z De wielmoeren aan het aandrijfwiel vastdraaien volgens de in deonderhoudscontrolelijst aangegeven onderhoudsintervallen, zie pagina 173.Wielmoeren vastdraaien

Voorwaarden– Intern transportmiddel voorbereiden op de onderhouds- en

revisiewerkzaamheden, zie pagina 156.

Benodigd werktuig (gereedschap) en materiaal– Momentsleutel

Werkwijze• Aandrijfwiel (99) zo positioneren, dat de wielmoeren (98) door het gat (100)

kunnen worden vastgedraaid.• Alle wielmoeren (98) met de momentsleutel door het gat (100)in de

stootbescherming vastdraaien.

Daarvoor wielmoeren in de aangegeven volgorde vastdraaien.• Eerst 10 Nm vastdraaien.• Daarna met 150 Nm vastdraaien.

Wielmoeren zijn vastgedraaid.

99

100

98

99

163

04.1

9 nl

-NL

Page 164: EJE 220/225/230/235/220r/225r - jungheinrich.pt

4.7 Peil hydraulische olie controleren

Hydrauliekoliepeil controleren enhydraulische olie vullen

Voorwaarden– Lastopnamemiddel volledig dalen.– Intern transportmiddel voorbereiden op

onderhouds- en revisiewerkzaamheden, zie pagina 156.

Werkwijze• Voorkap demonteren, zie pagina 161.• Hydrauliekoliepeil in de hydrauliektank (103)

controleren.

Z Op de hydrauliektank (103) bevinden zich twee markeringen (101). Bij vollediggedaald lastopnamemiddel moet het hydrauliekoliepeil in de hydrauliektanktussen de markeringen (101) "max" en "min" liggen.

• Indien nodig hydraulische olie bijvullen:• Dop (102) tegen de klok in van de hydrauliektank (103) draaien.• Hydraulische olie van de juiste specificatie bijvullen totdat het hydrauliekoliepeil

tussen de markeringen ligt (zie pagina 155).• Dop (102) met de klok mee op de hydrauliektank (103) draaien.

• Voorkap monteren, zie pagina 161.• Intern transportmiddel onderhouds- of revisiewerkzaamheden weer in gebruik

nemen, zie pagina 170.

Hydrauliekoliepeil is gecontroleerd.

103

102101

Z Als een lekkage aan de hydraulisch installatie (cilinder, schroefverbindingen,leidingen) wordt vastgesteld moet het interne transportmiddel stilgelegd en doordeskundig personeel worden gerepareerd.

4.7.1 Extra hydraulische functie van de EJE 220r / 225r vullen

Z De extra hydraulische functie van de EJE 220r / 225r is een gesloten systeem.Alleen de speciaal voor deze taken geschoolde klantenservice van de producentmag de extra hydraulische functie vervangen of vullen.

Z Minimeetaansluitingen van het interne transportmiddel mogen uitsluitend door degeschoolde klantenservice van de producent worden gebruikt.

164

04.1

9 nl

-NL

Page 165: EJE 220/225/230/235/220r/225r - jungheinrich.pt

4.8 Controleer het transmissieoliepeilTransmissieoliepeil controleren

Voorwaarden– Intern transportmiddel veilig parkeren, zie pagina 74.

Benodigd werktuig (gereedschap) en materiaal– Olieopvangbak

Werkwijze• Olieopvangbak onder de transmissie (105) plaatsen.• Voorkap (15) demonteren, zie pagina 161.• Dissel (8) in de rechter eindaanslag draaien.• Transmissieoliepeil controleren, indien nodig transmissieolie met de juiste

specificatie in de vulopening (104) bijvullen.

Z De vulhoogte moet tot de onderkant van de oliecontroleschroef (106) reiken.

Transmissieoliepeil is gecontroleerd.

15

105

106

104

8

165

04.1

9 nl

-NL

Page 166: EJE 220/225/230/235/220r/225r - jungheinrich.pt

4.9 Controleer elektrische zekeringenZekeringen controleren

Voorwaarden– Intern transportmiddel voorbereid op onderhouds- en revisiewerkzaamheden, zie

pagina 156.– Voorkap verwijderd, zie pagina 161.

Werkwijze• Zekeringen controleren op de juiste waarde volgens de tabel en indien nodig

vervangen.

Zekeringen zijn gecontroleerd.

EJE 220 / 225 / 230 / 235

107 108 109 110

Pos. Aanduiding Zekering van Waarde107 F13 Regelzekering magneetventiel / magneetrem 10 A108 1F9 Regelzekering elektronica rijden / heffen 5 A109 6F1 Regelzekering ontlaadindicator 2 A110 F15 Zekering rijden / heffen 200 A

166

04.1

9 nl

-NL

Page 167: EJE 220/225/230/235/220r/225r - jungheinrich.pt

EJE 220r / 225r

107 108 109 110111

Pos. Aanduiding Afzekering van Waarde107 F13 Stuurzekering magneetventiel / magneetrem 10 A108 1F9 Stuurzekering elektronica rijden / heffen 5 A109 6F1 Stuurzekering batterij-indicatie 2 A110 F15 Zekering rijden / heffen 200 A111 9F17 Zekering extra hydraulische functie EJE 220r /

225r2 A

167

04.1

9 nl

-NL

Page 168: EJE 220/225/230/235/220r/225r - jungheinrich.pt

4.10 Inbedrijfstelling van het interne transportmiddel naonderhoudswerkzaamheden

Werkwijze• Intern transportmiddel grondig reinigen, zie pagina 158.• Intern transportmiddel aan de hand van het smeerschema smeren, zie

pagina 154.• Batterij reinigen, de poolbouten met poolvet invetten en de batterij aansluiten.• Batterij opladen, zie pagina 45.• Intern transportmiddel in bedrijf nemen, zie pagina 69.

WAARSCHUWING!

Gevaar voor ongevallen door defecte remmenOnmiddellijk na de inbedrijfstelling de rem verschillende keren proefremmen, om dewerking van de rem te controleren.uVastgestelde gebreken direct bij uw leidinggevende melden.uDefect intern transportmiddel kenmerken en buiten bedrijf stellen.uIntern transportmiddel pas weer in gebruik nemen nadat het defect is gevonden en

verholpen.

Z Bij schakelproblemen in het elektrische gedeelte moet u de vrijliggende contacteninspuiten met contactspray en een mogelijke oxidelaag op de contacten van debedieningselementen verwijderen door deze meerdere keren te bedienen.

168

04.1

9 nl

-NL

Page 169: EJE 220/225/230/235/220r/225r - jungheinrich.pt

5 Intern transportmiddel stilleggenAls het interne transportmiddel langer dan een maand wordt stilgelegd, mag hijuitsluitend in een vorstvrije en droge ruimte worden opgeslagen. De maatregelenvoor, tijdens en na stillegging uitvoeren, zoals hierna beschreven.

Het interne transportmiddel tijdens de stillegging zodanig opbokken dat de wielengeen contact meer hebben met de ondergrond. Uitsluitend op deze manier isgegarandeerd dat wielen en wiellagers niet worden beschadigd.

Z Intern transportmiddel opbokken, zie pagina 156.

Wanneer het interne transportmiddel langer dan 6 maanden wordt stilgelegd,moeten verdergaande maatregelen worden afgesproken met de klantenservice vande producent.

5.1 Maatregelen vóór de stilleggingWerkwijze• Intern transportmiddel grondig reinigen, zie pagina 158.• Intern transportmiddel met wiggen tegen ongewild wegrollen borgen.• Hydraulisch oliepeil controleren, indien nodig hydraulische olie bijvullen, zie

pagina 164.• Een dunne olie- of vetlaag aanbrengen op alle mechanische componenten van de

machine, die niet zijn voorzien van een dunne olie- of verflaag.• Intern transportmiddel aan de hand van het smeerschema smeren, zie

pagina 154.• Batterij opladen, zie pagina 45.• Batterijklemmen loskoppelen, batterij reinigen en poolbouten invetten met poolvet.

Z Bovendien de aanwijzingen van de batterijproducent in acht nemen.

5.2 Noodzakelijke maatregelen tijdens de stilleggingLET OP

Beschadiging van de batterij door diepontladingDoor zelfontlading van de batterij kan er diepontlading voorkomen. Doordiepontlading gaat de batterij minder lang mee.uBatterij minimaal om de 2 maanden opladen.

Z Batterij opladen, zie pagina 45.

169

04.1

9 nl

-NL

Page 170: EJE 220/225/230/235/220r/225r - jungheinrich.pt

5.3 Opnieuw in gebruik nemen van het interne transportmiddel nastillegging

Werkwijze• Intern transportmiddel grondig reinigen, zie pagina 158.• Intern transportmiddel aan de hand van het smeerschema smeren, zie

pagina 154.• Batterij reinigen, de poolbouten met poolvet invetten en de batterij aansluiten.• Batterij opladen, zie pagina 45.• Intern transportmiddel in bedrijf nemen, zie pagina 69.

WAARSCHUWING!

Gevaar voor ongevallen door defecte remmenOnmiddellijk na de inbedrijfstelling de rem verschillende keren proefremmen, om dewerking van de rem te controleren.uVastgestelde gebreken direct bij uw leidinggevende melden.uDefect intern transportmiddel kenmerken en buiten bedrijf stellen.uIntern transportmiddel pas weer in gebruik nemen nadat het defect is gevonden en

verholpen.

Z Bij schakelproblemen in het elektrische gedeelte moet u de vrijliggende contacteninspuiten met contactspray en een mogelijke oxidelaag op de contacten van debedieningselementen verwijderen door deze meerdere keren te bedienen.

170

04.1

9 nl

-NL

Page 171: EJE 220/225/230/235/220r/225r - jungheinrich.pt

6 Veiligheidscontrole na verloop van tijd en buitengewonegebeurtenissenEen persoon die hier speciaal voor is opgeleid, moet het interne transportmiddel nabijzondere gebeurtenissen of minimaal één keer per jaar (nationale voorschriften inacht nemen) controleren. De producent biedt voor de veiligheidsinspectie eenservice aan, die wordt uitgevoerd door speciaal voor deze werkzaamheden opgeleidpersoneel.

De technische toestand van het interne transportmiddel moet met het oog op deveiligheid bij ongevallen worden onderworpen aan een algehele controle. Daarnaastmoet het interne transportmiddel grondig worden gecontroleerd op beschadigingen.

De exploitant is ervoor verantwoordelijk dat gebreken onmiddellijk wordenverholpen.

7 Definitief buiten bedrijf stellen; afvoeren

Z Bij de definitieve buitenbedrijfstelling moet het interne transportmiddel vakkundigbuiten bedrijf worden gesteld en afgevoerd volgens de geldende wettelijkevoorschriften in het land waar het transportmiddel wordt gebruikt. Vooral devoorschriften voor het afvoeren van de batterij, de bedrijfsmiddelen, de elektronicaen de elektrische installatie moeten worden nageleefd.De demontage van het interne transportmiddel mag enkel door geschooldepersonen volgens de door de producent voorgeschreven werkwijze plaatsvinden.

8 Meting van lichaamstrillingen

Z Trillingen die in de loop van de dag tijdens het rijden op de bediener inwerken,worden als lichaamstrillingen beschouwd. Te hoge lichaamstrillingen veroorzakenzijn op lange termijn schadelijk voor de gezondheid van de bediener. Om deexploitant te helpen bij het inschatten van de toepassingssituatie, biedt de producentmeting van deze lichaamstrillingen aan als dienstverlening.

171

04.1

9 nl

-NL

Page 172: EJE 220/225/230/235/220r/225r - jungheinrich.pt

172

04.1

9 nl

-NL

Page 173: EJE 220/225/230/235/220r/225r - jungheinrich.pt

G Onderhoud, inspectie en vervanging vanonderhoudsonderdelen

WAARSCHUWING!

Gevaar voor ongevallen door verwaarloosd onderhoudVerzuim van regelmatig onderhoud en inspectie kan leiden tot uitval van het internetransportmiddel en vormt bovendien een potentieel gevaar voor personen en bedrijf.uEen grondige en vakkundige onderhoudsbeurt is één van de belangrijkste

voorwaarden voor het veilige gebruik van het interne transportmiddel.

LET OPDe randvoorwaarden tijdens het gebruik van een intern transportmiddel hebben eenaanzienlijke invloed op de slijtage van de componenten. De aangegevenonderhouds-, inspectie- en vervangingsintervallen zijn gebaseerd op een enkeleploegendienst en normale gebruiksvoorwaarden. Bij hogere belastingen zoals veelstof, sterke temperatuurschommelingen of gebruik in meer ploegen moeten deintervallen overeenkomstig korter worden.uVoor het afstemmen van de intervallen wordt door de producent aanbevolen om

ter plaatse een gebruiksanalyse te laten maken om beschadigingen door slijtagete voorkomen.

In het volgende hoofdstuk worden de uit te voeren werkzaamheden, het tijdstip voorde uitvoering en de onderhoudsonderdelen waarvan de vervanging wordtaanbevolen gedefinieerd.

173

04.1

9 nl

-NL

Page 174: EJE 220/225/230/235/220r/225r - jungheinrich.pt

1 Inhouden voor de revisie EJE 235Gemaakt op: 2019-04-24 12:00

1.1 ExploitantUit te voeren om de 50 bedrijfsuren, echter minimaal één keer per week.

1.1.1 Onderhoudsintervallen

1.1.1.1 Standaarduitvoering

RemmenRem op goede werking testen

Hydraulische bewegingenVulstand hydraulische olie corrigeren.

SturenTesten of dissel terugkeert in de uitgangspositie.

174

04.1

9 nl

-NL

Page 175: EJE 220/225/230/235/220r/225r - jungheinrich.pt

1.1.1.2 Optionele uitvoering

Loodzuurbatterij internationaal

EnergietoevoerVulstand batterijzuur met gedemineraliseerd water corrigeren.

Loodzuurbatterij

EnergietoevoerVulstand batterijzuur met gedemineraliseerd water corrigeren.

175

04.1

9 nl

-NL

Page 176: EJE 220/225/230/235/220r/225r - jungheinrich.pt

1.1.2 Inhouden voor inspectie

1.1.2.1 StandaarduitvoeringDe volgende punten moeten worden gecontroleerd:

Elektrische installatieAlarm- en veiligheidssystemen aan de hand van de handleidingIndicatie- en bedieningselementen op functionerenNOODSTOP-schakelaars op functioneren en beschadiging

EnergietoevoerBatterij en batterijcomponenten op beschadigingBatterijstekker op vastzitten, functioneren en beschadiging

RijdenBuikschakelaar op functioneren en beschadigingWielen op slijtage en beschadiging

Frame/OpbouwIntern transportmiddel op schade en lekkagePlaatjes op leesbaarheid, volledigheid en plausibiliteitDeuren en/of afdekkingen op beschadigingVeiligheidssysteem op knel- en schuurplekken op aanwezigheid, vastzitten, functioneren,vuil en beschadiging

Hydraulische bewegingenHydraulische installatie op functionerenVorken of lastopnamemiddelen op slijtage en beschadiging

176

04.1

9 nl

-NL

Page 177: EJE 220/225/230/235/220r/225r - jungheinrich.pt

1.1.2.2 Optionele uitvoeringDe volgende punten moeten worden gecontroleerd:

Inbouwlader serie

BatterijladerNetstekker en stroomkabel op beschadiging

Loodzuurbatterij internationaal

EnergietoevoerAansluitingen van batterijkabel op vastzittenBatterij en batterijcomponenten op beschadiging

Loodzuurbatterij

EnergietoevoerAansluitingen van batterijkabel op vastzitten

177

04.1

9 nl

-NL

Page 178: EJE 220/225/230/235/220r/225r - jungheinrich.pt

1.2 Klantenservice

1.2.1 OnderhoudsintervallenUitvoeren volgens onderhoudsinterval EJE 235 om de 1000 bedrijfsuren, echterminimaal één keer per jaar.

1.2.1.1 Standaarduitvoering

RemmenTesten of de rem bij maximaal verticale en horizontale disselstand werkt.Luchtspleet van magneetrem meten.

Elektrische installatieTesten of contactgevers en/of relais werken.Framesluitingstest uitvoeren.

Frame/OpbouwTesten of de kappen, bekledingen en houders vastzitten, functioneren en veiligheid.

Hydraulische bewegingenVulstand hydraulische olie corrigeren.Drukbegrenzingsventiel testen.

Overeengekomen dienstenProefrit maken met nominale last of met klantspecifieke last.Demonstratie na geslaagd onderhoud uitvoeren.Intern transportmiddel volgens het smeerschema smeren.

SturenTesten of dissel terugkeert in de uitgangspositie.

178

04.1

9 nl

-NL

Page 179: EJE 220/225/230/235/220r/225r - jungheinrich.pt

1.2.1.2 Optionele uitvoering

Inbouwlader serie

BatterijladerTesten of wegrijbeveiliging bij interne transportmiddelen met inbouwlader werkt.Tijdens het laadproces een potentiaalmeting aan het frame uitvoeren.

Draadloze datatransmissie

SysteemcomponentenScanner en terminal reinigen.

Verdere controles

Overeengekomen dienstenOpmerking: Controles van verdere opties en speciale onderdelen, zoals draadlozedatacommunicaties, toegangsmodules (ISM) moeten in het testrapport worden genoteerd.

Loodzuurbatterij internationaal

EnergietoevoerBatterij reinigen.Batterijpolen reinigen en invetten.Zuurdichtheid en batterijspanning meten.Vulstand batterijzuur met gedemineraliseerd water corrigeren.

Loodzuurbatterij

EnergietoevoerBatterij reinigen.Batterijpolen reinigen en invetten.Zuurdichtheid en batterijspanning meten.Vulstand batterijzuur met gedemineraliseerd water corrigeren.

179

04.1

9 nl

-NL

Page 180: EJE 220/225/230/235/220r/225r - jungheinrich.pt

1.2.2 Inhouden voor inspectieDe volgende punten moeten worden gecontroleerd:

1.2.2.1 Standaarduitvoering

Elektrische installatieAlarm- en veiligheidssystemen aan de hand van de handleidingKabel- en motorbevestiging op vastzitten en beschadigingIndicatie- en bedieningselementen op functionerenNOODSTOP-schakelaars op functioneren en beschadigingContactgevers en/of relais op slijtage en beschadigingElektrische bedrading op beschadiging (beschadigde isolatie, aansluitingen) enzekeringen de juiste waarde

EnergietoevoerBatterijvergrendeling en batterijbevestiging op functioneren en beschadigingBatterijstekker op vastzitten, functioneren en beschadiging

RijdenOphanging rijaandrijving op slijtage en beschadigingTransmissie op geluiden en lekkageWielen op slijtage, beschadiging en bevestigingWiellagers en wielbevestiging op slijtage en beschadiging

Frame/OpbouwFrame- en schroefverbindingen op vastzitten en beschadigingIntern transportmiddel op schade en lekkagePlaatjes op leesbaarheid, volledigheid en plausibiliteitVeiligheidssysteem op knel- en schuurplekken op aanwezigheid, vastzitten, functioneren,vuil en beschadiging

Hydraulische bewegingenBedieningselementen "hydrauliek" en de plaatjes op functioneren, leesbaarheid,volledigheid en plausibiliteitCilinders en zuigerstangen op vastzitten, lekkage en beschadigingHefinstallatie op slijtage, functioneren en beschadigingHydraulische installatie op functionerenVorken of lastopnamemiddelen op slijtage en beschadigingTrek-/duwstangen op gelijkmatige instelling, slijtage en beschadigingSlangen, buizen en aansluitingen op slijtage, lekkage, beschadiging, deuken enverdraaiing

180

04.1

9 nl

-NL

Page 181: EJE 220/225/230/235/220r/225r - jungheinrich.pt

SturenDissel op zijdelingse spelingStuurcomponenten op speling en beschadiging

181

04.1

9 nl

-NL

Page 182: EJE 220/225/230/235/220r/225r - jungheinrich.pt

1.2.2.2 Optionele uitvoering

Inbouwlader serie

BatterijladerNetstekker en stroomkabel op beschadigingKabel- en elektrische aansluitingen op vastzitten en beschadiging

Elektrolytcirculatie

EnergietoevoerSlangaansluitingen en pomp op functioneren

Aquamatiek

EnergietoevoerAquamatik-stop, slangaansluitingen en vlotter op functioneren en dichtheidStromingsindicator op functioneren en dichtheid

Batterij aan zijkant uitnemen

EnergietoevoerBatterijvergrendeling en batterijbevestiging op functioneren en beschadiging

Schocksensor/datarecorder

Elektrische installatieSchoksensor / datarecorder op vastzitten en beschadiging

Draadloze datatransmissie

SysteemcomponentenScanner en terminal op vastzitten, functioneren en beschadigingZekeringen op de juiste waardeBedrading op vastzitten en beschadiging

Toegangsmodule

Elektrische installatieToegangsmodule op vastzitten, functioneren en beschadiging

Insteekvlakken/wielen

Hydraulische bewegingenInsteekkokers of insteekrollen op functioneren, slijtage en beschadiging

182

04.1

9 nl

-NL

Page 183: EJE 220/225/230/235/220r/225r - jungheinrich.pt

Loodzuurbatterij internationaal

EnergietoevoerBatterij, batterijkabel en celverbinder op vastzitten en beschadigingVeiligheidsplaatjes op aanwezigheid en beschadiging

Loodzuurbatterij

EnergietoevoerBatterij, batterijkabel en celverbinder op vastzitten en beschadiging

183

04.1

9 nl

-NL

Page 184: EJE 220/225/230/235/220r/225r - jungheinrich.pt

1.2.3 OnderhoudsonderdelenDe producent adviseert om de onderstaande onderhoudsonderdelen in deaangegeven intervallen te vervangen.

1.2.3.1 Standaarduitvoering

Onderhoudsonderdeel Bedrijfsuren MaandenHydrauliek, be- en ontluchtingsfilter 2000 12Hydraulische olie 2000 12Transmissieolie 10000

1.2.3.2 Optionele uitvoering

Gebruik in koelhuizen

Onderhoudsonderdeel Bedrijfsuren MaandenAdditief hydraulische olie 1000 12Hydraulische olie 1000 12

184

04.1

9 nl

-NL

Page 185: EJE 220/225/230/235/220r/225r - jungheinrich.pt

2 Inhouden voor de revisie EJE 220r-225rGemaakt op: 2019-04-24 12:00

2.1 ExploitantUit te voeren om de 50 bedrijfsuren, echter minimaal één keer per week.

2.1.1 Onderhoudsintervallen

2.1.1.1 Standaarduitvoering

RemmenRem op goede werking testen

Hydraulische bewegingenVulstand hydraulische olie corrigeren.

SturenTesten of dissel terugkeert in de uitgangspositie.

185

04.1

9 nl

-NL

Page 186: EJE 220/225/230/235/220r/225r - jungheinrich.pt

2.1.1.2 Optionele uitvoering

Loodzuurbatterij internationaal

EnergietoevoerVulstand batterijzuur met gedemineraliseerd water corrigeren.

Loodzuurbatterij

EnergietoevoerVulstand batterijzuur met gedemineraliseerd water corrigeren.

186

04.1

9 nl

-NL

Page 187: EJE 220/225/230/235/220r/225r - jungheinrich.pt

2.1.2 Inhouden voor inspectie

2.1.2.1 StandaarduitvoeringDe volgende punten moeten worden gecontroleerd:

Elektrische installatieAlarm- en veiligheidssystemen aan de hand van de handleidingIndicatie- en bedieningselementen op functionerenNOODSTOP-schakelaars op functioneren en beschadiging

EnergietoevoerBatterij en batterijcomponenten op beschadigingBatterijstekker op vastzitten, functioneren en beschadiging

RijdenBuikschakelaar op functioneren en beschadigingWielen op slijtage en beschadiging

Frame/OpbouwIntern transportmiddel op schade en lekkagePlaatjes op leesbaarheid, volledigheid en plausibiliteitDeuren en/of afdekkingen op beschadiging

Hydraulische bewegingenHydraulische installatie op functionerenVorken of lastopnamemiddelen op slijtage en beschadiging

187

04.1

9 nl

-NL

Page 188: EJE 220/225/230/235/220r/225r - jungheinrich.pt

2.1.2.2 Optionele uitvoeringDe volgende punten moeten worden gecontroleerd:

Inbouwlader serie

BatterijladerNetstekker en stroomkabel op beschadiging

Loodzuurbatterij internationaal

EnergietoevoerAansluitingen van batterijkabel op vastzittenBatterij en batterijcomponenten op beschadiging

Loodzuurbatterij

EnergietoevoerAansluitingen van batterijkabel op vastzitten

188

04.1

9 nl

-NL

Page 189: EJE 220/225/230/235/220r/225r - jungheinrich.pt

2.2 Klantenservice

2.2.1 OnderhoudsintervallenUitvoeren volgens onderhoudsinterval EJE 220r-225r om de 1000 bedrijfsuren,echter minimaal één keer per jaar.

2.2.1.1 Standaarduitvoering

RemmenRem op goede werking testenLuchtspleet van magneetrem meten.

Elektrische installatieMicroschakelaars instellen.Testen of contactgevers en/of relais werken.Framesluitingstest uitvoeren.Motor met perslucht reinigen.

Hydraulische bewegingenHellingfunctie op functioneren en uitschakeling testen.Hefinstallatie instellen.Vulstand hydraulische olie corrigeren.Drukbegrenzingsventiel testen.

Overeengekomen dienstenProefrit maken met nominale last of met klantspecifieke last.Demonstratie na geslaagd onderhoud uitvoeren.Intern transportmiddel volgens het smeerschema smeren.

SturenTesten of dissel terugkeert in de uitgangspositie.

189

04.1

9 nl

-NL

Page 190: EJE 220/225/230/235/220r/225r - jungheinrich.pt

2.2.1.2 Optionele uitvoering

Inbouwlader serie

BatterijladerTesten of wegrijbeveiliging bij interne transportmiddelen met inbouwlader werkt.Tijdens het laadproces een potentiaalmeting aan het frame uitvoeren.

Loodzuurbatterij internationaal

EnergietoevoerBatterij reinigen.Batterijpolen reinigen en invetten.Zuurdichtheid en batterijspanning meten.Vulstand batterijzuur met gedemineraliseerd water corrigeren.

Loodzuurbatterij

EnergietoevoerBatterij reinigen.Batterijpolen reinigen en invetten.Zuurdichtheid en batterijspanning meten.Vulstand batterijzuur met gedemineraliseerd water corrigeren.

190

04.1

9 nl

-NL

Page 191: EJE 220/225/230/235/220r/225r - jungheinrich.pt

2.2.2 Inhouden voor inspectieDe volgende punten moeten worden gecontroleerd:

2.2.2.1 Standaarduitvoering

Elektrische installatieAlarm- en veiligheidssystemen aan de hand van de handleidingKabel- en motorbevestiging op vastzitten en beschadigingIndicatie- en bedieningselementen op functionerenMicroschakelaars op functioneren en beschadigingNOODSTOP-schakelaars op functioneren en beschadigingContactgevers en/of relais op slijtage en beschadigingKoolborstels op slijtageAansluitingen en bedrading op vastzitten, isolatieschade en beschadiging

EnergietoevoerBatterijvergrendeling en batterijbevestiging op functioneren en beschadigingBatterijstekker op vastzitten, functioneren en beschadiging

RijdenOphanging rijaandrijving op slijtage en beschadigingTransmissie op geluiden en lekkageWielen op slijtage, beschadiging en bevestigingWiellagers en wielbevestiging op slijtage en beschadiging

Frame/OpbouwFrame- en schroefverbindingen op vastzitten en beschadigingIntern transportmiddel op schade en lekkagePlaatjes op leesbaarheid, volledigheid en plausibiliteitDeuren en/of afdekkingen op beschadiging

Hydraulische bewegingenBedieningselementen "hydrauliek" en de plaatjes op functioneren, leesbaarheid,volledigheid en plausibiliteitCilinders en zuigerstangen op vastzitten, lekkage en beschadigingHefinstallatie op slijtage, functioneren en beschadigingHydraulische installatie op functionerenHydraulische accumulator op vastzitten, functioneren en lekkageVorken of lastopnamemiddelen op slijtage en beschadigingTrek-/duwstangen op gelijkmatige instelling, slijtage en beschadiging

191

04.1

9 nl

-NL

Page 192: EJE 220/225/230/235/220r/225r - jungheinrich.pt

2.2.2.2 Optionele uitvoering

Inbouwlader serie

BatterijladerNetstekker en stroomkabel op beschadigingKabel- en elektrische aansluitingen op vastzitten en beschadiging

Elektrolytcirculatie

EnergietoevoerSlangaansluitingen en pomp op functioneren

Aquamatiek

EnergietoevoerAquamatik-stop, slangaansluitingen en vlotter op functioneren en dichtheidStromingsindicator op functioneren en dichtheid

Batterijnavulsysteem

EnergietoevoerNavulsysteem op functioneren en lekkage

Batterij aan zijkant uitnemen

EnergietoevoerBatterijvergrendeling en batterijbevestiging op functioneren en beschadiging

Schocksensor/datarecorder

Elektrische installatieSchoksensor / datarecorder op vastzitten en beschadiging

Toegangsmodule

Elektrische installatieToegangsmodule op vastzitten, functioneren en beschadiging

Insteekvlakken/wielen

Hydraulische bewegingenInsteekkokers of insteekrollen op functioneren, slijtage en beschadiging

Automatische sluipgang

RijdenSensoren / schakelaars op vastzitten, functioneren en beschadiging

192

04.1

9 nl

-NL

Page 193: EJE 220/225/230/235/220r/225r - jungheinrich.pt

Loodzuurbatterij internationaal

EnergietoevoerBatterij, batterijkabel en celverbinder op vastzitten en beschadigingVeiligheidsplaatjes op aanwezigheid en beschadiging

Loodzuurbatterij

EnergietoevoerBatterij, batterijkabel en celverbinder op vastzitten en beschadiging

193

04.1

9 nl

-NL

Page 194: EJE 220/225/230/235/220r/225r - jungheinrich.pt

2.2.3 OnderhoudsonderdelenDe producent adviseert om de onderstaande onderhoudsonderdelen in deaangegeven intervallen te vervangen.

2.2.3.1 Standaarduitvoering

Onderhoudsonderdeel Bedrijfsuren MaandenHydrauliek, be- en ontluchtingsfilter 2000 12Hydraulische olie 2000 12Transmissieolie 10000

2.2.3.2 Optionele uitvoering

Gebruik in koelhuizen

Onderhoudsonderdeel Bedrijfsuren MaandenAdditief hydraulische olie 1000 12Hydraulische olie 1000 12

194

04.1

9 nl

-NL

Page 195: EJE 220/225/230/235/220r/225r - jungheinrich.pt

3 Inhouden voor de revisie EJE 230Gemaakt op: 2019-04-24 12:00

3.1 ExploitantUit te voeren om de 50 bedrijfsuren, echter minimaal één keer per week.

3.1.1 Onderhoudsintervallen

3.1.1.1 Standaarduitvoering

RemmenRem op goede werking testen

Hydraulische bewegingenVulstand hydraulische olie corrigeren.

SturenTesten of dissel terugkeert in de uitgangspositie.

195

04.1

9 nl

-NL

Page 196: EJE 220/225/230/235/220r/225r - jungheinrich.pt

3.1.1.2 Optionele uitvoering

Loodzuurbatterij internationaal

EnergietoevoerVulstand batterijzuur met gedemineraliseerd water corrigeren.

Loodzuurbatterij

EnergietoevoerVulstand batterijzuur met gedemineraliseerd water corrigeren.

196

04.1

9 nl

-NL

Page 197: EJE 220/225/230/235/220r/225r - jungheinrich.pt

3.1.2 Inhouden voor inspectie

3.1.2.1 StandaarduitvoeringDe volgende punten moeten worden gecontroleerd:

Elektrische installatieAlarm- en veiligheidssystemen aan de hand van de handleidingIndicatie- en bedieningselementen op functionerenNOODSTOP-schakelaars op functioneren en beschadiging

EnergietoevoerBatterij en batterijcomponenten op beschadigingBatterijstekker op vastzitten, functioneren en beschadiging

RijdenBuikschakelaar op functioneren en beschadigingWielen op slijtage en beschadiging

Frame/OpbouwIntern transportmiddel op schade en lekkagePlaatjes op leesbaarheid, volledigheid en plausibiliteitDeuren en/of afdekkingen op beschadiging

Hydraulische bewegingenHydraulische installatie op functionerenVorken of lastopnamemiddelen op slijtage en beschadiging

197

04.1

9 nl

-NL

Page 198: EJE 220/225/230/235/220r/225r - jungheinrich.pt

3.1.2.2 Optionele uitvoeringDe volgende punten moeten worden gecontroleerd:

Inbouwlader serie

BatterijladerNetstekker en stroomkabel op beschadiging

Loodzuurbatterij internationaal

EnergietoevoerAansluitingen van batterijkabel op vastzittenBatterij en batterijcomponenten op beschadiging

Loodzuurbatterij

EnergietoevoerAansluitingen van batterijkabel op vastzitten

198

04.1

9 nl

-NL

Page 199: EJE 220/225/230/235/220r/225r - jungheinrich.pt

3.2 Klantenservice

3.2.1 OnderhoudsintervallenUitvoeren volgens onderhoudsinterval EJE 230 om de 1000 bedrijfsuren, echterminimaal één keer per jaar.

3.2.1.1 Standaarduitvoering

RemmenRem op goede werking testenLuchtspleet van magneetrem meten.

Elektrische installatieMicroschakelaars instellen.Testen of contactgevers en/of relais werken.Framesluitingstest uitvoeren.Motor met perslucht reinigen.

Hydraulische bewegingenVulstand hydraulische olie corrigeren.Drukventiel testen en instellen.

Overeengekomen dienstenProefrit maken met nominale last of met klantspecifieke last.Demonstratie na geslaagd onderhoud uitvoeren.Intern transportmiddel volgens het smeerschema smeren.

SturenTesten of dissel terugkeert in de uitgangspositie.

199

04.1

9 nl

-NL

Page 200: EJE 220/225/230/235/220r/225r - jungheinrich.pt

3.2.1.2 Optionele uitvoering

Inbouwlader serie

BatterijladerTesten of wegrijbeveiliging bij interne transportmiddelen met inbouwlader werkt.Tijdens het laadproces een potentiaalmeting aan het frame uitvoeren.

Loodzuurbatterij internationaal

EnergietoevoerBatterij reinigen.Batterijpolen reinigen en invetten.Zuurdichtheid en batterijspanning meten.Vulstand batterijzuur met gedemineraliseerd water corrigeren.

Loodzuurbatterij

EnergietoevoerBatterij reinigen.Batterijpolen reinigen en invetten.Zuurdichtheid en batterijspanning meten.Vulstand batterijzuur met gedemineraliseerd water corrigeren.

200

04.1

9 nl

-NL

Page 201: EJE 220/225/230/235/220r/225r - jungheinrich.pt

3.2.2 Inhouden voor inspectieDe volgende punten moeten worden gecontroleerd:

3.2.2.1 Standaarduitvoering

Elektrische installatieAlarm- en veiligheidssystemen aan de hand van de handleidingKabel- en motorbevestiging op vastzitten en beschadigingIndicatie- en bedieningselementen op functionerenMicroschakelaars op functioneren en beschadigingNOODSTOP-schakelaars op functioneren en beschadigingContactgevers en/of relais op slijtage en beschadigingKoolborstels op slijtage

EnergietoevoerBatterijvergrendeling en batterijbevestiging op functioneren en beschadigingBatterijstekker op vastzitten, functioneren en beschadiging

RijdenOphanging rijaandrijving op slijtage en beschadigingTransmissie op geluiden en lekkageWielen op slijtage, beschadiging en bevestigingWiellagers en wielbevestiging op slijtage en beschadiging

Frame/OpbouwFrame- en schroefverbindingen op vastzitten en beschadigingIntern transportmiddel op schade en lekkagePlaatjes op leesbaarheid, volledigheid en plausibiliteitDeuren en/of afdekkingen op beschadiging

Hydraulische bewegingenBedieningselementen "hydrauliek" en de plaatjes op functioneren, leesbaarheid,volledigheid en plausibiliteitCilinders en zuigerstangen op vastzitten, lekkage en beschadigingHefinstallatie op slijtage, functioneren en beschadigingHydraulische installatie op functionerenVorken of lastopnamemiddelen op slijtage en beschadigingTrek-/duwstangen op gelijkmatige instelling, slijtage en beschadiging

201

04.1

9 nl

-NL

Page 202: EJE 220/225/230/235/220r/225r - jungheinrich.pt

3.2.2.2 Optionele uitvoering

Inbouwlader serie

BatterijladerNetstekker en stroomkabel op beschadigingKabel- en elektrische aansluitingen op vastzitten en beschadiging

Elektrolytcirculatie

EnergietoevoerSlangaansluitingen en pomp op functioneren

Aquamatiek

EnergietoevoerAquamatik-stop, slangaansluitingen en vlotter op functioneren en dichtheidStromingsindicator op functioneren en dichtheid

Batterij aan zijkant uitnemen

EnergietoevoerBatterijvergrendeling en batterijbevestiging op functioneren en beschadiging

Schocksensor/datarecorder

Elektrische installatieSchoksensor / datarecorder op vastzitten en beschadiging

Toegangsmodule

Elektrische installatieToegangsmodule op vastzitten, functioneren en beschadiging

Insteekvlakken/wielen

Hydraulische bewegingenInsteekkokers of insteekrollen op functioneren, slijtage en beschadiging

Loodzuurbatterij internationaal

EnergietoevoerBatterij, batterijkabel en celverbinder op vastzitten en beschadigingVeiligheidsplaatjes op aanwezigheid en beschadiging

Loodzuurbatterij

EnergietoevoerBatterij, batterijkabel en celverbinder op vastzitten en beschadiging

202

04.1

9 nl

-NL

Page 203: EJE 220/225/230/235/220r/225r - jungheinrich.pt

3.2.3 OnderhoudsonderdelenDe producent adviseert om de onderstaande onderhoudsonderdelen in deaangegeven intervallen te vervangen.

3.2.3.1 Standaarduitvoering

Onderhoudsonderdeel Bedrijfsuren MaandenHydrauliek, be- en ontluchtingsfilter 2000 12Hydraulische olie 2000 12Transmissieolie 10000

3.2.3.2 Optionele uitvoering

Gebruik in koelhuizen

Onderhoudsonderdeel Bedrijfsuren MaandenAdditief hydraulische olie 1000 12Hydraulische olie 1000 12

203

04.1

9 nl

-NL

Page 204: EJE 220/225/230/235/220r/225r - jungheinrich.pt

4 Inhouden voor de revisie EJE 220/225Gemaakt op: 2019-04-24 12:00

4.1 ExploitantUit te voeren om de 50 bedrijfsuren, echter minimaal één keer per week.

4.1.1 Onderhoudsintervallen

4.1.1.1 Standaarduitvoering

Hydraulische bewegingenVulstand hydraulische olie corrigeren.

SturenTesten of dissel terugkeert in de uitgangspositie.

204

04.1

9 nl

-NL

Page 205: EJE 220/225/230/235/220r/225r - jungheinrich.pt

4.1.1.2 Optionele uitvoering

Loodzuurbatterij internationaal

EnergietoevoerVulstand batterijzuur met gedemineraliseerd water corrigeren.

Loodzuurbatterij

EnergietoevoerVulstand batterijzuur met gedemineraliseerd water corrigeren.

205

04.1

9 nl

-NL

Page 206: EJE 220/225/230/235/220r/225r - jungheinrich.pt

4.1.2 Inhouden voor inspectie

4.1.2.1 StandaarduitvoeringDe volgende punten moeten worden gecontroleerd:

Elektrische installatieAlarm- en veiligheidssystemen aan de hand van de handleidingIndicatie- en bedieningselementen op functionerenNOODSTOP-schakelaars op functioneren en beschadiging

EnergietoevoerBatterij en batterijcomponenten op beschadigingBatterijstekker op vastzitten, functioneren en beschadiging

RijdenBuikschakelaar op functioneren en beschadigingWielen op slijtage en beschadiging

Frame/OpbouwIntern transportmiddel op schade en lekkagePlaatjes op leesbaarheid, volledigheid en plausibiliteitDeuren en/of afdekkingen op beschadigingVeiligheidssysteem op knel- en schuurplekken op aanwezigheid, vastzitten, functioneren,vuil en beschadiging

Hydraulische bewegingenHydraulische installatie op functionerenVorken of lastopnamemiddelen op slijtage en beschadiging

206

04.1

9 nl

-NL

Page 207: EJE 220/225/230/235/220r/225r - jungheinrich.pt

4.1.2.2 Optionele uitvoeringDe volgende punten moeten worden gecontroleerd:

Inbouwlader serie

BatterijladerNetstekker en stroomkabel op beschadiging

Loodzuurbatterij internationaal

EnergietoevoerAansluitingen van batterijkabel op vastzittenBatterij en batterijcomponenten op beschadiging

Loodzuurbatterij

EnergietoevoerAansluitingen van batterijkabel op vastzitten

207

04.1

9 nl

-NL

Page 208: EJE 220/225/230/235/220r/225r - jungheinrich.pt

4.2 Klantenservice

4.2.1 OnderhoudsintervallenUitvoeren volgens onderhoudsinterval EJE 220/225 om de 1000 bedrijfsuren, echterminimaal één keer per jaar.

4.2.1.1 Standaarduitvoering

RemmenTesten of de rem bij maximaal verticale en horizontale disselstand werkt.Luchtspleet van magneetrem meten.

Elektrische installatieTesten of contactgevers en/of relais werken.Framesluitingstest uitvoeren.

Frame/OpbouwTesten of de kappen, bekledingen en houders vastzitten, functioneren en veiligheid.

Hydraulische bewegingenVulstand hydraulische olie corrigeren.Drukbegrenzingsventiel testen.

Overeengekomen dienstenProefrit maken met nominale last of met klantspecifieke last.Demonstratie na geslaagd onderhoud uitvoeren.Intern transportmiddel volgens het smeerschema smeren.

SturenTesten of dissel terugkeert in de uitgangspositie.

208

04.1

9 nl

-NL

Page 209: EJE 220/225/230/235/220r/225r - jungheinrich.pt

4.2.1.2 Optionele uitvoering

Inbouwlader serie

BatterijladerTesten of wegrijbeveiliging bij interne transportmiddelen met inbouwlader werkt.Tijdens het laadproces een potentiaalmeting aan het frame uitvoeren.

Draadloze datatransmissie

SysteemcomponentenScanner en terminal reinigen.

Verdere controles

Overeengekomen dienstenOpmerking: Controles van verdere opties en speciale onderdelen, zoals draadlozedatacommunicaties, toegangsmodules (ISM) moeten in het testrapport worden genoteerd.

Loodzuurbatterij internationaal

EnergietoevoerBatterij reinigen.Batterijpolen reinigen en invetten.Zuurdichtheid en batterijspanning meten.Vulstand batterijzuur met gedemineraliseerd water corrigeren.

Loodzuurbatterij

EnergietoevoerBatterij reinigen.Batterijpolen reinigen en invetten.Zuurdichtheid en batterijspanning meten.Vulstand batterijzuur met gedemineraliseerd water corrigeren.

209

04.1

9 nl

-NL

Page 210: EJE 220/225/230/235/220r/225r - jungheinrich.pt

4.2.2 Inhouden voor inspectieDe volgende punten moeten worden gecontroleerd:

4.2.2.1 Standaarduitvoering

Elektrische installatieAlarm- en veiligheidssystemen aan de hand van de handleidingKabel- en motorbevestiging op vastzitten en beschadigingIndicatie- en bedieningselementen op functionerenNOODSTOP-schakelaars op functioneren en beschadigingContactgevers en/of relais op slijtage en beschadigingElektrische bedrading op beschadiging (beschadigde isolatie, aansluitingen) enzekeringen de juiste waarde

EnergietoevoerBatterijvergrendeling en batterijbevestiging op functioneren en beschadigingBatterijstekker op vastzitten, functioneren en beschadiging

RijdenOphanging rijaandrijving op slijtage en beschadigingTransmissie op geluiden en lekkageWielen op slijtage, beschadiging en bevestigingWiellagers en wielbevestiging op slijtage en beschadiging

Frame/OpbouwFrame- en schroefverbindingen op vastzitten en beschadigingIntern transportmiddel op schade en lekkagePlaatjes op leesbaarheid, volledigheid en plausibiliteitVeiligheidssysteem op knel- en schuurplekken op aanwezigheid, vastzitten, functioneren,vuil en beschadiging

Hydraulische bewegingenBedieningselementen "hydrauliek" en de plaatjes op functioneren, leesbaarheid,volledigheid en plausibiliteitCilinders en zuigerstangen op vastzitten, lekkage en beschadigingHefinstallatie op slijtage, functioneren en beschadigingHydraulische installatie op functionerenVorken of lastopnamemiddelen op slijtage en beschadigingTrek-/duwstangen op gelijkmatige instelling, slijtage en beschadigingSlangen, buizen en aansluitingen op slijtage, lekkage, beschadiging, deuken enverdraaiing

210

04.1

9 nl

-NL

Page 211: EJE 220/225/230/235/220r/225r - jungheinrich.pt

SturenDissel op zijdelingse spelingStuurcomponenten op speling en beschadiging

211

04.1

9 nl

-NL

Page 212: EJE 220/225/230/235/220r/225r - jungheinrich.pt

4.2.2.2 Optionele uitvoering

Inbouwlader serie

BatterijladerNetstekker en stroomkabel op beschadigingKabel- en elektrische aansluitingen op vastzitten en beschadiging

Elektrolytcirculatie

EnergietoevoerSlangaansluitingen en pomp op functioneren

Aquamatiek

EnergietoevoerAquamatik-stop, slangaansluitingen en vlotter op functioneren en dichtheidStromingsindicator op functioneren en dichtheid

Batterij aan zijkant uitnemen

EnergietoevoerBatterijvergrendeling en batterijbevestiging op functioneren en beschadiging

Schocksensor/datarecorder

Elektrische installatieSchoksensor / datarecorder op vastzitten en beschadiging

Draadloze datatransmissie

SysteemcomponentenScanner en terminal op vastzitten, functioneren en beschadigingZekeringen op de juiste waardeBedrading op vastzitten en beschadiging

Toegangsmodule

Elektrische installatieToegangsmodule op vastzitten, functioneren en beschadiging

Insteekvlakken/wielen

Hydraulische bewegingenInsteekkokers of insteekrollen op functioneren, slijtage en beschadiging

212

04.1

9 nl

-NL

Page 213: EJE 220/225/230/235/220r/225r - jungheinrich.pt

Loodzuurbatterij internationaal

EnergietoevoerBatterij, batterijkabel en celverbinder op vastzitten en beschadigingVeiligheidsplaatjes op aanwezigheid en beschadiging

Loodzuurbatterij

EnergietoevoerBatterij, batterijkabel en celverbinder op vastzitten en beschadiging

213

04.1

9 nl

-NL

Page 214: EJE 220/225/230/235/220r/225r - jungheinrich.pt

4.2.3 OnderhoudsonderdelenDe producent adviseert om de onderstaande onderhoudsonderdelen in deaangegeven intervallen te vervangen.

4.2.3.1 Standaarduitvoering

Onderhoudsonderdeel Bedrijfsuren MaandenHydrauliek, be- en ontluchtingsfilter 2000 12Hydraulische olie 2000 12Transmissieolie 1000

4.2.3.2 Optionele uitvoering

Gebruik in koelhuizen

Onderhoudsonderdeel Bedrijfsuren MaandenAdditief hydraulische olie 1000 12Hydraulische olie 1000 12

214

04.1

9 nl

-NL

Page 215: EJE 220/225/230/235/220r/225r - jungheinrich.pt

H Tractiebatterij1 Gebruik volgens bestemming

Als de gebruikshandleiding niet in acht worden genomen, als bij de reparatie geenoriginele vervangingsonderdelen worden gebruikt, als er eigenmachtige ingrepenplaatsvinden, als er additieven aan de elektrolyt wordt toegevoegd vervalt degarantie.

Aanwijzingen voor het behoud van de beschermingsgraad tijdens het gebruik van debatterijen conform Ex I en Ex II in acht nemen (zie bijbehorend certificaat).

2 Typeplaatje

112

113

116

118

37

30

33

114

117

115

12039

121

119

112 Type (batterij-aanduiding)33 Productieweek / productiejaar113 Serienummer114 Leveranciersnummer30 Nominale spanning115 Capaciteit116 Aantal cellen117 Gewicht118 Artikelnummer119 Zuurhoeveelheid37 Producent39 Logo van de producent120 CE-markering )alleen voor batterijen vanaf 75 V)121 Veiligheidsaanwijzingen en waarschuwingen

215

04.1

9 nl

-NL

Page 216: EJE 220/225/230/235/220r/225r - jungheinrich.pt

3 Veiligheidsaanwijzingen, waarschuwingen en andereaanwijzingen

Gebruikte batterijen is afval dat onder strenge bewaking moet wordengerecycled.Deze batterij is voorzien van het recyclingteken en eendoorgestreepte vuilnisbak en mag niet bij het huisvuil worden gegooid.De wijze van terugname en hergebruik moet volgens artikel 8 BattGworden overeengekomen met de producent van de batterij.

Roken verboden!Geen open vuur, gloed of vonken in de buurt van de batterij. Erbestaat explosie- en brandgevaar!

Explosie- en brandgevaar, kortsluitingen door oververhittingvermijden!

Uit de buurt van open vuur en sterke warmte bronnen houden.Bij werkzaamheden aan cellen en batterijen moeten persoonlijkebeschermingsmiddelen (bijvoorbeeld veiligheidsbril enveiligheidshandschoenen).Na de werkzaamheden handen wassen. Uitsluitend geïsoleerdgereedschap gebruiken. Batterij niet mechanisch bewerken, stoten,inklemmen, samendrukken, inkerven, deuken of andere modificatiesaanbrengen.Gevaarlijke elektrische spanning! Metalen delen van de batterijcellenstaan altijd onder spanning, daarom mogen er geen vreemdevoorwerpen of gereedschappen op de batterij worden gelegd.Nationale voorschriften voor ongevallenpreventie in acht nemen.

Bij het uittreden van inhoudsstoffen de dampen niet inademen.Veiligheidshandschoenen dragen.

Gebruiksaanwijzing lezen en zichtbaar op de laadplaats aanbrengen!Werkzaamheden aan batterij uitsluitend na instructie doorvakpersoneel uitvoeren!

216

04.1

9 nl

-NL

Page 217: EJE 220/225/230/235/220r/225r - jungheinrich.pt

4 Loodbatterijen met pantserplaatcellen en vloeibaarelektrolyt

4.1 BeschrijvingTractiebatterijen van Jungheinrich zijn loodbatterijen met pantserplaatcellen envloeibaar elektrolyt. De benamingen voor de tractiebatterijen zijn PzS, PzB, PzS Liben PzM.

Aanduiding Toelichting

PzS– Loodbatterij met pantserplaatcellen "standaard "en vloeibaar

elektrolyt– Breedte van een batterijcel: 198 mm

PzB– Loodbatterij met pantserplaatcellen "British Standard" en

vloeibaar elektrolyt– Breedte van een batterijcel: 158 mm

PzS Lib – Loodbatterij met pantserplaatcellen "standaard "en vloeibaarelektrolyt

– Loodbatterij met langer onderhoudsinterval– Breedte van een batterijcel: 198 mm

PzM

Elektrolyt

De nominale dichtheid van het elektrolyt heeft betrekking op 30 °C en de nominaleelektrolytstand in volledig opgeladen toestand. Hogere temperaturen verlagen,lagere temperaturen verhogen de elektrolytdichtheid.De bijbehorende correctiefactor bedraagt ± 0,0007 kg/l per K, bijvoorbeeldelektrolytdichtheid 1,28 kg/l bij 45 °C komt overeen met een dichtheid van 1,29 kg/lbij 30 °C.

Het elektrolyt moet voldoen aan de zuiverheidsvoorschriften van DIN 43530 deel 2.

217

04.1

9 nl

-NL

Page 218: EJE 220/225/230/235/220r/225r - jungheinrich.pt

4.1.1 Nominale gegevens batterij

1. Product Tractiebatterij2. Nominale spanning (nominaal) 2,0 V x aantal cellen3. Nominale capaciteit C5 zie typeplaatje4. Ontlaadstroom C5/5h5. Nominale dichtheid van het

elektrolyt21,29 kg/l

6. Nominale temperatuur3 30 °C7. Nominale elektrolytstand systeem Tot elektrolytstand markering "Max" Grenstemperatuur4 55 °C

2) Wordt binnen de eerste 10 cycli bereikt.

3) Hogere temperaturen verkorten de levensduur, lagere temperaturen verkorten de beschikbare capaciteit.

4) Niet als bedrijfstemperatuur toegestaan.

218

04.1

9 nl

-NL

Page 219: EJE 220/225/230/235/220r/225r - jungheinrich.pt

4.2 Gebruik

4.2.1 Lege batterijen in bedrijf nemen

Z De vereiste activiteiten moeten worden uitgevoerd door de klantenservice van deproducent of door een door de producent geautoriseerde klantenservice.

4.2.2 Gevulde en geladen batterijen in bedrijf nemen

Doorsnede van een batterijcel Bovenaanzicht op een batterijcel

122 123 124

122 123 124

Controles en handelingen vóór de dagelijkse inbedrijfstelling

Werkwijze• Controleren of de batterij mechanisch in goede staat verkeert.• Controleren of de batterij-eindafleiding correct gepoold is (plus op plus en min op

min) en goed contact maakt.• Controleren of de M10-poolschroeven van de eindafleiders en verbinders goed

vastzitten, indien nodig bijdraaien met een aanhaalmoment van 23 ±1 Nm.• Batterij bijladen, zie pagina 220.• Elektrolytstand van iedere batterijcel na het laden controleren en indien nodig

bijvullen:• Afsluitdop (122) openen.

Z De hoogte van de elektrolytstand mag de elektrolytstandmarkering "Min" (123)niet onderschrijden en de elektrolytstandmarkering "Max" (124) niet overschrijden.• Indien nodig elektrolyt met gereinigd water tot aan de elektrolytstandmarkering

"Max" (124) bijvullen, zie pagina 222.• Afsluitdop (122) sluiten.

Controle is uitgevoerd.

219

04.1

9 nl

-NL

Page 220: EJE 220/225/230/235/220r/225r - jungheinrich.pt

4.2.3 Ontladen van de batterij

Z Voor het bereiken van een optimale levensduur tijdens het gebruik ontladingen vanmeer dan 80% van de nominale capaciteit vermijden (diepontlading). Dat komtovereen met een minimale elektrolytdichtheid van 1,13 kg/l aan het einde van deontlading.Lege of gedeeltelijk geladen batterijen meteen opladen en niet laten staan.

4.2.4 Batterij opladen

WAARSCHUWING!

Explosiegevaar door gassen die ontstaan tijdens het ladenBij het laden geeft de batterij een mengsel van zuurstof en waterstof (knalgas) af. Degasvorming is een chemisch proces. Dit gasmengsel is zeer explosief en mag nietworden ontstoken.uLader en batterij alleen bij uitgeschakelde lader en uitgeschakeld intern

transportmiddel aan- of loskoppelen.uLader moet zijn afgestemd op de spanning, de laadcapaciteit en de technologie

van de batterij.uVoor het laden eerst alle kabel- en stekkerverbindingen controleren op zichtbare

beschadigingen.uVoor voldoende ventilatie zorgen van de ruimte waarin het interne transportmiddel

wordt opgeladen.uOppervlakken van de batterijcellen moeten tijdens het laden vrijliggen, om

voldoende ventilatie te garanderen, zie gebruikshandleiding van interntransportmiddel, hoofdstuk D, Batterij opladen.

uBij het werken met batterijen mag er niet gerookt worden en er mag geen openvuur worden gebruikt.

uIn de buurt van het voor het opladen geparkeerde interne transportmiddel mogenzich op een afstand van minimaal 2 m geen ontvlambare stoffen of vonkvormendebedrijfsmiddelen bevinden.

uEr moeten blusmiddelen worden klaargezet.uGeen metalen voorwerpen op de batterij leggen.uDe veiligheidsvoorschriften van de producent van batterij en laadstation moeten

beslist worden nageleefd.

LET OPBatterij mag uitsluitend met gelijkstroom worden geladen. Alle laadmethodenvolgens DIN 41773 en DIN 41774 zijn toegestaan.

220

04.1

9 nl

-NL

Page 221: EJE 220/225/230/235/220r/225r - jungheinrich.pt

Z Tijdens het laden stijgt de elektrolyttemperatuur met ongeveer 10 °C. Daarom magpas worden begonnen met het opladen als de elektrolyttemperatuur lager is dan45 °C. De elektrolyttemperatuur van batterijen moet voorafgaande aan het ladenminimaal +10 °C bedragen, omdat anders de correcte lading niet wordt bereikt.Onder de +10 °C wordt de batterij bij standaardlaadtechniek onvoldoende geladen.Batterij opladen

Voorwaarden– Elektrolyttemperatuur min. 10 °C tot max. 45 °C

Werkwijze• Deksels of afdekplaten van de batterijruimte openen of verwijderen.

Z Eventuele afwijkingen komen voort uit de gebruikshandleiding van het internetransportmiddel. De afsluitdoppen blijven op de cellen of blijven gesloten.

• De batterij met de juiste polen (plus op plus en min op min) op de uitgeschakeldelader aansluiten.

• Lader inschakelen.

Batterij wordt opgeladen.

Z Het opladen is afgesloten als de elektrolytdichtheid en de batterijspanninggedurende 2 uur constant blijft.

Compensatieladen

Compensatieladingen dienen voor het veiligstellen van de levensduur en voor hetbehoud van de capaciteit na diepteontladingen en na herhaaldelijke onvoldoendelading. De laadstroom van de compensatielading kan een nominale capaciteit vanmax. 5 A/100 Ah hebben.

Z Compensatielading één keer per week uitvoeren.

Tussenladen

Tussenladingen van de batterij zijn deelladingen die de dagelijkse gebruiksduurverlengen. Bij het tussenladen treden hogere gemiddelde temperaturen op, die delevensduur van de batterijen kunnen verkorten.

Z Tussenladingen pas vanaf een laadtoestand lager dan 60 % uitvoeren. In plaats vanregelmatig tussenladen wisselbatterijen gebruiken.

221

04.1

9 nl

-NL

Page 222: EJE 220/225/230/235/220r/225r - jungheinrich.pt

4.3 Onderhoud loodbatterijen met pantserplaatcellen

4.3.1 Waterkwaliteit voor bijvullen van elektrolyt

Z De waterkwaliteit voor het opvullen van elektrolyt moet voldoen aan die vangezuiverd of gedestilleerd water. Gereinigd water kan van leidingwater doordestillatie of met een ionenwisselaar worden gemaakt en is dan geschikt voor hetmaken van elektrolyt.

4.3.2 Dagelijks

Doorsnede van een batterijcel Bovenaanzicht op een batterijcel

122 123 124

122 123 124

– Batterij na iedere ontlading opladen.– Na afloop van het opladen moet de elektrolytstand van iedere batterijcel worden

gecontroleerd en indien nodig worden bijgevuld:– Afsluitdop (122) openen.– Indien nodig elektrolyt met gereinigd water tot aan de elektrolytstandmarkering

"Max" (124) bijvullen.– Afsluitdop (122) sluiten.

Z De hoogte van de elektrolytstand mag de elektrolytstandmarkering "Min" (123) nietonderschrijden en de elektrolytstandmarkering "Max" (124) niet overschrijden.

222

04.1

9 nl

-NL

Page 223: EJE 220/225/230/235/220r/225r - jungheinrich.pt

4.3.3 Wekelijks– Visuele controle na heroplading op vervuiling of mechanische beschadigingen.– Bij het regelmatig opladen op basis van IU-karakteristiek een compensatielading

uitvoeren.

4.3.4 Maandelijks– Tegen het einde van de laadcyclus moeten de spanningen van alle cellen bij

ingeschakelde lader worden gemeten en geregistreerd.– Na het einde van het laden moet de elektrolytdichtheid en de

elektrolyttemperatuur van alle cellen worden gemeten en geregistreerd.– Meetresultaten vergelijken met eerdere meetresultaten.

Z Als er belangrijke veranderingen ten opzichte van eerdere metingen of verschillentussen de cellen worden vastgesteld, klantenservice van de producent aanvragen.

4.3.5 Jaarlijks– Isolatieweerstand van het interne transportmiddel conform EN 1175-1 meten.– Isolatieweerstand van de batterij conform DIN EN 1987-1 meten.

Z De bepaalde isolatieweerstand van de batterij mag volgens DIN EN 50272-3 nietlager zijn dan 50 Ω per volt nominale spanning.

223

04.1

9 nl

-NL

Page 224: EJE 220/225/230/235/220r/225r - jungheinrich.pt

5 Loodbatterijen met gesloten pantserplaatcellen PzV enPzV-BS

5.1 BeschrijvingPzV-batterijen zijn gesloten batterijen met vastgelegd elektrolyt, waarbij gedurendede volledige bruikbaarheidsduur geen water mag worden bijgevuld. Alsafsluitdoppen worden veiligheidsventielen gebruikt die bij het openen vernietigdworden. Tijdens het gebruik worden aan de gesloten batterijen dezelfdeveiligheidseisen gesteld als aan batterijen met vloeibare elektrolyt, om eenelektrische schok, een explosie van de elektrolytische laadgassen en in het gevalvan een vernietiging van de celbehuizingen het gevaar door de corrosieve elektrolytte voorkomen.

Z PzV-batterijen zijn gasarm, maar niet gasvrij.

Elektrolyt

De elektrolyt is zwavelzuur, dat in gel is vastgelegd. De dichtheid van de elektrolytkan niet worden gemeten.

Aanduiding Toelichting

PzV– Loodbatterij met afgesloten pantserplaatcellen "standaard" en

elektrolyt in gelmassa– Breedte van een batterijcel: 198 mm

PzV-BS– Loodbatterij met afgesloten pantserplaatcellen "British

Standard" en elektrolyt in gelmassa– Breedte van een batterijcel: 158 mm

5.1.1 Nominale gegevens batterij

1. Product Tractiebatterij2. Nominale spanning (nominaal) 2,0 V x aantal cellen3. Nominale capaciteit C5 zie typeplaatje4. Ontlaadstroom C5/5h5. Nominale temperatuur 30 °C Grenstemperatuur5 45 °C niet als bedrijfstemperatuur

toegestaan6. Nominale dichtheid van de

elektrolytNiet meetbaar

7. Nominale elektrolytstand systeem Niet meetbaar

5) Hogere temperaturen verkorten de levensduur, lagere temperaturen verkorten de beschikbare capaciteit.

224

04.1

9 nl

-NL

Page 225: EJE 220/225/230/235/220r/225r - jungheinrich.pt

5.2 Gebruik

5.2.1 InbedrijfstellingControles en handelingen vóór de dagelijkse inbedrijfstelling

Werkwijze• Controleren of de batterij mechanisch in goede staat verkeert.• Controleren of de batterij-eindafleiding correct gepoold is (plus op plus en min op

min) en goed contact maakt.• Controleren of de M10-poolschroeven van de eindafleiders en verbinders goed

vastzitten, indien nodig bijdraaien met een aanhaalmoment van 23 ±1 Nm.• Batterij opladen, zie pagina 226.

Controle is uitgevoerd.

5.2.2 Ontladen van de batterij

Z Voor het bereiken van een optimale levensduur moeten ontladingen van meer dan60% van de nominale capaciteit worden vermeden.

Z Door ontladingen tijdens het gebruik van meer dan 80% van de nominale capaciteitverlaagt de levensduur van de batterij aanmerkelijk. Lege of gedeeltelijk geladenbatterijen meteen opladen en niet laten staan.

225

04.1

9 nl

-NL

Page 226: EJE 220/225/230/235/220r/225r - jungheinrich.pt

5.2.3 Batterij opladen

WAARSCHUWING!

Explosiegevaar door gassen die ontstaan tijdens het ladenBij het laden geeft de batterij een mengsel van zuurstof en waterstof (knalgas) af. Degasvorming is een chemisch proces. Dit gasmengsel is zeer explosief en mag nietworden ontstoken.uLader en batterij alleen bij uitgeschakelde lader en uitgeschakeld intern

transportmiddel aan- of loskoppelen.uLader moet zijn afgestemd op de spanning, de laadcapaciteit en de technologie

van de batterij.uVoor het laden eerst alle kabel- en stekkerverbindingen controleren op zichtbare

beschadigingen.uVoor voldoende ventilatie zorgen van de ruimte waarin het interne transportmiddel

wordt opgeladen.uOppervlakken van de batterijcellen moeten tijdens het laden vrijliggen, om

voldoende ventilatie te garanderen, zie gebruikshandleiding van interntransportmiddel, hoofdstuk D, Batterij opladen.

uBij het werken met batterijen mag er niet gerookt worden en er mag geen openvuur worden gebruikt.

uIn de buurt van het voor het opladen geparkeerde interne transportmiddel mogenzich op een afstand van minimaal 2 m geen ontvlambare stoffen of vonkvormendebedrijfsmiddelen bevinden.

uEr moeten blusmiddelen worden klaargezet.uGeen metalen voorwerpen op de batterij leggen.uDe veiligheidsvoorschriften van de producent van batterij en laadstation moeten

beslist worden nageleefd.

LET OP

Materiële schade door onjuist opladen van de batterijOnjuist opladen van de batterij kan leiden tot overbelastingen van de elektrischeleidingen en contacten, ontoelaatbare gasvorming en het uittreden van elektrolyt uitde batterijcel.uBatterij uitsluitend met gelijkstroom laden.uAlle laadmethoden op basis van DIN 41773 zijn in de door de producent

vrijgegeven uitvoering toegestaan.uBatterij uitsluitend aansluiten op laders die geschikt zijn voor de batterijgrootte en

het batterijtype.uEventueel de lader door de klantenservice van de producent laten testen of de

lader geschikt is.uGrensstromen conform DIN EN 50272-3 in het gasbereik niet overschrijden.

226

04.1

9 nl

-NL

Page 227: EJE 220/225/230/235/220r/225r - jungheinrich.pt

Batterij opladen

Voorwaarden– Elektrolyttemperatuur tussen +15 °C en +35 °C

Werkwijze• Deksels of afdekplaten van de batterijruimte openen of verwijderen.• De batterij met de juiste polen (plus op plus en min op min) op de uitgeschakelde

lader aansluiten.• Lader inschakelen.

Z Tijdens het laden stijgt de elektrolyttemperatuur met ongeveer 10 °C. Als detemperaturen constant hoger zijn dan 40 °C of lager dan 15 °C is eentemperatuurafhankelijke constantespanningsregeling van de lader vereist. Hierbijmoet de correctiefactor met -0,004 V/Z per °C worden toegepast.

Batterij wordt opgeladen.

Z Het opladen is afgesloten als de elektrolytdichtheid en de batterijspanninggedurende 2 uur constant blijft.

Compensatieladen

Compensatieladingen dienen voor het veiligstellen van de levensduur en voor hetbehoud van de capaciteit na diepteontladingen en na herhaaldelijke onvoldoendelading.

Z Compensatielading één keer per week uitvoeren.

Tussenladen

Tussenladingen van de batterij zijn deelladingen die de dagelijkse gebruiksduurverlengen. Bij het tussenladen treden hogere gemiddelde temperaturen op, die delevensduur van de batterijen kunnen verkorten.

Z Tussenladingen pas vanaf een laadtoestand lager dan 50 % uitvoeren. In plaats vanregelmatig tussenladen wisselbatterijen gebruiken.

Z Tussenladingen bij PzV-batterijen vermijden.

227

04.1

9 nl

-NL

Page 228: EJE 220/225/230/235/220r/225r - jungheinrich.pt

5.3 Onderhoud loodbatterijen met gesloten pantserplaatcellen PzV enPzV-BS

Z Geen water bijvullen!

5.3.1 Dagelijks– Batterij na iedere ontlading opladen.

5.3.2 Wekelijks– Visuele controle op vervuiling of mechanische beschadigingen.

5.3.3 Per kwartaal– Totaalspanning meten en registreren.– Afzonderlijke spanningen meten en registreren.– Meetresultaten vergelijken met eerdere meetresultaten.

Z De metingen na volledige lading en een daarop volgende standtijd van minimaal 5uur uitvoeren.

Z Als er belangrijke veranderingen ten opzichte van eerdere metingen of verschillentussen de cellen worden vastgesteld, klantenservice van de producent aanvragen.

5.3.4 Jaarlijks– Isolatieweerstand van het interne transportmiddel conform EN 1175-1 meten.– Isolatieweerstand van de batterij conform DIN EN 1987-1 meten.

Z De bepaalde isolatieweerstand van de batterij mag volgens DIN EN 50272-3 nietlager zijn dan 50 Ω per volt nominale spanning.

228

04.1

9 nl

-NL

Page 229: EJE 220/225/230/235/220r/225r - jungheinrich.pt

6 Waterbijvulsysteem Aquamatik

6.1 Opbouw waterbijvulsysteem125

126

127

128

129

130

> 3 m

+ -

125 Watertank126 Tappunt met kogelkraan127 Stromingsindicator128 Afsluitkraan129 Afsluitkoppeling130 Afsluitstekker op batterij

229

04.1

9 nl

-NL

Page 230: EJE 220/225/230/235/220r/225r - jungheinrich.pt

6.2 FunctiebeschrijvingHet waterbijvulsysteem Aquamatik wordt gebruikt voor het automatisch instellen vande nominale elektrolytstand bij aandrijfbatterijen voor interne transportmiddelen.

De batterijcellen zijn met slangen met elkaar verbonden en worden met eensteekaansluiting aangesloten op het waterbijvulstation (bijvoorbeeld watertank). Nahet openen van de afsluitkraan worden alle cellen met water gevuld. De Aquamatik-stop regelt het benodigde watervolume en zorgt ervoor dat bij een bepaaldewaterdruk op het ventiel de watertoevoer wordt afgesloten en het ventiel veilig wordtgesloten.

De stopsystemen hebben een optische vulstandindicatie, een diagnoseopening voorde meting van de temperatuur, de elektrolytdichtheid en de ontgassingsopening.

6.3 VullenDe batterijen moeten zo kort mogelijk voor de beëindiging van de volledige opladingvan de batterij worden gevuld met water. Daardoor wordt veiliggesteld dat hetbijgevulde watervolume met de elektrolyt wordt gemengd.

6.4 WaterdrukHet waterbijvulsysteem moet met een waterdruk in de waterleiding van 0,3 bar tot1,8 bar worden gebruikt. Afwijkingen van de toegestane drukbereiken beperken defunctionele betrouwbaarheid van de systemen.

Waterkracht

Opstelhoogte boven batterijoppervlak bedraagt tussen 3 en 18 m.1 m komt overeen met 0,1 bar.

Waterdruk

De instelling van het drukventiel is afhankelijk van het systeem en moet tussen 0,3 -1,8 bar liggen.

230

04.1

9 nl

-NL

Page 231: EJE 220/225/230/235/220r/225r - jungheinrich.pt

6.5 VulduurDe vulduur van een batterij is afhankelijk van het elektrolytniveau, deomgevingstemperatuur en de vuldruk. Het vullen wordt automatisch beëindigd. Dewatertoevoerleiding moet na het einde van het vullen van de batterij wordenlosgekoppeld.

6.6 Waterkwaliteit

Z De waterkwaliteit voor het opvullen van elektrolyt moet voldoen aan die vangezuiverd of gedestilleerd water. Gereinigd water kan van leidingwater doordestillatie of met een ionenwisselaar worden gemaakt en is dan geschikt voor hetmaken van elektrolyt.

6.7 BatterijslangenDe slangen van de verschillende stoppen moeten langs de elektrische schakelingworden gelegd. Wijzigingen mogen niet worden aangebracht.

6.8 BedrijfstemperatuurBatterijen met automatische waterbijvulsystemen mogen uitsluiten in ruimtes wordenopgeslagen met temperaturen > 0 °C, anders bestaat er gevaar voor bevriezing.

6.9 ReinigingsmethodenDe stopsystemen mogen uitsluitend met gezuiverd water conform DIN 43530-4worden gereinigd. Delen van de stoppen mogen niet met oplosmiddelhoudendestoffen of zepen in aanraking komen.

6.10 ServicewagenMobiele watervulwagen met pomp en vulpistool voor het vullen van afzonderlijkecellen. De dompelpomp die zich in het reservoir bevindt zorgt voor de vereistevuldruk. Er mag geen hoogteverschil bestaan tussen standvlak van de servicewagenen die van de batterij.

231

04.1

9 nl

-NL

Page 232: EJE 220/225/230/235/220r/225r - jungheinrich.pt

7 Elektrolytcirculatie

7.1 FunctiebeschrijvingDe elektrolytcirculatie zorgt door de toevoer van lucht tijdens het laden voor eenvermenging van de elektrolyt en voorkomt zo zuurlagen, verkort de laadtijd(laadfactor ca. 1,07) en reduceert de gasvorming tijdens het laden. De lader moetvoor de batterij en elektrolytcirculatie toegelaten zijn.

Een in de lader ingebouwde pomp zorgt voor de vereiste perslucht die via eenslangensysteem naar de batterijcellen wordt geleid. De circulatie van de elektrolytvindt plaats middels de toegevoerde lucht en over de totale elektrodelengte wordendezelfde elektrolytdichtheidswaarden gerealiseerd.

Pomp

Bij een storing, bijvoorbeeld onverklaarbare respons van de drukbewaking, moetende filters worden gecontroleerd en indien nodig worden vervangen.

Batterij-aansluiting

Er is een slang aangebracht aan de pompmodule, die samen met de laadleidingenuit de lader naar de laadstekker wordt gevoerd. Via de in de stekker geïntegreerdekoppelingsdoorvoeringen voor de elektrolytcirculatie wordt de lucht verder geleidnaar de batterij. Bij het leggen moet er goed op worden gelet dat er geen knikken inde slang komen.

Drukbewakingsmodule

De elektrolytcirculatiepomp wordt aan het begin van het laden geactiveerd. Dedrukopbouw tijdens het laden wordt bewaakt met de drukbewakingsmodule. Opdeze manier wordt gegarandeerd dat de benodigde luchtdruk bij het laden metelektrolytcirculatie beschikbaar is.

Bij eventuele storingen is er een storingsmelding op de batterijlader te zien.Hieronder zijn enkele voorbeelden van storingen beschreven:– Geen verbinding tussen luchtkoppeling van de batterij en de circulatiemodule (bij

aparte koppeling) of defecte luchtkoppeling– Lekkende of defecte slangverbindingen op de batterij– Aanzuigfilter vuil

232

04.1

9 nl

-NL

Page 233: EJE 220/225/230/235/220r/225r - jungheinrich.pt

LET OPAls een geïnstalleerd elektrolytcirculatiesysteem niet of niet regelmatig wordtgebruikt of als de batterij blootstaat aan grotere temperatuurschommelingen, kan hetelektrolyt terugstromen in het slangensysteem.uVoorzien in een luchttoevoerleiding met een apart koppelingssysteem,

bijvoorbeeld: Afsluitkoppeling aan batterijzijde en doorvoerkoppeling aanluchttoevoerzijde.

Schematische weergave

Elektrolytcirculatie-installatie op de batterij en de luchttoevoer via de lader.

233

04.1

9 nl

-NL

Page 234: EJE 220/225/230/235/220r/225r - jungheinrich.pt

8 Batterijen reinigenHet is nodig om de batterijen en troggen te reinigen, om– de isolatie van de cellen ten opzichte van elkaar, ten opzichte van de aarde of

externe geleidende delen te behouden.– schade door corrosie en door kruipstroom te vermijden.– verhoogde en uiteenlopende zelfontlading van de afzonderlijke cellen of

blokbatterijen door kruipstroom te vermijden.– vorming van elektrische vonken door kruipstroom te vermijden.

Bij het reinigen van de batterijen erop letten, dat– de opstelplaats voor reiniging zo wordt gekozen, dat het elektrolythoudende

spoelwater naar een daarvoor geschikte zuiveringsinstallatie wordt geleid.– bij het afvoeren van gebruikte elektrolyt en/of het spoelwater de voorschriften voor

een veilige werkplek en het voorkomen van ongevallen, en de voorschriften voorhet afvoeren van afval worden nageleefd.

– veiligheidsbril en veiligheidskleding worden gedragen.– celdoppen niet worden verwijderd of geopend.– de kunststof onderdelen van de batterij, in het bijzonder de celbehuizingen,

uitsluitend met water of in water gedrenkte poetsdoeken zonder additievenworden gereinigd.

– na het reinigen het batterijoppervlak met geschikte middelen wordt gedroogd,bijvoorbeeld met perslucht of poetsdoeken.

– Vloeistof die in de batterijtrog terecht is gekomen, moet worden opgezogen enmet inachtneming van de eerder genoemde voorschriften worden afgevoerd.

234

04.1

9 nl

-NL

Page 235: EJE 220/225/230/235/220r/225r - jungheinrich.pt

Batterij met hogedrukreiniger reinigen

Voorwaarden– Celverbinders moeten vastgedraaid en stevig ingestoken zijn– Celstoppen gesloten

Werkwijze• Gebruiksaanwijzing van de hogedrukreiniger lezen.• Geen reinigingsadditieven gebruiken.• Toegestane temperatuurinstelling voor het reinigingsapparaat van 140 °C

aanhouden.

Z Op deze manier gegarandeerd dat bij een afstand van 30 cm achter deuitlaatsproeier een temperatuur van 60 °C niet wordt overschreden.

• Maximale werkdruk van 50 bar aanhouden.• Minimaal 30 cm afstand tot het oppervlak van de batterij aanhouden.• Batterij over een groot oppervlak worden bestralen, om lokale oververhitting te

vermijden.

Z Niet langer dan 3 s op één plek reinigen met de straal, om deoppervlaktetemperatuur van de batterij van maximaal 60 °C niet te overschrijden.

• Batterijoppervlak na het reinigen met geschikte middelen drogen, bijvoorbeeldperslucht of poetsdoeken.

Batterij is gereinigd.

235

04.1

9 nl

-NL

Page 236: EJE 220/225/230/235/220r/225r - jungheinrich.pt

9 Batterij opslaan

LET OPDe batterij mag niet langer dan 3 maanden zonder lading worden opgeslagen,anders is hij op lange termijn niet meer functioneel.

Als batterijen voor een langere tijd niet worden gebruikt, moeten ze volledigopgeladen in een droge, vorstvrije ruimte worden opgeslagen. Om de functionaliteitvan de batterij veilig te stellen kunnen de volgende laadbehandelingen wordengekozen:

– maandelijkse compensatielading voor PzS- en PzB-batterijen resp. volledigoplading voor PzV-batterijen één keer per kwartaal.

– Onderhoudsladingen bij een laadspanning van 2,23 V x aantal cellen voor PzS-,PzM- en PzB-batterijen of 2,25 V x aantal cellen voor PzV-batterijen.

Als batterijen voor een langere tijd (> 3 maanden) niet worden gebruik moeten dezevoor 50% opgeladen, in een droge, koele en vorstvrije ruimte worden opgeslagen.

10 StoringshulpAls er storingen aan de batterij of lader worden vastgesteld, moet meteen contactworden opgenomen met de klantenservice van de producent.

Z De vereiste activiteiten moeten worden uitgevoerd door de klantenservice van deproducent of door een door de producent geautoriseerde klantenservice.

11 Afdanking

Batterijen met het recyclingteken en een doorgestreepte vuilnisbakmogen niet bij het huisvuil worden gegooid.

De wijze van terugname moet volgens artikel 8 van de Duitsebatterijenwet (BattG) worden afgesproken met de producent van de batterij.

236

04.1

9 nl

-NL