RWZI Halen fase 2 (21.130) Halen · 2015-07-09 · Aquafin NV Ontheffing RWZI Halen – fase 2...
Transcript of RWZI Halen fase 2 (21.130) Halen · 2015-07-09 · Aquafin NV Ontheffing RWZI Halen – fase 2...
April 2015 Aquafin NV Dijkstraat 8 2630 Aartselaar Tel: 03/450 45 11 Fax: 03/450 44 45
RWZI Halen – fase 2 (21.130)
Halen
ONTHEFFINGSNOTA MER
Aquafin NV
Ontheffing RWZI Halen – fase 2 (21.130) 1
1. ALGEMENE INLICHTINGEN ........................................................................................................................... 3
1.1 SITUERING VAN HET PROJECT ......................................................................................................................... 3 1.2 TOETSING AAN DE MER-PLICHT...................................................................................................................... 3 1.3 DOELSTELLING ONTHEFFING ........................................................................................................................... 3 1.4 INITIATIEFNEMER .............................................................................................................................................. 3 1.5 DESKUNDIGEN ................................................................................................................................................. 3
2. VERANTWOORDING PROJECT ..................................................................................................................... 5
2.1 DOELSTELLING ................................................................................................................................................. 5 2.2 VLAREM II ......................................................................................................................................................... 5 2.3 ADMINISTRATIEVE VOORGESCHIEDENIS .......................................................................................................... 7 2.4 OVERZICHT VAN HET ZUIVERINGSGEBIED ....................................................................................................... 8 2.5 JURIDISCHE EN BELEIDSMATIGE RANDVOORWAARDEN ................................................................................. 11 2.6 TECHNISCHE ASPECTEN VAN DE INSTALLATIE ............................................................................................... 15
2.6.1 Collectering van de afvalwaters ........................................................................................................ 15 2.6.2 Influentparameters .............................................................................................................................. 15 2.6.3 Effluentparameters .............................................................................................................................. 16 2.6.4 Beschrijving van de huidige situatie ................................................................................................. 16 2.6.5 Beschrijving van de geplande situatie .............................................................................................. 18 2.6.6 Deelingrepen ........................................................................................................................................ 19
2.7 BESCHRIJVING VAN DE ALTERNATIEVEN ........................................................................................................ 23 2.7.1 Doelstellingsalternatieven .................................................................................................................. 23 2.7.2 Uitvoeringsalternatieven ..................................................................................................................... 23 2.7.3 Procesalternatieven ............................................................................................................................ 23
2.8 GRENSOVERSCHRIJDENDE EFFECTEN .......................................................................................................... 23
3. BESCHRIJVING VAN DE INGREEP-EFFECTRELATIES ......................................................................... 25
4. BEKNOPTE BESCHRIJVING VAN EN INVLOED OP HET STUDIEGEBIED ....................................... 29
4.1 OPPERVLAKTEWATER .................................................................................................................................... 29 4.2 BODEM EN GRONDWATER ............................................................................................................................... 37 4.3 GELUID ........................................................................................................................................................... 43 4.4 LUCHT ............................................................................................................................................................ 45 4.5 ANTROPOGEEN MILIEU................................................................................................................................... 51 4.6 FAUNA EN FLORA ........................................................................................................................................... 55 4.7 LANDSCHAP, BOUWKUNDIG ERFGOED EN ARCHEOLOGIE ............................................................................. 61
5. ALGEMEEN BESLUIT ...................................................................................................................................... 63
6. BIJLAGEN ........................................................................................................................................................... 65
6.1 VERKLARENDE WOORDENLIJST ...................................................................................................................... 65 6.2 OVERZICHT MILIEUKWALITEITSDOELSTELLING GETE NABIJ RWZI HALEN .................................................... 71 6.3 BEREKENING CONCENTRATIEVERHOGING T.W.A. EFFLUENT RWZI HALEN .................................................... 73 6.4 BIOTISCHE EN PRATI-INDEX OP DE GETE NABIJ DE RWZI HALEN .................................................................. 74 6.5 FASERING RENOVATIE RWZI HALEN ............................................................................................................. 77 6.6 MODELLERING GELUID BESTAANDE SITUATIE EN NA RENOVATIE VAN DE RWZI HALEN ............................... 79 6.7 AANGEMELDE SOORTEN BINNEN HET SBZ-V BE2223316 ............................................................................. 81 6.8 INSTANDHOUDINGSDOELSTELLINGEN AANGEMELDE SOORTEN NABIJ DE RWZI HALEN ................................ 83 6.9 SCHEMATISCHE WEERGAVE INRICHTING PERCEEL 6A (ANB, 2015) ............................................................... 85 6.10 AFSPRAKEN IKV DE VERORDENING HEMELWATER ......................................................................................... 87
7. FIGUREN ............................................................................................................................................................. 89
0. INHOUDSTAFEL
Aquafin NV
Ontheffing RWZI Halen – fase 2 (21.130) 3
1.1 SITUERING VAN HET PROJECT
Voorliggende nota behandelt de uitbreiding van de RWZI Halen. De installatie ligt aan de
Mosstraat 50 te 3545 Halen, met kadastrale ligging: Halen, Afdeling 1, Sectie B, nrs. 4b, 6a en
50a (Figuur 1).
1.2 TOETSING AAN DE MER-PLICHT
Volgens de bepalingen van art.4.3.2 §3 van het decreet van 18 december 2002 tot aanvulling van
het decreet van 5 april 1995 houdende algemene bepalingen inzake milieubeleid met een titel
betreffende de milieueffect- en veiligheidsrapportage (B.S. 13/02/2003), wijst de Vlaamse
Regering aan de hand van de criteria die worden omschreven in de bij dit decreet gevoegde
bijlage II, de categorieën van projecten aan, die worden onderworpen aan milieueffectrapportage.
In de bijlage II van het Besluit (B.S. 17/02/2005) bij het Decreet staan onder rubrieknummer 11 c)
rioolwaterzuiveringsinstallaties en kleinschalige waterzuiveringsinstallaties (KWZI’s) met een
capaciteit van 500 IE of meer, gelegen in bijzonder beschermd gebied. Aangezien de
bovenvermelde installatie uitgebreid wordt tot 36.900 IE (à 60g O2/IE.d) en gelegen is in het
Vogelrichtlijngebied BE2223316 ‘De Demervallei’ (Figuur 2), is de uitbreiding van de RWZI Halen
milieubeoordelingsplichtig. Een MER is noodzakelijk tenzij een ontheffingsnota ingediend wordt
bij het departement Leefmilieu, Natuur en Energie, de dienst Milieueffectrapportage en een
ontheffing van milieubeoordelingsplicht wordt verkregen.
1.3 DOELSTELLING ONTHEFFING
De nota bevat een gemotiveerd verzoek tot ontheffing van de rapportageverplichting bij de
administratie. Een ontheffing wordt mogelijk wanneer voldaan wordt aan de bepalingen van
art.4.3.3 §3 van het decreet tot aanvulling van het decreet van 5 april 1995 houdende algemene
bepalingen inzake milieubeleid met een titel betreffende de milieueffect- en veiligheidsrapportage
(B.S. 13/02/2003).
1.4 INITIATIEFNEMER
Aquafin NV
Dijkstraat 8
2630 Aartselaar
1.5 DESKUNDIGEN
De opmaak van de ontheffingsnota gebeurt door de afdeling Milieu van Aquafin NV, Dhr. Yves
Verheyden ([email protected]).
1. ALGEMENE INLICHTINGEN
Aquafin NV
Ontheffing RWZI Halen – fase 2 (21.130) 5
2.1 DOELSTELLING
De RWZI werd gefaseerd gebouwd, d.w.z. dat de volledige uitbouw van de installatie pas
voorzien wordt wanneer er voldoende afvalwater binnen het zuiveringsgebied wordt opgevangen
en doorgevoerd naar de RWZI. In 2012 werd het aantal IE dat reeds aangesloten is en zal
worden, gedetailleerd berekend. Hieruit volgt dat er reeds 26.298 IE (à 54g O2/IE.d) aangesloten
is op het zuiveringsstelsel van Halen, en in toestand C zal er 30.638 IE (à 54g O2/IE.d)
aangesloten zijn wat overeen komt met 79% van de maximale vuilvracht. Via het project 21.971
Optimalisatie overstort Vroentestraat wordt het pompstation Vroentestraat uitgebreid tot 6DWA,
zodat de overstort aan dit pompstation significant minder zal werken, hetgeen het ecologisch
waardevolle gebied rechtstreeks ten goede zal komen. De capaciteit van het PS Vroentestraat
wordt verhoogd tot 323 l/s, waardoor dit een significant deel blijft uitmaken van het influent van de
RWZI Halen. Mede omwille van deze redenen zal de RWZI Halen uitgebreid worden zodat het
bijkomende afvalwater verwerkt kan worden en er restcapaciteit beschikbaar is voor de
toekomstige aansluitingen.
2.2 VLAREM II
Bijlage 5.3.1 De lozing van stedelijk afvalwater
De RWZI Halen heeft een ontwerpcapaciteit van 23.400 IE (à 60g O2/IE.d), en heeft een
agglomeratiegrootte van 26.100 IE (à 60g O2/IE.d). Conform bijlage 5.3.1.a. bij Vlarem II dient
stedelijk afvalwater dat in een afvalwaterbehandelingsysteem (met een agglomeratiegrootte
groter dan 10.000 IE) wordt behandeld, vooraleer het wordt geloosd in oppervlaktewater, te
voldoen aan de volgende voorwaarden:
TABEL 1: LOZINGSVOORWAARDEN EFFLUENT RWZI HALEN (VLAREM)
PARAMETER EMISSIEGRENSWAARDE (MG/L) RENDEMENT (%)
BZV in 5 dagen bij 20°C 25 90 CZV 125 75 ZS 35 90 TN 15 80 TP 2 80
Voor TN geldt een dagmaximum van 20mg/l als de temperatuur van het effluent van de biologische reactor hoger dan 12° C is.
In overleg met de Bestendige Deputatie dient de RWZI echter tot 31 december 2015 te voldoen
aan volgende normen (wijziging van de vergunningsvoorwaarde volgens art.45 van Vlarem I):
TABEL 2: VERSOEPELDE LOZINGSVOORWAARDEN RWZI HALEN (750.71/A/11.002)
PARAMETER EMISSIEGRENSWAARDE (MG/L) RENDEMENT (%)
BZV in 5 dagen bij 20°C 25 90 CZV 125 75 ZS 35 87
TN 15 69 TP 1 OF 80
Deze consensus werd uitgewerkt a.d.h.v. volgende uitgangspunten:
2. VERANTWOORDING PROJECT
Aquafin NV
Ontheffing RWZI Halen – fase 2 (21.130) 6
- De naleving van de kleine Vlaremtrein dient als dwingend uitgangspunt gevrijwaard mits gemotiveerd
toestaan van noodzakelijke aangepaste verwijderingspercentages en gekoppeld aan een
herstelprogramma; afwijkingen worden in principe gevraagd voor een periode van 5 jaar waarna de
voorwaarden van de toepasselijke bijlage van kracht worden; zonodig kan Aquafin een nieuwe
gemotiveerde aanvraag indienen voor eventuele verlenging van de afwijkende bepalingen en/of
aangepaste verwijderingspercentages;
- Het vaststellen van aangepaste reductiepercentages is gebaseerd op de beschikbare
analyseresultaten van de jaren 2007 – 2009:
inzake BZV, CZV, ZS en NTOT zijn afwijkingen meestal gekoppeld aan de uitvoeringstermijn van
opgedragen en/of in uitvoering zijnde noodzakelijke renovatie-investeringen; gegarandeerde
minimale verwijderingspercentages zijn voor BZV 80%, CZV 60%, ZS 65% en NTOT 60%. Indien
geen sprake is van stabiele procesvoering of indien het volgens de formule berekende
percentage lager ligt dan het gegarandeerd minimum verwijderingspercentage (GMV) wordt het
GMV opgelegd. Voor stikstof wordt hiervan nog afgeweken, met name in agglomeraties 10.000 –
100.000 IE wordt 65% opgelegd, in agglomeraties van meer dan 100.000 IE wordt 75%
opgelegd. Vermits de zuiveringstechnologie die bij de gehanteerde dimensionering niet toelaat
80% verwijderingspercentage steeds en in alle gevallen te halen wordt voorgesteld het
verwijderingspercentage voor NTOT aan te passen tot 69%. Omwille van de verdunning wordt
een verwijderingspercentage voor ZS voorgesteld van 87%.
inzake PTOT is het toepasselijke verwijderingspercentage niet garandeerbaar indien de
influentconcentratie lager is dan 5 mg/l en de effluentconcentratie lager wordt dan 1 mg/l. In dat
geval dient als alternatief een verlaagde concentratienorm van 1 mg/l nageleefd te worden en
OF-bepaling inzake verwijderingspercentage;
- In het herstelprogramma worden de actoren en maatregelen opgesomd die de verdunning van het
influent progressief dienen te saneren.
Op basis van een evaluatie van de resultaten van de RWZI Halen gedurende de periode 2012 –
2014, wordt verwacht dat een versoepeling van de normen niet langer noodzakelijk is en de
RWZI Halen aan haar effluentnormen en de verwijderingspercentages kan voldoen vanaf 2016.
Dit wordt echter momenteel in detail onderzocht volgens de afspraken van bovenstaande
consensus tussen Aquafin en VMM.
TABEL 3: INFLUENT RWZI HALEN 2012-2014
Jaar BZV (mg/l) CZV (mg/l) ZS (mg/l) Ntot (mg/l) Ptot (mg/l)
2012 101 264 109 29 4,5
2013 126 294 141 31 5,6
2014 120 333 155 33 6,0
TABEL 4: EFFLUENT RWZI HALEN 2012-2014
Jaar BZV (mg/l) CZV (mg/l) ZS (mg/l) Ntot (mg/l) Ptot (mg/l)
2012 3 32 9 6 0,6
2013 3 34 8 5 0,8
2014 4 34 10 6 0,9
TABEL 5: VERWIJDERINGSPERCENTAGES RWZI HALEN 2012-2014
Jaar BZV (%) CZV (%) ZS (%) Ntot (%) Ptot (%)
2012 97 88 92 80 87
2013 98 88 94 83 85
2014 96 90 94 82 85
Aquafin NV
Ontheffing RWZI Halen – fase 2 (21.130) 7
De RWZI Halen bestaat uit een laagbelast actief slibsysteem met een ontwerpcapaciteit van
23.400 IE (à 60g O2/IE.d). Stikstof wordt op biologische wijze verwijderd, fosfor wordt
overwegend op chemische wijze verwijderd. Bijlage 4.2.5.4 bij Vlarem II regelt de controle en de
beoordeling van de meetresultaten op lozingen van afvalwater van RWZI’s waarin stedelijk
afvalwater wordt behandeld. Hierdoor dienen voor de RWZI Halen minimaal 12 monsters per jaar
genomen te worden ter controle en beoordeling van de meetresultaten.
2.3 ADMINISTRATIEVE VOORGESCHIEDENIS
De RWZI Halen werd in 2000 gebouwd met een ontwerpcapaciteit van 23.400 IE (à 60g O2/IE.d).
De basisvergunning werd op 16/12/1998 verkregen en vervalt op 16/12/2018 (75.71/A/98.272).
Een overzicht van de geweigerde en verkregen milieuvergunningen, kleine veranderingen en
gewijzigde voorwaarden (Art. 45 bij Vlarem II) voor deze installatie zijn:
TABEL 6: OVERZICHT MILIEUVERGUNNINGEN RWZI HALEN
Dossiernr. Omschrijving Type Datum Geldig tot
750.71/A/94.446 Weigering basisvergunning Weigering 9/02/1995
750.71/A/98.272 Basisvergunning Vergunning 16/12/1998 16/12/2018
750.71/A/01.334 Wijziging lozingsvoorwaarden, defosfatatietank, uitbreiding olie
MKV 3/01/2002 16/12/2018
750.71/A/04.428 Uitbreiding naar 6Q14, aanvoer septisch materiaal en uitbreiding chemicaliën
Vergunning 8/04/2005 16/12/2018
750.71/A/06.053 Versoepeling lozingsvoorwaarden Art. 45 11/05/2006 01/01/2011
750.71/A/2009.154 C-bron, airco’s, uitbreiding chemicaliën en olie, stookolietank
MKV 16/07/2009 16/12/2018
750.71/A/2010.094 Uitbreiding chemicaliën MKV 27/05/2010 16/12/2018
750.71/A/11.002 Versoepeling lozingsvoorwaarden Art. 45 28/04/2011 31/12/2018
De huidige vergunde rubrieken voor de RWZI Halen zijn:
2.3.2.a) Opslag en fysisch-chemische behandeling, al of niet in combinatie met mechanische
behandeling, andere dan deze bedoeld in rubriek 2.3.7, van niet-gevaarlijke slibs:
Verwerking van extern (AQF) slib
2.3.9.c) Installaties voor de verwijdering van niet-gevaarlijke afvalstoffen, met een capaciteit van
meer dan 50 ton per dag, D9 fysisch-chemische behandeling waardoor verbindingen of mengsels
ontstaan die worden verwijderd op een van de in artikel 1.3.1. van het VLAREA vermelde
methodes D1 tot en met D12
Slibverwerking met 2 centrifuges
3.6.4.3° Afvalwaterzuiveringsinstallaties, met inbegrip van het lozen van het effluentwater en het
ontwateren van de bijhorende slibproductie, voor de behandeling van afvalwater aangevoerd via
openbare riolen en/of collectoren:
RWZI met een capaciteit van 23.400 IE60 met lozing van het effluent in de Gete
Aquafin NV
Ontheffing RWZI Halen – fase 2 (21.130) 8
12.2.1° Transformatoren (gebruik van) met een individueel nominaal vermogen van 100kVA tot
en met 1.000kVA:
Transfo van 800kVA
16.3.1.1° Inrichtingen voor het fysisch behandelen van gassen (samenpersen – ontspannen):
koelinstallaties voor het bewaren van producten, luchtcompressoren en airco’s, met een totale
geïnstalleerde drijfkracht van 5kW t.e.m. 200kW:
3 Airco’s van elk 1,8kW
17.3.3.2.b) Opslagplaatsen voor oxiderende, schadelijke, corrosieve en irriterende stoffen,
volledig of gedeeltelijk gelegen in een gebied ander dan industriegebied:
Totale opslag van 33.165kg chemicaliën
17.3.7.1° Opslagplaatsen voor vloeistoffen met een ontvlammingspunt hoger dan 100°C, met
uitzondering van deze bedoeld onder rubriek 48, met een totaal inhoudsvermogen van 200 liter
t.e.m. 50.000 liter:
1.000 liter afvalolie en 1.000 liter smeerolie
24.4 Laboratoria andere dan bedoeld in rubrieken 24.1, 24.2 en 24.3.
Labo voor het uitvoeren van eenvoudige tests
2.4 OVERZICHT VAN HET ZUIVERINGSGEBIED
De RWZI Halen maakt deel uit van het gelijknamige zuiveringsgebied. Deze RWZI werd in 2000
gebouwd voor een ontwerpcapaciteit van 23.400 IE (à 60g O2/IE.d). Het zuiveringsgebied heeft
een totale oppervlakte van 15.990 ha, verspreid over het grondgebied van de gemeenten
Lummen en Herk-de-stad, de stad Halen en een deel van de stad Hasselt. Het afvalwater komt
op de installatie toe via een gravitaire collector uit het noorden (± 40%), een persleiding afkomstig
van PS Vroentestraat (± 46%) uit het oosten en een persleiding afkomstig van PS Mosstraat
(± 14%) uit het zuiden.
De rioleringsgraad is het percentage van de inwoners dat de mogelijkheid heeft zijn afvalwater in
een riool te lozen. De zuiveringsgraad is het theoretisch percentage van de inwoners waarvan
het afvalwater, na transport via het riolerings- en collecteringsnetwerk, effectief gezuiverd wordt
in een rioolwaterzuiveringsinstallatie. De aansluitingsgraad geeft het percentage van de inwoners
waarvan het afvalwater gezuiverd wordt op een RWZI ten opzichte van het totaal aantal inwoners
dat volgens de zoneringsplannen voorzien is om aangesloten te worden op een RWZI en geldt
als maat voor de uitvoering van de plannen van het Gewest om riolering aan te sluiten op een
RWZI. Een overzicht van deze parameters voor het zuiveringsgebied Halen op 31/12/2014 wordt
in onderstaande tabel 7 weergegeven:
Aquafin NV
Ontheffing RWZI Halen – fase 2 (21.130) 9
TABEL 7: RIOLERINGS-, ZUIVERINGS- EN AANSLUITINGSGRAAD ZUIVERINGSGEBIED HALEN
Halen (%)
Vlaanderen (%)
Netto Verschil
Rioleringsgraad 69,71 85,85 -16,14
Zuiveringsgraad 66,67 81,24 -14,57
Aansluitingsgraad 66,97 -
Hieruit volgt dat het zuiveringsgebied Halen onder het gemiddelde scoort, zowel op Vlaams als
op bekkenniveau. Naast de gemeentelijke rioleringswerken plant ook Aquafin binnen dit
zuiveringsgebied tal van projecten om meer vuilvracht op te vangen, door te voeren en te
zuiveren op de RWZI Halen:
TABEL 8: OVERZICHT GEPLANDE BOVENGEMEENTELIJKE PROJECTEN IN HALEN
Projectnr. Omschrijving Aantal IE Timing van de werken
21.538A Verbindingsriolering Loksbergen 1.137 sep. 2015 – okt. 2016
21.538B VBR Loksbergen – deel Hagelandstraat 168 aug. 2016 – okt. 2017
21.685 Optimalisatie collector 92.667 - aug. 2016 – jul. 2017
21.839 Verbindingsriolering Genenbos 1.276 gestart – okt. 2015
21.971 Optimalisatie OS Vroentestraat - mrt. 2017 – mei 2018
22.412 Optimalisatie OS Linkhoutstraat – Kammestraat - niet opgedragen
22.513 Aansluiting Keiberg 137 mei 2015 – jun. 2016
22.514 Sanering Rijsbeek 187 jun. 2016 – aug. 2017
22.515 Aansluiting Runkersteenweg 182 aug. 2016 – jun. 2017
22.539 Optimalisatie OS Vinnenhoekstraat - niet opgedragen
22.540 Optimalisatie OS Mangelbeek – Laambeek - niet opgedragen
22.541 Optimalisatie OS Zelemsebaan – Meldertsebaan - niet opgedragen
22.737 Verbindingsriolering Hees ? niet opgedragen
22.895 Optimalisatie overstorten te Lummen - mrt. 2018 – jun. 2018
Om deze bijkomende en meer geconcentreerde (t.g.v. de optimalisatieprojecten) vuilvracht te
kunnen verwerken, dient de RWZI Halen uitgebreid te worden. Op de topografische kaart
(Figuur 2), het orthofotoplan (Figuur 3) en het inplantingsplan (Figuur 4) wordt de ligging van de
installatie en de verschillende onderdelen weergegeven.
Aquafin NV
Ontheffing RWZI Halen – fase 2 (21.130) 11
2.5 JURIDISCHE EN BELEIDSMATIGE RANDVOORWAARDEN
TABEL 9: MATRIX MET JURIDISCHE EN BELEIDSMATIGE RANDVOORWAARDEN
Juridische
randvoorwaarden Inhoudelijk Relevant Bespreking relevantie Hoofdstuk
Gewestplan/BPA/RUP Geeft de bestemming van de gronden in Vlaanderen weer.
Ja De RWZI bevindt zich in gebied bestemd voor gemeenschapsvoorzieningen en openbaar nut volgens het gewestplan (Figuur 5). Het gewestelijk ruimtelijk uitvoeringsplan Onderdelen Grote Eenheid Natuur “Schulensbroek” bevindt zich ten oosten van de RWZI. Dit RUP werd op 4 februari 2005 definitief door de Vlaamse Regering vastgesteld.
Geluid (4.3) Antropogeen milieu (4.5) Fauna en flora (4.6) Landschap, bouwkundig erfgoed en archeologie (4.7)
Wet op de onbevaarbare Waterlopen
Regelt onder meer de bepalingen betreffende de ‘buitengewone werken van verbetering of wijziging’ aan waterlopen.
Ja Het effluent wordt geloosd in de Gete, waterloop van eerste categorie met VHA-code 7162.
Oppervlaktewater (4.1) Fauna en flora (4.6)
Functietoekenning oppervlaktewaterkwaliteit
Legt de kwaliteitsdoelstellingen vast voor alle oppervlaktewateren.
Ja De Gete is ingedeeld als type grote rivier conform de Kaderrichtlijn Water, waardoor de richtwaarden opgenomen onder bijlage 2.3.1.2.6° bij Vlarem II van toepassing zijn.
Oppervlaktewater (4.1) Fauna en flora (4.6)
Bosdecreet Regelt het behoud, bescherming, aanleg en beheer van bossen. Regelt in dit verband ook de kappingen, vergunningsvoorwaarden en eventuele compensaties (art.50).
Ja Het terrein van de RWZI ligt niet in bosgebied volgens het gewestplan of binnen de afbakening van boskarteringsgebied. De populierenrij tussen de huidige RWZI en de nieuwe NBT zal gerooid worden (Figuren 3 en 4).
Fauna en flora (4.6)
Beschermde monumenten, landschappen en/of stads- of dorpsgezichten
Ter bescherming van monumenten en stads- en/of dorpsgezichten en landschappen; instandhouding, herstel en beheer van beschermde landschappen.
Nee De site ligt niet in of nabij beschermde monumenten, landschappen, stads- en/of dorpsgezichten (Figuur 6).
Decreet op het archeologisch patrimonium
Regelt de bescherming, het behoud en de instandhouding, het herstel en het beheer van het archeologisch patrimonium.
Ja Het terrein is in het verleden reeds vergraven voor de aanleg van de huidige constructies van de RWZI Halen, op perceelnr. 6A na (Figuren 1 en 3).
Landschap, bouwkundig erfgoed en archeologie (4.7)
Aquafin NV
Ontheffing RWZI Halen – fase 2 (21.130) 12
TABEL 9: MATRIX MET JURIDISCHE EN BELEIDSMATIGE RANDVOORWAARDEN
Natuurbeheersrecht - Decreet betreffende het natuurbehoud en het natuurlijk milieu - Vlaamse en/of erkende Natuurreservaten - Vogelrichtlijngebieden - Habitatrichtlijngebieden - Ramsargebied
Centraal staan een planmatige aanpak (natuurbeleidsplan), een horizontaal beleid (‘standstil’ principe) en een gebiedsgericht beleid. Terreinen, van belang voor behoud en ontwikkeling van natuur(lijk milieu), die aangewezen of erkend zijn door Vlaamse Regering. Heeft als doel de instandhouding van alle natuurlijke in het wild levende vogelsoorten en hun leefgebieden. Heeft als doel de bescherming van de natuurlijke leefgebieden die van belang zijn voor de instandhouding van wilde fauna (uitgezonderd vogelsoorten) en flora. Internationale overeenkomst inzake watergebieden die van internationale betekenis zijn, in het bijzonder als woongebied voor de watervogels.
Nee Nee Ja Nee Nee
De installatie ligt niet in natuurgebied volgens het gewestplan of in Vlaams Ecologisch Netwerk. De installatie ligt niet binnen de afbakening van een natuurreservaat. De installatie ligt in het vogelrichtlijngebied BE22233316 ‘De Demervallei’ (Figuur 2). De installatie ligt niet in habitatrichtlijngebied. De installatie ligt niet in ramsargebied.
Fauna en flora (4.6)
Grondwaterdecreet Bescherming, reglementering en aansprakelijkheid inzake grondwater.
Nee Er zijn geen waterwingebieden of grondwaterwinningen binnen een straal van 500m rondom de perceelsgrenzen van de RWZI.
Vlarem Vlaams reglement voor milieuaangelegenheden bevat de regels waaraan de verschillende installaties moeten voldoen.
Ja In de milieuvergunning wordt o.a. opgelegd aan welke lozings- en geluidsvoorwaarden moet voldaan zijn. Tevens wordt bepaald welke voorwaarden er gelden voor de ingedeelde inrichting.
Oppervlaktewater (4.1) Geluid (4.3)
Vlarebo Uitvoeringsbesluit van het bodemsaneringsdecreet Vlaams reglement voor bodemver-ontreiniging, de regelgeving m.b.t. bodem- en grondwatervervuiling.
Ja In het verleden werd er 1 bodemonderzoek uitgevoerd, conform de regelgeving in Vlarebo. De percelen van de installatie werden opgenomen in het voormalige register voor verontreinigde gronden o.w.v. arseen in het grondwater.
Bodem en grondwater (4.2)
Aquafin NV
Ontheffing RWZI Halen – fase 2 (21.130) 13
TABEL 9: MATRIX MET JURIDISCHE EN BELEIDSMATIGE RANDVOORWAARDEN
Decreet integraal waterbeheer
Gecoördineerd en geïntegreerd ontwikkelen, beheren en herstellen van watersystemen. Eén van de algemene instrumenten van het beleid is de Watertoets. De vergunning verlenende overheid toetst de eventuele effecten van het project op de infiltratie van hemelwater of de ruimte voor het watersysteem en neemt indien nodig juiste maatregelen.
Ja De RWZI ligt deels in effectief overstromingsgevoelig gebied (Figuur 7). Het terrein bevindt zich t.h.v. de samenvloeiing van de Herk met de Gete die vervolgens samenvloeit met de Demer (Figuur 2).
Oppervlaktewater (4.1) Fauna en flora (4.6)
Gewestelijke stedenbouw-kundige verordening inzake hemelwaterputten, infiltratie-voorzieningen, buffer-voorzieningen en gescheiden lozing van afvalwater en hemelwater
Bevat minimale voorschriften voor de lozing van niet-verontreinigd hemelwater, afkomstig van verharde oppervlakken. Uitgangsprincipe: eerst gebruik, dan infiltratie of buffering en pas in laatste instantie vertraagde afvoer.
Ja Vermits er in kader van voorliggende renovatie verhardingen worden bijgebouwd, zal het project aan de gewestelijke (en provinciale) stedenbouwkundige verordening inzake hemelwaterputten, infiltratievoorzieningen, buffervoorzieningen en gescheiden lozing van afvalwater en hemelwater getoetst worden.
Oppervlaktewater (4.1)
Beleidsmatige randvoorwaarden
Inhoudelijk Relevant Bespreking relevantie Hoofdstuk
Ruimtelijk Structuurplan - Vlaanderen - Limburg - Halen
Geeft een visie op de ruimtelijke ontwikkeling van Vlaanderen en legt de krachtlijnen vast van het ruimtelijk beleid naar de toekomst. Geeft een visie op de ruimtelijke ontwikkeling van de provincie Limburg en legt de krachtlijnen vast van het ruimtelijk beleid naar de toekomst. Geeft een visie op de ruimtelijke ontwikkeling van de stad Halen en legt de krachtlijnen vast van het ruimtelijk beleid naar de toekomst.
Ja Ja Ja
Algemeen relevant in Vlaanderen De stad Halen, met NIS-code 71020, wordt in het Ruimtelijk Structuurplan Vlaanderen ingedeeld als buitengebied. Halen wordt gesitueerd in de hoofdruimte “Haspengouw en Voeren”, het noordelijke gedeelte in de hoofdruimte “Herk en Gete”. Zowel de Demer als de Gete worden beschouwd als een rivier- en beekvallei op Vlaams niveau en vormen structurerende hydrografische elementen. De inplanting van de RWZI is gelegen binnen de deelruimte ‘Valleigebied Demerbekken’. De Mosstraat vormt een lokale verbindingsweg binnen deze en andere deelruimten van het GRS.
Algemene situering
Aquafin NV
Ontheffing RWZI Halen – fase 2 (21.130) 14
TABEL 9: MATRIX MET JURIDISCHE EN BELEIDSMATIGE RANDVOORWAARDEN
Milieubeleidsplan - Halen
Beschrijft het actuele milieubeleid een doelgroepenbeleid, een gebiedsgerichte benadering, een weergave van instrumenten met knelpunten, het benaderen van het financiële aspect en de samen-werking met andere overheden.
Ja
De stad Halen vermeldt in haar milieubeleidsplan enkele algemene bepalingen voor haar grondgebied:
- rioleringsnet verder uitbouwen; - in kaart brengen van het rioleringsstelsel; - verdunning van het afvalwater verminderen door een gericht afkoppelingsbeleid.
Oppervlaktewater (4.1)
Landschapsatlas Geeft aan waar historisch gegroeide landschapstructuur tot op vandaag herkenbaar gebleven is en duidt deze aan als relicten en/of ankerplaatsen.
Ja Het terrein van de RWZI grenst aan het lijnrelict L70067 ‘Gete of Melsterbeek’ (Figuur 6).
Landschap, bouwkundig erfgoed en archeologie (4.7)
Landinrichting Het bevorderen, voorbereiden, integreren en begeleiden van maatregelen, handelingen en werken die gericht zijn op het vrijwaren, herwaarderen en het meer geschikt maken van oa landelijke gebieden.
Nee Er zijn geen landinrichtingsprojecten uitgevoerd of gepland nabij het projectgebied.
Ruilverkaveling Ruilen van versnipperde gronden met als doel een betere economische uitbating.
Nee Er zijn geen gebieden geselecteerd als ruilverkavelingsgebieden op het grondgebied van de stad Halen.
Natuurinrichting Het doel is een gebied optimaal inrichten in functie van behoud van bestaande natuur, maar ook herstel en ontwikkeling van natuur en het beheer nadien (zie natuurdecreet).
Nee Er zijn geen gebieden geselecteerd als natuurinrichtingsgebied op het grondgebied van de stad Halen.
Regionale landschappen Samenwerkingsverband tussen gemeenten. Ze zijn actief in een streek met een hoge concentratie aan waardevolle natuurterreinen of landschapselementen. Natuurbeheer, natuurontwikkeling en natuurgericht toerisme worden samen behandeld.
Ja Halen behoort tot het Regionaal Landschap ‘Lage Kempen’. Antropogeen milieu (4.5) Landschap, bouwkundig erfgoed en archeologie (4.7)
Aquafin NV
Ontheffing RWZI Halen – fase 2 (21.130) 15
2.6 TECHNISCHE ASPECTEN VAN DE INSTALLATIE
2.6.1 Collectering van de afvalwaters
2.6.1.1 Ontvangende waterloop
Het effluent wordt geloosd in de Gete, waterloop van 1ste categorie met VHAG 7162. De lozing
vindt plaats net stroomafwaarts van de samenvloeiing van de Gete met de Herk en net opwaarts
de samenvloeiing met de Demer. De Gete is ingedeeld als type grote rivier conform de
Kaderrichtlijn Water.
2.6.1.2 Situering installatie
De RWZI situeert zich aan de Mosstraat 50 te 3545 Halen. Deze vormt de verbindingsweg tussen
Halen en Schans, met een fietspad langs beide kanten van de rijweg. De Mosstraat komt uit op
de Staatsbaan (N2) die aansluit op de E40. De kern van Halen bevindt zich aan de zuidelijke
zijde van de Staatsbaan, op circa 1km ten zuiden van de RWZI. De installatie grenst aan het
industriepark Halensbroek te Halen. De overige terreinen rondom de installatie worden
overwegend ingenomen door landbouwterreinen.
De installatie ligt in gebied voor gemeenschapsvoorzieningen en openbaar nut volgens het
gewestplan Hasselt – Genk (BS 3/04/1979; Figuur 5). De omgeving wordt gedomineerd door
landschappelijk waardevol agrarisch gebied en industriegebied (Figuur 5). Het gewestelijk
ruimtelijk uitvoeringsplan Onderdelen Grote Eenheid Natuur “Schulensbroek” situeert zich op
circa 500m ten zuidoosten van de site.
2.6.1.3 Bereikbaarheid
De installatie is vlot bereikbaar via de Mosstraat, die aansluit aan de Staatsbaan N2. De RWZI
bevindt zich op 3,5km van de oprit van de autosnelweg E40 te Halen.
2.6.2 Influentparameters
2.6.2.1 Huishoudelijke vervuiling
De huidige RWZI werd ontworpen voor een biologische capaciteit van 23.400 IE (à 60g O2/IE.d)
of 26.000 IE (à 54g O2/IE.d). Zoals tal van RWZI’s werd ook de RWZI Halen gefaseerd gebouwd:
de volledige capaciteit wordt hierbij pas voorzien wanneer er een voldoende hoog percentage
afvalwater op het stelsel is aangesloten. In februari 2012 werd het aantal IE in het
zuiveringsgebied Halen opnieuw berekend, waarbij er 26.298 IE (à 54g O2/IE.d) bleek
aangesloten te zijn op de RWZI Halen. De capaciteit van de RWZI werd bijgevolg reeds volledig
benut, waardoor een uitbreiding van de capaciteit zich opdringt. Voorliggend project wenst
hieraan invulling te geven.
Aquafin NV
Ontheffing RWZI Halen – fase 2 (21.130) 16
umsldmIE
Q /³636.2/1,732146,3
6/³15,0000.41
2.6.2.2 Industriële vervuiling
Er is geen significante belasting van industrie op het stelsel van Halen.
2.6.2.3 Septisch materiaal
Er is een aansluitpunt voor septisch materiaal voorzien op de installatie, maar er werd tot op
heden nog geen septisch materiaal aangevoerd.
2.6.2.4 Dimensionering en influentanalyse
De toekomstige RWZI wordt gedimensioneerd voor een prognosewaarde in toestand D voor
36.900 IE (à 60g O2/IE.d). RWZI’s worden steeds ontworpen op basis van 54g O2/IE.d, hetgeen
voor de RWZI Halen overstemt met 41.000 IE (à 54g O2/IE.d). RWZI’s worden ontworpen om
6Q14 van het toevoerdebiet te kunnen verwerken. De “Q14” refereert naar het gemiddeld
afvalwaterdebiet van een bepaald gebied, waarbij rekening gehouden wordt met een dagelijkse
productie van 150 liter afvalwater per inwoner per dag. Er wordt vanuit gegaan dat het totale
afvalwaterdebiet wordt geloosd in 14 uur per dag. De “zes” refereert naar het aantal keer dat men
dit theoretische debiet moet kunnen verpompen. Een capaciteit van 6Q14 betekent dus dat men
zes keer het normale droogweerdebiet (150 liter x aantal aangesloten inwoners) kan verpompen,
alsof dit gespreid geloosd wordt op slechts 14u. De maximale hydraulische capaciteit van de
RWZI wordt bijgevolg:
2.6.3 Effluentparameters
De (gewogen) gemiddelde effluent analyseresultaten en rekenkundige verwijderingspercentages
van 2012, 2013 en 2014 voor de RWZI Halen, worden weergegeven in de tabellen 4 en 5. Hieruit
blijkt dat de installatie voldoet aan haar vigerende lozingsvoorwaarden, zoals opgenomen in
tabel 2.
2.6.4 Beschrijving van de huidige situatie
2.6.4.1 Processchema
Het processchema van de huidige zuiveringsinstallatie wordt getoond op figuur 8a. Het huidige
zuiveringsproces bestaat uit 2 oxidatiesloten met 3 nabezinktanks (Figuur 3). De verwijdering van
fosfor gebeurt op chemische wijze, door toevoeging van defosfatatieproduct. Wegens verdunning
van het influent wordt koolstofbron gedoseerd. Het slib wordt in eerste instantie gravitair via een
slibindikker (circa 3% DS) maar vervolgens ook fysisch, d.m.v. 2 centrifuges, ontwaterd tot circa
27% DS.
Aquafin NV
Ontheffing RWZI Halen – fase 2 (21.130) 17
2.6.4.2 Influenttoevoer
Het afvalwater komt via 1 gravitaire collector (met diameter 700mm) en 2 persleidingen toe op de
installatie. Het debiet dat niet op de RWZI verwerkt kan worden bij hevige regenval, kan t.h.v. 3
overstorten in de waterlopen afgevoerd worden:
- OS in Kruisbeek op de gravitaire collector;
- T.h.v. PS Vroentestraat in de Houwersbeek;
- T.h.v. PS Mosstraat in de Gete.
Het gravitaire afvalwater wordt d.m.v. 2 pompen opgevoerd (met 1 reservepomp), elk met een
capaciteit van 87 l/s.
2.6.4.3 Opvang septisch materiaal
Er is een aansluitpunt voor ontvangst van septisch materiaal voorzien op de installatie, doch
wordt deze niet gebruikt voor het aanvoeren van septisch materiaal.
2.6.4.4 Primaire zuivering
Na opvoer van het influent op de site, stroomt het afvalwater door 2 stappenrooster met een
maaswijdte van 6mm. Bij verstopping van het stappenrooster, wordt het afvalwater via een
bypass over een grofrooster (maaswijdte 50mm) gevoerd zodat het te allen tijde van het grof
materiaal wordt ontdaan. Beschadiging van onderdelen verderop in het zuiveringsproces worden
op deze manier steeds vermeden.
2.6.4.5 Biologische zuivering
Om vorming van licht slib te vermijden wordt het influent intensief met het retourslib gemengd in
de selectortank. In de selectortank worden eveneens chemicaliën gedoseerd om (ortho-)fosfaten
mee neer te slaan met slib, verderop in het zuiveringsproces. Het met slib vermengde afvalwater
stroomt in de beluchtingsbekkens. Elke omloopreactor heeft 2 puntbeluchters om zuurstof in te
brengen. Koolstofbron wordt toegevoegd wanneer het influent te verdund op de installatie toe
komt. Scheiding van het gezuiverde water en het slib, is voorzien in 3 nabezinktanks. Het
gezuiverde effluent wordt vervolgens in de Gete geloosd. Drie vijzels verzorgen de retour van het
slib uit de nabezinktank naar de selectortank.
2.6.4.6 Zuiveringsslib
Het overtollige slib wordt gespuid naar een gravitaire slibindikker waarna het ingedikte slib naar 2
slibbuffertanks wordt gevoerd. Extern slib, afkomstig van andere RWZI’s, pompstations of
collectoren, kan eveneens aangevoerd worden en tijdelijk gestockeerd in de slibbuffertanks voor
verdere ontwatering van het slib. Vervolgens wordt het ingedikte slib geconditioneerd met poly-
elektroliet voor fysische ontwatering d.m.v. centrifuges.
Aquafin NV
Ontheffing RWZI Halen – fase 2 (21.130) 18
2.6.5 Beschrijving van de geplande situatie
2.6.5.1 Processchema
Het processchema van de toekomstige zuiveringsinstallatie is afgebeeld op figuur 8b. De huidige
procesvoering wordt nagenoeg niet gewijzigd. Bepaalde onderdelen worden uitgebreid,
afgebroken en/of vernieuwd.
2.6.5.2 Influenttoevoer
Het afvalwater blijft op dezelfde wijze toekomen op de site, nl. via 1 gravitaire collector en 2
persleidingen. De pompcapaciteiten worden opgetrokken van 87 l/s naar 92 l/s per pomp, waarbij
een extra reservepomp voorzien wordt zodat maximaal 277 l/s op de site opgepompt worden. De
persleidingen komen reeds op hoogte op de RWZI toe. Vervolgens doorloopt het afvalwater de
site gravitair. Via een apart investeringsproject wordt het PS Vroentestraat uitgebreid en binnen
voorliggend project worden de pompen van het PS Mosstraat vervangen door pompen met een
grotere capaciteit.
2.6.5.3 Opvang septisch materiaal
De mogelijkheid blijft voorzien om septisch materiaal op de installatie te aanvaarden, maar er is
momenteel geen intentie om dit effectief aan te voeren en te behandelen op de site.
2.6.5.4 Primaire zuivering
Na opvoer stroomt het afvalwater door 3 stappenrooster met een maaswijdte van 6mm. Bij
verstopping van het stappenrooster, wordt het afvalwater via een bypass over een grofrooster
(maaswijdte 50mm) gevoerd zodat het te allen tijde van het grof materiaal wordt ontdaan.
Beschadiging van onderdelen verderop in het zuiveringsproces worden op deze manier steeds
vermeden.
2.6.5.5 Biologische zuivering
Om vorming van licht slib te vermijden wordt het influent intensief met het retourslib gemengd in
de selectortank. In de selectortank worden eveneens chemicaliën gedoseerd om (ortho-)fosfaten
te precipiteren. Het met slib vermengde afvalwater stroomt in 3 beluchtingsbekkens. De 2
bestaande omloopreactors hebben elk 2 puntbeluchters om zuurstof in te brengen. Het nieuwe
beluchtingsbekken heeft een volume van 3.348m³. Zuurstof in het nieuwe bekken wordt d.m.v.
fijne bellenbeluchting ingebracht. Koolstofbron wordt toegevoegd wanneer het influent te verdund
op de installatie toe komt. Scheiding van het gezuiverde water en het slib, is voorzien in 4
nabezinktanks. De nieuwe nabezinktank heeft een diameter van 30m, met een kantdiepte van
3m en een centrale diepte van 5m. Het gezuiverde effluent wordt vervolgens in de Gete geloosd.
Drie vijzels verzorgen het retourneren van het slib van de bestaande nabezinktanks naar de
selectortank. Voor de nieuwe nabezinktank wordt een pomp met reservepomp voorzien om het
slib ter retourneren.
Aquafin NV
Ontheffing RWZI Halen – fase 2 (21.130) 19
2.6.5.6 Zuiveringsslib
Een bijkomende slibindikker zal voorzien worden, waarna het ingedikte slib naar 2 slibbuffertanks
gevoerd wordt. Extern slib, afkomstig van andere RWZI’s, pompstations of collectoren, kan
eveneens aangevoerd worden en tijdelijk gestockeerd in de slibbuffertanks voor verdere
ontwatering van het slib. Vervolgens wordt het ingedikte slib geconditioneerd met poly-elektroliet
voor fysische ontwatering d.m.v. centrifuges.
2.6.6 Deelingrepen
De werken zullen in totaal circa 1,5 jaar in beslag nemen.
Voorbereidende fase
Aanleg en vrijmaken van de werkzone
De constructies worden op het terrein van de RWZI Halen opgericht. De populierenrij tussen de
percelen 6A en 50A dient gerooid te worden. De biofilter van het influent dient eveneens
verplaatst te worden voor de werken kunnen aanvangen.
Bemaling
De bemaling wordt uitgevoerd tot circa 50cm onder de bodem van de bouwput. Het opgepompte
grondwater wordt naar de Gete afgevoerd.
Uitvoeringsfase
Uitzetten van de constructies
Op basis van de uitvoeringsplannen worden de constructies uitgezet op het terrein.
Uitgraven constructies
Een graafmachine graaft de aangeduide bouwputten uit, waarbij een beperkt gedeelte van de
gronden tijdelijk gestapeld wordt om nadien de bouwputten mee aan te vullen. De
grondoverschot zal conform de vigerende wetgeving afgevoerd worden. Grondkering zal
vermoedelijk aangebracht dienen te worden, teneinde de werken in de bouwputten in veilige
omstandigheden te laten verlopen en beschadiging van de aanwezige constructies te vermijden.
De bouwputten dienen met name voorzien te worden voor het beluchtingsbekken, nabezinktank,
verdeelkamer van de NBT’s, de uitbreiding van het dienstgebouw en de slibindikker.
Aan- en afvoer materialen
Een kleine fractie van de uitgegraven gronden wordt tijdelijk gestockeerd, maar het overgrote
deel van de gronden wordt afgevoerd. De benodigde materialen worden aangevoerd en tijdelijk
op het eigen terrein gestockeerd.
Opbouw van constructies
De overbreedte rond de constructies bedraagt ongeveer 1m. Na het plaatsen van de bemaling en
de uitgraving wordt een werkvloer voorzien in mager beton. De wapening en de bekisting van de
vloerplaat worden geplaatst en vervolgens wordt het beton gestort. Nadien wordt de wapening en
de bekisting van de opgaande wanden geplaatst en opnieuw volgestort. Wanneer ook deze
Aquafin NV
Ontheffing RWZI Halen – fase 2 (21.130) 20
voldoende uitgehard zijn wordt de bekisting verwijderd. Sommige onderdelen kunnen
geprefabriceerd worden.
Plaatsen leidingen
Er worden sleuven gegraven waarin de fundering, de leiding, omhulling en bovenop de aanvulling
aangebracht worden. Hiervoor kan ook een bemaling nodig zijn, afhankelijk van de
grondwaterstand en de diepte van de leidingen.
Waterdichtheidstest
Om na te gaan of de constructies en de rioolbuizen waterdicht zijn, worden ze gevuld met water.
Na een bepaalde tijdsspanne wordt bij buizen het lekverlies berekend en dit mag niet méér
bedragen dan 0,1 l/h/m². Voor constructies wordt visueel geïnspecteerd naar lekkages aan
voegverbindingen, wandaanzetten t.h.v. de vloerplaat en aan doorvoerstukken.
Trappen/leuningen/looprooster
Om de veiligheid op de rioolwaterzuiveringsinstallatie te garanderen worden er op elke verhoging
of verdieping leuningen en looproosters geplaatst.
Plaatsen elektromechanische uitrusting
Wanneer alle bouwkundige werken uitgevoerd zijn, worden de roosters, motoren, pompen,
airco’s, afzuiging, schuiven, e.d., kortom alle elektro-mechanica die de RWZI doen werken,
geïnstalleerd.
Verwijderen tijdelijke maatregelen
De RWZI Halen dient te allen tijde in dienst te blijven. Hierdoor dienen tijdelijk pompen voorzien
te worden om het afvalwater en slib te verpompen, schotten tussen de bestaande en nieuwe
onderdelen geplaatst e.d. Wanneer de nieuwe onderdelen in gebruik genomen worden, dienen
deze tijdelijke maatregelen verwijderd te worden.
Afwerkingsfase
Afvoer en berging van overtollige grond
Het materiaal wordt langs de bestaande wegen afgevoerd en op een legale manier verwijderd,
zoals voorzien in het bestek. Dit kan eenvoudig via de Mosstraat die aansluit aan de Staatsbaan.
Teelaarde plaatsen
De afgegraven teelaarde wordt teruggeplaatst en bomen/struiken worden heraangeplant waar
mogelijk en conform het beplantingsplan dat aan de vergunningsaanvraag zal toegevoegd
worden.
Aanleggen terrein
De wegenis wordt aangelegd en in het eerstvolgende plantseizoen, aansluitend aan de werken,
zal het groenscherm rondom de constructies opnieuw hersteld worden en het terrein ingezaaid
Aquafin NV
Ontheffing RWZI Halen – fase 2 (21.130) 21
waar nodig. Het type beplanting dient streekeigen te zijn en dient aan te sluiten bij de aanwezige
beplanting in het huidige groenscherm en de omgeving.
Opstart: test proper water en proefcampagne
Voor de indienststelling gebeuren er ‘natte testen’. Zij hebben als doel de goede werking van de
onderdelen op hydraulisch en elektromechanisch vlak te controleren. Hierbij wordt de installatie
in continu bedrijf gecontroleerd, onder omstandigheden van minimum en maximum belasting. De
natte testen worden eveneens met behulp van zuiver water (bij voorkeur effluent) uitgevoerd. Zo
wordt voorkomen dat een technisch mankement, van welke aard ook, ondanks alle voorgaande
controles, in deze testfase aanleiding zou kunnen geven tot een verhoogde vuilvrachtlozing in de
Gete.
Nadien wordt een proefcampagne gehouden door VMM, waaruit dient te blijken dat de installatie
het aangevoerde afvalwater kan zuiveren, conform de voorwaarden opgenomen in het bestek en
conform de lozingsvoorwaarden van de milieuvergunning en/of Vlarem. Pas na positieve
evaluatie van de proefcampagne zal Aquafin de gerenoveerde installatie overnemen van de
aannemer.
Exploitatiefase
Werking RWZI
Het waterzuiveringsproces is een volcontinu proces, waardoor het referentieniveau voor de
geluidsnormen tijdens de nacht zal liggen. Het transport van slib, roostergoed, chemicaliën,
extern slib, e.d. gebeurt tijdens de diensturen (tussen 7 uur en 19 uur). De RWZ is een bemande
installatie.
Controle en onderhoud
De continue monstername controleert het zuiveringsproces en de lozingsvoorwaarden, maar er is
ook een permanente opvolging van alle procesonderdelen met actieve sturingsmogelijkheden
vanuit de bemande installatie. Hiervoor staan tal van niveau- en debietsmeters, chemische
meters, slibconcentratiemeters, etc. opgesteld t.h.v. de verschillende onderdelen van de
installatie. Via de voorgeprogrammeerde PLC worden kleine afwijkingen automatisch bijgestuurd.
In geval van ernstige storingen of grote onderhoudswerken, zal een onderhoudsploeg (intern of
extern) naar de RWZI worden gestuurd om de interventie uit te voeren. Kritische onderdelen
zoals pompen en vijzels staan veelal opgesteld met een reserve. Courante reserveonderdelen
zijn ter plaatse op voorraad of op de regionale onderhoudsdienst.
Transport slib en chemicaliën
De waterzuiveringsinstallatie produceert een nagenoeg constante hoeveelheid slib wat na
indikking gestockeerd wordt in de slibbuffer. Deze wordt op de site zelf verder ontwaterd d.m.v.
centrifuges tot minimaal 27% DS. Op de site van de RWZI Leuven of Houthalen-centrum wordt
het ontwaterde slib verder gedroogd in de slibdroger. Het gedroogde slib (in pellets) wordt
momenteel door de cementindustrie aangewend als alternatieve brandstof of grondstof.
Aquafin NV
Ontheffing RWZI Halen – fase 2 (21.130) 22
De aanvoer van chemicaliën gebeurt met vrachtwagens in bulk of per IBC. Positieve
keuringsattesten van de houders door een erkend organisme, bevestigen dat in huidige
exploitatie de vaste houders en lospistes conform Vlarem worden geëxploiteerd. Ook na
uitvoering van de werken zullen de chemicaliën conform Vlarem opgeslagen worden.
Calamiteiten
Calamiteiten kunnen optreden zoals verstoppingen, lekken en breuken in leidingen. Het risico op
verstoppingen in het proces stroomafwaarts van het stappenrooster is klein, aangezien dit rooster
alle grove delen uit het afvalwater verwijderd. Het fijnrooster evenals andere kritische
procesonderdelen, zijn beveiligd door middel van een bypass. De RWZI Halen beschikt over een
noodplandossier zodat iedere werknemer op gepaste wijze kan reageren in geval van een
incident. Tot op heden hebben er zich 16 calamiteiten voorgedaan op de RWZI Halen:
TABEL 10: OVERZICHT INCIDENTEN RWZI HALEN
Datum Omschrijving Oorzaak Milieu-impact
11/05/2001 Lozing witachtige emulsie van het bedrijf Van Der Maessen Extern Matig
16/07/2001 3 Influentpompen defect door vocht in motor Intern Beperkt
03/01/2002 Uitval RWZI door defect bij elektriciteitsmaatschappij Extern Zeer ernstig
11/07/2002 Sulfaatlozing (vermoedelijk Sebecor) Extern Matig
14/07/2005 Verminderd debiet verpompt wegens verstopping 2 pompen Intern Zeer ernstig
28/05/2009 Lozing via noodaansluiting (Belgaarde) Extern Matig
04/11/2009 Lichte slibuitspoeling t.g.v. het hevige regenweer Extern Ernstig
02/04/2010 Lozing via noodaansluiting (Belgaarde) Extern Beperkt
19/07/2010 Abnormaal verdund influent Extern Matig
24/11/2010 Continu verdund influent Extern Beperkt
08/06/2011 Omgekeerd werkende overstort t.g.v. slechte afwatering beek Extern Beperkt
19/08/2011 Uitval RWZI t.g.v. noodweer Extern Zeer ernstig
04/11/2013 Lozing via noodaansluiting (Puratos) Extern Matig
16/12/2013 Lozing via noodaansluiting (Puratos) Extern Geen
23/01/2014 Lozing via noodaansluiting (Puratos) Extern Beperkt
05/03/2014 Lozing via noodaansluiting (Puratos) Extern Beperkt
19/01/2015 Lozing via noodaansluiting (Puratos) Extern Beperkt
06/03/2015 Lozing via noodaansluiting (Puratos) Extern Beperkt
Ondergronds ruimtebeslag/erfdienstbaarheid
De bestemming van de terreinen voor gemeenschapsvoorzieningen en openbare
nutsvoorzieningen werden reeds i.k.v. het gewestplan in 1979 voorzien. Door de inpassing van
de nieuwe constructies van de RWZI op het voorziene terrein, zal er geen andere invulling
gegeven worden aan het terrein.
Aquafin NV
Ontheffing RWZI Halen – fase 2 (21.130) 23
2.7 BESCHRIJVING VAN DE ALTERNATIEVEN
2.7.1 Doelstellingsalternatieven
Voorliggend project heeft tot doel de bestaande RWZI uit te breiden. De afbakening van het
zuiveringsgebied en de gefaseerde uitbouw van de zuiveringsinstallatie werd reeds in 1993
vastgelegd. Ook het ontwerp van de collectoren, de pompstations en de RWZI zijn hierop
afgestemd. Er zijn geen ecologische, technische, maatschappelijke of financiële redenen om een
bijkomende (kleinschalige) waterzuiveringsinstallatie binnen het zuiveringsgebied Halen op te
richten.
Het nulalternatief, waarbij de RWZI niet uitgebreid wordt, hypothekeert het bereiken van de
doelstellingen van de Kaderrichtlijn Water binnen het zuiveringsgebied en verder afwaarts.
2.7.2 Uitvoeringsalternatieven
Uitvoeringsalternatieven zijn bijvoorbeeld wijzigingen aan de manier waarop de werken worden
uitgevoerd, de keuze van het gebruikte materiaal, e.d. De noodzaak om af te wijken van de
standaard uitvoeringswijze, zal in hoofdstuk 4 onderzocht worden.
2.7.3 Procesalternatieven
Aan de keuze voor het voorgestelde waterzuiveringsproces is een uitgebreide evaluatie- en
selectieprocedure voorafgegaan. In dit evaluatieproces werden alle mogelijk factoren van
bedrijfsvoering, bedrijfszekerheid, bedrijfskosten, faseringsmogelijkheden, veiligheid en
milieuhinder op hun voor- en nadelen beoordeeld.
2.8 GRENSOVERSCHRIJDENDE EFFECTEN
Het verdrag van Espoo, door Vlaanderen goedgekeurd op 15/07/1997, vraagt rekening te houden
met de bepaling inzake grensoverschrijdende emissies of effecten. De RWZI Halen bevindt zich
in het westen van de provincie Limburg, op meer dan 20km van de Waalse grens, respectievelijk
35km van de Nederlandse grens. Hierdoor worden er inzake lucht, geluid, water en bodem geen
grensoverschrijdende effecten verwacht. Dit aspect wordt dan ook niet verder behandeld.
Aquafin NV
Ontheffing RWZI Halen – fase 2 (21.130) 25
De ingreep-effectrelaties worden weergegeven in onderstaande tabel:
TABEL 11: INGREEP-EFFECTMATRIX
Verschillende
fasen
Deelingrepen Bodem Grondwater Oppervlaktewater Fauna/flora Landschap, onroerend
erfgoed en archeologie
Antropogeen milieu
Voorbereidende
fase
Aanleg werkzone Profielverstoring Biotoopverlies Landschapsbeleving Geluidshinder
Verdichting Rustverstoring Landschapsstructuur
Verlies van
erfgoedwaarde incl.
archeologisch erfgoed
Uitgraven teelaarde Profielverstoring Biotoopverlies Landschapsbeleving Geluidshinder
Mineralisatie Rustverstoring Landschapsstructuur
Verlies van
erfgoedwaarde incl.
archeologisch erfgoed
Bemaling Invloed op fysische
of chemische
eigenschappen en
inklinking
Verlaging
grondwaterpeil
Verhoging debiet
Wijziging kwaliteit
Biotoopwijziging
door verdroging
Wijziging fauna & flora Zettingen
Uitvoeringsfase Uitzetten constructies Verdichting
Uitgraven
constructies
Profielverstoring
Verdichting
(stapelen grond)
Biotoopverlies
Rustverstoring
Landschapsbeleving
Verlies van
erfgoedwaarde incl.
archeologisch erfgoed
Geluidshinder
Visuele hinder
Aan- en afvoer
materialen
Verdichting Verontreiniging
door lekken
Rustverstoring Landschapsbeleving Stofhinder
Verontreiniging
door lekken
Geluidshinder
Verkeershinder
3. BESCHRIJVING VAN DE INGREEP-EFFECTRELATIES
Aquafin NV
Ontheffing RWZI Halen – fase 2 (21.130) 26
Opbouw van
constructies
Inbrengen van
bodemvreemde
materialen
Verandering van
de eigenschappen
Verandering
structuur-
kenmerken
Rustverstoring
Biotoopverlies
Landschapsbeleving
Verlies van
erfgoedwaarde incl.
archeologisch erfgoed
Geluidshinder
Plaatsen van
leidingen
Inbrengen van
bodemvreemde
materialen
Rustverstoring Landschapsbeleving Geluidshinder
Verandering van
de eigenschappen
Waterdichtheidstest Verhoging debiet
Aanvulling en
ophoging
Verdichting
Verandering
eigenschappen
Biotoopwijziging
Rustverstoring
Landschapsbeleving Stofhinder
Geluidshinder
Plaatsen elektro-
mechanische
uitrusting
Rustverstoring
Landschapsbeleving
Verlies van
erfgoedwaarde incl.
archeologisch erfgoed
Geluidshinder
Afwerkingsfase Afvoer en berging
van de overtollige
grond
Verdichting
Profielverstoring
Verlies van
overstromings-
gebied
Verlies van
erfgoedwaarde incl.
archeologisch erfgoed
Wateroverlast
Plaatsen teelaarde Verdichting
Profielverstoring
Verlies van
overstromings-
gebied
Rustverstoring Verlies van
erfgoedwaarde incl.
archeologisch erfgoed
Wateroverlast
Wijziging fys/chem
kenmerken
Landschapsbeleving Geluidshinder
Landschapsstructuur Verkeershinder
Aanleg van het
terrein
Verdichting Biotoopwijziging Landschapsbeleving
Opstarttests Debietstoename
Aquafin NV
Ontheffing RWZI Halen – fase 2 (21.130) 27
Exploitatiefase Werking van de
RWZI
Drainage t.w.a.
omhulling
(wijziging
grondwaterstromin
g)
Opname lozingen Verbetering
toestand behalve
bij overstort
Landschapsbeleving
Landschapsstructuur
Controle en
onderhoud
Verdichting Biotoopverlies
(eventueel)
Landschapsbeleving
Rustverstoring Landschapsstructuur
Transport slib en
chemicaliën
Rustverstoring Geluidshinder
Verkeershinder
Calamiteiten Bodemveront-
reiniging
Verontreiniging Kwaliteitsverlies Biotoopverlies
Hinder t.g.v.
calamiteiten
Ondergronds
ruimtebeslag
(erfdienstbaarheid)
Geen
diepwortelende
bomen boven
leidingen
Landschapsbeleving
Verlies van
erfgoedwaarde incl.
archeologisch erfgoed
Landschapsstructuur
Aquafin NV
Ontheffing RWZI Halen – fase 2 (21.130) 29
In dit hoofdstuk zal de referentiesituatie een beschrijving geven van de huidige toestand van het
studiegebied per relevante discipline door gebruik te maken van bestaande documenten,
veldwaarnemingen, kaartmateriaal, e.d. Vervolgens wordt de impact van de renovatie als de
exploitatie op de omgeving beschreven.
4.1 OPPERVLAKTEWATER
Bronnen:
Jaarverslag meetnet oppervlaktewater;
Vlaamse Hydrologische Atlas;
Kaartmateriaal watertoets;
Onderzoek naar de verspreiding en de typologie van ecologisch waardevolle waterlopen
in het Vlaamse gewest: Demerbekken (Bervoets, L.; Schneiders, A.; Wils, C.; 1993);
Hydrologisch jaarboek 2012 (HIC, 2013);
Bekkenbeheerplan van het Demerbekken;
Kwantitatieve waterinformatie Vlaamse waterlopen (http://www.waterinfo.be);
The september 1998 flood in te river Demer basin (Heylen J., 1999);
Richtlijnenboek voor discipline water (Sertius, 2011);
Exploitatiegegevens Aquafin NV.
Referentiesituatie:
De RWZI Halen bevindt zich in het bekken van de Demer, vlak aan de grens van de
deelbekkens van de Zwarte Beek, Benedengete en Herk (Figuur 7). Het effluent wordt geloosd
in de Gete, waterloop van eerste categorie met VHA-code 7162. De Gete stroomt na circa
100m van de effluentlozing in de Demer (Figuur 3). Deze waterloop is ingedeeld als type grote
rivier conform de Kaderrichtlijn Water, waardoor de richtwaarden zoals opgenomen onder
bijlage 2.3.1.2.6° bij Vlarem II gelden.
Structuurkenmerken
De beoordeling van de structuurkenmerken van de waterloop gebeurt a.d.h.v. drie parameters:
de meandering, het stroom-kuilen patroon en de aanwezigheid van holle oevers. Meandering is
biologisch gezien uiterst belangrijk omdat het verschillende stroomsnelheden creëert met een
diversificatie van het milieu tot gevolg. Bij het stroom-kuilen patroon treft men een afwisseling
tussen grof en modderig bodemmateriaal aan, hetgeen van groot belang is voor diverse
waterorganismen. Holle oevers zijn noodzakelijk voor het al dan niet voorkomen van bepaalde
soorten. Op basis van veldwaarnemingen, orthofoto’s en literatuurgegevens krijgt de Gete nabij
de RWZI overwegend een matige tot slechte structuurkwaliteit toebedeeld (Bervoets et al,
1993).
4. BEKNOPTE BESCHRIJVING VAN EN INVLOED OP HET STUDIEGEBIED
Aquafin NV
Ontheffing RWZI Halen – fase 2 (21.130) 30
Kwantitatief
Ter hoogte van de brug van de Mosstraat over de Gete, wordt het waterpeil continu opgevolgd
i.k.v. overstromingsgevaar. Hierbij werd sinds de opstart van de meting in 1978 het waakpeil
meermaals overschreden, maar het alarmpeil niet. Het debiet van de Gete wordt op circa 1,2km
stroomopwaarts van de effluentlozing van de RWZI Halen bemeten (Figuur 7). De Herk wordt
niet nabij de RWZI bemeten, maar op circa 8km stroomopwaarts. Het effluent stroom net na
samenvloeiing van de Gete met de Herk in de Gete. Een overzicht van de debieten van de Gete
en de Herk t.h.v. deze meetpunten is in onderstaande tabel weergegeven:
TABEL 12: DEBIETSGEGEVENS GETE EN HERK (HIC, 2013)
Gete (m³/s)
Maximum 10% 20% 50% 75% 90% Minimum
2012 17,90 5,49 4,19 2,92 2,56 2,20 2,00
1991 – 2012 27,70 7,67 5,73 3,60 2,68 2,23 1,37
Herk (m³/s)
Maximum 10% 20% 50% 75% 90% Minimum
2012 15,27 2,95 1,77 0,96 0,70 0,54 0,43
1991 – 2012 20,62 3,08 1,93 0,98 0,65 0,41 -0,15
Bijgevolg kan geconcludeerd worden dat het 50-percentiel debiet van de Gete t.h.v. de
effluentlozing circa 4,58 m³/s bedraagt en bij regenweer [met per definitie een hoog
lozingsdebiet van de RWZI (6Q14)] circa 10,58 m³/s bedraagt (10-percentiel).
De Gete heeft het effluentdebiet steeds kunnen verwerken. Een overzicht van de
effluentdebieten van de RWZI Halen gedurende 2011 – 2013 wordt weergegeven in tabel 13:
TABEL 13: LOZINGSDEBIET RWZI HALEN MET NEERSLAGGEGEVENS 2011 – 2013
Debiet Eenheid 2011 2012 2013
DWA RWA DWA RWA DWA RWA
90-percentiel m³/dag 5.185 - 5.967 - 4.588 -
Gemiddeld m³/dag 12.457 272 13.824 452 12.090 443
10-percentiel m³/dag 27.736 678 28.042 1.260 24.836 1.363
Maximaal m³/dag 37.880 9.040 37.792 8.840 37.256 10.880
Totaal MIO m³/jaar 4,55 0,10 5,05 0,16 4,41 0,16
Neerslag mm/jaar 676 727 556
Ten oosten van de RWZI Halen ligt het Schulensbroek, dat als buffer voor de Demer kan
ingeschakeld worden. Zo werd op 14/09/1998 circa 2.964.000 m³ Demerwater naar dit gebied
afgeleid.
Kwalitatief
Op de Gete heeft VMM zowel opwaarts als afwaarts van de effluentlozing van de RWZI Halen
een meetpunt i.k.v. het meetnet oppervlaktewater (Figuur 7). Recent werd het meetpunt 426980
Aquafin NV
Ontheffing RWZI Halen – fase 2 (21.130) 31
afwaarts de effluentlozing enkel in 2013 bemonsterd (VMM, 2014). De resultaten worden
samengevat in bijlage 6.2. Hieruit blijkt dat de Gete niet voldoet aan de milieukwaliteitsnorm
voor type grote rivier, o.a. voor de parameters CZV, totaal stikstof, totaal fosfor en orthofosfaat
(Bijlage 6.2). Op basis van deze beperkte data kan niet bepaald worden of de effluentlozing een
significante bijdrage levert aan het overschrijden van de oppervlaktewaterkwaliteitsnormen.
Indien getoetst wordt conform het beoordelingskader voor de permanente impact van lozingen
in te schatten, zoals opgenomen in het richtlijnenboek water, levert elke lozing per definitie
minimaal een relevante bijdrage tot het mogelijk overschrijden van de oppervlaktewaternorm
voor BZV, CZV, ZS, NTOT en PTOT. De gemeten concentraties voor deze parameters in de
Gete voor de effluentlozing in 2013 overschrijden meer dan 75% de betreffende kwaliteitsnorm
(Bijlagen 6.2 en 6.3).
Beoordelingskader permanente impact van een lozing (Richtlijnenboek Water, 2011):
De biologische kwaliteit van een waterloop kan o.a. bepaald worden door de aanwezigheid van
macro-invertebraten. Daarbij speelt de diversiteit van de levensgemeenschappen en hun
gevoeligheid voor verontreiniging een belangrijke rol. De Belgisch biotische index (BBI)
kwantificeert dit en vormt een waarde van 0 tot 10, waarbij 0 overeenstemt met de slechtste
kwaliteit en 10 met de beste. Er zijn geen recente inventarisaties van macro-invertebraten
beschikbaar t.h.v. de meetpunten 426990 en 426980 nabij de RWZI. In de periode 2000 – 2004
had de Gete nabij de RWZI eerder een matige biotische kwaliteit (BBI 5-6; Bijlage 6.4). Op
basis van de zuurstofverzadiging (Prati-index voor zuurstofverzadiging; PIO) is de Gete
geëvolueerd van matig verontreinigd tot aanvaardbare kwaliteit (Bijlage 6.4). De PIO krijgt een
slechte score bij lage zuurstofspanningen, maar ook bij oververzadiging; die treedt immers op
bij eutrofiëring – een verschijnsel dat de waterkwaliteit aantast.
Werking RWZI
De installatie voldeed de voorbije jaren aan haar (weliswaar versoepelde) effluentnormen en
verwijderingspercentages. In 2005 werd de installatie voor chemische defosfatatie op de RWZI
gebouwd. Sinds 2006 werd de norm voor de gemiddelde concentratie voor PTOT verminderd
tot 1 mgP/l (met “OF-bepaling” voor het verwijderingspercentage). Sindsdien bedroeg de
gemiddelde concentratie PTOT tussen 0,5 – 0,8 mgP/l, terwijl in de periode voor dosering met
chemicaliën een gemiddelde concentratie PTOT tussen 1,1 – 1,6 mgP/l geloosd werd.
Aquafin NV
Ontheffing RWZI Halen – fase 2 (21.130) 32
Overstortwerking RWZI
Het debiet dat niet op de RWZI verwerkt kan worden bij hevige regenval, stort t.h.v. 3
overstorten over in de waterlopen:
- OS in Kruisbeek op de gravitaire collector t.h.v. de Halensestraat;
- T.h.v. PS Vroentestraat in de Houwersbeek;
- T.h.v. PS Mosstraat in de Gete.
TABEL 14: OVERSTORTWERKING NABIJ RWZI HALEN
Jaar OS Zelem Halensestraat OS PS Vroente OS PS Mosstraat
# Dagen Duur (uur) # Dagen Duur (uur) # Dagen Duur (uur)
2010 25 277 31 303 - -
2011 27 276 19 297 - -
2012 23 179 36 437 56 510
2013 18 112 28 253 42 221
2014 18 81 28 160 48 168
Hieruit blijkt dat de overstorten frequent werken.
Watertoets
De RWZI Halen ligt deels in effectief overstromingsgevoelig gebied volgens het kaartmateriaal
i.f.v. de watertoets (Figuur 7). Ook het perceelnr. 6A, waarop de nieuwe nabezinktank voorzien
wordt, is effectief overstromingsgevoelig (Figuur 7). Een infiltratievijver voor hemelwater dat op
de verharde oppervlakte valt, is reeds op de site aanwezig. Het volume van de constructies dat
effectief overstromingsgevoelig gebied inneemt, wordt gecompenseerd door de aanleg van
komberging op het perceel 6A (Figuur 4).
Renovatie- en uitbreidingswerken:
Lozing bemalingswater
Om de constructies in de droge te kunnen aanleggen, zal droogzuiging noodzakelijk zijn. Met
name voor de aanleg van de diepere constructies (nabezinktank en beluchtingsbekken) en
leidingen wordt er veel grondwater onttrokken. Het centrale, diepe gedeelte van de
nabezinktank wordt op circa 8,5m-mv aangelegd, het beluchtingsbekken op respectievelijk
5,2m-mv. Er wordt een pompdebiet van 190m³/dag verwacht voor de bemaling van de bouwput
voor de nabezinktank, respectievelijk 179m³/dag voor de droogzuiging van de bouwput van het
beluchtingsbekken. Kwalitatief werd een overschrijding van de arseenconcentratie in het
grondwater aangetroffen (17µg/l) i.k.v. de periodieke bodemonderzoeken, dewelke historisch
van aard is. Als milieukwaliteitsnorm geldt een gemiddelde voor arseen van 3µg/l voor de
oppervlaktewateren. Preventief zal bijgevolg een lozingsvergunning aangevraagd worden voor
het lozen van het bemalingswater (minder dan 10x milieukwaliteitsnorm) gezien de historische
aard van de vervuiling en de (relatief) lage concentratie. Zowel kwantitatief als kwalitatief zal de
Gete het pompdebiet kunnen verwerken.
Aquafin NV
Ontheffing RWZI Halen – fase 2 (21.130) 33
QlQopp
QlxCeCv
Continue werking RWZI
Een primaire voorwaarde voor het uitvoeren van de werken, vormt de continue zuivering van
het aangevoerde afvalwater via het collectorenstelsel. De RWZI dient ook te allen tijde tijdens
de werken aan haar opgelegde lozingsvoorwaarden te voldoen. Overstort van ongezuiverd
afvalwater t.w.a. de werken, kan niet toegestaan worden. Een gefaseerde afbraak en aanleg
van de constructies en leidingen is bijgevolg cruciaal en slechts in nauw overleg met de
leidinggevend ingenieur kan de aannemer van deze afgesproken fasering afwijken. Bijlage 6.5
geeft een mogelijke fasering van de werken weer zodanig dat de zuivering van het continu
aangevoerde influent gegarandeerd blijft.
Structuurkwaliteit waterloop
Er worden geen werken uitgevoerd aan de Gete. De bestaande effluentleiding blijft behouden
en beschikt over voldoende doorvoercapaciteit voor het grotere, maximale effluentdebiet.
Gronden, materiaal of materieel kunnen niet binnen de 5m erfdienstbaarheidszone langs de
Gete geplaatst worden. De structuurkwaliteit van de Gete wordt bijgevolg niet beïnvloed tijdens
de werken.
Gewestelijke stedenbouwkundige verordening hemelwater
De verharde oppervlakken waarop geen verontreiniging kan ontstaan door slib of chemicaliën,
worden volledig afgekoppeld van het intern rioleringsstelsel. De oppervlakken waarop
verontreiniging kan plaats vinden en hemelwater op terecht komt, zullen naar de waterlijn
afgeleid worden en op de RWZI verwerkt. Op dergelijke wijze wordt verontreiniging van de
ondergrond en het grondwater door afstromend hemelwater vermeden.
Exploitatie:
Afvalwaterzuivering en lozing effluent: kwaliteit en kwantiteit
De agglomeratiegrootte van Halen bedraagt 26.100 IE, waardoor het effluent dient te voldoen
aan de voorwaarden opgenomen onder bijlage 5.3.1.a. bij Vlarem II (Tabel 1). Zoals in tabel 2
weergegeven, heeft de installatie tot 2015 een versoepeling van deze lozingsvoorwaarden. De
installatie voldoet aan haar vigerende normen (Tabel 4) en verwijderingspercentages (Tabel 5).
Na uitbreiding zal de installatie over een grotere hydraulische en biologische capaciteit
beschikken waardoor het toenemende afvalwater bij verdere uitbouw van het stelsel op de site
zal verwerkt kunnen worden (cfr. Hoofdstuk 2.7). Bijgevolg wordt ook een grotere vuilvracht uit
het influent verwijderd, dat niet langer ongezuiverd in het milieu terecht zal komen. De
permanente impact van de effluentlozing (bij een volledige meningen) op de ontvangende
waterloop, kan als volgt berekend worden:
Waarbij Cv = concentratieverhoging Ce = concentratie parameter X in het geloosde water Ql = effluentlozing Qopp = afvoerdebiet oppervlaktewater
Aquafin NV
Ontheffing RWZI Halen – fase 2 (21.130) 34
Zoals in bijlage 6.2 meegedeeld, voldoet de Gete zowel opwaarts als afwaarts de effluentlozing
niet voor de milieukwaliteitsnormen voor type Grote Rivier. De RWZI levert t.h.v. de
effluentlozing minimaal een “belangrijke bijdrage” tot het overschrijden van de
milieukwaliteitsnorm voor de Gete volgens het beoordelingskader voor de impact van
permanente lozingen op de waterkwaliteit (Bijlage 6.3). Met name de hoge concentraties die
reeds in de Gete aanwezig zijn (Y > 75%), zorgen er echter voor dat elke lozing resulteert in
een belangrijke bijdrage conform het beoordelingskader. Het effect van de chemische
defosfatatie op de RWZI Halen sinds 2006 is duidelijk waarneembaar in de Gete:
Zowel in 2006 als in 2013 draagt de RWZI significant minder bij tot de hoge fosforconcentraties
in de Gete, afwaarts van de effluentlozing volgens het Meetnet Oppervlaktewater van VMM,
dankzij de chemische precipitatie van (ortho-)fosfaat in het afvalwater. De lozing van het
effluent conform de lozingsvoorwaarden van Vlarem zal lokaal in de Gete steeds voor een
overschrijding zorgen van de oppervlaktewaterkwaliteitsnormen op basis van bovenstaande
beoordelingskader tot het ogenblik dat de concentraties in de Gete voor de effluentlozing
voldoende verlaagd zijn. Op het fosforgehalte na, verdunt het effluent de aanwezige
concentraties van BZV, CZV, ZS en NTOT in de Gete.
Het maximale hydraulische debiet van de RWZI wordt met circa 1.000m³/u opgetrokken tot
2.636m³/u (=0,73m³/s). Zoals in tabel 12 ook aangegeven kan de Gete dit debiet kwantitatief
verwerken.
Aquafin NV
Ontheffing RWZI Halen – fase 2 (21.130) 35
Structuurkwaliteit waterloop
De bestaande lozingsconstructie van het effluent blijft op de oever van de Gete voorzien. Er
worden geen nieuwe constructies of verstevigingen aan de oever of in de Gete zelf aangebracht
waardoor er geen impact is op de structuurkwaliteit van de Gete.
Calamiteiten
De meest kritische onderdelen voor de goede werking van de installatie zijn uitgerust met een
alarmbewakingssysteem, zodat te allen tijde een goede procesopvolging gegarandeerd is. Ook
buiten de diensturen wordt bij een kritisch defect een technisch medewerker op de hoogte
gebracht die het defect kan verhelpen. Verschillende onderdelen van de installatie worden
bewaakt door een geautomatiseerd supervisiesysteem. Meetwaarden betreffende uren,
hoeveelheden e.d. worden verwerkt via PLC/PC en samen met de analyses van influent en
effluent gebruikt om het proces optimaal te sturen. Het systeem wordt tevens uitgerust met een
meldingsprinter die de alarmen afprint. De trendregistratie wordt in het supervisiesysteem
opgeslagen en kan geconsulteerd worden. Het supervisiesysteem moet de mogelijkheid bieden
om management informatiesystemen te ondersteunen, gegevens in te geven en bepaalde
informatie op te roepen. Onderhoud, labo, stockbeheer, slibbeheer, e.d. kunnen hierin vervat
zijn. Bij storing of uitval van de installatie (of onderdelen van de installatie) buiten de diensturen,
wordt de medewerker van wacht d.m.v. een alarmoverdrachtsysteem van het specifieke
probleem op de hoogte gebracht. De technisch medewerker zal in eerste instantie zelf het
probleem trachten op te lossen en indien noodzakelijk dient er extra hulp ingeroepen te worden.
In geval van ernstige storingen of grote onderhoudswerken, kan bovendien een
onderhoudsploeg (intern of extern) naar de RWZI worden gestuurd om de interventie uit te
voeren.
Zoals in tabel 10 weergegeven is het sinds 2005 geleden dat er op de RWZI Halen een incident
heeft voorgedaan t.g.v. een intern defect. Hieruit blijkt dat de inrichting een stabiele
bedrijfsvoering kent. Na de uitbreiding zullen alle nieuwe onderdelen op eenzelfde manier
beveiligd, onderhouden en opgevolgd worden zodat opnieuw een stabiele bedrijfsvoering
bereikt wordt.
De uitbreiding van de RWZI Halen heeft tot doel het toenemende afvalwater binnen het
zuiveringsgebied Halen te behandelen binnen de wettelijke lozingsvoorwaarden, teneinde bij te
dragen tot de realisatie van de doelstellingen van de Kaderrichtlijn Water. Een aanzienlijke
vuilvracht uit het afvalwater wordt op dergelijke wijze uit het milieu geweerd.
Aquafin NV
Ontheffing RWZI Halen – fase 2 (21.130) 37
4.2 BODEM EN GRONDWATER
Bronnen:
Bodemkaart van België;
Geologische kaart van België;
Databank Ondergrond Vlaanderen;
Kaartmateriaal watertoets;
Oriënterend bodemonderzoek Mosstraat 50 te Halen (Rimeco, 2003);
Aanvullingen oriënterend bodemonderzoek Mosstraat 50 te Halen (Rimeco, 2004).
Referentiesituatie:
Geologie en hydro(geo)logie
De geologische en hydrologische gegevens ter hoogte van de RWZI Halen zijn (Rimeco, 2004):
TABEL 15: GEGEVENS ONDERGROND RWZI HALEN
Stratigrafie Omschrijving Diepte (m-mv) Hydrogeologie
Holoceen Alluvium van de dalen: klei, leem, zand en grind.
Max. 20m Plaatselijk goed doorlatend, plaatselijk watervoerend
Formatie van de Rupel: klei van Boom
Blauwgrijze tot bruinzwarte klei, zandhoudend, afwisselend dunne lagen silt.
Tot 30m Niet doorlatend en watervoerend
De grondwatertafel bevond zich op circa 2m-mv tijdens de boringen in functie van het
oriënterende bodemonderzoek in november 2003 (Rimeco, 2003). Op perceel 50A werd een
verhoogde arseenconcentratie aangetroffen, dewelke als historisch van aard geklasseerd werd.
Deze verontreiniging is echter geen aanwijzing van een ernstige bedreiging waardoor geen
verder onderzoek noodzakelijk geacht werd door de bodemsaneringsdeskundige.
De aanwezige bodemtypes t.h.v. de installatie en de nabije omgeving volgens de bodemkaart
van België zijn (Figuur 9):
- Aep Natte leembodem zonder profiel
- Eep Sterk gleyige kleibodem zonder profiel
- Efp Zeer sterke gleyige kleibodem zonder profiel
- Adp Matig natte leembodem zonder profiel
De boringen in het kader van het bodemonderzoek bevestigen inderdaad dat de deklaag
voornamelijk uit leem bestaat met kleiige fracties (Rimeco, 2003). Uit het sonderingsverslag van
de aanleg van de RWZI Halen in 1994, blijkt dat tot 5m-mv leem aanwezig is. Tussen 5 à 8m-
mv bevindt zich leemhoudend, fijn zand welke overgaat in matig vaste klei vanaf 8m-mv.
Waterwinningen
De percelen van de RWZI bevinden zich niet binnen de afbakening van waterwingebied of in
een beschermingszone hiervan. Er zijn eveneens geen grondwaterwinningen binnen een straal
van 500m van het terrein van de RWZI.
Aquafin NV
Ontheffing RWZI Halen – fase 2 (21.130) 38
ksR 3000
rR
hHkQ
lnln
²²
Renovatie- en uitbreidingswerken:
Profielverstoring , verdichting en mineralisatie van de ondergrond
Het terrein van de RWZI werd reeds vergraven en verdicht bij de aanleg van de installatie in
1999 – 2000. Bij uitgraving van niet geroerde gronden (vb. voor de nieuwe nabezinktank), waar
momenteel nog geen constructies of wegenis ligt, zal de teelaarde afzonderlijk afgegraven
worden. Na uitvoering van de werken zal deze opnieuw als toplaag voorzien worden, daar waar
nodig.
Door de vochtige, weinig draagkrachtige ondergrond is de kans op verdichting van de
ondergrond op perceelnummer 6A t.g.v. het werken met de (graaf)machines en kranen reëel.
Buiten de wegenis en de constructies dient de werkzone na uitvoering van de werken bijgevolg
omgewoeld te worden, zodat de aanplantingen succesvol kunnen uitgevoerd worden.
Door de combinatie van een weinig draagkrachtige grond tot op grote diepte en de opwaartse
krachten door de relatief hoge grondwatertafel, zullen de nieuwe nabezinktank en het
beluchtingsbekken op lange (tot 15m) trekpalen voorzien worden in grote densiteit. Zo kan
voldoende wrijving ontwikkeld worden zodat de constructies niet verzakken, opdrijven of
scheuren.
Bemaling
Om de werken in de bouwputten uit te kunnen voeren, zal bemaling noodzakelijk zijn. Met name
de droogzuiging van de bouwput voor de aanleg van de nabezinktank en het nieuwe
beluchtingsbekken, zullen de grootste impact hebben op de grondwatertafel. De invloed van de
grondwaterwinning op de watervoerende laag kan worden ingeschat m.b.v. volgende formules:
1. Reikwijdte bemaling (formule van Sichardt)
Met R = reikwijdte bemaling (m) s = beoogde grondwaterstandverlaging (m) k = doorlaatbaarheid (m/s)
2. Oppompdebiet (formule van Dupuit)
Met Q = oppompdebiet (m³/dag per put) k = doorlaatbaarheid (m/s) H = dikte van het ongestoorde watervoerend pakket (m) h = dikte van het watervoerende pakket bij winning (m) R = reikwijdte bemaling (m) r = de gemiddelde straal van de puttenring rondom de bouwput (m)
De centrale conus van de nabezinktank wordt op circa 8,59m-mv aangelegd. Uit het
sonderingsverslag van de aanleg van de RWZI Halen, blijkt dat tot 5m-mv leem aanwezig is.
Tussen 5 à 8m-mv bevindt zich leemhoudend, fijn zand welke overgaat in matig vaste klei vanaf
Aquafin NV
Ontheffing RWZI Halen – fase 2 (21.130) 39
8m-mv. De doorlaatbaarheid van de bodem is bijgevolg niet uniform. Als meest realistische
benadering wordt een doorlaatbaarheid van leemachtig fijn zand ingerekend, met name 3,1 x
10-6 m/s. Vermits de dikte van het watervoerend pakket niet exact gekend is, wordt een dikte
van 20m ingerekend. Op basis van deze gegevens wordt een invloedstraal (R) van de bemaling
van circa 41m berekend voor de droogzuiging van de bouwput van de nieuwe nabezinktank, te
rekenen vanaf de filterput. Het totaal pompdebiet voor de droogzuiging van deze bouwput
bedraagt circa 184m³/dag. Voor het bemalen van de bouwput voor het nieuwe
beluchtingsbekken, wordt een invloedstraal berekend van slechts 15m en een pompdebiet van
circa 153m³/dag. In verder ontwerp van het project zal een meer gedetailleerde bemalingsnota
opgemaakt teneinde de exacte pompcapaciteit te dimensioneren en het aantal (en type) filters
die gestoken dienen te worden.
Er zijn geen indicaties van veenlagen in de nabije omgeving van de RWZI, waardoor geen
inklinking verwacht wordt t.g.v. de bemaling. Bij het uitgevoerde bodemonderzoek werd geen
humus in de ondergrond teruggevonden waardoor verdere mineralisatie van deze lagen t.g.v.
de graafwerken niet verwacht wordt.
Kwaliteit vaste deel van de bodem en grondwater
In kader van het periodieke bodemonderzoek conform Vlarebo, werd een verontreiniging van
het grondwater met arseen vastgesteld in 2003. Vermits deze niet gelinkt kan worden met de
aanleg van de installatie in 1999 – 2000 of de exploitatie van een RWZI, werd deze als
historisch van aard beschouwd. Door het bemalen zal het grondwater en bijgevolg de
historische verontreiniging met arseen zich verplaatsen. Deze verontreiniging werd slechts t.h.v.
1 boring terug gevonden, net ten oosten van de nabezinktank, buiten de berekende
invloedstraal van de bemaling voor de nieuwe nabezinktank of het beluchtingsbekken. Ter
hoogte van de andere boringen die tot peilbuis werden afgewerkt, werden geen verhoogde
arseenconcentraties aangetroffen. Zoals in hoofdstuk 4.1 Oppervlaktewater aangegeven, gaat
het om relatief lage arseenconcentraties (17µg/l) dewelke historisch van aard zijn en treedt er
kwalitatief geen probleem op m.b.t. verontreiniging van het grondwater of het vaste deel van de
aarde.
Inbreng bodemvreemde materialen
Door de uitbreiding van de installatie worden er vreemde materialen aangebracht in de bodem.
Een groot deel van de site is reeds vergraven en verdicht. De bijkomende impact zal dus
minimaal zijn. Het zandcement (als omhulling), beton, kabels en leidingen vormen
bodemvreemde stoffen. De impact op de samenstelling van de bodem is echter klein.
Grondverzet
De uitgraving van de nabezinktank, het beluchtingsbekken en de verdeelconstructie naar de
nabezinktanks, omvatten het grootste gedeelte van de grondoverschot: goed voor circa
7.800m³. De overige constructies bevinden zich overwegend bovengronds waardoor de
grondoverschotten relatief beperkt zullen zijn. De overtollige gronden worden afgevoerd
conform de regelgeving opgenomen in het bodemdecreet en het hoofdstuk XIII van het Vlarebo.
Aquafin NV
Ontheffing RWZI Halen – fase 2 (21.130) 40
Een bodembeheerrapport na uitvoering van de werken, zal bevestigen dat er aan de wettelijke
voorwaarden voldaan is voor de afgevoerde gronden.
Exploitatie:
Verdichting
Het transport voor de aan/afvoer van slib, het roostergoed, de aanvoer van chemicaliën,
ruimingen e.d. gebeurt steeds over een verharding in cementbetonverharding of KWS. Hiervoor
is rondom de constructies de nodige wegenis voorzien. De tank- en vrachtwagens dienen te
parkeren aan de afgebakende laad- en loskades. Dergelijke plaatsen worden in gewapend
beton voorzien.
Bodemverontreiniging
Ter voorkoming van verontreiniging van bodem en grondwater zijn de bekkens waterdicht
uitgevoerd zodat het afvalwater en slib hiermee niet in contact kunnen komen. Eventueel
gemorst slib t.h.v. de slibbuffers wordt afgespoten richting straatkolken, waarbij dit teruggevoerd
wordt in de waterlijn van de RWZI en opnieuw verwerkt. De bestaande, dubbelwandige
chemicaliëntank blijft conform Vlarem opgesteld. Een indienststellingskeuring van deze
chemicaliëntank door een erkende deskundige in de discipline houders voor gevaarlijke stoffen,
zal uitgevoerd worden alvorens de tank opnieuw in gebruik genomen wordt.
Periodiciteit oriënterend bodemonderzoek
Op basis van Vlarem I rubriek 17.3.3.2 “Opslagplaatsen voor oxyderende, schadelijke,
corrosieve en irriterende stoffen met een totaal inhoudsvermogen van maar dan 1.000kg tot en
met 50.000kg” wordt de RWZI Halen ingedeeld in categorie A. Hierbij dient een volgend
periodiek oriënterend bodemonderzoek te gebeuren bij overdracht, onteigening, sluiting,
faillissement en vereffening én om de 20 jaar. Het eerstvolgende periodieke bodemonderzoek
voor de RWZI Halen dient voor 22/12/2023 uitgevoerd te worden (Vlarebo, art. 62.2°; B.S.
22/04/2008).
Wijziging bodemgebruik
Momenteel wordt het perceel 50A reeds benut als rioolwaterzuiveringsinstallatie. Het perceel
6A is momenteel als landbouwgrond in dienst, maar werd in 1979 planologisch via het
gewestplan Hasselt-Genk reeds bestemd als gebied voor gemeenschapsvoorzieningen en
openbaar nut. Onderhandelingen tussen Aquafin en de eigenaar van het perceel zijn
momenteel opgestart. Na uitvoering van de geplande werken zal een gedeelte van het terrein
effectief als waterzuivering benut worden (nabezinktank, verdeelconstructie NBT’s en
slibindikker). Het gedeelte dat niet door de nieuwe constructies aangesproken wordt, zal
beplant worden waarna het beheer ervan aan ANB (of Natuurpunt) zal overgedragen worden.
Dit gedeelte wordt onder het concept van “tijdelijke natuur” aangeboden, zodat dit terrein in de
toekomst alsnog kan aangesproken worden i.f.v. uitbreiding of optimalisatie van de
waterzuiveringsinstallatie.
Aquafin NV
Ontheffing RWZI Halen – fase 2 (21.130) 41
Calamiteiten
Bij accidentele (beperkte) lozingen (bv. morsen chemicaliën) met risico voor de bodem of het
grondwater, worden onmiddellijk de voor Aquafin NV bevoegde personen (o.a. teamcoördinator,
bekkenverantwoordelijke en milieucoördinator), een bodemsaneringdeskundige, de Milieu-
inspectie en OVAM op de hoogte gebracht. De verontreiniging wordt afgeperkt en verwijderd
(indien noodzakelijk). De RWZI Halen beschikt over een noodplandossier zodat iedere
werknemer op gepaste wijze kan reageren in geval van een calamiteit.
De renovatie en de verdere exploitatie van de RWZI heeft geen betekenisvolle negatieve
effecten op de discipline bodem en grondwater.
Aquafin NV
Ontheffing RWZI Halen – fase 2 (21.130) 43
4.3 GELUID
Bronnen:
Vlarem II;
Geluidsprognose RWZI Halen – fase 2 (Bijlage 6.6).
Referentiesituatie:
Algemene beschrijving
De site ligt in gebied bestemd voor gemeenschapsvoorzieningen en openbaar nut volgens het
gewestplan Hasselt-Genk (Figuur 5). De omgeving wordt gekenmerkt door landschappelijk
waardevol agrarisch gebied en ten zuiden bevindt zich industriegebied (Figuur 5). In praktijk
worden de terreinen overwegend gebruikt conform hun planologische bestemming. Het
gereserveerde gebied voor gemeenschapsvoorzieningen en openbaar nut is echter nog maar
deels ingenomen door de rioolwaterzuiveringsinstallatie (Figuren 3 en 5).
De installatie ligt aan de Mosstraat te Halen, tussen het fiets- en wandelpad langs de Gete en
het industriepark Halensbroek te Halen (Figuur 3). Deze vormt de verbindingsweg tussen Halen
en Schans, met fietspaden langs beide zijden van de wegenis. De Mosstraat komt uit op de
Staatsbaan (N2) die aansluit op de E40. Er bevindt zich slechts één conciërgewoning op circa
40m ten zuiden van de site (Figuur 3). Deze woning ligt in industriegebied volgens het
gewestplan (Figuren 3 en 5). De kern van Halen bevindt zich aan de zuidelijke zijde van de
Staatsbaan, op circa 1km ten zuiden van de RWZI.
Wettelijk kader
De milieukwaliteitsdoelstellingen uit bijlage 2.2.1. bij Vlarem II, de normen die overeenstemmen
met de geluidsniveaus zoals die in de diverse gebieden zouden mogen heersen om een
akoestisch comfort te garanderen, dient het geluid te voldoen aan de normen vermeld in
tabel 18. Indien een gebied valt onder twee of meer gebieden, dan is in dat gebied de hoogste
richtwaarde van toepassing (Vlarem II, Bijlage 2.2.1).
TABEL 16: MILIEUKWALITEITSNORMEN VOOR GELUID IN OPEN LUCHT
GEBIED MILIEUKWALITEITSNORMEN IN DB(A) IN
OPEN LUCHT
Overdag ’s Avonds ‘s Nachts
2° Gebieden of delen van gebieden op minder dan 500m gelegen van industriegebieden niet vermeld van sub 3° of van gebieden voor gemeenschapsvoorzieningen en openbare nutsvoorzieningen.
50
45
45
5° Industriegebieden, dienstverleningsgebieden, gebieden voor gemeenschapsvoorzieningen en openbare nutsvoorzieningen en ontginningsgebieden tijdens de ontginningen.
60
55
55
10° Agrarisch gebied. 45 40 35
Conform het beslissingsschema 4.5.6.1. Voorwaarden in open lucht voor nieuwe inrichtingen
van klasse 1 en 2 en veranderingen van bestaande inrichtingen van klasse 1 en 2 dient het
specifieke geluid van de nieuwe inrichting te voldoen aan de geldende richtwaarde verminderd
met 5dB(A).
Aquafin NV
Ontheffing RWZI Halen – fase 2 (21.130) 44
Renovatie- en uitbreidingswerken:
Tijdens de werken zal er tijdelijk een verhoogde geluidsproductie zijn door het gebruik van
graafmachines, vrachtwagens voor de aan- en afvoer van materialen, allerhande machines,
bemalingspompen e.d. Er worden circa 69 weken voorzien voor de uitvoering van de werken.
Het verhoogde geluid is tijdelijk en gebonden aan specifieke werken en handelingen, zoals het
draaien van de bemalingspompen, graafwerken, slagen van de bekisting, storten van beton e.d.
zodat er niet continu geluidshinder verwacht wordt. Naarmate de bouwkundige werken vorderen
en de aannemer de elektromechanica installeert, zal ook de geluidshinder afnemen. Verwacht
wordt dat de grootste bouwkundige werken na een 30-tal weken voltooid zullen zijn.
De bemalingspompen met bijhorende aggregaat voor stroomvoorziening produceren inherent
geluid, zowel tijdens de werkuren als ’s nachts. De aannemer dient deze zodanig op te stellen
dat de hinder naar omwonenden beperkt blijft. Er wordt verwacht dat er circa 30 weken zal
bemaald dienen te worden om de werken in de bouwputten in den droge te kunnen uitvoeren.
Exploitatie:
Het specifieke geluidsniveau van de huidige installatie t.h.v. de woning werd ingeschat a.d.h.v.
een geluidsprognose en dit t.h.v. de woning die ten zuiden van de RWZI ligt en op 200m van de
perceelsgrenzen van de RWZI in westelijke, noordelijke en oostelijke richting (Figuur 10;
Bijlage 6.6).
TABEL 17: GEMODELLEERD SPECIFIEK GELUID RWZI HALEN VOLGENS HUIDIGE EN GEPLANDE EXPLOITATIE
Reken- punt
Beschrijving Richtwaarde
– 5dB(A) [dB(A)]
Huidige inrichting Geplande inrichting
Specifiek geluid [dB(A)]
Validatie Specifiek
geluid [dB(A)]
Validatie
R1 Woning ten Z van RWZI 50 42 OK 45 OK
R2 200m ten W van RWZI 40 28 OK 32 OK
R3 200m ten N van RWZI 40 27 OK 31 OK
R4 200m ten O van RWZI 40 31 OK 34 OK
Na uitbreiding van de installatie zal het specifieke geluid van de RWZI toenemen. Met name de
bijkomende beluchters en extra hydraulische vervallen, zijn voor de toename verantwoordelijk.
Er worden nagenoeg geen bestaande motoren of hydraulische vervallen verwijderd naar
aanleiding van de geplande uitbreiding. Ondanks verwacht wordt dat het specifieke geluid van
de installatie met circa 3 à 4 dB(A) zal toenemen t.h.v. de rekenpunten, wordt ruimschoots aan
Vlarem inzake geluid voldaan. In de prognose wordt aangenomen dat alle motoren in werking
zijn en dat alle hydraulische vervallen maximaal zijn. Ter hoogte van de conciërgewoning in het
industriegebied, ten zuiden van de site, wordt een maximaal specifiek geluid van de RWZI
Halen verwacht van 45 dB(A).
Het specifieke geluid van de installatie zal beperkt toenemen t.g.v. de geplande uitbreiding,
maar de voorwaarden conform Vlarem inzake het specifieke geluid worden niet overschreden.
Aquafin NV
Ontheffing RWZI Halen – fase 2 (21.130) 45
4.4 LUCHT
Bronnen:
Effectentoets voor specifieke beleidsmaatregelen en regelgeving ter beheersing van
geurhinder veroorzaakt door hinderlijke inrichtingen (LDR, 12/2006);
Voorstellen van een geschikte methode om nuleffectniveau’s van geurhinder te vertalen
naar normen en toepassing op 5 pilootsectoren-Evaluatie van het Nederlandse
normeringsstelsel (UG, PRG en Eco2, 11/2001);
Geurstudie voor de RWZI Halen (Odournet, 2008);
Sectorale Code van Goede GeurPraktijk: Voorkomen, beoordelen en beheersen van
geurhinder veroorzaakt door een RWZI (Departement LNE, 2015);
Exploitatiegegevens Aquafin NV.
Referentiesituatie:
Algemeen kan aangenomen worden dat de primaire zuivering, de slibverwerking en de
overdracht van slib de voornaamste procesonderdelen zijn waar geuremissies kunnen optreden
op RWZI’s. De aangevoerde geurcomponenten kunnen afkomstig zijn van verbindingen
aanwezig in het afvalwater en het slib. Er kunnen eveneens geurverbindingen gevormd worden
door anaërobe microbiële processen (vb. H2S), bv. in afvalwater na een lange persleiding.
Voor de RWZI Halen werd in mei – juni 2007 een geuronderzoek uitgevoerd door het
studiebureau PRG Odournet. Aan de hand van 8 onaangekondigde snuffelmetingen werd een
sensorische impactstudie uitgevoerd. De geuren van het influent en het slib waren meestal
enkel waarneembaar op het bedrijfsterrein zelf, en vlakbij in de Mosstraat. De gemiddelde
maximale geurwaarnemingsafstand voor de slibgeur bedroeg ongeveer 70m, gemeten vanaf de
slibbuffertanks. De gemiddelde geurdrempelafstand voor het influent bedroeg slechts 12m. De
waarnemingen werden verwerkt via een korte en een langetermijndispersiemodellering. Naar
woningen toe of andere geurgevoelige objecten worden geen problemen verwacht. Zeer lokaal
kunnen voorbijgangers (voetgangers of fietsers) een slibgeur waarnemen vermits een deel van
de Mosstraat en het wandelpad langs de Gete binnen de geurcontour liggen (Figuur 11).
Bij uitbreidingen of aanleg van nieuwe RWZI’s, kunnen uiteraard nog geen snuffelmetingen
plaats vinden om de impact naar geur toe van deze nieuwe constructies vast te stellen,
waardoor de mogelijke geurhinder a.d.h.v. een model ingeschat dient te worden. De
methodologie voor de evaluatie van geurhinder en de noodzaak van bijkomende
geurmaatregelen bestaat achtereenvolgens uit een bepaling van de emissies van de
respectievelijke procesonderdelen, de bepaling van de immissie of geurimpact van de RWZI op
basis van dispersieberekeningen met het Immissie Frequentie Distributie Model (IFDM) van het
VITO - dat opgenomen werd in Vlarem II als standaard luchtdispersiemodel voor Vlaanderen -
en een toetsing aan de vooropgestelde grenswaarde voor een evaluatie van de geurimpact.
Vlarem bevat momenteel geen normen voor geur. Het toetsingskader is gebaseerd op het
visiedocument “De weg naar een duurzaam geurbeleid”, opgesteld door de Vlaamse overheid.
Aquafin NV
Ontheffing RWZI Halen – fase 2 (21.130) 46
Op basis van een verschil in hedonisch karakter van de geur, afkomstig van de waterlijn en
deze afkomstig van de primaire zuivering, sliblijn en septisch materiaal, wordt een onderscheid
gemaakt tussen onaangename-neutrale geuren afkomstig van de waterlijn, respectievelijk zeer
onaangename geuren afkomstig van de primaire zuivering, sliblijn en septisch materiaal. Een
toetsingskader voor geurhinder van RWZI’s (in se/m³ als 98-percentiel) kan als volgt
samengevat worden:
TABEL 18: TOETSINGSKADER GEURHINDER VAN RWZI’S
20
10
5.0
2.0
1.5
1.0
0.5
0.0
98P
hoog geurgevoelige
bestemmingen
TOETSINGSKADER VOOR
GEURHINDER VAN
RWZI’s
(in se/m³ als 98P)
hoog geurgevoelige
bestemmingen
matig geurgevoelige
bestemmingen
laag geurgevoelige
bestemmingen
3.0
laag geurgevoelige
bestemmingen
matig geurgevoelige
bestemmingen
RICHTWAARDEN GRENSWAARDEN
ONAANGENAME TOT
NEUTRALE GEUREN
20
10
5.0
2.0
1.5
1.0
0.5
0.0
98P
hoog geurgevoelige
bestemmingen
TOETSINGSKADER VOOR
GEURHINDER VAN
RWZI’s
(in se/m³ als 98P)
hoog geurgevoelige
bestemmingen
matig geurgevoelige
bestemmingen
laag geurgevoelige
bestemmingen
3.0laag geurgevoelige
bestemmingen
matig geurgevoelige
bestemmingen
RICHTWAARDEN GRENSWAARDEN
ZEER ONAANGENAME
GEUREN
Onaangename-neutrale geuren
(waterlijn) Zeer onaangename geuren
(primaire zuivering + sliblijn + sept. mat.)
De sectoriële grenswaarde omvat het structureel klachtenniveau, dat behoudens in geval van
overmacht, niet overschreden mag worden. De grenswaarde wordt uitgedrukt in
snuffeleenheden (se) per m³. De duur en frequentie van de blootstelling zit vervat in het gebruik
van 98-percentielwaarden (overschrijding van 175 uren of 2 weken op jaarbasis). Op deze
manier wordt de overheersende windrichting (in Vlaanderen zuidwestenwinden) mee in
rekening gebracht. De richtwaarde omvat het niveau waarbij geen nadelige effecten te
verwachten zijn. Voor de RWZI Halen bevindt er zich 1 conciërgewoning ten zuiden van de site
in industriegebied volgens het gewestplan (Figuren 3 en 5).
TABEL 19: TOETSING GEURGEVOELIGHEID VAN OBJECTEN
Type bestemming Beschrijving Bestemming volgens gewestplan
Bestemming volgens RUP
Hoog
geurgevoelige
bestemmingen
Waar grote aantallen mensen langdurig verblijven of waar recreatieve buitenactiviteiten plaats vinden: woongebieden, ziekenhuizen, scholen, winkelcentra, kampeerterreinen, speelterreinen, … Mensen kunnen hier op alle momenten
Woongebieden in ruime zin, woonparken, dienstverleningsgebieden, gebieden hoofdzakelijk bestemd voor de vestiging van grootwinkelbedrijven, recreatiegebieden, gebieden voor
Woongebied, gebied voor wonen en landbouw, recreatiegebied, …
Aquafin NV
Ontheffing RWZI Halen – fase 2 (21.130) 47
van de dag aanwezig zijn, zowel binnen als buiten.
gemeenschapsvoorzieningen en openbare nutsvoorzieningen, …
Matig
geurgevoelige
bestemmingen
Gebieden gekenmerkt door een lagen bevolkingsdichtheid: agrarische en op bedrijventerreinen gelegen bedrijfswoningen, natuurterreinen, sportterreinen, … Dergelijke bedrijventerreinen worden gekenmerkt door activiteiten als handel, retail, productie voedingsmiddelen. Mensen kunnen hier op alle momenten van de dag of nacht aanwezig zijn, zowel binnen als buiten.
Agrarische gebieden, gebieden voor ambachtelijke bedrijven en gebieden voor KMO’s, parkgebieden, gebieden voor gemeenschapsvoorzieningen en openbare nutsvoorzieningen, gemengde woon- en industriegebieden, …
Specifiek regionaal bedrijventerrein voor kantoren, agrarisch gebied, parkgebied, specifiek regionaal bedrijventerrein voor kleinhandel, …
Laag
geurgevoelige
bestemmingen
Industriegebieden, openbare wegen.
Industriegebieden, gebieden voor milieubelastende industrieën, gebieden voor ambachtelijke bedrijven en gebieden voor KMO’s, agrarische gebieden, bosgebieden, groengebieden, natuurgebieden, bufferzones, waterwegen, luchtvaartterrein, …
Gemengd regionaal bedrijventerrein, agrarische bedrijvenzone, bosgebied, natuurgebied, verkeers- of vervoersinfrastructuur, buffer voor bedrijventerreinen, specifiek regionaal bedrijventerrein voor agro-industrie, gebied voor zeehaven- en watergebonden bedrijven, …
Bijgevolg wordt de geurhinder van de RWZI t.h.v. deze woning getoetst voor de richt- en
grenswaarden die gelden voor laag geurgevoelige bestemmingen (industriegebied):
TABEL 20: TOETSINGSKADER RWZI HALEN T.H.V. ZUIDELIJK GELEGEN WONING IN DE MOSSTRAAT
Richtwaarde (se/m³ als 98P)
Grenswaarde (se/m³ als 98P)
Actie noodzakelijk wanneer
Waterlijn 5,0 10,0 - RW wordt overschreden t.h.v. woning - GW wordt overschreden t.h.v. woonperceel
Prim. zuivering, sliblijn
3,0 10,0 - RW wordt overschreden t.h.v. woonperceel
Renovatie- en uitbreidingswerken:
Tijdens de uitbreiding van de RWZI zullen buiten de normaal optredende geuremissies
afkomstig van een RWZI (de zuiveringsinstallatie wordt zo goed mogelijk in bedrijf gehouden,
zodat voldaan wordt aan de vigerende normen) enkel beperkte emissies van tijdelijke aard
optreden. Deze zullen niet afwijken van de emissies van andere bouwactiviteiten en zullen geen
significante bijdrage leveren aan de heersende achtergrondconcentraties.
Exploitatie:
De aangewende biologische zuivering levert gestabiliseerd slib op zodat geurontwikkeling zeer
beperkt blijft t.h.v. de waterlijn. De beluchtingssystemen en de nabezinktanks geven weinig
geurhinder omdat het slib volledig gestabiliseerd wordt in het beluchtingsbekken. De bestaande
biofilter op de influentput blijft behouden. De slibcontainers zijn voorzien van een afdichtzeil
waarbij de technische medewerkers de containers afsluiten wanneer deze volledig met ingedikt
slib gevuld zijn.
Aquafin NV
Ontheffing RWZI Halen – fase 2 (21.130) 48
De P98-geurcontouren voor de installatie na uitbreiding die uit het IFDM volgen, zijn terug te
vinden op figuur 11. Hierbij werd de geurcontour opgemaakt conform het toetsingskader
aangegeven in tabel 20 voor de zuidelijk gelegen woning:
- Voor de biofilter/waterlijn geldt richtwaarde 5 se/m³ 98P en grenswaarde 10 se/m³ 98P.
De bovenste figuur geeft aan dat er een overschrijding is (weliswaar zeer beperkt) van
de richtwaarde t.h.v. de woonperceelsgrens, en dus zijn maatregelen nodig in functie
van voortschrijdende BBT (hetgeen gewoon toepassing van VLAREM-principe is dat
steeds BBT moeten worden toegepast, m.a.w. er dienen in ontwerpfase geen
maatregelen genomen te worden).
- Voor het influent/primaire zuivering/sliblijn geldt richtwaarde 3 se/m³ 98P en
grenswaarde 10 se/m³ 98P. Figuur 2 (rechts) geeft aan dat geen van beide waarden
overschreden wordt.
Toetsingskader ter hoogte van het woongebied met landelijk karakter ten noord(oosten):
- Voor de biofilter/waterlijn geldt richtwaarde 1,5 se/m³ 98P en grenswaarde 3 se/m³ 98P.
Deze waarden worden niet overschreden.
- Voor het influent/primaire zuivering/sliblijn geldt richtwaarde 0,5 se/m³ 98P en
grenswaarde 2 se/m³ 98P. Deze waarden worden niet overschreden.
Toetsingskader ter hoogte van het dichtstbijzijnde woonperceel in landbouwgebied:
- Voor de biofilter/waterlijn geldt richtwaarde 3 se/m³ 98P en grenswaarde 5 se/m³ 98P.
Deze waarden worden niet overschreden.
- Voor het influent/primaire zuivering/sliblijn geldt richtwaarde 2 se/m³ 98P en
grenswaarde 5 se/m³ 98P. Deze waarden worden niet overschreden.
Het woongebied ondervindt geen onaanvaardbare geurhinder van de RWZI. Hetzelfde geldt
voor het dichtstbij gelegen woonperceel in het omliggende landbouwgebied, en voor het
woonperceel en dichtstbijzijnde kantoorgebouw op het industrieterrein (Figuur 10). Passanten
langsheen het noordelijk aangrenzende fietspad kunnen wel hinder ondervinden, maar worden
niet als geurgevoelig object beschouwd. M.a.w., cf. de methodiek zoals beschreven in de
SCVGGP voor RWZI’s dienen geen maatregelen genomen te worden.
Niettemin is het zo dat er op het terrein zelf van de RWZI vaak een sterke geurhinder is, die
voornamelijk afkomstig is van de slibcontainers. De modelresultaten bevestigen dit ook
(Figuur 11, onderaan). Het dienstgebouw staat erg kort in de buurt van de slibverwerking en
voor de technisch medewerkers betekent dit niet louter een onaangename, maar vooral ook
een ongezonde werkomgeving.
Indien er geurklachten van omwonenden of voorbijgangers gemeld worden bij de ombudsman
(Aquafin NV) door de exploitatie van de RWZI, zullen zo spoedig mogelijk de nodige
vaststellingen door de interne verantwoordelijken gedaan worden. Indien de RWZI inderdaad
verantwoordelijk is voor de geuroverlast (bv. door bevestiging via snuffelmetingen), kunnen
alsnog de nodige maatregelen getroffen te worden ter beperking van deze hinder in kader van
een goede exploitatie van de inrichting.
Aquafin NV
Ontheffing RWZI Halen – fase 2 (21.130) 49
De verder exploitatie van de RWZI heeft geen betekenisvolle negatieve effecten op de
discipline geur bij een correct beheer (o.a. via Vlarem II, deel 4) van de installatie conform de
sectorale code van goede geurpraktijk voor RWZI’s. Een goede werking van de biofilter en
afdichting van volle slibcontainers d.m.v. een afdekzeil dient nageleefd te blijven.
Aquafin NV
Ontheffing RWZI Halen – fase 2 (21.130) 51
4.5 ANTROPOGEEN MILIEU
Bronnen:
Gewestplan;
Health aspects of wastewater aerosols (Pahren et al., 1981);
Mobiliteitsplan Halen (Grontmij, 2014);
Exploitatiegegevens Aquafin NV.
Referentiesituatie:
De RWZI bevindt zich aan de Mosstraat 50 te 3545 Halen en is bemand tijdens de diensturen.
De Mosstraat vormt de verbindingsweg tussen Halen en Schans, met fietspaden langs beide
zijden van weg. De Mosstraat komt uit op de Staatsbaan (N2) die aansluit op de autosnelweg
E40. De kern van Halen bevindt zich aan de zuidelijke zijde van de Staatsbaan, op circa 1km
ten zuiden van de RWZI. De installatie grenst aan het industriepark Halensbroek. De overige
terreinen worden overwegend ingenomen door landbouwterreinen. De installatie ligt in gebied
voor gemeenschapsvoorzieningen en openbaar nut volgens het gewestplan Hasselt – Genk
(BS 3/04/1979; Figuur 5). De omgeving wordt gedomineerd door landschappelijk waardevol
agrarisch gebied en industriegebied (Figuur 5). Het gewestelijk ruimtelijk uitvoeringsplan
Onderdelen Grote Eenheid Natuur “Schulensbroek” situeert zich op circa 500m ten zuidoosten
van de site. Er is slechts 1 conciërgewoning ten zuiden van de site, andere woonvertrekken
ontbreken in de nabije omgeving van de RWZI.
De Mosstraat vormt onderdeel van het fietsknooppuntennetwerk van de provincie Limburg,
meer bepaald tussen de knooppunten 314 en 353. Het terrein van de RWZI Halen is
ontoegankelijk voor onbevoegden. Een hekwerk is rondom de site aanwezig, waarbij een
rolpoort (na de diensturen) en slagboom (tijdens de diensturen) de toegang tot de site
verhinderen. Rondom de installatie bevindt zich een groenscherm, die met name naar de
Mosstraat toe goed ontwikkeld is.
De verkeersgeneratie tijdens de exploitatie van de RWZI Halen beperkte zich in 2013
gemiddeld tot:
- Dagelijks (woon-)werkverkeer voor de medewerkers van het teamcentrum;
- Slibaanvoer: circa 8 à 9 vrachten per dag;
- Slibafvoer: circa 2 transporten per dag;
- Afvoer roostergoed, zand, papier/karton, IBC’s, olie: circa 1 vracht per week;
- Groenonderhoud: circa 1 à 2 keer per maand;
- Levering chemicaliën: circa 1 keer per maand;
- Schoonmaakploeg: wekelijks;
- Ongediertebestrijding: 1 keer per 2 maand.
Op de RWZI is een groenscherm aanwezig waardoor de integratie met haar omgeving reeds
gerealiseerd is. Het volledige perceel is bovendien omheind waardoor het terrein ontoegankelijk
is voor onbevoegden.
Aquafin NV
Ontheffing RWZI Halen – fase 2 (21.130) 52
Renovatie- en uitbreidingswerken:
Werken van openbaar nut dienen het algemeen welzijn, maar veroorzaken vaak tijdelijke hinder
tijdens de uitvoeringsfase. Dit kan gaan over volgende effecten:
- Hinder van openbare diensten: postbezorging, busdienst en huisvuilophaling
Aangezien de geplande werken zich enkel op het terrein van de installatie bevinden,
zullen openbare diensten geen hinder ondervinden van de geplande uitbreiding.
- Verkeershinder:
De toename van het vrachtverkeer voor de aan- en afvoer van materiaal en materieel kan
voor lokale hinder zorgen. De Mosstraat wordt gecatalogeerd als een lokale weg type I
volgens het mobiliteitsplan van de stad Halen, waarbij dergelijke wegen de hoofdfunctie
‘verbinden op lokaal niveau’ hebben. De toegangspoort van de installatie bevindt zich iets
achterin t.o.v. de Mosstraat, waardoor vrachtwagens zich steeds van de rijweg kunnen
positioneren bij het wachten voor de slagboom.
- Schade door wateroverlast, trillingen, zettingen of eigendomsverlies:
Tijdens de werken zal de kans op inundatie in de omgeving niet toenemen. De nieuwe
nabezinktank wordt weliswaar binnen effectief overstromingsgevoelig terrein voorzien,
maar hierdoor vergroot de kans niet dat nabijgelegen industriële panden of woningen
zullen overstroomd worden. Zoals in
Verder bodemonderzoek zal moeten uitwijzen of er risico is op zettingen en/of schade
door trillingen. De meest nabijgelegen gebouwen, vormen de constructies van de
waterzuiveringsinstallatie zelf. Ten zuiden van de site bevindt zich het industriepark met
o.a. een woning, garagehouder en een carrosseriebedrijf. Schade aan deze gebouwen
t.g.v. de werken wordt niet verwacht, maar zal tijdens het verdere ontwerp gedetailleerd
onderzocht worden.
Voor de inname van het perceel 6A lopen de onderhandelingen. De eigenaar zal
financieel vergoed worden voor het verlies van eigendom.
- Geluidshinder:
Tijdens de werken zal er een verhoogde geluidsproductie zijn. Gedurende de periode van
bemalen zal ook ’s nachts een verhoogde geluidsproductie zijn t.g.v. het continu pompen
van de bemalingspompen voor het droog houden van de bouwputten.
- Geurhinder:
Tijdens de werken wordt geen extra geurhinder verwacht (zie discipline lucht).
- Stofhinder:
Bij de uitvoering van de werken in een droge periode kan het aan- en afrijdend
vrachtverkeer voor de nodige stofhinder zorgen. Ook de op- en afbraakwerken kunnen
gepaard gaan met een beperkte tijdelijke stofhinder. Bij extreme stofhinder zal de
aannemer aangemaand worden om de nodige maatregelen te treffen (bevochtigen of
afdichten grondstockage, benevelen, e.d.).
Algemeen tracht Aquafin de hinder die werken met zich meebrengen zoveel mogelijk te
voorkomen of te beperken. Daarvoor werd het ‘minder hinder’ programma ontwikkeld, waarin
vanaf het ontwerp tot het einde der werken rekening gehouden wordt met de maatschappelijke
impact en hinder van een project. Nog voor aanvang van de werken, tijdens het ontwerp, wordt
Aquafin NV
Ontheffing RWZI Halen – fase 2 (21.130) 53
een eerste infobrief gestuurd naar omwonenden en omliggende bedrijven. Het ontwerp en de
uitvoeringstechnieken kunnen op basis van de input van omwonenden aangepast worden,
rekening houdende met zones waar wateroverlast, trillingen en zettingen kunnen optreden, om
zo eventuele schade te voorkomen. Wanneer de werken gegund zijn en van start kunnen gaan,
worden alle betrokkenen met een tweede infobrief uitgenodigd op de infovergadering. Hierbij
wordt eerst het project van A tot Z toegelicht, waarna de aanwezigen vragen kunnen stellen.
Tijdens de uitvoering van de werken vormt de werftoezichter het belangrijkste aanspreekpunt
ter plaatse. De aannemer dient de gedragscode van Aquafin NV te respecteren. Dit houdt in dat
hij ervoor zorgt dat de fasering en de timing gerespecteerd worden, dat de toegangswegen voor
voetgangers en fietsers te allen tijde vrijgehouden worden (eventueel tijdelijk herstellen indien
nodig) en dat duidelijke signalisatie, hekken en verkeersborden gebruikt worden. Tijdens of na
het beëindigen van de werken kunnen omwonenden steeds contact opnemen met de
ombudsman of werftoezichter om eventueel ongemak te melden.
Exploitatie:
De verkeersgeneratie tijdens de verdere exploitatie van de RWZI zal niet drastisch toenemen
t.o.v. de huidige situatie. Bijkomstig zal er iets meer slib geproduceerd afgevoerd worden. Het
transport blijft aldus beperkt en gebeurt normaliter tijdens de diensturen, tenzij een dringende
interventie buiten de reguliere uren noodzakelijk is. Het transport verloopt via de Mosstraat
(Figuren 1 en 6).
Het aangeven van de mate waarin aërosolen worden gevormd op de RWZI en hun
verspreidingsmogelijkheid is niet eenduidig te geven. Voornamelijk de beluchters, de
overstortputten en de vijzels zijn bronnen van aërosolen. Epidemiologische studies, uitgevoerd
op RWZI personeel en omwonenden, duidden niet op meer kans op ziektes door micro-
organismen in de aërosolen.
Om grote calamiteiten op te vangen bestaat er voor de zuiveringsinstallatie een noodplan.
Kleine calamiteiten worden zo snel mogelijk opgelost en opgevangen. Zoals gesteld in tabel 10
hebben er zich enkele calamiteiten voorgedaan op de installatie, maar geen enkele calamiteit
gaf ooit aanleiding tot gevaar voor omwonenden of voorbijgangers.
Voor de effecten van geluid en geur, zie de respectievelijke disciplines.
De geplande renovatie en de verdere exploitatie van de RWZI heeft geen betekenisvolle
negatieve effecten op de discipline antropogeen milieu bij een correct beheer (o.a. via Vlarem II,
deel 4) van de installatie.
Aquafin NV
Ontheffing RWZI Halen – fase 2 (21.130) 55
4.6 FAUNA EN FLORA
Bronnen:
Europees beschermde natuur in Vlaanderen en het Belgisch deel van de Noordzee.
Habitattypen I Dier- en plantensoorten (Decleer et al., 2007);
Instandhoudingsdoelstellingen voor SBZ-H BE2223316 rapport 29 (ANB, 2011);
Kwetsbaarheidsgetallen voor BWK-ecotopen, VLM (De Baere, 1990);
Jaarverslag meetnet oppervlaktewater (VMM; www.vmm.be);
Vlaamse Hydrologische Atlas (http://geo-vlaanderen.agiv.be/geo-vlaanderen/vha/);
Geactualiseerde BWK (http://geo-vlaanderen.agiv.be/geo-vlaanderen/bwk/);
Ecosysteemkwetsbaarheidskaarten (http://geovlaanderen.agiv.be/geo-
vlaanderen/kwetsbaarheidskaarten/);
Kaartmateriaal watertoets (http://geo-vlaanderen.agiv.be/geo-vlaanderen/watertoets/);
Inventarisatiegegevens Aquafin NV.
Referentiesituatie:
Algemeen
De RWZI Halen ligt binnen de afbakening van het Vogelrichtlijngebied BE2223316 “De
Demervallei” (Figuur 2). Het betreft echter gebied dat planologisch bestemd is als gebied voor
gemeenschapsvoorzieningen en openbaar nut (Figuur 4). De ruime omgeving rond de RWZI
binnen het Vogelrichtlijngebied werd overwegend aangeduid als landschappelijk waardevol
agrarisch gebied volgens het gewestplan (Figuur 4). Een samenvatting van de aangemelde
soorten is terug te vinden in bijlage 6.7. Voor elke vergunningsplichtige activiteit die een
betekenisvolle aantasting kan veroorzaken van de natuurlijke kenmerken of
instandhoudingsdoelstellingen van een speciale beschermingszone, dient een passende
beoordeling opgemaakt te worden. Conform art. 36ter, §3, 6de lid van het Decreet
Natuurbehoud, kan de passende beoordeling geïntegreerd worden in de milieueffectrapportage.
Voorliggend hoofdstuk wordt beschouwd als passende beoordeling voor de renovatie en de
verdere exploitatie van de RWZI Halen.
Beschrijving Vogelrichtlijngebied BE2223316
Het SBZ-V BE2223316 “De Demervallei” omvat circa 6.457ha en talrijke habitats o.a. alluviaal
en zeer nat bos, grasland, loofbos, moerasgebied, stilstaand zoetwater, vochtige grasland,
wouden en bossen (Bijlage 6.7). De belangrijkste vogels (vermeld in Annex 1 van de
Vogelrichtlijn), opgenomen onder dit Vogelrichtlijngebied zijn o.a. de blauwborst (Luscinia
svecica), boomleeuwerik (Lullula arborea), grauwe klauwier (Lanius collurio), ijsvogel (Alcedo
atthis), kleine zwaan (Cygnus bewickii), kwartelkoning (Crex crex), nachtzwaluw (Caprimulgus
europaeus), porseleinhoen (Porzana porzana), roerdomp (Botaurus stellaris), wespendief
(Pernis apivorus), woudaap (Ixobrychus minutus) en zwarte specht (Drycopus martius). Van
deze soorten zijn er 3 (roerdomp, woudaap en kwartelkoning) vermeld op Rode Lijst van de
broedvogels in Vlaanderen als ‘met uitsterven bedreigd, categorie 1’. Volgens de atlas van de
Vlaamse broedvogels (2000 – 2002) komen volgende, voor het gebied aangemelde soorten, in
de omgeving van de installatie (Schulensbroek en omgeving) voor: blauwborst, ijsvogel,
Aquafin NV
Ontheffing RWZI Halen – fase 2 (21.130) 56
wespendief en zwarte specht. De blauwborst is een zomervogel en arriveert midden maart in de
broedgebieden. Verruigde rietvelden, gevarieerde moerassen en natte stukken in ruige vlakte
vormen een geschikt biotoop. Grote plassen, rivieren, vijvers en beken vormen het leefgebied
van de ijsvogel. Deze vist vanop een tak boven het water, van daar tot onder het
wateroppervlak duikend achter kleine vissen. Wespendieven hebben een voorkeur voor
bosgebieden. De zwarte specht heeft een voorkeur voor naaldbossen en gemengd bos van
verschillende leeftijden.
De instandhoudingsdoelstellingen en prioriteiten voor het Vogelrichtlijngebied BE2223316 ‘De
Demervallei’ werden op 23/04/2014 door de minister-president van de Vlaamse Regering
vastgelegd. Algemeen vormt de verbetering van de oppervlaktewaterkwaliteit één van de
voornaamste doelstellingen binnen de Demervallei. De RWZI Halen bevindt zich net ten oosten
van het Halensbroek. Zoals in de naam reeds aangegeven, is dit gebied een nat grasland. Het
halfopen landschap, dat regelmatig overstroomt, is belangrijk voor weidevogels. De inrichting
van deze graslanden als halfopen landschap met verspreide houtkanten, hagen, solitaire
struiken of bomen zorgen voor extra biotoop voor grauwe klauwier, wespendief en tal van
vleermuissoorten. Het nabijgelegen Schulensbroek, ten oosten van de installatie, beschikt over
hoge potenties voor de kwartelkoning. Het Halensbroek kan eveneens geschikt worden voor
deze soort, indien een extensivering van het beheer wordt doorgevoerd. De
instandhoudingsdoelstellingen voor de aangemelde soorten nabij de RWZI, worden
weergegeven in bijlage 6.8. Het projectgebied bevindt zich niet binnen de voorlopig
vastgestelde zoekzones. Een zoekzone omvat een gebied waarbinnen de tot doel gestelde
oppervlakten aan habitats én aan leefgebieden van IHD soorten, het best gerealiseerd kunnen
worden in afwachting van lokalisering van doelen.
Het perceel van de RWZI is, t.h.v. de inplanting van de verschillende onderdelen, biologisch
weinig waardevol volgens de kartering van de biologische waarderingskaart (Figuur 12):
ui m industriële bebouwing
bl m akker op lemige bodem
bu m akker op kleiige bodem
In de nabije omgeving van de RWZI bestaat de flora en vegetatie overwegend uit (Figuur 12):
lhi w populierenaanplant op vochtige ondergrond met ruderale ondergroei
lhb w populierenaanplant op vochtige ondergrond met elzen-/wilgenondergroei
kub w ruigte met struik- en boomopslag
pop w populier
ku w ruigte op voormalig akkerland, opgehoogde terrein
kd w dijk
ui m industriële bebouwing, fabriek
wat m waterloop
hr w verruigd grasland
sz w struweelopslag van allerlei aard
cra w meidoorn
Waarbij m= biologisch minder waardevol en w= biologisch waardevol
Aquafin NV
Ontheffing RWZI Halen – fase 2 (21.130) 57
Het projectgebied is niet opgenomen als faunistisch voornaam gebied in tegenstelling tot het
Schulensbroek met haar ruime omgeving (Figuur 12).
De flora op het perceel waarop de verschillende onderdelen van de installatie zich bevinden,
zijn volgens de ecosysteemkwetsbaarheidskaarten niet gevoelig voor ecotoopverlies of
verdroging (Figuren 13 en 14). Ook de nabije omgeving van de RWZI is niet gevoelig voor
ecotoopverlies of verdroging (Figuren 13 en 14).
Zoals op de overstromingskaart i.k.v. de watertoets ook weergegeven, is de omgeving van de
RWZI Halen overwegend gevoelig voor overstromingen (Figuur 5). Het terrein is niet geschikt
voor infiltratie (Figuur 15).
Milieubeleidsplan stad Halen 2005 – 2009
Het stedelijk milieubeleidsplan voor de periode 2005 – 2009 duidt op de doorgaans matige tot
goede kwaliteit van het oppervlaktewater op haar grondgebied. Een goede inventarisatie van
het rioleringsstelsel, het vergroten van het aantal aansluitingen op dit netwerk en het
terugdringen van de verspreiding van pesticiden in het oppervlaktewater, vormen één van de
voorname doelstellingen ter verbetering van de oppervlaktewaterkwaliteit op haar grondgebied.
Het landschap wordt voor een groot deel bepaald door de samenvloeiing van verschillende
rivieren (Demer, Gete, Velpe, Zwarte Beek e.a.). Het projectgebied bevindt zich tussen het
valleigebied van de Gete en het Halensbroek. De belangrijkste uitgangspunten zijn de
afbakening en bescherming van de meest waardevolle natuurgebieden en het opmaken van
beheersplannen voor bermen, bossen en holle wegen.
Geplande situatie:
RENOVATIE: IMPACT OP HET SBZ-V BE2223316
Grondwater
Voor het droogleggen van de verschillende bouwputten is bemaling noodzakelijk. Zoals in
hoofdstuk 4.2 Bodem en grondwater ook aangegeven, blijft de invloedstraal beperkt: tot 41m
voor de bouwput van de nieuwe nabezinktank, respectievelijk 15m voor de bouwput van het
nieuwe beluchtingsbekken (Figuur 14). Er wordt geen waardevolle, verdrogingsgevoelige
vegetatie binnen het vogelrichtlijngebied aangetast door de bemaling. Het opgepompte
grondwater zal in de Gete geloosd worden, dewelke dit relatief beperkte debiet kan verwerken
(cfr. Hoofdstuk 4.2).
Timing van de werken
Er wordt geraamd dat de werken circa 1,5 jaar in beslag zal nemen (Bijlage 6.5). Deze werken
gaan inherent gepaard met een verhoogde geluidsproductie. De bestaande installatie bevindt
zich ten noorden van het industriegebied Halensbroek, aan de Mosstraat, een lokale weg type I.
De omgeving wordt bijgevolg reeds blootgesteld aan een bepaald verhoogd geluidsniveau. Er is
geen weet van broedende, kwetsbare (vogel)soorten in de directe nabijheid van het
projectgebied. De impact van het tijdelijk verhoogde geluidsniveau tijdens de werken op het
Aquafin NV
Ontheffing RWZI Halen – fase 2 (21.130) 58
vogelrichtlijngebied blijft uiterst beperkt. Onderbreking van de werken i.f.v. het broedseizoen of
akoestische maatregelen zijn bijgevolg niet aan de orde.
Ecotoopverlies
Om de uitbreiding van de RWZI te realiseren wordt perceel 6a verworven. Dit betreft momenteel
biologisch weinig waardevol akkerland, dat volgens het gewestplan planologisch bestemd is als
gebied bestemd voor gemeenschapsvoorzieningen en openbaar nut (Figuren 2, 3 en 5). Het
perceel is opgenomen binnen de afbakening van het Vogelrichtlijngebied BE2223316. Tijdens
de werken kan dit perceel aangesproken worden als werk- en stapelzone zonder waardevol
biotoopverlies te leiden. De populierenrij tussen de percelen 50A en 6A dient gerooid te worden
voor de uitbreiding van het terrein.
Het gedeelte van het perceel 6a dat door Aquafin verworven wordt, maar niet aangesproken
voor de inplanting van constructies i.f.v. waterzuivering of compensatie van het verlies van
overstromingsvolume, kan conform het concept “tijdelijke natuur” ecologisch ingericht worden.
Het terrein is volgens het gewestplan aangeduid als gebied voor gemeenschapsvoorzieningen
en openbare nutsvoorzieningen, en wordt na de uitbreiding van de RWZI te klein om efficiënt
landbouw op te bedrijven. Gezien de ligging binnen vogelrichtlijngebied, wordt daarom
voorgesteld om het terrein tijdelijk ecologisch in te richten i.f.v. één van de aangemelde soorten
onder de vogelrichtlijn, mits deze werken slechts beperkte investeringen vereisen. Indien actief
beheer noodzakelijk is, dient deze te worden uitgevoerd door een lokale natuurvereniging of het
Agentschap Natuur en Bos. Een voorstel van aanplant van het terrein werd reeds door ANB
overgemaakt maar zal nog in detail dienen uitgewerkt te worden (Bijlage 6.9).
EXPLOITATIE
Impact op het Vogelrichtlijngebied BE2223316
Voorliggende uitbreiding heeft intrinsiek tot doel een grotere hoeveelheid huishoudelijk
afvalwater te zuiveren alvorens dit in de waterlopen terecht komt. Door de grotere hydraulische
en biologische capaciteit zal er meer afvalwater op de site zelf gezuiverd kunnen worden en
zullen de overstorten opwaarts in het stelsel bij regenweer, minder frequent en een kleinere
hoeveelheid gemengd afvalwater overstorten. Hierdoor komt er minder vuilvracht in de Demer,
Gete, Herk en andere waterlopen terecht, hetgeen de oppervlaktewaterkwaliteit van deze
waterlopen rechtstreeks ten goede komt. De uitbreiding van de RWZI Halen draagt bijgevolg bij
tot het realiseren van de algemene instandhoudingsdoelstellingen die vooropgesteld zijn voor
de Demervallei.
Inrichting terrein perceel 6a
Bijlage 6.9 geeft de algemene visie weer hoe ANB het beschikbare terrein van perceelnr. 6a
wenst ingericht te zien. Aquafin zal het terrein volgens deze visie inrichten, weliswaar:
- Rekening houdende dat een veilige exploitatie van de onderdelen van de RWZI op
dit perceel gewaarborgd zijn;
Aquafin NV
Ontheffing RWZI Halen – fase 2 (21.130) 59
- De omheining kan doorlopen, zodat het terrein van de RWZI ontoegankelijk blijft voor
onbevoegden zoals door Vlarem voorgeschreven voor afvalwerkende bedrijven;
- Het te compenseren volume effectief overstromingsgevoelig terrein gerealiseerd kan
worden conform Figuur 4;
- Indien omwille van een goede exploitatie van de RWZI of noodzakelijke uitbreiding
van de installatie extra terrein noodzakelijk is, het volledige perceel 6a kan
aangesproken worden, ongeacht de aanwezige fauna en flora. Dit gedeelte van het
terrein wordt dus ter beschikking gesteld onder het concept van “tijdelijke natuur”.
Groenscherm
Het huidige groenscherm zal maximaal behouden blijven. Bij de vergunningsaanvraag zal een
gedetailleerd beplantingsplan bijgevoegd worden. Waar door de werken schade aan het
groenscherm is ontstaan, zal in het eerstvolgende plantseizoen volgend op de werken, het
groenscherm hersteld worden.
Rustverstoring
Na uitvoering van de geplande werken, zal het specifieke geluid van de RWZI beperkt
toenemen (zie hoofdstuk 4.3 Geluid). Op 200m afstand van de perceelsgrens van de RWZI is
het specifieke geluidsniveau van de RWZI reeds afgenomen tot 31 à 34 dB(A). Het transport
verhoogt eveneens niet significant. Bijgevolg heeft de uitbreiding van de installatie geen
significant negatief effect naar rustverstoring toe voor de in de ruime omgeving aanwezige
fauna.
Gewestelijke stedenbouwkundige verordening hemelwater
Gans de regio rond de RWZI Halen is overstromingsgevoelig gebied (Figuur 7). Het volume van
op het maaiveldpeil tot 22,2mTAW (peil overstromingen 1998) dat door de nieuwe constructies
ingenomen wordt, dient gecompenseerd te worden in een buffergracht of buffervijver conform
de afspraken opgenomen in bijlage 6.10 en figuur 4. De bestaande buffervijver naast de
influentput blijft hierbij behouden en nieuwe berging wordt voorzien op perceel 6a (Figuur 4).
Grondwater
De verdere exploitatie van de RWZI Halen heeft geen effect op de grondwatergevoeligheid of
de stroming van het grondwater in het gebied. Ter hoogte van de (bestaande) constructies
wordt de grondwaterstroming niet onderbroken enkel plaatselijk omgeleid. Bekkens worden
waterdicht uitgevoerd, de chemicaliën worden conform Vlarem opgeslagen en de wegenis waar
ingedikt slib wordt afgehaald, zal afwateren via slokkers en terreinriolering naar de
waterzuivering zodat verontreiniging van de bodem en grondwater te allen tijde vermeden
wordt.
Transport
De verkeersgeneratie verloopt langs de Mosstraat en deze vormt de verbindingsweg tussen
Halen en Schans, met een fietspad langs beide kanten van de rijweg. De Mosstraat komt uit op
Aquafin NV
Ontheffing RWZI Halen – fase 2 (21.130) 60
de Staatsbaan (N2) die aansluit op de E40. Hierdoor worden de ecologisch meest waardevolle
gebieden gevrijwaard van enig transport, afkomstig van de exploitatie van de RWZI.
De renovatie en verdere exploitatie van de RWZI heeft geen negatief effect op de discipline
fauna en flora bij een correct beheer (o.a. via deel 4, Vlarem II) van de installatie. De beoogde
betere zuiveringsresultaten, en uitbreiding van de capaciteit van de installatie, dragen bij tot een
verbetering van de oppervlaktewaterkwaliteit, wat rechtstreeks invulling geeft aan de
(instandhoudings)doelen vooropgesteld voor de Demervallei.
Aquafin NV
Ontheffing RWZI Halen – fase 2 (21.130) 61
4.7 LANDSCHAP, BOUWKUNDIG ERFGOED EN ARCHEOLOGIE
Bronnen:
Landschapsatlas;
Traditionele landschappen van het Vlaamse Gewest (Antrop, M. et al., 2002);
Exploitatiegegevens Aquafin NV;
Websites:
http://geo.onroerenderfgoed.be (inventaris bouwkundig erfgoed)
https://cai.onroerenderfgoed.be/ (centrale archeologische inventaris)
Referentiesituatie:
Het terrein van de RWZI Halen is aangeduid als gebied voor gemeenschapsvoorzieningen en
openbaar nut volgens het gewestplan (Figuur 5). De vallei van de Demer is overwegend
opgenomen als landschappelijk waardevol agrarisch gebied (Figuur 5). De installatie is reeds
14 jaar in exploitatie, waardoor het groenscherm rondom het terrein (met name langs de
Mosstraat en de Gete) goed ontwikkeld is. De integratie met het landschappelijk waardevolle
gebied is op deze wijze voorzien. Ten westen van de site grenst gebied bestemd voor
gemeenschapsvoorzieningen en openbare nutsvoorzieningen, ten zuiden respectievelijk
industriegebied (Figuur 5). De toegang tot dit afvalverwerkende bedrijf voor onbevoegden is
verhinderd door een voldoende hoge omheining rond het terrein.
De RWZI Halen bevindt zich niet binnen de afbakening van beschermingen i.k.v. de
landschapsatlas (Figuur 6). De Demer, Herk en Gete werden opgenomen als lijnrelicten
(Figuur 6). Er zijn tevens geen beschermingen i.k.v. de inventaris van het bouwkundig erfgoed
opgenomen in de nabije omgeving van de RWZI Halen.
Renovatie- en uitbreidingswerken:
Door de geplande werken zal het terrein van de RWZI er tijdelijk als een bouwwerf uitzien.
Gezien de ligging van de installatie in gebied bestemd voor gemeenschapsvoorziening en
openbaar nut, en de aanwezigheid van het industriegebied Halensbroek, wordt deze tijdelijke
impact niet als aanzienlijk beschouwd.
Gezien het terrein in het verleden overwegend reeds vergraven werd voor de aanleg, worden er
geen restanten van archeologisch erfgoed verwacht in de ondergrond.
Exploitatie:
Zoals in hoofdstuk 4.6 reeds aangegeven zal het groenscherm na de werken opnieuw hersteld
worden, daar waar het verwijderd of beschadigd werd. De oppervlakte van het perceel 6a dat
niet benut wordt i.f.v. de waterzuivering wordt aangelegd conform het plan in bijlage 6.9. De
landschappelijke integratie van de RWZI Halen wordt op dergelijke wijze hersteld.
Aquafin NV
Ontheffing RWZI Halen – fase 2 (21.130) 62
De nieuwe constructies blijven lager dan de bestaande constructies waardoor de bouwhoogte
van de nieuwe constructies geen bijkomende extra visuele hinder zullen genereren (rekening
houdende met de afscherming d.m.v. het groenscherm).
Het transport zal ook in de toekomst langs de Mosstraat verlopen, die hiervoor perfect uitgerust
is.
De uitbreiding en de verdere exploitatie van de RWZI heeft geen significant negatief effect op
de discipline landschap, bouwkundig erfgoed en archeologie.
Aquafin NV
Ontheffing RWZI Halen – fase 2 (21.130) 63
De renovatie van de RWZI Halen dringt zich op. De uitbreiding kan binnen gebied bestemd voor
gemeenschapsvoorzieningen en openbaar nutsvoorziening plaatsvinden. Aangezien de
bovenvermelde installatie uitgebreid wordt tot 36.900 IE (à 60g O2/IE.d) en binnen de
afbakening van het vogelrichtlijngebied BE2223316 ‘De Demervallei’ (Figuur 2) ligt, is de
uitbreiding van de RWZI Halen milieubeoordelingsplichtig. Een MER is noodzakelijk tenzij een
ontheffingsnota ingediend wordt bij Dienst Mer, departement LNE en een ontheffing van
milieubeoordelingsplicht verkregen wordt. Conform artikel 36ter §3, 5de en 6de lid van het
Natuurdecreet en de Omzendbrief LNE/2015/1 is de passende beoordeling geïntegreerd in
voorliggend verzoek tot ontheffing van de m.e.r.-plicht.
SAMENVATTING VAN ALLE DISCIPLINES
Uit bovenstaande samenvatting kan geconcludeerd worden dat de renovatie en verdere
exploitatie van de bestaande RWZI geen aanzienlijke negatieve gevolgen zal hebben voor het
omringende milieu, met in het bijzonder het aanwezige vogelrichtlijngebied, maar eerder positief
bijdraagt tot de instandhouding van dit gebied en de realisatie van de doelstellingen van de
Kaderrichtlijn Water. Door geplande werken uit te voeren zoals hierboven aangegeven, wordt er
geen aanzienlijke impact verwacht op Vogelrichtlijngebied, noch tijdens de werken, noch tijdens
de exploitatie van de uitgebreide RWZI. Het aanplanten, conform bijlage 6.9, van het gedeelte
van het perceel 6a dat niet voor constructies i.f.v. de waterzuivering of compensatie inname
overstromingsgevoelig volume benut wordt, volgens het concept van tijdelijke natuur, resulteert
in een ecologische meerwaarde van dit terrein.
Een project-MER zal geen nieuwe of bijkomende gegevens over bepaalde effecten opleveren.
Het nulalternatief, waarbij de RWZI Halen niet uitgebreid wordt, komt de ecologische toestand
van het zuiveringsgebied en haar afwaartse omgeving niet ten goede. De installatie zal de
geplande bijkomende vuilvracht onvoldoende kunnen verwerken. De hydraulische uitbreiding
van PS Mosstraat en PS Vroentestraat te Schaffen (21.971) zouden hierdoor gehypothekeerd
worden.
5. ALGEMEEN BESLUIT
Aquafin NV
Ontheffing RWZI Halen – fase 2 (21.130) 65
6.1 VERKLARENDE WOORDENLIJST
6Q14 In Vlaanderen het standaarddebiet dat uit een stroomopwaarts stelsel
moet doorgevoerd worden naar een RWZI. De “Q14” refereert naar het gemiddeld afvalwaterdebiet van een bepaald gebied, waarbij rekening gehouden wordt met een dagelijkse productie van 150 liter afvalwater per inwoner per dag. Er wordt vanuit gegaan dat het totale afvalwaterdebiet wordt geloosd in 14 uur per dag. De zes refereert naar het aantal keer dat men dit theoretische debiet moet kunnen verpompen. Een capaciteit van 6Q14 betekent dus dat men zes keer het normale droogweerdebiet (150 liter x aantal aangesloten inwoners) kan verpompen.
Actief slib Zuiverende biomassa in vlokvorm. Dit is het slib, waarin bacteriën en
beestjes voorkomen, die de (opgeloste) verontreinigingen in het rioolwater als voedsel gebruiken, waardoor deze uit het rioolwater worden verwijderd.
Aeroob Aeroob betekent dat een organisme onder aanwezigheid van zuurstof
kan gedijen, in tegenstelling tot anaerobe organismen, die geen zuurstof nodig hebben.
Aërosolen Hele kleine vloeistof- of vaste deeltjes die in de lucht verspreid
worden. Afkoppelen Veel regenwater en oppervlaktewater zijn nog aangesloten op de
riolering. Hier vermengt het zich met het afvalwater, waardoor dit sterk verdund toekomt op een rioolwaterzuiveringsinstallatie. Deze verdunning bemoeilijkt het zuiveringsproces. Regenwater en oppervlaktewater worden dus best afgekoppeld van de riool en naar de natuur geleid. Door het water maximaal te laten insijpelen in de bodem voorkomt men wateroverlast. Ook waterschaarste door verdroging van de grondwatertafel wordt hierdoor voorkomen.
Bekkenbeheerplan In Vlaanderen zijn er elf bekkens. Van west naar oost zijn dat het
bekken van de IJzer, de Leie, de Brugse Polders, de Bovenschelde, de Gentse Kanalen, de Dender, de Benedenschelde, de Dijle en de Zenne, de Nete, de Demer en de Maas. Voor elk bekken wordt een bekkenbeheerplan opgemaakt. Hierin komen zowel waterkwaliteit, waterkwantiteit, het natuurlijke milieu als het duurzaam gebruik en beheer van het water aan bod. Het bekkenbeheerplan bundelt alle aspecten en kenmerken van het bekken en beschrijft welke knelpunten en kansen er zich voordoen. Het centrale hoofdstuk van het plan is een wel overwogen visie op het waterbeheer in het bekken. Doelstellingen, maatregelen en acties vertalen deze visie naar de praktijk. Het bekkenbeheerplan focust zich hierbij op de bevoegdheden en de verantwoordelijkheden van de waterbeheerders van het Vlaamse Gewest.
6. BIJLAGEN
Aquafin NV
Ontheffing RWZI Halen – fase 2 (21.130) 66
Belgisch biotische index BBI. Deze schaal wordt gebruikt om de kwaliteit van het oppervlaktewater te meten, door het aantal én de soorten van in het water voorkomende levende organismen te tellen.
Bellenbeluchting Bij bellenbeluchting wordt een gordijn van hele fijne belletjes gecreëerd. Dit gebeurt door met een luchtcompressor lucht in beluchtingselementen te persen die op de bodem van de zuiveringsinstallatie zijn gemonteerd. De beluchtingelementen bestaan uit een plaat waarover een membraan is gespannen waar een heleboel kleine gaatjes in zitten. Door de gaatjes ontsnappen kleine belletjes die opstijgen naar het wateroppervlak. Tijdens het opstijgen wordt zuurstof overgedragen aan het omringende afvalwater.
Bemalen Bemalen is het kunstmatig verlagen van de grondwatertafel of het
overpompen van een teveel aan water. Deze ingreep is vaak nodig om de riolering in droge omstandigheden aan te leggen.
Biologische zuurstofvraag BZV is de maat voor de organische vervuiling van het water die
biologisch afbreekbaar is. Hoe meer het water belast is, hoe meer zuurstof de micro-organismen nodig hebben voor de afbraak.
Chemische zuurstofvraag CZV is één van de parameters om de vervuiling van het water te
meten. Het geeft aan hoeveel zuurstof er nodig is om al het organisch (oxideerbaar) materiaal in het water af te breken tot CO2. Deze term betekent hetzelfde als COD (Chemical Oxygen Demand).
Collector Collectoren zijn verzamelbuizen die het ongezuiverde afvalwater van
gemeentelijke rioleringen opvangen en naar een rioolwaterzuiveringsinstallatie transporteren.
Denitrificatie Omzetting van nitraatstikstof naar lachgas (N2O) en stikstofgas (N2)
door micro-organismen. First flush Bij droog weer loopt er enkel afvalwater door de riolen en collectoren.
Door de trage stroomsnelheid kunnen de vaste bestanddelen in het rioolwater bezinken, waardoor er op de bodem van de buizen een sliblaag ontstaat. Bij hevige regenval kan er plots een bijzonder grote hoeveelheid water door de riolen stromen. Het bezonken slib wordt door deze “flush” mee opgenomen. Eens de maximumcapaciteit van het rioolstelsel bereikt is zal het teveel aan water rechtstreeks in de waterlopen geloosd worden via een overstort. Na een droge periode is het risico groter dat er op deze manier (geconcentreerd) afvalwater in de waterlopen terecht komt.
Gemengde riolering Een riolering die afvalwater en hemelwater (regen, sneeuw, dooi)
samen afvoert. De meeste riolen in Vlaanderen behoren momenteel nog tot dit type.
Gescheiden riolering Een rioleringsstelsel dat regenwater en afvalwater gescheiden
afvoert. Hierbij wordt het regenwater afgevoerd via grachten, een infiltratievoorziening of een regenweerafvoerleiding (RWA-leiding). Een droogweerafvoerleiding (DWA-leiding) transporteert het afvalwater naar een zuiveringsinstallatie.
Aquafin NV
Ontheffing RWZI Halen – fase 2 (21.130) 67
Indikker In de slibindikker wordt het teveel aan zuiveringsslib dat overblijft na de waterzuivering ingedikt of ontwaterd. Het indikken van slib en het scheiden van water vindt plaats onder invloed van de zwaartekracht.
Inwonerequivalent Eén inwonersequivalent (IE) is de gemiddelde hoeveelheid afvalwater
die één persoon per dag produceert. Hiervoor wordt een waarde van 150 liter per inwoner per dag aangenomen. Die waarde ligt hoger dan het gemiddelde van 120 liter water die elke inwoner in Vlaanderen dagelijks verbruikt, omdat er ook rekening wordt gehouden met het sanitaire afvalwater van scholen, ziekenhuizen, KMO’s … De capaciteit van een rioolwaterzuiveringsinstallatie wordt uitgedrukt in IE. Voor 1 IE rekent men met een debiet van 150 l/dag en een belasting van:
90 g ZS/dag (Zwevend Stof) 135 g CZV/dag (Chemisch Zuurstof Verbruik) 60 g BZV/dag (Biologisch Zuurstof Verbruik) 10 g N/dag (Stikstof) 2 g P/dag (Fosfor)
Influent Ongezuiverd water dat op een afvalwaterzuiveringsinstallatie
binnenkomt. KWZI Kleinschalige waterzuiveringinstallaties behandelen het huishoudelijk
afvalwater van kleinere woonkernen, campings, … op een economisch en ecologisch aanvaardbare manier. Men spreekt van een KWZI als er op de installatie niet meer dan 2.000 IE wordt gezuiverd.
Lozingspunt Een lozingspunt is de plaats waar afvalwater rechtstreeks
(ongezuiverd vanuit de riool) of onrechtstreeks (na doorlopen van het zuiveringsproces) in een waterloop stroomt.
Noodoverlaat/overstort Een noodoverlaat (noodoverstort) treedt enkel in werking bij het
uitvallen van een installatie-onderdeel, zoals bijvoorbeeld de pomp van een pompstation.
Overstort Een overstort is een opening in een collector waarlangs het teveel
aan water kan ontsnappen bij hevige of langdurige regen. Overstorten zijn dus enkel noodzakelijk bij gemengde stelsels, waar het regenwater ook aangesloten is op de riolering. In het geval een overstort in werking treedt wordt er met regenwater verdund afvalwater rechtreeks of onrechtstreeks (via een bufferbekken) geloosd in de waterloop.
Persleiding Een persleiding voert het afvalwater onder druk van een lager naar
een hoger gelegen punt. De nodige druk wordt hierbij geleverd door een pompstation. Huis- of rioolaansluitingen op een persleiding zijn niet mogelijk.
Pompstation Een pompstation wordt gebouwd om de nodige druk te leveren op
plaatsen waar het afvalwater door een persleiding van een lager naar een hoger gelegen punt moet opgepompt worden.
Aquafin NV
Ontheffing RWZI Halen – fase 2 (21.130) 68
Roostergoed Op zuiveringsinstallaties loopt het aangevoerde rioolwater door een rooster, dat het meegespoelde grof afval (takjes, stenen, plastic, vochtige doekjes, …) tegenhoudt.
RWZI Rioolwaterzuiveringsinstallatie Schanskorven Mand van gevlochten gaas, eventueel verdeelt in cellen en gevuld
met natuurlijke of kunstmatige steenachtige materialen, gebruikt voor oeverversteviging.
Septisch materiaal Vast- en vloeibaar materiaal afkomstig van de ruiming van septische
putten van gebouwen. Slibretour Het bezonken slib wordt na een rustperiode in de nabezinktank
grotendeels teruggevoerd naar de selectortank. In deze tank gebeurt de menging van dit retourslib met “vers” afvalwater. Dit mengsel komt dan in het beluchtingsbekken terecht, waar het retourslib dan weer dienst doet als actief slib.
Spuislib Het teveel aan slib dat uit een actiefslibproces wordt verwijderd. Technisch Plan Een Technisch plan is een voorontwerp van een project dat zowel
technische gegevens, timing als budgettering bevat en dat door de overheid moet worden goedgekeurd, waarna Aquafin het project dient uit te voeren. Het Technisch Plan vormt als het ware het contract van Aquafin met de overheid over de uitvoering van het project. Het TP van een bepaald jaar is de bundeling van de technische plannen die in dat jaar worden ingediend.
Verdunning Tot voor enkele jaren werden in Vlaanderen vooral ‘gemengde
rioleringsstelsels’ aangelegd. Deze verzamelen zowel het afvalwater als het regenwater in één buis. Vaak werden bij wegenwerken ook nog eens vervuilde beken ingebuisd. Regen- en oppervlaktewater verdunnen echter het echte afvalwater. Daardoor daalt het rendement van de zuiveringsinstallaties. Om het afvalwater zo efficiënt mogelijk te zuiveren, moet het goed geconcentreerd zijn zodat de vervuiling optimaal wordt afgebroken.
VMM De Vlaamse Milieu Maatschappij (VMM) treedt op als de
economische en ecologische regulator voor Aquafin. VMM is met deze taak belast door het ministerie van de Vlaamse Gemeenschap, departement Leefmilieu, Natuur en Energie (LNE).
Vlarem I Vlarem I is het besluit van de Vlaamse regering van 6 februari 1991
in verband met het Vlaamse Reglement betreffende de milieuvergunning. Vlarem I bevat een lijst van hinderlijke inrichtingen, verdeeld in momenteel 60 rubrieken. Die zijn op hun beurt onderverdeeld in subrubrieken met aanduiding van de klasse (1, 2, 3) en aanduidingen betreffende adviserende overheidsorganen, de milieucoördinator, milieu-audit en milieujaarverslag.
Vlarem II Vlarem II is het besluit van de Vlaamse regering van 1 juni 1995 in
verband met algemene en sectorale bepalingen betreffende milieuhygiëne. Vlarem II bepaalt de milieukwaliteitsnormen (o.a. geluid, lozing oppervlaktewater), middelenvoorschriften (productie,
Aquafin NV
Ontheffing RWZI Halen – fase 2 (21.130) 69
voorkoming, BBT), verbodsbepalingen (zones, afstanden), overgangsbepalingen, controle- en zelfcontrolebepalingen (inspectie, keuring, meting, monitoring), milieujaarverslag, algemene milieuvoorwaarden voor ingedeelde inrichtingen.
Aquafin NV
Ontheffing RWZI Halen – fase 2 (21.130) 71
6.2 OVERZICHT MILIEUKWALITEITSDOELSTELLING GETE NABIJ RWZI HALEN
Aquafin NV
Ontheffing RWZI Halen – fase 2 (21.130) 73
6.3 MEETPUNTEN VMM OP DE VAALBEEK: BIOTISCHE INDEX
Aquafin NV
Ontheffing RWZI Halen – fase 2 (21.130) 75
6.4 BIOTISCHE EN PRATI-INDEX OP DE GETE NABIJ DE RWZI HALEN
Aquafin NV
Ontheffing RWZI Halen – fase 2 (21.130) 80
6.6 MODELLERING GELUID BESTAANDE SITUATIE EN NA RENOVATIE VAN DE RWZI HALEN
Aquafin NV
Ontheffing RWZI Halen – fase 2 (21.130) 82
6.7 AANGEMELDE SOORTEN BINNEN HET SBZ-V BE2223316
Aquafin NV
Ontheffing RWZI Halen – fase 2 (21.130) 84
6.8 INSTANDHOUDINGSDOELSTELLINGEN AANGEMELDE SOORTEN NABIJ DE RWZI HALEN
Soort Populatiedoelstelling Kwaliteitseisen aan de leefgebieden Doel Toelichting Doel Toelichting Blauwborst = Behoud van de huidige populatiegrootte
(146-170 broedparen). Dit SBZ-V is zeer belangrijk voor blauwborst. Er worden hoge aantallen broedparen vastgesteld, waardoor de actuele staat van instandhouding als goed kan worden beschouwd. In het Schulensbroek vertoont deze soort een negatieve trend.
= Minstens behoud van huidige kwaliteit leefgebied met specifiek beheer voor behoud en verbetering moeras- en rietvegetaties. Momenteel is voldoende geschikt leefgebied aanwezig in een aantal gebieden binnen het SBZ-V. Oplossen van vegetatiewijziging.
IJsvogel =↑ Minstens behoud van actuele populatie (26-37 territoria). Dit SBZ-V is zeer belangrijk voor ijsvogel in Vlaanderen en maakt deel uit van de kernpopulatie.
↑ Verhogen kwaliteit leefgebied: betere waterkwaliteit, behoud van potentiële nestlocaties; geschikte natuurlijke oevers conform de doelstellingen van Ontwikkelingsplan Demer Bekkenbeheerplan 2009; geen verstoring; plaatselijk (in de meeste natte bossen) laten liggen van omgewaaide bomen met wortelkluit. Omwille van de slechte habitatkwaliteit bevindt deze soort zich momenteel in een gedeeltelijk aangetaste staat van instandhouding. Het verbeteren van de waterkwaliteit is noodzakelijk voor het behoud van de actuele populatie.
Wespendief =↑ Minstens behoud van populatiegrootte (1-6 broedparen). Dit SBZ-V is zeer belangrijk voor deze soort in Vlaanderen en maakt deel uit van een kernpopulatie. Wellicht vertoont de wespendief een stabiele trend.
=↑ Verdere omzetting van naald- naar loofhout en zorgen voor voldoende rust in broedgebied. Momenteel vormt de Demervallei een geschikt foerageer- en broedgebied.
Zwarte specht =↑ Minstens behoud van de actuele populatie (31-55 territoria). Dit SBZ-V is minstens belangrijk voor deze soort in Vlaanderen. De huidige populatie maakt deel uit van een kernpopulatie.
=↑ Spontane evolutie naar oud bos verder stimuleren. Behoud van dreven met oude inheems loofbomen. De huidige habitatkwaliteit is voldoende tot goed te noemen, als men het SBZ-H ook in rekening brengt.
Aquafin NV
Ontheffing RWZI Halen – fase 2 (21.130) 86
6.9 SCHEMATISCHE WEERGAVE INRICHTING PERCEEL 6A (ANB, 2015)
Aquafin NV
Ontheffing Renovatie RWZI Oud-Heverlee 90
Figuur 1 Kadasterplan
Figuur 2 Natura 2000- en VEN-gebieden
Figuur 3 Orthofotoplan
Figuur 4 Inplantingsplan RWZI Halen na renovatie
Figuur 5 Gewestplan
Figuur 6 Landschapsatlas
Figuur 7 Overstromingskaart i.f.v. de watertoets
Figuur 8a Processchema bestaande toestand
Figuur 8b Processchema geplande toestand
Figuur 9 Bodemkaart van België
Figuur 10 Situering rekenpunten i.k.v. geur- en geluidsmodel
Figuur 11 Resultaten IFDM berekening
Figuur 12 Geactualiseerde biologische waarderingskaart
Figuur 13 Kwetsbaarheidskaart voor ecotoopverlies
Figuur 14 Kwetsbaarheidskaart voor verdroging
Figuur 15 Infiltratiegevoelige gebieden
7. FIGUREN
1553m² x 0.7m = 1087m³
onder huidig maaiveld
Diepte: 0,7m
m²1897Opp:
Volume: 1326 m³
x 0.3m = 239m³798m²
H
H
H
22.3
9 H
A 2
2.5
7 H
A
23.1
0
22.3
9
22.2
2
22.2
5
22.2
7
21.9
7
22.5
8
22.4
0
22.2
3
22.3
3
22.3
8
22.5
0
22.3
222.2
1
26.4
6
21.9
9
22.4
0
25.1
0
22.3
3
22.3
4
22.2
7
22.2
7
22.1
6
21.9
3
21.8
421.9
2
22.0
9
22.0
922.1
021.9
1
22.1
0
22.0
7
22.1
8
22.1
9
22.4
3
22.4
3
21.9
7
21.9
6
22.4
7
22.0
2
22.7
0
22.5
8
22.5
8
22.5
921.1
621.2
9
21.3
6
22.5
9
22.5
9
22.5
8
22.5
9
22.6
0
22.6
0
22.6
0
22.6
0
22.6
0
21.1
121.2
921.3
7
22.5
8
22.5
9
22.5
9
22.6
0
22.5
8
21.1
421.2
721.3
7
25.1
3
24.6
6
23.6
3
23.6
5
22.5
0
22.4
9
26.4
8
26.4
8
26.4
4
26.4
3
26.4
2
26.6
6 26.4
2
22.8
7
23.9
4
22.8
8
23.1
6
22.8
7
22.8
8
23.9
3
22.9
7
22.8
7
23.1
6
22.8
8
22.8
8
25.2
126.5
1
22.3
8
23.9
4
23.9
6
22.7
6
22.7
8
23.9
223.1
4
23.9
3
23.9
4
23.9
5
23.9
4
23.9
1
23.9
4
23.9
5
23.9
5
23.9
3
22.7
8
22.7
7
23.1
6
22.7
823.1
6
22.7
7
22.6
5
22.7
0
22.4
6
lp
lp
lp
lp
lp
lp
lp
lp
lp
lp
lp
lp
lp
lp
lp
lp
lp
lp
sk
sk
sk
sk
sk
sk
sk
sk
sk
sk
sk
sk
sk
sk
sk
sk
sk
sk
S01
S02
S03
S031
S04
S041
S042
S05
S06
eik
populie
r
populie
r
populie
r
populie
r
populie
r
populie
r
populie
r
populie
rpopulie
r
populie
r
populie
rpopulie
r
populie
r
populie
r populie
r
populie
r
populie
r
populie
r
populie
r
populie
r
populie
r
populie
r
populie
r
populie
rpopulie
r
populie
rpopulie
rpopulie
rpopulie
r
populie
r
populie
r
populie
r
populie
r
populie
r
populie
r
populie
r
populie
r
populie
r
populie
r
populie
r
populie
r
populie
r
populie
r
populie
r
populie
r
populie
r
populie
r
populie
r
populie
r
populie
r
populie
r
populie
r
populie
r
populie
r
populie
r
populie
rpopulie
r
populie
r populie
r
populie
r
22.1
7
21.9
3
21.4
4
21.6
0 21.6
7
22.0
0
22.1
0
22.2
8
21.8
9
21.7
0
21.5
8
21.4
6
21.2
5
21.3
7
21.4
7
21.6
1
21.7
2
21.7
4
21.7
1
21.6
3
21.5
7
21.6
0
21.4
8
21.4
6
21.4
3
21.4
3
23.0
9
23.1
9
23.2
7
23.0
8
23.1
1
23.0
3
22.6
3
22.4
5
22.2
7
22.1
7
21.9
0
21.7
8
21.8
8
bp20.7
9
bp20.7
3
bp20.6
6
bp20.6
1bp20.6
3
bp20.5
4
S03
S031
S032
S033
S04
23.25
23.20
23.21
23.29
23.29
21.68
22.81
21.67
23.28
21.70
23.30
21.79
23.34
23.08
23.13
19.23
22.38
19.02
23.07
23.06
23.05
21.33
21.27
21.30
21.42
21.39
21.36
23.20
21.73
23.29
22.48
21.25
21.21
21.19
21.21
05
y
vp
E
W
W
H
H
D
D
MOSSTRAAT
Halen 1ste afdeling sectie B
21.32BB
21.82BB
21.68BB
22.47BB 22.41
19.46WP
54
d
52a
50
49a
5a
3a
53d
65c
66c
2d
6b
47c
23.3
3
23.3
3
22.2
7
24.6
8
24.3
7
24.3
8
lp
populie
r
populie
r
populie
r
populie
r
populie
r
populie
r
populie
r
populie
r
populie
r
populie
r
populie
r
populie
r
populie
r
populie
r
populie
r
populie
r
Aquafin NV
Dijkstraat 8
2630 Aartselaar
tel. 03 450 45 11
fax 03 458 30 20
Aannemer
Gemeente
Burgermeester
Secretaris
Plannummer
Nr. Datum Historiek
Provincie:
Stad/Gemeente:
Schaal: Plan opp.:
Bestandsnaam:Getekend:
Projectnaam:
Titel:
Projectnummer:
Bestemming
P.00583621.130
Halen
dossiernummer Technum:
SMART & SUSTAINABLE INFRASTRUCTURE
ARIANELAAN 7 B-1200 BRUSSEL
TRACTEBEL ENGINEERING N.V. |
MAATSCHAPPELIJKE ZETEL TECHNUM:
Studiebureau
Bouwheer
Directeur Infrastructuur
Dirk De Waele
Projectmanager
www.technum.be
Fax +32 11 28 86 20
Tel. +32 11 28 86 00
Ilgatlaan 23 - 3500 Hasselt
KANTOOR HASSELT
Wouter Maenhout
Building & Industrial Sites
Senior Project Leader
Jean-Paul Lousbergh
RWZI Halen - Fase 2
Limburg
lp
200
200
M
M
NORD
NORD
NORD
NORD
NORD
NORD
NORD
NORD
2090
0
1910
0
1950
0
1905
0
1895
0
2040
0
2230
0
2225
0
1950
0
1970
0
2070
0
2045
0
2090
0
1935
0
1895
0
2040
0
160x80
Roosterinstallatie
Chemicaliëntank
Slibindikker
Legende constructies:
Mb03
Mb11
Mb24
Mb32
Mb44
Mb52
Mb61
Aanpassingswerken
Aanpassingswerken
Aanpassingswerken
Te behouden
Influentpompgemaal
Mb22 AanpassingswerkenSelectortank
Aanpassingswerken
Nabezinktank 1Mb31-1 Te behouden
Nabezinktank 2Mb31-2 Te behouden
Mb31-3 Te behoudenNabezinktank 3 (voorheen RBT)
Mb31-4 Af te brekenVerdeelconstructie
Recirculatieinstallatie
Mb46 Suikerwatertank Te behouden
Mb51 Effluentventuri's Aanpassingswerken
Effluentpompstation Aanpassingswerken
Te behouden
Mb62 Te behoudenSlibbuffertanks
SlibverwerkingsgebouwMb64-1
Mb64-2 Te behoudenSlibcontainerstelplaats
Mb85 Dienstgebouw
Aanpassingswerken
Mb87 Fietsenstalling Te behouden
Mb71 Te verplaatsenBiofilter influent
Mb53 Lozingsconstructie Te behouden
M-31-5 Nabezinktank 4 Nieuw
M-32-5 Recirculatieinstallatie NBT 4 Nieuw
M-71-5 Biofilter slibverwerkingsgebouw Nieuw
Uitbreiding LS
Beluchtingsbekkens 1 en 2
M-24-5 Beluchtingsbekkens 3 Nieuw
NieuwM-14 Zandvang
NieuwInfiltratievijverM-04-1
M-04-2 NieuwOverstortput terreinriolering
M-61-5 NieuwSlibindikker (Nieuw)
Mb31-1
Mb31-2
Mb31-3
Mb03
Mb11
Mb22 Mb24
Mb31-4
Mb32
Mb44
Mb46
Mb51
Mb52
Mb61
Mb62
Mb64-1
Mb64-2
Mb71
Mb85Mb87
Mb53
M-31-5
M-31-9
M-61-5
M-32-5
M-24-5
M-04-2
M-04-1
Te rooien populierenrij
22.30
22.30
22.30
22.30
19.15
19.95
22.30
20.90
20.90
20.90
20.90
20.90
24650
nieuwe fundering en toplaag
KWS-verharding,
Cementbetonverharding
in betonstraatstenen
Nieuwe verharding
Boordsteen ID2
Legende verhardingen:
Nieuwe grasdallen
Kiezelpaden
Af te breken constructies
Nieuwe constructies
Voorstelling constructies:
(te behouden)
Landmeting
(te behouden)
Bestaande constructies
1/250
1 JPS10/04/2015
JPS
1 m2
BEPLANTINGSPLAN
K:\BEMI\BA\AQUAFIN\P.005836 Halen\cad\F2-bou\5.sht
Plan ter voorbereiding
21.130/1/11-2-5
overstromingsgebied:
Compensatie
ophoging of nieuwbouw
Te compenseren volume t.p.v.
compensatie overstromingsgebied
Uit te graven grondvolume als
Figuur 11: Overzicht resultaten IFDM na realisatie uitbreiding RWZI Halen (21.130)
Modellering en beoordeling waterlijn
Modellering en beoordeling sliblijn