Roeping van de eerste leerlingen (B02)

47

Transcript of Roeping van de eerste leerlingen (B02)

1

Hoe zouden wij geloven, Heer,

als Gij niet wordt gehoord

bij monde van verkondigers

van uw verlossend woord?

2

Hoe zouden zij verkondigen,

als niet uw Zoon hen zond,

als niet uw Geest bekrachtigde,

de woorden uit hun mond?

3

Wij hebben door uw predikers

vernomen van uw naam,

die ons met hoop en goede moed

het leven door doet gaan.

1

Hoe zouden wij geloven, Heer,

als Gij niet wordt gehoord

bij monde van verkondigers

van uw verlossend woord?

2

Hoe zouden zij verkondigen,

als niet uw Zoon hen zond,

als niet uw Geest bekrachtigde,

de woorden uit hun mond?

3

Wij hebben door uw predikers

vernomen van uw naam,

die ons met hoop en goede moed

het leven door doet gaan.

1

Hoe zouden wij geloven, Heer,

als Gij niet wordt gehoord

bij monde van verkondigers

van uw verlossend woord?

2

Hoe zouden zij verkondigen,

als niet uw Zoon hen zond,

als niet uw Geest bekrachtigde,

de woorden uit hun mond?

3

Wij hebben door uw predikers

vernomen van uw naam,

die ons met hoop en goede moed

het leven door doet gaan.

Eert God die onze Vader is;

weest allen welgemoed.

Looft Hem, gij zult in vrede zijn.

Aanbidt al wat Hij doet.

U, Heer, komt alle leven toe

en wie of waar Gij zijt,

U is de macht, U zingen wij

dank voor uw heerlijkheid.

Lam Gods dat onze zonden draagt,

neem deze lofzang aan.

Gedenk ons in uw koninkrijk,

want Jezus is uw naam.

Gij die voor ons ten beste spreekt,

Messias, onze Heer.

O, ééngeboren Zoon van God,

kom haastig tot ons weer.

Mens voor de mensen zijn, herder als God,

trooster voor groot en klein, zo lief als God.

God roept zijn mensen, Hij roept ze bij naam

opdat zij toegewijd zijn wegen gaan.

Genade zaait Hij als zaad in hun hart,

zijn Geest vernieuwt de tijd en heelt de smart.

Klein met de kleinen zijn, vriend onverwacht,

niet op zichzelf maar op and’ren bedacht.

Zieken omarmen, hun tranen verstaan,

met hen de kruisweg ten einde toe gaan.

Gods woorden spreken aanstekelijk echt,

zijn liefde tonen en doen wat Hij zegt.

Licht in het duister zijn, laaiende vlam,

mens van vertrouwen zijn, zijn wie men kan.

Van God gezonden zijn, deemoedig en vrij,

teken van vrede zijn, zo trouw als Hij.

Mens voor de mensen zijn, herder als God,

trooster voor groot en klein, zo lief als God.

God roept zijn mensen, Hij roept ze bij naam

opdat zij toegewijd zijn wegen gaan.

Genade zaait Hij als zaad in hun hart,

zijn Geest vernieuwt de tijd en heelt de smart.

Klein met de kleinen zijn, vriend onverwacht,

niet op zichzelf maar op and’ren bedacht.

Zieken omarmen, hun tranen verstaan,

met hen de kruisweg ten einde toe gaan.

Gods woorden spreken aanstekelijk echt,

zijn liefde tonen en doen wat Hij zegt.

Licht in het duister zijn, laaiende vlam,

mens van vertrouwen zijn, zijn wie men kan.

Van God gezonden zijn, deemoedig en vrij,

teken van vrede zijn, zo trouw als Hij.

[Vg]

Wij beseffen en aanvaarden

dat wij onze rust niet vinden

in de zekerheid van wat wij belijden,

maar in verwondering

over wat ons toevalt en geschonken wordt;

[Al.]

dat wij onze bestemming niet vinden

in onverschilligheid en hebzucht,

maar in wakkerheid en verbondenheid

met al wat leeft;

[Vg]

Wij beseffen en aanvaarden

dat ons bestaan niet voltooid wordt

door wie we zijn en wat we hebben,

maar door wat oneindig groter is dan wij kunnen bevatten.

[Al.]

Door dit besef geleid, geloven wij in Gods Geest

die al wat mensen scheidt te boven gaat

en hen bezielt tot wat heilig is en goed,

opdat zij, zingend en zwijgend,

biddend en handelend,

Jezus volgen.

[Vg]

Wij geloven in Jezus, een van Geest vervulde mens, het gelaat van God dat ons aanziet en verontrust. Hij had de mensen lief en werd

gekruisigd maar leeft, zijn eigen dood en die van ons voorbij. Hij is ons heilig voorbeeld van wijsheid en van moed

en brengt ons Gods eeuwige liefde nabij.

[Al.]

Wij geloven in God, de Eeuwige,

die ondoorgronde liefde is, de grond van het bestaan,

die ons de weg van vrijheid en gerechtigheid wijst

en ons wenkt naar een toekomst van vrede.

[Vg]

Wij geloven dat wij zelf,

zo zwak en feilbaar als wij zijn,

geroepen worden om

met Christus en allen die geloven verbonden,

kerk te zijn in het teken van de hoop.

[Al.]

Want wij geloven in de toekomst van God en wereld,

in een goddelijk geduld dat tijd schenkt

om te leven en te sterven en om op te staan,

in het koninkrijk dat is en komen zal,

waar God voor eeuwig zijn zal: alles in allen.

God roept de mens in ied’re tijd

en spreekt tot hem van eeuwigheid;

Hij geeft niet om vrijblijvendheid,

maar vraagt zichzelf te geven.

Te horen naar wat Hij zegt

Zijn woord in ieders hart gelegd,

tezamen een taal die zegt

dat liefde staat voor delen.

Wie oren om te horen heeft

en handen om te geven heeft,

wie liefde voor het leven heeft

kan delen met elk ander.

Al werkend aan wat God wil

wordt ieder mens een beetje stil

en ziet door een nieuwe bril

het leven als geen ander. 'uit vuur en ijzer' (Poolse volksmelodie)

[Vg]

Wij danken Jou, Vader van alle mensen,dat je een God van mensen wil zijn,

dat Je onze God genoemd wil worden,dat Je ons kent bij onze namen,

en dat Je de wereld in Jouw handen houdt.

[Al.]

Want daarom hebt Jij ons geschapen en geroepen in dit leven:

dat wij met Jou verbonden zouden zijn, wij, Jouw volk op deze aarde.

[Vg]

Gezegend ben Jij, schepper van al wat bestaat;

gezegend ben Jij, die ons ruimte geeft en tijd van leven;

gezegend ben Jij om het licht in onze ogenen om de lucht die wij ademen.

[Vg]

Wij danken Jou voor heel de schepping,voor alle werken van Jouw handen,

voor alles wat Jij gedaan hebt in ons middendoor Jezus, Jouw Zoon en onze Broeder.

[Vg]

Wij hebben Jou nooit gezien, God,maar wij mogen Je wel ontmoetenwaar mensen van elkaar houden,

genade zijn voor elkaar en Jouw schepping eerbiedigen.

[Al.]

Wij hebben Jou nooit gezien, God,maar we kunnen Jou steeds weer horen,

in een medemens, in een geliefde,in een reisgezel, in een zieke,

in Jezus, de dienaar van de wereld.

[Rechtstaan]

[Vg]

De avond voor zijn lijden en dood…

-|- consecratie - |-

Daarom zijn wij hier samen,daarom vormen wij hier

een gemeenschap rond Jouw tafel.

[Al.]

om jouw diepste wens te herdenken blijven wij het brood breken voor elkaar,

zoals zo velen reeds voor ons deden.

[Vg]

Wij bidden voor de mensen die een bijzondere plaats innemen in ons hart,

ook voor hen die van ons zijn heengegaan.

Laat Jouw mensen nooit verloren gaan,bewaar hen in Jouw liefde,

schrijf hun namen in de palm van Jouw hand.

[Al.]

Zend Jouw Geest uit over Jouw Kerk.Geef ons hoop, God.

Geef ons vrede omwille van Jezus Christus.Met Hem en in Hem

zijn wij Jouw mensen,ben Jij onze Vader,

nu en tot in eeuwigheid.

Geef ons de vrede, geef vrede aan wie op Jou vertrouwt.

Geef ons de vrede, geef vrede.(Taizé)

Zeg nooit: "onze wereld is gebroken

en de mens tot weinig goeds in staat."

Zeg nooit: "Niemand kan op vrede hopen,

alles gaat nu eenmaal als het gaat."

Zeg nooit dat het godvergeten lijden

toch het noodlot is van ons bestaan.

Zeg nooit: "Stil maar, wacht op beet're tijden."

Zeg nooit: "Niemand kan de dood weerstaan.".