Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed - Archeologisch … · 2016. 11. 6. · Het resultaat van...
Transcript of Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed - Archeologisch … · 2016. 11. 6. · Het resultaat van...
1
Transect-rapport 160
Archeologisch bureauonderzoek en verkennend
en karterend booronderzoek
Oude Harderwijkerweg 9, Doornspijk Gemeente Elburg (prov. Gelderland)
2
ISSN: 2211-7067
© Transect, Utrecht
Niets uit deze uitgave mag worden vermenigvuldigd en/of openbaar gemaakt door middel van druk, fotokopie of
op welke wijze dan ook zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van de uitgevers.
Transect aanvaardt geen aansprakelijkheid voor eventuele schade voortvloeiend uit de toepassing van de
adviezen of het gebruik van de resultaten van dit onderzoek.
Auteur drs. A.A. Kerkhoven, drs. T. Nales, H. Pape MA
Versie Definitief
Projectcode 13010017
Datum 19-04-2013
Opdrachtgever Aannemersbedrijf Van Wijhe B.V.
Zuiderzeestraatweg West 24-K
8085 AE Doornspijk
Uitvoerder Transect
Australiëlaan 5-a
3526 AB Utrecht
Bevoegde overheid Gemeente Elburg
ARCHIS-onderzoeksmeldingsnummer 56.163
Beheer en plaats documentatie Transect, Utrecht
Autorisatie
Naam Datum Paraaf Drs. T. Nales (Senior KNA Prospector)
23-04-2013
3
Samenvatting
In opdracht van Aannemersbedrijf Van Wijhe B.V. heeft Transect
1 in maart en april 2013 een
archeologisch inventariserend veldonderzoek, verkennende en karterende fase uitgevoerd in het
plangebied aan de Oude Harderwijkerweg 9 in Doornspijk (gemeente Elburg; zie figuur 1). De
aanleiding voor het onderzoek is een bestemmingsverandering in het kader van de regeling
functieverandering, waarbij enkele stallen worden gesloopt en hiervoor twee woningen worden terug
gebouwd (zie bijlagen 1 en 2 voor de nieuwe situatie).
In het kader van de nieuwbouw zal grondverzet plaatsvinden, waardoor de bodem en hiermee
eventueel aanwezige archeologische resten in het plangebied kunnen worden verstoord.
Het plangebied ligt op de overgang van een dekzandrug naar een lager gelegen dekzandvlakte. In het
plangebied zijn geen archeologische waarden bekend. In het onderzoeksgebied zijn meerdere
vondsten en sporen uit de Middeleeuwen en Nieuwe Tijd bekend, maar aanwijzingen voor historische
bebouwing in het plangebied ontbreken. Voor zover bekend beperken bodemverstoringen in het
plangebied zich tot de bestaande bebouwing. Hierdoor heeft het plangebied op basis van het
bureauonderzoek een lage verwachting op archeologische waarden uit de Late Middeleeuwen –
Nieuwe tijd. Gezien de verwachte aanwezigheid van een oud bouwlanddek in het plangebied, is voor
wat betreft de periode Laat-Paleolithicum tot en met Vroege Middeleeuwen sprake van een
middelhoge archeologische verwachting. Archeologische waarden worden op basis van het
bureauonderzoek in de top van het dekzand onder een oud bouwlanddek verwacht.
Uit het verkennend en karterend booronderzoek blijkt, dat in het plangebied een overgangszone ligt
van laarpodzolgronden naar gooreerdgronden, waarbij de top van het dekzand op 40 cm –Mv en
dieper ligt. In boringen 1, 2 en 7 is nog een B-horizont aanwezig. In boring 4 is nog een E-horizont
aanwezig. In de overige boringen is de bodem tot in de C-horizont verstoord. Er zijn geen
archeologische indicatoren aangetroffen.
Advies
Gezien de bodemverstoringen in het plangebied, de oorspronkelijk natte condities en het ontbreken
van archeologische indicatoren worden geen archeologische vervolgmaatregelen geadviseerd.
Kanttekening
Het onderzoek is zo zorgvuldig mogelijk en conform de hiervoor geldende eisen uitgevoerd. Omdat het
uitgevoerde onderzoek een steekproef betreft, kan niet zondermeer worden uitgesloten dat bij
bodemwerkzaamheden archeologische resten worden aangetroffen. De kans hierop is echter klein.
Mochten er bij bodemwerkzaamheden toch archeologische resten worden aangetroffen, dienen deze
conform de hiervoor geldende wettelijke eisen te worden gemeld. Om praktische redenen wordt
geadviseerd om de melding bij de gemeente te doen.
1 Het archeologisch vooronderzoek is uitgevoerd door Transect. Transect beschikt over een opgravingsvergunning voor
booronderzoek ex artikel 45 van de Monumentenwet, verleend door de Rijksdienst voor Cultureel Erfgoed (RCE).
Australiëlaan 5-a
3526 AB Utrecht
T: 030-7620705
F: 030-7620706
4
Inhoud
Samenvatting .......................................................................................................................................................... 3
1. Aanleiding ..................................................................................................................................................... 5
2. Aard en doel van het archeologisch vooronderzoek .................................................................................... 6
3. Afbakening plan- en onderzoeksgebied ....................................................................................................... 7
4. Consequenties toekomstig gebruik .............................................................................................................. 7
5. Beleidskader ................................................................................................................................................. 8
6. Archeologische verwachting ........................................................................................................................ 9
7. Resultaten veldonderzoek .......................................................................................................................... 11
8. Beantwoording onderzoeksvragen ............................................................................................................ 13
9. Conclusie en Advies .................................................................................................................................... 14
10. Geraadpleegde bronnen ............................................................................................................................ 15
Bijlage 1: Nieuwe situatie plangebied (1) .............................................................................................................. 16
Bijlage 2: Nieuwe situatie plangebied (2) .............................................................................................................. 17
Bijlage 3: Boorpuntenkaart ................................................................................................................................... 18
Bijlage 4: Boorstaten ............................................................................................................................................. 19
Bijlage 5: Foto’s ..................................................................................................................................................... 22
Bijlage 6: NEN 5104 ............................................................................................................................................... 24
5
1. Aanleiding
In opdracht van Aannemersbedrijf Van Wijhe B.V. heeft Transect2 in maart en april 2013 een
archeologisch inventariserend veldonderzoek, verkennende en karterende fase uitgevoerd in het
plangebied aan de Oude Harderwijkerweg 9 in Doornspijk (gemeente Elburg; zie figuur 1). De
aanleiding voor het onderzoek is een bestemmingsverandering in het kader van de regeling
functieverandering, waarbij enkele stallen worden gesloopt en hiervoor twee woningen worden terug
gebouwd (zie bijlagen 1 en 2 voor de nieuwe situatie).
In het kader van de nieuwbouw zal grondverzet plaatsvinden, waardoor de bodem en hiermee
eventueel aanwezige archeologische resten in het plangebied kunnen worden verstoord.
Het onderzoek is uitgevoerd in overeenstemming met de eisen van de Kwaliteitsnorm Nederlandse
Archeologie (KNA), versie 3.2.
2 Het archeologisch vooronderzoek is uitgevoerd door Transect. Transect beschikt over een opgravingsvergunning voor
booronderzoek ex artikel 45 van de Monumentenwet, verleend door de Rijksdienst voor Cultureel Erfgoed (RCE).
Figuur 1: Ligging van het plangebied (rode stip en begrenzing).
6
2. Aard en doel van het archeologisch vooronderzoek
Het archeologisch vooronderzoek bestaat uit een gecombineerd onderzoek, te weten uit een
archeologisch Bureauonderzoek (BO) en een Inventariserend Veldonderzoek (IVO), verkennende en
karterende fase. Het Inventariserend Veldonderzoek is uitgevoerd in de vorm van een booronderzoek
en veldkartering (IVO-O).
Het doel van het archeologisch bureauonderzoek is het specificeren van de archeologische
verwachting, dat wil zeggen het aan de hand van beschikbare en nieuwe informatie over de
archeologie, cultuurhistorie, bodemopbouw, bodemreliëf en grondgebruik, bepalen van de kans dat
binnen het plangebied archeologische resten kunnen voorkomen. Het doel van het inventariserend
veldonderzoek is het toetsen en waar mogelijk bijstellen van de gespecificeerde archeologische
verwachting, door middel van veldwaarnemingen in het plangebied zelf.
Het onderzoek probeert hiermee, aan de hand van feitelijke informatie, antwoord te geven op de
volgende vragen:
Is er sprake van bodemlagen waarin archeologische waarden kunnen voorkomen?
Zijn deze bodemlagen intact? (en is de archeologie intact)?
Hoe diep liggen deze bodemlagen en dus: in hoeverre zijn deze gevoelig voor de
voorgenomen bodemingrepen?
Zijn er aanwijzingen dat er ook daadwerkelijk archeologische waarden liggen (archeologische indicatoren) en uit welke periode(-n) dateren deze?
Wat is de aard van de betreffende archeologische waarden?
Wat is de – verwachte – fysieke kwaliteit van archeologische waarden in het plangebied?
Het resultaat van het archeologisch vooronderzoek is een rapport met een conclusie omtrent het
risico dat eventueel aanwezige archeologische waarden in het plangebied worden verstoord als gevolg
van de voorgenomen plannen. Op basis van het rapport kan het bevoegd gezag een beslissing nemen
in het kader van de planprocedure. Het rapport bevat waar mogelijk gegevens over de aan- of
afwezigheid, aard, omvang, ouderdom, gaafheid, conservering en (relatieve) kwaliteit van
archeologische waarden.
Het bureauonderzoek is uitgevoerd conform protocol 4002 van de Kwaliteitsnorm Nederlandse
Archeologie, versie 3.2 (KNA 3.2). In dit kader is onder andere het centraal Archeologisch
Informatiesysteem (ARCHIS-2) van de Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed (RCE) geraadpleegd,
waarin de Archeologische MonumentenKaart (AMK) en de Indicatieve Kaart Archeologische Waarden
(IKAW) zijn opgenomen. Aanvullende (cultuur)historische informatie is verkregen uit voorhanden
zijnde historische bronnen en kaartmateriaal. Om inzicht te krijgen in de opbouw en de ontwikkeling
van het landschap zijn onder andere bodemkaarten en geomorfologische kaarten geraadpleegd. Deze
bronnen zijn aangevuld met relevante informatie uit achtergrondliteratuur.
Het inventariserend veldonderzoek is uitgevoerd conform protocol 4003 van de Kwaliteitsnorm
Nederlandse Archeologie versie 3.2 (KNA 3.2). De toegepaste methodiek in het veld wordt beschreven
in hoofdstuk 10, ‘Resultaten veldonderzoek’ .
7
3. Afbakening plan- en onderzoeksgebied
Gemeente Elburg
Plaats Doornspijk
Toponiem Oude Harderwijkerweg 9
Kaartblad 27A
Centrumcoördinaat 185.331 / 493.242
Omvang Circa 1.300 m2
Binnen het archeologisch bureauonderzoek wordt onderscheid gemaakt in het plangebied en het
onderzoeksgebied. Het plangebied is het gebied waarin de geplande bodemingrepen zullen
plaatsvinden en waar de ruimtelijke procedure betrekking op heeft. Voor wat betreft de geografische
ligging van het plangebied zie figuur 1. Voor wat betreft de exacte begrenzing van de nieuwe situatie,
zie Bijlage 1.
Om de archeologische verwachting van het plangebied te kunnen specificeren is bij het
bureauonderzoek een gebied met een straal van circa 1000 m rond het plangebied betrokken. Dit
gebied sluit zowel bodemkundig, als voor wat betreft geomorfologie, archeologie en cultuurhistorie
aan bij de verwachte situatie in het plangebied, zodat op een verantwoorde manier uitspraken kunnen
worden gedaan over de landschapsgenese en bewoningsgeschiedenis van het plangebied. Bovendien
is voor wat betreft de landschapsgenese ook informatie op het niveau van de archeoregio bij het
onderzoek betrokken, te weten het Utrechts-Gelders zandgebied.
4. Consequenties toekomstig gebruik
Juridisch-planologisch kader Bestemmingsplan
Planvorming Nieuwbouw
Bodemverstoringen Ontgravingen t.b.v. funderingen en kabels/leidingen
In het plangebied zullen de bestaande stallen worden gesloopt en twee nieuwe huizen worden
gebouwd. Het eerste huis zal een oppervlakte van 143 m2 krijgen, het tweede huis krijgt een
oppervlakte van 146 m2. De huizen zullen allebei volledig onderkelderd worden tot 3,0 m –Mv (zie
bijlage 1 en 2). Het bouwvlak van één van de huizen overlapt voor een deel de te slopen stallen.
8
5. Beleidskader
Onderzoekskader Bestemmingsplanwijziging
Beleidskader Bestemmingsplan Buitengebied Elburg 2012
Onderzoeksgrens 120 m2
In 1992 heeft Nederland het Europees Verdrag inzake de bescherming van het archeologisch erfgoed
ondertekend; ook wel het Verdrag van Malta of Valletta genoemd, naar het eiland en de plaats waar
het is ondertekend. Het Verdrag is in 1998 geratificeerd en op 1 september 2008 via de Wet op de
Archeologische Monumentenzorg (Wamz) geïmplementeerd. De Wamz is een wijzigingswet en omvat
een wijziging van de Monumentenwet 1988, de Wet Milieubeheer en de Ontgrondingenwet. Vanuit de
Wet op de ruimtelijke ordening (Wro) bestaat sindsdien een verplichting om bij de voorbereiding van
bestemmingsplannen alle ter zake doende belangen mee te wegen. In feite is de Wamz een concrete
invulling van deze verplichting en een verbreding van de zorgplicht voor archeologische waarden in
het milieubeheer.
Op de plankaart van het bestemmingsplan Buitengebied Elburg 2012 heef het plangebied een
dubbelbestemming Waarde-Archeologie hoge verwachtingswaarde (www.ruimtelijkeplannen.nl). In
de planregels is opgenomen dat voor nieuw te bebouwen oppervlaktes vanaf 120 m2 en dieper dan
0,30 m –Mv, aanvullend archeologisch onderzoek moet worden uitgevoerd, zodat kan worden
bepaald of sprake is van onevenredige aantasting van eventueel in de ondergrond aanwezige
archeologische waarden. In onderhavig geval is echter sprake van een bestemmingswijziging, die
onder artikel 29.5 van de planregels valt. De gemeente kan volgens het betreffende artikel de
bestemming wijzigen voor het verwijderen van de bestemming Waarde – Archeologie hoge
verwachtingswaarde, indien uit archeologisch onderzoek blijkt dat op de betrokken locatie geen
archeologische waarden (meer) aanwezig zijn.
9
6. Archeologische verwachting
Archeoregio Utrechts-Gelders dekzandgebied
Archeologische verwachting Laat-Paleolithicum t/m Middeleeuwen
Bodem cHn21: laarpodzolgronden van leemarm en zwak lemig fijn zand
Geomorfologie 3K14: dekzandrug met oud bouwlanddek
Maaiveld 2,0 m +NAP
Grondwater III
Het plangebied is gelegen nabij de zuidelijke rand van een dekzandrug (oud bouwlanddek, kaartcode
3K14), waarop Doornspijk en Hooge Enk zijn gebouwd. Het plangebied ligt op een enk. Circa 90 m ten
zuiden van het plangebied bevindt zich een vlakte van ten dele verspoelde dekzanden (vervlakt door
veen en/of overstromingsmateriaal, kaartcode 2M14). Binnen het plangebied is sprake van
laarpodzolgronden van leemarm en zwak lemig fijn zand (kaartcode cHn21, GWT VII*). Circa 90 m ten
zuiden van het plangebied bevinden zich beekeerdgronden van leemarm en zwak lemig fijn zand
(kaartcode pZg21).
Het plan- en onderzoeksgebied liggen op de gemeentelijke verwachtingskaart op een dekzandrug met cultuurdek, een gebied met een hoge verwachting. Op de IKAW liggen ze in een gebied met een middelhoge archeologische verwachting. In het plan- en onderzoeksgebied liggen geen AMK-terreinen.
Circa 490 m ten noordoosten van het plangebied is waarneming 432.651 geregistreerd. Deze waarneming is gedaan tijdens een verkennend booronderzoek (onderzoeksmeldingsnummer 51.822). Tijdens het booronderzoek werden aan maaiveld vier fragmenten roodbakkend, geglazuurd aardewerk aangetroffen. De scherven dateren vanaf de 17
e eeuw. Ter plaatse werd
een eerddek aangetroffen.
Circa 540 m ten noordoosten van het plangebied is vondstmelding 420.480 geregistreerd. Deze vondstmelding is gedaan tijdens een proefsleuvenonderzoek (onderzoeksmeldingsnummer 53.197), dat volgde op het verkennend booronderzoek met nummer 51.822. Tijdens het proefsleuvenonderzoek werden kuilen uit de 18
e of 19
e eeuw aangetroffen, alsook twee
subrecente paalkuiltjes. Er waren geen aanwijzingen voor bewoning, maar de aanwezigheid van middeleeuws vondstmateriaal (kogelpot, steengoed) en de bodemopbouw in het westelijk deel van het onderzoeksgebied lijkt te wijzen op bebouwing ten noordwesten. Een landschappelijk lager gelegen erf werd niet uitgesloten. Er werd naast materiaal uit de Middeleeuwen en Nieuwe Tijd ook een stuk vuursteen aangetroffen
Volgens het Kadastrale Minuutplan 1811-1832 (zie figuur 2) en recentere topografische kaarten, heeft
in het plangebied geen historische bebouwing gestaan. Volgens het bodemloket hebben in het
plangebied geen bodemsaneringen plaatsgevonden.
Gespecificeerde archeologische verwachting
Het plangebied ligt op de overgang van een dekzandrug naar een lager gelegen dekzandvlakte. In het
plangebied zijn geen archeologische waarden bekend. In het onderzoeksgebied zijn meerdere
vondsten en sporen uit de Middeleeuwen en Nieuwe Tijd bekend, maar aanwijzingen voor historische
bebouwing in het plangebied ontbreken. Voor zover bekend beperken bodemverstoringen in het
plangebied zich tot de bestaande bebouwing. Hierdoor heeft het plangebied op basis van het
bureauonderzoek een lage verwachting op archeologische waarden uit de Late Middeleeuwen –
Nieuwe tijd. Gezien de verwachte aanwezigheid van een oud bouwlanddek in het plangebied, is voor
10
wat betreft de periode Laat-Paleolithicum tot en met Vroege Middeleeuwen sprake van een
middelhoge archeologische verwachting. Archeologische waarden worden op basis van het
bureauonderzoek in de top van het dekzand onder een oud bouwlanddek verwacht.
Figuur 2: Het plangebied op het Kadastrale Minuutplan 1811-1832 (bron: www.watwaswaar.nl / rode cirkel: globale ligging plangebied).
11
7. Resultaten veldonderzoek
Onderzoeksmethodiek
Het doel van het booronderzoek is het toetsen van de gespecificeerde archeologische verwachting in
het plangebied. Hiertoe is in het plangebied een verkennend en karterend booronderzoek uitgevoerd.
In totaal zijn in het plangebied 7 boringen gezet, tot een maximale diepte van 150 cm –Mv (zie bijlagen
3 t/m 6). De boringen zijn zoveel mogelijk in een regelmatig patroon gezet, waarbij rekening is
gehouden met de huidige en nieuwe bebouwingsvlakken (zie bijlage 1).
De boorpunten zijn ingemeten met behulp van een meetlint aan de hand van de bestaande topografie.
De hoogteligging ten opzichte van NAP van de boorpunten is afgeleid van het Actueel Hoogtebestand
Nederland (AHN) en bedraagt circa 2,9 - 3,1 m +NAP.
Alle boringen zijn eerst gezet met een 7 cm Edelmanboor. Van iedere boorkern is eerst de lithologie en
lithogenese beschreven, conform de NEN5104 en de Archeologische Standaard
Boorbeschrijvingsmethode (ASB; SIKB 2008). Deze beschrijvingen zijn terug te vinden in de boorstaten
in Bijlage 4. Foto-opnames van representatieve boringen zijn te vinden in Bijlage 5. Na de lithologische
en lithogenetische beschrijving is het archeologisch relevante traject bemonsterd met een 15 cm
Edelman boor. Van iedere boring is het archeologisch relevante bodemtraject volledig verzameld en
nat gezeefd over een zeef met een maaswijdte van 2 mm. Als archeologisch relevant bodemtraject is
de onderste 30 cm van het holocene bodempakket tot 30 cm in de C-horizont van het pleistoceen zand
aangehouden.
Bodemopbouw en lithologie
Uit het booronderzoek blijkt inderdaad de randligging van het plangebied op de overgang van een
hoge dekzandrug naar een lager gelegen gebied, zoals deze ook goed is te zien op het Actueel
Hoogtebestand Nederland (AHN) in figuur 3.
Deze overgang komt in de boringen tot uitdrukking in de vorm van laarpodzolgronden op het hoger
gelegen deel van het plangebied (boringen 4 t/m 7) naar gooreerdgronden in het lager gelegen deel
van het plangebied (boringen 1 t/m 3). De oorspronkelijke bodemopbouw van het plangebied is als
gevolg van bodemverstoringen niet altijd even goed uit de boringen af te lezen.
Boring 4 is met een dunne E-horizont, indicatief voor het oorspronkelijk voorkomen van laarpodzolen
in het hoger gelegen deel van het plangebied, hoewel in boringen 5, 6 en 7 de oorspronkelijke situatie
zich door omzettingen en aftopping lastiger laat reconstrueren.
Kenmerkend voor de gooreerdgronden is een dikke B-horizont en roestvlekken in de A-horizont, zoals
in boring 3. Ook in boring 5 zijn in de A-horizont roetsvlekken waargenomen, die wijzen op hoge
grondwaterstanden. De gooreerdgronden zijn indicatief voor laag gelegen gebieden met een relatief
hoge grondwaterstand. In het landschappelijk laagst gelegen deel van het plangebied, namelijk in
boringen 1, 2 en 3 is de B-horizont dan ook dikker dan in de andere boringen. In boring 3 is in het
omgezette deel van het bodemprofiel, tussen 55 – 120 cm –Mv (direct boven het dekzand), kleiig zand
met veenbrokken aangeboord. Waarschijnlijk lag/ligt in de laagte die zuidoostelijk van de dekzandrug
ligt, dan ook veen.
12
Uit boring 4 blijkt, dat in het bovenste deel van het bodemprofiel ter hoogte van boringen 4 t/m 7
sprake moet zijn geweest van een oud bouwlanddek (enkeerdgrond of laarpodzol. Deze is inmiddels
omgezet.
De basis bestaat uit pleistoceen dekzand. Deze is matig fijn en in boringen 2, 3 en 5 matig slecht
gesorteerd. Dit betreft waarschijnlijk verspoeld dekzand (hellingafzettingen).
Uit het booronderzoek blijkt verder dat de bodem in het plangebied ter hoogte van boringen 1 t/m 3
tot minimaal 70 cm –Mv is geroerd; in boring 3 zelfs tot 120 cm –Mv. In boringen 4 t/m 7 valt de
verstoring mee. Hier zijn bodemverstoringen gemeten tot minimaal 35 cm –Mv en maximaal 50 cm –
Mv, hoewel in boring 7 sprake is van aftopping van het oorspronkelijke bodemprofiel en hier dus de
feitelijke verstoring niet valt te reconstrueren.
Archeologisch indicatoren
Er zijn geen archeologische indicatoren aangetroffen.
Figuur 3: Maaiveldreliëf op basis van het Actueel Hoogtebestand Nederland (AHN). Het plangebied ligt binnen de rode cirkel.
13
8. Beantwoording onderzoeksvragen
Is er sprake van bodemlagen waarin archeologische waarden kunnen voorkomen en zijn deze intact?
Ja, in de top van het dekzand kunnen zich archeologische waarden bevinden. De top van het dekzand
bestaat in boringen 1 t/m 3 uit gooreerdgronden en in boringen 4 t/m 7 uit – verstoorde –
laarpodzolgronden. Ter hoogte van boringen 1, 2 en 7 is nog een B-horizont aanwezig. In boring 4 is
nog een E-horizont aanwezig. In de overige boringen is de bodem tot in de C-horizont verstoord.
Hoe diep liggen deze bodemlagen en dus: in hoeverre zijn deze gevoelig voor de voorgenomen
bodemingrepen?
De top van het dekzand ligt vanaf 40 cm –Mv en is dus gevoelig voor de voorgenomen bodemingrepen
tot circa 300 cm –Mv.
Zijn er aanwijzingen dat er ook daadwerkelijk archeologische waarden liggen (archeologische
indicatoren) en uit welke periode(-n) dateren deze?
Nee, er zijn geen archeologische indicatoren aangetroffen.
Wat is de aard van de betreffende archeologische waarden?
Niet van toepassing.
Wat is de – verwachte – fysieke kwaliteit van archeologische waarden in het plangebied?
Niet van toepassing.
14
9. Conclusie en Advies
Het plangebied ligt op de overgang van een dekzandrug naar een lager gelegen dekzandvlakte. In het
plangebied zijn geen archeologische waarden bekend. In het onderzoeksgebied zijn meerdere
vondsten en sporen uit de Middeleeuwen en Nieuwe Tijd bekend, maar aanwijzingen voor historische
bebouwing in het plangebied ontbreken. Voor zover bekend beperken bodemverstoringen in het
plangebied zich tot de bestaande bebouwing. Hierdoor heeft het plangebied op basis van het
bureauonderzoek een lage verwachting op archeologische waarden uit de Late Middeleeuwen –
Nieuwe tijd. Gezien de verwachte aanwezigheid van een oud bouwlanddek in het plangebied, is voor
wat betreft de periode Laat-Paleolithicum tot en met Vroege Middeleeuwen sprake van een
middelhoge archeologische verwachting. Archeologische waarden worden op basis van het
bureauonderzoek in de top van het dekzand onder een oud bouwlanddek verwacht.
Uit het verkennend en karterend booronderzoek blijkt, dat in het plangebied een overgangszone ligt
van laarpodzolgronden naar gooreerdgronden, waarbij de top van het dekzand op 40 cm –Mv en
dieper ligt. In boringen 1, 2 en 7 is nog een B-horizont aanwezig. In boring 4 is nog een E-horizont
aanwezig. In de overige boringen is de bodem tot in de C-horizont verstoord. Er zijn geen
archeologische indicatoren aangetroffen.
Advies
Gezien de bodemverstoringen in het plangebied, de oorspronkelijk natte condities en het ontbreken
van archeologische indicatoren worden geen archeologische vervolgmaatregelen geadviseerd.
Kanttekening
Het onderzoek is zo zorgvuldig mogelijk en conform de hiervoor geldende eisen uitgevoerd. Omdat het
uitgevoerde onderzoek een steekproef betreft, kan niet zondermeer worden uitgesloten dat bij
bodemwerkzaamheden archeologische resten worden aangetroffen. De kans hierop is echter klein.
Mochten er bij bodemwerkzaamheden toch archeologische resten worden aangetroffen, dienen deze
conform de hiervoor geldende wettelijke eisen te worden gemeld. Om praktische redenen wordt
geadviseerd om de melding bij de gemeente te doen.
15
10. Geraadpleegde bronnen
Archeologische kaarten en databestanden:
Archeologische Monumenten Kaart (AMK), Rijksdienst voor Cultureel erfgoed (RCE), Amersfoort,
2007.
Archeologisch Informatie Systeem II (Archis2), Rijksdienst voor Cultureel erfgoed (RCE),
Amersfoort, 2007.
Indicatieve Kaart van Archeologische Waarden, 2e generatie, IKAW, Rijksdienst voor
Oudheidkundig Bodemonderzoek (ROB), Amersfoort, 2000.
www.ahn.nl
www.ruimtelijkeplannen.nl
www.watwaswaar.nl
www.bodemloket.nl
www.dinoloket.nl
www.bodemdata.nl
Literatuur:
Bakker, H. de, 1966. De subgroepen van het systeem voor bodemclassificatie voor Nederland. In: Boor
en Spade.
Bakker, H. de en J. Schelling, 1989. Systeem van bodemclassificatie voor Nederland. De hogere niveaus.
Wageningen.
Berendsen, H.J.A., 2000. Landschappelijk Nederland. Assen (Fysische Geografie van Nederland). 2e
druk.
Berendsen, H.J.A., 2004. De vorming van het land. Assen (Fysische geografie van Nederland). Vierde,
geheel herziene druk.
Mulder, E.F.J., M.C. Geluk, I.L. Ritsema, W.E. Westerhoff en T.E. Wong, 2003. De ondergrond van
Nederland. Houten.
Stiboka, 1969. Bodemkaart van Nederland schaal 1 : 50 000. Toelichting bij kaartblad 45 West ‘s-
Hertogenbosch. Stichting voor Bodemkartering, Wageningen 1978.
16
Bijlage 1: Nieuwe situatie plangebied (1)
17
Bijlage 2: Nieuwe situatie plangebied (2)
18
Bijlage 3: Boorpuntenkaart
19
Bijlage 4: Boorstaten
20
21
22
Bijlage 5: Foto’s
Boorkernen Edelmanboor zijn van links naar rechts uitgelegd; onderzijden naar boven gericht.
Boring 2
Boring 3
23
Boring 5
Boring 6
24
Bijlage 6: NEN 5104
Textuurindeling (NEN 5104) Hoofdnaam Toevoeging [Org, Gr] Gradiënt toevoeging G = grind g = grindig 1 = zwak Z = zand z = zandig 2 = matig L = leem s = siltig 3 = sterk K = klei k = kleiig 4 = uiterst V = veen h = humeus m = mineraalarm
Karakteristieken en plantenresten VAM (amorfiteit) Plantenresten (plr) Consist(entie) M50 (mediaan) Alleen voor zand 1 = Zwak amorf ri = riet ST = stevig 75-105 uiterst fijn 2 = Matig amorf ho = hout MST = matig stevig 105-150 zeer fijn 3 = Sterk amorf ze = zegge MSL = matig slap 150-210 matig fijn wo – wortels SL = slap 210-300 matig grof plr = ongedef. ZSL = zeer slap 300-420 grof 420-600 zeer grof
Nieuwvormingen en grondwater Ca (kalkgehalte, CaCO3) Fe (roestvlekken) Oxidatie/reductie [o/r] GW (grondwater) 1 = afwezig 1 = afwezig o = oxidatie GW = grondwater 2 = matig kalkhoudend 2 = ijzerhoudend or = oxidatie/reductie GHG = gem. hoogste
grondwaterstand 3 = kalkhoudend 3 = sterk ijzerhoudend r = reductie GLG = gem. laagste
grondwaterstand
Classificatie en interpretatie Bodemhorizont (Hor.; volgens De Bakker & Schelling, 1989)
Monstername (M) Lithogenese (lith.)
BHA X (boring) – XXX {diepte in cm) KOM = komafzetting BHB BED = beddingafzetting BHBC OEV = oeverafzetting BHC DEZ = dekzand … CRE = crevasseafzetting BEE = beekafzetting
Bijzonderheden Archeologische indicatoren en afkortingen in de kolom ‘bijzonderheden’ Omg. = omgewerkt gr = grindje l = leem (verbrand) Opg. = opgebracht st = steentjes b = bot fe-c = ijzerconcreties aw = aardewerk gg = goed gesorteerd mn-c = mangaanconcreties vs = vuursteen mg = matig gesorteerd mn = Mangaan bakst = baksteen/puin sg = slecht gesorteerd spi = spikkel (+ kleur) fos = fosfaat vl = vlekken (+ kleur) hk = houtskool sch = schelpen bijm = bijmenging (+ text.)