Restauratieplan J.H.H. Bätzorgel (1768) Petruskerk...

16
Restauratieplan J.H.H. Bätz-orgel (1768) Petruskerk Woerden Versie III Utrecht, september 2017 © Peter van Dijk

Transcript of Restauratieplan J.H.H. Bätzorgel (1768) Petruskerk...

Page 1: Restauratieplan J.H.H. Bätzorgel (1768) Petruskerk Woerdenbatzorgel-petruskerk.nl/wp-content/uploads/2018/06/... · – 1911. Toevoeging van een derde manuaal door Mart. Vermeulen

Restauratieplan J.H.H. Bätz­orgel (1768)

Petruskerk Woerden

Versie III

Utrecht, september 2017

© Peter van Dijk

Page 2: Restauratieplan J.H.H. Bätzorgel (1768) Petruskerk Woerdenbatzorgel-petruskerk.nl/wp-content/uploads/2018/06/... · – 1911. Toevoeging van een derde manuaal door Mart. Vermeulen

11. Inleiding

Adressen & contactpersonenPetruskerk: Kerkplein 5, 3441 BG Woerden. Contactpersoon namens het College van beheer van de Hervormde Gemeente Woerden: Ing. Wim Oudijk, Elzenlaan 9, 3474KN Zegveld, tel. 06­28464749, mail [email protected]: Ad van Pelt, tel. 0348­421884, mail [email protected]: Peter van Dijk, tel. 030­2731815 / 06­53397101, mail [email protected].

MonumentstatusHet orgel is expliciet opgenomen in de Rijksmonumentenomschrijving van het kerkgebouw in het Rijksmonumentenregister van de Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed (RCE). Monumentnummer: 39296 (orgelnummer 1695). De RCE wordt inzake het Woerdense orgel vertegenwoordigd door Wim Diepenhorst, tel. 06­45556875, mail [email protected] orgel is het grootste – en bovendien materieel het best bewaard gebleven – specimen van het oeuvre van J.H.H. Bätz in de provincie Utrecht. Het door hem in 1739 te Utrecht gestichte bedrijf heeft bestaan tot 1902 en kan worden beschouwd als een van de belangijkste orgelmakerijen in de Nederlandse orgelbouwgeschiedenis. 

Restauratie­noodzaak en ­uitgangspuntenDe laatste restauratie van het orgel werd in 1971 voltooid. Thans is een nieuwe restauratie noodzakelijk. Wat betreft de windvoorziening, de mechanieken en de frontpijpen is dit zelfs urgent. Voor andere orgeldelen is dit binnen enkele jaren nodig. De orgelkast behoeft nog geen herstelwerkzaamheden. Aanvankelijk werd geopteerd voor een restauratie in fasen van noodzakelijkheid. Daarop is het in opdracht van de Hervormde Gemeente Woerden in februari 2017 opgestelde Herstelplan J.H.H. Bätz­orgel (1768) Petruskerk Woerden gebaseerd. Vanwege de aanzienlijke meerkosten (dubbel werk) bij fasering, is in augustus 2017 besloten de werkzaamheden in één ronde te doen uitvoeren. Op grond daarvan is het bovengenoemde herstelplan aangepast tot het nu voorliggende document. 

Uitgangspunt is een conserverend herstel van het orgel. In 1971 is de toestand­1836 (zie onder) hersteld. Daarbij is de na 1836 gewijzigde klankgeving (intonatie) gehandhaafd. Als gevolg daarvanis de klankkwaliteit van het Woerdense orgel duidelijk inferieur aan die van andere instrumenten van J.H.H. Bätz. In 1836 is onder meer  de stemtoonhoogte circa ¼ toon verhoogd. Uit in september 2017 gedane proeven blijkt deze wijziging van nadelige invloed te zijn op de klankkwaliteit. Provisorische verlenging van enkele pijpen bleek een zeer opmerkelijke klankwinst op te leveren. Daarom is herstel van de stemtoonhoogte en de klankgeving uit 1768  in dit plan opgenomen. Verder zullen de overige in 1971 gewijzigde orgeldelen (met name windvoorziening en windladen) weer in de situatie van 1768/1836 worden hersteld. Ook die delen zijn bepalend voor de klankkwaliteti.

OnderzoekTer voorbereiding voor de in 1971 afgeronde orgelrestauratie heeft de toenmalige orgeladviseur Lambert Erné (1915­1971) in 1965 een uitgebreid historisch en technisch onderzoek van het Bätz­orgel uitgevoerd (zie Literatuur en bronnen). Daarnaast heeft Ad van Pelt, organist van de Petruskerk, enig eigen aanvullend onderzoek op zijn website gezet (zie Literatuur en bronnen).

Page 3: Restauratieplan J.H.H. Bätzorgel (1768) Petruskerk Woerdenbatzorgel-petruskerk.nl/wp-content/uploads/2018/06/... · – 1911. Toevoeging van een derde manuaal door Mart. Vermeulen

2Terwille van het voorliggende herstelplan heb ik alle beschikbare literatuur en bronnen over het orgel doorgewerkt. Daaruit kwamen diverse vragen naar voren die, wat betreft de orgelhistorie vanaf 1960 merendeels konden worden beantwoord door bestudering van het dit orgel betreffende dossier in het orgelarchief van de RCE. Ik dank Wim Diepenhorst (specialist Klinkende Monumenten bij de RCE) voor het ter beschikking stellen van dit dossier. Voor wat betreft de bouwgeschiedenis kon de onjuiste informatie in de Bätz­biografie van Gert Oost (zie Literatuur en bronnen) worden gecorrigeerd aan de hand van de beschrijving van het orgel in de zogenoemde werklijst van J.H.H. Bätz, mij welwillend verstrekt door mijn compagnon Jaap Jan Steensma.  

Het verdere onderzoek van de diverse orgeldelen wordt uitgevoerd na de demontage ervan. Een nader historisch onderzoek – ook naar de vorige orgels van de Petruskerk – valt echter buiten het kader van de advisering bij de voorgenomen herstelwerkzaamheden. Daartoe zou een separate opdracht dienen te worden verstrekt. 

In 2018 bestaat het orgel 250 jaar. Ook uit historisch oogpunt zou het mooi zijn als dan er dan een zo volledig mogelijke orgelkroniek van de Petruskerk zou kunnen worden gepresenteerd.

OffertetrajectHet herstelplan van februari 2017 was uitgangspunt van een offertetraject voor een gefaseerde restauratie. Offertes zijn aangevraagd bij, en verkregen van, Flentrop Orgelbouw (Zaandam), Van Rossum Orgelbouw (Wijk en Aalburg) en Gebr. van Vulpen (Utrecht). Met name op grond van de prijsstelling is besloten met de laatstgenoemde firma in zee te gaan. Van Vulpen heeft vervolgens haar offerte aangepast aan het besluit geen fasering toe te passen. 

Een cartouche onder het orgel geeft kort de orgelgeschiedenis weer. (foto Piet Bron, www.orgbase.nl)

Page 4: Restauratieplan J.H.H. Bätzorgel (1768) Petruskerk Woerdenbatzorgel-petruskerk.nl/wp-content/uploads/2018/06/... · – 1911. Toevoeging van een derde manuaal door Mart. Vermeulen

32. Het Bätz­orgel. Geschiedenis en technische gegevens in een notedop

–  1766/68. Bouw van het orgel door J.H.H. Bätz (Utrecht) in opdracht van het stadsbestuur. Contract niet bewaard. De uiteindelijke dispositie wijkt af van gegevens uit hetbedrijfsarchief en komt ook niet geheel overeen met de opgave van Hess (1774).

–  1820/21. Herstel en omstemmen in evenredig zwevende stemming door J.C. Friederichs (Gouda). Orgelkast herschilderd.

–  1836. Herstel door J. Bätz. Onder meer de frontpijpen afgeschuurd, geslepen en gepolijst, demetalen pijpen C­H van de pedaalbourdon 16' vervangen door houten exemplaren en wijzigen van de steminrichtingen van de grote open pijpen (verhoging stemtoonhoogte), alsmede generale stemming in de evenredig zwevende temperatuur. 

– 1889/90. Herstel door de Fa. J. Bätz & Co (J.F. Witte). Frontpijpen wederom afgeschraapt en nu met bronsverf bestreken. Voorts onder meer herziening van de intonatie.

–  1911. Toevoeging van een derde manuaal door Mart. Vermeulen (Woerden). Klaviatuur vernieuwd, maar de oude manualen en registeropschriften (1768) bleven bewaard, respectievelijk bij Vermeulen en onder de vernieuwde registeropschriften.

–  1939. C. Verweijs (Amsterdam), herstel en wijzigingen.–  1969­71. Restauratie door de Gebr. van Vulpen (Utrecht), aanvankelijk onder advies van 

Lambert Erné, na diens overlijden opgevolgd door Hans Erné en Maarten Albert Vente. Technisch herstel van de situatie­1836, intonatie­1890 gehandhaafd. Kast herschilderd in kleurstelling­1768.

–  1992. Herintonatie door de Gebr. van Vulpen, onder advies van Rudi van Straten.–  2014. Schoonmaak orgelinterieur en binnenpijpwerk.

De huidige dispositie: 

Hoofdwerk (II, C­d''')Prestant 16' (vanaf d' dubbel)Baardpijp 8'Roerfluijt 8'Quintadeen 8'Octaaf 4'Fluijt 4' (open cilindrisch)Quint 3' (discant dubbel)Octaaf 2' (discant dubbel)Nagthoorn 2' (open cilindrisch)Mixtuur (4­6­8 sterk, 2')Trompet 8'Voxhumana 8'

Rugpositief (I, C­d''')Prestant 8' (vanaf cis' dubbel)Holpijp 8'Octaaf 4' Fluijt 4' (roerfluit)Nasaat 3'Superoctaaf 2'Flageolet 1 ½'Mixtuur (3­4­5­6 sterk, 1')Cornet (4 sterk, discant)Trompet 8'

5 spaanbalgen (1768)stemtoonhoogte a' = 433 Hzevenredig zwevende stemmingwinddruk 82 mm waterkolom

Pedaal (C­d')Bordon 16' (eiken; 1836)Prestant 8'Octaaf 4'Fagot 16'Trompet 8'

Copling (Rp­Hw, Bas/Discant)Copling Ped. (­Hw)Trambland tot Voxhumana 8'Trambland Ruxpositief3 afsluitingenWind Uijtlading (windlosser)

Bas/Discant­deling h/c'

Op enkele pijpen na dateert het pijpwerk uit 1768, zij het gewijzigd qua stemtoonhoogte, stemmingssysteem en klankgeving (intonatie).In 1971 zijn drie balgen op de motor aangesloten; waarvan twee met ieder een eigen drosseling en een zonder regulatie. De balgsleutels (voettreden) zijn bewaard gebleven, maar zijn buiten functie. De huidige windhuishouding levert een pijpaanspraak op die afwijkt van die uit 1768.De windladen zijn in 1971 voorzien van systeemringen, om de gevolgen van klimaatwisselingen op te vangen. Ook dit is van ongunstige invloed op de pijpaanspraak.

Page 5: Restauratieplan J.H.H. Bätzorgel (1768) Petruskerk Woerdenbatzorgel-petruskerk.nl/wp-content/uploads/2018/06/... · – 1911. Toevoeging van een derde manuaal door Mart. Vermeulen

43. Het concept nader beschouwd

Johann Heinrich Hartmann Bätz (1709­1770) vestigde zich in 1739 als zelfstandig orgelmaker te Utrecht. Van 1733 tot 1739 was hij in de leer geweest bij de Amsterdamse orgelmaker Christian Müller (1690­1763). Bätz is gedurende zijn gehele loopbaan als zelfstandig orgelmaker (1739­1770) schatplichtig gebleven aan zijn leermeester. Dat geldt zowel voor zijn frontontwerpen als voor zijn disposities en bouwwijze.Daardoor kan Bätz worden beschouwd als een voortzetter van de 17e/18e eeuwse ‘Hollandse’ orgelbouwtraditie, oftewel de lijn Van Hagerbeer – Duyschot – Hoornbeeck – Müller. Het orgel vande Woerdense Petruskerk laat dit duidelijk zien.

(foto Piet Bron, www.orgbase.nl)Front In het front lijken elementen uit twee Müller­fronten te zijn gecombineerd: Leeuwarden, Grote­ of Jacobijnerkerk (1727; in vergrote vorm ‘gevarieerd’ in de Grote­ of St. Bavokerk te Haarlem) en Zaandam, Lutherse Kerk (1737). Bätz werkte bij Müller in de periode dat de orgels in Zaandam en Haarlem werden gebouwd.

Page 6: Restauratieplan J.H.H. Bätzorgel (1768) Petruskerk Woerdenbatzorgel-petruskerk.nl/wp-content/uploads/2018/06/... · – 1911. Toevoeging van een derde manuaal door Mart. Vermeulen

5

Leeuwarden, Grote Kerk (foto Piet Bron,www.orgbase.nl)

Zaandam, Lutherse Kerk (foto Piet Bron,www.orgbase.nl)

De Müller­fronten in Leeuwarden en Zaandam zijn op zichzelf gebaseerd op de Amsterdamse traditie van Johannes Duyschot en Cornelis Hoornbeeck, waarin de Amsterdamse beeldhouwer en tekenaar Jurriaan Westerman (1677­1748) een substantieel aandeel had. Diens frontontwerp voor een nieuw orgel in de Ronde Lutherse Kerk te Amsterdam uit circa 1715 werd gevolgd bij de bouw van het Hoornbeeck­orgel (voltooid in 1719). 

Model van het orgel in de Ronde Lutherse Kerk te Amsterdam (www.orgbase.nl)

Page 7: Restauratieplan J.H.H. Bätzorgel (1768) Petruskerk Woerdenbatzorgel-petruskerk.nl/wp-content/uploads/2018/06/... · – 1911. Toevoeging van een derde manuaal door Mart. Vermeulen

6Het Zaandamse front lijkt gemodelleerd naar het hoofdfront van het orgel in de Ronde Lutherse Kerk. De verwantschap tussen de vormgeving van de rugpositieven in Leeuwarden en Amsterdam is evident.

De zevendelige hoofdfronten in Amsterdam en Zaandam, met een hoge middentoren, en het negendelige hoofdfront in Leeuwarden, met hoge zijtorens, lijken in Woerden als het ware te zijn samengemolten tot een nedendelig hoofdfront met een hoge middentoren. Het lijkt niet te ver gezocht om te veronderstellen dat de vorm van het tongewelf in Woerden in dezen bepalend was.Het rugpositief­front weerspiegelt de Hollandse traditie: ronde middentoren, licht gewelfde tussenvelden en spitse zijtorens met kappen die ook de rond naar achter weglopende zijvelden afsluiten. Naar goed Hollands gebruik is het stadswapen opgenomen in het beeldhouwwerk, in Woerden bekroont het de middentoren van het rugpositief.  

DispositieDe dispositie van het Petruskerk­orgel vertoont enkele bijzondere kenmerken. Het meest opvallend is de afwezigheid van een Prestant (Octaaf) 8’ op het Hoofdwerk. Opmerkelijk is voorts de aanwezigheid van een vrij pedaal. Het J.H.H. Bätzorgel (1761) in de Grote Kerk te Gorinchem – deels met ouder pijpwerk – had 32 registers op drie manualen, maar geen zelfstandig pedaal. Dat laatste gold ook voor het in 1753 opgeleverde tweemanuaals orgel (23 registers) – eveneens met gebruik van ouder materiaal – in de Lutherse Kerk te Den Haag; in 1762 breidde Bätz het uit met een bovenwerk en een vrij pedaal. Een derde karakteristiek van het Woerdense orgel is dat het traditionele 18e eeuwse Hollandse bovenwerk­trio baarpijp­quintadeen­vox humana – bij ontstentenis van een bovenwerk – op het hoofdwerk is geplaatst. Tenslotte is het ongewoon dat de Octaaf 4’ als enige prestantregister op het hoofdwerk niet dubbelkorig in de discant is.

In het Bätz­Witte Archief (zie Literatuur en bronnen) bevindt zich een werklijst van J.H.H. Bätz, met disposities en enige nadere informatie. Deze is echter pas na zijn overlijden samengesteld, waarschijnlijk op basis van documenten uit het bedrijfsarchief. Er is een pagina gewijd aan het orgelvan de Petruskerk. Daaruit blijkt dat oorspronkelijk een hoofdwerk op achtvoets basis was voorzien.De dispositie in de werklijst luidt (in moderne nomenclatuur) :

ManuaalPrestant 8’ (discant dubbel)Bourdon 16’Baarpijp 8’Quintadeen 8’Octaaf 4’Open Fluit 4’Quint Fluit 3’Octaaf 2’Woudfluit 2’Mixtuur 4,6,8 sterkTrompet 8’Vox Humana 8’TremulantAfsluiting

RugpositiefPrestant 8’ (discant dubbel)Holpijp 8’Octaaf 4’Roerfluit 4’Nasard 3’Superoctaaf 2’Flageolet 1 1/2’ Scherp 3,4,6 sterkCornet 4 sterk DiscantTrompet 8’TremulantAfsluiting

PedaalPrestant 8’Bourdon 16’Octaaf 4’Fagot 16’Trompet 8’ 

5 blaasbalgen en wat verder tot zo’n orgel behoort[= manuaalkoppel bas/disc., pedaalkoppel-hoofdwerk, drie aflsuitingen en een windlosser]

Verder wordt gemeld dat het orgel 6800 gulden heeft gekost. In die prijs waren niet inbegrepen de orgeltribune, de orgelkast, de balgstoel, het ijzerwerk, vuur, licht en de balgentreder.

Page 8: Restauratieplan J.H.H. Bätzorgel (1768) Petruskerk Woerdenbatzorgel-petruskerk.nl/wp-content/uploads/2018/06/... · – 1911. Toevoeging van een derde manuaal door Mart. Vermeulen

7Onderaan de beschrijving worden de dispositie­wijzigingen tijdens het bouwproces vermeld: Hoofdwerk Prestant 16’ in plaats van 8’, een (Prestant) Roerfluit 8 voet in plaats van de Bourdon 16’, discant­verdubbeling van de Quint 3’ (klaarblijkelijk in plaats van de geplande Quintfluit gekomen) en de Octaaf 2’.Pedaal een metalen Bourdon 16’ in plaats van een houten exemplaar en het – tegen vergoeding – toevoegen van de boven reeds genoemde pedaaltrompet 8’. De overige verschillen tussen de dispositie van de werklijst en de in 1768 opgeleverde registersamenstelling betreffen slechts naamsveranderingen: Nachthoorn en Mixtuur (Rugpositief) in plaats van respectievelijk Woudfluit en Scherp.

De werklijst­dispositie toont Hollandse ‘precedenten’. Zo had Hoornbeeck op zijn – van oorsprong tweemanuaals (hoofdwerk en rugpositief) – orgel in de Ronde Lutherse Kerk te Amsterdam (1719; zie boven) al het trio baarpijp­quintadeen­vox humana op het hoofdwerk geplaatst en de cornet (om bij de gemeentezang de melodie te versterken) op het rugpositief. Bovendien was er een vrij pedaal met onder meer twee zestienvoets registers (bourdon en bazuin) en een pedaalkoppel naar het hoofdwerk. Het hoofdwerk bevatte geen achtvoets holpijp of roerfluit. Overigens heeft Bätz dit orgel gekend in de toestand waarin Müller het in 1720/21 had gebracht, waarbij onder meer een bovenwerk werd toegevoegd waarop het vox humana­trio een plaats kreeg. 

Wat kunnen de redenen voor Bätz zijn geweest om de – vermoedelijk reeds overeengekomen – dispositie te wijzigen? Het plaatsen van een Prestant 16’ (vanaf F in het front) had consequenties voor de hoogte van de hoofdkast. Het frontwerp lijkt – gelet op zijn andere orgels – uit zijn eigen koker te komen, maar hij vervaardigde niet zelf de kast. Het is denkbaar dat het stadsbestuur (al danniet gesouffleerd door de stadsbouwmeester) een door Bätz ontworpen achtvoets hoofdfront niet imposant genoeg vond en hem opdroeg zijn ontwerp aan te passen, of zelfs simpelweg een hogere hoofdkast liet bouwen en hem daarmee confronteerde. Hoe het ook zij, het weglaten van een prestant (octaaf) 8’ lijkt een ‘verlegenheidsoplossing’ te zijn. Het zou het meest voor de hand hebben gelegen om naast de Prestant 16’ een Octaaf 8’ te disponeren (en de Bourdon 16’ weg te laten). Bätz lijkt dit ook te hebben overwogen, getuige de beschrijving van de dispositie­wijzigingen in de werklijst (zie boven). Aannemende dat de windladen al waren vervaardigd vóór de dispositie­wijziging, had dit qua plaatsruimte wel gekund, zij het misschien zonder discantverdubbeling van de Prestant 8’. Het in de discant verdubbelen van de Quint 3’ (in plaats vaneen Quintfluit 3’ gekomen) en de Octaaf 2’ – het betreft kleine pijpjes – leverde wellicht geen onoverkomelijke ruimtelijke problemen op. Het niet verdubbelen van de discant van de Octaaf 4’ had mogelijk wel een ‘ruimtelijke’ oorzaak. Er kunnen, zeker als de windladen nog niet waren vervaardigd, ook overwegingen van financiële aard ten gronslag hebben gelegen aan het disponerenvan een prestant 16’ ten koste van een prestant 8’ (een roerfluit 8’ is bovendien goedkoper dan een prestant 8’) en aan het niet verdubbelen van de discant van de Octaaf 4’. In dat geval heeft Bätz de financiële gevolgen van de dispositie­wijzigingen gecompenseerd door te bezuinigen op een octaaf 8’ en een viervoets dubbelkoor. Het vervangen van een bourdon 16’ door een roerfluit 8’ is trouwens ook kostenbesparend.De discantverdubbelingen van de Quint 3’ en de Octaaf 2’ zullen door Bätz zelf zijn geïnstigeerd enmisschien zelfs voor eigen rekening zijn aangebracht. De reden zou zeer wel kunnen zijn dat Bätz bij nader inzien de kerk te groot vond voor een enkelvoudige bezetting van deze prestantregisters; met dergelijke verdubbelingen wint de discant aan klankdraagkracht. 

Het weglaten van een prestant (octaaf) 8’ is overigens geen unicum. Het bovengenoemde Müller­orgel in Zaandam (1737), aan de bouw waarvan Bätz naar alle waarschijnlijkheid heeft meegewerkt, vormt wat dit betreft een precedent. De dispositie daarvan luidde bij oplevering:

Page 9: Restauratieplan J.H.H. Bätzorgel (1768) Petruskerk Woerdenbatzorgel-petruskerk.nl/wp-content/uploads/2018/06/... · – 1911. Toevoeging van een derde manuaal door Mart. Vermeulen

8OnderklavierBourdon 16’Quintadeen 8’Octaaf 4’ Prestantquint 3’Superoctaaf 2’Tertiaan [Terts] 1 3/5’ Bas/DiscantMixtuur 3­4 sterk Bas/DiscantTrompet 8’

BovenklavierPrestant 8’ discant dubbelkorigRoerfluit 8’Gemshoorn 4’Nachthoorn 2’Flageolet 1 1/2’Cornet 4 sterk Discant 

Aangehangen PedaalManuaalkoppeling

Deze dispositie lijkt haast een ‘frame’ voor die in Woerden te zijn, met uitzondering van de Tertiaan. Müller had een voorkeur voor dit enkelvoudige register in prestantmensuur. Bätz paste hetin principe niet toe. Trouwens, wat de tertsregisters betreft, de sexquialter komt bij Müller als doorlopende stem of als discantregister voor, bij Bätz uitsluitend in de laatstgenoemde gedaante en bovendien nooit op hetzelfde manuaal samen met een cornet (discant). 

Voor het samenstellen van een volledig prestantenplenum – zonder de als ‘prestant­substituut functionerende Quintadeen – diende in Zaandam de Prestant 8’ van het bovenklavier te worden gekoppeld aan het onderklavier. Dat is in Woerden ook het geval. Bovendien zijn daar de mixturen van hoofd­ en rugwerk complementair van samenstelling (hoofdwerk op 2’­, rugpositief op 1’­basis), zodat bij gekoppelde prestantenplena het rugpositief voor extra brillance en klankkracht zorgt.

Het pedaal is in Woerden aan weerskanten van het hoofdwerk opgesteld. Vanwege de daar beschikbare hoogte zal Bätz hebben moeten afzien van een bazuin 16’ (met volle bekerlengte) en in plaats daarvan een fagot 16’ hebben geplaatst.

Over de originele gedaante van de Octaaf 2’ van het Hoofdwerk heeft onduidelijkheid bestaan. Het artikel over het orgel en deszelfs inwijding in de Boekzaal van mei 1768 noemt hier een Octaaf 2 1/2 voet, Hess (1774) meldt een Tertiaan 2 1/2 voet. Broekhuyzen schrijft (midden­19e eeuw, aansluitend bij Hess) dat Jonathan Bätz [in 1836] de Tertiaan had veranderd in een Octaaf 2’. Een en ander heeft in de 20e eeuw aanleiding gegeven tot de veronderstelling dat het discant­dubbelkoor van de Octaaf 2’ oorspronkelijk een 1 3/5­ voets rij was. Onderzoek van het pijpwerk inclusief de toonhoogte­inscripties, uitgevoerd tijdens de in 1971 voltooide restauratie en in 1991, hebben echteruitgewezen dat het altijd een tweevoets register met een (unisono) discant­dubbelkoor is geweest. Dit wordt bevestigd door de in 1965 door Lambert Erné onder de toenmalige registeropschriften herontdekte originele beschriftingen, waar het register Octaaf 2 voet wordt genoemd. Die originele registerbeschriftingen vermelden voorts voor de hoofdwerk­tremulant: Trambland tot Voxhumana 8voet, hetgeen onmiskenbaar de functie van dit register aangeeft. 

De Boekzaal en Hess melden beiden dat het orgel op 5 mei 1768 in gebruik werd genomen. Des ochtends met een zeer gepaste Leerrede omlijst door psalmgezang van de gemeente, terwijl ‘s middags een zeer aangenaam Muziek op het Orgel en verscheide andere Speeltuigen (Boekzaal) werd uitgevoerd. Aldus speelde het orgel reeds bij zijn ingebruikneming zowel een kerkelijke als een concertante rol. 

Page 10: Restauratieplan J.H.H. Bätzorgel (1768) Petruskerk Woerdenbatzorgel-petruskerk.nl/wp-content/uploads/2018/06/... · – 1911. Toevoeging van een derde manuaal door Mart. Vermeulen

94. Toestand per orgeldeel

Het orgel is sedert de jaren­1960 in onderhoud bij de orgelmakers Gebr. van Vulpen (Utrecht).

4.1. OrgelkastDe frontpijpen komen onder het lemma Pijpwerk aan de orde.

De orgelkast toont enige krimpschade, zowel in de vorm van scheuren in het paneel­ en snijwerk, als bij sponningen. Daarnaast zijn sedert 1971 beschadigingen van de verflaag ontstaan. Een en ander is momenteel niet zorgwekkend. 

4.2. Klaviatuur & mechaniekenHet ivoor­beleg van de manuaal­ondertoetsen en de ebbenhouten boventoetsen verkeren in goede staat. De manuaaltoetsen zelf vertonen inmiddels enige speling en toets d''' van het hoofdwerk blijft soms hangen. De vermoedelijk in 1971 op de geleidestiften aangebrachte teflon­coating zal op termijn (is reeds?) aan het schilferen. In elk geval klemmen ook enkele andere toetsen soms wat.Op het pedaalklavier zijn een paar boventoetsen (vooral Bes, Gis en Fis) iets afgesleten, maar niet in zodanige mate dat spoedig ingrijpen (vervaardigen van opdikken) noodzakelijk is. Ook hier is sprake van enige speling en gelet op het gerammel van de pedaaltoetsen is de polstering (vilt) hard geworden en/of versleten. De register­opschriften en ­knoppen zijn in goede staat, behalve dat de registerknop voor de pedaalkoppel ooit is 'losgetrokken', vervolgens provisorisch is verlijmd en thans weer begint los te raken. Deze knop dient weer goed verlijmd te worden. De toetsmechanieken functioneren in het algemeen nog naar behoren, zij het dat de toetsdruk van met name hoofdwerk en pedaal ongelijkmatig is en vele leren stelmoertjes uitgedroogd zijn (functieverlies).De pedaalkoppeling is in 1971 van een zelfregulerende stelbalk voorzien; deze functioneert naar behoren.De manuaalkoppeling zal op korte termijn gaan disfunctioneren. Veel stelmoertjes (voor het blinde klavier) zijn reeds van extra exemplaren voorzien en/of met bisonkit­achtige lijm vastgezet; de leerbekleding van de gaffels van het blinde klavier is sterk aan het afslijten.

Manuaalkoppeling; moertjes met lijm en slijtage koppelgaffels

Page 11: Restauratieplan J.H.H. Bätzorgel (1768) Petruskerk Woerdenbatzorgel-petruskerk.nl/wp-content/uploads/2018/06/... · – 1911. Toevoeging van een derde manuaal door Mart. Vermeulen

104.3. WindvoorzieningHet leer van de vijf spaanbalgen is behoorlijk uitgedroogd. Bovendien zijn in 1971 slechts drie van de vijf balgen hersteld. De overige twee zijn toen buiten gebruik gesteld en niet hersteld. Zij verkeren thans in zeer slechte staat.De huidige constructie, met twee door drossels gereguleerde balgen en één permanent met wind gevulde balg (de overige twee balgen zijn buiten gebruik), zorgt voor een 'gespannen', niet voldoende 'soepele' wind. De ervaring leert dat met het treden van de balgen de mooiste orgelwind wordt verkregen, dat bij motorgebruik niet alle balgen moeten worden ingeschakeld, en dat een 'bufferbalg' de windtoevoer naar de windladen nadelig beïnvloedt.Een goede windhuishouding is essentieel voor de pijpaanspraak en dus voor de klankkwaliteit. Ik adviseer daarom alle vijf balgen te herbeleren, de mogelijkheid tot voetbediening in ere te herstellen(inclusief het aanbrengen van terugslagkleppen) en proefondervindelijk vast te stellen hoeveel balgen (elk met een onafhankelijke drosseling) op de motor moeten worden aangesloten.De windmotor is van 1992 en verkeert in goede staat.

Twee van de vijf balgen, met latere reparaties

4.4. WindladenBij de restauratie van 1971 zijn de windladen voorzien van systeemringen. Daarbij zijn de – nog originele – slepen aanzienlijk dunner geschaafd. Dergelijke voorzieningen werden toentertijd aangebracht om windladen minder gevoelig te maken voor snelle binnenklimaat­veranderingen als gevolg van moderne verwarmingssystemen. Helaas is gebleken dat er ook nadelen zijn. De belangrijkste daarvan zijn de beperkte levensduur van de systeemringen en de nadelige invloed op de pijpaanspraak (veranderde windtoevoer). Op dit moment doen de systeemringen hun werk nog naar behoren, maar er moet rekening worden gehouden met vervanging binnen afzienbare termijn. Om de windtoevoer naar de pijpen weer zoveel als mogelijk in de toestand­1768 te herstellen, kunnen de systeemringen het beste worden vervangen door geweven (Liegelind­) of dunne vilt­ringen (inclusief aanpassen van de pijpdammen). Nader dient te worden bezien of de slepen door het afschaven te dun zijn geworden en moeten worden vervangen.Pas na afnemen van het pijpwerk en het demonteren van de pijpstokken is de conditie van de windladen exact vast te stellen. Volgens het restauratie­protocol van 25­04­1969 (met een aanvulling d.d. 05­05­1969) zijn de windladen in 1971 aan de boven­ en onderzijden opnieuw met perkament beplakt. Thans zijn aan de onderzijden reeds diverse – gerepareerde – scheuren te zien, hetgeen sterk doet vermoeden dat er aan de bovenzijden ook scheuren zijn. 

Page 12: Restauratieplan J.H.H. Bätzorgel (1768) Petruskerk Woerdenbatzorgel-petruskerk.nl/wp-content/uploads/2018/06/... · – 1911. Toevoeging van een derde manuaal door Mart. Vermeulen

11De leerafdichtingen van de voorslagen van de windladen (in 1971 vernieuwd) zijn hier en daar inmiddels licht beschadigd, doch behoeven geen vervanging.De leerpulpeten van de ventielabstracten zijn reeds behoorlijk uitgedroogd. Vernieuwing is op afzienbare termijn noodzakelijk.Diverse ventielveren (de ventielveren zijn van fosforbrons; 1971) zijn qua afregeling verlopen, met als gevolg een  ongelijkmatige toetsdruk (toucher). Vervanging door messing veren – naar 18e eeuws gebruik – is zeer gewenst. Messing veren zijn 'soepeler', hetgeen een plezieriger speelaard oplevert.Pas na demontage is zichtbaar of een – onverhoopte – integrale windladen­restauratie nodig is.

4.5. PijpwerkZoals gemeld is het pijpwerk uit 1768 materieel nog grotendeels aanwezig. Er zijn geen verschuivingen noodzakelijk.Het pijpwerk is vanaf 1971 zorgvuldig onderhouden en behoeft in zijn algemeenheid op termijn herstel, zoals dat na 40 à 50 jaar normaal is.

Interieur van het Hoofdwerk

Vanaf de restauratie van 1971 duiken in de archieven – en ook in de besprekingen voorafgaande aandit plan – wensen tot klankherstel op. Er zijn enkele malen proeven gedaan en in 1992 is de intonatie al binnen de huidige parameters reversibel geretoucheerd. Daarbij bleek de wanddikte van de frontpijpen een sterk belemmerende factor. De frontpijpen zijn door meermaals afschrapen en slijpen in de 19e en 20e eeuw zodanig dun zijn geworden dat ze, ondanks het aanbrengen van tinfolie in 1971, geen voldoende resonansrijke toon meer kunnen geven. Verbetering van deze situatie is een even dringende als noodzakelijke voorwaarde voor verantwoord klankherstel. Pas als de frontpijpen een optimale toon kunnen geven is het zinvol om –mits ook de windvoorziening en de windladen ‘op orde’ zijn –  daartoe over te gaan. 

Page 13: Restauratieplan J.H.H. Bätzorgel (1768) Petruskerk Woerdenbatzorgel-petruskerk.nl/wp-content/uploads/2018/06/... · – 1911. Toevoeging van een derde manuaal door Mart. Vermeulen

12Er zijn twee manieren om de wand van een frontpijp te ‘verstevigen’ teneinde een voldoende resonansrijke toon te bewerkstelligen. Men kan tegen de achterwand, net boven de kern, een of twee‘loodplakjes’ aanbrengen. Helaas is gebleken dat deze methode veelal onvoldoende resultaat heeft. Een tweede methode is het op meerdere plaatsen in het pijpcorpus met dunne spijltjes verbinden van de pijpwanden. Dit is wel effectief gebleken, maar heeft het nadeel dat de pijp niet meer – indien bij restauratie noodzakelijk – op een leest kan worden uitgedeukt en/of weer opgerond. Ik adviseer desondanks om, vanwege de effectiviteit, in Woerden tot deze methode over te gaan. 

De frontpijpen zijn in 2014 niet schoongemaakt. Dat is niet alleen zichtbaar, maar ook hoorbaar. Het stof in de kernspleten versterkt de gevolgen van de dunwandigheid. Hun klank is thans in niet­acceptabele mate doffer en zwakker dan die van hun 'broers en zussen' in het orgel (die wel zijn schoongemaakt). De verminderde windtoevoer in de frontpijpen door de stofinwerking heeft voorts nadelige gevolgen voor de stemming (toonhoogte). 

Daarnaast kan niet worden uitgesloten dat de grootste frontpijpen bij de voeten ingezakt zijn. Ze komen dan op termijn met hun volle gewicht te hangen in de haken waarmee zij in de frontroosters zijn bevestigd. Die haken zijn daar niet op berekend, zullen losscheuren, en de betreffende frontpijp(en) zullen dan uit het front vallen.Het schoonmaken en indien nodig herstellen van de frontpijpen is uit oogpunt van orgelbehoud op korte termijn noodzakelijk.  

De labiale binnenpijpen zijn in 1836 qua toonhoogte en steminrichtingen gewijzigd. De kleinere en de gedekte pijpen zijn ingekort, de grote pijpen zijn ingesneden en voorzien van stemlappen. Bij deze werkzaamheden is naar alle waarschijnlijkheid ook de stemtoonhoogte verhoogd tot de huidigea’ = 432 Hz. J.H.H. Bätz hanteerde doorgaans een circa 10 Hz lagere stemtoonhoogte. Bij diverse 18e eeuwse orgels bleek de originele stemtoonhoogte wel vast te stellen aan de hand van de nog originele eivormige insneden en de stemlappen aan de achterzijde van de frontpijpen, maar in Woerden is dit niet mogelijk doordat de frontpijpen in 1836 van nieuwe stemlappen zijn voorzien. Daarentegen tonen grote binnenpijpen dat ze niet zijn ingekort, maar van insnijdingen zijn voorzien,ten behoeve van het aanbrengen van stemlappen (zie foto). De sprecieze stemtoonhoogte­1768 dientna uitnemen van het binnenpijpwerk te worden vastgesteld.Vanaf in elk geval 1836 was het orgel evenredig zwevend gestemd. J.H.H. Bätz paste, zo is uit recent onderzoek gebleken, een al dan niet gemodificeerde middentoonstemming toe. 

Grote open binnenpijpen, links met stemlappen uit 1836, rechts provisorisch qua lengte hesteld

Page 14: Restauratieplan J.H.H. Bätzorgel (1768) Petruskerk Woerdenbatzorgel-petruskerk.nl/wp-content/uploads/2018/06/... · – 1911. Toevoeging van een derde manuaal door Mart. Vermeulen

13De afdichtingen (papier) van diverse gedekte labiale pijpen functioneren niet goed meer. Verschillende, kennelijk naar beneden zakkende, hoeden zijn al met kloddertjes lijm vastgezet. Op termijn zal de afdichting van de gedekte pijpen moeten worden vernieuwd. Daarbij verdient hetaanbeveling om, indien mogelijk, leerafdichtingen aan te brengen. Als dat niet mogelijk is, kunnen wasdoek­afdichtingen worden aangebracht. Zo blijven de hoeden beter vastzitten en houden de betreffende pijpen beter stemming. Door het zo min mogelijk hoeven bijstemmen blijven de pijpen in betere conditie.

De bekers van de tongwerken zijn in diverse gevallen met (moderne) lijm in de houten stevels vastgezet. De aanspraaksnelheid van de tongwerken is inmiddels wat ongelijk geworden. Dat is op zichzelf een 'normaal' verschijnsel, want tongbuigingen verslappen in de loop der tijd. Schoonmaak en aanspraakherstel zijn zeer wenselijk. In het kader van een klankherstel dient nader onderzoek plaats te vinden naar de tongen (XRF­meting). Indien tongen uit 1911, 1939 en 1971 niet de goede metaalsamenstelling en/of dikte hebben, kunnen deze worden vervangen. 

Volgens het rapport­1965 had de orgelmaker Blank in 1960 op grond van de balggewichten gemeld dat de winddruk (toen 85 mm waterkolom) 78 mm zou moeten bedragen. Thans bedraagt de winddruk 82 mm. Deze is mede bepaald om de nu te dunwandige frontpijpen nog aanvaardbaar te laten klinken. Bij klankherstel dient de winddruk opnieuw te worden bepaald, in een gremium van orgelmaker, adviseur, RCE en eigenaar.

5. Werkzaamheden

5.1. Werkzaamheden die aanvankelijk een aparte fase vormdenDeze werkzaamheden worden nu onder 5.2., per orgeldeel gerangschikt. – 5.1.1. en 5.1.2. Zie onder 5.2.4. –  5.1.3. en 5.1.4. Zie onder 5.2.2.– 5.1.5. en 5.1.6.. Zie onder 5.2.4.– 5.1.6. Bouwtechnische voorzieningen (steigerhuur).

5.2. Werkzaamheden (nu samengevoegd in één geheel)

5.2.1. Herstel windvoorziening– 5.2.1.1. Herbelering van de balgen, herstel van de trapinstallatie, het aantal balgen dat onafhankelijk  gedrosseld op de motor 'speelt' proefondervindelijk vaststellen en als zodanig inrichten. Terugslagkleppen aanbrengen om de balgen goed te kunnen treden.– 5.2.1.2. Aanbrengen susinrichting, incl. balg­aansluiting.– 5.2.1.3. Demontage en montage balgen.– 5.2.1.4. Transportkosten. – 5.2.1.5. Bouwtechnische voorzieningen.

5.2.2. Herstel klaviatuur en mechanieken– 5.1.3. Weer duurzaam bevestigen van de registerknop van de pedaalkoppel.– 5.1.4. Opnieuw afregelen van de ventielveren en de toetsmechanieken.– 5.2.2.1. Vernieuwen leren stelmoertjes, herstel manualen en pedaal (geleidestiften, speling en polstering), herstel manuaalkoppel­mechaniek (belering gaffels).

5.2.3. Herstel windladen– 5.2.3.1. Afnemen, opslaan en herplaatsen pijpwerk. Schoonmaken orgelinterieur.

Page 15: Restauratieplan J.H.H. Bätzorgel (1768) Petruskerk Woerdenbatzorgel-petruskerk.nl/wp-content/uploads/2018/06/... · – 1911. Toevoeging van een derde manuaal door Mart. Vermeulen

14– 5.2.3.2. Systeemringen vervangen door liegelind­ringen, slepen vernieuwen (indien noodzakelijk), aanpassen dammen en registermechanieken.– 5.2.3.3. Herstel cq vernieuwing van de perkamentafdichting aan de boven­ en onderzijde zijde van de windladen. – 5.2.3.4. Vernieuwing ventielveren (in messing) en pulpeten.– 5.2.3.5. Stelpost. Meerprijs indien een integrale windladenrestauratie noodzakelijk blijkt. 

5.2.4. Herstel pijpwerk– 5.1.1. Schoonmaken en indien nodig herstellen van de frontpijpen. – 5.1.6. Bouwtechnische voorzieningen (steigerhuur).– 5.1.2. Stelpost. Inwendig verbinden van de wanden van de frontpijpen. – 5.2.4.2. Technisch herstel van het labiale pijpwerk, inclusief hoedafdichtingen gedekte pijpen, steminrichtingen open pijpen en houten pijpwerk. (Huidige stemtoonhoogte en stemmingssysteem worden gehandhaafd.)– 5.2.4.4. en 5.1.5.Technisch herstel en egaliseren aanspraak tongwerken.– 5.2.4.5. Stelpost. Vernieuwing indien nodig van tongen die na XRF­analyse uit 1911, 1939 of 1971 blijken te stammen (maximaal 120 stuks). – 5.2.4.6. Vaststellen winddruk en stemmingssysteem. Intonatieherstel, op basis van de werkzaamheden aan de frontpijpen en van het toonhoogteherstel (stelpost). – 5.2.4.7. Generale stemming (bestaande stemtoonhoogte en evenredig zwevend).

Door het uitvoeren van deze werkzaamheden kan weer lange tijd worden volstaan met regulier onderhoud en wordt de lang gekoesterde wens tot klank­optimalisatie vervuld.

Utrecht, september 2017.Peter van Dijk, orgeladviseur (www.orgeladvies.nl).

Signatuur van J.H.H. Bätz aan de binnenzijde van de orgelkast.

Page 16: Restauratieplan J.H.H. Bätzorgel (1768) Petruskerk Woerdenbatzorgel-petruskerk.nl/wp-content/uploads/2018/06/... · – 1911. Toevoeging van een derde manuaal door Mart. Vermeulen

15Literatuur en bronnen

Boekzaal der geleerde Waereld. May 1768. Amsterdam 1768, 600­601.Joachim Hess, Dispositien der merkwaardigste Kerk­Orgelen ..., Gouda 1774 (facsimile­editie bezorgd door Arend Jan Gierveld, Buren 1980), 77.George Hendrik Broekhuyzen Senior, Orgelbeschrijvingen (handschrift ca. 1850­1862), Amsterdam 1986/1993 (uitgave bezorgd door Arend Jan Gierveld), W 4.M.H. van 't Kruijs, Verzameling van Disposities der verschillende Orgels in Nederland …, Rotterdam 1885 (facsimile­editie bezorgd door Herm. S.J. Zandt, Amsterdam 1972), 56.[Lambert Erné], Rapport inzake het orgel in de Grote Kerk te Woerden. Typoscript. Orgelcommissie der Ned. Hervormde Kerk [z.pl.] 1965.Jan Jongepier, “Het orgel in de Hervormde Petruskerk te Woerden In Het Orgel 67/12 (december 1971), 336­340.Gert Oost, De orgelmakers Bätz (1739­1849), Alphen aan den Rijn 1975, 112, 367­371.Victor Timmer, “Een exemplaar van 'Hess' met aantekeningen”. In de Mixtuur 59 (maart 1988), 410, 411.Dr. Teus den Toom, De orgelmakers Witte, Heerenveen 1997, 1265­1267.Encyclopedie Het Historische Orgel in Nederland 1726­1769, Nationaal Instituut voor de Orgelkunst 1997, 368­370.Rogér van Dijk, “Het Hoornbeeck­orgel van de Nieuwe of Ronde Lutherse Kerk”. In: Harry Donga en Pieter van Dijk (red.), Monumentale orgels van Luthers Amsterdam. Zoetermeer 1998, 54­88.Peter van Dijk, Rapport J.H.H. Bätz­orgel (1768) Petruskerk Woerden. Typoscript. Utrecht 2016.Archief Orgelmakers Gebr. van Vulpen. Orgelarchief Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed, dossier Woerden, Petruskerk (orgelnummer 1695). Utrechts Orgelarchief, Collectie Bätz­Witte, werklijst J.H.H. Bätz. Universiteit Utrecht Universi­teitsbibliotheek. Internetsite www.advanpelt.nl/Orgels/Woerden­Petruskerk (Ad van Pelt). Voor het laatst geraadpleegd in februari 2017.Internetsite www.orgbase.nl (Piet Bron). Voor het laatst geraadpleegd in februari 2017. Foto voorzijde omslag.