Research de Staat Vd Theatertekst TIN Inventarisatietoneelschrijven 2007
-
Upload
de-tekstsmederij -
Category
Documents
-
view
215 -
download
0
Transcript of Research de Staat Vd Theatertekst TIN Inventarisatietoneelschrijven 2007
-
8/11/2019 Research de Staat Vd Theatertekst TIN Inventarisatietoneelschrijven 2007
1/33
INVENTARISATIE
TONEELSCHRIJVEN
2007
December 2007Gitta op den Akker
Eindredactie
Sibylla Breimer
Theater Instituut
Nederland
-
8/11/2019 Research de Staat Vd Theatertekst TIN Inventarisatietoneelschrijven 2007
2/33
INHOUD
Inleiding
1. Context: 1992-2006
2. Inventarisatie 2007
2A Toneelschrijversgids 2007
2B Database Theater Instituut Nederland
2C Aanvullende informatie
3. Gesprekken met het veld
3A De schrijvers
3B De theatermakers
3C Derden
4. Knelpunten en kansen
5. Conclusies en aanbevelingen
Geraadpleegde literatuur
Bijlagen:
Bijlage 1: Overzicht instellingen en initiatieven Toneelschrijven
Bijlage 2: Vragenlijst
Bijlage 3: Afgestudeerden HKU,Writing for Performance
1994-2006
Bijlage 4: overzicht gesprekspartners
3
5
7
7
8
11
14
14
16
18
20
23
25
27
30
32
33
-
8/11/2019 Research de Staat Vd Theatertekst TIN Inventarisatietoneelschrijven 2007
3/33
Inleiding
Het Fonds voor Amateurkunst en Podiumkunsten (FAPK) subsidieerde de afgelopenjaren verschillende activiteiten ter stimulering van de toneelschrijfkunst. Het Fonds
vroeg zich af in hoeverre deze activiteiten in hun werkzaamheden elkaar aanvullen dan
wel overlappen en hoe de aansluiting verloopt tussen schrijf- en opvoeringspraktijk.
Naar aanleiding van deze vragen gaf het FAPK in februari 2007 opdracht aan Theater
Instituut Nederland (TIN) om nader onderzoek te doen naar de toneelschrijfkunst in
Nederland met de nadruk op de aansluiting tussen schrijf- en uitvoeringspraktijk.
Doelstelling en werkwijze
Het doel van deze rapportage is drieledig:
- een inventarisatie maken van alle bestaande initiatieven die zich bezig houden met
toneelschrijven, al dan niet door het FAPK gesubsidieerd;
- een analyse geven van de huidige structuur en inzicht bieden in de kansen en
bedreigingen voor de Nederlandse toneelschrijfkunst;
- aanbevelingen doen om knelpunten op te lossen en kansen beter te benutten,
uitgaande van een stevigere inbedding van de toneelschrijfkunst in de opvoeringsprak-
tijk
Dit doel kan worden vertaald in praktische vragen: wie doet wat, hoe werkt dat en wat
kan er anders of beter?
In hoofdstuk 1 wordt kort de recente historische achtergrond geschetst van de afge-
lopen vijftien jaar. Hoofdstuk 2 biedt een inventarisatie van de huidige praktijk.Voor de
inventarisatie zijn er op drie manieren gegevens verzameld om een zo compleet moge-
lijk beeld te krijgen. Allereerst is een reeds bestaande inventarisatie van het veld in de
vorm van de Toneelschrijversgids uit 2005 (uitgave TIN) geactualiseerd. In deze gids zijn
de belangrijkste organisaties opgenomen die concrete activiteiten ontplooien ter stimu-
lering van de toneelliteratuur.Alle vermelde organisaties zijn benaderd met een aantal
vragen: welke organisaties zijn niet langer actief, zijn er nieuwe initiatieven of zijn doel-
stellingen veranderd?
Ten tweede is er een cijfermatig overzicht gemaakt van de opvoeringspraktijk van oor-
spronkelijk Nederlandse theaterteksten, met behulp van voorstellingsgegevens zoals die
in de database van het Theaterinstituut zijn opgenomen.Ten derde is aanvullende infor-
matie verzameld uit artikelen, rapporten en een mailing naar gezelschappen.
In hoofdstuk 3 wordt een weergave gegeven van een aantal gesprekken met vertegen-
woordigers uit het veld, waarin de stand van zaken uitgebreid is besproken. Bij de keuze
van de vertegenwoordigers is gestreefd naar een evenredige vertegenwoordiging van
schrijvers, gezelschappen, productiehuizen en werkplaatsen en derden (opleidingen,
bemiddelaars en distributieplekken). De vragen die ten grondslag lagen aan deze
gesprekken spitsten zich toe op de manier waarop schrijvers en opvoeringspraktijk met
elkaar in verbinding staan.
3
-
8/11/2019 Research de Staat Vd Theatertekst TIN Inventarisatietoneelschrijven 2007
4/33
Op basis van deze gesprekken is een analyse gemaakt van kansen en bedreigingen voor
de Nederlandstalige toneelschrijfkunst (hoofdstuk 4). Deze analyse is besproken met een
klankbordgroep, bestaande uit Rob Klinkenberg (dramaturg toneelgroep Oostpool),
Dennis Molendijk (zakelijk leider NNT) en Wanda Reisel (auteur, adviesraadslid Fonds
voor de Letteren). Dit resulteerde tot slot in een aantal conclusies en aanbevelingen(hoofdstuk 5).
4
-
8/11/2019 Research de Staat Vd Theatertekst TIN Inventarisatietoneelschrijven 2007
5/33
1. Context: 1992 - 2006
Hoewel deze rapportage gericht is op de huidige theaterpraktijk, is het zinvol om dezete bekijken tegen de recente historische achtergrond.We beperken ons daarbij tot de
afgelopen vijftien jaar, de periode 1992-2006. In 1992 ging de opleiding Writing for
Performance aan de Hogeschool voor de Kunsten Utrecht van start, de eerste kunstvak-
opleiding voor toneelschrijven.Tegelijkertijd werden er in dat jaar twee onderzoeken
gedaan op het gebied van toneelschrijven, die de toenmalige stand van zaken weerga-
ven. Het betreft het onderzoek Een roepende in de polder, de Nederlandse toneelschrijfkunst in
de periode 1988-1992 van Ronald Ockhuysen, en het onderzoek Een gebrekkige dialoog,
een onderzoek naar de Nederlandstalige toneelschrijfkunst in Nederland en Vlaanderen van
Corine Snijders. Daarmee fungeert 1992 als ijkpunt om de huidige situatie tegen af te
zetten, temeer daar er in de tussenliggende jaren geen grote wijzigingen plaatsvonden in
het theaterbestel.
In 1992 constateerden zowel Ockhuysen als Snijders een toename van het aantal
gespeelde Nederlandse toneelteksten. Beide onderzoeken noemen als mogelijke oorzaak
voor de bloei van het Nederlandstalige repertoire de verschillende initiatieven die in de
jaren tachtig de toneelschrijfkunst stimuleerden. Genoemd worden onder meer de
Werkgroep Dramatische Letterkunde en de Regeling Nederlandstalige toneelcultuur,
het Instituut voor Theateronderzoek dat schrijftrajecten organiseerde (subsidiring
gestopt in 1992) en de uitreiking van de eerste Taalunie Toneelschrijfprijs in 1986.
Opvallend is het geringe percentage nieuwe ensceneringen (hierna te noemen herop-
voeringen) van al eerder opgevoerde teksten, zoals ook al werd geconstateerd in de doc-
toraalscriptie Onbekend en onbemind: het Nederlands theateraanbod van Dan Rapaport en
Wijbrand Schaap uit 1989 . Uit dat onderzoek kwam naar voren dat in 1988 maar 2,9%
van het totale aanbod van stukken op basis van een oorspronkelijk Nederlandstalige
toneeltekst heropvoeringen van bestaande teksten betrof, een situatie die in 1992 nau-
welijks gewijzigd bleek.
Zowel Ockhuysen als Snijders constateren in 1992 ook dat er een gebrek is aan conti-
nuteit op het gebied van toneelschrijfkunst:Het huidige probleem heeft zich verlegd naar de
kwaliteit van de teksten, maar ook naar het creren van een continum in het werk van de toneel-
auteur.(Snijders, pag. 75).Toneelteksten krijgen nauwelijks de kans op een eigen carri-
re buiten de eerste productie om. Middelen daartoe, zoals tekstuitgaven, vertalingen en
heropvoeringen van bestaand werk, worden nauwelijks benut of er is geen geld voor.
Snijders concludeert dat het ontbreken van deze middelen de erkenning van de toneel-
auteur in de weg staat en dat daardoor de continuteit van de toneelschrijfkunst wordt
belemmerd. Ze wijst in dit verband op een belangrijke paradox, die in het theater ver-
ankerd zit: enerzijds is het ontstaan van een toneelschrijftraditie gebaat bij de erkenning
van de autonome positie van de toneelauteur, anderzijds is er het besef dat een toneel-
tekst pas zijn doel heeft bereikt wanneer deze wordt opgevoerd. Deze paradox slaat
afwisselend door naar de ene dan wel de andere kant. In de jaren zeventig en tachtig
5
-
8/11/2019 Research de Staat Vd Theatertekst TIN Inventarisatietoneelschrijven 2007
6/33
was, zo constateert Snijders, de balans doorgeslagen naar de afhankelijke positie van de
toneelschrijver ten opzichte van de regisseur.
Na 1992 zet de toename van het aantal opvoeringen van Nederlandse stukken door (zie
hfd. 2B) Dat gaat gepaard met verschillende initiatieven ter bevordering van de toneel-schrijfkunst. Zo verstrekt het LIRAfonds vanaf 1991 schrijfsubsidies voor toneelteksten.
De Taalunie Toneelschrijfprijs krijgt meer aandacht binnen de theatersector en vanaf
1996 organiseert Cosmic het Festival Hollandse Nieuwe, waar nieuwe teksten in gen-
sceneerde readings aan het publiek worden gepresenteerd.Vanaf 2000 is er tevens een
prijs voor de beste nieuwe tekst aan dit festival verbonden. In 1996 wordt Het Toneel
Speelt opgericht en een jaar later Het Syndicaat, beide theatergezelschappen die zich
primair ten doel stellen om nieuw Nederlands repertoire te spelen..Toch is er in die
periode ook onvrede over het aantal teksten dat de weg vindt naar het podium, met
name bij de grotere gezelschappen. Daarom bieden achtereenvolgens Het Festival van
het Ongespeelde Stuk (1994-1998) en het Schrijverspodium (1998-2002) nieuwe
schrijvers een podium om hun teksten via lezingen te laten horen. In 2002 wordt het
congres Toneelschrijven kunst of kunde? georganiseerd tijdens het Theaterfestival.Alle
aspecten van toneelschrijven, van opleiding tot uitvoering, komen er aan bod, en daar-
mee wordt de groeiende belangstelling voor het vak toneelschrijven onderstreept.
In 2006 verschijnt van de hand van Willem de Vlam de doctoraalscriptie Toneelschrijvers:
een kruistocht. Nederlandse toneelschrijvers 1990-2003. Hierin concludeert De Vlam dat er
een enorme groei gaande is in de productie van Nederlandstalige toneelteksten. Deze
groei is zelfs zodanig dat er volgens zijn interpretatie van de cijfers vanaf 1995 meer
oorspronkelijk Nederlandstalige dan oorspronkelijk buitenlandse teksten worden
gespeeld. Hij merkt daarbij op dat in de periode 1990-2003 dertig procent van het tota-
le aanbod van opgevoerde Nederlandse teksten werd geschreven door auteurs die in die
periode slechts n tekst schreven. Slechts vier procent werd geschreven door veelschrij-
vers van wie jaarlijks meer dan n stuk werd opgevoerd. Het aantal heropvoeringen is
nog steeds erg laag en is over de periode 1990-2003 4,1 % van het totale aantal voor-
stellingen gebaseerd op een Nederlandse tekst.
6
-
8/11/2019 Research de Staat Vd Theatertekst TIN Inventarisatietoneelschrijven 2007
7/33
2. Inventarisatie 2007Om het veld met betrekking tot toneelschrijfkunst in Nederland zo volledig mogelijk in
kaart te brengen, zijn er op drie manieren gegevens verzameld:- via een update van de Toneelschrijversgids;
- via de database van het Theaterinstituut Nederland;
- door aanvullende informatie te verzamelen uit artikelen, rapporten en een mailing
naar gezelschappen
2A Toneelschrijversgids 2007
De in 2005 verschenen Toneelschrijversgids is een bundeling van praktische informatie
voor toneelauteurs, aan de hand van de volgende negen vragen:
1. Waar kan ik toneelschrijven leren?
2. Waar kan ik geld aanvragen?
3. Waar kan ik mijn stukken naartoe sturen om te laten lezen of spelen?
4. Hoe regel ik mijn rechten?
5. Waar kan mijn tekst worden uitgegeven?
6. Hoe kan ik mijn tekst laten vertalen en in het buitenland onder de aandacht
brengen?
7. Waar worden toneelteksten bewaard?
8. Welke prijzen zijn er voor toneelschrijfkunst?
9. Welke ondersteunende of overkoepelende organisaties zijn er?
In de gids zijn de belangrijkste organisaties opgenomen, die van betekenis zijn voor de
Nederlandstalige toneelliteratuur.Aanvullend criterium voor opname bij gezelschappen,
productiehuizen en ad hoc initiatieven (vraag 3) is dat het ontwikkelen van nieuwe
toneelteksten een belangrijke doelstelling van het beleid is en/of dat er op structurele
basis concrete activiteiten worden georganiseerd voor en rondom Nederlandstalige
toneelschrijvers en hun werk.
In april 2007 zijn alle in de Toneelschrijversgids 2005 opgenomen organisaties benaderd
met de vraag of men nog actief was en of er doelstellingen of activiteiten waren veran-
derd. Het schema in Bijlage 1 geeft een beknopt actueel overzicht van alle instellingen
en initiatieven die op dit moment concrete activiteiten ontplooien ter stimulering van
de toneelliteratuur. *
7
* Deze informatie is gebaseerd op de gegevens die door de organisaties zelf zijn aangeleverd. De uitge-
breide versie van dit schema wordt als Toneelschrijversgids 2007 online toegankelijk gemaakt via de web-
site www.tin.nl
-
8/11/2019 Research de Staat Vd Theatertekst TIN Inventarisatietoneelschrijven 2007
8/33
2B Database Theater Instituut Nederland
De database van Theater Instituut Nederland bevat gegevens van alle voorstellingen die
in Nederland zijn gespeeld.We hebben vanaf 1983 tot en met 2006 per jaar berekend
hoeveel toneelvoorstellingen (op basis van een toneeltekst) zijn gespeeld. En vervolgens
berekend hoeveel van die voorstellingen op basis van een oorspronkelijk Nederlandsetekst zijn gemaakt en welk percentage dat van het geheel vormt. Dat resulteert in tabel 1.
Jaar Aantal opvoeringen op basis van een Aantal toneelproducties Percentage opvoeringen
Nederlandse theatertekst totaal op basis van een Neder-
landse theatertekst van
het totaal
1983 41 289 14 %
1984 67 384 17 %
1985 72 442 16 %
1986 81 494 16 %
1987 92 459 20 %
1988 81 496 16 %
1989 94 488 19 %
1990 94 508 18 %
1991 94 502 18 %
1992 123 547 22 %
1993 167 527 31 %
1994 150 502 29 %
1995 163 512 31 %1996 141 481 29 %
1997 143 446 32 %
1998 184 563 33 %
1999 170 571 29 %
2000 160 528 30 %
2001 169 573 29 %
2002 247 643 38 %
2003 232 686 34 %
2004 248 698 35 %
2005 270 707 38 %2006 270 612 44 %
Tabel 1.Aantal opvoeringen van een Nederlandse theatertekst per jaar van 1983 t/m 2006
Toelichting tabel 1
De cijfers zijn berekend uit de database van het TIN. Per jaar is een selectie gemaakt uit het bestand
Producties op basis van de volgende parameters:
- Aantal toneelprodukties totaal is het aantal producties met discipline toneel en functie auteur.
- Aantal opvoeringen op basis van een Nederlandse tekst is dit totaalaantal, beperkt door de extra toepas-
sing van het trefwoord Nederland. Hierbij moet worden opgemerkt dat het begr ip auteur niet een-
duidig is gebruikt in de database, aangezien hiermee ook soms bijvoorbeeld de maker van een mime-
voorstelling wordt bedoeld, of de auteur van een paar tekstfragmenten in een multidisciplinaire voor-stelling. Dat wordt veroorzaakt door het feit dat de gegevens in de database door gezelschappen en
uitvoerenden zelf worden aangeleverd.Maar aangezien dit euvel voor ieder berekend jaar geldt, is de
stijgende lijn toch van betekenis.8
-
8/11/2019 Research de Staat Vd Theatertekst TIN Inventarisatietoneelschrijven 2007
9/33
Hieruit is duidelijk af te leiden dat het percentage toneelvoorstellingen gebaseerd op
een Nederlandse toneeltekst sinds 1992 is gestegen (van 22 % naar 44 % in 2006) en
vooral vanaf 2002 is er sprake van een flinke stijging.
De gegevens uit de database van het TIN met betrekking tot schrijvers leveren uitslui-tend informatie op over opgevoerde teksten. Daaruit komt een duidelijke groep veel-
schrijvers (gemiddeld twee opgevoerde teksten per jaar) naar voren, wiens werk regel-
matig op de planken wordt gebracht. Sommige van deze namen prijken al vanaf 1990
op de lijst met veelschrijvers (zie tabel 2, 3, 4). Als ze al nevenwerkzaamheden hebben,
dan is dat veelal als theatermaker.
Opvallend is dat onder de veelschrijvers van de afgelopen tien jaar (1998-2007), slechts
n schrijver een toneelschrijfopleiding heeft gevolgd, namelijk Esther Gerritsen. Dat is
voor een deel te verklaren uit het feit dat de kunstvakopleiding Writing for Performance
pas sinds 1992 bestaat, en de eerste lichting dus pas na 1996 aan de slag ging. De overige
veelschrijvers zijn hetzij via een theateropleiding (regie-opleiding, toneelschool, docent
drama, theaterwetenschappen) hetzij direct via de theaterpraktijk als toneelauteur aan de
slag gegaan.Alleen Judith Herzberg en Hugo Claus zijn als literaire schrijvers van pozie
en proza ook toneelteksten gaan schrijven.
Persoon Aantal opgevoerde stukken in 1990-2003
Hugo Claus 45
Gerardjan Rijnders 40
Helmert Woudenberg 33
Paul Pourveur 32
Rob de Graaf 28
Don Duyns 27
Judith Herzberg 26
Herman Heijermans 23
Lodewijk de Boer 23
Peer Wittenbols 22
Ad de Bont 22
Oscar van Woensel 21
Wijnand Stomp 20
Paul Feld 20
Tabel 2.Veelschrijvers van wie in de periode 1990-2003 20 keer of meer een stuk is opgevoerd
(De Vlam)
9
-
8/11/2019 Research de Staat Vd Theatertekst TIN Inventarisatietoneelschrijven 2007
10/33
Persoon Aantal opgevoerde stukken in de periode
1998-2003
Gerardjan Rijnders 22
Paul Pourveur 18Helmert Woudenberg 18
Rob de Graaf 16
Peer Wittenbols 15
Oscar van Woensel 14
Esther Gerritsen 13
Don Duyns 12
Judith Herzberg 11
Ko van den Bosch 10
Hans van den Boom 10
Ton Vorstenbosch 10
Hugo Claus 10
Tabel 3.Veelschrijvers van wie in de periode 1998-2003 10 keer of meer een stuk is opgevoerd
(De Vlam)
Persoon Aantal opgevoerde stukken in 2004-2006
(1ste opvoeringen)
Don Duyns 8
Gerardjan Rijnders 7
Rob de Graaf 6
Peer Wittenbols 6
Paul Pourveur 6
Esther Gerritsen 5
Tabel 4.Veelschrijvers van wie in de periode 2004-2006 5 keer of meer een stuk is opgevoerd
(Breimer)
Toelichting bij de tabellen 2, 3 en 4
De getallen in deze tabellen zijn gebaseerd op de database van theaterproducties van het TIN.Willem de
Vlam heeft dit gedaan voor zijn afstudeerscriptie Nederlandse Toneelschrijvers 1990-2003. Voor deze inven-
tarisatie hebben we de nog ontbrekende periode 2004 t/m 2006 toegevoegd.Eerst is er een selectie
gemaakt van toneelproducties die gebaseerd zijn op een oorspronkelijk Nederlandstalige tekst.Vervolgens
is er een rangorde gemaakt van toneelschrijvers en het aantal keer dat hun naam in de lijst voorkomt.
Willem de Vlam heeft voor de periode 1990-2003 een lijst gemaakt van toneelschrijvers wiens naam
minimaal 20 keer voor komt. Hij heeft voor de periode 1998-2003 nog een aparte lijst gemaakt omdat
hij ontdekte dat er in die per iode een jonge garde als veelschrijvers boven kwam drijven.Aangezien dit
een kortere periode is, is daar het minimum van 10 vermeldingen aangehouden.Voor de periode 2004-
2006 is dezelfde methode toegepast en is een minimum van 5 vermeldingen aangehouden.
10
-
8/11/2019 Research de Staat Vd Theatertekst TIN Inventarisatietoneelschrijven 2007
11/33
2C Aanvullende informatie
In aanvulling op de Toneelschrijversgids hebben we een vragenlijst (bijlage 2) gestuurd
naar de organisaties waarvan de werkzaamheden direct met de schrijf- en opvoerings-
praktijk verband houden. Het betreft dan opleidingen, werkplaatsen en productiehuizen,
gezelschappen die veelvuldig nieuw Nederlands repertoire spelen en bemiddelendeinstanties.Voorts is via artikelen en rapporten (zie literatuurlijst) informatie verzameld
De theatermakers
Van de grote gezelschappen hebben de afgelopen jaren twee gezelschappen zich in hun
beleid expliciet gericht op het brengen van nieuw Nederlands repertoire: Het Toneel
Speelt (o.l.v. eerst Hans Croiset en nu Ronald Klamer) sinds 1996 en Het Zuidelijk
Toneel (HZT), o.l.v. Matthijs Rmke) sinds 2005. Het Toneel Speelt bedient tot nu toe
alleen de grote zalen en HZT bedient zowel de grote als de kleine zalen. HZT heeft
een koerswijziging aangekondigd met ingang van het seizoen 2007/2008, waarbij het
gezelschap naast nieuwe Nederlandse toneelteksten ook bestaand repertoire (al dan niet
Nederlandstalig) in de grote zaal gaat opvoeren. Het HZT blijft echter jaarlijks een
schrijflab organiseren waarin nieuwe teksten worden gespeeld; het brengen en ontwik-
kelen van nieuw Nederlandstalig repertoire blijft een belangrijk onderdeel van de mis-
sie.
Naast deze twee gezelschappen zijn er twee grote gezelschappen die met een vaste huis-
schrijver werken.Artistiek leider van toneelgroep Oostpool Rob Ligthert maakt al vele
jaren voorstellingen met huisschrijver Peer Wittenbols. En regisseur en artistiek leider
van het Noord Nederlands Toneel Koos Terpstra regisseert naast werk van andere schrij-
vers ook zijn eigen teksten. De andere grote en middelgrote gezelschappen produceren
weliswaar zo nu en dan voorstellingen die op nieuw Nederlands werk gebaseerd zijn,
maar dat gebeurt niet op structurele basis en het vormt geen speerpunt in het beleid
van het gezelschap.
Binnen het jeugdtheater werken diverse structureel gesubsidieerde gezelschappen met
een huisschrijver die tevens de artistiek leider is: Stella Den Haag met Hans van den
Boom, theatergroep Max met Moniek Merx, theatergroep Wederzijds met Ad de Bont.
Bij Huis aan de Amstel is huisschrijver Roel Adam tevens acteur bij het gezelschap.
Daarnaast werken deze gezelschappen met enige regelmaat ook met teksten van andere
Nederlandse schrijvers, zoals ook theater Artemis en Citadel veelvuldig doen.
De kleine gezelschappen (zowel de ad hoc gefinancierde als de structureel gesubsidieer-
de groepen),de productiehuizen en de werkplaatsen nemen wat de toneelschrijfpraktijk
aangaat een bijzondere plek in. Daar worden nieuwe teksten het eerst uitgeprobeerd en
gespeeld, merendeels in de kleine zaal. In veel gevallen gaat het om groepen met een
huisschrijver die ook regisseur is of die samen met de andere gezelschapsleden voorstel-
lingen maakt.Voorbeelden zijn Toneelgroep Alaska, Growing Up in Public,Alex
dElectrique, Mighty Society, Dood Paard.Andere groepen werken met regelmatig
terugkerende schrijvers, zoals Keesen & Co en Het Syndicaat. Het Syndicaat is daarbij
het enige kleine gezelschap dat expliciet als missie heeft om op zoek te gaan naar nieu-
we schrijvers door het organiseren van Schrijversdagen en een Schrijverstraject.
Daarnaast worden veel nieuwe Nederlandse teksten opgevoerd door ad hoc combinatiesdie een voorstelling maken bij een productiehuis of werkplaats.
11
-
8/11/2019 Research de Staat Vd Theatertekst TIN Inventarisatietoneelschrijven 2007
12/33
Opleidingen
De achtergrond van Nederlandse toneelauteurs is zoals gezegd zeer divers. Een klein
maar groeiend aantal heeft de enige kunstvakopleiding op dit gebied doorlopen,Writing
for Performance aan de Hogeschool voor de Kunsten Utrecht (bijlage 3, aantal afgestu-
deerden 1994-2006) Daarnaast komt ook een deel van de schrijvers van de theaterva-kopleidingen. De toneelacademie Maastricht kent sinds enige jaren de opleidingen
Theatermaken en Theatraal Performer, waar ook specifiek aandacht aan toneelschrijven
wordt gegeven. Inmiddels komen van die opleidingen makers die zich verder ontwikke-
len als schrijver. Ook de acteursopleiding in Arnhem is altijd een leverancier geweest
van acteurs die zich als makers ontwikkelen en daarbij ook zelf schrijven. De Regie-
opleiding in Amsterdam ontwikkelt plannen voor een tweejarige masteropleiding met
mogelijk een specialisatie in regie/schrijven. De universitaire studie
Theaterwetenschappen levert met enige regelmaat studenten af die naast andere werk-
zaamheden ook als toneelauteur actief zijn. Naast deze fulltime kunstvakopleidingen is
de Schrijversvakschool de enige particuliere parttime opleiding die de mogelijkheid
biedt om af te studeren in dramaschrijven.
Overheden en fondsen
De rijksoverheid voert geen specifiek beleid op het gebied van toneelschrijven, ook niet
voor de internationale promotie van Nederlandstalige toneelteksten. De fondsen zijn
vooral van belang in verband met schrijfopdrachten en beurzen voor schrijvers; het
FAPK (in november 2007 opgegaan in het Nederlands Fonds voor Podiumkunsten+)
subsidieert indirect schrijvers via productiesubsidies, het Fonds voor de Letteren (FvL)
verstrekt werk- en stimuleringsbeurzen rechtstreeks aan de schrijvers. Initiatieven als
Platform Theaterauteurs (PTa) en Hotel Dramatik worden voor een bepaalde tijd mede
gesubsidieerd door het FAPK. Opvallend is dat binnen de theatersector het FAPK beter
bekend is bij schrijvers en producenten dan het FvL.
Het LIRAfonds wordt door de gezelschappen het meest genoemd als fonds dat aanvul-
lende middelen verschaft ten behoeve van schrijfsubsidies.Veel gezelschappen betalen
schrijfopdrachten echter uit productiegelden en kunnen daar geen specifieke bedragen
voor noemen. Het LIRAfonds investeert soms ook in infrastructuur en presentatieplek-
ken.
Het Amsterdams Fonds voor de Kunst is de afgelopen jaren gereorganiseerd en kent een
Basisregeling waar ook schrijvers van toneelteksten gebruik van kunnen maken.
Naast deze fondsen zijn er nog de particuliere fondsen als VSB-fonds,VandenEnde
Foundation en Prins Bernhardfonds die incidenteel geld verstrekken, o.a. aan PTa en
Hotel Dramatik (zie onder Bemiddelaars).
Nederland en Vlaanderen werken samen bij de uitreiking van de Taalunie
Toneelschrijfprijs, die door de Nederlandse Taalunie wordt bekostigd. Het Vlaamse fonds
voor de Letteren ondersteunt het Schrijverspodium Vlaanderen, dat partner is binnen
Hotel Dramatik.
12
-
8/11/2019 Research de Staat Vd Theatertekst TIN Inventarisatietoneelschrijven 2007
13/33
Bemiddelaars
Naast de werkplaatsen die een begeleidende (en soms bemiddelende) rol vervullen ten
opzichte van zowel theatermakers als schrijvers zijn drie organisaties actief, die zich
expliciet op toneelschrijvers richten, Platform Theaterauteurs, Hotel Dramatik en
Playtxt.Platform Theaterauteurs (PTa)is een groep van en voor schrijvers, die zich richt op de
auteurs die niet structureel samenwerken met gezelschappen of productiehuizen. PTa
houdt zich vooral bezig met de inhoudelijke begeleiding van schrijvers die van PTa
schrijfopdrachten verkrijgen, PTa organiseert workshops voor schrijvers en bekommert
zich om de positionering van de schrijver binnen het theaterveld, onder andere door
het organiseren van de Toneelschrijfdagen.
Hotel Dramatik is een initiatief van de Nederlandse Stichting Babba (contact Alexandra
Koch) en Schrijverspodium Vlaanderen. Het is een internationale website voor toneel-
schrijvers en theatermakers. Het biedt schrijvers de mogelijkheid om online met elkaar
te werken, maar fungeert tevens als distributieplek voor Nederlands toneelwerk, met een
boekentafel en bibliotheek waar teksten te downloaden zijn.
Playtxt is een samenwerking tussen de theatergroepen Nooduitgang en Babastiki in
Utrecht. Men organiseert readings van nieuwe teksten. Playtxt ontvangt subsidies van de
gemeente Utrecht en van verschillende particuliere fondsen.
Distributie
Toneelteksten worden nog maar weinig uitgegeven. Uitgeverij International Theatre &
Film Books (ITFB) geeft teksten uit, en er verschijnen soms gelegenheidsuitgaves bij
festivals en evenementen zoals de toneelschrijfdagen van PTa. Digitale verspreiding biedt
nieuwe mogelijkheden.
Hotel Dramatik heeft teksten online staan in de bibliotheek op de website en in het
digitale TijdSchrift.
Stichting LIRA presenteert eind november de website www.theaterteksten.nl, waarop
toneelteksten digitaal toegankelijk worden gemaakt en waar in de toekomst ook online
de auteursrechten kunnen worden geregeld.
Lucifer is een digitaal theatertijdschrift dat weliswaar per uitgave een toneeltekst publi-
ceert, maar dat zich vooral in brede zin richt op theaterkritiek en beschouwingen over
theater. Lucifer beschouwt zich in dit opzicht dan ook niet als een toneelschrijforganisa-
tie.
De mediatheek van het TIN streeft na om alle in Nederland gespeelde teksten in de
collectie op te nemen, in zowel uitgegeven als onuitgegeven vorm. Daarnaast is er infor-
matie over auteurs beschikbaar in diverse talen plus vertaalde fragmenten via de data-
bank Nederlandstalig toneel, www.dutchdrama.nl
13
-
8/11/2019 Research de Staat Vd Theatertekst TIN Inventarisatietoneelschrijven 2007
14/33
3. Gesprekken met het veld
Op basis van de verzamelde gegevens zijn er gesprekken gevoerd met twintig organisa-ties en personen die actief zijn binnen de toneelschrijfpraktijk (zie bijlage 4). Daarbij is
gestreefd naar een evenredige vertegenwoordiging van het aanbod (de schrijvers), de
vraag (theatermakers bij de gezelschappen, productiehuizen en werkplaatsen) en derden
(opleidingen, bemiddelaars en distributieplekken). Er is bewust een keuze gemaakt voor
die schrijvers die de afgelopen vijftien jaar actief zijn als toneelschrijver of die nog aan
het begin staan van hun carrire. De vragen die ten grondslag lagen aan deze gesprek-
ken spitsten zich toe op de manier waarop schrijvers en opvoeringspraktijk met elkaar
in verbinding staan.
Wat hier volgt is een weergave van de belangrijkste punten die uit de gevoerde gesprek-
ken naar voren kwamen.
3A. De schrijvers
Beginnende schrijvers hebben na hun opleiding verschillende mogelijkheden om de
praktijk te leren kennen. Er wordt, net als door afgestudeerde theatermakers, geshopt
bij de diverse werkplaatsen, groepen en initiatieven. Regelmatig genoemde plekken zijn
het Gasthuis, Het Syndicaat, Hollandse Nieuwe en het Platform Theaterauteurs (PTa).
Soms worden meerdere trajecten na elkaar doorlopen, die in combinatie met elkaar veel
kennis en ervaring opleveren. De verschillende mogelijkheden worden niet als overlap-
pend ervaren, wel als aanvullend op elkaar. Zo staat bij het Gasthuis de ontwikkeling
van de schrijver centraal en heeft deze alle vrijheid. Daartegenover kent het schrijftraject
bij Het Syndicaat de beperkingen van het schrijven voor een vast gezelschap dat eigen
wensen en ideen heeft en schrijvers voor zichzelf zoekt.Waar voor de ene schrijver
zon beperking stimulerend werkt, zit dat de ander juist in de weg. Bij PTa wordt vooral
het onderlinge gesprek met andere schrijvers gewaardeerd en het feit dat PTa de toneel-
schrijver zichtbaar maakt door manifestaties als de Toneelschrijfdagen. De mogelijkheid
om bij PTa via een opdracht geld te krijgen is handig, maar van minder belang. De
schrijvers vinden het directe contact met regisseur en acteurs uiteindelijk het meest
leerzaam.
Schrijvers zoeken via de verschillende initiatieven niet alleen mogelijkheden om zich
verder te ontwikkelen maar ook zoeken ze aansluiting bij een netwerk. Het grote voor-
deel om bij een werkplaats of gezelschap te kunnen starten, is de directe aansluiting met
de opvoeringspraktijk wat waardevolle contacten oplevert.Van belang daarbij is dat een
schrijver theatermakers van de eigen generatie ontmoet.Verwantschap tussen schrijver
en regisseur is iets wat moet ontstaan en wat niet geforceerd tot stand kan worden
gebracht. Een actieve houding van de schrijver helpt daarbij: veel doen, veel zien, veel
leren, veel makers benaderen.
14
-
8/11/2019 Research de Staat Vd Theatertekst TIN Inventarisatietoneelschrijven 2007
15/33
De achtergrond van de schrijvers doet zich met name de eerste jaren gelden. Heel alge-
meen kan gesteld worden dat schrijvers van de HKU beter theoretisch dan praktisch
onderlegd zijn en zich bewust zijn van de literaire kwaliteiten van een tekst.Vorm lijkt
belangrijker dan inhoud, en de autonomie van de schrijver is uitgangspunt.Voor hen is
met name de confrontatie met regisseur en acteurs tijdens het opvoeringproces een leer-zame stap na de opleiding. Schrijvers met een theatervakopleiding zijn meer op de uit-
voering gericht. Ze zijn bekender met het voorstellingsproces en kennen het jargon
beter.Voor hen geldt vaker dat ze een toneeltekst beschouwen als slechts n onderdeel
van een voorstelling, dat samen met andere theatrale elementen de inhoud van de voor-
stelling moet overbrengen.Voor hen is het na de opleiding van belang om veel te kun-
nen schrijven om zo als schrijver verder te kunnen groeien.
Als punt van kritiek ten aanzien van de schrijfopleiding van de HKU wordt genoemd
dat studenten te weinig gedwongen worden te formuleren waarm ze iets willen schrij-
ven.
Positief gewaardeerd wordt door schrijvers van verschillende opleidingen de samenwer-
king met studenten van andere richtingen. Onderling contact tussen verschillende thea-
teropleidingen binnen dezelfde school werkt stimulerend, en het wordt gezien als het
begin van het opbouwen van een eigen netwerk.
Continuteit
De meer ervaren schrijvers die vijf jaar of langer actief zijn als toneelauteur formuleren
allemaal de behoefte aan continuteit en verdieping. Er is een grote wens bij deze groep
om meer tijd te kunnen nemen voor het schrijven van een stuk. In Nederland wordt er
te makkelijk van uitgegaan dat je binnen een paar maanden wel een goed stuk schrijft.
In het buitenland is men gewend aan langere schrijfprocessen, waarbij een tekst meerde-
re fases doorloopt. Deze groep schrijvers stelt zelf ook hogere eisen aan de kwaliteit van
hun stukken, maar ze krijgen nauwelijks de kans en de middelen om die kwaliteitsver-
betering te realiseren. Een structurele samenwerking met de gezelschappen wordt als
zeer welkom beschouwd, zodat schrijvers gedurende een paar jaar in continuteit kun-
nen schrijven. Ook het schrijven voor de grote zaal wordt daarbij als wens geuit.
Positief wordt in dit verband geoordeeld over de werkbeurzen die bij het Fonds voor de
Letteren kunnen worden aangevraagd. Met name voor de ervaren auteurs geeft dat de
mogelijkheid om te kunnen blijven schrijven, onafhankelijk van opdrachten, en daar
ook meer tijd voor te kunnen nemen.
Men is het erover eens dat de afgelopen tien jaar toneelschrijven meer als vak wordt
geaccepteerd.Wellicht hebben allerlei initiatieven daaraan bijgedragen, door verschillen-
de plekken te creren waar je als beginnende schrijver terecht kunt. Het probleem heeft
zich verschoven: het hiaat in de aansluiting met de opvoeringspraktijk ligt niet aan het
begin van je carrire als toneelauteur, maar pas na enkele jaren: hoe dan verder te gaan,
zeker wanneer je niet zelf regisseert. Hier ligt een taak voor de (grotere) gezelschappen,
vindt men.
Er zijn wel twijfels over de manier waarop een samenwerking met de grote gezelschap-
pen vorm zou moeten krijgen. Een ontwikkeltraject waarbij een tekst via lezing en her-
15
-
8/11/2019 Research de Staat Vd Theatertekst TIN Inventarisatietoneelschrijven 2007
16/33
lezing binnen het gezelschap telkens herschreven en verbeterd kan worden, zou goed
kunnen werken.Tegelijkertijd vinden sommigen het niet wenselijk dat schrijvers die
zich in de kleine zalen inmiddels hebben bewezen, opnieuw begeleiding zouden moe-
ten krijgen in een werkplaatsachtige context. Ook kennismakingspogingen van een
gezelschap met auteurs in de vorm van bijvoorbeeld vertaalopdrachten worden nietdoor iedereen zinvol geacht. Schrijvers verwachten het meeste baat te hebben bij een
concrete samenwerking bij het maken van voorstellingen.
Contacten met het buitenland en ervaring opdoen in het buitenland blijkt eveneens een
goede manier voor ervaren schrijvers om zich te verdiepen. Het verruimt je blik en
relativeert de eigen praktijk. Naast Nederland ligt er nog een wereld open.Wel is voor
uitbreiding van het schrijfwerk naar het buitenland een bemiddelende instantie erg
belangrijk. Het kunnen laten vertalen van je werk is essentieel en daar is geld voor
nodig. Zonder hulp en financile steun kom je als toneelauteur Nederland niet uit.
3B. De theatermakers
Gezelschappen
Meerdere gezelschappen geven aan dat het produceren van nieuwe teksten meer tijd en
een eigen dynamiek vereist: idealiter verloopt het uitproberen van een tekst in meerdere
fasen en is er meer productietijd nodig om de tekst uit te proberen.Algemeen noemt
men tijd- en geldgebrek als de belangrijkste knelpunten. Een aantal gezelschappen zou
graag meer tijd en expertise willen inzetten om nieuwe teksten te beproeven en om een
langdurige samenwerking met schrijvers te kunnen aangaan. Een toneelauteur zou zich
het beste verder kunnen ontwikkelen binnen de context van een gezelschap met goede
acteurs. De dialoog tussen regisseur en schrijver is daarbij essentieel; er moet wederzijds
vertrouwen ontstaan om vervolgens streng tegen elkaar te kunnen zijn. Alleen dan kun-
nen schrijvers zich ook vakmatig verder ontwikkelen.
Het vinden van schrijvers voor de grote zaal wordt door Het Toneel Speelt en Het
Zuidelijk Toneel (HZT) genoemd als een opdracht waarvoor tijd en geld nodig is. Het
schrijven voor de grote zaal vraagt iets anders van schrijvers.Wat dat iets precies is,
blijkt lastig te definiren, maar dt het zo is, wordt uitgesproken door zowel schrijvers als
producenten.
Het lanceren van nieuwe schrijvers in de grote zaal betekent op twee punten een zake-
lijk risico: de tekst heeft zich nog niet bewezen en kan tegenvallen.Wanneer het publiek
dan wegblijft, is dat financieel een zware strop.
En nieuwe teksten leveren op voorhand een probleem bij de verkoop van voorstellin-
gen: de schouwburgen nemen zon risico steeds minder en programmeren liever bekend
repertoire. Op grond van deze ervaringen heeft HZT besloten om nieuwe teksten eerst
in een kleiner circuit uit te proberen, een wens die ook Het Toneel Speelt koestert.
Tegelijkertijd wordt geconstateerd dat het publiek wel degelijk interesse heeft voor
Nederlandstalig repertoire. Heropvoeringen van bestaande teksten zouden in dit opzicht
uitkomst kunnen bieden (de tekst heeft zich bewezen en vormt geen risico meer), maar
16
-
8/11/2019 Research de Staat Vd Theatertekst TIN Inventarisatietoneelschrijven 2007
17/33
de gezelschappen willen toch graag ook nieuwe teksten blijven spelen die de tijdgeest
ademen.
De gezelschappen, zowel de grote als de kleine, die zich expliciet richten op nieuw
Nederlandstalig repertoire krijgen veel teksten opgestuurd, in tegenstelling tot de reper-toiregezelschappen die weinig Nederlands werk spelen. Daarnaast houdt men zelf actief
bij wat er geschreven wordt, en is er regelmatig sprake van gesprekken met schrijvers.
Dat resulteert niet altijd in een samenwerking.
Jonge regisseurs die bij grote gezelschappen een productie maken, nemen soms nieuw
repertoire mee.Tegelijkertijd zien ze het werken bij een groot repertoiregezelschap vaak
als een kans om een klassieker te ensceneren, omdat ze daar met meer acteurs en finan-
cile middelen eindelijk de mogelijkheid toe krijgen.
Bij gezelschappen die over meerdere eigen speelplekken beschikken, zoals bijvoorbeeld
het Nationale Toneel, dat in eigen huis een kleine zaal heeft gecreerd, ontstaat meer
vraag naar andersoortige stukken. Dan is nieuw repertoire zeer welkom.
Voor kleine gezelschappen is het praktisch en zakelijk erg lastig om langere tijd met
schrijvers te werken; de middelen en de mankracht ontbreken. En wanneer ze met een
huisschrijver werken, verkleint dat de mogelijkheden voor andere schrijvers. De kleine
gezelschappen zien het als de taak van de grote gezelschappen om voor doorstroming
van schrijvers te zorgen.Wel zijn ze van mening dat dat niet moet dubbelen met de
werkplaatstaken. Een groot gezelschap moet niet zozeer een laboratoriumfunctie willen
ontwikkelen, maar moet kiezen voor een langdurige samenwerking met schrijvers die
zich al enige jaren hebben bewezen.
Er is de laatste jaren een grotere diversiteit aan schrijvers ontstaan. Zo komen er bij de
Schrijversdagen van het Syndicaat en bij de toneelschrijfcursus van Hollandse Nieuwe
ook schrijvers binnen die afkomstig zijn uit andere, multidisciplinaire kunstrichtingen of
met een multiculturele achtergrond. Dat levert andere, nieuwe vormen van theater op,
zoals urban theatre. Begeleiding van die schrijvers richt zich niet alleen op het schrijven,
maar ook op alle andere facetten van het theatervak. Schrijvers met een niet-westerse
achtergrond richten zich eerder tot gezelschappen en produktiehuizen waar al een plat-
form is voor multicultureel theater, zoals Cosmic/Made in da Shade en Rotterdams Lef,
dan tot de repertoiregezelschappen.
Over de kwaliteit van nieuwe Nederlandse teksten lopen de meningen van de gezel-
schappen uiteen. Sommigen zijn positief en vinden het al een mooi resultaat, wanneer
er ieder jaar enkele teksten in kwaliteit boven uit steken.Anderen zijn negatiever en
vinden dat de begeleiding en beoordeling van schrijvers niet streng genoeg is, zowel op
de opleidingen als in de werkplaatsen. Er is kritiek op de opleiding Writing for
Performance aan de HKU, die noodgedwongen te breed moet opleiden (NB: opleidin-
gen worden afgerekend op het aantal afgestudeerden dat werk vindt binnen hun vak;
studenten wordt daarom geleerd meerdere genres te beoefenen) Daardoor vindt men de
kennis van de theaterpraktijk bij de studenten van de HKU matig tot slecht.
Teksten die in werkplaatsen worden ontwikkeld, worden te gauw gespeeld en gaan
meteen op tournee, terwijl het soms beter is om langer binnen de muren van de werk-
17
-
8/11/2019 Research de Staat Vd Theatertekst TIN Inventarisatietoneelschrijven 2007
18/33
plaats door te werken. Dat er meerdere plekken zijn waar beginnende schrijvers terecht
kunnen, wordt in dit opzicht alleen maar goed gevonden. Het geeft beginnende schrij-
vers de kans om langer te leren, mits er goede begeleiding is.
Werkplaatsen
De werkplaatsen signaleren meer belangstelling voor Nederlandse teksten. Het theater-
klimaat is gunstiger geworden voor toneelauteurs ten opzichte van pakweg tien jaar
geleden. Meer dan voorheen verbinden jonge regisseurs zich met jonge schrijvers.
Beginnende auteurs kunnen niet snel genoeg na hun opleiding, of liever nog tijdens,
met de praktijk geconfronteerd worden, vinden verschillende artistiek leiders van werk-
plaatsen. Dat is voor hun ontwikkeling en het opbouwen van een netwerk heel belang-
rijk.
Een organisatie als PTa is een goede aanvulling op de werkplaatsen waar het de presen-
tatie en zichtbaarheid van de toneelschrijver als zodanig betreft. Gesubsidieerde schrijf-
opdrachten vindt men niet thuishoren bij een organisatie als PTa waar schrijvers zelf in
de redactie zitten, om belangenverstrengeling te voorkomen.
De belangrijkste stap die nu gezet moet worden is de doorstroming na de werkplaats.
Daar ligt een taak voor productiehuizen en gezelschappen. Het Gasthuis zoekt daarom
nu samenwerking met enkele grote gezelschappen (Oostpool, Het Nationale Toneel en
Het Zuidelijk Toneel) binnen het Gastschrijverstraject. Op die manier krijgen de deel-
nemende schrijvers feedback uit een bredere kring dan alleen de werkplaats, en worden
er contacten gelegd tussen schrijvers en gezelschappen. Het is belangrijk dat er voor
schrijvers een vergelijkbaar traject bestaat als voor theatermakers om de praktijk te leren
kennen en zich verder te kunnen ontwikkelen.
Een spannende ontwikkeling is dat er een nieuwe generatie regisseurs en artistiek lei-
ders gaat doorstromen naar de grote gezelschappen. Deze theatermakers nemen als van-
zelfsprekend ook schrijvers mee, omdat ze belangstelling hebben voor nieuw Nederlands
repertoire en omdat ze al langer samenwerken met schrijvers.
3C. Derden: opleidingen, bemiddelaars en distributieplekken
Opleidingen
Beginnende toneelschrijvers hebben baat bij een confrontatie met de praktijk, liefst al
tijdens de opleiding.Toch blijkt er weinig contact te bestaan tussen de theateropleidin-
gen onderling op het gebied van toneelschrijven. De schrijfopleiding aan de HKU pro-
beert zoveel mogelijk samen te werken met andere HKU-opleidingen, maar stuit op het
probleem dat de HKU-opleiding tot acteur/theatermaker werkt vanuit een fysieke aan-
pak en juist minder tekstgericht is. Er is ook geen contact tussen de schrijfopleiding van
de HKU en de regie-opleiding in Amsterdam. Dat komt onder meer omdat de regie-
opleiding nadrukkelijk het wereldrepertoire gebruikt als ingang voor de opleiding, waar-
bij in het derde jaar Shakespeare centraal staat. Bovendien staat de autonomie van de
regiestudent bij zijn tekstkeuze centraal.
18
-
8/11/2019 Research de Staat Vd Theatertekst TIN Inventarisatietoneelschrijven 2007
19/33
Hoewel het voor de studenten aan de schrijfopleiding wenselijk is om studenten van de
andere opleidingen te ontmoeten, kleven er ook haken en ogen aan een samenwerking
tussen studenten. Beginnende schrijvers leren meer van ervaren regisseurs en acteurs, en
beginnende makers hebben meer aan een ervaren schrijver om van te leren. Het lezen
van teksten door professionele acteurs is voor een schrijver in spe veel leerzamer dansamenwerking met beginnende acteurs.Tijdens de scholing van studenten in de diverse
theaterdisciplines staat de eigen ontwikkeling van de student centraal, en die wordt niet
noodzakelijkerwijs versterkt door samenwerking met andere studenten.
Uitzondering daarop blijkt de Toneelacademie Maastricht, waar veel onderling contact
en uitwisseling is tussen de verschillende afstudeerrichtingen. In het eerste jaar volgen
studenten van de verschillende opleidingen deels in samengestelde groepen hetzelfde
lesprogramma. Daardoor ontstaat er een basis voor een netwerk dat later in de praktijk
nuttig blijkt te zijn.
Nieuwe schrijvers komen ook voort uit scoutingtrajecten die gericht zijn op jongeren.
Deze trajecten hebben vooral tot doel jongeren van verschillende achtergronden de
kans te geven hun talenten te ontdekken en te ontwikkelen, op een manier die aansluit
bij hun eigen leefwereld. Likeminds is op deze manier ontstaan. Jongerentheater 020
organiseerde de afgelopen jaren schrijfworkshops omdat jongeren graag eigen teksten
wilden schrijven, of omdat ze voor andere projecten op zoek waren naar teksten.
Bij deze trajecten is er een groot bewustzijn van de wisselwerking tussen culturen en
generaties en redeneert men vanuit een veranderende beroepspraktijk.Weliswaar zoekt
men ook aansluiting bij bestaande organisaties maar het doel is niet perse om jongeren
naar een kunstvakopleiding te leiden. Net zo vaak zoeken de jongeren hun eigen plek
buiten het reguliere circuit.
Bemiddelaars en distributieplekken
Vanuit de constatering dat er meerdere plekken zijn waar beginnende schrijvers terecht
kunnen, heeft Platform Theaterauteurs besloten zich de komende jaren te richten op
een langdurige samenwerking met meer ervaren schrijvers die behoefte hebben aan ver-
dieping en kwaliteitsverbetering. PTa wil zich onderscheiden door de diepgaande en
langdurige mate van begeleiding van schrijvers en de actieve manier waarop teksten en
schrijvers aan de man worden gebracht. Het doel is om schrijvers te matchen met ad
hoc initiatieven, groepen en productiehuizen. PTa streeft naar een structurele samenwer-
king met producenten. en krijgt hierop positieve respons van diverse producenten.
Daarnaast wil PTa het toneelschrijven in een internationale context plaatsen door bui-
tenlandse schrijvers uit te nodigen als writer in residence.
Hotel Dramatik constateert dat de nieuwsbrief veel wordt gelezen (455 abonnementen)
en de bibliotheek van de website goed wordt bezocht. De website trok in 2007 13.300
bezoekers die teksten inkeken of downloaden; er is blijkbaar behoefte aan nieuwe tek-
sten en nieuws over toneelschrijven. Het digitaal toegankelijk maken van toneelteksten
lijkt voor toneel bij uitstek een geschikte manier om teksten te verspreiden. Hotel
Dramatik wil de website in toenemende mate door de gebruikers zelf laten beheren,zoals bijvoorbeeld de online encylopedie Wikipedia.
19
-
8/11/2019 Research de Staat Vd Theatertekst TIN Inventarisatietoneelschrijven 2007
20/33
4. Knelpunten en kansen
Er is de laatste jaren een gunstig klimaat ontstaan voor toneelschrijvers, en dat wordtweerspiegeld in de toename van voorstellingen die gebaseerd zijn op een
Nederlandstalige toneeltekst.Toch worden er enkele duidelijke knelpunten geconsta-
teerd, die door vrijwel alle geraadpleegde personen en instanties worden onderschreven.
Ook blijven er kansen onbenut. De huidige situatie vraagt erom verder te bouwen op
de basis die is gelegd.
Knelpunten
1.Tot nu toe overheerste de gedachte dat beginnende toneelschrijvers nauwelijks aan-
sluiting vonden bij de toneelpraktijk. Het onderzoek van Snijders in 1992 constateerde
overigens al dat daar niet langer het probleem lag, en uit deze inventarisatie blijkt
opnieuw dat dit idee achterhaald is. Er is pas een hiaat in de carrire van een toneelau-
teur n de eerste ervaringen bij werkplaatsen en in verschillende schrijftrajecten. Net als
bij theatermakers is de doorstroming en continuteit voor schrijvers een probleem.
Schrijvers die zich de eerste vier jaar van hun loopbaan hebben laten zien als interessan-
te auteurs, die gemotiveerd zijn om als toneelauteur verder te werken, kunnen moeilijk
ergens terecht. Enkelen hebben voldoende contacten opgedaan om eens per jaar een
tekst te kunnen schrijven voor een regisseur of groep, maar continuteit blijkt moeilijk
realiseerbaar. Een vanzelfsprekende samenwerking met een groter gezelschap ontbreekt
meestal, terwijl de behoefte aan verdieping en verdere ontwikkeling juist daarom vraagt.
Hoe kunnen zij de kans krijgen om in continuteit door te werken om zich zo verder
te ontwikkelen en te verbeteren?
2.Voor de gezelschappen ligt een knelpunt bij de productiewijze van nieuwe teksten.
Het ensceneren van nieuwe teksten vraagt om een ander traject dan het ensceneren van
bestaand repertoire. Een langer voortraject en meer tijd om te kunnen schaven aan de
tekst tijdens repetities is nodig om een nieuwe tekst recht te doen en om zowel tekst als
voorstelling kwalitatief beter te maken. Gezelschappen willen graag langdurige samen-
werkingen aangaan met schrijvers. Dat kost tijd en geld, en dat is er te weinig.
3. Een ander knelpunt ligt in het ontwikkelen van nieuw repertoire voor de grote zaal.
Schrijvers en gezelschappen zijn het erover eens dat dat een andere benadering vraagt
van de schrijver. De schrijver moet zich die benadering eigen maken binnen de context
van een gezelschap. Het direct in de grote zaal ensceneren van een nieuwe tekst is
artistiek gezien een risico. Een traject in fasen, waarbij een tekst eerst in een kleinere
setting kan worden uitgeprobeerd, is wenselijk. Parallel hieraan is er het zakelijke risico
van een onbekende tekst in de grote zaal.Voorstellingen van onbekende schrijvers zijn
moeilijker te verkopen, schouwburgen nemen liever het risico niet en kiezen voor het
bekende aanbod. Ook publiek is moeilijker te trekken, maar als het eenmaal over de
streep is, ziet het graag nieuw repertoire, zoals bijvoorbeeld het succes van Maria Gooslaat zien.
20
-
8/11/2019 Research de Staat Vd Theatertekst TIN Inventarisatietoneelschrijven 2007
21/33
4. Snijders constateerde in haar onderzoek in 1992 dat toneelteksten nauwelijks de kans
krijgen om een eigen carrire te maken buiten de eerste productie om. Middelen daar-
toe, zoals tekstuitgaven, vertalingen en nieuwe ensceneringen van bestaand werk, werden
nauwelijks benut. Deze situatie is maar weinig veranderd, behalve dat internet nieuwe
mogelijkheden biedt voor het digitaal publiceren van toneelteksten. Er zijn nog steeds teweinig structurele financile middelen voor vertalingen. Ook herensceneringen van
bestaand werk komen weinig voor, al lijkt daar een voorzichtige groei in te zitten.
Kansen
1. Zowel schrijvers als gezelschappen hebben behoefte aan een langdurige samenwer-
king, met als doel verdieping van het vakmanschap van de schrijvers en kwaliteitsverbe-
tering van Nederlandstalige teksten. Lange tijd lagen de ambities van toneelschrijvers en
theatermakers ver uit elkaar; het is dan ook verheugend te kunnen constateren dat de
wederzijdse ambities nu veel eensluidender zijn.Wanneer zo duidelijk een gezamenlijk
doel wordt nagestreefd, moet het mogelijk worden gemaakt om dit te realiseren.
2. In 2007 worden er diverse samenwerkingsvormen uitgeprobeerd: Gasthuis gaat
binnen het Gastschrijverstraject samenwerken met enkele grote gezelschappen, PTa
zoekt een samenwerking met productiehuizen. De combinatie van werkplaatsfunctie en
de dagelijkse theaterpraktijk van de grote gezelschappen en productiehuizen levert een
interessante bundeling van krachten, die perspectief kan bieden op een grotere continu-
teit in de toneelschrijfpraktijk.
3. Kansen liggen er voor het aantrekken van schrijftalenten uit verschillende disciplines
en met diverse culturele achtergronden, bijvoorbeeld via scoutingtrajecten. Nieuwe
tekstvormen bieden mogelijkheden voor nieuwe vormen van theater, die ook een span-
nende confrontatie kunnen opleveren met het reguliere circuit.
4. Het is een gemiste kans dat er tussen de opleidingen zo weinig wordt overlegd en
samengewerkt. Ook al is het zo dat de ontwikkeling van een student niet noodzakelij-
kerwijs wordt versterkt door samenwerking met andere studenten, dan nog is het ont-
moeten van vakgenoten uit andere disciplines zinvol, al is het maar voor het opbouwen
van een eigen netwerk
21
-
8/11/2019 Research de Staat Vd Theatertekst TIN Inventarisatietoneelschrijven 2007
22/33
5. Conclusies en aanbevelingen
De vraagstelling die ten grondslag ligt aan deze rapportage is in hoeverre verschillendeactiviteiten ter stimulering van de toneelschrijfkunst elkaar aanvullen dan wel overlap-
pen en hoe de aansluiting verloopt tussen schrijf- en opvoeringspraktijk. Uit de praktijk
blijkt dat de initiatieven voor beginnende schrijvers door hun verschillende werkwijzen
elkaar eerder aanvullen dan overlappen. Overigens betreft het een relatief klein aantal
organisaties dat zich uitsluitend met toneelschrijven bezig houdt: in totaal zijn er drie,
waarvan twee mede door het FAPK gesubsidieerd: PTa en Hotel Dramatik.
Bij enkele productiehuizen, werkplaatsen en gezelschappen vinden ook activiteiten
plaats die specifiek gericht zijn op de ontwikkeling van toneelschrijvers en nieuwe tek-
sten. Deze activiteiten, die niet direct verbonden zijn met het maken van een voorstel-
ling, vinden plaats bij Cosmic/Made in da Shade, Gasthuis, Festival
Cement/Productiehuis Brabant, Het Syndicaat en Het Zuidelijk Toneel. Dat bewijst
vooral dat de Nederlandse toneelschrijfkunst serieus genomen wordt door het theater-
veld anno 2007. De ooit door Ben Stroman geconstateerde kloof tussen schrijvers en
makers (in De Nederlandse toneelschrijfkunst,poging tot verklaring van een gemis, 1973) is ver-
anderd in een dialoog waarbij schrijver en theatermaker op basis van vertrouwen samen-
werken aan een voorstelling.
Beginnende schrijvers hoppen, net als beginnende theatermakers, van de ene organisatie
naar de andere om zoveel mogelijk ervaring op te doen. Bij verschillende initiatieven
kom je dezelfde namen tegen. Schrijvers geven zelf aan het meest te leren van de con-
frontatie met de praktijk, door te werken met regisseurs en acteurs. Initiatieven die daar-
op inspelen, bieden de schrijvers de beste kansen om zich te ontwikkelen en om een
netwerk van regisseurs en acteurs op te bouwen, dat zo noodzakelijk is voor de latere
carrire van de schrijvers.
Er worden veel nieuwe toneelteksten geschreven die, in tegenstelling tot wat vaak wordt
gedacht, wel degelijk worden gespeeld. Er is echter maar een kleine harde kern van
ervaren veelschrijvers die een klein deel van het aanbod van Nederlandse teksten reali-
seert.
Opvallend is de nadruk op de ontwikkeling van nieuw repertoire. Het aantal heropvoe-
ringen van bestaande Nederlandstalige teksten is relatief erg klein.
Toneelschrijven wordt veel meer dan voorheen als vak en aparte discipline gezien en
beschouwd als een specifiek en belangrijk onderdeel van theater maken. De nieuwe
generatie regisseurs verbindt zich met jonge schrijvers of werkt graag met Nederlandse
auteurs.
Het is verheugend dat er naast de kleine gezelschappen, productiehuizen en werkplaat-
sen nu meerdere grote gezelschappen zijn die regelmatig nieuw Nederlands repertoire
spelen: Het Toneel Speelt, Het Zuidelijk Toneel,Toneelgroep Oostpool en NNT. De
eerste twee gezelschappen hebben het ontwikkelen van nieuw Nederlands repertoire enhet vinden van nieuwe schrijvers expliciet in hun missie opgenomen.
22
-
8/11/2019 Research de Staat Vd Theatertekst TIN Inventarisatietoneelschrijven 2007
23/33
Is het de tijdgeest, de behoefte aan actualiteit in het theater die zoveel aandacht voor
nieuwe Nederlandse teksten genereert? Maakt het Nederlandse theater een ontwikke-
ling door waarin meer aandacht is gekomen voor de rol van de tekst binnen het geheel
aan theatrale middelen? Of is het vooral te danken aan de verschillende initiatieven, nu
en in het verleden, dat er een vruchtbare bodem is gecreerd voor toneelschrijven inNederland? Het zijn vragen die niet met harde feiten zijn te beantwoorden.
Vermoedelijk is het een combinatie van verschillende ontwikkelingen die gezorgd heeft
voor het huidige gunstige toneelschrijfklimaat. Het is dan nu ook het juiste moment om
te zorgen voor een grotere continuteit in de Nederlandstalige toneelschrijfkunst.
Aanbevelingen
Welke knelpunten kunnen worden opgelost en hoe kunnen kansen beter worden
benut? Hieronder volgt een aantal concrete aanbevelingen die zijn geformuleerd in een
bijeenkomst met de klankbordgroep bestaande uit Rob Klinkenberg (dramaturg toneel-
groep Oostpool), Dennis Molendijk (zakelijk leider NNT) en Wanda Reisel (auteur,
adviesraadslid Fonds voor de Letteren).
1. Continuteit en langdurige samenwerking
Schep financile mogelijkheden in de vorm van een toelage voor de grote gezelschap-
pen en schrijvers om gedurende langere tijd met elkaar te werken. Op die manier kan
een gezelschap een schrijver in huis halen, bij voorkeur voor minimaal twee jaar. Het
nieuwe fonds NFPK+ kan, in afstemming met het Fonds voor de Letteren, hiertoe de
mogelijkheid creren, of OCW zou er binnen de basisinfrastructuur bij de grote gezel-
schappen ruimte voor kunnen bieden. De voordelen hiervan zijn legio:
- de schrijver krijgt de kans zijn vakmanschap verder te ontwikkelen binnen de context
van een gezelschap,en hij maakt tevens kennis met alle facetten van het enscenerings-
proces;
- het gezelschap krijgt meer tijd om in een langer voortraject samen met de schrijver
nieuwe teksten te ontwikkelen;
- er is meer tijd om, indien nodig in verschillende fases, toe te werken naar een avond-
vullend stuk voor de grote zaal;
- het gezelschap krijgt de kans om zijn publiek vertrouwd te maken met een nieuwe
schrijver.
2. Selectie en Begeleiding
Niet iedere schrijver is kwalitatief goed genoeg om door te stromen en zich tot een
veelschrijver te ontwikkelen. Dat geldt zowel voor de grote als de kleine zaal. Maak bij
subsidiring een duidelijke selectie van beloftevolle schrijvers en zorg dat die vervolgens
goede inhoudelijke n langdurige begeleiding krijgen.
Ontwikkel meerdere modellen om schrijvers te begeleiden. Het gaat om maatwerk.
Begeleiding kan zowel binnen een gezelschap gebeuren als extern door professionele
coaches uit de theaterpraktijk, bijvoorbeeld binnen een model als het Binger Filmlab
(postacademische trainingen, o.a. voor scenarioschrijvers).Voorwaarde is wel dat er een
band is met een gezelschap dat zelf de schrijver aandraagt. Er is allereerst een klik nodigtussen regisseur/gezelschap en schrijver die niet kan worden afgedwongen.
23
-
8/11/2019 Research de Staat Vd Theatertekst TIN Inventarisatietoneelschrijven 2007
24/33
3. Opleidingen
Affiniteit met theater is een eerste vereiste voor toneelschrijvers in opleiding. De veran-
kering van toneelschrijven binnen de theaterpraktijk moet al op de opleiding beginnen
en daar veel meer aandacht krijgen. Creer de mogelijkheid op de verschillende theater-
opleidingen, en met name de schrijfopleiding, om met mensen uit andere disciplinessamen te werken.
4. Presentaties van nieuwe teksten
Bestaande presentaties en readings van nieuwe teksten zijn kleinschalig en trekken een
beperkt publiek. Maak het groter en belangrijker door samen te werken met meerdere
gezelschappen die met hun eigen schrijvers meedoen. Organiseer n slotdag waarop
het beste nieuwe werk is te zien en te horen en nodig daarvoor het veld uit. Zorg voor
n instantie die verantwoordelijk is voor de organisatie en die daar ook tijd voor kan
uittrekken. Hier zou een rol zijn weggelegd voor Theater Instituut Nederland.
5.Vertaalbeleid
Zonder vertalingen krijgen Nederlandse toneelteksten niet de kans in het buitenland
ontdekt te worden. Structurele financile middelen zijn daarom nodig om allereerst een
(deel)vertaling te realiseren.Voorkom dat de vertalingen op de plank blijven liggen door
middel van actieve acquisitie: stel iemand aan die als agent met de teksten de boer
opgaat, zoals elders in het literaire circuit gebruikelijk is. Het opbouwen van een net-
werk in het buitenland is noodzakelijk om de juiste teksten op de juiste plekken te laten
lezen. Uitvoering van een structureel vertaalbeleid is een taak voor Theater Instituut
Nederland.
6. Subsidiring
Afstemming en/of samenwerking tussen de belangrijkste fondsen (NFPK+, Fonds voor
de Letteren en LIRA Fonds) is noodzakelijk. Er moet duidelijker gecommuniceerd
worden waar een schrijver of gezelschap terecht kan, tot wie beginnende dan wel
gevorderde schrijvers zich moeten wenden, waar regelingen beschikbaar zijn voor korte
projecten of voor de lange termijn.
24
-
8/11/2019 Research de Staat Vd Theatertekst TIN Inventarisatietoneelschrijven 2007
25/33
Geraadpleegde literatuur over toneelschrijven in Nederland
Bakelen, M.P. van, Toneelschrijven, kunst of kunde,Theater en Educatie 8.2, 2002
Meuleman, Sarah,Schrijvers zonder planken,Vrij Nederland 10-2-2007
Ockhuysen, R. Een roepende in de polder. Nederlandse toneelschrijfkunst in de periode
1988-1992, doctoraalscriptie Culturele Studies UvA, 1992
Rapaport, D. en Schaap,W. Onbekend en onbemind; het Nederlands theateraanbod, doctoraal
scriptie Theaterwetenschap, RUU, 1989
Schaap,Wijbrand, Kwetsbaarheid nieuw Nederlands drama is een mythe, TM april 2007
Snijders, C. Een gebrekkige dialoog? Een onderzoek naar de Nederlandstalige toneelschrijfkunst
in Nederland en Vlaanderen, doctoraalscriptie Kunst en kunstbeleid, RUG 1992
Twaalfhoven,Anita, De canon van het jeugdtheater,TM april 2007
Vlam,W.F. de, Toneelschrijvers: een kruistocht. Nederlandse toneelschrijvers 1990-2003,
doctoraalscriptie Theaterwetenschap UvA, 2006
25
-
8/11/2019 Research de Staat Vd Theatertekst TIN Inventarisatietoneelschrijven 2007
26/33
Bijlagen
-
8/11/2019 Research de Staat Vd Theatertekst TIN Inventarisatietoneelschrijven 2007
27/33
-
8/11/2019 Research de Staat Vd Theatertekst TIN Inventarisatietoneelschrijven 2007
28/33
Auteursrechten
Naami
nstelling
Activiteit(en)
StichtingLIRA
Auteursrechtenorganisatievoormakersengebruikersvanliteraire,literair-dramatischeenmuziekdramatischewerken.
StichtingAute
ursrechtmanifestaties
SamenwerkingsverbandtussendeVerenigingvoorAuteursrecht,deMinisteriesvanJu
stitie,EconomischeZakenenOC&Wenvan
auteursrechthebbenden,
verenigdindeStichtingAuteursrechtb
elangen.
Beheertwebsitewww.auteursrecht.nl
Uitgevers
Naami
nstelling
Activiteit(en)
UitgeverijInternationalTheatre&FilmBooks
Geefttoneelliteratuuruitenboekeno
vertheater,filmenpodiumkunsteninhetalgemeen.
TheaterSchriftLucifer
Eendigitaaltijdschriftovertheaterwa
arinooktoneelliteratuurwordtgepubliceerd.
TijdSchrift
DigitaaltijdschriftwaarinVlaamseenNederlandsetoneeltekstenwordengepubliceerd
ToneeluitgeverijVink
Geefttekstenuit,specifiekvoorhetamateurtheater
DeToneelcentrale
Geefttekstenuit,specifiekvoorhetamateurtheater
Vertalingentoneelliteratuur
Naami
nstelling
Activiteit(en)
TheaterInstituutNederland
bezoekersprogrammasrondtoneelschrijvers;
deelnameaanbeurzenetc.;
factsheetsmetinformatieovertoneelauteursopdeDatabankNederlandstaligToneel;(www.dutchdrama.nl)
participeertindeinternationalesitew
ww.playservice.net.
NederlandsLiterairProductie-enVertalingenfonds
SubsidieertuitgavenvanNederlandse
literatuurinbinnen-enbuitenland.NLPVFonderzoektinsamenwerkingmethetTINmoge
lijkhedenvoornieuwver
taalbeleid.
StichtingLIRAFonds,Toneelvertalingenfonds
Subsidieertinincidentelegevallenton
eelvertalingen,bijconcretebelangstellinguithetbuitenlandvooreenNederlandsetoneeltekstdierecentinNederlandis
opgevoerd.
Bibliothek
envoortoneelliteratuur
Naami
nstelling
Activiteit(en)
TheaterInstituutNederland
Demediatheekomvatondermeerruim55.000toneelteksten,waarvaneengrootdee
linniet-uitgegevenmanuscriptvorm.
BibliotheekvandeNVA
Debibliotheekomvatzon15.000ton
eeltekstenenrichtzichopamateurtheatermak
ers
LIRAfonds
Websitewww.theaterteksten.nl(vanaf
eind2007)aanbodonlinetheaterteksten
HotelDramatik
Onlineaanbodtheatertekstenopwww.hoteldramatik.com
28
-
8/11/2019 Research de Staat Vd Theatertekst TIN Inventarisatietoneelschrijven 2007
29/33
Prijzenvo
ortoneelliteratuur
Naamp
rijs
Bestemdvoor/Doelstelling
Instelling
TaalunieToneelschrijfprijs
SchrijversvanoorspronkelijkNederlandstaligetoneelstukken.Voorwaardeisdatdit
NederlandseTaaluniei.s.m.TheaterInstituutNederlandenhet
toneelstukinhetvoorafgaandeseizoenvoorheteerstisopgevoerd.Jaarlijkseprijs.
VlaamsFondsvoordeLetteren
HollandseNieuweToneelschrijfprijs
Wordtjaarlijksuitgereikt,terstimuleringenaanmoedigingvannieuwtalent
Cosmic/MadeindaShade
DeCharlotte
Khlerprijs
Prijsvoorauteursindriewisselended
isciplines,waarondertoneelschrijvers,dieeens
de
VerenigingvanLetterkundigen
vijfjaarwordtuitgereikt(theaterisin
2018aandebeurt).
VanderViesprijs
Prijsvoortoneelschrijvers,dieeensin
dedriejaarwordtuitgereikt.
VerenigingvanLetterkundigen
EdmondHustinxprijs
Prijsvoortoneelschrijvers,dieeensin
detweejaarwordtuitgereikt,afwisselendaan
StichtingEdmondHustinx
eenBelgischeenNederlandseauteur.
Visser-Neerlandiaprijs
DeVisser-Neerlandiaprijsvoortoneel
wordteensindetweejaaruitgeloofdvooreen
Algemeen-NederlandsVerbond
hoogstaandNederlandstoneelspel,hoorspeloftelevisiespel.
Ondersteu
nendeorganisatiesenoverkoepelendinstanties
Naamo
rgan
isatie
Doelstellingenactiviteitenophetgebiedvantoneelschrijven
TheaterInstituutNederland
Informatieenadviesvoorprofessionals,waarondertoneelschrijvers
DatabankNederlandstaligtoneel-www.dutchdrama.nl
OrganisatieTaalunietoneelschrijfprijsi.s.m.VlaamsFondsvoordeLetteren
KunstfactorTheater
Intiatievenophetgebiedvanhetontw
ikkelenvannieuwrepertoireenontsluitenvanrepertoirevoorhetamateurtheateri.s.m.metanderen
Beheertsamenmetdebibliotheekvan
deNVAderepertoireadvieslijnvoortheaterm
akersinhetamateurcircuit
VerenigingvanLetterkundigen
DeVvLbehartigtdebelangenvanNederlandseschrijversenvertalers:auteursvanprozaenpozie,vanjeugdboekenenvantoneelwerken,enliteraireverta-
lers.EriseenapartewerkgroepTheater.
NederlandseT
aalunie
SteltzichtendoelervoortezorgendatalleNederlandssprekendenhuntaalopeend
oeltreffendeencreatievemanierkunnengebru
iken.
ReiktdeTaalunietoneelschrijfprijsuit.
SchrijverspodiumVlaanderen
Zetzichinvoordeontwikkelingvan
tekstenauteurinhettheaterlandschapinVlaanderenenNederland
Mede-initiatorvanHotelDramatik
PubliceerttekstenenartikeleninTijdSchrift
29
-
8/11/2019 Research de Staat Vd Theatertekst TIN Inventarisatietoneelschrijven 2007
30/33
Bijlage 2Beste theatermaker(s),
Momenteel zijn wij in opdracht van het Fonds voor Amateurkunst en Podiumkunsten
bezig met een onderzoek naar de stand van zaken op toneelschrijfgebied, met specifieke
aandacht voor de aansluiting tussen schrijf- en opvoeringspraktijk.
Met het oog op een eerste inventarisatie hebben we via een mailing aan alle toneel-
schrijfinitiatieven, opleidingen en werkplaatsen verzocht om enkele vragen te beant-
woorden. Ook aan de gezelschappen die regelmatig nieuw repertoire ontwikkelen en
spelen, willen we graag enkele vragen stellen.Wij zouden het dan ook zeer op prijs stel-
len indien u de vragen in de bijlage wilt beantwoorden en aan ons retourneren.
U kunt uw antwoorden versturen naar Gitta op den Akker, [email protected] of naar
Theater Instituut Nederland, t.a.v. Gitta op den Akker, Postbus 19304, 1000 GH
Amsterdam.
Alvast hartelijk dank voor uw medewerking,
Vriendelijke groet
namens Theater Instituut Nederland
Gitta op den Akker (projectleider)
Sibylla Breimer (projectmedewerker)
30
Theater Instituut
Nederland
-
8/11/2019 Research de Staat Vd Theatertekst TIN Inventarisatietoneelschrijven 2007
31/33
Vragen met betrekking tot het onderzoek Toneelschrijven
(NB.Wellicht zijn niet alle vragen op uw organisatie van toepassing. Gelieve die vragen
in te vullen die op uw organisatie van toepassing zijn)
Activiteiten en doelstelling
1. Wat zijn de belangrijkste activiteiten die u organiseert m.b.t. toneelschrijvers en
nieuwe dramateksten, en hoe vaak vinden deze plaats?
2. Wat is voor uw organisatie daarbij de belangrijkste doelstelling?
Schrijvers en opvoering
3. Welke schrijvers heeft u de afgelopen vijf jaar ondersteund of een plek geboden?
4. Welke teksten zijn daar als resultaat uit voortgekomen?
5. Zijn deze teksten daadwerkelijk opgevoerd door een professioneel gezelschap,
en zo ja, weet u ook door welk gezelschap?
Financin
6. Indien mogelijk, kunt u aangeven welk bedrag u jaarlijks besteedt aan schrijf-
opdrachten/ begeleiding van schrijvers/promotie van nieuwe teksten?
7. Ontvangt u specifiek voor de onder vraag 6 genoemde activiteiten (extra)
subsidie/sponsorgeld? Zo ja, kunt u aangeven hoeveel en van welke subsidint of
sponsor u geld ontvangt?
Knelpunten
8. Wat ziet u als belangrijkste knelpunt bij de aansluiting tussen schrijf- en opvoerings-
praktijk?
9. Welke mogelijke oplossingen ziet u daarvoor?
31
-
8/11/2019 Research de Staat Vd Theatertekst TIN Inventarisatietoneelschrijven 2007
32/33
Bijlage 3
Afgestudeerden HKU dramaschrijven / Writing for Performance
Jaar van afstuderen Aantal afgestudeerden
1994/95 1
1995/96 5
1996/97 2
1997/98 7 (incl. afgestudeerden Docent literaire vorming)
1998/99 3
1999/00 3 (incl. afgestudeerden Docent literaire vorming)
2000/01 4
2001/02 6
2002/03 8
2003/04 2
2004/05 9
2005/06 3
2006/07 5
Totaal 40
32
-
8/11/2019 Research de Staat Vd Theatertekst TIN Inventarisatietoneelschrijven 2007
33/33
Bijlage 4gesprekspartners
Roel Adam huisschrijver/acteur Huis aan de Amstel
Karim Ameur dramaturg, Het Nationale Toneel
Jeroen van den Berg toneelschrijver
Marian Boyer Platform Theaterauteurs
Jappe Claes hoofd regie-opleiding Theaterschool Amsterdam
Liesbeth Coltof artistiek leider, Huis aan de Amstel
Dorine Cremers artistiek leider, Generale Oost
Ronald Klamer directeur, Het Toneel Speelt
Alexandra Koch Hotel DramatikCaspar Nieuwenhuis dramaturg, De Nieuw Amsterdam
Steven Peters artistiek cordinator Het Zuidelijk Toneel/
Taalunie Toneelschrijfprijs
Hubert Roza hoofd Writing for Performance, Hogeschool Utrecht
Marijke Schermer artistiek leider en huisschrijver Alaska
Marion Schiffers algemene leiding, Jongerentheater 020
Annemarie Slotboom toneelschrijfster
Mark Timmers artistiek leider, Gasthuis
Danielle Wagenaar artistiek leider, Het Syndicaat
Hannah van Wieringen toneelschrijfsterJibbe Willems toneelschrijver
Peer Wittenbols huisschrijver toneelgroep Oostpool