Relatie- en Gezinstherapie - VPPK · Practica = 8/20 o 6 examencasus o 2 procesevaluatie...

70
Academiejaar 2014-2015 Lesgever: Ann Buysse | Door: Delfien Vansteelandt PRACTICA RELATIE- EN GEZINSTHERAPIE

Transcript of Relatie- en Gezinstherapie - VPPK · Practica = 8/20 o 6 examencasus o 2 procesevaluatie...

Page 1: Relatie- en Gezinstherapie - VPPK · Practica = 8/20 o 6 examencasus o 2 procesevaluatie (aanwezigheid + betrokkenheid en actieve medewerking)

Academiejaar 2014-2015

Lesgever: Ann Buysse | Door: Delfien Vansteelandt

PRACTICA RELATIE- EN

GEZINSTHERAPIE

Page 2: Relatie- en Gezinstherapie - VPPK · Practica = 8/20 o 6 examencasus o 2 procesevaluatie (aanwezigheid + betrokkenheid en actieve medewerking)
Page 3: Relatie- en Gezinstherapie - VPPK · Practica = 8/20 o 6 examencasus o 2 procesevaluatie (aanwezigheid + betrokkenheid en actieve medewerking)

INHOUD

INLEIDING 1

OVERZICHT LESSEN 1

DOELSTELLING & OPBOUW 1

PUNTENVERDELING 1

PROCESEVALUATIE 1

ALGEMENE UITGANGSPUNTEN 2

KENMERKEN SYSTEEM-THEORETISCHE HYPOTHESEN 2

STRUCTURELE BENADERING – S. MINUCHIN 5

ALGEMEEN 5

BELANGRIJKE CONCEPTEN 5

GRENZEN 5

Filmfragment 6

COHESIE 6

Filmfragment 6

HIËRARCHIE 6

Filmfragment 7

FLEXIBILITEIT 7

Filmfragment 8

GEZINSONTWIKKELINGSCYCLUS 8

Gezinskaarten 8

TECHNIEKEN 9

CASUÏSTIEK 9

TEKST: DE STRUCTURELE BENADERING 9

INLEIDING 9

GEZINSKAARTEN 9

GRENZEN: WIE NEEMT DEEL AAN DE INTERACTIE EN HOE? 10

HIËRARCHIE: WIE BESLIST WAT? 11

GEZINSONTWIKKELING 11

Gezinstaken 11

Cyclus van de gezinsontwikkeling (Minuchin) 12

VISIE OP SYMPTOMEN EN OP VERANDERING 13

STRUCTURELE TECHNIEKEN 14

Invoegen = joining 14

Herstructureren 14

Positie en houding van de therapeut 15

HUIDIGE STAND VAN ZAKEN 16

CONTEXTUELE BENADERING – I. BOSZORMENYI-NAGY 17

ALGEMEEN 17

LOYAUTEITEN 17

Page 4: Relatie- en Gezinstherapie - VPPK · Practica = 8/20 o 6 examencasus o 2 procesevaluatie (aanwezigheid + betrokkenheid en actieve medewerking)

HULPVERLENING? 18

GENOGRAM 18

CASUÏSTIEK 18

TEKST: DE CONTEXTUELE BENADERING 18

INLEIDING 18

GENOGRAM 19

Hoe? 19

Gebruik van genogrammen in therapie 20

Interpretatie van genogram 21

Valkuilen 21

LOYALITEIT 21

Verticale en horizontale loyaliteit 22

Loyaliteitsconflict 22

Onzichtbare loyaliteit 22

Verticale loyaliteit en partnerschap 23

Gespleten loyaliteit 23

Loyaliteit en legaat 23

Loyaliteit en adoptie: loyaliteitsdillema’s 24

BASISATTITUDES EN -BEGRIPPEN VOOR DE CONTEXTUELE THERAPIE 24

Veelzijdige partijdigheid 24

Oriëntatie op hulpbronnen 25

Belang van actie 25

Vier dimensies 25

COMMUNICATIETHEORIE: COMMUNICATIE-AXIOMA’S (WATZLAWICK) 27

AXIOMA 1: MEN KAN NIET NIET COMMUNICEREN/BEÏNVLOEDEN (ALLE GEDRAG IS

COMMUNICATIE)(INVLOEDSAXIOMA) 27

WACHTKAMERSPEL 27

NABESPREKING WACHTKAMERSPEL 27

AXIOMA 2: ELKE COMMUNICATIE IS GELAAGD: OMVAT EEN INHOUDS- EN BETREKKINGSASPECT (ALS IK WAT ZEG, ZEG

IK IETS OVER HOE IK WIL DAT DE ANDER MET MIJ OMGAAT) 29

AXIOMA 3: ELKE INTERPUNCTIE IS ARBITRAIR: DE RELATIE TUSSEN TWEE OF MEER INTERACTIEPARTNERS WORDT

BEPAALD DOOR HUN INTERPUNCTIE (WAT IK BEDOEL, IS NIET PERSE WAAR VOOR EEN ANDER) 31

AXIOMA 4: MENSEN COMMUNICEREN ZOWEL DIGITAAL ALS ANALOOG (MENSEN BEÏNVLOEDEN MET WOORDEN EN

VOORAL ZONDER WOORDEN) 32

AXIOMA 5: ELKE UITWISSELING VAN COMMUNICATIE IS OFWEL SYMMETRISCH OFWEL COMPLEMENTAIR (WIE HEEFT

HET VOOR HET ZEGGEN, WIE LAAT HET VOOR HET ZEGGEN?) 32

TEKST: HET COMMUNICATIEPERSPECTIEF 32

COMMUNICATIEAXIOMA’S 32

Je kan niet niet communiceren (Zie ook p 4-10) 32

Elke communicatie heeft een inhouds-en een betrekkingsniveau 33

Elke interpunctie is arbitrair (interpunctie als relationele ordeningskwestie 33

Digitale en analoge communicatie 34

Symmetrische en complementaire communicatie 35

SAMENHANG: ONEINDIGE VERBANDEN (ZIE OOK P 18- 25) 35

Page 5: Relatie- en Gezinstherapie - VPPK · Practica = 8/20 o 6 examencasus o 2 procesevaluatie (aanwezigheid + betrokkenheid en actieve medewerking)

TOEPASSING VAN LES 1 TOT 3 VIA CASUÏSTIEK 37

COMMUNICATIETHEORIE (LES 3) 37

AXIOMA 1: MEN KAN NIET NIET COMMUNICEREN/BEÏNVLOEDEN (ALLE GEDRAG IS

COMMUNICATIE)(INVLOEDSAXIOMA) 37

AXIOMA 2: ELKE COMMUNICATIE IS GELAAGD: OMVAT EEN INHOUDS- EN BETREKKINGSASPECT (ALS IK WAT ZEG, ZEG

IK IETS OVER HOE IK WIL DAT DE ANDER MET MIJ OMGAAT) 37

AXIOMA 3: ELKE INTERPUNCTIE IS ARBITRAIR: DE RELATIE TUSSEN TWEE OF MEER INTERACTIEPARTNERS WORDT

BEPAALD DOOR HUN INTERPUNCTIE (WAT IK BEDOEL, IS NIET PERSE WAAR VOOR EEN ANDER) 37

AXIOMA 4: MENSEN COMMUNICEREN ZOWEL DIGITAAL ALS ANALOOG (MENSEN BEÏNVLOEDEN MET WOORDEN EN

VOORAL ZONDER WOORDEN) 37

AXIOMA 5: ELKE UITWISSELING VAN COMMUNICATIE IS OFWEL SYMMETRISCH OFWEL COMPLEMENTAIR (WIE HEEFT

HET VOOR HET ZEGGEN, WIE LAAT HET VOOR HET ZEGGEN?) 37

TOEPASSING COMMUNICATIETHEORIE VIA ROLLENSPEL 37

Doel van nabesprekingen 38

5’ gesprek door Psycholoog 1 38

Observatoren noteren 38

Nabespreking: Psycholoog 38

Nabespreking: beide partners om beurt 38

Nabespreking: observator(en) 38

Formuleren van hypotheses 39

Voorbereiden gesprek 2 door psycholoog/observatoren 39

5’ gesprek door psycholoog 2 39

Observatoren noteren 39

Nabespreking + voorbereiding gesprek 3 39

5’ gesprek door Psycholoog 3 (of door 1 en 2 samen) 39

Observatoren noteren 39

Nabespreking 40

STRUCTURELE BENADERING (LES 1) 40

CONTEXTUELE BENADERING (LES 2) 40

VIDEO DEEL 1 40

VIDEO DEEL 2 41

VOORBEREIDING LES 5 41

OPLOSSINGSGERICHTE BENADERING 42

LESOVERZICHT 42

INLEIDING 42

ERVARINGSOEFENING: FOCUS 42

BASISPRINCIPES 43

PROBLEEM OF BEPERKING? 43

OEFENING: PROBLEEM OF BEPERKING? 43

MENSBEELD 43

SYMPTOOM = HEFBOOM TOT VERANDERING 43

THERAPEUTISCHE HOUDING 44

TAKEN VAN DE THERAPEUT 44

MOGELIJKE INTERVENTIES 44

MOGELIJKE OPDRACHTEN 44

Page 6: Relatie- en Gezinstherapie - VPPK · Practica = 8/20 o 6 examencasus o 2 procesevaluatie (aanwezigheid + betrokkenheid en actieve medewerking)

VIDEO EN OEFENINGEN 45

VIDEO MARC CROUZEN: WONDERVRAAG 45

Video “wondervraag” 45

Nabespreking video 45

OEFENING DOELVRAGEN 45

Oefening: doelvraag 45

Nabespreking: doelvraag 45

VIDEOFRAGMENT KIM BERG: ILLUSTRATIE SCHAALVRAAG 46

OEFENING: UITZONDERINGEN/HULPBRONNEN 46

Nabespreking: uitzonderingen/hulpbronnen 46

TEKST: HET OPLOSSINGSGERICHT PERSPECTIEF 46

INLEIDING 46

ONTWIKKELING 47

UITGANGSPUNTEN 47

BESCHRIJVING 48

DE THERAPEUT 48

MOTIVATIE EN SAMENWERKING 48

OPLOSSINGSGERICHTE CONVERSATIES 49

Starten en een eerste richting bepalen 49

De gewenste situatie creëren 50

Uitzonderingen identificeren 50

Het meten van progressie 50

Vervolgsessies 50

INTAKEPROCES EN METHODIEKEN 51

INTAKEPROCES 51

INFORMATIEVERZAMELING EN OPBOUW VERTROUWENSRELATIE 51

Sociale introductie & kennismaking 52

Bespreken verwijzing 52

METHODIEKEN 52

(META)KIJK OP THERAPIE 54

TAXATIE PROBLEEMGEBIEDEN 54

CONTEXTVERBREDING & LOYAUTEITEN 55

HYPOTHESEN FORMULEREN & TOETSEN 55

BEHANDELPLAN/CONTRACT 55

TOEPASSING VAN LES 1 TOT 6 D.M.V. CASUÏSTIEK: OEFENEN INTAKEPROCES 56

DOEL 56

AANDACHTSPUNTEN 56

SAMENVATTEND OVERZICHT 57

STRUCTURELE BENADERING (MINUCHIN) 59

CONTEXTUELE BENADERING 59

COMMUNICATIETHEORIE (WATZALWICK) 59

Page 7: Relatie- en Gezinstherapie - VPPK · Practica = 8/20 o 6 examencasus o 2 procesevaluatie (aanwezigheid + betrokkenheid en actieve medewerking)

OPLOSSINGSGERICHT BENADERING 60

VERLOOP VAN EEN INTAKEGESPREK 61

INFORMATIEVERZAMELING 61

HYPOTHESEN FORMULEREN EN TOETSEN 62

Page 8: Relatie- en Gezinstherapie - VPPK · Practica = 8/20 o 6 examencasus o 2 procesevaluatie (aanwezigheid + betrokkenheid en actieve medewerking)
Page 9: Relatie- en Gezinstherapie - VPPK · Practica = 8/20 o 6 examencasus o 2 procesevaluatie (aanwezigheid + betrokkenheid en actieve medewerking)

Inle

idin

g

1

INLEIDING

OVERZICHT LESSEN

Les 1: Structurele benadering

Les 2: Contextuele benadering

Les 3: Communicatie benader

Les 4: Casuïstiek

Les 5: Oplossingsgerichte benadering

Les 6 & 7: Intake gesprek

Les 8: Examencasus (aantal zaken uit practica toepassen: 2 stromingen)

Les 9: Skillslab

DOELSTELLING & OPBOUW

Algemene doelstellingen lessenreeks:

o Hypothesevorming (met elementen uit die verschillende stromingen: hoe zit dat

hier mogelijks in elkaar?)

o Leren voeren van een (intake-)gesprek

Opbouw lessen:

o Theorie (verschillende stromingen)

o Link naar hulpverlening/praktijk + oefeningen (interactie!)

Casuïstiek: video’s, rollenspel,…

PUNTENVERDELING

Theorie = 12/20

Practica = 8/20

o 6 examencasus

o 2 procesevaluatie (aanwezigheid + betrokkenheid en actieve medewerking)

Examen = open boek

Cursus practica

o Slides (hoofdzakelijk) en artikels (achtergrondinformatie) (Minerva)

PROCESEVALUATIE

Aanwezigheid

o Verplicht!

o Afwezigheid melden: http://www.fsappw.ugent.be/ & mail lesgever

o Indien mogelijk, les inhalen!

o Onwettig afwezig -1 punt

Page 10: Relatie- en Gezinstherapie - VPPK · Practica = 8/20 o 6 examencasus o 2 procesevaluatie (aanwezigheid + betrokkenheid en actieve medewerking)

Inle

idin

g

2

Criteria procesevaluatie (elke les):

o +: Oplettendheid

o +: Actieve en constructieve medewerking

o +: Slides meebrengen / teksten lezen!

ALGEMENE UITGANGSPUNTEN

Gesprekken: overweldigd door nieuwe informatie informatie structureren

MODEL/THEORIE = nodig; filter om werkelijkheid te benaderen & te selecteren

1 van de mogelijke therapeutische modellen: systeemtheoretisch model

o Dit is postmodern ideeëngoed: er zijn veel manieren om naar gezinnen te kijken

o Er is niet één manier van kijken: het gaat om het verhaal van het gezin!

KENMERKEN SYSTEEM-THEORETISCHE HYPOTHESEN

3 stromingen:

o Systeemtheorie:

Gericht op het interpersoonlijke

Individu en ruimere context centraal

Probleem in context (ruimere probleemdefiniëring)

o Psychoanalyse:

Vroege ontwikkeling belangrijk

Individu centraal

Vrije associatie

Taal, gebruik van woorden, betekenaars, ...

Intrapsychisch

o Gedragstherapie:

Individu en zijn gedrag centraal

Denken – voelen – doen

Betekenis- en functieanalyse

EB

Gedragsverandering

Conditionering, bekrachtiging

Sterk gericht op hier en nu

Kenmerken systeem-theoretische hypothesen:

o Interactioneel: wat er tussen mensen gebeurt

o Systeemtheoretische concepten: specifieke theoretische concepten in de

hypothesen (grenzen, loyaliteit, allianties, …)

o Circulariteit: complex beïnvloedingsproces (geen oorzaak gevolg, interpuncties,

geen causaliteit, geen schuld maar wel aandeel/invloed)

Er is geen ‘schuldige’

Er is een constante beïnvloeding van mensen op elkaar

Bv. demand withdrawal: hoe meer/minder de ene, hoe minder/meer de

andere je kan de interpunctie eender waar leggen: elke interpunctie is

arbitrair

Stomme vraag: ‘Waar is het begonnen?’ je moet kijken naar de invloed

en naar het aandeel van mensen!

Page 11: Relatie- en Gezinstherapie - VPPK · Practica = 8/20 o 6 examencasus o 2 procesevaluatie (aanwezigheid + betrokkenheid en actieve medewerking)

Inle

idin

g

3

o Interacties (hoe gaan mensen om met elkaar, wat gebeurt er tussen mensen?)

o Meerdere hypothesen die recursief getoetst worden (dé hypothese bestaat niet)

vs dwingendheid van één hypothese dit is niet enkel bij de systeemtherapie

aanwezig, maar ook in andere kaders

o Zwaktes én sterktes (motiverend/niet zien): geeft hoop en perspectief op

verandering je moet ruimte maken voor de constructieve zaken

o Feiten én betekenissen (hoe kijken mensen naar ...?)

Feiten: wat er is, wat je kan waarnemen

Betekenissen: wat iets betekent voor iemand iedereen heeft zijn

waarheid wat betekenen de feiten voor verschillende mensen?

Circulariteit en interacties zijn de meest kenmerkende aspecten van de

systeemtheoretische hypothesen!

Page 12: Relatie- en Gezinstherapie - VPPK · Practica = 8/20 o 6 examencasus o 2 procesevaluatie (aanwezigheid + betrokkenheid en actieve medewerking)

Inle

idin

g

4

Page 13: Relatie- en Gezinstherapie - VPPK · Practica = 8/20 o 6 examencasus o 2 procesevaluatie (aanwezigheid + betrokkenheid en actieve medewerking)

Stru

ctu

rele

ben

ader

ing

– S

. Min

uch

in

5

STRUCTURELE BENADERING – S. MINUCHIN

ALGEMEEN

Minuchin!

o = Kinderpsychiater

o = Argentijn, die in de VS in de sloppenwijken ging werken met delinquente

jongeren en via dit werk zijn theorie opstelde

Deze context is van belang voor zijn werk!

o Hij had een probleem met de individualisering: hij wilde de context waarin mensen

leven mee in rekening brengen

Kern: onderliggende structuur van gezin achterhalen door observeren interactiepatronen &

in standhoudende patronen veranderen

o Structuur = organisatie van het gezin zoals je die kan observeren aan de hand van

een observatie van de interactiepatronen

o Interactiepatroon = wanneer iets gebeurt en er volgt telkens een bepaalde reactie

op

o Elk gezin heeft voorkeursinteractiepatronen/een eigen structuur om alle

gezinstaken uit te voeren (de truc is om hun eigen manier van interactie te

ontdekken en te kijken hoe dat daar verandering in kan komen opdat zij

verbetering zouden ervaren)

Deze interactiepatronen zijn uniek voor het gezin

Vaak zijn ze functioneel in den beginne, maar mensen kunnen er in

vastlopen

BELANGRIJKE CONCEPTEN

GRENZEN

= Bepalen de hoeveelheid informatie die binnen en buiten gaat

= Geven aan wie deel is van het (sub)systeem: bepalen de identiteit van de (sub)systemen en

individuen

= diffuus, rigide of semi-permeabel

o Volgens Minuchin was de semipermeabele grens het gewenste

o Nu is het ‘normatieve’ idee rond gezinnen wat vervaagd

Grenzen rond individuen & (sub)systemen

o Intergenerationele grens: grens tussen generaties, tussen ouder- en kinder-

subsysteem

o Alliantie – coalitie: 2 of meerdere leden van het systeem grenzen zich af

(samenwerking = alliantie) en sluiten andere leden buiten (samenwerking tegen

ander = coalitie)

Voorbeeld:

2 broers die beste vrienden zijn = alliantie

Als deze 2 broers het derde kind buiten sluiten = coalitie

Page 14: Relatie- en Gezinstherapie - VPPK · Practica = 8/20 o 6 examencasus o 2 procesevaluatie (aanwezigheid + betrokkenheid en actieve medewerking)

Stru

ctu

rele

ben

ader

ing

– S

. Min

uch

in

6

Coalitie = extra element bovenop alliantie, namelijk “tegen” de andere, de

andere “buitensluiten”

Iets is pas een coalitie als het zo wordt aangevoeld door iedereen !

o Bv. het derde gezinslid voelt zich ook buitengesloten

FILMFRAGMENT

https://www.youtube.com/watch?v=V6Sunq6YrS8

Teken alle grenzen:

o Sterke grens rond moeder en dochter: moeder doet alles voor kind 1 en kind 1

klampt aan bij de moeder; er is ook veel informatie-uitwisseling tussen moeder en

dochter

o Conflictueuze relatie tussen moeder en dochter

o Weinig ruimte voor het partnersubsysteem

o Kinderen kopiëren elkaar

Bespreek:

o Grenzen bepalen/hangen sterk samen met cohesie en hiërarchie in een gezin

o Grenzen bepalen relaties tussen gezinnen en omgeving

o Grenzen bepalen relaties binnen gezinnen

COHESIE

= Emotionele band tussen gezinsleden

= Betrokkenheid

o De mate van afstand / nabijheid

o De betrokkenheid kan een positieve of een negatieve lading hebben

Sterke cohesie tussen de gezinsleden + diffuse grenzen rond individuen + rigide grens rond

gezin

Kluwengezin (weinig individuele autonomie, zeer hechte families)

Zwakke cohesie tussen de gezinsleden + rigide grenzen rond individuen + diffuse grens rond

gezin

Loszand gezin (grote emotionele afstand, weinig wij-gevoel)

Minuchin koppelt deze types binnen gezinnen aan bepaalde pathologieën

FILMFRAGMENT

https://www.youtube.com/watch?v=V6Sunq6YrS8

Bespreek de cohesie per twee

o Tussen de mama en Maddie is er een grote cohesie: er is een grote betrokkenheid

tussen moeder en dochter (maar: de dochter wil wel liever wat meer autonomie)

o Er is een grotere afstand tussen de vader en de kinderen

HIËRARCHIE

= Autoriteit, dominantie, macht om beslissingen te nemen (evolueert in de gezinscyclus)

Page 15: Relatie- en Gezinstherapie - VPPK · Practica = 8/20 o 6 examencasus o 2 procesevaluatie (aanwezigheid + betrokkenheid en actieve medewerking)

Stru

ctu

rele

ben

ader

ing

– S

. Min

uch

in

7

Machtsstructuur binnen gezin: oudersubsysteem hiërarchisch van hogere orde dan

kindersubsysteem (= traditioneel idee)

Er zijn 4 soorten minder goed aangepaste machtsstructuren:

o Pathologische triade = cross-generationele coalitie tussen ouder en kind waaraan

de andere ouder ondergeschikt is (ontkend/aanvaard)

De ondergeschikte is dus één van de ouders!

o Triangulatie = patroon waarbij het ‘triangulated’ individu (meestal kind) verplicht

wordt partij te kiezen voor 1 of 2 andere familieleden (meestal ouder)

Het kind zit tussen zijn 2 ouders

Meegaan met de ene ouder betekent bijna automatisch tegen de schenen

van de andere ouder schoppen

Dit fenomeen kan je al eens observeren bij scheidingen

o Parentificatie = het kind wordt toegestaan een intergene-rationele alliantie te

vormen met de ouder om mee ouderlijk gezag uit te oefenen over brussen

Dit is niet per definitie pathologisch! Indien begrensd, duidelijk, erkend of

geen gevolg voor individueel functioneren (= participatie)

Maar: als het verplicht is, wordt het wel pathologisch!

o Hiërarchie-omkering = kind meer invloed dan ouder

Hier schuilt het toenmalige normatieve idee in

Bv. een kind met gedragsproblemen is zeer bepalend in het functioneren

van het zin

FILMFRAGMENT

https://www.youtube.com/watch?v=V6Sunq6YrS8

Bespreek de hiërarchie per twee

o = Hiërarchie-omkering?

o Dochter heeft zeer veel invloed op het gezinsfunctioneren

Ook bv. fysiek: het is het kind dat aan de kop van de tafel zit

Het kind wordt in alles verzorgd door de moeder

Als ze haar zin niet krijgt, wordt ze zeer boos

o Opmerkelijk: de dochter vindt niet dat ze een keuze heeft; het is eigenlijk de

mama die veel beslist

Moeder beslist veel: Maddie wil soms meer zelf kiezen

Vader en zoon hebben niet veel te zeggen

Let op: tekeningen zijn een momentopname, situatie!

FLEXIBILITEIT

Belangrijk concept!

= Mogelijkheid van het systeem om zich aan te passen (bvb. cohesie/hiërarchie) aan

veranderende omstandigheden

Continuüm: rigide vs. Chaotisch

o Rigide: altijd dezelfde structuur

o Chaotisch: voortdurend andere structuur, er is geen stabiliteit

Bepaalt functionaliteit van de structuur!

Page 16: Relatie- en Gezinstherapie - VPPK · Practica = 8/20 o 6 examencasus o 2 procesevaluatie (aanwezigheid + betrokkenheid en actieve medewerking)

Stru

ctu

rele

ben

ader

ing

– S

. Min

uch

in

8

o Een structuur is op zichzelf niet functioneel

o De structuur moet aangepast zijn aan de gezinsfase en het gezin moet kunnen

omgaan met veranderingen

FILMFRAGMENT

https://www.youtube.com/watch?v=V6Sunq6YrS8

Bespreek de flexibiliteit per twee

o = Rigide gezinsstructuur, weinig flexibiliteit

De gezinsstructuur blijft ondanks nieuwe ontwikkelingstaken

Maddie blijft behandeld worden als een baby

GEZINSONTWIKKELINGSCYCLUS

Levenscyclus met verschillende fasen en specifieke taken bij elke fase (zie cursus!)

o Gezinnen die gevormd worden – van verloofd naar trouwen

o Gezinnen die uitbreiden – transitie naar eerste ouderschap

o Partners als ouders van adolescente kinderen

o Legenestfase

o Gezinnen in transitie: scheiding, hertrouwen – nieuw samengesteld gezin vormen

GEZINSKAARTEN

Schematische weergave van de structuur van het systeem

Vul de gezinskaart aan voor de familie Porter (slide 15)

Examencasus: alle lijnen uitleggen!!

Belangrijk:

o Grootte van letters = mate van hiërarchie

o Dikkere pijlen = meer interactie/invloed

o . . . . . = diffuse grens (niet echt afscheiding)

o - - - - - = semi-permeabele grens (invloed in en uit)

o Dubbele/wederkerige pijl = conflict

Page 17: Relatie- en Gezinstherapie - VPPK · Practica = 8/20 o 6 examencasus o 2 procesevaluatie (aanwezigheid + betrokkenheid en actieve medewerking)

Stru

ctu

rele

ben

ader

ing

– S

. Min

uch

in

9

TECHNIEKEN

Werken met het proces, met wat er gebeurt, en minder met wat er wordt gezegd (je moet

dus niet per se met de inhoud werken)

Aandacht voor spontane gebeurtenissen (bv. iemand die valt bij het binnekomen: wordt hij/zij

geholpen of wordt er op neergekeken?)

Voorkeur om met enactment te werken (bv. een situatie naspelen, dingen laten voordoen)

o Bv. gezinnen laten spreken over bepaalde conflictsituaties en kijken of je bepaalde

allianties kan observeren

De visie van het gezin is ook belangrijk (is verweven met proces en structuur)

o Hoe kijkt elk van de gezinsleden naar het ‘probleem’?

o Visie van elke partij exploreren

o Hier lang genoeg bij stilstaan

CASUÏSTIEK

Video: gezinsintake door Dr. H. Aponte

TEKST: DE STRUCTURELE BENADERING

INLEIDING

Ontwikkeld door Minuchin

o Theoretisch kader om te beschrijven wat hij in gezinnen observeerde

(kansarmoede, delinquentie)

o Focus op de gezinsorganisatie

In gezinnen worden de interactiepatronen tussen gezinsleden voorspelbaar

= Gezinsstructuur (niet statisch; verandert over tijd)

Individuele problemen = signalen dat het gezin onder druk staat en dat de gezinsstructuur

onvoldoende kan aanpassen aan een veranderende situatie

o Individu = speelbal van de gezinsstructuur

DUS: behandeling moet zich richten op het systeem rond de jongere

GEZINSKAARTEN

Complexiteit van het systeem vereenvoudigen maken de werkelijkheid zichtbaar

Gezinsstructuur

o = Wijze waarop de interacties in een gezin georganiseerd zijn

o Rekening houden met

Grenzen

Hiërarchie

Conflicten

Page 18: Relatie- en Gezinstherapie - VPPK · Practica = 8/20 o 6 examencasus o 2 procesevaluatie (aanwezigheid + betrokkenheid en actieve medewerking)

Stru

ctu

rele

ben

ader

ing

– S

. Min

uch

in

10

GRENZEN: WIE NEEMT DEEL AAN DE INTERACTIE EN HOE?

Grens = conceptuele sociale grens rond een gezins-of subsysteem die de hoeveelheid

informatie (energie) die binnen en buiten vloeit, reguleert

o Bepalen nabijheid en hiërarchie

o Het zijn de ongeschreven regels die de interacties tussen de leden bepalen

o Bepalen de identiteit van het systeem

o Normaliter: semipermeabel (evenwicht tussen verbondenheid en autonomie)

Intergenerationele grens

o = Scheidt het ouder –en het kindersubsysteem

Kluwen gezin (enmeshed)

o = Grenzen tussen de subsystemen zijn diffuus

o Geen tolerantie van individuele autonomie, hoge emotionele betrokkenheid

o Subsystemen zijn totaal afhankelijk van elkaar

Loszand gezin (disengaged)

o = Grenzen tussen de subsystemen zijn rigide

o Grote emotionele afstand; het ene subsysteem is totaal onafhankelijk van het

andere

Page 19: Relatie- en Gezinstherapie - VPPK · Practica = 8/20 o 6 examencasus o 2 procesevaluatie (aanwezigheid + betrokkenheid en actieve medewerking)

Stru

ctu

rele

ben

ader

ing

– S

. Min

uch

in

11

Alliantie

o = Samengaan van subsystemen voor het realiseren van een gemeenschappelijk

doel

o “Samenwerken met”

Coalitie

o = Bijzondere vorm van allianite, waarbij een coalitie het overt of covert

samenspannen van subsystemen tegen een ander

o “Samenwerken tegen”

HIËRARCHIE: WIE BESLIST WAT?

= Machtsstructuur

o Normaal gezien staan ouders hiërarchisch hoger dan hun kinderen

Pathologische triade

o = Cross generationele coalitie (samenwerken tegen) tussen een ouder en een

kind, waaraan de andere ouder ondergeschikt is (patroon van alliantie is

verborgen of wordt ontkend)

o = Probleem in stand houdend patroon

Triangulatie

o = Patroon waarbij de ‘triangulated’ persoon (vaak het kind) verplicht wordt om

partij te kiezen voor een of twee andere gezinsleden (meestal de ouders)

Participatie

o = Kind(eren) participeert (participeren) in het oudersysteem en nemen een deel

van de opvoeding van de broers en zussen op zich

o Duidelijk begrensd en erkend door de ouders? Meestal geen probleem

Beide ouders moeten akkoord zijn en de opvoedkundige taak moet

duidelijk en begrensd zijn

Parentificatie

o = Een kind dat, met de bedoeling een transgenerationele coalitie te vormen met

een ouder, toegestaan wordt ouderlijk gezag over broers en zussen te hebben

o Als de parentificatie té rigide wordt en blijft bestaan, kan dit het vervullen van de

ontwikkelingstaken en andere functies van het geparentificeerde kind in het

gedrang brengen

GEZINSONTWIKKELING

GEZINSTAKEN

Ieder gezin heeft 2 hoofdtaken:

o Voortbestaan van het gezin verzekeren

o Psychosociale groei van ieder gezinslid bevorderen

In een gezin zijn er 3 soorten taken:

o Basistaken

Instrumenteel en fundamenteel (eten, geld, onderkomen)

o Ontwikkelingstaken

Page 20: Relatie- en Gezinstherapie - VPPK · Practica = 8/20 o 6 examencasus o 2 procesevaluatie (aanwezigheid + betrokkenheid en actieve medewerking)

Stru

ctu

rele

ben

ader

ing

– S

. Min

uch

in

12

Familiale groei en ontwikkeling over tijd

Individuele ontwikkelingsstadia die elk gezinslid doormaakt

(kindertijd, adolescentie,…)

Gezinscyclus

o Crisistaken

Crisissen ten gevolge van ziekte, verhuis, oorlog, ..

De taken zijn van belang omdat het al dan niet kunnen aanwenden van een adequate

hanteringswijze, een indicatie kan zijn voor het algemeen functioneren van het

gezinssysteem

o Een succesvol gezin slaagt erin de taken succesvol op te lossen

CYCLUS VAN DE GEZINSONTWIKKELING (MINUCHIN)

Gezinslevenscyclus biedt aanknopingspunten om te begrijpen wat er in een gezin aan de hand

is. bij de overgang naar een volgende fase is het normaal dat een gezin even uit evenwicht is,

maar het kan ook zijn dat een gezin vastloopt

Per fase zijn er specifieke taken

Bij elke faseovergang is een aanpassing van de systeemleden noodzakelijk

o Een niet geslaagde overgang naar een andere fase, door een gebrekkige

uitvoeding van taken kan ervoor zorgen dat er stabiliteit optreed in de volgende

fase

5 fasen:

o Gezinnen die gevormd worden of transitie van verloofd zijn naar trouwen

Alles opbouwen, leren samenleven, betrokkenheid, balans tussen afstand

en nabijheid, hanteren van conflicten, communicatie, verwachtingen van

de relatie,…

o Gezinnen die uitbreiden of transitie naar het (eerste) ouderschap

Veel hulp en aandacht naar het kind, kind idealiseert ouders

Organisatorische en relationele taken (p 4)

Moeilijkheden voor het partnersubsysteem (p4)

Moeilijkheden in de ouderschapsontwikkeling (p4)

Ouders-baby

Ouders- jonge kind

Ouders- ouder kind

o Partners als ouders van adolescente kinderen

Weer een evenwicht in de uitwisseling van hulp, maar de idealisering van

de ouders

Moeilijkheden voor het partnersubsysteem (p. 5)

Moeilijkheden voor de ouderschapsontwikkeling (p. 5)

o Lege nest fase

Uitwisseling van hulp in het voordeel van de ouders

Moeilijkheden voor het partnersubsysteem (p. 5)

Moeilijkheden in de ouderschapsontwikkleing

o Gezinnen in transitie

Scheiding of uit elkaar gaan (p. 5)

Proces bij de ouders

o Spanningsperiode voor de beslissing

o Beslissingsfase (protest, marital flip flop,…)

Page 21: Relatie- en Gezinstherapie - VPPK · Practica = 8/20 o 6 examencasus o 2 procesevaluatie (aanwezigheid + betrokkenheid en actieve medewerking)

Stru

ctu

rele

ben

ader

ing

– S

. Min

uch

in

13

o Moment van fysieke scheiding (verlies en opluchting,

ontkenning en protest)

o Herstructurering (ook van ouder-kind-relatie,

psychologische scheiding)

o Stabiel en autonoom leven

Proces bij de kinderen

o Ontkenningsgedrag (onderdrukte boosheid uit angst,

onderdrukte agressie: symptomen: vb verzoening,

depressie, schuld-gevoelens,…)

o Geforceerde individuatie (op zichzelf teruggeworpen)

o Wijzigingen in de gezinsstructuur

o OPM: Een echtscheiding hoeft niet per definitie gepaard te

gaan met problemen bij de kinderen

Moeilijkheden in een één-ouder-gezin (p6)

Hertrouwen (p. 6-7)

Aangaan van een nieuwe relatie

Plannen van een nieuw huwelijk (loyaliteitsconflicten bij kids)

Vormen van een nieuw samengesteld gezin (= minstens door één

van beide partners kinderen uit een eerder huwelijk meebrengen)

o Mogelijke moeilijkheden (p 7)

o Het duurt ongeveer 2 tot 5 jaar voordat een NSG zich tot

een echte eenheid ontwikkeld

o Moet ook taken vervullen (p7)

VISIE OP SYMPTOMEN EN OP VERANDERING

Problemen ontstaan als gezinnen zich niet kunnen aanpassen aan veranderende

omstandigheden. Ze raken vast in zich herhalende patronen die niet meer passen bij de

ontwikkelingen binnen het gezin of bij de veranderingen binnen het gezin

o VB Nieuwe gezinsconstellatie, maar de interactiepatronen zijn niet aangepast aan

deze nieuwe gezinsstructuur

VB NSG probeert ‘normaal’ gezin te zijn

Problemen kunnen ook te maken hebben met onduidelijkheid in de grenzen tussen

subsystemen. Voor een goed functioneren van een gezin moet duidelijk zin wie tot welk

subsysteem behoord

Opsporen van triadische patronen

o = Bestuderen van het effect van een interactie tussen 2 gezinsleden op een derde

gezinslid en hoe diens gedrag de anderen weer beïnvloed

o Triangulatie: een gezinslid, vaan een kind, door twee tegenover elkaar staande

partijen (de ouders) overgehaald zich aan te sluiten bij een van die partijen

o Detouring: spanning tussen twee gezinsleden wordt afgeleid door een

gezamenlijke boosheid of bezorgdheid over een derde (vb kind doet lastig om

aandacht af te leiden van ruzie tussen ouders)

o Stabiele coalities: wanneer twee gezinsleden die in de gezinshiërarchie op een

verschillend niveau staan, samenspannen tegen een derde gezinslid

! Patronen zijn circulair

Structureel therapeut probeert de patronen die de problemen in stand houden te wijzigen. Hij

richt zich op verandering van de gezinsstructuur

Page 22: Relatie- en Gezinstherapie - VPPK · Practica = 8/20 o 6 examencasus o 2 procesevaluatie (aanwezigheid + betrokkenheid en actieve medewerking)

Stru

ctu

rele

ben

ader

ing

– S

. Min

uch

in

14

o Therapeut moet daarvoor zeer goed weten hoe de structuur is: DUS: gezin vragen

om de interacties bloot te leggen in de therapieruimte zelf

o Zo kan de therapeut observeren hoe de interactiepatronen verlopen

o Therapeut die met het gezin danst: door deel te nemen aan de dans van het gezin

ervaart de therapeut de krachten die de gezinsleden onderling beïnvloeden, vaak

zonder dat zij zich hiervan bewust zijn

Veranderingen van de gezinsstructuur leidt tot verandering voor de individuele gezinsleden,

zodat symptoomgedrag kan worden opgeheven

o Uitgaan van veerkracht en competentie bij het gezin

STRUCTURELE TECHNIEKEN

Het gezin moet toelaten dat de therapeut hen beïnvloedt

Doordat de therapeut zich invoegt in het gezinssysteem, wordt het mogelijk om de

interacties te herstructureren

De behandeling kan niet plaatsvinden zonder invoegen en zou geen resultaat hebben zonder

herstructureren

INVOEGEN = JOINING

= Techniek om in de eerste fase van de therapie kennis te maken met het gezin en informatie

te vergaren

Heeft een lineaire klank, maar is bij uitstek circulair!

o Verbinden, samenvoegen van onderdelen

Therapeut verbindt zich met het gezin en creëert een context waarin de gezinsleden zich

door hem laten beïnvloeden

o Interactief als affectief proces

o Therapeut moet openstaan voor de visie die de gezinsleden hebben op het

probleem

Gezinsleden zullen zich openstellen voor de interventies van de therapeut en de therapeut

wordt op zijn beurt beïnvloed door de ‘dans van het gezin’, de wijze waarop ze met elkaar

omgaan

OPM: Elke keer als de therapeut aanvoelt dat zijn werkrelatie met de familie of met een lid

van de familie moeizaam verloopt, moet hij zich opnieuw verbinden, opnieuw invoegen

Invoegtechnieken(!!)

o Steunen: therapeut bevestigt de gezinsstructuur als een geheel, hij valideert de

door de (individuele) gezinsleden gepresenteerde interactiepatronen

o Tracking: therapeut gebruikt de taal en de metaforen van de gezinsleden om zich

in het gesprek te voegen en de interactiepatronen verder te exploreren

o Mimicry: therapeut volgt de emotionele stijl van de gezinsleden (toon en houding)

HERSTRUCTUREREN

Gedragsrepertoire van de gezinsleden uitbreiden door hen uit te dagen en hen met zaken te

confronteren om zo de gezinsorganisatie te veranderen

o Veranderingen in het hier en nu

Enactment

o Structurele techniek bij uitstek: in de sessie zich gedragen zoals thuis

Page 23: Relatie- en Gezinstherapie - VPPK · Practica = 8/20 o 6 examencasus o 2 procesevaluatie (aanwezigheid + betrokkenheid en actieve medewerking)

Stru

ctu

rele

ben

ader

ing

– S

. Min

uch

in

15

o De therapeut richt zich op actie, zo worden de non-verbale gezinspatronen

zichtbaar

o Daarna uitdagen om de patronen te veranderen

Uitdagen van symptoomgedrag

Uitdagen van de gezinsstructuur

Uitdagen van het belief system

Focussen

o Therapeut selecteert een specifieke interactie die zich voordoet in de sessie. Hij

richt de aandacht van de gezinsleden op deze ‘onbelangrijke’ uitwisseling en

verandert zo de betekenis ervan

Intensiteit verhogen

o Intensiteit van zijn interactie met de gezinsleden verhogen om de interventies

meer kracht bij te zetten

Boodschap herhalen

Op verschillende momenten hetzelfde interactiepatroon

benoemen

Verschillende interacties binnen eenzelfde thema plaatsen, zodat

het opvalt hoe vaak een thema aan bod komt (soms onbewust)

De therapeut doet dit op een steeds directere en meer

confronterende manier! Zo stijgt de spanning in de kamer

Afstand tussen gezinsleden veranderen (letterlijk)

Zelf niet reageren op signalen van de gezinsleden, zodat de spanning bij

hen oploopt. Door zelf niet te reageren en te doen alsof hij de interactie

tussen de gezinsleden niet opmerkt, kan de interactie langer duren

Markeren van grenzen

o Soms gebeurt dit lettelrijk. Vb iemand van stoel laten veranderen

Ouder- en kindersubsysteem van elkaar scheiden

o Kan ook via een metafoor aangeven dat de grenzen tussen bepaalde gezinsleden

vervaagd zijn

o Wanneer er een triade is met veel afstand tussen twee van de drie kan de

therapeut hen vragen samen iets te doen of te bespreken, waarbij hij het derde

(vaak meer betrokken gezinslid) vraagt om te observeren, zodat deze vanzelf

meer afstand neemt

Uit balans brengen

o Door zich tijdelijk aan te sluiten bij een van de gezinsleden en daardoor diens

positie te versterken, verstoort de therapeut het gezinsevenwicht, waardoor alle

posities veranderen

o De therapeut moet stevig in zijn schoenen staan, want hij verstoort de

gezinsregels

POSITIE EN HOUDING VAN DE THERAPEUT

= Actief, beweeglijk en directief

Heeft letterlijk ruimte nodig

o Tussen gezinsleden bewegen

o Enactment te organiseren

o Kinderen laten spelen

NIET neutraal: Hij begeeft zich in wisselende coalities met de gezinsleden, waardoor zij niet

meer op hun gebruikelijke manier kunnen reageren (met spanning tot gevolg)

Page 24: Relatie- en Gezinstherapie - VPPK · Practica = 8/20 o 6 examencasus o 2 procesevaluatie (aanwezigheid + betrokkenheid en actieve medewerking)

Stru

ctu

rele

ben

ader

ing

– S

. Min

uch

in

16

o Intensiteit in interacties die dan ontstaat, opent de weg naar het vinden van

nieuwe wegen om met elkaar om te gaan

WEL meervoudig partijdig: Steunt alle gezinsleden voldoende, op die manier kunnen ze de

onzekerheid bij het proces van verandering verdragen

Neemt deel aan en reageert op wat er in het gezin gebeurt. Hierdoor wordt hij deel van de

dynamiek in een gezin en probeert vanuit deze positie de gezinsstructuur te bewerken

o “Regisseur functie”

o OPM: nu eerder gezamenlijke onderneming van therapeut en gezin

HUIDIGE STAND VAN ZAKEN

Praktijk van de therapeut die werkt vanuit het structureel perspectief is wat beïnvloed door

verschillende ontwikkelingen

o Feministische systeemtherapeuten hadden kritiek op het patriarchale

gezinsmodel (sociaal voorgeschreven rollen)

Kritiek op het idee dat van de moeder als verantwoordelijk voor het

probleem

Ook kritiek op begrippen als macht en hiërarchie

o Veranderende ideeën over gezag en autoriteit

Belangrijkste focus: rollen en posities moeten helder zijn en door iedereen gedragen + meer

aandacht voor individuele factoren, geschiedenis van het gezin en het effect hiervan op het

gezinsfunctioneren

Model van gezinstaxatie (Minuchin et al)

o = Effect van voorgeschiedenis van gezinsleden op het huidige gezinsfunctioneren

expliciet onderzoeken als manier om het gezin te helpen om afstand te nemen

o 4 stappen

Verkennen van het aangemelde probleem in bredere context

Verhelderen van de probleemonderhoudende interacties

Op een structurele manier het verleden exploreren

Een gedeelde visie ontwikkelen lans welke weg verandering kan worden

bereikt

Erfenis van structureel perspectief

o = Aandacht voor het relationeel maken van klachten binnen een familiecontext

Page 25: Relatie- en Gezinstherapie - VPPK · Practica = 8/20 o 6 examencasus o 2 procesevaluatie (aanwezigheid + betrokkenheid en actieve medewerking)

Stru

ctu

rele

ben

ader

ing

– S

. Min

uch

in

17

CONTEXTUELE BENADERING – I. BOSZORMENYI-

NAGY

ALGEMEEN

Context =

o Factoren (rond de situatie):

Historische factoren: de persoonlijke geschiedenis of de geschiedenis van

het gezin (ziekte, overlijden, scheidingen, ...?)

Contextuele factoren: de familie, maatschappij, cultuur,

geloofsgemeenschap, sociale netwerken, ...

Constitutionele factoren: intelligentie, fysieke toestand, ziektes, ... alle

mogelijkheden als persoon binnen je lichaam

o De verbindingen of relaties waarbinnen gedrag, problemen, … begrepen kunnen

worden

Je weet nooit waar het begin en einde is (bv. relatieproblemen door

depressie of depressie door relatieproblemen)

Invloeden doorheen de generaties en relaties met anderen uit de

omgeving

Hulpverlener: interesse in context (contextualiseren = verruimen!)

o Via ogen cliënt/andere partijen naar probleem in context kijken (meervoudige

partijdigheid! Onpartijdig zijn en alle partijen aan het woord laten)

o Maar! Eerst benadeling oppakken (lijden, verdriet eerst horen & zien = erkenning

geven!)

Specifieke techniek om de ruimere context en de familiegeschiedenis te bevragen

Genogram (zie verder): familiegeschiedenis <=> sociogram: netwerk

Initiële positie hulpverlener: geloven in de verandering van de cliënt. Er is vaak een zodanige

beïnvloeding die mensen weinig keuzemogelijkheden laat (bvb. misbruik)

Doel hulpverlening = keuzemogelijkheden uitbreiden

LOYAUTEITEN

= Verbindingen met wederzijdse rechten & plichten (balans geven & nemen!) veel mensen

geraken in de knoop omdat de balans doorslaat

Horizontale loyauteiten: partners, vrienden, collega’s, brussen, …(ook stiefouders! Want niet

gekozen)

o Hier en nu bindingen

o Symmetrisch en omkeerbaar

Verticale loyauteiten: grootouders, ouders, kinderen, kleinkinderen, …

o Tussen verschillende generaties

o Asymmetrisch en onomkeerbaar

Page 26: Relatie- en Gezinstherapie - VPPK · Practica = 8/20 o 6 examencasus o 2 procesevaluatie (aanwezigheid + betrokkenheid en actieve medewerking)

Stru

ctu

rele

ben

ader

ing

– S

. Min

uch

in

18

HULPVERLENING?

Loyauteitsconflict = conflict tussen 2 onverenigbare loyauteiten (gewoontes/relaties/

opvattingen)

o Onvermijdelijk balans van geven & nemen uit evenwicht mensen voelen

schuld & spanning

Soorten:

o Horizontaal-horizontaal (bvb. partner-collega)

o Verticaal-verticaal (bvb. 2 takken in familie)

o Horizontaal-verticaal (bvb. partner-ouders)

Doel: cliënten ze laten opmerken & beseffen

o Bvb. genogram: loyauteiten zichtbaar maken en keuzes expliciteren

GENOGRAM

Wat? Stamboom met (klinische) informatie over ruimere context cliënt

Wat vraag je? Zie literatuur les 2

Hoe ermee werken?

o Getekend in bijzijn cliënt (info – inzicht)

o Introductie!

o Symbolen uitleggen

o Start met kernfamilie + uitbreiden

Nut?

o Contextualiseren van paar/gezin = focus verruimen, niet enkel negatief cliënten

meer betrokken bij therapie + relatievorming

o Cognitieve herstructurering: notie nemen van verschil (bvb. bij koppelconflict)

o Verhelderen van gezinspatronen, normen,…: herhaling over generaties?

o Transitieleren van vorige generaties: hulpbronnen mobiliseren

CASUÏSTIEK

Casus: Karen en Bart

Video: What’s eating Gilbert Grape?

o Grenzen: diffuus tussen mama en kinderen – semi-permeabel naar omgeving

o Cohesie: sterk (maar niet bepaald kluwen of los zand)

o Hiërarchie: parentificatie

o Flexibiliteit: goed

o Gezinsontwikkelingscyclus: partners als ouders van adolescente kinderen

TEKST: DE CONTEXTUELE BENADERING

INLEIDING

NAGY: ‘contextuele therapie’

o Context = omgeving waarin menselijk gedrag voorkomt

! Visie overstijgt zowel de psychologie als de systeemtheorie. Het is meer dan een richting in

de gezinstherapie

Page 27: Relatie- en Gezinstherapie - VPPK · Practica = 8/20 o 6 examencasus o 2 procesevaluatie (aanwezigheid + betrokkenheid en actieve medewerking)

Stru

ctu

rele

ben

ader

ing

– S

. Min

uch

in

19

BUBER: filosoof verbondenheid

o Ik-Gij concept = de mens is pas een mens wanneer hij in relatie treedt met de

ander

NAGY: gaat verder dan Buber trekt het denknen door naar de relatie tussen de elkaar

opvlgende generaties

o Zijn werkwijze wordt ook wel intergenerationeel genoemd

BASISIDEE: Door aan de ander te geven, door zorg te dragen en verantwoordelijk te zijn voor

de ander, wordt een mens werkelijk vrij en ontvangt hij dus zelf

o De weg naar vrijheid en autonomie wordt niet gevonden door eigen belang en

positie voorop te stellen, doch door rekening te houden met de belangen en de

positie van de ander

Doel van contextuele therapie: door verbondenheid komen tot werkelijke vrijheid en

autonomie

o De manier waarop men dit wil bereiken is waar de contextuele therapie anders is

dan de andere vormen van therapie

o Men wil dit bereiken door de ander te geven wat gepast is

Geven

o ≠ toegeven, conflict uit de weg gaan,.

o = Zorg dragen en verantwoordelijk zijn voor een relatie op een manier die gepast

is en rekening houdt met de belangen en de positie va de ander

Wie werkelijk geeft zal aanspraak kunnen maken op het geven van

anderen en op diens erkenning

BALANS van geven en nemen

o OPM: de armen van de balans zijn vaak niet evenlanf (vb kind ouders is niet

gelijk)

o Door zijn geboorte is het kind in een existentieel onomkeerbare positie ten

opzichte van zijn ouders geplaatst, die van nageslacht

Contextuele therapie: hoe kan de balans als nog in evenwicht gebracht worden?

o Doen, actie, de daad

o De daad zet de balans tussen ik en gij in beweging

GENOGRAM

= Een soort stamboom die klinische informatie bevat over de familie en hun organisatie

Wordt gemaakt op een manier zodat alle familieleden het kunnen zien als het wordt getekend

o Vb wanneer iedereen zijn/haar visie op het probleem gegeven heeft

Oorspronkelijk gebruikt voor taxatie, nu ook meer in de therapie zelf

Wanneer de vragen op een nieuwsgierige en niet-wetende houding gesteld worden, kan het

een hulpmiddel zijn om in te voegen en kan het een manier zijn om te spreken over

emotioneel beladen dingen

o + Het is een basis voor hypothesen

! Therapeut maakt het genogram in aanwezigheid van de familie in een soort vraag-

antwoordspel, maar de familie kan het ook zelf maken, of de kinderen,…

! Focus op de hulpbronnen en krachten

HOE?

OPM: hoe het genogram gebruikt wordt, hangt af van het therapeutisch perspectief en van

het probleem waarmee in therapie komt

Page 28: Relatie- en Gezinstherapie - VPPK · Practica = 8/20 o 6 examencasus o 2 procesevaluatie (aanwezigheid + betrokkenheid en actieve medewerking)

Stru

ctu

rele

ben

ader

ing

– S

. Min

uch

in

20

Introductie vb als manier om de rol van iedereen die betrokken is te verduidelijken. Of als een

manier om iedereen beter te leren kennen

Alle symbolen uitleggen

Schets de kern van de familie en vraag aan de familieleden om het genogram uit te breiden

naar boven en naar buiten

o OPM: wie tot de familie behoord is deels afhankelijk van cultuur (vb nanny?)

Alle belangrijke familieleden (naam, leeftijd, beroep) aanvullen met extra informatie

Gebieden die bevraagd kunnen worden a.d.h.v. het genogram

o Sterktes

o Multigenerationele moeilijkheden

o Steun en stress

o Ontwikkeling van het gezin en de individuen

GEBRUIK VAN GENOGRAMMEN IN THERAPIE

Contextualiseren van een gezin met als doen hen meer in de therapie te krijgen

Cognitieve herstructurering met als doel notitie van het verschil te nemen (vb verschillende

perspectieven)

Verhelderen van de gezinspatronen

Transitieleren van de vorige generaties

Wat vraag je? (p2-3)

o Gezinssituatie

o Recente gezinsgebeurtenissen

o Bredere familiecontext

o Sociale context

o Feiten (voor elk gezinslid)

o Historisch perspectief (op moeilijkheden en op gezin zelf)

Page 29: Relatie- en Gezinstherapie - VPPK · Practica = 8/20 o 6 examencasus o 2 procesevaluatie (aanwezigheid + betrokkenheid en actieve medewerking)

Stru

ctu

rele

ben

ader

ing

– S

. Min

uch

in

21

o Nagaan van familierelaties

o Individueel functioneren

Over de relaties

o Dyadisch

Allianties

Coalities

o Triadisch

Triangulatie

Pathologische triades

Detouring-attacking triades

Detouring-protecting

o Complex

Multigenerationele dyadische patronen

Multigenerationele triadische patronen

INTERPRETATIE VAN GENOGRAM

Familiestructuur

Levenscyclus en transitie

Herhaling van patronen over generaties heen

Levensgebeurtenissen en gezin functioneren

Triades

VALKUILEN

Te veel negatieve en triviale dingen bevragen

Kans missen om het genogram te gebruiken als middel om sterktes van de familie te

benoemen

Te weinig vragen stellen over significante familiepatronen

LOYALITEIT

= Onbewuste verbintenissen en dus regulerende krachten binnen families of gezinnen

= Erfgoed van vorige generaties (ouders kind, passief), maar geven ook vorm aan de ethische

plicht van de afstamming (kind ouders, actief)

o !! Wederkerigheid, balans tussen geven en nemen

= Bindend fenomeen. Iets tussen ‘wij’ en de buitenwereld, waardoor enerzijds een afgrenzing

plaatsvindt en anderzijds een ‘horen bij’ ontstaat

Primaire loyaliteit

o = Ontstaat door geboorte

o Het kind dankt zijn existentie aan de ouders

o Loyaliteit heeft wortels in biologische en erfelijk verwantschap

o Zorg en verantwoord ouderschap geven voeding aan de primaire loyaliteit

o OPM: primaire loyaliteit kan niet worden verbroken. Ze is gebonden aan de

existentie

o Ze kan wel worden ontkent (vb kind dat ouders niet meer wil zien), maar ze

bestaat nog wel

= ondergrondse loyaliteit, onzichtbare loyaliteit

Page 30: Relatie- en Gezinstherapie - VPPK · Practica = 8/20 o 6 examencasus o 2 procesevaluatie (aanwezigheid + betrokkenheid en actieve medewerking)

Stru

ctu

rele

ben

ader

ing

– S

. Min

uch

in

22

!! Loyaliteit = diepste motiverende krachten die in het leven mogelijk zijn, zonder

waardeoordeel hierover van de therapeut

VERTICALE EN HORIZONTALE LOYALITEIT

Horizontale

o Hier en nu verbindingen

o Wederzijdse rechten en plichten (gelijkheid),

symmetrisch

o Verwachtingen m.b.t. het sociale milieu

Verticale

o Verbindingen tussen verschillende generaties

o Asymmetrisch en onomkeerbaar (door existentiële

waarde)

o Familietradities en familiescript zijn van belang

LOYALITEITSCONFLICT

= Conflict tussen twee op het eerste zicht onverenigbare ordeningen of verwachtingen. De

conflicten stagneren het groeiproces

= Inherent aan het bestaan

Soorten

o Tussen 2 horizontale

o Tussen 2 verticale

o Tussen een horizontale en een verticale

OPM: kruising tussen verticale en horizontale prioriteitskeuze: ben ik

loyaal aan de horizontale of de verticale?

OPM: zeker wanneer de verticale loyaliteiten onzichtbaar worden, kunnen

loyaliteitsconflicten ondraaglijk worden. Het doel in de therapie is dan om deze weer

zichtbaar te maken

! Life events

o = Momenten waarop het nodig is om de verticale en de horizontale loyaliteiten

weer in evenwicht te brengen

o De gebeurtenissen dragen de mogelijkheden in zich om verbroken en gestokte

dialogen opnieuw op gang te brengen en om een hernieuwde poging te

ondernemen tot vertrouwen in de relatie

ONZICHTBARE LOYALITEIT

Het is onmogelijk om te ontkomen aan de verticale loyaliteit

o Je kan wel ‘de banden doorsnijden’ vb met je ouders

o Deze ontvangen dus niet waar ze ethisch rehct op hebben

o De loyaliteit is onzichtbaar geworden

De onzichtbare loyaliteit zal nu, als een guerrilla, tot een ernstige aantasting van andere, met

name horizontale loyaliteiten leiden

o VB onzichtbare loyaliteit aan de basis van huwelijksproblemen

! Doel van contextuele therapie

Horizontaal = principieel

symmetrisch + kan verbroken

worden

Verticaal = principieel

asymmetrisch en kan niet

verbroken worden

Page 31: Relatie- en Gezinstherapie - VPPK · Practica = 8/20 o 6 examencasus o 2 procesevaluatie (aanwezigheid + betrokkenheid en actieve medewerking)

Stru

ctu

rele

ben

ader

ing

– S

. Min

uch

in

23

o = Onzichtbare loyaliteit zichtbaar maken, de cliënt in staat stellen openlijk loyaal te

zijn en door middel van actie de balans in beweging brengen en zo zijn recht te

verdienen

VERTICALE LOYALITEIT EN PARTNERSCHAP

Voor een goede horizontale relatie is het belangrijk dat de partner de verticale loyaliteiten van

de ander respecteert en hem de ruimte geeft openlijk loyaal te zijn

o Gevaar: Het aangaan met een hechte relatie met de schoolfamilie ten koste van de

band met het eigen gezin van herkomst

Een goede partnerrelatie vereist een voortdurend in evenwicht brengen van verticale en

horizontale loyaliteiten

OPM: de keuze van een partner

o Kan een soort daad van rebellie zijn ten opzichte van het gezin van oorsprong en

dus gefundeerd zijn in een onzichtbare loyaliteit

De keuze van de partner is dus niet echt een keuze voor de partner, maar

eerder tegen het gezin van oorsprong

Er is dan een blijvende ondergrondse verbintenis met het gezin van

oorsprong, via de partner

o Kan een manier zijn om de wens van de ouders te eren. Men is nog niet voldoende

afgegrensd van het gezin van herkomst

o Kan komen uit een gezamenlijk verwerpen (van beide partners) van de verticale

loyaliteiten

GESPLETEN LOYALITEIT

Verticale loyaliteit kan worden gespleten

o = Wanneer het kind moet kiezen tussen zijn ouders. De keuze van het kind voor de

ene ouder, houdt een verraad van de andere in. Het kind raakt gevangen in het

wantrouwen dat tussen de beide ouders heerst

De situatie is voor het kind onhanteerbaar: het doet het nooit goed

OPM: gespleten loyaliteit is een triadisch begrip

o Het is de kwaliteit van de relatie van de ouders die bepaald of deze al dan niet tot

een gespleten loyaliteit bij het kind zal leiden. Hoe meer wantrouwen er is in deze

relatie, hoe verder de loyaliteit wordt gespleten

! Het kind zal altijd proberen de gespleten loyaliteit teniet te doen. vb door te bemiddelen of

aandacht af te leiden

o OPM: Als deze hulp niet gezien wordt door de ouders destructieve parentificatie

o Deze wordt nog vergroot wanneer het kind impliciet of expliciet ervan

beschuldigd wordt de oorzaak te zijn van de echtelijke onmin

LOYALITEIT EN LEGAAT

Alle verworvenheden van voorouders en ouders, baten en lasten, in materiële en immateriële

zin, vormen hun erfgoed voor de huidige generatie

Legaat

o = Ethische verplichting om met het erfgoed datgene te doen wat een bijdrage

levert aan de kwaliteit van het bestaan van navolgende generaties

VB een dochter van een alcoholicus die nu werkt in de verslavingszorg

Page 32: Relatie- en Gezinstherapie - VPPK · Practica = 8/20 o 6 examencasus o 2 procesevaluatie (aanwezigheid + betrokkenheid en actieve medewerking)

Stru

ctu

rele

ben

ader

ing

– S

. Min

uch

in

24

Het goede behouden en vorm geven en het slechte matigen

vb verzachten van moraliserende, rigide tradities en het

voorkomen van opgroeien van kinderen in een ernstige

parentificatie

Indien het legaat in deze zin wordt opgenomen door een individu ontstaat persoonlijke

vrijheid

Legaat delegatie

o Delegatie is geen contextueel begrip

o Het beschrijft de persoonlijke eisen en verwachtingen van vorige generaties ten

op zichte van de huidige (vb grootste wens van iemand op zijn sterfbed)

LOYALITEIT EN ADOPTIE: LOYALITEITSDILLEMA’S

De existentie van het kind zou niet zijn zonder de biologische moeder, die uiteindelijk heeft

besloten de zwangerschap te volbrengen met alle psychosociale en lichamelijke gevolgen van

dien voor haarzelf

Zowel in psychologisch als in sociaal-cultureel opzicht is het kind erfgenaam van het legaat

van de adoptieouders

! Primaire loyaliteit tussen het adoptiekind en zijn oorsprong. Ontkenning hiervan kan tot

ernstige verstoringen leiden van de relatie tussen de adoptieouders en het adoptiekind

o Het adoptiekind zal echter vaak zijn primaire loyaliteit ontkennen om zijn

adoptieouders geen verdriet te doen

o Het wordt een onzichtbare/ondergrondse loyaliteit

OPM: hoe meer de adoptieouders een gepast loyaal-zijn naar de primaire loyaliteit kunnen

toestaan, hoe beter de relatie tussen de adoptieouders en het adoptiekind zal zijn

o Ook al vrezen de adoptieouders vaak het tegenovergestelde

BASISATTITUDES EN -BEGRIPPEN VOOR DE CONTEXTUELE THERAPIE

VEELZIJDIGE PARTIJDIGHEID

In de contextuele therapie wordt een contract gesloten met de cliënt én met iedereen die

met hem verbonden is, was en zal zijn

o De therapeut is niet partijdig voor de cliënt, wel voor de situatie

In de therapie plaatst de therapeut zich achtereenvolgens achter de belangen en posities van

de diverse betrokkenen om daardoor hun positie ten opzichte van elkaar af te bakenen

o De therapeut tracht zich achtereenvolgens in te voelen in elke betrokkene en

dienst verdienste, datgene wat hij aan de ander geeft

OPM: indien de therapeut niet in staat is om iemand verdienste te erkennen, dan zal hij

tenminste pogen hem te erkennen in zijn positie als slachtoffer

o VB in de relatie tussen kind en ouder. Je kan de ‘slechte’ ouder ook zien als

slachtoffer van zijn ouders

Relatie ouder kind is per definitie ongelijk

o Afhankelijk, ongelijk , relatief onmondig en loyaal aan zin ouders als het kind is, is

de therapeut ten opzichte van hem ethisch gezien verplicht met name zijn

belangen zwaar te laten wegen!

Eerste gesprek binnen contextuele therapie: zorg vor de kinderen die betrokken zijn bij de

relatieproblemen

Page 33: Relatie- en Gezinstherapie - VPPK · Practica = 8/20 o 6 examencasus o 2 procesevaluatie (aanwezigheid + betrokkenheid en actieve medewerking)

Stru

ctu

rele

ben

ader

ing

– S

. Min

uch

in

25

o VB in scheidingsprocedure: noch een therapie om samen te blijven, noch om te

scheiden. De therapeut zal beide partners in eerste instantie aanspreken als

ouders

ORIËNTATIE OP HULPBRONNEN

Er wordt op zoek gegaan naar hulpbronnen van waaruit een groter vertrouwen in de relatie is

te verkrijgen

o Niet echt gericht op pathologie. De ernst van de eventueel aanwezige pathologie

wordt wel onderkent! Eventueel worden hier wel stappen in genomen

Woede en verontwaardiging van de cliënt wordt gezien als teken van hoop voor het op gang

brengen van een dialoog mmet de ander, juist dus daar waar de emoties het googst

opgelopen zijn en de dialoog gestaakt is

!! Juiste timing van het therapieproces

BELANG VAN ACTIE

Het is de daad die de balans tussen geven en nemen in beweging zet, niets anders

o Zeker gepaste zorg voor de ander

o Staat nog een trap hoger dan goede bedoelingen en intenties

VIER DIMENSIES

Basis: feiten: weetjes over het gezin

o Zoals as IV van de DSM belangrijke gebeurtenissen,

life events, adoptie, lichamelijke gezondheid, ras,

milieu van opgroeien…

Psychologie: alle psychologische theorieën om mensen te

begrijpen

o Zeker kennis van de psychoanalyse

(objectrelatietheorie)

Overdracht wordt onderkent, maar zo veel

mogelijk daar gelaten waar ze is ontstaan,

namelijk in de natuurlijke context, er wordt verder niet echt met de

overdracht gewerkt

o Ook kennis van de ontwikkelingspsychologie is van groot belang

Sommige ontwikkelingsfasen zijn buitengewoon kritiek. Deze fasen zijn

van belang in het werk van de therapeut, ze hebben een impact op de 4e

dimensie (geven en nemen)

Interactie: alles wat er tussen mensen gebeurt. Gebaseerd op concepten die toen gangbaar

waren (systemen, grenzen,…)

o Er is oog voor machtsstructuren, systemen, manipulatie,

feedbackmechanismen,… eventueel worden deze concepten ook met een

therapeutisch doel gebruikt

o Het doel van de contextuele therapie is echter NIET gesitueerd op deze dimensie

(men richt zich het meest op de ethische dimensie)

! De therapeut poogt altijd een ethisch oordeel te hebben over een verandering in de relatie.

Dit vergt dat hij zich losmaakt van zijn eigen moraliserende vooroordelen over hoe een

bepaalde relatie er ‘hoort’ uit te zien

1: Relationele ethiek

2: Interacties

3: Psychologie

4: Feiten

Page 34: Relatie- en Gezinstherapie - VPPK · Practica = 8/20 o 6 examencasus o 2 procesevaluatie (aanwezigheid + betrokkenheid en actieve medewerking)

Stru

ctu

rele

ben

ader

ing

– S

. Min

uch

in

26

Relationele ethiek: BELANGRIJKSTE, hier worden de interventies op geënt

o = Balans van geven en nemen, loyaliteiten

o Als je verandering wil, moet je op dit niveau werken. Is de balans in evenwicht?

o Als de balans verstoord was, wordt dit intergenerationeel verder gezet. Het is dus

van groot belang de balans te herstellen

De therapie richt zich principieel op het opnieuw door de betrokken partijen investeren in

een relatie, om zo het vertrouwen in die relatie te vergroten en wel door zorg en gepaste

verantwoordelijkheid te dragen voor de ander

Page 35: Relatie- en Gezinstherapie - VPPK · Practica = 8/20 o 6 examencasus o 2 procesevaluatie (aanwezigheid + betrokkenheid en actieve medewerking)

Stru

ctu

rele

ben

ader

ing

– S

. Min

uch

in

27

COMMUNICATIETHEORIE: COMMUNICATIE-

AXIOMA’S (WATZLAWICK)

AXIOMA 1: MEN KAN NIET NIET COMMUNICEREN/BEÏNVLOEDEN (ALLE

GEDRAG IS COMMUNICATIE)(INVLOEDSAXIOMA)

Communicatie = gedrag

Men kan zich niet niet gedragen

Gedrag = invloed

Dus: niet beïnvloeden kan niet en niet worden beïnvloed kan niet => invloedsaxioma

Beïnvloedingsproces (Steens)

o Binnenkant

Gevoelens, gedachten, verwachtingen, hoop, …

Niet rechtstreeks kenbaar voor anderen (i.e., niet leesbaar = misverstand

waar mensen van uitgaan, dat de binnenkant leesbaar is)

Voor- en nadelen

o Buitenkant

Ons doen en handelen (verbaal en nonverbaal)

Nemen we waar bij elkaar

Invloed uitoefenen op andere enkel via buitenkant, niet via binnenkant

Belangrijk in therapie: de buitenkant met de binnenkant verbinden

o Overkant

Andere

Ziet buitenkant, niet binnenkant buitenkant interpreteren + invullen

binnenkant

Interpretaties = effectenbenoemingen

WACHTKAMERSPEL

Buitenkantobservaties persoon 1/ 2/ 3/ 4: boe!

Hypotheses binnenkant persoon 1/ 2/ 3/ 4

NABESPREKING WACHTKAMERSPEL

Wat leert deze oefening ons over bedoeling en effect?

Page 36: Relatie- en Gezinstherapie - VPPK · Practica = 8/20 o 6 examencasus o 2 procesevaluatie (aanwezigheid + betrokkenheid en actieve medewerking)

Stru

ctu

rele

ben

ader

ing

– S

. Min

uch

in

28

o Het is niet omdat iemand een bepaalde bedoeling heeft, dat dit zo overkomt

Welke rol heeft de context?

o Bv. wachtzaal dokter

3 vormen van communicatie

o Erkennen/bevestigen: communicatief opmerken + erop ingaan/akkoord gaan (C)

o Verwerpen: communicatief opmerken + ertegen in gaan/niet akkoord gaan (C)

o Negeren: niet opmerken of ondermijnen (D)

! Welk soort communicatie het wordt, hangt af van het effect

o Bv. ontwikkelingspsychologisch gezien: een soort communicatie roept een

bepaald gevoel op

Erkennende communicatie: bevestigend, steunend, ...

Verwerpende communicatie: mensen geven het op of blijven proberen om

erkenning te krijgen

--> Evenwicht hiertussen nodig

Negerende communicatie: mismatch, bevreemdende communicatie

=> negerend

Page 37: Relatie- en Gezinstherapie - VPPK · Practica = 8/20 o 6 examencasus o 2 procesevaluatie (aanwezigheid + betrokkenheid en actieve medewerking)

Stru

ctu

rele

ben

ader

ing

– S

. Min

uch

in

29

=> erkennend

=> verwerpend

DUS effect op overkant afhankelijk van

o Effect buitenkant en niet binnenkant

o Binnenkant andere

o Context

Bewust worden dat je effect niet altijd onder controle hebt

Indien iets fout overkomt: verschillende oorzaken mogelijk

Bedoelingen vallen niet samen met effecten (onvoorspelbaar)

AXIOMA 2: ELKE COMMUNICATIE IS GELAAGD: OMVAT EEN INHOUDS- EN

BETREKKINGSASPECT (ALS IK WAT ZEG, ZEG IK IETS OVER HOE IK WIL DAT DE

ANDER MET MIJ OMGAAT)

Wouter (net afgestudeerd architect) en Sarah (studeert nog) => nieuwjaarsreceptie

o Wat zegt Sarah letterlijk?

o Formuleer hypothesen over

De binnenkant van Sarah

Page 38: Relatie- en Gezinstherapie - VPPK · Practica = 8/20 o 6 examencasus o 2 procesevaluatie (aanwezigheid + betrokkenheid en actieve medewerking)

Stru

ctu

rele

ben

ader

ing

– S

. Min

uch

in

30

Jaloers, teleurgesteld, verwaarloosd, geïntimideerd, onzeker, in de

steek gelaten, vernederd, gekwetst

Hoe Sarah nu naar haar relatie met Wouter kijkt

Onzeker, minderwaardig in de relatie, angst voor toekomst

Hoe Sarah nu naar Wouter kijkt

Volwassener

Feitelijke informatie = inhoud = wat je objectief hoort of ziet

Hoe de inhoud interpreteren = betrekking

Relatiedefiniëring t.a.v. iemand (Watzlawick) = betrekking

Uitwisselen van zienswijzen (Laing, Mattheeuws) bvb. Zo zie ik mijzelf, zo zie ik jou t.a.v.

mezelf, …. = interpersoonlijke perspectieven (I.P.)

Per 2 voorbeeld:

o Wat bedoelt de andere op betrekkingsniveau?

“Doe maar”, “kies maar”

“Merci om te vragen hoor”

o Wat wil ik aan de andere op betrekkingsniveau duidelijk maken?

Soorten interpersoonlijke perspectieven (I.P.)

o Directe perspectieven

PP (person-person: hoe iemand zichzelf ziet), PO (person-other: hoe

iemand de ander ziet)

Rechtstreeks

Worden in communicatie gebracht

o Metaperspectieven

POP (ik denk dat de ander mij ziet als), POPP (ik denk dat de ander denkt

dat ik mij zie als), POPO (ik denk dat de ander denkt dat ik zo denk over

hem), …

Onrechtstreeks

Onbeseft

o Voorbeelden over onszelf:

PP: ik zie mijzelf als een goede vriendin

PO: ik zie mijn vriendin als een goede vriendin

POP: ik denk dat mijn vriendin mij ziet als een goede vriendin

POPP: ik denk dat mijn vriendin dat ik mij zie als een goede vriendin

POPO: ik denk dat mijn vriendin denkt dat ik haar zie als een goede

vriendin

Per 2: toepassing van directe en metaperspectieven op je relatie met

o Je partner of

o Een vriend(in) of

o Je vader of

o Je moeder of

o Je broer of

o …

Sociale perspectieven (S.P.)

o = hoe denkt ‘men’

o = hogere orde denkens die I.P. overstijgen (krachtige invloedsbron!)

Kan leiden tot sociale druk

Invloed van sociale perspectieven: oefening in groepjes van 3 (of 4)

o Homokoppels

o Studenten geneeskunde

Page 39: Relatie- en Gezinstherapie - VPPK · Practica = 8/20 o 6 examencasus o 2 procesevaluatie (aanwezigheid + betrokkenheid en actieve medewerking)

Stru

ctu

rele

ben

ader

ing

– S

. Min

uch

in

31

o Studenten psychologie

o Gescheiden ouders

o Geplaatste kinderen

AXIOMA 3: ELKE INTERPUNCTIE IS ARBITRAIR: DE RELATIE TUSSEN TWEE OF

MEER INTERACTIEPARTNERS WORDT BEPAALD DOOR HUN INTERPUNCTIE

(WAT IK BEDOEL, IS NIET PERSE WAAR VOOR EEN ANDER)

Wachtkamer: wat is het meest opgevallen?

o 3 mensen in een oppervlakkig gesprek en 1 iemand die zich afzijdig houdt

o Ongemakkelijke sfeer

o ...

Iedereen heeft er een ander beeld/beleving van

Het karakter van de betrekking is afhankelijk van de interpunctie van de reeksen

communicatie tussen de communicerende personen: hoe ziet iemand het verhaal of de

opeenvolging van een aantal gebeurtenissen?

Interpunctie = gedrag en communicatie door punten scheiden

Waar je begint (selectie en ordening) bepaalt betekenis

1 werkelijkheid maar verschillende selecties, zienswijzen (G–E–C)

De dokter zegt Jan is ernstig ziek: twee interpuncties mogelijk

o De dokter, zegt Jan, is ernstig ziek

o De dokter zegt: Jan is ernstig ziek

Verbind deze 9 punten met 4 rechte lijnen, zonder je potlood op te heffen (de truc is om

buiten de lijnen te gaan):

. . .

. . .

. . .

Circulariteit causaal denken

o = alles hangt met alles samen

o ≠ circulaire causaliteit

Circulair denken in ruime zin = onmogelijk

Wel: beseffen dat je een ingang neemt

Verschillende selecties

Page 40: Relatie- en Gezinstherapie - VPPK · Practica = 8/20 o 6 examencasus o 2 procesevaluatie (aanwezigheid + betrokkenheid en actieve medewerking)

Stru

ctu

rele

ben

ader

ing

– S

. Min

uch

in

32

o Meningsverschil (ja, en … er zijn verschillende waarheden)

o Conflict (ja, maar … er is maar 1 waarheid)

HV?

o Aangeven dat beide een kijk hebben en dat deze verschillend is

o Verbinding maken: beide visies hebben waarde en ze passen in een groter geheel

= Gemeenschappelijke interpunctie

A vertelt aan B over een meningsverschil of conflict

o B bespreekt met A:

Meningsverschil of conflict?

Gemeenschappelijke interpunctie?

AXIOMA 4: MENSEN COMMUNICEREN ZOWEL DIGITAAL ALS ANALOOG

(MENSEN BEÏNVLOEDEN MET WOORDEN EN VOORAL ZONDER WOORDEN)

AXIOMA 5: ELKE UITWISSELING VAN COMMUNICATIE IS OFWEL

SYMMETRISCH OFWEL COMPLEMENTAIR (WIE HEEFT HET VOOR HET ZEGGEN,

WIE LAAT HET VOOR HET ZEGGEN?)

TEKST: HET COMMUNICATIEPERSPECTIEF

COMMUNICATIEAXIOMA’S

1. Je kan niet niet communiceren 2. Elke communicatie heeft een inhouds-en een betrekkingsniveau 3. Elke interpunctie is arbitrair (interpunctie als relationele ordeningskwestie 4. Digitale en analoge communicatie 5. Symmetrische en complementaire communicatie

JE KAN NIET NIET COMMUNICEREN (ZIE OOK P 4-10)

Je hebt een permanente invloed en je wordt constant beïnvloed

Er is altijd invloed waar mensen met elkaar omgaan. Het heeft niet met bedoelingen te maken

Niemand kan een neutraal of een objectief standpunt innemen

Problemen

Wanneer men de effecten van de communicatie eenzijdig wil bepalen

Wanneer men boodschappen en de effecten daarvan ontkent of negeert

In symptoomgedrag wordt het communicatieve aspect ontkend of genegeerd

Hoe de boodschap begrepen wordt, hangt van vele betekenissen en contexten af. De

boodschap wordt ook niet per se begrepen, zoals jij ze bedoeld had

Verschil tussen bedoeling en effecten

!! het effect op een ander hangt NIET af van onze bedoelingen of intenties, maar wel van het

effect van onze buitenkant en zijn betekenis voor de ander

Page 41: Relatie- en Gezinstherapie - VPPK · Practica = 8/20 o 6 examencasus o 2 procesevaluatie (aanwezigheid + betrokkenheid en actieve medewerking)

Stru

ctu

rele

ben

ader

ing

– S

. Min

uch

in

33

Aangezien mensen zeer verschillend gevoelig zijn voor de betekenis van de buitenkant zijn de

effecten van invloed en beïnvloeding niet voorspelbaar

Binnenkant, buitenkant, overkant

!! Wederzijdse beïnvloeding gebeurt via de

buitenkanten

Er is wel een weerslag op de binnenkant

De binnenkant heeft een invloed op de

buitenkant en dus ook op de beïnvloeding

OPM: Dit alles gebeurt in een bepaalde

CONTEXT

Doordat beïnvloeding langs de buitenkant

verloopt hebben we vaak geen volledig beeld

van de binnenkant. We moeten dus

vermoedens en interpretaties maken over de

binnenkant van de ander

Natuurlijk geven we ook betekenis aan de

buitenkant van de ander. Als je dat niet doet

zit je in een gedragsvacuüm (niet weten hoe je

je moet gedragen)

Een voorstelling van de binnenkant van de

ander gebeurt automatisch, gezien de

effecten van de buitenkant betekenis krijgen.

Deze voorstellingen kloppen niet steeds met

de binnenkant van de ander

ELKE COMMUNICATIE HEEFT EEN INHOUDS-EN

EEN BETREKKINGSNIVEAU

Wat er gezegd wordt en wat de communicatie met de ander en de relatie doet

Wie heeft het voor het zeggen (strijd om de aard van de betrekking)

Betrekkingsaspect: Relatiedefiniëring

Alles wat men zegt of doet is een uitspraak over de betekenis van de relatie

In interactie is er sprake van voortdurende uitwisseling van indrukken en indrukken over

indrukken: over zichzelf, de ander en elkaar

Communicatie is een niet-aflatende stroom van zienswijzen op elkaar

ELKE INTERPUNCTIE IS ARBITRAIR (INTERPUNCTIE ALS RELATIONELE ORDENINGSKWESTIE

Elke communicatie houdt een selectie van informatie in. Deze selectie is nodig

Elke ordening (=interpunctie) sluit een andere ordening uit. Men neemt altijd een standpunt

in, dat per definitie de anderen uitsluit

Elke ordening of selectie van informatie wordt beïnvloed door persoonlijke geschiedenissen,

relatiepatronen, posities, gemoedsstemmingen en situaties, maar ook door culturele en

maatschappelijke achtergronden

Verschil in interpunctie kan de communicatie grondig verstoren

Als je elkaar verwijt oorzaak te zijn van het probleem, negeer je elkaars waarheid en versterk

je het conflict

Self fulfilling prophecy’s. Er bestaat eigenlijk geen beginpunt

Page 42: Relatie- en Gezinstherapie - VPPK · Practica = 8/20 o 6 examencasus o 2 procesevaluatie (aanwezigheid + betrokkenheid en actieve medewerking)

Stru

ctu

rele

ben

ader

ing

– S

. Min

uch

in

34

VB: leestekens in een zin

De zin krijgt en specifieke betekenis door een specifieke ordening (=interpunctie)

Klachten bij kinderen kunnen soms gezien worden als functioneel voor het in stand houden

van het gezin of als teken van huwelijksproblemen bij de ouders. Ook kunnen ze gezien

worden als pogingen om het gezinsevenwicht te bewaren of als… = STRIJD OM

PROBLEEMDEFINITIE

Door een veelheid aan ordeningen

Werken met verschil in interpuncties betekent onder meer dat een therapeut waakzaam

moet zijn voor de diversiteit aan probleemordeningen en een waarheidsgevecht moet

voorkomen

We gaan ervan uit dat we niet anders kunnen dan de werkelijkheid ordenen en dat dit

gebeuren aan de basis ligt van overeenkomsten én van meningsverschillen

Meningsverschil conflict

Meningsverschil: Ja, en

Eigen aan de menselijke communicatie

Een verschillend selectieproces maakt verschillende meningen mogelijk = inhoudelijk verschil

Conflict: Ja, maar

Sommige meningsverschillen leiden tot conflicten. Dit gebeurt wanneer er maar 1 mening

mogelijk is. Men tracht elkaar te overtuigen van het eigen gelijk (= Ja, maar)

De ‘ja’ slaat op niets en de ‘maar’ krijgt het accent

Conflicten gaan gepaard met negatieve emoties. Hevige emoties belemmeren de

mogelijkheid tot differentiëren of onderscheid maken

Men kan de ander zijn mening pas horen wanneer de emoties wat gemilderd zijn

!! De overkant horen en dit in communicatie brengen is essentieel bij het omgaan met

meningsverschillen

Het draait niet om de waarheid, wel om visies

OPM: samenhang met gevoel van eigenwaarde

Hoe minder gevoel van eigenwaarde, hoe belangrijker het is om de eigen mening door te

drukken

Gelijk krijgen wordt van existentieel belang. Gelijk krijgen valt samen met meetellen als

persoon

Het niet kunnen horen, zien of plaatsen van andere ordeningen houdt verband met een

geringe ervaring in beluisterd of gehoord worden

OPM: soms is er geen tijd om lang stil te staan bij meningsverschillen. In contexten waar men

snel beslissingen moet nemen geldt het efficiëntie-criterium

VB in werkcontext: samenwerking verloopt vlotter wanneer betrokkenen weten wie

waarvoor verantwoordelijk is en wie waarover beslissingsrecht heeft

OPM: Sommige meningsverschillen zijn zo existentieel belangrijk, dat men er niet zomaar

mee kan omgaan

Geloof, politiek, relaties…

DIGITALE EN ANALOGE COMMUNICATIE

Digitale communicatie

Eenduidig, jij en de ander kennen de betekenis

Analoge communicatie

Niet overeengekomen taal, met een veelheid aan betekenissen

Zowel bij mensen als bij dieren definieert deze soort de relatie

Page 43: Relatie- en Gezinstherapie - VPPK · Practica = 8/20 o 6 examencasus o 2 procesevaluatie (aanwezigheid + betrokkenheid en actieve medewerking)

Stru

ctu

rele

ben

ader

ing

– S

. Min

uch

in

35

OPM: Dit is NIET verbaal non-verbaal

Non- verbale taal kan immers ook perfect digitale taal zijn, zie naar gebarentaal of

verkeersborden

OPM: in therapie wordt vaak een voorkeur gegeven aan spreken met woorden, dit kan een

valkuil zijn

SYMMETRISCHE EN COMPLEMENTAIRE COMMUNICATIE

Symmetrische interactie

Gebaseerd op gelijkheid: one up + one up OF one down + one down

Uitwisselingen van de partners zijn elkaars spiegelbeeld

Complementaire interactie

Gebaseerd op verschil: one up + one down

!! Het gaat niet per se om de inhoud, maar om de communicatieve gestalt

Verstoringen ontstaan als men blijft vastzitten in een bepaald te rigide patroon

Symmetrische interacties kunnen leiden tot escalatie

Complementaire interacties kunnen leiden tot verstarring

SAMENHANG: ONEINDIGE VERBANDEN (ZIE OOK P 18- 25)

Mensen willen verklaringen voor wat er rondom hen gebeurt

Waarom vragen komen veel voor. We zoeken naar oorzakelijke factoren

We zitten zeer sterk in dit lineaire denkschema, mede door de wetenschappelijke modellen

Alternatief: circulair verklaringsprincipe: de oneindige samenhang in een continue

wisselwerking

!! Wederzijdse beïnvloeding via de

buitenkant en het gebeurt binnen een

bepaalde context

Je spreekt niet meer over schuld, maar

over invloed of aandeel

De pijlen duiden nog een beetje

vaststaand, maar het gaat weldegelijk

om een proces, een dynamisch geheel

Elke beschrijving van een circulair

proces is een momentopname. De

cirkels zijn een aaneenschakeling van

bewegingen die er steeds weer anders

uitzien, temeer daar ze deel uitmaken

van bredere cirkels

Met een breedhoeklens naar deze processen kijken

Bij hevige emoties is dit vaak niet meer mogelijk. Slechts wanneer de emoties wat geluwd zijn,

kan men weer ‘met andere ogen’ naar het verloop kijken

Mensen leven in verschillende contexten. Wat er zich in die verschillende contexten afspeelt,

kleurt hetgeen zich in één bepaalde context afspeelt

= Horizontale doorsnede

+ Wat er zich tussen mensen afspeelt wordt ook beïnvloed door de geschiedenis van elk

individu

= Verticale doorsnede

Page 44: Relatie- en Gezinstherapie - VPPK · Practica = 8/20 o 6 examencasus o 2 procesevaluatie (aanwezigheid + betrokkenheid en actieve medewerking)

Stru

ctu

rele

ben

ader

ing

– S

. Min

uch

in

36

+ Sociale context = breedste context Sociale perspectieven hebben ook een invloed op

interpersoonlijk vlak

Sociale druk = de invloed van ‘wat men denkt’

OPM: we gaan ervan uit dat elkeen boodschappen ontvangt over deze sociale zienswijzen of

men er nu rekening mee houdt of niet. Wie afwijkt heeft het meestal niet gemakkelijk: ergens

bij horen heeft de consequentie dat er bepaalde regels en normen moeten gevolgd worden.

Wie het gevoel heeft ergens bij te horen en daaraan voldoende identiteit overhoudt, zal

makkelijker kunnen dwarsliggen, afwijken of protesteren

Page 45: Relatie- en Gezinstherapie - VPPK · Practica = 8/20 o 6 examencasus o 2 procesevaluatie (aanwezigheid + betrokkenheid en actieve medewerking)

Toep

assi

ng

van

les

1 to

t 3

via

casu

ïsti

ek

37

TOEPASSING VAN LES 1 TOT 3 VIA CASUÏSTIEK

COMMUNICATIETHEORIE (LES 3)

AXIOMA 1: MEN KAN NIET NIET COMMUNICEREN/BEÏNVLOEDEN (ALLE GEDRAG IS

COMMUNICATIE)(INVLOEDSAXIOMA)

Constante beïnvloeding

Communicatiepatronen

Binnenkantsinvullingen

Bedoeling ≠ effect

AXIOMA 2: ELKE COMMUNICATIE IS GELAAGD: OMVAT EEN INHOUDS- EN

BETREKKINGSASPECT (ALS IK WAT ZEG, ZEG IK IETS OVER HOE IK WIL DAT DE ANDER MET

MIJ OMGAAT)

IP: interpersoonlijke perspectieven

SP: sociale perspectieven

Inhouds-/betrekkingsniveau

AXIOMA 3: ELKE INTERPUNCTIE IS ARBITRAIR: DE RELATIE TUSSEN TWEE OF MEER

INTERACTIEPARTNERS WORDT BEPAALD DOOR HUN INTERPUNCTIE (WAT IK BEDOEL, IS

NIET PERSE WAAR VOOR EEN ANDER)

Circulair vs causaal

Interpuncties

Vastlopen in label

Conflict vs menigsverschil

AXIOMA 4: MENSEN COMMUNICEREN ZOWEL DIGITAAL ALS ANALOOG (MENSEN

BEÏNVLOEDEN MET WOORDEN EN VOORAL ZONDER WOORDEN)

Digitale en analoge taal

AXIOMA 5: ELKE UITWISSELING VAN COMMUNICATIE IS OFWEL SYMMETRISCH OFWEL

COMPLEMENTAIR (WIE HEEFT HET VOOR HET ZEGGEN, WIE LAAT HET VOOR HET

ZEGGEN?)

Symmetrische en complementaire communicatie

TOEPASSING COMMUNICATIETHEORIE VIA ROLLENSPEL

Groepjes van 4 of 5:

o 2 cliënten ( koppel)

o 1 psycholoog

o 1 of 2 observatoren

Page 46: Relatie- en Gezinstherapie - VPPK · Practica = 8/20 o 6 examencasus o 2 procesevaluatie (aanwezigheid + betrokkenheid en actieve medewerking)

Toep

assi

ng

van

les

1 to

t 3

via

casu

ïsti

ek

38

Psycholoog/ observatoren wisselen doorheen oefening van rol

DOEL VAN NABESPREKINGEN

Samen nadenken over de casus

De link tussen theorie en praktijk verhelderen

Feedback vanuit jouw observatie en aanvoelen als cliënt of als observator

o In ik-boodschappen spreken

o Feedback op interventies en niet op persoon

Context creëren waarin je zoveel mogelijk op je gemak bent om te durven oefenen

5’ GESPREK DOOR PSYCHOLOOG 1

Telefonische aanmelding door de vrouw o.w.v conflicten in de relatie

Kennismaking + bevragen van het conflict met focus op

o Binnenkant man/ buitenkant man

o Binnenkant vrouw/buitenkant vrouw

o Bedoeling versus effect

o Hoe interpreteren ze elkaars binnenkant?

OBSERVATOREN NOTEREN

Wat observeer je aan buitenkant psycholoog/cliënten?

Welke interpretaties maak je over binnenkant psycholoog/cliënten?

Welke hypotheses vorm je i.v.m. bedoeling en effect

o Van psycholoog naar koppel

o Van partners t.o.v. elkaar

Eigen ideeën over mogelijke interventies

NABESPREKING: PSYCHOLOOG

Wat gebeurde er aan mijn binnenkant?

Waar twijfelde ik over mijn interventies?

Waar had mijn interventie wel/ niet het bedoelde effect?

NABESPREKING: BEIDE PARTNERS OM BEURT

Heb ik mij gehoord gevoeld door psycholoog/door mijn partner?

Wat deden de uitspraken van mijn partner/van psycholoog aan mijn binnenkant?

Wou ik dat dit zichtbaar zou zijn aan mijn buitenkant?

NABESPREKING: OBSERVATOR(EN)

Wat observeerde je aan buitenkant psycholoog/cliënten?

Welke interpretaties maakte je over binnenkant psycholoog/cliënten?

Welke hypotheses vorm je i.v.m. bedoeling en effect

o Van psycholoog naar koppel

o Van partners t.o.v. elkaar

Eigen ideeën over mogelijke interventies

Page 47: Relatie- en Gezinstherapie - VPPK · Practica = 8/20 o 6 examencasus o 2 procesevaluatie (aanwezigheid + betrokkenheid en actieve medewerking)

Toep

assi

ng

van

les

1 to

t 3

via

casu

ïsti

ek

39

FORMULEREN VAN HYPOTHESES

Sommige hypotheses ‘in je rugzak’

Andere hypotheses kan je aftoetsen

o Verwoording afwegen

o Altijd in vraagvorm/tentatief

VOORBEREIDEN GESPREK 2 DOOR PSYCHOLOOG/OBSERVATOREN

Wat communiceert dit koppel op inhoudsniveau?

Hypothesevorming op betrekkingsniveau

Cliënten stemmen intussen af: wat speelt er voor elk van hen op betrekkingsniveau?

5’ GESPREK DOOR PSYCHOLOOG 2

Hypothese formuleren op betrekkingsniveau

Bij beide partners bevragen:

o Hoe kijkt elk van hen naar die hypothese? Klopt ze?

o Zouden ze het zelf anders formuleren?

o Wat gebeurt er aan hun binnenkant als ze de uitspraak van hun partner/van

psycholoog horen?

OBSERVATOREN NOTEREN

Wat observeer je aan buitenkant cliënten als psycholoog hypothese verwoordt en dit verder

bespreekt?

Welke interpretaties maak je over binnenkant psycholoog/cliënten?

Welke hypotheses vorm je i.v.m. bedoeling en effect

o Van psycholoog naar koppel

o Van partners t.o.v. elkaar

Eigen ideeën over mogelijke verwoording en verdere interventies

NABESPREKING + VOORBEREIDING GESPREK 3

Nabespreking: zie na vorige gesprek

Hypothesevorming i.v.m. interpuncties (door koppel apart/door psycholoog & observator):

o Verschillende interpuncties door beide partners

o Jouw interpunctie als psycholoog

o Gemeenschappelijke interpunctie zoeken

5’ GESPREK DOOR PSYCHOLOOG 3 (OF DOOR 1 EN 2 SAMEN)

Interpuncties als hypotheses aanbrengen

Gemeenschappelijke interpunctie als hypothese brengen

Dit met koppel verder bespreken

OBSERVATOREN NOTEREN

Wat observeer je aan buitenkant psycholoog/cliënten als psycholoog hypotheses aanbrengt?

Page 48: Relatie- en Gezinstherapie - VPPK · Practica = 8/20 o 6 examencasus o 2 procesevaluatie (aanwezigheid + betrokkenheid en actieve medewerking)

Toep

assi

ng

van

les

1 to

t 3

via

casu

ïsti

ek

40

Welke interpretaties maak je over binnenkant psycholoog/cliënten?

Welke hypotheses vorm je i.v.m. bedoeling en effect

o Van psycholoog naar koppel

o Van partners t.o.v. elkaar

Eigen ideeën over mogelijke interventies

NABESPREKING

Zoals na gesprek 1 & 2

Wat leer je als groep uit het geheel van deze oefening?

Nabespreking in grote groep

STRUCTURELE BENADERING (LES 1)

Grenzen

o Intergenerationele grens/alianties/coalities

Cohesie

o Continuum kluwen vs. loszand

Hiërarchie

o Macht

o 4 pathologische structuren

Flexibiliteit

o Veranderingen

o Difuus vs. rigide

Gezinsontwikkelingscyclus

CONTEXTUELE BENADERING (LES 2)

Context

o Historische-contextuele-consitutionele factoren

Loyauteiten

o Horizontaal

o Verticaal

Loyaliteitsconflicten

VIDEO DEEL 1

Hypothesen formuleren/interventies noteren uit:

o Structurele benadering: grenzen, cohesie

o Structurele benadering: hiërarchie, flexibiliteit, gezinsontwikkelingscyclus

o Contextuele benadering

o Communicatietheorie

4 groepen + nabespreking in hele groep

Page 49: Relatie- en Gezinstherapie - VPPK · Practica = 8/20 o 6 examencasus o 2 procesevaluatie (aanwezigheid + betrokkenheid en actieve medewerking)

Toep

assi

ng

van

les

1 to

t 3

via

casu

ïsti

ek

41

VIDEO DEEL 2

Hypothesen formuleren/interventies noteren uit:

o Structurele benadering: grenzen, cohesie

o Structurele benadering: hiërarchie, flexibiliteit, gezinsontwikkelingscyclus

o Contextuele benadering

o Communicatietheorie

Ieder let op alle aspecten

4 groepen + nabespreking in hele groep

VOORBEREIDING LES 5

Verplichte literatuur:

o De Wolf, E. & le Fevere de Ten Hove, M. (2014). Oplossingsgericht perspectief. In

A. Savenije, M.J. van Lawick, E.T.M. Reijmers (red.), Handboek Systeemtherapie

(p.325-337). Utrecht: de Tijdstroom.

Page 50: Relatie- en Gezinstherapie - VPPK · Practica = 8/20 o 6 examencasus o 2 procesevaluatie (aanwezigheid + betrokkenheid en actieve medewerking)

Op

loss

ing

sger

ich

te b

enad

erin

g

42

OPLOSSINGSGERICHTE BENADERING

S. De Shazer

I. Kim Berg

LESOVERZICHT

Inleiding

Basisprincipes

Probleem of beperking?

Mensbeeld

Symptoom = hefboom tot verandering

Therapeutische houding

Taken van de therapeut

Mogelijke interventies

Mogelijke opdrachten

Oefeningen: video, oefeningen

o Video Marc Crouzen

o Oefening doelvragen

o Video Kim Berg

o Oefening uitzonderingen/hulpbronnen

Afronding

INLEIDING

Praten over problemen draait om problemen

Praten over oplossingen creëert oplossingen

o Bij het oplossingsgericht werken gaat men zelfs vaak niet focussen op de oorzaak

o Wordt ook vaak gebruikt bij management

Van problem-focused naar solution-focused werken

ERVARINGSOEFENING: FOCUS

Schaalvraag: “Hoe competent voel je jezelf op dit moment als psycholoog in wording?”

Iedereen situeert zich in de ruimte op de schaal van

o 1 (helemaal niet competent genoeg)

o tot 10 (voldoende competent)

Docent bevraagt competentiegevoel

o Problem-focused

o Solution-focused

Nabespreking van de ervaringen

o Wat is er verschillend?

o Welke effecten heeft dit?

Page 51: Relatie- en Gezinstherapie - VPPK · Practica = 8/20 o 6 examencasus o 2 procesevaluatie (aanwezigheid + betrokkenheid en actieve medewerking)

Op

loss

ing

sger

ich

te b

enad

erin

g

43

BASISPRINCIPES

Repareer niet iets wat niet stuk is (bv. in een relatie)

Als iets werkt, doe het dan vaker

Als iets niet werkt, probeer dan iets anders (“je hebt niets te verliezen”)

Kleine stappen kunnen tot grote veranderingen leiden (sneeuwbaleffect): dé oplossing kan

bv. bestaan uit allemaal kleine oplossingetjes

Geen enkel probleem is er altijd: uitzonderingen zijn een deur tot potentiële oplossingen (zijn

er ook momenten waarop het niet voorkomt?)

De oplossing hoeft niet per se in verband te staan met het probleem

Gebruik oplossingsgerichte taal: ‘roze bril’

Verandering vindt voortdurend plaats en is onvermijdelijk, je kunt dat niet tegenhouden

De toekomst is maakbaar en onderhandelbaar: mensen de controle over hun leven geven

PROBLEEM OF BEPERKING?

Gaat het om een probleem of beperking?

o Probleem: oplosbaar

o Beperking: acceptatie, mogelijkheden binnen de beperkingen zoeken

Soorten beperkingen:

o Biologisch: geslacht, leeftijd, handicap, …

o Sociaal/cultureel: tijd waarin we leven, onze familie, dorp of stad, …

o Overige: ingrijpende beslissingen en trauma’s: partnerkeuze, kindertal, …

OEFENING: PROBLEEM OF BEPERKING?

In groepjes van 3 of 4

Elk groepje krijgt casus

Bespreek:

o Probleem of beperking?

o Mogelijke oplossingen indien probleem?

Nabespreking in grote groep

MENSBEELD

De cliënt is de expert in therapie: hij kent zijn probleem, bezit hulpbronnen en definieert het

doel van de therapie

Mensen hebben zelfhelende capaciteiten

Cliënten tonen vaak aan hoe ze veranderingen willen bereiken

Het maken van keuzes bevordert het psychische welzijn

SYMPTOOM = HEFBOOM TOT VERANDERING

Pathologie treedt op

o Bij overgangsmomenten of

o Bij veranderingen in de samenstelling van het systeem,

Want: de oude manier van handelen is niet afgestemd op nieuwe behoeften

Page 52: Relatie- en Gezinstherapie - VPPK · Practica = 8/20 o 6 examencasus o 2 procesevaluatie (aanwezigheid + betrokkenheid en actieve medewerking)

Op

loss

ing

sger

ich

te b

enad

erin

g

44

Symptoom:

o Is meest adequate antwoord op dat ogenblik

o Bevat al oplossingselementen

THERAPEUTISCHE HOUDING

Therapie is een afspraak tot verandering

De therapeut is altijd waarderend tegenover de cliënt: proficiateren (bv. depressieve cliënt:

“je hebt blijkbaar toch de moed gevonden om tot hier te komen, hoe heb je dat gedaan?”)

De therapeut is altijd nieuwsgierig en zoekend

TAKEN VAN DE THERAPEUT

Identificeren van de hulpvraag/de doelen en van resources/hulpbronnen

Focussen op de toekomst

Creëren van keuzemogelijkheden

Ondersteunen van zelfwerkzaamheid

Begeleiden van eerste stappen naar verandering

MOGELIJKE INTERVENTIES

Doelvragen (“Wat zou je vandaag willen bereiken, dat als je hier buiten gaat dat je het gevoel

hebt dat het een zinvolle sessie was?”): grote doelen, opgesplitst in kleine doelen

Vragen naar uitzonderingen (“Wanneer gaat het beter?”)

Copingvragen (“Hoe doe je dat toch om dit vol te houden?”)

Schaalvragen (“Hoe zit het met je motivatie nu en vroeger?”): werkt heel goed bij concrete

mensen (bv. ingenieurs)

Mirakelvraag / een-beetje-mirakelvraag

Reframing: positief herkaderen (bv. mevrouw die al 15 jaar een eetprobleem heeft:

voedselintolerantie?)

MOGELIJKE OPDRACHTEN

Mirakelopdracht (beetje experiment: probeer je nu eens een week te gedragen zoals het

mirakel al zou plaatsgevonden hebben)

Observatieopdracht

Continueringsopdracht

Oplossingsgericht genogram (Waar zitten in het genogram de hulpbronnen? Bv. broer die niet

gescheiden is)

Toekomstprojecties (bv. doen alsof je 20 jaar ouder bent en schrijf een brief aan jezelf met

tips om te doen om daar te geraken)

Page 53: Relatie- en Gezinstherapie - VPPK · Practica = 8/20 o 6 examencasus o 2 procesevaluatie (aanwezigheid + betrokkenheid en actieve medewerking)

Op

loss

ing

sger

ich

te b

enad

erin

g

45

VIDEO EN OEFENINGEN

VIDEO MARC CROUZEN: WONDERVRAAG

Oefening: doelvragen

Video Kim Berg: schaalvraag

Oefening: uitzonderingen/hulpbronnen

VIDEO “WONDERVRAAG”

Marc Crouzen: “wondervraag”

https://www.youtube.com/watch?v=cQ2J-SzgDtE

NABESPREKING VIDEO

Wat valt je op ?

Welk soort vragen worden gesteld?

Wat is het effect op de cliënt?

OEFENING DOELVRAGEN

Doelbepaling: wat wil de cliënt bereiken?

Het grootste effect bereik je als doelen

o Aantrekkelijk en haalbaar zijn

o Relevant en zinvol zijn

o Voordelen hebben

o Wel-doelen zijn (“aanwezigheid”)

o Uit eigen motivatie ontstaan

Tips voor de formulering van het doel:

o Door de cliënt uitvoerbaar

o Verdeelbaar in kleine stapjes (sneeuwbaleffect)

o Specifiek en concreet, realistisch

o Aangepast aan ecologische gegevens

o Positieve formulering (geen negaties)

OEFENING: DOELVRAAG

In groepjes van 3

A probleem, B en C bevragen:

o Waarmee ben je hier vandaag gekomen? Wat zou nuttig zijn om te bespreken?

o Waaraan zou je merken dat dit gesprek nuttig voor je is geweest?

o Wat wil je dat er anders wordt? Wat wil je dat er beter gaat?

o Wat wil je behouden van de huidige situatie?

o Wat zie je jezelf doen als het probleem opgelost is? Hoe merken anderen het?

NABESPREKING: DOELVRAAG

Hoe was dit voor A?

Hoe was het voor B en C?

Page 54: Relatie- en Gezinstherapie - VPPK · Practica = 8/20 o 6 examencasus o 2 procesevaluatie (aanwezigheid + betrokkenheid en actieve medewerking)

Op

loss

ing

sger

ich

te b

enad

erin

g

46

Welke vragen waren helpend?

VIDEOFRAGMENT KIM BERG: ILLUSTRATIE SCHAALVRAAG

In groepjes van 3

Opdracht:

o Welke sterktes en oplossingen reiken de cliënten zelf aan?

o Welke interventies doet de therapeut?

o Welke effecten zie je bij het koppel/elk individu?

Terugkoppeling in de grote groep

OEFENING: UITZONDERINGEN/HULPBRONNEN

In groepjes van 3

A probleem, B en C bevragen:

Wat is het probleem? Wat gaat er wel al goed? Wanneer is het probleem minder aanwezig?

Wanneer gaat het beter? Wat heeft tot nu toe geholpen? Wat viel je op dat kan helpen?

Wat helpt om er minder last van te hebben?

Hoe krijg je het voor mekaar dat het soms beter gaat? Wat doe je dan anders?

NABESPREKING: UITZONDERINGEN/HULPBRONNEN

Hoe was dit voor A?

Hoe was dit voor B en C?

Welke vragen waren helpend?

TEKST: HET OPLOSSINGSGERICHT PERSPECTIEF

INLEIDING

Grondleggers

o De Shazer en Kim berg

o Werkten in het MRI en richtten achteraf het Brief Family Therapy Centre op

o In het begin: focus op PROBLEM SOLVING

o Maar 2 belangrijke verschuivingen

Meer aandacht voor hoe taal de werkelijkheid creëert verschil tussen

PROBLEM TALK en SOLUTION TALK

Steeds meer richten op “wat werkt” (o.b.v. inductief onderzoek)

Begin van Solution-Focused brief Therapy

o Niet per se het oplossen van problemen

o WEL het opbouwen van een gewenste toekomst

o Door middel van TAAL

o De aard van het probleem werd steeds minder richtinggevend voor het

therapeutisch proces

Onderzoek: oplossingsgerichte therapie blijkt even effectief als een aantal evidence based

methodieken en in sommige gevallen zelfs effectiever

o + Minder sessies nodig voor hetzelfde resultaat

Page 55: Relatie- en Gezinstherapie - VPPK · Practica = 8/20 o 6 examencasus o 2 procesevaluatie (aanwezigheid + betrokkenheid en actieve medewerking)

Op

loss

ing

sger

ich

te b

enad

erin

g

47

ONTWIKKELING

Het is een redelijk evidence based methode

o Inductief onderzoek

De Shazer en Berg vroegen zich af wat net de elementen waren van de therapie die werkten

o Ze hebben dit onderzocht door een voor een problem solving technieken te

verwijderen en ze gingen na of dit een invloed had op het effect van de therapie

Ze vroegen zich af wat NIET werkt, maar ze vroegen zich zeker ook af wat WEL WERKT

o Ze onderzochten hiervoor gesprekken met families om te kijken welke

vooruitgang ze boekten en wat voor die vooruitgang gezorgd had

Een deel van WAT WERKT = therapeutische toevalligheden

o Therapeutisch effect = cliënten werden optimistischer en hoopvoller of ze kregen

nieuwe ideeën

Hoe duidelijker cliënten hun doelen konden formuleren, in de zin van wat zij WEL wilden

bereiken, des te groter was de kans dat ze die doelen ook zouden bereiken!

OPM: het werd ook duidelijk dat wat werkt bij de ene cliënt niet noodzakelijk werkt bij de

andere cliënt

o Je moet dus aandacht blijven geven aan de vraag OF deze interventies voor DEZE

cliënten wel werken

BELANGRIJKSTE CONCEPT = DOEN WAT WERKT

UITGANGSPUNTEN

Basisuitgangspunten

o Aansluiten bij de betekeniswereld van cliënten

o Uitgaan van wat al bij hen en in hun context aanwezig is

o Niet theoretiseren over het functioneren van cliënten

o Nadruk op de werkbaarheid van hypothesen en niet op ‘de waarheid’ ervan

o Kleine verschillen kunnen een groot verschil maken

Geen noodzakelijk verband tussen, problemen en de oplossing ervan

8 uitgangspunten

o Wat niet stuk is, moet je niet maken: werk alleen met wat een cliënt anders wil of

met wat hij wil bereiken

o Als iets werkt, doe er dan meer van: beoordeel een oplossing op haar

werkzaamheid, ook al is het effect totaal anders dan wat de therapeut had

verwacht

o Als iets niet werkt, doe dan iets anders. Doorgaan met iets dat niet werkt, leidt tot

niets

o De klasse van de problemen behoort niet tot de klasse van de oplossingen: problem

solving is iets anders dan solution building en tussen deze twee is geen causaal

verband

o Kleine stapjes kunnen tot grote veranderingen leiden: een klein verschil kan al veel

nuttige informatie geven over wat er al dan niet werkt

o De taal voor de beschrijving van de oplossing is anders dan de taal voor het

beschrijven van het probleem: woorden die gebruikt worden in de context van het

probleem hebben een andere betekenis in de context van de oplossing

o Geen enkel probleem is er altijd: er zijn altijd momenten waarop het probleem er

even niet is, dit geeft informatie over wat werkt

Page 56: Relatie- en Gezinstherapie - VPPK · Practica = 8/20 o 6 examencasus o 2 procesevaluatie (aanwezigheid + betrokkenheid en actieve medewerking)

Op

loss

ing

sger

ich

te b

enad

erin

g

48

o De toekomst is zowel maakbaar als onderhandelbaar: de toekomst is een

hoopgevende plek waar mensen hun eigen koers en toekomst kunnen bepalen

Cliënten en de context waarin zij leven, bevatten al de ingrediënten en de middelen die zij

nodig hebben om hun gewenste situatie te bereiken

o Cliënten zijn experts wat betreft hun eigen gewenste situatie + in het

herontdekken van ingrediënten en middelen die daarvoor nodig zijn

BESCHRIJVING

“Oplossingsgericht” = verwarrende naam

o Ze zijn niet per se gericht op de oplossing van een probleem

o Eerder gericht op de gewenste situatie, deze kan losstaan van het oplossen van

het probleem op zich

o State of being solved, gewenste situatie

o Cliënten een situatie laten beschrijven waar het probleem geen probleem meer is

o Verandering faciliteren in de richting van die gewenste toekomst

Onderzoeken wanneer (delen van) deze gewenste situatie er soms al is

= Uitzonderingen

o Deze kunnen een vertrekpunt vormen voor het verder uitbouwen van de situatie

o Cliënten ontdekken hierdoor soms zelf de verschillende combinaties van factoren

die ervoor kunnen zorgen dat zij grip krijgen op de verandering die ze wensen

Co-constructie van de cliënt, de therapeut en de omgeving van de cliënt!

o Therapeut is expert van het proces

o De cliënt is expert van de inhoud of iets werkt of niet wordt beoordeeld door de

cliënt!

DE THERAPEUT

Samen met de cliënt opbouwen van solution talk

o Cliënt volgen qua inhoud en ook de taal van de cliënt overnemen

o Cliënt volgen in waar hij naartoe wil en hoe snel die dat wil doen

= Leading from one step behind

Don’t think, but observe

o Niet oordelen en verklaren

o Werken met wat er op het moment gebeurt en gezegd wordt

o Vragen stellen, luisteren, observeren, verwijzen naar gewenste situatie,

uitzonderingen of ingrediënten die werkzaam lijken

= Luisteren, selecteren, bouwen

o Nieuwsgierige, onwetende interviewer die vertrouwen heeft in de kracht van de

cliënt

MOTIVATIE EN SAMENWERKING

Cliënten kunnen in hun relatie met de therapeut onderscheiden worden in 3 groepen

o Bezoekerstypische relatie (visitor, bezoeker): wordt door iemand gestuurd

o Klachttypische relatie (compliant, klager): oplossingen buiten zichzelf zoeken

o Klanttypische relatie (customer, klant): intrinsiek gemotiveerd en weet dat hij een

aandeel heeft in de oplossing van het probleem

! De samenwerking en de motivatie worden niet alleen door de cliënt bepaald, maar ook door

de manier waarop de therapeut aansluit bij de cliënt

Page 57: Relatie- en Gezinstherapie - VPPK · Practica = 8/20 o 6 examencasus o 2 procesevaluatie (aanwezigheid + betrokkenheid en actieve medewerking)

Op

loss

ing

sger

ich

te b

enad

erin

g

49

Brugse model

o Vrijblijvende relatie: voorbijganger

o Zoekende relatie: zoeker

o Consulterende relatie: koper

o Samenwerkende relatie: co expert

!! ALTERNATIEVE VISIE

o = Wanneer een cliënt bij een therapeut komt, is die cliënt per definitie

gemotiveerd en er is per definitie een samenwerking aanwezig

Het is dan de taak van de therapeut om de motivatie te ontdekken, te

zien, te valideren en vast te houden

OPMERKING: die motivatie hoeft niet per definitie intrinsiek te zijn. ook

iemand die gestuurd wordt is in principe gemotiveerd

Wanneer er geen samenwerking tot stand kan komen is dat volgens DeShazer door een falen

van de therapeut om de motivatie te zien bij de cliënt en daarbij aan te sluiten

OPLOSSINGSGERICHTE CONVERSATIES

Technieken zullen alleen werkzaam zijn, wanneer rekening gehouden wordt met het contact

met de cliënt en met het nodige aftoetsen of deze techniek bij deze cliënt wel werkzaam is

5 technieken die veelal deel uitmaken van oplossingsgerichte conversaties

o Starten en een eerste richting bepalen

o De gewenste situatie creëren

o Uitzonderingen identificeren

o Het meten van progressie

o Vervolgsessies

OPM: ook het erkennen en valideren van problem talk is een belangrijk onderdeel

o De negatieve impact van een probleem moet eerst voldoende erkend worden,

vooraleer overgegaan kan worden naar solution talk

o Belangrijk ook om een respectvolle of werkzame relatie op te bouwen

Het probleemverhaal wordt gerespecteerd en gevalideerd, maar in principe niet verder

onderzocht, uitgediept of geanalyseerd

STARTEN EN EEN EERSTE RICHTING BEPALEN

Een kennismaking met de cliënt en zijn gezin vindt waar mogelijk plaats ‘buiten het probleem

om’

o VB zichzelf voorstellen door te vertellen over dingen die ze leuk vinden of als

waardevol ervaren

o Zo krijgt de therapeut een idee over waar de mensen nu al tevreden mee zijn

Therapeut kan vragen wat de uitkomst zou moeten zijn van de therapie als geheel of de sessie

waar men op dat moment voor staat

o Zo krijgen ze een gezamenlijk idee van de gewenste uitkomst van het

therapeutisch proces

o Vaak spreken cliënten dan nog over hoe ze willen dat het probleem opgelost

moet worden

o De therapeut kan dan doorvragen naar wat er anders zou zijn = solution building

Pre session change

o = verandering die veronderstelt wordt te hebben plaats gevonden tussen de

aanmelding en de eerste afspraak

Page 58: Relatie- en Gezinstherapie - VPPK · Practica = 8/20 o 6 examencasus o 2 procesevaluatie (aanwezigheid + betrokkenheid en actieve medewerking)

Op

loss

ing

sger

ich

te b

enad

erin

g

50

First fomula task

o = Vragen naar wat men van het huidige leven zou willen behouden

DE GEWENSTE SITUATIE CREËREN

= Uitgebreide co-constructie an de gewenste situatie

o Gedetailleerde beschrijving van hoe het leven van de cliënt eruit zou zien als de

therapie niet meer nodig zou zijn en de cliënt én zijn omgeving tevreden zouden

zijn over zijn/haar situatie

OPM: een gewenste situatie is niet zomaar het omgekeerde van het probleem

Wondervraag

o Als het probleem er niet zou zijn, hoe zou jullie wereld er dan uitzien?

o Op die manier creëert de cliënt een gedetailleerd beeld van de context waarin er

geen problemen zouden zijn

o Beschrijvingen van GEDRAG + Welk soort interacties met anderen er zouden

ontstaan = RELATIEVRAGEN

o In principe komen woorden als ‘minder’, ‘geen’, of ‘niet’ niet voor

! Ver doorvragen bij solution talk, niet blijven hangen bij de problemen

UITZONDERINGEN IDENTIFICEREN

Welke situaties in uw huidige leven lijken al een beetje op de gewenste situatie

o Idee: er is altijd al een beetje van de gewenste situatie aanwezig. Deze kan dus

verder uitgebouwd worden

Eerst zoeken naar momenten dat het probleem er even niet was = problem talk

o Aanwijzingen van wat werkzame ingrediënten zouden kunnen zijn voor de

gewenste situatie

HET METEN VAN PROGRESSIE

Verbinding met het hier en nu én met het probleem wordt tijdelijk verbroken wanneer met

een gewenste situatie probeert te co-creëren sprong naar de toekomst

Schaalvragen (lijn van 1 tot 10)

o Verbinding tussen het hier en nu en de gewenste situatie in de toekomst

o Meten hoe ver je al staat

o Schaal geeft de mate aan waarin de gewenste situatie aanwezig is in het leven van

de cliënt

Samen werken naar de gewenste situatie in kleine stappen

VERVOLGSESSIES

= Navragen wanneer er na de vorige sessie situaties geweest zijn die een beetje beter waren

om vervolgens uit te zoeken welke ingrediënten dar verantwoordelijk voor waren

o “Wat is er tussen nu en de vorige keer beter gegaan?”

Vaak zullen cliënten deze kleine veranderingen eerst als onbelangrijk, als toevallig of door

externe zaken zien

o Dus: blijven ondervragen hoe de cliënt hier zelf een aandeel in gehad heeft

o Meer greep laten krijgen op verandering

Tip: visualiseren van progressie op een schaal

Page 59: Relatie- en Gezinstherapie - VPPK · Practica = 8/20 o 6 examencasus o 2 procesevaluatie (aanwezigheid + betrokkenheid en actieve medewerking)

Inta

kep

roce

s en

met

ho

die

ken

51

INTAKEPROCES EN METHODIEKEN

INTAKEPROCES

Fasen in therapie :

o Informatieverzameling en opbouw vertrouwensrelatie

o Hypothesen formuleren en toetsen

o Contract opstellen

Chronologie:

o Lijkt zeer chronologisch, maar in de praktijk lopen de fasen wel door elkaar

o Enkel het contract opstellen is doorgaans wel eerder aan het einde van de intake

INFORMATIEVERZAMELING EN OPBOUW VERTROUWENSRELATIE

Aanmelding (meestal telefonisch)

o Exploratie cliëntgegevens – kort (je hoeft nog niet het ganse verhaal te horen van

diegene die belt, want dan kan er al meteen een soort conflict zijn, bv. de vrouw

belt en je kent het verhaal al van de vrouw, en de man voelt zich reeds

achtergesteld)

o Uitnodigen voor gezins- of partnergesprekken

o Let op: de aanmelding gebeurt soms door de psycholoog zelf, of soms via een

secretaresse bijvoorbeeld

Dat maakt zeker een verschil

Soms is het zinvoller om ook het allereerste gesprek zelf te doen; dan

hebben zowel jij als de mensen al een idee van hoe het er aan toe zal gaan

Exploratie in vraagvorm (let op: de vragen zijn reeds interventies!)

Veel informatie; vraagt alertheid + de nodige mate van structuur aanbrengen

Opbouw vertrouwensrelatie; context waarin spreken veilig is

o Dit zit in vele kleine dingen, er moet een basisvertrouwen zijn

o Praat er ook over als je merkt dat dit er niet is!

Élke cliënt moet zich gehoord voelen: meervoudige partijdigheid!

Fasen (lopen door elkaar en kunnen niet altijd in hetzelfde gesprek aan bod komen):

1. Sociale introductie en kennismaking

2. Bespreken verwijzing

3. (Meta)kijk op therapie als oplossing

4. Taxatie probleemgebieden

5. Contextverbreding en loyauteitsdimensie

Page 60: Relatie- en Gezinstherapie - VPPK · Practica = 8/20 o 6 examencasus o 2 procesevaluatie (aanwezigheid + betrokkenheid en actieve medewerking)

Inta

kep

roce

s en

met

ho

die

ken

52

SOCIALE INTRODUCTIE & KENNISMAKING

Doel: op gemak stellen

Hoe?

o Ijs breken, zichzelf – setting & procedures voorstellen

Bv. “ Heb je het goed gevonden? Ik zie dat je nat bent, doe je jas uit… ”

Bv. “Wil je iets om te drinken?”

Uitleg over werking

Beroepsgeheim (supervisie, uitzonderingen, ...)

Kostprijs (begin er zelf over, geen gemakkelijk onderwerp)

o Cliënten stellen zichzelf voor

Kan los of gericht

Bv.: “Je bent hier met een bepaalde zorg, maar zou het mogelijk zijn om

vooraleer we over de zorgen spreken iets over jezelf te vertellen los van

de klacht?”

Hoelang samen? Studies? Werk? Gezin van herkomst?

Even ruimte maken voor een gezond, positief verhaal (= narratief)

Noteren + duidelijk maken wie inzage heeft

BESPREKEN VERWIJZING

Bespreken verwijzing:

o Hoe is men hier terechtgekomen? Wat brengt jullie hier?

o Verwijsbrief?

Belangrijk: transparant zijn!

Bv. zeggen wat er in die verwijsbrief stond

o Bv. ook: “Wat denk je dat ik al over je weet?”

Video deel 1

o Welke aspecten van

1. Sociale introductie en kennismaking

Gewoonte om nota te nemen (maar vraagt wel geen

toestemming)

Vraagt wie de cliënten zijn, wil hen leren kennen

Ijsbreker: glaasje water ?

NIET: hoe therapie in zijn werk gaat, procedure, wie ze zelf is

(naam !), niets verteld over het beroepsgeheim, …

2. Bespreken verwijzing

zie je toegepast in de video?

o Welke aspecten mis je?

METHODIEKEN

Structureren:

o Structuur geven: aangeven wanneer een sessie begint en stopt, afspraken maken

(niet komen = verwittigen), actief werken (bv. samenvatten, …)

o Informatie kanaliseren

o Even onderbreken (evt. toestemming vragen)

Page 61: Relatie- en Gezinstherapie - VPPK · Practica = 8/20 o 6 examencasus o 2 procesevaluatie (aanwezigheid + betrokkenheid en actieve medewerking)

Inta

kep

roce

s en

met

ho

die

ken

53

o Verschillende stadia van behandeling uitleggen

Over sessies heen, maar ook binnen de sessie zeggen wat er zal gebeuren

o Op tijd beginnen en op tijd stoppen

Normaliseren: aangeven dat men niet de enige is, …

o “Jouw probleem is niet abnormaal”

o !! OPLETTEN: de manier waarop je dit doet is van belang en het mag niet

overkomen als wegwimpelen van een probleem: je moet de mensen blijven

erkennen in hun lijden, in hun probleem !!

o Het is wel goed wanneer je bv. schaamte wil wegwerken

Automatische piloot

o Navraag doen of de ene partner weet wat de andere denkt, vertelt, …

Concretiseren: gedetailleerd verslag bekomen, voorbeelden vragen bij abstracte situaties, …

o Doorvragen, filmisch verslag proberen maken

o Nieuwsgierig zijn, alert zijn

o Voorbeelden vragen

o “Hoe bedoelt u …”

Differentiëren: nuancering brengen

o Wanneer, bij wie, wanneer niet, …?

o Reliëf aanbrengen in algemene uitspraken

o Aansluiten bij de leerwereld en de emotionele lading

o Eerst stilstaan bij wanneer er meer problemen zijn, en later pas bij wanneer er

minder problemen zijn

Gemeenschappelijke interpunctie

o Beide personen leggen een interpunctie

o Het is de kunst om te zoeken naar wat er gemeenschappelijk is

o Vertrek van de binnenkanten!

o Bv. elk een andere visie (buitenkant), maar wel beide last van de situatie

(binnenkant)

Invoegen: proberen joinen, proberen aangeven dat je ze begrijpt, …

o Tracking: meegaan in het verhaal

o Mimicry: taal aanpassen

o Support: ondersteunende boodschappen geven

Meerpersoonsrelaties

o Positie 1: invoelen met 2 individuen afzonderlijk

De andere persoon wel in de gaten houden en bij hem/haar aftoetsen

(automatische piloot)

o Positie 2: werken met koppel als geheel: veel minder op het individuele stuk

luisteren, maar kijken hoe ze zich in de relatie of als koppel zien

Psycho-educatie vindt vaak plaats vanuit deze positie

o Positie 3: therapeut als vertaler: uitspraak van de ene proberen uitleggen aan de

andere (andere binnenkantsvertaling maken naar de ander)

Wat door de ene gezegd wordt, wordt teruggekoppeld naar de ander

Begrijpelijk maken van de woorden van de ene partner aan de andere

partner

Meervoudige partijdigheid: elk verhaal beluisteren en respecteren

Page 62: Relatie- en Gezinstherapie - VPPK · Practica = 8/20 o 6 examencasus o 2 procesevaluatie (aanwezigheid + betrokkenheid en actieve medewerking)

Inta

kep

roce

s en

met

ho

die

ken

54

o Tegelijk het perspectief van iedereen kunnen innemen en toch geen partij trekken

o Ook rekening houden met de afwezigen

Observeren (benoemen: bv. met been wiebelen) vs. interpreteren (interpretatie checken: bv.

voel je je niet op je gemak?)

Samenvatten

Video deel 2

(META)KIJK OP THERAPIE

Kijk op therapie

o ‘Wat wil je bereiken?’

o Hulpverleningsgeschiedenis exploreren

Wat heeft gewerkt en wat niet?

Wat zijn de ervaringen met eerdere therapie?

o Hulpbronnen

TAXATIE PROBLEEMGEBIEDEN

Exploratie hulpvraag: ‘Wat is het probleem?’

Hoe? Beweging: breed – smal – breed – … focussen, weer loslaten en op iets anders

focussen, …

o Wat zijn de knelpunten? Daar even bij blijven staan en het dan weer opentrekken

naar andere (probleem)gebieden

o Op het moment dat iemand iets vertelt: smalle focus, daarna weer bredere

o Alle thema’s aanraken op deze manier zicht krijgen op het verloop van de

therapie

Hoeveel thema’s?

Taboethema’s? (seksualiteit en geweld)

Methodieken

Eventueel: diagnostisch instrument best in begin therapie (dan kun je op het einde de

evolutie nagaan)

Page 63: Relatie- en Gezinstherapie - VPPK · Practica = 8/20 o 6 examencasus o 2 procesevaluatie (aanwezigheid + betrokkenheid en actieve medewerking)

Inta

kep

roce

s en

met

ho

die

ken

55

CONTEXTVERBREDING & LOYAUTEITEN

Doel =

o Context van de cliënt verkennen

o Gave terreinen, sterktes verkennen

o Loyauteiten verkennen

o Probleem in context bekijken

Methodiek (bv. genogram)

Video deel 3

HYPOTHESEN FORMULEREN & TOETSEN

Doorlopend en recursief

Feiten en betekenissen

Hypothesen sturen interventies/vragen en brengen verandering op gang

Kenmerken (zie les 1)

BEHANDELPLAN/CONTRACT

Na taxatie

Voorlopig

Video deel 4

o Wat zie je i.v.m.

Hypothesen

Behandelplan/contract

o Welke methodieken vallen jou op?

Behandelplan: eerlijk zijn ik kan geen garanties bieden, maar er zijn wel mogelijkheden

o = Verwachtingen gelijkstellen

o Hoe zien jullie het na dit gesprek?

Page 64: Relatie- en Gezinstherapie - VPPK · Practica = 8/20 o 6 examencasus o 2 procesevaluatie (aanwezigheid + betrokkenheid en actieve medewerking)

Toep

assi

ng

van

les

1 to

t 6

d.m

.v. c

asu

ïsti

ek: o

efen

en in

take

pro

ces

56

TOEPASSING VAN LES 1 TOT 6 D.M.V.

CASUÏSTIEK: OEFENEN INTAKEPROCES

DOEL

Niet: probleem oplossen en alles weten na 1 sessie:

Wel:

o Elkaar leren kennen

o Relatie opbouwen

o Info geven en inwinnen

o Hypotheses vormen en toetsen

AANDACHTSPUNTEN

Wees alert, veel info

Nota’s helpen

Leef je in de cliënt in: voeg in, maak contact, niet koel

Niet te snel begrijpen, wees nieuwsgierig

Zit achteruit, relax, cliënten moeten ook nadenken en werken, stiltes kunnen

Probeer te verruimen, niet verstikken in de problemen

Methodieken helpen!

Page 65: Relatie- en Gezinstherapie - VPPK · Practica = 8/20 o 6 examencasus o 2 procesevaluatie (aanwezigheid + betrokkenheid en actieve medewerking)

Sam

enva

tten

d o

verz

ich

t

57

SAMENVATTEND OVERZICHT

STRUCTURELE BENADERING CONTEXTUELE BENADERING COMMUNICATIEVE BENADERING

1. Grenzen: bepalen relaties tussen gezinnen en omgeving en bepalen relaties binnen gezinnen

Rigide: weinig communicatie tussen (sub)systemen

Diffuus: veel communicatie tussen (sub)systemen

Semi- permeabel: ideale situatie

Intergenerationele grenzen

Alliantie: 2 of meerdere leden van systeem grenzen zich af (samenwerking)

Coalitie: grenzen zich af en sluiten andere buiten (samenwerking tegen ander)

Individu/systeem/intergenerationeel

1. Beïnvloedende factoren

Historische: hechting, oorlog, life-events (verleden heeft invloed op gedrag)

Constitutionele: genetica, beperking, ziekte, biologische factoren

Contextueel (mts): cultuur, idealen, normen en waarden, mensbeelden, economische context, gezinsontwikkelings-cyclus, werksituatie, huidige relatie of problemen, …

Context = de verbindingen of relaties waarbinnen gedrag, situaties, … begrepen kunnen worden al datgene wat betekenis geeft aan gedrag

1. Je kunt niet niet communiceren (invloedsaxioma)

Binnenkant (gevoelens, gedachten) / buitenkant (doen en handelen) / overkant (ontvanger, interpretatie)

Communicatiepatronen

Bevestigend of erkennend: communicatief opmerken en akkoord gaan

Verwerpend: communicatief. opmerken maar niet akkoord gaan

Negerend: niet opmerken of ondermijnen

Bedoeling ≠effect

Mensen beïnvloeden elkaar constant !!

2. Cohesie: emotionele band tussen gezinsleden

Loszandgezin: grote emotionele afstand, weinig wij-gevoel (= zwakke cohesie + rigide grenzen rond individuen + diffuse grens rond gezin)

Kluwengezin: weinig individuele autonomie, zeer hecht (= sterke cohesie + diffuse grenzen rond individuen + rigide grens rond gezin)

= extremen (vaak iets tussenin)

2. Genogram: stamboom met informatie over ruimere context

Verhelderen van gezinspatronen, normen

Transitieleren van vorige generaties: hulpbronnen mobiliseren

Cognitieve herstructurering

Contextualiseren van gezin Niet in hypothese!!

2. Communicatie heeft twee lagen

Inhoud en betrekkingsniveau: feitelijke info versus relationele invulling/interpretatie problemen bij niveauverwarring!

Uitwisselen van zienswijzen: Interpersoonlijke ppt’en Direct vs. indirect PP en PO, POP, POPP, POPO

Sociale ppt’en Het ‘men’ denken

3. Flexibiliteit: mogelijkheid van het systeem om zich aan te passen aan veranderende omstandigheden

Rigide vs chaotisch: te weinig vs. te veel

= continuüm - bepaalt de functionaliteit: kunnen aanpassen heeft veel invloed op structuur!

3. Loyauteiten: wederzijdse rechten en plichten

Horizontale: hier en nu verbindingen, symmetrisch en omkeerbaar (partners, vrienden, collega’s, …)

Verticale: tussen verschillende generaties: asymmetrisch en onomkeerbaar (grootouders, ouders, kinderen)

3. Er bestaat een oneindige reeks communicatie (waarheidsaxioma)

Interpuncties: zoek de gemeenschappelijke, waar je begint, bepaalt betekenis!

Circulariteit: alles hangt met alles samen (≠ causaliteit!!)

Page 66: Relatie- en Gezinstherapie - VPPK · Practica = 8/20 o 6 examencasus o 2 procesevaluatie (aanwezigheid + betrokkenheid en actieve medewerking)

Sam

enva

tten

d o

verz

ich

t

58

Onzichtbare loyauteiten hebben ook invloed !!

Meningsverschillen (≠ waarheden: JA EN) versus conflicten (één waarheid: JA MAAR)

Meervoudige partijdigheid

Herkadreren via dubbelen

Vastlopen in labels: zien elkaar enkel vanuit deze labels

4. Hiërarchie: autoriteit, dominantie, macht om beslissingen te nemen

Pathologische triade: cross-generationele coalitie tss. O en K waaraan andere O ondergeschikt is (ontkend/aanvaard)

Triangulatie: het ‘triangulated’ individu (meestal kind) wordt verplicht te kiezen voor 1 of 2 familieleden

Parentificatie: kind wordt toegestaan intergenerationele alliantie te vormen met O om mee ouderlijk gezag uit te oefenen over brussen (= niet per definitie pathologisch)

Hiërarchie-omkering: ouders minder macht dan kids (evolutie is wel normaal)

Machtsstructuur binnen gezin: Oudersubsysteem hiërarchisch van hogere orde dan kindersubsysteem

4. Loyauteitsconflicten (conflict tus-sen 2 onverenigbare loyaliteiten)

Horizontaal-horizontaal: vb. vrienden vs. partner

Verticaal-verticaal: vb. twee takken in familie, scheiding ouders, grootouders vs. ouders

Horizontaal-verticaal: vb. partner vs. ouders, vrienden vs. ouders

5. Gezinsontwikkelingscyclus

Gezinskaarten

Levenscyclus met verschillende fasen en specifieke taken bij elke fase

Verloofd/samenwonen trouwen

Transitie naar eerste ouderschap

Lagere school kinderen: combineren werk en gezin

Partners/gezin met adolescente kinderen: loslaten, midlifecrisis

Legenestfase: terug koppel worden

Gezinnen in transitie: scheiding - NSG

5. Algemene balans van geven en nemen:

Indien uit evenwicht: loyaliteitsconflicten (schuld en spanning)

6. Transitieleren

Page 67: Relatie- en Gezinstherapie - VPPK · Practica = 8/20 o 6 examencasus o 2 procesevaluatie (aanwezigheid + betrokkenheid en actieve medewerking)

Sam

enva

tten

d o

verz

ich

t

59

STRUCTURELE BENADERING (MINUCHIN)

Elk gezin heeft voorkeursinteractie-patronen om functies mee uit te oefenen

o Doel = onderliggende structuur van het gezin achterhalen door interactie-

patronen te observeren waarmee het gezin zijn functies uitoefent!

Technieken

o Werken met het proces, met wat er gebeurt, minder met wat er wordt gezegd

o Aandacht voor spontane gebeurtenissen

o Voorkeur om met enactment te werken: nieuwe interactiepatronen aanleren

o Visie van het gezin is ook belangrijk (is verweven met proces en structuur)

o Herkadrering + meervoudige partijdigheid

Elementen: ZIE HYPOTHESEBLAD !!

Grenzen (+ intergenerationele grenzen)

Cohesie

Flexibiliteit

Hïerarchie

Gezinsontwikkelingscyclus

Ook sterktes benadrukken !!

CONTEXTUELE BENADERING

Context =

o Al datgene wat betekenis geeft aan gedrag (Bateson)

o Historische, contextuele, constitutionele factoren

o De verbindingen of relaties waarbinnen gedrag, situaties,… begrepen kunnen

worden

Centraal = « cliënt en zijn/haar verbindingen »

o Context = we leven in een oneindig aantal verbindingen

o Die verbindingen die betekenis geven aan gedrag, een situatie, … vormen de

context voor dat gedrag, die situatie, …

HV: interesse in context contextualiseren = verruimen!

Meervoudige partijdigheid ! (vanuit ogen van verschillende partijen)

Specifieke techniek bevragen context + geschiedenis: genogram

Positie HV: geloven in verandering van de patiënt

Doel = keuzemogelijkheden verbreden

Elementen: ZIE HYPOTHESEBLAD

o Constitutioneel, contextueel en historisch

o Genogram

o Loyauteiten

o Loyauteitconflicten

o Algemene balans van geven en nemen

COMMUNICATIETHEORIE (WATZALWICK)

AXIOMA 1: Men kan niet niet communiceren (invloedsaxioma)

Page 68: Relatie- en Gezinstherapie - VPPK · Practica = 8/20 o 6 examencasus o 2 procesevaluatie (aanwezigheid + betrokkenheid en actieve medewerking)

Sam

enva

tten

d o

verz

ich

t

60

o Niet beïnvloeden kan niet en niet beïnvloed worden kan niet

o Communicatie = beïnvloedingsproces

Binnenkant

Buitenkant

Overkant

o Vormen van communicatie

Erkennen/bevestigen: communicatief opmerken + erop ingaan/akkoord

gaan (C)

Verwerpen: communicatief opmerken + ertegen in gaan/niet akkoord

gaan (C)

Negeren: niet opmerken of ondermijnen (D)

Effect is niet gelijk aan bedoeling !! Effect is afhankelijk van

o Effect van mijn buitenkant

o Binnenkant - overkant

o Context

AXIOMA 2: Elke communicatie bezit een inhouds- en een betrekkings-aspect, waarbij het

laatste het eerste classificeert en dus metacommunicatie is

o Inhoud vs. betrekkingsaspect: feitelijke informatie vs. onderliggende bedoeling

Interpersoonlijke perspectieven

Direct: PP, PO

Indirect: POP, POO, POPP, POPO

Sociale perspectieven

AXIOMA 3: Het karakter van de betrekking is afhankelijk van de interpunctie van de reeksen

communicatie tussen de communicerende personen

o Interpunctie = gedrag en communicatie door punten scheiden

o 1 werkelijkheid kan verschillende zienswijzen hebben: gedrag/emoties/cognities

o Waar men begint bepaalt betekenis en betrekking

Herkadrering als techniek

Circulariteit erkennen: alles hangt met alles samen

Gemeenschappelijke interpunctie zoeken

Meningsverschil ≠ conflict

OPLOSSINGSGERICHT BENADERING

Praten over oplossingen creëert oplossingen: solution-focused therapy

o Betekenis en ervaring worden via interactie geconstrueerd

o Een focus op het positieve vereenvoudigt de formulering en opvolging v doelen

o Als iets niet kapot is, probeer het niet te repareren

o Als iets werkt, doe meer van hetzelfde. Als iets niet werkt, doe iets anders

o De oplossing is niet noodzakelijk aan het probleem verbonden

o Uitzonderingen zijn een deur tot potentiële oplossingen

o Verandering gebeurt altijd

o Ook kleine veranderingen zijn welkom – leiden vaak tot grotere veranderingen

Taken therapeut

o Identificeren van de hulpvraag/de doelen en van resources/hulpbronnen

o Focussen op de toekomst

Page 69: Relatie- en Gezinstherapie - VPPK · Practica = 8/20 o 6 examencasus o 2 procesevaluatie (aanwezigheid + betrokkenheid en actieve medewerking)

Sam

enva

tten

d o

verz

ich

t

61

o Scheppen van keuzemogelijkheden: veilige context

o Ondersteunen van zelfwerkzaamheid: bekrachtigen en stimuleren

o Begeleiden van eerste stappen naar verandering

VERLOOP VAN EEN INTAKEGESPREK

Fasen in therapie

o Informatieverzameling

o Hypothesen formuleren en toetsen

o Behandelplan / contract opstellen: na taxatie, voorlopig contract

Niet chronologisch

INFORMATIEVERZAMELING

Exploratie in vraagvorm

Aanmelding (meestal telefonisch)

o Exploratie cliëntgegevens – kort

o Praktische info meegeven

o Uitnodigen voor gezins- of partnergesprekken: systeemgeoriënteerd

Fasen

o Sociale introductie en kennismaking: cliënt op gemak stellen

o Bespreken verwijzing: van waar komt men, verwijsbrief

o (Meta)kijk op therapie als oplossing: hulpbronnen, geschiedenis, wat wil je ?

o Taxatie van probleemgebieden: exploratie hulpvraag (breed-smal-breed- …)

o Contextverbreding en loyauteitsdimensie: sterktes, loyauteiten, sociaal weefsel

Methodieken

o Structureren

o Normaliseren

o Automatische piloot

o Concretiseren

o Differentiëren

o Gemeenschappelijke interpunctie

o Invoegen

Tracking: nagaan van emoties (taal en metaforen)

Mimicry: vb. stem aanpassen aan PT (non-verbal tracking)

Support: steun tonen (valideren van het systeem)

o Meerpersoonsrelaties

Positie 1: invoelen met 2 individuen afzonderlijk

Positie 2: werken met koppel als geheel

Positie 3: therapeut als vertaler

o Meervoudige partijdigheid

o Observeren vs. interpreteren

o Samenvatten

Page 70: Relatie- en Gezinstherapie - VPPK · Practica = 8/20 o 6 examencasus o 2 procesevaluatie (aanwezigheid + betrokkenheid en actieve medewerking)

Sam

enva

tten

d o

verz

ich

t

62

HYPOTHESEN FORMULEREN EN TOETSEN

Doorlopend en recursief

Feiten en betekenissen

Hypothesen sturen interventies / vragen en deze brengen verandering op gang

Kenmerken hypothesen

o Interactioneel: wat er tussen mensen gebeurt

o Systeemtheoretische concepten: grenzen, communicatie, loyauteiten,…

o Circulariteit (in/tussen systemen)

o Meerdere hypothesen die recursief getoetst worden vs. dwingendheid van één

hypothese

o Zwaktes én sterktes (motiverend/niet zien)

o Feiten én betekenissen