REKENEN

11
REKENEN

description

REKENEN. TIJDSEENHEDEN. 1 jaar = 12 maanden 1 jaar = 52 weken 1 jaar = 4 kwartalen 1 kwartaal = 12/4 = 3 maanden en 52/4 = 13 weken Weekgegevens omrekenen naar jaar en dan naar maand. Maandgegevens omrekenen naar jaar en dan naar week. Voorbeeld: Een abonnement kost € 7,50 per week. - PowerPoint PPT Presentation

Transcript of REKENEN

Page 1: REKENEN

REKENEN

Page 2: REKENEN

1 jaar = 12 maanden1 jaar = 52 weken1 jaar = 4 kwartalen1 kwartaal = 12/4 = 3 maanden en 52/4 = 13 weken

Weekgegevens omrekenen naar jaar en dan naar maand.Maandgegevens omrekenen naar jaar en dan naar week.

Voorbeeld:Een abonnement kost € 7,50 per week.Hoeveel kost het abonnement per maand?(52 × 7,5)/12 = € 32,50

TIJDSEENHEDEN

Page 3: REKENEN

Afronden

Kijk steeds wat de eisen zijn.

Staat er niets: afronden op 1 decimaal.

Voorbeeld: 5,494 miljoen wordt 5,5 miljoen.

Geldbedragen afronden op 2 decimalen.

Voorbeeld € 54,6478 wordt € 54,65

Let op: Afronden aan het einde van een berekening.

Page 4: REKENEN

On(gewogen) gemiddeldeOngewogen: alles is even belangrijk. Gemiddelde berekenen: tel alles op, deel door het aantal.

Voorbeeld:Cijfers voor economie: 7, 5, 8 en 10.Gemiddelde (7 + 5 + 8 + 10)/4 = 7,5

Gewogen: er zijn belangrijke en minder belangrijke getallen.Het belangrijke getal telt zwaarder mee, heeft een groter gewicht. Gemiddelde berekenen: tel alles gewogen op, deel door optelling van de gewichten.

Voorbeeld:Cijfers voor economie: 7 (1×), 5 (1×), 8 (3×) en 10 (2×). Gemiddelde (1×7 + 1×5 + 3×8 + 2×10)/7 = 8,0

Page 5: REKENEN

Procentuele verandering Formule: (nieuw – oud) / oud × 100% Voorbeeld: Zakgeld in 2005 per week € 48 Zakgeld in 2006 per week € 56

(N – O) / O × 100% dus (56 – 48)/48 × 100% = 16,7%

Page 6: REKENEN

Procentpunt

Voorbeeld:

Ga je van 50% naar 55%, dan komt er 5 procentpunt erbij.

De procentuele toename is dan 5/50 × 100% = 10%.

Van 20% naar 25% is ook een toename met 5 procentpunt.

De procentuele toename is dan 5/20 × 100% = 25%.

Page 7: REKENEN

Percentage van iets

gedeelte / totaal × 100%

Voorbeeld:Percentage dat per week gespaard wordt van het zakgeld.Gespaard: € 12Zakgeld: € 48Dus: 12 / 48 × 100% = 25%

Page 8: REKENEN

Percentage meer/minder dan

(eerst genoemd – laatst genoemd) / laatst genoemd × 100%

Voorbeeld 1: Ik weeg 80 kg. Jij weegt 56 kg.Hoeveel procent weeg ik meer dan jij?(80 – 56) / 56 × 100% = 42,9% meer

Voorbeeld 2: Ik weeg 80 kg. Jij weegt 56 kg.Hoeveel procent weeg jij minder dan ik?(56 – 80) / 80 × 100% = –30% Dus 30% minder.

Page 9: REKENEN

Nieuwe waarde berekenen

De oude waarde en de procentuele verandering zijn gegeven.

Formule: nieuwe waarde = oude waarde × (100 + %groei) / 100

Voorbeeld: Zakgeld in 2005 per week € 55.In 2006 is het zakgeld gestegen met 20% t.o.v. 2005.Dus zakgeld in 2006: 55 × 120 / 100 = € 66

(Of berekening met groeifactor: 55 × 1,20 = € 66)

O N% groei

?20%€ 55

Page 10: REKENEN

Oude waarde terugrekenen

De nieuwe waarde en de procentuele verandering zijn gegeven.

Formule: oude waarde = nieuwe waarde / (100 + %groei) × 100

Voorbeeld: Zakgeld in 2006 per week € 66.In 2006 is het zakgeld met 20% gestegen t.o.v. 2005.Dus zakgeld in 2005: 66 / 120 × 100 = € 55

(Of berekening met groeifactor: 66 / 1,20 = € 55)

O N% groei

€ 6620%?

Page 11: REKENEN

EINDE