REDE DOOR ZIJNE EXCELLENTIE MR. J. C. KIELSTRAGOUVERNEUR VAN SURINAME OP 8 MEI 1934 UITGE-SPROKEN BIJ GELEGENHEID VAN DE OPENING DER

KOLONIALEN STATEN

My'we ffeerew, Ledew rferf

Sedert ik op 25 October 1933 voor het eerst in Uw midden mochtverschijnen werd het Koninklijk Huis — en ik mag wel zeggen, tevensde bevolking van het geheele Koninkrijk der Nederlanden — getrof-fen door een zwaren slag in het verscheiden van Hare Majesteit A d e 1-h e i d E m m a W i l h e l m i n a , Koningin-Weduwe en Koningin-Moeder, oud-Regentes van het Koninkrijk. Zwaar is de rouw overHaar heengaan. Ontroerend waren de bewijzen van deelneming in ditsmartelijk verlies ook van de zijde der bevolking van Suriname totzelfs in de diepste binnenlanden, die ook nu weer hare gevoelens vanverknochtheid aan het Huis van Oranje zoo oprecht toonde. En diedaarbij ook uiting gaf aan dankbaarheid over de wijze, waarop nuwijlen Koningin Emma zich met alle Haar geschonken gaven, inhet bijzonder met Haar hart, heeft gewijd aan den dienst van Land enVolk.

Hoe gaarne hadden wij Haar nog behouden . . . . doch, gelijk hetWilhelmus het zegt:

„ . . . de Heer van hierboven,Die alle dinck regeertDie men altijt moet lovenEn heeftet niet begheert."

Ons past slechts eerbiedig berusten in Hooger wijsheid doch in dieberusting doordringt ons, ook in onzen rouw, een groote dankbaar-heid voor hetgeen ons gedurende zoo lange jaren in Haar geschonkenwas.

Moge het medeleven van allen die zich in het Nederlandsche Staats-verband weten, Hare Majesteit de Koningin en Haar Huis in dezezware dagen tot troost zijn.

Bij de opening van het nieuwe zittingsjaar, mijne heeren, sla ik vol-gens het bestaande gebruik een korten blik terug over de afgeloopenperiode.