Rapport task force OM ZM - Mr. Online · Deelproject 1 Kwaliteit van ons werk: officier en rechter...
Transcript of Rapport task force OM ZM - Mr. Online · Deelproject 1 Kwaliteit van ons werk: officier en rechter...
3
Inhoudsopgave 3
Hoofdstuk 1 Recht doen 4
1.1 Opdracht van College van procureurs-generaal en Raad voor de rechtspraak 4
1.2 Doel task force OM-ZM
1.2. 1 Achtergrond – OM en Rechtspraak: de rechterlijke macht 4
1.2.2 Openbaar Ministerie en Rechtspraak drijven van elkaar weg 5
1.2.3 Doel: oplossingen voor problemen op koppelvlakken 5
1.3 Waarom gaat het nu wel werken? 6
1.4 Werkzaamheden task force OM-ZM 7
Hoofdstuk 2 Korte termijn oplossingen 8
2.1 Vijf korte termijn oplossingen 8
2.2 Verkeerstoren++ 8
2.3 Structureel lokaal bestuurlijk overleg 10
2.3.1 Twee typen overleg op lokaal niveau: 11
A. Bestuurlijk, tactisch overleg
B. Management niveau, tactisch en operationeel
2.4 Task force in afgeslankte vorm: een stuurgroep 13
2.5 Gezamenlijke verantwoordingsgesprekken parket & gerecht met College & Raad 13
2.6 Uniforme en gestandaardiseerde managementinformatie 14
Hoofdstuk 3 Lange termijn oplossingen 15
3.1 Uitwerking lange termijn oplossingen 15
3.2 Stuurgroep en programmaleiding 16
3.3 Digitalisering 17
3.4 Tijdpad 18
3.5 Financiële gevolgen 18
Deelproject 1 Kwaliteit van ons werk: officier en rechter als eigenaar van strafdossier 19
Deelproject 2 Het besef dat samenwerken loont 20
Deelproject 3 Flexibiliseren zaaksafdoening 22
Deelproject 4 Snelle zaakstroom/ZSM 23
Deelproject 5 Aan te passen wet- en regelgeving 25
Hoofdstuk 4 Hoe nu verder? 27
Bijlage 1 Samenstelling task force OM-ZM 28
Bijlage 2 Overzicht projecten/programma’s OM en Rechtspraak 29
Bijlage 3 Financiële inschatting 2014 33
Bijlage 4 Werkgroep MI: geüniformeerde managementinformatie 35
4
Hoofdstuk 1
RECHT DOEN
1.1 Opdracht van College van procureurs-generaal en Raad voor de rechtspraak
Na een aantal berichten in de media over het stroef verlopen van de samenwerking tussen het
Openbaar Ministerie (OM) en de Rechtspraak, hebben de voorzitters van het College van
procureurs-generaal (College) en de Raad voor de rechtspraak (Raad) in juli 2013 een brief naar
de Minister van Veiligheid en Justitie gestuurd. Daarin werd aangekondigd dat er een gezamenlijke
task force in het leven werd geroepen door beide organisaties: de task force OM-ZM. Niet alleen
mediabelangstelling en interne signalen van officieren van justitie en rechters, parket- en
gerechtssecretarissen maar ook signalen uit onder meer de advocatuur dat het in de dagelijkse
praktijk rond de afwikkeling van strafzaken niet goed ging, hebben bijgedragen aan de instelling
van de task force. De logistieke, organisatorische kant van de strafrechtketen zou niet op orde zijn.
De task force kreeg van College en Raad als opdracht om voorstellen te doen tot verbetering van
de kwaliteit van het strafketenproces en de producten, waaronder het strafdossier. 1
In dit rapport doet de task force aan het College en de Raad verslag van zijn werkzaamheden en
doet de task force voorstellen voor een structurele verbetering in de samenwerking tussen het
OM en de Rechtspraak.
1.2 Doel task force
1.2.1 Achtergrond – Openbaar Ministerie en Rechtspraak: de rechterlijke macht
Het OM en de Rechtspraak vormen samen de rechterlijke macht. OM en Rechtspraak zijn met elk
een eigen verantwoordelijkheid en positie in het strafrechtbestel de 'monopolisten' van het
strafrecht. Daaruit volgt niet alleen hun belang voor de Nederlandse rechtsstaat, het schept voor
beide organisaties ook verplichtingen. Die verplichtingen betreffen in de eerste plaats de
vakinhoudelijke kant van het werk: goede leiding aan de opsporing en juiste
(vervolgings)beslissingen door het OM en eerlijke en rechtvaardige berechting en uitspraken door
de Rechtspraak. Tegenwoordig hebben ook andere aspecten van het werk van beide organisaties
aan belang gewonnen: efficiency, kosten en (doorloop)snelheid. Deze aspecten hebben vooral te
maken met de kwaliteit van de ondersteunende processen. Het belang van deze ondersteunende,
administratieve, logistieke en IT-processen is steeds groter geworden in een complexer wordende
omgeving die hogere eisen stelt. Zonder goede ondersteunende processen kunnen de officier van
justitie en de rechter kwalitatief en kwantitatief niet op het vereiste niveau functioneren – een
niveau dat de maatschappij mag verwachten. Over de ondersteunende processen bij OM en
Rechtspraak en de wijze waarop beide organisaties op dat vlak samenwerken, zijn grote zorgen
gerezen bij de officieren van justitie, rechters, advocaten en overige procesdeelnemers en ook bij
de bestuurlijk verantwoordelijken aan beide kanten.
OM en Rechtspraak zijn op grond van hun wettelijke taak in hun dagelijks werk wederzijds
afhankelijk van elkaar en, om de eigen maatschappelijke verantwoordelijkheid waar te maken,
afhankelijk van elkaars organisatorische kwaliteit. De samenwerking tussen OM en Rechtspraak
vindt plaats in een context met vele partners en leveranciers. Beide organisaties werken in een
keten, waarbij de politie een prominente rol speelt maar zeker ook de reclassering, DJI, het NIFP,
CJIB, Raad voor de Kinderbescherming en Slachtofferhulp. Die keten is in onbalans en kent
1 De samenstelling van de task force is opgenomen in bijlage 1.
5
verschillende niveaus van kwaliteit, ontwikkeling en bezuinigingsopgaven. Het programma
Versterking Prestaties Strafrechtketen (VPS) dat is geïnitieerd door het Ministerie van Veiligheid
en Justitie is aan zet om de problemen in de gehele keten – waaronder ook de problemen tussen
OM en Rechtspraak waarvoor zij de verantwoordelijkheid zelf niet kunnen nemen, zoals het
wijzigen van wetgeving – aan te pakken.
De ketensamenwerking tussen OM en de Rechtspraak, waartoe dit rapport zich beperkt, behoort
gezien de complexiteit ervan, kwalitatief op orde te zijn; dat wil zeggen effectief en efficiënt. Als
dat niet het geval is dan wordt de rechtzoekende burger (verdachte en slachtoffer) daar de dupe
van. En dat kunnen OM en Rechtspraak, juist vanwege hun unieke staatsrechtelijke positie, zich
niet permitteren. Op beide organisaties rust de gezamenlijke verantwoordelijkheid om de burger
een goede en efficiënte (straf)rechtsgang te garanderen.
1.2.2 Openbaar Ministerie en Rechtspraak drijven van elkaar weg
De laatste tien jaar hebben het OM en Rechtspraak op meerdere vlakken afstand van elkaar
genomen. Dit uit zich onder meer in het niet langer werken op één locatie, een verschillende wijze
van financiering en een verschillend tempo van aanpassingen daarvan, een verschillende wijze van
aansturing (zwart-wit gesteld: het OM centraal en met een zekere hiërarchie versus de
Rechtspraak decentraal en op basis van consensus), de oriëntatie (het OM richt zich meer op de
politiek-bestuurlijke omgeving, de Rechtspraak lijkt meer naar binnen gericht), de in het kader van
de Herziening van de Gerechtelijke Kaart gemaakte keuzes en de gevolgen daarvan, het
uiteenlopen van automatiseringssystemen en sinds 1 januari jl. is ook de opleiding van officieren
van justitie en rechters gescheiden.
Tegelijkertijd zijn de professionele verhoudingen tussen officieren en rechters, secretarissen en
administratief medewerkers op individueel niveau over en weer onveranderlijk sterk. Zij weten
elkaar nog steeds te vinden als men bemerkt dat er een organisatorische kink in de kabel dreigt te
ontstaan of is ontstaan. Die verbinding is gebaseerd op het vak, het strafrecht, de trots op het
ambt en de loyaliteit naar de organisatie; dat geldt ook voor het management. Aan de
maatschappelijke betekenis van hun werk wordt veel waarde gehecht. Zo wordt er in de praktijk
veel van wat logistiek mis dreigt te gaan, vaak op het laatste moment toch nog 'gered'. Een
organisatie kan echter niet slechts drijven op de loyaliteit van haar mensen. Een moeizame,
inefficiënte doorstroom van zaken die leidt tot onbegrip en frustratie, stelt die loyaliteit immers
zwaar op de proef.
1.2.3 Doel: oplossingen bieden voor problemen op koppelvlakken
OM en Rechtspraak werken zoals gezegd in een keten. Werkprocessen en werkwijzen in de beide
organisaties verschillen, hetgeen te maken heeft met verschillende organisatiestructuren,
organisatieculturen en ook de belangen die niet volledig dezelfde zijn. Dat die werkprocessen en
werkwijzen deels verschillend zijn, hoeft niet zonder meer een risico of een probleem te vormen,
mits de logistiek aan beide zijden goed is ingericht en mits er effectief en efficiënt wordt
samengewerkt.
De samenwerking tussen beide organisaties is steeds stroever gaan verlopen zoals het College en
de Raad in hun brief aan de Minister hebben opgemerkt. Dit liep zo hoog op dat er in een aantal
vonnissen zelfs aandacht is besteed aan fricties over het niet op elkaar aansluiten van de
werkzaamheden tussen het OM en de Rechtspraak. Logistiek liep het regelmatig spaak. In deze
context heeft de task force naar oplossingen gezocht. De task force heeft zich ten doel gesteld
structurele oplossingen te bieden voor de hardnekkige problemen tussen parket en gerecht, met
behoud van ieders eigen verantwoordelijkheid en (wettelijke) taken. De task force doet deze
6
voorstellen niet alleen voor de ‘eigen’ mensen op de werkvloer, maar juist en vooral ook voor
degene die afhankelijk zijn van het OM en de Rechtspraak: de verdachte en het slachtoffer. Zij
moeten kunnen vertrouwen op een effectief en efficiënt functionerend systeem waarbinnen hun
proces wordt behandeld. Het OM en Rechtspraak zijn het verplicht aan iedere Nederlander om
binnen de best denkbare (logistieke) omstandigheden uitvoering te geven aan het strafrecht.
De task force presenteert zowel oplossingen voor de korte als de lange termijn.
1.3 Waarom gaat het nu wel werken?
Organisatorische en logistieke problemen in de samenwerking tussen het OM en de Rechtspraak
zijn niet nieuw. De oorzaken daarvan zijn divers. Genoemd kunnen bijvoorbeeld worden:
reorganisaties binnen beide organisaties, delegatiepatronen die ervoor zorgden dat taken niet op
de juiste plek worden belegd, ketenpartners als politie en reclassering die elk weer hun eigen
belangen en dynamiek hebben en bovendien zelf ook aan het reorganiseren zijn.
De samenwerking tussen de verschillende spelers in de strafrechtketen vormt al jaren met enige
regelmaat een punt van zorg. De gebreken zijn in de loop der tijd echter manifester geworden.
Door de Herziening van de Gerechtelijke Kaart in 2013, de forse reorganisaties die dat mee heeft
gebracht, en de bezuinigingen waarmee zowel het OM als de Rechtspraak zich in de aankomende
jaren geconfronteerd zien, dreigen de problemen tussen beide organisaties nu opnieuw van
scherpe kanten te worden voorzien. De demping is weg en dat is voelbaar. De frustratie bij de
burger en de professional is dan ook voorstelbaar.
De task force is ervan overtuigd dat structurele verbeteringen ditmaal daadwerkelijk gerealiseerd
kunnen worden, indien op landelijk niveau het College, de Raad, de hoofdofficieren van justitie,
en de presidenten van de gerechten gezamenlijk de samenwerking tussen beide organisaties tot
eerste en belangrijkste doelstelling maken en niet tot slechts één van de vele belangen van de
eigen organisatie of van andere ‘spelers’ in het veld, die iedere keer weer tegen elkaar afgewogen
moeten worden. Het is een gezamenlijke verantwoordelijkheid om de keten op orde te krijgen,
elkaar aan gemaakte afspraken te houden en elkaar aan te spreken op niet-naleving. Structuren
zijn slechts instrumenten, het is vooral ook de menselijke factor die er toe doet. De task force is
ervan overtuigd dat dit zal gebeuren omdat – nog los van het al toegezegde commitment door
bestuurders van alle parketten en gerechten – blijvende aandacht voor de samenwerking op
bestuurlijk niveau is gegarandeerd. Namelijk, door het invoeren van onder meer gezamenlijke
verantwoordingsgesprekken van het OM en Rechtspraak met het College en Raad. Er worden
expliciete (minimum)eisen voorgesteld waaraan de samenwerking tussen OM en Rechtspraak
moet voldoen. Het voldoen aan deze eisen van de kwaliteit van het werk wordt aldus beter dan
nu geborgd. De ruimte om lokaal andere prioriteiten dan samenwerking te stellen of om ten
nadele van samenwerking af te wijken van eerdere afspraken wordt zo beperkt.
De task force doet onder andere voorstellen gericht op de koppeling van integraal
verantwoordelijke, synchroon werkende parket- en rechtbankteams, die gezamenlijk
resultaatverantwoordelijk worden voor de afdoening van strafzaken die naar zitting gaan. OM en
Rechtspraak nemen daarmee niet langer genoegen met een samenwerking die zoals nu teveel
afhankelijk is van de welwillendheid van de professional. Echter, zonder urgentiebesef in alle
geledingen van parketten en gerechten gaat ook dit niet lukken. Hier ligt een expliciete taak voor
(lokale) bestuurders in OM en Rechtspraak. De besprekingen in de task force, College en Raad, het
commitment van hoofd-officieren en presidenten, alsmede het LOVS aan de concept-plannen van
de task force geven de task force het vertrouwen dat het nu wel lukt.
7
1.4 Werkzaamheden task force
Na voorbereidingen in de zomer aan beide zijden is de task force in het najaar van 2013 en begin
2014 in totaal vijf maal plenair bijeengekomen. Tussentijds is er frequent aan deelopdrachten
gewerkt in OM/Rechtspraak-koppels. Het najaar van 2013 is ook benut voor het verkrijgen van
informatie van professionals en de NVvR en is ook gekeken naar ervaringen vanuit eerdere
projecten, afspraken en analyses. Daarnaast is er een uitvraag gedaan naar de werking van het
Landelijk Strafprocesreglement.
De bijeenkomsten van de task force vonden in zeer open en constructieve sfeer plaats. De
gesprekken waren gericht op effectieve samenwerking, op gezamenlijke en te onderscheiden
taken en belangen, houding en overlegstructuren van al lopende projecten en de verschillende
financieringsstelsels. Beelden die over en weer over elkaar bestaan zijn openhartig besproken en
op werkelijkheid getoetst. Voor het bereiken van het resultaat van de task force zijn deze
gesprekken nuttig en noodzakelijk gebleken. De bijeenkomsten hebben geleid tot dit rapport
waarin voor zowel de korte termijn (hoofdstuk 2) als de lange termijn (hoofdstuk 3) noodzakelijke
oplossingen worden voorgesteld.
De task force is zich ervan bewust dat er al veel projecten zijn geweest en momenteel lopen,
succesvol en minder succesvol. 2 Soms zijn die projecten over en weer niet of onvoldoende bekend
bij de beide organisaties. Vaak zijn ze niet uniform geïmplementeerd op alle parketten en
rechtbanken. Het toont echter wel de bereidheid van beide organisaties tot samenwerken en de
gevoelde noodzaak daartoe. Alleen, het moet en kan beter. De task force geeft daarvoor een
aantal oplossingen en stelt een programmastructuur voor om de implementatie van verschillende
oplossingen (bijvoorbeeld verschillende maatregelen uit het VPS-traject, de verkeerstoren, een
snelle werkstroom zoals onder meer ZSM) ter versterking van het ketenproces sneller,
doelmatiger, uniform en effectiever te laten plaatsvinden.
Hoewel ook andere organisaties zoals de Nationale Politie, andere opsporingsinstanties, DJI,
slachtofferhulp, Raad voor de Kinderbescherming, NIFP, reclassering en overige partners, zoals de
advocatuur, van belang zijn bij een goed werkende keten, ligt de focus van dit rapport op
verbeteringen in de samenwerking tussen OM en Rechtspraak. Wel zal de Nationale Politie direct
betrokken worden bij de uitwerking van dit rapport als belangrijkste leverancier van strafzaken
aan het OM. Waar nodig zijn en zullen overige partners ook betrokken worden bij de in te zetten
verbeteringen. In het reguliere overleg dat de task force wenst in te voeren tussen OM,
Rechtspraak en overige partners zal dit een plaats krijgen. In hoofdstuk 2 wordt hier nader op
ingegaan.
De task force beveelt het College en de Raad met klem aan bij de uitwerking van dit rapport de
professionals in beide organisaties ten volle te betrekken. Hun betrokkenheid, kritische blik,
creativiteit, verbetervoorstellen en bereidheid tot samenwerking zijn essentieel voor het elke dag
weer tot stand brengen en houden van een efficiënte en kwalitatief hoogwaardige
strafrechtspleging.
2 In bijlage 2 is een overzicht opgenomen met alle projecten, geïnitieerd door OM en/of de Rechtspraak, die op dit moment
lopen ter verbetering van de strafrechtketen.
8
Hoofdstuk 2
KORTE TERMIJN OPLOSSINGEN
2.1 Vijf korte termijn oplossingen
De task force ziet vijf oplossingen die op korte termijn gerealiseerd moeten worden in alle
parketten en gerechten. Onder korte termijn wordt verstaan: te realiseren binnen enkele
maanden tot uiterlijk het einde van 2014. Het gaat om de volgende voorstellen die hieronder
worden uitgewerkt:
1. Het invoeren van een Verkeerstoren++ bij alle parketten en gerechten.
2. Structureel (bestuurlijk) overleg, lokaal en landelijk, waaronder ook overleg met de overige
partners van OM en Rechtspraak.
3. Het instellen van een ‘afgeslankte task force’ als stuurgroep.
4. Verantwoordingsgesprekken van besturen van parketten en gerechten met College en
Raad.
5. Landelijke uniforme en gestandaardiseerde (minimum)managementinformatie.
De voorstellen gaan uit van een optimale samenwerking, gericht op ketenbelangen en met behoud
van de eigen verantwoordelijkheid. De task force is ervan overtuigd dat deze voorstellen na
invoering snel een verbetering van de samenwerking zullen opleveren.
2.2 Verkeerstoren ++
Sinds vele jaren is er in de strafrechtketen sprake van werken langs traditionele organisatielijnen:
de politie, het OM eerste en tweede lijn, rechtbanken en hoven. Ondanks menige aanzet om
verbetering in de samenwerking te brengen zoals het optuigen van Verkeerstorens+, de Arnhemse
proeftuin/A12-methodiek en de Haagse gezamenlijke hof-ressortsparketadministratie, doet ieder
onderdeel van de strafrechtketen net als de individuele parketten en rechtbanken in hoofdzaak
nog 'zijn eigen ding', op basis van zijn eigen prioriteiten met zijn eigen (deel)systemen zoals GPS,
Compas, Nias, Divos en ED-Nias. Het laat zich eenvoudig raden dat op deze manier een a-
synchroniteit in werken is ontstaan die mede debet is aan de structurele knelpunten in de
samenwerking tussen OM en Rechtspraak.
Veel voorkomende fricties tussen OM en Rechtspraak worden gevormd door het niet-synchroon
werken van beide organisaties op die vlakken die essentieel zijn voor een goed verloop van het
strafproces (verder: het koppelvlak). Dit leidt tot suboptimaal voorraadbeheer en planning. Zaken
blijven nu eens bij het OM, dan weer bij de Rechtspraak liggen wachten op registratie,
zittingsgereed maken, uitwerking of executie. Ter illustratie wordt gewezen op de incompleetheid
van dossiers, het zoekraken van (onderzoeks-)opdrachten, het niet bewaken van termijnen, het
niet monitoren van uitgezette opdrachten en het niet tijdig kortsluiten van nieuwe zittingsdata
met het OM en de balie.
De task force stelt voor een Verkeerstoren++ (‘Verkeerstoren dubbelplus’) in te stellen: een
structurele oplossing, die aansluit bij de hedendaagse ontwikkeling van toenemend digitaal
werken, alsmede herziening en versnelling van werkprocessen, zoals programma’s als VPS,
Digitaal werken in de strafrechtketen (DWS) en KEI tot doel hebben. De task force gaat bij de
Verkeerstoren++ uit van een gedeeltelijk gemeenschappelijke administratie van parket en gerecht
met behoud van de wettelijke verantwoordelijkheid van beide organisaties.
9
Deze Verkeerstoren++ heeft tot taak:
- Een gedeeltelijk gemeenschappelijke parketadministratie/griffie op te zetten, gebaseerd op
bindende afspraken over de door beide organisaties in te brengen mensen – met
gelijkwaardige functies – en middelen die gericht is op gezamenlijk voorraadbeheer en
aanhoudingenmanagement.
- Een gezamenlijk en gelijktijdig werkend appointeringssysteem door daartoe geëquipeerde
officieren en rechters (eigenaarschap).
- Het voorkomen van overlap en langs elkaar heen werken wat betreft registratie en het
zittingsgereed maken van zaken.
- Het tijdig aanleveren van complete, gecontroleerde dossiers, waarbij in ieder geval voor
meervoudige kamers de check plaatsvindt door officieren en rechters. Van belang is hierbij op
te merken dat het OM inmiddels is gestart met de implementatie van het 7-weken-
kwaliteitsmodel ten behoeve van de MK-zittingen, gericht op verbetering van de kwaliteit,
volledigheid en tijdigheid van de dossiers.
- Ook op politierechterdossiers moet er een kwaliteitscheck op volledigheid komen.
Voorstelbaar is dat een secretaris deze check zou kunnen uitvoeren met een officier en rechter
op de achterhand. De officier en rechter krijgen weer een essentiële poortwachtersrol:
vakmanschap en eigenaarschap aan de voorkant. 3
- Het verder stroomlijnen van werkprocessen, zo nodig ook bezien in de keten.
- Het waar mogelijk werken met digitaliseringstechnieken.
Een aantal minimumeisen moet per parket en gerecht worden vastgesteld, waaronder:
- Het op basis van managementinformatie vooraf definiëren welke inzet van mensen en
middelen per gerecht nodig is (de omvang van het koppelvlak). De inzet van mensen en
middelen wordt door zowel OM als Rechtspraak gegarandeerd.
- De gemeenschappelijke werkprocessen en taken en de noodzakelijke aanpassingen daarin te
verkennen.
- De inbreng van professionals als poortwachter vorm te geven: PR, MK en 1e en 2e lijn.
De precieze invulling kan lokaal verschillen op basis van plaatselijke bijzonderheden zoals
snelrecht, meerdere vestigingen, bijzondere kamers of zaaksstromen, maar de uitgangspunten
zijn landelijk en uniform.
Voor het invoeren van de Verkeerstoren++ bij alle parketten en gerechten moet een landelijk
project worden ingericht (of een bestaand landelijk project worden uitgebreid) dat tot doel heeft
op basis van de ervaringen met de reeds bestaande verkeerstorens+, de Arnhemse proeftuin/A12-
methodiek en de Haagse gezamenlijke hof-ressortsparketadministratie, de integrale
samenwerking tussen OM en Rechtspraak fundamenteel opnieuw in te richten. Het invoeren van
de Verkeertoren++ kan als deelproject worden ondergebracht in de in hoofdstuk 3 uitgewerkte
programmastructuur. De Verkeerstoren++ wordt echter nadrukkelijk aangemerkt als korte termijn
oplossing omdat de task force van mening is dat de (start van de) inrichting van de
Verkeerstoren++, die aansluit bij al lopende projecten, nog in 2014 moet plaatsvinden.
Bij de inrichting van het project moet rekening worden gehouden met het feit dat dit project in
het verlengde ligt van de drie proeftuinen die in het kader van het programma DWS zijn gestart
(Parket en rechtbank Rotterdam en Noord-Nederland en ressortsparket en gerechtshof Den
Haag). Tevens dient er aandacht te zijn voor de wijze waarop de Verkeerstoren++ wordt belegd in
de organisatie als het eenmaal loopt. Wie zijn er verantwoordelijk voor een bestendige lijn?
3 Zoals ook voorgesteld door de NVvR: ‘wees eigenaar van je eigen schakel met oog voor de gehele keten’.
10
Bovendien moet bij de inrichting van de Verkeerstoren++ aandacht worden besteed aan:
- Een verbeteraanpak ten behoeve van het tijdig verlenen van het RM-akkoord.
- De planning en de capaciteit van grote zaken bij kabinet-RC.
- Het maken van nadere afspraken over de tijdige uitwerking van zaken ten behoeve van appèl-
rechtspraak.
- Het inrichten van een gezamenlijk systeem voor het melden van fouten.
De task force verwacht dat het invoeren van een Verkeertoren++ leidt tot een structurele
oplossing van het a-synchroon werken tussen OM en Rechtspraak waardoor het aantal
aanhoudingen sterk kan worden verminderd. Daardoor zijn minder zittingen nodig, wat een
verlaging van de werkdruk meebrengt en dubbele (ineffectieve en onnodige) voorbereidingen aan
beide kanten wordt voorkomen. Tevens worden rechters en officieren weer vooraan de poort
geplaatst om zicht te houden op het hele traject van grotere strafzaken. Tot slot kan
samenwerking op griffieniveau voor beide organisaties leiden tot het vermijden van dubbelingen
en dus tot besparingen.
2.3 Structureel lokaal bestuurlijk overleg
Het lijkt er sterk op dat de lokale keten organisatorisch en logistiek beter functioneert daar waar
OM en Rechtspraak de lokale keten samen sturen waar het kan, een gedeelde
verantwoordelijkheid voelen, uiteraard met behoud van ieders eigen verantwoordelijkheid. De
verschillende systemen van de beide organisaties op lokaal niveau vormen ieder eigen in elkaar
grijpende schakels en een eigen interne keten. En die twee ketens moeten ook weer in elkaar
grijpen om een als geheel samenhangend systeem te vormen. Van cruciale betekenis zijn daarbij
de organisatorische koppelvlakken tussen de schakels en vooral de ketens. Losse schakels vormen
immers geen keten, losse ketens geen krachtig – effectief en efficiënt – (organisatorisch en
logistiek) systeem. De task force stelt voor om op bestuurlijk, zowel op landelijk als lokaal niveau
reguliere overleggen in te richten om de sturing te verbeteren.
Versterking van de kwaliteit van de lokale sturing ziet de task force als een belangrijke oplossing
om de prestaties in de keten (snel) te verbeteren. Daarvoor zijn twee elementen van wezenlijke
betekenis: de structuur van de samenwerking en de cultuur van de samenwerking. In hoofdstuk 3
wordt in een van de deelprojecten die cultuur centraal gesteld. De beide aspecten hangen nauw
samen. Geen succesvolle structuur zonder goede samenwerkingscultuur en, zij het in mindere
mate, ook het omgekeerde. Met een goede samenwerkingscultuur wordt bedoeld dat er wordt
uitgegaan van de overeenkomsten tussen beide organisaties en het gezamenlijke belang van een
goede, voortvarende en efficiënte strafrechtspleging in plaats van de nadruk te leggen op de
verschillen. Het uitgangspunt is niet langer ‘apart, tenzij’ maar ‘samen, tenzij’. De task force
verwacht betrokkenheid van alle bestuurders en managers om dit waar te maken. Zij dienen
voorop te lopen daar waar het aankomt op de samenwerking op de in paragraaf 2.2 bedoelde
koppelvlakken.
11
2.3.1 Twee typen overleg op lokaal niveau
Op lokaal niveau wordt onderscheid gemaakt tussen twee soorten overleg:
A. Bestuurlijk, strategisch overleg: het overleg tussen lokale bestuurders van OM en
Rechtspraak, in aanwezigheid van de afdelingsvoorzitter strafrecht en diens evenknie bij het
OM.
De onderwerpen die aan bod moeten komen zijn de volgende:
- Ontwikkelingen in eigen organisatie (landelijk en lokaal) en betekenis daarvan voor de
ander alsmede daaraan gekoppelde verwachtingen en eventueel afspraken daarover.
- Ontwikkelingen bij andere organisaties (politie, reclassering, Raad voor de
Kinderbescherming, NIFP, DJI, Slachtofferhulp, CJIB en balie); zo nodig met uitnodiging van
een vertegenwoordiger van die andere organisatie(s).
- Voortgang: convenant aan de hand van gezamenlijke managementinformatie.
- Kwaliteit van onderlinge samenwerking op de verschillende niveaus: heldere en eerlijke
feedback.
- Terugblik en vooruitblik op voorgaande en komende periode.
Dit overleg moet minimaal drie keer per jaar plaatsvinden:
- Januari: bovengenoemde onderwerpen plus een evaluatie van het voorafgaande jaar.
- Mei: bovengenoemde onderwerpen plus een verkenning en kaderstelling ten behoeve van
het convenant voor het komende jaar.
- September: bovengenoemde onderwerpen plus de vaststelling van het convenant voor
het komende jaar.
Van het bestuurlijk overleg wordt een beknopt verslag met actielijst opgesteld. De PDCA-
systematiek (Plan Do Check Act) wordt hierbij toegepast.
Minimaal een keer per jaar houden deze partijen:
- een gezamenlijke bespreking over lopende zaken samen met het managementniveau van
beide organisaties.
- een gezamenlijke bespreking over de lokale voortgang door College en Raad met parket
en gerecht.
Daarnaast vindt er minimaal een keer per jaar een bestuurlijke ketenontmoeting plaats tussen
OM, Rechtspraak, politie, balie, Reclassering, NIFP, DJI, CJIB, de Raad voor de Kinderbescherming,
Slachtofferhulp en voor zover nodig de regioburgemeester. Hier wordt gesproken over
ketenontwikkelingen op bestuurlijke hoofdlijnen. De relevante resultaten van het structurele
overleg OM en Rechtspraak komen aan de orde. Dat kan bijvoorbeeld in het verband van het
Arrondissementaal Justitieel Beraad (AJB). De rechtbank is op bestuurlijk niveau permanent
vertegenwoordigd in het AJB.
Communicatie vindt intern structureel plaats tussen de bestuurders en het management van
beide organisaties. Daarbij wordt er op gelet dat de communicatie congruent is qua toon, inhoud
en kleur. Externe communicatie vindt plaats met het College en de Raad in de P&V cyclus, die ook
eenmaal per jaar gezamenlijk plaatsvindt.
B. Managementniveau, tactisch en operationeel: Overleg tussen de afdelingsvoorzitter
strafrecht uit de Rechtspraak en diens evenknie bij het OM , indien nodig in aanwezigheid van
bestuurders van beide organisaties.
12
Van minstens zo groot belang is het overleg op managementniveau. Dit overleg, over dezelfde
onderwerpen als onder A. zijn opgesomd, vindt maandelijks plaats. Enkele van de meest
verstorende fricties kunnen worden aangepakt door de invoering van dit overleg tussen de
managers van OM en Rechtspraak en door de nakoming daarvan maandelijks te controleren aan
de hand van cijfermatige rapportages op gelijke grondslag die voor de eerste lijn tot nu toe
ontbraken. Deze rapportages kunnen maandelijks door de lokale OM- en Rechtspraakmanagers
worden besproken en kunnen zo nodig tot bijsturing leiden. In de tweede lijn zijn met dergelijke
vergelijkbare cijfers reeds enkele jaren goede resultaten behaald. Aanbevolen wordt om de
advocatuur bij dit overleg te betrekken, zoals dit gebeurt in bijvoorbeeld het ‘smeerolie-overleg’
in de arrondissementen Gelderland en Overijssel.
Het gaat hier aan OM-zijde om:
1. de tijdige aanlevering van
2. complete strafdossiers (eerste lijn) en,
3. de tijdige en,
4. juiste betekeningen (eerste en tweede lijn).
Aan de Rechtspraak-zijde gaat het om:
1. het tijdig aanleveren van de (jaar)roosters waarbij naam- en rugnummers nog niet altijd
hoeven te worden vermeld,
2. het tijdig geven van een RM-akkoord,
3. het aantal ongewenste aanhoudingen en,
4. ten behoeve van het appèl, het tijdig uitwerken van appèllen.
Er zal aandacht worden besteed aan de strafrechtzaken in kanton. De CVOM-stroom vormt een
vast agendapunt van het overleg op managementniveau.
Van het overleg wordt een kort verslag opgesteld met een actielijst. Ook hier wordt de PDCA-
systematiek toegepast. Communicatie over dit overleg vindt plaats naar het bestuursniveau en
naar het uitvoerend niveau waarbij congruent communiceren van groot belang is.
Er vindt minimaal vier keer per jaar een gezamenlijke landelijke bespreking plaats over lopende
zaken, de voorraadontwikkeling, mogelijke verbeteringen in de samenwerking en stroomlijnen
van de werkprocessen, verbetering van digitalisering tussen de betrokken managers van beide
zijden. Daarbij wordt aan de hand van landelijke cijfers inzichtelijk gemaakt hoe de gerechten of
parketten functioneren, zodat uitwisseling en verkleining van verschillen tussen gerechten en
parketten opgepakt kan worden en van elkaars ervaringen kan worden geleerd. Ook kan
onderlinge bijstand om eventuele achterstanden aan te pakken, worden besproken.
In de tweede lijn is reeds voorzien in dergelijke landelijke bijeenkomsten tussen de
afdelingsvoorzitters strafrecht bij de hoven en de hoofd-advocaten-generaal. Dit heeft geleid tot
landelijke vergelijkbare cijfers, het gezamenlijk wegwerken van voorraden en het overnemen van
elkaars ervaringen (best practices).
Ten aanzien van het overleg tussen de managers en de overige ketenpartners geldt dat bij de
uitwerking nader kan worden bezien of het AJB het geschikte gremium is om tot afspraken te
komen op lokaal niveau. Dit kan afhankelijk zijn van de lokale situatie en de omvang en lokale
samenstelling van de AJB's na de Herziening van de Gerechtelijke Kaart. De task force acht het van
belang dat met de ketenpartners landelijk uniforme werkafspraken worden gemaakt.
Opgemerkt wordt dat niet alle gerechten een afdelingsvoorzitter strafrecht kennen. Soms wordt
deze taak vervuld als neventaak van een teamvoorzitter, soms van een teamvoorzitter-niet-
rechter. De task force beveelt echter aan steeds per gerecht een vol-verantwoordelijke rechterlijk
13
functionaris aan te wijzen, die zowel lokaal als ook landelijk met voldoende gezag kan opereren
en die dus ook zelf met de rechters beslissingen kan nemen over bijvoorbeeld uitgangspunten
voor het appointement.
2.4 Task force in afgeslankte vorm: een stuurgroep
De task force is tijdelijk ingesteld, op bestuurlijk niveau. Dit samenwerkingsverband heeft volgens
beide delegaties zijn bestaan bewezen: dialoog, samenwerking en slagvaardigheid. Een van de
voorstellen van de task force, die in hoofdstuk 3 wordt uitgewerkt, is daarom dat de
implementatie van een aantal onderwerpen plaatsvindt onder regie-met-zeggenschap van een
gezamenlijke landelijke stuurgroep. Deze stuurgroep en wijze van implementatie wordt in
hoofdstuk 3 beschreven.
Naar de overtuiging van de taskforce zal de gezamenlijke programmasturing, met gezamenlijke
audits op de implementatie van de gemaakte afspraken door OM en Rechtspraak, een formule
zijn die effectief is. De stuurgroep zal een belangrijke rol kunnen spelen als doorzettingsmacht op
landelijk niveau. Aldus zouden er ter versterking van het systeem tussen OM en Rechtspraak
(schakel, keten, veld) de volgende niveaus te onderscheiden zijn:
Landelijk:
- Politiek-bestuurlijk: College van procureurs-generaal en de Raad voor de rechtspraak.
- Bestuurlijk/strategisch:
o OM: niveau College, Hoofdofficieren/HAG) en Directeuren bedrijfsvoering.
o Rechtspraak: niveau Raad, Presidenten, Strategisch Bedrijfsvoeringsoverleg
(SBO), (voorzitter) Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht (LOVS).
- Verbinding naar lokaal via Groepsraad, Presidenten Raad Overleg (PRO), SBO en LOVS.
Lokaal, zoals voorgesteld als korte termijn oplossing:
- Het overleg tussen bestuurders van OM en Rechtspraak.
- Het overleg tussen managers van OM en Rechtspraak, lokaal en landelijk.
- Beide organisaties voeren gezamenlijk overleg met de overige ketenpartners.
2.5 Gezamenlijke verantwoordingsgesprekken parket en gerecht met College en Raad
De task force ziet een lacune in de samenwerking tussen OM en Rechtspraak waar het aankomt
op de borging van ingezette verbeteringen. Het gezamenlijk afleggen van verantwoording door
OM en Rechtspraak over de samenwerking op de koppelvlakken heeft tot nu toe ontbroken. De
task force stelt voor dat OM en Rechtspraak jaarlijks samen in een gecombineerd gesprek met
College en Raad verantwoording afleggen over hetgeen zij het afgelopen jaar in het
arrondissement/ressort binnen de strafrechtketen hebben gepresteerd. Tijdens dit gezamenlijke
plannings- en verantwoordingsgesprek spreken de bestuurders van OM en Rechtspraak op basis
van eenduidige managementinformatie met de voorzitter of verantwoordelijk portefeuillehouder
van het College en de Raad. College en Raad voeren deze gesprekken zowel met de eerste als de
tweede lijn. OM en Rechtspraak leveren hiertoe gezamenlijk cijfers aan op basis van eenduidige
definities. Onderwerpen zullen in ieder geval het jaarrooster en het convenant zijn. Deze cyclische
beweging zal zorgen voor blijvend commitment aan een kwalitatief hoogwaardige en efficiënte
strafrechtspleging op bestuurlijk niveau van beide organisaties.
Tot slot stelt de task force voor dat College en Raad gezamenlijke audits houden ten aanzien van
de onderwerpen waarover op landelijk niveau afspraken worden gemaakt.
14
2.6 Uniforme en gestandaardiseerde managementinformatie
De task force heeft in het najaar van 2013 een werkgroep bestaande uit leden van OM en
Rechtspraak onder leiding van mr. H. Evers, afdelingsvoorzitter publiekrecht rechtbank
Rotterdam, gevraagd om een ontwerp te maken voor landelijke uniforme en gestandaardiseerde
managementinformatie. Het ontwerp is gericht op de sturing van de dagelijkse praktijk. Deze
werkgroep Management Informatie (MI) heeft de relevante (minimum)parameters in kaart
gebracht.
De managementinformatie kan lokaal worden gegenereerd. De informatie zal een belangrijke rol
gaan spelen in zowel de reguliere overleggen tussen lokale bestuurders en managers van beide
organisaties als tijdens de jaarlijkse verantwoordingsgesprekken van OM en Rechtspraak met
College en Raad. De lokale OM- en Rechtspraakbestuurders leveren voor laatstgenoemd gesprek
gelijkluidend cijfermateriaal gebaseerd op eenduidige definities. Het reeds bestaande
ketenbureau OM-ZM4 zal de verdere uitwerking op zich nemen. De eerste stap die het
ketenbureau zal zetten is het vaststellen van eenduidige definities, waarna de (technische)
implementatie zal volgen. Het voorstel van de werkgroep MI is leidend bij de uitwerking.
Aanpassingen zullen echter mogelijk kunnen zijn, indien daarmee beter bij de praktijk kan worden
aangesloten. De task force geeft in overweging om de voortgang van het ketenbureau te laten
monitoren door de stuurgroep.
De task force stelt voor om de gezamenlijke cijfers van de verschillende parketten en gerechten
centraal beschikbaar te stellen via College en Raad zodat onderlinge vergelijking (benchmarking)
kan plaatsvinden.
Het voorstel van de werkgroep MI is opgenomen in bijlage 4. De task force heeft het ontwerp van
de werkgroep MI geaccordeerd.
4 Het ketenbureau staat onder leiding van mr. J.B. van den Beld, lid van het gerechtsbestuur van de rechtbank Rotterdam.
15
Hoofdstuk 3
LANGE TERMIJN OPLOSSINGEN
3.1. Uitwerking van lange termijn oplossingen
De task force acht het van belang te komen tot een duurzame en structurele verbetering van de
samenwerking tussen beide organisaties, ieder vanuit een eigen verantwoordelijkheid en taak. In
de voortgangsbrief die de task force begin november 2013 naar het College en de Raad heeft
gestuurd, is reeds gezegd dat toekomstbestendige oplossingen meer tijd en ruimte vragen. Het
verleden heeft aangetoond dat het niet is gelukt, ondanks vele onderzoeken en rapporten, de
noodzakelijke duurzame verbeteringen te realiseren en te borgen in de samenwerking zonder een
landelijke hulpstructuur. Uiteraard zijn er succesvolle lokale ontwikkelingen geweest en de
ervaringen daarvan zullen ten volle worden benut.
Als het OM en de rechtspraak nu tot structurele verbeteringen willen komen dan lukt dat alleen
als er gestructureerd en programmatisch vorm en inhoud wordt gegeven aan het vervolg. Daarbij
is het van belang ons rekenschap te geven van de verschillen in cultuur, communicatie en
besluitvorming in beide organisaties.
Eveneens is het van groot belang, wil de opdracht van de task force slagen in de uitwerking, dat
de collega’s binnen de parketten en gerechten nauw worden betrokken bij de uitwerking en
inrichting van de oplossingen. Zonder draagvlak van de collega’s mist het vervolgtraject alle
slagkracht. De concrete invulling van de voorstellen die de task force doet in dit hoofdstuk wordt
aan de professionals overgelaten.
De gekozen oplossingen die moeten bijdragen aan een beter en efficiënter werkende
strafrechtketen kunnen niet vrijblijvend zijn. Dit vraagt om een besluitvormingsstructuur rond het
programma die maakt dat er doorzettingsmacht ontstaat in de vorm van de in hoofdstuk 2
geïntroduceerde stuurgroep.
In dit hoofdstuk doet de task force voorstellen voor oplossingen op de lange termijn. De task force
stelt voor om een stevig ingericht programma te starten dat de komende jaren het verschil gaat
maken. Dit programma dient op basis van de volgende structuur en inbedding te starten.
16
3.2 Stuurgroep en programmaleiding
De task force is van mening dat hij na oplevering van dit rapport een volgende fase ingaat. De
leden van de task force trekken hun handen na oplevering van het rapport niet van het onderwerp
af. Integendeel. De stuurgroep die in het organogram is opgenomen kan – en dat is dan ook het
voorstel – mede bestaan uit leden van de huidige task force. De huidige groep van 12 task force
leden is echter te groot om een slagvaardige stuurgroep van het programma te vormen. Er wordt
voorgesteld een stuurgroep samen te stellen die bestaat uit een ‘afgeslankte task force’. Hierbij is
het van groot belang dat die stuurgroep een duidelijk mandaat op basis van een
programmaopdracht krijgt. Daarnaast moet een heldere besluitvormingsstructuur worden
vastgelegd en moeten afspraken worden gemaakt over onderwerpen die buiten het mandaat
liggen.
De stuurgroep zal nader stil moeten staan bij de sturingsfilosofie binnen OM en Rechtspraak en
de strafrechtsketen als geheel. Daar zitten zoals reeds opgemerkt verschillen in visie en werking
hetgeen bij de te kiezen oplossingen nadrukkelijk aan de orde moet komen. De kern van het
geleide programma zal zijn dat er zoveel mogelijk bottom-up wordt gewerkt en dat wordt
gestreefd naar het landelijk zichtbaar maken van de realisatie om vrijblijvendheid te voorkomen.
Essentieel voor het programma is dat er een programmateam wordt samengesteld waarvan de
leden vrijgesteld worden om de uitwerking van de opdracht invulling te geven. De task force stelt
voor om te starten met een tweetal programmaleiders, één uit het OM en één uit de Rechtspraak,
die beiden voldoen aan de vereiste competenties en een groot draagvlak hebben in beide
organisaties. Het moet gaan om conceptueel sterke vertegenwoordigers uit beide organisaties die
OPDRACHTGEVER
Vz. Raad voor de Rechtspraak
Vz. College van PG’s
Collegevergadering
Groepsraad
OM ZM
Stuurgroep
Presidentenvergadering
LOVS
Programmaleiding
ZM en OM
Landelijke
klankbordgroep
Programmabureau
met professionele
en secretariële
ondersteuning
besluitvorming besluitvorming
Deelproject A Deelproject B Deelproject C Deelproject etc.
17
zich door samenwerking en daadkracht onderscheiden. Zij moeten uiteraard worden ondersteund
door een professionele ‘hulporganisatie’ bestaande uit medewerkers uit beide organisaties,
afhankelijk van de inhoud van de verschillende programmaonderdelen. Tevens zal daarbij zo nodig
kennis en kwaliteit van buiten de organisatie worden benut.
Het programma moet vooralsnog zelfstandig worden vormgegeven maar bij de verdere uitwerking
is het van belang dat de raakvlakken of mogelijke overlap met onder meer VPS, KEI en DWS en
USB worden benoemd en dat goede afstemming plaatsvindt zodat de verschillende projecten
elkaar kunnen versterken. De task force meent dat op deze manier landelijk duurzame en
substantiële verbeteringen tot stand zullen komen.
In het navolgende worden vijf onderwerpen uitgewerkt die alle een deelproject kunnen gaan
vormen. Het gaat, in willekeurige volgorde, om de volgende onderwerpen:
- Kwaliteit van ons werk: officier en rechter als eigenaar van het strafdossier
- Het besef dat samenwerken loont
- Flexibiliseren zaakstroom
- Snelle zaakstroom/ZSM
- Wet- en regelgeving
Het deelproject Verkeerstoren++ zal, als korte termijn oplossing, ook onderdeel vormen van het
programma.
3.3 Digitalisering
Digitalisering van onderdelen van de strafrechtketen is een belangrijke voorwaarde om strafzaken
sneller, slimmer, beter en transparanter af te wikkelen. Op dit moment is sprake van suboptimaal
werken in de keten als gevolg van het ontwikkelingsstadium waarin de digitalisering zich nu
(ketenbreed) bevindt. Hoewel de task force van mening is dat digitalisering van de
werkzaamheden in de keten ongelooflijk belangrijk is, doet hij geen voorstel voor een apart
deelproject met betrekking tot dit onderwerp omdat er al twee stevige digitaliseringsprojecten
lopen.
Ten eerste is er het programma Versterking Prestaties Strafrechtketen (VPS). VPS is een
gezamenlijk programma van politie, OM, Rechtspraak, het executiedomein en het Ministerie van
Veiligheid en Justitie dat ervoor moet zorgen dat er met innovatieve werkwijzen, vakmanschap en
daadkracht strafzaken sneller, slimmer, beter en transparanter worden afgehandeld. Het
programma VPS is ingericht om geconstateerde knelpunten en gebreken in het functioneren van
de strafrechtketen te verbeteren om de maatschappelijke functie van het strafrecht te versterken.
Een onderdeel van het programma is het project Digitaal werken in de Strafrechtketen (DWS). Het
beoogde resultaat binnen dit project is dat in 2016 digitale informatie-uitwisseling de norm is.
Ten tweede heeft de Rechtspraak het programma KEI ingericht waarvan een van de doelen is het
strafproces optimaal digitaal te ondersteunen. Het digitaliseren is hierbij geen doel op zich maar
het digitaliseren biedt kansen en mogelijkheden om te innoveren en het strafproces in de keten
te stroomlijnen en in tijd aanzienlijk te verkorten. Hierbij zoekt de Rechtspraak samenwerking met
de ketenpartners, met name met het OM. In het programma KEI-straf is veel aandacht voor het
verbeteren van de logistieke infrastructuur. Een doelmatig logistiek proces in de voorbereiding
van een strafzaak moet onnodige aanhoudingen voorkomen en de per definitie beperkte
zittingscapaciteit optimaal benutten. OM en Rechtspraak werken samen in de organisatie en
18
uitvoering van de proeftuinen in Noord-Nederland, Rotterdam en Den Haag. Hier zullen de
innovaties in het ketenproces tussen OM en Rechtspraak plaats vinden. Daarnaast zullen het OM
en de Rechtspraak afspraken moeten maken over de gebruikte applicaties en de koppelvlakken
tussen deze applicaties. Het OM is vertegenwoordigd in de KEI-straf kerngroep. In dit programma
is met name het aangesloten zijn van de politie als basisleverancier van het strafrechtelijk dossier
van groot belang.
De task force is van mening dat digitalisering gelet op het belang van het onderwerp en de
samenhang met de door de task force voorgestelde deelprojecten een vast agendapunt van de
stuurgroep moet vormen. De stuurgroep moet de voortgang van de digitaliseringsprojecten
monitoren en signaleren wat het effect is van de verschillende digitaliseringsslagen op de
voortgang van de door de task force voorgestelde projecten.
3.4 Tijdpad
Indien het College en de Raad instemmen met de voorstellen van de task force, is het zaak om op
korte termijn de programmastructuur in te richten. In het eerste kwartaal van 2014 zouden de
twee programmaleiders moeten worden benoemd en het programmabureau worden ingericht.
Een plan van aanpak op hoofdlijnen voor elk van de deelprojecten moet eveneens in het eerste
kwartaal worden opgesteld. Zo kan voor 1 mei 2014 duidelijk zijn wat er met elk van onderwerpen
gaat gebeuren. In het derde kwartaal van 2014 zouden de eerste resultaten dan zichtbaar kunnen
zijn.
3.5 Financiële gevolgen
De task force is ervan overtuigd dat door zijn voorstellen het werk op de koppelvlakken tussen OM
en Rechtspraak effectiever zal verlopen. De voorstellen van de task force hiertoe zijn ambitieus.
Om de ambities te halen is er budget nodig. Indien College en Raad de mening van de task force
delen dat de voorstellen een daadwerkelijke verbetering van de samenwerking tussen OM en
Rechtspraak zullen opleveren, dan doet de task force een dringend beroep op het College en de
Raad om geld beschikbaar te stellen.
Deels geldt dat de kosten voor de baat uitgaan. In 2014 is een investering nodig om de doelen die
de task force, ook op langere termijn voor ogen heeft, te halen. Een eerste inschatting van de
kosten voor 2014 zijn opgenomen in bijlage 3.
De task force signaleert daarnaast dat in het kader van de herprioritering ten behoeve van het
Jaarplan OM 2014 het budget voor het programma Digitalisering fors neerwaarts is bijgesteld
terwijl het belang van digitalisering, ook voor de voorstellen die de task force doet van essentieel
belang is. Hierdoor komen de doelstellingen om in 2016 digitaal te werken in de keten in gevaar.
De task force benadrukt het belang van het incidenteel extra budget beschikbaar stellen voor
digitalisering om de doelstellingen te halen en daarmede ook de informatie-uitwisseling binnen
de keten te stroomlijnen en het foutpercentage (rework) terug te dringen.
19
DEELPROJECT 1
Kwaliteit van ons werk: officier en rechter als eigenaar van het strafdossier
1.1 Belang van het onderwerp
Dubbel werk binnen OM en Rechtspraak, vermijdbare aanhoudingen en nietige dagvaardingen op
zittingen zorgen voor frustratie en irritatie en dragen bij tot een hoge werkdrukbeleving binnen
het OM en de Rechtspraak. Doel van dit deelproject is het eigenaarschap van de officier en de
rechter van het strafdossier dat naar een zitting gaat te versterken zodat dubbel werk voorkomen
wordt.
1.2 Wat willen we bereiken?
Volgens de task force moet het eigenaarschap van het strafdossier, in ieder geval wat betreft MK-
zaken, weer worden belegd bij de officier en de rechter die de zitting gaan doen. De
delegatiepatronen lijken voor een deel te ver te zijn doorgeschoten waardoor de officier en
rechter het dossier niet tijdig onder ogen krijgen en er te laat een kwaliteitscheck plaatsvindt en
zaken onrijp op zitting komen. Eigenaarschap door de officier en rechter vraagt structurele
kwaliteitsbewaking binnen de beide organisaties en intensieve samenwerking op het operationele
niveau van de zitting. De in paragraaf 2.2 voorgestelde Verkeerstoren++ zal hieraan, samen met
het (op onderdelen) te actualiseren Landelijk Strafprocesreglement (zie bijlage 4), een bijdrage
leveren. Het invoeren van de Verkeerstoren++ zal er immers voor zorgen dat een tijdige check
plaats vindt op de volledigheid en zittingsrijpheid van het dossier door de officier en de rechter,
ingeval van een MK, en door in ieder geval de secretaris ingeval van een PR.
De task force doet naast de invoering van de Verkeerstoren++ nog een aantal aanbevelingen:
1. Binnen de Rechtspraak wordt een professionele standaard opgesteld. Het LOVS neemt hierin
het voortouw. Het opstellen van die standaard geeft onze professionals de gelegenheid na te
gaan welke (minimum)eisen aan het werk van officier en rechter moeten worden gesteld. De
task force vindt het wenselijk dat binnen het OM ook een dergelijke beweging in gang wordt
gezet. Eerste stappen tot het opstellen van een professionele standaard voor het OM worden
op dit moment gezet door de recherche-officieren. Voorstelbaar is dat bij de verdere
ontwikkeling van een professionele standaard van het OM bij dit initiatief wordt aangesloten.
De task force wenst het belang van het binnen afzienbare termijn opstellen van de
professionele standaard voor zowel het OM als de Rechtspraak te benadrukken. Het aangaan
van de dialoog door beide organisaties, het LOVS en de evenknie binnen het OM, bij het
opstellen van de standaard is daarbij essentieel.
2. Ontwikkel een tegenspraak- en feedbackstructuur tussen OM en Rechtspraak. 5
3. Ontwikkel gezamenlijke activiteiten voor officieren en rechters waarbij aandacht wordt
besteed aan de taak als ‘manager’ van de zaak. Hoe kan de officier resp. de rechter proactief
optreden in het logistieke proces van het tijdig voorbereiden en behandelen van een zaak,
rekening houdend met alle procesdeelnemers?
4. Laat een klein groepje officieren en rechters met slechts enkele jaren ervaring binnen de
rechterlijke macht een aantal keer bijeenkomen in een ‘tegenspraaklunch’. Waar kan volgens
deze groep (jonge) professionals winst worden behaald in de samenwerking tussen OM en
Rechtspraak? Hun bevindingen kunnen worden meegegeven aan programmaleiding en
stuurgroep.
1.3 Relatie met andere projecten
ZSM, KEI, DWS, USB, wetgevingstrajecten o.a. op het gebied van betekeningen.
5 Bijvoorbeeld zoals uitgewerkt in het programma Versterking Strafrechtketen Zeeland – West Brabant.
20
DEELPROJECT 2
Relatie tussen het OM en de Rechtspraak: het besef dat samenwerken loont
2.1 Belang van het onderwerp
Dit onderdeel heeft tot doel om de sluimerende polarisatie tussen het OM en de Rechtspraak te
keren. De ontvlechting die in de afgelopen jaren heeft plaatsgevonden zoals in hoofdstuk 1 is
geschetst moet omgebogen worden. Het doel is om verbinding aan te brengen tussen OM en
Rechtspraak en begrip voor elkaars belangen, problemen en cultuur te kweken, ondanks de
bewegingen die zijn ingezet waardoor OM en Rechtspraak juist verder verwijderd lijken te raken
van elkaar.
De task force stelt het volgende vast op basis van een door hem uitgevoerde analyse:
- Professionals binnen OM en Rechtspraak zijn enorm betrokken bij hun organisaties en de
maatschappelijke betekenis van het werk. Zij vinden elkaar in de inhoud van hun werk.
- Er is een gebrek aan kennis over en weer van elkaars organisaties, doelstellingen, positionering
en problemen. Mede daardoor is er te weinig verbinding en samenwerking zoals onder meer
de NVvR terecht heeft opgemerkt en zijn er onterechte beelden over en weer ontstaan, zoals
‘het OM wordt zeer centraal geleid en leeft op aanwijzingen’ en ‘rechters accepteren geen
enkele logistieke invloed’. Afspraken worden onvoldoende nagekomen. Zo wordt het
strafprocesreglement niet strikt nageleefd.
- De logistieke koppelvlakken tussen het OM en Rechtspraak komen mede daardoor
onvoldoende van de grond.
- Het eigenaarschap van zaken is onvoldoende ontwikkeld zoals in deelproject 1 is opgemerkt.
- Er is geen of onvoldoende georganiseerde feedback binnen en ook tussen OM en Rechtspraak.
- Er is te weinig bestuurlijke aandacht voor de naleving van de afspraken die tussen OM en
Rechtspraak worden gemaakt ten aanzien van de voortgang van dossiers en zittingen.
Naast een aantal meer instrumentele verbeteringen, zoals Verkeerstoren++, is er volgens de task
force een verbetering nodig in de houding tussen OM en Rechtspraak. Sleutelwoorden daarbij zijn
vertrouwen, inleving en respect voor elkaars waarden en belangen. De task force is zich daarbij
ten volle bewust van het feit dat vertrouwen niet simpelweg van hogerhand kan worden opgelegd.
Het zal tijd kosten om beelden als ‘de officier had zijn zaak weer eens onvoldoende voorbereid’ of
‘de rechter heeft de zitting ten onrechte weer aangehouden’ aan te passen.
2.2 Wat willen we bereiken?
Belangrijk is vast te stellen dat het niet de ambitie is de organisatiecultuur 6, dus het kenmerkende
van de eigen organisatie, van het OM en de Rechtspraak zélf te wijzigen. Nog los van de
haalbaarheid daarvan doet dat de organisaties ook geen recht. Beide organisaties hebben
belangrijke kernwaarden en drijfveren waar eenieder zuinig en trots op moet zijn. De ambitie is
om de overgang tussen de twee, op onderdelen verschillende, culturen zo vloeiend mogelijk te
maken en vertrouwen, inleving en respect voor elkaars waarden en belangen tot een belangrijke
extra waarde te laten groeien. Dit deelproject is bedoeld om parket en gerecht te faciliteren bij
het versterken van de samenwerking.
Elementen die bij uitwerking van belang zijn, zijn de volgende:
- Voorbeeldwerking: het bestuurlijke niveau van beide organisaties geven het goede en
consistente voorbeeld.
6 Organisatiecultuur kent vele definities. Een van de meer gangbare is ‘de collectieve mentale programmering die de leden
van de ene organisatie onderscheidt van die van een andere’(G. Hofstede in ‘Allemaal andersdenkenden’, 1991);
21
- Gezamenlijke uitwerking.
- De focus moet liggen op de koppelvlakken: de punten waar OM en Rechtspraak een
gedeelde verantwoordelijkheid hebben.
- Er is niet zozeer sprake van ‘een oplossing’. Het zal gaan om het ontwikkelen van
activiteiten en initiatieven die kunnen helpen in de richting van de geformuleerde
doelstelling. Zo kunnen best practices worden uitgebouwd en overgenomen door andere
parketten en gerechten.
Aan welke activiteiten kan worden gedacht:
- Kortdurende stages en uitwisselingsprogramma’s over en weer. Met name in het nieuwe
opleidingshuis moet gekeken worden hoe daarin voor nieuwe rechters en officieren
voldoende inzicht in elkaars werk wordt verworven.
- Werkstages (detacheringen) over en weer.
- Investeren in kennis van de andere organisatie door middel van initiële en post-initiële
opleidingen.
- Uitwerken en regelen van gezamenlijke verantwoordelijkheid voor de werkprocessen en
kwaliteit binnen en van de koppelvlakken tussen de organisaties.
- Professionele ontmoetingen.
- De experimentele opzet van een wasstraatconcept7.
- Samenwerken met en in de keten.
2.3 Relatie met andere projecten
- Het ontwikkelen van eenduidige managementinformatie en het gezamenlijk aanleveren
van cijfers voor het jaarlijks overleg met College en Raad: het gevoel van
verantwoordelijkheid voor prestaties van de andere organisatie.
- Ontwikkelen van een Verkeerstoren++.
7 Zoals voorgesteld door de NVvR.
22
DEELPROJECT 3
Flexibiliseren zaaksafdoening
3.1 Belang van het onderwerp
Door een flexibeler opzet zal het mogelijk zijn om vraag (het OM) en aanbod (de Rechtspraak)
beter met elkaar in evenwicht te brengen en adequater te reageren bij tijdelijke en/of
onverwachte fluctuaties in het aanbod. Oplopende voorraden en lange wachttijden voor de
burger kunnen hiermee deels worden voorkomen.
3.2 Wat willen we bereiken?
- Het moet mogelijk zijn capaciteit binnen de Rechtspraak uit te wisselen waardoor zaken
in een ander arrondissement af kunnen worden gedaan. Op grond van de artikelen 46a
en 64a Wet RO kan de minister bij tijdelijk gebrek aan zittingscapaciteit binnen het
arrondissement of ressort, gehoord de Raad voor de rechtspraak, tijdelijk een andere
rechtbank of hof aanwijzen waarnaar zaken kunnen worden verwezen. Deze mogelijkheid
zou echter structureel moeten zijn om flexibel te kunnen werken. Er zou bijvoorbeeld, op
basis van een brainstormsessie met een aantal officieren en rechters, een voorstel kunnen
worden gedaan voor een wetswijziging die het mogelijk maakt om op eenvoudige wijze
‘vliegende brigades’ in het leven te roepen als dat nodig is. Door de invoering van de
wetgeving rond de herziening van de gerechtelijke kaart is dat de rechterlijke macht nu
nodeloos moeilijk gemaakt.
- Er moet een flexibele capaciteit worden opgenomen binnen het rooster, met andere
woorden: capaciteit moet niet direct worden geoormerkt aan een bepaalde zaakstroom
maar juist algemeen zijn.
- Een aantal rechtbanken in het land moeten worden aangewezen om in geval van nood
extra zittingen te houden.
- Het reguliere appointeringsschema moet los kunnen worden gelaten afhankelijk van het
soort zaken (bijvoorbeeld zbw-ers).
- Er moeten zoveel mogelijk vaste (landelijke) appointeringsafspraken worden gemaakt,
vergezeld van automatisch plannen met een doorlopende evaluatie om bij te stellen
(“flexibel vast”).
- Start een gezamenlijke pilot telezittingen tussen De Rechtspraak en (CV)OM. Deze pilot
kan onderwerp zijn van de landelijke bespreking tussen de managers uit OM en
Rechtspraak die vier keer per jaar plaatsvindt zoals voorgesteld in paragraaf 2.3.
- Het jaarrooster (of 80%) hiervan moet vooraf beschikbaar komen.
- Het moet mogelijk zijn zittingscapaciteit uit te wisselen bij de grote onderzoeken van het
landelijk en functioneel parket. Hetzelfde geldt voor de capaciteit binnen de kabinetten
RC; deze moet flexibel zijn.
3.3 Relatie met andere projecten:
- Project Digitaal Werken in de Strafrechtketen (DWS)
- Digitalisering draagt bij aan de doelstellingen van VPS
- KEI
- Uitvoeringsketen strafrechtelijke beslissingen (USB)
- Programmaplan CJIB-CVOM
- ZSM 2.0
23
DEELPROJECT 4
Snelle zaakstroom/ZSM:
betekenisvol in strafrechtketen t/m strafrechtelijke beslissing rechter
4.1 Belang van het onderwerp
Kwalitatief hoogwaardige strafrechtspraak dient ook bij een snelle werkstroom voorop te staan.
De belangen van mensen die met strafrecht in aanraking komen zijn meestal groot, ook bij relatief
kleine zaken. Afdoening van zaken moet dus zorgvuldig gebeuren maar ook zo snel mogelijk, zeker
in relatief eenvoudige strafzaken. Dit is van belang om gerechtvaardigde belangen snel te dienen,
duidelijkheid te verschaffen aan betrokkenen of om lik op stuk toe te passen als dat 'het juiste
signaal is'.
De ontwikkeling met betrekking tot ZSM is in dit kader relevant. ZSM is een nieuwe werkwijze die
het noodzakelijk maakt nieuwe afspraken in de keten te maken tussen politie, het OM en de
Rechtspraak over de afhandeling van ZSM-strafzaken. De ZSM-werkwijze is gericht op het meer
betekenisvol en waar mogelijk sneller afdoen van strafzaken. Nauwe samenwerking tussen de
partners in de strafrechtketen is hierbij van cruciaal belang. Tot nu toe zijn ervaringen opgedaan
met ZSM-zittingen (8 weken) en met een bredere toepassing van supersnelrecht en snelrecht.
De ketenbrede werkgroep ‘ZSM en Rechterlijke Interventies’ onder leiding van plaatsvervangend
Hoofdofficier van justitie in Amsterdam mr. H.E. Hoogendijk werkt op dit moment aan de verdere
ontwikkeling van ZSM. Doel van de werkgroep is om ZSM betekenisvol te laten zijn in de
strafrechtketen tot en met de strafrechtelijke beslissing van de rechter. In 2014 wil de werkgroep
onderstaande resultaten bereiken. De task force doet hierbij enkele aanbevelingen en wenst de
activiteiten van de ketenbrede werkgroep graag in de voorgestelde programmatische aanpak te
monitoren om dubbelingen te voorkomen.
4.2 Wat willen we bereiken?
De ketenbrede werkgroep heeft geadviseerd om tot een afhandelmodel te komen met drie
varianten voor zaken die via ZSM worden gedagvaard:
1. supersnelrecht in beginsel door de RC als zittingsrechter en binnen de termijn van
inverzekeringstelling (binnen drie dagen) bij de rechtbanken met voldoende zaakaanbod
(grootstedelijke gebieden, elders bij evenementen);
2. snelrechtzittingen binnen de bewaringstermijn van veertien dagen.8
3. ZSM-politierechterzittingen op acht weken.
Het projectplan voor 2014 van de ketenbrede werkgroep richt zich op het experimenteren in een
pilot met de derde variant. Het doel is:
- Het verkrijgen van inzicht in de huidige praktijk van via ZSM gerouteerde zaken die aan de
Rechtspraak worden voorgelegd en op zitting worden gebracht en afgedaan. Dit inzicht
betreft informatie over doorlooptijden maar ook over de uitvoeringspraktijk in de regio
van de betrokken organisaties.
- Toets een procesmodel/procesmodellen waarin de via ZSM gerouteerde zaken aan de
Rechtspraak worden voorgelegd en op zitting worden gebracht door middel van pilots.
- Ontwerp een model waarin de via ZSM gerouteerde zaken op een optimale en landelijk
uniforme wijze aan de Rechtspraak worden voorgelegd en worden afgehandeld. Let
daarbij op het waarborgen van zorgvuldigheid en de uitgangspunten van ZSM (de zes S-
en).
8 In feite 3 dagen (in verzekering) + 14 dagen (in bewaring).
24
- Stel op basis van de pilotervaringen een voorstel voor een implementatiestrategie op, dat
landelijk toepasbaar is en aansluit bij de ontwikkelingen binnen het programma KEI van de
Rechtspraak.
De task force brengt in aanvulling op het bovenstaande graag de volgende punten onder aandacht
van de werkgroep ZSM:
- Naast ZSM en (super)snelrecht moet op termijn ook worden bezien welke afspraken
gemaakt kunnen worden over TUL (al dan niet gecombineerd met hoofdzaak), 22g Sr
(taakstraf en VH), schorsingsverzoeken en opheffingen VH, beslagkwesties, teruggave
rijbewijs, VI (weigering OM), onthouding stukken (30-32 Sv) en beperkingen VH.
- Voor de behandeling van zogenaamde snelle zaakstromen kunnen verschillende rechters
in verschillende hoedanigheden bevoegd zijn: RC, PR, MK, raadkamer. De richting zou
moeten zijn deze zaken:
a. te concentreren bij een kamer (EK, MK, raadkamer), die al deze hoedanigheden
verenigt en,
b. voor zover dat om welke reden ook niet kan zo snel mogelijk de 'vaste' rechter
(bijvoorbeeld de MK) ad hoc in te schakelen.
Bij de eerste categorie (a) valt te denken aan een vast dagdeel, dat afhankelijk van de
'vraag' varieert van elke werkdag tot eenmaal in de week, waarop de Rechtspraak
standaard een rechter daarvoor beschikbaar heeft. Denkbaar is dat dit het kabinet RC is
aangezien het kabinet al is toegerust voor de snelle behandeling van zaken.
- De ZSM-zaakstroom vraagt om een aanpassing van het landelijke strafprocesreglement. In
het huidige reglement wordt nog niet gesproken over ZSM en de daarbij behorende
logistieke afspraken. Hierbij wordt gebruik gemaakt van de uitkomsten van de landelijke
ketenbrede werkgroep. Van belang is dat de te maken logistieke afspraken zijn afgestemd
met de politie en de overige ketenpartners. Eenduidige afspraken en te gebruiken
modellen kunnen worden voorbereid door de landelijke ketenbrede werkgroep, zodat
onder meer inzendtermijnen en kwaliteit geborgd worden.
4.3 Verwachte looptijd van de implementatie
De pilots worden uitgevoerd in 2014. Op basis van de pilotervaringen wordt vervolgens een
voorstel gedaan voor landelijke afspraken, uniformering en implementatie.
4.4 Relatie met andere projecten
ZSM en KEI.
25
DEELPROJECT 5
Aan te passen wet- en regelgeving
De task force stelt voor het OM en de Rechtspraak een gezamenlijke analyse uit te laten voeren
naar wet- en regelgeving die de uitvoering van procesafspraken tussen beide organisaties
bemoeilijken. Een groep met ervaren medewerkers uit beide organisaties zou landelijk een
inventarisatie kunnen uitvoeren vergelijkbaar met hetgeen eerder al door de Commissie
Verbetervoorstellen9 is gedaan.
Verschillende onderwerpen zijn in het voorgaande al aan de orde gekomen:
- Onderzoek het huidige betekeningensysteem en betrek expliciet (gedateerde) eisen
vanuit de wet- en regelgeving daarbij. Kom met alternatieven en voorstellen.
- Capaciteitsuitwisseling binnen de ZM waarbij het mogelijk is dat rechters ook buiten het
eigen arrondissement bevoegd zijn om zaken te behandelen.
- Capaciteitsuitwisseling binnen de ZM waarbij het mogelijk is om zaken in een ander
arrondissement af te doen. Op grond van de artikelen 46a en 64a Wet RO kan de minister
bij tijdelijk gebrek aan zittingscapaciteit binnen het arrondissement of ressort, gehoord de
Raad voor de rechtspraak, tijdelijk een andere rechtbank of hof aanwijzen waarnaar zaken
kunnen worden verwezen. Deze mogelijkheid zou echter structureel moeten zijn om
flexibel te kunnen werken.
De task force geeft vooruitlopend op de genoemde inventarisatie in overweging wet- en
regelgeving rond de volgende onderwerpen nader te onderzoeken:
- De mogelijkheid van vordering tot appointering.
Het OM kan een rechtbank nu slechts verzoeken om een zaak te appointeren maar heeft
geen verdere middelen tot zijn beschikking om een zaak daadwerkelijk op een zitting
geplaatst te krijgen. Onderzocht kan worden of het OM de mogelijkheid moet krijgen een
vordering tot appointering/dagbepaling te doen waarbij de rechtbank gehouden is de zaak
op een zitting te plaatsen.
- Het opnemen van termijnen in de wet ter versterking van de positie van de rechter-
commissaris.
De bedoeling van de nieuwe wet versterking positie rechter-commissaris was onder meer
om eerder met wensen van OM en verdediging aan de slag te kunnen gaan en daarmee
voortvarendheid in het proces te krijgen. In de praktijk blijkt dat het moeilijk is voor de
rechter-commissaris om in alle opzichten inhoud te geven aan de bedoeling van de wet.
De rechter-commissaris heeft geen mogelijkheden om procesdeelnemers aan te zetten
om tempo te maken. Er zijn geen consequenties wanneer bijvoorbeeld gewacht wordt met
het indienen van onderzoekswensen tot de zitting. Dit zou opgelost kunnen worden door
in de wet termijnen op te nemen die bepalen dat het OM en de verdediging binnen een
bepaalde termijn vóór een regiebijeenkomst de onderzoekswensen schriftelijk kenbaar
dienen te maken.
Naast het onderzoeken welke wet- en regelgeving procesafspraken bemoeilijken, stelt de task
force voor dat bij toekomstige wetgeving ook door OM en Rechtspraak gezamenlijk wordt gekeken
wat de impact is van het wetsvoorstel op de (logistieke) samenwerking tussen OM en Rechtspraak.
In de advisering over nieuwe wetgeving moet dit gezamenlijke perspectief consequent worden
gehanteerd.
9 Commissie Verbetervoorstellen, 20 november 2003
26
De voorstellen die vanuit dit deelproject gedaan zullen worden, kunnen afhankelijk van de aard
van de wijziging ingebracht worden bij de herijking van het Wetboek van Strafvordering die in het
kader van het programma Versterking prestaties in de strafrechtketen (VPS) plaatsvindt.
27
Hoofdstuk 4
HOE NU VERDER?
De task force is van mening dat met dit rapport een eerste, belangrijke stap is gezet in het
structureel verbeteren van de verhoudingen tussen OM en Rechtspraak. Door de invoering van
onder meer de Verkeerstoren++ en de reguliere overleggen tussen het lokale management en
bestuur zullen veelvoorkomende fricties in de samenwerking op de koppelvlakken op korte
termijn afnemen. Daarnaast zullen de in de programmastructuur te ontplooien initiatieven ervoor
moeten zorgen dat ieder binnen beide organisaties ervan doordrongen raakt dat OM en
Rechtspraak moeten samenwerken op de koppelvlakken. Ingezette verbeteringen worden
geborgd in verantwoordingsgesprekken waardoor tijdig bijsturing plaats kan vinden indien nodig
en landelijke continuïteit is verzekerd. OM en Rechtspraak zullen als rechterlijke macht op deze
wijze daadwerkelijk samenwerken aan kwalitatief hoogwaardige en efficiënte strafrechtspleging.
Dat zijn OM en Rechtspraak verplicht aan de samenleving.
De task force geeft aan College en Raad in overweging om zoals gezegd de task force na opleveren
van dit rapport door te laten gaan in afgeslankte vorm als stuurgroep die het programma vorm
kan gaan geven waarbinnen de verschillende deelprojecten uitgevoerd kunnen worden. De task
force hecht veel waarde aan deze stuurgroep omdat tot nu toe een landelijke,
gemeenschappelijke doorzettingsmacht heeft ontbroken. Lokale maar ook landelijke initiatieven
ter verbetering van de strafrechtketen zijn mede hierdoor niet voldoende van de grond gekomen.
Indien College en Raad als opdrachtgevers van de task force van mening zijn dat de voorstellen
van de task force noodzakelijk zijn om nu de samenwerking in de strafrechtketen – met de focus
op de verbetering in de samenwerking tussen het OM en de Rechtspraak – daadwerkelijk beter te
laten verlopen, dan acht de task force het van belang dat er op korte termijn actie wordt
ondernomen om de verbeteringen in gang te zetten. De task force verwacht dat als er nu
voortvarend te werk wordt gegaan zowel de korte als de lange termijn oplossingen – in elke geval
deels – nog dit jaar, in 2014, gestalte kunnen krijgen. De task force ziet de uitkomsten met
vertrouwen tegemoet.
28
Bijlage 1
Samenstelling task force
In september 2013 is de task force samengesteld, bestaande uit de volgende leden:
Openbaar Ministerie:
mr. G.W. van der Burg (hoofdofficier Landelijk parket, delegatieleider OM)
mr. J.R. Eland (hoofdofficier arrondissementsparket Noord-Nederland)
drs. J.R. Harwig (directeur bedrijfsvoering arrondissementsparket Midden-Nederland)
mr. F.K.G. Westerbeke (hoofdofficier arrondissementsparket Rotterdam)
mr. A.H. van Wijk (lid College van procureurs-generaal)
mr. N.G. Zandee (hoofdofficier arrondissementsparket Oost-Nederland)
Rechtspraak:
mr. T. Avedissian (president rechtbank Overijssel)
mr. C.M.T. Eradus (president rechtbank Amsterdam, delegatieleider ZM)
mr. P.A.H. Lemaire (afdelingsvoorzitter strafrecht gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, voorzitter
LOVS)
mr. P.W.E.C. Pulles (president rechtbank Limburg)
drs. T. Rooijers (niet-rechterlijk bestuurslid rechtbank Rotterdam)
mr. C.H.W.M. Sterk (bestuurslid Raad voor de rechtspraak)
De task force werd ondersteund door drs. J.Ph. Visser (DVOM) en mr. C.M. Strengers (rechtbank
Amsterdam)
29
Bijlage 2
Overzicht projecten / programma’s op het koppelvlak OM-RECHTSPRAAK
In deze bijlage wordt een opsomming gegeven van de programma’s en projecten die op dit
moment worden uitgevoerd ter verbetering van de strafrechtketen. Tussen haakjes is steeds
aangegeven welke organisatie de eigenaar is.
Dit overzicht kan als referentie dienen voor de activiteiten die de Taskforce OM-ZM heeft
voorgesteld.
1. Versterking Prestaties Strafrechtketen (Minister van Veiligheid & Justitie)
Het programma Versterking Prestaties Strafrechtketen (VPS) heeft tot doel om in 2016 het
volgende bereikt te hebben:
1. De ongewenste uitstroom van zaken is geminimaliseerd:
a. méér zaken worden succesvol afgerond en
b. veroordeelden ondergaan hun straf daadwerkelijk.
2. De in-, door- en uitstroom van zaken in de keten is inzichtelijk en transparant.
3. Digitale informatie-uitwisseling, ook met de advocatuur en de burger is de norm in de keten.
4. De doorlooptijden zijn aanzienlijk verkort.
5. Het aangifteproces is een hoogwaardig dienstverleningsproces waarbij de burger eenvoudig
aangifte kan doen en snel en effectief wordt geholpen.
6. Het Wetboek van Strafvordering en relevante wetgeving zijn aangepast.
Onderdeel van VPS is ook het programma Strafrechtketen Versterkt en Versneld (SVV). In het
kader van dit programma vinden er binnen alle arrondissementen projecten plaats waarbij
gebruikt wordt gemaakt van de ‘Lean Six Sigma’ methode om processen in de keten beteren op
elkaar te laten aansluiten.
2. Uitvoeringsketen Strafrechtelijke Beslissingen (Minister Veiligheid & Justitie)
Binnen het Programma Uitvoeringsketen Strafrechtelijke Beslissingen worden alle projecten
ondergebracht, die betrekking hebben op de executie van strafrechtelijke beslissingen
3. Digitaal Werken in de Strafrechtketen (Ministerie van Veiligheid & Justitie)
Digitaal Werken in de Strafrechtketen (DWS) is onderdeel van het Programma Versterking
Prestaties Strafrechtketen. Dit programma van en voor alle ketenorganisaties en getrokken door
de top van Politie, OM, Rechtspraak, het executiedomein en het departement gezamenlijk, moet
er voor zorgen dat met innovatieve werkwijzen en vakmanschap strafzaken sneller, slimmer, beter
en transparanter worden afgehandeld.
4. Advies op Tijd
Het doel van Advies op tijd is dat voor alle strafrechtzaken waarbij forensische zorg aan de orde
is, twee weken voor de zitting het advies inclusief indicatiestelling en een uitvoerbaarheidstoets
ten behoeve van de plaatsing is opgeleverd. Hieronder valt ook de rapportage pro Justitia, indien
van toepassing.
30
5. ZSM (Openbaar Ministerie)
Het programma ZSM heeft tot doel veelvoorkomende criminaliteit samen op snelle, slimme,
selectieve, simpele en samenlevingsgerichte wijze aan te pakken. Het jaar 2014 staat voor ZSM in
het teken van de implementatie van de ZSM 2.0 werkwijze en een verdere doorontwikkeling. Het
ontwerp ZSM 2.0 betreft een verrijking en een op onderdelen aangevulde werkwijze ten opzichte
van de in 2013 overal in het land al ingevoerde ZSM 1.1 werkwijze. In het ontwerp ZSM 2.0 wordt
beschreven dat het model voor de afhandeling van Rechtspraak-zittingen drie varianten kent:
supersnelrecht (3 dagen), snelrecht (14 dagen) en ZSM-politierechterzittingen. In het ontwerp
staat dat deze ZSM politierechterzittingen binnen een ‘nader te bepalen termijn’ dienen plaats te
vinden.
6. Programma Kwaliteit en Innovatie (KEI) deelprogramma straf (Rechtspraak)
De doelstellingen van het deelprogramma KEI-straf zijn:
- In de verticale keten is het aantal aanhoudingen in standaardzaken in 2017 met gemiddeld
50% gedaald ten opzichte van het peil per 1 januari 2012, voor maatwerkzaken geldt een
percentage van 25%.
- De gemiddelde doorlooptijd van een standaard strafzaak in de verticale keten is in 2017 met
50 % gereduceerd ten opzichte van het peil per 1 januari 2012.
- De gemiddelde doorlooptijd van een maatwerk strafzaak in de verticale keten is in datzelfde
jaar met 30 % gereduceerd ten opzichte van het peil per 1 januari 2012.
- In 2015 wordt binnen de 1e lijn twee-derde van de standaardzaken binnen een maand
afgehandeld, een zelfde percentage geldt voor de standaardzaken in hoger beroep.
- In 2016 is het voor de gehele verticale keten mogelijk om zaken met een groot maatschappelijk
belang versneld (via een fast lane) of anderszins met extra prioriteit (rechtseenheid,
rechtsontwikkeling) af te doen.
- In 2016 wordt alle informatie binnen de verticale strafrechtketen met betrekking tot
strafzaken uitsluitend digitaal uitgewisseld en de gerechten zijn vanaf dat moment ook in staat
alle informatie met betrekking tot strafrechtzaken digitaal aan te bieden aan alle bij de
strafzaak betrokken partijen.
- In 2017 is alle informatie over de in-, door- en uitstroom van strafzaken in de verticale keten
inzichtelijk en op elk moment voor elk gerecht in de verticale keten digitaal beschikbaar.
- In 2017 zijn alle taken en bevoegdheden tussen de eerste en de tweede lijn en de tweede lijn
en de Hoge Raad – inclusief en met respect voor het rechterlijk domein – helder afgebakend,
waaronder ook de taken en bevoegdheden van de Rechtspraak en het OM.
- In 2017 is er een kennismanagementsysteem waarmee aan rechters en juridische
ondersteuning 75% van de voor strafzaken relevante kennis digitaal beschikbaar wordt gesteld
voorafgaand aan de zitting.
- Strafrechters en de juridische ondersteuning besteden in 2017 15 % meer tijd aan de
afdoening van complexe en/of specialistische strafzaken.
Om bij te dragen aan het realiseren van de bovenstaande doelstellingen kent het project KEI
verschillende projecten. De belangrijkste daarvan zijn op dit moment:
- Snelrecht-plus (gericht op het reduceren van het aantal en duur van de aanhoudingen en het
verzorgen van een goede aansluiting op ZSM).
- Verkeerstoren-plus (gericht op verbeterde in-, door- en uitstroom van zaken in de eerste
aanleg).
- Voorsorteren (gericht op een effectievere en efficiëntere inschakeling van het kabinet rechter-
commissaris).
31
- De Hoven (gericht op een verbeterde in-, door- en uitstroom van zaken in tweede aanleg met
daarin de projecten A12 en het Digitale Hof).
- Lokale en regionale Lean-Six-Sigma projecten, waaronder bijv. het project RM-akkoord.
- De proeftuinen Noord-Nederland, Rotterdam en Den Haag (gericht op de ontwikkeling van
een landelijk referentiemodel voor de (werk)processen mede ten behoeve van de
digitalisering in het kader van DWS).
7. OM 2020 (Openbaar Ministerie)
Dit programma is nog in ontwikkeling maar vooralsnog is het doel van het werkprogramma OM
2020: versterking van een doelgerichte, doelmatige, integrale, creatieve en flexibele
doorontwikkeling van de OM-organisatie, door de hiervoor benodigde verbeterprojecten onder
één overkoepelend werkprogramma te brengen, zodat voortdurend en in samenhang kan worden
gewerkt aan oplossingen die toetsbaar bijdragen aan een slimmer werkend OM dat een maximaal
maatschappelijk rendement genereert tegen zo laag mogelijke kosten.
8. Besturen en bekostigen (Openbaar Ministerie)
De algemene doestelling van het programma is het ontwikkelen, beschrijven en implementeren
van het nieuwe besturing en bekostigingsmodel, inclusief het GVK+ stelsel, met als doel:
- Transparantie op de resultaten.
- Het bepalen van de financiële impact op (autonome) ontwikkelingen binnen de productie
en ex-/intensiveringen van beleid.
- Het maken van afspraken in het kader van resultaat gerichte sturing naar OM-onderdelen.
- Jaarlijkse budgetrust, zowel richting departement als onderdelen.
9. Programma Digitaal werken (Openbaar Ministerie)
Het doel van het programma is het ontwikkelen en het implementeren van het digitaal werkproces
voor alle zaakstromen op de parketten. In 2016 is het werken met het digitaal strafrechtdossier
de norm waarbij de vitale bedrijfsprocessen zonder papier kunnen worden afgedaan.
10. Kwaliteitsplan Politie-OM (Openbaar Ministerie)
Er komt een plan van aanpak dat moet resulteren in een verbetering van de kwaliteit van de
output van de politie (en dus ook van de input van het OM). De scope is dat gestart zal worden
met de kwaliteit van de zaken waarin een formeel overdrachtsmoment zit (ZSM en onderkant HIC,
de brengzaken). De kwaliteitsverbetering zal vooralsnog worden ingezet op het niveau van de
basisteams. Niet op alle basisteams tegelijk maar wel in alle regio's (geen pilotregio's).
11. Programma Verbinden en Versterken (Openbaar Ministerie / CJIB)
De opdracht van dit programma is om een slimmere, snellere en effectievere samenwerking te
realiseren met betrekking tot de procesinrichting van de CVOM en het CJIB, waarbij via
herordening van taken en/of processen zichtbare professionaliteit en daarmee voordelen voor
burgers, medewerkers, eigen organisaties en eigenaren worden behaald.
12. Virtueel parket (Openbaar Ministerie)
De doelstelling van het programma virtueel parket is het realiseren van een tijdelijk, flexibel,
concern-breed inzetbaar team van beoordelaars, dat gericht is op efficiënte zaakafhandeling en
vergroten van de productie per medewerker. Het team werkt in een virtuele werkomgeving met
32
toepassing van innovatieve middelen en capaciteitsmanagement en fungeert als een mogelijkheid
voor medewerkers om hun inzetbaarheid te vergroten en hun mobiliteit te bevorderen, binnen
en buiten het OM.
13. Wegwerken voorraad (Openbaar Ministerie)
De minister van Veiligheid en Justitie heeft € 5 miljoen extra toegezegd aan het OM om voorraden
weg te werken. Het plan is daartoe 100 ervaren parketsecretarissen (virtueel) af te zonderen zodat
zij als team alle achterstanden weg kunnen werken.
14. Fact factory (Openbaar Ministerie)
De Fact Factory is een tijdelijk construct binnen het Parket-Generaal om de kwaliteit en
beschikbaarheid van de informatievoorziening voor het College en de concerndirecteuren een
impuls te geven. De eerste prioriteit ligt bij de beschikbaarheid van betrouwbare interne stuur- en
verantwoordingsinformatie over de productie en operatie van het OM ( productie, financiën en
personeel) ten behoeve van kwantitatief onderbouwde besluitvorming.
15. Huisvesting / Compacte Rijksdienst (Openbaar Ministerie)
- OM huurt verdiepingen/gebouw, veelal in justitieclusters, neemt werkplekken af bij
ketenpartners, en maakt gebruik van gemiddeld vijf flexibele werkplekken bij de
Rechtspraak en ruimte voor TOM-zittingen en BOB-kamers.
- OM neemt gebouw gebonden facilitaire dienstverlening af bij ketenpartners.
- Naar aanleiding van het programma Compacte Rijksdienst is besloten dat de facilitaire
dienstverlening wordt besteed bij vier Concern Dienstverleners van het Rijk.
Rijkswaterstaat, Belastingdienst, FMHaaglanden (BZK) en DJI.
- Documentmanagement: het programma digitalisering 2016 wordt aangevuld met het
project documentmanagement vanuit dit programma. Uitkomsten hebben gevolgen heeft
voor de samenwerking tussen OM en Rechtspraak en dienstverlening van de Rechtspraak.
Vergaande samenwerking in de digitalisering van de (keten)processen.
- Uitvoering masterplan justitieclusters zorgt voor verhuisbewegingen OM en
verschuivingen samenstelling bewoners.
- RijksPDC zorgt voor nieuwe PDC voor OM. Besparingen OM in relatie tot besparingen
Rechtspraak samenbrengen in PDC.
- Wijziging sourcing facilitaire taken heeft gevolgen voor organisatie en personeel OM en
Rechtspraak en mogelijk samenwerking.
- IUC, gezamenlijk inkopen en verbeteren operationele inkoopproces digi-inkoop.
33
Bijlage 3
Financiële inschatting 2014
2014
1 Kosten Stuurgroep / programma-aanpak,
incl. inzet van externe ondersteuning
840.000
2 Verkeerstoren++ 1.050.000
3 Uniforme managementinformatie tbv structureel
overleg OM-Rechtspraak op bestuurlijk, tactisch
en operationeel niveau
100.000
4 Koppeling informatiesystemen:
- GPS – DIVOS
- AMBER – ZM
- DIVOS – 2e lijn
- politie-systemen – GPS
50.000
200.000
100.000
700.000
5 Steunstructuur samenwerken 200.000
6 Systeem voor capaciteitsuitwisseling 50.000
TOTAAL 3.240.000
Ad 1: Kosten stuurgroep / programma-aanpak:
- Twee programmaleiders (OM en Rechtspraak), niveau plv. Hoofdofficier/rechterlijk
bestuurslid: 2x € 130.000 = € 260.000
- Secretaris stuurgroep: 1x € 80.000
- Programmabureau met professionele en secretariële ondersteuning (gerekend met
programmamanager ca. 150-200k en secretariële ondersteuning ca. 80 k) : € 400.000 –
500.000
Ad 2: Verkeerstoren++
De Verkeerstoren++ als logistiek centrum op het snijvlak van het OM en de Rechtspraak regelt
de zaaksstromen, de appointering en bewaakt de termijnen en tijdige aanlevering van
onderdelen van het strafdossier. Vanuit de Verkeerstoren++ worden zittingen vrijgegeven en
wordt de kwaliteit, volledigheid en tijdigheid van het dossier bewaakt. Het eerste jaar staat in
het teken van de opbouw van een dergelijk knooppunt, bemenst door zowel OM als
Rechtspraak. Ten behoeve van de realisatie van die Verkeerstorens zijn projectleiders nodig voor
de bouw in het jaar 2014. De kosten die hiermee gemoeid zijn de middensom per projectleider
per arrondissement en belopen: 11 arrondissementen (vanuit Rechtspraakperspectief) en 4
ressorten is 15 x € 70.000 = € 1.050.000.
Ad 3: Uniforme managementinformatie
Dit betreft zowel de kosten voor ontwikkeling als voor de centrale ontsluiting en
beschikbaarstelling aan de arrondissementen. Onderzoek plus ontsluiting informatie (liefst via
gezamenlijke module Phoenix): € 100.000
Ad 4: Koppeling informatiesystemen OM en Rechtspraak
- Doorontwikkeling GPS-DIVOS: € 50.000 (bron: programmaplan Digitalisering)
- Koppeling AMBER – ZM: (bron: claim ‘Investeren in de strafrechtsketen 2014’ dd 6-11-
2013)
- Ontwikkeling koppeling DIVOS – EDMZ/2e lijn: (bron: programmaplan Digitalisering)
34
- Koppeling politie-GPS (koppeling GPS: € 265.000; licentiekosten € 346.000,
beheer/exploitatie (€ 50.000 structureel): ca € 700.000 (bron: claim ‘Investeren in de
strafrechtsketen 2014’ dd 6-11-2013)
Ad 5: Steunstructuur samenwerken
Ter ondersteuning van verbetering van samenwerking en onderling begrip wordt gedacht aan
onder meer het opzetten van meeloopstages, tegenspraak- en feedbackstructuur en
professionele ontmoetingen zoals in de deelprojecten 1 en 2 wordt beschreven.
Ad 6: Systeem voor capaciteitsuitwisseling
De kosten die gemoeid zijn met het binnen de Rechtspraak flexibel inzetten van rechters buiten
het eigen arrondissement en ten behoeve van het afdoen van zaken in een ander
arrondissement, beperken zich tot reis- en verblijfkosten (feitelijke uitwisseling van rechters naar
een ander arrondissement).
35
Bijlage 4
Voorstel uniforme en gestandaardiseerde managementinformatie
Werkgroep MI, januari 2014
1. Inleiding
In juli 2013 is er door de voorzitters van de Raad voor de Rechtspraak en het College van
Procureurs-Generaal een Taskforce OM-ZM opgericht. De taskforce heeft als taak om structurele
oplossingen te vinden om de samenwerking in de keten OM/ZM sterk te verbeteren. In de
taskforce zitten bestuurders uit de geledingen van ZM en OM.
Binnen de taskforce is bedacht dat er twee punten zijn die lokaal op korte termijn moeten worden
ingevoerd: a. regulier overleg tussen OM en ZM op bestuurlijk én managementniveau met een
vast aantal onderwerpen en b. uniforme en gestandaardiseerde management informatie.
Op verzoek van Peter Pulles (president rechtbank Limburg) en Fred Westerbeke (hoofdofficier van
Justitie parket Rotterdam) is een werkgroep gevraagd om de uniforme en gestandaardiseerde
managementinformatie uit te werken.
Hierbij is meegegeven dat:
- Het gaat om de factoren die belangrijk zijn voor de sturing op het lokale ketenproces.
Welke zijn de relevante minimum parameters die daarvoor nodig zijn? Via die MI moeten
de organisatorische belangen van beide organisaties inzichtelijk zijn, zodat waar mogelijk
gezamenlijk en uiteraard met behoud van de eigen verantwoordelijkheid sturing wordt
gegeven aan het proces. OM en ZM moeten algemeen gesproken meer oog krijgen voor
elkaars belangen bij het ketenproces en zich meer mede verantwoordelijk voelen voor het
belang van de ander. Voorbeelden: de tijdigheid van de aanlevering van dossiers en de
volledigheid daarvan, de vullingsgraad van zittingen, het afdoeningsprofiel en de tijdigheid
van het RM-akkoord. Het landelijk strafprocesreglement is een van de uitgangspunten.
- Van belang bij de MI zijn verder de definities die ten grondslag liggen aan die MI-
parameters. Voorbeeld: is een TUL een aparte zaak die meetelt voor de vulling van een PR
of niet?
- IT moet ondersteunend hierbij zijn. We moeten bij voorkeur niet handmatig willen turven.
Is de huidige IT werkbaar en zo niet, wat moet worden ontwikkeld?
Het onderhavige stuk is de uitwerking van dit verzoek.
36
1.1. Samenstelling werkgroep
De werkgroep MI bestaat uit medewerkers van ZM en OM, te weten:
- Peter Berden - afdelingshoofd, AP Rotterdam
- Dolf de Bock - procesmanager, AP Limburg
- Bert Bosma - teamvoorzitter straf, Rechtbank Limburg
- Hans Evers - afdelingsvoorzitter Publiek, rechtbank Rotterdam (voorzitter)
- Ina Hendriks - Zeeland-West-Brabant
- Coen Jaspar - adviseur financiën en control, Rechtbank Rotterdam
- Jan Oudsen - hoofd verkeerstoren, Rechtbank Amsterdam
- George Rasker - afdelingshoofd, AP Midden-Nederland
- Frank Rosielle – senior adviseur Planning & Control, Rechtbank Amsterdam
- Roy Tillmann - teamcontroller, Rechtbank Limburg
- Joost Visser - projectleider, DVOM (secretaris)
De werkgroep is op vrijdag 29 november één dagdeel bij elkaar gekomen. Op basis van deze
bijeenkomst is het onderhavige stuk uitgewerkt.
1.2. Uitgangspunten
Naar de mening van de werkgroep zou de managementinformatie betrekking moeten hebben op
twee onderwerpen:
1. Het zittingsconvenant
2. Het Strafprocesreglement
De managementinformatie moet aan een aantal randvoorwaarden voldoen om een rol te
kunnen spelen in de afstemming tussen OM en ZM, te weten:
- Eenduidige definities;
- Betrouwbaar;
- Combinatie zijn van sturingsinformatie en realisatie;
- Meetbaar zijn m.b.v. de systemen of anders makkelijk handmatig te verkrijgen op locatie.
Bij de uitwerking hieronder komen deze punten steeds terug.
37
2. Inhoud managementrapportage
Er wordt voorgesteld de volgende onderwerpen op te nemen in een managementrapportage die
vervolgens als leidraad kan fungeren bij het regulier overleg tussen OM en ZM op bestuurlijk
niveau. Daarnaast zal er uiteraard op operationeel niveau nog behoefte zijn aan meer informatie.
De managementrapportage maakt onderscheid tussen een gedeelte met informatie over de
realisatie en een gedeelte met sturingsinformatie. Uiteindelijk worden beide type informatie
gebruikt om te sturen maar in het geval van sturingsinformatie is het nog mogelijk om het lopende
proces te beïnvloeden, bijvoorbeeld zodat de zitting wel goed gevuld wordt of het dossier
compleet wordt aangeleverd.
Daarnaast bevat de managementrapportage informatie over de realisatie van de contractuele
afspraken zoals vastgelegd in het strafprocesreglement.
De definities die nodig zijn om de hieronder voorgestelde managementinformatie te ontwikkelen
zullen in het vervolg nog verder uitgewerkt en afgestemd moeten worden.
2.1. Realisatie
2.1.1. Zittingsconvenant
KPI’s: De gegevens moeten voor MK, MK jeugd, EK, Kr en Ktg betrekking hebben op:
- aantal gerealiseerd zittingen i.r.t. afspraak zittingsconvenant
Doel: Monitoren of de realisatie van het zittingsconvenant nog verloopt conform de afspraak
(worden de afgesproken zittingen daadwerkelijk aangeboden door het OM)
Meetbaarheid: Aantal gerealiseerde zittingen handmatig.
In GPS en Compas zou een uniek zittingsnummer gemaakt moeten worden. Wanneer dit unieke
zittingsnummer in de mi-systemen wordt opgenomen, kan het aantal zittingen correct geteld
worden. Niet alleen bovenstaand gegeven maar ook de gegevens gevraagd in 2.1.2 vulling
zittingen, 2.1.3 productie (per zitting) en 2.2.2. zittingen kunnen dan geautomatiseerd geleverd
worden.
38
2.1.2. Vulling zittingen
KPI’s: De gegevens moeten voor MK, MK jeugd, EK, Kr en Ktg betrekking hebben op:
- Input: te behandelen zaken uitgesplitst naar:
o Eerste behandelingen op zitting
� Dagvaarden in eerste aanleg
� Pro forma
� Dagvaarden na strafbeschikking
� Ontnemingsvorderingen
o Opslag (alle overige zaken bv. tullen algemeen);
- Aanhoudingspercentage (alleen over de zaken die voor inhoudelijke behandeling staan).
Doel: Monitoren of de afgesproken zittingen daadwerkelijk worden gevuld door het OM met de
afgesproken aantallen per zitting.
Meetbaarheid: al deze gegevens zijn op basis van GPS en Compas te leveren maar moeten wel
handmatig worden gecorrigeerd.
2.1.3. Productie (lamicieproducten)
KPI’s: De gegevens moeten voor MK, MK jeugd, EK, Kr en Ktg betrekking hebben op:
- Productie per lamiciecategorie;
- Lamicieproducten gedeeld door het aantal zittingen.
Doel: Monitoren of de realisatie van de output verloopt conform de afspraak.
Meetbaarheid: al deze gegevens zijn op basis van GPS en Compas te leveren.
2.1.4. Intrekking
KPI’s: De gegevens moeten voor MK, MK jeugd, EK, Kr en Ktg betrekking hebben op:
- Aantal intrekkingen;
- Redenen van intrekking.
Doel: Monitoren van de reden van intrekkingen.
Meetbaarheid: de reden van intrekking wordt in GPS en Compas geregistreerd in een open tekst
veld, dit zou moeten worden aangepast naar een beperkte lijst met categorieën, net als bij de
aanhoudingen dient er wel voor gezorgd te worden dat diegene die bepaalt wat de reden van
intrekking is daarvoor voldoende is gekwalificeerd en dient er een eenduidige lijst met redenen
voor intrekkingen gemaakt te worden. Dit betekent een aanpassing in Compas en GPS.
2.1.5. Aanhoudingen
KPI’s: De gegevens moeten voor MK, MK jeugd, EK, Kr en Ktg betrekking hebben op:
- Aantal aanhoudingen;
- Redenen van aanhouding.
39
Doel: Monitoren van de reden van aanhouding.
Meetbaarheid: de reden van aanhouding wordt geregistreerd in GPS en Compas, er dient wel voor
gezorgd te worden dat diegene die bepaalt wat de reden van aanhouding is daarvoor voldoende
is gekwalificeerd. Daarnaast moet de huidige lijst met redenen van aanhouding worden geschoond
omdat hij te uitgebreid is. In de lijst dient opgenomen te worden als reden ‘onvoldoende
zittingscapaciteit’ zodat het aantal zaken die pro forma aangehouden worden om die reden
inzichtelijk wordt. Dit betekent een aanpassing van de referentie lijst in GPS en Compas.
2.1.6. Nietige dagvaardingen
KPI’s: Aantal nietige dagvaardingen bij MK, MK jeugd, EK, Kr en Ktg.
Doel: Monitoren van het aantal nietige dagvaardingen
Meetbaarheid: Op basis van Compas/GPS is dit meetbaar.
2.1.7. Dossiers naar OM voor executie
KPI’s: De gegevens moeten voor MK, MK jeugd, EK, Kr en Ktg betrekking hebben op:
- Doorlooptijd eindvonnis - RM akkoord;
- Doorlooptijd RM akkoord – verzending dossier van ZM naar OM.
Doel: Inzicht in de doorlooptijd tussen eindvonnis – RM akkoord en RM akkoord – verzending
dossier maakt het mogelijk om op deze doorlooptijd te sturen.
Meetbaarheid: De datum eindvonnis en RM akkoord worden geregistreerd in GPS en Compas. De
overdracht van het dossier van ZM naar OM kan ten behoeve van managementinformatie niet
goed worden geregistreerd, hiervoor zal een markeringspunt in GPS en Compas aangebracht
moeten worden.
2.1.8. Executie vonnissen
KPI’s: De gegevens moeten voor MK, MK jeugd, EK, KR en Ktg betrekking hebben op:
- % vonnissen dat direct kan worden geëxecuteerd;
- Redenen waarom vonnissen niet direct kunnen worden geëxecuteerd.
Doel: Inzicht in het aantal vonnissen dat niet in één keer geëxecuteerd kan worden en de reden
waarom dit niet kan.
Meetbaarheid: Het aantal vonnissen dat direct geëxecuteerd kan worden kan uit GPS en Compas
worden gehaald. De redenen waarom dit niet direct kan kunnen nog niet uit GPS en Compas
worden gehaald.
2.1.9. Doorlooptijd appellen
KPI’s: Doorlooptijd appellen uitgesplitst naar MK gedetineerd, MK niet gedetineerd, EK
gedetineerd en EK niet gedetineerd.
Doel: Monitoren doorlooptijd appellen
Meetbaarheid: Op basis van gegevens uit Compas, GPS en NIAS kan de doorlooptijd worden
bepaald, er moet nog uitgezocht worden of het onderscheid gedetineerd en niet-gedetineerd ook
uit de systemen kan worden gehaald of dat dit handmatig bijgehouden moet worden, eveneens
moet er bepaald worden wat het start- en eindpunt is waarop de doorlooptijd wordt bepaald en
welke trajecten gemeten moeten worden.
40
2.2. Sturingsinformatie
2.2.1. Werkvoorraad
KPI’s: De gegevens moeten voor zover mogelijk voor MK, MK jeugd, EK, Kr en Ktg betrekking
hebben op de voorraad
- te beoordelen zaken;
- voorraad onderhanden
o ten lastenlegging accorderen
o te appointeren;
- zittingsgereed (reeds op zitting gepland).
Doel: Door goed zicht op de werkvoorraad is het mogelijk om vroegtijdig te constateren of er
voldoende zaken beschikbaar zijn om zittingen in de toekomst te vullen.
Definitie: De gegevens die beschikbaar zijn over de werkvoorraad zijn nog steeds onduidelijk. De
voorraadmonitor die landelijk is ontwikkeld dient nog doorontwikkeld te worden. In deze monitor
wordt onderscheid gemaakt tussen de voorraad:
- te beoordelen;
- onderhanden werk;
- zittingsgereed.
De voorraad ‘onderhanden werk’ wordt vervolgens uitgesplitst in de voorraad a) ten lastenlegging
accorderen; b) te appointeren. Een zaak gaat van de subvoorraad a) naar subvoorraad b) als de
ten lastenlegging is geaccordeerd. Dit betekent niet dat het dossier compleet is.
Meetbaarheid: In GPS en Compas zou een markeringspunt gemaakt moeten worden waarmee
aangegeven kan worden of een dossier compleet is. Mogelijk dat dit nog meegenomen kan
worden bij de bouw van GPS Maat.
2.2.2. Zittingen
KPI’s: Overzicht per zitting waaruit blijkt:
- Welke zaken op die zitting zijn gepland;
- Vulling van de zitting;
- Of en zo ja wanneer de dagvaardingen zijn uitgegaan in die zaken;
- Welke zaaksdossiers gereed zijn en welke nog niet.
Doel: Informatie op het niveau van zittingen maakt het mogelijk om te sturen op een zitting zodat
die volledig gereed is voor behandeling op zitting. Gedacht moet worden aan het track&trace
systeem dat door veel pakketbezorgdiensten wordt gebruikt waarbij de klant op basis van de
gegevens over een zending kan achterhalen waar een pakket zich bevindt. Zo zou dit ook moeten
werken voor een afzonderlijke zitting.
Meetbaarheid: informatie is nog niet beschikbaar moet handmatig worden verzameld
41
3. Strafprocesreglement
In het strafprocesreglement zijn afspraken opgenomen over een grote verscheidenheid aan
punten. Monitoring van al deze punten is niet relevant. Er wordt voorgesteld om de onderstaande
punten op te nemen in de basisvariant van de managementrapportage:
Artikel Inhoud Operationalisering Meetbaarheid
2.3.1 Het zittingsrooster omvat telkens een
tijdsperiode van minimaal twee maanden,
te rekenen vanaf 1 januari van ieder jaar
Zittingsrooster voor 2
mnd.
Handmatig
2.3.1 Het zittingsrooster wordt telkens tenminste
drie maanden voor de definitieve
ingangsdatum door de sector strafrecht van
de rechtbank aan het
arrondissementsparket aangeleverd
Zittingsrooster 3
mnd. voor
ingangsdatum
aangeleverd
Handmatig
4.5.3 Getuigen dienen na binnenkomst van het
verzoek / de opdracht te worden gehoord
binnen een tijdsbestek van uiterlijk:
• twee maanden, indien de verdachte in die
zaak ten tijde van het plegen van het(/de)
delict(en) minderjarig was.
• drie maanden, indien de (meerderjarige)
verdachte zich in die zaak in preventieve
hechtenis bevindt.
• vier maanden, indien de (meerderjarige)
verdachte zich in die zaak niet in
preventieve
hechtenis bevindt.
% niet binnen 2 mnd.
% niet binnen 3 mnd.
% niet binnen 4 mnd.
GPS / Compas
7.1.2 Het arrondissementsparket draagt er zorg
voor dat alle in het zittingsrooster
weergegeven zittingen volledig worden
opgevuld. Indien dit vanwege
buitengewone omstandigheden niet lukt
wordt de sectorvoorzitter van de sector
strafrecht van de rechtbank hiervan tijdig in
kennis gesteld.
Totaal niet gevulde
zittingstijd
Handmatig
7.2.1 Dagvaardingen worden binnen drie weken
vóór de zitting niet meer ingetrokken
Aantal ingetrokken
dagvaardingen 3
weken voor de zitting
GPS/Compas
7.3.1 De complete zitting dient bij PR-zittingen
uiterlijk drie weken vóór de zittingsdatum
op de strafgriffie van de rechtbank
aanwezig te zijn.
Aantal zittingen dat
niet compleet is 3
weken voor de zitting
Handmatig
(definitie
compleet
bepalen)
7.3.6 De sector strafrecht van de rechtbank zorgt
ervoor dat binnen vijftien dagen na de
uitspraak het RM-akkoord is geregistreerd
binnen het primaire systeem.
% zaken waarin het
RM-akkoord binnen
15 dagen is
geregistreerd in pps
GPS/Compas
42
7.3.7 Alle zaken waarin vonnis is gewezen en
waartegen geen rechtsmiddel is aangewend
worden uiterlijk vijftien dagen na de
uitspraak door de strafsector van de
rechtbank naar het arrondissementsparket
gezonden.
% zaken waartegen
geen rechtsmiddel is
aangewend dat
binnen 16 dagen is
verzonden aan OM
handmatig
8.2.1 Dagvaardingen worden binnen vier weken
vóór de zitting niet meer ingetrokken.
% ingetrokken
dagvaardingen
binnen 4 weken voor
de zitting
GPS/Compas
8.3.1 De complete zitting dient uiterlijk vier
weken vóór de zittingsdatum op de
strafgriffie van de rechtbank aanwezig te
zijn.
Aantal zittingen dat
niet compleet is 3
weken voor de zitting
Handmatig
(definitie
compleet
bepalen)
8.3.2 MK-zaken die gepland staan voor
inhoudelijke behandeling bevatten bij
aanlevering aan de strafgriffie van de
rechtbank tenminste en voor zover van
toepassing de stukken als weergegeven in
de inventarislijst in bijlage I.
Dit gaat over
compleetheid
dossier, zie hiervoor
over werkvoorraad
8.3.9 De sector strafrecht van de rechtbank zorgt
ervoor dat binnen vijftien dagen na de
uitspraak het RM-akkoord is geregistreerd
binnen het primaire systeem.
% zaken waarin het
RM-akkoord binnen
15 dagen is
geregistreerd in pps
GPS/Compas
8.3.10 Alle zaken waarin vonnis is gewezen en
waartegen geen rechtsmiddel is aangewend
worden uiterlijk vijftien dagen na de
uitspraak door de strafsector van de
rechtbank naar het arrondissementsparket
gezonden.
% zaken waartegen
geen rechtsmiddel is
aangewend dat
binnen 16 dagen is
verzonden aan OM
handmatig
43
9 Kalsbeeknormen Realisatie
Kalsbeeknormen
GPS/Compas
11.2 Beslissingen over aanhoudingsverzoeken
worden genomen met inachtneming van de
uitgangspunten zoals verwoord in het
landelijk aanhoudingenprotocol.
%
aanhoudingsverzoeken
dat afwijkt van
uitgangspunten
landelijke
aanhoudingenprotocol
Handmatig
14.1 Het openbaar ministerie draagt zorg dat het
slachtoffer en/of de benadeelde partij
wordt geïnformeerd wanneer een zaak pro
forma wordt behandeld of wanneer de
dagvaarding wordt ingetrokken.
% zaken waarin het
slachtoffer/de
benadeelde partij is
geïnformeerd dat een
zaak pro forma wordt
behandeld of de
dagvaarding wordt
ingetrokken
handmatig
De onderstaande onderwerpen zouden opgenomen kunnen worden in een aanvullende
rapportage (plusvariant), het gaat hierbij om afspraken waarvan de naleving niet direct van
invloed is op de realisatie van de output:
Artikel Inhoud Operationalisering Meetbaarheid
4.3.1 Zo spoedig mogelijk doch uiterlijk
16.00 uur de dag ervoor worden
voorgeleidingen en toetsingen aan
het kabinet van de rechter-
commissaris gemeld, dit door
toezending van
voorgeleidingsformulieren
% voorgeleidingen
dat niet voor 16:00 de
dag ervoor is gemeld
Handmatig (het
voorgeleidingsformulier
wordt vrijwel altijd
direct via de
weekdienst per mail
naar RC doorgezonden)
5.1.3 Aanvullende stukken ten behoeve
van de raadkamer
gevangenhouding worden uiterlijk
om 10.00 uur op de dag vóór de
behandeling aan de strafgriffie
van de rechtbank aangeboden.
% raadkamerzaken
waarin stukken niet
voor 10.00 uur zijn
aangeleverd
Handmatig
44
6.1.3 Behandelingen van
verzoekschriften ex. art. 89 Sv en
art. 591a Sv kunnen zonder
verschijnen van partijen in
raadkamer schriftelijk worden
afgedaan, onder de voorwaarde
dat de officier van justitie binnen
een maand na ontvangst van het
afschrift akkoord gaat met
integrale toewijzing.
% verzoekschriften
waarin OvJ binnen een
maand tot een oordeel
komt
handmatig
6.2.2 Vorderingen, verzoek-, klaag- en
bezwaarschriften met een
spoedeisend belang worden na
binnenkomst binnen veertien
dagen op een raadkamerzitting
behandeld. Het betreft hier in
ieder geval:
- klaagschriften tegen de
invordering en inhouding van een
rijbewijs;
- bezwaarschriften ex art. 32 Sv
(onthouding processtukken);
- bezwaarschriften ex. art. 62 Sv
(maatregelen in het belang van
onderzoek/beperkingen);
- bezwaarschriften gericht tegen
beslissingen van de rechter-
commissaris (bijv. ex art. 208 Sv);
% vorderingen, verzoek-
, klaag- en
bezwaarschriften met
een spoedeisend belang
dat binnen 14 dagen op
een raadkamerzitting is
behandeld
GPS/Compas
6.2.3 Vorderingen, verzoek-, klaag- en
bezwaarschriften zonder
spoedeisend belang worden
binnen drie maanden na
binnenkomst op een
raadkamerzitting behandeld.
% vorderingen, verzoek-
, klaag- en
bezwaarschriften
zonder een
spoedeisend belang die
binnen 3 mnd. worden
behandeld
GPS/Compas
12.1 Een ontnemingsvordering zal
zoveel mogelijk op dezelfde zitting
worden aangebracht als de
hoofdzaak.
%
Ontnemingsvorderingen
die op dezelfde zitting
worden aangebracht als
de hoofdzaak
GPS/Compas