Rapport Smart Mobility bNR Sam la Faille(3) · autonome voertuigen gebruik moeten maken van meer...
Transcript of Rapport Smart Mobility bNR Sam la Faille(3) · autonome voertuigen gebruik moeten maken van meer...
Smart Mobility
Huidige kennisniveau op het gebied van autonome voertuigen
S.J. la Faille
Bureau NoorderRuimte
Lectoraat Smart Mobility
Hanzehogeschool Groningen
2
Smart Mobility
Huidige kennisniveau op het gebied van autonome voertuigen
Geschreven door: Sam la Faille
Afstudeerplek: Bureau NoorderRuimte
Opdrachtgever: Lectoraat Smart Mobility
Niels van Steenis
Stagebegeleider: Steven de Boer
Eerste beoordelaar: Jan Marten Dijkstra
Tweede beoordelaar: Coen Sijtstra
10 juni 2013
Deze afstudeeropdracht is geschreven onder verantwoordelijkheid van de Hanzehogeschool
Groningen (HG). Het copyright berust bij de auteur. Zowel de HG als de auteur verklaren, dat zij
eventuele gegevens van derden die voor deze afstudeeropdracht zijn gebruikt en die door deze
derden als vertrouwelijk zijn aangemerkt, als zodanig zullen behandelen.
3
VOORWOORD
Dit is mijn onderzoeksrapport voor het kenniscentrum NoorderRuimte in opdracht van het lectoraat
Smart Mobility. Hiervoor heb ik een onderzoek gedaan naar de huidige stand van de techniek van
volledig autonome voertuigen voor op de weg. Hiervoor was zeer veel literatuuronderzoek nodig en
dat is in dit rapport ook te zien. De aanleiding van dit onderzoek is dat het lectoraat Smart Mobility in
de toekomst graag wil meewerken aan de ontwikkeling van autonome voertuigen om zo de
veiligheid en efficiëntie van vervoer te verbeteren. Omdat het lectoraat pas net is opgericht is een
oriënterend onderzoek van de markt van autonome voertuigen noodzakelijk. Zo kan worden
geïnventariseerd welk onderzoek gedaan is en op welke vlakken nog onderzoek gedaan moet
worden. Vooraf was mijn verwachting dat onderzoekers niet allemaal hun bevindingen vrij zouden
geven. Dit bleek echter zeker niet te gelden voor de voornaamste onderzoekspartijen. Waar ik meer
problemen mee heb ondervonden was het achterhalen van subsidievoorwaarden.
Consultancybureaus op dit terrein zijn afhoudend omdat zij met deze kennis hun inkomsten
verdienen. Uiteindelijk is dit door grondig speurwerk goed gekomen.
Graag zou ik hier enkele personen willen bedanken die hebben geholpen bij dit onderzoek. Allereerst
de opdrachtgever, Niels van Steenis. Natuurlijk ook mijn stagebegeleider van Bureau NoorderRuimte,
Steven de Boer. Ten slotte mijn twee beoordelaars vanuit de opleiding Bedrijfskunde MER; Coen
Sijtstra en Jan Marten Dijkstra.
4
SAMENVATTING
De opdrachtgever van dit onderzoek, Niels van Steenis van het lectoraat Smart Mobility, wil
achterhalen wat de huidige stand is van de technologieën die volledig autonoom rijden over de weg
mogelijk maken. Zo kan de richting voor vervolgonderzoek worden bepaald en kan worden gekeken
op welke manier dit het beste gedaan kan worden. De doelstelling van dit onderzoek luidt:
“Het doel is om voor juni van dit jaar een advies te geven voor de te kiezen koers voor
vervolgonderzoek en mogelijke samenwerking met onderzoekspartners op het gebied van autonome
voertuigen.”
En de probleemstelling die daarbij hoort is als volgt geformuleerd:
“Welk onderzoek wordt er gedaan naar autonome personenvoertuigen over de weg en op welke wijze
en met welke partners kan het lectoraat Smart Mobility een bijdrage leveren op dit gebied?”
Om deze vraag te kunnen beantwoorden is de organisatie van het lectoraat geanalyseerd, zijn talloze
databases doorzocht, boeken doorgelezen, internetpagina’s geraadpleegd en is de bibliotheek
bezocht.
De resultaten van het onderzoek laten zien dat de ontwikkeling van autonome voertuigen al in een
ver gevorderd stadium is beland. De technologie maakt het rijden met prototypes al mogelijk. Toch
vertonen de sensoren en andere elektronica in de prototypes enkele mankementen. Op deze punten
kan de opdrachtgever in de toekomst een bijdrage leveren voor de verdere ontwikkeling van volledig
autonome voertuigen. Deze punten zijn;
De prijs van de technologie, het compacter en gebruiksvriendelijker maken, de betrouwbaarheid bij
slecht weer, slechte wegmarkering en slecht leesbare verkeersborden, het vooraf anticiperen op
gevaar van de auto en de tekortkomingen van de GPS.
Vervolgonderzoek kan hierdoor zijn naar het compacter en gebruiksvriendelijker maken van de
technieken, het vinden van goedkopere alternatieven, het convergeren van technieken die gebruikt
worden voor semi-autonoom rijden en volledig autonoom rijden en onderzoek naar de mogelijkheid
van het opwaarderen van huidige auto’s naar volledig autonome auto’s.
Om vervolgonderzoek mogelijk te maken kan het lectoraat een aanvraag indienen voor de volgende
subsidieregelingen; Eurostars, HTAS, IOP’s of innovatievouchers. Samenwerking met andere partijen
is voor enkele regelingen een vereiste. Voor het lectoraat zijn TNO en de TU Delft goede kandidaten.
Zij streven dezelfde doelen na, beschikken over een uitgebreid netwerk, hebben middelen tot hun
beschikking en hebben toegang tot goede faciliteiten.
5
INHOUDSOPGAVE
1 Inleiding 7
2 Doelstelling en stakeholders 9
3 Theoretisch kader 11
4 Onderzoeksopzet 14
4.1 Literatuuronderzoek 14
4.3 Interne analyse 14
4.2 Interviews 15
5 Het lectoraat Smart Mobility 16
5.1 De organisatie 16
5.2 Missie 16
5.3 Visie 17
5.4 Doelen 18
6 Autonome voertuigen 19
6.1 LIDAR 20
6.1.1 Partijen 21 6.1.2 Voordelen 22 6.1.3 Nadelen 22 6.1.4 Alternatieven 23
6.2 RADARSENSOREN 24
6.2.1 Voordelen 25 6.2.2 Nadelen 25
6.3 GPS 25
6.3.1 Voordelen 26 6.3.2 Nadelen 26 6.3.3 Alternatieven 27
6.4 VIDEOCAMERAS 27
6.4.1 Voordelen 28 6.4.2 Nadelen 28 6.4.3 Alternatieven 28
6.5 POSITIESENSOREN 29
6.5.1 Voordelen 29 6.5.2 Nadelen 29 6.5.3 Alternatieven 30
6.6 Hardware en software 31
6.7 huidige stand van de technologie 32
7 Advies onderzoeksrichting 34
7.1 continuïteitskring 34
7.2 Compactere en goedkopere alternatieven 35
7.3 Upgradekit 35
7.4 Gebruiksvriendelijkheid 36
6
7.5 combinatie van technieken 36
8 Advies samenwerking (subsidie) 38
8.1 Subsidies 38
8.1.1 eurostars 38 8.1.2 innovatieprogramma Hightech Automotive Systems (HTAS) 39 8.1.3 Innovatiegerichte Onderzoeksprogramma’s (IOP’s) 40 8.1.4 Innovatievouchers electrische mobiliteit 41
8.2 Samenwerking 41
8.3 Advies 43
9 Conclusies en aanbevelingen 45
Literatuurlijst 48
Bijlage A: Artikelen voor verdieping 50
Bijlage B: Oprichtingsdocument van het lectoraat Smart Mobility 52
Bijlage C: Artikel over de HTAS subsidieregeling 60
7
1 INLEIDING
Een auto die probleemloos zonder bestuurder naar een eindbestemming rijdt. Niet lang geleden was
dit alleen in sciencefictionverhalen op televisie te zien. Maar het moment dat deze ontwikkeling onze
levens gaat veranderen lijkt niet ver weg meer.
Het lectoraat Smart Mobility wil ook bijdragen aan de ontwikkeling van volledig autonome
voertuigen voor op de weg. Omdat het lectoraat pas enkele maanden geleden gestart is moet er
vooronderzoek gedaan worden. Zo kan worden achterhaald wat nog onderzocht moet worden
voordat volledig autonome voertuigen geïntroduceerd kunnen worden. Daarom is de volgende
probleemstelling voor dit rapport geformuleerd:
Welk onderzoek wordt er gedaan naar autonome personenvoertuigen over de weg en op welke wijze
en met welke partners kan het lectoraat Smart Mobility een bijdrage leveren op dit gebied?
Dit is de hoofdvraag van dit rapport. De vraag is breed geformuleerd en daarom zijn er een zestal
deelvragen uit afgeleid:
1 Wat is de huidige stand van de technologieën die gebruikt worden in volledig autonome
voertuigen voor op de weg?
2 Wat zijn potentiële onderzoeksrichtingen voor het lectoraat Smart Mobility op het gebied van
volledig autonoom vervoer?
3 Wat zijn de voornaamste partijen die betrokken zijn bij de ontwikkeling van deze technologieën?
4 Welke technologieën worden toegepast?
5 Waarom wordt voor deze technologieën gekozen?
6 Aan welke voorwaarden moet worden voldaan om in aanmerking te komen voor subsidies?
7 Wat zijn potentiële onderzoekspartners?
Om dit te verduidelijken zullen enkele begrippen uit de deelvragen nu verder worden gedefinieerd.
De huidige stand van de technologieën – Hiermee wordt bedoeld dat achterhaald gaat worden of
een technologie al klaar is voor de consumentenmarkt of welke tekortkomingen nog moeten worden
verholpen voordat marktintroductie mogelijk is.
Potentiële onderzoeksrichtingen – De mogelijke richting van vervolgonderzoek.
Autonome voertuigen –Personenvoertuigen die zonder hulp van een bestuurder op de openbare
weg naar hun bestemming kunnen rijden.
Partijen – Groepen onderzoekers die onderzoek doen naar autonome voertuigen. Bijvoorbeeld
Universiteiten, autofabrikanten of onderzoekscentra.
Technologieën – Technieken die het autonome voertuig autonoom laten voortbewegen. Hierbij valt
te denken aan bijvoorbeeld sensoren en camera’s. Vanwege de doelstelling en de omvang van het
onderzoek zullen de technieken niet in detail worden beschreven. In het onderzoeksrapport zal
slechts de globale werking van technieken terug te vinden zijn.
Potentiële onderzoekspartners – Dit zijn onderzoekspartijen die door middel van kennisdeling of een
andere vorm van samenwerking de opdrachtgever kunnen helpen bij het realiseren van de doelen.
Door samen te werken met meerdere partijen is in enkele gevallen ook een subsidieaanvraag
mogelijk. Aan welke voorwaarden daarvoor moet worden voldaan zal ook onderzocht worden. Met
die informatie kan vervolgens een advies worden opgesteld over dit onderwerp.
8
De reden dat dit onderzoeksrapport is gericht op vervoer over de weg is dat het lectoraat Smart
Mobility, de opdrachtgever, zich daar voornamelijk op richt. Bovendien zou het onderzoek onnodig
breed worden wanneer alle toepassingen in de industrie en voor militaire doeleinden ook behandeld
worden. De focus op volledig autonoom vervoer en niet op semi-autonoom vervoer is omdat volledig
autonome voertuigen gebruik moeten maken van meer ontwikkelde en complexere technologieën,
het wordt daardoor een informatiever rapport.
In het volgende hoofdstuk zal de doelstelling van dit onderzoek geformuleerd worden en zal kort
worden beschreven welke stakeholders een rol spelen bij de ontwikkeling van autonome voertuigen.
Hoofdstuk 3 beschrijft het theoretisch kader waar gebruik van is gemaakt bij dit onderzoek en in
hoofdstuk 4 zal de onderzoeksopzet staan. Hoofdstuk 5 geeft de resultaten van de interne analyse
weer en in hoofdstuk 6 wordt de kern van dit onderzoek, onderzoek naar autonome voertuigen, tot
in detail beschreven. Dan volgt in hoofdstuk 7 het advies over de verder te kiezen
onderzoeksrichting en in hoofdstuk 8 het advies over samenwerking en de mogelijkheden voor
subsidiëring. Ten slotte staan in hoofdstuk 9 de conclusie en aanbevelingen.
In bijlage A zijn enkele bronnen opgenomen die voor dit rapport niet zijn gebruikt maar die wel
verdieping geven aan het onderwerp en dus interessant zijn voor een ieder die meer wil weten over
bijvoorbeeld de werking van technieken en van de software die gebruikt wordt in autonome
voertuigen. Bijlage B bevat de belangrijkste passages uit het oprichtingsdocument van het lectoraat
en in bijlage C is het gehele artikel over de HTAS subsidieregeling opgenomen.
9
2 DOELSTELLING EN STAKEHOLDERS
Bij dit onderzoek spelen meerdere stakeholders een rol. Iedere partij heeft zijn belangen. Dit
hoofdstuk behandelt de doelstelling van dit onderzoek en de belangen van andere partijen die nu of
in de toekomst te maken zullen krijgen met volledig autonome voertuigen voor op de weg.
De praktijkdoelstelling van dit onderzoek luidt als volgt:
“Het doel is om voor juni van dit jaar een advies te geven voor de te kiezen koers voor
vervolgonderzoek en mogelijke samenwerking met onderzoekspartners op het gebied van autonome
voertuigen.”
Door een uitgebreid overzicht te bieden van lopend onderzoek en afgerond onderzoek op het gebied
van autonome voertuigen kan dit advies tot stand komen. Dit onderzoek wordt gedaan zodat de
opdrachtgever van het lectoraat Smart Mobility geen onderzoek gaat doen dat elders al eerder is
gedaan. Ook kan de opdrachtgever door dit onderzoek potentiële partners opsporen voor een
samenwerkingsverband. Daarvoor is het belangrijk om in kaart te brengen welke partijen wat
onderzoeken op het gebied van autonome voertuigen. Bovendien zijn de uitkomsten van het
onderzoek informatief, waardoor de kennis binnen het lectoraat vergroot wordt. Met deze kennis
kan het lectoraat een keuze maken voor vervolgonderzoek. Daarom is dit onderzoek belangrijk voor
de opdrachtgever. Uiteindelijk wil het lectoraat zelf prototypes ontwikkelen, maar hierover meer in
het hoofdstuk interne analyse.
De introductie van volledig autonome personenvoertuigen voor op de weg zal naar verwachting
grote gevolgen hebben. Het aantal verkeersongelukken zal bijvoorbeeld sterk teruggedrongen
kunnen worden omdat deze vaak door menselijk falen worden veroorzaakt. Ook zullen er minder
files zijn doordat de autonome voertuigen veilig dichter op elkaar kunnen rijden. Bovendien kunnen
auto’s dan een zuinigere rijstijl worden aangemeten. Autofabrikanten zien deze ontwikkeling als een
potentiële verdienmarkt. Zij zien in dat er binnen enkele jaren een revolutie kan komen en willen hun
marktaandeel behouden of vergroten. Daarom maken velen van hen geld beschikbaar voor
onderzoek naar autonome voertuigen.
Andere onderzoekspartijen, als universiteiten of onderzoekscentra, hebben ook een rol van
betekenis verworven door de ontwikkeling van autonome voertuigen een stap verder te brengen. Dit
doen zij met geld van investeerders, om met hun ideeën later geld te verdienen ,puur uit liefde voor
techniek of om extra kennis op te doen.
De rol van de overheid moet ook niet worden vergeten. De overheid ziet uiteraard ook de voordelen
die autonome voertuigen in potentie met zich meebrengen, maar wil niet dat er chaos ontstaat
doordat de maatschappij of de technologie nog niet klaar is voor de nieuwe ontwikkeling. Hun belang
is dus orde, veiligheid, duurzaamheid en dat het fileprobleem eindelijk eens wordt opgelost. De
overheid speelt niet een louter afwachtende rol doordat zij onderzoek faciliteren of subsidiëren.
Bovendien is voor de overheid een belangrijke rol weggelegd om de introductie van autonome
voertuigen mogelijk te maken: de wetgeving en infrastructuur moeten er ook klaar voor zijn. De wet
moet worden aangepast omdat mensen nu nog een boete kunnen krijgen wanneer zij hun handen
niet aan het stuur hebben of ergens anders mee bezig zijn tijdens het rijden. Wanneer tests met
autonome voertuigen in de praktijk bewijzen dat het veilig is en de technologische fouten volledig
zijn verholpen kan de overheid bepalen dat autonome voertuigen op de weg mogen. Het is mogelijk
10
om hier een voorschot op te nemen door bijvoorbeeld prototypes toe te laten op voorbestemde
routes, dit gebeurt in de Verenigde Staten al volop1.
Het ligt ook in de verwachting dat de infrastructuur moet worden aangepast. Dat autonome
voertuigen veilig dicht op elkaar kunnen rijden waardoor er minder asfalt nodig zal zijn, is niet de
enige reden hiervoor. Het is namelijk met autonome voertuigen ook mogelijk om kruispunten zoals
wij die nu kennen op te heffen2. Door elektronisch te communiceren met de andere weggebruikers
kan de doorstroom op kruispunten versneld worden en zijn verkeersborden en stoplichten mogelijk
overbodig.
1 http://editorial.autos.msn.com/blogs/autosblogpost.aspx?post=29e6a9df-8003-4f8f-9d9d-575f6f85d905
geraadpleegd op 20 mei 2013 2 http://www.utexas.edu/news/2012/02/20/autonomous_intersection/ geraadpleegd op 18 mei 2013
11
3 THEORETISCH KADER
In dit hoofdstuk zal het theoretisch kader van het onderzoek worden geschetst. Dit zijn
bedrijfskundige theorieën die gebruikt zijn om de hoofdvraag en de deelvragen te beantwoorden.
Strategiebepaling
Het advies voor de te kiezen onderzoekskoers kan niet botsen met de missie, de visie en de
doelstellingen van het lectoraat Smart Mobility. Door deze drie elementen als basis te nemen wordt
in dit rapport geprobeerd om tot de juiste onderzoeksrichtingen te komen. Winstmaximalisatie kan
als het ultieme doel van organisaties worden gezien. Voor het lectoraat Smart Mobility is in de eerste
plaats continuïteit veel belangrijker, zoals blijkt in het hoofdstuk interne analyse. In de theorie komt
hierover het model van de continuïteitskring (Heene, Vanhaverbeke and Vermeylen, 2008, p.35) naar
voren. Dit model voor strategisch management geeft antwoord op de vraag wat er nodig is om
continuïteit te creëren. In dit model wordt gesteld dat winst vooral een gevolg is van het nastreven
van andere doelen. Deze doelen zijn; creatie van klantenwaarde, waardetoe-eigening,
waardedistributie, opbouwen van competenties en het benutten van competenties zoals in figuur 1
te zien is. Deze doelen staan in een gesloten kring, waarin elk element tegelijk oorzaak en gevolg is.
Figuur 1. De continuïteitskring
Bij de keuze voor vervolgonderzoek en daarmee de onderzoeksrichting moet worden gekeken naar
het realiseren van deze doelen. Natuurlijk spelen ook andere factoren hierbij mee, zoals het creëren
van een goed netwerk rondom het lectoraat en het verwerven van financiële middelen.
Het grote voordeel voor het lectoraat is dat het valt binnen een onderwijsinstelling. De druk om
op korte termijn winst te behalen is dus niet aanwezig zoals dat bij een beginnend bedrijf wel zo is.
De doelen die het lectoraat zich stelt zijn, zoals in het hoofdstuk interne analyse staat, vooral gericht
op het verwerven van kennis en het verspreiden van deze kennis. Dat biedt het lectoraat enige tijd
en ruimte om een keuze te maken uit de mogelijke vervolgonderzoeken uit hoofdstuk 7.
belanghebbenden
klantenwaarde
ondernemingswaarde
middelenstructurenprocessen
productendiensten
competentieopbouw
waarde-distributie
waarde-captatiewaarde-creatie
competentie benutting
missievisie
doelen
12
De continuïteitskring stelt de missie, visie en doelen van de organisatie centraal. Een nieuw plan of,
in het geval van een lectoraat, een onderzoeksrichting moet in de eerste plaats binnen deze basis
passen. Een nieuw onderzoek zorgt in dit voorbeeld voor competentie opbouw. Deze extra
competenties worden vervolgens benut door de kwaliteit van de diensten of producten te
verbeteren. Zo komt de organisatie beter tegemoet aan de behoeftes van klanten of opdrachtgevers.
In theorie zal dit vervolgens leiden tot extra inkomsten of nieuwe opdrachten waardoor de
ondernemingswaarde toeneemt. De mogelijkheid voor verdere competentie opbouw ligt hierdoor
open. De gesloten kring is dan rond en de organisatie is vooruit gekomen.
Ideeën voor vervolgonderzoeken kunnen aan de hand van dit model getoetst worden. Er wordt
gekeken of de ideeën wel binnen de missie, visie en doelen van de organisatie passen en of de
ideeën een positief effect hebben op de elementen uit het model.
Bij een bepaald onderzoek kan bijvoorbeeld het creëren van klantenwaarde worden nagestreefd
of het opbouwen van competenties. Een onderzoeksrichting waar dit in hogere mate gebeurt, heeft
zo de voorkeur. Zo komt de organisatie vooruit en kan er een waardevolle bijdrage geleverd worden
aan de ontwikkeling van autonome personenvoertuigen. Daarmee wordt het lectoraat ook
interessanter voor andere partijen om mee samen te werken. Samen met de interne analyse is deze
theorie onmisbaar om te komen tot het advies uit hoofdstuk 7.
Criteria voor samenwerken
“Samenwerking vertrekt van de gedachte dat de koek door samenwerking kan worden vergroot
alvorens hij (door concurrentie) kan worden verdeeld”(Heene, Vanhaverbeke and Vermeylen, 2008,
p.118)
De opdrachtgever is op zoek naar potentiële onderzoekspartners, dit is deelvraag 7. Door
samenwerking kunnen middelen en kennis worden gedeeld, waardoor beide partijen versterkt
worden. Een groot voordeel hierbij is dat samenwerking ook deuren kan openen naar verschillende
subsidies. Een slecht samenwerkingsverband heeft nadelige gevolgen voor de betrokkenen. Dit levert
weinig tot niets op en kost tijd en energie. Om een succesvolle samenwerking tot stand te brengen
zal aan een aantal voorwaarden moeten worden voldaan. In dit onderzoek is gebruik gemaakt van de
vier criteria voor succesvol samenwerken van prof. Dr. B. Nooteboom:
- Doelen, de doelen van de partijen moeten bij elkaar aansluiten. Ook moeten ze voor alle partijen
duidelijk zijn.
- Intensiteit, de intensiteit van de samenwerking moet vooraf helder zijn voor alle partijen. Dit kan
door een duidelijke taakverdeling op te stellen in een overeenkomst en door aan te geven
waarvoor en wanneer samenwerking wordt gevraagd.
- Afhankelijkheid, de balans tussen de partijen moet goed zijn. Een scheve relatie zorgt voor een
zwakkere band.
- Vertrouwen. Binnen een samenwerkingsverband zorgt vertrouwen ervoor dat partijen meer
openstaan voor de ideeën van de ander, een hogere mate van afhankelijkheid geaccepteerd
wordt en dat partners elkaar minder hoeven te controleren.
13
Supply chain management
“Supply chain management kijkt naar de integratie van de informatie-, goederen- en geldstromen
tussen en binnen meerdere ondernemingen in een bedrijfskolom.”(Visser & Van Goor, 2008, p. 446)
Om een autonoom voertuig goed te laten functioneren moeten alle gebruikte technieken binnen het
voertuig goed werken en elkaar ondersteunen en aanvullen. Als een ontwikkelaar onderzoek doet
naar een sensor kan samenwerking en kennisdeling interessant zijn voor een andere ontwikkelaar
van een camera die ook bedoeld is voor autonome voertuigen. Verschillende fabrikanten en
ontwikkelaars stemmen dan hun bedrijfsvoering op elkaar af om op een zo efficiënt mogelijke wijze
tot een optimaal product te komen.
Dit komt in de praktijk al veel voor, autofabrikanten werken samen met hun leveranciers en met
wetenschappers om nieuwe ontwikkelingen mogelijk te maken. Het lectoraat Smart Mobility begint
net op het gebied van autonome voertuigen, de aanwezige kennis en beschikbare middelen zijn
beperkt. Om vervolgonderzoek mogelijk te maken kan samenwerking veel voordelen bieden voor het
lectoraat.
Dit model wordt echter pas relevant wanneer het lectoraat tot productie overgaat. Door op dat
moment open te zijn in het geven van informatie en door afspraken te maken met andere partijen uit
de keten kunnen kosten gereduceerd worden. Partijen in een keten zijn uit op een voor hun zo
voordelig mogelijke aanpak. Dit lijdt vaak tot het afwentelen van kosten op een andere partij uit de
keten. Door in overleg te gaan met andere partijen kunnen de totale kosten van de keten worden
achterhaald, waarna stappen kunnen worden genomen om deze kosten terug te dringen. Op dit
moment is van productie nog geen sprake. In hoofdstuk 8 zal deze theorie kort worden behandeld,
maar omdat dit nu nog niet speelt zal dit model voor de concrete aanbevelingen buiten beschouwing
blijven.
14
4 ONDERZOEKSOPZET
Om een antwoord te kunnen geven op de onderzoeksvragen is een onderzoek uitgevoerd. Dit
hoofdstuk gaat over de toegepaste onderzoeksmethoden. Ook zal worden beschreven hoe dit in de
praktijk in zijn werk is gegaan. De toegepaste onderzoeksmethoden zijn:
4.1 LITERATUURONDERZOEK
Dit heeft de kern van het onderzoek gevormd, bij alle deelvragen en bij de hoofdvraag kwam deze
methode terug. Het onderzoek fungeert vooral als inventarisatie van de lopende en afgeronde
onderzoeken en van de mogelijkheden van het lectoraat Smart Mobility. Daarom zijn gedurende de
hele looptijd van het onderzoek bibliotheken geraadpleegd, databases doorzocht, artikelen
bestudeert en websites bekeken.
Methode: Onderzoekers publiceren hun onderzoeksresultaten geregeld in tijdschriften, deze
publicaties zijn opgespoord voor het onderzoek. Het gaat hier dus om secundaire literatuur
(Verhoeven, 2010). Hiervan zijn op internet en in bibliotheken databases aanwezig die doorzocht zijn.
Er zijn ook partijen die hun onderzoeksresultaten zelf publiceren, daarvoor zijn de websites en
tijdschriften van de betrokken partijen bekeken. Bovendien is er informatie te vinden over het
onderwerp op informatieve websites en zijn artikelen die niet online stonden in de bibliotheek
opgezocht. Eerst zijn zoveel mogelijk bronnen achterhaald om de globale lijn in kaart te brengen,
vervolgens is naar specifiekere informatie gezocht. Deze informatie ging bijvoorbeeld over de
werking van de technieken en de onderzoekspartijen.
Verantwoording: Onderzoek naar autonome personenvoertuigen zijn zeer uiteenlopende
onderzoeken en worden door veel verschillende partijen gedaan. Daarom is het voor de
opdrachtgever bruikbaar om een globaal overzicht te hebben in deze onderzoeksmarkt. Hiervoor
leent literatuuronderzoek zich bij uitstek. Dat niet alle artikelen publiekelijk beschikbaar zijn was voor
dit onderzoek geen probleem omdat de belangrijkste informatie wel beschikbaar is en dit onderzoek
vooral fungeert als inventarisatie. Bovendien kon informatie over de aard van het onderzoek in alle
gevallen wel achterhaald worden en dit was voor dit onderzoek het belangrijkst.
4.3 INTERNE ANALYSE
Om de opdrachtgever van dit onderzoek van advies te kunnen voorzien zijn de missie, de visie en de
doelstellingen van het lectoraat Smart Mobility achterhaald. Dit is gedaan door met de
opdrachtgever te spreken en door een oprichtingsdocument van het lectoraat te bestuderen. De
resultaten van deze analyse zijn verwerkt in hoofdstuk 5. Dit onderdeel verliep vloeiend en de
benodigde informatie was gemakkelijk te achterhalen. Deze informatie fungeerde als uitgangspunt
voor het advies over de te kiezen onderzoeksrichting uit hoofdstuk 7 en het advies over
samenwerking en subsidiemogelijkheden uit hoofdstuk 8.
Bovendien is het bij ieder onderzoek van groot belang om goed naar de opdrachtgever te
luisteren. Alleen zo kunnen doelstellingen worden achterhaald en kan het uiteindelijke rapport
voldoen aan de verwachtingen van de opdrachtgever.
15
4.2 INTERVIEWS
Een belangrijk onderdeel van de interne analyse zijn de vraaggesprekken met de opdrachtgever.
Gaandeweg het onderzoek werd zo veel duidelijk over de verwachtingen van de opdrachtgever en de
doelstellingen van het lectoraat Smart Mobility. Voor het gesprek is iedere keer aangegeven welke
vragen beantwoord moesten worden waardoor er enige structuur werd gecreëerd.
Vooraf was het plan om uitgebreidere interviews af te nemen. Dit zou gedaan worden met
deskundigen en adviseurs op het gebied van subsidieregelingen. Zo kon het advies op dit punt van
extra diepgang worden voorzien. Contact met geschikte kandidaten kwam echter niet tijdig van de
grond. Adviseurs uit het bedrijfsleven wilden hun kennis niet delen voor een onderzoeksrapport en
overheidsmedewerkers hadden geen tijd, interesse of deskundigheid. De informatie waarop het
advies over subsidieregelingen nu is gebaseerd kon ook worden gevonden op internet en in het
wetboek. De verdieping die een interview had kunnen geven ontbreekt, maar de opdrachtgever
wordt toch voorzien van bruikbare informatie.
16
5 HET LECTORAAT SMART MOBILITY
Een interne analyse van het lectoraat is gedaan om de missie, de visie en de doelstellingen van het
lectoraat Smart Mobility te achterhalen. Deze informatie is nodig om de organisatie verderop in dit
rapport in hoofdstuk 7 van advies te kunnen voorzien. Bovendien biedt het de lezer van dit rapport
enige achtergrond informatie over de organisatie. Hiervoor zijn vraaggesprekken gevoerd met de
opdrachtgever en is het document van oprichting van het lectoraat bestudeerd. Dit document is
terug te vinden in bijlage B.
5.1 DE ORGANISATIE
Deze onderzoeksopdracht is gegeven aan het kenniscentrum NoorderRuimte. Dit centrum doet met
een dertigtal afstudeerders verschillende onderzoeken met uiteenlopende onderwerpen. De
onderzoeksopdracht uit dit rapport is afkomstig van het lectoraat Smart Mobility, een lectoraat
binnen de Hanzehogeschool Groningen.
De organisatie van het lectoraat Smart Mobility wil graag een verbinding zijn tussen de behoeften
vanuit de maatschappij en het bedrijfsleven. Het idee is om zo het bedrijfsleven te voorzien van
kennis door onderzoek om op de maatschappelijke behoefte te kunnen inspelen. Dit gebeurt binnen
het lectoraat met twee personen, een lector en een onderzoeksondersteuner. Verder is het de
bedoeling dat jaarlijks drie studentenonderzoeken worden afgerond.
Dit is het eerste jaar waarin het lectoraat actief is. In totaal zal een periode van minimaal drie jaar
worden voltooid. Omdat het lectoraat pas net is begonnen zijn de middelen en aanwezige kennis
over autonome voertuigen nog beperkt. Dit onderzoek is onder andere bedoeld om dit in positieve
zin te beïnvloeden.
5.2 MISSIE
Allereerst volgt nu de missie zoals die door het lectoraat zelf is geformuleerd:
Missie
“Het lectoraat Smart Mobility zal zich richten op het ontwikkelen van kennis op het gebied van
autonome voertuigen. Het onderzoek is globaal op te delen in:
1. Het ontwikkelen van technologie voor autonome voertuigen.
2. Onderzoek naar de impact van autonome voertuigen op onze samenleving.
Het onderzoek moet leiden tot vervoersconcepten die beter aansluiten bij de behoeften van alle
stakeholders (reizigers, personeel, onderhoud, omwonenden, overheid, etc.). Gebiedsontwikkeling
zal hierbij een belangrijk thema zijn.”
Een goede missie geeft aan waar een organisatie voor wil gaan. Wat dat betreft is deze missie zeker
een goede. Ook spreekt er ambitie uit deze missie waardoor hij enthousiasmerend en inspirerend
werkt. Alleen is in de missie niet opgenomen waarmee de organisatie zich onderscheidt van
soortgelijke organisaties. Hierdoor is deze missie echter niet minder bruikbaar. Het onderscheidend
vermogen blijkt ook uit het onderwerp waarnaar in de toekomst onderzoek wordt gedaan en zal
mogelijk gaan blijken uit de aanwezige kennis en competenties. Dat de missie niet verwerkt is in een
korter missiestatement is in dit geval ook geen verkeerde keuze omdat het dan waarschijnlijk een
17
bijelkaar geraapte zin met wollig taalgebruik zou worden. Het belangrijkste is dat de missie in een
oogopslag duidelijk maakt dat binnen het lectoraat onderzoek naar autonome voertuigen uitgevoerd
gaat worden en wat de achterliggende doelen zijn.
5.3 VISIE
De visie van het lectoraat voor Smart Mobility is als volgt geformuleerd:
Visie
“Goed vervoer draagt bij aan welvaart en welzijn van de bevolking.
Met name door het toepassen van nieuwe technologie op het gebied van meettechniek, sensoriek en
ICT kan het vervoer verder verbeteren. Onder verbeteren wordt verstaan hogere kwaliteit,
efficiënter, duurzamer en veiliger. Om de nieuwe technologie optimaal in te zetten is het van belang
inzicht te verwerven in de behoeften van de toekomstige samenleving.
Het Lectoraat wil door zijn onderzoek bijdragen aan de ambitie van de Hanzehogeschool om
zich te ontwikkelen tot een gerespecteerde Europese universiteit voor toegepast onderzoek.”
Deze visie is zeker niet optimaal. De visie van een bedrijf of organisatie geeft aan hoe zij zichzelf zien
in de wereld van morgen. In de jaren 70 van de vorige eeuw ontwikkelde het beroemde Amerikaanse
consultancybedrijf McKinsey al een organisatiemodel waarin de visie het centrale
managementinstrument was. Sinds die tijd onderstreepten velen het grote belang van een visie. Het
fungeert hoofdzakelijk als kapstok voor de strategie van een bedrijf en zorgt er voor dat de
langetermijn doelstellingen voor iedereen duidelijk zijn.
Kort gezegd kan een visie zorgen voor (Heene, Vanhaverbeke and Vermeylen, 2008, p.88):
- Richting, de toekomst is voor iedereen onbekend maar een duidelijke visie geeft aan waar
het bedrijf naar toe wil en welke rol zij in de toekomst wil spelen.
- Inspiratie, een goede visie is scherp gesteld waardoor de medewerkers weten dat het bedrijf
ambitieus is en dat de toekomst mooi kan zijn als er hard gewerkt wordt.
- Onderscheiding van concurrenten, door een beeld te hebben van de toekomst kan er
initiatief worden genomen om dit te bereiken. Zo wordt er niet afgewacht maar wordt
getracht de toekomst zelf te creëren.
- Overleving, speelt wanneer een bedrijf in moeilijk vaarwater belandt of verwacht te
belanden. Het is dan noodzakelijk voor een bedrijf om een nieuw toekomstbeeld te
ontwikkelen en zich opnieuw af te vragen “hoe zien wij onszelf in de wereld van morgen?”.
Een goede visie is dus gedurfd, bevat een duidelijk en inspirerend doel en wordt gedragen door de
bedrijfsleiding. Deze visie is wel informatief, maar er spreekt niet veel durf uit en naar een
inspirerend doel moet ook gezocht worden. De visie bevat teveel informatie en schiet daardoor haar
doel voorbij. Niet alle betrokkenen bij het lectoraat zullen deze visie uit hun hoofd kennen waardoor
de kracht van een goede visie wordt weggenomen. Een alternatief kan bijvoorbeeld zijn “ veilig en
efficiënt vervoer voor iedereen in Nederland” . Voor dit onderzoek is de extra informatie uit de visie
echter wel bruikbaar. Daarom wordt in de rest van dit rapport de visie aangehouden zoals hij is
geformuleerd door het lectoraat.
18
5.4 DOELEN
Het lectoraat Smart Mobility heeft ook enkele concrete doelen geformuleerd:
- Bijdrage leveren aan het onderwijs
- Verhogen van kennisniveau van docenten HIT
- Ontwikkelen van conceptoplossingen en bouwen van prototypes
- Zorg dragen voor kennisvalorisatie waaronder het opstellen van rapporten, geven van
beleidsadvies en het opstellen van publicaties over uitgevoerd onderzoek.
- Verwerven van externe subsidies.
- Opzetten van een kenniskring. Deelnemers zullen afkomstig zijn van de Hanzehogeschool,
Lloyd’s Register, Incas3, Energy Delta Institute, het project Sensor City Assen. ProRail, NS,
TNO mobiliteit, Rijkswaterstaat RDW en overheden zullen benaderd worden om ook deel te
nemen.
Met het HIT wordt bedoeld het Hanze Institute of Technology, waar het lectoraat onder valt.
Met deze missie, visie en doelen als basis zal in hoofdstuk 7 een advies over de te kiezen
onderzoeksrichting worden geformuleerd. Ook in hoofdstuk 8 komen de missie, visie en doelen nog
terug bij het advies over samenwerking.
19
6 AUTONOME VOERTUIGEN
In dit hoofdstuk worden de vorderingen van de technieken besproken die worden gebruikt in
autonome voertuigen voor op de openbare weg. Dit wordt gedaan aan de hand van de meest
voorkomende technieken die autonoom rijden mogelijk maken. Dit zijn:
- LIDAR;
- GPS;
- Radarsensoren;
- Videocamera;
- Positiesensoren.
Figuur 1. De technologieën die volledig autonoom rijden mogelijk maken.
Hier is voor gekozen omdat deze technieken gebruikt worden in alle volledig autonome voertuigen
die op dit moment testritten maken op wegen. Op dit moment zijn zij dus onmisbaar, maar aan
alternatieven wordt gewerkt omdat er zeker nadelen kleven aan deze technieken.
Deze technieken, die elk een paragraaf krijgen in dit hoofdstuk, zullen kort worden besproken. Ook
wordt beschreven welke onderzoekspartijen ermee werken, wat de voor- en nadelen zijn en aan
welke alternatieven gewerkt wordt. Omdat wereldwijd honderden onderzoekspartijen bezig zijn met
20
het onderwerp autonome voertuigen zullen voornamelijk de meest vooruitstrevende partijen in dit
hoofdstuk aandacht krijgen.
Tevens zullen enkele onderzoeken worden uitgelicht waar een afwijkende benadering wordt
gehanteerd ten opzichte van de “standaard” technieken. Zo wordt geprobeerd een zo duidelijk
mogelijk beeld te geven van de huidige stand van de techniek voor volledig autonome voertuigen
voor op de weg. In bijlage A zijn bronnen opgenomen met daarin gedetailleerdere beschrijvingen van
de technieken, meerdere onderzoekspartijen die in dit hoofdstuk niet aan bod komen en overige
interessante publicaties over autonome voertuigen. Zo wordt in het begin van elke paragraaf een
antwoord gegeven op deelvragen 3 en 4, over welke partijen betrokken zijn bij onderzoek en welke
technieken gebruikt worden. Deelvraag 5, over de waarom vraag van het gebruik van de technieken,
komt terug in het benoemen van de voordelen, de nadelen en de alternatieven. De eerste deelvraag,
over de huidige stand van de technologie, loopt door het gehele hoofdstuk maar zal in paragraaf 6.7
extra aandacht krijgen. De informatie uit dit hoofdstuk wordt vervolgens in hoofdstuk 7 gebruikt om
een antwoord te geven op deelvraag 2 over potentiële onderzoeksrichtingen.
6.1 LIDAR
Figuur 2. LIDAR op het dak van een auto.
Light detection and ranging (LIDAR) is een technologie die laserpulsen gebruikt om de afstand te
bepalen tot een object of een oppervlak3. De werking is te vergelijken met radar, alleen wordt er
geen gebruik gemaakt van geluidsgolven maar van licht. Net als bij radar wordt er een signaal
uitgezonden dat even later weer wordt opgevangen nadat een object of oppervlak het reflecteert.
Door de tijd te meten tot het signaal (een lichtgolf) weer wordt opgevangen kan de afstand tot een
object worden bepaald. Het herhaaldelijk uitzenden en opvangen van lasergolven levert zo een
precieze en gedetailleerde driedimensionale kaart van de omgeving op.
Doordat er gebruik wordt gemaakt van licht kunnen kleinere objecten veel beter worden
gedetecteerd dan bij radar het geval is, omdat laserlicht een veel kleinere golflengte heeft dan
geluid. Bij radiogolven ligt de golflengte ongeveer rond de één centimeter, bij laserlicht is dit vaak
3 http://oceanservice.noaa.gov/facts/lidar.html geraadpleegd op 6 mei 2013
21
nog minder dan een nanometer. Een ander groot voordeel voor het gebruik van laser is dat laserlicht
zeer gebundeld blijft over grote afstanden, in tegenstelling tot radiogolven. Hierdoor is laser
preciezer en dus betrouwbaarder voor de detectie van objecten op afstand. De golflengte van laser
blijft nagenoeg gelijk, vandaar dat laserlicht monochromatisch licht wordt genoemd. Hierdoor is
LIDAR ook beter in het lokaliseren van niet metalen objecten als bomen en mensen.
De technologie wordt voornamelijk gebruikt in vliegtuigen en helikopters. Het leger, maar ook
bijvoorbeeld de kustwacht, brengt hiermee landschappen op een snelle en accurate manier in kaart.
Het is ook mogelijk om met LIDAR de zeebodem te scannen, dan wordt een schip of een ander
voertuig uitgerust met een groene, water penetrerende laser. In veel uiteenlopende situaties is dit
dus een toepasbare technologie.
Ontwikkelaars van autonome voertuigen zien deze toepassingsmogelijkheden ook. Op het dak van de
prototypes is de LIDAR duidelijk aanwezig om de directe omgeving zo nauwkeurig mogelijk in kaart te
brengen. Door het herhaaldelijk uitzenden van de lasergolven wordt ook van bewegende objecten
als voetgangers en auto’s de locatie nauwkeurig bepaald.
6.1.1 PARTIJEN
Alle volledig autonome voertuigen voor op de weg die op dit moment rijklaar zijn maken gebruik van
een LIDAR. De techniek is op dit moment ongeëvenaard in het lokaliseren van objecten en het in
kaart brengen van de omgeving van de auto. Op dit moment staat de universiteit Stanford hiermee
op eenzame hoogte. Stanford heeft een netwerk van wetenschappers en autofabrikanten om zich
heen dat dit mogelijk maakt4. In dit netwerk zitten onder andere Toyota, BMW, General Motors en
Volkswagen. Ook de autonome auto van Google5 is tot stand gekomen in samenwerking met
Stanford. Doordat het netwerk van Stanford, CARS, over veel kennis en kapitaal beschikt zijn er in de
afgelopen jaren grote stappen gezet. Zo hebben zij al meer dan 300000 kilometer over de weg
gereden met omgebouwde Audi’s en Toyota’s6. Dit is mede mogelijk doordat grote vermogende
partijen als Nissan veel geld in het ontwikkelen van autonome voertuigen steken. Nissan heeft een
onderzoekscentrum opgericht in Sillicon Valley speciaal voor autonome voertuigen7 en Toyota en
Lexus beschikken zelfs over een onderzoekscentrum waar een geheel dorp wordt nagebouwd voor
testritten8.
Om onderzoek naar autonome voertuigen verder te stimuleren is de DARPA GRAND CHALLENGE
opgericht. Dit is een race tussen volledig autonome voertuigen in de woestijn van Nevada9. Door een
prijs van 2 miljoen dollar uit te loven aan de winnaar, 1 miljoen dollar aan de nummer 2 en 500000
dollar aan de nummer drie wordt getracht om het interessanter te maken voor onderzoekers om zich
te mengen in het realiseren van volledig autonome voertuigen.
4 http://me.stanford.edu/groups/design/automotive/about.html geraadpleegd op 20 mei 2013
5 http://www.google.nl/about/jobs/lifeatgoogle/self-driving-car-test-steve-mahan.html geraadpleegd op 1 mei
2013 6 http://www.google.nl/about/jobs/lifeatgoogle/self-driving-car-test-steve-mahan.html geraadpleegd op 25
april 2013 7 http://www.leafhebbers.nl/nissan-werkt-in-silicon-valley-aan-de-toekomst-van-autotechniek-2/
geraadpleegd op 9 mei 2013 8 http://www.engadget.com/2013/01/07/lexus-autonomous-car/ geraadpleegd op 5 mei 2013
9 http://www.darpagrandchallenge.com geraadpleegd op 20 april 2013
22
Na de eerste DARPA races zag Google de mogelijkheid om te gaan testen op de openbare weg. Om
juridische redenen is het nog wel verplicht dat er een persoon achter het stuur zit, maar vrijwel
overal in de wereld zou zelfs dit nog niet zijn toegestaan. De testritten zijn vooral bedoeld om aan te
tonen dat het veilig is en om de betrouwbaarheid van de LIDAR onder verschillende omstandigheden
te testen.
6.1.2 VOORDELEN
Een voordeel van een LIDAR systeem is dat het onder normale omstandigheden een accuraat en
betrouwbaar beeld geeft van de omgeving. Zoals eerder vermeld komt dit doordat de lasergolven die
gebruikt worden ook over grotere afstand gebundeld blijven waardoor de reflectie een gedetailleerd
beeld geeft van alle objecten om de auto heen. Hierdoor worden niet-metalen objecten ook beter
opgespoord. Bovendien wordt dit beeld herhaaldelijk geüpdatet door nieuwe golven uit te zenden en
op te vangen. Dit stelt de autonome auto in staat om ook op bewegende objecten te anticiperen.
6.1.3 NADELEN
Het gebruik van een LIDAR bij een autonoom voertuig kent echter ook nadelen. Bijvoorbeeld dat het
zeer duur is. Google heeft zijn autonome voertuigen allemaal uitgerust met een LIDAR op het dak,
waarvoor ze 70000 dollar per auto hebben moeten investeren10 . Dat is veel geld voor de gemiddelde
consument en de andere technologische toevoegingen die een autonome voertuig nodig heeft zijn
ook niet goedkoop. Het gehele pakket bij elkaar zou dan zeker een paar ton gaan kosten bovenop de
prijs van de auto zelf. Dat geld heeft niet iedereen en een massale overstap naar autonome
voertuigen is dan onwaarschijnlijk. Een belangrijke toevoeging hierbij is dat de technologie nog in
ontwikkeling is. Het is niet ondenkbaar dat LIDAR systemen in de toekomst goedkoper zullen zijn,
vooral wanneer de systemen massaal geproduceerd gaan worden. Volgens sommigen zullen de
kosten binnen tien jaar genoeg omlaag zijn gebracht zodat het voor consumenten interessant wordt 11.
Dat de technologie nog in ontwikkeling is, is gelijk ook een nadeel. Op andere plaatsen wordt LIDAR
al wel in de praktijk toegepast maar voor autonome voertuigen is de technologie nog nieuw.
Autonome voertuigen met LIDAR op het dak zitten op dit moment nog in de testfase waar onder
andere de betrouwbaarheid van de lasersensor wordt getest12. Om deze betrouwbaarheid te
stimuleren worden zelfs meerdere LIDAR systemen op één auto geplaatst, wat de kostprijs uiteraard
ook omhoog drijft.
Een ander nadeel is dat een LIDAR momenteel veel ruimte inneemt. Dit is niet optimaal wanneer een
gebruiker zijn dak ergens anders voor wil gebruiken, bijvoorbeeld voor een skibox. Ruimte die zeer
waardevol kan zijn bij een autonoom voertuig aangezien de kofferbak op dit moment voor een deel
al gevuld is met elektronica, hierover later in dit hoofdstuk meer.
10
http://content.usatoday.com/communities/driveon/post/2012/06/google-discloses-costs-of-its-driverless-
car-tests/1#.UZzTKcrHyqE geraadpleegd op 4 mei 2013 11
http://electronics360.globalspec.com/article/2/autonomous-cars-how-soon-and-at-what-cost geraadpleegd
op 20 mei 2013 12
http://www.technologyreview.in/computing/18908/ geraadpleegd op 25 mei 2013
23
Bij slechte weersomstandigheden is de LIDAR op dit moment nog niet altijd betrouwbaar13. Eerdere
toepassingen van LIDAR, bijvoorbeeld voor het in kaart brengen van landschappen, had hier minder
last van omdat gewacht kon worden op beter weer. Van een autonoom voertuig wordt verwacht dat
hij onder alle weersomstandigheden kan rijden. Recente ontwikkelingen hebben dit probleem wel
sterk teruggedrongen, maar dichte mist levert nog veel problemen op.
6.1.4 ALTERNATIEVEN
Omdat LIDAR een zeer betrouwbaar en accuraat beeld geeft van de omgeving zijn alternatieven op
dit moment nog niet in de praktijk toepasbaar voor volledig autonome voertuigen. Dit betekent niet
dat er niet aan alternatieven wordt gewerkt. LIDAR is een complexe technologie die bovendien op dit
moment nog duur is.
Een alternatief waar aan gewerkt wordt is de stereocamera. De voornaamste onderzoekspartijen die
hier onderzoek naar doen zijn TU Delft14 en Stanford15.
De camera gebruikt meerdere lenzen om zo objecten vanuit verschillende posities waar te nemen.
Vervolgens kan de camera daar een driedimensionaal beeld van maken. Deze techniek is een stuk
goedkoper dan LIDAR, maar op dit moment ook nog een stuk minder betrouwbaar. Onderzoek naar
dit alternatief is dan ook nog niet afgerond. Verschillende autofabrikanten gebruiken stereocamera’s
al wel als ondersteuning van de LIDAR. Lexus doet dit bijvoorbeeld om zo het beeld dat LIDAR geeft
van meer details te voorzien16.
Ontwikkelingen op het gebied van LIDAR zijn vooral te vinden in het verkleinen en goedkoper maken
van de huidige technologie. Grote autofabrikanten zien in dat consumenten behoefte hebben aan
goedkope technieken die volledig in de auto zijn geïntegreerd. Zij schakelen daarom onderzoekers in
om dit te realiseren. De voornaamste onderzoeken op dit gebied worden gedaan door;
- TU Delft, Delft werkt hiervoor nauw samen met professor Broggi van de Universiteit van Parma.
Hij is een expert op het gebied van autonome voertuigen en is bovendien CEO van VisLab. VisLab
is een onderzoekscentrum waar onderzoek wordt gedaan naar autonome voertuigen en waar ze
ook daadwerkelijk worden getest. Ook de TU Delft is van plan om nog voor het einde van dit jaar
een autonoom voertuig te presenteren. Deze zal volgens de onderzoekers van de TU Delft
uitblinken door de kleinere en goedkopere technieken die zullen worden gebruikt, al zal de auto
nog niet geheel autonoom kunnen functioneren17.
- Audi ontwikkelt een laser zo groot als een vuist. Deze laser kan op de bumper worden geplaatst
waardoor het dak weer vrijkomt, bovendien zal de laser goedkoper zijn dan de huidige LIDAR
13
http://www.aisl.ics.tut.ac.jp/~jun/pdffiles/kidono-iv2011.pdf geraadpleegd op 5 mei 2013 14
http://tweakers.net/nieuws/88738/tu-delft-wil-autonome-auto-op-nederlandse-weg-laten-rijden.html
geraadpleegd op 5 mei 2013 15
http://ijcai.org/Past%20Proceedings/IJCAI-77-VOL2/PDF/002.pdf geraadpleegd op 1 mei 2013 16
http://ieeexplore.ieee.org/xpl/login.jsp?tp=&arnumber=5955388&url=http%3A%2F%2Fieeexplore.ieee.org%2F
xpls%2Fabs_all.jsp%3Farnumber%3D5955388 geraadpleegd op 10 mei 2013 17
http://www.noordhollandsdagblad.nl/stadstreek/metropool/article22234433.ece geraadpleegd op 10 mei
2013
24
systemen. Audi is bovendien druk bezig om de ruimte die de computers en andere elektronica
innemen te beperken18, maar hierover meer in paragraaf 6.6.
- Oxford University beweert dat de onderzoekers van de University binnenkort een auto voor
slechts 150 pond autonoom kunnen maken19. Dit willen zij bereiken door goedkope technieken
te gebruiken. De tekorten van de goedkopere technieken gaan zij proberen te compenseren door
zeer geavanceerde software. Zo wordt de LIDAR vervangen door minder geavanceerde lasers en
camera’s. Door middel van geavanceerde beeldherkenningssoftware hopen zij op termijn de
functionaliteit van de LIDAR te kunnen evenaren. Opvallend is verder dat het prototype
uiteindelijk geen GPS meer nodig heeft wanneer de software ontwikkeld is.
- Caddilac en General Motors zien nog teveel problemen voor volledig autonome voertuigen. Wel
ontwikkelen zij technieken die de bestuurder in hoge mate ondersteunen. Deze technieken
moeten betaalbaar blijven voor hun klanten. In hun nieuwste modellen zijn de technieken als
RADAR en GPS al inbegrepen en zij zetten erop in dat zij hier voldoende aan hebben. De LIDAR
laten zij dus voor wat het is20.
6.2 RADARSENSOREN
Radio Detection and Ranging (RADAR) gebruikt radiogolven om objecten op te sporen. De
radiogolven worden uitgezonden door het apparaat en de weerkaatsing op een object, de echo,
wordt opgevangen door een antenne. Vooral de luchtvaart, scheepvaart, de politie en het leger
maken veel gebruik van RADAR. De techniek wordt vooral gebruikt om andere voertuigen te
lokaliseren. De echo levert veel bruikbare informatie op om deze objecten te kunnen lokaliseren; de
afstand tot het object, de snelheid en de hoogte.
Door de brede toepasbaarheid van RADAR is de techniek in veel auto’s ook al terug te zien. Adaptive
cruise control is daar een goed voorbeeld van. Bij normale cruise control moet de bestuurder goed
opletten dat de auto voor hem niet afremt of dat er geen ander object vrije doorgang onmogelijk
maakt. Adaptive cruise control maakt gebruik van radar om tot 150 meter voor de auto andere
voertuigen in de gaten te houden21. De radiogolven worden weerkaatst op een voertuig waardoor
een signaal wordt gegeven aan de motor of de remmen om de snelheid terug te brengen. Wanneer
vervolgens de weg weer vrij is kan het voertuig automatisch naar de gewenste snelheid terugkeren.
Autofabrikanten als Audi22, Volvo en Ford23 gebruiken RADAR ook voor dode hoek detectie.
Radarsensoren worden achterop de bumper gemonteerd en wanneer zij een object waarnemen gaat
op het dashboard van de auto een lampje branden. In een aantal auto’s is het tegenwoordig zelfs
18
http://www.technologyreview.com/news/509676/audi-shrinks-the-autonomous-car/ geraadpleegd op 5 mei
2013 19
http://www.slate.com/blogs/future_tense/2013/02/20/robotcar_project_from_oxford_university_hopes_to_r
etrofit_cars_to_make_them.html geraadpleegd op 5 mei 2013 20
http://wheels.blogs.nytimes.com/2013/04/30/semiautonomous-cadillacs-hit-the-road-for-testing/
geraadpleegd op 20 mei 2013 21
http://www.howstuffworks.com/cruise-control4.htm geraadpleegd op 20 mei 2013 22
http://www.audi.com/com/brand/en/tools/advice/glossary/audi_side_assist.browser.html geraadpleegd op
15 mei 2013 23
http://www.autoblog.com/2004/08/04/volvo-invents-blis-blind-spot-info-system-actual-happiness/
geraadpleegd op 20 mei 2013
25
mogelijk om de bestuurder actief te corrigeren door bij te sturen en af te remmen wanneer hij toch
van rijbaan wisselt.
In veel auto’s zijn radarsensoren om objecten rondom de auto te lokaliseren dus al terug te vinden.
Onderzoekers en ontwikkelaars van autonome voertuigen zien de waarde van RADAR ook in. Alle
prototypes zijn daarom uitgerust met meerdere radarsensoren. In samenwerking met de LIDAR
worden de sensoren gebruikt de positie van andere voertuigen te bepalen en zo het beeld van de
omgeving te verduidelijken.
6.2.1 VOORDELEN
RADAR is een technologie die al vele jaren gebruikt wordt. Al in 1904 werd op het basisprincipe
patent aangevraagd en sindsdien werd het veel gebruikt, met name in de scheepvaart. Hierdoor is de
technologie al ver ontwikkeld. Dit heeft ook invloed op de prijs, die relatief laag is in vergelijking met
andere sensoren in een auto. Omdat de RADAR in autonome voertuigen wordt ondersteund door
vele andere sensoren is het bovendien niet nodig om de meest geavanceerde radarsensoren te
gebruiken. En het is te verwachten dat radarsensoren in auto’s de komende jaren nog meer in prijs
zullen dalen omdat de productie sterk omhoog gaat wanneer meerdere automodellen er gebruik van
gaan maken24. De lage prijs en de brede toepasbaarheid in auto’s maakt RADAR een interessante
technologie voor ontwikkelaars van autonome voertuigen en voor auto’s in het algemeen.
Een ander groot voordeel van het gebruik van radarsensoren is dat, in tegenstelling tot LIDAR, RADAR
probleemloos door stof en slecht weer als mist heengaat. De radiogolven worden hier niet door
weerkaatst. Daardoor is een radarsensor onmisbaar bij slecht weer in de luchtvaart en scheepvaart
en in de toekomst waarschijnlijk ook in auto’s.
6.2.2 NADELEN
De radiogolven hebben, zoals eerder in dit hoofdstuk al gemeld, een relatief grote golflengte.
Hierdoor is het vooral geschikt om grote objecten, als andere voertuigen, te detecteren en minder
geschikt voor kleine objecten. Van kleine objecten is de echo te zwak om waar te nemen.
Over een langere afstand blijven radiogolven onvoldoende gebundeld. Hierdoor is de radarsensor
niet altijd betrouwbaar. De echo wordt zwakker naarmate een object zich verder van de sensor
bevindt. Dit is een probleem dat is te overzien wanneer de radarsensoren worden ondersteund door
een LIDAR. De RADAR kan wel in een vroeg stadium aangeven of er een object gedetecteerd wordt,
maar de locatie is minder nauwkeurig. Het autonome voertuig kan dan al wel anticiperen als dat
nodig is en de LIDAR en de videocamera zorgen voor aanvullende informatie over de locatie en
verdere eigenschappen van het object. Dit zorgt er voor dat de LIDAR ondersteuning krijgt, waardoor
wellicht in de toekomst minder geavanceerde LIDAR sensoren ook volstaan.
6.3 GPS
24
http://spectrum.ieee.org/green-tech/advanced-cars/longdistance-car-radar geraadpleegd op 1 mei 2013
26
Waar LIDAR en de andere sensoren op een autonoom voertuig de directe omgeving in kaart brengen,
geeft het GPS-systeem aan waar op de aarde de auto is. Dit is mogelijk door communicatie met
satellieten25.
Het GPS-apparaat ontvangt radiogolven van een satelliet zodat de afstand tot diezelfde satelliet
bepaald kan worden. Als dat bijvoorbeeld 20 kilometer is dan is de exacte locatie van het GPS-
apparaat nog niet bekend, dat kan namelijk overal zijn op een afstand van 20 kilometer van de
satelliet. Een tweede en een derde satelliet zijn hiervoor minimaal nodig. Met drie satelliet locaties
blijven er nog twee punten over waar het GPS-apparaat zich kan bevinden, maar één daarvan is hoog
in de lucht dus die kan voor navigatie op het aardoppervlak genegeerd worden. Nog meer satellieten
bieden en nog nauwkeurigere benadering van de locatie.
Voor de navigatie van een autonoom voertuig is GPS essentieel. De huidige locatie is dan bekend en
de optimale route naar de eindbestemming kan bepaald worden. Om deze dienst mogelijk te maken
zijn er vierentwintig uur per dag satellieten actief. In zes banen om de aarde bewegen enkele
tientallen satellieten op vaste tijden. Het Amerikaanse leger is hiermee begonnen en vanaf 1983 is
het voor het grote publiek beschikbaar gemaakt. Tegenwoordig hebben ook veel mobiele telefoons
en auto’s een GPS-apparaat.
6.3.1 VOORDELEN
GPS is een volwassen technologie die veel gebruikt wordt. Dit houdt in dat de satellieten die GPS-
navigatie mogelijk maken iedere dag en de hele dag werken. Overal ter wereld zijn zo de hele dag
door minimaal vier satellieten binnen bereik. Ook zijn problemen die in het verleden konden
ontstaan doordat de satelliet en de ontvanger niet dezelfde tijd weergaven inmiddels verholpen
doordat de satelliet een atoomklok gebruikt en de ontvanger zich hieraan aanpast. Dit maakt het tot
een wereldwijd veel toegepaste navigatiemethode. Bovendien zijn de systemen relatief goedkoop en
zijn de meeste auto’s al uitgerust met een GPS.
6.3.2 NADELEN
Het probleem van GPS voor de toepassing in autonome voertuigen is dat het systeem niet
nauwkeurig genoeg is. Wanneer er genoeg satellieten binnen bereik zijn kan de positie nog maar tot
ongeveer vijftien meter nauwkeurig bepaald worden. Om de positie op de weg te bepalen is dit
onvoldoende. Daarom zijn er ook meerdere sensoren en scanners nodig op een volledig autonoom
voertuig om zo de tekortkomingen van de GPS te compenseren.
Een ander nadeel van een GPS is dat hoge gebouwen voor storingen kunnen zorgen. Het signaal kan
op de gebouwen weerkaatst worden waardoor de tijdsmeting in de war raakt met als gevolg dat de
positie onjuist wordt weergegeven. Daarom zal een volledig autonoom voertuig op de openbare weg
nooit alleen op een GPS kunnen vertrouwen.
25
http://www.howstuffworks.com/gadgets/travel/gps.htm geraadpleegd op 20 maart 2013
27
6.3.3 ALTERNATIEVEN
Slechts één partij is op dit moment bezig met onderzoek om de GPS in een autonoom voertuig te
vervangen. Dit is de universiteit van Oxford. Hun RobotCar vertrouwt volledig op beeldherkenning 26.
Door de beelden die camera’s op de auto maken te vergelijken met beelden uit hun database hopen
zij in de toekomst te kunnen bepalen wat de positie van de auto is. Het voordeel hiervan is dat de
camera’s ook gebruikt worden voor het identificeren van objecten en oppervlakten zodat het aantal
technieken en dus de kosten kunnen worden teruggebracht. Ter verduidelijking van de drie eerst
behandelde technologieën een grafische weergave:
Figuur 3. Grafische weergave van de verschillen.
In het figuur worden de kosten, betrouwbaarheid, volwassenheid en de afhankelijkheid van
wetgeving weergegeven van verschillende technieken. Linksboven wordt weergegeven dat de LIDAR
duurder is dan de GPS, Camera en de RADAR. De betrouwbaarheid is rechtsboven weergegeven en
toont dat de camera en de RADAR betrouwbaarder zijn dan de GPS en LIDAR. Linksonder wordt
weergegeven dat de LIDAR minder ver in ontwikkeling is dan de andere technologieën.“DSRC” en
“CELLULAR” zijn systemen voor communicatie tussen semi-autonome voertuigen en kunnen in dit
voorbeeld genegeerd worden. Deze grafische weergave is afkomstig van KPMG.
6.4 VIDEOCAMERAS
Wanneer een auto weet waar hij zich bevindt, waar hij naartoe moet en welke objecten en
oppervlaktes zich in de omgeving bevinden kan hij nog steeds niet volledig veilig aan het verkeer
26
http://www.slate.com/blogs/future_tense/2013/02/20/robotcar_project_from_oxford_university_hopes_to_r
etrofit_cars_to_make_them.html geraadpleegd op 20 april 2013
28
deelnemen. Op verkeersborden en verkeerslichten wordt nog niet gereageerd zoals een mens dat
kan doen. Daar ligt de voornaamste taak van de camera. De camera leest en herkent de borden langs
de weg.
Tegenwoordig zijn al veel auto’s uitgerust met dergelijke camera’s. Maar deze camera’s zijn beperkt
tot het lezen van snelheidslimieten27. Om waardevol te zijn voor een volledig autonoom voertuig
voor op de weg heeft de camera ondersteuning nodig van geavanceerde software. Deze software
gebruikt beeldherkenning om de beeldjes die de camera doorgeeft te interpreteren. Wanneer een
verkeersbord of een andere verkeersaanduiding bekend is bij de software zal deze in theorie herkend
kunnen worden. Vervolgens kan de auto hier op anticiperen door bijvoorbeeld te remmen voor een
stoplicht.
Een andere taak van de camera is het monitoren van het verkeer, objecten en voetgangers dichtbij
de auto. Zo completeert de camera de LIDAR en de radar sensoren om het beeld van de omgeving zo
gedetailleerd mogelijk te maken. Alle partijen die onderzoek doen naar autonome voertuigen
gebruiken deze techniek.
6.4.1 VOORDELEN
De camera wordt op dit moment al volledig geïntegreerd in de auto28. Hierdoor heeft de bestuurder
het idee dat hij in een normale auto rijdt. Voor de uitstraling en het gebruiksgemak is dit een
voordeel. Bovendien vertonen de huidige camera’s goede resultaten op tests. Het beeld is helder en
objecten worden tijdig en juist geïdentificeerd.
Bovendien is het op dit moment de enige manier om verkeersborden te lezen. Daarmee vult de
camera niet alleen de LIDAR en RADAR sensoren aan, maar vervult de camera ook een taak die de
andere sensoren niet kunnen doen.
6.4.2 NADELEN
De software die de beeldherkenning van de camera verzorgt is afhankelijk van de leesbaarheid van
de verkeersborden. De kleur, de vorm en het patroon op het bord moeten zichtbaar zijn. Dit levert
problemen op wanneer een verkeersbord of een andere vorm van bewegwijzering gebreken
vertoont29.
Bovendien is de camera afhankelijk van zeer gecompliceerde software. De software moet het
vermogen van de mens om beelden te herkennen vervangen. Dit is geen simpele taak. Een fout bij
het identificeren van een object kan grote gevolgen hebben. Omdat de techniek nog niet uitgebreid
is getest in een stadse omgeving kan de betrouwbaarheid nog moeilijk ingeschat worden.
6.4.3 ALTERNATIEVEN
Het is maar de vraag of deze nadelen in de toekomst nog zullen gelden. Wanneer de infrastructuur
wordt aangepast aan autonome voertuigen zijn verkeersborden niet meer nodig. Een signaal vanaf 27
http://www.dailymail.co.uk/sciencetech/article-1029058/The-car-reads-road-signs-tells-speed-limit-drive-
Europe.html geraadpleegd op 23 mei 2013 28
http://www.ptgrey.com/news/casestudies/pdf/autovehicle.pdf geraadpleegd op 17 april 2013 29
http://www.kpmg.com/nl/nl/issuesandinsights/articlespublications/persberichten/pages/automobilisten-
gaan-massaal-overstappen-naar-autonome-voertuigen.aspx geraadpleegd op 20 mei 2013
29
de weg of vanaf de zijkant van de weg is dan voldoende voor de auto.
Ook wordt druk onderzoek gedaan naar semi-autonome voertuigen. Dit rapport richt zich daar
niet op maar de ontwikkelingen op dat gebied kunnen ook voor volledig autonome voertuigen een
rol gaan spelen. Zo onderzoekt Volvo “Vehicle to Vehicle” communicatie30. Hierbij geven auto’s
informatie aan elkaar door over objecten en de positie van het overige verkeer. De tekortkomingen
van de camera worden dan aangevuld met informatie van andere weggebruikers. Dit verhoogd de
betrouwbaarheid van de techniek en daarmee de verkeersveiligheid in zijn geheel.
6.5 POSITIESENSOREN
Bij de achterwielen van autonome voertuigen worden positiesensoren geplaatst. Door gebruik te
maken van zeer hoog ultrasoon geluid (20 kHz tot 800 MHz) wordt de positie van de auto ten
opzichte van bijvoorbeeld de stoep, de vangrail of een geparkeerde auto bepaald. Dit geluid is niet te
horen voor mensen omdat het te hoog is. De geluidsgolven worden uitgezonden, weerkaatst en
vervolgens weer opgevangen door de sensor. De tijd tussen het uitzenden en ontvangen van het
signaal wordt gebruikt om de afstand tot het object in kwestie te bepalen.
Ook deze technologie is tegenwoordig al op de weg te bewonderen. Voor Park assist systemen wordt
het voornamelijk gebruikt31. Dit is ook de voornaamste taak van de positiesensoren in de autonome
voertuigen die in ontwikkeling zijn. Vanwege de grote voordelen die deze sensoren bieden worden zij
op dit moment in ieder prototype gebruikt.
6.5.1 VOORDELEN
De positiesensoren die gebruik maken van ultrasoon geluid hebben als grote voordeel dat ze
goedkoop zijn. Autofabrikanten die op dit moment de technologie al toepassen houden de prijs zo
rond de 500 euro aan. Dit is nog goedkoper dan radarsensoren waar ongeveer het dubbele voor
betaald wordt.
Verder is de sensor voor korte afstanden voldoende betrouwbaar doordat de sensoren in staat zijn
om bij temperatuurverschillen zelf de afwijking te berekenen en doordat weersomstandigheden
weinig tot geen negatieve invloed hebben32.
6.5.2 NADELEN
Doordat er gebruik wordt gemaakt van geluidsgolven is de technologie vooral geschikt voor de korte
afstand. Als de afstand tot een object te groot wordt is de echo te zwak om goed waar te nemen.
Hierdoor is de toepasbaarheid van de sensoren beperkt voor autonome voertuigen.
30
http://www.dailytech.com/Volvo+VehicletoVehicle+Communication+Services+Promise+Improved+Safety/articl
e29012.htm geraadpleegd op 23 mei 2013 31
http://autos.jdpower.com/content/consumer-interest/yRoRlMo/reverse-parking-assist-systems.htm
geraadpleegd op 10 mei 2013 32
http://sensors-actuators-info.blogspot.nl/2009/08/ultrasonic-proximity-sensor.html geraadpleegd op 1 mei
2013
30
Bovendien werkt de sensor alleen bij lage snelheden. Bij hoge snelheden, zoals op de snelweg, is er
teveel omgevingsgeluid voor een betrouwbare waarneming. Om het signaal te verstoren is slechts
een snelheid van enkele kilometers per uur nodig. Daarom zijn deze sensoren alleen geschikt voor
ondersteuning bij inparkeren en het voorkomen van botsingen bij lage snelheid33.
6.5.3 ALTERNATIEVEN
Omdat de positiesensoren die gebruik maken van ultrasoon geluid goedkoop en betrouwbaar zijn,
worden de sensoren door alle ontwikkelaars van autonome voertuigen op dit moment toegepast.
Wat hierbij ook meespeelt is dat de techniek al wordt toegepast in huidige automodellen waardoor
er voor de autonome voertuigen geen uitbreiding nodig is.
Toch mag worden verwacht dat de autonome modellen in de toekomst niet worden uitgerust met
ultrasone sensoren maar alleen met radarsensoren. De geluidsgolven zijn onbruikbaar bij hogere
snelheden en bovendien bieden de radiogolven van RADAR een betrouwbaarder beeld van objecten
op grotere afstand. Radarsensoren zijn op dit moment echter nog duurder dan ultrasone sensoren.
Te verwachten is echter dat dit verschil in prijs in de toekomst kleiner gaat worden door massalere
productie van radarsensoren en de vooruitgang van de techniek.
In de huidige autonome voertuigen ligt de taakverdeling tussen radarsensoren en ultrasone sensoren
nog zoals in het volgende plaatje. In de toekomst zullen radarsensoren dus mogelijk meer taken op
zich nemen.
Figuur 4. De RADAR en de positiesensoren
33
http://www.edn.com/design/automotive/4368069/Automobile-sensors-may-usher-in-self-driving-cars
geraadpleegd op 11 mei 2013
31
Het figuur op de vorige pagina geeft weer hoe de taakverdeling op dit moment wordt geregeld in de
autonome voertuigen die al op de weg worden getest.
6.6 HARDWARE EN SOFTWARE
De sensoren en scanners op een volledig autonoom voertuig brengen zo goed mogelijk de omgeving
in kaart, maar voordat deze beelden in acties van de auto resulteren zal de auto eerst de juiste
conclusies moeten trekken op basis van de informatie die beschikbaar is.
Hier is een rol weggelegd voor computers. De software op de computers leest de beelden en
signalen, interpreteert ze met bijvoorbeeld beeldherkenning en zorgt er vervolgens voor dat de
remmen of het stuur van de auto in werking worden gezet.
Hiervoor zijn een aantal modules in de software essentieel. Zo moet er een module zijn die
communicatie mogelijk maakt met de sensoren en die vervolgens de verkregen informatie op de
juiste manier doorspeelt naar andere modules.
Ook is er een module nodig op de software die de, door de sensoren geschetste, kaart van de
omgeving leest en die de objecten kwalificeert. Hierdoor kan de auto reageren op de manier die
gepast is voor het soort object of obstakel dat de sensoren hebben gedetecteerd. Een andere auto
op de weg die in de zelfde richting rijdt levert zo een andere reactie van de auto op dan een
betonnen muur.
Bovendien is er een module in de software nodig die de navigatie op zich neemt. De afstand tot
objecten, de wegmarkeringen en tot satellieten kan dan worden bepaald. Aan de hand daarvan kan
de software in de auto geprogrammeerd worden om bepaalde beslissingen te nemen, bijvoorbeeld
bijsturen of een koerswijziging.
Wat de auto ook nodig heeft is software die de signalen van de sensoren en de interpretaties die
daar aan gegeven zijn verbindt met de besturingselementen van de auto. Het gaspedaal, de rem, het
stuur, de versnellingsbak en de richtingaanwijzers moeten uiteindelijk wel worden aangestuurd om
volledig autonoom rijden mogelijk te maken. Dit is zeer complexe software, vooral bestaande uit
algoritmen. Algoritmen worden gebruikt om te programmeren, zij geven instructies voor de te
maken keuzes. Zo kunnen algoritmen worden gebruikt om aan te geven dat wanneer er een obstakel
op de weg is, de auto moet remmen. Het algoritme moet dan geschreven worden voor het scenario
dat er een obstakel op de weg is en de opdracht om te remmen moet daar aan verbonden worden.
Ook is het belangrijk dat de software een logboek maakt waarin alle gebeurtenissen worden
opgeslagen. Op deze manier kan de oorzaak van een probleem worden opgespoord en kan de
software waar nodig worden bijgewerkt. Kwesties over de aansprakelijkheid kunnen zo in de
toekomst mogelijk worden opgelost. De auto geeft, net als een Black Box in een vliegtuig,
gedetailleerde informatie over de gebeurtenissen voor en tijdens een ongeluk. Aan de hand hiervan
kan de aansprakelijke worden aangewezen. Dit alles moet nog wel in wetgeving worden opgenomen.
Tot die tijd is de maatschappij nog niet klaar voor volledig autonome voertuigen op de openbare
weg.
Voor volledig autonoom rijden is een computer met dergelijke software essentieel. De auto’s die
Stanford op de weg laat rijden hebben veel ruimte nodig voor deze elektronica. Junior34, de auto
waarmee Stanford veel indruk maakt, heeft vrijwel de gehele kofferbak vol met elektronica. Een auto
zonder opslagruimte is voor consumenten een stuk minder interessant. Autofabrikanten zijn op dit
34
http://www-personal.acfr.usyd.edu.au/spns/motion/Junior.pdf geraadpleegd op 21 mei 2013
32
moment bezig met het compacter maken van de elektronica.
Zo werkt Audi aan het volledig in de auto integreren van de elektronica35. Hierdoor blijft er ruimte
in de auto voor personen en bagage terwijl toch alle benodigde elektronica aanwezig is. De
exponentiële vooruitgang van de techniek maakt dit ook mogelijk. De grote vraag die nog
beantwoord moet worden wat betreft de software is of er geen fouten in zitten. Dit is een van de
doelen van de testritten die prototypes van Stanford op dit moment op de weg maken. Tot nu toe
zijn de resultaten hoopgevend, slechts een van de auto’s is ooit in een ongeval terecht gekomen36.
Technisch falen was niet de oorzaak.
De algoritmen zijn echter nog niet perfect. Waar een mens na het zien van een rollende bal al
anticipeert op een kind dat er mogelijk achteraan kan rennen, reageert de autonome auto alleen nog
op de rollende bal37. Een mens legt deze verbindingen door ervaring in het besturen van auto’s en
door een uitgebreide kennis van objecten in het algemeen. De software moet dit vervangen, maar is
op dit moment nog niet zo complex als de mens.
De keerzijde hiervan is dat de reactie tijd van een autonoom voertuig vele malen sneller is dan die
van de mens. Binnen de elektronica van Junior kunnen de waarnemingen in maximaal 300
milliseconden worden omgezet in een ingreep. Dus wanneer er toch een kind achter de bal aanrent
kan de auto zeer snel handelen. Toch is dit een tekortkoming en wordt er onderzoek gedaan naar
verbetermogelijkheden. Dit gebeurt door het verbeteren van bestaande algoritmen in de software,
maar ook door het ontwikkelen van nieuwe zoals de Universiteit van Calgary doet. Zij richten zich
voornamelijk op militaire toepassingen, maar ontwikkelen een zelflerend algoritme38. Dit zeer
complexe algoritme doet dit door verbanden te zoeken tussen verschillende waarnemingen. Mogelijk
dat hierdoor in de toekomst de auto nog beter kan anticiperen op zijn omgeving.
6.7 HUIDIGE STAND VAN DE TECHNOLOGIE
Volledig autonoom rijden is al mogelijk. De technologie is al zover. Om deze nieuwe ontwikkeling zo
veilig en betrouwbaar mogelijk te maken is echter nog wel onderzoek nodig. Bij slecht weer, slechte
wegmarkering of moeilijk leesbare verkeersborden vertoond de technologie nog enkele
tekortkomingen. Op deze gebieden moeten dus nog stappen worden gemaakt en uitgebreide tests
worden gehouden.
Ook is het op dit moment voor consumenten nog niet interessant om een volledig autonoom
voertuig aan te schaffen, afgezien van het feit dat autonoom rijden op dit moment nog niet is
toegestaan. De prijs is nog zeer hoog en de elektronica en de sensoren nemen nog teveel ruimte in.
In dit hoofdstuk kwam eerder al naar voren dat dit ook de gebieden zijn waar onderzoekspartijen
voornamelijk aan werken. Naast veiligheid zijn veel onderzoekspartijen natuurlijk geïnteresseerd in
de mogelijke financiële opbrengsten.
35
http://www.technologyreview.com/news/509676/audi-shrinks-the-autonomous-car/ geraadpleegd op 9 mei
2013 36
http://www.nytimes.com/2010/10/10/science/10google.html?adxnnl=1&adxnnlx=1313087681-
NfxW0s6liEmRepdmUg1JMQ&_r=0 geraadpleegd op 20 maart 2013 37
http://www.kpmg.com/nl/nl/issuesandinsights/articlespublications/persberichten/pages/automobilisten-
gaan-massaal-overstappen-naar-autonome-voertuigen.aspx geraadpleegd op 28 april 2013 38
http://www.sciencedirect.com/science/article/pii/S0921889011002223 geraadpleegd op 11 april 2013
33
Het hoofd van het onderzoeksteam van Google verwacht dat volledig autonoom rijden binnen 3 tot 5
jaar werkelijkheid zal zijn voor consumenten39. Dit is de meest positieve schatting, andere
schattingen zijn allemaal voor na 2020. Wanneer technologische doorbraken worden gedaan kan
nooit exact geschat worden. Voordat autonome voertuigen op de markt geïntroduceerd kunnen
worden zijn nog meerde doorbraken nodig. De huidige techniek is dus wel in een ver gevorderd
stadium, maar moet nog worden verbeterd op de volgende punten;
- De prijs;
- De omvang van de sensoren en de elektronica;
- De betrouwbaarheid moet nog blijken uit tests;
- Mankementen bij slecht weer;
- Mankementen bij slechte wegmarkering;
- Mankementen bij moeilijk leesbare verkeersborden;
- Het vooraf aan zien komen van gevaarlijke situaties;
- De mankementen van GPS-navigatie.
Deze tekortkomingen zijn niet onoverkomelijk. Slechte wegmarkering en moeilijk leesbare
verkeersborden zijn geen probleem meer wanneer de infrastructuur wordt aangepast voor
autonome voertuigen. Bovendien is te verwachten dat de prijs van de sensoren omlaag gaat door de
verdere vooruitgang van computerchips en een grotere productieomvang van de technologieën.
Toch liggen hier mogelijkheden voor vervolgonderzoek. Het volgende hoofdstuk gaat hier verder op
in.
39
http://www.extremetech.com/extreme/147940-google-self-driving-cars-in-3-5-years-feds-not-so-fast
geraadpleegd op 12 mei 2013
34
7 ADVIES ONDERZOEKSRICHTING
Autonome voertuigen zijn al ver in ontwikkeling. Marktintroductie wordt echter pas over een aantal
jaren verwacht. Voor die tijd moeten nog een aantal tekortkomingen verholpen worden. Dit
hoofdstuk geeft antwoordt op deelvraag 2.
Ten eerste het dure LIDAR systeem, dit systeem is, zoals in het vorige hoofdstuk staat vermeld, nu
nog veel te duur om de gemiddelde burger tot aankoop te verleiden. Bovendien neemt het systeem
veel ruimte in op het dak. Aan alternatieven wordt hard gewerkt maar deze zijn op dit moment nog
niet klaar om als volwaardig vervanger te fungeren. Op dit punt kunnen dus nog stappen gemaakt
worden.
Ook vertonen de sensoren en scanners nog tekortkomingen bij slechte weersomstandigheden en
slechte wegmarkering. Technologische ontwikkelingen zijn dus op dit punt ook belangrijk voor de
verdere ontwikkeling van autonome voertuigen.
Verder liggen er nog mogelijkheden voor vervolgonderzoek op het juridisch en infrastructurele vlak.
Wanneer de autonome voertuigen op de weg gaan rijden zal de wet daar klaar voor moeten zijn, niet
alleen door autonome voertuigen de weg op te laten maar bijvoorbeeld ook op het punt van
aansprakelijkheid. Ongelukken zijn nooit geheel uit te bannen en als dit toch gebeurt, moet duidelijk
zijn wie aansprakelijk is. Of dit een ingewikkelde kwestie wordt, is maar de vraag, want autonome
voertuigen krijgen een Black Box in de auto die registreert of de bestuurder de auto bestuurde of dat
de auto dit deed40. Voor verzekeraars is dit belangrijke informatie waarmee de aansprakelijke partij
gevonden kan worden. De kans op ongelukken is bij volledig autonome voertuigen bovendien veel
kleiner. De testritten op de openbare weg van Google hebben alleen ongelukken gehad door fouten
van bestuurders en van andere weggebruikers, het autonome systeem kon hier niets aan doen
waardoor fabrikanten niet aansprakelijk zijn.
7.1 CONTINUÏTEITSKRING
Om het lectoraat Smart Mobility te adviseren over vervolgonderzoek zal gebruik worden gemaakt
van de continuïteitskring. Dit model gaat ervan uit dat het ultieme doel van een organisatie
continuïteit is. Winst kan een gevolg zijn van het nastreven van continuïteit. In het hoofdstuk over de
interne analyse is gebleken dat het nastreven van winst geen doel is van het lectoraat. De missie,
visie en doelstellingen die wel zijn geformuleerd zullen in dit model worden gebruikt.
Een onderdeel van de missie van het lectoraat Smart Mobility is het ontwikkelen van technologie
voor autonome voertuigen. De visie om vervoer veiliger en efficiënter te maken sluit hierbij aan. Dit
is ook vertaald in de doelstelling om conceptoplossingen en prototypes te ontwikkelen. Deze missie,
visie en doelstelling kunnen sturende elementen zijn.
40
http://www.extremetech.com/extreme/147020-whos-liable-when-a-self-driving-car-self-crashes/2
geraadpleegd op 20 maart 2013
35
Figuur 1. De continuïteitskring
De volgende paragrafen bevatten adviezen die aan de hand van dit model beschreven worden.
7.2 COMPACTERE EN GOEDKOPERE ALTERNATIEVEN
Omdat de autonome voertuigen op dit moment nog duur zijn en veel grote plaatsinnemende
technologieën bevatten kan gekozen worden om in te zetten op het ontwikkelen van goedkopere en
compactere alternatieven. Zoals in het vorige hoofdstuk bleek wordt op dit gebied al veel onderzoek
gedaan, ook door partijen uit Nederland. Het volgende hoofdstuk zal verder in gaan op
samenwerkingsmogelijkheden. Door op dit gebied onderzoek te doen wordt gedaan aan
competentieopbouw. Wanneer dit onderzoek goede resultaten levert kunnen deze opgebouwde
competenties worden benut door producten te maken. Hier wordt de doelstelling om
conceptoplossingen en prototypes te ontwikkelen werkelijkheid. Zo krijgt de organisatie waarde voor
andere partijen en bovendien worden producten gewaardeerd door klanten. Dit brengt de waarde
van de organisatie op een hoger pijl, waardoor wederom competenties opgebouwd kunnen worden
en eveneens is de organisatie dan interessanter voor samenwerkingsverbanden en investeerders.
Het ontwikkelen van kleinere, goedkopere alternatieven voor sensoren en scanners in autonome
voertuigen is daarom goed voor de continuïteit van het lectoraat. Uiteraard moeten de onderzoeken
dan wel wat opleveren.
7.3 UPGRADEKIT
Maar de missie van het lectoraat kan via meerdere wegen slagen. Zo kan de mogelijkheid worden
onderzocht om niet-autonome auto’s een update te geven tot volledig autonoom. Enkele
onderzoekspartijen doen hier momenteel onderzoek naar, zoals de universiteit van Oxford. Doordat
de onderzoekspartijen allemaal een andere benadering hebben worden hun eindproducten ook zeer
uiteenlopend. Zo zet Oxford in op een systeem zonder LIDAR en zonder GPS. De ontwikkeling van
een “upgradekit” voor gewone auto’s kan dus op verschillende manieren benaderd worden. Door op
dit vlak competenties op te bouwen kan de ondernemingswaarde gaan stijgen. Er rijden miljoenen
belanghebbenden
klantenwaarde
ondernemingswaarde
middelen
structuren
processen
producten
diensten
competentieopbouw
waarde-distributie
waarde-captatiewaarde-creatie
competentie benutting
missievisie
doelen
36
auto’s op de weg en wanneer deze aangepast in plaats van gesloopt kunnen worden kan dit op vele
vlakken voordelig uitpakken.
7.4 GEBRUIKSVRIENDELIJKHEID
Ook is er nog geen onderzoek gedaan naar de gebruiksvriendelijkheid van volledig autonome
voertuigen. Testritten worden wel gemaakt, maar deze zijn bedoeld om de betrouwbaarheid van de
technologie te testen en om fouten op te sporen. De visie van het lectoraat om door de kwaliteit en
de efficiëntie van vervoer te verbeteren het welzijn en de welvaart van burgers te vergroten komt
hierdoor ook in beeld. Uit tests naar de gebruiksvriendelijkheid kunnen tekortkomingen naar voren
komen wat weer de input kan zijn voor verdere onderzoeken. Deze gebruiksvriendelijkheids
onderzoeken kunnen mogelijk worden gedaan door de behoeftes van mensen te achterhalen, maar
een onderzoek in de praktijk is interessanter. Daarvoor is wel een prototype nodig. De TU Delft is
bezig met de ontwikkeling hiervan. Hun partners van het VisLab41 hebben al een prototype. Ook
worden er tests gedaan in het lab van TNO42. TNO heeft een Vehicle Hardware in the loop
loboratorium waar zij tests kunnen uitvoeren met autonome voertuigen. De mogelijkheid om
gebruiksvriendelijkheid in de praktijk te testen is er dus. Bovendien kan een prototype ook
ontwikkeld worden door het lectoraat zelf zoals eerder in dit hoofdstuk staat vermeld. Zo worden
extra competenties opgebouwd, krijgt de organisatie extra waarde en kunnen er steeds betere
producten en diensten worden geleverd. De visie, missie en doelen komen dan een stap dichterbij.
7.5 COMBINATIE VAN TECHNIEKEN
De mogelijkheid om verschillende technologieën te convergeren kan ook de continuïteit van het
lectoraat bevorderen. Bedoelt wordt hier het convergeren van volledig autonome systemen en semi-
autonome systemen. Tekortkomingen in de technieken die volledig autonoom rijden mogelijk
maken, bijvoorbeeld in het lokaliseren van objecten bij slecht zicht en de hoge prijs van de systemen,
kunnen zo worden gecompenseerd. Onderzoek naar Semi-autonome voertuigen richt zich
voornamelijk op communicatie tussen voertuigen (Vehicle to Vehicle, V2V) om zo de omgeving in
kaart te brengen en de veiligheid te bevorderen.
Maar onderzoek van KPMG43 heeft uitgewezen dat hiervoor de auto’s allemaal hetzelfde systeem
moeten gebruiken, er grote infrastructurele aanpassingen vereist zijn en er alsnog technieken voor
volledig autonome systemen nodig zijn om objecten en voetgangers tijdig waar te nemen. Hier liggen
mogelijkheden voor het lectoraat Smart Mobility om de klantenwaarde, ondernemingswaarde en
competentieopbouw te verhogen. De overgang van autonoom naar handmatig rijden kan versoepeld
worden waardoor de technieken per situatie optimaal worden benut. Hiervoor is uitgebreid
onderzoek nodig. De mogelijkheden moeten in kaart worden gebracht, de technieken moeten
worden afgestemd en geoptimaliseerd en ook zullen er praktijktests nodig zijn. Als hiervoor geschikte
partners en investeerders gevonden kunnen worden kan het lectoraat een tijd vooruit. Door
continue vooruitgang wordt dan de continuïteit van de hele organisatie gewaarborgd.
41
http://vislab.it/automotive/ geraadpleegd op 19 mei 2013 42
http://www.tno.nl/downloads/Intelligent%20driving%202008.pdf geraadpleegd op 1 april 2013 43
http://www.kpmg.com/NL/nl/IssuesAndInsights/ArticlesPublications/Pages/Self-driving-cars.aspx
geraadpleegd op 1 mei 2013
37
Al deze onderzoeksrichtingen bieden mogelijkheden voor het lectoraat. Autonome voertuigen
hebben nog een lange weg te gaan. De geformuleerde doelen zijn haalbaar en realistisch en de
missie en visie bieden houvast voor de organisatie. Indien het lukt om strategische
samenwerkingsverbanden aan te gaan en externe financiering aan te wenden komt de continuïteit
van het lectoraat Smart Mobility niet in gevaar. Het volgende hoofdstuk zal verder ingaan op
samenwerken en op de mogelijkheid om subsidie te ontvangen voor verder onderzoek.
38
8 ADVIES SAMENWERKING (SUBSIDIE)
Een van de doelen van het lectoraat Smart Mobility is om externe subsidies te verwerven. De
mogelijkheden voor subsidie zijn bovendien als deelvraag van dit onderzoek geformuleerd. Deze
deelvraag, deelvraag 6, zal in dit hoofdstuk worden behandeld. Dit betekent dat de mogelijke
subsidies worden beschreven en dat wordt vermeld hoe het lectoraat daarvoor in aanmerking kan
komen.
Voor enkele subsidies is een samenwerkingsverband met een of meer partners noodzakelijk.
Bovendien kan samenwerking de mogelijkheden van het lectoraat vergroten. Te denken valt aan het
delen van onderzoeksmiddelen, testruimtes en een ander doel van het lectoraat: kennisdeling.
Verderop in dit hoofdstuk zal ook deze zevende en laatste deelvraag worden behandeld.
8.1 SUBSIDIES
Er zijn een aantal subsidies waar het lectoraat Smart Mobility voor in aanmerking kan komen.
Hieronder worden de subsidies kort besproken en op welke manier het lectoraat hiervoor in
aanmerking kan komen.
8.1.1 EUROSTARS
Eurostars44 is een Europees innovatieprogramma dat projecten financieel ondersteund. De projecten
moeten gaan over de ontwikkeling van technologie voor nieuwe producten, processen of diensten.
Het doel van Eurostars is om zo de ontwikkelingstijd van technologieën te verkorten en de technische
risico’s voor de ontwikkeling te verkleinen.
Een belangrijke voorwaarde om in aanmerking te komen voor deze subsidie is dat er moet worden
samengewerkt met tenminste een partij uit een ander Europees land. Voor het lectoraat betekent dit
dat er gezocht moet worden naar een internationale partner. Het liefst ziet Eurostars mkb’s, maar
andere partijen kunnen onder voorwaarden ook in aanmerking komen. Belangrijk is dat het project
zorgt voor een technologische ontwikkeling en dat er op termijn aan verdient kan worden.
Kennisinstellingen krijgen in de handleiding ook een vermelding dus de mogelijkheid is aanwezig.
Tevens is een projecttoets door de commissie achter Eurostars geheel vrijblijvend. Dit betekent
dat de adviseurs van Eurostars het idee gaan toetsen en vervolgens advies kunnen geven. Als deze
commissie het idee, al dan niet na enige aanpassingen, goedkeurt kan de aanvraag bij agenschapNL
worden ingediend. De Nederlandse staat financiert vervolgens het project tot maximaal 50% van de
kosten. Op de website van Eurostars en van agenschapNL staan de formulieren die ingevuld moeten
worden en ook voorbeelden van hoe zij een project het liefst ingediend krijgen. Bovendien staat er
een handleiding voor internationale samenwerkingscontracten vermeld. Voor alle subsidies uit dit
hoofdstuk waarbij samenwerking vereist is geld dat deze samenwerking moet voldoen aan de
volgende definitie van het ministerie van Economische Zaken:
“Een geen rechtspersoonlijkheid bezittend verband, bestaande uit ten minste 2 niet in een groep
verbonden deelnemers, dat is opgericht voor de uitvoering van activiteiten, niet zijnde een
vennootschap.
44
http://www.agentschapnl.nl/nl/node/100452 geraadpleegd op 25 mei 2013
39
Samenwerking vindt plaats op basis van gelijkwaardigheid, waarbij alle partijen op eigen rekening en
risico meedoen aan het project. Een samenwerking gebaseerd op uitbesteding of geformaliseerd in
een bepaalde rechtsvorm, is geen samenwerkingsverband.”
Ook al is de projecttoetsing geheel vrijblijvend en staan er meerdere handleidingen op de website
kan het aanvraagtraject van Eurostars ingewikkeld zijn. Voor extra ondersteuning en advies bij de
aanvraag kan men zich wenden tot de instantie Media Desk Nederland45.
8.1.2 INNOVATIEPROGRAMMA HIGHTECH AUTOMOTIVE SYSTEMS (HTAS)
Dit innovatieprogramma is speciaal bedoeld voor kennisinstellingen, universiteiten en innovatieve
bedrijven die actief zijn in de automotive sector. Op dit moment zijn al 38 bedrijven en
kennisinstellingen lid van het HTAS-platform. Hierdoor is het innovatieprogramma niet alleen
interessant voor het lectoraat als ondersteuning, maar ook voor het netwerk met het oog op
kennisdeling. HTAS46 geeft inmiddels geen financiële ondersteuning meer aan Research &
Developement projecten maar ondersteund nog wel projecten ter stimulering van
onderwijsprogramma's, netwerkvorming, communicatie en internationalisering. Het doel is om de
reistijd te verkorten, het brandstof verbruik terug te dringen en de verkeersveiligheid te verhogen.
Dit zijn inderdaad precies de punten die volledig autonoom rijden kan verzorgen.
De minister heeft de subsidieregeling in de Staatscourant gepubliceerd47. In deze publicatie worden
de belangrijkste punten voor afwijzing genoemd in artikel 6.24:
- De minister raamt de subsidiabele kosten van een HTAS-EVT-project raamt op minder dan
€ 1.000.000;
- Van het HTAS-EVT-project project onvoldoende positieve gevolgen voor de Nederlandse
economie te verwachten zijn,
Dit zal voor onderzoek naar autonome voertuigen waarschijnlijk niet het geval zijn;
- Het project onvoldoende bijdraagt aan de strategische hoofddoelen genoemd in de bij deze
regeling behorende bijlage 6.1,
Deze hoofddoelen zijn eerder in deze subparagraaf al genoemd;
- Het project onvoldoende bijdraagt aan het thema en daarbij behorende specifieke doelstellingen
en aandachtsgebieden genoemd in de bij deze regeling behorende bijlage 6.3.
Deze zijn terug te vinden in de publicatie in de Staatscourant, een project van het lectoraat kan hier
goed bij aansluiten.
45
http://www.mediadesknederland.eu/ geraadpleegd op 29 mei 2013
46 http://www.agentschapnl.nl/nl/programmas-regelingen/innovatieprogramma-hightech-automotive-
systems-htas geraadpleegd op 28 mei 2013
47 https://zoek.officielebekendmakingen.nl/stcrt-2009-
16803.html?zoekcriteria=%3fzkt%3dEenvoudig%26pst%3d%26vrt%3d9166533%26zkd%3dInDeGeheleText%26
dpr%3dAfgelopenDag%26sdt%3dDatumBrief%26ap%3d%26pnr%3d1%26rpp%3d10&resultIndex=0&sorttype=
1&sortorder=4#d61e303 geraadpleegd op 29 mei 2013
40
In het volgende artikel, artikel 6.25, worden punten genoemd waarmee een aanvraag een hogere
rangschikking kan krijgen. Wanneer een project hieraan voldoet is de kans op ondersteuning dus
groter. Deze punten zijn:
- technologische vernieuwing of wezenlijke nieuwe toepassingen van een bestaande technologie;
- de kwaliteit van de samenwerking tenminste blijkend uit de complementariteit van de
deelnemers, de mate van betrokkenheid van MKB-ondernemingen en de nieuwheid van een
samenwerkingsverband,
Ook hier geldt dus dat een samenwerkingsverband de voorkeur heeft;
- duurzaam economisch perspectief van projectresultaten, uitgebreidheid van de
toepassingsmogelijkheden van de projectresultaten;
- het in bijlage 6.3 opgenomen thema en de daarbij behorende specifieke doelen en
aandachtsgebieden.
Het gaat hier wederom over dezelfde thema’s waar projecten van het lectoraat zeker voor in
aanmerking kunnen komen.
Toelating tot het HTAS-platform kan dus in meerdere opzichten grote voordelen hebben voor het
lectoraat Smart Mobility. Dan zal de aanvraag echter wel moeten voldoen aan bovenstaande
voorwaarden en de rest van de regelingen die op de website van agenschapNL worden genoemd.
Het volledige artikel is opgenomen in bijlage C.
8.1.3 INNOVATIEGERICHTE ONDERZOEKSPROGRAMMA’S (IOP’S)
Een van de middelen die het ministerie van Economische Zaken inzet om samenwerking en
kennisdeling tussen bedrijven, kennisinstellingen en het onderwijs te stimuleren zijn IOP’s48.
Kenmerkend voor deze programma’s is dat er een begeleidingscommissie wordt samengesteld uit
onderzoekers en vertegenwoordigers van bedrijven. Deze commissie beoordeeld het onderzoek,
krijgt als eerste resultaten te zien en kan de verdere koers van het onderzoek mede bepalen. Om
voor een programma in aanmerking te komen moet een samenwerking worden aangegaan tussen
ten minste één kennisinstelling en ten minste twee ondernemers.
Binnen de subsidieregeling kunnen drie soorten onderzoek worden uitgevoerd; fundamenteel
onderzoek, industrieel onderzoek en preconcurrentiële ontwikkeling. Deze laatste houdt in dat
industrieel onderzoek wordt omgezet in concrete plannen en schema’s. Door middel van congressen,
symposia en workshops wordt geprobeerd de opgedane kennis uit onderzoeken te delen met een zo
groot mogelijk netwerk. Deze regeling zou dus voldoen aan het doel van het lectoraat Smart Mobility
om kennisdeling te bevorderen. De programma’s hebben een maximale duur van 4 jaar, met de
mogelijkheid de looptijd te verlengen met nogmaals 4 jaar.
Naast de verplichting tot samenwerken is er nog een ander potentieel struikelblok voor de aanvraag
van deze subsidieregeling, namelijk dat de lopende IOP’s niet direct aansluiten bij het
48
http://www.agentschapnl.nl/nl/node/52254 geraadpleegd op 28 mei 2013
41
onderzoeksgebied van het lectoraat. De afgelopen jaren zijn er echter meerdere IOP’s gestart. Het is
dan ook mogelijk om de start van een nieuwe IOP aan te vragen. Hiervoor kan contact worden
opgenomen met agenschapNL via de website. Wanneer huidige plaatsen in lopende of nieuwe
programma’s vrijkomen wordt dit gepubliceerd in de Staatscourant. Het is dus aan te bevelen om
deze publicaties regelmatig in de gaten te houden.
8.1.4 INNOVATIEVOUCHERS ELECTRISCHE MOBILITEIT
Wanneer MKB-bedrijven met een kennisvraag op het gebied van elektrische mobiliteit zitten komen
zij in aanmerking voor een innovatievoucher49 ter waarde van maximaal 5000 euro. Zij kunnen hun
vraag dan door een kennisinstelling laten beantwoorden waarna de kennisinstelling tot 5000 euro
kan declareren bij agenschapNL. Dit lijkt vooral voordelig voor de bedrijven zelf, maar is ook een
manier voor kennisinstellingen om gemakkelijker onderzoeksopdrachten uit het bedrijfsleven binnen
te halen. De onderzoeksrichting wordt bepaald door de bedrijven, maar het lectoraat Smart Mobility
kan zo wel werken aan het gestelde doel om de aanwezige kennis te vergroten en kennisdeling tot
stand te brengen. De vergroting van de kennis kan aanzienlijk zijn omdat de meeste deelnemende
bedrijven kleine, startende bedrijven zijn die vaak nieuwe producten of diensten in de markt
proberen te zetten.
Hopen tot een bedrijf met een innovatievoucher aanklopt bij het lectoraat is niet het enige dat
gedaan kan worden. De bedrijven gebruiken namelijk de website van agenschapNL of
kennismakelaars om de juiste kennisinstelling te vinden. Het is dus voor het lectoraat van groot
belang om op de radar van deze kennismakelaars te belanden. Dit kan door contact met hen op te
nemen. De voornaamste kennismakelaars op dit gebied zijn; Syntens, Automotive NL, DOET en D-
INCERT.
Ook agenschapNL zelf houdt een lijst bij met kennisinstellingen en hun gebied van expertise. Veel
hogescholen en universiteiten in Nederland zijn het lectoraat Smart Mobility al voorgegaan. Door
duidelijk aan te geven wat de expertise van het lectoraat is en door deze expertise gaandeweg uit te
breiden kan het lectoraat een interessante optie worden voor bedrijven die gebruik willen maken
van de innovatievouchers.
Nederland en Europa kennen nog meer subsidieregelingen voor onderzoek. Deze zijn echter gericht
op het stimuleren van het bedrijfsleven. De vier genoemde mogelijkheden zijn specifiek interessant
voor kennisinstellingen en samenwerkingsverbanden met ten minste één kennisinstelling. Dit
hoofdstuk gaat nu verder in de volgende paragraaf met de mogelijkheden van samenwerking voor
het lectoraat Smart Mobility en de aandachtspunten voor deze samenwerking.
8.2 SAMENWERKING
In paragraaf 8.1 bleek al dat voor enkele subsidieregelingen samenwerking een vereiste is.
Samenwerking heeft echter meer voordelen, zo kan samenwerking toegang verschaffen tot extra
kennis en middelen, kan een stap worden gezet richting kennisdeling en kan een netwerk worden
opgebouwd waaruit vele voordelen kunnen worden geput. Deze paragraaf zal de belangrijkste
49
http://www.antwoordvoorbedrijven.nl/subsidie/innovatievouchers-elektrische-mobiliteit geraadpleegd op 1
juni 2013
42
spelregels voor een goede samenwerking behandelen en enkele potentiële partners aandragen.
Hiermee wordt deelvraag 7 van dit onderzoek beantwoord.
Voor succesvol samenwerken zijn vier criteria van belang (Nooteboom, 2001):
- Doelen, de doelen die partijen voor ogen hebben voor de samenwerking moeten duidelijk zijn.
Ook moeten de doelen op elkaar aansluiten of elkaar aanvullen. Vervolgens kunnen aan de hand
van de doelen heldere tijdschema’s en planningen worden opgesteld. Dit zorgt voor een basis
voor duidelijke afspraken waardoor de gehele samenwerking efficiënter, flexibeler en sneller
verloopt.
- Intensiteit, er moet een duidelijke keuze van de mate van intensiteit in de samenwerking
gemaakt worden. Voor de keuze van de mate van intensiteit moet naar de doelen worden
gekeken. Hoe eenvoudiger het doel des te eenvoudiger de samenwerking en andersom. De
intensiteit kan op drie niveaus (Klein Woolthuis, 1998) namelijk laag, midden en hoog. Waarbij
“hoog” staat voor volledige integratie van activiteiten, “midden” voor samenwerking op
projectbasis en “laag” staat voor enkele gemeenschappelijke doelen maar volledig individuele
keuzes.
- Afhankelijkheid, de balans tussen de partijen moet goed zijn. Wanneer een partij in de
samenwerking volledig afhankelijk is van een andere partij brengt dit risico’s met zich mee. De
partij heeft dan macht over de afhankelijke partij waardoor de afhankelijke partij benadeeld kan
worden of de “machtige” partij kan beslissen dat hij de samenwerking niet meer nodig vindt. Het
bewaken van de balans kan door de kennis te vergroten en zo attractiever te worden voor de
partners. Wanneer beide partijen elkaar iets te bieden hebben levert dit een gezondere basis
voor samenwerking.
- Vertrouwen. Binnen een samenwerkingsverband zorgt vertrouwen ervoor dat partijen meer
openstaan voor de ideeën van de ander, een hogere mate van afhankelijkheid geaccepteerd
wordt en dat partners elkaar minder hoeven te controleren.
Deze vier criteria zullen bij het aangaan van een samenwerkingsverband goed moeten worden
bekeken. Het is dus zaak om de doelen van partijen te achterhalen en goed te bespreken. Ook
moeten er afspraken worden gemaakt over de samenwerking met daarin een duidelijke
taakverdeling. Dergelijke zaken kunnen worden opgenomen in een samenwerkingscontract. Zelfs bij
een hoge mate van vertrouwen en een lage intensiteit van samenwerking is dit contract aan te
raden. Zo zijn de afspraken voor iedereen helder waardoor misverstanden kunnen worden
voorkomen. Ook kunnen partijen aan hun woord worden gehouden. Verder kan met het
samenwerkingscontract voor een subsidieregeling worden verhelderd hoe een samenwerking eruit
ziet en hoe het verloopt.
Voorbeelden van samenwerkingsovereenkomsten staan op de website van agentschapNL. Dit zijn
gelijk de overeenkomsten hoe zij die het liefst zien voor een subsidieaanvraag en bieden bovendien
ondersteuning voor het opzetten van een samenwerking. Samenwerking kan grote voordelen
opleveren voor het lectoraat Smart Mobility, maar er schuilen ook altijd risico’s in het aangaan van
dergelijke overeenkomsten. Het is zaak om deze risico’s zo goed mogelijk terug te dringen door het
maken van goede afspraken en het opstellen van een heldere overeenkomst.
Er kan ook worden samengewerkt met andere partijen uit dezelfde bedrijfskolom. Men spreekt dan
van ketenintegratie of Supply Chain Management (Visser & Van Goor, 2009). Voor het lectoraat
43
Smart Mobility kan dit betekenen dat er wordt samengewerkt met een leverancier bepaalde
onderdelen voor een autonoom voertuig. Deze vorm van samenwerking komt veel voor bij Research
& Developement activiteiten. Dit komt omdat door Supply Chain Management de partijen in een
bedrijfskolom niet concurreren om een deel van de opbrengsten maar dat wordt samengewerkt om
de gehele opbrengsten te vergroten. De processen vormen zo een geïntegreerd geheel.
Het delen van informatie speelt bij deze vorm van samenwerking een belangrijke rol. De kosten
die gemaakt worden in de gehele keten kunnen dan worden geïdentificeerd. Vervolgens kan gekeken
worden naar mogelijkheden om de kosten te reduceren waardoor de opbrengsten voor alle partijen
toenemen.
Wanneer er met de leveranciers een pure koper-verkoper relatie wordt aangegaan bestaat het
risico dat een leverancier op zoek gaat naar de voor hem financieel beste deal. Dit kan hij doen door
bijvoorbeeld af te dwingen dat er vaak geleverd wordt waardoor de leverancier zijn voorraadkosten
sterk kan terugdringen. Het vertrouwen ontbreekt hierdoor en dit is nou juist een van de criteria voor
succesvol samenwerken. Wanneer beide partijen zich openstellen kunnen gemeenschappelijke
doelstellingen worden opgesteld wat het gehele proces ten goede komt.
Deze vorm van samenwerken is voor het lectoraat Smart Mobility echter nog niet aan de orde. Er zal
eerst specialistische kennis moeten worden opgebouwd en externe financiering geregeld moeten
worden. Pas daarna kan begonnen worden aan het ontwikkelen van prototypes en dan wordt de
samenwerking met andere partijen uit de keten interessant.
8.3 ADVIES
Er zijn zeker mogelijkheden voor het lectoraat om voor een subsidieregeling in aanmerking te komen.
Ten eerste is het aan te bevelen om te zorgen dat het lectoraat bekend is bij verschillende
kennismakelaars en agentschapNL. Dit kan worden gedaan door de organisatiebeschrijving en de
expertise in een document helder te verwoorden en vervolgens de genoemde instanties te
contacteren. Zo is het lectoraat vindbaar voor opdrachtgevers en andere onderzoekers.
Verder is het voor de genoemde subsidieregelingen zaak om een samenwerkingsverband aan te
gaan met andere partijen. Vooraf moeten goede afspraken worden gemaakt over de taakverdeling,
de planning, de intensiteit van samenwerking en de balans tussen de partijen. Dit kan het best
worden gedaan door uitvoerig in gesprek te gaan met de wederpartij en door een heldere
overeenkomst op te stellen. Zo kunnen doelstellingen worden geformuleerd en verloopt de
samenwerking soepeler.
Het lectoraat Smart Mobility heeft al contact met enkele partijen. Dit kan waardevol zijn voor
toekomstige samenwerking. Het gaat hier om verkennend contact met het DITCM netwerk50. Dit
netwerk bestaat onder andere uit verschillende technische universiteiten en onderwijsinstellingen,
grote bedrijven als tomtom en DAF en ook gemeentes, de ANWB en TNO. Het toetreden tot dit
netwerk zorgt niet alleen voor veel mogelijkheden op het gebied van kennisdeling, maar ook voor
toegang tot voor het lectoraat zelf onbetaalbare faciliteiten. TNO beschikt bijvoorbeeld over een
uitgebreide testplek voor autonome voertuigen en andere partijen uit het netwerk hebben complexe
computerprogramma’s en veel informatie over het wegennet in Nederland. Contacten uit dit
netwerk zullen voor de subsidieaanvragen moeten lijden tot succesvolle samenwerkingsverbanden.
50
http://www.ditcm.eu/ geraadpleegd op 2 juni 2013
44
Natuurlijk is TNO hierin een zeer interessante samenwerkingspartner. Zij hebben goede faciliteiten
en veel kennis en ervaring in het doen van onderzoek. Maar ook de TU Delft is interessant. Zoals in
hoofdstuk 6 van dit rapport naar voren kwam zijn zij druk bezig met onderzoek naar volledig
autonome voertuigen. Kennis van het onderwerp kan dus aanzienlijk worden uitgebreid door nauwe
samenwerking met deze partner. Zo breidt de expertise binnen het lectoraat uit waarmee het een
interessante partij wordt voor veel andere instellingen en bedrijven. Competentie opbouw en het
stijgen van de ondernemingswaarde uit het vorige hoofdstuk vindt hierdoor dus ook plaats.
Bovendien staat het lectoraat sterker bij het aanvragen van externe financiering. De overheid is op
dit moment terughoudend met het uitgeven van geld, maar onderwijs en innovatie zijn over het
algemeen punten waar de overheid wel in investeert.
Deze zelfde partij, de TU Delft, is om nog een reden interessant voor samenwerking. In hoofdstuk 6
van dit rapport kwam naar voren dat zij samenwerken met de universiteit van Parma. Bij deze
universiteit beschikt met over zeer uitgebreide kennis op het gebied van autonome voertuigen en
ook over geavanceerde onderzoeksfaciliteiten. Internationale samenwerkingsverbanden openen
bovendien de deur naar subsidieregelingen als HTAS, IOP’s en Eurostars uit paragraaf 8.1.
Samenwerking met grote buitenlandse onderzoeksinstellingen als Stanford heeft minder kans van
slagen. De balans wat betreft afhankelijkheid is dan scheef. Bovendien is door de grote fysieke
afstand een hoge intensiteit van samenwerking zeer lastig en zal het vertrouwen niet hoog zijn. Dit
zijn belangrijke voorwaarden voor succesvol samenwerken. Beide partijen moeten elkaar iets te
bieden hebben dat men niet zelf kan verzorgen.
45
9 CONCLUSIES EN AANBEVELINGEN
Welk onderzoek wordt er gedaan naar autonome personenvoertuigen over de weg en op welke wijze
en met welke partners kan het lectoraat Smart Mobility een bijdrage leveren op dit gebied?
Dit is de hoofdvraag van dit rapport. In dit hoofdstuk zal op deze vraag een antwoord worden
gegeven. De conclusies zullen kort worden opgesomd en vervolgens worden de aanbevelingen
beschreven.
Conclusies huidige stand van de technologie
Uit het onderzoek naar de huidige stand van de technologie van volledig autonome voertuigen voor
op de weg zijn een aantal punten naar voren gekomen waarvoor vervolgonderzoek nog noodzakelijk
is. Het gaat hier om punten waarop de technologie nog verbeterd kan worden of om alternatieve
technologieën die het waard zijn om verder onderzocht te worden. Ze zullen hier kort worden
weergegeven met daar direct achteraan de aanbeveling op dat punt.
De prijs van de technologie is nog te hoog, de verschillende technieken zijn niet compact, de
sensoren vertonen enkele mankementen bij slecht weer en bij slechte wegmarkering, de GPS is niet
altijd betrouwbaar, de betrouwbaarheid van de LIDAR en de andere sensoren moet nog blijken uit
tests in de praktijk en de software is nog niet in staat om gevaar even goed aan te zien komen als een
mens dat kan. Volledig autonoom rijden is op dit moment wel mogelijk, maar de tekortkomingen
zullen eerst moeten worden verholpen voordat deze ontwikkeling door overheden zal worden
goedgekeurd en mensen een autonoom voertuig kunnen aanschaffen.
Aanbeveling goedkopere en compactere technologieën
De technologie die volledig autonoom rijden mogelijk maakt is op dit moment nog te duur voor
marktintroductie. Met name de LIDAR kent een hoge verkoopprijs. Bovendien zijn de verschillende
sensoren aan de grote kant, waardoor de auto minder gestroomlijnd is en een minder aantrekkelijk
uiterlijk heeft. Ook de computer en de andere elektronica nemen nog veel ruimte in de kofferbak.
Op deze punten kan het lectoraat Smart Mobility in de toekomst een rol gaan spelen. De
technologie zal goedkoper en compacter moeten worden. Enkele partijen als Audi, Oxford en de TU
Delft zijn hier al mee bezig. Door onderzoek te doen op dit gebied worden niet alleen competenties
en kennis opgebouwd, maar stijgt de waarde van de onderneming ook en wordt er klantenwaarde
gecreëerd. De markt heeft hier dringend behoefte aan en onderzoek op dit gebied kan dus zijn
vruchten afwerpen.
Aanbeveling upgradekit
Verder is een mogelijke onderzoeksrichting voor het lectoraat het creëren van een “upgradekit”.
Omdat enkele van de technieken die autonoom rijden mogelijk maken al in de huidige auto’s wordt
toegepast, kan een uitbreiding voor huidige auto’s interessant zijn voor veel mensen. Wanneer dit
mogelijk is zal niet iedereen een nieuwe auto hoeven kopen, zo gaat de overgang naar volledig
autonoom rijden sneller en soepeler. Deze snelle overgang is wenselijk omdat de infrastructuur
aangepast kan worden aan de nieuwe autonome voertuigen.
46
Aanbeveling gebruiksvriendelijkheid
De gebruiksvriendelijkheid van autonome voertuigen is nog niet getest. Onderzoek op dit gebied valt
binnen de missie en visie van het lectoraat. Dit zou de kennis van het lectoraat vergroten en brengt
de ontwikkeling van volledig autonome voertuigen een stap dichterbij. Om dit te kunnen doen zijn
wel testfaciliteiten nodig. Samenwerking met TNO of met de TU Delft, die beschikken over deze
faciliteiten, maakt dit onderzoek mogelijk.
Aanbeveling convergeren van technieken
Een andere onderzoeksrichting waarin het lectoraat de gestelde doelen kan verwezenlijken is het
convergeren van verschillende technieken. Hier wordt bedoelt het combineren van rijden op enkel
sensoren en scanners en het rijden in een keten van de V2V technologie. Hierdoor zou het mogelijk
zijn de tekortkomingen van de sensoren te compenseren.
Conclusies en aanbevelingen samenwerking en subsidies
Voor een samenwerkingsverband zijn de TU Delft en TNO interessant. Zij streven dezelfde doelen na
als het lectoraat, hebben veel te bieden op het gebied van faciliteiten en middelen, hebben
internationale en nationale connecties die wat kunnen betekenen voor het lectoraat en bovendien
zijn de eerste contacten al gelegd via het DITCM netwerk. Dit netwerk biedt ook de mogelijkheid om
kennis te delen en zo kunnen competenties opgebouwd worden. Dit vergemakkelijkt het behalen van
de gestelde doelen en zorgt voor continuïteit van het lectoraat. Het is aan te bevelen om de pijlen te
richten op toetreding tot dit netwerk. Binnen dit netwerk worden faciliteiten vrij gedeeld, het
lectoraat past precies binnen het thema van het netwerk en de mogelijkheden voor kennisdelingen
nemen toe. Deze toetreding is op dit moment al in een ver gevorderd stadium. Vervolgens kan
contact worden gezocht met de potentiële samenwerkingspartners die hierboven worden genoemd.
Met TNO is al regelmatig contact geweest vanuit het lectoraat Smart Mobility. Dit contact, wat tot nu
toe voornamelijk informatief van aard was, is een opening voor een mogelijk
samenwerkingsverband.
Door een samenwerking aan te gaan met een partij komen enkele subsidieregelingen in beeld. Veel
van deze regelingen zijn bedoeld om innovatie en samenwerking te stimuleren. De regelingen die
voor een kennisinstelling uitkomst kunnen bieden zijn;
- Eurostars, hiervoor moet worden samengewerkt met ten minste één internationale partner.
- HTAS, samenwerking heeft de voorkeur en het onderzoek moet passen binnen een van de door
hen bepaalde thema’s.
- IOP’s, samenwerking is hier verplicht en nieuwe plaatsen in de programma’s worden in de
Staatscourant geplaatst.
- Innovatievouchers, de staat betaald tot 5000 euro mee aan het beantwoorden van een
kennisvraag van een bedrijf. Hiervoor is het zaak om vindbaar te worden voor bedrijven.
Reflectie
De totstandkoming van dit rapport kende enkele problemen. Geschikte kandidaten voor een
interview konden niet worden gevonden. Er was geen tijd voor een interview, men had geen belang
bij een interview of men wilde de informatie niet delen. De informatie over subsidieregelingen moest
47
dus op een andere manier worden achterhaald. Gelukkig is dit gelukt. De extra verdieping die een
interview had kunnen geven is helaas wel verloren gegaan. Al is moeilijk te zeggen waar die
verdieping precies in had gezeten. Bovendien is het altijd mogelijk om in de toekomst met een
concrete vraag over subsidieregelingen naar een adviseur te stappen. Tegen betaling kan dan
aanvullende informatie worden verkregen.
Een andere hindernis tijdens dit onderzoek was dat ik vooraf vrijwel niets wist van het onderwerp en
al helemaal niet van de technologieën die gebruikt worden. Mijn achtergrond is Bedrijfskunde MER,
een opleiding die techniek in zijn geheel niet behandelt. Dit is gelijk wel de belangrijkste reden dat ik
veel plezier heb gehad tijdens dit onderzoek. Alle informatie die is achterhaald was nieuw voor mij en
ik heb dan ook veel geleerd. Op dit moment ben ik helemaal thuis in het onderwerp en dit had ik
vooraf nooit gedacht. Het feit dat ik over een onderwerp dat ver van mij af lag advies heb kunnen
geven geeft voldoening. Dat de opdrachtgever tevreden is met de uitkomsten en dat er een
constructieve bijdrage is geleverd aan het lectoraat Smart Mobility speelt hierbij zeker ook mee.
Al kende het onderzoek dus enkele hindernissen, achteraf ben ik tevreden over het rapport. Ik heb
veel geleerd over een divers onderwerp en over het opzetten van een onderzoek. De communicatie
met de verschillende betrokkenen bij dit onderzoek heeft mij ook veel geleerd. Voor een groot
onderzoek als deze is het zaak om de belangen, de doelen en de ideeën van de opdrachtgever te
achterhalen. Dit was een uitdaging voor mij omdat ik dat nog nooit eerder had gedaan. Mede dankzij
de betrokkenheid en de openheid van de opdrachtgever verliep dit zeer voorspoedig.
48
LITERATUURLIJST
-Boeken-
Heene, Vanhaverbeke and Vermeylen (2008) Praktijkboek strategie: Effectief plannen en uitvoeren.
Schiedam: LannooCampus
Klein Woolthuis, R. (1998) Winnen kan ook samen. Projectgroep Pionier! Ministerie van Economische
Zaken, 1998
Nederhoed, P. (2004) Helder rapporteren: Een handleiding voor het opzetten en schrijven van
rapporten, scripties, nota’s en artikelen. Houten: Bohn Stafleu Van Loghum
Nooteboom, B. (2001). Strategische allianties, Herpositionering van ondernemingen (pp. 111-138).
Utrecht: LEMMA
Verhoeven, N. (2010) Wat is onderzoek?: Praktijkboek methoden en technieken voor het hoger
onderwijs. Den Haag: Boom onderwijs.
Visser & Van Goor (2008) Werken met logistiek: Op weg naar Supply Chain Management. Groningen:
Noordhoff
-Onderzoeksartikelen-
Self-driving cars: the next revolution (2012) Geraadpleegd op 1 mei 2013 via
http://www.kpmg.com/NL/nl/IssuesAndInsights/ArticlesPublications/Pages/Self-driving-cars.aspx
Intelligent driving (2008) Geraadpleegd op 1 april 2013 via
http://www.tno.nl/downloads/Intelligent%20driving%202008.pdf
Kidono, Miyasaka, Watanabe, Naito and Miura (2011) Pedestrian Recognition Using High-definition
LIDAR. Geraadpleegd op 5 mei 2013 via http://www.aisl.ics.tut.ac.jp/~jun/pdffiles/kidono-iv2011.pdf
Gennery, D. (2010) A stereo vision system for an autonomous vehicle. Geraadpleegd op 1 mei 2013
via http://ijcai.org/Past%20Proceedings/IJCAI-77-VOL2/PDF/002.pdf
Becker, Bhat, Dhalkamp, Ettinger, Haehnel and Montemerlo (2008) Junior: the Stanford entry in the
urban challenge. Geraadpleegd op 21 mei 2013 via http://www-
personal.acfr.usyd.edu.au/spns/motion/Junior.pdf
49
Smart Mobility
Huidige kennisniveau op het gebied van autonome voertuigen
BIJLAGEN
Geschreven door: Sam la Faille
Afstudeerplek: Bureau NoorderRuimte
Opdrachtgever: Lectoraat Smart Mobility
Niels van Steenis
Stagebegeleider: Steven de Boer
Eerste beoordelaar: Jan Marten Dijkstra
Tweede beoordelaar: Coen Sijtstra
5 juni 2013
Deze afstudeeropdracht is geschreven onder verantwoordelijkheid van de Hanzehogeschool
Groningen (HG). Het copyright berust bij de auteur. Zowel de HG als de auteur verklaren, dat zij
eventuele gegevens van derden die voor deze afstudeeropdracht zijn gebruikt en die door deze
derden als vertrouwelijk zijn aangemerkt, als zodanig zullen behandelen.
50
BIJLAGE A: ARTIKELEN VOOR VERDIEPING
Deze bijlage is bedoelt voor verdieping van het onderwerp autonome voertuigen. Enkele
verwijzingen naar artikelen zullen worden gegeven en deze artikelen worden kort besproken. Een
aantal van de artikelen zijn helaas gratis online beschikbaar, maar kunnen tegen betaling worden
gedownload of, zoals dat voor dit onderzoek is gedaan, worden opgezocht in de bibliotheek.
http://onlinelibrary.wiley.com/doi/10.1002/asjc.608/abstract
Dit artikel is in zijn geheel te dowloaden via bovenstaande link. Het bevat een zeer theoretische
uitleg over de communicatie tussen autonome voertuigen. Hierdoor wordt de informatie die de
sensoren van een auto opleveren aangevuld door informatie van andere auto’s.
http://www.sciencedirect.com/science/article/pii/S1367578812000132
Dit artikel is onder andere geschreven door de expert op het gebied van autonome voertuigen
Alberto Broggi. Het is helaas slechts tegen betaling beschikbaar, maar het artikel is wel te vinden in
de bibliotheek. Er wordt een theoretische beschrijving gegeven van de routekeuze van een
autonoom voertuig in een onbekend gebied.
http://www.sciencedirect.com/science/article/pii/S0921889011002223
De universiteit van Calgary heeft dit artikel over een zelflerend algoritme gepubliceerd. Ook worden
de toepassingen van dit algoritme voor autonome voertuigen beschreven. Dit artikel is wederom
tegen betaling online verkrijgbaar of in de bibliotheek.
http://www-personal.acfr.usyd.edu.au/spns/motion/Junior.pdf
Een zeer uitgebreid artikel over het paradepaardje van Stanford, Junior. De werking van de
auto wordt beschreven en er worden ook enkele testresultaten gepresenteerd. Met dit
voertuig won Stanford in 2005 de DARPA Grand Challenge, een prestigieuze race voor
autonome voertuigen.
http://ieeexplore.ieee.org/xpl/articleDetails.jsp?reload=true&tp=&arnumber=4795572&contentType
=Conference+Publications
Dit artikel behandelt de veiligheidsimplementaties voor autonome voertuigen. Ook wordt
beschreven waar dit fout kan gaan en op welke manier dit opgelost kan worden. Voor dit artikel geldt
wederom dat het tegen betaling te downloaden is.
http://www.sciencedirect.com/science/article/pii/S095741581200150X
De universiteit van Lille heeft dit artikel gepubliceerd over een benadering van onzekerheden. Op
een uiterst wiskundige manier wordt beschreven hoe bepaalde onzekerheden berekend kunnen
worden en de toepassing van deze aanpak voor autonome voertuigen. Voor dit artikel moet betaald
worden.
http://www.sciencedirect.com/science/article/pii/S0957417412010627
Dit zeer uitgebreide artikel gaat diep in op de werking van technieken van een autonoom
voertuig op het water. Vele berekeningen en algoritmen worden uitvoerig besproken.
Dit artikel van de Central South University uit China is in de bibliotheek te vinden of kan
tegen betaling gedownload worden.
51
http://dl.acm.org/citation.cfm?id=2152653
Dit artikel gaat over een algoritme voor de herkenning van verkeersborden. Ook hier worden de
berekeningen tot in detail beschreven. Het artikel kan tegen betaling worden gedownload of kan in
de bibliotheek ingekeken worden.
52
BIJLAGE B: OPRICHTINGSDOCUMENT VAN HET LECTORAAT SMART MOBILITY
In deze bijlage worden de belangrijkste passages uit het oprichtingsdocument van het lectoraat
Smart Mobility weergegeven. De reden dat niet het hele document wordt bijgevoegd is dat het
document uit vijftig pagina’s bestaat. De toegevoegde waarde voor dit rapport beperkt zich tot de
beschrijvende hoofdstukken over het lectoraat en de passages over de missie, visie en doelen.
“In hoofdstuk 2 aangegeven dat er veel verbeteringen mogelijk zijn voor de Nederland toegepaste
vervoersystemen. In hoofdstuk 3 is aangegeven dat de vervoerbranche grote behoefte heeft aan
kennis op het gebied van meettechniek, sensoriek en ICT. In hoofdstuk 4 is aangegeven welke
organisaties invulling willen geven aan het verwerven van deze kennisbehoefte. In dit hoofdstuk zal
worden aangegeven dat een lectoraat een geschikt middel is om deze kennisbehoefte te faciliteren.
Onder andere zal aangegeven worden wat de scope, missie en visie van het lectoraat zullen zijn en
zal aangegeven worden welk onderzoek het lectoraat Smart Transport wil gaan uitvoeren.
KEUZE VOOR EEN LECTORAAT
Hieronder zal beschreven worden waarom juist een lectoraat zo geschikt is voor het oppakken van het
onderwerp Smart Transport:
1. Meer kennis
De vervoerbranche heeft behoefte aan meer kennis in zijn algemeenheid en in het bijzonder
op het gebied van meettechniek, sensoriek en ICT.Hogescholen willen graag aansluiten bij
behoeften vanuit de samenleving
2. Praktijkgericht onderzoek en innovatie
3. Genereren en toegankelijk maken van praktijk relevante en wetenschappelijke kennis
De openbaarvervoerbranche heeft een enorme behoefte aan praktische kennis. Op dit
moment zijn er weinig opleidingen gericht op openbaar vervoer. Een belangrijk deel van de
benodigde kennis wordt dus tijdens het werken vergaard. Een lectoraat kan bijdragen aan
het verhogen van het kennisniveau.
4. Multidisciplinair
Het onderwerp Smart Transport is een multidisciplinair onderwerp. Het grote aantal, In
paragraaf 2.2 genoemde schools, is hier een bewijs van. Vakgroepen en leerstoelen zijn
juist gericht op specialistische kennis. Lectoraten zijn meer gericht op brede en meer
generalistische kennis.
5. Verbeteren kennisuitwisseling tussen kennisinstellingen en de samenleving
Lectoren fungeren als een brug tussen onderwijs en praktijk. Zoals hiervoor genoemd is er
vanuit de samenleving en vanuit de personenvervoersbranche behoefte aan kennis. De
overheid wil graag dat kennisinstellingen in spelen op deze behoefte aan kennis.
INBEDDING LECTORAAT IN ORGANISATIE VAN DE HANZEHOGESCHOOL
In deze paragraaf wordt aangegeven hoe het lectoraat Smart Transport is ingebed in de organisatie
van de Hanzehogeschool.
Kenniscentrum gebiedsontwikkeling Noorderruimte
Het lectoraat Smart Transport wordt ingebed in het Kenniscentrum Gebiedsontwikkeling
53
NoorderRuimte, dit in overeenstemming met Koers op Kwaliteit. Het Lectoraat Smart Transport sluit
aan en voegt het aspect vervoersontwikkeling toe aan de reeds gekozen onderwerpen van
gebiedsontwikkeling. De lector Smart Transport stemt zijn onderzoeksprogramma af met de andere
lectoren, werkt met hen samen aan het professionaliseren van docenten en het promotiebeleid.
Kenniskring
Na de vaststelling van het onderzoeksprogramma wordt een kenniskring. De kenniskring van het
lectoraat wordt samengesteld uit professionals van de verschillende opleidingen, andere instellingen
en ondernemingen met een raakvlak met Openbaarvervoer, ICT, sensoriek en meettechniek om zo
praktisch bruikbare kennis te kunnen ontwikkelen. De kenniskring zal in eerste instantie opgezet
worden vanuit de het HIT en Human Technology. In tweede instantie zullen ook de andere opleiding
die een link hebben met openbaarvervoer betrokken worden: Civiele Techniek, Werktuigbouwkunde,
Elektrotechniek, Industriële vormgeving, Planologie.
HIT
Hiërarchisch zal het lectoraat Smart Transport vallen onder het HIT. Het lectoraat is een uitbreiding
van het reeds bestaande lectoraat Computer Science & Sensor Technology van lector J.P.L.H.A.
Appel.
Student
Via het Kenniscentrum en de kenniskring richt het lectoraat zich op de studenten, het biedt de student
gelegenheid om deel te nemen aan projecten van het onderzoeksprogramma. Deze participatie kan tijdens de
bachelorfase, maar ook later als onderdeel van verschillende Masterprogramma’s.
SCOPE, MISSIE EN VISIE VAN HET LECTORAAT SMART TRANSPORT
Scope
De scope wordt gericht op de vervoersbehoeften in het noorden van Nederland. Aangezien het
noorden afgezien van enkele specifieke kenmerken niet afwijkt van de rest van Nederland kan de
ontwikkelde kennis en kunde ook elders benut worden.
Missie
Het lectoraat Smart Transport zal zich richten op het ontwikkelen van kennis op het gebied van autonome
voertuigen. Het onderzoek is globaal op te delen in:
3. Het ontwikkelen van technologie voor autonome voertuigen.
4. Onderzoek naar de impact van autonome voertuigen op onze samenleving.
Het onderzoek moet leiden tot concepten die beter aansluiten bij de behoeften van alle steakholders
(reizigers, personeel, onderhoud, omwonenden, overheid, etc). Gebiedsontwikkeling zal hierbij een
belangrijk thema zijn.
Daarnaast creëert het lectoraat een kennisinfrastructuur voor optimaal verwerven, delen en integreren
van kennis. Deze kennisinfrastructuur kan benut worden door het onderwijs/onderzoek, de overheid
en het bedrijfsleven. Het gaat hierbij om praktische kennis ten behoeve van vervoersontwikkeling.
Visie
Goed vervoer draagt bij aan welvaart en welzijn van de bevolking. Met name door het toepassen van
54
nieuwe technologie op het gebied van meettechniek, sensoriek en ICT kan het vervoer verder
verbeteren. Onder verbeteren wordt verstaan hogere kwaliteit, efficiënter, duurzamer en veiliger. Om
de nieuwe technologie optimaal in te zetten is het van belang inzicht te verwerven in de behoeften van
de toekomstige samenleving.
Het Lectoraat wil door zijn onderzoek bijdragen aan de ambitie van de Hanzehogeschool om zich te
ontwikkelen tot een gerespecteerde Europese universiteit voor toegepast onderzoek.
HET UIT TE VOEREN ONDERZOEK
Het lectoraat Smart Transport wil graag aansluiten bij de behoeften zoals geformuleerd in hoofdstuk 2
en 3. In dit hoofdstuk zal globaal aangegeven worden op welke manier hier invulling aangegeven zal
worden.
Verbeteren van de bestaande vervoersystemen
Voor het verbeteren van het bestaande vervoersysteem kan het gaan om ontwikkeling van meetsystemen die
vast kunnen stellen wat het probleem (b.v. reizigers-tel-systeem) is of vast kunnen stellen of een doorgevoerde
verbetering succesvol is (b.v. leidt verhoging aslast tot snellere degradatie spoor) . Het kan ook een herontwerp
van een deelsysteem betreffen (b.v. dodeman die niet bediend hoeft te worden door machinist). Het door het
lectoraat uit te voeren onderzoek zal zich richten op ontwerp en daadwerkelijke realisatie van systemen en is
dus praktisch en toepassingsgericht.
Voorbeelden van mogelijk te ontwikkelen systemen
• Treinen weegsysteem op basis waarvan de infraheffing kan worden bepaald
• Trein Geluidsmeetsysteem op basis waarvan de infraheffing kan worden vastgesteld
• Hotbox (over verhit lager) detectie in de baan
• Meetsysteem van gladde sporen vanuit de trein
• Meetsysteem dat de zijdelingse kracht in bochten kan bepalen ter bepaling van slijtage en
aanbrengen smeermiddelen
• Monitoringsysteem van bovenleiding spanning
• Opzetten van een rail datawarehouse
• Meetsysteem van de spoorligging vanuit reizigerstreinen
• Meetsysteem dat de gevaren van EMC kan vaststellen
• Energieverbruiksmeter in alle treinen
• Reizigerstelsysteem
• Monitoringsysteem van treinprestaties
• Standaard software ontwikkelen voor analyse van spoorgerelateerde gegevens
• Ontwikkelen van een meetkoffer waarin zich standaard GPS en GSM bevindt die eenvoudig te
plaatsen is in treinen om langdurig metingen uit te voeren.
55
Daarnaast kan het onderzoek zich ook richten op het implementeren van nieuwe techniek in het bestaande
vervoerssysteem, hierbij kan gedacht worden aan:
• Mogelijkheid tot het kunnen bedienen van wissels vanuit de cabine in plaats van door de
treindienstleider.
• Treinen niet meer fysiek koppelen maar virtueel koppelen waardoor de treinsamenstelling
eenvoudig is aan te passen
• Geavanceerde dodeman: machinist hoeft geen handelingen meer uit te voeren om te laten
weten dat hij/zij bij bewustzijn is
• Treinen dichter op elkaar laten rijden door een alternatief seinenstelsel (ERTMS fase 3)
• Rijden zonder machinist / bestuurder voor kostenreductie en verhoging flexibiliteit zoals bij
de Phileas Bus in Eindhoven.
• Gotcha: meetsysteem dat de rondheid van treinwielen kan meten vanuit de infrastructuur en
op basis daarvan kan aangeven of er onderhoud moet plaatsvinden.
• Kaartjes automaat en OV chipkaart in plaats van een loket
Ontwikkelen van geheel nieuwe vervoerssystemen
Het onderzoek gericht op het ontwikkelen van geheel nieuwe vervoerssystemen zal zich bezig houden met: 1.
Analyseren van de behoeften (eisen, wensen en randvoorwaarden) van alle stakeholders, 2. Analyseren van
technische mogelijkheden en 3. Het ontwikkelen van conceptoplossingen.
Interessant zou zijn als de meest haalbare conceptoplossing uit eindelijk zou eindigen in een
pilotproject waarin de conceptoplossing daadwerkelijk gerealiseerd wordt zoals dat ook bij de
superbus van Wubbo Ockels het geval is.
Opmerking
Het efficiënter maken van deelsystemen van huidige vervoerssystemen sluit beter aan bij het hier en
nu en dus bij de behoeften vanuit de branche (vervoerders en infrabeheerders). Het ontwikkelen van
geheel nieuwe vervoerssystemen sluit beter aan bij behoeften van de overheid en samenleving omdat
zij ook in de toekomst over een efficiënt, duurzaam en veilig vervoerssysteem willen kunnen
beschikken. Tussen beide onderzoeksbehoeften bestaat een interessante wisselwerking. Kennis voor
het verbeteren van bestaande systemen kan benut worden voor het ontwikkelen geheel nieuwe
vervoerssystemen. Het ontwikkelen van (een visie) voor gehele nieuwe vervoerssystemen helpt om
richting te geven aan verbeteringen van het bestaande systeem.
WERKWIJZE
Belangrijk onderdeel van het lectoraat zal zijn het opzetten van projecten binnen het onderzoeksgebied. Dit
zullen veel afstudeeropdrachten betreffen maar eventueel ook promotieopdrachten. Naast het uitvoeren van
onderzoek op het onderwerp kan het lectoraat ook fungeren als katalysator voor andere openbaarvervoers/rail
gebonden activiteiten. Hierbij kan gedacht worden aan:
Het lectoraat Smart Transport is erop gericht om de samenwerking met de huidige opleidingen te versterken
en biedt ruimte voor verdere uitbreiding van samenwerking met bestaande en nieuwe opleidingen. Dit
56
betekent een uitbreiding van het aantal leerwerkplekken en onderzoek en promovendi plaatsen. Resulterend
in een verbetering van de inbedding van onderzoek in het onderwijs.
Bedrijven en instellingen kunnen participeren in onderzoeksprojecten van het lectoraat om zo, samen
met de Hanzehogeschool nieuwe relevante kennis te ontwikkelen. Ook aan het publiekbestuur
verwacht het lectoraat Smart Transport toegevoegde waarde te kunnen bieden. Door kennis te
ontwikkelen over de verschillende aspecten van vervoer en economie en die in samenhang te
brengen ter voorbereiding op de besluitvorming van bestuurders over infrastructurele issues.
Het onderzoek van het lectoraat Smart Transport zal gericht zijn op toepassing van reeds ontwikkelde kennis en
techniek in de praktijk. In het door Incas3 te ontwikkelen Fab-lab kunnen ideeën en ontwerpen daadwerkelijk
gerealiseerd worden. Voor het verkrijgen van de benodigde kennis zal gekozen worden voor de Wiki aanpak die
zich kenmerkt door het verwerven van een hoog kennisniveau door kennis te delen tussen de verschillende
kennisinstituten, bedrijfsleven en eventueel overheid.
OMVANG VAN HET LECTORAAT
Het lectoraat wordt opgezet voor 3 jaar. Financiering is rond voor een lectorsfunctie van 0,6 FTE.
Daarnaast is er ruimte gecreëerd voor 0,4 FTE docent-onderzoeksondersteuning en zijn er 3
studentopdrachten per jaar mogelijk.
Gedurende de looptijd zal getracht worden lectoraat verder uit te breiden.
DELIVERABLES VAN HET LECTORAAT
De werkzaamheden van het lectoraat moeten leiden tot de volgende deliverables:
• Opzetten van een kenniskring. Deelnemers zullen afkomstig zijn van de Hanzehogeschool,
Lloyd’s Register, Incas3, Energy Delta Institute, het project Sensor City Assen. ProRail, NS,
TNO mobiliteit, Rijkswaterstaat RDW en overheden zullen benaderd worden om ook deel te
nemen.
• Bijdrage leveren aan het onderwijs
• Verhogen van kennisniveau van docenten HIT
• Ontwikkelen van conceptoplossingen en bouwen van prototypes
• Zorg dragen voor kennisvalorisatie waaronder het opstellen van rapporten, geven van
beleidsadvies en het opstellen van publicaties over uitgevoerd onderzoek.
• Verwerven van externe subsidies.
STRATEGISCH BELANG VAN HET LECTORAAT
In de voorgaande hoofdstukken is reeds beschreven waarom de Hanzehogeschool, de overheid en
het bedrijfsleven belang hebben bij een lectoraat Smart Transport. In deze paragraaf zullen deze
belangen nog eens kort benoemd worden.
• Behoefte vanuit (de noordelijke) samenleving tot beter transport
57
o VNO-NCW en MKB werken aan een strategische agenda met betrekking tot woon-
werkverkeer en telewerken
• Behoefte aan kennis op gebied van innovatie van vervoerssystemen en in het bijzonder van
ICT, meettechniek en sensoriek.
• Aansluiting bij reeds door de Hanzehogeschool opgestarte activiteiten
o Kenniscentra gebiedsontwikkeling Noorderruimte en Energie
o Onderzoeksprogramma’s Vitaal Vervoer, KRIMP, ITRACT
o Hanze Racing Division
• Aansluiting bij beleid van de Hanze Hogeschool
o Ambitie uit te groeien tot University of Applied Sciences
• Aansluiting bij het beleid van de overheid
o Transitie van het noorden van maakindustrie naar kenniseconomie.
o Verminderen CO2 uitstoot
o Verbeteren bereikbaarheid in het noorden (Regiotram)Nederland
o Opzetten lectoraten die aansluiten bij behoeften van bedrijfsleven en overheid
o Provincie Drenthe en stad Assen als middelpunt van ontwikkelingen op gebied van
sensoren
MOGELIJKE PARTNERS
Het Lectoraat Smart Transport ziet een groot aantal organisaties die naar verwachting behoefte
hebben om samen te werken. Er zal worden aangestuurd dat deze samenwerking uit eindelijk
bijdraagt aan externe financiering van onderzoek. Mogelijke partners zijn:
• Lloyd’s Register Rail
• Energy Delta Institute
• Incas3,
• project Sensor City Assen
• Sensor Universe
• TNO mobiliteit
• ProRail
• NS
• Arriva
• Rijkswaterstaat
• Ministerie van I&M
• Provincies Groningen, Drenthe en Friesland
• RDW
• Philips
58
• TT Circuit
• Daisy
• TCNN
• Shell
UNICITEIT VAN HET LECTORAAT
Het is belangrijk dat door een lectoraat onderzoek wordt gedaan naar een onderwerp waar behoefte
aan is. Uit het voorgaande is gebleken dat er een grootte behoefte is aan beter personenvervoer en
dat er hoge verwachtingen zijn om deze verbetering te realiseren door het personenvervoer
intelligenter zijn. Voor een lectoraat is het natuurlijk ook van belang dat deze behoefte niet ook al is
ingevuld door andere universiteiten, hogescholen en andere kennisinstellingen. Hieronder zal worden
aangegeven welk onderzoek er momenteel plaatsvindt in Nederland en de ons omringende landen op
het gebied van het intelligenter maken van openbaarvervoer.
Nog nader in te vullen”
“GLOBALE PLANNING WERKZAAMHEDEN
Hieronder volgt een globale planning:
Eerste jaar
• Kennis maken met de relevante personen binnen de Hanze hogeschool
• Onderzoek naar de mogelijkheden van samenwerking met andere relevante
onderzoeksinstellingen en onderzoeksprogramma’s
• Opstellen definitieve werkplan gezamenlijk met betrokken:
o HIT en evt andere opleidingen
o Kenniscentrum Noorderruimte
o Energy Delta Institute
o Lloyd’s Register
• Opzetten kenniskring
• Opstellen definitieve multidisciplinaire onderzoeksprogramma afgestemd met kenniskring en
betrokkenen
• Opstarten van het onderzoek
o Onderzoek naar problematiek ter verbetering van bestaande openbaarvervoer naar
voren gebracht door kenniskring.
o Uitvoeren van een stakeholder onderzoek betrokkenen transport.
o Opstellen eisen, wensen en randvoorwaarden gesteld aan geheel nieuwe
vervoersconcepten
o Onderzoek van technologische mogelijkheden op het gebied van ICT, meettechniek
en sensoriek
• Verwerven externe subsidies (doorlopende activiteit)
59
• Opstellen publicatieplan (koppelen aan communicatie- en onderzoeksplan)
• Begeleiden van studenten bij opdrachten en HBO docenten in hun ontwikkeling
(doorlopende activiteit)
Tweede jaar
• Uitvoeren onderzoeksplan:
o Uitvoeren van onderzoek ter verbetering bestaande openbaarvervoer.
o Ontwikkelen conceptoplossingen op basis van het opgestelde pakket van eisen
wensen en randvoorwaarden.
• Bijdrage leveren aan het onderwijs (tweede en derde jaar)
• Bij elkaar houden van de kenniskring: periodiek overleg, kennisdeling, opstarten nieuwe
projecten (tweede en derde jaar)
• Vastleggen resultaten tussen in rapporten (tweede en derde jaar)
Derde jaar
• Uitvoeren onderzoek:
o Ontwikkelen prototypes verbeteren bestaande openbaarvervoer
o Haalbaarheidsonderzoek ontwikkelde conceptoplossingen voor
o Partijen proberen te interesseren voor de meest haalbare conceptoplossing voor
geheel nieuwe vervoerssystemen
• Overdragen van kennis naar samenleving (kennisvalorisatie) en opgedane kennis
publiceren
• Evaluatie van het lectoraat
• Opstellen plannen voor het verlengen van het lectoraat
60
BIJLAGE C: ARTIKEL OVER DE HTAS SUBSIDIEREGELING
Regeling van de Minister van Economische Zaken van 30 oktober 2009, nr. WJZ/9166533, tot wijziging van de
Subsidieregeling sterktes in innovatie
De Minister van Economische Zaken,
Gelet op de artikelen 4, 5, tweede lid, 15, 17, eerste en derde lid, 18, eerste lid, 25, 34, eerste
lid, 44, tweede lid, en 48, eerste en tweede lid, van het Kaderbesluit EZ-subsidies;
Besluit:
ARTIKEL I
De Subsidieregeling sterktes in innovatie wordt als volgt gewijzigd:
A
In artikel 6.1 wordt in de alfabetische volgorde ingevoegd:
– HTAS-EVT-project:
een innovatieproject bestaande uit experimentele ontwikkeling of een combinatie van experimentele
ontwikkeling en industrieel onderzoek, dat bijdraagt aan en past binnen de strategische hoofddoelen van
het HTAS-programma zoals genoemd in bijlage 6.1 en het thema, de specifieke doelen en de
aandachtsgebieden zoals genoemd in bijlage 6.3;
– HTAS-EVT-samenwerkingsverband:
een geen rechtspersoonlijkheid bezittend verband, bestaande uit twee of meer niet in een groep
verbonden deelnemers, waarvan tenminste één MKB-ondernemer en een andere partij ofwel een
ondernemer ofwel een onderzoeksorganisatie is dat een HTAS-EVT-project uitvoert;
B
Na artikel 6.17 wordt een paragraaf ingevoegd, luidende:
§ 4. HTAS-PROJECTEN ELEKTRISCHE VOERTUIGTECHNOLOGIE
ARTIKEL 6.18
De minister verstrekt op aanvraag subsidie aan een deelnemer in een HTAS-EVT-samenwerkingsverband dat
een HTAS-EVT-project uitvoert.
ARTIKEL 6.19
De penvoerder is een ondernemer in het HTAS-EVT-samenwerkingsverband.
ARTIKEL 6.20
• 1. In afwijking van de Regeling steunintensiteit bedraagt de subsidie:
61
o a. 50 procent van de subsidiabele kosten voor zover deze betrekking hebben op
industrieel onderzoek;
o b. 35 procent van de subsidiabele kosten voor zover deze betrekking hebben op
industrieel onderzoek en worden gemaakt door een ondernemer;
o c. 25 procent van de subsidiabele kosten, voor zover deze betrekking hebben
op experimentele ontwikkeling.
• 2. De percentages, genoemd in het eerste lid, onderdeel b en c, worden verhoogd met
10 procentpunten indien subsidie wordt verstrekt aan een MKB-ondernemer.
• 3. Indien het subsidiebedrag voor een HTAS-EVT-project de € 5.000.000 overschrijdt,
wordt het meerdere in mindering gebracht op de subsidiabele kosten, zoals deze
worden gebruikt voor de berekening op grond van het eerste en tweede lid naar rato
van het onderlinge gewicht van de subsidiepercentages voor die kosten.
ARTIKEL 6.21
De minister verdeelt het subsidieplafond op volgorde van rangschikking van de aanvragen.
ARTIKEL 6.22
De adviescommissie, genoemd in artikel 6.6 heeft eveneens tot taak de minister op zijn verzoek te adviseren
omtrent de afwijzingsgronden, bedoeld in de artikelen 22 en 23, onderdelen e tot en met i, van het Kaderbesluit
EZ-subsidies en in artikel 6.24 en de rangschikkingscriteria, bedoeld in artikel 6.25.
ARTIKEL 6.23
De termijn, bedoeld in artikel 23, onderdeel c, van het Kaderbesluit EZ-subsidies eindigt op 31 december 2011.
ARTIKEL 6.24
De minister beslist afwijzend op een aanvraag indien:
• a. hij de subsidiabele kosten van een HTAS-EVT-project raamt op minder dan
€ 1.000.000;
• b. van het HTAS-EVT-project project onvoldoende positieve gevolgen voor de
Nederlandse economie te verwachten zijn;
• c. het project onvoldoende bijdraagt aan de strategische hoofddoelen genoemd in de
bij deze regeling behorende bijlage 6.1;
• d. het project onvoldoende bijdraagt aan het thema en daarbij behorende specifieke
doelstellingen en aandachtsgebieden genoemd in de bij deze regeling behorende
bijlage 6.3.
ARTIKEL 6.25
• 1. De minister rangschikt de aanvragen waarop niet afwijzend is beslist, hoger
naarmate een HTAS-EVT-project meer voldoet aan de volgende criteria:
o a. technologische vernieuwing of wezenlijke nieuwe toepassingen van een
bestaande technologie;
o b. de kwaliteit van de samenwerking tenminste blijkend uit de
complementariteit van de deelnemers, de mate van betrokkenheid van MKB-
ondernemingen en de nieuwheid van een samenwerkingsverband;
o c. duurzaam economisch perspectief van projectresultaten, uitgebreidheid van
de toepassingsmogelijkheden van de projectresultaten;
o d. het in bijlage 6.3 opgenomen thema en de daarbij behorende specifieke
doelen en aandachtsgebieden.
62
• 2. Voor de rangschikking wegen de in het eerste lid genoemde criteria even zwaar.
ARTIKEL 6.26
• 1. De subsidie-ontvanger verleent medewerking aan een evaluatie van de effecten van
het door hem uitgevoerde HTAS-EVT-project, voor zover deze medewerking
redelijkerwijs van hem kan worden verlangd.
• 2. De verplichting, bedoeld in het eerste lid, geldt gedurende vijf jaar na de datum van
de beschikking tot subsidievaststelling.
ARTIKEL 6.27
• 1. Een deelnemer in een HTAS-EVT-samenwerkingsverband wordt aangewezen als
organisatie als bedoeld in artikel 48, tweede lid, van het Kaderbesluit EZ-subsidies.
• 2. In afwijking van artikel 46, tweede lid, van het Kaderbesluit EZ-subsidies, worden
de volgende voorschotten verstrekt op twee tijdstippen in 2010 die in de beschikking
tot subsidieverlening worden opgenomen.
• 3. In afwijking van artikel 46, vierde lid, van het Kaderbesluit EZ-subsidies bedraagt
het voorschot aan een deelnemer in een HTAS-EVT-samenwerkingsverband 100
procent van het bedrag dat in de perioden volgend op de tijdstippen, bedoeld in het
tweede lid, maximaal voor subsidie in aanmerking komt.
ARTIKEL II
Als bijlage 6.3 van de Subsidieregeling sterktes in innovatie wordt vastgesteld de bij deze regeling behorende
bijlage 1.
ARTIKEL III
Deze regeling treedt in werking met ingang van 1 januari 2010.
Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.
Den Haag, 30 oktober 2009
De Minister van Economische Zaken,
M.J.A. van der Hoeven.
BIJLAGE 1
BIJLAGE 6.3, BEHORENDE BIJ DE ARTIKELEN 6.1, 6.24 EN 6.25
ACHTERGROND EN THEMA HTAS-ELECTRIC VEHICLE TECHNOLOGY
In het kabinetsstandpunt ‘aanpak Elektrisch rijden’ (Kamerstukken II 2008/09, 31305, nr. 145) wordt elektrisch
rijden als een zeer kansrijke optie aangemerkt om toekomstige automobiliteit duurzaam te maken, de
energiepositie te versterken en de economie een structurele impuls te geven. Centrale ambitie in deze aanpak is
om Nederland in de periode 2009–2011 tot gidsland en internationale proeftuin voor elektrisch rijden te maken.
Om daarna, op basis van de gecreëerde randvoorwaarden en de opgedane leerervaringen, op te schalen en door te
groeien naar grootschalige marktintroductie. Het kabinet heeft met dit oogmerk meerdere maatregelen voor de
periode 2009–2011 vastgesteld, waarvan er één zich richt op het financieel stimuleren (en daaraan gekoppelde
innovatiebevordering) van onderzoek, ontwikkeling en productie van elektrische voertuigen en/of onderdelen
63
daarvoor. Deze actielijn wil bestaande en nieuwe spelers ondersteunen bij het verzilveren van de nieuwe
mogelijkheden, uit het oogpunt van het versterken van onze economie, het verbeteren van ons vestigingsklimaat,
het vergroten van onze internationale concurrentiepositie en werkgelegenheid. Concreet wordt geconstateerd dat
ondernemers en kennisinstellingen voor de productie van elektrische voertuigen en onderdelen nog tegen een
aantal belemmeringen aanlopen. De door het kabinet onderkende technische belemmeringen en onzekerheden
voor grootschalige marktintroductie zijn:
• • De batterijen:
o – Beperkte actieradius, hoog gewicht en hoge kosten;
o – Functioneren bij zeer hoge/lage temperaturen;
o – Veiligheid (brand- kortsluiting- en explosieveiligheid, bots- en
waterveiligheid, lekken van vloeistof, elektrocutie);
o – Levensduur.
• • De veiligheid:
o – Ongevaloorzaken (uitvallen aandrijving slippen, snelheid,
elektromagnetische susceptibiliteit, aanrijdingen, langere remweg door
eigengewicht voertuig);
o – Gevolgschade (ramen niet te openen bij te water raken, snel zinkend voertuig
door batterijgewicht).
Dit type onderwerpen hebben niet alleen de aandacht van de overheid, maar ook van de Nederlandse automotive-
industrie. Die deelt de opvatting dat elektrisch rijden perspectief biedt. Internationale ontwikkelingen op het
gebied van elektrisch en hybride rijden bieden volgens haar marktkansen in Nederland. Specifiek met betrekking
tot elektrische voertuigtechnologie wil de Nederlandse automotive-industrie aan het lopende
innovatieprogramma HTAS (High Tech Automotive Systems) een thema toevoegen dat goed aansluit bij de door
het kabinet onderkende technische belemmeringen: Electric Vehicle Technology (EVT). Doel daarvan is om de
Nederlandse automotive-sector een voorsprong te verschaffen binnen de ontwikkeling van elektrische
voertuigen, hun componenten en onderdelen. Het thema EVT richt zich op aspecten waarin de Nederlandse
automotive-sector een goede uitgangspositie heeft om in de ontwikkeling van elektrische voertuigen,
componenten en onderdelen een competitieve positie te kunnen innemen. De uitdagingen binnen het thema EVT
zijn:
• – De productiecapaciteit van voertuigen en componenten;
• – De veiligheid, certificatie, testen en homologatie van voertuigen;
• – Rijgedrag, comfort en toenemende actieradius (‘range extenders’) van voertuigen;
• – Batterijmanagement en software ter verbetering van de energie-efficiënte van
voertuigen;
• – De standaardisatie van voertuigen, componenten, batterijen, connecties e.d.
Belangrijke specifieke veiligheidsaspecten voor de elektrische auto’s zowel voor de passagiers als het andere
verkeer zijn onder meer het gewicht en plaats van de batterij in het geval van botsingen, de elektriciteit en het
daarmee geassocieerde brandgevaar en het effect van het hoogvoltage batterij bij botsingen en bij contact met
water. Zie voor het volledige document www.htas.nl., dat de genoemde uitdagingen toespitst op de volgende
aandachtsgebieden: chassis en body, powertrain, control, auxiliary equipment en integratie. Naast de
technologische uitdagingen gaat het thema EVT ook in op de ondersteunende activiteiten die nodig zijn om dit
voor Nederland te realiseren, zoals goede samenwerking met de overheid en met de energiesector. Er wordt
voorts gestreefd naar extra omzetgroei en een toename van het aantal hightech werknemers op het gebied van
elektrische voertuigen met 7.500 in 2020.
De technische belemmeringen die in het kabinetsstandpunt voor elektrisch rijden worden genoemd en de
uitdagingen die de Nederlandse automotive-industrie binnen het voorgenomen thema EVT heeft vastgesteld,
passen goed bij elkaar. Op basis hiervan zijn de doelstellingen en aandachtsgebieden geformuleerd.
STRATEGISCHE HOOFDDOELEN
De strategische hoofddoelen zijn de hoofddoelen die met het HTAS-innovatieprogramma worden nagestreefd
(zie bijlage 6.1). Op het gebied van elektrische voertuigtechnologie in het kader van het thema EVT zal het
64
daarbij in het bijzonder gaan om banengroei, omzetgroei, reductie van brandstofverbruik en verhoging van de
verkeersveiligheid.
SPECIFIEKE DOELEN
Doel is het ondersteunen en versnellen van projecten die bijdragen aan:
• – het krijgen en behouden van aansluiting bij internationale ontwikkelingen op het
gebied van elektrisch rijden ten behoeve van het verbeteren van de internationale
concurrentiepositie;
• – het versnellen van het realiseren van elektrisch rijden (in Nederland).
Doel is ten slotte dat de projecten leiden tot concepten die binnen enkele jaren in productie kunnen worden
genomen. Daarom dient de nadruk van de projecten te liggen op experimentele ontwikkeling en op activiteiten
dicht op de productiefase. Projecten die exclusief gericht zijn op industrieel onderzoek zijn uitgesloten.
AANDACHTSGEBIEDEN
De projecten moeten passen binnen onderstaande aandachtsgebieden:
CHASSIS EN BODY:
Ontwikkelingen op het gebied van chassis en body specifiek gericht op de eisen van elektrische voertuigen,
rekening houdend met o.a. botsveiligheid, een lichter gewicht, en verbeterde stabiliteit in combinatie met
minimale luchtweerstand. Belangrijke aandachtspunten zijn hierbij diverse veiligheidsaspecten ten aanzien van
batterij pakketten. Uitgangspunt is een flexibel platform waarop meerdere carrosserievarianten gebouwd kunnen
worden.
ELECTRIC POWERTRAIN:
Innovatie op het gebied van key-componenten en samengestelde systemen in de gehele elektrische aandrijflijn,
zoals batterijtechnologie, on-board snellaadsystemen, systemen voor terugwinning van remenergie,
vermogenselektronica. transmissie technologie en tractie-motoren. Batterijontwikkeling richt zich vooral op
nieuwe materialen (tbv hogere energiedichtheid,) en packaging en recycling. Daarnaast is er specifieke aandacht
voor de ontwikkeling van range extenders.
CONTROL:
Focus op beheersen en regelen van de integrale aandrijflijn ten behoeve van rijcomfort, veiligheid en optimale
energie efficiency. Systeem architectuur en batterij monitoring zullen tevens de nodige ontwikkeling vergen.
Daarnaast zal er aandacht zijn voor diverse standaardisatie en communicatieprotocollen met de infrastructuur cq.
de buitenwereld.
AUXILIARY EQUIPMENT:
Elektrisch aangedreven auto’s vragen om nieuwe energiezuinige auxiliary (ondersteunende) apparatuur, die
opnieuw ontwikkeld dienen te worden. Hier is onder meer te denken aan nieuwe concepten voor voertuig
temperatuurmanagement (verwarming & airco), luchtcirculatie, draadloos energie opladen, brandstofcel en
solarcel toepassingen.
INTEGRATIE:
Elektrische aandrijving geeft nieuwe mogelijkheden voor auto-design, ontwikkeling en engineering. Dus ook een
nieuwe geïntegreerde benadering van het gehele voertuig wordt belangrijk. De interfaces met zowel de gebruiker
(HMI) maar ook met de infrastructuur (energielaadstations, smart billing, etc) zullen het nodige onderzoek
vergen. Tenslotte aandacht voor diverse drivetrain en niet drivetrain accessoires/systemen ter verbetering van de
energiehuishouding, comfort en veiligheid van de auto.
TOELICHTING
65
I. ALGEMEEN
1. DOEL EN AANLEIDING
Deze regeling voegt aan hoofdstuk 6 van de Subsidieregeling sterktes in innovatie een paragraaf toe: HTAS-
projecten elektrische voertuigtechnologie. Doel hiervan is om investeringen (en daaraan gekoppelde
innovatiebevordering) in onderzoek, ontwikkeling en de productie van elektrische voertuigen en/of onderdelen te
stimuleren. Aan dit doel ligt het kabinetsstandpunt ‘aanpak Elektrisch rijden’ (Kamerstukken II 2008/09, 31 305,
nr. 145) ten grondslag. Daarin wordt elektrisch rijden als een zeer kansrijke optie aangemerkt om toekomstige
automobiliteit duurzaam te maken, de energiepositie te versterken en de economie een structurele impuls te
geven. Centrale ambitie in deze aanpak is om Nederland in de periode 2009–2011 tot gidsland en internationale
proeftuin voor elektrisch rijden te maken. Het kabinetsstandpunt bevat een samenhangend pakket aan
maatregelen dat de ondersteunende rol van de overheid hierin beschrijft. Een van deze maatregelen houdt in dat
er een bedrag beschikbaar wordt gesteld voor investeringen (en daaraan gekoppelde innovatiebevordering) in
onderzoek, ontwikkeling en de productie van elektrische voertuigen en/of onderdelen daarvoor te stimuleren. Dit
bedrag bedraagt € 14,7 miljoen en dient tevens ter bestrijding van de financieel-economische crisis.
Niet alleen het kabinet maar ook de Nederlandse automotive-industrie deelt de opvatting dat elektrisch rijden
perspectief voor de toekomst biedt. Vanuit de visie dat de internationale ontwikkelingen op het gebied van
elektrisch en hybride rijden marktkansen bieden voor Nederland wil de Nederlandse automotive-industrie aan
het lopende innovatieprogramma HTAS (High Tech Automotive Systems) een thema toevoegen dat zich hierop
richt: Electric Vehicle Technology (EVT). Doel daarvan is om de Nederlandse automotive-sector een sterke
positie te verschaffen en uit te bouwen binnen de ontwikkeling van elektrische voertuigen, hun componenten en
onderdelen. De automotive-industrie is echter niet in staat om de introductie van elektrisch rijden, waar het
thema EVT een bijdrage aan dient te leveren, zelfstandig te realiseren en tot een succes te maken.
De technische belemmeringen die in het kabinetsstandpunt voor elektrisch rijden worden genoemd en de
uitdagingen die de Nederlandse automotive-industrie binnen het voorgenomen thema EVT heeft vastgesteld,
passen goed bij elkaar. Gelet daarop wordt voor de uitwerking van de kabinetsvoornemens omtrent
innovatiebevordering bij elektrische voertuigtechnologie zoveel mogelijk aansluiting gezocht bij het
voorgestelde thema EVT. Daarmee wordt bereikt dat nauw wordt aangesloten bij voorgenomen ambities en
ontwikkelingen binnen de markt zelf, en wordt tegelijkertijd recht gedaan aan het kabinetsstandpunt. Aangezien
het de bedoeling is dat het thema EVT onderdeel wordt van het HTAS-innovatieprogramma, ligt het voor de
hand subsidiëring met betrekking tot elektrische voertuigtechnologie te baseren op het hoofdstuk in de regeling
dat gewijd is aan HTAS-innovatieprojecten (hoofdstuk 6). Binnen dit hoofdstuk is het niet goed mogelijk de
subsidiëring te baseren op één van de bestaande paragrafen. Het thans beschikbare bedrag van € 14,7 miljoen is
uitsluitend bestemd voor elektrische voertuigtechnologie. De andere HTAS-innovatieprojecten bestrijken
evenwel een ander, breder terrein. De daarvoor geldende subsidieregels, zijn derhalve niet geschikt om te
waarborgen dat de middelen aan het juiste thema worden besteed. Evenmin houden die voldoende rekening met
de specifieke doelen en aandachtsgebieden waarvoor de subsidie voor elektrische voertuigtechnologie bestemd
dienen te zijn en de inzichten die daarbij gelden. Om op een juiste wijze aan de kabinetsvoornemens uitvoering
te geven, is om die reden een paragraaf aan hoofdstuk 6 toegevoegd die HTAS-projecten elektrische
voertuigtechnologie wordt genoemd. Deze regeling treedt in werking op 1 januari 2010. Dit is tevens de datum
waarop de tender voor HTAS-EVT-projecten waarop deze paragraaf van toepassing is, wordt opengesteld. Met
de voorbereidingen voor het indienen van een aanvraag kan uiteraard al eerder worden gestart. Aanvragen
kunnen tot en met 1 februari 2010 worden ingediend. De openstelling zal in een aparte ministeriële regeling over
de openstelling en subsidieplafonds voor 2010 worden opgenomen. Het subsidieplafond zal naar verwachting
€ 14,7 miljoen bedragen.
2. STAATSSTEUN EN DIENSTENRICHTLIJN
De Subsidieregeling sterktes in innovatie is ontworpen binnen de staatssteunkaders die door de Europese
Commissie zijn opgesteld, en de toegevoegde paragraaf past daarbinnen. De hoogte van de subsidiepercentages,
het subsidieplafond en het maximale subsidiebedrag zijn daarop afgestemd. Notificatie in het kader van richtlijn
2006/123/EG van het Europees parlement en de raad van de Europese Unie van 12 december 2006 betreffende
diensten op de interne markt (PB L 376/36) is niet aan de orde. Steunmaatregelen zijn van de reikwijdte van deze
richtlijn uitgesloten (zie artikel 1, derde lid, van de richtlijn).
3. ADMINISTRATIEVE LASTEN
Toevoeging in hoofdstuk 6 van de regeling van een nieuwe paragraaf HTAS-projecten elektrische
voertuigtechnologie heeft tot gevolg dat die paragraaf tevens onder het Kaderbesluit EZ-subsidies valt. De
66
nieuwe paragraaf is qua administratieve lasten vergelijkbaar met beide andere paragrafen in hoofdstuk 6 of
zullen nog wat lager zijn. De administratieve lasten voor het aanvragen van subsidie bestaan uit het invullen van
het aanvraagformulier en het opstellen van een projectplan volgens een vaste structuur. Dit faciliteert de
aanvrager en voorkomt dat achteraf nog informatie moet worden nagestuurd. Middels advies vooraf door de
uitvoerder van de regeling en goede communicatie over precieze doelstellingen en gevraagde activiteiten wordt
zoveel mogelijk voorkomen dat indieners voor niets aanvragen indienen. Tussentijdse verslaglegging zal een
keer per jaar plaatsvinden aan de subsidieverlener. Voor de accountantsverklaring zijn uniforme formulieren
opgesteld. Bij het ontwerpen van de aanvraag- en vaststellingsformulieren is zoveel mogelijk aangesloten bij
reeds bestaande formulieren. Universiteiten kunnen gebruik maken van de SISA-methodiek voor de
accountantsverantwoording. Enkel voor de deelnemende bedrijven die meer subsidie ontvangen dan € 125.000
zal een accountantsverklaring worden gevraagd. Verwacht wordt dat een derde van de deelnemers minder dan
€ 125.000 subsidie zullen ontvangen. Een beperkt aantal deelnemers zullen onderzoeksorganisaties zijn. De
totale administratieve lasten voor het oriënteren op, het verkrijgen van en het verantwoorden van subsidie komen
voor de projecten neer op 2,7 procent van het beschikbare subsidiebedrag van € 14,7 miljoen. Ingeschat wordt
dat in totaal twaalf voorstellen zullen worden ingediend. Van deze projecten zullen er naar verwachting zeven
worden gehonoreerd. Op basis van ervaring verwachten we voor deze tender er gemiddeld vijf deelnemers per
project zullen zijn (bedrijven en/of onderzoeksorganisatie). Het minimum is twee. Al deze aspecten
meegenomen, worden de totale administratieve lasten geraamd op € 395.835 op het totale budget van € 14,7
miljoen, oftewel 2,7 procent van het beschikbare subsidiebedrag. De administratieve lasten voor hoofdstuk 6
exclusief deze paragraaf zijn € 194.336 of 2,8 procent van het beschikbare subsidiebedrag van € 7.000.000. Voor
de communicatie wordt zoveel mogelijk gebruik gemaakt van de bestaande (HTAS) kanalen en de bestaande
SenterNovem website.
II. ARTIKELSGEWIJS
ARTIKEL I, ONDERDEEL A
Er is geen sprake van een HTAS-EVT-project, indien een innovatieproject (mede) gericht is op fundamenteel
onderzoek. Hetzelfde geldt voor een innovatieproject dat uitsluitend is gericht op industrieel onderzoek. HTAS-
EVT-projecten dienen al een stap verder te zijn door zich te richten op experimentele ontwikkeling of
experimentele ontwikkeling gecombineerd met industrieel onderzoek. Deze focus zal naar verwachting eerder
leiden tot het op de markt brengen van producten, processen of diensten dan bij een andere, ruimere, definitie.
Op die manier wordt rekening gehouden met de ambitie van het kabinet om in de periode van 2012 tot 2015 tot
een opschaling van het elektrisch rijden te komen. Een HTAS-EVT-project dient verder bij te dragen aan en te
passen binnen de strategische hoofddoelen van het innovatieprogramma High Tech Automotive Systems, die in
bijlage 6.1 van de regeling staan opgesomd. Dit brengt tot uitdrukking op welke wijze een HTAS-EVT-project
met dit programma verbonden dient te zijn. Tegelijkertijd dient een HTAS-EVT-project gericht te zijn op de
specifieke doelen, het thema en de aandachtsgebieden die in bijlage 6.3 worden genoemd. Dat maakt een HTAS-
EVT-project onderscheidend van andere HTAS-innovatieprojecten.
Uit de definitie van HTAS-EVT-samenwerkingsverband blijkt het belang dat wordt gehecht aan betrokkenheid
van het bedrijfsleven, in ieder geval van MKB-ondernemingen, bij de uitvoering van een HTAS-EVT-project.
Dit biedt ondersteuning aan de markt, creëert kansen voor innoverende ondernemers en levert een bijdrage aan
de economische structuur en werkgelegenheid.
ARTIKEL I, ONDERDEEL B
ARTIKEL 6.20
De in dit artikel genoemd afwijkende percentages zijn niet hoger dan die volgen uit bij of krachtens het
Kaderbesluit EZ-subsidies, gestelde percentages. Daardoor wordt de toegestane steunintensiteit in het kader van
onder meer onderzoek, ontwikkeling en innovatie op grond van de bestaande Europese staatsteunkaders
gerespecteerd. Het artikel leidt onder meer tot een hogere eigen bijdrage van ondernemingen in een
innovatieproject voor zover het gaat om industrieel onderzoek (eerste lid, onderdeel b). Die keuze leidt per saldo
tot een vergroting van de kans om meer of grotere projecten of meer aanvragers te ondersteunen. Uit het derde
lid volgt dat een correctie wordt toegepast op de berekening van het subsidiebedrag op basis van het eerste en
tweede lid, indien het subsidiebedrag voor een HTAS-EVT-project anders de € 5 miljoen zou overschrijden.
Daarmee wordt zeker gesteld dat het maximale subsidiebedrag niet boven de € 5 miljoen uitkomt.
67
ARTIKEL 6.23
Artikel 23, onderdeel c, van het Kaderbesluit EZ-subsidies bepaalt dat een aanvraag om subsidie wordt
afgewezen indien het onaannemelijk is dat een project binnen een bepaalde termijn kan worden voltooid. In dit
artikel is de einddatum daarvoor gesteld op 31 december 2011. De doorlooptijd van een project dient aan te
sluiten bij de ambities van het kabinet voor de periode na 2011 op het gebied van elektrisch rijden. Gelet daarop
is van belang dat een HTAS-EVT-project zich niet over een te lange periode uitstrekt, maar binnen afzienbare
tijd tot een marktintroductie leidt.
ARTIKEL 6.24
In dit artikel zijn in aanvulling op de artikelen 22 en 23 van het Kaderbesluit EZ-subsidies ook andere
afwijzingsgronden opgenomen. Onderdeel a voorkomt dat al te kleine projecten worden gesubsidieerd.
Onderdeel c heeft betrekking op de strategische hoofddoelen genoemd in bijlage 6.1. Gelet op aard en inhoud
van HTAS-EVT-projecten zijn daarbij in het bijzonder van belang de strategische hoofddoelen gericht op
reductie van brandstofverbruik, banengroei in de sector, omzetgroei en verkeersveiligheid. Een aanvraag wordt
tevens afgewezen indien het project onvoldoende bijdraagt aan het thema EVT (Electric Vehicle Technology) en
de daarbij behorende specifieke doelen en aandachtsgebieden zoals die nader zijn beschreven in bijlage 6.3
(onderdeel d). Die specifieke doelen zijn het ondersteunen en versnellen van projecten die bijdragen aan:
• – het krijgen en behouden van aansluiting bij internationale ontwikkelingen op het
gebied van elektrisch rijden, ten behoeve van het verbeteren van de internationale
concurrentiepositie;
• – het versnellen van het realiseren van elektrisch rijden (in Nederland).
Doel is tevens dat de projecten leiden tot concepten die binnen enkele jaren in productie kunnen worden
genomen. De projecten moeten verder passen binnen onderstaande aandachtsgebieden die in bijlage 6.3 zijn
uitgewerkt: chassis en body, electric powertrain, control, auxiliary equipment, integratie.
ARTIKEL 6.25
De minister verleent subsidie in de volgorde van rangschikking van de subsidieaanvragen. HTAS-EVT-projecten
worden beoordeeld op vier gelijkwegende criteria. Bij onderdeel a staat vernieuwing centraal bij technologie of
toepassingen van bestaande technologie. Daarmee wordt ook het innovatieve karakter van een HTAS-EVT-
project benadrukt. De kwaliteit van de samenwerking is eveneens een belangrijke factor voor een succesvol
project (onderdeel b). Bij de complementariteit van de deelnemers in een samenwerking kan gedacht worden aan
de mate waarin de bijdrage van deelnemers in het project elkaar aanvullen. Bij het criterium, bedoeld in
onderdeel c, spelen aspecten als de omvang van de potentiële markt, de (groei) kansen van de aanvragers daarin
(waaronder ook voor (een) MKB-ondernemer(s) in het samenwerkingsverband), terugverdienmogelijkheden en
omzet, te onderscheiden markttrends en de positie van de concurrentie in de markt. Ook kan bijvoorbeeld
gedacht worden aan vervolgactiviteiten die nodig zijn om duurzaam perspectief te bieden. Naarmate aan het
criterium onder c meer wordt voldaan, zal dat uiteindelijk tevens positieve effecten op de werkgelegenheid
hebben. Het criterium, bedoeld in onderdeel d, heeft betrekking op het in bijlage 6.3 opgenomen thema en de
daarbij behorende specifieke doelen en aandachtsgebieden. In bijlage 6.3 is dit achtereenvolgens nader
uitgewerkt onder de kopjes Achtergrond en thema HTAS-Electric Vehicle Technology, Specifieke doelen, en
Aandachtsgebieden.
ARTIKEL 6.27
Het tweede lid wijkt af van de systematiek van artikel 46, tweede lid, van het Kaderbesluit EZ-subsidies. Op
grond van het tweede lid zijn er maximaal twee tijdstippen in 2010 waarop vervolgbevoorschotting plaats zal
vinden, nadat de eerste ambtshalve bevoorschotting heeft plaatsgevonden op grond van artikel 46, eerste lid, van
het Kaderbesluit EZ-subsidies. De twee bevoorschottingstijdstippen worden afgestemd met het HTAS-EVT-
samenwerkingsverband. De afwijking is gebaseerd op artikel 48, tweede lid, van het Kaderbesluit. Het derde lid
maakt 100 procent bevoorschotting mogelijk conform artikel 48, eerste lid van het Kaderbesluit EZ-subsidies
zoals dat per 1 januari 2010 geldt. Het artikel maakt het mogelijk zo snel mogelijk gelden beschikbaar te stellen
teneinde de liquiditeitspositie van bedrijven voor de subsidiabele activiteiten te ondersteunen gedurende de
crisis.
De Minister van Economische Zaken,
68
M.J.A. van der Hoeven.