Overall Rapport World Class Maintenance rapport

12
Overall rapport van werkpakket 2 van WCM-IP 1 Conditiemonitoring en onderhoudsprocessen Overall rapport van werkpakket 2 van WCM-IP Auteur: Walter van Hulst Inhoudelijke bijdragen (via interviews): Bob Huisman (NedTrain) Luc Staub (Bosch Rexroth) Geert Henk Wijnants (Stork AMS) Paul van Exel (Stichting USPI) Sipke Hoekstra en Wienik Mulder (beiden Universiteit Twente). Eindredactie: Gerard Blom (Bicore) Eindhoven, maart 2013

description

Rapportage mbt resultaten World Class Maintenance activiteiten op het gebied van condition monitoring.

Transcript of Overall Rapport World Class Maintenance rapport

Page 1: Overall Rapport World Class Maintenance rapport

Overall rapport van werkpakket 2 van WCM-IP

1

Conditiemonitoring en onderhoudsprocessen Overall rapport van werkpakket 2 van WCM-IP

Auteur: Walter van Hulst Inhoudelijke bijdragen (via interviews):

Bob Huisman (NedTrain)

Luc Staub (Bosch Rexroth)

Geert Henk Wijnants (Stork AMS)

Paul van Exel (Stichting USPI)

Sipke Hoekstra en Wienik Mulder (beiden Universiteit Twente). Eindredactie: Gerard Blom (Bicore) Eindhoven, maart 2013

Page 2: Overall Rapport World Class Maintenance rapport

Overall rapport van werkpakket 2 van WCM-IP

2

Voorwoord Dit overall rapport dient als overzicht van de werkzaamheden en resultaten verricht c.q. gerealiseerd bij de uitvoering van Werkpakket 2 – ‘Conditiemonitoring en Onderhoudsprocessen’ in het project WCM-IP. De werkzaamheden en resultaten zijn nader beschreven in de afzonderlijke rapportages van de deelactiviteiten van dit werkpakket. Voor deze rapportageopzet is gaandeweg het project gekozen omdat de materie van het werkpakket breder en complexer bleek dan eerder ingeschat. Naast de deelrapportages is voor dit overall rapport ook gebruik gemaakt van interviews met betrokkenen. Met het overall rapport en de deelrapportages worden aan geïnteresseerden zowel overzicht als mogelijkheden tot verdieping geboden. Het project WCM-IP is mede mogelijk gemaakt door financiële ondersteuning door het Ministerie van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie, de Provincie Noord-Brabant en de Provincie Zeeland.

Page 3: Overall Rapport World Class Maintenance rapport

Overall rapport van werkpakket 2 van WCM-IP

3

Inhoud

Voorwoord ................................................................................................................................................................... 2

Inhoud .......................................................................................................................................................................... 3

1. Inleiding ................................................................................................................................................................... 4

2. Condition Based Maintenance: een referentiemodel ....................................................................................... 5

3. Condition Based Maintenance: stand van zaken .............................................................................................. 6

4. Bosch Rexroth: de casus Nijlpaard ..................................................................................................................... 6

5. NedTrain: de casus ............................................................................................................................................... 7

6. Informatiestromen in CBM & opties voor standaardisatie ............................................................................... 9

7. Resultaten ............................................................................................................................................................. 10

8. Conclusies ............................................................................................................................................................ 11

Referenties ................................................................................................................................................................ 12

Page 4: Overall Rapport World Class Maintenance rapport

Overall rapport van werkpakket 2 van WCM-IP

4

1. Inleiding Maintenance heeft een centrale plaats binnen de levenscyclus van kapitaalgoederen. Een samenleving zonder onderhoud komt letterlijk tot stilstand. Installaties, systemen en producten hebben onderhoud, reparaties en revisies (Maintenance, Repair & Overhaul, of kortweg MRO of maintenance genoemd) nodig om goed en rendabel te kunnen blijven functioneren. In kapitaalintensieve industrieën – zoals de procesindustrie, de luchtvaartsector, de maritieme sector, de energiesector en de infrastructuursector – neemt het onderhoud van kapitaalgoederen een centrale rol in tijdens de gehele levenscyclus van deze goederen. Deze omvat veelal jaren, soms zelfs tientallen jaren. Veel bedrijven verleggen geleidelijk de focus van de aanschaf van nieuwe kapitaalgoederen naar de operationele fase van hun levenscyclus, inclusief het verlengen daarvan. Bedrijfseconomisch gezien is deze fase zeer interessant, gezien de lange duur en de bijdrage aan de bijbehorende levensduurkosten. Onderhoudsactiviteiten zijn gekoppeld aan deze fase, wat een duurzaam economisch perspectief impliceert voor de bedrijven die hierin actief zijn, met regionale, nationale en internationale kansen. Onderhoud speelt hierbij op twee manieren een cruciale rol:

1. Als randvoorwaarde voor het excellent uitvoeren van de eigen operatie (‘operational excellence’); 2. Als kans voor business development, door het onderhoud van buitenlandse kapitaalgoederen in

Nederland uit te voeren, dan wel door het exporteren van kennis, producten en diensten.

Onderzoeksvragen voor WP2 – ‘Conditiemonitoring en Onderhoudsprocessen’ Als onderdeel van World Class Maintenance Innovatieprojecten (WCM-IP) heeft werkpakket 2 zich gericht op conditiemonitoring en onderhoudsprocessen. Conditiemonitoring levert up-to-date informatie over de technische staat van installaties. Het is een onderwerp dat al langere tijd aandacht krijgt binnen onderzoeks- en innovatieprojecten. Immers het beschikbaar komen van up-to-date informatie over de conditie van technische installaties en de samenwerking daarbij tussen fabrikant, onderhouder en gebruiker bieden mogelijkheden om de onderhoudskosten te verlagen en de beschikbaarheid en betrouwbaarheid van productiemiddelen te verhogen. De focus van eerdere projecten lag op het meten van het conditieverloop van individuele componenten. De daarmee verkregen inzichten hebben ertoe bijgedragen dat gepland onderhoud beter voorbereid kan worden, geen onnodig onderhoud uitgevoerd wordt en storingen voorkomen worden. Maar het beïnvloedt ook de manier waarop het onderhoud gepland en georganiseerd wordt en onderhoudsprogramma’s verbeterd worden. Hetzelfde geldt voor de logistieke inrichting van de onderdelenvoorziening. Kortom, de introductie van conditiemonitoring stelt de onderhoudsconcepten zelf en het beheer ervan ter discussie. Zijn de nieuwe informatiestromen een goede aanvulling op de bestaande werkwijzen, of is het verstandig allerlei processen anders in te richten? En hoe verhoudt zich dat tot het primaire productieproces? Een bijkomend en steeds belangrijker wordend aandachtspunt is hoe de conditie van deelsystemen (onderdelen, componenten) in samenwerking met de leveranciers wordt gemeten en geïnterpreteerd. Want uiteindelijk moet onderhoudsrelevante conditie-informatie vanuit alle deelsystemen door de onderhouder van de totale installatie (maintenance integrator) samengevoegd worden voor het aansturen van de processen. In de andere richting heeft de leverancier er belang bij om de operationele context te kennen waarin zijn deelsysteem functioneert. Zo ontstaat een gedistribueerd netwerk van informatieverwerving en -verwerking, besluitvorming, procesbesturing en leerlussen. De vraag is dus hoe de onderhoudsgerelateerde informatiestromen en processen het beste vormgegeven kunnen worden om optimaal gebruik te kunnen maken van conditiemonitoring. In dit werkpakket is daarom specifiek aandacht besteed aan de volgende vragen: 1. Hoe kunnen sensordata verwerkt worden tot informatie voor het bepalen en sturen van onderhoud? 2. Hoe kunnen fabrikanten en gebruikers van componenten conditiegerelateerde informatie uitwisselen? 3. Hoe kunnen onderhoudsgerelateerde processen en logistiek opgezet worden voor condition based

maintenance? 4. Wat is de stand van zaken voor het verwerken, delen en gebruiken van conditiegerelateerde

informatie bij bedrijven, wat zijn hun plannen en welke verbeteradviezen kunnen gegeven worden?

Page 5: Overall Rapport World Class Maintenance rapport

Overall rapport van werkpakket 2 van WCM-IP

5

Deelnemende partijen De rolverdeling onder de deelnemers in het werkpakket was als volgt:

NedTrain: Leider van het werkpakket, draagt tevens zorg voor de informatie-uitwisseling.

Universiteit Twente (UT): Inbreng wetenschappelijke kennis en dataverwerking.

Stork: Geeft samen met NedTrain input voor het referentiemodel. Brengt tevens een casus in.

Bosch Rexroth, NLDA, KM, USPI, Wärtsilä, Essent, Gasunie: Inbrengers van casus, tevens volgers van alle voorbeelden en klankbordgroep voor het werkpakket.

2. Condition Based Maintenance: een referentiemodel De Universiteit Twente (UT) heeft een literatuurstudie verricht op het gebied van het ontwerpen en implementeren van condition based maintenance (CBM), ofwel het onderhoud van installaties op basis van conditiemonitoring. Op basis van deze studie is een overkoepelend referentieschema gemaakt dat behulpzaam kan zijn bij het ontwerpen en implementeren van CBM (zie deelrapportage ‘Referentiemodel condition based maintenance’, met model en achtergrondinformatie).

Figuur 2.1: Visualisatie van referentiemodel voor Condition Based Maintenance

Het schema bestaat uit vijf stappen: meten, monitoren, interpreteren, prognose maken van het onderhoud en het plannen van het onderhoud. De focus is daarbij gelegd bij de stappen 3 en 4, het interpreteren van de verkregen meetgegevens en de daaruit afgeleide prognose van het benodigde onderhoud met als belangrijkste vragen: welk onderhoud, hoeveel, en wanneer?

Page 6: Overall Rapport World Class Maintenance rapport

Overall rapport van werkpakket 2 van WCM-IP

6

3. Condition Based Maintenance: stand van zaken Stork heeft een inventarisatie gemaakt van de stand van zaken met betrekking tot de toepassing van conditiemonitoring en condition based maintenance in de industrie. Daarbij is niet alleen gekeken naar de techniek zelf, maar ook naar hoe bijvoorbeeld de besluitvorming tot stand komt. De aanpak en uitkomsten van de inventarisatie staan beschreven in twee rapporten, die hieronder kort worden toelgelicht. Het eerste rapport bevat een inventarisatie van de beschikbare standaarden en concepten voor de implementatie van een CBM aanpak (zie deelrapportage ‘Inventory of condition assessment concepts’). De studie stuitte op een breed scala aan bestaande benaderingen, maar stelt vast dat slechts een paar methoden samenhang vertonen als het gaat om effectiviteit en efficiency. Zo stelt het rapport: ‘In het verleden zijn uitgebreide monitoringprogramma’s geïmplementeerd, deels gebaseerd op “knijpen & roepen” criteria, die in de loop van de tijd verder op een logische wijze zijn ontwikkeld maar die nog steeds een overall logische benadering missen.’ Verder vermeldt het rapport: ‘Rationele benaderingen voor conditiemonitoring kunnen beschouwd worden als “zeldzaam”, terwijl rationele monitoring als onderdeel van een conditiemonitoringsysteem gericht op veiligheid “standaard” genoemd kan worden.’ Uiteindelijk zijn de drie meest relevante concepten naast elkaar gelegd en vergeleken: IEC 61508, het HERMES monitoring concept en de WCM guideline voor condition monitoring 1.8. Mede op basis van de literatuurstudie en deze vergelijking is een eerste versie van een checklist opgesteld met een daaraan verbonden werkinstructie. Basisrapport, checklist en toelichting vormen samen een geheel om het WCM CBM-stappenplan effectief in de praktijk in te zetten. Een en ander is relevant voor sectoren als: voedingsmiddelen, pharma, (petro)chemie, energie (electriciteit, gas), maakindustrie, infrastructuur (spoor, weg- en waterbouw), dienstensector (bijv. bij beheer van constructies) en wetenschappelijk onderzoek van degradatiemechanismen aan constructies. Het tweede rapport bevat de resultaten van een enquête met betrekking tot de stand van zaken en de toepassing van conditiemonitoring en CBM in de Nederlandse industrie (zie deelrapportage ‘Survey of state of the art with respect to condition monitoring concepts’). Qua aantal (20) bleef de respons op de vragenlijsten helaas achter bij de verwachting. Volgens de opstellers is de gekozen methode van een uitvoerige schriftelijke enquête minder geschikt gebleken om de gewenste informatie te verzamelen. Door de druk van de dagelijke werkpraktijk ontbreekt vaak de tijd bij de respondenten. Dit manco is tijdens het onderzoek deels ondervangen door respondenten die wel hebben meegewerkt ook mondeling te horen. Door de diepgang van de vragen en de extra verkregen mondelinge input geeft de verzamelde informatie, ondanks het geringe aantal respondenten, toch waardevolle inzichten. Op het eerste gezicht lijken er geen opmerkelijke verschillen te bestaan tussen de verschillende industriesectoren en veel bedrijven hebben inmiddels tien of meer jaar ervaring met vormen van conditiemonitoring. In de meeste gevallen gaat het om toepassingen met betrekking tot lagers en wanddiktes, met een nadruk op het vaststellen van de huidige conditie (controlerende rol) en minder op de toekomstige prestaties (voorspellende rol). Een meerderheid van de respondenten spreekt de wens uit tot ontwikkelingen om conditiemonitoring en condition based maintenance op een hoger niveau te brengen, waarbij gezamenlijke kennisontwikkeling volgens dertig procent van hen een belangrijke rol kan spelen.

4. Bosch Rexroth: de casus Nijlpaard Het Nijlpaard is een grote drijvende havenkraan (‘lemniscaatkraan’) van 50 ton – een van de grootste in zijn soort in de wereld – voor de overslag van massagoederen zoals kolen in de haven van Amsterdam. De kraan is in de jaren ’90 door het toenmalige bedrijf Figee in Haarlem gebouwd voor OBA (voorheen Overslagbedrijf Amsterdam, nu Bulk Terminal Amsterdam geheten) en is eind 1999 in bedrijf genomen. Figee raakte echter al snel daarna in financiële problemen en ging failliet. Door deze situatie ging Bosch Rexroth, dat hydraulische onderdelen voor bewegende delen had geleverd, rechtstreeks voor OBA het onderhoud van het Nijlpaard uitvoeren.

Page 7: Overall Rapport World Class Maintenance rapport

Overall rapport van werkpakket 2 van WCM-IP

7

Figuur 4.1: Havenkraan ‘Nijlpaard’ Luc Staub, momenteel Senior Manager Service Sales ME, Area Manager NW Europe, Middle East and Africa, was vanaf het begin betrokken bij het project. Hij licht toe: ‘Bosch Rexroth was halverwege de jaren ’90 al gestart met een programma voor condition based maintenance (CBM) en heeft destijds voorgesteld aan Figee om bij het ontwerp rekening te houden met CBM. Maar daar werd nauwelijks iets van meegenomen door Figee ‘omdat de klant (OBA) er niet om vroeg’. In die jaren werden door klanten specificaties opgegeven, waarna vervolgens de prijs van belang was. Onze voorstellen waren kostenverhogend en werden dus niet overgenomen.’ ‘Onderhoud werd in die tijd vooral als een kostenpost gezien. Pas de laatste tien jaar is langzaam het besef gegroeid van het belang van strategische keuzes met betrekking tot onderhoud. Kosten van downtime en thema’s als veiligheid en milieu c.q. duurzaamheid hebben daaraan bijgedragen. Het Nijlpaard zat ten tijde van het faillisement van Figee nog in de fase van kinderziektes en haalde mede daardoor een bezettingsgraad van slechts 60 tot 70 procent. Een kostbare zaak, want een dag stilstand van zo’n kraan kost 35.000 euro. Wij hebben vervolgens alsnog de nodige zaken ingebouwd om ons CBM-programma te kunnen uitvoeren. Met succes, want we wisten de uptime al snel naar 95 procent te verhogen.’

Als onderdeel van het WCM-IP project is de bestaande onderhoudsstrategie en -methodiek vergeleken met de binnen WCM-IP ontwikkelde checklist en de WCM guideline (zie deelrapportage ‘Case study condition based maintenance’). In de woorden van Luc Staub: ‘Zoals gesteld heeft Bosch Rexroth een eigen programma voor CBM ontwikkeld. Daarvoor is onder andere de zogenaamde TAO-matrix gemaakt. Als we onze eigen methodiek vergelijken met de nieuwe checklist en de WCM guideline stel ik vast dat we rond 80 procent al uitvoerden. Voor circa 20 procent hielp de checklist ons om bepaalde zaken toe te voegen of te borgen. Dat lijkt wellicht niet veel, maar voor ons betekende dit een wezenlijke verbetering.’ De casus Nijlpaard van Bosch Rexroth is tijdens een workshop uitvoerig toegelicht aan en besproken met deelnemers (zie deelrapportage ‘Kosteneffectief gebruik van een asset dankzij World Class monitoring’).

5. NedTrain: de casus NedTrain heeft een studie verricht naar het toepassen van de zogenaamde OperA+ methode voor het onderhoud van treinen. Op dit moment vindt onderhoud aan treinen plaats op basis van afgelegde kilometers of een zekere tijdspanne. De vraag of een onderhouds-job moet worden uitgevoerd, volgt uit de resultaten van een inspectie bij het onderhoudsdepot. Om de onzekerheid over de uitvoering van afzonderlijke jobs te compenseren, overtreft het volume van het treinenaanbod bij een depot de gemiddelde depotcapaciteit en wordt speling ingebouwd in onderhoudsplanning. Met andere woorden: je wil het onderhoudsdepot zo goed mogelijk bezetten en daarom staan treinen wel eens stil in afwachting van onderhoud. Je kunt namelijk niet voorspellen welk onderhoud wel of niet moet worden uitgevoerd. Bovendien is het moeilijk om te anticiperen op random voorkomend potentieel falen. In principe is het onderhoudssysteem erop ontworpen dat treinen op zeker moment aan de beurt zijn. Plotseling en onverwacht optredende mankementen verstoren dat systeem.

Page 8: Overall Rapport World Class Maintenance rapport

Overall rapport van werkpakket 2 van WCM-IP

8

Mede door conditiemonitoring is steeds meer informatie beschikbaar over de staat waarin een trein verkeert. In de toekomst zal het onderhoudsmodel van treinen dan ook evolueren naar een situatie waarbij elke trein als het ware zelf ‘een afspraak maakt’ met een onderhoudsdepot. In de woorden van Bob Huisman (NedTrain): ‘Vergelijk het met een persoon die iets mankeert of iets voelt en daarmee naar de dokter wil.’ OperA+, een zogenaamde agent-based methode, is ontwikkeld voor complexe systemen met meerdere actoren en niveau’s en.ondersteunt een dergelijke dynamische organisatiestructuur. De studie van NedTrain staat beschreven in een wetenschappelijk paper dat is gepresenteerd in december 2012 op een internationale IEEE/WIC/ACM conferentie over Intelligente Agent Technologie (IAT) in Macau, China (zie deelrapportage ‘Agent-based multi-organizational interaction design: a case study of the Dutch railway system’). In onderstaande figuur is het toekomstig spoorwegsysteemontwerp gevisualiseerd, dat in de deelrapportage wordt toegelicht.

Figuur 5.1: Operationeel model van het toekomstig spoorwegsysteemontwerp (visualisatie)

Page 9: Overall Rapport World Class Maintenance rapport

Overall rapport van werkpakket 2 van WCM-IP

9

6. Informatiestromen in CBM & opties voor standaardisatie Het samenwerkingsverband Stichting USPI coördineert kennisdeling omtrent engineeringinformatie voor de procesindustrie. Aan de hand van de Nijlpaard-casus van Bosch Rexroth, aangevuld met cases bij Essent, NedTrain en Gasunie, is onder regie van USPI een onderzoek uitgevoerd naar informatiestromen in relatie tot conditiemonitoring. De resultaten van dit onderzoek zijn vastgelegd in de deelrapportage ‘Information streams in condition based maintenance & options for standardisation’. Het rapport brengt de informatiestromen overzichtelijk in kaart in een procesmodel dat in lijn is met de WCM guideline.

Figuur 6.1: Condition based maintenance procesmodel o.b.v. handmatige data-acquisitie

Figuur 6.2: Condition based maintenance procesmodel o.b.v. geautomatiseerde data-acquisitie

Page 10: Overall Rapport World Class Maintenance rapport

Overall rapport van werkpakket 2 van WCM-IP

10

Voor elk van de informatiestromen is een lijst van eisen opgesteld. Op basis van dit procesmodel is een eerste versie van een datamodel voor conditiemonitoring opgesteld. Als tweede stap is het procesmodel vergeleken met de ingebrachte cases uit de industrie. Vervolgens worden als derde stap enkele opties voor standaardisatie besproken. Er zijn al standaarden voor FMECA’s en lijsten met standaarden voor faalwijzen, faaloorzaken en faaleffecten. De studie concludeert dat het zinvol is mogelijkheden voor verdere integratie van deze standaarden te onderzoeken. Een dergelijke geïntegreerde standaard kan bedrijven helpen bij het invullen van bestaande standaard selectielijsten in het maintanace management systeem (MMS) met faalwijzen, faaloorzaken en onderhoudsacties, inclusief informatie die daarmee een logische relatie heeft. Mogelijk kan zo’n nieuwe standaard ook worden uitgebreid met informatie over detectiemethoden om bedrijven te helpen bij het selecteren van conditiemonitoring technieken. Het hierboven beknopt geschetste onderzoek is qua aanpak en uitkomsten gedetailleerd omschreven in de deelrapportage ‘Information streams in condition based maintenance & options for standardisation’. De in het onderzoek betrokken partijen en Stichting USPI geven aan follow-up zeer waardevol te vinden.

7. Resultaten Nagestreefde resultaten Het projectplan beschrijft voor werkpakket 2 de volgende aanpak en fasering:

1. Bepalen van een aanpak voor het vertalen van meetdata naar bruikbare onderhoudsinformatie, alsmede wetenschappelijke voorverkenning.

2. Het ontwikkelen van een concept voor het delen van informatie tussen fabrikanten van componenten en productiebedrijven die de ze gebruiken.

3. Het opstellen van een referentiemodel voor het geheel van onderhoudsgerelateerde processen en informatieoverdracht daartussen voor condition based maintenance.

4. Het inventariseren van de stand van zaken in de industrie alsmede ‘best practices’ en daaruit te trekken lessen voor de deelnemende partijen.

5. Vastlegging van de aanpak en resultaten in de vorm van richtlijnen; als onderdeel van het Handboek MRO Optimalisatie, de overall eind-deliverable van het WCM-IP project.

. Daarnaast beschrijft het projectplan de nagestreefde resultaten als volgt:

1. Aanpak voor vertaling van meetdata naar onderhoudsinformatie. 2. Concept voor informatiedeling tussen fabrikanten en gebruikers. 3. Referentiemodel voor CBM. 4. Stand van zaken in industrie. 5. De resultaten worden vastgelegd en opgenomen in het WCM-IP Handboek MRO Optimalisatie.

Behaalde resultaten

De doelstellingen van het werkpakket zijn vrijwel geheel gerealiseerd: - Voor de ontwikkeling en beproeving van een aanpak voor de vertaling van meet- naar

onderhoudsdata fungeerde de drijvende overslagkraan in de Amsterdamse haven geleverd door Bosch Rexroth als hoofdcasus. Het ontwerpvraagstuk betrof een monitoringsysteem dat de conditie van de hydraulische installatie bewaakt. Ontwerp, bouw en beproeving zijn gerealiseerd.

- Een concept voor informatiedeling tussen fabrikanten en gebruikers is ontwikkeld op basis van een studie onder leiding van Stichting USPI naar informatiestromen die samenhangen met CBM vanuit het perspectief van engineering data.

- Door Universiteit Twente is via literatuuronderzoek en met de kennis en ervaring van betrokken partijen een schematisch referentiemodel voor CBM ontwikkeld, waarmee bedrijven de relevante aspecten kunnen identificeren bij het ontwerpen van een systeem voor conditiemonitoring.

- Stork heeft eerst een inventarisatie verricht naar bestaande standaarden en concepten voor CBM. Met behulp van de uitkomsten heeft men via een schriftelijke enquete de stand van zaken op het gebied van CBM in de industrie in kaart gebracht.

Page 11: Overall Rapport World Class Maintenance rapport

Overall rapport van werkpakket 2 van WCM-IP

11

Andere aanpak voor vastlegging van resultaten Zoals ook al beknopt aangegeven in het voorwoord, is de ambitie om de aanpak en resultaten voor de verschillende deelactiviteiten van het werkpakket vast te leggen in één rapport niet geheel waargemaakt. Daarvoor zijn enkele redenen aan te geven:

1. Conditiemonitoring en CBM bestrijkt een breed en complex veld. Ook het werkpakket was breed gedefinieerd. De verschillende deelactiviteiten hebben op zich erg nuttige uitkomsten gebracht, maar bestreken samen een breed spectrum.

2. Bij het werkpakket waren veel en verschillende partijen betrokken. Dit is door hen als zeer waardevol en leerzaam ervaren vanwege de uitwisseling van kennis en ervaringen vanuit verschillende gezichtspunten en industrietakken. Anderzijds was er sprake van uiteenlopende belangen en verwachtingen, die moesten worden gemanaged..

3. De werkpraktijk van alledag heeft tijdens het project de partijen beslist parten gespeeld. Door tussenkomende urgenties en/of reorganisaties, hebben de projectwerkzaamheden meer dan eens onder druk gestaand, maar zijn ze uiteindelijk toch volgens plan uitgevoerd.

Bovengenoemde punten waren voor de betrokken partijen in het werkpakket gaandeweg het project aanleiding om te kiezen voor een andere wijze van rapportage van de aanpak en resultaten dan gepland. Eén overall rapportage zou verhoudingsgewijs veel tijd en energie kosten qua zorgvuldige integratie van aanpak en resultaten. In plaats daarvan is daarom ervoor gekozen de aanpak en resultaten van de deelactiviteiten vast te leggen in afzonderlijke deelrapportages, in combinatie met een overall rapport ten behoeve van overzicht en doorverwijzingen voor geïnteresseerde lezers.

Opgedane ervaringen met samenwerken en kennisdelen De samenwerking is door de deelnemers als prettig en zeer nuttig ervaren. Met als belangrijkste elementen: bij elkaar in de keuken kijken, van elkaar leren, samen kennis ontwikkelen en innoveren, en samen een netwerk bouwen van professionals op gebied van onderhoud. Ook de samenwerking met kennisinstellingen en de wisselwerking tussen theorie en praktijk worden als zeer positief omschreven.

De deelnemers zien zonder uitzondering het nut en ook mogelijkheden voor voortzetting van de samenwerking in enigerlei vorm. Als concrete verbeterpunten daarbij worden genoemd:

Kleinere, meer overzichtelijke projecten met een duidelijke scope op concrete resultaten.

Met kleinere projectteams en heldere rollen en taken (trekkers, doeners, volgers).

Flexibeler van opzet qua omvang en doorlooptijd.

Duidelijker onderscheid tussen praktische tools en quick wins (door uitwisseling van kennis) en anderzijds toegepast onderzoek voor de lange termijn (ontwikkeling van kennis).

Behoeften, belangen, interesses, ambities en verwachtingen tussen partijen maar ook personen beter afstemmen en sterker managen, bij voorkeur al in zo vroeg mogelijk stadium.

8. Conclusies - Het werkpakket heeft grotendeels voldaan aan de verwachtingen en een aantal nuttige (deel)studies

en –rapporten en enkele praktisch toepasbare tools opgeleverd. Ook zijn er aanzetten gegeven voor verdere ontwikkeling, zoals standaardisering op het gebied van informatiestromen.

- De Nederlandse industrie heeft de nodige ervaring met CBM, maar voelt ook de noodzaak tot het versterken van kennis en toepassingen, en tot verdere standaardisering.

- Naast de praktische resultaten van het werkpakket, zijn ook het samen delen en ontwikkelen van kennis en het vormen van een netwerk als zeer positief ervaren.

- Er is draagvlak voor verdere samenwerking en netwerkvorming. - Bij nieuwe projecten dient rekening te worden gehouden met de lessons learned zoals hierboven

omschreven bij ‘Opgedane ervaringen ...’.

Page 12: Overall Rapport World Class Maintenance rapport

Overall rapport van werkpakket 2 van WCM-IP

12

Referenties In dit overall rapport van Werkpakket 2 – ‘Conditiemonitoring en onderhoudsprocessen’ wordt in de hoofdstukken verwezen naar deelrapportages van iedere deelactiviteit, waarvan hieronder een overzicht. Hoofdstuk 1:

Projectplan World Class Maintenance Innovatieprojecten, WCM-IP consortium

Eindrapportage World Class Maintenance Innovatieprojecten, WCM-IP consortium Hoofdstuk 2:

Deelrapportage ‘Referentiemodel condition based maintenance’, Universiteit Twente Hoofdstuk 3:

Deelrapportage ‘Inventory of condition assessment concepts’, Stork

Deelrapportage ‘Survey of state of the art with respect to condition monitoring concepts’, Stork Hoofdstuk 4:

Deelrapportage ‘Case study condition based maintenance’, Bosch Rexroth

Deelrapportage ‘Kosteneffectief gebruik van een asset dankzij World Class monitoring’, Stork & Bosch Rexroth

Hoofdstuk 5:

Deelrapportage ‘Agent-based multi-organizational interaction design: a case study of the Dutch railway system’, NedTrain

Hoofdstuk 6:

Deelrapportage ‘Information streams in condition based maintenance & options for standardisation’, Cure & Stichting USPI

Het project WCM-IP is mede mogelijk gemaakt door financiële ondersteuning door het Ministerie van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie, de Provincie Noord-Brabant en de Provincie Zeeland.