QC-AA-04-001-NL-C NL NL RAAD VAN DE EUROPESE UNIE · NL NL QC-AA-04-001-NL-C ISSN 1680-9785 200 4...

135
NL ISSN 1680-9785 200 4 EU Jaarlijks verslag over de mensenrechten RAAD VAN DE EUROPESE UNIE SECRETARIAAT-GENERAAL

Transcript of QC-AA-04-001-NL-C NL NL RAAD VAN DE EUROPESE UNIE · NL NL QC-AA-04-001-NL-C ISSN 1680-9785 200 4...

  • NLNL

    QC

    -AA

    -04-001-NL-C

    ISSN 1680-9785

    2 0 04

    Dit verslag is het zesde in een reeks. De vijf eerdere verslagen zijn gepubliceerd in oktober 1999, 2000, 2001, 2002 en 2003. Doel is het

    streven van de Europese Unie naar de wereldwijde naleving van demensenrechten en de fundamentele vrijheden meer bekendheid te geven ente delen. Het heeft niet de ambitie uitputtend te zijn, maar wil wel zorgenvoor meer transparantie in de voornaamste standpunten en activiteiten vande EU, en tevens een referentiedocument vormen voor de verslagperiode,

    d.w.z. het tijdvak van 1 juli 2003 tot en met 30 juni 2004.

    Nadere informatie over het mensenrechtenbeleid van de Europese Uniekan worden gevonden op de volgende webadressen:

    http://ue.eu.int/ (Policies/Foreign & Security Policy/Human Rights)

    http://www.europa.eu.int/comm/external_relations/human_rights/intro/index.htm

    http://www.europarl.eu.int/comparl/human_rights/default_en.htm

    http://europa.eu.int/pol/rights/index_en.htm

    E UJaarlijks verslagover de mensenrechten

    RAAD VANDE EUROPESE UNIE

    SECRETARIAAT-GENERAAL

    Eu

    ro

    pese U

    nie

    – Jaarlijks v

    erslag o

    ver d

    e men

    senrech

    ten 2

    00

    4

  • 42 0 0

    E UJaarlijks verslagover de mensenrechten

  • 2

    Door de Raad op 13 september 2004 aangenomen jaarlijks verslag van de EU over de mensenrechten.

    Voor nadere informatie wordt u verzocht contact op te nemen met de afdeling Pers, Communicatie, Protocolop het volgende adres:

    Secretariaat-generaal van de RaadWetstraat 175B-1048 Brussel

    Fax: +32(0)2 235 49 77E-mail: [email protected]: http://ue.eu.int

    Bibliografische data bevinden zich aan het einde van deze publicatie.

    Luxemburg: Bureau voor officiële publicaties der Europese Gemeenschappen, 2004

    ISBN 92-824-3081-2ISSN 1680-9785

    © Europese Gemeenschappen, 2004

    Overneming met bronvermelding toegestaan.

    Printed in Belgium

  • 3

    Voorwoord

    Het is mij een groot genoegen u het zesde jaarverslag van de Europese Unie

    over de mensenrechten te mogen voorstellen. Dit verslag is het resultaat van

    een gezamenlijke inspanning van de 25 lidstaten van de Europese Unie. Voor

    het eerst sedert hun officiële toetreding hebben de tien nieuwe lidstaten meegewerkt aan de

    opstelling ervan. Daardoor heeft het debat binnen de EU dat tot dit verslag heeft geleid, meer

    draagwijdte en diepgang gekregen. Nu wij met 25 landen dezelfde beginselen en waarden delen,

    klinkt onze stem wereldwijd luider en winnen wij aan overredingskracht om onze doelstellingen

    inzake mensenrechten in de toekomst te verwezenlijken.

    Onlangs was de wereld getuige van de verschrikkingen van het terrorisme in zijn meest

    weerzinwekkende vorm, toen honderden onschuldige kinderen, leraren en ouders werden gedood

    bij de gijzeling in een school in Beslan, Noord-Ossetië. Deze afschuwelijke taferelen herinnerden

    ons aan de gebeurtenissen van een half jaar geleden, toen de gruwel van het terrorisme met

    ongekende wreedheid in ons midden werd gebracht door de bomaanslag tegen pendelaars op een

    trein in Madrid. Deze vreselijke daad heeft ons allemaal geschokt en heeft eens te meer aangetoond

    hoe kwetsbaar een open democratische samenleving is. Het waren namelijk de grondbeginselen van

    democratie, vrijheid, rechtsstaat en eerbiediging van de mensenrechten die werden aangevallen.

    Alle landen die deze beginselen onderschrijven, moeten voet bij stuk houden en de mensenrechten

    en de fundamentele vrijheden ook in tijden van spanning verdedigen.

  • 4

    Dit verslag heeft tot doel inzicht te geven in het beleid van de Europese Unie op het gebied van de

    mensenrechten. Het is bedoeld om de transparantie te vergroten en zal worden gebruikt in de

    voortdurende dialoog met onze parlementen en ons maatschappelijk middenveld. Na de inleiding

    biedt het tweede hoofdstuk van dit verslag een overzicht van de institutionele opzet van de

    Europese Unie en haar beleidskader ter bevordering van de mensenrechten. Het derde hoofdstuk

    gaat dieper in op de beleidsmaatregelen die de Europese Unie heeft genomen om de bescherming

    van de mensenrechten binnen de Europese Unie zelf te waarborgen. Het vierde hoofdstuk handelt

    over EU-acties ten aanzien van derde landen, zowel in multilaterale fora als op bilaterale basis.

    Wij moeten ons permanent inzetten voor de bevordering en de bescherming van de mensenrechten.

    Steeds weer doen zich nieuwe schendingen van de mensenrechten voor waartegen dringend moet

    worden opgetreden; andere mensenrechtenkwesties slepen jarenlang aan en lijken niet vatbaar voor

    internationale druk. Slechts weinig landen, ook binnen de Europese Unie, hebben een smetteloze

    reputatie wat de mensenrechten betreft. Alleen door onze gezamenlijke inspanningen kunnen wij

    blijvende verbeteringen aanbrengen in de mensenrechtensituatie wereldwijd. De strijd is niet altijd

    gemakkelijk, maar de bevordering en de bescherming van de mensenrechten zijn dingen waarvoor

    wij moeten blijven vechten.

    Bernard Bot

    Minister van Buitenlandse Zaken van Nederland

    Voorzitter van de Raad van de Europese Unie

  • 5

    INHOUD

    VOORWOORD ............................................................................................................................. 31. INLEIDING ............................................................................................................................. 72. HET BELEID VAN DE EU OP HET GEBIED VAN DE MENSENRECHTEN ................... 8

    2.1. Rechtsgrondslagen ........................................................................................................... 82.2. Beginselen en prioriteiten ................................................................................................ 92.3. De hoofdrolspelers ......................................................................................................... 102.4. Integratie van de mensenrechten .................................................................................... 152.5. Transparantie en dialoog met het maatschappelijk middenveld .................................... 16

    3. MENSENRECHTEN BINNEN DE EUROPESE UNIE ........................................................ 173.1. Thema's die van bijzonder belang zijn ........................................................................... 17

    3.1.1. Mensenrechten en terrorisme ........................................................................... 173.1.2. Racisme, vreemdelingenhaat en antisemitisme ................................................ 193.1.3. Asiel en migratie .............................................................................................. 223.1.4. Personen die tot minderheden behoren ............................................................ 273.1.5. Mensenhandel .................................................................................................. 283.1.6. Rechten van het kind ........................................................................................ 303.1.7. Mensenrechten van vrouwen ........................................................................... 313.1.8. Mensenrechten en economisch leven ............................................................... 32

    3.2. Handvest van de grondrechten en Conventie ................................................................. 354. ACTIES INZAKE DE MENSENRECHTEN IN INTERNATIONAAL VERBAND ........... 37

    4.1. Instrumenten en initiatieven van de EU in haar betrekkingen metderde landen ................................................................................................................... 374.1.1. Gemeenschappelijke strategieën, gemeenschappelijke optredens en

    gemeenschappelijke standpunten ..................................................................... 374.1.2. Demarches en verklaringen .............................................................................. 424.1.3. Mensenrechtendialogen met China en Iran ...................................................... 434.1.4. Mensenrechtenoverleg met de VS, Canada, Japan, Nieuw-Zeeland,

    Rusland en de geassocieerde landen ................................................................ 474.1.5. Mensenrechtenbepalingen in samenwerkingsovereenkomsten met

    derde landen ..................................................................................................... 494.1.6. Activiteiten die gefinancierd worden in het kader van het Europees

    Initiatief voor de democratie en de mensenrechten ......................................... 504.2. EU-activiteiten in internationale fora ............................................................................. 51

    4.2.1. 58e zitting van de algemene vergadering van de VN: de DerdeCommissie ........................................................................................................ 51

    4.2.2. 60e zitting van de VN-Commissie voor de rechten van de mens .................... 524.2.3. Internationale conferenties ............................................................................... 55

  • 6

    4.2.4. De Raad van Europa ........................................................................................ 564.2.5. De EU en de OVSE .......................................................................................... 594.2.6. Stabiliteitspact voor Zuidoost-Europa ............................................................. 63

    4.3. Thema's die voor de EU van bijzonder belang zijn ........................................................ 65

    4.3.1. Mensenrechten en terrorisme ........................................................................... 65

    4.3.2. Burgerrechten en politieke rechten .................................................................. 67

    4.3.3. Economische, sociale en culturele rechten ...................................................... 68

    4.3.4. Afschaffing van de doodstraf ........................................................................... 70

    4.3.5. Foltering en andere wrede, onmenselijke of onterende behandeling of

    bestraffing ........................................................................................................ 73

    4.3.6. Het Internationaal Strafhof en de bestrijding van straffeloosheid ................... 75

    4.3.7. Verkiezingssteun .............................................................................................. 77

    4.3.8. Recht op ontwikkeling ..................................................................................... 81

    4.3.9. Racisme, vreemdelingenhaat, non-discriminatie, antisemitisme

    en eerbied voor diversiteit ................................................................................ 82

    4.3.10. Rechten van het kind ........................................................................................ 85

    4.3.11. Mensenrechten van vrouwen ........................................................................... 86

    4.3.12. Personen met een handicap .............................................................................. 91

    4.3.13. Personen die deel uitmaken van een minderheid ............................................. 92

    4.3.14. Vluchtelingen en ontheemden .......................................................................... 94

    4.3.15. Verdedigers van de mensenrechten .................................................................. 97

    4.3.16. Autochtonenvraagstukken ................................................................................ 99

    4.4. Situatie van de mensenrechten in de wereld ................................................................ 100

    4.4.1. Europa ............................................................................................................ 100

    4.4.2. Azië ................................................................................................................ 104

    4.4.3. Afrika ............................................................................................................. 110

    4.4.4. Amerika .......................................................................................................... 111

    4.4.5. Noord-Afrika en het Midden-Oosten ............................................................. 112

    5. CONCLUSIE ......................................................................................................................... 117

    6. BIJLAGEN ......................................................................................................................... 120

  • 7

    1. INLEIDING

    Dit is het zesde jaarverslag van de EU over de mensenrechten; het betreft de periode van 1 juli 2003tot en met 30 juni 2004. De conclusies van de Raad Algemene Zaken en Externe Betrekkingen(RAZEB) van 10 december 2002 over mensenrechten en democratisering in derde landen dienen indit verband als analysekader voor zowel het interne als het externe mensenrechtenbeleid en deuitvoering daarvan.

    Met dit verslag wordt beoogd te tonen hoe de EU de gemeenschappelijke waarden waarop zij isgebaseerd vertaalt in praktijkgericht beleid en in concrete standpunten ten aanzien van de mensen-rechten. Daarnaast dienen de feitelijke gegevens die in het verslag zijn opgenomen als grondslagom het mensenrechtenbeleid van de EU te evalueren en te bepalen op welke terreinen het kanworden verbeterd.

    Het fundament en wezenskenmerk van de Europese Unie is dat zij is gegrondvest op de beginselenvan vrijheid, democratie en eerbiediging van de mensenrechten en de fundamentele vrijheden envan de rechtsstaat. Naleving van deze beginselen is de eerste voorwaarde en de grondslag voorvrede, stabiliteit en voorspoed in een samenleving. De EU is er vast van overtuigd dat dit voor deinternationale gemeenschap een legitiem voorwerp van zorg en een belangrijkeverantwoordelijkheid is.

    De verslagperiode heeft niet veel positieve ontwikkelingen van betekenis op het gebied van demensenrechten te zien gegeven. Te vermelden vallen wel de afschaffing van de doodstraf inArmenië, Samoa en Bhutan en de steun voor de resolutie over de doodstraf, die tijdens de60e zitting van de Commissie voor de rechten van de mens (CHR) met een nooit eerder gezienemeerderheid is aangenomen. De afschaffing van de doodstraf blijft een aandachtspunt in hetmensenrechtenbeleid van de EU. Een andere gunstige maatregel die tijdens de CHR werd getroffenwas de aanstelling van een onafhankelijk deskundige inzake de bescherming van de mensenrechtenbij de bestrijding van het terrorisme; hieruit moge blijken hoezeer de EU zich, mede in het licht vande gruwelijke bomaanslag op 11 maart 2004 in Madrid, om deze aangelegenheid bekommert. Devoornaamste gesprekspunten in de Groep rechten van de mens (COHOM) waren Kinderen engewapende conflicten en Mensenrechtenactivisten, waarover telkens een aantal richtsnoeren werdaangenomen. Andere positieve veranderingen komen elders in dit verslag aan de orde.

    Globaal genomen bleef bevordering van de mensenrechten zowel in de praktijk als op institutioneelniveau een moeilijke zaak. De crisis in Sudan op het gebied van de mensenrechten en op humanitairgebied, die duizenden mensenlevens heeft gekost en nog eens duizenden uit hun huizen heeftverjaagd, vergt van de internationale gemeenschap een dringend en volgehouden optreden. Ook nuis de onzekere situatie in Irak een reden tot grote bezorgdheid terwijl de wereldwijde dreiging vanhet terrorisme een reden voor ongerustheid blijft. Het vredesproces in het Midden-Oosten lijkt tezijn vastgelopen en moet worden vlotgetrokken. De sfeer in de CHR was minder vijandig danvoorheen, maar met betrekking tot de meeste landenresoluties blijft de kloof tussen de regionaleblokken moeilijk te overbruggen.

  • 8

    Hoewel de EU één van de meest actieve actoren op mensenrechtengebied is, slaagt zij er niet altijdin negatieve ontwikkelingen te keren. Zij moet zich dus blijven inspannen om haar mensenrechten-beleid te verbeteren en haar voornaamste doel te bereiken: het op een hoger niveau tillen van debescherming en bevordering van de mensenrechten overal ter wereld. Dat vergt ten eerste gelijk-tijdige aandacht voor de interne en de externe dimensie van het mensenrechtenbeleid van de EU.Ten tweede is het daartoe van belang te komen tot een subtiele multidimensionale aanpak voorinternationaal optreden, waarin alle instrumenten die de EU ter beschikking staan, zoals demarches,politieke druk, dialoog met de betrokken landen, technische bijstand, landenresoluties en, waarnoodzakelijk, sancties, in aanmerking worden genomen. In de volgende hoofdstukken wordt denodige achtergrondinformatie over de mensenrechten binnen de EU en het optreden op het inter-nationale toneel verschaft, ten behoeve van een breed opgezette discussie over al deze aspecten vanhet mensenrechtenbeleid van de EU.

    2. HET BELEID VAN DE EU OP HET GEBIED VAN DE MENSENRECHTEN

    2.1. Rechtsgrondslagen

    De Europese Unie is een gemeenschap met gedeelde waarden, die gegrondvest is op de beginselenvan vrijheid, democratie, eerbiediging van de mensenrechten en fundamentele vrijheden, en derechtsstaat. De Europese Unie streeft naar eerbiediging en bevordering van de universele mensen-rechten, zoals neergelegd in de Universele Verklaring van de Rechten van de Mens (1948) en laterin het Internationaal Verdrag inzake burgerrechten en politieke rechten en het InternationaalVerdrag inzake economische, sociale en culturele rechten (1966). Behalve op deze en anderemensenrechteninstrumenten van de VN baseert de EU haar beleid en standpunten ten aanzien vande mensenrechten op regionale mensenrechteninstrumenten zoals het Europees Verdrag van 1950tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden. De Europese Unieonderschrijft de beginselen van universaliteit, onderlinge afhankelijkheid en ondeelbaarheid vanalle mensenrechten en democratische vrijheden, die in deze internationale rechtsinstrumenten zijnvastgelegd - zoals in 1993 tijdens de Wereldconferentie over de mensenrechten in Wenen opnieuwis bevestigd.

    Niet alleen liggen de beginselen van bescherming en bevordering van de mensenrechten ten grond-slag aan de EU, zij maken ook deel uit van de communautaire wetgeving. Zij zijn uitdrukkelijk alsalgemene Europese doelstellingen opgenomen en vastgelegd in het Verdrag betreffende deEuropese Unie (VEU), dat in november 1993 in werking is getreden. Als zodanig hebben demensenrechten in het interne en externe beleid van de EU een veel grotere prioriteit gekregen.

    Wat het interne EU-beleid betreft, wordt in artikel 2 VEU bepaald dat de Europese Unie zich"versterking van de bescherming van de rechten en de belangen van de onderdanen van de lidstatenvan de Unie" en "handhaving en ontwikkeling van de Unie als een ruimte van vrijheid, veiligheid enrechtvaardigheid" ten doel stelt. Bovendien, zo wordt in artikel 6, lid 2, gesteld, "eerbiedigt [deUnie] de grondrechten, zoals die worden gewaarborgd door het [...] Europees Verdrag tot

  • 9

    bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden en zoals zij uit de gemeen-schappelijke constitutionele tradities van de lidstaten voortvloeien, als algemene beginselen van hetGemeenschapsrecht". Wanneer het optreden van de EU-instellingen in het geding is, past het Hofvan Justitie dit laatste artikel toe, voorzover dat onder zijn bevoegdheid valt. Voorts is bij artikel 7VEU een mechanisme ingesteld voor het opleggen van een sanctie in de vorm van een schorsingvan in het VEU neergelegde rechten, wegens ernstige en voortdurende schending van de mensen-rechten door lidstaten van de Europese Unie. Dat mechanisme is verder aangescherpt bij hetVerdrag van Nice van december 2000.

    Ter zake van het externe EU-beleid wordt in artikel 11 VEU gesteld dat "ontwikkeling en verster-king van de democratie en de rechtsstaat, alsmede eerbiediging van de mensenrechten en defundamentele vrijheden" behoren tot de doelstellingen van het gemeenschappelijk buitenlands enveiligheidsbeleid van de EU. In artikel 177 van het Verdrag tot oprichting van de EuropeseGemeenschap is bepaald dat het beleid van de Gemeenschap op het gebied van ontwikkelings-samenwerking ook moet bijdragen tot de verwezenlijking van deze doelstellingen.

    Ook het Handvest van de grondrechten van de EU dient in dit verband te worden genoemd. HetHandvest is in december 2000 afgekondigd door de instellingen van de EU - de Raad, deCommissie en het Europees Parlement - en is bedoeld om deze rechten zichtbaarder te makenbinnen een EU-instrument, en aldus de fundamentele rechten te versterken in het licht van maat-schappelijke veranderingen, sociale vooruitgang en technologische ontwikkeling.

    Het Handvest wordt verder besproken in punt 3.2. Daar wordt ook een overzicht gegeven van derecentste ontwikkelingen in het kader van de Conventie. Tijdens de IntergouvernementeleConferentie op 17 en 18 juni 2004 in Brussel is een akkoord bereikt over de ontwerp-tekst van eenverdrag tot vaststelling van een grondwet. Het EU-Handvest van de grondrechten vormt het tweededeel van die tekst.

    2.2. Beginselen en prioriteiten

    Op basis van de hierboven geschetste rechtsgrondslagen en bevoegdheden stelt de Raad debeginselen en de prioriteiten van het EU-mensenrechtenbeleid vast. In zijn conclusies van10 december 2002 over mensenrechten en democratisering in derde landen heeft de Raad zijngehechtheid bevestigd aan:

    ● samenhang en consistentie tussen het optreden van de Gemeenschap en het gemeen-schappelijk buitenlands en veiligheidsbeleid (GBVB) alsook het ontwikkelingsbeleid, doormiddel van nauwe samenwerking en coördinatie tussen zijn bevoegde organen en met deCommissie;

    ● integratie van de mensenrechten en de democratisering in het beleid en de activiteiten vande EU;

  • 10

    ● openheid van het mensenrechten- en democratiseringsbeleid van de EU door middel van eenversterkte dialoog met het Europees Parlement en het maatschappelijk middenveld;

    ● regelmatig aanwijzen en evalueren van prioritaire activiteiten bij de uitvoering van zijnmensenrechten- en democratiseringsbeleid. 1

    Deze doelstellingen zijn voor het eerst neergelegd in de Raadsconclusies over mensenrechten endemocratisering van 25 juli 2001 2 en zijn gebaseerd op de mededeling van de Commissie van8 mei 2001 over de rol van de Europese Unie bij de bevordering van de mensenrechten en dedemocratisering in derde landen. De voortgang op de weg naar de doelstellingen uit de Raads-conclusies van 10 december 2002 wordt beoordeeld in een jaarlijks verslag, waarvan het eerste infebruari 2004 is gepubliceerd. 3

    In de rest van dit hoofdstuk wordt eerst de nodige achtergrondinformatie omtrent integratie van demensenrechten en de dialoog met het maatschappelijk middenveld verstrekt, terwijl in de slot-beschouwing wordt geschetst welke aandacht verder is geschonken aan de vier genoemdeprioriteitsgebieden. De hoofdstukken 3 en 4 omvatten een overzicht van de mensenrechten in de EUen van het optreden van de EU in derde landen en internationale fora.

    2.3. De hoofdrolspelers

    Het belang dat de Europese Unie toekent aan bevordering en bescherming van de mensenrechten enfundamentele vrijheden kan worden afgelezen aan het feit dat de meeste organen en instellingen vande EU met mensenrechtenkwesties te maken hebben. De Europese Raad, de Raad en de Commissiezijn de hoofdrolspelers wat betreft beleidsvorming, besluitvorming en uitvoering. Daarom zijn hetde mensenrechtenactiviteiten van deze instellingen die in dit verslag de meeste aandacht krijgen.Maar ook het Europees Parlement, het Hof van Justitie en de ombudsman spelen een belangrijke rolbij de bevordering en bescherming van de mensenrechten, zowel binnen de EU als daarbuiten. Indecember 2003 heeft de Europese Raad het belang benadrukt van verzameling en analyse vangegevens inzake de mensenrechten met het oog op het bepalen van beleid van de Unie op dit gebieden besloten om voort te bouwen op het bestaande Europese Waarnemingscentrum voor racisme envreemdelingenhaat en het mandaat daarvan uit te breiden zodat het een Mensenrechtenbureauwordt. De Commissie werkt thans aan een voorstel in die richting dat ter goedkeuring aan de Raaden het Europees Parlement zal worden voorgelegd.

    1 Doc. 15138/02; zie ook: http://europa.eu.int/comm/external_relations/human_rights/gac.htm.

    Zie ook doc. 6429/03, voortgangsverslag over het externe optreden van de EU.2 Doc. 9547/01.3 Doc. 5751/04.

  • 11

    Bescherming en bevordering van de mensenrechten binnen de lidstaten van de Unie is in de eersteplaats een zaak van de lidstaten zelf, waarbij zij hun eigen rechtsbestel en internationale verplich-tingen in acht moeten nemen. De lidstaten zijn partij bij een aantal internationale instrumenten metjuridisch bindend of politiek karakter, en zijn derhalve verplicht om aan een aantal internationaleorganisaties, zoals de Raad van Europa, de OVSE en de VN, verantwoording af te leggen voor hunoptreden op het gebied van de mensenrechten. Er zijn evenwel bepaalde specifieke mensenrechten-kwesties die zich in de EU voordoen, zoals discriminatie, racisme en xenofobie, waarvan sommigeaspecten onder de bevoegdheid van de Europese Gemeenschap vallen. Meer informatie daarover inhoofdstuk 3.

    De rol die elk van de EU-instellingen bij de bescherming en bevordering van de mensenrechten inde externe betrekkingen van de EU vervult, varieert naar gelang van de drie "pijlers" van de EU,namelijk de Europese Gemeenschap, het Gemeenschappelijk buitenlands en veiligheidsbeleid(GBVB) of Justitie en Binnenlandse Zaken (JBZ). De Commissie, het Europees Parlement en hetHof van Justitie spelen een grotere rol wanneer het gaat om communautaire aangelegenheden. Deeerste verantwoordelijkheid voor het EU-beleid inzake GBVB en JBZ berust bij de lidstaten. DeCommissie en het Europees Parlement worden echter ten volle bij het EU-optreden betrokken.

    De Europese RaadDe Europese Raad bestaat uit de staatshoofden en regeringsleiders van de lidstaten en de voorzittervan de Europese Commissie. De leden van de Europese Raad worden vergezeld door de ministersvan Buitenlandse Zaken en het lid van de Europese Commissie dat verantwoordelijk is voor externebetrekkingen. De tijdens de bijeenkomsten van de Europese Raad genomen besluiten zijn eendrijvende kracht achter de vaststelling van de algemene politieke richtsnoeren van de EuropeseUnie.

    De Raad van de Europese UnieDe Raad van de Europese Unie bestaat uit de vertegenwoordigers van alle lidstaten op ministerieelniveau. De mensenrechtenvraagstukken die zich in het kader van het GBVB of het handels- ofontwikkelingsbeleid van de Europese Gemeenschap in de externe betrekkingen van de EU voor-doen, worden door de ministers van Buitenlandse Zaken behandeld in de Raad Algemene Zaken enExterne Betrekkingen. De ministers van Justitie en Binnenlandse Zaken zijn in de Raad Justitie enBinnenlandse Zaken bevoegd voor de behandeling van de mensenrechtenvraagstukken in verbandmet derde landen die zich op hun bevoegdheidsgebied voordoen.

    Op grond van het Verdrag betreffende de Europese Unie (VEU) moet de Raad de nodige besluitennemen voor het bepalen en uitvoeren van het GBVB. Daartoe stelt hij de in hoofdstuk 4 bedoeldegemeenschappelijke standpunten, gemeenschappelijke optredens en besluiten vast.

  • 12

    Met de inwerkingtreding van het Verdrag van Amsterdam in mei 1999 zijn diverse gebieden vansamenwerking op het gebied van justitie en binnenlandse zaken overgeheveld naar de eerste pijler,waarin de Commissie een belangrijker rol te spelen heeft, zij het dat de regels voor de besluit-vorming op het gebied van justitie en binnenlandse zaken in de eerste pijler enigszins andersblijven. De overgehevelde gebieden van samenwerking betreffen visa, asiel, immigratie en justitiëlesamenwerking in civielrechtelijke aangelegenheden. De bepalingen op het gebied van politiëlesamenwerking en justitiële samenwerking in strafrechtelijke aangelegenheden blijven tot de derdepijler behoren, waarin de Raad van Ministers op initiatief van een lidstaat of de Commissiegemeenschappelijke standpunten, kaderbesluiten, besluiten of overeenkomsten kan vaststellen.

    De werkzaamheden van de Raad worden voorbereid door het Comité van permanente vertegen-woordigers (COREPER), dat bestaat uit de permanente vertegenwoordigers van de lidstaten inBrussel en hun plaatsvervangers. Dit Comité ziet ook toe op en coördineert de werkzaamheden vande comités en de groepen, die uit ambtenaren van de lidstaten bestaan en de door het COREPER ende Raad te bespreken kwesties voorbereiden.

    Het Politiek en Veiligheidscomité (PVC) volgt de internationale situatie op de gebieden die vallenonder het gemeenschappelijk buitenlands en veiligheidsbeleid en draagt bij tot de beleidsbepaling,onder meer op het gebied van de mensenrechten, door op verzoek van de Raad of op eigen initiatiefadvies aan de Raad uit te brengen. Het ziet ook toe op de uitvoering van het overeengekomenbeleid, onverminderd de bevoegdheid van het voorzitterschap en van de Commissie. Voorts speelthet PVC in crisissituaties een centrale rol bij het bepalen van de reactie van de Unie.

    Op het niveau van de werkgroepen in de Raad is de belangrijkste instantie die bevoegd is voor debehandeling van mensenrechtenvraagstukken in het kader van de externe betrekkingen van de EU,de Groep rechten van de mens (COHOM). Deze groep bestaat in de regel uit de hoofden van deafdelingen mensenrechten van de ministeries van Buitenlandse Zaken van de lidstaten, alsmede uiteen vertegenwoordiger van de Commissie. Sinds de aanneming van de Raadsconclusies vanseptember 2003 is het mandaat van COHOM uitgebreid met aangelegenheden uit de eerste pijler,zoals samenwerkings- en associatieovereenkomsten, waarin stelselmatig plaats moet wordeningeruimd voor interne mensenrechtenvraagstukken en samenhang tussen het interne en externemensenrechtenbeleid moet worden nagestreefd. De geografische werkgroepen van de Raad zijnevenwel bevoegd voor specifieke gevallen van schending van de mensenrechten die zich voordoenin de respectieve regio's, en de OESO-werkgroep behandelt het mensenrechtenbeleid en de zaken inOESO- en Raad van Europa-verband. Ook zijn er enkele werkgroepen die zich bezighouden met devoorbereiding van Raadszittingen Justitie en Binnenlandse Zaken waarin demensenrechtenproblematiek kan worden besproken, zoals de werkgroepen asiel, migratie enjustitiële samenwerking in strafrechtelijke aangelegenheden.

  • 13

    De CommissieDe Commissie wordt ten volle betrokken bij al hetgeen in het kader van het GBVB wordt onder-nomen en draagt bij tot de bepaling van het beleid en de standpunten van de EU op mensenrechten-gebied. Als lid van de trojka maakte zij deel uit van de externe vertegenwoordiging van de EU,bijvoorbeeld wanneer in verband met mensenrechten een dialoog wordt gevoerd met of demarchesworden gedaan bij derde landen. De Commissie legt voorts, binnen haar bevoegdheid, jaarlijkseverklaringen over de mensenrechten af als waarnemer in de VN-Commissie voor de rechten van demens (CHR) en de Derde Commissie van de Algemene Vergadering van de VN.

    Daarnaast is bevordering van de mensenrechten en de democratie een wezenlijk onderdeel van hetbeleid en de programma's van de Commissie. In dit verslag wordt meermalen geïllustreerd hoe deCommissie, met behulp van handels- en samenwerkingsakkoorden en activiteiten binnen de EUomtrent kwesties als racisme en vreemdelingenhaat of asiel en migratie, opkomt voor de mensen-rechten. De ruime middelen die uit de EU-begroting - via het Europees Initiatief voor de democratieen de mensenrechten (EIDHR) en via bilaterale en regionale financiering - naar mensenrechten-projecten gaan, vormen een ander voorbeeld van de activiteiten van de Commissie op dit terrein.

    Het Europees ParlementHet Europees Parlement is een krachtig voorvechter van de mensenrechten en de democratie endraagt in dit opzicht bij tot de bepaling en de uitvoering van het EU-beleid met resoluties,verslagen, missies naar derde landen en mensenrechtenmanifestaties, mondelinge en schriftelijkevragen. Er is besloten dat in het nieuwe Europees Parlement de subcomissie rechten van de mensweer zal worden ingesteld.

    Het Parlement hecht zijn goedkeuring aan een Jaarverslag over de mensenrechten in de wereld enhet mensenrechtenbeleid van de EU. Dit jaar was de rapporteur mevrouw de Keyser (PSE/B). In hetverslag en de desbetreffende resolutie - te raadplegen op internetadreshttp://www.europarl.eu.int/comparl/afet/droi/annuel_reports.htm - wordt nader ingegaan opmensenrechten en terrorisme, reproductieve gezondheid en de rechten van personen met eenhandicap. Het verslag gaat vergezeld van een toelichting met nadere details en van een overzichtvan hetgeen het Europees Parlement op het gebied van mensenrechten en democratie onderneemt.Behalve dat de Commissie tijdens de discussie in de plenaire vergadering ingaat op het verslag ende resolutie, geeft zij uitvoerig een schriftelijke reactie op de voornaamste punten uit het verslag.

    Het Parlement neemt voorts resoluties en jaarverslagen over de grondrechten in de EU aan. Sinds2000 is het jaarverslag gebaseerd op het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie. Deintegrale teksten zijn te vinden op:http://www.europarl.eu.int/comparl/libe/elsj/zoom_in/03_en.htm#1

    In 2003 heeft het Parlement de Sacharovprijs voor vrijheid van meningsuiting toegekend aan hetpersoneel en aan secretaris-generaal Kofi Annan van de VN. Toen hij de prijs in ontvangst nam,verwoordde Kofi Annan een gevoel van trots, omdat hij aldus de nagedachtenis kon eren vanSergio Vieira Di Mello en andere medewerkers van de VN die het leven hebben gelaten in de strijdvoor vrede in de wereld.

  • 14

    Het Europese Hof van JustitieHet Europese Hof van Justitie is de rechtsprekende instelling van de EU en verzekert als zodanig deeerbiediging van het Gemeenschapsrecht bij de toepassing van de Verdragen. Gemeenschapsrecht isrechtstreeks toepasbaar in alle lidstaten. Het Hof staat er borg voor dat het Gemeenschapsrecht inheel de EU op dezelfde wijze wordt geïnterpreteerd en toegepast. Lidstaten, EU-instellingen enindividuele personen kunnen aangelegenheden met betrekking tot het Gemeenschapsrecht bij hetHof aanhangig maken.

    Sedert het Hof in 1952 is ingesteld, hebben er circa 9000 zaken gediend. Om de stijgende werkdrukhet hoofd te kunnen bieden en zaken sneller te kunnen afhandelen, is in 1989 door de Raad eenGerecht van eerste aanleg ingesteld. Het Gerecht is bevoegd kennis te nemen van rechtstreeksevorderingen, met inbegrip van zaken die door individuele personen aanhangig worden gemaakt, endie ook betrekking kunnen hebben op de rechten van de mens. De jurisprudentie van het Hof isgeleidelijk tot stand gekomen; waar nodig wordt verwezen naar de gemeenschappelijke constitu-tionele tradities van de lidstaten en naar internationale verdragen inzake de bescherming van demensenrechten waaraan lidstaten hun medewerking hebben verleend of die zij hebben ondertekenden geratificeerd. Het Hof heeft aan het Europees Verdrag tot bescherming van de rechten van demens en de fundamentele vrijheden een bijzondere betekenis toegekend als referentiepunt. De juris-prudentie van het Hof, die bindend is, bevestigt dat, waar het om het Gemeenschapsrecht gaat, deverplichting om de fundamentele rechten te eerbiedigen zowel voor de EU-instellingen als voor delidstaten geldt.

    Hoewel het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap oorspronkelijk geen specifiekebepalingen betreffende de mensenrechten bevatte, heeft het Hof van Justitie steeds gesteld dat degrondrechten integraal onderdeel uitmaken van de communautaire rechtsorde, en er zodoende voorgezorgd dat bij de rechtsbedeling ten volle met de mensenrechten rekening wordt gehouden. Dejurisprudentie van het Hof vindt nu zijn weerslag in artikel 6 VEU, waarin wordt bepaald dat deUnie gegrondvest is op de beginselen van vrijheid, democratie, eerbiediging van de rechten van demens en de fundamentele vrijheden, alsmede van de rechtsstaat 4.

    De Europese ombudsmanDe Europese ombudsman heeft als voornaamste taak gevallen te onderzoeken van vermeend wan-beheer in het optreden van de communautaire instellingen of organen, met uitzondering van het Hofvan Justitie en het Gerecht van eerste aanleg bij de uitoefening van hun gerechtelijke taak. Zulkegevallen worden doorgaans ter kennis van de ombudsman gebracht door Europese burgers dieklachten indienen. De ombudsman is bovendien bevoegd op eigen initiatief een onderzoek in testellen. Een aantal van deze klachten en onderzoeken houden verband met mensenrechtenkwesties,in het bijzonder vrijheid van meningsuiting en non-discriminatie. De ombudsman brengt een jaar-verslag uit, waarin ook de inspanningen ten behoeve van de mensenrechten van de instellingen vande Europese Unie aan de orde komen. Het meest recente jaarverslag van de Europese ombudsmandateert van april 2004 5.

    4 Meer informatie over het Hof van Justitie en het Gerecht van eerste aanleg is te vinden op

    www.curia.eu.int/en/index.htm.5 Het volledige verslag kan worden geraadpleegd op:

    http://www.europarl.eu.int/ombudsman/home/en/default.htm.

  • 15

    2.4. Integratie van de mensenrechten

    Integratie van de mensenrechten en de democratisering houdt in dat voor deze thema's plaats wordtingeruimd op alle deelgebieden van de beleidsvorming en -uitvoering, ook bij de externe hulp-verlening. Op diverse plaatsen in dit verslag (bv. punt 3.1.8 over mensenrechten en economischleven en punt 4.1.5 over mensenrechtenclausules) wordt aangetoond hoe die integratie in de praktijkmet een hele scala van instrumenten haar beslag krijgt.

    Op 23 februari 2004 heeft de Raad zijn goedkeuring gehecht aan het verslag van COHOM over deuitvoering van maatregelen om onder meer het integratiedoel te verwezenlijken. Deze omvattenonder meer de oprichting van een subgroep behoorlijk bestuur en mensenrechten in het kader vande samenwerkingsovereenkomst met Bangladesh, intensieve mensenrechtenscholing vanCommissiepersoneel in Brussel en bij de delegaties, de brede waaier van bilaterale en multilateralebijeenkomsten met derde landen waar Commissaris Patten de mensenrechten aan de orde stelde enhet definitieve EU-modelformulier inzake mensenrechten, dat de EU-missiehoofden overal terwereld bij hun rapportage kunnen gebruiken (het eerste verslag zal in oktober 2004 wordenuitgebracht). Die rapporten moeten ervoor zorgen dat de mensenrechtendialoog met derde landenop complete informatie is gebaseerd. Het belang van de integratie van de mensenrechten in debetrekkingen met ontwikkelingslanden is herhaald in de Conclusies van de Raad van17 november 2003 over bestuur en ontwikkeling. De EU dient per land specifiekebestuursaangelegenheden aan de orde te stellen als een praktisch concept dat betrekking heeft op dewerking van politieke, administratieve, economische en sociale stelsels die stoelen op eerbiedigingvan de mensenrechten, democratie en de rechtsstaat.

    De Commissie heeft de mensenrechtenscholing van haar ambtenaren in Brussel en bij de delegatiesverder ontwikkeld; er zijn diverse cursussen gegeven, onder meer over kinderrechten (in samen-werking met UNICEF) en kastediscriminatie (met het International Dalit Solidarity Network). Ookover verkiezingswaarneming zijn gespecialiseerde cursussen georganiseerd.

    Het Europees Initiatief voor de democratie en de mensenrechten (EIDHR) is de vaste begrotings-post voor mensenrechtenprojecten (zie punt 4.1.6), maar ook langs bilaterale en regionale wegwordt royaal steun verleend. De landenstrategiedocumenten (LSD) zijn in dit verband een belang-rijk middel om ervoor te zorgen dat de mensenrechten terdege aandacht krijgen. De periodiekeevaluaties, waaronder de huidige tussentijdse evaluatie van een groot aantal LSD, bieden degelegenheid om de behandeling van de mensenrechten in de LSD uit te breiden en te verfijnen.

  • 16

    2.5. Transparantie en dialoog met het maatschappelijk middenveld

    Dit verslag maakt deel uit van het algemene streven naar een intensievere dialoog met het EuropeesParlement en het maatschappelijk middenveld. Initiatieven om de EU-acties inzake mensenrechtenen democratie transparanter te maken zijn onder meer voorlichtingsvergaderingen, gedachte-wisselingen en informele bijeenkomsten tussen het voorzitterschap, leden van het EuropeesParlement en NGO's, bijvoorbeeld in verband met de Commissie voor de rechten van de mens vande Verenigde Naties.

    In de verslagperiode hebben de leden van COHOM meermalen met vertegenwoordigers van devoornaamste NGO's vergaderd ter voorbereiding van de 60e zitting van de Commissie voor derechten van de mens (CHR). Het Italiaanse en het Ierse voorzitterschap hebben volgens de gangbarepraktijk samen met de NGO-vertegenwoordigers van Amnesty International, Human Rights Watchen de Internationale mensenrechtenfederatie voor- en nabesprekingen over de COHOM-vergaderingen gehouden. De NGO's en de academische wereld is gevraagd actief deel te nemen aande EU-mensenrechtendialoog met China en Iran (zie 4.1.3). Daarnaast hebben de Raad en deCommissie ieder getracht hun website-informatie over de bepaling en de uitvoering van hetmensenrechtenbeleid toegankelijker te maken.

    Dat de wil aanwezig is om de betrekkingen met het maatschappelijk middenveld te ontwikkelen ente versterken blijkt ook uit het feit dat ernaar gestreefd is het EU-discussieforum over de mensen-rechten - van groot belang voor vertegenwoordigers van NGO's, Europese instellingen, regeringenen academici - doeltreffender en informatiever te maken. Het Italiaanse voorzitterschap en deEuropese Commissie hebben samen het vijfde Mensenrechtenforum van de Europese Unie georga-niseerd, op 10 en 11 december 2003 in Rome. Het forum had als thema de rechten van het kind enbehandelde drie onderwerpen:

    � kinderhandel� seksuele uitbuiting van kinderen� kinderen en gewapende conflicten.

    Het forum werd bijgewoond door meer dan honderd vertegenwoordigers van de EuropeseCommissie, het Europees Parlement, de lidstaten, het maatschappelijk middenveld, nationalemensenrechteninstellingen, internationale organisaties en de academische wereld. Daarnaast warengeassocieerde landen en een aantal derde landen vertegenwoordigd. Het forum heeft een bredewaaier van specifieke aanbevelingen opgeleverd, die hun weg zullen vinden naar de beleids-maatregelen en programma's van de EU omtrent de rechten van het kind, en met name naar deEU-richtsnoeren inzake kinderen en gewapende conflicten.

    Om een actieve inbreng van de NGO's bij de bepaling van de EU-richtsnoeren betreffende mensen-rechtenactiviteiten te bewerkstelligen, heeft het Ierse voorzitterschap op 12 mei 2004 in Dublin eenstudiebijeenkomst belegd. Zij werd bijgewoond door de betrokken NGO's en door mensenrechten-activisten uit de lidstaten; de bijeenkomst leverde waardevolle bijdragen op, die deels een plaatskregen in de definitieve versie van de richtsnoeren.

  • 17

    Inmiddels zijn de NGO's, behalve dat zij een belangrijke rol spelen bij de beleidsbepaling, ookessentiële partners voor de beleidsuitvoering in het kader van de EU-programma's voor externehulp, zoals het EIDHR. 6 Ook worden door de grote NGO's de vergadering van de contactgroepmensenrechten in het Europees Parlement bijeengeroepen, waar prominente sprekers uit deEU-instellingen, de lidstaten en de NGO's mensenrechtenkwesties aan de orde stellen.

    3. MENSENRECHTEN BINNEN DE EUROPESE UNIE

    3.1. Thema's die van bijzonder belang zijn

    3.1.1.Mensenrechten en terrorisme

    De aanslagen van 11 september 2001 hebben de strijd tegen het terrorisme bovenaan de agenda vande EU gezet. Op de buitengewone zitting van 21 september 2001 heeft de Europese Raad het eersteEU-actieplan ter bestrijding van het terrorisme goedgekeurd, dat een gecoördineerde, coherente enpijleroverschrijdende aanpak moet bewerkstelligen. Bij die gelegenheid verklaarde de EuropeseRaad dat de wil om het terrorisme te bestrijden gepaard moet gaan met "eerbiediging van defundamentele vrijheden die de grondslag van onze beschaving vormen".

    De terroristische aanslagen van 11 maart 2004 in Madrid, de grootste in de Europese geschiedenis,hebben aangetoond dat de EU dringend werk diende te maken van haar voornemen het terrorisme tebestrijden. Op 25 maart hebben alle lidstaten in het kader van de Europese Raad hun goedkeuringgehecht aan de Verklaring betreffende de bestrijding van terrorisme, waarmee het EU-actieplan van2001 werd geactualiseerd. In de verklaring worden terroristische daden bestempeld als aanslagentegen de waarden waarop de Unie gegrondvest is. De Unie en haar lidstaten verbinden zich ertoealles in het werk te stellen om het terrorisme in al zijn vormen te bestrijden, in overeenstemmingmet de fundamentele beginselen van de Unie, de bepalingen van het Handvest van de VerenigdeNaties en de verplichtingen neergelegd in Resolutie 1373 (2001) van de Veiligheidsraad van deVerenigde Naties.

    6 De Europese Commissie heeft in juli 2003 in Brussel een seminar in de trant van een forum

    georganiseerd om de toekomstige strategische koers en programmering van het EIDHR tebespreken. De aanbevelingen van het forum zullen in aanmerking worden genomen bij deprogrammering van dit initiatief voor en na 2004. Hier is ook ingegaan op de kernproblemenvan de deelname van het maatschappelijk middenveld aan de beleidsbepaling en de bestemanier om ervoor te zorgen dat in alle aspecten van de externe betrekkingen/hulp naarbehoren rekening wordt gehouden met de mensenrechtenproblematiek (ziehttp://www.europa.eu.int/comm/commissioners/patten/ speeches/index.htm voor eentoespraak van Commissaris Patten). Naast vertegenwoordigers van in de EU gevestigdeNGO's waren ook tussen tien en twintig mensenrechtenexperts uit het maatschappelijkmiddenveld uit alle delen van de wereld uitgenodigd, die waardevolle informatie uit de eerstehand verschaften over aangelegenheden waarvan zij vinden dat de EU ze in het kader vanhaar mensenrechtenbeleid en -initiatieven zou moeten aansnijden.

  • 18

    In maart 2004 kwamen ook de EU-richtsnoeren voor een gemeenschappelijke aanpak totbestrijding van het terrorisme tot stand, een intern document in verband met het EU-actieplan terbestrijding van het terrorisme, dat de aanpak inzake terrorisme en mensenrechten beschrijft endemonstreert dat de Unie zich op een zichtbare, coherente wijze inspant om terrorisme tevoorkomen en te bestrijden.

    Het Kaderbesluit inzake terrorismebestrijding (13 juni 2002) zorgt ervoor dat terroristischeactiviteiten als zodanig in de gehele Unie strafbaar worden gesteld en verplicht elke lidstaat in datverband minimumstraffen vast te stellen. Terroristen vinden nergens in de Unie nog een veiligheenkomen, en de lidstaten werken samen om de Verklaring uit te voeren met praktische maat-regelen waarmee terrorismebestrijding verder wordt opgevoerd.

    In de strijd tegen het terrorisme heeft de EU als hoofddoel ervoor te zorgen dat haar burgers invrijheid, vrede en veiligheid kunnen leven. Geen enkele maatregel ter verhoging van de veiligheidmag afbreuk doen aan de individuele rechten en vrijheden noch aan de instandhouding van eenopen en tolerante samenleving. Eerbiediging van de mensenrechten en de fundamentele vrijhedenbij de vaststelling en uitvoering van antiterroristische maatregelen en beleidsbeslissingen vormt eenfundamenteel beginsel voor alle acties die de EU onderneemt, en wel als volgt:

    � De waarden waarop de Unie berust zijn vrijheid, democratie, en de eerbiediging van demensenrechten en de fundamentele vrijheden, alsmede van de rechtsstaat. Dit zijn gemeen-schappelijke beginselen van de lidstaten, die van overheersende betekenis zijn in hunconstitutionele traditie, en tevens beginselen van het Gemeenschapsrecht, zoals verankerd inhet Verdrag van Rome van november 1950.

    � In de preambule van het Kaderbesluit inzake terrorismebestrijding (13 juni 2002) staat hetvolgende te lezen:1. De Europese Unie is gegrondvest op de universele waarden van menselijke waardig-

    heid, vrijheid, gelijkheid en solidariteit, eerbiediging van de rechten van de mens en vande fundamentele vrijheden; zij berust op het beginsel van de democratie en het beginselvan de rechtsstaat, welke beginselen de lidstaten gemeen hebben.

    2. Terrorisme is een van de ernstigste schendingen van deze beginselen. In de verklaringvan La Gomera die de Raad tijdens zijn informele zitting van 14 oktober 1995 heeftaangenomen, veroordeelt hij het terrorisme als een gevaar voor de democratie, de vrijeuitoefening van de mensenrechten en de economische en sociale ontwikkeling.

    � De nationale en internationale inspanningen op het gebied van terrorismebestrijding moetende mensenrechten en de fundamentele vrijheden, de rechtsstaat en, indien van toepassing, hethumanitair recht eerbiedigen. Er mag nooit geweld tegen burgers worden gebruikt in naamvan de terrorismebestrijding. Op terrorisme mag niet worden gereageerd met het negeren vande mensenrechten, en bij de terrorismebestrijding moet de internationale wetgeving inzake demensenrechten in acht worden genomen. De mensenrechten gelden voor iedereen, ook voormensen die terroristische daden hebben gepleegd of die daarvan worden verdacht.

  • 19

    � Bij alle maatregelen van de EU en haar lidstaten tegen het terrorisme, moeten zij de funda-mentele rechten en vrijheden, zoals gewaarborgd in het Europees Verdrag tot beschermingvan de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden, eerbiedigen.

    � Geen enkel besluit van de EU kan iets veranderen aan de in artikel 6 van het VEU verankerdeverplichting om de grondrechten en de fundamentele rechtsbeginselen te eerbiedigen.

    � De EU erkent ten volle het bestaan van een lijst van rechten en vrijheden waarvan in geengeval kan worden afgeweken, in het bijzonder: het recht op leven; het verbod van onder-werping aan foltering of wrede, onmenselijke of vernederende behandeling of straf; vrijheidvan denken, geweten en godsdienst; het recht niet schuldig te worden bevonden aan eenstrafbaar feit wegens een handeling die of verzuim dat op het desbetreffende tijdstip geenstrafbaar feit vormde; het recht op erkenning als een persoon voor de wet; het verbod ommensen in slavernij of horigheid te houden; en het verbod om een persoon op te sluitenuitsluitend op grond van het feit dat hij een contractuele verplichting niet kan nakomen.

    � De besluiten van de EU-instanties kunnen door de rechter worden getoetst, zowel op hetniveau van de EU als op nationaal niveau. Het Kaderbesluit betreffende het Europeesaanhoudingsbevel kan, zoals in de preambule is gesteld, niet beletten dat een lidstaat zijngrondwettelijke bepalingen betreffende het recht op een eerlijke rechtsgang toepast.

    � Niemand mag worden verwijderd, uitgezet of uitgeleverd aan een staat waar ernstig gevaarbestaat voor onderwerping aan de doodstraf, foltering of andere onmenselijke of vernederendebehandeling of straf.

    � Slachtoffers van terrorisme verdienen bijzondere aandacht, zoals reeds bepaald is in hetKaderbesluit inzake terrorismebestrijding, dat wijst op de behoefte aan specialebeschermings- en bijstandsmaatregelen, en in de recentelijk aangenomen Richtlijn betreffendede schadeloosstelling van slachtoffers van misdrijven.

    � De bescherming van persoonsgegevens zal ten volle worden verzekerd, conform het Verdragvan de Raad van Europa van 28 januari 1981 tot bescherming van personen met betrekkingtot de geautomatiseerde verwerking van persoonsgegevens.

    3.1.2. Racisme, vreemdelingenhaat en antisemitisme

    De Europese Unie zet zich krachtdadig in voor de bestrijding van alle vormen van racisme, rassen-discriminatie, vreemdelingenhaat en antisemitisme. Artikel 13 van het Verdrag tot oprichting van deEuropese Gemeenschap en artikel 29 van het Verdrag betreffende de Europese Unie verwijzenspecifiek naar de bestrijding van racisme en discriminatie, en het Handvest van de grondrechten vande EU bevestigt het verbod van discriminatie op grond van geslacht, ras, kleur, etnische of socialeafkomst, genetische kenmerken, taal, godsdienst of overtuigingen, politieke of andere denkbeelden,het behoren tot een nationale minderheid, vermogen, geboorte en handicap, leeftijd of seksuelegeaardheid.

    Na de goedkeuring van het Verdrag van Amsterdam, dat de Europese Gemeenschap nieuwebevoegdheden heeft verleend om discriminatie te bestrijden, is een reeks maatregelen ter bestrijdingvan discriminatie ten uitvoer gebracht, waaronder twee richtlijnen en een zesjarig communautairactieprogramma.

  • 20

    Ten eerste, de Richtlijn gelijke behandeling ongeacht ras (2000/43/EG), die discriminatie op grondvan ras en etnische afstamming verbiedt op het gebied van werkgelegenheid, onderwijs, socialezekerheid en gezondheidszorg, toegang tot goederen, diensten en huisvesting; zij voorziet in eenbrede waaier van maatregelen. In iedere lidstaat moet een organisatie voor de bevordering vangelijke behandeling worden opgericht. De termijn voor omzetting van deze richtlijn in nationalewetgeving is op 19 juli 2003 verstreken.

    Ten tweede, de Richtlijn gelijke behandeling in arbeid en beroep (2000/78/EG), die uitvoering geeftaan het beginsel van gelijke behandeling op het gebied van werkgelegenheid en opleiding, ongeachtgodsdienst of overtuiging, handicap, leeftijd en seksuele geaardheid. Zij moest uiterlijk op2 december 2003 in nationale wetgeving zijn omgezet. De Europese Commissie onderneemt nugerechtelijke stappen tegen de lidstaten die verzuimd hebben de richtlijnen uit te voeren. In de tiennieuwe lidstaten moesten de beide richtlijnen op 1 mei 2004 zijn uitgevoerd.

    Ten derde wordt het wetgevingskader van de EU ondersteund door het communautair actie-programma ter bestrijding van discriminatie (2001-2006, met een begroting van 100 miljoen euro),dat gericht is op verbetering van het inzicht in discriminatievraagstukken, ontwikkeling van hetvermogen om discriminatie doeltreffend aan te pakken en bevordering van de waarden die aan destrijd tegen discriminatie ten grondslag liggen.

    Krachtens dit programma is tot dusver steun verleend aan zo'n driehonderd initiatieven dierechtstreeks van invloed zijn op de strijd tegen racisme en vreemdelingenhaat.

    Het programma steunt momenteel een aantal studies en activiteiten waarbij gegevens verzameldworden over discriminatiegerelateerde aangelegenheden - onder meer studies over de Roma en deuitbreiding en over antidiscriminatiebepalingen in overheidsopdrachten - alsook transnationaleprojecten welke een groot aantal actoren verenigen die actief zijn in de strijd tegen discriminatie.Het programma ondersteunt ongeveer vijftig transnationale partnerschappen voor de uitwisselingvan ervaringen en goede praktijken in de strijd tegen discriminatie, alsook de exploitatiekosten vanvier Europese overkoepelende netwerken van niet-gouvernementele organisaties die aan discrimi-natie blootgestelde personen vertegenwoordigen en hun belangen verdedigen (waaronder hetEuropees netwerk tegen racisme) en vijf kleinere Europese organisaties.

    De Commissie heeft ook, onder het motto Voor verscheidenheid. Tegen discriminatie, een vijfjarigevoorlichtingscampagne op touw gezet om discriminatie onder de aandacht te brengen en informatiete verstrekken over de nieuwe EU-regels ter bestrijding ervan (www.stop-discrimination.info). Ophet gebied van bewustmaking is voorts in samenwerking met de Academie voor Europees Recht inTrier (Duitsland) ten behoeve van rechters en andere mensen uit de rechtspraktijk een reeksopleidingsseminars over de nieuwe wetgeving georganiseerd en heeft in mei 2004 in Limerick(Ierland) een Europese conferentie plaatsgevonden.

  • 21

    In verband met de groeiende ongerustheid over het antisemitisme in de EU heeft voorzitter Prodi op19 februari 2004 een seminar op hoog niveau georganiseerd: Europa, tegen antisemitisme en vooreen Unie van verscheidenheid. Tijdens het seminar spraken onder andere Romano Prodi, voorzittervan de Europese Commissie, Joschka Fischer, minister van Buitenlandse Zaken van Duitsland,Elie Wiesel, laureaat van de Nobelprijs voor de vrede in 1986, en Nathan Sharanski, minister voorde Diaspora van Israël, met vertegenwoordigers van staten, religieuze organisaties, NGO's en hetgrote publiek. Het seminar werd georganiseerd door het Europees Joods Congres, de Conferentievan Europese rabbijnen en de Europese Commissie.

    De EU blijft zich grote zorgen maken omtrent de nieuwe vormen en uitingen van antisemitisme, dienaast andere symptomen van onverdraagzaamheid, zoals anti-islamitische incidenten en de diversevormen van discriminatie die bijvoorbeeld vrouwen ondergaan, een bedreiging zijn voor dedemocratie. De EU heeft waardering voor de initiatieven van de OVSE ter zake - het besluit van deMinisteriële Raad van de OVSE van Maastricht over tolerantie en non-discriminatie(2 december 2003) en de Verklaring van Berlijn (april 2004) - die de veroordeling inhouden vanalle uitingen van antisemitisme en alle andere gevallen van intolerantie, ophitsing, pesterij ofgeweld tegen personen of gemeenschappen op etnische of religieuze gronden, ongeacht waar zijzich voordoen. De EU pleit voor goedkeuring van de Verklaring van Berlijn door de MinisteriëleRaad van de OVSE (Sofia 2004) en staat achter het OVSE-initiatief om in 2004 drie conferenties tehouden over de vraag hoe de OVSE en de deelnemende staten zich nog meer voor verdraagzaam-heid en non-discriminatie zouden kunnen inzetten.

    Het Europees Waarnemingscentrum voor racisme en vreemdelingenhaat (EUMC), in Wenengevestigd, biedt extra steun. Het aldaar verrichte onderzoek is van essentieel belang voor een goedinzicht in de racismeproblematiek en voor het bepalen van een beleid en praktijken om gelijkheid tebevorderen en discriminatie te bestrijden.

    Sinds de inwerkingtreding van het Verdrag van Amsterdam heeft de Commissie een reeks wet-gevingsvoorstellen over asiel- en immigratiebeleid ingediend 7; de strekking ervan is dat onder-danen van derde landen rechten en verplichtingen hebben welke te vergelijken zijn met die van deEU-burgers, waarvan de Raad er al een aantal heeft vastgelegd. In de mededeling van deCommissie van 3 juni 2003 over immigratie, integratie en werkgelegenheid 8 wordt benadrukt hoebelangrijk discriminatiebestrijding is voor de integratie van legale immigranten in Europa. Devorming van een samenleving met een maatschappelijk en cultureel klimaat waar ruimte is vooractieve participatie en interactie met de plaatselijke bevolking is een zeer belangrijke maatregel tengunste van grotere tolerantie en waardering in de strijd tegen discriminatie. In de mededeling wordtopgeroepen tot krachtig politiek leiderschap, alsook tot een vastberaden inzet voor een meerpluralistische samenleving en tegen racisme.

    7 http://europa.eu.int/comm/justice_home/fsj/asylum/fsj asylum intro en.htm8 COM(2003) 336 def. van 3.6.2003.

  • 22

    In het algemeen besteedt de EU in verband met misdaadbestrijding speciaal aandacht aanbescherming van en hulpverlening aan de slachtoffers, ook van misdrijven met raciale inslag; op15 maart 2001 is een Kaderbesluit van de Raad inzake de status van het slachtoffer in de straf-procedure 9, en op 29 april 2004 een Richtlijn van de Raad betreffende de schadeloosstelling vanslachtoffers van misdrijven aangenomen.

    Het Europees vluchtelingenfonds 10 verstrekt financiële steun voor de opvang, integratie en vrij-willige terugkeer van personen die internationale bescherming behoeven. Via het AGIS-programma(2003-2007) worden acties met betrekking tot onder meer politiële en justitiële samenwerking instrafzaken, racisme en vreemdelingenhaat en hulpverlening aan slachtoffers, door de Commissiemeegefinancierd.

    Tot slot wordt het racisme verder bestreden met andere beleidsmaatregelen en programma's. Metonderwijs-, opleidings- en jongerenprogramma's wordt gepoogd interculturele studie en tolerantie tebevorderen, door jongeren met uiteenlopende achtergrond bijeen te brengen. Wat jongeren betreft,is de strijd tegen racisme, vreemdelingenhaat, antisemitisme en verwante fenomenen een prioriteitin het witboek van de Commissie Een nieuw elan voor Europa's jeugd. Ook het programma JEUGDis daarop gericht. Op 28 mei 2004 heeft de Raad een Verklaring betreffende racisme en onver-draagzaamheid met betrekking tot jongeren aangenomen, waarin de ministers voor Jeugdzaken hungoedkeuring hechtten aan een actieplan ter bestrijding van discriminatie, racisme, vreemdelingen-haat, antisemitisme en verwante fenomenen met betrekking tot jongeren. Ook besloten zij dezekwestie in 2005 tot een prioriteit van het jongerenbeleid te maken.

    3.1.3. Asiel en migratie

    In de twaalf maanden vanaf juli 2003 heeft de Europese Unie voortvarend verdergewerkt aan eengemeenschappelijk migratiebeleid en een gemeenschappelijk Europees asielstelsel, conform hetbesluit van de Europese Raad van Tampere van oktober 1999. Er is heel wat vooruitgang geboekt,zoals blijkt uit de mededeling over de balans van het programma van Tampere en de richtsnoerenvoor de toekomst, die de Commissie in juni 2004 aan de Raad en het Europees Parlement heeftgericht 11.

    In haar voorstellen en haar optreden inzake immigratie en asiel, vooral op grond van artikel 63 vanhet VEG, heeft de Commissie opnieuw bijzondere aandacht besteed aan de humanitaire aspecten enaan algehele handhaving van de uit de mensenrechten voortvloeiende beginselen die zijn neergelegdin het Europees Verdrag voor de rechten van de mens, andere internationale normen en het EU-Handvest van de grondrechten. De goedkeuring van het ontwerp van een Verdrag tot vaststellingvan een Grondwet in juni 2004, dat ambitieuze bepalingen op het gebied van asiel- enmigratiebeleid bevat, opent verre perspectieven voor toekomstige beleidsontwikkeling.

    9 PB L 82 van 22.3.2001, blz. 1.10 http://europa.eu.int/comm/justice_home/project/erf/erf_en.htm11 COM(2004) 401 def. van 2.6.2004.

  • 23

    Samenwerking met derde landen van oorsprong en doorreisDe Commissie heeft in juni 2003 een voorstel ingediend dat de samenwerking met derde landenmoet gaan bevorderen; het betreft een programma voor financiële en technische bijstand aan derdelanden op het gebied van migratie en asiel, ten belope van 250 miljoen euro over vijf jaar(2004-2008). Dit zogenaamde Aeneas-programma, in maart 2004 bij verordening vastgesteld, heeftten doel derde landen financieel en technisch bij te staan en hun inspanningen voor een beter beheervan de migratiestromen in alle facetten, namelijk: legale migratie, illegale migratie, overname,reïntegratie en asiel/internationale bescherming, te steunen. Het programma is vooral bedoeld voorderde landen die volop werken aan de voorbereiding van een overnameovereenkomst met deEuropese Gemeenschap, of aan de uitvoering van een reeds geparafeerde, ondertekende of geslotenovereenkomst.

    Op te merken valt dat de in het kader van dit programma gefinancierde projecten in de betrokkenderde landen moeten worden uitgevoerd en in de eerste plaats hun belang moeten dienen.Bovendien vormen, zoals in het eerste artikel van de verordening te lezen staat, de eerbiediging vande democratische beginselen en de rechtsstaat, evenals de mensenrechten en de rechten van minder-heden en de fundamentele vrijheden, een essentieel element voor de toepassing van de verordening.Indien nodig, en voor zover mogelijk, gaan de ingevolge de verordening gefinancierde maatregelengepaard met maatregelen ter versterking van de democratie, de mensenrechten en de rechtsstaat.

    Naast dit specifieke programma beheert de Commissie diverse programma's voor samenwerkingmet derde landen, die ook migratie betreffen (TACIS, MEDA, enz.). Naar gelang van het land gaathet om samenwerking bij de bestrijding van illegale migratie, maar ook om maatregelen tenbehoeve van vluchtelingen en asielzoekers, legale migranten of reïntegratie op lange termijn vanmigranten in hun land van oorsprong. Bovendien wordt in samenwerkingsprogramma's steeds meeraandacht geschonken aan migratiebeheer, om derde landen te helpen de diepere oorzaken van demigratie aan te pakken.

    De Raad heeft in december 2003 conclusies aangenomen over een mechanisme voor monitoring enevaluatie van derde landen op het gebied van de bestrijding van illegale immigratie. De Commissiewordt verzocht jaarlijks verslag uit te brengen over de resultaten van de monitoring en de evaluatie,alsmede de voorstellen of aanbevelingen te doen die zij passend acht. Hier moet worden opgemerktdat, behalve met de bestaande nationale wetgeving ter voorkoming en bestrijding van illegalemigratie en de uitvoering ervan, ook rekening moet worden gehouden met de deelname aan inter-nationale instrumenten betreffende asiel en migratie, zoals het Verdrag van Genève van 1951betreffende de status van vluchtelingen en het bijbehorende protocol van New York van 1967. Deevaluatie zal ook in belangrijke mate betrekking hebben op de bestuurlijke structuur die nodig isvoor behandeling van asielverzoeken, waaronder een behoorlijke opleiding van het betrokkenpersoneel en opvangregelingen die garanderen dat asielzoekers een redelijke levensstandaardhebben. De Commissie wordt verzocht haar eerste jaarverslag vóór eind 2004 in te dienen.

  • 24

    In mei 2003 heeft de Raad conclusies over de wisselwerking tussen migratie- en ontwikkelings-beleid aangenomen. De Raad spreekt zich nogmaals uit voor een integraal migratiebeleid waarineen belangrijke plaats is ingeruimd voor de bevordering van de mensenrechten in derde landen. DeCommissie wordt verzocht nadere voorstellen in te dienen.

    Vaststelling van een gemeenschappelijk Europees asielstelselTijdens de verslagperiode heeft de Raad de volgende regeling vastgesteld:

    � Richtlijn van de Raad betreffende minimumnormen voor de erkenning en de status vanonderdanen van derde landen en staatlozen als vluchteling of als persoon die anderszinsinternationale bescherming behoeft (83/2004/EG) (PB L …).

    De Raad heeft een algemeen akkoord bereikt over het gewijzigde voorstel voor een richtlijn van deRaad betreffende minimumnormen voor de procedures in de lidstaten voor de toekenning ofintrekking van de vluchtelingenstatus (COM(2002) 326 def. van 18.6.2002) en over een voorstelvoor een besluit van de Raad tot instelling van het Europees vluchtelingenfonds voor deperiode 2005-2010 (COM(2004) 102 van 12.2.2004). Deze voorstellen zullen later dit jaar formeelworden aangenomen. De eerste fase van het gemeenschappelijk Europees asielstelsel zal dus binnende in het VEG gestelde termijn zijn voltooid.

    In alle voorstellen en definitieve teksten over asiel is speciale aandacht gewijd aan kinderen en aande genderproblematiek.

    De Europese Raad van Thessaloniki van juni 2003 heeft de Commissie verzocht alle parameters teonderzoeken om te zorgen voor een beter gereguleerde en beheerde inreis in de EU van de personendie internationale bescherming behoeven en de methoden en de middelen te onderzoeken om debeschermingscapaciteit van de regio's van oorsprong op te voeren. Daartoe heeft de Commissie op4 juni 2004 haar goedkeuring gehecht aan een mededeling inzake de gereguleerde binnenkomst inde EU van personen die internationale bescherming behoeven en de versterking van debeschermingscapaciteit van de regio's van herkomst ("verbetering van de toegang tot duurzameoplossingen") (Brussel, 4.6.2004, COM(2004) 410 def.). Deze mededeling zal in de Raad verderworden besproken.

    Eerlijke behandeling van onderdanen van derde landenOp het gebied van legale immigratie is de formele aanneming van of politieke overeenstemmingover verscheidene richtlijnen een feit:

    � Richtlijn 2003/86/EG van de Raad van 22 september 2003 inzake het recht op gezins-hereniging.

    � Richtlijn 2003/109/EG van de Raad van 25 november 2003 betreffende de status vanlangdurig ingezeten onderdanen van derde landen.

    � Richtlijn 2004/XX/EG van de Raad betreffende de verblijfstitel die in ruil voor samenwerkingmet de bevoegde autoriteiten wordt afgegeven aan onderdanen van derde landen die hetslachtoffer zijn van mensenhandel of hulp hebben gekregen bij illegale immigratie (formeelaangenomen in april 2004, maar nog niet in het PB verschenen).

  • 25

    � Richtlijn 2004/XXX/EG van de Raad betreffende de voorwaarden voor toelating vanonderdanen van derde landen met het oog op studie, scholierenuitwisseling, onbezoldigdeberoepsopleiding of vrijwilligerswerk (politiek akkoord in maart 2004, maar nog niet formeelaangenomen).

    Het Europees Parlement heeft bij het Hof van Justitie een beroep ingesteld tot nietigverklaring vaneen aantal bepalingen uit de richtlijn gezinshereniging, wegens schending van de grondrechten. Hetis de eerste maal dat het EP een beroep tot nietigverklaring op die grondslag instelt. Het voorstelvoor een richtlijn betreffende een specifieke procedure voor de toelating van onderdanen van derdelanden met het oog op wetenschappelijk onderzoek (COM (2004) 178) wordt in de Raad verderbehandeld.

    De besprekingen in de Raad over het voorstel voor een richtlijn van de Raad betreffende de voor-waarden inzake toegang en verblijf van onderdanen van derde landen met het oog op arbeid inloondienst en economische activiteiten als zelfstandige (COM (2001) 386) zijn vastgelopen; deCommissie overweegt in de tweede helft van 2004 een Groenboek over economische migratie aante nemen, om een breed overleg met alle betrokken partijen op gang te brengen en de redactie vaneen eventueel gewijzigd voorstel te vergemakkelijken.

    In de conclusies van de Europese Raad van oktober 2003 wordt de Commissie om een meeralgemene studie naar het verband tussen legale en illegale immigratie verzocht. De resultaten vandeze studie, die ook handelt over de nationale regelgeving inzake economische migranten, debilaterale arbeidsovereenkomsten met derde landen en de legaliseringsmaatregelen, is in juni 2004aan de Raad en het EP voorgelegd 12. In de studie wordt betoogd dat de strijd tegen illegale migratiebegint met preventieve maatregelen en het wegnemen van de voornaamste prikkels. In diverselanden en regio's wordt door zwartwerk de illegale migratie in belangrijke mate aangetrokken. Hetaanpakken van de niet gereguleerde arbeidsmarkt is daarom een gemeenschappelijke doelstelling,die niet alleen te maken heeft met immigratie maar ook met werkgelegenheid. Veel werknemers inde zwarte economie worden uitgebuit en blijven verstoken van de rechten die andere werknemershebben.

    Beheersing van de migratiestromenTijdens de verslagperiode heeft de Raad nogmaals verklaard dat de lidstaten nauwer moeten gaansamenwerken bij de beheersing van de migratiestromen. De Commissie heeft een voorstelingediend voor een verordening van de Raad tot oprichting van een Europees Bureau voor hetbeheer van de operationele samenwerking aan de buitengrenzen van de lidstaten van de EuropeseUnie; het voorstel zou in 2004 moeten worden aangenomen en het bureau zou in de loop van 2005operationeel moeten worden. Het bureau zal zelf geen handhavingsbevoegdheid hebben, maar delidstaten helpen bij de handhaving, in het bijzonder tijdens gezamenlijke operaties.

    12 COM(2004) 412 def. van 4 juni 2004.

  • 26

    De laatste hand wordt gelegd aan een (verordenings-)voorstel inzake een communautaire codebetreffende de overschrijding van de buiten- en binnengrenzen door personen. Daarin zullen deverplichtingen van de lidstaten inzake internationale bescherming, in het bijzonder hetnon-refoulement-beginsel, worden neergelegd. Te vermelden valt ook dat de Commissie inaugustus 2003 voorstellen heeft ingediend tot instelling van een regeling inzake klein grensverkeeraan de landbuitengrenzen; deze voorstellen worden in de Raad besproken.

    De Europese Raad van Brussel van 16-17 oktober 2003 heeft bevestigd dat een gemeenschappelijkterugkeerbeleid een essentieel onderdeel vormt van een doeltreffend en alomvattend immigratie-beleid, en heeft zich ingenomen betoond met het voornemen van de Commissie een voorstel in tedienen dat voorziet in financiële steun voor de repatriëring van illegale immigranten en afgewezenasielzoekers naar de landen van herkomst en van doorreis. Eerbiediging van de grondrechten enhoge veiligheidsnormen inzake de terugkeer van onderdanen van derde landen moeten bij hetterugkeerbeleid centraal staan.

    In april 2004 is de beschikking van de Raad aangenomen inzake het organiseren van gezamenlijkevluchten voor de verwijdering van onderdanen van derde landen tegen wie individuele verwijde-ringsmaatregelen zijn genomen van het grondgebied van twee of meer lidstaten. Deze beschikkingis een van de concrete maatregelen ter versterking van de operationele samenwerking op dit gebied;er zij op gewezen dat, conform het Handvest van de grondrechten en het Verdrag tot vaststellingvan een grondwet, ook de repatrianten aan boord van deze gezamenlijke vluchten het voorwerpuitmaken van een individuele verwijderingsmaatregel en dat in dit verband de mensenrechten tenvolle worden geëerbiedigd. Deze toelichting is nodig voor een beter begrip van wat gezamenlijkevluchten zijn: zij moeten een veilige en waardige terugkeer van de betrokkenen garanderen. In hettoekomstige Commissievoorstel inzake minimumnormen voor terugkeerprocedures en de weder-zijdse erkenning van terugkeerbeslissingen zullen deze beginselen worden bevestigd. Debeschikking gaat vergezeld van gemeenschappelijke richtsnoeren voor veiligheidsvoorzieningenvoor gezamenlijke verwijdering door de lucht.

    Een onderdeel van het gemeenschappelijk terugkeerbeleid zijn de overnameovereenkomsten; watdit betreft heeft de Gemeenschap vorderingen gemaakt en zijn de onderhandelingen met Hongkong,Macao, Sri Lanka en Albanië afgesloten. Communautaire overnameovereenkomsten zijn loutertechnische overeenkomsten waarin overnameverplichtingen op basis van wederkerigheid, alsmedede procedurele voorschriften voor de fysieke overdracht van de betrokkenen worden vastgelegd. Zijmaken slechts de weg vrij voor een geregelde en gecoördineerde terugkeer. Dit betekent dat deovernameovereenkomsten pas in beeld komen wanneer, zo nodig na beslissing van een nationalerechtbank, definitief is vastgesteld dat de betrokkene geen enkel recht heeft om op het grondgebiedvan de lidstaat te verblijven, ook niet op grond van humanitaire rechten.

    Tegen deze achtergrond is het van belang dat alle communautaire overnameovereenkomsten eenbeschermingsclausule bevatten, waarin wordt aangegeven dat zij alle andere uit het internationaalrecht voortvloeiende rechten, verplichtingen en verantwoordelijkheden van de Gemeenschap, delidstaten en de betrokken derde partij onverlet laten. Daarnaast bevatten zij steeds een nauwkeurigeen uitvoerige gegevensbeschermingsclausule, die moet voorkomen dat de autoriteiten van hetbetrokken derde land informatie ontvangen omtrent een eventueel (afgewezen) asielverzoek datdoor de over te nemen persoon in de EU is ingediend.

  • 27

    De Commissie heeft op 25 november 2003 een voorstel ingediend voor een beschikking van deRaad betreffende de totstandbrenging van een beveiligd, op internet gebaseerd informatie- encoördinatienetwerk voor de migratiebeheersdiensten van de lidstaten; het ligt in de bedoeling dat denationale diensten voor migratiebeheer die illegale immigratie bestrijden, via een uitgebreide,moderne en beveiligde website snel informatie kunnen uitwisselen. Het netwerk moet dienen alsplatform voor de uitwisseling van strategische, tactische en operationele informatie over illegalemigratiebewegingen en de strijd daartegen. Om technische en juridische redenen wordt voorlopigniet overwogen persoonsgegevens van illegale migranten of mensensmokkelaars via het netwerk uitte wisselen.

    De Raad heeft in februari 2004 een verordening aangenomen betreffende de oprichting van eennetwerk van immigratieverbindingsfunctionarissen 13, om de samenwerking tussen immigratie-verbindingsfunctionarissen (ILO's) die buiten de Unie in hetzelfde land of dezelfde regiogedetacheerd zijn, te formaliseren en verder te versterken. De ILO's moeten onder meer informatievergaren over incidenten en gebeurtenissen die de aanleiding kunnen zijn of worden voor nieuweontwikkelingen met betrekking tot de stroom van illegale immigranten, zoals ernstige en algemeneschending van de mensenrechten in het bewuste land.

    3.1.4. Personen die tot minderheden behoren

    De bescherming van personen die tot minderheden behoren is een integrerend deel van het mensen-rechtenbeleid van de EU. Ten gevolge van de uitbreiding is het aantal minderheidsgroepen in deUnie meer dan verdubbeld en is de verscheidenheid van culturen, volkeren en talen dus aanzienlijktoegenomen. Deze toename van het aantal EU-burgers dat tot een nationale minderheid behoortbetekent in alle opzichten een verrijking voor de EU. In het ontwerp-verdrag tot vaststelling van eenGrondwet voor Europa, dat door de Intergouvernementele Conferentie van 17 en 18 juni 2004 isgoedgekeurd, wordt de eerbieding van de rechten van personen die tot minderheden behoren onderde grondwaarden van de Unie vermeld (artikel I-2 van het ontwerp).

    Thans maakt artikel 13 van het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap het mogelijkmaatregelen te nemen ter bestrijding van discriminatie van personen die tot minderheden behoren.De Gemeenschap maakte van die mogelijkheid gebruik bij onder andere de aanneming vanRichtlijn 2000/43/EG van de Raad van 29 juni 2000 houdende toepassing van het beginsel vangelijke behandeling van personen ongeacht ras of etnische afstamming. Het EU-Handvest van degrondrechten, dat in december 2001 door de Europese Raad van Nice is aangenomen, bepaalt dateenieder gelijk is voor de wet (artikel 20), verbiedt iedere discriminatie, ook op grond van hetbehoren tot een nationale minderheid (artikel 21) en verklaart dat de Unie de verscheidenheid vancultuur, godsdienst en taal eerbiedigt (artikel 22). Onder verwijzing naar Richtlijn 2000/43/EG vande Raad van 29 juni 2000, houdende toepassing van het beginsel van gelijke behandeling vanpersonen ongeacht ras of etnische afstamming, heeft de EU in juni 2003 de informatiecampagneVoor diversiteit. Tegen discriminatie opgezet. Deze vijfjarige campagne staat in het teken van de

    13 Verordening (EG) nr. 377/2004 van de Raad van 19 februari 2004 (PB L 64 van 2.3.2004,

    blz. 1).

  • 28

    rechten die voortvloeien uit de Europese anti-discriminatiewetgeving. Het Europees Parlement heefthet belang van de minderheidstalen en culturen herhaaldelijk benadrukt. In 2003 heeft het eenresolutie aangenomen inzake de Europese regionale en minder gebruikte talen - minderheidstalen inde EU - mede gelet op de uitbreiding en de culturele verscheidenheid. Drie van de recentelijkvernieuwde commissies van het EP zullen zich met minderheidsvraagstukken bezighouden.

    Sinds haar laatste uitbreiding omvat de EU ook een groot aantal leden van de Roma-gemeenschap.In het besef dat de mensenrechten van de Roma bevorderd en beschermd moeten worden en dat erbehoefte is aan effectieve maatregelen om hun maatschappelijke integratie te bespoedigen, heeft deEU actief meegewerkt aan de opstelling van het actieplan om de positie van de Roma en de Sinti opOVSE-grondgebied te verbeteren; de uitvoering van dit actieplan, dat de Ministeriële Raad van deOVSE in december 2003 te Maastricht heeft aangenomen, wordt door de EU krachtig ondersteund.

    In de criteria van Kopenhagen (1993), opgesteld voor landen die lid wensen te worden van de EU,staat de bescherming van minderheden centraal. De jarenlange ervaring met de uitvoering van decriteria van Kopenhagen is voor de groter wordende Unie een waardevolle troef bij haar inspan-ningen voor de eerbiediging en de bescherming van de mensenrechten van minderheidsgroepen. Depolitieke criteria van Kopenhagen, met name de eerbiediging en bescherming van minderheden,blijven belangrijk en moeten evenzeer voor de nieuwe lidstaten als voor de kandidaat-lidstatengelden. Het Europees Parlement en de Commissie hebben in dit verband duidelijk gemaakt dat voorde effectiviteit van het interne en externe mensenrechtenbeleid van de EU coördinatie enconsistentie vereist zijn.

    3.1.5. Mensenhandel

    De EU is voortgegaan met de ontwikkeling van een integraal preventief en repressief beleid tegenmensenhandel. Het berust op een multidisciplinaire aanpak, met inzet van preventie, beschermingvan en hulpverlening aan slachtoffers en getuigen in strafzaken, materieel strafrecht en politiële enjustitiële samenwerking. Er zij gewezen op het belang van artikel 5 van het Handvest van degrondrechten: "Mensenhandel is verboden".

    De Commissie heeft de discussie op deskundigenniveau verder gestimuleerd door bijeenkomstenover mensenhandel te beleggen in het kader van het EU-forum voor de preventie van georgani-seerde criminaliteit. Een workshop over publiek-private samenwerking ter voorkoming en bestrij-ding van mensenhandel vond plaats op 30 juni 2003. Op 26 mei 2004 werd een rondetafel gehoudenwaar de maatregelen tegen kinderhandel en verwante vormen van uitbuiting centraal stonden. Ookzijn de resultaten van de zogenaamde Childoscope-studie (die is uitgevoerd conform 's RaadsResolutie betreffende de bijdrage van het maatschappelijk middenveld bij het opsporen vanverdwenen of seksueel uitgebuite kinderen) besproken, evenals de mogelijkheden om de Europesegegevensvergaring over seksuele delicten tegen minderjarigen te verbeteren.

  • 29

    Bij de Commissie is de deskundigengroep mensenhandel sinds september 2003 een aantal malenbijeen geweest voor de redactie van een verslag over de implementatie van de aanbevelingen uit deVerklaring van Brussel van 2002 betreffende de preventie en bestrijding van mensenhandel. Hetverslag zal worden besproken tijdens een workshop van het EU-forum voor de preventie vangeorganiseerde criminaliteit en in het najaar van 2004 aan de Commissie worden voorgelegd.

    Op 20 oktober 2003 heeft de Raad zijn goedkeuring gehecht aan de resolutie over initiatieven terbestrijding van mensenhandel, in het bijzonder vrouwenhandel. Daarin worden de lidstaten ondermeer opgeroepen zich op nationaal, Europees en internationaal niveau volledig te blijven inzettenvoor de bestrijding van mensenhandel, in het bijzonder vrouwenhandel, waar mogelijk door samente werken met en eventueel steun te verlenen aan de NGO's. Ook zouden de lidstaten nadrukkelijkmoeten ijveren voor concrete maatregelen, zoals campagnes gericht op een grotere bewustwordingen op een intensievere grensoverschrijdende en internationale samenwerking inzake preventie,slachtofferhulp en bijstand, teneinde - op basis van goede praktijken en netwerken op de juisteniveaus - te komen tot tastbare resultaten in de strijd tegen mensenhandel, in het bijzonder vrouwen-handel. Voorts dienen de lidstaten met inachtneming van de nationale wetgeving aan de slachtoffersbijstand en bescherming te verlenen, om het hun mogelijk te maken veilig terug te keren naar hunland van oorsprong of in hun gastland een passende bescherming te krijgen. Tenslotte wordt delidstaten verzocht de financiële middelen van het communautaire initiatief EQUAL te gebruiken omde integratie van de begunstigden in de samenleving en het arbeidsproces conform de nationalewetgeving te bevorderen.

    Op 22 december 2003 heeft de Raad het Kaderbesluit ter bestrijding van seksuele uitbuiting vankinderen en kinderpornografie aangenomen. In het besluit worden de desbetreffende strafbare feitenomschreven; het bevat ook bepalingen over de straffen, de aansprakelijkheid van en de sanctiestegen rechtspersonen, de bevoegdheid, de vervolging, alsook de bescherming van en bijstand aanslachtoffers. De lidstaten moeten het besluit uiterlijk in januari 2006 hebben uitgevoerd.

    De richtlijn van de Raad van 30 april 2004 betreffende de verblijfstitel die in ruil voor samen-werking met de bevoegde autoriteiten wordt afgegeven aan slachtoffers van mensensmokkel enmensenhandel geldt voor alle lidstaten (met uitzondering van Denemarken, het Verenigd Koninkrijken Ierland); de voorwaarden voor afgifte van de verblijfsvergunning en de behandeling van deslachtoffers worden geharmoniseerd. De lidstaten moeten uiterlijk in april 2006 aan de richtlijnvoldoen.

    In 2003 heeft de Raad van Europa een ad hoc commissie (CAHTEH) ingesteld die een Europeesverdrag tegen mensenhandel moet opstellen en die in september 2003 voor het eerst heeftvergaderd. Het definitieve ontwerp zal in december 2004 aan het Comité van ministers van de Raadvan Europa worden voorgelegd en in 2005 ter ondertekening worden opengesteld. De Commissieneemt aan de onderhandelingen deel. Op 30 april 2003 heeft zij in dit verband een voorstel voor eengemeenschappelijk standpunt in derdepijleraangelegenheden, alsmede een aanbeveling voor eenbesluit van de Raad houdende machtiging van de Commissie om te onderhandelen over die onder-delen van het ontwerp-verdrag welke de communautaire bevoegdheden betreffen, aangenomen dieaan de Raad zijn voorgelegd.

  • 30

    In VN-verband zijn mensenhandel en de gemeenschappelijke pogingen om dit kwaad te bestrijdeneen belangrijk thema geweest in de toespraken van de EU tijdens de 58e zitting van de AlgemeneVergadering, de 60e zitting van de Commissie voor de rechten van de mens (CHR), en de12e zitting van de Commissie voor Misdaadvoorkoming en Strafrechtspleging (CCPCJ). Tijdens deAlgemene Vergadering is de resolutie over handel in vrouwen en meisjes door alle EU-lidstatenmee ondertekend. Om de nationale implementatie en controle en de internationale bekendheid methet probleem te bevorderen, hebben een groot aantal EU-lidstaten tijdens de 60e CHR hun steunverleend aan een transregionaal initiatief tot instelling van een speciaal rapporteur over mensen-handel, met name vrouwen- en kinderhandel. De EU ijvert actief voor een brede ratificatie van hetVN-Protocol inzake de voorkoming, bestrijding en bestraffing van mensenhandel, in het bijzondervrouwenhandel en kinderhandel, dat in december 2003 in werking is getreden.

    De Raad en de Commissie houden permanent contact met internationale organisaties zoals de VN,de Raad van Europa en de OVSE, om al hetgeen ter bestrijding van de mensenhandel wordt onder-nomen te coördineren.

    De Ministeriële Raad van de OVSE heeft in december 2003 een algeheel actieplan ter bestrijdingvan mensenhandel goedgekeurd en besloten een speciaal vertegenwoordiger aan te wijzen, die zalworden bijgestaan door een speciale eenheid in het OVSE-secretariaat. In mei 2004 heeft defungerend voorzitter van de OVSE mevrouw Helga Konrad, voorzitter van de task force tegenmensenhandel van het Stabiliteitspact, aangesteld als de eerste speciale vertegenwoordiger van deOVSE voor de bestrijding van mensenhandel.

    3.1.6. Rechten van het kind

    De bevordering en bescherming van de rechten van het kind blijft zowel intern als extern (wat ditlaatste betreft, zie punt 4.3.10) prominent in het mensenrechtenbeleid van de EU aanwezig.Ingevolge een eerdere beslissing is de Commissie begonnen met een scholingsprogramma voor haarambtenaren over kinderrechten. Tijdens een eerste sessie, op 6 en 7 november 2003, kregen45 deelnemers intensief onderricht van een hoge vertegenwoordiger van UNICEF.

    Het Europees Parlement heeft in juli 2003 voor het eerst een resolutie over handel in kinderen enkindsoldaten, en vervolgens in september een resolutie over de mensenrechten in de wereld aange-nomen. Ook de groep van staten in Afrika, het Caribisch gebied en de Stille Oceaan (ACS) heefttijdens een Paritaire Parlementaire Vergadering ACS-EU haar eerste debat over kinderrechtengehouden en een resolutie over kinderrechten en meer in het bijzonder kindsoldaten aangenomen. Inde drie resoluties wordt de EG opgeroepen in haar ontwikkelingssamenwerking plaats in te ruimenvoor de rechten van het kind en haar steun te verlenen aan programma's op het gebied van volks-gezondheid en voeding, onderwijs, gewapende conflicten, geweldpleging en mishandeling enkinderhandel.Op 10 en 11 december 2003 heeft in Rome het vijfde mensenrechtenforum van de Europese Unieplaatsgevonden, dat