Publicatie analyses screeningsinstrumenten · rekenen Analyse sociaal- emotioneel Als kleuters...

133
Analyses screeningsinstrumenten SLO december 2012 (conceptversie)

Transcript of Publicatie analyses screeningsinstrumenten · rekenen Analyse sociaal- emotioneel Als kleuters...

Page 1: Publicatie analyses screeningsinstrumenten · rekenen Analyse sociaal- emotioneel Als kleuters leren tellen… CPS Bao groep 1-2 X Als kleuters leren meten… CPS Bao groep 1-2 X

Analyses screeningsinstrumenten SLO

december 2012

(conceptversie)

Page 2: Publicatie analyses screeningsinstrumenten · rekenen Analyse sociaal- emotioneel Als kleuters leren tellen… CPS Bao groep 1-2 X Als kleuters leren meten… CPS Bao groep 1-2 X

Verantwo

2012 SLO

Mits de b

geheel of

gebaseer

Informati

SLO

Postbus 2

Telefoon

Internet: w

E-mail: in

oording

O (nationaal e

ron wordt verm

f gedeeltelijk te

rd.

ie

2041, 7500 CA

(053) 4840 66

www.slo.nl

[email protected]

expertisecent

meld, is het to

e kopiëren en/

A Enschede

66

trum leerplan

oegestaan zon

/of verspreide

nontwikkeling

nder voorafgaa

en en om afge

g), Enschede

ande toestemm

leid materiaal

ming van de u

te maken dat

uitgever deze

t op deze uitga

uitgave

ave is

Page 3: Publicatie analyses screeningsinstrumenten · rekenen Analyse sociaal- emotioneel Als kleuters leren tellen… CPS Bao groep 1-2 X Als kleuters leren meten… CPS Bao groep 1-2 X

Analyses screeningsinstrumenten

2

Analyses screeningsinstrumenten

Analyses op doelen Jonge kind

Op verzoek van OCW heeft SLO doelen ontwikkeld voor jonge kinderen. En wel voor taal, rekenen en sociaal-

emotioneel. De doelen brengen de ontwikkelingslijn van kinderen van 2 tot 7 jaar in beeld voor deze drie

ontwikkelingsgebieden. SLO heeft in kaart gebracht wat kinderen aan het begin van groep 1 (eind van de

peuterspeelzaal/ kinderdagverblijf) en aan het eind van groep 2 bereikt zouden moeten hebben, dan wel ervaring

in moeten hebben opgedaan, om uiteindelijk met vertrouwen te kunnen starten in groep 3.

Bij de analyse onderzochten we in hoeverre deze doelen vóórkomen in screeningsinstrumenten (observatielijsten

en toetsen) voor jonge kinderen. We hebben bij alle drie vakgebieden gekozen voor de (ongeveer) vijf meest

gebruikte instrumenten voor zowel peuters als kleuters (groep 1 en 2).

Overzicht van geanalyseerde observatielijsten en toetsen

Titel Uitgever Doelgroep Analyse

taal

Analyse

rekenen

Analyse

sociaal-

emotioneel

Als kleuters leren tellen… CPS Bao groep 1-2 X

Als kleuters leren meten… CPS Bao groep 1-2 X

Cito Taal voor peuters Cito Peuters X

Cito Taal voor kleuters Cito Bao groep 1-2 X

Cito Rekenen voor peuters Cito Peuters X

Cito Rekenen voor kleuters Cito Bao groep 1-2 X

Kijk! peuters Bazalt Peuters X X X

Kijk! groep 1-2 Bazalt Bao groep 1-2 X X X

Ko Totaal -

Puk & Ko observatieinstrument

Zwijsen Peuters X X X

Ko Totaal -

Ik & Ko observatieinstrument

Zwijsen Bao groep 1-2 X X

Ontwikkelingsvolgmodel

Zeer jonge kinderen

Seminarium voor

orthopedagogiek

Peuters X X X

Ontwikkelingsvolgmodel

Jonge kinderen

Seminarium voor

orthopedagogiek

Bao groep 1-2 X X X

Pravoo Peutervolg- en

hulpsysteem

Pravoo Peuters X X

Protocol leesproblemen en

dyslexie

Expertisecentrum

Nederlands

Bao groep 1-2 X

Rotterdamse Observatielijst

Peuter Kleuter

Stichting

De Meeuw

Peuters X

Sociale Competentie

Obsevatielijst

Kwintessens Bao groep 1-2 X

Utrechtse getalbegriptoets-

revised

Graviant Bao groep 1-2 X

Overige observatielijsten en toetsen

Bovenstaand overzicht is géén totaal overzicht van alle verkrijgbare screeningsinstrumenten. Hiervoor verwijzen

we u naar de website van Leermiddelenplein (www.leermiddelenplein.nl).

In het komende jaar zullen we nog naar een aantal nieuwe instrumenten kijken, waaronder DORR, de nieuwe

versies van Kijk! , Cito Observatielijst Peuters en Viseon voor kleuters.

Page 4: Publicatie analyses screeningsinstrumenten · rekenen Analyse sociaal- emotioneel Als kleuters leren tellen… CPS Bao groep 1-2 X Als kleuters leren meten… CPS Bao groep 1-2 X

Analyses screeningsinstrumenten

3

Als kleuters leren tellen…

DEEL 1: ACHTERGRONDGEGEVENS

Titel

Als kleuters leren tellen…

Peilen en stimuleren van getalbegrip bij jonge kinderen

Auteurs Anneke Noteboom; Joost Klep

Uitgever CPS/ SLO

Jaar van uitgave 2010 (herdruk van uitgave 2005)

Doelgroep Groep 1-2 van het basisonderwijs en met name kinderen waarbij de leerkracht

twijfelt of ze met succes kunnen deelnemen aan de rekenlessen in groep 3.

Samenstelling van het

instrument

Ringband, bestaande uit een introductie, de peilingsactiviteiten en bijlagen

(kopieerbladen van de observatieformulieren en van de spelletjes, spelbladen in

kleur).

Doorgaande lijn

De inhoud van de peilingsactiviteiten sluiten aan bij TAL (Tussendoelen Annex

Leerlijnen) en bij voorlopers en reken-wiskundige methoden voor groep 1 t/m 8.

Geanalyseerde

onderdelen

Peilingsactiviteiten en bijlagen.

Uitgangspunten en

doelstellingen van het

instrument

"Deze peilingsactiviteiten zijn ontwikkeld naar aanleiding van de vraag van

leerkrachten in groep 1 en 2. Zij hadden behoefte aan materiaal waarmee ze in een

voor kinderen betekenisvolle situatie na kunnen gaan of de ontwikkeling van tellen

en getalbegrip naar wens verloopt of dat er mogelijk problemen zijn. Dit vooral in

verband met de doorgaande lijn van groep 2 naar groep 3. De peilingsactiviteiten

zijn daarom ontwikkeld in de vorm van spelletjes. Ze zijn bedoeld als aanvulling op

je dagelijkse observaties en op eventuele 'toetsen' voor tellen en getalbegrip die je

op school gebruikt."

"De peilingsactiviteiten zijn een soort praktijkproeven, waarin we de bekwaamheid

van kleuters op het gebied van getalbegrip kunnen nagaan. Getalbegrip is meer

dan alleen kennis, vaardigheden en inzichten in verschillende alledaagse situaties

snel, wendbaar en adequaat kunnen gebruiken. Het gaat er om of de kleuter over

zijn eigen aanpak kan nadenken en redeneren. En dat is precies wat we kunnen

nagaan met de peilingsactiviteiten."

Korte beschrijving van

visie op het jonge kind

zoals aangegeven in het

instrument/ de methode

"Voor je ligt een map met activiteiten waarmee je op speelse wijze de ontwikkeling

van het getalbegrip bij kleuters kunt peilen en stimuleren."

"Als kleuters leren tellen gebeurt er van alles in hun denken en handelen. Leren

tellen is allereerst een geleidelijk proces. De peuter doet eerst vooral de ouderen

na. Vervolgens ontwikkelt hij inzichten, vaardigheden en kennis van feitjes in allerlei

aspecten van tellen en getalbegrip. Die inzichten, kennis en vaardigheden worden

gestimuleerd tijdens spontane activiteiten thuis en later tijdens spontane en meer

geleide activiteiten op school."

"We zoeken dus naar mogelijkheden om op een natuurlijke manier en binnen de

mogelijkheden van de kleuter de ontwikkeling van zijn getalbegrip extra te

stimuleren."

"We willen de kinderen niet 'klaarstomen' voor groep 3."

Inhoud Instrument waarmee op speelse wijze de ontwikkeling van het getalbegrip bij

kleuters gepeild en gestimuleerd kan worden. In de map worden vijf

peilingspelletjes beschreven waarmee leerkrachten een beeld krijgen van de mate

van getalbegrip van een leerling: Muizenrace; Wie het meeste gooit; Ik kan toveren;

Memoryspel; Op een rijtje. De spelletjes zijn verschillend qua niveau en ook binnen

een spelletje kan het niveau gevarieerd worden.

Elke beschrijving van het spelletje begint met het benodigd materiaal, gevolgd door

het aantal spelers, de wiskundige observatiepunten (deelaspecten van getalbegrip),

de opzet van de activiteit (spelregels), peilen van getalbegrip (hoe kunnen kinderen

Page 5: Publicatie analyses screeningsinstrumenten · rekenen Analyse sociaal- emotioneel Als kleuters leren tellen… CPS Bao groep 1-2 X Als kleuters leren meten… CPS Bao groep 1-2 X

Analyses screeningsinstrumenten

4

bij het spel hun inzicht en vaardigheden inzetten), aandachtspunten en interventies

(tabel met beschrijvingen van mogelijke situaties met bijpassende interventie, doel

met observatiepunten), observaties en vervolg (wijze waarop de observaties en

conclusies genoteerd worden op het observatieformulier).

De observatieformulieren (per spel) zijn als kopieerblad in de ringband opgenomen.

Er is daarnaast een algemeen overzicht waarop alle resultaten kunnen worden

weergegeven.

De map bevat ook kopieerbladen en spelbladen in kleur voor de spelletjes.

Voorafgaand aan de beschrijvingen van de peilingsactiviteiten is een introductie

opgenomen. In een inleidend hoofdstuk wordt een beeld geschetst van de

mogelijkheden en de inhoud van het pakket. In het volgende hoofdstuk wordt

ingegaan op de ontwikkeling van tellen en getalbegrip bij jonge kinderen; wanneer

verloopt dit naar wens en wanneer is extra aandacht nodig. In het hoofdstuk Peilen

van getalbegrip staat beschreven hoe de leerkracht met de peilingspelletjes aan de

slag kan en hoe observaties en conclusies genoteerd kunnen worden op de

observatieformulieren en in het algemene overzicht. Tenslotte worden suggesties

voor extra hulp gegeven.

Aspecten

taalontwikkeling

Niet van toepassing.

Aspecten

rekenontwikkeling

Alle peilingsactiviteiten zijn gericht op getalbegrip.

Hierbij wordt er onderscheid gemaakt in de volgende deelaspecten: kennen van de

telrij (opzeggen van de telrij, terugtellen); werken met hoeveelheden (tellen van

hoeveelheden, vergelijken en ordenen op meer/minder/meeste/minste/evenveel,

verkort tellen); eenvoudige erbij- en erafsituaties (eenvoudige optelproblemen,

eenvoudige splits- en aftrekproblemen), werken met getalsymbolen (herkennen,

volgorde in de getallenrij, koppelen van getalsymbolen en hoeveelheden).

Bij bijna alle aspecten wordt onderscheid gemaakt in aantallen t/m 6 en t/m 10/12.

Aspecten sociaal-

emotionele ontwikkeling

Niet van toepassing.

Werkwijze De leerkracht speelt samen met het kind of de kinderen het betreffende spel. Hierbij

heeft de leerkracht de mogelijkheid om te observeren hoe een leerling in

verschillende situaties te werk gaat en reageert. De activiteiten zijn een aanvulling

op de dagelijkse observaties en worden vooral uitgevoerd met kinderen waar de

leerkracht twijfelt of ze met succes kunnen deelnemen aan de klassikale

rekenlessen in groep 3. De peilingsactiviteiten worden bij voorkeur halverwege

groep 2 uitgevoerd omdat er dan voldoende tijd om eventueel extra hulp te geven.

De peilingspelletjes overlappen elkaar. Het is niet nodig om ze allemaal te spelen

met een kind. Een deelaspect komt in verschillende vormen terug.

Tijdens het spel kan de leerkracht interventies uitvoeren om kinderen zo aan te

zetten tot wiskundige activiteit, denken en redeneren.

Op het observatieformulier noteert de leerkracht bij de verschillende deelaspecten

de mate waarin deze bij de leerling aanwezig zijn (voldoende, beginnend, nog niet

aanwezig). Deze registraties dienen aangevuld te worden met verdere observaties,

met conclusies over het denken en redeneren van de leerling en met aspecten voor

'hoe nu verder'. In het algemeen overzicht is er ruimte voor het noteren van de

algemene indruk.

Aanwijzingen voor

normering

Per activiteit staan suggesties voor interventies omschreven die de leerkracht

helpen nagaan in welke mate de leerling de aspecten van getalbegrip beheerst, hoe

hij denkt en hoe hij redeneert. Per activiteit staat ook per situatie het doel en de

observatiepunten weergeven. Op die manier kan de leerkracht controleren in

hoeverre een kind dit onderdeel beheerst. Op het observatieformulier kan

aangegeven worden of bij het kind de geobserveerde inzichten, kennis en

vaardigheden voldoende aanwezig, beginnend aanwezig of nog niet aanwezig zijn.

Page 6: Publicatie analyses screeningsinstrumenten · rekenen Analyse sociaal- emotioneel Als kleuters leren tellen… CPS Bao groep 1-2 X Als kleuters leren meten… CPS Bao groep 1-2 X

Analyses screeningsinstrumenten

5

Daarbij dient de leerkracht geleid te worden door de mate van gemak waarmee een

leerling bepaalde handelingen uitvoert, hoe hij redeneert en vragen beantwoordt.

Aanwijzingen voor hulp

bij gesignaleerde

problemen

De mate van aanwezigheid van deelaspecten bij de leerling geven samen met

overige observaties een totaalbeeld. Op basis daarvan bepaalt de leerkracht of de

leerling extra hulp nodig heeft en op welk gebied. In de map staan aspecten waar

een leerkracht op moet letten na het uitvoeren van de spelletjes. Zo kan de

leerkracht een inschatting maken of het kind voldoet aan de tussendoelen van TAL

die gelden aan het einde van groep 2.

De spelactiviteiten kunnen ook ingezet worden als extra hulp of stimulatie bij het

leren tellen en het getalbegrip. De rol van de leerkracht is hierbij actiever dan tijdens

het peilen. In een afzonderlijk hoofdstuk wordt hierop ingegaan.

DEEL 2A: ANALYSE-RESULTATEN (beschrijvend)

Domein Getallen

omgaan met de telrij In het instrument komt het tellen en doortellen tot en met 12 en het terugtellen

vanaf 10 aan de orde. De rangtelwoorden en het omgaan met ‘nul’ zijn niet

aangetroffen. Wel komt het redeneren over de telrij in probleemsituaties voor.

omgaan met

hoeveelheden

Het tellen, verkort tellen, vergelijken, ordenen en weergeven van hoeveelheden

komt aan bod. Hierbij komen allerlei hoeveelheidbegrippen (m.u.v. de

rangtelwoorden) aan de orde. Ook het oplossen van eenvoudige optel-, -aftrek en

splitsproblemen en het redeneren over hoeveelheden komt voor. Verdeelsituaties

en representeren in beeldgrafieken zijn niet aangetroffen.

omgaan met getallen Alle doelen rond het omgaan met getallen komen in het instrument aan de orde.

Domein Meten

algemeen Het domein meten is niet uitgewerkt in het instrument. Zie hiervoor de publicatie Als

kleuters leren meten…

lengte, omtrek en

oppervlakte

Niet van toepassing.

inhoud Niet van toepassing.

gewicht Niet van toepassing.

geld Niet van toepassing.

tijd Niet van toepassing.

Domein Meetkunde

oriënteren en lokaliseren Het domein meten is niet uitgewerkt in het instrument. Zie hiervoor de publicatie Als

kleuters leren meten…

construeren Niet van toepassing.

opereren met vormen en

figuren

Niet van toepassing.

Page 7: Publicatie analyses screeningsinstrumenten · rekenen Analyse sociaal- emotioneel Als kleuters leren tellen… CPS Bao groep 1-2 X Als kleuters leren meten… CPS Bao groep 1-2 X

Analyses screeningsinstrumenten

6

DEEL 2B: ANALYSE-RESULTATEN (tabel)

■ = aanwezig

◘ = gedeeltelijk aanwezig

□ = niet aanwezig

n.v.t. = niet van toepassing

Aan het eind van groep 2 is de leerling doorgaans in staat tot…

Domein Getallen

omgaan met de telrij de telrij (akoestisch) kunnen opzeggen tot en met tenminste 20 ◘

vanuit verschillende getallen tot 20 kunnen verder tellen en vanuit getallen

tot tien kunnen terugtellen

herkennen en gebruiken van rangtelwoorden tot en met tenminste 10 □

kunnen omgaan (met de betekenis van) 'nul' in telrijsituaties □

kunnen redeneren over de telrij in eenvoudige en betekenisvolle

probleem/conflictsituaties

omgaan met

hoeveelheden

hoeveelheden tot tenminste 12 (resultatief) globaal kunnen schatten en

tellen (resultatief) én kunnen weergeven (neerleggen, tekenen)

hoeveelheden tot tenminste 12 kunnen vergelijken en ordenen op ‘meer’,

minder’, ‘evenveel’, ‘meeste’, ‘minste'

hoeveelheidbegrippen zowel kunnen herkennen als actief toepassen:

meer, minder, evenveel, meeste, minste, veel, weinig, erbij, eraf, samen,

niets, alles, laatste, eerste, tweede, derde

kleine getalpatronen tot tenminste 6 kunnen herkennen, zonder tellen door

gebruik te maken van patronen en structuren

verkort kunnen tellen van hoeveelheden tot tenminste 12 door gebruik te

maken van patronen en structuren (handen, dobbelsteenpatronen)

eenvoudige optel- en aftrekproblemen in dagelijkse contexten (handelend)

kunnen oplossen onder tenminste 12

eenvoudige splitsproblemen kunnen oplossen onder 10 ■

eenvoudige verdeelsituaties (handelend) kunnen oplossen onder tenminste

12 en kunnen vertellen wat het resultaat is

hoeveelheden tot en met tenminste 10 kunnen representeren met

bijvoorbeeld vingers, streepjes, stippen

hoeveelheden tot en met tenminste 12 kunnen representeren in een

beeldgrafiek en kunnen interpreteren

kunnen redeneren over hoeveelheden in eenvoudige betekenisvolle

probleem/conflictsituaties

omgaan met getallen getalsymbolen kunnen herkennen van 0 tot en met 10 ■

de volgorde van de getalsymbolen in de getallenrij tot 10 herkennen en

kunnen leggen (niet schrijven)

getalsymbolen, telwoorden en hoeveelheden kunnen koppelen tot en met

tenminste 10

hoeveelheden tot en met tenminste 10 kunnen representeren met een

getalsymbool en omgekeerd: bij een getalsymbool tot en met tenminste 10

de hoeveelheid kunnen weergeven

kunnen redeneren over getallen in eenvoudige en betekenisvolle

probleem/conflictsituaties

Domein Meten

algemeen verschillende grootheden kunnen onderscheiden en in (eenvoudige)

betekenisvolle situaties herkennen en gebruiken (lengte, omtrek,

oppervlakte, inhoud, gewicht, tijd, geld)

n.v.t.

voorwerpen kunnen sorteren (classificeren) op basis van verschillende

eigenschappen (lengte, dikte, oppervlakte, inhoud/omvang, gewicht,

n.v.t.

Page 8: Publicatie analyses screeningsinstrumenten · rekenen Analyse sociaal- emotioneel Als kleuters leren tellen… CPS Bao groep 1-2 X Als kleuters leren meten… CPS Bao groep 1-2 X

Analyses screeningsinstrumenten

7

Aan het eind van groep 2 is de leerling doorgaans in staat tot…

tijdsduur, waarde, kleur) en kunnen uitleggen om welke eigenschap(pen)

het gaat

kunnen redeneren over verschillende grootheden in eenvoudige probleem-

en conflictsituaties (bijvoorbeeld over het begrip ‘groot’ en de verschillende

betekenissen ervan)

n.v.t.

kunnen aflezen van verschillende eenvoudige grafische voorstellingen,

zoals een cirkel waarin de dagindeling wordt aangegeven of een

staafgrafiek waarin lengtes van kinderen zijn afgebeeld met stroken: wie is

langer, wie is korter? Hoe zie je dat?

n.v.t.

lengte, omtrek en

oppervlakte

objecten kunnen vergelijken en ordenen naar lengte, omtrek en

oppervlakte op verschillende manieren: op het oog, via direct meten (naast

elkaar houden, op elkaar leggen) of indirect meten (met een natuurlijke

maat: stap, voet, touwtje(s), hokjes tellen), hand, strook; blaadje papier,

meetlat

n.v.t.

weten dat eerlijk meten (één maat gebruiken) voorwaarde is voor

vergelijken, ordenen en meten (van lengte, omtrek, oppervlakte) via

afpassen en kunnen uitleggen waarom dit zo is

n.v.t.

kunnen meten met een betekenisvolle maat van:

- lengte met bijvoorbeeld stappen, voeten, meterstrook/stroken

- oppervlakte met bijvoorbeeld blaadjes papier, tegels en het resultaat via

tellen vaststellen

n.v.t.

begrijpen en kunnen uitvoeren van herhaald afpassen met één voorwerp,

bij tekort aan materiaal (één strook, meetlat of velletje papier meer keren

achter/naast elkaar leggen)

n.v.t.

begrippen met betrekking tot lengte, omtrek en oppervlakte herkennen en

kunnen gebruiken in betekenisvolle eenvoudige situaties:

- lang, langer, langst(e); kort, korter kortst(e);

- groot, groter, grootst(e); klein, kleine, kleinst(e);

- dik, dikker, dikst(e); dun, dunner, dunst(e);

- hoog, hoger, hoogst(e); laag, lager, laagst(e);

- breed, breder; smal, smaller;

- (er) omheen

n.v.t.

kunnen redeneren over lengte, omtrek, en oppervlakte in eenvoudige

probleem- en conflictsituaties

n.v.t.

inhoud inhouden zowel in de betekenis van ‘wat er in zit’ als ‘wat er in kan’ kunnen

vergelijken en ordenen op verschillende manieren: op het oog, via

overgieten, via afpassen of uitscheppen met een natuurlijke maat zoals een

bakje, beker of fles

n.v.t.

kunnen meten van een inhoud met een betekenisvolle maat zoals beker,

kopje, fles of litermaat of blokken/pakken en het resultaat via tellen (globaal

en precies) vaststellen

n.v.t.

begrippen rond inhoud herkennen en kunnen gebruiken in betekenisvolle

situaties en tegenstellingen gebruiken: vol, voller, volst(e), leeg, veel,

weinig, meer, meest(e), minder, minst(e), evenveel

n.v.t.

kunnen redeneren over inhouden in eenvoudige probleem- en

conflictsituaties (waarom kan er in een lange fles toch minder water zitten

dan in een kortere fles?)

n.v.t.

gewicht voorwerpen die in gewicht verschillen, kunnen vergelijken en ordenen naar

gewicht op verschillende manieren: op het oog, op de hand, met een

balans (wip-principe)

n.v.t.

conclusies kunnen trekken uit de stand van de balans bij het wegen van

twee voorwerpen

n.v.t.

Page 9: Publicatie analyses screeningsinstrumenten · rekenen Analyse sociaal- emotioneel Als kleuters leren tellen… CPS Bao groep 1-2 X Als kleuters leren meten… CPS Bao groep 1-2 X

Analyses screeningsinstrumenten

8

Aan het eind van groep 2 is de leerling doorgaans in staat tot…

begrippen rond gewicht herkennen en kunnen gebruiken in betekenisvolle

eenvoudige situaties en in tegenstellingen: zwaar, zwaarder, zwaarst(e),

licht, lichter, lichtst(e), even zwaar/licht

n.v.t.

begrijpen dat gewicht niet een op een samenvalt met omvang of lengte of

grootte (zwaarder betekent niet altijd langer, groter en omgekeerd)

n.v.t.

kunnen redeneren over gewichten in eenvoudige probleem- en

conflictsituaties (is iets dat groter is, ook altijd zwaarder?)

n.v.t.

geld begrijpen en kunnen uitleggen hoe het systeem van kopen en betalen in

elkaar zit aan de hand van eenvoudige winkelsituaties en sparen

n.v.t.

begrippen herkennen en kunnen gebruiken in de context van geld: duur,

duurder, duurst(e), goedkoop, goedkoper, goedkoopst(e), euro, munten,

waarde

n.v.t.

gepast kunnen betalen van voorwerpen/bedragen onder 10 euro (in hele

euro’s) met munten van 1 en 2 euro en bedragen met munten van 1 en 2

euro kunnen vaststellen

n.v.t.

begrijpen dat verschillende munten en briefjes verschillende waarden

hebben en begrijpen dat twee munten samen toch minder van waarde

kunnen zijn dan één munt

n.v.t.

tijd het dagritme herkennen als cyclisch tijdsproces en de volgorde in de

dagindeling (ochtend, middag, avond, nacht) kunnen benoemen

n.v.t.

de dagen van de week kunnen benoemen in de goede volgorde n.v.t.

weten dat het jaar ook een terugkerend ritme heeft, en daarbij enkele

namen van maanden kennen en de namen van seizoenen

n.v.t.

weten dat tijd ook lineair verstrijkt: de tijd gaat steeds door, we worden

ouder, gebeurtenissen zijn steeds langer geleden, komen steeds dichterbij

n.v.t.

tijdsbegrippen herkennen in betekenisvolle, dagelijkse situaties en de

begrippen correct kunnen gebruiken:

- dag, nacht, ochtend, middag, avond

- vandaag, gisteren, morgen, morgenvroeg, gisteravond

- vroeg, vroeger, laat, later, eerder, nu, toen, straks, lang, kort,even, snel

n.v.t.

gebeurtenissen in de goede volgorde kunnen beschrijven en rangschikken

(met foto’s, met woorden) en kunnen uitleggen van deze volgorde

n.v.t.

weten hoe je aan instrumenten als zandloper, kaars, druppende kraan,

tellen, wijzers op de klok kunt zien dat er tijd verstrijkt en dit kunnen

uitleggen

n.v.t.

functie van de klok kennen en kunnen aflezen van hele uren op een digitale

klok en op een klok met wijzers

n.v.t.

weten dat je tijd verschillend kunt beleven: soms duurt iets heel lang

(wachten) en soms is het zo voorbij (buiten spelen); inzien dat het beleven

van tijd subjectief is

n.v.t.

Domein Meetkunde

oriënteren en lokaliseren herkennen (passief gebruik) en kunnen gebruiken (actief) van meetkundige

begrippen: voor, achter, naast, in, op, boven, onder, dichtbij, veraf

n.v.t.

herkennen (passief gebruik) van meetkundige begrippen: links, rechts,

tegenover, tussen

n.v.t.

voorwerpen/situaties/locaties (die niet te zien zijn) met kenmerken en

details kunnen beschrijven door er een visuele voorstelling van te maken

n.v.t.

de plaats van objecten ten opzichte van zichzelf kunnen beschrijven en

omgekeerd met behulp van meetkundige begrippen (de bal ligt achter mij;

ik sta voor de deur)

n.v.t.

de plaats van voorwerpen ten opzichte van elkaar kunnen beschrijven met n.v.t.

Page 10: Publicatie analyses screeningsinstrumenten · rekenen Analyse sociaal- emotioneel Als kleuters leren tellen… CPS Bao groep 1-2 X Als kleuters leren meten… CPS Bao groep 1-2 X

Analyses screeningsinstrumenten

9

Aan het eind van groep 2 is de leerling doorgaans in staat tot…

behulp van meetkundige begrippen (de bal ligt bovenop de kast)

kunnen volgen van een beschrijving met herkenningspunten (hoek,

brievenbus, poppenhoek, kopieermachine) en meetkundige begrippen

(voor, na, rechts, links, tegenover) van een route in de directe omgeving (in

de school van het lokaal naar de voordeur, van de school naar de kerk)

n.v.t.

eenvoudige routes kunnen beschrijven in de directe omgeving en daarbij

gebruik maken van herkenningspunten (kerk, winkel, speelplein,

brievenbus) en meetkundige begrippen (voor, na, verder, rechtdoor)

n.v.t.

eenvoudige plattegronden (bijvoorbeeld van de klas) kunnen lezen, kunnen

tekenen en kunnen toelichten

n.v.t.

kunnen redeneren over eenvoudige meetkundige problemen/

conflictsituaties rond oriënteren en lokaliseren

n.v.t.

construeren bouwwerkjes/constructies die als voorbeeld gebouwd, zijn kunnen

nabouwen (bijvoorbeeld blokkenbouwsel, railsparcours, duplo- of

legofiguur)

n.v.t.

eenvoudige bouwwerkjes (bijvoorbeeld blokkenbouwsel, railsparcours,

duplo- of legofiguur) vanaf een tekening/foto kunnen nabouwen

n.v.t.

kunnen bouwen van een constructie op basis van aanwijzingen in een

stappenplan/handleiding (bijvoorbeeld met blokken, lego, knex, magnetics)

n.v.t.

kunnen bouwen op basis van mondelinge aanwijzingen met behulp van

meetkundige begrippen (bijvoorbeeld: maak een stapel van twee blokjes;

zet links daarvan een blokje; zet ervoor een stapel van drie blokjes)

n.v.t.

kennen en kunnen benoemen van de namen van meetkundige figuren:

cirkel, driehoek, vierkant, rechthoek, bol, kubus

n.v.t.

verschillen kunnen beschrijven tussen de verschillende meetkundige

figuren: cirkel, driehoek, vierkant, rechthoek, bol, kubus

n.v.t.

kennen en kunnen benoemen van de basiskleuren (rood, blauw, geel,

groen), zwart, wit, oranje, paars, roze, grijs

n.v.t.

kunnen sorteren van voorwerpen op minimaal twee kenmerken

(bijvoorbeeld met Logiblocks: zoek alle rode vierkanten; alle dikke

driehoeken)

n.v.t.

kunnen navouwen van een vouwwerk dat wordt aangegeven met een

vouwreeks van slechts enkele stappen (bijvoorbeeld een vliegtuigje/hoedje)

n.v.t.

bij het vouwen passief kunnen gebruiken van (meetkundige) begrippen:

recht, schuin, dubbel, lijn, hoek, punt

n.v.t.

kunnen redeneren over eenvoudige meetkundige

problemen/conflictsituaties rond bouwen en construeren

n.v.t.

opereren met vormen en

figuren

eenvoudige opdrachten kunnen uitvoeren met zon en schaduw (je

schaduw kleiner/groter/langer maken, laten verdwijnen) en hierover kunnen

redeneren (wat moet je doen om ...; wat gebeurt er als ...)

n.v.t.

eenvoudige opdrachten kunnen uitvoeren met een spiegeltje (iets laten

zien in een spiegel, figuren verdubbelen, vervormen) en hierover kunnen

redeneren (wat gebeurt er als …; hoe kun je …; wat moet je doen om ...)

n.v.t.

meetkundige patronen kunnen namaken (kralenketting, mozaïek,

kralenplank, tegelplein)

n.v.t.

in patronen de regelmaat kunnen herkennen, kunnen uitleggen en deze

kunnen voortzetten (tekenen, rijgen, kleuren, met mozaïek of kralenplank,

bouwen)

n.v.t.

patroon met regelmaat kunnen ontwikkelen en hierover kunnen redeneren n.v.t.

kunnen redeneren over eenvoudige meetkundige

problemen/conflictsituaties rond opereren met vormen en figuren

n.v.t.

Page 11: Publicatie analyses screeningsinstrumenten · rekenen Analyse sociaal- emotioneel Als kleuters leren tellen… CPS Bao groep 1-2 X Als kleuters leren meten… CPS Bao groep 1-2 X

Analyses screeningsinstrumenten

10

Als kleuters leren meten…

DEEL 1: ACHTERGRONDGEGEVENS

Titel

Als kleuters leren meten…

De ontwikkeling van meten en meetkunde bij jonge kinderen

Auteurs Aafke Bouwman; Jarise Kaskens; Anneke Noteboom

Uitgever CPS (ontwikkeld in samenwerking met SLO)

Jaar van uitgave 2011

Doelgroep Groep 1-2 van het basisonderwijs en met name kinderen waarbij de leerkracht

twijfelt of ze met succes kunnen deelnemen aan de rekenlessen in groep 3.

Samenstelling van het

instrument

Ringband, bestaande uit een introductie, de peilingsactiviteiten en bijlagen

(kopieerbladen van de observatieformulieren en van de spelletjes, spelbladen in

kleur).

Doorgaande lijn

Als kleuters leren meten… is een vervolg op de map Als kleuters leren tellen…

De inhoud van de peilingsactiviteiten sluiten aan bij TAL (Tussendoelen Annex

Leerlijnen) (2009) en de doelen voor de rekenontwikkeling van jonge kinderen van

SLO (2010, 2011).

Geanalyseerde

onderdelen

Peilingsactiviteiten en bijlagen.

Uitgangspunten en

doelstellingen van het

instrument

"De map Als kleuters leren tellen… richt zich op het domein getalbegrip, maar niet

op de domeinen meten en meetkunde. In Als kleuters leren meten staan meten en

meetkunde centraal. Met deze twee mappen samen kunt u als leerkracht een

volledig beeld krijgen van de rekenwiskundige ontwikkeling van jonge kinderen."

"Met deze activiteiten kunt u de ontwikkeling op de domeinen meten en meetkunde

van kleuters peilen en stimuleren. In de spellen komen allerlei deelaspecten van

meten en meetkunde in samenhang aan de orde. In korte tijd kunt u nagaan welke

deelaspecten een kind beheerst, maar ook of het een samenhangend meet- en

meetkundig begrip heeft."

Korte beschrijving van

visie op het jonge kind

zoals aangegeven in het

instrument/ de methode

"Bij jonge kinderen wordt de basis voor het meten en meetkunde gevormd door het

opdoen van concrete en betekenisvolle ervaringen. Hiermee bedoelen we

ervaringen die iets betekenen voor een kind, situaties waarbij ze zich iets kunnen

voorstellen of waaraan ze op basis van ervaringen in hun jonge leven betekenis

kunnen geven."

Inhoud Instrument waarmee op speelse wijze de ontwikkeling van meetbegrip bij kleuters

gepeild en gestimuleerd kan worden. Op een interactieve en informele manier wordt

de meet- en meetkundige ontwikkeling van de leerling in kaart gebracht.

In de map worden zes speelse activiteiten beschreven waarmee leerkrachten een

beeld krijgen van de mate van meetbegrip (meten en meetkunde) van een leerling:

Boetseren (meet- en meetkundige begrippen), Passen en meten (meetbegrippen

met voorwerpen), Eendenspel (oriënteren met kleurenroutes), Welke vorm

ontbreekt? (opereren met vormen), Red de Prinses (opereren met figuren), Wie

gooit het verst? (construeren met papier en meten via vergelijken). Binnen een

activiteit of spelletje kan het niveau gevarieerd worden.

Elke beschrijving van de activiteit begint met het benodigd materiaal, gevolgd door

het aantal spelers, doel van de speelse activiteit/ vraag aan de leerling, inhoud,

wiskundige observatiepunten, voorbereiding, opzet en verloop van de activiteit,

suggesties, tips, peilen van de ontwikkeling op het gebied van meet- en

meetkundige begrippen, aandachtspunten en interventies (tabel met beschrijvingen

van mogelijke situaties met bijpassende vragen en interventies en

observatiepunten), observaties en vervolg (wijze waarop de observaties en

Page 12: Publicatie analyses screeningsinstrumenten · rekenen Analyse sociaal- emotioneel Als kleuters leren tellen… CPS Bao groep 1-2 X Als kleuters leren meten… CPS Bao groep 1-2 X

Analyses screeningsinstrumenten

11

conclusies genoteerd worden op het observatieformulier).

De observatieformulieren (per activiteit) zijn als kopieerblad in de ringband

opgenomen. Er is daarnaast een algemeen overzicht waarop alle resultaten kunnen

worden weergegeven.

De map bevat ook kopieerbladen en spelbladen in kleur voor de activiteiten en

spelletjes.

Voorafgaand aan de beschrijvingen van de peilingsactiviteiten is een introductie

opgenomen. In een inleidend hoofdstuk wordt een beeld geschetst van de

mogelijkheden en de inhoud van het pakket. In het volgende hoofdstuk wordt

ingegaan op de ontwikkeling van meten en meetkunde bij jonge kinderen; wanneer

verloopt dit naar wens en wanneer is extra aandacht nodig. In het hoofdstuk Peilen

van meten en meetkunde staat beschreven hoe de leerkracht met de

peilingspelletjes aan de slag kan en hoe observaties en conclusies genoteerd

kunnen worden op de observatieformulieren en in het algemene overzicht.

Tenslotte worden suggesties voor extra hulp gegeven.

Aspecten

taalontwikkeling

Niet van toepassing.

Aspecten

rekenontwikkeling

Alle aspecten die aan de orde komen zijn gerelateerd aan de domeinen meten en

meetkunde.

Bij meten worden de volgende deelaspecten onderscheiden:

lengte, omtrek en oppervlakte (objecten vergelijken en ordenen, afpassend

kunnen meten van lengte, begrippen rond deze deelaspecten gebruiken in

betekenisvolle eenvoudige situaties, tegenstellingen kunnen herkennen en

gebruiken);

inhoud (inhouden vergelijken en ordenen op verschillende manieren, meten

van de inhoud met een betekenisvolle maat en het resultaat via tellen

vaststellen, begrippen rond inhoud herkennen en actief gebruiken in

betekenisvolle eenvoudige situaties en tegenstellingen);

gewicht (voorwerpen kunnen vergelijken en ordenen naar gewicht, begrijpen

dat gewicht niet één op één samenvalt met omvang, begrippen rond gewicht

kunnen herkennen en actief kunnen gebruiken in betekenisvolle eenvoudige

situaties en in tegenstellingen).

Bij meetkunde gaat het om:

oriënteren en lokaliseren (meetkundige begrippen herkennen en gebruiken,

kunnen redeneren over eenvoudige meetkundige problemen/ conflictsituaties,

in gedachten ruimtelijke beelden en voorstellingen maken en deze kunnen

beschrijven, de plaats van objecten in de ruimte beschrijven zonder wijzen,

eenvoudige routes beschrijven in de directe omgeving en daarbij gebruikmaken

van herkenningspunten en meetkundige begrippen, eenvoudige plattegronden

lezen en maken);

construeren (construeren met klei e.d. en eenvoudige bouwwerken naar

voorbeeld kunnen bouwen; kennen en kunnen benoemen van de basiskleuren;

meetkundige basisvormen herkennen en benoemen; verschillen tussen

meetkundige figuren herkennen en benoemen; eenvoudige meetkundige

basisvormen vergelijken, herkennen, benoemen, sorteren en beschrijven op

basis van eigenschappen waaronder combinaties; de relatie zien tussen

ruimtelijke vormen en een afbeelding ervan in het platte vlak; eenvoudige

vouwopdrachten uitvoeren en hierbij gebruik kunnen maken van de begrippen:

recht, schuin, dubbel, lijn, hoek, punt);

opereren met vormen en figuren (eenvoudige opdrachten uitvoeren met

spiegelen en hierover redeneren, actief gebruiken van meetkundige begrippen

bij situaties rondom opereren met vormen en figuren, in eenvoudige

meetkundige patronen regelmaat en symmetrie herkennen en deze

Page 13: Publicatie analyses screeningsinstrumenten · rekenen Analyse sociaal- emotioneel Als kleuters leren tellen… CPS Bao groep 1-2 X Als kleuters leren meten… CPS Bao groep 1-2 X

Analyses screeningsinstrumenten

12

voortzetten).

Aspecten sociaal-

emotionele ontwikkeling

Niet van toepassing.

Werkwijze De leerkracht voert samen met het kind of de kinderen de activiteit uit. Hierbij heeft

de leerkracht de mogelijkheid om te observeren hoe een leerling in verschillende

situaties te werk gaat en reageert. De activiteiten zijn een aanvulling op de

dagelijkse observaties en worden vooral uitgevoerd met kinderen waar de

leerkracht twijfelt of ze met succes kunnen deelnemen aan de klassikale

rekenlessen in groep 3. De peilingsactiviteiten worden bij voorkeur halverwege

groep 2 uitgevoerd omdat er dan voldoende tijd om eventueel extra hulp te geven.

Met een kind hoeven niet alle activiteiten uitgevoerd te worden.

Tijdens de activiteit kan de leerkracht interventies uitvoeren om kinderen zo aan te

zetten tot wiskundige activiteit, denken en redeneren.

Op het observatieformulier noteert de leerkracht bij de verschillende deelaspecten

de mate waarin deze bij de leerling aanwezig zijn (voldoende, beginnend, nog niet

aanwezig). Deze registraties dienen aangevuld te worden met verdere observaties,

met conclusies over het denken en redeneren van de leerling en met aspecten voor

'hoe nu verder'. In het algemeen overzicht is er ruimte voor het noteren van de

algemene indruk.

Aanwijzingen voor

normering

Per activiteit staan suggesties voor interventies omschreven die de leerkracht

helpen nagaan in welke mate de leerling de aspecten van meten en meetkunde

beheerst, hoe hij denkt en hoe hij redeneert. Per activiteit staat ook per situatie het

doel en de observatiepunten weergeven. Op die manier kan de leerkracht

controleren in hoeverre een kind dit onderdeel beheerst. Op het observatieformulier

kan aangegeven worden of bij het kind de geobserveerde inzichten, kennis en

vaardigheden voldoende aanwezig, beginnend aanwezig of nog niet aanwezig zijn.

Daarbij dient de leerkracht geleid te worden door de mate van gemak waarmee een

leerling bepaalde handelingen uitvoert, hoe hij redeneert en vragen beantwoordt.

Aanwijzingen voor hulp

bij gesignaleerde

problemen

De mate van aanwezigheid van deelaspecten bij de leerling geven samen met

overige observaties een totaalbeeld. Op basis daarvan bepaalt de leerkracht of de

leerling extra hulp nodig heeft en op welk gebied. In de map staan aspecten waar

een leerkracht op moet letten na het uitvoeren van de spelletjes. Zo kan de

leerkracht een inschatting maken of het kind voldoet aan de tussendoelen die

gelden aan het einde van groep 2.

De activiteiten kunnen ook ingezet worden als extra hulp of stimulatie bij de meet-

en meetkundige ontwikkeling. De rol van de leerkracht is hierbij actiever dan tijdens

het peilen. In een afzonderlijk hoofdstuk wordt hierop ingegaan.

Page 14: Publicatie analyses screeningsinstrumenten · rekenen Analyse sociaal- emotioneel Als kleuters leren tellen… CPS Bao groep 1-2 X Als kleuters leren meten… CPS Bao groep 1-2 X

Analyses screeningsinstrumenten

13

DEEL 2A: ANALYSE-RESULTATEN (beschrijvend)

Domein Getallen

omgaan met de telrij Het domein meten is niet uitgewerkt in het instrument. Zie hiervoor de publicatie Als

kleuters leren meten…

omgaan met

hoeveelheden

Niet van toepassing.

omgaan met getallen Niet van toepassing.

Domein Meten

algemeen In het instrument komen lengte, omtrek en oppervlakte, inhoud en gewicht aan de

orde. Kinderen kunnen voorwerpen sorteren en ze kunnen redeneren over

verschillende grootheden in eenvoudige probleemsituaties. De grootheden tijd

(tijdsduur) en geld (waarde) komen niet voor.

lengte, omtrek en

oppervlakte

Het meten en vergelijken van de lengte en oppervlakte van voorwerpen komt bij de

peilingsactiviteiten aan bod. Hierbij komen de bijbehorende begrippen aan de orde.

Het herhaald afpassen en het eerlijk meten zijn niet gevonden in het instrument.

inhoud Alle doelen rond inhoud komen in het instrument aan bod.

gewicht Nagenoeg alle doelen rond gewicht komen in het instrument voor. Alleen het wegen

met een balans is niet aangetroffen.

geld Geld komt niet aan de orde bij de peilingsactiviteiten in het instrument.

tijd Tijd komt niet aan de orde bij de peilingsactiviteiten in het instrument.

Domein Meetkunde

oriënteren en lokaliseren Bijna alle meetkundige begrippen komen aan de orde. Alleen ‘tegenover’ en

‘tussen’ zijn niet gevonden. De doelen rond het beschrijven van de plaats van

objecten, het kunnen beschrijven van een route, het werken met plattegronden en

het kunnen redeneren over eenvoudige meetkundige problemen rond oriënteren en

lokaliseren komen in het instrument aan bod. Het kunnen volgen van een

beschrijving is niet aangetroffen.

construeren Bouwen met constructiemateriaal (aan de hand van concreet voorbeeld, afbeelding,

mondelinge aanwijzingen of stappenplan) komt niet aan de orde. Wel is het vouwen

van een vliegtuig aan de hand van een stappenplan gevonden. De figuren bol en

kubus en de kleuren oranje, roze, grijs, zwart en wit komen niet bij de

peilingsactiviteiten voor, de overige figuren en kleuren wel.

opereren met vormen en

figuren

De doelen rond het opereren met vormen en figuren komen in het instrument

beperkt aan de orde. Het kunnen redeneren over eenvoudige meetkundige

problemen/conflictsituaties rond opereren met vormen en figuren komt in de

peilingsactiviteiten aan bod. Ook het spiegelen van figuren is wel aangetroffen maar

hierbij worden concrete materialen gebruikt en geen spiegel. Overige doelen zijn

niet gevonden.

Page 15: Publicatie analyses screeningsinstrumenten · rekenen Analyse sociaal- emotioneel Als kleuters leren tellen… CPS Bao groep 1-2 X Als kleuters leren meten… CPS Bao groep 1-2 X

Analyses screeningsinstrumenten

14

DEEL 2B: ANALYSE-RESULTATEN (tabel)

■ = aanwezig

◘ = gedeeltelijk aanwezig

□ = niet aanwezig

n.v.t. = niet van toepassing

Aan het eind van groep 2 is de leerling doorgaans in staat tot…

Domein Getallen

omgaan met de telrij de telrij (akoestisch) kunnen opzeggen tot en met tenminste 20 n.v.t.

vanuit verschillende getallen tot 20 kunnen verder tellen en vanuit getallen

tot tien kunnen terugtellen

n.v.t.

herkennen en gebruiken van rangtelwoorden tot en met tenminste 10 n.v.t.

kunnen omgaan (met de betekenis van) 'nul' in telrijsituaties n.v.t.

kunnen redeneren over de telrij in eenvoudige en betekenisvolle

probleem/conflictsituaties

n.v.t.

omgaan met

hoeveelheden

hoeveelheden tot tenminste 12 (resultatief) globaal kunnen schatten en

tellen (resultatief) én kunnen weergeven (neerleggen, tekenen)

n.v.t.

hoeveelheden tot tenminste 12 kunnen vergelijken en ordenen op ‘meer’,

minder’, ‘evenveel’, ‘meeste’, ‘minste'

n.v.t.

hoeveelheidbegrippen zowel kunnen herkennen als actief toepassen:

meer, minder, evenveel, meeste, minste, veel, weinig, erbij, eraf, samen,

niets, alles, laatste, eerste, tweede, derde

n.v.t.

kleine getalpatronen tot tenminste 6 kunnen herkennen, zonder tellen door

gebruik te maken van patronen en structuren

n.v.t.

verkort kunnen tellen van hoeveelheden tot tenminste 12 door gebruik te

maken van patronen en structuren (handen, dobbelsteenpatronen)

n.v.t.

eenvoudige optel- en aftrekproblemen in dagelijkse contexten (handelend)

kunnen oplossen onder tenminste 12

n.v.t.

eenvoudige splitsproblemen kunnen oplossen onder 10 n.v.t.

eenvoudige verdeelsituaties (handelend) kunnen oplossen onder tenminste

12 en kunnen vertellen wat het resultaat is

n.v.t.

hoeveelheden tot en met tenminste 10 kunnen representeren met

bijvoorbeeld vingers, streepjes, stippen

n.v.t.

hoeveelheden tot en met tenminste 12 kunnen representeren in een

beeldgrafiek en kunnen interpreteren

n.v.t.

kunnen redeneren over hoeveelheden in eenvoudige betekenisvolle

probleem/conflictsituaties

n.v.t.

omgaan met getallen getalsymbolen kunnen herkennen van 0 tot en met 10 n.v.t.

de volgorde van de getalsymbolen in de getallenrij tot 10 herkennen en

kunnen leggen (niet schrijven)

n.v.t.

getalsymbolen, telwoorden en hoeveelheden kunnen koppelen tot en met

tenminste 10

n.v.t.

hoeveelheden tot en met tenminste 10 kunnen representeren met een

getalsymbool en omgekeerd: bij een getalsymbool tot en met tenminste 10

de hoeveelheid kunnen weergeven

n.v.t.

kunnen redeneren over getallen in eenvoudige en betekenisvolle

probleem/conflictsituaties

n.v.t.

Domein Meten

algemeen verschillende grootheden kunnen onderscheiden en in (eenvoudige)

betekenisvolle situaties herkennen en gebruiken (lengte, omtrek,

oppervlakte, inhoud, gewicht, tijd, geld)

voorwerpen kunnen sorteren (classificeren) op basis van verschillende

eigenschappen (lengte, dikte, oppervlakte, inhoud/omvang, gewicht,

Page 16: Publicatie analyses screeningsinstrumenten · rekenen Analyse sociaal- emotioneel Als kleuters leren tellen… CPS Bao groep 1-2 X Als kleuters leren meten… CPS Bao groep 1-2 X

Analyses screeningsinstrumenten

15

Aan het eind van groep 2 is de leerling doorgaans in staat tot…

tijdsduur, waarde, kleur) en kunnen uitleggen om welke eigenschap(pen)

het gaat

kunnen redeneren over verschillende grootheden in eenvoudige probleem-

en conflictsituaties (bijvoorbeeld over het begrip ‘groot’ en de verschillende

betekenissen ervan)

kunnen aflezen van verschillende eenvoudige grafische voorstellingen,

zoals een cirkel waarin de dagindeling wordt aangegeven of een

staafgrafiek waarin lengtes van kinderen zijn afgebeeld met stroken: wie is

langer, wie is korter? Hoe zie je dat?

lengte, omtrek en

oppervlakte

objecten kunnen vergelijken en ordenen naar lengte, omtrek en

oppervlakte op verschillende manieren: op het oog, via direct meten (naast

elkaar houden, op elkaar leggen) of indirect meten (met een natuurlijke

maat: stap, voet, touwtje(s), hokjes tellen), hand, strook; blaadje papier,

meetlat

weten dat eerlijk meten (één maat gebruiken) voorwaarde is voor

vergelijken, ordenen en meten (van lengte, omtrek, oppervlakte) via

afpassen en kunnen uitleggen waarom dit zo is

kunnen meten met een betekenisvolle maat van:

- lengte met bijvoorbeeld stappen, voeten, meterstrook/stroken

- oppervlakte met bijvoorbeeld blaadjes papier, tegels en het resultaat via

tellen vaststellen

begrijpen en kunnen uitvoeren van herhaald afpassen met één voorwerp,

bij tekort aan materiaal (één strook, meetlat of velletje papier meer keren

achter/naast elkaar leggen)

begrippen met betrekking tot lengte, omtrek en oppervlakte herkennen en

kunnen gebruiken in betekenisvolle eenvoudige situaties:

- lang, langer, langst(e); kort, korter kortst(e);

- groot, groter, grootst(e); klein, kleine, kleinst(e);

- dik, dikker, dikst(e); dun, dunner, dunst(e);

- hoog, hoger, hoogst(e); laag, lager, laagst(e);

- breed, breder; smal, smaller;

- (er) omheen

kunnen redeneren over lengte, omtrek, en oppervlakte in eenvoudige

probleem- en conflictsituaties

inhoud inhouden zowel in de betekenis van ‘wat er in zit’ als ‘wat er in kan’ kunnen

vergelijken en ordenen op verschillende manieren: op het oog, via

overgieten, via afpassen of uitscheppen met een natuurlijke maat zoals een

bakje, beker of fles

kunnen meten van een inhoud met een betekenisvolle maat zoals beker,

kopje, fles of litermaat of blokken/pakken en het resultaat via tellen (globaal

en precies) vaststellen

begrippen rond inhoud herkennen en kunnen gebruiken in betekenisvolle

situaties en tegenstellingen gebruiken: vol, voller, volst(e), leeg, veel,

weinig, meer, meest(e), minder, minst(e), evenveel

kunnen redeneren over inhouden in eenvoudige probleem- en

conflictsituaties (waarom kan er in een lange fles toch minder water zitten

dan in een kortere fles?)

gewicht voorwerpen die in gewicht verschillen, kunnen vergelijken en ordenen naar

gewicht op verschillende manieren: op het oog, op de hand, met een

balans (wip-principe)

conclusies kunnen trekken uit de stand van de balans bij het wegen van

twee voorwerpen

Page 17: Publicatie analyses screeningsinstrumenten · rekenen Analyse sociaal- emotioneel Als kleuters leren tellen… CPS Bao groep 1-2 X Als kleuters leren meten… CPS Bao groep 1-2 X

Analyses screeningsinstrumenten

16

Aan het eind van groep 2 is de leerling doorgaans in staat tot…

begrippen rond gewicht herkennen en kunnen gebruiken in betekenisvolle

eenvoudige situaties en in tegenstellingen: zwaar, zwaarder, zwaarst(e),

licht, lichter, lichtst(e), even zwaar/licht

begrijpen dat gewicht niet een op een samenvalt met omvang of lengte of

grootte (zwaarder betekent niet altijd langer, groter en omgekeerd)

kunnen redeneren over gewichten in eenvoudige probleem- en

conflictsituaties (is iets dat groter is, ook altijd zwaarder?)

geld begrijpen en kunnen uitleggen hoe het systeem van kopen en betalen in

elkaar zit aan de hand van eenvoudige winkelsituaties en sparen

begrippen herkennen en kunnen gebruiken in de context van geld: duur,

duurder, duurst(e), goedkoop, goedkoper, goedkoopst(e), euro, munten,

waarde

gepast kunnen betalen van voorwerpen/bedragen onder 10 euro (in hele

euro’s) met munten van 1 en 2 euro en bedragen met munten van 1 en 2

euro kunnen vaststellen

begrijpen dat verschillende munten en briefjes verschillende waarden

hebben en begrijpen dat twee munten samen toch minder van waarde

kunnen zijn dan één munt

tijd het dagritme herkennen als cyclisch tijdsproces en de volgorde in de

dagindeling (ochtend, middag, avond, nacht) kunnen benoemen

de dagen van de week kunnen benoemen in de goede volgorde □

weten dat het jaar ook een terugkerend ritme heeft, en daarbij enkele

namen van maanden kennen en de namen van seizoenen

weten dat tijd ook lineair verstrijkt: de tijd gaat steeds door, we worden

ouder, gebeurtenissen zijn steeds langer geleden, komen steeds dichterbij

tijdsbegrippen herkennen in betekenisvolle, dagelijkse situaties en de

begrippen correct kunnen gebruiken:

- dag, nacht, ochtend, middag, avond

- vandaag, gisteren, morgen, morgenvroeg, gisteravond

- vroeg, vroeger, laat, later, eerder, nu, toen, straks, lang, kort,even, snel

gebeurtenissen in de goede volgorde kunnen beschrijven en rangschikken

(met foto’s, met woorden) en kunnen uitleggen van deze volgorde

weten hoe je aan instrumenten als zandloper, kaars, druppende kraan,

tellen, wijzers op de klok kunt zien dat er tijd verstrijkt en dit kunnen

uitleggen

functie van de klok kennen en kunnen aflezen van hele uren op een digitale

klok en op een klok met wijzers

weten dat je tijd verschillend kunt beleven: soms duurt iets heel lang

(wachten) en soms is het zo voorbij (buiten spelen); inzien dat het beleven

van tijd subjectief is

Domein Meetkunde

oriënteren en lokaliseren herkennen (passief gebruik) en kunnen gebruiken (actief) van meetkundige

begrippen: voor, achter, naast, in, op, boven, onder, dichtbij, veraf

herkennen (passief gebruik) van meetkundige begrippen: links, rechts,

tegenover, tussen

voorwerpen/situaties/locaties (die niet te zien zijn) met kenmerken en

details kunnen beschrijven door er een visuele voorstelling van te maken

de plaats van objecten ten opzichte van zichzelf kunnen beschrijven en

omgekeerd met behulp van meetkundige begrippen (de bal ligt achter mij;

ik sta voor de deur)

de plaats van voorwerpen ten opzichte van elkaar kunnen beschrijven met ■

Page 18: Publicatie analyses screeningsinstrumenten · rekenen Analyse sociaal- emotioneel Als kleuters leren tellen… CPS Bao groep 1-2 X Als kleuters leren meten… CPS Bao groep 1-2 X

Analyses screeningsinstrumenten

17

Aan het eind van groep 2 is de leerling doorgaans in staat tot…

behulp van meetkundige begrippen (de bal ligt bovenop de kast)

kunnen volgen van een beschrijving met herkenningspunten (hoek,

brievenbus, poppenhoek, kopieermachine) en meetkundige begrippen

(voor, na, rechts, links, tegenover) van een route in de directe omgeving (in

de school van het lokaal naar de voordeur, van de school naar de kerk)

eenvoudige routes kunnen beschrijven in de directe omgeving en daarbij

gebruik maken van herkenningspunten (kerk, winkel, speelplein,

brievenbus) en meetkundige begrippen (voor, na, verder, rechtdoor)

eenvoudige plattegronden (bijvoorbeeld van de klas) kunnen lezen, kunnen

tekenen en kunnen toelichten

kunnen redeneren over eenvoudige meetkundige problemen/

conflictsituaties rond oriënteren en lokaliseren

construeren bouwwerkjes/constructies die als voorbeeld gebouwd, zijn kunnen

nabouwen (bijvoorbeeld blokkenbouwsel, railsparcours, duplo- of

legofiguur)

eenvoudige bouwwerkjes (bijvoorbeeld blokkenbouwsel, railsparcours,

duplo- of legofiguur) vanaf een tekening/foto kunnen nabouwen

kunnen bouwen van een constructie op basis van aanwijzingen in een

stappenplan/handleiding (bijvoorbeeld met blokken, lego, knex, magnetics)

kunnen bouwen op basis van mondelinge aanwijzingen met behulp van

meetkundige begrippen (bijvoorbeeld: maak een stapel van twee blokjes;

zet links daarvan een blokje; zet ervoor een stapel van drie blokjes)

kennen en kunnen benoemen van de namen van meetkundige figuren:

cirkel, driehoek, vierkant, rechthoek, bol, kubus

verschillen kunnen beschrijven tussen de verschillende meetkundige

figuren: cirkel, driehoek, vierkant, rechthoek, bol, kubus

kennen en kunnen benoemen van de basiskleuren (rood, blauw, geel,

groen), zwart, wit, oranje, paars, roze, grijs

kunnen sorteren van voorwerpen op minimaal twee kenmerken

(bijvoorbeeld met Logiblocks: zoek alle rode vierkanten; alle dikke

driehoeken)

kunnen navouwen van een vouwwerk dat wordt aangegeven met een

vouwreeks van slechts enkele stappen (bijvoorbeeld een vliegtuigje/hoedje)

bij het vouwen passief kunnen gebruiken van (meetkundige) begrippen:

recht, schuin, dubbel, lijn, hoek, punt

kunnen redeneren over eenvoudige meetkundige

problemen/conflictsituaties rond bouwen en construeren

opereren met vormen en

figuren

eenvoudige opdrachten kunnen uitvoeren met zon en schaduw (je

schaduw kleiner/groter/langer maken, laten verdwijnen) en hierover kunnen

redeneren (wat moet je doen om ...; wat gebeurt er als ...)

eenvoudige opdrachten kunnen uitvoeren met een spiegeltje (iets laten

zien in een spiegel, figuren verdubbelen, vervormen) en hierover kunnen

redeneren (wat gebeurt er als …; hoe kun je …; wat moet je doen om ...)

meetkundige patronen kunnen namaken (kralenketting, mozaïek,

kralenplank, tegelplein)

in patronen de regelmaat kunnen herkennen, kunnen uitleggen en deze

kunnen voortzetten (tekenen, rijgen, kleuren, met mozaïek of kralenplank,

bouwen)

patroon met regelmaat kunnen ontwikkelen en hierover kunnen redeneren □

kunnen redeneren over eenvoudige meetkundige

problemen/conflictsituaties rond opereren met vormen en figuren

Page 19: Publicatie analyses screeningsinstrumenten · rekenen Analyse sociaal- emotioneel Als kleuters leren tellen… CPS Bao groep 1-2 X Als kleuters leren meten… CPS Bao groep 1-2 X

Analyses screeningsinstrumenten

18

CITO Taal voor peuters

DEEL 1: ACHTERGRONDGEGEVENS

Titel Cito Taal voor peuters

Auteurs Marieke op den Kamp; Nienke Lansink

Uitgever Cito

Jaar van uitgave 2010

Doelgroep Peuters, onderverdeeld in twee leeftijdscategorieën. P1: vanaf drie jaar tot en met

drie jaar en vijf maanden. P2: vanaf drie jaar en zes maanden tot vier jaar en nul

maanden. De toets kan ingezet worden op kinderdagverblijven en

peuterspeelzalen.

Samenstelling van het

instrument

Leerkrachten map met daarin een handleiding, een opgavenboek en kopieerbare

registratieformulieren.

Doorgaande lijn

De toets Taal voor peuters is een onderdeel van het Cito Volgsysteem Jonge kind.

Deze bevat ook een toets voor rekenen en observatielijsten voor baby’s en

dreumesen. Hierop volgend zijn de toetsen Rekenen voor kleuters en Taal voor

kleuters ontwikkeld.

Geanalyseerde

onderdelen

Handleiding, inhoudsverantwoording en opgavenboek.

Uitgangspunten en

doelstellingen van het

instrument

"Met deze toets kunt u het niveau van de taalontwikkeling van peuters vanaf drie

jaar vaststellen. Tevens kunt u behaalde scores van kinderen uit uw groep

vergelijken met de scores van een landelijke referentiegroep."

"Bij het volgen van de taalontwikkeling richten we ons op de taalaspecten als

woordenschat en het begrijpen van verhaaltjes en opdrachten. Volgt u deze

processen, dan kunt u zien of de stimulering van die processen door uw taalaanbod

succes heeft."

Korte beschrijving van

visie op het jonge kind

zoals aangegeven in het

instrument/ de methode

"Om goed te kunnen communiceren, moeten we beschikken over mondelinge

taalvaardigheden. Deze vaardigheden verwerven de kinderen al vanaf zeer jonge

leeftijd. In de stimulering van de ontwikkeling van jonge kinderen is de

taalontwikkeling niet alleen een doel op zich, maar speelt taal ook een cruciale rol

bij de ontwikkeling op alle andere gebieden."

"Er zijn grote verschillen in tempo van de taalontwikkeling bij kinderen. Sommige

peuters hebben een uitgebreide woordenschat en maken al zinnen met vijf

woorden. Andere peuters praten nog amper. De Haan (in: Singer & Klerekoper,

2009) geeft aan dat er niets aan de hand hoeft te zijn als jonge kinderen zich traag

ontwikkelen. Sommige kinderen stoppen eerst hun energie in hun ontwikkeling op

een ander gebied, bijvoorbeeld de motoriek."

Inhoud De methodeonafhankelijke toets Taal voor peuters kan ingezet worden om het

niveau van de taalontwikkeling van peuters vanaf drie jaar vast te stellen, deze

ontwikkeling te vergelijken met een landelijke referentiegroep en een vergelijking te

maken tussen de kinderen onderling binnen één groep. De ontwikkeling van

kinderen kan over een langere periode gevolgd worden. De toets is Cotan

goedgekeurd.

In de toets Taal voor peuters zijn aspecten van de taalontwikkeling ondergebracht

in vier categorieën: passieve woordenschat; definitievaardigheid; kritisch luisteren;

actieve woordenschat. De toets dekt een aantal tussendoelen voor de

taalontwikkeling die opgesteld zijn voor kleuters maar die als richtlijn gebruikt

worden bij het werken met peuters.

De toetsscores van de kinderen geven aan in welke mate zij datgene wat ze

geleerd hebben, beheersen en in andere situaties kunnen toepassen. Hiervoor

worden in de toets opgaven van een verschillende moeilijkheidsgraad aangeboden.

De handleiding geeft uitleg over de inhoud van de toets, de werkwijze, de registratie

Page 20: Publicatie analyses screeningsinstrumenten · rekenen Analyse sociaal- emotioneel Als kleuters leren tellen… CPS Bao groep 1-2 X Als kleuters leren meten… CPS Bao groep 1-2 X

Analyses screeningsinstrumenten

19

en interpretatie van toetsresultaten op individueel, groeps- en locatieniveau. Ook

wordt beschreven hoe de toetsen in het (speciaal) basisonderwijs gebruikt kunnen

worden. Bij het hoofdstuk Registratieformulieren zijn de formulieren om de scores zowel op individueel als op groepsniveau overzichtelijk te kunnen weergeven. Hierbij zijn ook alternatieve leerlingrapporten voor zorgleerlingen en voor leerlingen in het speciaal onderwijs.

De inhoudsverantwoording bestaat uit een beschrijving van de inhoud van de toets

Taal voor peuters, een beschrijving van de opgaven in de toets, bijlagen met de

tussendoelen en een literatuuroverzicht.

Aspecten

taalontwikkeling

De toets onderscheid de taalaspecten: passieve woordenschat (koppelen van

begrip aan juiste afbeelding), definitievaardigheid (koppelen van omschrijving aan

juiste afbeelding), kritisch luisteren de beschreven situatie wordt gekoppeld aan de

juiste afbeelding) en actieve woordenschat (benoemen van afgebeelde begrip).

Deze aspecten behoren tot het conceptueel bewustzijn en hebben betrekking op

het herkennen van begrippen en het begrijpen van korte gesproken teksten.

Aspecten

rekenontwikkeling

Niet van toepassing.

Aspecten sociaal-

emotionele ontwikkeling

Niet van toepassing.

Werkwijze De toets wordt individueel bij kinderen afgenomen door een vertrouwde leidster of

pedagogisch medewerker. Voor het volgen van de ontwikkeling van de

taalontwikkeling van een peuter wordt aangeraden om de toets twee keer af te

nemen, niet te snel achter elkaar met zeker vijf of zes maanden ertussen. De toets

staat in het opgavenboek en bestaat uit 45 opgaven waarvan 35 receptieve

opgaven. Dit zijn meerkeuze-opgaven die bestaan uit drie gekleurde plaatjes. De

leidster stelt een vraag over de opgave, het kind wijst vervolgens als antwoord één

plaatje aan. Daarnaast zijn er tien productieve opgaven. Die bestaan uit slechts één

plaatje in kleur. Hierbij zegt de leidster een zin, die het kind afmaakt door het

afgebeelde woord uit te spreken. De toets wordt in zijn geheel op één moment

afgenomen.

De antwoorden van het kind worden aangegeven op het scoreformulier. Per domein

wordt het gegeven antwoord vergeleken met het juiste antwoord. Het totaal van het

aantal goede antwoorden per deel vormt de toetsscore waaruit een

vaardigheidsscore en een vaardigheidsniveau voortkomen.

Aanwijzingen voor

normering

In het hoofdstuk Rapportage wordt omschreven wat dient te gebeuren met de antwoorden van de kinderen op het scoreformulier. Eerst dienen de toetsscore, de vaardigheidsscore en vaardigheidsniveau te worden bepaald. In de normering wordt rekening gehouden met de leeftijdscategorie van het kind. Daarna volgen het invullen van het groepsrapport, de peuteroverzichten en het categorieënoverzicht. Met het groepsoverzicht kan inzicht worden verkregen in de resultaten van de kinderen binnen één leeftijdscategorie. Met het peuteroverzicht kan inzicht worden verkregen in het vaardigheidsniveau van een individueel kind. Dit kan vergeleken worden met de prestaties van een landelijke vergelijkingsgroep. Met het categorieënoverzicht kan een beeld gevormd worden over de vaardigheid van kinderen binnen de verschillende domeinen van de toets. De leidster kan hiermee signaleren of de kinderen laag of hoog scoren op een bepaalde categorie of juist gelijkmatig scoren op alle categorieën.

Aanwijzingen voor hulp

bij gesignaleerde

problemen

De toets onderscheidt drie verschillende fasen in de leerlingenzorg. De eerste fase is signaleren. Hiervoor kunnen de toets, het peuteroverzicht en het groepsrapport worden gebruikt. De tweede fase is analyseren. Hiervoor kan het categorieënoverzicht worden gebruikt en dienen resultaten van andere toetsen en observaties (ook op andere ontwikkelingsgebieden) geanalyseerd te worden. De derde fase is het handelen. Hiervoor kan het Hulpprogramma Peutervolgsysteem en het Hulpboek taal worden gebruikt.

Page 21: Publicatie analyses screeningsinstrumenten · rekenen Analyse sociaal- emotioneel Als kleuters leren tellen… CPS Bao groep 1-2 X Als kleuters leren meten… CPS Bao groep 1-2 X

Analyses screeningsinstrumenten

20

DEEL 2A: ANALYSE-RESULTATEN (beschrijvend)

Domein Mondelinge taalvaardigheid

woordenschat en

woordgebruik

De toets onderzoekt de basiswoorden van de peuters, zowel passief als actief. Men

sluit aan bij de tussendoelen Mondelinge communicatie. Een exact aantal wordt

niet genoemd. Bij de passieve woordenschat koppelen de kinderen een begrip aan

een persoon, voorwerp, handeling of situatie. De toets gaat in op woordbegrip en

definitievaardigheid. Bij de actieve woordenschat is het begrip getekend en geeft de

leidster een invulzin die het kind afmaakt door het begrip te benoemen. Het gaat

hierbij voornamelijk om zelfstandig naamwoorden. Er worden geen uitspraken

gedaan over het aantal woorden dat een kind dient te kennen. Wel wordt

aangegeven dat bij de keuze van de woorden men zich mede gebaseerd heeft op

woordenlijsten zoals de Lijst met basiswoorden voor onder- en neveninstromers in

het basisonderwijs (Kienstra, 2006). Er wordt niet ingegaan mogelijke

uitspraakproblemen bij de woorden.

vloeiend en

verstaanbaar spreken

Spreken is geen onderdeel van de toets. Het komt alleen beperkt aan de orde bij

het noemen van de begrippen bij het actieve gedeelte van de toets. Het kind noemt

begrippen van over het algemeen alledaagse voorwerpen of handelingen.

luisteren Het onderdeel luisteren richt zich vooral op het begrijpend luisteren. Bij de opgaven

moet het kind luisteren naar een korte instructie/opdracht van de leidster. Per

opgave is deze beperkt tot één of twee zinnen.

gesprekjes voeren Gesprekken kunnen voeren is geen onderdeel van de toets. Wel moet het kind de

vragen van de leidster kunnen beantwoorden. Grotendeels door het aanwijzen van

het juiste plaatjes maar ook door zinnen af te maken met een woord.

mening uiten en vragen

stellen

Dit subdomein komt niet aan de orde in de toets.

Domein Ontluikende en beginnende geletterdheid

leesplezier Leesplezier is geen onderdeel van het instrument. Dat geldt ook voor de andere,

hieronder staande, aspecten van ontluikende en beginnende geletterdheid.

oriëntatie op boek en

verhaal

-

oriëntatie op geschreven

taal

-

fonemisch bewustzijn en

alfabetisch principe

-

Domein Taalbeschouwing

algemeen Er wordt in de toets geen aandacht besteed aan taalbeschouwing.

Page 22: Publicatie analyses screeningsinstrumenten · rekenen Analyse sociaal- emotioneel Als kleuters leren tellen… CPS Bao groep 1-2 X Als kleuters leren meten… CPS Bao groep 1-2 X

Analyses screeningsinstrumenten

21

DEEL 2B: ANALYSE-RESULTATEN (tabel)

■ = aanwezig

◘ = gedeeltelijk aanwezig

□ = niet aanwezig

n.v.t. = niet van toepassing

Het kind …

Domein Mondelinge taalvaardigheid

woordenschat en

woordgebruik

heeft een passieve woordenschat van gemiddeld 4000 woorden ◘

heeft een actieve woordenschat van gemiddeld 2000 woorden ◘

gebruikt woorden in een andere situatie □

gebruikt steeds meer verschillende en complexere woorden □

kent het verschil tussen ik, jij, hij/zij □

gebruikt verleden tijd □

gebruikt onbepaalde voornaamwoorden □

gebruikt bijvoeglijke naamwoorden □

gebruikt het woordje er □

heeft 75% van de klinkers en medeklinkers van het Nederlands

taalsysteem verworven

vloeiend en

verstaanbaar vertellen

omschrijving taalniveau □

maakt zinnen met een vervoegd werkwoord □

maakt eenvoudige samengestelde zinnen □

maakt vraagzinnen □

kan praten over thema’s buiten het hier en nu □

heeft nog moeite met langere zinnen □ maakt nog regelmatig fouten met onregelmatige werkwoorden □

vertelt over wat hij gedaan of meegemaakt heeft op verstaanbare en

begrijpelijke wijze

benoemt en beschrijft alledaagse aspecten, zoals mensen, plaatsen en

dingen

beschrijft een aantal veel voorkomende handelingen, zoals eten of naar

bed gaan

luisteren kan enkelvoudige instructie begrijpen en uitvoeren ■

luistert naar een op de leeftijd afgestemd verhaal en ontwikkelt

verhaalbegrip door het interactief voorlezen

luistert naar een op de leeftijd afgestemde radio/televisiefragment/

gesproken tekst op internet

luistert naar een ander ■

gesprekjes voeren kan een gesprek voeren met leidster en een ander kind □

kent enkele gespreksregels □

reageert spontaan op ander kind of leidster □

geeft antwoord op vragen van de leidster of ander kind ■

wie-, wat-, waar-vragen ■

aanwijsvragen ■

luistervragen ■

voorspélvragen □

keuzevragen ■

mening uiten en vragen

stellen

leert vergelijkingen te maken en zijn mening te geven □

stelt vragen om ergens meer over te weten te komen: wat, wie, waar,

waarom

vraagt om hulp □

Page 23: Publicatie analyses screeningsinstrumenten · rekenen Analyse sociaal- emotioneel Als kleuters leren tellen… CPS Bao groep 1-2 X Als kleuters leren meten… CPS Bao groep 1-2 X

Analyses screeningsinstrumenten

22

Het kind …

Domein Ontluikende en beginnende geletterdheid

leesplezier beleeft zichtbaar plezier aan voorlezen, boeken en rijmpjes □

oriëntatie op boek en

verhaal

ontdekt de samenhang tussen illustratie en tekst □

heeft ervaring opgedaan met boeken en de manier waarop boeken

(voor)gelezen worden

ontdekt de structuur in verhalen □

kan de inhoud van het boek al een beetje voorspellen op basis van de

omslag van het boek

kan een verhaal na vertellen aan de hand van een plaatjesboek □

kan de leidster nadoen als zij stukjes uit het boek uitbeeldt □

oriëntatie op geschreven

taal

ontdekt dat tekens gebruikt worden om iets te vertellen of leren □

ervaart dat dingen die opgeschreven zijn je iets kunnen leren □

ervaart dat dingen de je zegt, opgeschreven kunnen worden □

ontdekt het verschil tussen 'lezen' en 'schrijven' □

bladert door (prenten)boeken en speelt alsof hij eigen en andermans

teksten kan 'lezen'

kan, met behulp van volwassenen, eigen boodschappen in een primitieve

'geschreven' versie vastleggen

fonemisch bewustzijn en

alfabetisch principe

wordt zich bewust van klanken in woorden □

doet mee met spelletjes rond taal □

ontdekt de relatie tussen klanken en letters □

doet ervaring op met rijmen □

herkent symbolen □

Domein Taalbeschouwing

algemeen is op speelse wijze bezig met taal □

wordt zich bewust van eigen taalgebruik □

wordt zich bewust dat je over taal kan praten □

Page 24: Publicatie analyses screeningsinstrumenten · rekenen Analyse sociaal- emotioneel Als kleuters leren tellen… CPS Bao groep 1-2 X Als kleuters leren meten… CPS Bao groep 1-2 X

Analyses screeningsinstrumenten

23

CITO Taal voor kleuters

DEEL1: ACHTERGRONDGEGEVENS

Titel Cito Taal voor kleuters

Auteurs Nienke Lansink

Uitgever Cito

Jaar van uitgave 2009

Doelgroep Leerlingen in de groepen 1 en 2 van de basisschool.

Samenstelling van het

instrument

Leerkrachtmap met handleiding, opgavenboekjes (groep 1 en groep 2),

kopieerbare registratieformulieren en een inhoudsverantwoording. Ook is er een

digitale versie van de toets in twee vormen (standaardversie en adaptieve toets).

Doorgaande lijn

De toets Taal voor kleuters volgt op de toets Taal voor peuters en is een

onderdeel van het Cito Leerlingvolgsysteem dat doorloopt tot en met groep 8.

Voor dezelfde doelgroep is ook de toets Rekenen voor kleuters ontwikkeld.

Geanalyseerde

onderdelen

Handleiding, toetsmateriaal (oefenboekje, opgavenboekje groep 1, opgavenboekje

groep 2, voorleesbladen) en inhoudsverantwoording .

Uitgangspunten en

doelstellingen van het

instrument

“Met de toetsen Taal voor kleuters van het LOVS kunt u het niveau van de

taalontwikkeling en beginnende geletterdheid van leerlingen in groep 1 en 2

vaststellen. De taalontwikkeling en het leren lezen zijn twee hoofddoelstellingen

van het basisonderwijs. "

"De scores van een leerling op verschillende toetsen, op verschillende momenten,

kunnen onderling vergeleken worden. De ontwikkeling kan daardoor over de

leerjaren heen gevolgd worden. Mede op basis van de toetsresultaten kunt u het

onderwijs zowel op groeps- als op schoolniveau volgen en evalueren en zo

nagaan of u school beantwoordt aan de doelstelling die u nastreeft.”

Korte beschrijving van

visie op het jonge kind

zoals aangegeven in het

instrument/ de methode

“De toetsen Taal voor kleuters brengen de algemene taalvaardigheid van jonge

kinderen in beeld. De ontwikkeling van taal en de ontwikkeling van de

geletterdheid lopen parallel. Hoe beter de taal ontwikkeld is, hoe gemakkelijker het

leren lezen zal verlopen. En hoe beter de ontwikkeling tot geletterdheid is

verlopen, hoe gemakkelijker het kind de techniek van het leren lezen zal

beheersen. Een goede taalontwikkeling is een randvoorwaarde voor de

ontwikkeling op andere gebieden. De taalvaardigheid van een kind heeft grote

invloed op de mate waarin een kind succes zal hebben in het onderwijs en later op

de plaats die het kind in de maatschappij zal innemen.”

Inhoud Methodeonafhankelijke en genormeerde toets taal voor taal met afzonderlijke

toetsen voor groep 1 en 2. De toetsresultaten geven aan in welke mate leerlingen

de aangeboden taalvaardigheden beheersen en deze ook in andere, voor hen

soms nieuwe situaties, kunnen toepassen.

In de toetsen zijn twee onderdelen te onderscheiden, namelijk het conceptueel

bewustzijn (passieve woordenschat en kritisch luisteren) en het taalbewustzijn

(klank en rijm, eerste en laatste woord horen, auditieve synthese en

schriftoriëntatie). Er zijn afzonderlijke toetsboeken voor groep 1 en 2. Bij de 48

opgaven voor groep 1 ligt het accent op conceptuele taken. Bij groep 2 (60

opgaven) komen ook opdrachten rond taalbewustzijn aan de orde.

De toetsen bestaan uit meerkeuze-opgaven met drie of vier getekende

antwoordalternatieven in kleur waarvan één van de alternatieven het antwoord op

de vraag het beste weergeeft.

De handleiding gaat in op: de inhoud van toets Taal voor kleuters, de wijze van

afname, de registratie en interpretatie van toetsresultaten op individueel, groeps

en schoolniveau. Tevens wordt beschreven hoe de toetsen voor speciale

leerlingen en in het speciaal basisonderwijs gebruikt kunnen worden.

Bij het hoofdstuk registratieformulieren staan de leerlingrapporten,

Page 25: Publicatie analyses screeningsinstrumenten · rekenen Analyse sociaal- emotioneel Als kleuters leren tellen… CPS Bao groep 1-2 X Als kleuters leren meten… CPS Bao groep 1-2 X

Analyses screeningsinstrumenten

24

groepsrapporten en een groepsoverzicht. Alles wordt gegeven voor de

verschillende afnameperioden en op twee registratiewijzen, afhankelijk van de

keuze van de school. Ook is er een alternatief leerlingrapport, gericht op het

speciaal basisonderwijs.

De inhoudsverantwoording bestaat uit een beschrijving van de inhoud van de toets

Taal voor kleuters, een beschrijving van de opgaven in de toets, een overzicht van

de tussendoelen, een begrippenkader en een verdeling van de opgaven over de

categorieën. Tevens is er een literatuuroverzicht te vinden.

Aspecten

taalontwikkeling

In de toets komen de volgende taalaspecten aan de orde: passieve woordenschat

(koppelen van begrip aan een persoon, voorwerp, handeling of situatie);

definitievaardigheid (koppelen van een omschrijving aan een persoon of een

voorwerp); kritisch luisteren (beschrijvende zin, kort verhaal en kort verhaal met

vraag); klank en rijm (herkennen beginklank woord; herkennen eindrijm);

onthouden welke woord als eerst of laatste woord wordt uitgesproken; auditieve

synthese; schriftoriëntatie (visuele aspecten van de taal en algemene kennis over

boeken).

Aspecten

rekenontwikkeling

Niet van toepassing.

Aspecten sociaal-

emotionele ontwikkeling

Niet van toepassing.

Werkwijze De toets wordt twee keer per jaar groepsgewijs (eventueel individueel of in kleine

groepjes) afgenomen en wel halverwege en aan het einde van het schooljaar.

Voor de toets start, kunnen de leerlingen eerst opgaven uit het oefenboekje

maken. De leerkracht kan hiermee uitleggen wat de leerlingen moeten doen en

leerlingen raken zo vertrouwd met de werkwijze. De toets bestaat uit twee delen

die op twee momenten moeten worden afgenomen. Dit kan op twee dagdelen of

met een tussentijdse pauze.

De leerkracht biedt de instructie bij de opgaven mondeling aan, de leerlingen

geven antwoord door een streep onder één van de afbeeldingen te zetten.

Na de afname kijkt de leerkracht de opgavenboekjes van de kinderen na en

markeert ieder fout antwoord. De resultaten worden vervolgens verwerkt tot

enkele rapporten die met elkaar een beeld geven van het niveau van iedere

leerling afzonderlijk en van de groep als geheel. De toetsresultaten kunnen

vergeleken worden met de prestaties van een landelijke vergelijkingsgroep.

Op het groepsoverzicht staan de resultaten van meerdere afnamemomenten

waardoor dit gebruikt kan worden als overdrachtsformulier.

Met de digitale toets werken leerlingen zelfstandig. Ze dienen wel muisvaardig te

zijn.

Aanwijzingen voor

normering

In het hoofdstuk Rapportage van de handleiding wordt omschreven wat dient te

gebeuren met de resultaten van de kinderen na het nakijken van de

opgavenboekjes. Eerst dienen de toetsscore, de vaardigheidsscore en

vaardigheidsniveau te worden bepaald. De volgende stap is het invullen van het

groepsrapport, gevolgd door het invullen van de leerlingrapporten en het invullen

van het groepsoverzicht en een eventuele categorieënanalyse. Het hoofdstuk

beschrijft iedere stap en geeft informatie over de interpretatie van de

toetsresultaten.

De categorieënanalyse kan worden uitgevoerd met het computerprogramma van

LOVS en hiermee kan worden nagegaan of leerlingen op een bepaald onderdeel

meer of mindere fouten maken dan op grond van hun algemene

vaardigheidsniveau verwacht mag worden.

Aanwijzingen voor hulp

bij gesignaleerde

problemen

De toets Taal voor kleuters bevat afzonderlijke toetsen voor groep 1 en 2. De

zwakke leerlingen kunnen medio groep 2 de toets voor groep 1 nog een keer

maken; de goede leerlingen kunnen eind groep 1 de toets voor groep 2 maken.

Page 26: Publicatie analyses screeningsinstrumenten · rekenen Analyse sociaal- emotioneel Als kleuters leren tellen… CPS Bao groep 1-2 X Als kleuters leren meten… CPS Bao groep 1-2 X

Analyses screeningsinstrumenten

25

Ook kan in groep 1 de toets Taal voor peuters ingezet worden. Met de adaptieve

variant van de digitale toets kan nog meer afgestemd worden op het niveau van

de leerling.

De toets onderscheidt fasen in de leerlingenzorg. De eerste fase is signaleren en

bestaat uit de toetsen voor Taal voor kleuters voor groep 1 en 2, leerlingrapporten

en groepsrapport en de inhoudsverantwoording.

De tweede fase is analyseren en bestaat uit een categorieënanalyse, resultaten

op diagnostische observatielijsten en/ of toetsen (observatieprogramma

Taalplezier) en resultaten op LOVS toetsen van andere leergebieden voor groep 1

en 2. De derde stap is handelen waarbij een Hulp- en Cursorisch programma

Taalplezier voor groep 1 en 2 wordt aangeboden.

DEEL 2B: ANALYSE-RESULTATEN (beschrijvend)

Domein Mondelinge taalvaardigheid

woordenschat en

woordgebruik

Bij de toets wordt alleen ingegaan op de passieve woordenschat. In groep 1 vormt

dit de hoofdmoot van de toets (32 van de 48 opgaven). Woorden in groep 2 zijn

minder nabij en abstracter dan in groep 1. Bij het onderdeel definitievaardigheid

komt het scherper worden van betekenisgrenzen aan de orde. Er worden geen

uitspraken gedaan over het aantal woorden dat een kind dient te kennen.

vloeiend en

verstaanbaar spreken

Het subdomein spreken komt in de toets niet aan de orde.

luisteren Alle opdrachten worden mondeling aan de kinderen gesteld. Bij de opgaven moet

het kind luisteren naar een korte instructie/opdracht van de leidster. Per opgave is

deze beperkt tot een paar zinnen.

In de toets zijn een aantal opgaven opgenomen die gericht zijn op het kritisch

luisteren. De leerkracht vertelt een kort verhaal van drie tot zeven regels. De

verhalen zijn in groep 2 langer en complexer dan in groep 1. Daarna stelt de

leerkracht er een kort vraag over. Het gaat om hoe-wat-waarmeer-vragen,

denkvragen en (door de vorm van de toets) keuzevragen.

gesprekjes voeren Gesprekken voeren komt in de toets niet aan de orde. Het kind geeft antwoord op

vragen van de leerkracht door het onderstrepen van het juiste plaatje.

mening uiten en vragen

stellen

Geen onderdeel van de toets.

Domein Ontluikende en beginnende geletterdheid

leesplezier In groep 2 wordt aandacht besteed aan ontluikende en beginnende geletterdheid.

Leesplezier is hier echter geen aspect van.

oriëntatie op boek en

verhaal

Een enkele opdracht richt zich op samenhang tussen illustratie en tekst.

Daarnaast moeten kinderen aangeven wat het eerste woord, het begin van de zin

en de eerste of laatste letter is (schrijfrichting). De structuur van een boek, het

navertellen of naspelen van een verhaal komen niet aan bod.

oriëntatie op geschreven

taal

Oriëntatie op geschreven taal komt niet aan de orde.

fonemisch bewustzijn en

alfabetisch principe

In de toets komen opdrachten voor die gericht zijn op het herkennen van de

beginklank. Ook moeten de kinderen afbeeldingen van woorden zoeken die

rijmen. Daarnaast wordt het auditief geheugen getoetst (eerste/laatste woord uit

reeks). Ook de auditieve synthese wordt getoetst (“waar zie je b-oe-k”). De klank-

tekenkoppeling en het achterhalen van de betekenis van teksten komt niet aan de

orde.

Domein Taalbeschouwing

algemeen Taalbeschouwing is geen onderdeel van de toets.

Page 27: Publicatie analyses screeningsinstrumenten · rekenen Analyse sociaal- emotioneel Als kleuters leren tellen… CPS Bao groep 1-2 X Als kleuters leren meten… CPS Bao groep 1-2 X

Analyses screeningsinstrumenten

26

DEEL 2B: ANALYSE-RESULTATEN (tabel)

■ = aanwezig

◘ = gedeeltelijk aanwezig

□ = niet aanwezig

n.v.t. = niet van toepassing

Het kind …

Domein Mondelinge taalvaardigheid

woordenschat en

woordgebruik

beheerst het Nederlandse klanksysteem □

heeft een passieve woordenschat van gemiddeld 7000 woorden □

heeft een actieve woordenschat van gemiddeld 3500 woorden ◘

gebruikt een nieuw geleerd woord in een andere situatie □

gebruikt steeds meer verschillende en complexere woorden ■

betekenisgrenzen worden scherper ■

kent het verschil tussen enkel- en meervoudsvormen en kan dit

interpreteren

begrijpt ontkenning □

vloeiend en

verstaanbaar vertellen

omschrijving taalniveau □

begrijpt en gebruikt steeds meer verschillende

werkwoordsvervoegingen

kan een plotstructuur redelijk verwoorden □

maakt samengestelde zinnen □

maakt gebruik van uitbreidingen en vraaggesprekken □

vertelt over gebeurtenissen in het verleden en trekt daarbij conclusies □

houdt steeds meer rekening met mentale staat van anderen □

maakt beter onderscheid tussen welk taalgebruik in verschillende

situaties

heeft nog moeite met het leggen van logische verbanden □ heeft nog veel moeite met passieve zinnen □

vertelt uitvoerig en samenhangend over wat hij gedaan of meegemaakt

heeft

benoemt en beschrijft alledaagse aspecten, zoals mensen, plaatsen en

dingen met gebruik van complexe zinsconstructies

beschrijft een aantal veel voorkomende handelingen met gebruik van

complexe zinsconstructies

gebruikt complexe taalfuncties als redeneren en concluderen □

luisteren kan meervoudige instructie en mededelingen begrijpen en uitvoeren ■

luistert naar een op de leeftijd afgestemd verhaal en begrijpt het verhaal of

de informatieve tekst

luistert naar een op de leeftijd afgestemde radio/televisiefragment/

gesproken tekst op internet

laat zien dat hij naar een ander luistert en geeft gepaste feedback □

gesprekjes voeren kan op eigen initiatief een gesprek beginnen met de leerkracht en een

ander kind

kent en handelt naar gespreksregels □

kan op communicatief adequate wijze spontaan vertellen over

onderwerpen die hem bezighouden

geeft gepast antwoord op vragen van de leidster of ander kind ◘

hoe, waarmee, wanneer, etc. vragen ■

denkvragen ■

Page 28: Publicatie analyses screeningsinstrumenten · rekenen Analyse sociaal- emotioneel Als kleuters leren tellen… CPS Bao groep 1-2 X Als kleuters leren meten… CPS Bao groep 1-2 X

Analyses screeningsinstrumenten

27

Het kind …

tegendeelvragen □

keuzevragen (kiezen tussen meerdere en complexere situaties) ■

indirecte vragen □

reflectieve vragen □

mening uiten en vragen

stellen

kan zijn mening verwoorden, o.a. door gebruik van 'ik vind' zinnen □

stelt vragen en gebruikt vraagzinnen om ergens meer over te weten te

komen

kan op een gepaste wijze de hulp van anderen inroepen □

Domein Ontluikende en beginnende geletterdheid

leesplezier toont zijn plezier in het voorlezen van boeken □

leeft mee met personages in op de leeftijd afgestemde

prentenboeken

kan uitleggen hoe een personage zich voelt □

uit zijn gevoelen/mening over een voorgelezen verhaal of rijmpje,

zoals leuk, grappig of stom

oriëntatie op boek en

verhaal

begrijpt dat illustraties en tekst samen een verhaal vertellen ■

weet dat een boek gelezen wordt van voor naar achter, een bladzijde van

boven naar beneden, en regels van links naar rechts

weet dat verhalen een opbouw hebben en dat een boek een begin en

einde heeft

weet dat de voor- en achterkant van het boek informatie over de inhoud

geven

kan een op de leeftijd afgestemd voorgelezen verhaal navertellen, met of

zonder behulp van illustraties

kan een voorgelezen verhaal naspelen met behulp van aanwijzingen van

de leerkracht

oriëntatie op geschreven

taal

weet dat tekens gebruikt worden om iets te vertellen of leren □

weet dat je briefjes, boeken, tijdschriften, etc. kan lezen om iets te weten te

komen

weet dat je iets op kan schrijven (op papier of op de computer) als je iets

wilt vertellen

weet wanneer er sprake is van 'lezen' en 'schrijven' en kan 'lezen' en

'schrijven' van elkaar onderscheiden

herkent en benoemt (enkele) letters, bijvoorbeeld de eigen naam □

schrijft tekens die op letters (beginnen) te lijken □

fonemisch bewustzijn en

alfabetisch principe

kan betekenisonderscheidende klanken (fonemen) in woorden

onderscheiden

doet mee met woord-/klankspelletjes ◘

weet dat letters met klanken corresponderen □

herkent en gebruikt rijmwoorden ■

is gemotiveerd om de betekenis van geschreven taal te achterhalen □

Domein Taalbeschouwing

algemeen reflecteert op eigen taalgebruik en dat van anderen □

verbetert eigen taalgebruik □

praat (in kringgesprek) over taal en praten □

Page 29: Publicatie analyses screeningsinstrumenten · rekenen Analyse sociaal- emotioneel Als kleuters leren tellen… CPS Bao groep 1-2 X Als kleuters leren meten… CPS Bao groep 1-2 X

Analyses screeningsinstrumenten

28

CITO Rekenen voor peuters

DEEL 1: ACHTERGRONDGEGEVENS

Titel Cito Rekenen voor peuters

Auteurs Marieke op den Kamp

Uitgever Cito, Arnhem

Jaar van uitgave 2010

Doelgroep Peuters, onderverdeeld in twee leeftijdscategorieën. P1: vanaf drie jaar tot en met

drie jaar en vijf maanden. P2: vanaf drie jaar en zes maanden tot vier jaar en nul

maanden. De toets kan ingezet worden op kinderdagverblijven en

peuterspeelzalen.

Samenstelling van het

instrument

Handleiding, toetsmateriaal (opgavenboek rekenen,beheersingstoets kleur,

beheersingstoets lichaamsdelen), kopieerbare registratieformulieren en

inhoudsverantwoording.

Doorgaande lijn

De toets Rekenen voor peuters is een onderdeel van het Cito Volgsysteem Jonge

kind. Deze bevat ook een toets voor taal en observatielijsten voor baby’s en

dreumesen. Hierop volgend zijn de toetsen Rekenen voor kleuters en Taal voor

kleuters ontwikkeld.

Geanalyseerde onderdelen Handleiding, inhoudsverantwoording, toetsen, opgavenboek.

Uitgangspunten en

doelstellingen van het

instrument (korte

beschrijving)

"Met deze toets kunt u het niveau en de vorderingen op het gebied van

voorbereidend rekenen, ofwel ontluikende gecijferdheid, van peuters vanaf 3 jaar

vaststellen.

Tevens kunt u de behaalde scores van kinderen uit uw groep vergelijken met de

scores van de landelijke referentiegroepen. U kunt deze vergelijking zowel voor

individuele kinderen maken als voor de peutergroep als geheel. Bovendien maakt

de meettechniek die aan de toets ten grondslag ligt het mogelijk de scores van

een kind op verschillende momenten onderling te vergelijken. Dit stelt u en uw

collega's in staat om de ontwikkeling van kinderen over een langere periode te

volgen. Mede op basis van de toetsresultaten van de kinderen kunt u het

rekenaanbod op groepsniveau volgen en evalueren en zo nagaan of uw

rekenaanbod aansluit bij het niveau van de kinderen en beantwoordt aan de

doelstellingen die u nastreeft."

Korte beschrijving van

visie op het jonge kind

zoals aangegeven in het

instrument/ de methode

"Peuters verwerven geleidelijk getalbegrip. Ze leren kleine hoeveelheden tellen,

herkennen en schatten."

"De toetsen Rekenen voor peuters brengen de rekenvaardigheid van jonge

kinderen in beeld. Jonge kinderen zijn nieuwsgierig en doen dagelijks allerlei

ervaringen op die met rekenen en wiskunde te maken hebben.

In de voorschoolse periode ontwikkelt de reken-wiskundige kennis van kinderen

zich op een persoonlijke wijze die sterk is verbonden met de eigen leeromgeving

(Treffers, Van den Heuvel-Panhuizen & Buys, 1999). Kinderen proberen grip te

krijgen op hun eigen leeromgeving. Door te ordenen, vergelijken en meten wordt

de wereld voor het kind overzichtelijker. Kinderen doen dit van nature en hebben

plezier in het ontdekken, imiteren en probleemoplossen (Singer, 2009)."

Inhoud De methodeonafhankelijke toets Rekenen voor peuters kan ingezet worden om

het niveau van de rekenontwikkeling van peuters vanaf drie jaar vast te stellen,

deze ontwikkeling te vergelijken met een landelijke referentiegroep en een

vergelijking te maken tussen de kinderen onderling binnen één groep. De

ontwikkeling van kinderen kan over een langere periode gevolgd worden. De toets

is Cotan goedgekeurd.

In de toets komen drie domeinen aan de orde die samen de aspecten van

ontluikende gecijferdheid van kinderen omvatten: getalbegrip, meten en

meetkunde. De toets bestaat uit 36 opgaven, twaalf per domein.

Page 30: Publicatie analyses screeningsinstrumenten · rekenen Analyse sociaal- emotioneel Als kleuters leren tellen… CPS Bao groep 1-2 X Als kleuters leren meten… CPS Bao groep 1-2 X

Analyses screeningsinstrumenten

29

Aan deze drie domeinen zijn tussendoelen verbonden die gezien moeten worden

als ervaringsdoelen en niet als beheersingsdoelen. De kinderen dienen voor

aanvang van groep 1 ervaring te hebben opgedaan met de tussendoelen. De

doelen kunnen als richtlijn gebruikt worden bij het werken met peuters. De toetsen

sluiten aan bij de doelen Jonge kind, zoals deze zijn opgesteld door SLO.

Naast de toets Rekenen voor peuters bevat het materiaal een toets Kleur en een

toets Lichaamsdelen. Deze toetsen worden alleen afgenomen bij de kinderen

waarbij de leidsters meer gegevens over willen verzamelen over het herkennen

van kleuren of het oriënteren op het lichaam.

De handleiding geeft uitleg over de inhoud van de toetsen Rekenen voor peuters.

Ook staat beschreven hoe de toetsen afgenomen dienen te worden, hoe

gerapporteerd wordt en is er een omschrijving van de interpretatie en het gebruik

van de toets op het niveau van kind, groep en locatieniveau. Tevens wordt

beschreven hoe de toetsen voor peuters in het (speciaal) basisonderwijs gebruikt

kunnen worden en wordt een omschrijving gegeven van de toetsen kleur en

lichaamsdelen.

Bij het hoofdstuk Registratieformulieren zijn de formulieren om de scores zowel op

individueel als op groepsniveau overzichtelijk te kunnen weergeven. Hierbij zijn

ook alternatieve leerlingrapporten voor zorgleerlingen en voor leerlingen in het

speciaal onderwijs

De inhoudsverantwoording bestaat uit een beschrijving van de inhoud van de

toets Rekenen voor peuters, een beschrijving van de opgaven in de toets en een

literatuuroverzicht.

Aspecten taalontwikkeling Niet van toepassing.

Aspecten

rekenontwikkeling

Getalbegrip: het omgaan met hoeveelheden. Bij dit onderdeel gaat om het

herkennen of tellen van kleine hoeveelheden tot maximaal vijf.

Meten: het vergelijken van 'lengte en omtrek' en 'inhoud' . Bij 'lengte en omtrek'

moeten de kinderen op lengte en omtrek kunnen vergelijken en ordenen op

verschillende manieren. Ze meten direct of indirect met een maat en gebruiken

hierbij passief allerlei begrippen zoals lang, dik en dun.

Bij 'inhoud' vergelijken de kinderen tegenstellingen van verschillende inhouden.

Ze gebruiken hierbij passief allerlei begrippen rond inhoud zoals veel, weinig en

meeste.

Meekunde: 'oriënteren en lokaliseren', 'construeren', 'opereren met vormen en

figuren'. In de opgaven bij 'oriënteren en lokaliseren' gebruiken de kinderen

passief allerlei plaatsbegrippen zoals voor, achter en op. In de opgaven bij

'construeren' gaat het om het vergelijken en herkennen van eenvoudige

meetkundige basisvormen. Hierbij gebruiken de kinderen passief enkele

begrippen zoals rond, vierkant en stapelen en rollen. In de opgaven bij 'opereren

met vormen en figuren' lossen kinderen eenvoudige problemen op met vormen en

figuren bijvoorbeeld door na te gaan op welke plek een vorm past in een

blokkenstoof.

Aspecten sociaal-

emotionele ontwikkeling

Niet van toepassing.

Werkwijze De toets wordt individueel bij de kinderen afgenomen door een vertrouwde

leidster of pedagogisch medewerker. Voor het volgen van de ontwikkeling van de

taalontwikkeling van een peuter wordt aangeraden om de toets twee keer af te

nemen, niet te snel achter elkaar met zeker vijf of zes maanden ertussen.

De toets bestaat uit drie delen die overeenkomen met de domeinen die worden

getoetst. Elk deel bestaat uit twaalf opgaven. Voorafgaand aan ieder deel is een

oefenopgave te vinden. In de toets komen twee opgavenvormen voor; receptieve

en productieve opgaven. De receptieve opgaven bestaan uit vier getekende

plaatjes. De leidster stelt een vraag waarvan één van de vier plaatjes het

Page 31: Publicatie analyses screeningsinstrumenten · rekenen Analyse sociaal- emotioneel Als kleuters leren tellen… CPS Bao groep 1-2 X Als kleuters leren meten… CPS Bao groep 1-2 X

Analyses screeningsinstrumenten

30

antwoord het best weergeeft. Het kind antwoordt door één van de plaatjes aan te

wijzen. Bij de domeinen getalbegrip en meetkunde komen ook productieve

opgaven voor. Deze bestaan uit één of twee plaatjes. De leidster leest een

beschrijvende zin voor die bij het plaatje hoort en laat het kind deze zin afmaken

door een woord te zeggen. Een andere opdracht bestaat uit een opdracht voor

een kind en het beantwoorden van een vraag.

De antwoorden van het kind worden aangegeven op het scoreformulier. Per

domein wordt het gegeven antwoord vergeleken met het juiste antwoord. Het

totaal van het aantal goede antwoorden per deel vormt de toetsscore waar een

vaardigheidsscore en een vaardigheidsniveau uit voortkomen.

Aanwijzingen voor

normering

In het hoofdstuk Rapportage van de handleiding wordt omschreven wat dient te

gebeuren met de antwoorden van de kinderen op het scoreformulier. Eerst dienen

de toetsscore, de vaardigheidsscore en vaardigheidsniveau te worden bepaald. In

de normering wordt rekening gehouden met de leeftijdscategorie van het kind.

De volgende stap is het invullen van het groepsrapport, gevolgd door het invullen

van de peuteroverzichten en het invullen van het categorieënoverzicht. Het

hoofdstuk beschrijft iedere stap en geeft informatie over de interpretatie van de

toetsresultaten.

Met het groepsoverzicht kan inzicht worden verkregen in de resultaten van de

kinderen binnen één leeftijdscategorie. Met het peuteroverzicht kan inzicht worden

verkregen in het vaardigheidsniveau van een individueel kind . Dit kan vergeleken

worden met de prestaties van een landelijke vergelijkingsgroep.

Met het categorieënoverzicht kan een beeld gevormd worden over de vaardigheid

van kinderen binnen de verschillende domeinen van de toets. De leidster kan

hiermee signaleren of de kinderen laag of hoog scoren op een bepaalde categorie

of juist gelijkmatig scoren op alle categorieën.

Aanwijzingen voor hulp bij

gesignaleerde problemen

De toets onderscheidt drie verschillende fasen in de leerlingenzorg. De eerste

fase is signaleren. Hiervoor kunnen de toets, het peuteroverzicht, het

groepsrapport en de inhoudsverantwoording worden gebruikt.

De tweede fase is analyseren. Hiervoor kan het categorieënoverzicht worden

gebruikt en dienen resultaten van andere toetsen en observaties (ook op andere

ontwikkelingsgebieden) geanalyseerd te worden.

De derde fase is het handelen. Hiervoor kan het Hulpprogramma

Peutervolgsysteem worden gebruikt en de Hulpboeken Ordenen en Ruimte.

DEEL 2A: ANALYSE-RESULTATEN (beschrijvend)

Domein Getallen

omgaan met de telrij In de toets komen de telwoorden tot en met vijf voor.

omgaan met

hoeveelheden

Alle opgaven bij het domein ‘Getallen’ hebben betrekking op het omgaan met

hoeveelheden. Naast receptieve opgaven (“Waar zie je drie vlaggen?”) zijn er

productieve opgaven waarbij kinderen een hoeveelheid tot maximaal vijf tellen.

Ook de begrippen veel en weinig komen aan de orde.

omgaan met getallen Omgaan met getallen is geen onderdeel van de toets.

Domein Meten

algemeen De opgaven bij het domein ‘Meten’ zijn gericht op lengte en omtrek en op inhoud.

In de toetssetting zijn kinderen niet daadwerkelijk zelf met materiaal bezig.

lengte, omtrek en

oppervlakte

In de toets komen eenvoudige meetproblemen aan de orde. Begrippen die hierbij

voor komen, zijn: grootste/kleinste, langste, laagste, dikste/dunste,

minste/meeste, veel/weinig,

inhoud Kinderen moeten bij de opgaven situaties vergelijken waarbij inhoud voor komt.

Page 32: Publicatie analyses screeningsinstrumenten · rekenen Analyse sociaal- emotioneel Als kleuters leren tellen… CPS Bao groep 1-2 X Als kleuters leren meten… CPS Bao groep 1-2 X

Analyses screeningsinstrumenten

31

Het gaat om de begrippen weinig/veel, minste/meeste.

gewicht Gewicht komt niet aan de orde in de toets.

geld Geld komt niet aan de orde in de toets.

tijd Tijd komt niet aan de orde in de toets

Domein Meetkunde

oriënteren en lokaliseren De opgaven zijn gericht op de passief gebruiken van allerlei plaatsbegrippen,

zoals boven, achterop, over heen en omhoog. Kinderen wijzen aan op welk

plaatje de juiste positie staat aangegeven.

construeren In toets wordt gekeken naar het kunnen vergelijken en herkennen van eenvoudige

meetkundige basisvormen. De eigenschappen stapelen en rollen komen aan de

orde. In een afzonderlijke toets wordt gekeken naar de kleurkennis. Hierin komen

ook andere kleuren dan de basiskleuren aan bod: oranje, roze, grijs, bruin.

opereren met vormen en

figuren

De doelen die geformuleerd staan bij ‘opereren met vormen en figuren’ zijn niet

aangetroffen. Wel zijn er een paar opgaven opgenomen waarin kinderen

eenvoudige problemen met vormen en figuren oplossen, zoals welk blokje niet in

de vormenstoof past.

DEEL 2B: ANALYSE-RESULTATEN (tabel)

■ = aanwezig

◘ = gedeeltelijk aanwezig

□ = niet aanwezig

n.v.t. = niet van toepassing

Voor aanvang groep 1 heeft de leerling minimaal ervaring opgedaan met…

Domein Getallen

omgaan met de telrij noemen van namen van telwoorden (in liedjes, prentenboeken) ■

opzeggen van de telrij vanaf 1(als liedje of versje) ■

omgaan met

hoeveelheden

tellen van kleine hoeveelheden waarbij het gaat om synchroon tellen en

noemen van telwoorden en eventueel het noemen van het resultaat

het leggen van de één-één relatie door voorwerpen aan elkaar te koppelen

of bij elkaar te leggen of te verbinden

vergelijken van kleine hoeveelheden op het oog op ‘meer’, minder’,

‘meeste’, ‘minste’ , ‘evenveel’ en vergelijken van grotere hoeveelheden met

groot verschil in aantal op het oog op ‘meer’, minder’, ‘meeste’, ‘minste’

omgaan met hoeveelheidbegrippen: meer, minder, meeste, minste, veel,

weinig in verschillende betekenisvolle situaties

herkennen van groepjes van 2 en 3 zonder tellen ■

nadenken over de functie van tellen en betekenis van telwoorden in

speelse betekenisvolle situaties

nadenken over begrippen als (heel) veel en (heel) weinig ■

erbij of eraf halen van steeds een voorwerp/persoon, zoals in versjes (tien

kleine kikkertjes, zeven zuurtjes) en beseffen dat het er eentje meer of

minder worden

(eerlijk) verdelen van voorwerpen over verschillende kinderen/bakjes of in

groepjes

ontdekken dat hoeveelheden verschoven of bedekt kunnen worden zonder

dat het totaal verandert

ontdekken dat getalsymbolen, tellen, telwoorden en hoeveelheden iets met

elkaar te maken hebben

representeren van de eigen leeftijd met bijvoorbeeld vingers □

omgaan met getallen herkennen van enkele getalsymbolen (cijfers/getallen) (bijvoorbeeld weten □

Page 33: Publicatie analyses screeningsinstrumenten · rekenen Analyse sociaal- emotioneel Als kleuters leren tellen… CPS Bao groep 1-2 X Als kleuters leren meten… CPS Bao groep 1-2 X

Analyses screeningsinstrumenten

32

Voor aanvang groep 1 heeft de leerling minimaal ervaring opgedaan met…

hoe de 1 en de 2 heten)

praten over getallen en hoeveelheden in betekenisvolle situaties □

Domein Meten

algemeen situaties waarin aspecten van lengte, gewicht, inhoud, geld en tijd aan de

orde komen (bouwhoek, poppenhoek, kring, knutselen, speelzaal,

prentenboeken, liedjes)

onderzoeken van eigenschappen van voorwerpen (lengte, oppervlakte,

gewicht, inhoud, tijdsduur, kleur) en op basis van een eigenschap sorteren

(classificeren)

lengte, omtrek en

oppervlakte

oplossen van eenvoudige meetproblemen: vergelijken op lengte en

oppervlakte: wie/wat is groter of langer, welke schoen is kleiner, welke

tekening/puzzel is groter, welke toren is hoger?

rijtjes leggen of stapels maken met blokken: hoger en lager maken, langer

en korter maken

meten van je eigen lengte, bijvoorbeeld met behulp van een ander en met

streepjes op de muur of een strook/stroken

vergelijken en ontdekken van tegenstellingen, leren herkennen van

begrippen als: grootste-kleinste, langste-kortste, hoogste-laagste

leren herkennen van begrippen als: lang, groot, hoog, laag, klein ■

inhoud situaties waarin vergelijken op inhoud voorkomt: wie heeft meer limonade,

welke doos is groter? In welke vaas/beker zit meer water?

spelen met vormen en water/zand: vormen vullen, overgieten, vol maken,

leeg gooien

vergelijken en ontdekken van tegenstellingen en herkennen van begrippen

als: grootste-kleinste (doos, pop, beker), meeste (inhoud), minste en leren

herkennen van begrippen als: vol, leeg, in, uit, veel, weinig

gewicht ‘tillen’ en ‘wegen’ van verschillende voorwerpen en vergelijken wat

zwaarder is en wat lichter is en deze begrippen leren herkennen

samen ontdekken en onderzoeken: wat is zwaar, heel zwaar, heel licht, en

deze begrippen leren herkennen

geld situaties waarin kinderen spelen met kopen en betalen (muntjes geven en

spullen daarvoor krijgen), zoals in de winkelhoek

situaties waarin de begrippen kopen, betalen, geld, duur, gebruikt worden □

tijd verkennen van de indeling en verloop van de dag en de namen die we voor

de verschillende momenten gebruiken: ochtend, middag, avond, nacht

navertellen van gebeurtenissen in de juiste volgorde □

betekenisvolle alledaagse situaties waarin taal en begrippen voorkomen

die te maken hebben met tijdsbeleving en tijdsbesef: lang, kort, even, snel,

nu, toen, straks, vroeg, laat

betekenisvolle situaties waarin de klok een rol speelt: de klok waarop we

aan de wijzers zien dat het later wordt en hoe laat het is (of het al tijd is

voor …)

Domein Meetkunde

oriënteren en lokaliseren luisteren naar en nadenken over meetkundige begrippen als voor, achter,

naast, in, op, boven, onder, dichtbij, ver (bijvoorbeeld in voorleesverhalen

en prentenboeken)

luisteren naar en nadenken over meetkundige begrippen in relatie tot

zichzelf en ten opzichte van zichzelf (het eigen lichaam)

praten over concrete voorwerpen en situaties die niet direct zichtbaar zijn

(voorstellingsvermogen) (bijvoorbeeld over speelgoed thuis of voorwerpen

in de speelzaal, voorwerpen achter de kast)

Page 34: Publicatie analyses screeningsinstrumenten · rekenen Analyse sociaal- emotioneel Als kleuters leren tellen… CPS Bao groep 1-2 X Als kleuters leren meten… CPS Bao groep 1-2 X

Analyses screeningsinstrumenten

33

Voor aanvang groep 1 heeft de leerling minimaal ervaring opgedaan met…

aanwijzen van voorwerpen in de ruimte, en ook met de ogen dicht wijzen

waar deze voorwerpen zijn

bekijken van platen en aanwijzen waar wat te zien is (waar zie je de hond?) ■

construeren bouwen en construeren met materiaal (duplo, blokken, rails, kapla en ander

bouw- en constructiemateriaal)

namen van basisvormen (driehoeken, cirkels/rondjes, vierkantjes ■

namen van minimaal de basiskleuren (rood, blauw, geel, groen) ■

groeperen van voorwerpen op kenmerken (kleur, vorm) (bijvoorbeeld met

Logiblocks: zoek alle driehoekjes)

vouwen met vouwblaadjes/papier □

construeren met klei/plasticine/brooddeeg □

opereren met vormen en

figuren

bekijken van en spelen/experimenteren met schaduwen □

bekijken van spiegelingen, experimenteren met spiegelen (het eigen

lichaam, voorwerpen)

maken en namaken van vormen en patronen (rijgen, stempelen, kleuren,

mozaïek- en kralenplankfiguren (na)leggen)

Page 35: Publicatie analyses screeningsinstrumenten · rekenen Analyse sociaal- emotioneel Als kleuters leren tellen… CPS Bao groep 1-2 X Als kleuters leren meten… CPS Bao groep 1-2 X

Analyses screeningsinstrumenten

34

CITO Rekenen voor kleuters

DEEL 1: ACHTERGRONDGEGEVENS

Titel Cito Rekenen voor kleuters

Auteurs Irma Koerhuis

Uitgever Cito, Arnhem

Jaar van uitgave 2010

Doelgroep Leerlingen in groep 1 en 2 van de basisschool

Samenstelling van het

instrument

Leerkrachtenmap met handleiding, toetsmateriaal (oefenboekje, opgavenboekje

groep 1, opgavenboekje groep 2, voorleesbladen bij de opgaven, toets Kleur,

toets Lichaamsdelen), kopieerbare registratieformulieren en

inhoudsverantwoording. Er is ook een digitale versie van de toets beschikbaar.

Doorgaande lijn

De toets Cito Rekenen voor kleuters is een onderdeel van het Cito

Leerlingvolgsysteem dat doorloopt tot en met groep 8.

De toetsen sluiten aan bij de vernieuwde doelen met betrekking tot de

rekenontwikkeling van jonge kinderen in de voor- en vroegschoolse situatie van

het SLO en de tussendoelen Beginnende gecijferdheid van het Freudenthal

instituut.

Geanalyseerde onderdelen Papieren versie toets: handleiding, toetsmateriaal (oefenboekje, opgavenboekje

groep 1, opgavenboekje groep 2, voorleesbladen), inhoudsverantwoording.

Uitgangspunten en

doelstellingen van het

instrument

"De toetsen Rekenen voor kleuters brengen de vorderingen op het gebied van

voorbereidend rekenen voor jonge kinderen in beeld. De ontwikkeling van

rekenen/wiskunde is één van de hoofddoelstellingen van het basisonderwijs."

"De behaalde scores kunnen vergeleken worden met de scores van een

landelijke referentiegroep zowel op individueel als op groepsniveau. Zo kan per

afname een beeld gevormd worden van de vaardigheid van individuele

leerlingen en de totale groep. Met de resultaten kunnen de leerlingen ook

onderling vergeleken worden. De ontwikkeling van leerlingen over de leerjaren

heen kan hierdoor gevolgd worden en wordt gekeken of het onderwijs op de

school aan de eigen gestelde doelstellingen voldoet."

Korte beschrijving van

visie op het jonge kind

zoals aangegeven in het

instrument/ de methode

"Voor een goede rekenvaardigheid in groep 3 tot en met 8 is het ontwikkelen van

beginnende gecijferdheid ofwel voorbereidend rekenen bij jonge kinderen van

belang."

"In de voorschoolse periode ontwikkelt de reken-wiskundige kennis van kinderen

zich op een persoonlijke wijze die sterk is verbonden met de eigen leeromgeving

(Treffers, Van den Heuvel – Panhuizen & Buys, 1999). Kinderen proberen grip te

krijgen op hun omgeving. Door te ordenen, vergelijken en meten wordt de wereld

voor het kind overzichtelijker. Kinderen doen dit van nature en hebben plezier in

ontdekken, imiteren en probleemoplossen (Singer, 2009)."

Inhoud Methodeonafhankelijke toets die zicht richt op de kennis en vaardigheden op

rekengebied die in groep 1 en 2 aan bod (domeinen getalbegrip, meten en

meetkunde). Ze geven aan in welke mate leerlingen de aangeboden leerstof

beheersen in en in andere, voor hen soms nieuwe situaties, kunnen toepassen.

De toetsen sluiten aan bij de doelen Jonge kind, zoals deze zijn opgesteld door

SLO.

Er zijn twee afzonderlijke toetsen voor groep 1 en groep 2. In beide toetsen zijn

alle drie domeinen voor rekenen opgenomen. De toets voor groep 1 bestaat uit

twee delen van elk 23 opgaven waarvan achttien bij getalbegrip, zestien bij

meten en twaalf bij meetkunde. De toets voor groep 2 bestaat uit twee delen van

elk 24 opgaven waarvan twintig bij getalbegrip, zestien bij meten en twaalf bij

meetkunde. De opgaven bestaan uit getekende afbeeldingen in kleur.

Naast de toets Rekenen voor kleuters bevat het toetsmateriaal ook een toets

Page 36: Publicatie analyses screeningsinstrumenten · rekenen Analyse sociaal- emotioneel Als kleuters leren tellen… CPS Bao groep 1-2 X Als kleuters leren meten… CPS Bao groep 1-2 X

Analyses screeningsinstrumenten

35

Kleur en een toets Lichaamsdelen. Deze toetsen worden alleen afgenomen bij

de leerlingen waarbij de leerkracht meer gegevens wilt verzamelen over één of

beide onderdelen.

De handleiding geeft uitleg over de inhoud van de toetsen Rekenen voor

kleuters. Ook staat beschreven hoe de toetsen afgenomen dienen te worden,

hoe gerapporteerd wordt en wordt een omschrijving gegeven van de interpretatie

en het gebruik van de toets op het niveau van kind, groep en school. Tevens

wordt beschreven hoe de toetsen voor kleuters in het speciaal basisonderwijs

gebruikt kunnen worden en wordt een omschrijving gegeven van de toetsen

Kleur en Lichaamsdelen. Bij het hoofdstuk registratieformulieren staan de

leerlingrapporten, groepsrapporten en alternatieve leerlingrapporten (voor

speciaal basisonderwijs), allemaal voor de twee soorten vaardigheidsniveaus A

t/m E of I t/m V) en een groepsoverzicht. De inhoudsverantwoording bestaat uit

een beschrijving van de inhoud van de Toets Rekenen voor kleuters, een

beschrijving van de opgaven in de toets, een bijlage met een verdeling van de

opgaven over de categorieën en een literatuuroverzicht.

Aspecten taalontwikkeling Niet van toepassing.

Aspecten

rekenontwikkeling

Getalbegrip:

omgaan met de telrij (de structuur van de telrij, het tellen en terugtellen

vanuit verschillende getallen redeneren over de telrij in eenvoudige

probleemsituaties);

hoeveelheden (het omgaan met hoeveelheden tot tenminste 10:

vergelijken en ordenen op meer, minder, evenveel, meeste en minste;

herkennen kleine getalpatronen; oplossen eenvoudige optel- en

aftrekproblemen; redeneren over hoeveelheden in eenvoudige

probleemsituaties);

getallen (het (her)kennen van getalsymbolen; de volgorde van de

getalsymbolen in de getallenrij; koppelen van symbolen, telwoorden en

hoeveelheden).

Meten:

lengte en omtrek (afpassend meten met een betekenisvolle maat en

tellen van het resultaat; begrippen rond lengte en omtrek.; redeneren

over eenvoudige problemen waarbij lengte een rol speel);

inhoud (vergelijken en ordenen op verschillende manieren; begrippen

rond inhoud; redeneren over eenvoudige problemen waarbij inhoud een

rol speelt);

gewicht (vergelijken en ordenen op verschillende manieren; begrippen

rond gewicht en redeneren over eenvoudige problemen waarbij gewicht

een rol speelt);

tijd (gebruiken van begrippen rond tijd; meten van; redeneren over

eenvoudige problemen waarbij tijd een rol speelt).

Meetkunde:

oriënteren en lokaliseren (eenvoudige plattegronden lezen; redeneren

over eenvoudige problemen waarbij oriënteren en lokaliseren een rol

spelen);

construeren (redeneren over eenvoudige problemen waarbij

construeren een rol speelt);

opereren met vormen en figuren (in eenvoudige meetkundige patronen

regelmaat en symmetrie ontdekken en deze voortzetten; redeneren

over eenvoudige problemen waarbij opereren met vormen en figuren

een rol speelt).

Aspecten sociaal-

emotionele ontwikkeling

Niet van toepassing.

Page 37: Publicatie analyses screeningsinstrumenten · rekenen Analyse sociaal- emotioneel Als kleuters leren tellen… CPS Bao groep 1-2 X Als kleuters leren meten… CPS Bao groep 1-2 X

Analyses screeningsinstrumenten

36

Werkwijze De toets wordt groepsgewijs afgenomen, twee keer per jaar, medio en aan het

einde van het schooljaar. De toets bestaat uit twee delen die op twee momenten

moeten worden afgenomen. Dit kan op twee dagdelen of met een tussentijdse

pauze.

Voordat de kinderen met de feitelijke toets beginnen, kunnen opgaven uit het

oefenboekje gemaakt worden. De leerkracht kan hiermee uitleggen wat de

leerlingen moeten doen en leerlingen raken zo vertrouwd met de werkwijze.

De opgaven in de toetsen bestaan uit een vraag met drie of vier getekende

antwoord alternatieven; één van de alternatieven geeft het antwoord op de vraag

het best weer. De leerkracht biedt de toetsopgaven mondeling aan. De

leerlingen antwoorden door een streep onder één van de afbeeldingen in hun

opgavenboekje te zetten.

De opgaven hebben twee vormen; één met alleen een reeks plaatjes en één met

een stamplaatje en een reeks plaatjes. Bij de eerste vorm kiest de leerling bij de

vraag het goede plaatje. Bij de tweede vorm krijgen de leerlingen een vraag

waarbij ze het stamplaatje relateren aan de antwoordmogelijkheden.

Na de toetsafname kijkt de leerkracht de opgavenboekjes van de kinderen na en

markeert ieder fout antwoord. De resultaten worden vervolgens verwerkt tot

rapportages die samen een beeld geven van het niveau van iedere leerling

afzonderlijk en van de groep als geheel.

Aanwijzingen voor

normering

In het hoofdstuk Rapportage staat omschreven wat hoe de resultaten van de

kinderen verwerkt moeten worden. Eerst dienen de toetsscore, de

vaardigheidsscore en het vaardigheidsniveau te worden bepaald aan de hand

van de scoreformulieren. Daarna volgt het invullen van het groepsrapport, de

leerlingrapporten en het invullen van het groepsoverzicht (bevat de resultaten

van meerdere afnamemomenten en kan gebruikt worden als

overdrachtsformulier) en een eventuele categorieënanalyse van de fouten. Het

hoofdstuk beschrijft iedere stap en geeft informatie over de interpretatie van de

toetsresultaten.

Met het leerlingrapport kunnen de resultaten van een individuele leerling worden

vergeleken met de prestaties van een landelijke vergelijkingsgroep.

De categorieënanalyse wordt uitgevoerd met het computerprogramma van

LOVS en hiermee kan worden nagegaan of leerlingen op een bepaald onderdeel

meer of mindere fouten maken dan op grond van hun algemene

vaardigheidsniveau verwacht mag worden.

Aanwijzingen voor hulp bij

gesignaleerde problemen

De zwakke leerlingen medio groep 2 kunnen nog een keer getoetst worden met

de toets van groep 1. Zeer goede leerlingen eind groep 1 kunnen de toets van

groep 2 maken. Ook kan de toets Rekenen voor peuters gebruikt worden voor

zwakkere leerlingen in groep 1.

De toets onderscheidt drie stappen in de leerlingenzorg. De eerste fase is

signaleren en bestaat uit de toetsen voor Rekenen voor kleuters, de

leerlingrapporten en het groepsrapport. De tweede fase is de analysefase waarin

de categorieënanalyse en de resultaten op de overige LOVS- toetsen worden

bekeken. De derde stap is handelen. Hiervoor worden geen aanwijzingen

gegeven.

Page 38: Publicatie analyses screeningsinstrumenten · rekenen Analyse sociaal- emotioneel Als kleuters leren tellen… CPS Bao groep 1-2 X Als kleuters leren meten… CPS Bao groep 1-2 X

Analyses screeningsinstrumenten

37

DEEL 2A: ANALYSE-RESULTATEN (beschrijvend)

Domein Getallen

omgaan met de telrij De toets gaat in op het tellen, terugtellen en verder tellen tot 20. Het getal ‘nul’

komt niet aan de orde. Van de rangtelwoorden komen ‘eerste’ en ‘derde’ voor.

omgaan met

hoeveelheden

Het tellen, vergelijken en ordenen van hoeveelheden komt aan bod. Hierbij komen

allerlei hoeveelheidbegrippen aan de orde. Door de toetsvorm geven de kinderen

niet zelf de hoeveelheden weer. Ook het oplossen van eenvoudige optel- en

aftrekproblemen komt voor. Splitssituaties en representeren in beeldgrafieken

niet.

omgaan met getallen Alle doelen rond het omgaan met getallen komen aan de orde.

Domein Meten

algemeen De toets gaat in op lengte, omtrek en oppervlakte, inhoud, gewicht en tijd. Het

classificeren op verschillende eigenschappen (m.u.v. waarde) komt aan de orde;

het uitleggen om welke eigenschap het gaat niet. Grafische voorstellingen zijn niet

aangetroffen.

lengte, omtrek en

oppervlakte

Door de toetsvorm ontbreken alle doelen waarbij de kinderen zelf handelend

moeten optreden. Dat geldt ook voor de andere grootheden. Objecten worden

alleen ‘op het oog’ vergeleken en geordend. Begrippen rond lengte, omtrek en

oppervlakte komen nagenoeg allemaal aan de orde (behalve ‘er omheen’) In de

toets komen ook eenvoudige probleemsituaties rond lengte, omtrek en

oppervlakte voor.

inhoud Het meten van inhoud gebeurt alleen op het oog. Bijbehorende begrippen komen

allemaal aan de orde.

gewicht Voorwerpen worden vergeleken en geordend naar gewicht waarbij de kinderen

ook de bijbehorende begrippen kunnen gebruiken. Het aflezen van een balans

komt aan de orde. Redeneren over gewichten in probleemsituaties komt niet voor.

geld Geld komt niet aan de orde in de toets.

tijd Dagritme komt als onderwerp in de toets aan bod. Kinderen benoemen hierbij zelf

niet de volgorde van de dagonderdelen. Dagen van de week en maanden van het

jaar komen niet aan de orde, seizoenen wel. Er komen een aantal tijdsbegrippen

voor: even, kort/lang, jongst, eerst en gisteren.

Domein Meetkunde

oriënteren en lokaliseren Meetkundige begrippen die aan bod komen, zijn: dichterbij, voorste, boven, onder,

tegenover, schuin en rechts. Het beschrijven van de plaats van objecten ten

opzichte van het kind zelf komt niet voor, ten opzichte van elkaar wel.

Routebeschrijvingen en plattegronden komen niet aan de orde. Het kunnen

redeneren over eenvoudige meetkundige problemen wel.

construeren Alle doelen waarbij een kind zelf moet handelen komen door de toetsvorm niet

voor. Het kunnen benoemen van de geometrische vormen cirkel, driehoek,

vierkant en rechthoek komt aan de orde. In een afzonderlijke toets wordt de

kleurkennis onderzocht. De kleuren zwart en wit ontbreken hierin. Eenvoudige

problemen rond constructies komen aan bod in opgaven als: met welke

tangramblokjes kun je het figuur maken.

opereren met vormen en

figuren

Het uitvoeren van eenvoudige opdrachten met zon/schaduw en spiegels komt niet

voor. Wel zijn er opgaven over het herkennen van een schaduw en het omgaan

met symmetrie. Het vergelijken en voortzetten van patronen wordt getoetst, het

zelf namaken, uitleggen en zelf ontwikkelen van patronen met regelmaat niet.

Eenvoudige meetkundige problemen rond opereren met vormen en figuren

komen aan de orde in de toets.

Page 39: Publicatie analyses screeningsinstrumenten · rekenen Analyse sociaal- emotioneel Als kleuters leren tellen… CPS Bao groep 1-2 X Als kleuters leren meten… CPS Bao groep 1-2 X

Analyses screeningsinstrumenten

38

DEEL 2B: ANALYSE-RESULTATEN (tabel)

■ = aanwezig

◘ = gedeeltelijk aanwezig

□ = niet aanwezig

n.v.t. = niet van toepassing

Aan het eind van groep 2 is de leerling doorgaans in staat tot…

Domein Getallen

omgaan met de telrij de telrij (akoestisch) kunnen opzeggen tot en met tenminste 20 ■

vanuit verschillende getallen tot 20 kunnen verder tellen en vanuit getallen

tot tien kunnen terugtellen

herkennen en gebruiken van rangtelwoorden tot en met tenminste 10 ◘

kunnen omgaan (met de betekenis van) 'nul' in telrijsituaties □

kunnen redeneren over de telrij in eenvoudige en betekenisvolle

probleem/conflictsituaties

omgaan met

hoeveelheden

hoeveelheden tot tenminste 12 (resultatief) globaal kunnen schatten en

tellen (resultatief) én kunnen weergeven (neerleggen, tekenen)

hoeveelheden tot tenminste 12 kunnen vergelijken en ordenen op ‘meer’,

minder’, ‘evenveel’, ‘meeste’, ‘minste'

hoeveelheidbegrippen zowel kunnen herkennen als actief toepassen:

meer, minder, evenveel, meeste, minste, veel, weinig, erbij, eraf, samen,

niets, alles, laatste, eerste, tweede, derde

kleine getalpatronen tot tenminste 6 kunnen herkennen, zonder tellen door

gebruik te maken van patronen en structuren

verkort kunnen tellen van hoeveelheden tot tenminste 12 door gebruik te

maken van patronen en structuren (handen, dobbelsteenpatronen)

eenvoudige optel- en aftrekproblemen in dagelijkse contexten (handelend)

kunnen oplossen onder tenminste 12

eenvoudige splitsproblemen kunnen oplossen onder 10 □

eenvoudige verdeelsituaties (handelend) kunnen oplossen onder tenminste

12 en kunnen vertellen wat het resultaat is

hoeveelheden tot en met tenminste 10 kunnen representeren met

bijvoorbeeld vingers, streepjes, stippen

hoeveelheden tot en met tenminste 12 kunnen representeren in een

beeldgrafiek en kunnen interpreteren

kunnen redeneren over hoeveelheden in eenvoudige betekenisvolle

probleem/conflictsituaties

omgaan met getallen getalsymbolen kunnen herkennen van 0 tot en met 10 ■

de volgorde van de getalsymbolen in de getallenrij tot 10 herkennen en

kunnen leggen (niet schrijven)

getalsymbolen, telwoorden en hoeveelheden kunnen koppelen tot en met

tenminste 10

hoeveelheden tot en met tenminste 10 kunnen representeren met een

getalsymbool en omgekeerd: bij een getalsymbool tot en met tenminste 10

de hoeveelheid kunnen weergeven

kunnen redeneren over getallen in eenvoudige en betekenisvolle

probleem/conflictsituaties

Domein Meten

algemeen verschillende grootheden kunnen onderscheiden en in (eenvoudige)

betekenisvolle situaties herkennen en gebruiken (lengte, omtrek,

oppervlakte, inhoud, gewicht, tijd, geld)

voorwerpen kunnen sorteren (classificeren) op basis van verschillende

eigenschappen (lengte, dikte, oppervlakte, inhoud/omvang, gewicht,

Page 40: Publicatie analyses screeningsinstrumenten · rekenen Analyse sociaal- emotioneel Als kleuters leren tellen… CPS Bao groep 1-2 X Als kleuters leren meten… CPS Bao groep 1-2 X

Analyses screeningsinstrumenten

39

Aan het eind van groep 2 is de leerling doorgaans in staat tot…

tijdsduur, waarde, kleur) en kunnen uitleggen om welke eigenschap(pen)

het gaat

kunnen redeneren over verschillende grootheden in eenvoudige probleem-

en conflictsituaties (bijvoorbeeld over het begrip ‘groot’ en de verschillende

betekenissen ervan)

kunnen aflezen van verschillende eenvoudige grafische voorstellingen,

zoals een cirkel waarin de dagindeling wordt aangegeven of een

staafgrafiek waarin lengtes van kinderen zijn afgebeeld met stroken: wie is

langer, wie is korter? Hoe zie je dat?

lengte, omtrek en

oppervlakte

objecten kunnen vergelijken en ordenen naar lengte, omtrek en

oppervlakte op verschillende manieren: op het oog, via direct meten (naast

elkaar houden, op elkaar leggen) of indirect meten (met een natuurlijke

maat: stap, voet, touwtje(s), hokjes tellen), hand, strook; blaadje papier,

meetlat

weten dat eerlijk meten (één maat gebruiken) voorwaarde is voor

vergelijken, ordenen en meten (van lengte, omtrek, oppervlakte) via

afpassen en kunnen uitleggen waarom dit zo is

kunnen meten met een betekenisvolle maat van:

- lengte met bijvoorbeeld stappen, voeten, meterstrook/stroken

- oppervlakte met bijvoorbeeld blaadjes papier, tegels en het resultaat via

tellen vaststellen

begrijpen en kunnen uitvoeren van herhaald afpassen met één voorwerp,

bij tekort aan materiaal (één strook, meetlat of velletje papier meer keren

achter/naast elkaar leggen)

begrippen met betrekking tot lengte, omtrek en oppervlakte herkennen en

kunnen gebruiken in betekenisvolle eenvoudige situaties:

- lang, langer, langst(e); kort, korter kortst(e);

- groot, groter, grootst(e); klein, kleine, kleinst(e);

- dik, dikker, dikst(e); dun, dunner, dunst(e);

- hoog, hoger, hoogst(e); laag, lager, laagst(e);

- breed, breder; smal, smaller;

- (er) omheen

kunnen redeneren over lengte, omtrek, en oppervlakte in eenvoudige

probleem- en conflictsituaties

inhoud inhouden zowel in de betekenis van ‘wat er in zit’ als ‘wat er in kan’ kunnen

vergelijken en ordenen op verschillende manieren: op het oog, via

overgieten, via afpassen of uitscheppen met een natuurlijke maat zoals een

bakje, beker of fles

kunnen meten van een inhoud met een betekenisvolle maat zoals beker,

kopje, fles of litermaat of blokken/pakken en het resultaat via tellen (globaal

en precies) vaststellen

begrippen rond inhoud herkennen en kunnen gebruiken in betekenisvolle

situaties en tegenstellingen gebruiken: vol, voller, volst(e), leeg, veel,

weinig, meer, meest(e), minder, minst(e), evenveel

kunnen redeneren over inhouden in eenvoudige probleem- en

conflictsituaties (waarom kan er in een lange fles toch minder water zitten

dan in een kortere fles?)

gewicht voorwerpen die in gewicht verschillen, kunnen vergelijken en ordenen naar

gewicht op verschillende manieren: op het oog, op de hand, met een

balans (wip-principe)

conclusies kunnen trekken uit de stand van de balans bij het wegen van

twee voorwerpen

Page 41: Publicatie analyses screeningsinstrumenten · rekenen Analyse sociaal- emotioneel Als kleuters leren tellen… CPS Bao groep 1-2 X Als kleuters leren meten… CPS Bao groep 1-2 X

Analyses screeningsinstrumenten

40

Aan het eind van groep 2 is de leerling doorgaans in staat tot…

begrippen rond gewicht herkennen en kunnen gebruiken in betekenisvolle

eenvoudige situaties en in tegenstellingen: zwaar, zwaarder, zwaarst(e),

licht, lichter, lichtst(e), even zwaar/licht

begrijpen dat gewicht niet een op een samenvalt met omvang of lengte of

grootte (zwaarder betekent niet altijd langer, groter en omgekeerd)

kunnen redeneren over gewichten in eenvoudige probleem- en

conflictsituaties (is iets dat groter is, ook altijd zwaarder?)

geld begrijpen en kunnen uitleggen hoe het systeem van kopen en betalen in

elkaar zit aan de hand van eenvoudige winkelsituaties en sparen

begrippen herkennen en kunnen gebruiken in de context van geld: duur,

duurder, duurst(e), goedkoop, goedkoper, goedkoopst(e), euro, munten,

waarde

gepast kunnen betalen van voorwerpen/bedragen onder 10 euro (in hele

euro’s) met munten van 1 en 2 euro en bedragen met munten van 1 en 2

euro kunnen vaststellen

begrijpen dat verschillende munten en briefjes verschillende waarden

hebben en begrijpen dat twee munten samen toch minder van waarde

kunnen zijn dan één munt

tijd het dagritme herkennen als cyclisch tijdsproces en de volgorde in de

dagindeling (ochtend, middag, avond, nacht) kunnen benoemen

de dagen van de week kunnen benoemen in de goede volgorde □

weten dat het jaar ook een terugkerend ritme heeft, en daarbij enkele

namen van maanden kennen en de namen van seizoenen

weten dat tijd ook lineair verstrijkt: de tijd gaat steeds door, we worden

ouder, gebeurtenissen zijn steeds langer geleden, komen steeds dichterbij

tijdsbegrippen herkennen in betekenisvolle, dagelijkse situaties en de

begrippen correct kunnen gebruiken:

- dag, nacht, ochtend, middag, avond

- vandaag, gisteren, morgen, morgenvroeg, gisteravond

- vroeg, vroeger, laat, later, eerder, nu, toen, straks, lang, kort,even, snel

gebeurtenissen in de goede volgorde kunnen beschrijven en rangschikken

(met foto’s, met woorden) en kunnen uitleggen van deze volgorde

weten hoe je aan instrumenten als zandloper, kaars, druppende kraan,

tellen, wijzers op de klok kunt zien dat er tijd verstrijkt en dit kunnen

uitleggen

functie van de klok kennen en kunnen aflezen van hele uren op een digitale

klok en op een klok met wijzers

weten dat je tijd verschillend kunt beleven: soms duurt iets heel lang

(wachten) en soms is het zo voorbij (buiten spelen); inzien dat het beleven

van tijd subjectief is

Domein Meetkunde

oriënteren en lokaliseren herkennen (passief gebruik) en kunnen gebruiken (actief) van meetkundige

begrippen: voor, achter, naast, in, op, boven, onder, dichtbij, veraf

herkennen (passief gebruik) van meetkundige begrippen: links, rechts,

tegenover, tussen

voorwerpen/situaties/locaties (die niet te zien zijn) met kenmerken en

details kunnen beschrijven door er een visuele voorstelling van te maken

de plaats van objecten ten opzichte van zichzelf kunnen beschrijven en

omgekeerd met behulp van meetkundige begrippen (de bal ligt achter mij;

ik sta voor de deur)

de plaats van voorwerpen ten opzichte van elkaar kunnen beschrijven met ■

Page 42: Publicatie analyses screeningsinstrumenten · rekenen Analyse sociaal- emotioneel Als kleuters leren tellen… CPS Bao groep 1-2 X Als kleuters leren meten… CPS Bao groep 1-2 X

Analyses screeningsinstrumenten

41

Aan het eind van groep 2 is de leerling doorgaans in staat tot…

behulp van meetkundige begrippen (de bal ligt bovenop de kast)

kunnen volgen van een beschrijving met herkenningspunten (hoek,

brievenbus, poppenhoek, kopieermachine) en meetkundige begrippen

(voor, na, rechts, links, tegenover) van een route in de directe omgeving (in

de school van het lokaal naar de voordeur, van de school naar de kerk)

eenvoudige routes kunnen beschrijven in de directe omgeving en daarbij

gebruik maken van herkenningspunten (kerk, winkel, speelplein,

brievenbus) en meetkundige begrippen (voor, na, verder, rechtdoor)

eenvoudige plattegronden (bijvoorbeeld van de klas) kunnen lezen, kunnen

tekenen en kunnen toelichten

kunnen redeneren over eenvoudige meetkundige problemen/

conflictsituaties rond oriënteren en lokaliseren

construeren bouwwerkjes/constructies die als voorbeeld gebouwd, zijn kunnen

nabouwen (bijvoorbeeld blokkenbouwsel, railsparcours, duplo- of

legofiguur)

eenvoudige bouwwerkjes (bijvoorbeeld blokkenbouwsel, railsparcours,

duplo- of legofiguur) vanaf een tekening/foto kunnen nabouwen

kunnen bouwen van een constructie op basis van aanwijzingen in een

stappenplan/handleiding (bijvoorbeeld met blokken, lego, knex, magnetics)

kunnen bouwen op basis van mondelinge aanwijzingen met behulp van

meetkundige begrippen (bijvoorbeeld: maak een stapel van twee blokjes;

zet links daarvan een blokje; zet ervoor een stapel van drie blokjes)

kennen en kunnen benoemen van de namen van meetkundige figuren:

cirkel, driehoek, vierkant, rechthoek, bol, kubus

verschillen kunnen beschrijven tussen de verschillende meetkundige

figuren: cirkel, driehoek, vierkant, rechthoek, bol, kubus

kennen en kunnen benoemen van de basiskleuren (rood, blauw, geel,

groen), zwart, wit, oranje, paars, roze, grijs

kunnen sorteren van voorwerpen op minimaal twee kenmerken

(bijvoorbeeld met Logiblocks: zoek alle rode vierkanten; alle dikke

driehoeken)

kunnen navouwen van een vouwwerk dat wordt aangegeven met een

vouwreeks van slechts enkele stappen (bijvoorbeeld een vliegtuigje/hoedje)

bij het vouwen passief kunnen gebruiken van (meetkundige) begrippen:

recht, schuin, dubbel, lijn, hoek, punt

kunnen redeneren over eenvoudige meetkundige

problemen/conflictsituaties rond bouwen en construeren

opereren met vormen en

figuren

eenvoudige opdrachten kunnen uitvoeren met zon en schaduw (je

schaduw kleiner/groter/langer maken, laten verdwijnen) en hierover kunnen

redeneren (wat moet je doen om ...; wat gebeurt er als ...)

eenvoudige opdrachten kunnen uitvoeren met een spiegeltje (iets laten

zien in een spiegel, figuren verdubbelen, vervormen) en hierover kunnen

redeneren (wat gebeurt er als …; hoe kun je …; wat moet je doen om ...)

meetkundige patronen kunnen namaken (kralenketting, mozaïek,

kralenplank, tegelplein)

in patronen de regelmaat kunnen herkennen, kunnen uitleggen en deze

kunnen voortzetten (tekenen, rijgen, kleuren, met mozaïek of kralenplank,

bouwen)

patroon met regelmaat kunnen ontwikkelen en hierover kunnen redeneren □

kunnen redeneren over eenvoudige meetkundige

problemen/conflictsituaties rond opereren met vormen en figuren

Page 43: Publicatie analyses screeningsinstrumenten · rekenen Analyse sociaal- emotioneel Als kleuters leren tellen… CPS Bao groep 1-2 X Als kleuters leren meten… CPS Bao groep 1-2 X

Analyses screeningsinstrumenten

42

Kijk! Peuters

DEEL1: ACHTERGRONDGEGEVENS

Titel

Kijk! Peuters

Praktisch hulpmiddel voor leidsters om de ontwikkeling van peuters gericht te

observeren en te ondersteunen

Auteurs Ab van den Bosch; Anneke Duvekot-Bimmel; Olga Franse; Betty de Jaeger

Uitgever Bazalt

Jaar van uitgave 2010 (3e druk; 1e druk uitgegeven in 2008)

Doelgroep Dreumesen en peuters in de leeftijd van anderhalf tot vierenhalf jaar. Deze

leeftijdsfase is onderverdeeld in zes perioden van een half jaar.

Samenstelling van het

instrument

Het pakket Kijk! Peuters bestaat uit: een handleiding, een volgboekje en een

dagboekje. Naast de papieren versie is ook een webbased versie beschikbaar.

Doorgaande lijn

Kijk! Peuters is onderdeel van een doorgaande lijn van observatie-instrumenten,

die loopt van baby-dreumes tot en met groepen 8 van de basisschool.

Geanalyseerde

onderdelen

Volgboekje Peuters; handleiding voor leidsters

Uitgangspunten en

doelstellingen van het

instrument

“Uitgangspunt bij Kijk! Peuters is dat kinderen geobserveerd worden tijdens

spontane activiteiten waarbij ze actief bezig zijn. Deze gegevens vormen de basis

voor uitspraken over het verloop van de ontwikkeling en bepalen de activiteiten

(spelletjes en materialen) die u als leidster aanreikt. Dat doet u met de bedoeling

om de kinderen verder te brengen in hun ontwikkeling. U bent dus gericht op

zowel het observeren als het stimuleren van de ontwikkeling.”

Het instrument kan volgens de auteurs voor verschillende doeleinden gebruikt

worden:

- ontwikkelingsvolgsysteem gedurende hele peuterleeftijd;

- signaleren (van ontwikkelingsachterstand of –voorsprong);

- hulpmiddel voor gesprekken met o.a. ouders en collega’s;

- kiezen van geschikte activiteiten voor een kind of groep.

Korte beschrijving van

visie op het jonge kind

zoals aangegeven in het

instrument/ de methode

“Bij de ontwikkeling van Kijk! Peuters is uitgegaan het principe dat het een

instrument is dat op alle kinderdagverblijven gebruikt moet kunnen worden,

ongeacht de visie en werkwijze van leidsters.”

Inhoud Instrument gericht op het volgen van de ontwikkeling van peuters. Het observatie-

instrument richt zich op meerdere ontwikkelingslijnen:

sociale en emotionele ontwikkeling; zelfredzaamheid; spelontwikkeling; spraak-

taalontwikkeling; motoriek; cognitieve ontwikkeling (leren denken);

symboolverkenning (ontluikende geletterdheid en ontluikende gecijferdheid. De

ontwikkelingslijnen zijn een bewerking van het Ontwikkelingsvolgmodel voor jonge

kinderen. Elke lijn is opgedeeld in zes fasen, gekoppeld aan de verschillende

leeftijden. De leidster geeft op basis van observatie aan in welke ontwikkelingsfase

een kind zich bevindt. Door ook te kijken naar de basiskenmerken (vrij zijn van

emotionele belemmeringen, nieuwsgierig en ondernemend zijn, zelfvertrouwen

hebben), de betrokkenheid bij activiteiten en risicofactoren (impulsiviteit,

passiviteit, slechte selectieve aandacht, geringe wendbaarheid, grote

vermoeidheid) ontstaat een beeld van de ontwikkeling.

Aspecten

taalontwikkeling

Bij de ontwikkelingslijn spraak-taalontwikkeling wordt ingegaan op de mondelinge

taalontwikkeling. In de zes verschillende fasen wordt beknopt ingegaan

woordenschat, zinsbouw en uitspraak. De leidster doet uitspraak over het geheel,

niet over deze verschillende onderdelen. Daarnaast komen bij de ontwikkelingslijn

cognitieve ontwikkeling (denkontwikkeling) taalaspecten aan de orde (vragen

stellen, verbanden leggen, tijdsaanduidingen e.d.). Bij symboolverkenning is een

Page 44: Publicatie analyses screeningsinstrumenten · rekenen Analyse sociaal- emotioneel Als kleuters leren tellen… CPS Bao groep 1-2 X Als kleuters leren meten… CPS Bao groep 1-2 X

Analyses screeningsinstrumenten

43

ontwikkelingslijn voor ontluikende geletterdheid opgenomen. Hierin komt de

interesse in boeken, verhalen en letters aan de orde.

Aspecten

rekenontwikkeling

Bij symboolverkenning is een ontwikkelingslijn voor ontluikende gecijferdheid

opgenomen. In de zes ontwikkelingsfasen komen aspecten van omgaan van de

telrij en omgaan met hoeveelheden aan de orde. Daarnaast komen bij de

ontwikkelingslijn voor de cognitieve ontwikkeling rekenaspecten summier aan de

orde (constructies met materialen, begrippen als meer/minder, tegenstellingen,

tijdsaanduidingen).

Aspecten sociaal-

emotionele ontwikkeling

Bij sociaal-emotionele ontwikkeling worden twee ontwikkelingslijnen

onderscheiden: omgaan met zichzelf en omgaan met anderen. Voor de

ontwikkeling van de zelfredzaamheid is een aparte ontwikkelingslijn opgenomen.

Daarnaast komen ook bij de basiskenmerken en risicofactoren sociaal-emotionele

aspecten aan de orde. Zie bij het item ‘inhoud’. En ook bij spelontwikkeling komen

enkele aspecten aan de orde.

Werkwijze De leidster vult één of twee keer per jaar het volgboekje in, zowel voor de

algemene kenmerken als voor de specifieke ontwikkelingslijnen. Als hulpmiddel

voor het invullen van het volgboekje kan het dagboek worden gebruikt. Hierin

kunnen observaties tijdens de dagelijkse activiteiten worden genoteerd.

Bij de ontwikkelingslijnen worden zes fasen van een half jaar onderscheiden.

Kenmerken van de fase worden opgesomd. Binnen een fase wordt een

driepuntsschaal gegeven om het niveau van de ontwikkeling aan te geven. Bij elke

observatiemoment wordt met een andere kleur de ontwikkelingslijn ingekleurd: in

welke fase bevindt het kind zich en op welk niveau). Ook wordt de kalenderleeftijd

van het kind op het moment van observeren genoteerd. Hierdoor wordt duidelijk

hoe de ontwikkeling van het kind verloopt en hoe het zich verhoudt t.o.v. de

‘gemiddelde’ ontwikkeling.

Bij elke ontwikkelingslijn is ruimte voor ‘vrije’ notaties.

Aanwijzingen voor

normering

In de handleiding staat beknopte aanwijzingen voor het bepalen van het niveau

binnen een fase (net of gedeeltelijk zichtbaar; redelijke ontwikkeling;

ontwikkelingsfase is voltooid) vermeld. Daarnaast worden alle fasen uitgebreider

en met voorbeelden omschreven.

Aanwijzingen voor hulp

bij gesignaleerde

problemen

In het hoofdstuk ‘Aandachtspunten voor het kiezen van een aanpak’ wordt een lijst

gegeven met negen mogelijke hulpvragen. Bijvoorbeeld: vooral behoefte hebben

aan duidelijkheid, ordening en structuur; vooral behoefte hebben aan speciale

aandacht voor hun taalontwikkeling. Bij elke vraag worden aandachtpunten en

voorbeelden van activiteiten en gedrag van leidster gegeven. Ook is als bijlage

een invulformulier voor een plan van aanpak opgenomen.

Opmerkingen Van het instrument is een nieuwe versie verschenen (2012). Deze zal januari 2013

nog worden geanalyseerd en waarnodig zullen de resultaten worden aangepast.

DEEL 2A: ANALYSE-RESULTATEN (beschrijvend)

Taal

Domein Mondelinge taalvaardigheid

woordenschat en

woordgebruik

In de handleiding staat aangegeven dat bij het instrument wordt uitgegaan van

een passieve woordenschat van 4000 woorden en een actieve woordenschat van

2000 woorden. Ook worden in de handleiding leidstervaardigheden bij het werken

aan woordenschat gegeven. In het instrument staat dat kinderen ‘ik’ en ‘jij’ correct

gebruiken. Werkwoordvervoegingen en gebruik van bijvoeglijke naamwoorden

wordt toegekend aan hogere leeftijdsgroepen.

vloeiend en

verstaanbaar spreken

Bij de ontwikkelingslijn wordt ingegaan op hoe de spraak-taalontwikkeling is. Er

wordt niet ingegaan op de situatie waarin een kind vertelt en op de inhoud van het

gesprokene. In het instrument wordt er vanuit gegaan dat bij deze leeftijdsgroep

Page 45: Publicatie analyses screeningsinstrumenten · rekenen Analyse sociaal- emotioneel Als kleuters leren tellen… CPS Bao groep 1-2 X Als kleuters leren meten… CPS Bao groep 1-2 X

Analyses screeningsinstrumenten

44

alleen enkelvoudige zinnen worden gevormd. Voor een vierjarige staat vermeld:

spreekt in zinnen van vier woorden; kan vrijwel alle klanken goed uitspreken

(behalve ‘r’ en sommige medeklinkercombinaties.

luisteren In de handleiding wordt ingegaan op leidstervaardigheden voor het interactief

voorlezen. Ook wordt in het instrument het hebben van belangstelling voor

(prenten)boeken geobserveerd. Bij zelfredzaamheid wordt aangegeven dat

kinderen tot 4 jaar nog hulp nodig heeft bij enkelvoudige opdrachten. Vanaf 4 jaar

wordt verwacht dat kinderen duidelijk kunnen maken wat ze willen en begrijpen

wat anderen van hen verwachten. Vaardigheden rond luisteren naar een ander

worden niet gescoord.

gesprekjes voeren Gesprekken voeren is niet uitgewerkt in het instrument.

mening uiten en vragen

stellen

Dit onderdeel is niet uitgewerkt in het instrument. Wel wordt bij de cognitieve

ontwikkeling het stellen van waarom-vragen vermeld.

Domein Ontluikende en beginnende geletterdheid

leesplezier Het beleven van plezier aan het voorlezen van (prenten)boeken komt nadrukkelijk

in het instrument aan de orde.

oriëntatie op boek en

verhaal

In het instrument wordt ingegaan op de wijze waarop een boek gelezen wordt.

Aangegeven wordt dat een kind door begint te krijgen hoe een boek werkt. En dat

het een verhaal kan lezen aan de hand van de plaatjes. In de handleiding wordt

wel bij de ontwikkeling beschreven dat peuters halverwege het verhaal het eind

kunnen voorspellen en dat ze een verhaal kunnen naspelen; in het instrument

komt dit echter niet terug.

oriëntatie op geschreven

taal

In het instrument wordt ingegaan dat het kind de relatie kent tussen geschreven

en gesproken taal. Wat betreft het schrijven wordt aangegeven dat kinderen

lettermateriaal niet gebruiken om woorden mee te maken maar om figuren te

maken of te bouwen. Voor de leeftijd 4-4,6 staat vermeld dat ze doen alsof ze

kunnen schrijven en dat ze hun naam kunnen schrijven in krabbels.

fonemisch bewustzijn en

alfabetisch principe

Dit onderdeel is niet expliciet uitgewerkt in het instrument. Wel wordt gescoord dat

het kind houdt van rijmpjes en versjes.

Domein Taalbeschouwing

algemeen Aan taalbeschouwing wordt geen aandacht besteed. Wel wordt in de handleiding

bij de leidstervaardigheden aangegeven dat taal- en woordspelletjes gebruikt

kunnen worden bij het werken aan de woordenschat. In het instrument komt dit

niet terug.

Rekenen

Domein Getallen

omgaan met de telrij Bij ontluikende gecijferdheid wordt aangegeven dat het kind akoestisch kan tellen

(‘als een versje’) maar dat het nog fouten maakt in de getallenrij.

omgaan met

hoeveelheden

Doelen op een leeftijd van vier jaar: Kind kent het resultatieve aspect van tellen en

telt zelf drie voorwerpen. “Kind raakt voorwerpen aan en zegt een getal erbij.”

Volgens het instrument kan het kind nog niet synchroon tellen en gaat het

opzeggen van de getallenrij nog niet altijd goed. Alleen de begrippen meer en

minder komen bij de cognitieve ontwikkeling aan de orde.

omgaan met getallen Als doel staat: kind kent wat cijfers. Kinderen kunnen getallen op verschillende

manieren gebruiken: twee snoepjes, de tweede stoel, buslijn 7).

Domein Meten

algemeen Meten is geen expliciet onderdeel van het instrument. Genoemd wordt dat het kind

een aantal kleuren kent. Ook wordt aangegeven dat het kind voorwerpen kan

vergelijken en ordenen. Dit wordt niet verder uitgewerkt.

lengte, omtrek en

oppervlakte

De begrippen lang-kort en dik-dun komen voor in het instrument. Aangegeven

wordt dat het gaat om grote tegenstellingen.

inhoud Niet uitgewerkt in het instrument.

Page 46: Publicatie analyses screeningsinstrumenten · rekenen Analyse sociaal- emotioneel Als kleuters leren tellen… CPS Bao groep 1-2 X Als kleuters leren meten… CPS Bao groep 1-2 X

Analyses screeningsinstrumenten

45

gewicht Niet uitgewerkt in het instrument.

geld Niet uitgewerkt in het instrument.

tijd Aangegeven wordt: “Kind heeft tijdsbesef bijvoorbeeld dag/nacht.”.Bij een leeftijd

van 4-4,6 staat dat het kind tijdsaanduidingen gebruikt. Er wordt hierbij alleen een

voorbeeld gegeven maar het wordt niet nader gespecificeerd.

Domein Meetkunde

oriënteren en lokaliseren Meetkunde is geen expliciet onderdeel van de methode. Bij cognitieve

ontwikkeling komen enkele aspecten van meetkunde summier aan de orde. Alleen

de begrippen op/onder worden specifiek genoemd.

construeren Het aspect construeren is niet uitgewerkt in het instrument. Alleen bij de leeftijd

van anderhalf staat dat het kind eenvoudige constructies met materiaal maakt.

opereren met vormen en

figuren

Niet uitgewerkt in het instrument.

Sociaal-emotionele ontwikkeling

Domein Zelfbeeld/

Ontwikkeling van

identiteit

Aspecten die bij ontwikkelingslijn omgaan met zich zelfgenoemd worden, zijn:

maakt onderscheid tussen zichzelf en ander, voornamelijk op uiterlijke kenmerken;

kan behoeftes uitstellen; leert zichzelf steeds beter kennen. In de handleiding

wordt wel vermeld dat het kind ‘ik’ gaat zeggen maar dit staat niet in de

ontwikkelingslijn aangegeven. Bij spraak-taalontwikkeling staat dat het kind ik en jij

correct kan gebruiken.

Domein Ontwikkeling

van zelfstandigheid

Bij zelfredzaamheid wordt aangegeven voor een vierjarige: wast zelf handen; kan

kleding met eenvoudige sluiting zelf aan/uit doen; gaat naar wc maar met hulp;

heeft hulpnodig bij enkelvoudige opdrachten. Bij de basiskenmerken staat

geformuleerd: Komt met plezier naar het kindcentrum, heeft geen moeite met

afscheid nemen. Weet van zichzelf wat het wel en niet (goed) kan en handelt

daarnaar.

Domein Sociaal gedrag/

ontwikkeling van sociale

vaardigheid

Vermeld wordt dat het kind steeds meer belangstelling krijgt voor andere mensen

en kinderen, sterke betrokkenheid op de leidster heeft, zich aanhankelijk opstelt

en nog veel alleen doet. In de handleiding worden bij het beschrijven van de fasen

wel meer aspecten genoemd, die echter niet uitgewerkt zijn in het observatie-

instrument. Zoals op zijn beurt wachten, een ander kind troosten. Bij

spelontwikkeling staat aangegeven dat het kind kort tijd mee doet met

groepsactiviteit.

Domein Werkhouding en

concentratie

Bij het basiskenmerk ‘nieuwsgierig en ondernemend zijn’ wordt aangegeven dat

het kind nieuwe uitdagingen zoekt, andere oplossingen dan gebruikelijke na streeft

en niet bang is om fouten te maken.

Page 47: Publicatie analyses screeningsinstrumenten · rekenen Analyse sociaal- emotioneel Als kleuters leren tellen… CPS Bao groep 1-2 X Als kleuters leren meten… CPS Bao groep 1-2 X

Analyses screeningsinstrumenten

46

DEEL 2B: ANALYSE-RESULTATEN (tabel)

■ = aanwezig

◘ = gedeeltelijk aanwezig

□ = niet aanwezig

n.v.t. = niet van toepassing

Taal Het kind …

Domein Mondelinge taalvaardigheid

woordenschat en woordgebruik

heeft een passieve woordenschat van gemiddeld 4000 woorden ■

heeft een actieve woordenschat van gemiddeld 2000 woorden ■

gebruikt woorden in een andere situatie □

gebruikt steeds meer verschillende en complexere woorden ■

kent het verschil tussen ik, jij, hij/zij ■

gebruikt verleden tijd □

gebruikt onbepaalde voornaamwoorden □

gebruikt bijvoeglijke naamwoorden □

gebruikt het woordje er □

heeft 75% van de klinkers en medeklinkers van het Nederlands taalsysteem verworven

vloeiend en verstaanbaar vertellen

omschrijving taalniveau ■

maakt zinnen met een vervoegd werkwoord □

maakt eenvoudige samengestelde zinnen □

maakt vraagzinnen ■

kan praten over thema’s buiten het hier en nu □

heeft nog moeite met langere zinnen ■

maakt nog regelmatig fouten met onregelmatige werkwoorden ■

vertelt over wat hij gedaan of meegemaakt heeft op verstaanbare en begrijpelijke wijze

benoemt en beschrijft alledaagse aspecten, zoals mensen, plaatsen en dingen

beschrijft een aantal veel voorkomende handelingen, zoals eten of naar bed gaan

luisteren kan enkelvoudige instructie begrijpen en uitvoeren □

luistert naar een op de leeftijd afgestemd verhaal en ontwikkelt verhaalbegrip door het interactief voorlezen

Page 48: Publicatie analyses screeningsinstrumenten · rekenen Analyse sociaal- emotioneel Als kleuters leren tellen… CPS Bao groep 1-2 X Als kleuters leren meten… CPS Bao groep 1-2 X

Analyses screeningsinstrumenten

47

Het kind …

luistert naar een op de leeftijd afgestemde radio/televisiefragment/ gesproken tekst op internet

luistert naar een ander □

gesprekjes voeren kan een gesprek voeren met leidster en een ander kind □

kent enkele gespreksregels □

reageert spontaan op ander kind of leidster □

geeft antwoord op vragen van de leidster of ander kind □

wie-, wat-, waar-vragen □

aanwijsvragen □

luistervragen □

voorspélvragen □

keuzevragen □

mening uiten en vragen stellen

leert vergelijkingen te maken en zijn mening te geven □

stelt vragen om ergens meer over te weten te komen: wat, wie, waar, waarom

vraagt om hulp □

Domein Ontluikende en beginnende geletterdheid

leesplezier beleeft zichtbaar plezier aan voorlezen, boeken en rijmpjes ■

oriëntatie op boek en verhaal

ontdekt de samenhang tussen illustratie en tekst ■

heeft ervaring opgedaan met boeken en de manier waarop boeken (voor)gelezen worden

ontdekt de structuur in verhalen ■

kan de inhoud van het boek al een beetje voorspellen op basis van de omslag van het boek

kan een verhaal na vertellen aan de hand van een plaatjesboek ■

kan de leidster nadoen als zij stukjes uit het boek uitbeeldt

oriëntatie op geschreven taal

ontdekt dat tekens gebruikt worden om iets te vertellen of leren ■

ervaart dat dingen die opgeschreven zijn je iets kunnen leren

ervaart dat dingen de je zegt, opgeschreven kunnen worden ■

ontdekt het verschil tussen 'lezen' en 'schrijven' □

bladert door (prenten)boeken en speelt alsof hij eigen en andermans teksten kan 'lezen'

Page 49: Publicatie analyses screeningsinstrumenten · rekenen Analyse sociaal- emotioneel Als kleuters leren tellen… CPS Bao groep 1-2 X Als kleuters leren meten… CPS Bao groep 1-2 X

Analyses screeningsinstrumenten

48

Het kind …

kan, met behulp van volwassenen, eigen boodschappen in een primitieve 'geschreven' versie vastleggen

fonemisch bewustzijn en alfabetisch principe

wordt zich bewust van klanken in woorden □

doet mee met spelletjes rond taal □

ontdekt de relatie tussen klanken en letters □

doet ervaring op met rijmen ■

herkent symbolen □

Domein Taalbeschouwing

algemeen is op speelse wijze bezig met taal □

wordt zich bewust van eigen taalgebruik □

wordt zich bewust dat je over taal kan praten □

Rekenen Voor aanvang groep 1 heeft de leerling minimaal ervaring opgedaan met…

Domein Getallen

omgaan met de telrij noemen van namen van telwoorden (in liedjes, prentenboeken) ■

opzeggen van de telrij vanaf 1(als liedje of versje) ■

omgaan met hoeveelheden

tellen van kleine hoeveelheden waarbij het gaat om synchroon tellen en noemen van telwoorden en eventueel het noemen van het resultaat

het leggen van de één-één relatie door voorwerpen aan elkaar te koppelen of bij elkaar te leggen of te verbinden

vergelijken van kleine hoeveelheden op het oog op ‘meer’, minder’, ‘meeste’, ‘minste’ , ‘evenveel’ en vergelijken van grotere hoeveelheden met groot verschil in aantal op het oog op ‘meer’, minder’, ‘meeste’, ‘minste’

omgaan met hoeveelheidbegrippen: meer, minder, meeste, minste, veel, weinig in verschillende betekenisvolle situaties

herkennen van groepjes van 2 en 3 zonder tellen □

nadenken over de functie van tellen en betekenis van telwoorden in speelse betekenisvolle situaties

nadenken over begrippen als (heel) veel en (heel) weinig □

erbij of eraf halen van steeds een voorwerp/persoon, zoals in versjes (tien kleine kikkertjes, zeven zuurtjes) en beseffen dat het er eentje meer of minder worden

(eerlijk) verdelen van voorwerpen over verschillende kinderen/bakjes of in groepjes

Page 50: Publicatie analyses screeningsinstrumenten · rekenen Analyse sociaal- emotioneel Als kleuters leren tellen… CPS Bao groep 1-2 X Als kleuters leren meten… CPS Bao groep 1-2 X

Analyses screeningsinstrumenten

49

Voor aanvang groep 1 heeft de leerling minimaal ervaring opgedaan met…

ontdekken dat hoeveelheden verschoven of bedekt kunnen worden zonder dat het totaal verandert

ontdekken dat getalsymbolen, tellen, telwoorden en hoeveelheden iets met elkaar te maken hebben

representeren van de eigen leeftijd met bijvoorbeeld vingers ■

omgaan met getallen herkennen van enkele getalsymbolen (cijfers/getallen) (bijvoorbeeld weten hoe de 1 en de 2 heten)

praten over getallen en hoeveelheden in betekenisvolle situaties ■

Domein Meten

algemeen situaties waarin aspecten van lengte, gewicht, inhoud, geld en tijd aan de orde komen (bouwhoek, poppenhoek, kring, knutselen, speelzaal, prentenboeken, liedjes)

onderzoeken van eigenschappen van voorwerpen (lengte, oppervlakte, gewicht, inhoud, tijdsduur, kleur) en op basis van een eigenschap sorteren (classificeren)

lengte, omtrek en oppervlakte

oplossen van eenvoudige meetproblemen: vergelijken op lengte en oppervlakte: wie/wat is groter of langer, welke schoen is kleiner, welke tekening/puzzel is groter, welke toren is hoger?

rijtjes leggen of stapels maken met blokken: hoger en lager maken, langer en korter maken

meten van je eigen lengte, bijvoorbeeld met behulp van een ander en met streepjes op de muur of een strook/stroken

vergelijken en ontdekken van tegenstellingen, leren herkennen van begrippen als: grootste-kleinste, langste-kortste, hoogste-laagste

leren herkennen van begrippen als: lang, groot, hoog, laag, klein ■

inhoud situaties waarin vergelijken op inhoud voorkomt: wie heeft meer limonade, welke doos is groter? In welke vaas/beker zit meer water?

spelen met vormen en water/zand: vormen vullen, overgieten, vol maken, leeg gooien

vergelijken en ontdekken van tegenstellingen en herkennen van begrippen als: grootste-kleinste (doos, pop, beker), meeste (inhoud), minste en leren herkennen van begrippen als: vol, leeg, in, uit, veel, weinig

gewicht ‘tillen’ en ‘wegen’ van verschillende voorwerpen en vergelijken wat zwaarder is en wat lichter is en deze begrippen leren herkennen

samen ontdekken en onderzoeken: wat is zwaar, heel zwaar, heel licht, en deze begrippen leren herkennen

geld situaties waarin kinderen spelen met kopen en betalen (muntjes geven en spullen daarvoor krijgen), zoals in de winkelhoek

situaties waarin de begrippen kopen, betalen, geld, duur, gebruikt worden □

Page 51: Publicatie analyses screeningsinstrumenten · rekenen Analyse sociaal- emotioneel Als kleuters leren tellen… CPS Bao groep 1-2 X Als kleuters leren meten… CPS Bao groep 1-2 X

Analyses screeningsinstrumenten

50

Voor aanvang groep 1 heeft de leerling minimaal ervaring opgedaan met…

tijd verkennen van de indeling en verloop van de dag en de namen die we voor de verschillende momenten gebruiken: ochtend, middag, avond, nacht

navertellen van gebeurtenissen in de juiste volgorde □

betekenisvolle alledaagse situaties waarin taal en begrippen voorkomen die te maken hebben met tijdsbeleving en tijdsbesef: lang, kort, even, snel, nu, toen, straks, vroeg, laat

betekenisvolle situaties waarin de klok een rol speelt: de klok waarop we aan de wijzers zien dat het later wordt en hoe laat het is (of het al tijd is voor …)

Domein Meetkunde

oriënteren en lokaliseren luisteren naar en nadenken over meetkundige begrippen als voor, achter, naast, in, op, boven, onder, dichtbij, ver (bijvoorbeeld in voorleesverhalen en prentenboeken)

luisteren naar en nadenken over meetkundige begrippen in relatie tot zichzelf en ten opzichte van zichzelf (het eigen lichaam)

praten over concrete voorwerpen en situaties die niet direct zichtbaar zijn (voorstellingsvermogen) (bijvoorbeeld over speelgoed thuis of voorwerpen in de speelzaal, voorwerpen achter de kast)

aanwijzen van voorwerpen in de ruimte, en ook met de ogen dicht wijzen waar deze voorwerpen zijn

bekijken van platen en aanwijzen waar wat te zien is (waar zie je de hond?) □

construeren bouwen en construeren met materiaal (duplo, blokken, rails, kapla en ander bouw- en constructiemateriaal)

namen van basisvormen (driehoeken, cirkels/rondjes, vierkantjes □

namen van minimaal de basiskleuren (rood, blauw, geel, groen) □

groeperen van voorwerpen op kenmerken (kleur, vorm) (bijvoorbeeld met Logiblocks: zoek alle driehoekjes)

vouwen met vouwblaadjes/papier □

construeren met klei/plasticine/brooddeeg □

opereren met vormen en figuren

bekijken van en spelen/experimenteren met schaduwen □

bekijken van spiegelingen, experimenteren met spiegelen (het eigen lichaam, voorwerpen)

maken en namaken van vormen en patronen (rijgen, stempelen, kleuren, mozaïek- en kralenplankfiguren (na)leggen)

Page 52: Publicatie analyses screeningsinstrumenten · rekenen Analyse sociaal- emotioneel Als kleuters leren tellen… CPS Bao groep 1-2 X Als kleuters leren meten… CPS Bao groep 1-2 X

Analyses screeningsinstrumenten

51

Sociaal-emotionele ontwikkeling Het kind…

Domein Zelfbeeld/ Ontwikkeling van identiteit

benoemt zichzelf als 'ik' ■

gebruikt en begrijpt het woord 'wij' □

ontdekt de verschillen en overeenkomsten tussen zichzelf en de andere kinderen in de groep

toont non-verbaal eigen gevoelens □

kan basisemoties onderscheiden □

krijgt controle over zichzelf ■

Domein Ontwikkeling van zelfstandigheid

voelt zich op zijn/haar gemak in de eigen groep ■

durft te experimenteren/ probeert nieuwe dingen uit om grenzen te ontdekken

weet dat 'nee' zeggen een reactie oplevert van de ander □

kan aangeven dat het hulp nodig heeft □

wil graag dingen zelf doen ■

leert ervaren wat hij/zij al kan ■

kan zich waarschijnlijk grotendeels zelf redden ■

helpt actief mee met het opruimen van de gebruikte materialen ■

Domein Sociaal gedrag/ ontwikkeling van sociale vaardigheid

kijkt veel naar andere kinderen ■

deelt ervaringen met een ander □

probeert om met andere kinderen te spelen ■

kan al een beetje met andere kinderen iets delen ■

neemt een afwachtende houding aan bij het samenspel

zorgt voor andere kinderen □

kan anderen al een beetje helpen en vindt dat ook fijn om te doen □

kan van tijd tot tijd op zijn/haar beurt wachten □

denkt en handelt nog vanuit zichzelf bij wat mag en niet mag □

staat open voor nieuwe situaties en opdrachten ■

kan eenvoudige gevoelens bij anderen waarnemen (inschatten) □

begint bewust patronen te ontdekken in het eigen gedrag en het gedrag van anderen

toont belangstelling en sympathie voor andere kinderen ■

Page 53: Publicatie analyses screeningsinstrumenten · rekenen Analyse sociaal- emotioneel Als kleuters leren tellen… CPS Bao groep 1-2 X Als kleuters leren meten… CPS Bao groep 1-2 X

Analyses screeningsinstrumenten

52

Het kind…

accepteert dat het niet alles even goed kan ■

maakt aan een ander kind duidelijk wat hij/zij wel/niet wil ■

Domein Werkhouding en concentratie

denkt en reageert vooral intuïtief □

heeft plezier in het leren van nieuwe dingen ■

kan rustig werken voor een kortdurende periode □

probeert zelf problemen op te lossen tijdens het werken ■

kan een bekende opdracht die duidelijk is, zelfstandig uitvoeren □

Page 54: Publicatie analyses screeningsinstrumenten · rekenen Analyse sociaal- emotioneel Als kleuters leren tellen… CPS Bao groep 1-2 X Als kleuters leren meten… CPS Bao groep 1-2 X

Analyses screeningsinstrumenten

53

Kijk! Groep 1-2

DEEL 1: ACHTERGRONDGEGEVENS

Titel

Kijk! Groep 1-2

Praktisch hulpmiddel voor het observeren en registeren van de ontwikkeling bij vier-

tot zesjarigen

Auteurs Ab van den Bosch; Betty de Jaeger

Uitgever Bazalt

Jaar van uitgave 2005-2010

Doelgroep Kinderen in de leeftijd van drie jaar tot zesenhalf jaar. Deze leeftijdsfase is

onderverdeeld in één periode van een jaar (tot vier jaar) en vijf perioden van een

half jaar.

Samenstelling van het

instrument

Het pakket Kijk! Groep 1-2 bestaat uit: een handleiding, een leerlingboekje en een

dagboek. Naast de papieren versie is ook een webbased versie beschikbaar.

Doorgaande lijn

Kijk! Groep 1-2 is onderdeel van een doorgaande lijn van observatie-instrumenten,

die loopt van baby-dreumes tot en met groep 8 van de basisschool.

Kijk! 1-2 sluit direct aan bij Kijk! Peuters.

Geanalyseerde

onderdelen

Leerlingboekje; handleiding voor leerkrachten.

Uitgangspunten en

doelstellingen van het

instrument

"Essentieel voor KIJK! Is het observeren van kinderen tijdens zelf gekozen

activiteiten waarbij ze actief en betekenisvol bezig zijn. Deze gegevens vormen de

basis voor uitspraken over het verloop van de ontwikkeling en de keuze voor een

beredeneerd activiteitenaanbod. Waarnemen, begrijpen, plannen en uitvoeren, daar

gaat het om."

Het instrument kan volgens de auteurs voor verschillende doeleinden gebruikt

worden:

- ontwikkelingsvolgsysteem gedurende de periode van 4 tot 6,5 jaar;

- signaleren van ontwikkelingsachterstand of –voorsprong;

- hulpmiddel bij het voeren van gesprekken met o.a. ouders en collega’s;

- handelingsgericht werken (kiezen van geschikte activiteiten voor een kind of

groep).

Korte beschrijving van

visie op het jonge kind

zoals aangegeven in het

instrument/ de methode

De auteurs geven aan: "Bij de ontwikkeling van KIJK! 1-2 is uitgegaan van het

principe dat het instrument op alle scholen gebruikt moet kunnen worden, ongeacht

de visie op en opvattingen over onderwijs aan jonge kinderen." In KIJK! staan de

basiskenmerken en betrokkenheid van kinderen centraal. Ze zijn ontleend aan

Basisontwikkeling en Ervaringsgericht Onderwijs."

Inhoud Instrument gericht op het volgen van de ontwikkeling van kleuters. Het observatie-

instrument richt zich op meerdere ontwikkelingslijnen: sociale en emotionele

ontwikkeling, speel-werkgedrag, motoriek, zintuiglijke waarneming, mondelinge taal

ontwikkeling, lichaamsoriëntatie, ruimtelijke oriëntatie, tijdsoriëntatie,

symboolverkenning (ontwikkeling van beginnende geletterdheid en van beginnende

gecijferdheid) en ontwikkeling van het logisch denken.

Door ook te kijken naar de basiskenmerken (vrij zijn van emotionele

belemmeringen, nieuwsgierig en ondernemend zijn, zelfvertrouwen hebben), de

betrokkenheid bij activiteiten en risicofactoren (impulsiviteit, passiviteit, slechte

selectieve aandacht, gebrekkige analyse en structurering, geringe wendbaarheid,

grote vermoeidheid) ontstaat een beeld van de ontwikkeling.

De ontwikkelingslijnen zijn een bewerking van het Ontwikkelingsvolgmodel voor

jonge kinderen. Elke lijn is opgedeeld in zes fasen, gekoppeld aan de verschillende

leeftijden. De leerkracht geeft op basis van observatie aan in welke

ontwikkelingsfase een kind zich bevindt.

Aspecten Bij de mondelinge taalontwikkeling wordt ingegaan op woord- en zinsbouw,

Page 55: Publicatie analyses screeningsinstrumenten · rekenen Analyse sociaal- emotioneel Als kleuters leren tellen… CPS Bao groep 1-2 X Als kleuters leren meten… CPS Bao groep 1-2 X

Analyses screeningsinstrumenten

54

taalontwikkeling woordenschat en het vertellen van een verhaal. Bij symboolverkenning wordt in een

ontwikkelingslijn aandacht besteed aan de ontwikkeling van beginnende

geletterdheid. Met ondermeer: belangstelling voor boeken, relatie tussen gesproken

en geschreven taal, aandacht voor letters en klank-tekenkoppeling.

Aspecten

rekenontwikkeling

Bij symboolverkenning is een ontwikkelingslijn voor de ontwikkeling van beginnende

gecijferdheid opgenomen. In de zes ontwikkelingsfasen komen aspecten van

omgaan van de telrij en omgaan met hoeveelheden aan de orde.

Bij ruimtelijke oriëntatie ruimtelijke relaties en begrippen aan bod. En bij

tijdsoriëntatie wordt kennis van tijdsbegrippen, dagindelingen, seizoenen e.d.

geobserveerd.

Daarnaast komen bij de ontwikkeling van het logisch denken rekenaspecten aan de

orde (constructies met materialen, begrippen als meer/minder, tegenstellingen,

tijdsaanduidingen).

Aspecten sociaal-

emotionele ontwikkeling

Bij de sociale en emotionele ontwikkeling worden drie ontwikkelingslijnen

onderscheiden: zelfbeeld, relatie met volwassenen (met name leerkrachten) en

relatie met andere kinderen. Bij speel-werkgedrag is een ontwikkelingslijn die ingaat

op de taakgerichtheid en de zelfstandigheid. Daarnaast komen ook bij de

basiskenmerken en risicofactoren sociaal-emotionele aspecten aan de orde. Zie bij

het onderdeel ‘inhoud’.

Werkwijze De leerkracht vult één of twee keer per jaar het volgboekje (of het webbased

programma) in, zowel voor de algemene kenmerken als voor de specifieke

ontwikkelingslijnen. Als hulpmiddel voor het invullen van het volgboekje kan het

dagboek worden gebruikt. Hierin kunnen observaties tijdens de dagelijkse

activiteiten worden genoteerd.

Bij de ontwikkelingslijnen worden één fase van een jaar (van 3 tot 4 jaar) en vijf

fasen van een half jaar onderscheiden. Kenmerken van de fase worden opgesomd.

Binnen een fase wordt een driepuntsschaal gegeven om het niveau van de

ontwikkeling aan te geven. Bij elke observatiemoment wordt met een andere kleur

de ontwikkelingslijn ingekleurd: in welke fase bevindt het kind zich en op welk

niveau). Ook wordt de kalenderleeftijd van het kind op het moment van observeren

genoteerd. Hierdoor wordt duidelijk hoe de ontwikkeling van het kind verloopt en

hoe het zich verhoudt t.o.v. de ‘gemiddelde’ ontwikkeling.

Bij elke ontwikkelingslijn is ruimte voor ‘vrije’ notaties.

Aanwijzingen voor

normering

Bij de basiskenmerken, betrokkenheid en risicofactoren worden in de handleiding

beknopte aanwijzingen gegeven voor het bepalen van het niveau. Bij de

ontwikkelingslijnen moet de leerkracht zelf inschatting maken op basis van

kenmerken die bij de verschillende fasen worden gegeven. In de handleiding

worden alle fasen uitgebreider en met voorbeelden omschreven. Ook staat vermeld

wat geschikte observatiesituaties zijn.

Aanwijzingen voor hulp

bij gesignaleerde

problemen

In het hoofdstuk ‘Aandachtspunten voor het kiezen van een aanpak’ wordt een lijst

gegeven met tien mogelijke hulpvragen. Bijvoorbeeld: vooral behoefte hebben aan

duidelijkheid, ordening en structuur; vooral behoefte hebben aan bemoediging en

(re-)motivatie; vooral behoefte hebben aan extra aandacht voor de taalontwikkeling.

Bij elke vraag worden aandachtpunten en voorbeelden van activiteiten en gedrag

van de leerkracht gegeven.

Opmerkingen Van het instrument is een nieuwe versie verschenen (2012). Deze zal januari 2013

nog worden geanalyseerd en waarnodig zullen de resultaten worden aangepast.

Page 56: Publicatie analyses screeningsinstrumenten · rekenen Analyse sociaal- emotioneel Als kleuters leren tellen… CPS Bao groep 1-2 X Als kleuters leren meten… CPS Bao groep 1-2 X

Analyses screeningsinstrumenten

55

DEEL 2A: ANALYSE-RESULTATEN (beschrijvend)

Taal

Domein Mondelinge taalvaardigheid

woordenschat en

woordgebruik

Woordenschat komt beperkt aan de orde in het observatie-instrument: kan vrijwel

alle klanken goed uitspreken; woordgebruik en zinsbouw zijn juist. Uitspraken over

het aantal gekende woorden worden niet gedaan. In het handboek staat een

aanvullende signaleringslijst tweede taalontwikkeling (onderscheid in drie stadia).

vloeiend en

verstaanbaar spreken

Bij de ontwikkelingslijn mondelinge taalontwikkeling wordt ingegaan op het

taalniveau van de kinderen rond spreken. Op zesjarige leeftijd kan een kind ‘een

samenhangend verhaal van meerdere zinnen vertellen; chronologie; logische

ordening; gevarieerde woordkeus’. Werkwoordsvervoegingen zijn goed; er is sprake

van samengestelde zinnen. Onderscheid tussen taalgebruik in verschillende

situaties komt niet aan de orde, net als gebruik van passieve zinnen en het

gebruiken van complexe taalfuncties.

luisteren Alleen het observatiepunt kan ’tweevoudige opdrachten onthouden en uitvoeren’ is

aangetroffen. Verdere aspecten rond luisteren komen niet aan de orde.

gesprekjes voeren Doelen rond het voeren van gesprekken is niet uitgewerkt in het instrument.

mening uiten en vragen

stellen

Mening verwoorden komt alleen in de scorelijst basiskenmerken summier voor:

geeft bij het bespreken van een werkje zijn eigen mening. Vragen stellen en hulp in

roepen komen niet aan de orde.

Domein Ontluikende en beginnende geletterdheid

leesplezier Leesplezier is een observatiepunt bij de beginnende geletterdheid: vindt het leuk

om voorgelezen te worden.

oriëntatie op boek en

verhaal

De doelen rond oriëntatie op boek en verhaal komen niet aan de orde in het

instrument.

oriëntatie op geschreven

taal

Alle doelen komen aan de orde bij de ontwikkelingslijn ontluikende geletterdheid.

fonemisch bewustzijn en

alfabetisch principe

Bijna alle doelen zijn aangetroffen bij de ontwikkelingslijn auditieve waarneming:.

Vermeld staat onder meer: hoort verschil tussen woorden die op elkaar lijken (reus-

neus), kan met eenvoudige woorden rijmen, kan klanken van éénlettergrepige

woorden synthetiseren; maakt van onzinwoorden; kan lettergrepen van woorden

klappen. Niet gevonden is het gemotiveerd zijn om betekenis van geschreven tekst

te achterhalen.

Domein Taalbeschouwing

algemeen Taalbeschouwing komt niet aan de orde in het instrument.

Rekenen

Domein Getallen

omgaan met de telrij In het handboek wordt verwezen naar concrete doelen van tellen en getalbegrip

maar deze komen niet allemaal terug in het instrument. Zowel het verder als het

terugtellen komt aan de orde (tot en met 10). Aan rangtelwoorden en aan het getal

‘nul’ wordt geen aandacht besteed.

omgaan met

hoeveelheden

Voor alle rekendoelen geldt dat het instrument uit gaat van hoeveelheden tot en met

10 (resultatief en verkort tellen, representeren). Bij het vergelijken van

hoeveelheden komen de begrippen meer, minder, evenveel, veel en weinig aan de

orde. Kleine getalpatronen worden herkend zonder tellen aan de hand van de

dobbelsteenstructuur. Splits- en verdeelsituaties komen niet voor net als

beeldgrafieken.

omgaan met getallen Bij de observatiepunten staat over het omgaan met getallen alleen aangegeven dat

de kinderen de cijfers tot en met 10 kunnen schrijven.

Domein Meten

Page 57: Publicatie analyses screeningsinstrumenten · rekenen Analyse sociaal- emotioneel Als kleuters leren tellen… CPS Bao groep 1-2 X Als kleuters leren meten… CPS Bao groep 1-2 X

Analyses screeningsinstrumenten

56

algemeen Meten komt niet als ontwikkelingslijn aan de orde. Aspecten van meten zijn in

beperkte mate te vinden bij de ontwikkeling van logisch denken.

lengte, omtrek en

oppervlakte

In het instrument komen rond lengte, omtrek en oppervlakte alleen de volgende

doelen voor: kan met concreet materiaal vergelijkingen maken (lang-kort, dik-dun;

grote tegenstellingen); brengt door middel van passen en meten rangorde aan;

kan voorwerpen volgens twee criteria ordenen.

inhoud Inhoud komt niet aan de orde in het instrument.

gewicht Gewicht komt niet aan de orde in het instrument.

geld Geld komt niet aan de orde in het instrument.

tijd In het instrument is een ontwikkelingslijn tijdsoriëntatie opgenomen. Hierbij komen

aspecten van de dag-, week- en jaarritme aan de orde. Zoals de dagen van de

week, begrippen om eigen ervaringen naar tijd in te delen, herkennen van

seizoenen op afbeeldingen. Ook een ‘beginnende belangstelling voor klokken en

kalenders’ wordt hier genoemd.

Domein Meetkunde

oriënteren en lokaliseren Bij ruimtelijke oriëntatie komt het omgaan met meetkundige begrippen aan de order:

voor, achter, naast, in, op, boven en onder. En ook het actief gebruiken van links en

rechts. Kinderen kunnen de plaats van voorwerpen beschrijven t.o.v. zichzelf of

andere voorwerpen. Routebeschrijvingen en plattegronden komen niet voor.

construeren De volgende doelen worden genoemd: kan eenvoudige voorstelling van papier

nabouwen; kan geometrische figuren benoemen; kan alle kleuren (ook licht en

donker) actief benoemen; kan voorwerpen volgens twee criteria ordenen . Overige

doelen rond construeren komen niet aan de orde. In het handboek staan de

verschillende stadia van bouwen met blokken beschreven. Dit komt in het

observatie-instrument niet terug.

opereren met vormen en

figuren

Het kunnen maken van mozaïekfiguren wordt als doel aangegeven. Verdere doelen

rond het opereren met vormen en figuren komen niet aan de orde.

Sociaal-emotionele ontwikkeling

Domein Zelfbeeld/

Ontwikkeling van

identiteit

In het instrument is een ontwikkelingslijn ‘zelfbeeld’ opgenomen. Daarin staat

aangegeven dat kinderen onderscheid kunnen maken tussen ik en de ander; dat

ze beseffen dat mensen verschillen. Het kind kan gevoelens onder woorden

brengen (‘Wanneer ben ik blij?’). Het heeft controle over het eigen gedrag (leeftijd

6-6,5 jaar).

Domein Ontwikkeling

van zelfstandigheid

Bij de ontwikkelingslijn ‘taakgerichtheid en zelfstandigheid’ staan de volgende

ijkpunten: voert een taak zelfstandig uit; taakbesef; doorzettingsvermogen.

De scorelijst ‘vrij zijn van emotionele belemmeringen’ gaat in op het goed kunnen

handhaven in de groep (voelt zich vrij, voelt zich in de groep thuis, durf zichzelf te

tonen). Ook zelfvertrouwen en het geven van de eigen mening komen hierbij aan

de orde. Daarnaast is ook nog een specifieke scorelijst voor ‘zelfvertrouwen

hebben’ opgenomen. In het instrument is geen aandacht voor zelfredzaamheid

Domein Sociaal gedrag/

ontwikkeling van sociale

vaardigheid

Sociaal gedag komt aan bod bij de ontwikkelingslijnen ‘relatie met volwassenen’

en ’relatie met andere kinderen’. Hierbij wordt ingegaan op het contact maken, het

rekening houden met anderen en het samenspelen. Het hebben van vertrouwen in

anderen komt niet expliciet aan de orde; wel het nemen van initiatief tot contact en

het sluiten van vriendschappen. Het omgaan met regels komt aan de orde bij het

‘houden aan spelregels’. In het handboek wordt bij het omschrijven van de

leeftijdskenmerken rond sociaal gedrag wel aangegeven dat kinderen elkaar

complimenten geven (bewondering) maar in het instrument is dit niet uitgewerkt.

Domein Werkhouding en

concentratie

In de scorelijsten ‘ nieuwsgierig en ondernemend zijn’ en ‘zelfvertrouwen’ gaan

een aantal items over het plezier hebben in een taak. Ook het omgaan met

mislukkingen komt hier voor. Het gericht stellen van vragen is niet aangetroffen.

Page 58: Publicatie analyses screeningsinstrumenten · rekenen Analyse sociaal- emotioneel Als kleuters leren tellen… CPS Bao groep 1-2 X Als kleuters leren meten… CPS Bao groep 1-2 X

Analyses screeningsinstrumenten

57

DEEL 2B: ANALYSE-RESULTATEN (tabel)

■ = aanwezig

◘ = gedeeltelijk aanwezig

□ = niet aanwezig

n.v.t. = niet van toepassing

Taal

Het kind …

Domein Mondelinge taalvaardigheid

woordenschat en

woordgebruik

beheerst het Nederlandse klanksysteem ■

heeft een passieve woordenschat van gemiddeld 7000 woorden □

heeft een actieve woordenschat van gemiddeld 3500 woorden □

gebruikt een nieuw geleerd woord in een andere situatie □

gebruikt steeds meer verschillende en complexere woorden □

betekenisgrenzen worden scherper □

kent het verschil tussen enkel- en meervoudsvormen en kan dit

interpreteren

begrijpt ontkenning □

vloeiend en

verstaanbaar vertellen

omschrijving taalniveau ■

begrijpt en gebruikt steeds meer verschillende

werkwoordsvervoegingen

kan een plotstructuur redelijk verwoorden ■

maakt samengestelde zinnen ■

maakt gebruik van uitbreidingen en vraaggesprekken ■

vertelt over gebeurtenissen in het verleden en trekt daarbij conclusies □

houdt steeds meer rekening met mentale staat van anderen ■

maakt beter onderscheid tussen welk taalgebruik in verschillende

situaties

heeft nog moeite met het leggen van logische verbanden □

heeft nog veel moeite met passieve zinnen □

vertelt uitvoerig en samenhangend over wat hij gedaan of meegemaakt

heeft

benoemt en beschrijft alledaagse aspecten, zoals mensen, plaatsen en

dingen met gebruik van complexe zinsconstructies

beschrijft een aantal veel voorkomende handelingen met gebruik van

complexe zinsconstructies

gebruikt complexe taalfuncties als redeneren en concluderen □

luisteren kan meervoudige instructie en mededelingen begrijpen en uitvoeren ■

luistert naar een op de leeftijd afgestemd verhaal en begrijpt het verhaal of

de informatieve tekst

luistert naar een op de leeftijd afgestemde radio/televisiefragment/

gesproken tekst op internet

laat zien dat hij naar een ander luistert en geeft gepaste feedback □

gesprekjes voeren kan op eigen initiatief een gesprek beginnen met de leerkracht en een

ander kind

kent en handelt naar gespreksregels □

kan op communicatief adequate wijze spontaan vertellen over

onderwerpen die hem bezighouden

Page 59: Publicatie analyses screeningsinstrumenten · rekenen Analyse sociaal- emotioneel Als kleuters leren tellen… CPS Bao groep 1-2 X Als kleuters leren meten… CPS Bao groep 1-2 X

Analyses screeningsinstrumenten

58

Het kind …

geeft gepast antwoord op vragen van de leidster of ander kind □

hoe, waarmee, wanneer, etc. vragen □

denkvragen □

tegendeelvragen □

keuzevragen (kiezen tussen meerdere en complexere situaties) □

indirecte vragen □

reflectieve vragen □

mening uiten en vragen

stellen

kan zijn mening verwoorden, o.a. door gebruik van 'ik vind' zinnen ◘

stelt vragen en gebruikt vraagzinnen om ergens meer over te weten te

komen

kan op een gepaste wijze de hulp van anderen inroepen □

Domein Ontluikende en beginnende geletterdheid

leesplezier toont zijn plezier in het voorlezen van boeken ■

leeft mee met personages in op de leeftijd afgestemde

prentenboeken

kan uitleggen hoe een personage zich voelt □

uit zijn gevoelen/mening over een voorgelezen verhaal of rijmpje,

zoals leuk, grappig of stom

oriëntatie op boek en

verhaal

begrijpt dat illustraties en tekst samen een verhaal vertellen □

weet dat een boek gelezen wordt van voor naar achter, een bladzijde van

boven naar beneden, en regels van links naar rechts

weet dat verhalen een opbouw hebben en dat een boek een begin en

einde heeft

weet dat de voor- en achterkant van het boek informatie over de inhoud

geven

kan een op de leeftijd afgestemd voorgelezen verhaal navertellen, met of

zonder behulp van illustraties

kan een voorgelezen verhaal naspelen met behulp van aanwijzingen van

de leerkracht

oriëntatie op geschreven

taal

weet dat tekens gebruikt worden om iets te vertellen of leren ■

weet dat je briefjes, boeken, tijdschriften, etc. kan lezen om iets te weten te

komen

weet dat je iets op kan schrijven (op papier of op de computer) als je iets

wilt vertellen

weet wanneer er sprake is van 'lezen' en 'schrijven' en kan 'lezen' en

'schrijven' van elkaar onderscheiden

herkent en benoemt (enkele) letters, bijvoorbeeld de eigen naam ■

schrijft tekens die op letters (beginnen) te lijken ■

fonemisch bewustzijn en

alfabetisch principe

kan betekenisonderscheidende klanken (fonemen) in woorden

onderscheiden

doet mee met woord-/klankspelletjes ■

weet dat letters met klanken corresponderen ■

herkent en gebruikt rijmwoorden ■

is gemotiveerd om de betekenis van geschreven taal te achterhalen □

Domein Taalbeschouwing

algemeen reflecteert op eigen taalgebruik en dat van anderen □

verbetert eigen taalgebruik □

praat (in kringgesprek) over taal en praten □

Page 60: Publicatie analyses screeningsinstrumenten · rekenen Analyse sociaal- emotioneel Als kleuters leren tellen… CPS Bao groep 1-2 X Als kleuters leren meten… CPS Bao groep 1-2 X

Analyses screeningsinstrumenten

59

Rekenen

Aan het eind van groep 2 is de leerling doorgaans in staat tot…

Domein Getallen

omgaan met de telrij de telrij (akoestisch) kunnen opzeggen tot en met tenminste 20 ◘

vanuit verschillende getallen tot 20 kunnen verder tellen en vanuit getallen

tot tien kunnen terugtellen

herkennen en gebruiken van rangtelwoorden tot en met tenminste 10 □

kunnen omgaan (met de betekenis van) 'nul' in telrijsituaties □

kunnen redeneren over de telrij in eenvoudige en betekenisvolle

probleem/conflictsituaties

omgaan met

hoeveelheden

hoeveelheden tot tenminste 12 (resultatief) globaal kunnen schatten en

tellen (resultatief) én kunnen weergeven (neerleggen, tekenen)

hoeveelheden tot tenminste 12 kunnen vergelijken en ordenen op ‘meer’,

minder’, ‘evenveel’, ‘meeste’, ‘minste'

hoeveelheidbegrippen zowel kunnen herkennen als actief toepassen:

meer, minder, evenveel, meeste, minste, veel, weinig, erbij, eraf, samen,

niets, alles, laatste, eerste, tweede, derde

kleine getalpatronen tot tenminste 6 kunnen herkennen, zonder tellen door

gebruik te maken van patronen en structuren

verkort kunnen tellen van hoeveelheden tot tenminste 12 door gebruik te

maken van patronen en structuren (handen, dobbelsteenpatronen)

eenvoudige optel- en aftrekproblemen in dagelijkse contexten (handelend)

kunnen oplossen onder tenminste 12

eenvoudige splitsproblemen kunnen oplossen onder 10 □

eenvoudige verdeelsituaties (handelend) kunnen oplossen onder tenminste

12 en kunnen vertellen wat het resultaat is

hoeveelheden tot en met tenminste 10 kunnen representeren met

bijvoorbeeld vingers, streepjes, stippen

hoeveelheden tot en met tenminste 12 kunnen representeren in een

beeldgrafiek en kunnen interpreteren

kunnen redeneren over hoeveelheden in eenvoudige betekenisvolle

probleem/conflictsituaties

omgaan met getallen getalsymbolen kunnen herkennen van 0 tot en met 10 ■

de volgorde van de getalsymbolen in de getallenrij tot 10 herkennen en

kunnen leggen (niet schrijven)

getalsymbolen, telwoorden en hoeveelheden kunnen koppelen tot en met

tenminste 10

hoeveelheden tot en met tenminste 10 kunnen representeren met een

getalsymbool en omgekeerd: bij een getalsymbool tot en met tenminste 10

de hoeveelheid kunnen weergeven

kunnen redeneren over de getallen in eenvoudige en betekenisvolle

probleem/conflictsituaties

Domein Meten

algemeen verschillende grootheden kunnen onderscheiden en in (eenvoudige)

betekenisvolle situaties herkennen en gebruiken (lengte, omtrek,

oppervlakte, inhoud, gewicht, tijd, geld)

voorwerpen kunnen sorteren (classificeren) op basis van verschillende

eigenschappen (lengte, dikte, oppervlakte, inhoud/omvang, gewicht,

tijdsduur, waarde, kleur) en kunnen uitleggen om welke eigenschap(pen)

het gaat

kunnen redeneren over verschillende grootheden in eenvoudige probleem- □

Page 61: Publicatie analyses screeningsinstrumenten · rekenen Analyse sociaal- emotioneel Als kleuters leren tellen… CPS Bao groep 1-2 X Als kleuters leren meten… CPS Bao groep 1-2 X

Analyses screeningsinstrumenten

60

Aan het eind van groep 2 is de leerling doorgaans in staat tot…

en conflictsituaties (bijvoorbeeld over het begrip ‘groot’ en de verschillende

betekenissen ervan)

kunnen aflezen van verschillende eenvoudige grafische voorstellingen,

zoals een cirkel waarin de dagindeling wordt aangegeven of een

staafgrafiek waarin lengtes van kinderen zijn afgebeeld met stroken: wie is

langer, wie is korter? Hoe zie je dat?

lengte, omtrek en

oppervlakte

objecten kunnen vergelijken en ordenen naar lengte, omtrek en

oppervlakte op verschillende manieren: op het oog, via direct meten (naast

elkaar houden, op elkaar leggen) of indirect meten (met een natuurlijke

maat: stap, voet, touwtje(s), hokjes tellen), hand, strook; blaadje papier,

meetlat

weten dat eerlijk meten (één maat gebruiken) voorwaarde is voor

vergelijken, ordenen en meten (van lengte, omtrek, oppervlakte) via

afpassen en kunnen uitleggen waarom dit zo is

kunnen meten met een betekenisvolle maat van:

- lengte met bijvoorbeeld stappen, voeten, meterstrook/stroken

- oppervlakte met bijvoorbeeld blaadjes papier, tegels en het resultaat via

tellen vaststellen

begrijpen en kunnen uitvoeren van herhaald afpassen met één voorwerp,

bij tekort aan materiaal (één strook, meetlat of velletje papier meer keren

achter/naast elkaar leggen)

begrippen met betrekking tot lengte, omtrek en oppervlakte herkennen en

kunnen gebruiken in betekenisvolle eenvoudige situaties:

- lang, langer, langst(e); kort, korter kortst(e);

- groot, groter, grootst(e); klein, kleine, kleinst(e);

- dik, dikker, dikst(e); dun, dunner, dunst(e);

- hoog, hoger, hoogst(e); laag, lager, laagst(e);

- breed, breder; smal, smaller;

- (er) omheen

kunnen redeneren over lengte, omtrek, en oppervlakte in eenvoudige

probleem- en conflictsituaties

inhoud inhouden zowel in de betekenis van ‘wat er in zit’ als ‘wat er in kan’ kunnen

vergelijken en ordenen op verschillende manieren: op het oog, via

overgieten, via afpassen of uitscheppen met een natuurlijke maat zoals een

bakje, beker of fles

kunnen meten van een inhoud met een betekenisvolle maat zoals beker,

kopje, fles of litermaat of blokken/pakken en het resultaat via tellen (globaal

en precies) vaststellen

begrippen rond inhoud herkennen en kunnen gebruiken in betekenisvolle

situaties en tegenstellingen gebruiken: vol, voller, volst(e), leeg, veel,

weinig, meer, meest(e), minder, minst(e), evenveel

kunnen redeneren over inhouden in eenvoudige probleem- en

conflictsituaties (waarom kan er in een lange fles toch minder water zitten

dan in een kortere fles?)

gewicht voorwerpen die in gewicht verschillen, kunnen vergelijken en ordenen naar

gewicht op verschillende manieren: op het oog, op de hand, met een

balans (wip-principe)

conclusies kunnen trekken uit de stand van de balans bij het wegen van

twee voorwerpen

begrippen rond gewicht herkennen en kunnen gebruiken in betekenisvolle

eenvoudige situaties en in tegenstellingen: zwaar, zwaarder, zwaarst(e),

licht, lichter, lichtst(e), even zwaar/licht

Page 62: Publicatie analyses screeningsinstrumenten · rekenen Analyse sociaal- emotioneel Als kleuters leren tellen… CPS Bao groep 1-2 X Als kleuters leren meten… CPS Bao groep 1-2 X

Analyses screeningsinstrumenten

61

Aan het eind van groep 2 is de leerling doorgaans in staat tot…

begrijpen dat gewicht niet een op een samenvalt met omvang of lengte of

grootte (zwaarder betekent niet altijd langer, groter en omgekeerd)

kunnen redeneren over gewichten in eenvoudige probleem- en

conflictsituaties (is iets dat groter is, ook altijd zwaarder?)

geld begrijpen en kunnen uitleggen hoe het systeem van kopen en betalen in

elkaar zit aan de hand van eenvoudige winkelsituaties en sparen

begrippen herkennen en kunnen gebruiken in de context van geld: duur,

duurder, duurst(e), goedkoop, goedkoper, goedkoopst(e), euro, munten,

waarde

gepast kunnen betalen van voorwerpen/bedragen onder 10 euro (in hele

euro’s) met munten van 1 en 2 euro en bedragen met munten van 1 en 2

euro kunnen vaststellen

begrijpen dat verschillende munten en briefjes verschillende waarden

hebben en begrijpen dat twee munten samen toch minder van waarde

kunnen zijn dan één munt

tijd het dagritme herkennen als cyclisch tijdsproces en de volgorde in de

dagindeling (ochtend, middag, avond, nacht) kunnen benoemen

de dagen van de week kunnen benoemen in de goede volgorde ■

weten dat het jaar ook een terugkerend ritme heeft, en daarbij enkele

namen van maanden kennen en de namen van seizoenen

weten dat tijd ook lineair verstrijkt: de tijd gaat steeds door, we worden

ouder, gebeurtenissen zijn steeds langer geleden, komen steeds dichterbij

tijdsbegrippen herkennen in betekenisvolle, dagelijkse situaties en de

begrippen correct kunnen gebruiken:

- dag, nacht, ochtend, middag, avond

- vandaag, gisteren, morgen, morgenvroeg, gisteravond

- vroeg, vroeger, laat, later, eerder, nu, toen, straks, lang, kort,even, snel

gebeurtenissen in de goede volgorde kunnen beschrijven en rangschikken

(met foto’s, met woorden) en kunnen uitleggen van deze volgorde

weten hoe je aan instrumenten als zandloper, kaars, druppende kraan,

tellen, wijzers op de klok kunt zien dat er tijd verstrijkt en dit kunnen

uitleggen

functie van de klok kennen en kunnen aflezen van hele uren op een digitale

klok en op een klok met wijzers

weten dat je tijd verschillend kunt beleven: soms duurt iets heel lang

(wachten) en soms is het zo voorbij (buiten spelen); inzien dat het beleven

van tijd subjectief is

Domein Meetkunde

oriënteren en lokaliseren herkennen (passief gebruik) en kunnen gebruiken (actief) van meetkundige

begrippen: voor, achter, naast, in, op, boven, onder, dichtbij, veraf

herkennen (passief gebruik) van meetkundige begrippen: links, rechts,

tegenover, tussen

voorwerpen/situaties/locaties (die niet te zien zijn) met kenmerken en

details kunnen beschrijven door er een visuele voorstelling van te maken

de plaats van objecten ten opzichte van zichzelf kunnen beschrijven en

omgekeerd met behulp van meetkundige begrippen (de bal ligt achter mij;

ik sta voor de deur)

de plaats van voorwerpen ten opzichte van elkaar kunnen beschrijven met

behulp van meetkundige begrippen (de bal ligt bovenop de kast)

kunnen volgen van een beschrijving met herkenningspunten (hoek,

brievenbus, poppenhoek, kopieermachine) en meetkundige begrippen

Page 63: Publicatie analyses screeningsinstrumenten · rekenen Analyse sociaal- emotioneel Als kleuters leren tellen… CPS Bao groep 1-2 X Als kleuters leren meten… CPS Bao groep 1-2 X

Analyses screeningsinstrumenten

62

Aan het eind van groep 2 is de leerling doorgaans in staat tot…

(voor, na, rechts, links, tegenover) van een route in de directe omgeving (in

de school van het lokaal naar de voordeur, van de school naar de kerk)

eenvoudige routes kunnen beschrijven in de directe omgeving en daarbij

gebruik maken van herkenningspunten (kerk, winkel, speelplein,

brievenbus) en meetkundige begrippen (voor, na, verder, rechtdoor)

eenvoudige plattegronden (bijvoorbeeld van de klas) kunnen lezen, kunnen

tekenen en kunnen toelichten

kunnen redeneren over eenvoudige meetkundige problemen/

conflictsituaties rond oriënteren en lokaliseren

construeren bouwwerkjes/constructies die als voorbeeld gebouwd, zijn kunnen

nabouwen (bijvoorbeeld blokkenbouwsel, railsparcours, duplo- of

legofiguur)

eenvoudige bouwwerkjes (bijvoorbeeld blokkenbouwsel, railsparcours,

duplo- of legofiguur) vanaf een tekening/foto kunnen nabouwen

kunnen bouwen van een constructie op basis van aanwijzingen in een

stappenplan/handleiding (bijvoorbeeld met blokken, lego, knex, magnetics)

kunnen bouwen op basis van mondelinge aanwijzingen met behulp van

meetkundige begrippen (bijvoorbeeld: maak een stapel van twee blokjes;

zet links daarvan een blokje; zet ervoor een stapel van drie blokjes)

kennen en kunnen benoemen van de namen van meetkundige figuren:

cirkel, driehoek, vierkant, rechthoek, bol, kubus

verschillen kunnen beschrijven tussen de verschillende meetkundige

figuren: cirkel, driehoek, vierkant, rechthoek, bol, kubus

kennen en kunnen benoemen van de basiskleuren (rood, blauw, geel,

groen), zwart, wit, oranje, paars, roze, grijs

kunnen sorteren van voorwerpen op minimaal twee kenmerken

(bijvoorbeeld met Logiblocks: zoek alle rode vierkanten; alle dikke

driehoeken)

kunnen navouwen van een vouwwerk dat wordt aangegeven met een

vouwreeks van slechts enkele stappen (bijvoorbeeld een vliegtuigje/hoedje)

bij het vouwen passief kunnen gebruiken van (meetkundige) begrippen:

recht, schuin, dubbel, lijn, hoek, punt

kunnen redeneren over eenvoudige meetkundige

problemen/conflictsituaties rond bouwen en construeren

opereren met vormen en

figuren

eenvoudige opdrachten kunnen uitvoeren met zon en schaduw (je

schaduw kleiner/groter/langer maken, laten verdwijnen) en hierover kunnen

redeneren (wat moet je doen om ...; wat gebeurt er als ...)

eenvoudige opdrachten kunnen uitvoeren met een spiegeltje (iets laten

zien in een spiegel, figuren verdubbelen, vervormen) en hierover kunnen

redeneren (wat gebeurt er als …; hoe kun je …; wat moet je doen om ...)

meetkundige patronen kunnen namaken (kralenketting, mozaïek,

kralenplank, tegelplein)

in patronen de regelmaat kunnen herkennen, kunnen uitleggen en deze

kunnen voortzetten (tekenen, rijgen, kleuren, met mozaïek of kralenplank,

bouwen)

patroon met regelmaat kunnen ontwikkelen en hierover kunnen redeneren □

kunnen redeneren over eenvoudige meetkundige

problemen/conflictsituaties rond opereren met vormen en figuren

Page 64: Publicatie analyses screeningsinstrumenten · rekenen Analyse sociaal- emotioneel Als kleuters leren tellen… CPS Bao groep 1-2 X Als kleuters leren meten… CPS Bao groep 1-2 X

Analyses screeningsinstrumenten

63

Sociaal-emotionele ontwikkeling

Het kind…

Domein Zelfbeeld/

Ontwikkeling van

identiteit

heeft kennis van zichzelf ■

heeft kennis van de ander ■

ervaart de verschillen en overeenkomsten tussen zichzelf en de andere

kinderen in de groep

kan gevoelens onder woorden brengen ■

kent zijn/haar eigen emoties ■

kan zijn/haar emoties beheersen ■

Domein Ontwikkeling

van zelfstandigheid

kan zich handhaven binnen de eigen groep ■

heeft vertrouwen in zijn/ haar eigen kunnen ■

kan zijn mening geven ■

vraagt iemand anders om hulp □

kan zelfstandig taken uitvoeren ■

staat stil bij wat hij/zij al kan ■

kan zich zelf redden □

ruimt zelfstandig (spel)materialen op □

Domein Sociaal gedrag/

ontwikkeling van sociale

vaardigheid

zoekt contact met anderen ■

heeft vertrouwen in de ander ◘

kan met andere kinderen spelen ■

werkt samen met andere kinderen aan een gezamenlijke opdracht □

merkt of en wanneer een ander kind hulp nodig heeft □

biedt hulp aan/ kan anderen helpen □

leert wat afspraken en regels zijn ■

leert welke regels er zijn en hoe zich daaraan te houden ■

past zich aan bij nieuwe situaties ■

houdt rekening met gevoelens en wensen van anderen ■

kent de emoties en gevoelens van andere kinderen en kan die

interpreteren

toont bewondering voor elkaars vaardigheden en mogelijkheden □

kent de sterke en zwakke punten van een ander □

ervaart dat er door tegenstrijdige belangen conflicten kunnen ontstaan die

je samen kunt oplossen

Domein Werkhouding en

concentratie

kan gericht vragen stellen □

heeft plezier in de taak ■

is in staat om iets af te maken ■

zet door wanneer iets niet direct lukt ■

voert zelfstandig opdrachten uit ■

Page 65: Publicatie analyses screeningsinstrumenten · rekenen Analyse sociaal- emotioneel Als kleuters leren tellen… CPS Bao groep 1-2 X Als kleuters leren meten… CPS Bao groep 1-2 X

Analyses screeningsinstrumenten

64

Puk & Ko Observatielijst

DEEL 1: ACHTERGRONDGEGEVENS

Titel Puk & Ko; Observatielijst

Auteurs

CED, Projectbureau Ontwikkeling & Onderzoek

Katinka de Croon; Maaike van der Ploeg – Feenstra; Ilse Poort

Uitgever Uitgeverij Zwijsen

Jaar van uitgave 2003-2004

Doelgroep (Meertalige) peuters op peuterspeelzalen (2,5 tot 4 jaar). Het pakket richt zich met

name op kinderen voor wie Nederlands niet de moedertaal is.

Samenstelling van het

instrument

De observatielijst is onderdeel van het totaalprogramma Puk & Ko. Dit programma

bestaat uit de volgende onderdelen: activiteitenboek met gebruikswijzer,

observatielijst en tien activiteitenkaternen (één per thema); vier prentenboeken,

twee knieboeken, twee audio-cd's en de handpop Puk. Additioneel zijn materialen

voor thuis verkrijgbaar.

Doorgaande lijn

Puk & Ko legt een basis om in groep 1 met de methode Ik & Ko verder te werken.

Puk & Ko en Ik & Ko vormen samen een programma voor voor- en vroegschoolse

educatie (Ko Totaal).

Geanalyseerde

onderdelen

Gebruikswijzer en observatielijst

Uitgangspunten en

doelstellingen van het

instrument

"Het hoofddoel van Puk & Ko is een basis te leggen voor de Nederlandse

taalvaardigheid, zodat de peuters met een redelijke taalvaardigheid in het

Nederlands aan het basisonderwijs beginnen. De nadruk ligt hierbij vooral op de

taalvaardigheden spreken en luisteren en op de uitbreiding van de woordenschat.

Daarnaast besteedt Puk & Ko aandacht aan de ontwikkeling van sociaal

communicatieve vaardigheden en aan de beginnende rekenontwikkeling. Puk &

Ko is dus niet alleen een taalprogramma, maar een totaalprogramma dat de brede

ontwikkeling van jonge kinderen stimuleert."

Doel van de observatielijst is om te helpen bepalen of een kind voldoet aan (een

groot deel van) de voorwaarden om moeiteloos te kunnen instromen in groep 1

van het basisonderwijs.

Korte beschrijving van

visie op het jonge kind

zoals aangegeven in het

instrument/ de methode

"Plezier, interesse en betrokkenheid zijn voorwaarden om te kunnen leren; of dat

nu het leren is van taal, rekenen of sociaal-communicatieve vaardigheden.

Voorafgaand aan het leren in groep 1 en 2 moet zijn voldaan aan de voorwaarden

om dat leren zo succesvol mogelijk te laten plaatsvinden. Met Puk & Ko werk je

samen met de kinderen aan het bereiken van die voorwaarden."

Inhoud De Observatielijst is onderdeel van het totaalprogramma Puk & Ko. Het is een

hulpmiddel om te bepalen of een kind aan (een groot deel van) de voorwaarden

voldoet om moeiteloos te kunnen instromen in groep 1 van het basisonderwijs. De

lijst sluit aan op de observatielijst bij Ik & Ko. In de lijst staan doelen geformuleerd

voor taalvaardigheid, beginnend rekenen en sociaal communicatieve

vaardigheden. Bij alle drie ontwikkelingsgebieden worden deelvaardigheden

onderscheiden, die ook weer bestaan uit een aantal aspecten (zie hieronder).

Taalvaardigheid neemt het grootste deel van het instrument in beslag. Van alle

aspecten worden twee varianten beschreven: 'voorwaarde' en de 'moeilijkere

variant'. Bij elk doel wordt een voorbeeld gegeven. De lijst begint met een

informatief gedeelte dat ingaat op het doel, de werkwijze en de registratie.

Bij de activiteiten wordt steeds aangegeven aan welke taalaspecten gewerkt

worden. Met symbolen wordt in de activiteit aangegeven waar aspecten van

ontluikende gecijferdheid en sociaal-communicatieve vaardigheden aan bod

komen.

In de Gebruikswijzer wordt aangegeven hoe een peuterleidster op een goede,

Page 66: Publicatie analyses screeningsinstrumenten · rekenen Analyse sociaal- emotioneel Als kleuters leren tellen… CPS Bao groep 1-2 X Als kleuters leren meten… CPS Bao groep 1-2 X

Analyses screeningsinstrumenten

65

effectieve manier aan de slag kan gaan met Puk & Ko.

Aspecten

taalontwikkeling

Bij Puk & Ko gaat de meeste aandacht naar taalvaardigheid. Binnen

taalvaardigheid worden vijf deelvaardigheden onderscheiden:

gespreksvaardigheid (objecten en handelingen aanduiden, antwoord geven,

vertellen van gebeurtenissen, vragen stellen, gevoelens en mening

uitdrukken, samenspelen in een groep);

begrijpend luisteren (aandacht luisteren naar een verhaal, reageren op de

inhoud van een verhaal, antwoord geven op vragen over het verhaal,

voorspellen van het verloop van een verhaal, navertellen van een verhaal aan

de hand van prenten, weergeven van de volgorde van gebeurtenissen in een

verhaal);

informatie geven (beschrijven en plaats bepalen van objecten, vergelijken,

uitleg geven, omstandigheden: volgorde gebeurtenissen of handelingen);

institutionele interacties (begrijpen van eenvoudige opdrachten, formeel

taalgebruik);

taalbeschouwing (rijmen).

Aspecten

rekenontwikkeling

Puk & Ko werkt aan het opdoen van eerste ervaringen met het rekendomein.

Hierbij staan drie gebieden centraal staan: meten, ruimtelijke oriëntatie en

ontluikende gecijferdheid.

Aspecten sociaal-

emotionele ontwikkeling

Puk & Ko schenkt aandacht aan de ontwikkeling van sociaal- communicatieve

vaardigheden. Hierbij gaat het om het leren van basale aspecten van sociaal

competent gedrag, gericht op communicatie met anderen. Deze vaardigheden zijn

ondergebracht in zeven categorieën: jezelf presenteren en opkomen voor jezelf;

samen spelen en werken; gevoelens delen; aardig doen; omgaan met een ruzie;

omgaan met een taak; kiezen.

Werkwijze De leidster maakt voor elk kind een kopie van de observatielijst. De lijst kan

gebruikt worden voor alle observaties van het kind gedurende de tijd die deze

doorbrengt op de peuterspeelzaal. Per kind wordt de lijst minimaal twee keer per

jaar ingevuld, steeds met een andere kleur. Op deze manier kan de ontwikkeling

worden gevolgd.

Van elk aspect wordt aangekruist of een kind in het wen-stadium (startfase waarin

nog geen actieve deelname aan de activiteiten wordt verwacht) zit, de voorwaarde

(voor een soepele overgang naar groep 1) 'lukt' of de moeilijkere variant lukt.

Na enkele maanden wordt de lijst opnieuw ingevuld. De leidster gaat vooral de

items na waar nog geen kruisje staat. Voor de aanvang van groep 1 dienen zoveel

mogelijk kruisjes te staan bij 'Lukt dat?'

Op een groepsoverzicht kunnen van alle kinderen in de groep worden

aangegeven in welk stadium van ontwikkeling ze zich bevinden voor de

verschillende (deel)vaardigheden .

Aanwijzingen voor

normering

In de observatielijst zijn de verschillende voorwaarden omschreven in termen van

'plezier hebben in', 'interesse hebben in', 'begrip hebben van', 'betrokken zijn bij'.

Voor hulp bij het bepalen of een kind een voorwaarde heeft bereikt of niet, wordt

bij elke voorwaarde een voorbeeld uit Puk & Ko gegeven.

Aanwijzingen voor hulp

bij gesignaleerde

problemen

Wanneer een kind nog niet voldoet aan een voorwaarde kan de leidster extra

aandacht geven aan het betreffende kind. De methode geeft niet aan hoe dit

bereikt kan worden.

Wanneer een kind al wel voldoet aan de voorwaarde, dan kan de moeilijkere

variant aangeboden worden. In de activiteitenkaternen is in een gekleurd vlak kort

aangegeven hoe een leidster de moeilijkere variant kan aanbieden.

Page 67: Publicatie analyses screeningsinstrumenten · rekenen Analyse sociaal- emotioneel Als kleuters leren tellen… CPS Bao groep 1-2 X Als kleuters leren meten… CPS Bao groep 1-2 X

Analyses screeningsinstrumenten

66

DEEL 2A: ANALYSE-RESULTATEN (beschrijvend)

Taal

Domein Mondelinge taalvaardigheid

woordenschat en

woordgebruik

Het pakket is met name gericht op kinderen voor wie Nederlands niet de

moedertaal is en die bezig zijn met tweede taalverwerving. Dit komt terug in het

niveau van de doelen.

In de observatielijst is geen aandacht voor woordenschat. In het programma is

woordenschat is geen expliciet onderdeel van de taalvaardigheid. Er worden bij de

activiteiten van elk thema woorden aangeleerd maar nergens wordt aangegeven

hoe groot de woordenschat van een peuter zou moeten zijn. Er wordt alleen

aandacht besteedt aan het hier en nu.

vloeiend en

verstaanbaar spreken

Het instrument gaat uit van meertalige leerlingen. De zinnen die van de kinderen

gevraagd worden zijn eenvoudig en soms zonder werkwoord. Er wordt geen

aandacht besteed aan het beheersen van de klanken en de uitspraak van de

woorden.

luisteren Observatielijst besteed aandacht aan het begrijpend luisteren naar een verhaal en

aan het begrijpen van eenvoudige opdrachten van de leidster.

gesprekjes voeren Gesprekken hebben nog een eenvoudig karakter Van de leerlingen worden nog

summiere antwoorden verwacht. Aan gespreksregels wordt nog geen aandacht

besteed; wel aan formeel taalgebruik (bijvoorbeeld: dank je wel zeggen).

Keuzevragen komen wel aan de orde bij het onderdeel sociaal-emotioneel.

mening uiten en vragen

stellen

In het instrument wordt wel aandacht besteed aan het vragen om hulp en het

geven van een mening. Hierbij wordt echter vanuit gegaan dat een kind dit nog

niet altijd adequaat en met de juiste woorden kan.

Domein Ontluikende en beginnende geletterdheid

leesplezier Het instrument besteedt aandacht aan leesplezier, zowel van verhalen als van

rijmpjes en versjes.

oriëntatie op boek en

verhaal

De doelen komen bij dit onderdeel grotendeels aan de orde, al is het niet altijd

expliciet. Voorlezen is een belangrijk onderdeel van het pakket Puk & Ko.

Voorspellen van de afloop van het verhaal komt wel aan de orde.

oriëntatie op geschreven

taal

Er wordt geen aandacht besteed aan de oriëntatie op geschreven taal, zowel niet

wat betreft lezen als wat betreft schrijven.

fonemisch bewustzijn en

alfabetisch principe

Fonemisch bewustzijn is beperkt tot rijmen: het luisteren en meedoen met

rijmspelletjes en liedjes. Er is geen aandacht voor klanken in woorden en voor

letters.

Domein Taalbeschouwing

algemeen Het instrument geeft aan aandacht te besteden aan taalbeschouwing. Dit is echter

beperkt tot rijmen en rijmspelletjes.

Rekenen

Domein Getallen

omgaan met de telrij In de observatielijst is ook een observatielijst voor rekenen op genomen. Deze is

echter zeer summier. Voor alle drie domeinen (Getallen, Meten en Meetkunde) is

één doel opgenomen, telkens op twee niveaus: voorwaarde en moeilijkere variant.

Voor Getallen komt alleen het doel ‘Noemen van namen van telwoorden’ aan de

orde: Kind heeft plezier activiteiten met aantallen; doet mee met rekenliedjes en

kent al een aantal getallen zonder per se te begrijpen waarnaar ze precies

verwijzen.

omgaan met Niet uitgewerkt in het instrument.

Page 68: Publicatie analyses screeningsinstrumenten · rekenen Analyse sociaal- emotioneel Als kleuters leren tellen… CPS Bao groep 1-2 X Als kleuters leren meten… CPS Bao groep 1-2 X

Analyses screeningsinstrumenten

67

hoeveelheden

omgaan met getallen Niet uitgewerkt in het instrument.

Domein Meten

algemeen Ook hier staat het plezier hebben in activiteiten en het actief meedoen centraal.

Doelen gaan in op het besef van groot en klein en van tijd en het met hulp

verzinnen van oplossingen voor meetkundige problemen.

Bij de activiteiten in de thema’s komen wel situaties voor waarbij aspecten van

meten een rol spelen.

lengte, omtrek en

oppervlakte

Lengte, omtrek en oppervlakte komen niet expliciet aan de orde. Het enige dat

genoemd wordt, is ‘enig besef van groot en klein’.

inhoud Niet uitgewerkt in het instrument. Het enige voorbeeld dat genoemd staat, gaat

wel over inhoud: wat te doen als een puzzel niet in de tas past.

gewicht Niet uitgewerkt in het instrument.

geld Niet uitgewerkt in het instrument.

tijd Vermeld staat: ‘begint’ enig besef te krijgen van tijd. Het aspect tijd is verder niet

uitgewerkt.

Domein Meetkunde

oriënteren en lokaliseren Onder het kopje ‘Ruimtelijke oriëntatie’ staat vermeld: “Het kind heeft begrip van

de plaats die dingen in de ruimte innemen, en kent een aantal woorden die

daarmee te maken hebben zoals ‘voor’, ‘achter’, ‘ in’ en ‘naast’.

construeren Niet uitgewerkt in het instrument.

opereren met vormen en

figuren

Niet uitgewerkt in het instrument.

Sociaal-emotionele ontwikkeling

Domein Zelfbeeld/

Ontwikkeling van

identiteit

De observatielijst ‘Sociaal-communicatieve vaardigheden’ is vrij beperkt en bevat

zeven doelen, elk op twee niveaus.

Het instrument gaat in op ‘Jezelf presenteren en opkomen voor jezelf’. Er wordt

niet expliciet aangegeven dat het kind zichzelf als ‘ik’ maar dit blijkt wel uit alle

voorbeelden. Het kind kan en wil gevoelens delen met anderen.

Domein Ontwikkeling

van zelfstandigheid

Het doel ‘voelt zich op haar gemak in de eigen groep’ komt impliciet aan de orde

bij het opkomen voor zichzelf en het goed kunnen omgaan met ruzie. In de

observatielijst voor taal komt aan de orde dat een kind hulp kan vragen.

Domein Sociaal gedrag/

ontwikkeling van sociale

vaardigheid

Aspecten van sociaal gedrag komen aan de orde bij het samen spelen en werken

(spelen naast of samen met andere kinderen), het herkennen en delen van

gevoelens, het aardig doen (complimenten geven) en het omgaan met ruzie.

Domein Werkhouding en

concentratie

Het instrument besteedt aandacht aan de werkhouding (rustig werken en

zelfstandig een taak uitvoeren).

Page 69: Publicatie analyses screeningsinstrumenten · rekenen Analyse sociaal- emotioneel Als kleuters leren tellen… CPS Bao groep 1-2 X Als kleuters leren meten… CPS Bao groep 1-2 X

Analyses screeningsinstrumenten

68

DEEL 2B: ANALYSE-RESULTATEN (tabel)

■ = aanwezig

◘ = gedeeltelijk aanwezig

□ = niet aanwezig

n.v.t. = niet van toepassing

Taal

Het kind …

Domein Mondelinge taalvaardigheid

woordenschat en woordgebruik

heeft een passieve woordenschat van gemiddeld 4000 woorden □

heeft een actieve woordenschat van gemiddeld 2000 woorden □

gebruikt woorden in een andere situatie □

gebruikt steeds meer verschillende en complexere woorden □

kent het verschil tussen ik, jij, hij/zij □

gebruikt verleden tijd □

gebruikt onbepaalde voornaamwoorden □

gebruikt bijvoeglijke naamwoorden □

gebruikt het woordje er □

heeft 75% van de klinkers en medeklinkers van het Nederlands taalsysteem verworven

vloeiend en verstaanbaar vertellen

omschrijving taalniveau ■

maakt zinnen met een vervoegd werkwoord ■

maakt eenvoudige samengestelde zinnen □

maakt vraagzinnen ■

kan praten over thema’s buiten het hier en nu □

heeft nog moeite met langere zinnen ■

maakt nog regelmatig fouten met onregelmatige werkwoorden ■

vertelt over wat hij gedaan of meegemaakt heeft op verstaanbare en begrijpelijke wijze

benoemt en beschrijft alledaagse aspecten, zoals mensen, plaatsen en dingen

beschrijft een aantal veel voorkomende handelingen, zoals eten of naar bed gaan

luisteren kan enkelvoudige instructie begrijpen en uitvoeren ■

luistert naar een op de leeftijd afgestemd verhaal en ontwikkelt ■

Page 70: Publicatie analyses screeningsinstrumenten · rekenen Analyse sociaal- emotioneel Als kleuters leren tellen… CPS Bao groep 1-2 X Als kleuters leren meten… CPS Bao groep 1-2 X

Analyses screeningsinstrumenten

69

Het kind …

verhaalbegrip door het interactief voorlezen

luistert naar een op de leeftijd afgestemde radio/televisiefragment/ gesproken tekst op internet

luistert naar een ander ■

gesprekjes voeren kan een gesprek voeren met leidster en een ander kind ■

kent enkele gespreksregels □

reageert spontaan op ander kind of leidster ■

geeft antwoord op vragen van de leidster of ander kind ■

wie-, wat-, waar-vragen ■

aanwijsvragen ■

luistervragen ■

voorspélvragen ■

keuzevragen ■

mening uiten en vragen stellen

leert vergelijkingen te maken en zijn mening te geven ■

stelt vragen om ergens meer over te weten te komen: wat, wie, waar, waarom

vraagt om hulp ■

Domein Ontluikende en beginnende geletterdheid

leesplezier beleeft zichtbaar plezier aan voorlezen, boeken en rijmpjes ■

oriëntatie op boek en verhaal

ontdekt de samenhang tussen illustratie en tekst □

heeft ervaring opgedaan met boeken en de manier waarop boeken (voor)gelezen worden

ontdekt de structuur in verhalen ■

kan de inhoud van het boek al een beetje voorspellen op basis van de omslag van het boek

kan een verhaal na vertellen aan de hand van een plaatjesboek ■

kan de leidster nadoen als zij stukjes uit het boek uitbeeldt □

oriëntatie op geschreven taal

ontdekt dat tekens gebruikt worden om iets te vertellen of leren □

ervaart dat dingen die opgeschreven zijn je iets kunnen leren □

ervaart dat dingen de je zegt, opgeschreven kunnen worden □

ontdekt het verschil tussen 'lezen' en 'schrijven' □

bladert door (prenten)boeken en speelt alsof hij eigen en andermans □

Page 71: Publicatie analyses screeningsinstrumenten · rekenen Analyse sociaal- emotioneel Als kleuters leren tellen… CPS Bao groep 1-2 X Als kleuters leren meten… CPS Bao groep 1-2 X

Analyses screeningsinstrumenten

70

Het kind …

teksten kan 'lezen'

kan, met behulp van volwassenen, eigen boodschappen in een primitieve 'geschreven' versie vastleggen

fonemisch bewustzijn en alfabetisch principe

wordt zich bewust van klanken in woorden □

doet mee met spelletjes rond taal ■

ontdekt de relatie tussen klanken en letters □

doet ervaring op met rijmen ■

herkent symbolen □

Domein Taalbeschouwing

algemeen is op speelse wijze bezig met taal □

wordt zich bewust van eigen taalgebruik □

wordt zich bewust dat je over taal kan praten □

Rekenen Voor aanvang groep 1 heeft de leerling minimaal ervaring opgedaan met…

Domein Getallen

omgaan met de telrij noemen van namen van telwoorden (in liedjes, prentenboeken) ■

opzeggen van de telrij vanaf 1(als liedje of versje) ■

omgaan met hoeveelheden

tellen van kleine hoeveelheden waarbij het gaat om synchroon tellen en noemen van telwoorden en eventueel het noemen van het resultaat

het leggen van de één-één relatie door voorwerpen aan elkaar te koppelen of bij elkaar te leggen of te verbinden

vergelijken van kleine hoeveelheden op het oog op ‘meer’, minder’, ‘meeste’, ‘minste’ , ‘evenveel’ en vergelijken van grotere hoeveelheden met groot verschil in aantal op het oog op ‘meer’, minder’, ‘meeste’, ‘minste’

omgaan met hoeveelheidbegrippen: meer, minder, meeste, minste, veel, weinig in verschillende betekenisvolle situaties

herkennen van groepjes van 2 en 3 zonder tellen □

nadenken over de functie van tellen en betekenis van telwoorden in speelse betekenisvolle situaties

nadenken over begrippen als (heel) veel en (heel) weinig □

erbij of eraf halen van steeds een voorwerp/persoon, zoals in versjes (tien kleine kikkertjes, zeven zuurtjes) en beseffen dat het er eentje meer of minder worden

(eerlijk) verdelen van voorwerpen over verschillende kinderen/bakjes of in □

Page 72: Publicatie analyses screeningsinstrumenten · rekenen Analyse sociaal- emotioneel Als kleuters leren tellen… CPS Bao groep 1-2 X Als kleuters leren meten… CPS Bao groep 1-2 X

Analyses screeningsinstrumenten

71

Voor aanvang groep 1 heeft de leerling minimaal ervaring opgedaan met…

groepjes

ontdekken dat hoeveelheden verschoven of bedekt kunnen worden zonder dat het totaal verandert

ontdekken dat getalsymbolen, tellen, telwoorden en hoeveelheden iets met elkaar te maken hebben

representeren van de eigen leeftijd met bijvoorbeeld vingers □

omgaan met getallen herkennen van enkele getalsymbolen (cijfers/getallen) (bijvoorbeeld weten hoe de 1 en de 2 heten)

praten over getallen en hoeveelheden in betekenisvolle situaties □

Domein Meten

algemeen situaties waarin aspecten van lengte, gewicht, inhoud, geld en tijd aan de orde komen (bouwhoek, poppenhoek, kring, knutselen, speelzaal, prentenboeken, liedjes)

onderzoeken van eigenschappen van voorwerpen (lengte, oppervlakte, gewicht, inhoud, tijdsduur, kleur) en op basis van een eigenschap sorteren (classificeren)

lengte, omtrek en oppervlakte

oplossen van eenvoudige meetproblemen: vergelijken op lengte en oppervlakte: wie/wat is groter of langer, welke schoen is kleiner, welke tekening/puzzel is groter, welke toren is hoger?

rijtjes leggen of stapels maken met blokken: hoger en lager maken, langer en korter maken

meten van je eigen lengte, bijvoorbeeld met behulp van een ander en met streepjes op de muur of een strook/stroken

vergelijken en ontdekken van tegenstellingen, leren herkennen van begrippen als: grootste-kleinste, langste-kortste, hoogste-laagste

leren herkennen van begrippen als: lang, groot, hoog, laag, klein ◘

inhoud situaties waarin vergelijken op inhoud voorkomt: wie heeft meer limonade, welke doos is groter? In welke vaas/beker zit meer water?

spelen met vormen en water/zand: vormen vullen, overgieten, vol maken, leeg gooien

vergelijken en ontdekken van tegenstellingen en herkennen van begrippen als: grootste-kleinste (doos, pop, beker), meeste (inhoud), minste en leren herkennen van begrippen als: vol, leeg, in, uit, veel, weinig

gewicht ‘tillen’ en ‘wegen’ van verschillende voorwerpen en vergelijken wat zwaarder is en wat lichter is en deze begrippen leren herkennen

samen ontdekken en onderzoeken: wat is zwaar, heel zwaar, heel licht, en deze begrippen leren herkennen

geld situaties waarin kinderen spelen met kopen en betalen (muntjes geven en spullen daarvoor krijgen), zoals in de winkelhoek

Page 73: Publicatie analyses screeningsinstrumenten · rekenen Analyse sociaal- emotioneel Als kleuters leren tellen… CPS Bao groep 1-2 X Als kleuters leren meten… CPS Bao groep 1-2 X

Analyses screeningsinstrumenten

72

Voor aanvang groep 1 heeft de leerling minimaal ervaring opgedaan met…

situaties waarin de begrippen kopen, betalen, geld, duur, gebruikt worden □

tijd verkennen van de indeling en verloop van de dag en de namen die we voor de verschillende momenten gebruiken: ochtend, middag, avond, nacht

navertellen van gebeurtenissen in de juiste volgorde □

betekenisvolle alledaagse situaties waarin taal en begrippen voorkomen die te maken hebben met tijdsbeleving en tijdsbesef: lang, kort, even, snel, nu, toen, straks, vroeg, laat

betekenisvolle situaties waarin de klok een rol speelt: de klok waarop we aan de wijzers zien dat het later wordt en hoe laat het is (of het al tijd is voor …)

Domein Meetkunde

oriënteren en lokaliseren luisteren naar en nadenken over meetkundige begrippen als voor, achter, naast, in, op, boven, onder, dichtbij, ver (bijvoorbeeld in voorleesverhalen en prentenboeken)

luisteren naar en nadenken over meetkundige begrippen in relatie tot zichzelf en ten opzichte van zichzelf (het eigen lichaam)

praten over concrete voorwerpen en situaties die niet direct zichtbaar zijn (voorstellingsvermogen) (bijvoorbeeld over speelgoed thuis of voorwerpen in de speelzaal, voorwerpen achter de kast)

aanwijzen van voorwerpen in de ruimte, en ook met de ogen dicht wijzen waar deze voorwerpen zijn

bekijken van platen en aanwijzen waar wat te zien is (waar zie je de hond?) □

construeren bouwen en construeren met materiaal (duplo, blokken, rails, kapla en ander bouw- en constructiemateriaal)

namen van basisvormen (driehoeken, cirkels/rondjes, vierkantjes □

namen van minimaal de basiskleuren (rood, blauw, geel, groen) □

groeperen van voorwerpen op kenmerken (kleur, vorm) (bijvoorbeeld met Logiblocks: zoek alle driehoekjes)

vouwen met vouwblaadjes/papier □

construeren met klei/plasticine/brooddeeg □

opereren met vormen en figuren

bekijken van en spelen/experimenteren met schaduwen □

bekijken van spiegelingen, experimenteren met spiegelen (het eigen lichaam, voorwerpen)

maken en namaken van vormen en patronen (rijgen, stempelen, kleuren, mozaïek- en kralenplankfiguren (na)leggen)

Page 74: Publicatie analyses screeningsinstrumenten · rekenen Analyse sociaal- emotioneel Als kleuters leren tellen… CPS Bao groep 1-2 X Als kleuters leren meten… CPS Bao groep 1-2 X

Analyses screeningsinstrumenten

73

Sociaal-emotionele ontwikkeling

Het kind…

Domein Zelfbeeld/ Ontwikkeling van identiteit

benoemt zichzelf als 'ik' ◘

gebruikt en begrijpt het woord 'wij' □

ontdekt de verschillen en overeenkomsten tussen zichzelf en de andere kinderen in de groep

toont non-verbaal eigen gevoelens ■

kan basisemoties onderscheiden ■

krijgt controle over zichzelf □

Domein Ontwikkeling van zelfstandigheid

voelt zich op zijn/haar gemak in de eigen groep ◘

durft te experimenteren/ probeert nieuwe dingen uit om grenzen te ontdekken

weet dat 'nee' zeggen een reactie oplevert van de ander □

kan aangeven dat het hulp nodig heeft ■

wil graag dingen zelf doen □

leert ervaren wat hij/zij al kan □

kan zich waarschijnlijk grotendeels zelf redden □

helpt actief mee met het opruimen van de gebruikte materialen □

Domein Sociaal gedrag/ ontwikkeling van sociale vaardigheid

kijkt veel naar andere kinderen □

deelt ervaringen met een ander ■

probeert om met andere kinderen te spelen ■

kan al een beetje met andere kinderen iets delen □

neemt een afwachtende houding aan bij het samenspel ■ zorgt voor andere kinderen □

kan anderen al een beetje helpen en vindt dat ook fijn om te doen □

kan van tijd tot tijd op zijn/haar beurt wachten □

denkt en handelt nog vanuit zichzelf bij wat mag en niet mag □

staat open voor nieuwe situaties en opdrachten □

kan eenvoudige gevoelens bij anderen waarnemen (inschatten) ■

begint bewust patronen te ontdekken in het eigen gedrag en het gedrag van anderen

toont belangstelling en sympathie voor andere kinderen ■

Page 75: Publicatie analyses screeningsinstrumenten · rekenen Analyse sociaal- emotioneel Als kleuters leren tellen… CPS Bao groep 1-2 X Als kleuters leren meten… CPS Bao groep 1-2 X

Analyses screeningsinstrumenten

74

Het kind…

accepteert dat het niet alles even goed kan □

maakt aan een ander kind duidelijk wat hij/zij wel/niet wil ■

Domein Werkhouding en concentratie

denkt en reageert vooral intuïtief □

heeft plezier in het leren van nieuwe dingen □

kan rustig werken voor een kortdurende periode ■

probeert zelf problemen op te lossen tijdens het werken □

kan een bekende opdracht die duidelijk is, zelfstandig uitvoeren ■

Page 76: Publicatie analyses screeningsinstrumenten · rekenen Analyse sociaal- emotioneel Als kleuters leren tellen… CPS Bao groep 1-2 X Als kleuters leren meten… CPS Bao groep 1-2 X

Analyses screeningsinstrumenten

75

Ik & Ko Observatielijst

DEEL 1: ACHTERGRONDGEGEVENS

Titel Ik & Ko; Observatielijst

Auteurs

CED, Projectbureau Ontwikkeling & Onderzoek

Katinka de Croon; Marja Coenen; Maaike van de Ploeg-Feenstra

Uitgever Uitgeverij Zwijsen

Jaar van uitgave 2001

Doelgroep Meertalige groepen 1 en 2 van de basisschool. Het pakket richt zich met name op

kinderen voor wie Nederlands niet de moedertaal is.

Samenstelling van het

instrument

De observatielijst is onderdeel van het totaalprogramma Ik & Ko. Dit programma

bestaat voor taal uit de volgende onderdelen: algemene handleiding (met onder

andere de observatielijst), twee opbergbanden met ieder drie themahandleidingen

met drie thema's, een kopieerboek, vijf prentenboeken, zes knieboeken, twee

audio-cd's en een pop 'Ko'

Daarnaast zijn twee aanvullende pakketten voor rekenen en de sociaal-

communicatieve vaardigheden verkrijgbaar.

Doorgaande lijn

Ik & Ko sluit aan bij Puk & Ko (pakket voor peuterspeelzalen). Samen vormen ze

een programma voor voor- en vroegschoolse educatie (Ko Totaal).

Geanalyseerde

onderdelen

Observatielijst, algemene handleiding.

Uitgangspunten en

doelstellingen van het

instrument

"De algemene doelstelling van Ik & Ko is het vergroten van de Nederlandse

taalvaardigheid en wel zo dat minimaal de tussendoelen eind groep 2 voor alle

kinderen gehaald worden."

"De observatielijst is een hulpmiddel om een inschatting te maken van het stadium

van (tweede-) taalontwikkeling waarin een kind zich bevindt. Op basis van de lijst

kunt u bepalen welke differentiatieaanwijzingen u kunt volgen om de leerling te

stimuleren. Op basis van de lijst kunt u de vorderingen van een kind registreren.

Observaties op verschillende momenten kunt u met elkaar vergelijken, om zo de

ontwikkeling van de taalvaardigheid van een leerling te volgen."

Korte beschrijving van

visie op het jonge kind

zoals aangegeven in het

instrument/ de methode

"Omdat de taalontwikkeling deel uitmaakt van de totale ontwikkeling van een kind,

wordt waar mogelijk een link gelegd met andere ontwikkelingsgebieden."

"Op basis van opvattingen over goed onderwijs aan jonge kinderen en zeker niet

in de laatste plaats de behoeften en wensen van de onderwijspraktijk, heeft Ik &

Ko gestalte gekregen. Daarbij waren de belangrijkste uitgangspunten:

- de taalontwikkeling maakt deel uit van de brede ontwikkeling van jonge kinderen

- betrokkenheid is een belangrijke voorwaarde voor taalleren

- in interactie met elkaar en met de leerkracht ontwikkelen kinderen hun

taalvaardigheid

- de taalontwikkeling van alle kinderen staat voorop. Differentiatie is dus

noodzakelijk om onderwijs op maat te kunnen bieden in zowel homogene als

heterogene leeftijdsgroepen 1 en 2."

Inhoud De observatielijsten zijn onderdeel van het totaalprogramma Ik & Ko.

Het programma richt zich met name op taal. Daarnaast zijn er aanvullende

pakketten voor rekenen en sociaal-communicatieve vaardigheden (SCV). Alle

activiteiten in Ik & Ko zijn gekaderd binnen een thema. In totaal zijn er achttien

thema's die in twee achtereenvolgende leerjaren in een willekeurige volgorde aan

bod komen.

Voor observaties binnen Ik & Ko Taal zijn observatielijsten en

registratieformulieren als kopieerblad achterin de algemene handleiding

opgenomen. In de observatielijst zijn de drie domeinen: mondelinge vaardigheden,

beginnende geletterdheid en taalbeschouwing terug te vinden. Mondelinge

Page 77: Publicatie analyses screeningsinstrumenten · rekenen Analyse sociaal- emotioneel Als kleuters leren tellen… CPS Bao groep 1-2 X Als kleuters leren meten… CPS Bao groep 1-2 X

Analyses screeningsinstrumenten

76

taalvaardigheid is onderverdeeld in vijf deelvaardigheden: gespreksvaardigheid,

begrijpend luisteren, institutionele interacties, informatie geven en gebruik van

middelen. Zie ook hieronder.

Voor rekenen is geen observatielijst opgenomen. Er wordt verwezen naar het

pakket Als kleuters leren tellen.

De observatielijst SCV bestaat uit de acht categorieën van sociaal competent

gedrag. Zie hieronder.

Aspecten

taalontwikkeling

In Ik & Ko wordt gewerkt aan mondelinge vaardigheden, beginnende geletterdheid

en taalbeschouwing.

Mondelinge taalvaardigheid onderscheidt de volgende aspecten:

gespreksvaardigheid (objecten en handelingen aanduiden; antwoord geven;

vertellen van gebeurtenissen; vragen stellen; gevoelens en mening

uitdrukken; interactie in een groep);

begrijpend luisteren (aandachtig luisteren naar een verhaal; reageren op

inhoud van een verhaal; vragen stellen om verhaal te begrijpen; antwoord

geven op vragen over het verhaal; voorspellen van het verloop van het

verhaal; navertellen van een verhaal aan de hand van prenten; weergeven

volgorde van gebeurtenissen; weergeven van motieven van personen;

weergeven van oorzaak en gevolg);

institutionele interacties (begrijpen van instructies en opdrachten; formeel

taalgebruik);

informatie geven (beschrijven en lokaliseren objecten; vergelijken; uitleg

geven; omstandigheden: volgorde gebeurtenissen; omstandigheden: oorzaak/

reden- gevolg);

gebruik van middelen (gebruik van telefoon).

Bij beginnende geletterdheid wordt gewerkt aan de volgende tussendoelen:

functies van geschreven taal; relatie tussen letters en klanken; lezen en schrijven

van letters; lezen en schrijven van losse woorden.

Taalbeschouwing onderscheidt: tekensystemen; bewustzijn van taalgebruik en

taalvariatie; rijmen; klanken sorteren; klanken samenvoegen tot een woord;

klanken isoleren; klanken toevoegen of vervangen; onderscheiden van de klanken

van een woord; onderscheiden van lettergrepen.

Aspecten

rekenontwikkeling

In de activiteiten van Ik & Ko Rekenen komen de volgende rekenaspecten aan de

orde: tellen, getalbegrip, meten, tijd en meetkunde. Er is echter geen observatie-

instrument hiervoor aanwezig. Er wordt verwezen naar de CPS/SLO-uitgave Als

kleuters leren tellen.

Aspecten sociaal-

emotionele ontwikkeling

Bij Ik & Ko SCV komen acht categorieën van sociaal competent gedrag aan bod:

jezelf presenteren en opkomen voor jezelf, jezelf kenbaar maken in de groep,

samen spelen en werken, gevoelens/ervaringen herkennen en delen, aardig doen,

omgaan met ruzie, omgaan met een taak (zelfstandig uitvoeren, doorzetten tot

een taak af is) en kiezen. Omdat de lijst vrij summier is, wordt aangegeven dat er

geen beoordeling mogelijks is op grond van deze lijst.

Werkwijze Gedurende een thema in Ik & Ko worden er zes activiteiten uitgevoerd in de grote

groep en zes in de kleine groep. De observatielijst wordt door de leerkracht

ingevuld op basis van de begeleiding die aan de kinderen is gegeven tijdens de

activiteiten in de kleine groep. Tijdens het begeleiden observeert de leerkracht de

taalvaardigheid van de kinderen en vult de lijst in. Met de lijst kan een kind heel

gericht geobserveerd worden op de aspecten waarover de leerkracht meer

informatie wil.

Voor elk van de vijf deelvaardigheden voor taal geven de observatieformulieren

een aantal items waar moet worden aangekruist in welk stadium (1, 2, of 3) van

taalontwikkeling de kinderen zich bevinden. Aangeraden wordt de observatielijst

voor elk kind na drie thema's volledig in te vullen. Na een aantal activiteiten wordt

Page 78: Publicatie analyses screeningsinstrumenten · rekenen Analyse sociaal- emotioneel Als kleuters leren tellen… CPS Bao groep 1-2 X Als kleuters leren meten… CPS Bao groep 1-2 X

Analyses screeningsinstrumenten

77

op grond van de observaties voor het betreffende deelaspect in zijn totaliteit

vastgesteld in welk stadium het kind zich bevindt.

Het blad 'registratie vorderingen' kan gebruikt worden om de ontwikkeling van de

leerling gedurende een jaar te volgen en wordt ingevuld op basis van de

observatielijst.

Bij de observatielijst SCV zijn bij elke categorie drie scoremogelijkheden: niet

aanwezig, voldoende aanwezig, goed ontwikkeld. Tevens wordt de datum van

observeren opgeschreven. De lijst kan ingevuld worden als een activiteit met

aandacht voor SCV. Aangegeven wordt dat de lijst een hulpmiddel is en dat er

geen beoordeling mogelijk op basis van deze lijst. Het aantal activiteiten is

hiervoor te gering.

Aanwijzingen voor

normering

Elk aspect bestaat uit drie beweringen over de vaardigheid van een kind en

omschrijven drie verschillende stadia van tweede taalontwikkeling. Boven de

beweringen staat een balk die een voortgang aangeeft waarop de leerkracht met

kruisjes kan aangeven in hoeverre het kind aan de beweringen voldoet. In de

handleiding wordt ingegaan op het gebruik van de observatielijst voor taal. Hierbij

worden aanwijzingen gegeven voor het invullen van de lijst en het bepalen van het

stadium van taalontwikkeling.

Aanwijzingen voor hulp

bij gesignaleerde

problemen

In hoofdstuk 4 'Werken met Ik & Ko' wordt uitgelegd hoe de begeleiding van de

kinderen in een kleine groep vormgegeven kan worden. Met behulp van het

differentiatieschema krijgt de leerkracht stapsgewijs aanwijzingen over de manier

waarop zij de kinderen kan begeleiden, afgestemd op hun specifieke behoeften.

De aanwijzingen bestaat uit algemene richtlijnen voor begeleiding en uit concrete

voorbeelden van vragen en opmerkingen die de leerkracht kan maken om taal aan

te bieden en uit te lokken bij kinderen van een bepaald taalontwikkelingsniveau.

DEEL 2A: ANALYSE-RESULTATEN (beschrijvend)

Taal

Domein Mondelinge taalvaardigheid

woordenschat en

woordgebruik

Gekeken is naar in hoeverre de doelen aan de orde komen in de Observatielijst.

Woordenschat komt in dit instrument niet expliciet aan de orde.

Woordenschatuitbreiding is wel een belangrijke doelstelling in het programma. Bij

alle activiteiten staan woorden centraal. De basiswoordenschat die het programma

aanbiedt omvat ongeveer 1500 woorden. Er worden geen uitspraken gedaan over

de grootte van de woordenschat van de kinderen.

vloeiend en

verstaanbaar spreken

In allerlei observatiepunten worden uitspraken gedaan over het taalniveau van de

kinderen. Werkwoordsvervoegingen komen alleen aan bod bij het gebruik van de

verleden tijdsvorm bij het vertellen over gebeurtenissen uit het verleden. Hierbij

worden geen conclusies getrokken. Het aanpassen van het taalgebruik aan de

situatie (en waar nodig formele taaluitingen gebruiken) is wel aangetroffen; het

aanpassen aan de mentale staat van anderen niet. In het instrument wordt er van

uit gegaan dat kinderen wél logische verbanden kunnen leggen.

luisteren In het instrument is het onderdeel ‘begrijpend luisteren’ opgenomen. Alle

observatiepunten hierbij hebben betrekking op het luisteren naar verhalen.

Bij ‘institutionele interacties’ komt het begrijpen van ‘eenvoudige en wat

gecompliceerde instructies en opdrachten’ aan bod.

gesprekjes voeren Bij het onderdeel ‘gespreksvaardigheid’ wordt ingegaan op spontane interactie

met andere kinderen. Het stellen van vragen komt wel aan de orde maar hierbij

wordt geen onderscheid gemaakt in soorten vragen. Wel wordt aangegeven dat

het ‘op een voor anderen duidelijke en begrijpelijke manier’ gebeurd en dat er ook

Page 79: Publicatie analyses screeningsinstrumenten · rekenen Analyse sociaal- emotioneel Als kleuters leren tellen… CPS Bao groep 1-2 X Als kleuters leren meten… CPS Bao groep 1-2 X

Analyses screeningsinstrumenten

78

gedetailleerde vragen gesteld worden. Gespreksregels komen alleen summier aan

de orde bij het gebruik van telefoon.

mening uiten en vragen

stellen

De doelen voor ‘mening uiten en vragen stellen’ komen allemaal aan de orde bij

het onderdeel gesprekvaardigheid.

Domein Ontluikende en beginnende geletterdheid

leesplezier Leesplezier komt in het instrument aan bod. Opgenomen zijn de observatiepunten

‘aandachtig naar een verhaal luisteren’, ‘spontaan en adequaat op het verhaal

reageren’ en ‘zelfstandig motieven van personen in een verhaal weergeven’.

Het geven van een mening over een verhaal of rijmpje is niet aangetroffen.

oriëntatie op boek en

verhaal

Verhalen worden in het instrument gebruikt als middel voor het begrijpend

luisteren. De kinderen moeten vooral antwoord kunnen geven en vragen stellen

naar aanleiding van een verhaal. Het enige doel dat aan de orde komt, is het

kunnen navertellen van een verhaal aan de hand van prenten.

oriëntatie op geschreven

taal

Alle doelen met betrekking op ‘oriëntatie op geschreven taal’ komen aan de orde

bij het onderdeel Beginnende geletterdheid.

fonemisch bewustzijn en

alfabetisch principe

Ook de doelen rond fonemisch bewustzijn en het alfabetisch principe komen

vrijwel allemaal aan bod. Alleen het ‘gemotiveerd zijn om de betekenis van

geschreven taal te achterhalen’ ontbreekt.

Domein Taalbeschouwing

algemeen Bij taalbeschouwing staat als observatiepunt: experimenteren met taalverschillen

en daar een mening over geven. In het instrument is geen aandacht voor het

verbeteren van eigen taalgebruik.

Sociaal-emotionele ontwikkeling

Domein Zelfbeeld/

Ontwikkeling van

identiteit

Aangegeven wordt dat de lijst een hulpmiddel is en dat er geen beoordeling

mogelijk op basis van deze lijst. Het aantal activiteiten is hiervoor te gering. Er

komen acht aandachtspunten aan de orde waarbij aangegeven moet worden of

deze bij het kind niet aanwezig- voldoende aanwezig - goed ontwikkeld zijn.

De aandachtspunten die een relatie hebben met het domein ‘Zelfbeeld/

Ontwikkeling van de identiteit’ zijn: jezelf presenteren en opkomen voor jezelf;

jezelf kenbaar maken in de groep; gevoelens/ ervaringen herkennen en delen.

Domein Ontwikkeling

van zelfstandigheid

De aandacht voor de ontwikkeling van zelfstandigheid is beperkt tot het zelfstandig

kunnen uitvoeren van kleine taken.

Domein Sociaal gedrag/

ontwikkeling van sociale

vaardigheid

Aspecten van sociaal gedrag komen aan de orde bij het samen spelen en werken

(samen iets bedenken, overleggen), het herkennen en delen van gevoelens, het

aardig doen (complimenten geven) en het omgaan met ruzie.

Domein Werkhouding en

concentratie

Het instrument besteedt aandacht aan het omgaan met een taak: kleine taken

zelfstandig uitvoeren; doorzetten tot een taak af is. Het hebben van plezier in een

taak komt daarbij niet aan de orde.

Page 80: Publicatie analyses screeningsinstrumenten · rekenen Analyse sociaal- emotioneel Als kleuters leren tellen… CPS Bao groep 1-2 X Als kleuters leren meten… CPS Bao groep 1-2 X

Analyses screeningsinstrumenten

79

DEEL 2B: ANALYSE-RESULTATEN (tabel)

■ = aanwezig

◘ = gedeeltelijk aanwezig

□ = niet aanwezig

n.v.t. = niet van toepassing

Taal

Het kind …

Domein Mondelinge taalvaardigheid

woordenschat en

woordgebruik

beheerst het Nederlandse klanksysteem □

heeft een passieve woordenschat van gemiddeld 7000 woorden □

heeft een actieve woordenschat van gemiddeld 3500 woorden □

gebruikt een nieuw geleerd woord in een andere situatie □

gebruikt steeds meer verschillende en complexere woorden □

betekenisgrenzen worden scherper □

kent het verschil tussen enkel- en meervoudsvormen en kan dit

interpreteren

begrijpt ontkenning □

vloeiend en

verstaanbaar vertellen

omschrijving taalniveau ■

begrijpt en gebruikt steeds meer verschillende

werkwoordsvervoegingen

kan een plotstructuur redelijk verwoorden ■

maakt samengestelde zinnen □

maakt gebruik van uitbreidingen en vraaggesprekken ■

vertelt over gebeurtenissen in het verleden en trekt daarbij conclusies ◘

houdt steeds meer rekening met mentale staat van anderen □

maakt beter onderscheid tussen welk taalgebruik in verschillende

situaties

heeft nog moeite met het leggen van logische verbanden □ heeft nog veel moeite met passieve zinnen □

vertelt uitvoerig en samenhangend over wat hij gedaan of meegemaakt

heeft

benoemt en beschrijft alledaagse aspecten, zoals mensen, plaatsen en

dingen met gebruik van complexe zinsconstructies

beschrijft een aantal veel voorkomende handelingen met gebruik van

complexe zinsconstructies

gebruikt complexe taalfuncties als redeneren en concluderen ■

luisteren kan meervoudige instructie en mededelingen begrijpen en uitvoeren ■

luistert naar een op de leeftijd afgestemd verhaal en begrijpt het verhaal of

de informatieve tekst

luistert naar een op de leeftijd afgestemde radio/televisiefragment/

gesproken tekst op internet

laat zien dat hij naar een ander luistert en geeft gepaste feedback □

gesprekjes voeren kan op eigen initiatief een gesprek beginnen met de leerkracht en een

ander kind

kent en handelt naar gespreksregels ◘

kan op communicatief adequate wijze spontaan vertellen over

onderwerpen die hem bezighouden

geeft gepast antwoord op vragen van de leidster of ander kind ■

hoe, waarmee, wanneer, etc. vragen □

Page 81: Publicatie analyses screeningsinstrumenten · rekenen Analyse sociaal- emotioneel Als kleuters leren tellen… CPS Bao groep 1-2 X Als kleuters leren meten… CPS Bao groep 1-2 X

Analyses screeningsinstrumenten

80

Het kind …

denkvragen □

tegendeelvragen □

keuzevragen (kiezen tussen meerdere en complexere situaties) □

indirecte vragen □

reflectieve vragen □

mening uiten en vragen

stellen

kan zijn mening verwoorden, o.a. door gebruik van 'ik vind' zinnen ■

stelt vragen en gebruikt vraagzinnen om ergens meer over te weten te

komen

kan op een gepaste wijze de hulp van anderen inroepen ■

Domein Ontluikende en beginnende geletterdheid

leesplezier toont zijn plezier in het voorlezen van boeken ■

leeft mee met personages in op de leeftijd afgestemde

prentenboeken

kan uitleggen hoe een personage zich voelt ■

uit zijn gevoelen/mening over een voorgelezen verhaal of rijmpje,

zoals leuk, grappig of stom

oriëntatie op boek en

verhaal

begrijpt dat illustraties en tekst samen een verhaal vertellen □

weet dat een boek gelezen wordt van voor naar achter, een bladzijde van

boven naar beneden, en regels van links naar rechts

weet dat verhalen een opbouw hebben en dat een boek een begin en

einde heeft

weet dat de voor- en achterkant van het boek informatie over de inhoud

geven

kan een op de leeftijd afgestemd voorgelezen verhaal navertellen, met of

zonder behulp van illustraties

kan een voorgelezen verhaal naspelen met behulp van aanwijzingen van

de leerkracht

oriëntatie op geschreven

taal

weet dat tekens gebruikt worden om iets te vertellen of leren ■

weet dat je briefjes, boeken, tijdschriften, etc. kan lezen om iets te weten te

komen

weet dat je iets op kan schrijven (op papier of op de computer) als je iets

wilt vertellen

weet wanneer er sprake is van 'lezen' en 'schrijven' en kan 'lezen' en

'schrijven' van elkaar onderscheiden

herkent en benoemt (enkele) letters, bijvoorbeeld de eigen naam ■

schrijft tekens die op letters (beginnen) te lijken ■

fonemisch bewustzijn en

alfabetisch principe

kan betekenisonderscheidende klanken (fonemen) in woorden

onderscheiden

doet mee met woord-/klankspelletjes ■

weet dat letters met klanken corresponderen ■

herkent en gebruikt rijmwoorden ■

is gemotiveerd om de betekenis van geschreven taal te achterhalen □

Domein Taalbeschouwing

algemeen reflecteert op eigen taalgebruik en dat van anderen ■

verbetert eigen taalgebruik □

praat (in kringgesprek) over taal en praten ■

Page 82: Publicatie analyses screeningsinstrumenten · rekenen Analyse sociaal- emotioneel Als kleuters leren tellen… CPS Bao groep 1-2 X Als kleuters leren meten… CPS Bao groep 1-2 X

Analyses screeningsinstrumenten

81

Sociaal-emotionele ontwikkeling

Het kind…

Domein Zelfbeeld/

Ontwikkeling van

identiteit

heeft kennis van zichzelf □

heeft kennis van de ander □

ervaart de verschillen en overeenkomsten tussen zichzelf en de andere

kinderen in de groep

kan gevoelens onder woorden brengen ■

kent zijn/haar eigen emoties ■

kan zijn/haar emoties beheersen □

Domein Ontwikkeling

van zelfstandigheid

kan zich handhaven binnen de eigen groep ◘

heeft vertrouwen in zijn/ haar eigen kunnen □

kan zijn mening geven □

vraagt iemand anders om hulp □

kan zelfstandig taken uitvoeren ■

staat stil bij wat hij/zij al kan □

kan zich zelf redden □

ruimt zelfstandig (spel)materialen op □

Domein Sociaal gedrag/

ontwikkeling van sociale

vaardigheid

zoekt contact met anderen ■

heeft vertrouwen in de ander □

kan met andere kinderen spelen ■

werkt samen met andere kinderen aan een gezamenlijke opdracht ■

merkt of en wanneer een ander kind hulp nodig heeft □

biedt hulp aan/ kan anderen helpen □

leert wat afspraken en regels zijn □

leert welke regels er zijn en hoe zich daaraan te houden □

past zich aan bij nieuwe situaties □

houdt rekening met gevoelens en wensen van anderen □

kent de emoties en gevoelens van andere kinderen en kan die

interpreteren

toont bewondering voor elkaars vaardigheden en mogelijkheden ■

kent de sterke en zwakke punten van een ander □

ervaart dat er door tegenstrijdige belangen conflicten kunnen ontstaan die

je samen kunt oplossen

Domein Werkhouding en

concentratie

kan gericht vragen stellen ■

heeft plezier in de taak □

is in staat om iets af te maken ■

zet door wanneer iets niet direct lukt ■

voert zelfstandig opdrachten uit ■

Page 83: Publicatie analyses screeningsinstrumenten · rekenen Analyse sociaal- emotioneel Als kleuters leren tellen… CPS Bao groep 1-2 X Als kleuters leren meten… CPS Bao groep 1-2 X

Analyses screeningsinstrumenten

82

Ontwikkelingsvolgmodel Zeer jonge kinderen

DEEL 1: ACHTERGRONDGEGEVENS

Titel Ontwikkelingsmodel Zeer jonge kinderen

Auteurs Dick Memelink (eerste versie); Kobi Wanningen (verdere uitwerking)

Uitgever Seminarium voor Orthopedagogiek, Utrecht

Jaar van uitgave 2011/ 2012 (herziende versie). Versie is nog deels in ontwikkeling; daardoor

ontbreken er nog onderdelen.

Doelgroep Kinderen in de leeftijd van 0 tot 4 jaar, zowel in kinderdagverblijven als

peuterspeelzalen.

Samenstelling van het

instrument

Handboek (ringband) met daarin de volgende onderdelen: introductie en

gebruiksaanwijzingen; ontwikkelingslijnen en observatiewijzer; diagnostische

middelen; handelingsplanning; achtergrondinformatie en literatuurverwijzing.

Een webcast versie is ontwikkeling en zal binnenkort gaan verschijnen.

Doorgaande lijn

Het Ontwikkelingsvolgmodel voor zeer jonge kinderen is onderdeel van een

volgsysteem voor kinderen van 0 t/m 13 jaar. Voor jonge kinderen en voor kinderen

in de midden- en bovenbouw zijn tevens ontwikkelingsvolgmodellen ontwikkeld.

Geanalyseerde

onderdelen

Ontwikkelingslijnen en observatiewijzer.

Uitgangspunten en

doelstellingen van het

instrument

“De naamgeving van het model geeft aan wat de bedoeling van dit instrument is:

het volgen van het ontwikkelingsverloop en het gedrag van kinderen.

De verschillende ontwikkelingsaspecten worden per kind afzonderlijk vastgelegd

maar er wordt ook veel aandacht besteed aan de onderlinge samenhang van deze

aspecten. Daardoor ontstaat per kind een gedifferentieerd totaalbeeld.

Er is naar gestreefd dat de beschrijvingen van de observatie-items en de inhouden

van het dagelijkse aanbod aan activiteiten/ lessen zo nauw mogelijk op elkaar

aansluiten, zodat de geregistreerde gegevens ook direct vertaald kunnen worden

naar het gewenste aanbod en het handelen van de leraar.

De inhoud van het Ontwikkelingsvolgmodel is gebaseerd op een

ontwikkelingsgericht onderwijsconcept. “

“Het gaat er in deze modellen niet alleen om hoe het kind zich ontwikkelt, maar ook

welke betekenis deze ontwikkeling voor het kind zelf heeft en wat het kind in de

dagelijkse situatie met die ontwikkeling doet, zodat datgene wat hij zich eigen

gemaakt heeft, ook functioneel voor hem is. Hierop volgend kan de leraar een

aanbod doen dat aansluit bij de zone van de naaste ontwikkeling van het kind,

zodat het kind zich verder kan ontwikkelen.”

Korte beschrijving van

visie op het jonge kind

zoals aangegeven in het

instrument/ de methode

“In de dagelijkse praktijk blijkt dat de ontwikkeling van kinderen niet gelijkmatig is,

maar vaak sprongsgewijs verloopt. Na een volgend stapje in de ontwikkeling volgt

een stabiliseringfase. Niet elk kind ontwikkelt zich conform de beschreven

ontwikkelingslijnen. Sommigen slaan fasen of delen van fasen over zonder

gevolgen. Bij anderen is het niet ‘uitontwikkelen’ van fasen wel van grote invloed op

het vervolg. Ze bouwen geen stevige basis op met alle mogelijke gevolgen van

dien.”

“Bij intrede in de school zijn er duidelijke verschillen in ontwikkeling tussen

kinderen.”

Inhoud Observatie-instrument om het ontwikkelingsverloop en het gedrag van kinderen tot

vier jaar in beeld te brengen.

Het instrument Zeer jonge kind onderscheidt vijftien domeinen:

basale ontwikkeling: zelf; basale ontwikkeling: zelf en de ander; spelontwikkeling;

creatieve ontwikkeling; motivatie; motorische ontwikkeling; zintuiglijke ontwikkeling:

tast/visueel; zintuiglijke ontwikkeling: auditief; spraakontwikkeling en vorm;

spraakontwikkeling: inhoud en gebruik; wereldoriëntatie: omgeving en ruimte;

Page 84: Publicatie analyses screeningsinstrumenten · rekenen Analyse sociaal- emotioneel Als kleuters leren tellen… CPS Bao groep 1-2 X Als kleuters leren meten… CPS Bao groep 1-2 X

Analyses screeningsinstrumenten

83

wereldoriëntatie: lichaam en tijd; lezen; basisvaardigheden rekenen en wiskunde.

Elk domein is onderverdeeld in een aantal ontwikkelingslijnen. Elke lijn is

onderverdeeld in acht fasen, verdeeld over de verschillende leeftijdscategorieën.

Ook is er een overzicht van tussendoelen bij de verschillende fasen.

Het handboek start met een introductie. In dit onderdeel worden onder andere de

volgende items omschreven: uitgangspunten, ontwikkelingsverloop, opzet en

inhoud van het model, organisatie van de registratie en bespreking van de

gegevens, ontwikkelingslijnen en leerlijnen, de tijdsinvestering en het

computerprogramma.

Het onderdeel ‘Diagnostische middelen’ bestaat uit een beschrijving van

leerstoflijnen en leerlijnen. Bij de domeinen zijn bij de ontwikkelingslijnen en

ontwikkelingsfasen beschrijvingen gegeven van tussendoelen.

Ook wordt de methodiek, activiteiten, werkvormen en materialen beschreven.

In de ‘Handelingsplanning’ is bij een aantal ontwikkelingslijnen een basale

hulpvraag opgenomen. Hierbij is ook een stuk tekst opgenomen over de

beeldvorming/ analyse. Verder worden ook specifieke hulpvragen per

ontwikkelingsleeftijd (0-3 jaar en 3-5 jaar) gegeven. Bij de ontwikkelingsleeftijd

worden handelingsmogelijkheden gegeven op groepsniveau, leidsterniveau en met

programma's en materialen.

Aspecten

taalontwikkeling

Er zijn drie domeinen die specifiek in gaan op de taalontwikkeling:

spraakontwikkeling- vorm: spraakontwikkeling (articulatie); taalvorm (zinsbouw,

morfologie) ;

spraakontwikkeling- inhoud en gebruik: taalinhoud (woordenschat, semantiek,

taalbegrip); taalgebruik ;

lezen: ontluikende geletterdheid, lezen.

Daarnaast komen in het domein zintuiglijke ontwikkeling- auditief ook aspecten van

taal aan de orde.

Aspecten

rekenontwikkeling

Het domein basisvaardigheden rekenen en wiskunde gaan expliciet in op de

rekenontwikkeling. De doelen richten zich op tellen en ordenen en op bewerkingen

van basisvaardigheden (getallen en getalrelaties, structuur en samenhang).

Daarnaast worden in de beide leerlijnen voor wereldoriëntatie aandacht besteed

aan rekenaspecten: algemene omgevingsoriëntatie, ruimtelijke oriëntatie,

lichaamsoriëntatie en tijdsoriëntatie.

Aspecten sociaal-

emotionele ontwikkeling

Er zijn vier domeinen die ingaan op de sociaal-emotionele ontwikkeling:

basale ontwikkeling- zelf met drie ontwikkelingslijnen (zelfbeleving/ zelfbesef/

competentie; zelfstandigheid/ autonomie; zelfredzaamheid)

basale ontwikkeling - zelf en de ander met vijf ontwikkelingslijnen ( emotionele

welbevinding/ ontwikkeling; relatie met volwassenen; relatie met kinderen;

omgang met afspraken, regels en materialen; seksuele ontwikkeling);

spelontwikkeling (spelontwikkeling; samen spelen en samen werken);

motivatie (taakgericht gedrag; motivatie ).

Werkwijze Het model is gebaseerd op een continue observatieproces. Als bij een kind een

verandering wordt geconstateerd, wordt dit door de leidster genoteerd in het

kinderdagboek en deze gegevens worden overgenomen in het

Ontwikkelingsvolgmodel. De observaties vinden niet plaats in toetssituaties, maar in

dagelijkse, voor de kinderen vanzelfsprekende groepssituaties. Toetsen worden

gebruikt in de diagnostische fase, wanneer op basis van de verkregen gegevens

verdiepend onderzoek nodig is.

Bij de ontwikkelingslijnen en observatiewijzer staat hoe de leidster kan aangeven in

welke fase van ontwikkeling het kind zich bevindt. Dit gebeurt door het inkleuren

van een ontwikkelingslijn. Ook worden concrete omschrijvingen van de

ontwikkelingsfasen gegeven en worden acties van kinderen benoemd.

Aanwijzingen voor De concrete omschrijvingen van de ontwikkelingsfasen bieden houvast bij het

Page 85: Publicatie analyses screeningsinstrumenten · rekenen Analyse sociaal- emotioneel Als kleuters leren tellen… CPS Bao groep 1-2 X Als kleuters leren meten… CPS Bao groep 1-2 X

Analyses screeningsinstrumenten

84

normering bepalen van de fase van ontwikkeling van een kind.

Het instrument wijst er op dat, om kinderen recht te doen, een kind primair met

zichzelf moet worden vergeleken. Een vergelijking met andere kinderen kan wel

gebruikt worden voor de algemene beeldvorming.

Aanwijzingen voor hulp

bij gesignaleerde

problemen

Bij de handelingsplanning staan bij een aantal ontwikkelingslijnen basale

hulpvragen met daarbij een specificering van de mogelijke problemen en de hulp

die aangeboden kan worden op groepsniveau, door leidstergedrag of door

programma’s en materialen.

Tevens heeft het instrument ontwikkelingslijnen opgenomen voor zeer moeilijk

lerende kinderen en visueel/ meervoudige gehandicapte kinderen. Deze

ontwikkelingslijnen zijn bij de analyse buiten beschouwing gelaten.

DEEL 2A: ANALYSE-RESULTATEN (beschrijvend)

Taal

Domein Mondelinge taalvaardigheid

woordenschat en

woordgebruik

Er wordt in het instrument niet ingegaan om de gewenste grootte van de

woordenschat. Wel dat de woordenschat groeit en complexer wordt. "Het kind kent

het verschil tussen ik en jij." "Kind duidt tegenstellingen aan zoals lang-kort en

heet-koud." Er wordt aangegeven wat in de lijn der verwachting ligt rond de

ontwikkeling van spraak en articulatie. Per leeftijdsfase wordt aangegeven wat

verwacht mag worden van de spraak en articulatie (welke klanken worden

beheerst en welke zijn nog moeilijk).

vloeiend en

verstaanbaar spreken

In het instrument wordt bij spraakontwikkeling ook ingegaan de taalvorm

(zinsbouw en morfologie). Vermeld wordt wat er van de zinsbouw bij de

verschillende leeftijden verwacht mag worden (eenvoudige, samengestelde

zinnen; ontkennende zinnen). Men gaat er vanuit gegaan dat de inhoud van het

taal gebruik gekoppeld is aan het hier-en-nu. De verleden tijd en voltooid

deelwoord worden steeds vaker correct gebruikt.

luisteren Luisteren is geen onderdeel van de domeinen rond taal maar komt summier aan

de orde bij het onderdeel zintuiglijke oefening, auditieve waarneming: "Luistert

gericht en doet wat gevraagd wordt.".

gesprekjes voeren Gesprekken voeren is geen expliciet onderdeel in het instrument. Toch komen

door de verschillende ontwikkelingslijnen heen aspecten van dit subdomein aan

de orde. Er wordt aandacht besteed aan het feit dat het kind gesprekjes

aanknoopt met de vaste opvoeders. Daarnaast wordt aandacht besteed aan de

communicatieve rollen. Hierbij komt ook het beantwoorden en stellen van vragen

aan de orde. In eerste instantie zijn dit wie-wat-waar-vragen. In de laatste fase

stelt het kind vragen aan de ander hoe het zich voelt.

mening uiten en vragen

stellen

Mening uiten komt niet expliciet aan de orde, net als het vragen om hulp. Vragen

stellen komt wel in het instrument voor, bijvoorbeeld vragen naar argumenten

waarom iets niet mag.

Domein Ontluikende en beginnende geletterdheid

leesplezier Leesplezier komt bij de ontwikkelingslijn ontluikende geletterdheid summier naar

voren: "Het kind vraag om samen een boekje te bekijken of voor te lezen.".

oriëntatie op boek en

verhaal

Er wordt geen expliciete aandacht besteed aan de oriëntatie op boeken en

verhalen. Alleen wordt bij de omschrijvingen van mogelijke situaties in het

instrument duidelijk dat er wordt voorgelezen.

oriëntatie op geschreven

taal

Bij de omschrijvingen van de ontwikkelingsfasen wordt aangegeven dat het kind

doet net als of het lees of schrijft (pseudo lezen en schrijven). "Geeft woorden met

kriebels aan. (…) De schrijfsels hebben wel betekenis voor het kind."

Page 86: Publicatie analyses screeningsinstrumenten · rekenen Analyse sociaal- emotioneel Als kleuters leren tellen… CPS Bao groep 1-2 X Als kleuters leren meten… CPS Bao groep 1-2 X

Analyses screeningsinstrumenten

85

fonemisch bewustzijn en

alfabetisch principe

Aandacht voor het fonemisch bewustzijn is beperkt tot verbaal spel (bijvoorbeeld

onzinwoorden maken) en rijmen. “Kinderen onthouden rijmpjes en liedjes van vier

regels.”

Domein Taalbeschouwing

algemeen In het instrument wordt aandacht besteed aan verbaal spel: “Kinderen maken zelf

rijmpjes.”. Overige aspecten van taalbeschouwing (bewust worden van eigen

taalgebruik en het feit dat je over taal kunt praten) komen niet aan de orde.

Rekenen

Domein Getallen

omgaan met de telrij Over het algemeen geldt dat de doelen veelal summier omschreven zijn. Bij de

concrete beschrijvingen en de voorbeelden wordt impliciet wel wat meer invulling

gegeven aan de doelen.

Voor het subdomein ‘omgaan met de telrij’ wordt aangegeven dat het kind

belangstelling heeft voor liedjes en telverhaaltjes. Akoestisch tellen tot 10 wordt

gebruikt bij spelletjes.

omgaan met

hoeveelheden

Het kind begrijpt volgens de doelen op vierjarige leeftijd de relatie tussen

hoeveelheid en tellen. “Het getal wordt gebruikt om te tellen. Het gaat hierbij om

het opzeggen van een rijmpje. Het heeft nog niet als doel om een aantal vast te

stellen.” “Het kind begrijpt dat het laatste getal de totale hoeveelheid weergeeft.”

“Hoeveelheden van drie dingen worden in één keer overzien.” “Hoeveelheden

kunnen ook aangegeven worden met vingers.” De kinderen dienen volgens de

doelen kennis te maken met meet-, naam- en rekengetallen. De begrippen

meer/minder, meest en minst komen aan de orde. Erbij- en erafhandelingen

komen voor in speelse situaties. Het verdelen van voorwerpen komt niet voor als

doel.

omgaan met getallen Bij de doelen staat aangegeven dat het kind hoeveelheden tot en met drie kan

koppelen aan het symbool.

Domein Meten

algemeen Situaties waarin meetkundige aspecten aan de orde zouden kunnen komen, zijn

er wel. Bijvoorbeeld spelen in de poppenhoek of bouwhoek. Dit blijkt uit allerlei

domeinen. Er wordt echter nergens aangegeven dat in dergelijke aspecten voor

(dienen te) komen.

In het instrument staat als doel aangegeven dat het kind voorwerpen ordent op

kenmerken en dat het belangstelling heeft voor rangorde (seriëren). Om welke

kenmerken het gaat, wordt niet nader omschreven.

lengte, omtrek en

oppervlakte

Het ordenen van groot naar klein komt expliciet aan de orde. Verdere

meetkundige begrippen en situaties komen niet aan de orde. Dat geldt voor

begrippen rond lengte, omtrek en oppervlakte maar ook rond inhoud en gewicht.

inhoud Zie boven.

gewicht Zie boven.

geld Bij de doelen voor zeer jonge kinderen wordt geen aandacht geschonken aan

situaties en begrippen die met geld te maken hebben.

tijd Tijdsoriëntatie komt aan de orde bij het domein Wereldoriëntatie: lichaam en tijd.

Doelen die hierbij vermeld staan, zijn: "Benoemt (ordent zelf) dagelijks

terugkerende activiteiten of situaties in de juiste volgorde."; "Vraagt naar vaste

oriëntatiepunten; heeft een dagritme dat structuur geeft." Specifieke bijbehorende

begrippen zoals lang, kort, toen, nu e.d. worden hierbij in het instrument echter

niet genoemd.

Domein Meetkunde

oriënteren en lokaliseren Bij het domein Wereldoriëntatie: omgeving en ruimte wordt ingegaan op algemene

omgevingsoriëntatie, op ruimtelijke oriëntatie en lichaamsoriëntatie. Op vierjarige

Page 87: Publicatie analyses screeningsinstrumenten · rekenen Analyse sociaal- emotioneel Als kleuters leren tellen… CPS Bao groep 1-2 X Als kleuters leren meten… CPS Bao groep 1-2 X

Analyses screeningsinstrumenten

86

leeftijd vindt oriëntatie volgens het instrument plaats vanuit de eigen wereld en het

eigen perspectief. Het kind kan de belangrijkste lichaamsdelen benoemen en

lichaamshoudingen imiteren. Ook kan het kind opdrachten uitvoeren waarbij

basale ruimtelijke begrippen zoals op, onder, naast e.d. worden gebruikt. Op

platen kan aangewezen worden waar wat te zien is.

construeren Het bouwen met blokken komt expliciet bij de doelen aan de orde. Aangegeven

wordt dat een (bijna) vierjarige 'open' bouwwerken (3-dimensionele ruimte-

omsluiting zoals een huis zonder dak) bouwt. Andere bouw- en

constructiematerialen of het werken met klei en papier worden niet genoemd. De

namen van basisvormen en kleuren komen aan de orde bij de doelen voor visuele

waarneming (rondje, vierkant, driehoek; rood, geel, blauw en groen). Het

groeperen van voorwerpen op dergelijke kenmerken komt niet aan de orde.

opereren met vormen en

figuren

Doelen rond het opereren met vormen en figuren komen in het instrument niet

voor.

Sociaal-emotionele ontwikkeling

Domein Zelfbeeld/

Ontwikkeling van

identiteit

In het instrument staat aangegeven dat het kind zichzelf benoemt als 'ik' en

onderscheid weet te maken tussen zichzelf en de ander (ik/mijn, jij/jouw). Het

begrip 'wij' komt nog niet bij de doelen aan de orde. Ook staat vermeld dat het kind

spontaan en op passende wijze basale gevoelens toont in woord en gebaar. "Het

kind durft openlijk gevoelens van blij zijn, boos zijn, verdrietig zijn te uiten." Het

kind krijgt meer controle over zichzelf: "Het kind is soms nog koppig maar vertoont

meestal meegaand gedrag. Houdt zich aan afspraken en regels."

Domein Ontwikkeling

van zelfstandigheid

Het doel 'voelt zich op zijn/haar gemak in de eigen groep' komt in het instrument

nergens in deze bewoordingen aan de orde maar uit veel observatiepunten komt

dit wel naar voren: "Ervaart veiligheid en geborgenheid." "Geniet samen met

andere kinderen." Het kind ontdekt de omgeving buiten de directe vertrouwde

omgeving en durft initiatief te nemen. Het kind wil volgens de doelen in het

instrument dingen zelf doen, ook als dit nog niet mogelijk is bij moeilijke

handelingen. Grotendeels kan het zichzelf redden.

Domein Sociaal gedrag/

ontwikkeling van sociale

vaardigheid

Bij de doelen in het instrument staat aangegeven dat het kind andere kinderen na

doet en ook andere kinderen beïnvloedt. Het kind doet onder leiding van een

volwassene mee aan groepsspelletjes maar bij het spelen speelt het nog naast de

anderen (parallelspel). Bij een kortdurend groepsspel kan het kind op de beurt

wachten. De gerichtheid op zichzelf overheerst.

Domein Werkhouding en

concentratie

Werkhouding en concentratie is als domein niet opgenomen in het instrument. Bij

het domein 'motivatie' komen wel aspecten aan de orde die hier mee te maken

hebben: "Blijft doorgaan met zelf gekozen activiteiten (wordt niet afgeleid).";

"Exploreert met nog wisselende aandachtsgerichtheid."; "Geniet zichtbaar van het

doen op zich; het resultaat is nog niet belangrijk." Probleemoplossend handelen

komt niet als doel voor.

Page 88: Publicatie analyses screeningsinstrumenten · rekenen Analyse sociaal- emotioneel Als kleuters leren tellen… CPS Bao groep 1-2 X Als kleuters leren meten… CPS Bao groep 1-2 X

Analyses screeningsinstrumenten

87

DEEL 2B: ANALYSE-RESULTATEN (tabel)

■ = aanwezig

◘ = gedeeltelijk aanwezig

□ = niet aanwezig

n.v.t. = niet van toepassing

Taal

Het kind …

Domein Mondelinge taalvaardigheid

woordenschat en woordgebruik

heeft een passieve woordenschat van gemiddeld 4000 woorden ◘

heeft een actieve woordenschat van gemiddeld 2000 woorden ◘

gebruikt woorden in een andere situatie □

gebruikt steeds meer verschillende en complexere woorden ■

kent het verschil tussen ik, jij, hij/zij ■

gebruikt verleden tijd □

gebruikt onbepaalde voornaamwoorden ■

gebruikt bijvoeglijke naamwoorden ■

gebruikt het woordje er □

heeft 75% van de klinkers en medeklinkers van het Nederlands taalsysteem verworven

vloeiend en verstaanbaar vertellen

omschrijving taalniveau ■

maakt zinnen met een vervoegd werkwoord ■

maakt eenvoudige samengestelde zinnen ■

maakt vraagzinnen ■

kan praten over thema’s buiten het hier en nu □

heeft nog moeite met langere zinnen □

maakt nog regelmatig fouten met onregelmatige werkwoorden ■

vertelt over wat hij gedaan of meegemaakt heeft op verstaanbare en begrijpelijke wijze

benoemt en beschrijft alledaagse aspecten, zoals mensen, plaatsen en dingen

beschrijft een aantal veel voorkomende handelingen, zoals eten of naar bed gaan

luisteren kan enkelvoudige instructie begrijpen en uitvoeren ■

luistert naar een op de leeftijd afgestemd verhaal en ontwikkelt □

Page 89: Publicatie analyses screeningsinstrumenten · rekenen Analyse sociaal- emotioneel Als kleuters leren tellen… CPS Bao groep 1-2 X Als kleuters leren meten… CPS Bao groep 1-2 X

Analyses screeningsinstrumenten

88

Het kind …

verhaalbegrip door het interactief voorlezen

luistert naar een op de leeftijd afgestemde radio/televisiefragment/ gesproken tekst op internet

luistert naar een ander ■

gesprekjes voeren kan een gesprek voeren met leidster en een ander kind ■

kent enkele gespreksregels □

reageert spontaan op ander kind of leidster ■

geeft antwoord op vragen van de leidster of ander kind ■

wie-, wat-, waar-vragen ■

aanwijsvragen □

luistervragen □

voorspélvragen □

keuzevragen □

mening uiten en vragen stellen

leert vergelijkingen te maken en zijn mening te geven □

stelt vragen om ergens meer over te weten te komen: wat, wie, waar, waarom

vraagt om hulp □

Domein Ontluikende en beginnende geletterdheid

leesplezier beleeft zichtbaar plezier aan voorlezen, boeken en rijmpjes □

oriëntatie op boek en verhaal

ontdekt de samenhang tussen illustratie en tekst □

heeft ervaring opgedaan met boeken en de manier waarop boeken (voor)gelezen worden

ontdekt de structuur in verhalen □

kan de inhoud van het boek al een beetje voorspellen op basis van de omslag van het boek

kan een verhaal na vertellen aan de hand van een plaatjesboek □

kan de leidster nadoen als zij stukjes uit het boek uitbeeldt □

oriëntatie op geschreven taal

ontdekt dat tekens gebruikt worden om iets te vertellen of leren ■

ervaart dat dingen die opgeschreven zijn je iets kunnen leren □

ervaart dat dingen de je zegt, opgeschreven kunnen worden ■

ontdekt het verschil tussen 'lezen' en 'schrijven' □

bladert door (prenten)boeken en speelt alsof hij eigen en andermans □

Page 90: Publicatie analyses screeningsinstrumenten · rekenen Analyse sociaal- emotioneel Als kleuters leren tellen… CPS Bao groep 1-2 X Als kleuters leren meten… CPS Bao groep 1-2 X

Analyses screeningsinstrumenten

89

Het kind …

teksten kan 'lezen'

kan, met behulp van volwassenen, eigen boodschappen in een primitieve 'geschreven' versie vastleggen

fonemisch bewustzijn en alfabetisch principe

wordt zich bewust van klanken in woorden □

doet mee met spelletjes rond taal ■

ontdekt de relatie tussen klanken en letters □

doet ervaring op met rijmen ■

herkent symbolen □

Domein Taalbeschouwing

algemeen is op speelse wijze bezig met taal ■

wordt zich bewust van eigen taalgebruik □

wordt zich bewust dat je over taal kan praten □

Rekenen

Voor aanvang groep 1 heeft de leerling minimaal ervaring opgedaan met…

Domein Getallen

omgaan met de telrij noemen van namen van telwoorden (in liedjes, prentenboeken) ■

opzeggen van de telrij vanaf 1(als liedje of versje) ■

omgaan met hoeveelheden

tellen van kleine hoeveelheden waarbij het gaat om synchroon tellen en noemen van telwoorden en eventueel het noemen van het resultaat

het leggen van de één-één relatie door voorwerpen aan elkaar te koppelen of bij elkaar te leggen of te verbinden

vergelijken van kleine hoeveelheden op het oog op ‘meer’, minder’, ‘meeste’, ‘minste’ , ‘evenveel’ en vergelijken van grotere hoeveelheden met groot verschil in aantal op het oog op ‘meer’, minder’, ‘meeste’, ‘minste’

omgaan met hoeveelheidbegrippen: meer, minder, meeste, minste, veel, weinig in verschillende betekenisvolle situaties

herkennen van groepjes van 2 en 3 zonder tellen ■

nadenken over de functie van tellen en betekenis van telwoorden in speelse betekenisvolle situaties

nadenken over begrippen als (heel) veel en (heel) weinig □

erbij of eraf halen van steeds een voorwerp/persoon, zoals in versjes (tien kleine kikkertjes, zeven zuurtjes) en beseffen dat het er eentje meer of minder worden

Page 91: Publicatie analyses screeningsinstrumenten · rekenen Analyse sociaal- emotioneel Als kleuters leren tellen… CPS Bao groep 1-2 X Als kleuters leren meten… CPS Bao groep 1-2 X

Analyses screeningsinstrumenten

90

Voor aanvang groep 1 heeft de leerling minimaal ervaring opgedaan met…

(eerlijk) verdelen van voorwerpen over verschillende kinderen/bakjes of in groepjes

ontdekken dat hoeveelheden verschoven of bedekt kunnen worden zonder dat het totaal verandert

ontdekken dat getalsymbolen, tellen, telwoorden en hoeveelheden iets met elkaar te maken hebben

representeren van de eigen leeftijd met bijvoorbeeld vingers ■

omgaan met getallen herkennen van enkele getalsymbolen (cijfers/getallen) (bijvoorbeeld weten hoe de 1 en de 2 heten)

praten over getallen en hoeveelheden in betekenisvolle situaties ■

Domein Meten

algemeen situaties waarin aspecten van lengte, gewicht, inhoud, geld en tijd aan de orde komen (bouwhoek, poppenhoek, kring, knutselen, speelzaal, prentenboeken, liedjes)

onderzoeken van eigenschappen van voorwerpen (lengte, oppervlakte, gewicht, inhoud, tijdsduur, kleur) en op basis van een eigenschap sorteren (classificeren)

lengte, omtrek en oppervlakte

oplossen van eenvoudige meetproblemen: vergelijken op lengte en oppervlakte: wie/wat is groter of langer, welke schoen is kleiner, welke tekening/puzzel is groter, welke toren is hoger?

rijtjes leggen of stapels maken met blokken: hoger en lager maken, langer en korter maken

meten van je eigen lengte, bijvoorbeeld met behulp van een ander en met streepjes op de muur of een strook/stroken

vergelijken en ontdekken van tegenstellingen, leren herkennen van begrippen als: grootste-kleinste, langste-kortste, hoogste-laagste

leren herkennen van begrippen als: lang, groot, hoog, laag, klein □

inhoud situaties waarin vergelijken op inhoud voorkomt: wie heeft meer limonade, welke doos is groter? In welke vaas/beker zit meer water?

spelen met vormen en water/zand: vormen vullen, overgieten, vol maken, leeg gooien

vergelijken en ontdekken van tegenstellingen en herkennen van begrippen als: grootste-kleinste (doos, pop, beker), meeste (inhoud), minste en leren herkennen van begrippen als: vol, leeg, in, uit, veel, weinig

gewicht ‘tillen’ en ‘wegen’ van verschillende voorwerpen en vergelijken wat zwaarder is en wat lichter is en deze begrippen leren herkennen

samen ontdekken en onderzoeken: wat is zwaar, heel zwaar, heel licht, en deze begrippen leren herkennen

geld situaties waarin kinderen spelen met kopen en betalen (muntjes geven en □

Page 92: Publicatie analyses screeningsinstrumenten · rekenen Analyse sociaal- emotioneel Als kleuters leren tellen… CPS Bao groep 1-2 X Als kleuters leren meten… CPS Bao groep 1-2 X

Analyses screeningsinstrumenten

91

Voor aanvang groep 1 heeft de leerling minimaal ervaring opgedaan met…

spullen daarvoor krijgen), zoals in de winkelhoek

situaties waarin de begrippen kopen, betalen, geld, duur, gebruikt worden □

tijd verkennen van de indeling en verloop van de dag en de namen die we voor de verschillende momenten gebruiken: ochtend, middag, avond, nacht

navertellen van gebeurtenissen in de juiste volgorde ■

betekenisvolle alledaagse situaties waarin taal en begrippen voorkomen die te maken hebben met tijdsbeleving en tijdsbesef: lang, kort, even, snel, nu, toen, straks, vroeg, laat

betekenisvolle situaties waarin de klok een rol speelt: de klok waarop we aan de wijzers zien dat het later wordt en hoe laat het is (of het al tijd is voor …)

Domein Meetkunde

oriënteren en lokaliseren luisteren naar en nadenken over meetkundige begrippen als voor, achter, naast, in, op, boven, onder, dichtbij, ver (bijvoorbeeld in voorleesverhalen en prentenboeken)

luisteren naar en nadenken over meetkundige begrippen in relatie tot zichzelf en ten opzichte van zichzelf (het eigen lichaam)

praten over concrete voorwerpen en situaties die niet direct zichtbaar zijn (voorstellingsvermogen) (bijvoorbeeld over speelgoed thuis of voorwerpen in de speelzaal, voorwerpen achter de kast)

aanwijzen van voorwerpen in de ruimte, en ook met de ogen dicht wijzen waar deze voorwerpen zijn

bekijken van platen en aanwijzen waar wat te zien is (waar zie je de hond?) ■

construeren bouwen en construeren met materiaal (duplo, blokken, rails, kapla en ander bouw- en constructiemateriaal)

namen van basisvormen (driehoeken, cirkels/rondjes, vierkantjes ■

namen van minimaal de basiskleuren (rood, blauw, geel, groen) ■

groeperen van voorwerpen op kenmerken (kleur, vorm) (bijvoorbeeld met Logiblocks: zoek alle driehoekjes)

vouwen met vouwblaadjes/papier □

construeren met klei/plasticine/brooddeeg □

opereren met vormen en figuren

bekijken van en spelen/experimenteren met schaduwen □

bekijken van spiegelingen, experimenteren met spiegelen (het eigen lichaam, voorwerpen)

maken en namaken van vormen en patronen (rijgen, stempelen, kleuren, mozaïek- en kralenplankfiguren (na)leggen)

Page 93: Publicatie analyses screeningsinstrumenten · rekenen Analyse sociaal- emotioneel Als kleuters leren tellen… CPS Bao groep 1-2 X Als kleuters leren meten… CPS Bao groep 1-2 X

Analyses screeningsinstrumenten

92

Sociaal-emotionele ontwikkeling

Het kind…

Domein Zelfbeeld/ Ontwikkeling van identiteit

benoemt zichzelf als 'ik' ■

gebruikt en begrijpt het woord 'wij' □

ontdekt de verschillen en overeenkomsten tussen zichzelf en de andere kinderen in de groep

toont non-verbaal eigen gevoelens ■

kan basisemoties onderscheiden ■

krijgt controle over zichzelf ■

Domein Ontwikkeling van zelfstandigheid

voelt zich op zijn/haar gemak in de eigen groep ■

durft te experimenteren/ probeert nieuwe dingen uit om grenzen te ontdekken

weet dat 'nee' zeggen een reactie oplevert van de ander □

kan aangeven dat het hulp nodig heeft ■

wil graag dingen zelf doen ■

leert ervaren wat hij/zij al kan □

kan zich waarschijnlijk grotendeels zelf redden ■

helpt actief mee met het opruimen van de gebruikte materialen ■

Domein Sociaal gedrag/ ontwikkeling van sociale vaardigheid

kijkt veel naar andere kinderen ■

deelt ervaringen met een ander ◘

probeert om met andere kinderen te spelen ◘

kan al een beetje met andere kinderen iets delen ■

neemt een afwachtende houding aan bij het samenspel

zorgt voor andere kinderen ■

kan anderen al een beetje helpen en vindt dat ook fijn om te doen □

kan van tijd tot tijd op zijn/haar beurt wachten ■

denkt en handelt nog vanuit zichzelf bij wat mag en niet mag ■

staat open voor nieuwe situaties en opdrachten ■

kan eenvoudige gevoelens bij anderen waarnemen (inschatten) □

begint bewust patronen te ontdekken in het eigen gedrag en het gedrag van anderen

toont belangstelling en sympathie voor andere kinderen ■

Page 94: Publicatie analyses screeningsinstrumenten · rekenen Analyse sociaal- emotioneel Als kleuters leren tellen… CPS Bao groep 1-2 X Als kleuters leren meten… CPS Bao groep 1-2 X

Analyses screeningsinstrumenten

93

Het kind…

accepteert dat het niet alles even goed kan □

maakt aan een ander kind duidelijk wat hij/zij wel/niet wil □

Domein Werkhouding en concentratie

denkt en reageert vooral intuïtief □

heeft plezier in het leren van nieuwe dingen ■

kan rustig werken voor een kortdurende periode ■

probeert zelf problemen op te lossen tijdens het werken □

kan een bekende opdracht die duidelijk is, zelfstandig uitvoeren ■

Page 95: Publicatie analyses screeningsinstrumenten · rekenen Analyse sociaal- emotioneel Als kleuters leren tellen… CPS Bao groep 1-2 X Als kleuters leren meten… CPS Bao groep 1-2 X

Analyses screeningsinstrumenten

94

Ontwikkelingsvolgmodel Jonge kinderen

DEEL 1: ACHTERGRONDGEGEVENS

Titel Ontwikkelingsvolgmodel Jonge Kinderen

Auteurs Dick Memelink (eerste versie); Kobi Wanningen (verdere uitwerking)

Uitgever Seminarium voor Orthopedagogiek, Utrecht

Jaar van uitgave 2011/ 2012 (herziene versie). Versie is nog deels in ontwikkeling; daardoor

ontbreken er nog onderdelen.

Doelgroep Kinderen in de leeftijd van 4 tot 7 jaar, in groep 1 tot en met 3 van de basisschool

en in het speciaal onderwijs.

Samenstelling van het

instrument

Handboek (ringband) met daarin de volgende onderdelen: introductie en

gebruiksaanwijzingen; ontwikkelingslijnen en observatiewijzer; diagnostische

middelen; handelingsplanning; achtergrondinformatie en literatuurverwijzing.

Een webbased versie is ontwikkeling en zal binnenkort gaan verschijnen.

Doorgaande lijn

Het Ontwikkelingsvolgmodel voor jonge kinderen is onderdeel van een volgsysteem

voor kinderen van 0 t/m 13 jaar. Voor zeer jonge kinderen en voor kinderen in de

midden- en bovenbouw zijn tevens ontwikkelingsvolgmodellen ontwikkeld.

De domeinen en ontwikkelingslijnen voor jonge kinderen en zeer jonge kinderen zijn

gelijk; de uitwerkingen voor de verschillende leeftijdsfasen verschillen (ontwikkeling

gaat verder).

Geanalyseerde

onderdelen

Ontwikkelingslijnen en observatiewijzer.

Uitgangspunten en

doelstellingen van het

instrument

““De naamgeving van het model geeft aan wat de bedoeling van dit instrument is:

het volgen van het ontwikkelingsverloop en het gedrag van kinderen. De

verschillende ontwikkelingsaspecten worden per kind afzonderlijk vastgelegd maar

er wordt ook veel aandacht besteed aan de onderlinge samenhang van deze

aspecten. Daardoor ontstaat per kind een gedifferentieerd totaalbeeld. Er is naar

gestreefd dat de beschrijvingen van de observatie-items en de inhouden van het

dagelijkse aanbod aan activiteiten/ lessen zo nauw mogelijk op elkaar aansluiten,

zodat de geregistreerde gegevens ook direct vertaald kunnen worden naar het

gewenste aanbod en het handelen van de leraar. De inhoud van het

Ontwikkelingsvolgmodel is gebaseerd op een ontwikkelingsgericht

onderwijsconcept. “

“Het gaat er in deze modellen niet alleen om hoe het kind zich ontwikkelt, maar ook

welke betekenis deze ontwikkeling voor het kind zelf heeft en wat het kind in de

dagelijkse situatie met die ontwikkeling doet, zodat datgene wat hij zich eigen

gemaakt heeft, ook functioneel voor hem is. Hierop volgend kan de leraar een

aanbod doen dat aansluit bij de zone van de naaste ontwikkeling van het kind,

zodat het kind zich verder kan ontwikkelen.”

Korte beschrijving van

visie op het jonge kind

zoals aangegeven in het

instrument/ de methode

“In de dagelijkse praktijk blijkt dat de ontwikkeling van kinderen niet gelijkmatig is,

maar vaak sprongsgewijs verloopt. Na een volgend stapje in de ontwikkeling volgt

een stabiliseringfase. Niet elk kind ontwikkelt zich conform de beschreven

ontwikkelingslijnen. Sommigen slaan fasen of delen van fasen over zonder

gevolgen. Bij anderen is het niet ‘uitontwikkelen’ van fasen wel van grote invloed op

het vervolg. Ze bouwen geen stevige basis op met alle mogelijke gevolgen van

dien.”

“Bij intrede in de school zijn er duidelijke verschillen in ontwikkeling tussen

kinderen.”

Inhoud Observatie-instrument om het ontwikkelingsverloop en het gedrag van kinderen tot

vier jaar in beeld te brengen. Het instrument Jonge kinderen onderscheidt vijftien

domeinen: basale ontwikkeling, zelf; basale ontwikkeling: zelf en de ander;

spelontwikkeling; creatieve ontwikkeling; motivatie; motorische ontwikkeling;

zintuiglijke ontwikkeling - tast/visueel; zintuiglijke ontwikkeling - auditief;

Page 96: Publicatie analyses screeningsinstrumenten · rekenen Analyse sociaal- emotioneel Als kleuters leren tellen… CPS Bao groep 1-2 X Als kleuters leren meten… CPS Bao groep 1-2 X

Analyses screeningsinstrumenten

95

spraakontwikkeling- vorm; spraakontwikkeling- inhoud en gebruik; wereldoriëntatie-

omgeving en ruimte; wereldoriëntatie- lichaam en tijd; lezen; basisvaardigheden

rekenen en wiskunde. Elk domein is onderverdeeld in een aantal

ontwikkelingslijnen. Elke lijn is onderverdeeld in acht ontwikkelingsfasen, verdeeld

over de verschillende leeftijdscategorieën. Ook is er een overzicht van

tussendoelen bij de verschillende fasen.

Het handboek start met een introductie. In dit onderdeel worden onder andere de

volgende items omschreven: uitgangspunten, ontwikkelingsverloop, opzet en

inhoud van het model, organisatie van de registratie en bespreking van de

gegevens, ontwikkelingslijnen en leerlijnen, de tijdsinvestering en het

computerprogramma.

Het onderdeel ‘Diagnostische middelen’ bestaat uit een beschrijving van

leerstoflijnen en leerlijnen. Bij de domeinen zijn bij de ontwikkelingslijnen en

ontwikkelingsfasen beschrijvingen gegeven van tussendoelen.

Ook wordt de methodiek, activiteiten, werkvormen en materialen beschreven.

In de ‘Handelingsplanning’ is bij een aantal ontwikkelingslijnen een basale

hulpvraag opgenomen. Hierbij is ook een stuk tekst opgenomen over de

beeldvorming/ analyse. Verder worden specifieke hulpvragen per

ontwikkelingsleeftijd (3-5 jaar en 5-7 jaar) gegeven. Bij de ontwikkelingsleeftijd

worden handelingsmogelijkheden gegeven op groepsniveau, leerkrachtniveau en

met programma's en materialen.

Aspecten

taalontwikkeling

Er zijn drie domeinen die specifiek in gaan op de taalontwikkeling:

spraakontwikkeling- vorm: spraakontwikkeling (articulatie); taalvorm (zinsbouw,

morfologie) ;

spraakontwikkeling- inhoud en gebruik: taalinhoud (woordenschat, semantiek,

taalbegrip); taalgebruik ;

lezen: ontluikende geletterdheid, lezen.

Daarnaast komen in het domein zintuiglijke ontwikkeling- auditief ook aspecten van

taal aan de orde.

Aspecten

rekenontwikkeling

Het domein basisvaardigheden rekenen en wiskunde gaan expliciet in op de

rekenontwikkeling. De doelen richten zich op tellen en ordenen en op bewerkingen

van basisvaardigheden (getallen en getalrelaties, structuur en samenhang).

Daarnaast worden in de beide leerlijnen voor wereldoriëntatie aandacht besteed

aan rekenaspecten: algemene omgevingsoriëntatie, ruimtelijke oriëntatie,

lichaamsoriëntatie en tijdsoriëntatie.

Aspecten sociaal-

emotionele ontwikkeling

Er zijn vier domeinen die ingaan op de sociaal-emotionele ontwikkeling:

basale ontwikkeling- zelf met drie ontwikkelingslijnen (zelfbeleving/ zelfbesef/

competentie; zelfstandigheid/ autonomie; zelfredzaamheid)

basale ontwikkeling - zelf en de ander met vijf ontwikkelingslijnen ( emotionele

welbevinding/ ontwikkeling; relatie met volwassenen; relatie met kinderen;

omgang met afspraken, regels en materialen; seksuele ontwikkeling);

spelontwikkeling (spelontwikkeling; samen spelen en samen werken);

motivatie (taakgericht gedrag; motivatie ).

Werkwijze Het model is gebaseerd op een continue observatieproces. Als bij een kind een

verandering wordt geconstateerd, wordt dit door de leerkracht genoteerd in het

kinderdagboek en deze gegevens worden overgenomen in het

Ontwikkelingsvolgmodel. De observaties vinden niet plaats in toetssituaties, maar in

dagelijkse, voor de kinderen vanzelfsprekende groepssituaties. Toetsen worden

gebruikt in de diagnostische fase, wanneer op basis van de verkregen gegevens

verdiepend onderzoek nodig is.

Bij de ontwikkelingslijnen en observatiewijzer staat hoe de leerkracht kan aangeven

in welke fase van ontwikkeling het kind zich bevindt. Dit gebeurt door het inkleuren

van een ontwikkelingslijn. Ook worden concrete omschrijvingen van de

Page 97: Publicatie analyses screeningsinstrumenten · rekenen Analyse sociaal- emotioneel Als kleuters leren tellen… CPS Bao groep 1-2 X Als kleuters leren meten… CPS Bao groep 1-2 X

Analyses screeningsinstrumenten

96

ontwikkelingsfasen gegeven en worden acties van kinderen benoemd.

Aanwijzingen voor

normering

De concrete omschrijvingen van de ontwikkelingsfasen bieden houvast bij het

bepalen van de fase van ontwikkeling van een kind.

Het instrument wijst er op dat, om kinderen recht te doen, een kind primair met

zichzelf moet worden vergeleken. Een vergelijking met andere kinderen kan wel

gebruikt worden voor de algemene beeldvorming.

Aanwijzingen voor hulp

bij gesignaleerde

problemen

Bij de handelingsplanning staan bij een aantal ontwikkelinglijnen basale hulpvragen

met daarbij een specificering van de mogelijke problemen en de hulp die

aangeboden kan worden op groepsniveau, door leerkrachtgedrag of door

programma’s en materialen.

Tevens heeft het instrument ontwikkelingslijnen opgenomen voor zeer moeilijk

lerende kinderen en visueel/ meervoudige gehandicapte kinderen. Deze doelen zijn

bij de analyse buiten beschouwing gelaten.

DEEL 2A: ANALYSE-RESULTATEN (beschrijvend)

Taal

Domein Mondelinge taalvaardigheid

woordenschat en

woordgebruik

Het instrument doet geen uitspraken over de gewenste passieve en actieve

woordenschat. Wel wordt aangegeven dat de woordenschat zich nu ook op

aspecten buiten het hier en nu richt. Betekenisgrenzen worden scherper (verschil

laars-schoen; regelmatige meervoudsvormen gaan goed. Op ontkenningen wordt

bij de observatiewijzer niet ingegaan.

vloeiend en

verstaanbaar spreken

De doelen rond vloeiend en verstaanbaar spreken komen nagenoeg allemaal in het

instrument aan de orde. Grotendeels bij de domeinen rond spraakontwikkeling maar

ook bij het domein Basale ontwikkeling. Logische verbanden kunnen volgens het

instrument wel op zesjarige leeftijd worden gelegd. Gebruik van functiewoorden

gebeurt op zevenjarige leeftijd. Het instrument besteedt geen aandacht aan het

gebruik van passieve zinnen.

luisteren Bij de ontwikkelingslijn basale ontwikkeling/relatie met andere kinderen wordt

aangegeven dat het kind de basale sociale vaardigheden beheerst: aankijken,

groeten, iets vragen, naar de ander luisteren. Bij spraakontwikkeling staat vermeld:

“Het kind begrijpt meervoudige opdrachten en voert deze uit. “ Luisteren naar een

verhaal of naar een beeld- of geluidsfragment komt niet expliciet voor.

gesprekjes voeren Ook doelen rond het voeren van gesprek komen in het instrument aan de orde:

“Voert langere gesprekken.” “Geeft in gesprekken de inhoud en de bedoeling

duidelijk weer.” Bij het beantwoorden van vragen komen allen de hoe/waarmee

vragen aan de orde.

mening uiten en vragen

stellen

Het geven van de eigen mening is niet aangetroffen. Het kunnen stellen van vragen

om meer informatie te verkrijgen wel maar pas op zevenjarige leeftijd (dus geen

doel eind groep 2). Kinderen kunnen op gepaste wijze de hulp van anderen

inroepen: “Leert hulp te vragen slechts als dit nodig is.”

Domein Ontluikende en beginnende geletterdheid

leesplezier Leesplezier is niet uitgewerkt in het instrument.

oriëntatie op boek en

verhaal

Bij het domein Ontluikende geletterdheid, lezen wordt aandacht besteed aan

oriëntatie op boek en verhaal. Doelen en ontwikkelingsfasen die hierbij aan de orde

komen, gaan onder andere in op de leesrichting, de opbouw van een verhaal en het

verband tussen illustraties en tekst. Het navertellen van een voorgelezen verhaal is

niet aangetroffen in het instrument. Naspelen van een verhaal komt aan de orde bij

Taalinhoud.

oriëntatie op geschreven Ook doelen rond oriëntatie op geschreven taal komen bij Ontluikende geletterdheid

Page 98: Publicatie analyses screeningsinstrumenten · rekenen Analyse sociaal- emotioneel Als kleuters leren tellen… CPS Bao groep 1-2 X Als kleuters leren meten… CPS Bao groep 1-2 X

Analyses screeningsinstrumenten

97

taal aan de orde. “Beseft dat er tekst is die gelezen wordt.” (schrijft met kriebels een

eigen verhaal). “Gebruikt vormen die op echte letters lijken.” (schrijft de eigen

naam). “Herkent bepaalde letters en benoemt deze.” (letters uit eigen naam). Het

verschil tussen schrijven en lezen komt niet expliciet aan de orde.

fonemisch bewustzijn en

alfabetisch principe

Bij het domein Zintuiglijke ontwikkeling, auditief wordt aandacht besteed aan doelen

rond fonemisch bewustzijn. Het kind kan aangeven of twee woorden hetzelfde of

verschillende klinken. Zowel eindrijm als beginrijm komt bij de doelen aan de orde.

Kinderen kunnen eenlettergrepige woorden met eenvoudige structuur

synthetiseren. Analyseren is voor behouden aan de leeftijdscategorie 6-6,5 jaar.

Leesmotivatie is niet aangetroffen in het instrument.

Domein Taalbeschouwing

algemeen Aspecten van taalbeschouwing komen aan de orde bij de ontwikkelingslijn

spraakontwikkeling en vorm/ taalvorm. “Beginnend metalinguïstisch bewustzijn:

verbetert zichzelf.” Het kind reflecteert op het eigen taal gebruik en maakt er grapjes

over.

Rekenen

Domein Getallen

omgaan met de telrij Bij de doelen voor rekenen wordt onderscheid gemaakt in ‘tellen en ordenen’ en

‘bewerkingen van basisvaardigheden (getallen en getalrelaties, structuur en

samenhang)’. In beide onderdelen komt dezelfde nummering voor. Doelen

verschillen echter. Er wordt bij de doelen naast leeftijden onderscheid gemaakt in

groepen (groep 1-2-3).

Omgaan met de telrij komt bij tellen en ordenen aan bod. Kinderen kunnen tellen tot

twintig en terugtellen tot nul. Rangtelwoorden komen niet aan de orde net als het

kunnen redeneren over de telrij.

omgaan met

hoeveelheden

Bij de doelen wordt aandacht besteed aan een aantal hoeveelheidbegrippen: meer,

evenveel, erbij, laatste en eerste. Kinderen kunnen schatten en vergelijken,

ordenen en tellen van hoeveelheden tot 20. Ze kunnen in eenvoudige

probleemsituaties redeneren over hoeveelheden. Kinderen kunnen hoeveelheden

weer geven met streepjes maar niet aangegeven staat tot hoeveel. In groep 2

komen eenvoudige splitsproblemen tot 6 aan de orde. Concrete verdeelsituaties

komen niet aan de orde. Vermeld staat dat kinderen belangstelling hebben voor

kleine grafiekjes maar dit wordt niet nader gespecificeerd. Dat geldt ook voor het

doel: “Gebruikt al veel rekentaal”.

omgaan met getallen Aangegeven wordt dat kinderen eind groep 2 getalsymbolen en hoeveelheden

kunnen koppelen tot en met 20.

Domein Meten

algemeen In het instrument wordt nauwelijks aandacht besteed aan het domein meten. Er

wordt bij de rekendoelen verwezen naar de lijn meten en meetkunde. Deze is

echter (nog) niet in het instrument opgenomen. Bij het onderdeel ‘leerlijnen met

tussendoelen’ worden na het overzicht van de rekendoelen een aantal

tussendoelen die te maken hebben met alle onderstaande aspecten van meten.

Deze tussendoelen komen echter niet bij de observatiewijzer aan de orde en ook is

er geen verband tussen de rekendoelen en tussendoelen.

lengte, omtrek en

oppervlakte

Alleen het groeperen van voorwerpen van groot naar klein komt bij de rekendoelen

expliciet aan de orde.

inhoud Doelen rond inhoud komen in het instrument niet aan de orde.

gewicht Doelen rond gewicht komen in het instrument niet aan de orde.

geld Bij de doelen voor zeer jonge kinderen wordt geen aandacht geschonken aan

situaties en begrippen die met geld te maken hebben.

Page 99: Publicatie analyses screeningsinstrumenten · rekenen Analyse sociaal- emotioneel Als kleuters leren tellen… CPS Bao groep 1-2 X Als kleuters leren meten… CPS Bao groep 1-2 X

Analyses screeningsinstrumenten

98

tijd Tijdsoriëntatie komt aan de orde bij het domein Wereldoriëntatie: lichaam en tijd.

Doelen die hierbij vermeld staan, hebben te maken met begrippen rond tijd

(middag, avond, gisteren, morgen, later), het dagritme en de dagen van de week.

Doelen rond de functie van de klok en rond de maanden van het jaar komen pas op

zevenjarige leeftijd aan de orde (groep 3).

Domein Meetkunde

oriënteren en lokaliseren Bij het domein Wereldoriëntatie: omgeving en ruimte wordt ingegaan op algemene

omgevingsoriëntatie, op ruimtelijke oriëntatie en lichaamsoriëntatie. Hierbij komen

allerlei meetkundige begrippen rond oriënteren en lokaliseren aan de orde, zoals

dichtbij, veraf, voor en achter. Ook staat als doel genoemd dat het kind op

afbeeldingen ruimtelijke structuren en posities benoemen. Begrippen links en rechts

worden herkent bij het nabootsen van lichaamshoudingen. Beschrijven van routes

en het omgaan met plattegronden komen niet in de doelen voor.

construeren Bij het domein Zintuiglijke ontwikkeling komen bij in de doelen het herkennen en

benoemen van de vormen cirkel, vierkant, driehoek, kruis voor. Ook het kunnen

benoemen van kleuren staat vermeld maar hierbij worden alleen de kleuren paars

en oranje expliciet vermeld. Het ordenen op grond van twee kenmerken komt aan

de orde bij Taalinhoud. Ook het kunnen nabouwen met constructiemateriaal komt

bij de doelen voor. Verdere doelen rond construeren ontbreken.

opereren met vormen en

figuren

Het namaken van meetkundige patronen is aangetroffen in het instrument. Andere

doelen rond het opereren met vormen en figuren komen niet aan de orde.

Sociaal-emotionele ontwikkeling

Domein Zelfbeeld/

Ontwikkeling van

identiteit

Het domein Zelfbeeld/ Ontwikkeling van identiteit komt in het instrument aan de

orde bij de domeinen Basale ontwikkeling- zelf en Basale ontwikkeling zelf en de

ander. Aangegeven wordt dat het kind zich bewust wordt van de eigen

competenties en zichzelf bewust vergelijkt met anderen. Het kind verbindt aan

deze vergelijking waarderingen over de eigen competenties en die van anderen.

Het kind krijgt steeds meer controle over het eigen gedrag en onderkent nuances

in gevoelens.

Domein Ontwikkeling

van zelfstandigheid

Het instrument besteed aandacht aan zelfstandigheid/autonomie en

zelfredzaamheid. Doelen zijn onder andere gericht op het kunnen houden aan

regels, adequaat materiaal gebruik (zuinig zijn op spullen, opruimen). Bij de

omschrijvingen van de doelen voor zesjarigen staat dat het kind hulp vraagt als

het echt nodig is en zelfredzaam is in de dagelijkse schoolsituaties. Complexe

activiteiten kunnen zelfstandig uitgevoerd worden..

Domein Sociaal gedrag/

ontwikkeling van sociale

vaardigheid

Sociale vaardigheden komen aan de orde in het domein Basale ontwikkeling- zelf

en de ander. De doelen gaan in op het contact zoeken met anderen, het samen

spelen en werken aan opdrachten. Ook zaken als het houden aan regels en het

rekenen houden met anderen staan bij de doelen vermeld. Het doel ‘merkt of en

wanneer een ander kind hulp nodig heeft’ staat pas aangegeven bij 7 -jarigen

(eind groep 3). Dit geldt ook voor het kennen van de sterke en zwakke punten van

een ander. Aanpassen aan nieuwe situaties komt niet voor; wel het aanpassen in

herkenbare situaties.

Domein Werkhouding en

concentratie

Aspecten van werkhouding en concentratie vallen in het instrument onder het

domein Motivatie. Bij de doelen komt aan de orde dat kinderen op zesjarige leeftijd

zich langere tijd op een opdracht kunnen richten. Het kind heeft taakbesef en volgt

de stappen van een gestructureerde taak zelfstandig. Het kind geeft niet gauw op

en maakt het werk af. Plezier in de taak staat niet bij de doelen aangegeven.

Page 100: Publicatie analyses screeningsinstrumenten · rekenen Analyse sociaal- emotioneel Als kleuters leren tellen… CPS Bao groep 1-2 X Als kleuters leren meten… CPS Bao groep 1-2 X

Analyses screeningsinstrumenten

99

Taal

Het kind …

Domein Mondelinge taalvaardigheid

woordenschat en

woordgebruik

beheerst het Nederlandse klanksysteem ■

heeft een passieve woordenschat van gemiddeld 7000 woorden ◘

heeft een actieve woordenschat van gemiddeld 3500 woorden ◘

gebruikt een nieuw geleerd woord in een andere situatie □

gebruikt steeds meer verschillende en complexere woorden ■

betekenisgrenzen worden scherper ■

kent het verschil tussen enkel- en meervoudsvormen en kan dit

interpreteren

begrijpt ontkenning □

vloeiend en

verstaanbaar vertellen

omschrijving taalniveau ■

begrijpt en gebruikt steeds meer verschillende

werkwoordsvervoegingen

kan een plotstructuur redelijk verwoorden ■

maakt samengestelde zinnen ■

maakt gebruik van uitbreidingen en vraaggesprekken ■

vertelt over gebeurtenissen in het verleden en trekt daarbij conclusies ■

houdt steeds meer rekening met mentale staat van anderen ■

maakt beter onderscheid tussen welk taalgebruik in verschillende

situaties

heeft nog moeite met het leggen van logische verbanden □ heeft nog veel moeite met passieve zinnen □

vertelt uitvoerig en samenhangend over wat hij gedaan of meegemaakt

heeft

benoemt en beschrijft alledaagse aspecten, zoals mensen, plaatsen en

dingen met gebruik van complexe zinsconstructies

beschrijft een aantal veel voorkomende handelingen met gebruik van

complexe zinsconstructies

gebruikt complexe taalfuncties als redeneren en concluderen □

luisteren kan meervoudige instructie en mededelingen begrijpen en uitvoeren ■

luistert naar een op de leeftijd afgestemd verhaal en begrijpt het verhaal of

de informatieve tekst

luistert naar een op de leeftijd afgestemde radio/televisiefragment/

gesproken tekst op internet

laat zien dat hij naar een ander luistert en geeft gepaste feedback ■

gesprekjes voeren kan op eigen initiatief een gesprek beginnen met de leerkracht en een

ander kind

kent en handelt naar gespreksregels ■

kan op communicatief adequate wijze spontaan vertellen over

onderwerpen die hem bezighouden

geeft gepast antwoord op vragen van de leerkracht of ander kind ■

hoe, waarmee, wanneer, etc. vragen ■

denkvragen □

tegendeelvragen □

keuzevragen (kiezen tussen meerdere en complexere situaties) □

indirecte vragen □

reflectieve vragen □

Page 101: Publicatie analyses screeningsinstrumenten · rekenen Analyse sociaal- emotioneel Als kleuters leren tellen… CPS Bao groep 1-2 X Als kleuters leren meten… CPS Bao groep 1-2 X

Analyses screeningsinstrumenten

100

Het kind …

mening uiten en vragen

stellen

kan zijn mening verwoorden, o.a. door gebruik van 'ik vind' zinnen □

stelt vragen en gebruikt vraagzinnen om ergens meer over te weten te

komen

kan op een gepaste wijze de hulp van anderen inroepen ■

Domein Ontluikende en beginnende geletterdheid

leesplezier toont zijn plezier in het voorlezen van boeken □

leeft mee met personages in op de leeftijd afgestemde

prentenboeken

kan uitleggen hoe een personage zich voelt □

uit zijn gevoelen/mening over een voorgelezen verhaal of rijmpje,

zoals leuk, grappig of stom

oriëntatie op boek en

verhaal

begrijpt dat illustraties en tekst samen een verhaal vertellen ■

weet dat een boek gelezen wordt van voor naar achter, een bladzijde van

boven naar beneden, en regels van links naar rechts

weet dat verhalen een opbouw hebben en dat een boek een begin en

einde heeft

weet dat de voor- en achterkant van het boek informatie over de inhoud

geven

kan een op de leeftijd afgestemd voorgelezen verhaal navertellen, met of

zonder behulp van illustraties

kan een voorgelezen verhaal naspelen met behulp van aanwijzingen van

de leerkracht

oriëntatie op geschreven

taal

weet dat tekens gebruikt worden om iets te vertellen of leren ■

weet dat je briefjes, boeken, tijdschriften, etc. kan lezen om iets te weten te

komen

weet dat je iets op kan schrijven (op papier of op de computer) als je iets

wilt vertellen

weet wanneer er sprake is van 'lezen' en 'schrijven' en kan 'lezen' en

'schrijven' van elkaar onderscheiden

herkent en benoemt (enkele) letters, bijvoorbeeld de eigen naam ■

schrijft tekens die op letters (beginnen) te lijken ■

fonemisch bewustzijn en

alfabetisch principe

kan betekenisonderscheidende klanken (fonemen) in woorden

onderscheiden

doet mee met woord-/klankspelletjes ■

weet dat letters met klanken corresponderen ■

herkent en gebruikt rijmwoorden ■

is gemotiveerd om de betekenis van geschreven taal te achterhalen □

Domein Taalbeschouwing

algemeen reflecteert op eigen taalgebruik en dat van anderen ■

verbetert eigen taalgebruik ■

praat (in kringgesprek) over taal en praten ■

Rekenen

Aan het eind van groep 2 is de leerling doorgaans in staat tot…

Domein Getallen

omgaan met de telrij de telrij (akoestisch) kunnen opzeggen tot en met tenminste 20 ■

vanuit verschillende getallen tot 20 kunnen verder tellen en vanuit getallen

tot tien kunnen terugtellen

herkennen en gebruiken van rangtelwoorden tot en met tenminste 10 □

kunnen omgaan (met de betekenis van) 'nul' in telrijsituaties ■

Page 102: Publicatie analyses screeningsinstrumenten · rekenen Analyse sociaal- emotioneel Als kleuters leren tellen… CPS Bao groep 1-2 X Als kleuters leren meten… CPS Bao groep 1-2 X

Analyses screeningsinstrumenten

101

Aan het eind van groep 2 is de leerling doorgaans in staat tot…

kunnen redeneren over de telrij in eenvoudige en betekenisvolle

probleem/conflictsituaties

omgaan met

hoeveelheden

hoeveelheden tot tenminste 12 (resultatief) globaal kunnen schatten en

tellen (resultatief) én kunnen weergeven (neerleggen, tekenen)

hoeveelheden tot tenminste 12 kunnen vergelijken en ordenen op ‘meer’,

minder’, ‘evenveel’, ‘meeste’, ‘minste'

hoeveelheidbegrippen zowel kunnen herkennen als actief toepassen:

meer, minder, evenveel, meeste, minste, veel, weinig, erbij, eraf, samen,

niets, alles, laatste, eerste, tweede, derde

kleine getalpatronen tot tenminste 6 kunnen herkennen, zonder tellen door

gebruik te maken van patronen en structuren

verkort kunnen tellen van hoeveelheden tot tenminste 12 door gebruik te

maken van patronen en structuren (handen, dobbelsteenpatronen)

eenvoudige optel- en aftrekproblemen in dagelijkse contexten (handelend)

kunnen oplossen onder tenminste 12

eenvoudige splitsproblemen kunnen oplossen onder 10 ◘

eenvoudige verdeelsituaties (handelend) kunnen oplossen onder tenminste

12 en kunnen vertellen wat het resultaat is

hoeveelheden tot en met tenminste 10 kunnen representeren met

bijvoorbeeld vingers, streepjes, stippen

hoeveelheden tot en met tenminste 12 kunnen representeren in een

beeldgrafiek en kunnen interpreteren

kunnen redeneren over hoeveelheden in eenvoudige betekenisvolle

probleem/conflictsituaties

omgaan met getallen getalsymbolen kunnen herkennen van 0 tot en met 10 ■

de volgorde van de getalsymbolen in de getallenrij tot 10 herkennen en

kunnen leggen (niet schrijven)

getalsymbolen, telwoorden en hoeveelheden kunnen koppelen tot en met

tenminste 10

hoeveelheden tot en met tenminste 10 kunnen representeren met een

getalsymbool en omgekeerd: bij een getalsymbool tot en met tenminste 10

de hoeveelheid kunnen weergeven

kunnen redeneren over getallen in eenvoudige en betekenisvolle

probleem/conflictsituaties

Domein Meten

algemeen verschillende grootheden kunnen onderscheiden en in (eenvoudige)

betekenisvolle situaties herkennen en gebruiken (lengte, omtrek,

oppervlakte, inhoud, gewicht, tijd, geld)

voorwerpen kunnen sorteren (classificeren) op basis van verschillende

eigenschappen (lengte, dikte, oppervlakte, inhoud/omvang, gewicht,

tijdsduur, waarde, kleur) en kunnen uitleggen om welke eigenschap(pen)

het gaat

kunnen redeneren over verschillende grootheden in eenvoudige probleem-

en conflictsituaties (bijvoorbeeld over het begrip ‘groot’ en de verschillende

betekenissen ervan)

kunnen aflezen van verschillende eenvoudige grafische voorstellingen,

zoals een cirkel waarin de dagindeling wordt aangegeven of een

staafgrafiek waarin lengtes van kinderen zijn afgebeeld met stroken: wie is

langer, wie is korter? Hoe zie je dat?

lengte, omtrek en

oppervlakte

objecten kunnen vergelijken en ordenen naar lengte, omtrek en

oppervlakte op verschillende manieren: op het oog, via direct meten (naast

Page 103: Publicatie analyses screeningsinstrumenten · rekenen Analyse sociaal- emotioneel Als kleuters leren tellen… CPS Bao groep 1-2 X Als kleuters leren meten… CPS Bao groep 1-2 X

Analyses screeningsinstrumenten

102

Aan het eind van groep 2 is de leerling doorgaans in staat tot…

elkaar houden, op elkaar leggen) of indirect meten (met een natuurlijke

maat: stap, voet, touwtje(s), hokjes tellen), hand, strook; blaadje papier,

meetlat

weten dat eerlijk meten (één maat gebruiken) voorwaarde is voor

vergelijken, ordenen en meten (van lengte, omtrek, oppervlakte) via

afpassen en kunnen uitleggen waarom dit zo is

kunnen meten met een betekenisvolle maat van:

- lengte met bijvoorbeeld stappen, voeten, meterstrook/stroken

- oppervlakte met bijvoorbeeld blaadjes papier, tegels en het resultaat via

tellen vaststellen

begrijpen en kunnen uitvoeren van herhaald afpassen met één voorwerp,

bij tekort aan materiaal (één strook, meetlat of velletje papier meer keren

achter/naast elkaar leggen)

begrippen met betrekking tot lengte, omtrek en oppervlakte herkennen en

kunnen gebruiken in betekenisvolle eenvoudige situaties:

- lang, langer, langst(e); kort, korter kortst(e);

- groot, groter, grootst(e); klein, kleine, kleinst(e);

- dik, dikker, dikst(e); dun, dunner, dunst(e);

- hoog, hoger, hoogst(e); laag, lager, laagst(e);

- breed, breder; smal, smaller;

- (er) omheen

kunnen redeneren over lengte, omtrek, en oppervlakte in eenvoudige

probleem- en conflictsituaties

inhoud inhouden zowel in de betekenis van ‘wat er in zit’ als ‘wat er in kan’ kunnen

vergelijken en ordenen op verschillende manieren: op het oog, via

overgieten, via afpassen of uitscheppen met een natuurlijke maat zoals een

bakje, beker of fles

kunnen meten van een inhoud met een betekenisvolle maat zoals beker,

kopje, fles of litermaat of blokken/pakken en het resultaat via tellen (globaal

en precies) vaststellen

begrippen rond inhoud herkennen en kunnen gebruiken in betekenisvolle

situaties en tegenstellingen gebruiken: vol, voller, volst(e), leeg, veel,

weinig, meer, meest(e), minder, minst(e), evenveel

kunnen redeneren over inhouden in eenvoudige probleem- en

conflictsituaties (waarom kan er in een lange fles toch minder water zitten

dan in een kortere fles?)

gewicht voorwerpen die in gewicht verschillen, kunnen vergelijken en ordenen naar

gewicht op verschillende manieren: op het oog, op de hand, met een

balans (wip-principe)

conclusies kunnen trekken uit de stand van de balans bij het wegen van

twee voorwerpen

begrippen rond gewicht herkennen en kunnen gebruiken in betekenisvolle

eenvoudige situaties en in tegenstellingen: zwaar, zwaarder, zwaarst(e),

licht, lichter, lichtst(e), even zwaar/licht

begrijpen dat gewicht niet een op een samenvalt met omvang of lengte of

grootte (zwaarder betekent niet altijd langer, groter en omgekeerd)

kunnen redeneren over gewichten in eenvoudige probleem- en

conflictsituaties (is iets dat groter is, ook altijd zwaarder?)

geld begrijpen en kunnen uitleggen hoe het systeem van kopen en betalen in

elkaar zit aan de hand van eenvoudige winkelsituaties en sparen

begrippen herkennen en kunnen gebruiken in de context van geld: duur,

duurder, duurst(e), goedkoop, goedkoper, goedkoopst(e), euro, munten,

Page 104: Publicatie analyses screeningsinstrumenten · rekenen Analyse sociaal- emotioneel Als kleuters leren tellen… CPS Bao groep 1-2 X Als kleuters leren meten… CPS Bao groep 1-2 X

Analyses screeningsinstrumenten

103

Aan het eind van groep 2 is de leerling doorgaans in staat tot…

waarde

gepast kunnen betalen van voorwerpen/bedragen onder 10 euro (in hele

euro’s) met munten van 1 en 2 euro en bedragen met munten van 1 en 2

euro kunnen vaststellen

begrijpen dat verschillende munten en briefjes verschillende waarden

hebben en begrijpen dat twee munten samen toch minder van waarde

kunnen zijn dan één munt

tijd het dagritme herkennen als cyclisch tijdsproces en de volgorde in de

dagindeling (ochtend, middag, avond, nacht) kunnen benoemen

de dagen van de week kunnen benoemen in de goede volgorde ■

weten dat het jaar ook een terugkerend ritme heeft, en daarbij enkele

namen van maanden kennen en de namen van seizoenen

weten dat tijd ook lineair verstrijkt: de tijd gaat steeds door, we worden

ouder, gebeurtenissen zijn steeds langer geleden, komen steeds dichterbij

tijdsbegrippen herkennen in betekenisvolle, dagelijkse situaties en de

begrippen correct kunnen gebruiken:

- dag, nacht, ochtend, middag, avond

- vandaag, gisteren, morgen, morgenvroeg, gisteravond

- vroeg, vroeger, laat, later, eerder, nu, toen, straks, lang, kort,even, snel

gebeurtenissen in de goede volgorde kunnen beschrijven en rangschikken

(met foto’s, met woorden) en kunnen uitleggen van deze volgorde

weten hoe je aan instrumenten als zandloper, kaars, druppende kraan,

tellen, wijzers op de klok kunt zien dat er tijd verstrijkt en dit kunnen

uitleggen

functie van de klok kennen en kunnen aflezen van hele uren op een digitale

klok en op een klok met wijzers

weten dat je tijd verschillend kunt beleven: soms duurt iets heel lang

(wachten) en soms is het zo voorbij (buiten spelen); inzien dat het beleven

van tijd subjectief is

Domein Meetkunde

oriënteren en lokaliseren herkennen (passief gebruik) en kunnen gebruiken (actief) van meetkundige

begrippen: voor, achter, naast, in, op, boven, onder, dichtbij, veraf

herkennen (passief gebruik) van meetkundige begrippen: links, rechts,

tegenover, tussen

voorwerpen/situaties/locaties (die niet te zien zijn) met kenmerken en

details kunnen beschrijven door er een visuele voorstelling van te maken

de plaats van objecten ten opzichte van zichzelf kunnen beschrijven en

omgekeerd met behulp van meetkundige begrippen (de bal ligt achter mij;

ik sta voor de deur)

de plaats van voorwerpen ten opzichte van elkaar kunnen beschrijven met

behulp van meetkundige begrippen (de bal ligt bovenop de kast)

kunnen volgen van een beschrijving met herkenningspunten (hoek,

brievenbus, poppenhoek, kopieermachine) en meetkundige begrippen

(voor, na, rechts, links, tegenover) van een route in de directe omgeving (in

de school van het lokaal naar de voordeur, van de school naar de kerk)

eenvoudige routes kunnen beschrijven in de directe omgeving en daarbij

gebruik maken van herkenningspunten (kerk, winkel, speelplein,

brievenbus) en meetkundige begrippen (voor, na, verder, rechtdoor)

eenvoudige plattegronden (bijvoorbeeld van de klas) kunnen lezen, kunnen

tekenen en kunnen toelichten

kunnen redeneren over eenvoudige meetkundige problemen/ □

Page 105: Publicatie analyses screeningsinstrumenten · rekenen Analyse sociaal- emotioneel Als kleuters leren tellen… CPS Bao groep 1-2 X Als kleuters leren meten… CPS Bao groep 1-2 X

Analyses screeningsinstrumenten

104

Aan het eind van groep 2 is de leerling doorgaans in staat tot…

conflictsituaties rond oriënteren en lokaliseren

construeren bouwwerkjes/constructies die als voorbeeld gebouwd, zijn kunnen

nabouwen (bijvoorbeeld blokkenbouwsel, railsparcours, duplo- of

legofiguur)

eenvoudige bouwwerkjes (bijvoorbeeld blokkenbouwsel, railsparcours,

duplo- of legofiguur) vanaf een tekening/foto kunnen nabouwen

kunnen bouwen van een constructie op basis van aanwijzingen in een

stappenplan/handleiding (bijvoorbeeld met blokken, lego, knex, magnetics)

kunnen bouwen op basis van mondelinge aanwijzingen met behulp van

meetkundige begrippen (bijvoorbeeld: maak een stapel van twee blokjes;

zet links daarvan een blokje; zet ervoor een stapel van drie blokjes)

kennen en kunnen benoemen van de namen van meetkundige figuren:

cirkel, driehoek, vierkant, rechthoek, bol, kubus

verschillen kunnen beschrijven tussen de verschillende meetkundige

figuren: cirkel, driehoek, vierkant, rechthoek, bol, kubus

kennen en kunnen benoemen van de basiskleuren (rood, blauw, geel,

groen), zwart, wit, oranje, paars, roze, grijs

kunnen sorteren van voorwerpen op minimaal twee kenmerken

(bijvoorbeeld met Logiblocks: zoek alle rode vierkanten; alle dikke

driehoeken)

kunnen navouwen van een vouwwerk dat wordt aangegeven met een

vouwreeks van slechts enkele stappen (bijvoorbeeld een vliegtuigje/hoedje)

bij het vouwen passief kunnen gebruiken van (meetkundige) begrippen:

recht, schuin, dubbel, lijn, hoek, punt

kunnen redeneren over eenvoudige meetkundige

problemen/conflictsituaties rond bouwen en construeren

opereren met vormen en

figuren

eenvoudige opdrachten kunnen uitvoeren met zon en schaduw (je

schaduw kleiner/groter/langer maken, laten verdwijnen) en hierover kunnen

redeneren (wat moet je doen om ...; wat gebeurt er als ...)

eenvoudige opdrachten kunnen uitvoeren met een spiegeltje (iets laten

zien in een spiegel, figuren verdubbelen, vervormen) en hierover kunnen

redeneren (wat gebeurt er als …; hoe kun je …; wat moet je doen om ...)

meetkundige patronen kunnen namaken (kralenketting, mozaïek,

kralenplank, tegelplein)

in patronen de regelmaat kunnen herkennen, kunnen uitleggen en deze

kunnen voortzetten (tekenen, rijgen, kleuren, met mozaïek of kralenplank,

bouwen)

patroon met regelmaat kunnen ontwikkelen en hierover kunnen redeneren □

kunnen redeneren over eenvoudige meetkundige

problemen/conflictsituaties rond opereren met vormen en figuren

Sociaal-emotionele ontwikkeling

Het kind…

Domein Zelfbeeld/

Ontwikkeling van

identiteit

heeft kennis van zichzelf ■

heeft kennis van de ander ■

ervaart de verschillen en overeenkomsten tussen zichzelf en de andere

kinderen in de groep

kan gevoelens onder woorden brengen ■

Page 106: Publicatie analyses screeningsinstrumenten · rekenen Analyse sociaal- emotioneel Als kleuters leren tellen… CPS Bao groep 1-2 X Als kleuters leren meten… CPS Bao groep 1-2 X

Analyses screeningsinstrumenten

105

Het kind…

kent zijn/haar eigen emoties ■

kan zijn/haar emoties beheersen ■

Domein Ontwikkeling

van zelfstandigheid

kan zich handhaven binnen de eigen groep ■

heeft vertrouwen in zijn/ haar eigen kunnen ■

kan zijn mening geven ■

vraagt iemand anders om hulp ■

kan zelfstandig taken uitvoeren ■

staat stil bij wat hij/zij al kan ■

kan zich zelf redden ■

ruimt zelfstandig (spel)materialen op ■

Domein Sociaal gedrag/

ontwikkeling van sociale

vaardigheid

zoekt contact met anderen ■

heeft vertrouwen in de ander ■

kan met andere kinderen spelen ■

werkt samen met andere kinderen aan een gezamenlijke opdracht ■

merkt of en wanneer een ander kind hulp nodig heeft □

biedt hulp aan/ kan anderen helpen ■

leert wat afspraken en regels zijn ■

leert welke regels er zijn en hoe zich daaraan te houden ■

past zich aan bij nieuwe situaties □

houdt rekening met gevoelens en wensen van anderen ■

kent de emoties en gevoelens van andere kinderen en kan die

interpreteren

toont bewondering voor elkaars vaardigheden en mogelijkheden □

kent de sterke en zwakke punten van een ander □

ervaart dat er door tegenstrijdige belangen conflicten kunnen ontstaan die

je samen kunt oplossen

Domein Werkhouding en

concentratie

kan gericht vragen stellen ■

heeft plezier in de taak □

is in staat om iets af te maken ■

zet door wanneer iets niet direct lukt ■

voert zelfstandig opdrachten uit ■

Page 107: Publicatie analyses screeningsinstrumenten · rekenen Analyse sociaal- emotioneel Als kleuters leren tellen… CPS Bao groep 1-2 X Als kleuters leren meten… CPS Bao groep 1-2 X

Analyses screeningsinstrumenten

106

Pravoo Peutervolg- en hulpsysteem

DEEL 1: ACHTERGRONDGEGEVENS

Titel Pravoo peutervolg- en hulpsysteem

Auteurs Luc Koning

Uitgever Uitgeverij PRAVOO

Jaar van uitgave 2005-2007

Doelgroep Peuters van twee tot vier jaar in kinderdagverblijven en peuterspeelzalen.

Eventueel ook kinderen in groep 1met een laag ontwikkelingsniveau.

Samenstelling van het

instrument

Het pakket bestaat uit: een handleiding, een map met het peutervolg- en

hulpsysteem, een persoonlijk ontwikkelboekje peuters en een spiegelboekje. De

map bevat ook diagnosehulpmiddelen, hulpverleningsprogramma's,

ouderadviseringsbrieven, aanwijzingen voor de organisatie in de groep en

aanwijzingen voor de oudervoorlichting.

Doorgaande lijn

Van elk kind wordt een persoonlijk ontwikkelingsboekje ingevuld op 5 peilpunten in

zijn peuterspeelzaal carrière. Dit boekje kan meegenomen worden in de

overdracht naar de basisschool.

Voor groep 1 en 2 is een soortgelijk instrument ontwikkeld.

Geanalyseerde

onderdelen

Persoonlijk ontwikkelboekje en signaleringshulpen.

Uitgangspunten en

doelstellingen van het

instrument

“Op basis van het idee van de beweging naar buiten is er een peutervolgsysteem

nodig dat voldoet aan de volgende kenmerken:

Het systeem moet de ontwikkeling van een kind in kaart kunnen brengen. Daarbij

moet het eerste uitgangspunt zijn dat kinderen ontwikkelingsgelegenheid moeten

krijgen om te laten zien welke spontane ontwikkelingsmogelijkheden ze hebben.

Daarna moet het systeem niet alleen aangeven hoe het kind functioneert, maar

moet het die ontwikkeling ook laten zien. Een peutervolgsysteem moet zinnige

dingen over kinderen kunnen zeggen en dat kan alleen als het systeem objectief is

en de ontwikkelingspsychologie als basis heeft.

Als kinderen weinig mogelijkheden hebben om spontaan zonder veel begeleiding

tot de beweging naar buiten te komen dan moeten ze speciaal begeleid worden.

Om tot deze begeleiding te komen moet er gediagnosticeerd worden”.

Korte beschrijving van

visie op het jonge kind

zoals aangegeven in het

instrument/ de methode

“De start van de beweging naar buiten. In deze map staat dat

opvoedingsuitgangspunt centraal. Vanaf het tweede jaar begint het proces van

loskomen van het thuismilieu en de zelfstandigheidontwikkeling. Met de beweging

naar buiten wordt in deze map het hoofdprincipe van de ontwikkeling en de

opvoeding weergegeven als een rode draad in het omgaan met kinderen. Het kind

moet de ruimte krijgen en soms geholpen worden om na een periode van baby

zijn, met nadruk op de verzorging, de eerste periode van taalontwikkeling, het

ervaren van affecties, het leren lopen en er nu zelf op uit te gaan.”

Inhoud Leerlingvolg- en hulpsysteem voor peuterspeelzalen, dagverblijven en eventueel

kinderen met een laag ontwikkelingsniveau uit groep 1. In het instrument komen

de volgende aspecten aan de orde: spelen; werken; kring; sociaal-emotionele

ontwikkeling; taalontwikkeling; motoriek; zintuiglijke waarneming; zelfredzaamheid.

De ontwikkeling van elk kind wordt aan de hand van vijf peilpunten (van

binnenkomst tot het vertrek naar de basisschool) in het persoonlijk

ontwikkelingsboekje bijgehouden. Hierbij zijn de aanduidingen heel summier.

Normering hierbij ontbreekt. In de map staan bij de diverse signalerings- en

diagnosehulpen wel soms nadere omschrijvingen. In het spiegelboekje staat per

leeftijdgroep (steeds per half jaar) de ontwikkelingslijnen nader omschreven. De

benamingen komen hierbij niet exact overeen met het instrument. In de map zijn

naast aanvullende signalerings-, diagnose en begeleidinghulpen, ook brieven voor

Page 108: Publicatie analyses screeningsinstrumenten · rekenen Analyse sociaal- emotioneel Als kleuters leren tellen… CPS Bao groep 1-2 X Als kleuters leren meten… CPS Bao groep 1-2 X

Analyses screeningsinstrumenten

107

ouders opgenomen.

Aspecten

taalontwikkeling

Voor taal worden de volgende aspecten onderscheiden: verstaanbaarheid,

woordenschat actief, zinslengte, taalbegrip en taalgebruik .

Aspecten

rekenontwikkeling

In het instrument is geen expliciete aandacht voor de rekenontwikkeling van een

kind. Wel wordt de visuele waarneming geobserveerd. Hierbij komen enkele

rekenbegrippen aan de orde: zoeken van dezelfde vormen, ordenen van groot

naar klein, sorteren op vorm en kleur.

Aspecten sociaal-

emotionele ontwikkeling

Het instrument onderscheidt de volgende aspecten van sociaal- emotioneel

gedrag:

contact met leidster, sociaal initiatief naar ; aangaan van conflicten, voorkomen

van angsten, zelfstandigheid en gedrag t.o.v. de regels.

Werkwijze De basis van het peutervolgsysteem is het persoonlijk ontwikkelingsboekje. Dat is

een blad op A3 formaat waarop de leidster op verschillende momenten in de

peuterspeelzaal carrière van een kind, de zogenoemde peilpunten, het

functioneren van kinderen kan vastleggen om zo een beeld te vormen van de

ontwikkeling van het kind. Het Pravoo peutervolg- en hulpsysteem wordt na het

eerste peilpunt van de binnengekomen peuter ingevuld op vaste momenten, in

januari en juni. Van de resultaten van de peuters individueel, kan een

groepsoverzicht gemaakt worden. Met het groepsoverzicht kan een

groepsonderwerp gekozen worden waar dan in de komende periode aan gewerkt

wordt. Het volgsysteem

wordt afgesloten als het kind de peuterspeelzaal verlaat. Het vijfde en laatste

peilpunt 5 wordt ingevuld en er vindt een overdracht plaats naar het

basisonderwijs.

Aanwijzingen voor

normering

Bij de negen onderdelen in het persoonlijk ontwikkelingsboekje geeft de leidster

per peilpunt aan in hoeverre een kind het onderdeel beheerst. Hierbij wordt

gebruik gemaakt van de signaleringshulpen. Het gedrag buiten de haken is het

gewenste gedrag.

Dit gedrag wordt aangegeven met een streepje onder de desbetreffende

beschrijving maar ook door hier met behulp van bolletjes een mate aan te geven.

Een kind scoort een min als het ongewenste gedrag zich altijd voordoet, scoort

een +- als het gedrag wisselend voorkomt en een + als het gewenste gedrag zich

steeds voordoet. Opvallende zaken in de ontwikkeling (zoals terugval) kunnen met

pijlen aangegeven worden.

Aanwijzingen voor hulp

bij gesignaleerde

problemen

Wanneer een kind in een groep opvalt, kan dat kind gediagnosticeerd worden. Het

kind wordt dan gedetailleerder in kaart gebracht door het diagnose/

handelingsplanblad. In de map staan speciale programma’s die aansluiten bij de

problematiek van een kind, de begeleidingsprogramma’s. Deze programma's

bestaan uit een aantal vooropmerkingen en tips voor de uitvoering van de

begeleiding. Bij een aantal begeleidingsprogramma's is een plan opgenomen

zoals een spelbegeleidingsprogramma.

Bij kinderen in het speciaal (basis) onderwijs kan het hanteren van vaste

peilpunten een probleem opleveren. Daarvoor is een algemeen

ontwikkelingsprofiel opgesteld. Dat gaat uit van leeftijd en laat zien welk

ontwikkelingsprofiel het kind vertoont t.o.v. die leeftijd.

Opmerkingen Inmiddels (2012) is er een nieuw Pravoo-volgsysteem voor dagverblijven

verschenen. Nieuwe gebruikers in peuterspeelzalen worden aangeraden deze aan

te schaffen. Met het nieuwe systeem kan de hele ontwikkeling van kinderen van 0-

4 jaar in kaart gebracht worden. Het pakket bestaat uit drie onderdelen:

scoreboekjes, een handleiding bij het scoren en een pedagogisch hulpboek met

daarin de aanwijzingen voor de begeleiding.

Page 109: Publicatie analyses screeningsinstrumenten · rekenen Analyse sociaal- emotioneel Als kleuters leren tellen… CPS Bao groep 1-2 X Als kleuters leren meten… CPS Bao groep 1-2 X

Analyses screeningsinstrumenten

108

DEEL 2A: ANALYSE-RESULTATEN (beschrijvend)

Taal

Domein Mondelinge taalvaardigheid

woordenschat en

woordgebruik

In het instrument moet alleen aangegeven worden of de actieve woordenschat

voldoende, beperkt of zeer gering is. In de map zijn signaleringshulpen

opgenomen om de woordenschat nader te onderzoeken. Hierbij komen

verschillende categorieën woorden aan de orde. In het spiegelboekje wordt

uitgegaan van een passieve woordenschat van 5500 woorden en een actieve

woordenschat van 1500 woorden.

vloeiend en

verstaanbaar spreken

In het instrument moet omcirkeld worden of de verstaanbaarheid, zinslengte,

taalbegrip en taalgebruik voldoende, matig of zwak is. In het spiegelboekje wordt

nadrukkelijker ingegaan op de ontwikkeling. De signaleringshulp taalgebruik en

taalbegrip geeft meer handvatten om te bepalen of kinderen aan de doelstellingen

voldoen.

luisteren In het instrument wordt gekeken naar de luisterhouding (percentage van

voorleestijd). Bij de signaleringshulp wordt ingegaan op luisteren naar

instructietaal, het aanspreken door de leidster, het begrijpen van de taal van

andere kinderen en het (vijf minuten) kunnen luisteren naar een voorleesverhaal.

gesprekjes voeren In het instrument wordt wel ingegaan op het contact maken met de leidster maar

niet op het voeren van gesprekjes. Gespreksregels komen niet expliciet voor in het

instrument; kringregels wel.

mening uiten en vragen

stellen

Dit aspect is niet uitgewerkt in de instrument.

Domein Ontluikende en beginnende geletterdheid

leesplezier Leesplezier is geen onderdeel van het instrument. Dat geldt ook voor de andere,

hieronder staande, aspecten van ontluikende en beginnende geletterdheid.

oriëntatie op boek en

verhaal

In het instrument wordt alleen aangegeven dat een kind naar een voorleesverhaal

kan luisteren. Verdere doelen komen niet aan de orde.

oriëntatie op geschreven

taal

Niet uitgewerkt in het instrument.

fonemisch bewustzijn en

alfabetisch principe

Niet uitgewerkt in het instrument.

Domein Taalbeschouwing

algemeen Taalbeschouwing is niet uitgewerkt in het instrument.

Sociaal-emotionele ontwikkeling

Domein Zelfbeeld/

Ontwikkeling van

identiteit

De doelen rond de ontwikkeling van de identiteit zijn niet aangetroffen in het

instrument. Bij de omschrijvingen in het spiegelboekje staan wel aspecten rond

zelfbeeld, in het instrument komen deze niet terug.

Domein Ontwikkeling

van zelfstandigheid

Er wordt gekeken naar het algeheel welbevinden (optimaal/niet optimaal). Bij

problemen kan een signaleringslijst worden ingevuld. Deze is gericht op negatief

(ongewenst) gedrag. Het vragen om hulp komt alleen aan de orde bij het nog niet

(zo) zelfstandig zijn. Bij het item ‘redzaamheid’ komen aan bod: het aankleden,

eten en drinken, handen wassen en de zindelijkheid. Ook wordt gekeken of

kinderen in staat zijn om zelf problemen op te lossen. Verdere doelen van het

domein Ontwikkeling van de zelfstandigheid komen niet voor in het instrument.

Domein Sociaal gedrag/

ontwikkeling van sociale

vaardigheid

Het item ‘sociaal emotioneel gedrag’ gaat in op het nemen van initiatief tot contact

met de leidster en met andere kinderen. Ook wordt gekeken naar het samen

kunnen spelen .

Page 110: Publicatie analyses screeningsinstrumenten · rekenen Analyse sociaal- emotioneel Als kleuters leren tellen… CPS Bao groep 1-2 X Als kleuters leren meten… CPS Bao groep 1-2 X

Analyses screeningsinstrumenten

109

Domein Werkhouding en

concentratie

Aan de orde komen de speelduur (15 minuten of langer), werkduur (10 minuten

taakgericht bezig), de instructiegerichtheid ( let op, luistert), de werkmotivatie en

werkinitiatief. Ook wordt gekeken of het kind zelf problemen kan oplossen. Het

zelfstandig een taak uitvoeren komt niet expliciet aan bod.

DEEL 2B: ANALYSE-RESULTATEN (tabel)

■ = aanwezig

◘ = gedeeltelijk aanwezig

□ = niet aanwezig

n.v.t. = niet van toepassing

Taal

Het kind …

Domein Mondelinge taalvaardigheid

woordenschat en woordgebruik

heeft een passieve woordenschat van gemiddeld 4000 woorden ■

heeft een actieve woordenschat van gemiddeld 2000 woorden ◘

gebruikt woorden in een andere situatie □

gebruikt steeds meer verschillende en complexere woorden □

kent het verschil tussen ik, jij, hij/zij ■

gebruikt verleden tijd ■

gebruikt onbepaalde voornaamwoorden □

gebruikt bijvoeglijke naamwoorden ■

gebruikt het woordje er □

heeft 75% van de klinkers en medeklinkers van het Nederlands taalsysteem verworven

vloeiend en verstaanbaar vertellen

omschrijving taalniveau

maakt zinnen met een vervoegd werkwoord ■

maakt eenvoudige samengestelde zinnen ■

maakt vraagzinnen ■

kan praten over thema’s buiten het hier en nu ■

heeft nog moeite met langere zinnen ■

maakt nog regelmatig fouten met onregelmatige werkwoorden ■

vertelt over wat hij gedaan of meegemaakt heeft op verstaanbare en begrijpelijke wijze

benoemt en beschrijft alledaagse aspecten, zoals mensen, plaatsen en dingen

Page 111: Publicatie analyses screeningsinstrumenten · rekenen Analyse sociaal- emotioneel Als kleuters leren tellen… CPS Bao groep 1-2 X Als kleuters leren meten… CPS Bao groep 1-2 X

Analyses screeningsinstrumenten

110

Het kind …

beschrijft een aantal veel voorkomende handelingen, zoals eten of naar bed gaan

luisteren kan enkelvoudige instructie begrijpen en uitvoeren ■

luistert naar een op de leeftijd afgestemd verhaal en ontwikkelt verhaalbegrip door het interactief voorlezen

luistert naar een op de leeftijd afgestemde radio/televisiefragment/ gesproken tekst op internet

luistert naar een ander ■

gesprekjes voeren kan een gesprek voeren met leidster en een ander kind □

kent enkele gespreksregels □

reageert spontaan op ander kind of leidster □

geeft antwoord op vragen van de leidster of ander kind ■

wie-, wat-, waar-vragen □

aanwijsvragen □

luistervragen □

voorspélvragen □

keuzevragen □

mening uiten en vragen stellen

leert vergelijkingen te maken en zijn mening te geven □

stelt vragen om ergens meer over te weten te komen: wat, wie, waar, waarom

vraagt om hulp □

Domein Ontluikende en beginnende geletterdheid

leesplezier beleeft zichtbaar plezier aan voorlezen, boeken en rijmpjes □

oriëntatie op boek en verhaal

ontdekt de samenhang tussen illustratie en tekst □

heeft ervaring opgedaan met boeken en de manier waarop boeken (voor)gelezen worden

ontdekt de structuur in verhalen □

kan de inhoud van het boek al een beetje voorspellen op basis van de omslag van het boek

kan een verhaal na vertellen aan de hand van een plaatjesboek □

kan de leidster nadoen als zij stukjes uit het boek uitbeeldt □

oriëntatie op geschreven taal

ontdekt dat tekens gebruikt worden om iets te vertellen of leren □

ervaart dat dingen die opgeschreven zijn je iets kunnen leren □

Page 112: Publicatie analyses screeningsinstrumenten · rekenen Analyse sociaal- emotioneel Als kleuters leren tellen… CPS Bao groep 1-2 X Als kleuters leren meten… CPS Bao groep 1-2 X

Analyses screeningsinstrumenten

111

Het kind …

ervaart dat dingen de je zegt, opgeschreven kunnen worden □

ontdekt het verschil tussen 'lezen' en 'schrijven' □

bladert door (prenten)boeken en speelt alsof hij eigen en andermans teksten kan 'lezen'

kan, met behulp van volwassenen, eigen boodschappen in een primitieve 'geschreven' versie vastleggen

fonemisch bewustzijn en alfabetisch principe

wordt zich bewust van klanken in woorden □

doet mee met spelletjes rond taal □

ontdekt de relatie tussen klanken en letters □

doet ervaring op met rijmen □

herkent symbolen □

Domein Taalbeschouwing

algemeen is op speelse wijze bezig met taal □

wordt zich bewust van eigen taalgebruik □

wordt zich bewust dat je over taal kan praten □

Sociaal-emotionele ontwikkeling

Het kind…

Domein Zelfbeeld/ Ontwikkeling van identiteit

benoemt zichzelf als 'ik' □

gebruikt en begrijpt het woord 'wij' □

ontdekt de verschillen en overeenkomsten tussen zichzelf en de andere kinderen in de groep

toont non-verbaal eigen gevoelens □

kan basisemoties onderscheiden □

krijgt controle over zichzelf □

Domein Ontwikkeling van zelfstandigheid

voelt zich op zijn/haar gemak in de eigen groep ■

durft te experimenteren/ probeert nieuwe dingen uit om grenzen te ontdekken

weet dat 'nee' zeggen een reactie oplevert van de ander □

kan aangeven dat het hulp nodig heeft ◘

wil graag dingen zelf doen □

leert ervaren wat hij/zij al kan □

Page 113: Publicatie analyses screeningsinstrumenten · rekenen Analyse sociaal- emotioneel Als kleuters leren tellen… CPS Bao groep 1-2 X Als kleuters leren meten… CPS Bao groep 1-2 X

Analyses screeningsinstrumenten

112

Het kind…

kan zich waarschijnlijk grotendeels zelf redden ■

helpt actief mee met het opruimen van de gebruikte materialen □

Domein Sociaal gedrag/ ontwikkeling van sociale vaardigheid

kijkt veel naar andere kinderen ■

deelt ervaringen met een ander □

probeert om met andere kinderen te spelen ■

kan al een beetje met andere kinderen iets delen □

neemt een afwachtende houding aan bij het samenspel ■ zorgt voor andere kinderen □

kan anderen al een beetje helpen en vindt dat ook fijn om te doen □

kan van tijd tot tijd op zijn/haar beurt wachten □

denkt en handelt nog vanuit zichzelf bij wat mag en niet mag □

staat open voor nieuwe situaties en opdrachten □

kan eenvoudige gevoelens bij anderen waarnemen (inschatten) □

begint bewust patronen te ontdekken in het eigen gedrag en het gedrag van anderen

toont belangstelling en sympathie voor andere kinderen ■

accepteert dat het niet alles even goed kan □

maakt aan een ander kind duidelijk wat hij/zij wel/niet wil □

Domein Werkhouding en concentratie

denkt en reageert vooral intuïtief □

heeft plezier in het leren van nieuwe dingen □

kan rustig werken voor een kortdurende periode ■

probeert zelf problemen op te lossen tijdens het werken ■

kan een bekende opdracht die duidelijk is, zelfstandig uitvoeren ◘

Page 114: Publicatie analyses screeningsinstrumenten · rekenen Analyse sociaal- emotioneel Als kleuters leren tellen… CPS Bao groep 1-2 X Als kleuters leren meten… CPS Bao groep 1-2 X

Analyses screeningsinstrumenten

113

Protocol leesproblemen en dyslexie Groep 1 en 2

DEEL 1: ACHTERGRONDGEGEVENS

Titel Protocol leesproblemen en dyslexie groep 1 en 2

Auteurs Hanneke Wentink; Ludo Verhoeven; Maud van Druenen

Uitgever Expertisecentrum Nederlands

Jaar van uitgave Derde druk 2010

Doelgroep leerlingen in groep 1 en 2 van de basisschool

Samenstelling van het

instrument

Boek met in de bijlagen de signaleringslijst en bijbehorende taken

Doorgaande lijn

De Signaleringslijst voor Kleuters, toetsformulieren, leerlingrapporten en

handelingsplannen worden samen opgenomen in een leerlingdossier dat

gedurende de schoolcarrière aangevuld wordt.

Na het Protocol Leesproblemen en Dyslexie voor groep 1 en 2 kan het protocol

voor groep 3, groep 4, groep 5-8 worden ingezet.

Geanalyseerde

onderdelen

Signaleringslijst voor kleuters en toetsen kleur, auditieve analyse en synthese,

letters benoemen en spontane spelling.

Uitgangspunten en

doelstellingen van het

instrument

"Om het onderwijs aan leerlingen met leesproblemen in het basisonderwijs te

verbeteren, heeft het Expertisecentrum Nederlands eerder het Protocol

Leesproblemen en Dyslexie groep 1-4, groep 5-8 en voor het Speciaal

Basisonderwijs ontwikkeld."

"Dit protocol biedt leerkrachten handreikingen voor vroegtijdige signalering en

effectieve begeleiding van kleuters die achterblijven in hun ontwikkeling van

beginnende geletterdheid."

Korte beschrijving van

visie op het jonge kind

zoals aangegeven in het

instrument/ de methode

" Leerkrachten zijn er meer en meer van overtuigd geraakt dat kinderen al vroeg in

contact brengen met geschreven taal goed is voor hun ontwikkeling. Schriftelijke

taal is namelijk overal en ook kleuters komen er dagelijks mee in aanraking.”

"Kinderen leren beter wanneer zij de opgedane kennis kunnen koppelen aan

concrete zaken en aan hun eigen ervaringen.”

"Kinderen zijn verschillend: wat betekenisvol is voor het ene kind, hoeft geen

betekenis te hebben voor een ander kind."

Inhoud De eerste hoofdstukken van het boek bestaan uit theorie over het stimuleren van de

beginnende geletterdheid.

In hoofdstuk 4 wordt de vroege signalering van achterstanden in geletterdheid

omschreven. Hiervoor kan gebruik worden gemaakt van de Signaleringslijst voor

Kleuters. Met deze lijst

kunnen leerkrachten de beginnende lees- en schrijfontwikkeling bij kleuters volgen

en nagaan hoe een leerling zich op het gebied van beginnende geletterdheid

ontwikkeld. De lijst bevat observaties per tussendoel beginnende geletterdheid en

biedt ruimte om gegevens over specifieke risicofactoren weer te geven.

In de lijst wordt verwezen naar een aantal in het boek opgenomen toetsen, gericht

op kleurkennis, auditieve analyse, auditieve synthese, letters benoemen en

spontane spelling (waaronder het schrijven dan de eigen naam). Deze toetsen

kunnen worden ingezet om bepaalde onderdelen op de lijst in te vullen.

In hoofdstuk 5 staat een programma beschreven dat hulp biedt bij leerlingen met

een achterstand. In hoofdstuk 6 wordt ingegaan op de overdracht van informatie en

samenwerking met andere instanties.

Aspecten

taalontwikkeling

De lijst is gericht op beginnende geletterdheid en bevat risicofactoren die bij een

leerling in kaart kunnen worden gebracht. Deze zijn: het moeizaam kunnen

benoemen en onthouden van willekeurige reeksen, het voorkomen van lees- en

spellingsproblemen met leren lezen; een vertraagde spraak-/taalontwikkeling;

opgroeien in een beperkte geletterde thuisomgeving; onvoldoende beheersing over

Page 115: Publicatie analyses screeningsinstrumenten · rekenen Analyse sociaal- emotioneel Als kleuters leren tellen… CPS Bao groep 1-2 X Als kleuters leren meten… CPS Bao groep 1-2 X

Analyses screeningsinstrumenten

114

het Nederlands; hoorproblemen.

Naast deze risicofactoren bestaat de lijst ook uit beschrijvingen van leerlinggedrag

behorende bij tussendoelen beginnende geletterdheid. Zoals boekoriëntatie en

verhaalbegrip; functies van geschreven taal en relatie tussen gesproken en

geschreven taal; taalbewustzijn en alfabetisch principe; functioneel lezen en

schrijven.

Aspecten

rekenontwikkeling

Niet van toepassing.

Aspecten sociaal-

emotionele ontwikkeling

Niet van toepassing.

Werkwijze Het stimuleren van de beginnende geletterdheid staat centraal. Hierbij worden de

uitgangspunten gehanteerd zoals in het boek staan beschreven. Aan de hand van

de Signaleringslijst voor Kleuters legt de leerkracht twee keer per jaar vast hoe de

ontwikkeling van beginnende geletterdheid verloopt, namelijk in januari en juni. Op

basis van de gegevens bepaalt zij aan welke aspecten er bij bepaalde leerlingen

extra aandacht moet worden besteed. Voor deze wordt een handelingsplan

opgesteld. Het aanbod aan geletterde activiteiten wordt verrijkt.

In groep 2 worden ook de aanvullende toetsen afgenomen en worden

handelingsplannen opgesteld voor leerlingen met een onvoldoende klankbewustzijn

en letterkennis. Het aanbod van activiteiten wordt verrijkt en extra begeleiding wordt

geboden met de voorschotbenadering.

Aan het eind van het schooljaar wordt de overdracht naar de volgende groep

geregeld.

Aanwijzingen voor

normering

Bij de toetsen wordt bij elke taak de normering duidelijk omschreven. De leerkracht

wijst punten toe aan de antwoorden die een kind geeft. Aanwijzingen voor het

invullen van de signaleringslijst worden niet gegeven.

Aanwijzingen voor hulp

bij gesignaleerde

problemen

Kinderen die duidelijke hiaten vertonen in hun ontwikkeling, komen in aanmerking

voor extra begeleiding. De leerkracht bespreekt dit met de ouders en de

leesspecialist op school. Er wordt een handelingsplan opgesteld waarin de

doelstellingen en werkwijzen voor een van tevoren vastgestelde periode van

begeleiding wordt beschreven.

In het boek wordt een programma beschreven dat bedoeld is voor kleuters in groep

2 waarbij de ontwikkeling van het fonemisch bewustzijn en de letterkennis

achterblijft. Dit programma wordt de voorschotbenadering genoemd. Het doel van

de voorschotbenadering is om leesproblemen zo veel mogelijk te voorkomen door

kleuters alvast een voorschot te geven op de leesinstructie in groep 3. Het

programma biedt leerlingen expliciete oefening in het aanleren van klank-

letterkoppelingen en fonemisch bewustzijn. Ook wordt de leerling gestimuleerd om

gebruik te maken van spontane spelling.

Page 116: Publicatie analyses screeningsinstrumenten · rekenen Analyse sociaal- emotioneel Als kleuters leren tellen… CPS Bao groep 1-2 X Als kleuters leren meten… CPS Bao groep 1-2 X

Analyses screeningsinstrumenten

115

DEEL 2A: ANALYSE-RESULTATEN (beschrijvend)

Domein Mondelinge taalvaardigheid

woordenschat en

woordgebruik

De opgenomen toetsen in het boek zijn voornamelijk gericht op de ontluikende

geletterdheid en aspecten die te maken hebben het mogelijk vóórkomen van

dyslexie. In het boek wordt ingegaan op een geletterde leeromgeving. Aangeven

wordt dat het vertellen/voorlezen van verhalen een positieve bijdrage heeft voor

het uitbreiden van de woordenschat. Men gaat eind groep 2 uit van een passieve

woorden schat van 5000 woorden en een actieve woordenschat van 3000

woorden (gebaseerd op Verhoeven, 1994).

In de tests en observatielijsten wordt niet gekeken naar woordenschat.

vloeiend en

verstaanbaar spreken

Vloeiend en verstaanbaar spreken is geen onderdeel van het instrument.

luisteren Bij het subdomein luisteren wordt in het instrument alleen gekeken naar het

luisteren naar en begrijpen van een verhaal of informatieve tekst.

gesprekjes voeren Aandacht voor gesprekken voeren is beperkt tot het uitlokken van spontaan

taalgebruik naar aan leiding van een verhaal.

mening uiten en vragen

stellen

Mening uiten en vragen stellen komt in bij de observatielijsten in het Protocol niet

aan de orde.

Domein Ontluikende en beginnende geletterdheid

leesplezier De meeste observatiepunten en toetsen in het boek zijn gericht op ontluikende en

beginnende geletterdheid. Hierbij worden de eerste zeven tussendoelen

beginnende geletterdheid van het Expertisecentrum Nederlands gehanteerd.

Bij de observatiepunten rond boekoriëntatie en verhaalbegrip staat aangegeven:

“Luistert aandachtig wanneer een verhaal wordt voorgelezen. Geniet zicht baar

van voorleesactiviteiten.” Dit wordt verder niet geëxpliciteerd.

oriëntatie op boek en

verhaal

Bijna alle doelen rond oriëntatie op boek en verhaal komen aan de orde. Alleen

het doel: “Weet dat verhalen een opbouw hebben en dat een boek een begin en

einde heeft.” is niet aangetroffen. Wel komt het doen van voorspellingen over het

verdere verloop van het verhaal voor bij de observatiepunten.

oriëntatie op geschreven

taal

Het kind weet wanneer er sprake is van lezen en schrijven. De functie: lezen om

iets te weten te komen, is niet aangetroffen. Wel dat je iets op kan schrijven als je

iets wilt vertellen. Het lezen en schrijven van de eigen naam komt aan de orde.

Evenals het schrijven van (tekens die op) letters (lijken). Het boek bevat een test

om de Inventend spelling in kaart te brengen.

fonemisch bewustzijn en

alfabetisch principe

Alle doelen die te maken hebben met het fonemisch bewust zijn en het alfabetisch

principe komen in de observatielijsten aan de orde. Hiervoor zijn onder meer

toetsen voor auditieve analyse, auditieve synthese en het benoemen van letters

opgenomen.

Domein Taalbeschouwing

algemeen Het domein Taalbeschouwing komt niet aan de orde.

Page 117: Publicatie analyses screeningsinstrumenten · rekenen Analyse sociaal- emotioneel Als kleuters leren tellen… CPS Bao groep 1-2 X Als kleuters leren meten… CPS Bao groep 1-2 X

Analyses screeningsinstrumenten

116

DEEL 2B: ANALYSE-RESULTATEN (tabel)

■ = aanwezig

◘ = gedeeltelijk aanwezig

□ = niet aanwezig

n.v.t. = niet van toepassing

Het kind …

Domein Mondelinge taalvaardigheid

woordenschat en

woordgebruik

beheerst het Nederlandse klanksysteem □

heeft een passieve woordenschat van gemiddeld 7000 woorden ◘

heeft een actieve woordenschat van gemiddeld 3500 woorden ◘

gebruikt een nieuw geleerd woord in een andere situatie □

gebruikt steeds meer verschillende en complexere woorden □

betekenisgrenzen worden scherper □

kent het verschil tussen enkel- en meervoudsvormen en kan dit

interpreteren

begrijpt ontkenning □

vloeiend en

verstaanbaar vertellen

omschrijving taalniveau □

begrijpt en gebruikt steeds meer verschillende

werkwoordsvervoegingen

kan een plotstructuur redelijk verwoorden □

maakt samengestelde zinnen □

maakt gebruik van uitbreidingen en vraaggesprekken □

vertelt over gebeurtenissen in het verleden en trekt daarbij conclusies □

houdt steeds meer rekening met mentale staat van anderen □

maakt beter onderscheid tussen welk taalgebruik in verschillende

situaties

heeft nog moeite met het leggen van logische verbanden □ heeft nog veel moeite met passieve zinnen □

vertelt uitvoerig en samenhangend over wat hij gedaan of meegemaakt

heeft

benoemt en beschrijft alledaagse aspecten, zoals mensen, plaatsen en

dingen met gebruik van complexe zinsconstructies

beschrijft een aantal veel voorkomende handelingen met gebruik van

complexe zinsconstructies

gebruikt complexe taalfuncties als redeneren en concluderen □

luisteren kan meervoudige instructie en mededelingen begrijpen en uitvoeren □

luistert naar een op de leeftijd afgestemd verhaal en begrijpt het verhaal of

de informatieve tekst

luistert naar een op de leeftijd afgestemde radio/televisiefragment/

gesproken tekst op internet

laat zien dat hij naar een ander luistert en geeft gepaste feedback □

gesprekjes voeren kan op eigen initiatief een gesprek beginnen met de leerkracht en een

ander kind

kent en handelt naar gespreksregels □

kan op communicatief adequate wijze spontaan vertellen over

onderwerpen die hem bezighouden

geeft gepast antwoord op vragen van de leidster of ander kind □

hoe, waarmee, wanneer, etc. vragen □

denkvragen □

Page 118: Publicatie analyses screeningsinstrumenten · rekenen Analyse sociaal- emotioneel Als kleuters leren tellen… CPS Bao groep 1-2 X Als kleuters leren meten… CPS Bao groep 1-2 X

Analyses screeningsinstrumenten

117

Het kind …

tegendeelvragen □

keuzevragen (kiezen tussen meerdere en complexere situaties) □

indirecte vragen □

reflectieve vragen □

mening uiten en vragen

stellen

kan zijn mening verwoorden, o.a. door gebruik van 'ik vind' zinnen □

stelt vragen en gebruikt vraagzinnen om ergens meer over te weten te

komen

kan op een gepaste wijze de hulp van anderen inroepen □

Domein Ontluikende en beginnende geletterdheid

leesplezier toont zijn plezier in het voorlezen van boeken ■

leeft mee met personages in op de leeftijd afgestemde

prentenboeken

kan uitleggen hoe een personage zich voelt □

uit zijn gevoelen/mening over een voorgelezen verhaal of rijmpje,

zoals leuk, grappig of stom

oriëntatie op boek en

verhaal

begrijpt dat illustraties en tekst samen een verhaal vertellen ■

weet dat een boek gelezen wordt van voor naar achter, een bladzijde van

boven naar beneden, en regels van links naar rechts

weet dat verhalen een opbouw hebben en dat een boek een begin en

einde heeft

weet dat de voor- en achterkant van het boek informatie over de inhoud

geven

kan een op de leeftijd afgestemd voorgelezen verhaal navertellen, met of

zonder behulp van illustraties

kan een voorgelezen verhaal naspelen met behulp van aanwijzingen van

de leerkracht

oriëntatie op geschreven

taal

weet dat tekens gebruikt worden om iets te vertellen of leren □

weet dat je briefjes, boeken, tijdschriften, etc. kan lezen om iets te weten te

komen

weet dat je iets op kan schrijven (op papier of op de computer) als je iets

wilt vertellen

weet wanneer er sprake is van 'lezen' en 'schrijven' en kan 'lezen' en

'schrijven' van elkaar onderscheiden

herkent en benoemt (enkele) letters, bijvoorbeeld de eigen naam ■

schrijft tekens die op letters (beginnen) te lijken ■

fonemisch bewustzijn en

alfabetisch principe

kan betekenisonderscheidende klanken (fonemen) in woorden

onderscheiden

doet mee met woord-/klankspelletjes ■

weet dat letters met klanken corresponderen ■

herkent en gebruikt rijmwoorden ■

is gemotiveerd om de betekenis van geschreven taal te achterhalen ■

Domein Taalbeschouwing

algemeen reflecteert op eigen taalgebruik en dat van anderen □

verbetert eigen taalgebruik □

praat (in kringgesprek) over taal en praten □

Page 119: Publicatie analyses screeningsinstrumenten · rekenen Analyse sociaal- emotioneel Als kleuters leren tellen… CPS Bao groep 1-2 X Als kleuters leren meten… CPS Bao groep 1-2 X

Analyses screeningsinstrumenten

118

Rotterdamse Observatielijst Peuter Kleuter

DEEL1: ACHTERGRONDGEGEVENS

Titel Rotterdamse Observatielijst Peuter Kleuter

Auteurs A. Kerkhoff; W. Louwes; J. van der Pluijm

Uitgever Stichting de Meeuw

Jaar van uitgave 1997

Doelgroep Peuterspeelzalen; basisonderwijs groep 1 (kinderen van 3 tot en met 5 jaar)

Samenstelling van het

instrument

Handleiding en observatielijst

Doorgaande lijn

Het instrument is geschikt voor het gebruik op peuterspeelzalen en in de

onderbouw van de basisschool. Bepaalde kenmerken van een kind worden op

verschillende momenten geobserveerd. Hierdoor ontstaat een beeld van de

doorgaande ontwikkeling op die kenmerken van het kind.

Geanalyseerde

onderdelen

Handleiding en observatielijst.

Uitgangspunten en

doelstellingen van het

instrument (korte

beschrijving)

"Stichting de Meeuw wil met dit instrument een bijdrage leveren aan de verbetering

van de aansluiting tussen peuterspeelzalen en de onderbouw van de basisschool.

Het instrument moet niet alleen richting geven aan het pedagogisch-didactisch

handelen van individuele gebruiksters maar het moet ook het overleg tussen

peuterleidsters en leerkrachten van de onderbouw van de basisschool bevorderen.

Daarnaast kan het instrument een handvat bieden voor gesprekken met ouders."

"De Rotterdamse Observatielijst Peuter-Kleuter is geen toets maar een instrument

waarmee peuterleidsters en leerkrachten hun observaties van kinderen kunnen

structureren en vastleggen. Bovendien stimuleert het instrument de gebruiksters om

na te gaan of bepaalde aspecten van een kind extra aandacht behoeven."

Korte beschrijving van

visie op het jonge kind

zoals aangegeven in het

instrument/ de methode

"Bij de ontwikkeling van het instrument is uitgegaan van de uitkomsten van een

scholingsprogramma voor leidsters in de kinderopvang. De opvattingen die in dat

project centraal stonden, vormden ook de uitgangspunten bij de ontwikkeling van

het instrument:

- het gaat om de totale ontwikkeling van kinderen

- er wordt niet 'schools' gewerkt

- jonge kinderen moeten veel 'vrij' kunnen spelen. "

Inhoud Observatielijst waarmee kinderen zowel op de peuterspeelzaal als in groep 1 van

de basisschool geobserveerd kunnen worden. Hierdoor is een goede overdracht en

een betere aansluiting mogelijk tussen beide instanties. Ook ontstaat er een beeld

van de doorgaande ontwikkeling van de kinderen.

Met het instrument is het mogelijk een beschrijving te geven van een aantal

relevante ontwikkelingskenmerken van elk kind in de groep. Er zijn vier delen, voor

vier verschillende leeftijdsgroepen (3 jaar, 3 jaar en 11 maanden, 4 jaar en 4

maanden, rond 5e jaar). Deze vier delen bestaan uit een overzicht van mogelijk

relevante kenmerken van kinderen in de betreffende leeftijdscategorie. Deels

overlappen de items op de verschillende delen zich, deels zijn ze per

leeftijdscategorie anders.

Er worden op de lijsten een aantal ontwikkelingsgebieden onderscheiden: sociaal-

emotioneel gedrag; redzaamheid; speel- en leergedrag (met o.a. plezier, initiatief,

concentratie en leerbaarheid); taalontwikkeling moedertaal; taalontwikkeling

Nederlands als tweede taal; motoriek. Daarnaast gaat een onderdeel in op het

contact met en de betrokkenheid van de ouders.

Na de observatielijsten volgt een 'memorandum' waarin de leerkracht of leidster per

ontwikkelingsgebied kan aangeven welke acties ondernomen dienen te worden.

De handleiding bestaat uit vier hoofdstukken. Het eerste hoofdstuk geeft informatie

Page 120: Publicatie analyses screeningsinstrumenten · rekenen Analyse sociaal- emotioneel Als kleuters leren tellen… CPS Bao groep 1-2 X Als kleuters leren meten… CPS Bao groep 1-2 X

Analyses screeningsinstrumenten

119

over de achtergronden van het instrument en de doelstellingen ervan. In het tweede

hoofdstuk worden de opzet en de gebruiksmogelijkheden van het instrument

beschreven. Hoofdstuk drie geeft concrete aanwijzingen aan degenen die het

instrument willen gaan gebruiken en hoofdstuk vier bevat een overzicht van alle

gebruikte instrumenten en andere bronnen.

Aspecten

taalontwikkeling

In het instrument wordt onderscheid gemaakt tussen de observatie van de

taalontwikkeling van de kinderen in hun moedertaal (Nederlands of een andere taal)

en waar van toepassing Nederlands als tweede taal.

De kenmerken bij de categorie taalontwikkeling zijn: luistervaardigheid,

spreekvaardigheid, uitspraak; durven spreken tegen de leidster; durven spreken

tegen andere kinderen; leervragen stellen.

Aspecten

rekenontwikkeling

In dit instrument zijn geen aspecten van de rekenontwikkeling opgenomen.

Aspecten sociaal-

emotionele ontwikkeling

Sociaal-emotioneel gedrag is een onderdeel van het instrument. Hierbij worden acht

kenmerken onderscheiden: welbevinden; sociaal gedrag; relatie met de groep

(conflicten); sociaal initiatief t.o.v. de leidster; aandacht vragen van de leidster;

weerbaarheid; zelfvertrouwen; regels hanteren.

Daarnaast zijn aspecten van de sociaal-emotionele ontwikkeling van kinderen ook

opgenomen in het onderdeel speel- en leergedrag. Bij dit onderdeel wordt gekeken

naar: kringactiviteiten; plezier; initiatief; nieuwsgierigheid/ leergierigheid; spel;

concentratie; leerbaarheid; taakhouding; werktempo; opname van informatie

Werkwijze Door die kenmerken die op een bepaald moment op een kind van toepassing zijn

aan te kruisen, maakt een peuterleidster of leerkracht een 'opname' van dat kind in

die fase van zijn ontwikkeling. Door de verschillende 'opnames' die tussen de derde

en de vijfde verjaardag gemaakt kunnen worden onderling te vergelijken, ontstaat

een beeld van de ontwikkeling van het kind. Op de lijst kan ook worden aangekruist

welke aspecten punten van aandacht zijn. In het tweede deel van observatielijst

wordt vervolgens per ontwikkelingsgebied de te ondernemen acties opgeschreven.

Aanwijzingen voor

normering

Er dient geen beoordeling te worden gegeven, niet negatief en niet positief. Er

wordt alleen een beschrijving van het gedrag gegeven dat de observeerder heeft

waargenomen.

Aanwijzingen voor hulp

bij gesignaleerde

problemen

In de kolom 'punten van aandacht' kan vastgelegd worden welke aspecten van de

ontwikkeling van een kind extra aandacht behoeven.

In deel 2 'het memorandum' is ruimte vrijgelaten voor de observeerder om

voorgenomen activiteiten en handelingen uitgebreider vast te leggen. Dit kan een

uitwerking zijn van de punten van aandacht in het eerste deel. In het instrument

worden hier geen aanwijzingen voor gegeven.

DEEL 2A: ANALYSE-RESULTATEN (beschrijvend)

Sociaal-emotionele ontwikkeling

Domein Zelfbeeld/

Ontwikkeling van

identiteit

Geen van de doelen van het domein Zelfbeeld/ Ontwikkeling van identiteit is

aangetroffen in het instrument.

Domein Ontwikkeling

van zelfstandigheid

In het instrument wordt gekeken naar het welbevinden van het kind in de groep

(voelt zich wel of niet op zijn gemak ). De zelfredzaamheid richt zich op het aan-

en uitkleden, de zindelijkheid, het handen wassen en het drinken zonder hulp of

knoeien. Overige doelen zijn niet aangetroffen.

Domein Sociaal gedrag/

ontwikkeling van sociale

vaardigheid

Het instrument gaat in op het al dan niet kunnen samen spelen met andere

kinderen. Een mogelijke afwachtende houding komt aan de orde bij het samen

spelen, het contact met de leidster en het nemen van initiatief. Het houden aan

Page 121: Publicatie analyses screeningsinstrumenten · rekenen Analyse sociaal- emotioneel Als kleuters leren tellen… CPS Bao groep 1-2 X Als kleuters leren meten… CPS Bao groep 1-2 X

Analyses screeningsinstrumenten

120

regels is wel opgenomen in het instrument maar er wordt geen aandacht besteed

aan hoe een kind hierin staat. Het op de beurt kunnen wachten komt in het

instrument aan de orde bij de leeftijd van 5 jaar (dus niet bij aanvang groep 1). Op

het contact met andere kinderen wordt summier ingegaan: bij het samen willen

spelen en bij de weerbaarheid (opkomen voor jezelf).

Domein Werkhouding en

concentratie

Nieuwsgierigheid en initiatief nemen komt bij speel- en leergedrag aan de orde.

Zelfstandigheid komt niet expliciet aan de orde maar wel of een kind informatie

snel op pakt of extra aanwijzingen nodig heeft. Ook wordt ingegaan op de

concentratie (zich 5-10 minuten kunnen richten op een activiteit).

DEEL 2B: ANALYSE-RESULTATEN (tabel)

■ = aanwezig

◘ = gedeeltelijk aanwezig

□ = niet aanwezig

n.v.t. = niet van toepassing

Sociaal-emotionele ontwikkeling

Het kind…

Domein Zelfbeeld/ Ontwikkeling van identiteit

benoemt zichzelf als 'ik' □

gebruikt en begrijpt het woord 'wij' □

ontdekt de verschillen en overeenkomsten tussen zichzelf en de andere kinderen in de groep

toont non-verbaal eigen gevoelens □

kan basisemoties onderscheiden □

krijgt controle over zichzelf □

Domein Ontwikkeling van zelfstandigheid

voelt zich op zijn/haar gemak in de eigen groep ■

durft te experimenteren/ probeert nieuwe dingen uit om grenzen te ontdekken

weet dat 'nee' zeggen een reactie oplevert van de ander □

kan aangeven dat het hulp nodig heeft □

wil graag dingen zelf doen □

leert ervaren wat hij/zij al kan □

kan zich waarschijnlijk grotendeels zelf redden ■

helpt actief mee met het opruimen van de gebruikte materialen □

Domein Sociaal gedrag/ ontwikkeling van sociale

kijkt veel naar andere kinderen □

deelt ervaringen met een ander □

Page 122: Publicatie analyses screeningsinstrumenten · rekenen Analyse sociaal- emotioneel Als kleuters leren tellen… CPS Bao groep 1-2 X Als kleuters leren meten… CPS Bao groep 1-2 X

Analyses screeningsinstrumenten

121

Het kind…

vaardigheid probeert om met andere kinderen te spelen ■

kan al een beetje met andere kinderen iets delen □

neemt een afwachtende houding aan bij het samenspel ■ zorgt voor andere kinderen □

kan anderen al een beetje helpen en vindt dat ook fijn om te doen □

kan van tijd tot tijd op zijn/haar beurt wachten □

denkt en handelt nog vanuit zichzelf bij wat mag en niet mag □

staat open voor nieuwe situaties en opdrachten ■

kan eenvoudige gevoelens bij anderen waarnemen (inschatten) □

begint bewust patronen te ontdekken in het eigen gedrag en het gedrag van anderen

toont belangstelling en sympathie voor andere kinderen ◘

accepteert dat het niet alles even goed kan □

maakt aan een ander kind duidelijk wat hij/zij wel/niet wil ■

Domein Werkhouding en concentratie

denkt en reageert vooral intuïtief □

heeft plezier in het leren van nieuwe dingen ■

kan rustig werken voor een kortdurende periode ■

probeert zelf problemen op te lossen tijdens het werken □

kan een bekende opdracht die duidelijk is, zelfstandig uitvoeren ◘

Page 123: Publicatie analyses screeningsinstrumenten · rekenen Analyse sociaal- emotioneel Als kleuters leren tellen… CPS Bao groep 1-2 X Als kleuters leren meten… CPS Bao groep 1-2 X

Analyses screeningsinstrumenten

122

Sociale Competentie Observatie Lijst

DEEL 1: ACHTERGRONDGEGEVENS

Titel Sociale Competentie Observatie Lijst

Auteurs Froukje Joosten; Marjon ten Heggeler; Lilian Pot

Uitgever Uitgeverij Kwintessens

Jaar van uitgave 2009

Doelgroep basisonderwijs groep 1 tot en met 8

Samenstelling van het

instrument

licentie voor het internetprogramma met observatielijst met gebruikershandleiding

en een inhoudelijke handleiding.

Doorgaande lijn

Instrument is bedoeld voor de hele basisschool. In de handleiding worden

suggesties gegeven voor het ontwikkelen van een doorgaande lijn op de

basisschool. Er is ook een versie voor de onderbouw van het voortgezet onderwijs

en voor het speciaal onderwijs. De SCOL sluit inhoudelijk aan bij de methode

Kinderen en … hun sociale talenten.

Geanalyseerde

onderdelen

Sociaal Competentie Observatie Lijst (SCOL), handleiding.

Uitgangspunten en

doelstellingen van het

instrument

"Met de SCOL kunt u de sociale competentie van uw leerlingen op school

systematisch in kaart brengen en volgen. U kunt de resultaten op de SCOL

gebruiken bij een planmatige aanpak van sociale competentie op school. De

uitkomsten bieden aanknopingspunten voor het onderwijs in sociale competentie

en u kunt ze ook gebruiken om te signaleren of een leerling extra zorg nodig heeft

op het gebied van sociale competentie."

Korte beschrijving van

visie op het jonge kind

zoals aangegeven in het

instrument/ de methode

"Een kenmerk van sociaal competent gedrag is dat het past bij de leeftijd. In het

algemeen kunnen we zeggen dat we bij de oudere leerlingen meer taalvermogen,

flexibiliteit, nuancering, inlevingsvermogen, verantwoordelijkheid en zelfbeheersing

in het gedrag verwachten dan bij jongere leerlingen. Hoe sociaal competent

gedrag er concreet uitziet, varieert dus met de leeftijd van de leerling."

"Sociaal competent gedrag verschilt per situatie. Leerlingen in leerjaar één en

soms ook in leerjaar twee zijn nog maar kort op school en moeten nog leren welk

gedrag sociaal competent is in een schoolsituatie. Bij het gedrag dat in deze

vragen wordt beschreven hebben vierjarigen soms nog aansporing of hulp van de

leerkracht nodig. Dat is dan het gedrag dat past bij de leeftijd. Ga van die situatie

uit als norm en kijk vervolgens hoe vaak de leerling dat gedrag laat zien."

Inhoud De Sociale Competentie Observatie Lijst (SCOL) is een methodeonafhankelijk

leerlingvolgsysteem voor sociale competentie. De lijst is genormeerd op basis van

onderzoek onder een landelijke steekproef van basisschoolleerlingen en

wetenschappelijk onderbouwd. De SCOL meet de sociale competentie van de

leerlingen (het adequaat kunnen en willen handelen in sociale situaties) aan de

hand van vragen over hun gedrag. Er zijn 26 vragen die zijn ondergebracht in acht

categorieën van sociaal competent gedrag. Zie hieronder.

Bij elk item van de SCOL kan de leerkracht kiezen uit de vijf scoremogelijkheden:

nooit, zelden, soms, geregeld, vaak.

Voor de leerlingen van de bovenbouw is er ook een zelfbeoordelinglijst.

De handleiding onderscheidt zeven hoofdstukken: inleiding; informatie over

sociale competentie; vragen en scoremogelijkheden; invullen van de SCOL;

resultaten; wat te doen met de resultaten; de SCOL in de school. In de bijlagen

zijn onder andere scoreformulieren, een invulprocedure, suggesties voor onderwijs

in sociale competentie en invulformulieren voor een groepsplan en een individueel

handelingsplan opgenomen.

Aspecten

taalontwikkeling

Niet van toepassing.

Page 124: Publicatie analyses screeningsinstrumenten · rekenen Analyse sociaal- emotioneel Als kleuters leren tellen… CPS Bao groep 1-2 X Als kleuters leren meten… CPS Bao groep 1-2 X

Analyses screeningsinstrumenten

123

Aspecten

rekenontwikkeling

Niet van toepassing.

Aspecten sociaal-

emotionele ontwikkeling

De 26 vragen van het leerlingvolgsysteem zijn gericht op acht categorieën van

sociaal-competent gedrag:

ervaringen delen (over zowel positieve als negatieve ervaringen);

aardig doen (positieve manier van benaderen);

samen werken en doen (overleggen, afspraken maken, ideeën inbrengen);

een taak uitvoeren (omgaan met opdrachten);

jezelf presenteren;

een keuze maken (eigen keuze, beïnvloeding door anderen);

opkomen voor jezelf (zorg voor jezelf, omgaan met weerstand);

omgaan met ruzie (goed omgaan met conflicten).

Werkwijze De SCOL wordt twee keer per jaar door de leerkracht ingevuld voor alle leerlingen.

Bij elke vraag is er keuze uit vijf antwoordcategorieën: nooit, zelden, soms,

geregeld, vaak.

Ter voorbereiding wordt aangeraden om het hoofdstuk over het invullen van SCOL

goed door te lezen. En om per dag gerichte observaties uit te voeren bij een

groepje leerlingen, gericht op het gedrag dat in de lijst genoemd wordt.

Aan het einde van de dag wordt de SCOL van een leerling in één keer ingevuld

door de leerkracht. Bij het bepalen van de score dient rekening te worden

gehouden met het gedrag van een leerling in verschillende situaties. Per vraag

wordt één antwoord ingevuld.

Aanwijzingen voor

normering

Bij alle vragen worden voorbeelden van situaties gegeven waarin het bedoelde

gedrag kan voorkomen. Bij een aantal vragen wordt hierbij ook ingegaan op

mogelijke varianten bij jonge kinderen.

Om te beslissen welke score een leerling krijgt, vergelijkt de leerkracht zijn gedrag

in de eerste plaats met dat van zijn leeftijdsgenoten. In de tweede plaats kijkt de

leerkracht hoe de leerling zich in verschillende meer en minder moeilijke situaties

gedraagt. In de handleiding zijn hiervan voorbeelden opgenomen. In het hoofdstuk

De SCOL en de LeerlingSCOL invullen wordt ingegaan op het zo objectief

mogelijk invullen en op het uitvoeren van observaties voorafgaand aan het invullen

van de lijst.

Het programma berekent de score en geeft per categorie aan of een leerling het

bijbehorende gedrag voldoende of onvoldoende beheerst. Voor het regulier

onderwijs is een landelijke norm vastgesteld. Dezelfde normen gelden voor groep

2 tot en met 8. Voor groep 1 is er geen is er geen norm. In de handleiding wordt

hierop ingegaan bij het hoofdstuk De resultaten.

Aanwijzingen voor hulp

bij gesignaleerde

problemen

Met het beeld dat de SCOL geeft van de sociale competentie van de leerlingen,

kan de leerkracht het onderwijs goed op de leerlingen afstemmen. In de

handleiding wordt aangegeven hoe aan de hand van de verzamelde gegevens

planmatig gewerkt kan worden: aanknopingspunten opsporen, doelen formuleren,

aanpak kiezen en uitvoeren en evalueren of doel is bereikt. In de handleiding zijn

suggesties voor onderwijs in sociale competenties opgenomen. Ook zijn er

invulformulieren voor groepsplannen en individuele handelingsplannen.

Page 125: Publicatie analyses screeningsinstrumenten · rekenen Analyse sociaal- emotioneel Als kleuters leren tellen… CPS Bao groep 1-2 X Als kleuters leren meten… CPS Bao groep 1-2 X

Analyses screeningsinstrumenten

124

DEEL 2A: ANALYSE-RESULTATEN (beschrijvend)

Sociaal-emotionele ontwikkeling

Domein Zelfbeeld/

Ontwikkeling van

identiteit

Doelen zijn niet specifiek gericht op jonge kinderen maar op kinderen in de hele

basisschool. Wel zijn er bij de observatiepunten varianten aangegeven die zich

richten op jonge kinderen.

Het hebben van zelfkennis komt niet aan de orde, het kennen van anderen wel.

Kind houdt rekening met de gevoelens van een ander en zegt iets aardigs over

hem of haar. Gevoelens onder woorden brengen is beperkt tot het praten over iets

naars dat hem of haar is overkomen. Praten en denken over emoties komt niet

voor bij de observatiepunten.

Domein Ontwikkeling

van zelfstandigheid

De ontwikkeling van zelfstandigheid komt in beperkte mate aan de orde. Het kind

houdt zich aan afspraken en treedt ontspannen op voor de groep. Het uitvoeren

van taken komt wel voor, maar zelfstandigheid is hierbij geen aandachtspunt.

Opruimen komt niet aan de orde evenals zelfredzaamheid. Ook wordt niet

ingegaan op kennis van en vertrouwen in eigen kunnen. Wel wordt er gekeken of

een kind ideeën aandraagt in een gezamenlijke activiteit.

Domein Sociaal gedrag/

ontwikkeling van sociale

vaardigheid

In het instrument komen redelijk veel items aan bod, die gericht zijn op het contact

maken met anderen: praten met een medeleerling over iets wat ze samen hebben

meegemaakt; iets vragen aan iemand je net zo goed kent; het aanbieden van

excuses. Er wordt niet gekeken of kinderen kunnen samen spelen. Wel dat het

kind oplossingen verzint bij ruzies en rekening houdt met de gevoeligheden van

een ander. En ook dat het iets aardigs zegt tegen een ander (maken van

complimenten). Het kind merkt dat iemand hulp nodig heeft en biedt dit ook aan.

Daarnaast wordt geobserveerd of een kind de regels kent en zich eraan houdt.

Domein Werkhouding en

concentratie

Alleen doorzettingsvermogen en het afmaken van taken is aangetroffen in het

instrument. Gerichte vragen zijn beperkt tot het vragen om hulp.

DEEL 2B: ANALYSE-RESULTATEN (tabel)

■ = aanwezig

◘ = gedeeltelijk aanwezig

□ = niet aanwezig

n.v.t. = niet van toepassing

Het kind…

Domein Zelfbeeld/

Ontwikkeling van

identiteit

heeft kennis van zichzelf □

heeft kennis van de ander ■

ervaart de verschillen en overeenkomsten tussen zichzelf en de andere

kinderen in de groep

kan gevoelens onder woorden brengen ◘

kent zijn/haar eigen emoties □

kan zijn/haar emoties beheersen □

Domein Ontwikkeling

van zelfstandigheid

kan zich handhaven binnen de eigen groep ■

heeft vertrouwen in zijn/ haar eigen kunnen □

kan zijn mening geven ■

vraagt iemand anders om hulp ■

kan zelfstandig taken uitvoeren □

staat stil bij wat hij/zij al kan □

kan zich zelf redden □

ruimt zelfstandig (spel)materialen op □

Page 126: Publicatie analyses screeningsinstrumenten · rekenen Analyse sociaal- emotioneel Als kleuters leren tellen… CPS Bao groep 1-2 X Als kleuters leren meten… CPS Bao groep 1-2 X

Analyses screeningsinstrumenten

125

Het kind…

Domein Sociaal gedrag/

ontwikkeling van sociale

vaardigheid

zoekt contact met anderen ■

heeft vertrouwen in de ander □

kan met andere kinderen spelen □

werkt samen met andere kinderen aan een gezamenlijke opdracht ■

merkt of en wanneer een ander kind hulp nodig heeft ■

biedt hulp aan/ kan anderen helpen ■

leert wat afspraken en regels zijn ■

leert welke regels er zijn en hoe zich daaraan te houden ■

past zich aan bij nieuwe situaties □

houdt rekening met gevoelens en wensen van anderen ■

kent de emoties en gevoelens van andere kinderen en kan die

interpreteren

toont bewondering voor elkaars vaardigheden en mogelijkheden ■

kent de sterke en zwakke punten van een ander □

ervaart dat er door tegenstrijdige belangen conflicten kunnen ontstaan die

je samen kunt oplossen

Domein Werkhouding en

concentratie

kan gericht vragen stellen ◘

heeft plezier in de taak □

is in staat om iets af te maken ■

zet door wanneer iets niet direct lukt ■

voert zelfstandig opdrachten uit □

Page 127: Publicatie analyses screeningsinstrumenten · rekenen Analyse sociaal- emotioneel Als kleuters leren tellen… CPS Bao groep 1-2 X Als kleuters leren meten… CPS Bao groep 1-2 X

Analyses screeningsinstrumenten

126

Utrechtse Getalbegrip Toets – Revised DEEL 1: ACHTERGRONDGEGEVENS

Titel Utrechtse Getalbegrip Toets – Revised (UGT-R)

Auteurs Prof. Dr. J. van Luit; dr. B. van de Rijt

Uitgever Graviant educatieve uitgaven

Jaar van uitgave 2009

Doelgroep Kinderen van 4,0 tot 7,6 jaar (basisonderwijs groep 1-3 en speciaal onderwijs),

van wie de leerkracht het idee heeft dat tot dan toe de voorbereidende

rekenvaardigheid onvoldoende is ontwikkeld.

Samenstelling van het

instrument

Ringband met daarin de handleiding, toetsbladen, cd-rom en doosje met 25

pionnen.

Doorgaande lijn De toets staat op zichzelf en heeft geen versie voor jongere of oudere kinderen.

Geanalyseerde onderdelen Toetsbladen A en B, handleiding en scoreformulieren.

Uitgangspunten en

doelstellingen van het

instrument

"De UGT-R is een taakgerichte toets die het niveau van beheersing van

getalbegrip beoogt te meten."

De score van de leerling geeft een indicatie van de mate waarin de leerling het

voorbereidende en aanvankelijk rekenen op leeftijdsniveau beheerst."

"De toetsitems zijn niet per se in methoden terug te vinden. De UGT-R voorziet in

een brede dekking van de kennis, vaardigheden en inzichten die in de literatuur

worden genoemd als indicatoren van voorbereidende rekenvaardigheid."

Korte beschrijving van

visie op het jonge kind

zoals aangegeven in het

instrument/ de methode

"Voordat kinderen naar groep 1 van het basisonderwijs gaan, doen ze al veel

ervaring op met getallen en hoeveelheden. Dit wordt incidenteel leren genoemd,

leidend tot 'informele kennis' (Aunio, 2006). Wanneer kinderen in aanraking

komen met min of meer gericht rekenwiskundeonderwijs is er sprake van

intentioneel leren en 'formele kennis'. Als de verschillende rekenvaardigheden van

jonge kinderen tot ongeveer 7 jaar zich goed ontwikkelen, komen de kinderen tot

een voldoende niveau van voorbereidende rekenvaardigheid, dat hen van pas

komt bij het verdere rekenen. Onderzoek laat er weinig twijfel over bestaan: al

ruim voor de start van het formele rekenwiskundeonderwijs is er sprake van

getalbegrip, voorbereidende rekenvaardigheid of getalgevoeligheid."

Inhoud Methodeonafhankelijke, genormeerde toets waarmee de leerkracht kan nagaan in

welke mate een kind of de hele groep kinderen het getalbegrip beheerst. Door de

prestaties van een kind te vergelijken met die van kinderen in een normgroep kan

het niveau van beheersing van getalbegrip vastgesteld worden. Herziening van de

Utrechtse Getalbegrip Toets uit 1994.

Van de toets is een A- en B-versie opgenomen. Elke vorm bevat 45 opgaven,

verdeeld over negen aspecten van getalbegrip (zie item rekenaspecten). Beide

vormen meten hetzelfde en bestaan voornamelijk uit opgaven die verbaal worden

aangeboden en waarbij het kind het juiste antwoord kan aanwijzen. Daarnaast

bestaan er opgaven waarbij het kind het antwoord hoeft te zeggen. Ook zijn er

enkele handelingsopgaven opgenomen. De moeilijkheidsgraad van de opgaven

verschilt per opgave, om zo tegemoet te komen aan leerlingen van verschillende

leeftijden. In de normering is hiermee rekening gehouden. De toetsscores kunnen

vergeleken worden met eerdere scores, met die van medeleerlingen en met die

van een normgroep.

De handleiding bevat een theoretisch en psychometrisch deel en een inhoudelijk

deel. In het inhoudelijk deel worden de toetsonderdelen beschreven, worden

aanwijzingen voor afname gegeven en wordt ingegaan op de normering en

interpretatie van toetsresultaten. In de bijlagen worden scoreformulieren en

scoretabellen gegeven. Deze zijn ook opgenomen op de cd-rom. Ook bevat deze

de werkbladen in kleur en zwart-wit.

Page 128: Publicatie analyses screeningsinstrumenten · rekenen Analyse sociaal- emotioneel Als kleuters leren tellen… CPS Bao groep 1-2 X Als kleuters leren meten… CPS Bao groep 1-2 X

Analyses screeningsinstrumenten

127

Aspecten taalontwikkeling Niet van toepassing

Aspecten

rekenontwikkeling

De toets is voornamelijk gericht op getalbegrip. Hierbij worden negen aspecten

onderscheiden:

vergelijken (van objecten op kwalitatieve of kwantitatieve kenmerken),

nagegaan wordt of kinderen veelvoorkomende vergelijkende begrippen

beheersen zoals het meeste/minste, hoger/lager;

hoeveelheden koppelen (op basis van overeenkomsten of verschillen

onderscheid kunnen maken tussen hoeveelheden voorwerpen en deze

kunnen groeperen);

één- één correspondentie (toepassen van de één-op-één relatie;

ordenen (van voorwerpen en getallen, bijvoorbeeld van hoog naar laag);

telwoorden gebruiken (vooruit tellen, terugtellen, verder tellen, akoestisch

tellen tot 20);

synchroon en verkort tellen (vanuit de dobbelsteenstructuur);

resultatief tellen (het tellen van gestructureerde en ongestructureerde

hoeveelheden alsmede het tellen van bedekte hoeveelheden);

toepassen van kennis en getallen (nagegaan wordt of de kinderen de

getallen onder de twintig in eenvoudige alledaagse probleemsituaties kunnen

gebruiken);

schatten (op getallenlijnen tot 10, 20 en 100 met redelijke nauwkeurigheid de

positie van getallen kunnen bepalen).

Aspecten sociaal-

emotionele ontwikkeling

Niet van toepassing

Werkwijze De UGT-R moet individueel in één keer afgenomen worden. De toets bestaat uit

twee parallelvormen met elk 45 opgaven. Toetsonderdelen en opgaven kennen

een vaste volgorde. Leerlingen geven antwoord door het juiste antwoord aan te

wijzen, te noemen of er naar te handelen. Hiervoor worden de toetsbladen,

pionnen, werkbladen en een potlood gebruikt. De antwoorden van de leerlingen

worden genoteerd op het scoringsformulier. Naast 'goed' of 'fout', kunnen door de

leerkracht ook de observaties over de aanpak van de opdrachten genoteerd

worden.

Op grond van de toetsscore wordt een vaardigheidsscore bepaald die een

indicatie geeft van de mate van beheersing van getalbegrip. Scores kunnen

vergelijken worden met die in de leerjaar- of leeftijdsgroep. De score kan ook

worden omgezet in een niveauaanduiding. Hierbij wordt nagegaan hoe het niveau

van het kind ligt ten opzichte van de prestaties van de kinderen in de normgroep.

De niveaus lopen van A t/m E (goed tot zeer goed t/m zeer zwak tot zwak).

Aanwijzingen voor

normering

Met de scoringssleutel kunnen de antwoorden op het scoringsformulier

gecontroleerd worden. Per onderdeel worden het aantal juist beantwoorde vragen

genoteerd. Bij de normering wordt uitgegaan van driemaandelijkse

leeftijdsgroepen (in totaal veertien van 4-71/2). Ook wordt tabellen gegeven met

normen voor groep 1, 2 en 3.

Bij een onverwachte hoge of lage score kan de paralleltoets worden afgenomen

om vertekende scores door omstandigheden tegen te gaan. Met name bij

zwakkere leerlingen is het ook van belang om de werkwijze van het kind bij het

oplossen van de opdrachten, te observeren. Per rekenaspect worden hiervoor

aanwijzingen gegeven.

Aanwijzingen voor hulp bij

gesignaleerde problemen

Er wordt geen aanwijzingen voor hulp gegeven. In de map staan alleen een paar

voorbeeldpagina's van hulpprogramma's afgebeeld (Rekenhulp voor kleuters en

Als speciale kleuter tel je ook mee).

Page 129: Publicatie analyses screeningsinstrumenten · rekenen Analyse sociaal- emotioneel Als kleuters leren tellen… CPS Bao groep 1-2 X Als kleuters leren meten… CPS Bao groep 1-2 X

Analyses screeningsinstrumenten

128

DEEL 2A: ANALYSE-RESULTATEN (beschrijvend)

Domein Getallen

omgaan met de telrij De Utrechtse getalbegrip toets onderzoekt in een individuele toetssetting of

kinderen doelen rond getalbegrip beheersen. Rond het omgaan met de telrij

worden de volgende aspecten getoetst: opzeggen van de telrij tot 20,

rangtelwoorden tot 20, terugtellen vanaf 20, tellen en terugtellen met één

overslaan (1-3-5). Er is geen aandacht voor het getal nul. Ook het verder tellen

vanuit een bepaald getal en het redeneren over de telrij komen niet aan de orde.

omgaan met

hoeveelheden

Het resultatief kunnen tellen van hoeveelheden komt wel aan de orde, het kunnen

weergeven niet. Ook worden hoeveelheden vergeleken. Hoeveelheidbegrippen

die hierbij voor komen, zijn: minder, veel, weinig, evenveel, meeste, minste, erbij,

eraf, samen, laatste en eerste. Bij het herkennen van kleine getalpatronen zonder

te tellen en bij het verkort tellen wordt gebruik gemaakt van de

dobbelsteenstructuur. Splitsproblemen en het representeren van hoeveelheden

komen niet aan de orde, verdeelsituaties wel. Ook eenvoudige probleemsituaties

rond hoeveelheden komen aan de orde.

omgaan met getallen In de toets komen getalsymbolen tot en met 20 voor. Ook wordt ingegaan op de

volgorde van getalsymbolen. Kinderen moeten de goede volgorde kunnen

aanwijzen. Het representeren van hoeveelheden met een getalsymbool komt niet

voor; het (beperkt) redeneren over getallen in eenvoudige probleemsituaties wel.

Domein Meten

algemeen Het domein Meten is niet uitgewerkt in deze toets, die zich primair op het

getalbegrip richt. Het enige dat in de toets is aangetroffen, is het vergelijken en

sorteren van voorwerpen voor. Begrippen die hierbij aan de orde komen, zijn:

korter, van groot naar klein en dikste.

De doelen voor de verschillende onderdelen van meten zijn als niet van

toepassing buiten beschouwing gelaten.

lengte, omtrek en

oppervlakte

Niet van toepassing.

inhoud Niet van toepassing.

gewicht Niet van toepassing.

geld Niet van toepassing.

tijd Niet van toepassing.

Domein Meetkunde

oriënteren en lokaliseren Het domein Meetkunde is niet uitgewerkt in deze toets. Doelen voor domein zijn

dan ook niet van toepassing.

construeren Niet van toepassing.

opereren met vormen en

figuren

Niet van toepassing.

DEEL 2B: ANALYSE-RESULTATEN (tabel)

■ = aanwezig

◘ = gedeeltelijk aanwezig

□ = niet aanwezig

n.v.t. = niet van toepassing

Aan het eind van groep 2 is de leerling doorgaans in staat tot…

Domein Getallen

omgaan met de telrij de telrij (akoestisch) kunnen opzeggen tot en met tenminste 20 ■

vanuit verschillende getallen tot 20 kunnen verder tellen en vanuit getallen

tot tien kunnen terugtellen

herkennen en gebruiken van rangtelwoorden tot en met tenminste 10 ■

Page 130: Publicatie analyses screeningsinstrumenten · rekenen Analyse sociaal- emotioneel Als kleuters leren tellen… CPS Bao groep 1-2 X Als kleuters leren meten… CPS Bao groep 1-2 X

Analyses screeningsinstrumenten

129

Aan het eind van groep 2 is de leerling doorgaans in staat tot…

kunnen omgaan (met de betekenis van) 'nul' in telrijsituaties □

kunnen redeneren over de telrij in eenvoudige en betekenisvolle

probleem/conflictsituaties

omgaan met

hoeveelheden

hoeveelheden tot tenminste 12 (resultatief) globaal kunnen schatten en

tellen (resultatief) én kunnen weergeven (neerleggen, tekenen)

hoeveelheden tot tenminste 12 kunnen vergelijken en ordenen op ‘meer’,

minder’, ‘evenveel’, ‘meeste’, ‘minste'

hoeveelheidbegrippen zowel kunnen herkennen als actief toepassen:

meer, minder, evenveel, meeste, minste, veel, weinig, erbij, eraf, samen,

niets, alles, laatste, eerste, tweede, derde

kleine getalpatronen tot tenminste 6 kunnen herkennen, zonder tellen door

gebruik te maken van patronen en structuren

verkort kunnen tellen van hoeveelheden tot tenminste 12 door gebruik te

maken van patronen en structuren (handen, dobbelsteenpatronen)

eenvoudige optel- en aftrekproblemen in dagelijkse contexten (handelend)

kunnen oplossen onder tenminste 12

eenvoudige splitsproblemen kunnen oplossen onder 10 □

eenvoudige verdeelsituaties (handelend) kunnen oplossen onder tenminste

12 en kunnen vertellen wat het resultaat is

hoeveelheden tot en met tenminste 10 kunnen representeren met

bijvoorbeeld vingers, streepjes, stippen

hoeveelheden tot en met tenminste 12 kunnen representeren in een

beeldgrafiek en kunnen interpreteren

kunnen redeneren over hoeveelheden in eenvoudige betekenisvolle

probleem/conflictsituaties

omgaan met getallen getalsymbolen kunnen herkennen van 0 tot en met 10 ■

de volgorde van de getalsymbolen in de getallenrij tot 10 herkennen en

kunnen leggen (niet schrijven)

getalsymbolen, telwoorden en hoeveelheden kunnen koppelen tot en met

tenminste 10

hoeveelheden tot en met tenminste 10 kunnen representeren met een

getalsymbool en omgekeerd: bij een getalsymbool tot en met tenminste 10

de hoeveelheid kunnen weergeven

kunnen redeneren over getallen in eenvoudige en betekenisvolle

probleem/conflictsituaties

Domein Meten

algemeen verschillende grootheden kunnen onderscheiden en in (eenvoudige)

betekenisvolle situaties herkennen en gebruiken (lengte, omtrek,

oppervlakte, inhoud, gewicht, tijd, geld)

n.v.t.

voorwerpen kunnen sorteren (classificeren) op basis van verschillende

eigenschappen (lengte, dikte, oppervlakte, inhoud/omvang, gewicht,

tijdsduur, waarde, kleur) en kunnen uitleggen om welke eigenschap(pen)

het gaat

n.v.t.

kunnen redeneren over verschillende grootheden in eenvoudige probleem-

en conflictsituaties (bijvoorbeeld over het begrip ‘groot’ en de verschillende

betekenissen ervan)

n.v.t.

kunnen aflezen van verschillende eenvoudige grafische voorstellingen,

zoals een cirkel waarin de dagindeling wordt aangegeven of een

staafgrafiek waarin lengtes van kinderen zijn afgebeeld met stroken: wie is

langer, wie is korter? Hoe zie je dat?

n.v.t.

lengte, omtrek en objecten kunnen vergelijken en ordenen naar lengte, omtrek en n.v.t.

Page 131: Publicatie analyses screeningsinstrumenten · rekenen Analyse sociaal- emotioneel Als kleuters leren tellen… CPS Bao groep 1-2 X Als kleuters leren meten… CPS Bao groep 1-2 X

Analyses screeningsinstrumenten

130

Aan het eind van groep 2 is de leerling doorgaans in staat tot…

oppervlakte oppervlakte op verschillende manieren: op het oog, via direct meten (naast

elkaar houden, op elkaar leggen) of indirect meten (met een natuurlijke

maat: stap, voet, touwtje(s), hokjes tellen), hand, strook; blaadje papier,

meetlat

weten dat eerlijk meten (één maat gebruiken) voorwaarde is voor

vergelijken, ordenen en meten (van lengte, omtrek, oppervlakte) via

afpassen en kunnen uitleggen waarom dit zo is

n.v.t.

kunnen meten met een betekenisvolle maat van:

- lengte met bijvoorbeeld stappen, voeten, meterstrook/stroken

- oppervlakte met bijvoorbeeld blaadjes papier, tegels en het resultaat via

tellen vaststellen

n.v.t.

begrijpen en kunnen uitvoeren van herhaald afpassen met één voorwerp,

bij tekort aan materiaal (één strook, meetlat of velletje papier meer keren

achter/naast elkaar leggen)

n.v.t.

begrippen met betrekking tot lengte, omtrek en oppervlakte herkennen en

kunnen gebruiken in betekenisvolle eenvoudige situaties:

- lang, langer, langst(e); kort, korter kortst(e);

- groot, groter, grootst(e); klein, kleine, kleinst(e);

- dik, dikker, dikst(e); dun, dunner, dunst(e);

- hoog, hoger, hoogst(e); laag, lager, laagst(e);

- breed, breder; smal, smaller;

- (er) omheen

n.v.t.

kunnen redeneren over lengte, omtrek, en oppervlakte in eenvoudige

probleem- en conflictsituaties

n.v.t.

inhoud inhouden zowel in de betekenis van ‘wat er in zit’ als ‘wat er in kan’ kunnen

vergelijken en ordenen op verschillende manieren: op het oog, via

overgieten, via afpassen of uitscheppen met een natuurlijke maat zoals een

bakje, beker of fles

n.v.t.

kunnen meten van een inhoud met een betekenisvolle maat zoals beker,

kopje, fles of litermaat of blokken/pakken en het resultaat via tellen (globaal

en precies) vaststellen

n.v.t.

begrippen rond inhoud herkennen en kunnen gebruiken in betekenisvolle

situaties en tegenstellingen gebruiken: vol, voller, volst(e), leeg, veel,

weinig, meer, meest(e), minder, minst(e), evenveel

n.v.t.

kunnen redeneren over inhouden in eenvoudige probleem- en

conflictsituaties (waarom kan er in een lange fles toch minder water zitten

dan in een kortere fles?)

n.v.t.

gewicht voorwerpen die in gewicht verschillen, kunnen vergelijken en ordenen naar

gewicht op verschillende manieren: op het oog, op de hand, met een

balans (wip-principe)

n.v.t.

conclusies kunnen trekken uit de stand van de balans bij het wegen van

twee voorwerpen

n.v.t.

begrippen rond gewicht herkennen en kunnen gebruiken in betekenisvolle

eenvoudige situaties en in tegenstellingen: zwaar, zwaarder, zwaarst(e),

licht, lichter, lichtst(e), even zwaar/licht

n.v.t.

begrijpen dat gewicht niet een op een samenvalt met omvang of lengte of

grootte (zwaarder betekent niet altijd langer, groter en omgekeerd)

n.v.t.

kunnen redeneren over gewichten in eenvoudige probleem- en

conflictsituaties (is iets dat groter is, ook altijd zwaarder?)

n.v.t.

geld begrijpen en kunnen uitleggen hoe het systeem van kopen en betalen in

elkaar zit aan de hand van eenvoudige winkelsituaties en sparen

n.v.t.

begrippen herkennen en kunnen gebruiken in de context van geld: duur, n.v.t.

Page 132: Publicatie analyses screeningsinstrumenten · rekenen Analyse sociaal- emotioneel Als kleuters leren tellen… CPS Bao groep 1-2 X Als kleuters leren meten… CPS Bao groep 1-2 X

Analyses screeningsinstrumenten

131

Aan het eind van groep 2 is de leerling doorgaans in staat tot…

duurder, duurst(e), goedkoop, goedkoper, goedkoopst(e), euro, munten,

waarde

gepast kunnen betalen van voorwerpen/bedragen onder 10 euro (in hele

euro’s) met munten van 1 en 2 euro en bedragen met munten van 1 en 2

euro kunnen vaststellen

n.v.t.

begrijpen dat verschillende munten en briefjes verschillende waarden

hebben en begrijpen dat twee munten samen toch minder van waarde

kunnen zijn dan één munt

n.v.t.

tijd het dagritme herkennen als cyclisch tijdsproces en de volgorde in de

dagindeling (ochtend, middag, avond, nacht) kunnen benoemen

n.v.t.

de dagen van de week kunnen benoemen in de goede volgorde n.v.t.

weten dat het jaar ook een terugkerend ritme heeft, en daarbij enkele

namen van maanden kennen en de namen van seizoenen

n.v.t.

weten dat tijd ook lineair verstrijkt: de tijd gaat steeds door, we worden

ouder, gebeurtenissen zijn steeds langer geleden, komen steeds dichterbij

n.v.t.

tijdsbegrippen herkennen in betekenisvolle, dagelijkse situaties en de

begrippen correct kunnen gebruiken:

- dag, nacht, ochtend, middag, avond

- vandaag, gisteren, morgen, morgenvroeg, gisteravond

- vroeg, vroeger, laat, later, eerder, nu, toen, straks, lang, kort,even, snel

n.v.t.

gebeurtenissen in de goede volgorde kunnen beschrijven en rangschikken

(met foto’s, met woorden) en kunnen uitleggen van deze volgorde

n.v.t.

weten hoe je aan instrumenten als zandloper, kaars, druppende kraan,

tellen, wijzers op de klok kunt zien dat er tijd verstrijkt en dit kunnen

uitleggen

n.v.t.

functie van de klok kennen en kunnen aflezen van hele uren op een digitale

klok en op een klok met wijzers

n.v.t.

weten dat je tijd verschillend kunt beleven: soms duurt iets heel lang

(wachten) en soms is het zo voorbij (buiten spelen); inzien dat het beleven

van tijd subjectief is

n.v.t.

Domein Meetkunde

oriënteren en lokaliseren herkennen (passief gebruik) en kunnen gebruiken (actief) van meetkundige

begrippen: voor, achter, naast, in, op, boven, onder, dichtbij, veraf

n.v.t.

herkennen (passief gebruik) van meetkundige begrippen: links, rechts,

tegenover, tussen

n.v.t.

voorwerpen/situaties/locaties (die niet te zien zijn) met kenmerken en

details kunnen beschrijven door er een visuele voorstelling van te maken

n.v.t.

de plaats van objecten ten opzichte van zichzelf kunnen beschrijven en

omgekeerd met behulp van meetkundige begrippen (de bal ligt achter mij;

ik sta voor de deur)

n.v.t.

de plaats van voorwerpen ten opzichte van elkaar kunnen beschrijven met

behulp van meetkundige begrippen (de bal ligt bovenop de kast)

n.v.t.

kunnen volgen van een beschrijving met herkenningspunten (hoek,

brievenbus, poppenhoek, kopieermachine) en meetkundige begrippen

(voor, na, rechts, links, tegenover) van een route in de directe omgeving (in

de school van het lokaal naar de voordeur, van de school naar de kerk)

n.v.t.

eenvoudige routes kunnen beschrijven in de directe omgeving en daarbij

gebruik maken van herkenningspunten (kerk, winkel, speelplein,

brievenbus) en meetkundige begrippen (voor, na, verder, rechtdoor)

n.v.t.

eenvoudige plattegronden (bijvoorbeeld van de klas) kunnen lezen, kunnen

tekenen en kunnen toelichten

n.v.t.

Page 133: Publicatie analyses screeningsinstrumenten · rekenen Analyse sociaal- emotioneel Als kleuters leren tellen… CPS Bao groep 1-2 X Als kleuters leren meten… CPS Bao groep 1-2 X

Analyses screeningsinstrumenten

132

Aan het eind van groep 2 is de leerling doorgaans in staat tot…

kunnen redeneren over eenvoudige meetkundige problemen/

conflictsituaties rond oriënteren en lokaliseren

n.v.t.

construeren bouwwerkjes/constructies die als voorbeeld gebouwd, zijn kunnen

nabouwen (bijvoorbeeld blokkenbouwsel, railsparcours, duplo- of

legofiguur)

n.v.t.

eenvoudige bouwwerkjes (bijvoorbeeld blokkenbouwsel, railsparcours,

duplo- of legofiguur) vanaf een tekening/foto kunnen nabouwen

n.v.t.

kunnen bouwen van een constructie op basis van aanwijzingen in een

stappenplan/handleiding (bijvoorbeeld met blokken, lego, knex, magnetics)

n.v.t.

kunnen bouwen op basis van mondelinge aanwijzingen met behulp van

meetkundige begrippen (bijvoorbeeld: maak een stapel van twee blokjes;

zet links daarvan een blokje; zet ervoor een stapel van drie blokjes)

n.v.t.

kennen en kunnen benoemen van de namen van meetkundige figuren:

cirkel, driehoek, vierkant, rechthoek, bol, kubus

n.v.t.

verschillen kunnen beschrijven tussen de verschillende meetkundige

figuren: cirkel, driehoek, vierkant, rechthoek, bol, kubus

n.v.t.

kennen en kunnen benoemen van de basiskleuren (rood, blauw, geel,

groen), zwart, wit, oranje, paars, roze, grijs

n.v.t.

kunnen sorteren van voorwerpen op minimaal twee kenmerken

(bijvoorbeeld met Logiblocks: zoek alle rode vierkanten; alle dikke

driehoeken)

n.v.t.

kunnen navouwen van een vouwwerk dat wordt aangegeven met een

vouwreeks van slechts enkele stappen (bijvoorbeeld een vliegtuigje/hoedje)

n.v.t.

bij het vouwen passief kunnen gebruiken van (meetkundige) begrippen:

recht, schuin, dubbel, lijn, hoek, punt

n.v.t.

kunnen redeneren over eenvoudige meetkundige

problemen/conflictsituaties rond bouwen en construeren

n.v.t.

opereren met vormen en

figuren

eenvoudige opdrachten kunnen uitvoeren met zon en schaduw (je

schaduw kleiner/groter/langer maken, laten verdwijnen) en hierover kunnen

redeneren (wat moet je doen om ...; wat gebeurt er als ...)

n.v.t.

eenvoudige opdrachten kunnen uitvoeren met een spiegeltje (iets laten

zien in een spiegel, figuren verdubbelen, vervormen) en hierover kunnen

redeneren (wat gebeurt er als …; hoe kun je …; wat moet je doen om ...)

n.v.t.

meetkundige patronen kunnen namaken (kralenketting, mozaïek,

kralenplank, tegelplein)

n.v.t.

in patronen de regelmaat kunnen herkennen, kunnen uitleggen en deze

kunnen voortzetten (tekenen, rijgen, kleuren, met mozaïek of kralenplank,

bouwen)

n.v.t.

patroon met regelmaat kunnen ontwikkelen en hierover kunnen redeneren n.v.t.

kunnen redeneren over eenvoudige meetkundige

problemen/conflictsituaties rond opereren met vormen en figuren

n.v.t.