PROL versnel 01 - officielebekendmakingen.nl · - Kettingreacties in het MKB, met een versterkt...

121
2005 VERSNELLINGSAGENDA TASKFORCE VERSNELLINGSAGENDA Maastricht, 12 oktober 2005 Limburg op weg naar 2012

Transcript of PROL versnel 01 - officielebekendmakingen.nl · - Kettingreacties in het MKB, met een versterkt...

2005VERSNELLINGSAGENDA

TASKFORCE VERSNELLINGSAGENDAMaastricht, 12 oktober 2005

Limburg op weg naar 2012

LIMBURG OP WEG NAAR 2012

De kern van de internationale technologische topregio Eindhoven - Leuven - Aken

INHOUDSOPGAVE

Inleiding

1 Limburg in 2012

2 Stand van zaken

3 De weg naar 2012

4 Versnellingsprojecten

5 Uitvoering

6 Samenvatting

7 Bijlagen

3

4

VERSNELLINGSAGENDA 2005

INLEIDING

Voor u ligt “De Versnellingsagenda, Limburg op weg naar 2012”, een document van de Taskforce Versnellings-

agenda. De titel zegt het al: Limburg versnelt. Deze versnelling jaagt de economische vernieuwing en

ontwikkeling aan en maakt het denken en doen van overheden, kennisinstellingen en ondernemers effectiever.

Op 1 juli hebben we het voorontwerp van deze Versnellingsagenda aan ondernemend Limburg gepresenteerd.

In de periode daarna is de regio tijdens een vijftal bijeenkomsten geconsulteerd met vragen als: “Wat vindt u

van de uitgedragen visie? Kunt u er iets mee voor uw eigen gemeente, onderneming of omgeving? Heeft u nog

plannen die er aan toegevoegd moeten worden?”

Op zeer goed bezochte en geanimeerde ontbijtsessies zijn alle Limburgse gemeenten, zo’n 400 ondernemingen

en organisaties geïnformeerd over visie van de Taskforce. De rode draad door alle vijf bijeenkomsten was:

enthousiasme over het initiatief, een positief-kritische houding tegenover de voorgestelde projecten en veel

suggesties voor toevoegingen. De Versnellingsagenda heeft in de regio al daadwerkelijk tot versnelling geleid!

Belangrijk was dat tijdens iedere sessie een lans gebroken werd voor de focus, het beperkt houden van de

hoeveelheid projecten. De Taskforce ziet dat ook als belangrijk element. Ze heeft oude en nieuwe projecten

steeds gewogen op hun potentie in ‘nationale zin’ en hun rijpheid en uitvoerbaarheid.

De nu voorliggende – grondig herziene – versie van de Versnellingsagenda is aangevuld met de inbreng die

vanuit de regio is gekomen. We hebben Limburg uitgedaagd en dat heeft zijn uitwerking niet gemist. Het begrip

“Versnellingsagenda” is in korte tijd een eigen katalyserend leven gaan leiden. In Limburg is het begin gemaakt

met een enthousiasmerende kettingreactie. De regio heeft zichzelf gemobiliseerd en staat klaar voor de sprong

naar 2012. Een echte “definitieve” versie van de Versnellingsagenda zal er niet komen. De agenda en de

onderliggende uitvoeringsorganisatie zijn dynamisch. Projecten zullen constant geactualiseerd en uitgebreid

worden: wij hebben gezocht naar een werkwijze die voorkomt dat deze agenda in de boekenkast verdwijnt.

Waarom de Versnellingsagenda?

Limburg, één van de meest industrieel georiënteerde provincies van Nederland, voelt de gevolgen van

de mondialisering van de wereldeconomie het zwaarst. De Tweede Kamer heeft daarover in maart haar

bezorgdheid geuit. Staatssecretaris Van Gennip vroeg vervolgens aan het Provinciebestuur om een

toekomstperspectief te schetsen over de Limburgse economie in 2012. Naast dat verzoek ligt er een opdracht

van de Tweede Kamer om te komen met “een integraal advies over de structurele economische mogelijkheden

voor de provincie Limburg met een bijbehorend plan van aanpak.”

5

6

VERSNELLINGSAGENDA 2005

Hoe is de Versnellingsagenda tot stand gekomen?

In april is in hoog tempo en vanuit verschillende geledingen een Taskforce geformeerd, die deze opdracht

gericht heeft opgepakt. De Taskforce bestaat uit vertegenwoordigers van bedrijfsleven (groot en MKB),

werknemers, kennisinstellingen, gemeenten, Provincie en Ministerie van Economische Zaken, aangevuld door

externe adviseurs. De bestaande beleidskaders van centrale en regionale overheden zijn als uitgangspunt

gebruikt. Op nationaal niveau gaat het om de nota “Pieken in de Delta” en de laatste nota’s van het Nationaal

Innovatieplatform. Op Limburgs niveau is door Provinciale Staten de nota “Limburg, een toekomst met kennis”

vastgesteld, die een strategie bevat om Limburg sterk te maken, binnen een grotere topregio in Zuidoost-

Nederland, die op zijn beurt onderdeel is van de internationale topregio Eindhoven – Leuven – Aken.

Verder is de aanpak van de Regiegroep Toptechnologie Regio Zuidoost-Nederland (TTR ZON) uit diens

Innovatie-agenda 2010 (“Van kennis naar kunde naar kassa”) op veel onderdelen overgenomen. Ook het

recent gepresenteerde plan “Brainport Navigator 2013” van de regio Eindhoven, opgesteld door de commissie

Sistermans, past in deze aanpak.

Wat is de Versnellingsagenda?

De Versnellingsagenda bevat een plan en een structuur gericht op actie. De Versnellingsagenda schetst de

route die Limburg naar duurzaam succes zal voeren. De visie op 2012 staat centraal. Limburg heeft over zeven

jaar enkele structurele ontwikkelingen doorgemaakt om weer concurrerend te zijn op zijn eigen specifieke

krachten en kansen. Ondernemers, onderzoekers en kenniswerkers hebben veel uit de kast gehaald om de

globalisering als kans te zien en meer te innoveren, te focussen op het vergroten van toegevoegde waarde. Dus

minder zelf maken, meer regisseren.

KETTINGREACTIE:

kettingreactie (v.), (chem., nat.) reactie die als zodanig verloopt dat daarbij ontstaande stoffen of

deeltjes zelf weer als agens werken om de reactie zich verder te laten ontwikkelen... (ook figuurlijk)

De Versnellingsagenda wil een kettingreactie op gang brengen vanuit de dynamiek van verbindingen in de

Limburgse “clusters van kracht”, zoals Chemie, Health Care & Cure, Food/nutrition, Energie en de high tech

maakindustrie/value added logistics.

- Kettingreacties rond open innovatie op campussen

- Kettingreacties in grensoverschrijdende verbindingen naar Noord-Brabant , Duitsland en België;

- Kettingreacties in authentieke krachten van de regio:

VERSNELLINGSAGENDA 2005

• de “clusters van kracht”

- kapitaliseren op de reeds opgebouwde massa en kennis

• de trekpaarden van de Limburgse economie

- de grote ondernemingen, gericht op hun strategische binding met de regio (productontwikkeling &

innovatie)

- de kennisinstellingen met visie op innovatie, verankerd in de regio

- Kettingreacties in het MKB, met een versterkt innovatief karakter en een offensiever ondernemerschap

De hier gepresenteerde projecten zijn gekozen omdat ze een versnelling teweeg brengen. De projecten

dragen bij aan de (nationaal noodzakelijke) verhoging van het innovatieve karakter van de economie en een

ondernemender samenwerking met de omliggende landen. De projecten zijn verdeeld in majeure projecten,

die snel een effect realiseren in specifieke clusters van kracht en kansrijke projecten die in potentie majeur zijn,

maar nog nader uitgewerkt moeten worden. Daarnaast blijft Limburg werken aan haar eigen regionale agenda

die inzoomt op ontwikkelingen in de provincie in bredere zin.

Wat willen we?

We richten ons op krachtenbundeling. Gemeenschappelijk draagvlak, ook op nationale en internationale schaal,

is nodig om ons doel te realiseren. Publieke en private partijen zullen de handen ineen moeten slaan.

De regio neemt in eerste instantie zelf haar verantwoordelijkheid. De versnellingsprojecten hebben een

investeringseffect op de regio van ruim 600 miljoen euro, op te brengen door bedrijfsleven, kennisinstellingen

en overheden. De inzet van middelen van de verschillende overheden, zowel Provincie, gemeenten, als

verschillende ministeries en de EU in Brussel, kunnen een multipliereffect hebben van ongeveer factor 3 à 4.

We verwachten dat de financiële inspanningen van de regio gematcht worden door de centrale overheid.

Het is onze opdracht om de kansen voor Limburg te grijpen. Daarom zijn wij alvast begonnen!

de Taskforce Versnellingsagenda

Martin Eurlings

Voorzitter

7

8

VERSNELLINGSAGENDA 2005

De Taskforce Versnellingsagenda bestaat uit:

- Martin Eurlings (Provincie Limburg, voorzitter)

- Cor Baan (externe deskundige namens het Rijk)

- Jan Lambooy (externe deskundige namens het Rijk)

- Jo Ritzen (UM)

- Guy Peeters (azM)

- Henk Numan (DSM)

- Henny Egberink (SABIC)

- Ron van Loenen (Océ)

- Jan Lamkin (SBE)

- Bert Keulen (De Unie)

- Ina Leppink / Piet Janssen (Gemeente Venlo)

- Han Hoogma (Gemeente Maastricht)

- Henk Burks (LIOF)

- Frans Damen (adviseur)

- Peter Tindemans (adviseur)

Namens het Ministerie van Economische Zaken:

- Cees Kortleve

- Cor van den Ham

Coördinatie namens Provincie Limburg:

- Jeroen Rossen, projectleider

- Jan Maatjens

In 2012 staat Limburg volop in de belangstelling. Dit is onder meer te danken aan de Floriade in de regio

Venlo en aan het feit dat Maastricht en Luik samen tot culturele hoofdstad van Europa zijn benoemd.

Maar Limburg is ook regelmatig positief in beeld dankzij de aansprekende sociaal-economische prestaties.

De afname van werkgelegenheid in de traditionele industrie wordt met succes gecompenseerd door een fors

hogere toegevoegde waarde per werknemer. Ook ontstaan er volop vernieuwende impulsen en zijn er veel

ondernemingen ontstaan met nieuwe werkgelegenheid in kansrijke sectoren tot gevolg. Limburg is een

succesvolle proeftuin voor grensoverschrijdend ondernemen en speelt een evidente rol als centrum van de

Technologische Top Regio (TTR) Eindhoven – Leuven – Aken. In enkele jaren tijd is hier weer een gezonde

economie in een gezonde omgeving gerealiseerd. In deze zelfverzekerde regio trekt kennisintensieve

industrie gemotiveerde mensen aan en biedt hen een aantrekkelijke leefomgeving.

1. LIMBURG IN 2012

Euregio Benelux Middengebied

Arnhem

EssenVenlo

Maastricht

Aachen

Liège

Genk

Eindhoven

Breda

Antwerpen

Euregio Rijn-Waal

Euregio Maas-Rijn

Euregio Rijn-Maas-Noord

9

VERSNELLINGSAGENDA 2005

10

We zien een internationaal georiënteerde regio waar universiteiten en hogescholen vergaand samenwerken

en complementaire curricula aanbieden. Er is intensief verkeer ontstaan tussen de grote steden met

gezamenlijk bijna 100.000 studenten. Die studenten volgen onderdelen van hun studieprogramma in de

verschillende steden en wonen verspreid door de regio. De voertaal in die studieprogramma’s is Engels.

Mondiale ambities op het gebied van zorg, life sciences en farma worden waargemaakt. Er is daartoe

voldoende aanbod van techn(olog)isch bekwaam personeel. De extra impulsen aan de ontwikkeling van

nieuwe en duurzame energie beginnen te renderen. De Euregionale samenwerking heeft met betrekking tot

kennisuitwisseling op dit gebied werkelijk tot méér geleid dan de som der delen. Het grensoverschrijdende

bedrijventerrein Avantis (op het grondgebied van zowel Heerlen als Aken) is de spil van die samenwerking.

Limburg is direct aangesloten op de TGV-stations van Aken en Luik, waardoor Parijs, Frankfurt en Londen

binnen handbereik liggen.

Op cultureel gebied hebben bewoners en bezoekers de historische trekpleisters en grote festivals ontdekt.

Er zijn onderling inspirerende contacten tussen bedrijfsleven en het culturele veld. Hierdoor oefent de

metropool veel aantrekkingskracht uit op kenniswerkers, ondernemers, jong talent en welstandige empty-

nesters (50-plussers). Zij maken allen gretig gebruik van snelle openbaar-vervoerverbindingen tussen de

steden. Daarnaast zijn hoogwaardige campussen ontstaan in Maastricht, Sittard-Geleen, Parkstad Limburg

VERSNELLINGSAGENDA 2005

en Venlo. Daar wordt door internationaal toptalent in een ‘open–campus-setting’ kennis uitgewisseld en

wordt gebouwd aan zakelijke successen in de clusters van kracht: medische technologie, hoogwaardige

chemie, nieuwe energie en agro-food/nutrition. De combinaties van jong & ervaren, klein & groot en

onderzoeker & verkoper op de campussen leidt tot intensieve samenwerking tussen grote bedrijven en

MKB, kennisinstellingen, logistiek en ICT en dat inspireert tot nieuwe product-markt-combinaties en

innovatieve dynamiek. In Parkstad Limburg is op het gebied van pensioenen en sociale zekerheid een

databank van formaat ontwikkeld, waarop ook buitenlandse verzekeringsmaatschappijen en overheden zijn

aangesloten.

1.1 Pijlers van de economie

In 2012 ontwikkelt Zuid-Limburg veel nieuwe toegevoegde waarde in de zogenaamde Health Care & Cure.

Met inventieve producten en diensten helpt Limburg de vergrijzende bevolking van Noordwest-Europa gezond

te worden en te blijven. De academische ziekenhuizen, universiteiten, grote ondernemingen en MKB die zich

hier op de medische technologie richten, zijn in de ogen van de buitenwereld versmolten tot één centrum met

wereldfaam. Samenwerking in medische research tussen de academische ziekenhuizen van Aken en Maastricht

en de Faculteit Biomedische Technologie Eindhoven leidt op het gebied van complexe vaatchirurgie tot nieuwe

11

VERSNELLINGSAGENDA 2005

12

toepassingen en economische spin-off. Maastricht loopt voorop met een geavanceerde en uiterst preciese

behandeling van kanker. Patiënten vanuit de wijde regio komen naar Zuid-Limburg om zich te laten behandelen

en te revalideren in zorghotels in de landelijke omgeving van het heuvelland. Er is een intensieve samenwerking

ontstaan met Singapore (‘Leading in Life Sciences’) die leidt tot een uitwisseling van kennis en ontwikkeling in

beide regio’s. Daarbij is de driehoek Maastricht – Aken – Luik voor Singapore dé uitvalsbasis op Life Sciences

gebied van Europa geworden.

In de chemie worden o.a. ‘slimme materialen’ ontwikkeld en vervaardigd. Zo worden door DSM ontwikkelde

kunstheupen en -knieën gemaakt die langer meegaan en comfortabeler zijn in het gebruik. Juist door de

samenwerking met de universiteiten en hogescholen in de regio, trekt de campus in Sittard-Geleen en het op

moderne chemie ingerichte Chemelot-bedrijventerrein bedrijven en bedrijfjes uit de hele wereld naar Sabic. Hier

wordt bulk geproduceerd met fraaie productiviteitscijfers. Sabic’s hoge investeringen renderen doordat dure

energie efficiënter wordt gebruikt.

Door de hoge (fossiele) energieprijzen zijn de investeringen in nieuwe en duurzame energie door samenwerking

met Nord Rhein Westfalen en Vlaanderen (en die geleid heeft tot een cluster van kennis en bedrijvigheid in heel

Limburg) inmiddels meer dan goed gaan renderen. Energy Hill Avantis is daarbij het kristallisatiepunt geworden

voor die samenwerking.

Vanuit de Noord-Limburgse agro-food sector wordt gezonde en duurzaam ontwikkelde voeding geëxporteerd

naar heel West-Europa. De organisatie rond de Floriade 2012 is volledig aangewend om de sector als geheel

verder te integreren. Het Innovatie Centrum Gezonde Voeding werkt aan duurzame productiemethoden voor de

moderne landbouw. Nieuwe toevoegingen aan bekende producten richten zich op de kwaliteit van voedsel en

leven: langere houdbaarheid, betere smaak en medicinale werking. Producten die speciaal ontwikkeld zijn voor

een vergrijzende wereld die zo lang mogelijk jong, fit en gezond wil blijven.

De open innovatie-gedachte rond Greenport Venlo heeft unieke verbindingen gelegd tussen bedrijfstakken die

van oudsher geen onderling contact hadden. Nieuwe productietechnieken, duurzame glastuinbouwoplossingen

en agro-incubator fondsen hebben internationaal tot succes geleid. Daarbij heeft de logistiek zijn reeds lang

prominente plaats weten uit te breiden.

VERSNELLINGSAGENDA 2005

1.2 Competitieve houding

Naast deze thematische successen zien we ‘industriebreed’ positieve effecten van een scherpere houding bij

MKB’ers. Met een open, zelfbewust en actief elan gaat men de competitie vol aan. Ondernemers in de industrie

namen zichzelf de maat en hebben hun eigen business-strategie heroverwogen – voor massaproductie is

onze regio nu eenmaal te duur. Dat inzicht heeft geleid tot een onvoorwaardelijke ommezwaai ‘van maken naar

regisseren’. Men is meer nieuwe producten, prototypes en technologieën gaan ontwikkelen maar produceert die

niet meer per se zelf. Het MKB heeft zichzelf dus versneld.

Wat voor de industrie de ‘lage lonen-landen’ zijn, zijn de ‘lage lonen-chauffeurs’ voor de logistieke sector.

Het inzicht dat men de toestroom van die beroepsgroep in eigen voordeel kon inzetten, leidde in deze sector

tot de trend om op te schuiven van ‘vervoerder naar manager’. Die functie is mede mogelijk doordat spoor- en

waterterminals in de Euregio nauwer zijn gaan samenwerken. Lading wordt vanuit diverse terminals gekoppeld

en met vaste shuttleverbindingen vanuit één van de terminals vervoerd naar bestemmingen in heel Europa.

De logistieke sector is volledig tot ontplooiing gekomen. Buitenlandse investeerders hebben distributiecentra

opgezet in Noord- en Midden-Limburg.

13

14

De logistieke potentie van de regio is ontdekt door landen die ‘onze’ grootschalige productie hebben

overgenomen, zoals India en China. Gerichte acquisite in China heeft geleid tot vestigingen van producenten uit

die regio in Limburg. Zij zien de regio als “Port to Europe” en als distributiepunt in de wijde regio.

1.3 Grenzenloos

De dynamiek in de regio is vergroot doordat men elkaar sneller is gaan opzoeken. Voor het grensoverschrijdend

ondernemen speelt de internationale kansenzone Avantis een belangrijke rol. Daar zijn intermediaire

organisaties en expertisecentra neergestreken die bedrijven met een multi-disciplinair team ondersteunen bij al

hun “grensvragen”. De koppeling aan energie op dit terrein is een succes geworden. De opgebouwde expertise

rond de Duits-Nederlandse arbeidsbemiddeling heeft ertoe geleid dat er versneld wederzijdse erkenning

is ontstaan van diploma’s. Hierdoor zijn in de hele grensstreek de woon-werk-bewegingen over en weer

geïntensiveerd. De snelle internationale openbare vervoersverbinding Aken-Heerlen-Maastricht loopt nu ook

via Avantis. De economische vervlechting van de Duitse, Belgische en Limburgse stedelijke agglomeraties krijgt

steeds meer vorm en werkt aanstekelijk voor de oriëntatie van bedrijven. Ook langs de as Eindhoven-Venlo-

Ruhrgebied wordt steeds intensiever samengewerkt.

Intensievere acquisitie heeft nieuwe bedrijven naar de Euregio getrokken. Bij iedere acquisitie of een belangrijke

uitbreiding van een bedrijf staat een implementatieteam klaar. Dit team bestaat uit specialisten die ervoor zorgen

dat procedures sneller doorlopen worden en dat bedrijven geholpen worden met aanvullende infrastructuur of

scholingsprojecten om de nieuwe medewerkers uit te rusten met de benodigde kwalificaties. Een prikkelend

startersbeleid met risicodragende fondsen maakt dat nieuwe bedrijven zich vestigen en bestaande bedrijven

nieuwe producten ontwikkelen en uittesten.

De steeds mobielere jongeren zorgen in de Euregio voor een grote hoeveelheid start-ups in de nabijheid van

grote bedrijven en kennisinstituten. De daar opgebloeide creatieve industrie heeft zich ontpopt als ‘vrijdenkende’

impuls voor de economie. Design en ‘grensverleggend’ cultureel ondernemerschap zijn belangrijke aanjagers

van innovatie. De Provincie is daarom met partijen als de Limburgse Design Associatie enkele pilots gestart die

tot concrete successen hebben geleid.

Verder is het Heuvelland dankzij nieuwe product-markt-combinaties terug in de top van Nederlandse toeristische

bestemmingen. Maastricht blijft een trekpleister vanwege zijn winkel- en culinaire traditie, maar profileert zich nu

ook als onderdeel van een culturele driehoek met Luik (onder andere opera) en Aken (onder andere musea en

kerken).

VERSNELLINGSAGENDA 2005

1.4 Wonen, werken en recreëren

Meer mensen kiezen bewust en definitief voor Limburg om er te gaan werken, wonen leren en recreëren

vanwege de uitstekende voorzieningen op het gebied van scholing, zorg en recreatie. Het onderwijs op

alle niveaus is een wezenlijk onderdeel geworden van de keten. Het belang dat meertalig onderwijs juist

voor Limburg heeft, heeft geleid tot extra taalonderwijs en werpt haar vruchten af. Limburg biedt een

veilige omgeving met veel woongenot. Die nieuwe instroom leidt tot meer dynamiek in de regio.

Tenslotte werpt het actieve seniorenbeleid zijn vruchten af. In 2012 is 50% van de Limburgers tussen

55 en 64 actief in het arbeidsproces. Het Limburgse bedrijfsleven loopt voorop in de ontwikkeling van

nieuwe producten en diensten voor deze doelgroep. Vanuit aanpalende terreinen zoals zorg, vastgoed,

arbeidsmarkt en toerisme worden diverse innovaties geëxporteerd naar demografisch vergelijkbare

regio’s (zoals Leipzig en Newcastle en omgeving). Limburg biedt ruim voldoende levensbestendige

woningen met comfort-, welzijn- en zorgarrangementen in of nabij de woning. Ook het toerisme neemt

hierin zijn verantwoordelijkheid. In 2012 genereert Limburg de meeste overnachtingen en bestedingen

door senioren omdat de toeristische producten en diensten ook toegankelijk zijn voor de minder vitalen

onder hen. Roermond heeft zich, door zjin centrale ligging, ontwikkeld tot leisure centrum van de Euregio,

met uitgebreide winkelfaciliteiten en watersport.

1.5 Aansprekend beeld

Dit beeld van Limburg in 2012 is een aansprekend beeld: de regio wordt gezien als actief, zelfbewust en

open. Het beeld gaat uit van een beweeglijke omgeving met oog voor wat nodig is om een eigen plek

te claimen in een globaliserende wereld. Innovatie, toptechnologie, verbindingen, ondernemerschap en

kwaliteit van leven zijn de sleutelbegrippen. Het beeld spreekt ook aan omdat het haalbaar is. Wij zijn

daarvan overtuigd, hetgeen blijkt uit de effecten van de door ons voorgestelde versnellingsprojecten.

Zeker als die worden geplaatst naast de initiatieven en projecten die reeds zijn ingezet. Alle partijen in

Limburg, de regionale overheden, het bedrijfsleven en de kennisinstellingen hebben in 2005 keuzes

gemaakt die leidden tot dit beeld Limburg 2012. Alleen al de spirit waarmee Limburg de handschoen heeft

opgepakt, werkt aanstekelijk en werpt nu al zijn vruchten af.

Versneld naar 2012? Limburg is alvast begonnen!

VERSNELLINGSAGENDA 2005

15

16

VERSNELLINGSAGENDA 2005

Om dit beeld voor 2012 te realiseren moeten we de situatie van 2005 aan een grondige analyse onderwerpen.

Onze strategische analyse van de Limburgse economie richt zich enerzijds op de (maak-)industrie en

de logisitieke sector (VAL – value added logistics). Wat is de betekenis van die bedrijfstakken voor de

werkgelegenheid in 2005? Hoe ontwikkelen deze zich? Wat zijn daarbinnen de kansrijke sectoren in relatie tot

mondiale, Europese en nationale ontwikkelingen? En: wat zijn tegen die achtergrond de voorwaarden om de

kansen in resultaten om te zetten?

Anderzijds vormt voor het vaststellen van andere kansrijke sectoren van de Limburgse economie het strategie-

document “Limburg: een toekomst met kennis” (Tindemans, november 2004) een stevige basis.

2.1 Het belang van de maakindustrie en logistiek voor Limburg

Werkgelegenheid

Limburgse industrie 80.586 arbeidsplaatsen = 16,9% van beroepsbevolking

Nederlandse industrie 1.000.000 arbeidsplaatsen = 13,4% van beroepsbevolking

Aandeel regionaal product (toegevoegde waarde)

Limburgse industrie 5,7 miljard = 23,7%

Nederlandse industrie 60,5 miljard = 15,3%

Multiplier

1 arbeidsplaats in de industrie zorgt 1,2 arbeidsplaats in de dienstensector.

Werkgelegenheid VAL-sector

Limburg 24.000 arbeidsplaatsen = 5%

Bovenal tonen de cijfers aan dat de industrie een belangrijke motor voor de Limburgse economie is. De industrie

heeft niet alleen een direct aandeel in de werkgelegenheid, maar schept dankzij het industriële multiplier-effect

ook zo’n vijftig procent van alle banen in de dienstverlening. In vergelijking met geheel Nederland creëert de

industrie in Limburg 25% meer banen. Wanneer we naar de toegevoegde waarde kijken, is de betekenis van de

industrie hier zelfs vijftig procent groter!

2. STAND VAN ZAKEN

17

18

2.2 Maakindustrie onder druk

De vitaliteit van die industriële sector staat de laatste jaren onder grote druk. De Limburgse industrie heeft

structurele problemen en is daarnaast ook nog eens erg gevoelig voor conjunctuurschommelingen. Door

de globalisering van de economie hebben Limburgse bedrijven, veel meer dan in het verleden, met een

wereldmarkt te maken. Vooral de concurrentie uit lage lonen-landen leidt ertoe dat veel bedrijven uit de

maakindustrie hun activiteiten verplaatsen naar Oost-Europa of Azië, of soms zelfs hun bedrijf definitief moeten

sluiten. Vooral bedrijven die een hoge loonkosten-component in de kostprijs kennen, hebben het moeilijk. Ook

het verplaatsen van productie van de Zuid-Nederlandse multinationals naar lage lonen-landen heeft voor de

grote groep Limburgse toeleveranciers uit de maakindustrie directe consequenties.

Door deze opeenstapeling van factoren is de werkgelegenheid in de Limburgse industrie in de afgelopen

drie jaar met tien procent (8.000 arbeidsplaatsen) gedaald. In Nederland is de industriële werkgelegenheid

gemiddeld met vijf procent gedaald. Limburg is in de afgelopen jaren dus dubbel zo hard getroffen door de

effecten van globalisering. Een diepere economische neergang en een hoge werkloosheid zijn het gevolg. Dat

de economie van Limburg hapert, komt ook doordat het innovatievermogen en het aantal industriële starters

relatief laag is. Tevens is het aantal nieuwe producten dat een serieuze bijdrage levert aan de totaalomzet de

laatste jaren opvallend gedaald.

Het aandeel R&D van de publieke sector in Limburg is tenslotte erg laag. Limburgse cijfers liggen volgens

onderzoek op 0,44% van het BRP (bron: LWV – Kennisindex). De target van de Lissabon-agenda (1%) noch die

van het Nederlandse gemiddelde (0,91%) komen daarbij in de buurt.

Limburg heeft daarnaast als eerste provincie in Nederland te maken met een krimp van haar bevolking.

VERSNELLINGSAGENDA 2005

0

5

10

15

20

25

23,7%

0

2

4

6

8

10

12

14

16

18

16,9% 13,4% 15,3%

figuur 2figuur 1

VERSNELLINGSAGENDA 2005

Zowel de vergrijzing als de ontgroening hebben – in Zuid-Limburg – al merkbare gevolgen. Dit kan de dynamiek

en aantrekkingskracht van de regio negatief beïnvloeden.

2.3 Toekomstkader

Als denkkader voor het inventariseren van de Limburgse kansen hanteren we de vier scenario’s van het

Centraal Plan Bureau (CPB) voor de lange termijn-ontwikkelingen van de economie: ‘sterk Europa’, ‘regionale

community’s’, ‘globale economie’ en ‘transatlantische markt’. De cijfers zijn in opdracht van de Taskforce

Versnellingsagenda door het Bureau Buck vertaald naar Limburgse cijfers. Al deze scenario’s laten zien dat de

neergaande trend in de industriële werkgelegenheid tot 2020 doorzet. Maar de scenario’s laten tegelijkertijd een

stijging zien van het aandeel van de industrie in het Bruto Regionaal Product. Per arbeidsplaats wordt straks in

de industrie dus een hogere toegevoegde waarde gegenereerd. Minder mensen gaan meer produceren!

Regionale communities

Sterk Europa

Transatlantische markt

Globale economie

9000

8500

8000

7500

7000

6500

6000

5500

50002001 2002 2003 2004 2005 2006 2007 2008 2009 2010 2011 2012 2013 2014 2015 2016 2017 2018 2019 2020

90.000

85.000

80.000

75.000

70.000

65.000

60.000

55.0002001 2002 2003 2004 2005 2006 2007 2008 2009 2010 2011 2012 2013 2014 2015 2016 2017 2018 2019 2020

Feitelijke ontwikkeling

Regionale communities

Sterk Europa

Transatlantische markt

Globale economie

19

VERSNELLINGSAGENDA 2005

20

Overigens geven cijfers over de arbeidsproductiviteit in Nederland ten opzichte van andere OESO-landen,

een minder bemoedigend beeld (bron: MERIT). Het niveau van de Nederlandse arbeidsproductiviteit tussen

1991 en 2003 is hoog en verklaart dat Nederland de tweede helft van de ’90-er jaren de jaarlijkse groei in

arbeidsproductiviteit realiseerde die noodzakelijk was voor de economische boom van die periode. Maar de

recente groei van de Nederlandse arbeidsproductiviteit is minder positief. De groei van de arbeidsproductiviteit

was in Nederland het laagst in vergelijking met de andere OESO-landen. Het realiseren van de CPB-scenario’s

(die zo zwaar leunen op de groei van de arbeidsproductiviteit) is dus geen gemakkelijke opgave. Limburg zal

samen met Zuidoost-Brabant het voortouw nemen om die slag te maken. De Taskforce vindt dat Limburg in

Zuidoost-Nederlands verband voor de nationale economie een wezenlijke rol speelt.

De internationale CPB-scenario’s en regionale doorrekeningen daarvan laten zien dat sectoren in een mondiale

economie in 2020 perspectiefvol zijn als zij veel investeren, veel nieuwe producten en diensten ontwikkelen

en veel exporteren. Voor de industrie betekent dit, dat de volgende kanssectoren veel toekomstmogelijkheden

hebben:

1ste plaats

- Voedings- en genotmiddelenindustrie;

- Chemie (chemische, rubber, en kunststofverwerkende industrie);

2de plaats

- Metaalproducten en de machine-industrie

- Transportmiddelenindustrie;

- Elektrotechnische industrie.

Momenteel zijn deze sectoren goed voor tweederde van de toegevoegde waarde van de Limburgse industrie.

Dit betekent dat het merendeel van de provinciale industrie toekomstperspectief heeft. Maar dan moet deze wel

voldoende (gaan) investeren, innoveren en exporteren.

Daarnaast zijn automotive en medische technologie kansrijke sectoren voor Limburg, maar die zijn in de

CPB-analyses niet als separate clusters te herkennen.

Verder zal de omvang van goederenstromen door de mondiale verschuiving van grootschalige productie

toenemen. Europa is een interessante afzetmarkt voor producten die in lage lonen-landen in grote series

VERSNELLINGSAGENDA 2005

worden geproduceerd. In de nabijheid van de grote afzetgebieden worden de producten bewerkt, klantspecifiek

gemaakt en gedistribueerd. Limburg heeft een prima uitgangspositie om die Europese markt te bedienen.

Ook de retourstromen van de klant (reparatie en hergebruik) zullen verder toenemen. Op het snijvlak van ICT-

vernieuwingen en ontwikkelingen in de maakindustrie is veel potentie voor value added logistics: toegevoegde-

waardeactiviteiten die door producenten worden uitbesteed aan logistieke bedrijven om producten op het laatste

moment nog aan te passen aan wensen van klanten.

Die dienstverlening is in Noord-Limburg van grote betekenis. Venlo is één van de grote Nederlandse

knooppunten voor intermodaal verkeer en vervoer. Het onderwijs heeft daar op ingespeeld met het Logistieke

Facilitaire Centrum dat door hogeschool Fontys, ROC Gilde en de Onderwijsgemeenschap van Venlo is

ingericht om deskundigheid te bundelen. De VAL-sector (Value Added Logistics) in Noord- en Midden-Limburg

kan zo uitgroeien tot een geïntegreerd onderdeel van de industrie. De waarde van de automotivesector voor de

economie van Zuidoost-Nederland is ook evident en heeft belangrijke grensoverschrijdende componenten, zoals

de combinatie met Flanders Drive en Car Aachen in respectievelijk België en Duitsland. Het ATC (Automotive

Technology Center), een samenwerking tussen Brabant, Limburg en NedCar is een belangrijk initiatief. In TTR

ZON verband wordt aan deze sector volop aandacht besteed.

Toptechnologieën komen alleen tot hun recht als ze zijn ingebed in een kennisinfrastructuur die ook

ondersteunende technologieën bevat. Die ‘enabling technologies’ bevorderen de industriële ontwikkeling, de

toepassing van kennis en de vercommercialisering daarvan. Ze zijn dikwijls zelf bron van vernieuwing. De regio

Verdwijnende maakindustrie

Toenemende Regie-funktie

Nieuwe logistieke stromen

21

22

Zuidoost-Nederland is relatief sterk vertegenwoordigd in value added services, ICT en creatieve bedrijvigheid

(met name design).

De enorme stijging van de energieprijzen maakt het interessant en financieel haalbaar om in de ‘nieuwe

energieregio’ van Nederland, Parkstad Limburg, in te zetten op het ontwikkelen van nieuwe vormen van energie

(Energy Hill-Avantis). De samenwerking met Nord Rhein Westfalen (o.a Rheinisch-Westfälische Technische

Hochschule – RWTH in Aken) en Vlaanderen maakt dat veel opgebouwde technologie beschikbaar komt

voor Nederland. Ook in Nederland zijn interessante samenwerkingsvormen op energiegebied te realiseren,

bijvoorbeeld met Gasunie, ECN en de TU Eindhoven.

Parkstad Limburg heeft tevens de potentie de “pensioen- en sociale zekerheid-databank” van Nederland te

worden met het ABP, Loyalis, UWV binnen haar grenzen.

2.4 Nationale beleidskaders

Voor de Limburgse Versnellingsagenda zijn enkele nationale beleidskaders van belang. Allereerst heeft

het ministerie van Economische Zaken in ‘Pieken in de Delta’ (mei 2004) het nationale gebiedsgerichte

Innovatiebeleid vastgesteld. ‘Pieken in de Delta’ bevat de economische agenda voor zes gebieden in Nederland.

Beschreven wordt welke ontwikkelingen het Rijk wil stimuleren: het onderwijs moet meer techn(olog)isch

bekwame arbeidskrachten afleveren en van ICT wordt een flinke bijdrage verwacht als het gaat om het

realiseren van een hogere productiviteit per werknemer. Voor Zuidoost-Nederland wordt ingezet op de

ontwikkeling van een technologische topregio (TTR), als onderdeel van een grensoverschrijdende economie

(de Europese kennisdriehoek Eindhoven-Leuven-Aken). Het kerngebied in Zuidoost-Nederland heeft volgens de

nota meer stuwende kracht dan het Oosten, Noorden en Zuidwesten.

De regionale uitwerking van ‘Pieken in de Delta’ is vastgelegd in de ‘Innovatieagenda TTR ZON’ (juni 2005).

Hierin wordt de Zuidoost-Nederlandse piek in de Delta – waarvan Limburg deel uitmaakt – geschetst als een

toonaangevende regio in Europa op het gebied van innovatie en ondernemerschap. Tevens gaat het hier om

een regio die een prettige woon- en werkomgeving biedt. Een belangrijk uitgangspunt van ‘Pieken in de Delta’ is

verdere intensivering van de grensoverschrijdende samenwerking tussen Eindhoven, Leuven en Aken. Voor het

ministerie van Economische Zaken (EZ) is de uitvoering van ‘Pieken in de Delta’ het uitgangspunt voor de inzet

van Europese structuurfondsen.

VERSNELLINGSAGENDA 2005

In de Innovatieagenda TTRZON wordt een tweeledige strategie uitgewerkt. Enerzijds wordt ingezet op een

evenwichtig (technologische) portfolio van product-/marktclusters waarop de regio ten opzichte van andere

regio’s excelleert. Aan de andere kant worden voorwaarden gerealiseerd die innovatie en ondernemerschap

aanmoedigen. Het vormen van open netwerken speelt hierbij een belangrijke rol.

Een ander nationaal kader is het rapport ‘Onderscheidend Vermogen’ van EZ (april 2005). Dit rapporteert de

halfjaarlijkse afstemming van het beleid van EZ op de activiteiten van het Nationaal Innovatie Platform. De voor

Limburg relevante sleutelgebieden hieruit zijn Food & Flowers, medische hightech-systemen en -materialen.

Begin september is daar de sector Chemie aan toegevoegd als sleutelgebied. Het Innovatie Platform noemt als

overige clusters met potentie die voor Limburg van belang zijn: life sciences, gezondheid, logistiek, pensioenen

en sociale verzekeringen. In oktober 2005 verscheen de nota Cultuur en Economie van de ministeries van EZ

en OC&W waarin de beleidsvoornemens van beide ministeries staan over samenwerking tussen economie en

cultuur.

VERSNELLINGSAGENDA 2005

23

VERSNELLINGSAGENDA 2005

24

2.5 Conclusies

Op basis van het voorafgaande kunnen we de volgende conclusies trekken:

- Vanuit de Limburgse industrie moet doortastend en onvoorwaardelijk worden gereageerd op de

voortschrijdende deïndustrialisatie en globalisering. De industriële en logistieke sector blijven alléén

de motoren van de Limburgse economie als de transformatie naar een kennisgedreven industrie vanaf

vandaag versneld wordt doorgevoerd. Dat vraagt om generieke maatregelen op het gebied van innovatie

en ondernemerschap. Waarbij innovatie méér is dan technologie alleen: ook strategische heroriëntatie,

creativiteit en opleiding zijn essentieel voor vernieuwing. Alleen competitief ondernemerschap en modern

vakmanschap leidt stelselmatig tot nieuwe product-/marktcombinaties.

- In Europees verband krijgt Limburg meer massa en mogelijkheden door intensiever samen te werken met

de partners in de TTR Eindhoven-Aken-Leuven. Door grenzen te slechten in wet- en regelgeving ontstaat er

voor bedrijven een veel grotere markt voor afzet, kennis, arbeid, toelevering en uitbesteding.

- Daarnaast moet een aantal specifieke clusters binnen de TTR worden versterkt. Kansrijke pijlers onder de

Limburgse economie zijn chemie, health care & cure en agro-food/nutrition. In alle drie deze clusters zien

we momenteel impulsen voor investering, innovatie en business ontwikkeling die een positieve kettingreactie

teweeg brengen als zij in een hoger tempo worden doorgevoerd. De kansrijke cluster “nieuwe energie” past

in die dynamiek. Grensoverschrijdende technologie, kennisinstellingen, overheden en MKB komen hier

samen.

Zoals we gezien hebben, bieden de industrie en de VAL-sector dus legio kansen om aanjagers te blijven

van de Limburgse economie. Maar dan moeten wel alle zeilen worden bijgezet. Alleen met een ingrijpende

productiviteitsstijging is het mogelijk om succesvol te zijn in de mondiale concurrentieslag. Dat wordt bereikt

door telkens slimmer en efficiënter te produceren. De landelijke productiviteitscijfers laten zien dat er de laatste

jaren weinig groei is gerealiseerd (bron: Merit 2005). Toch moeten we het met name van die productiviteitsgroei

hebben willen we een hogere welvaart met minder arbeidspotentieel kunnen waarmaken.

De Limburgse economie moet dus kennisintensiever worden. Die ontwikkeling wordt langs twee hoofdlijnen

gerealiseerd: een generieke voorwaarden-scheppende lijn en een thematische lijn, gericht op specifieke

sectoren. Generieke voorwaarden voor een sterkere Limburgse economie zijn een actiever ondernemerschap

in het MKB en grensoverschrijdende impulsen. De thematische lijn herkennen we uit de TTR-ZON, waar

‘kennisassen’ zijn benoemd. Op de kennisassen van de TTR-ZON (high tech/high chem, medische technologie/

life sciences en food/nutrition) sluiten in Limburg drie specifieke clusters van kracht duidelijk aan: chemie, health

care & cure en agro/food, daaraan is toegevoegd de kansencluster “nieuwe energie”.

3. DE WEG NAAR 2012

25

VERSNELLINGSAGENDA 2005

26

Bij de ontwikkeling van nieuw of de herziening van bestaand Provinciaal beleid dient de Versnellingsagenda

als baken. De Versnellingsagenda geeft dus mede richting aan het beleid van de Provincie Limburg: de

toekomst van de economie is immers van levensbelang. Voor de realisatie van de Versnellingsagenda is

het scheppen van gunstige randvoorwaarden dus een bepalende factor. De uitdagingen en projecten in de

Versnellingsagenda worden ondersteund door het provinciaal beleid. Beleidsvelden als bedrijventerreinen

(parkmanagement, nieuwe terreinen), mobiliteit (infrastructuur, openbaar en goederen vervoer), arbeidsmarkt

en onderwijs (kwaliteit van de beroepsbevolking en meertalig onderwijs), stedelijke leefomgeving (wonen en

werken) zullen de realisatie van de Versnellingsagenda mede mogelijk maken.

Infrastructuur: verbreding van de A2

De Versnellingsagenda gaat over het versterken van zoveel mogelijk factoren die van invloed zijn op de

economie. Dat is een breed veld, waarin het accent moet liggen op versnelling: wat kunnen of moeten we

versnellen? Infrastructuur is daarbij een voor de hand liggende keuze.

De hoofdader van de Limburgse economie is de A2. De doorstroming op de Noord-Zuid verbinding komt

de komende jaren verder onder druk te staan, ook door activiteiten rond de Oost-West vertakkingen. De

overheid heeft de zo noodzakelijke verbreding van de A2 in Midden-Limburg naar achteren geschoven. Voor

Limburg is dat moeilijk te accepteren. De Versnellingsagenda zet in op het verstevigen van verbindingen, op

intensivering van de samenwerking met Brabant en de omringende landen, op de logistieke krachten van de

regio, op kennis assen etc. De A2 speelt daarin een cruciale rol. Ook ondernemers geven aan dat voor hen

de bereikbaarheid en doorstroming topprioriteit heeft. Vandaar dat wij dit project ook een plaats geven op de

Versnellingsagenda.

Grenzen overschrijden in de Euregio

Uit een benchmark-studie door Bureau Buck van de concurrentiepositie van Limburg met betrekking tot

industriële/VAL-vestigingsmogelijkheden in de Euregio (Belgisch Limburg, Luik en Aken en omstreken) blijkt

dat die Euregio nog maar weinig onderlinge concurrentieverschillen kent. De regio doet er dus goed aan om

samen op te trekken. Inzicht in complementariteit, focus en rolverdeling zijn daarbij de sleutels tot succes.

Voor drie typen bedrijven (logistiek, medische high tech en grootschalige maakindustrie) zijn de vier deelregio’s

vergeleken op kosten (voor vastgoed, arbeid, subsidie) en kwaliteit (van arbeidsmarkt, regelgeving, fiscaliteit

en bereikbaarheid). Limburgse locaties komen telkens als een ‘goede tweede’ uit de strijd, maar leggen het

op kosten af tegen de Luikse regio. Die regio heeft een duidelijk, maar ook eindig concurrentievoordeel: Luik

scoort vooral op prijs vanwege lagere loonkosten, goedkopere grondprijzen en ruimere subsidiemogelijkheden.

VERSNELLINGSAGENDA 2005

Limburg is dus een hoogwaardig vestigingsgebied voor industrie en VAL.

Tegelijkertijd kampen de vier deelregio’s met gelijksoortige problemen zoals het verplaatsen van arbeid naar

lagelonen-landen. De Euregio benut veel meer kansen als de deelregio’s gezamenlijk optrekken. Limburg ligt

midden in een interessant Europees krachtenveld. Vanuit Maastricht is Brussel niet alleen in kilometers dichterbij

dan Den Haag. De regio Limburg/Luik/Aken/Duisburg ligt in het centrum van Europa’s grootste koopkrachtzone

en heeft een forse hoeveelheid topinstellingen op het gebied van wetenschap en cultuur. Er wonen bijna 4

miljoen mensen, waarvan er 2 miljoen werken, in 250.000 bedrijven. Dit ‘kruispunt in Europa’ realiseert zich

onvoldoende wat het eigen potentieel is.

Bij bedrijven en universiteiten is op dit terrein overigens inmiddels een kentering te zien. Het platform Life

Sciences Limburg stimuleert netwerkvorming en kennisuitwisseling met Aken en Luik, de ontwikkelings-

maatschappijen en universiteiten (Meuse-Rhine Triangle - Heartbeat of Life Sciences). Het besef groeit dat

de deelgebieden in de Euregio de internationale concurrentie gezamenlijk beter weerstaan. Wanneer de blik

nadrukkelijker op Europa wordt gericht, realiseert Limburg de omslag van een perifere regio in Nederland naar

een regio met een sterke strategische positie in Europa. Noodzakelijk in dit verband is internationale afstemming

en nationale verruiming van wet- en regelgeving.

De voorbeelden van de samenwerking van het azM en het UKA (Acad. Ziekenhuis Aken) zijn sprekend,

Maastricht

Liège

Genk

Aachen

Dedicated Biotech life science company

Universiteit

Research Campus

Science Park

27

VERSNELLINGSAGENDA 2005

28

enerzijds doorbraken op het gebeid van samenwerking (zie hieronder) anderzijds een dagelijkse praktijk die de

Euregionale samenwerking frustreert. Grensoverschrijdende patiëntenstromen voor topzorg en hieraan

gekoppelde researchmogelijkheden met spin-off potenties ontmoeten problemen door wetgeving.

Overigens is er zeer positieve ontwikkeling te noemen: na intensieve voorbereiding is op 1 oktober jl. daad-

werkelijk van start gegaan met de samenwerking met Aken op gebied van vaatchirurgie. De verwachtingen zijn

hooggespannen, met name de ambitie om dit centrum uit te bouwen tot een gezamenlijk (Maastricht-Aachen)

Europees Center of Reference op het gebied van vascular diseases, is gelet op aanwezige expertise zeer reëel.

Dit bilocatiecenter zal een internationale patiëntenstroom aantrekken en hieraan gekoppeld topresearch (i.s.m.

Eindhoven) uitoefenen. Dit eerste succes is een katalysator voor en biedt uitzicht op ander gebieden van

samenwerking, waarover thans overleg gaande is.

3.1 Generieke kansen: ondernemerschap en innovatie in het MKB

Ondernemend Limburg zal stoppen met scannen en starten met scoren. Het Leitmotiv is: ‘We beginnen!’

Burgers en ondernemers moeten samen werken aan een zelfbewuster klimaat, vanuit een actieve en open

houding. Hiertoe staat een overkoepelende bewustwordingscampagne op het programma met als werktitel

‘Limburg is alvast begonnen’. Eén en ander zal medio oktober starten met uitingen waarin Limburgse

multinationals (DSM, Océ), topinstellingen (UM, Hogeschool Zuyd) en inspirerende projecten (Floriade,

Calatrava-campus) ‘bewijzen’ reeds begonnen te zijn met de toekomst. De campagne stimuleert en beloont

voorhoede-initiatieven die het Limburg van de toekomst (mede) vorm geven: actief, open en zelfbewust gedrag

wordt in de spotlights gezet. En daarmee wordt alvast een begin gemaakt met het Limburg van 2012.

Het Limburgse MKB zelf vergroot zijn kans op succes als het zijn bedrijfsmodellen gaat herijken. Hiervoor is

innovatie in brede zin noodzakelijk – voor de optimalisering van de productieprocessen en de ontwikkeling van

nieuwe producten. Nieuwe markten moeten voortdurend met nieuwe producten bewerkt worden. In nichemarkten

worden hoogwaardige en kleinere series producten vervaardigd en afgezet. Specifiek voor het MKB worden in

het reguliere beleid stevige initiatieven genomen om bedrijven te helpen te innoveren. Belangrijk hierin is het

Samenhangend Innovatie Programma dat de Provincie in samenwerking met werkgevers, LIOF, Syntens en

Kamers van Koophandel heeft samengesteld.

Samenhangend Innovatie Programma voor het MKB

Met het Samenhangend Innovatie Programma voor het MKB wil de Provincie het concurrentievermogen van het

Limburgse MKB versterken. Achterliggende reden hierbij is behoud en uitbreiding van werkgelegenheid in de regio.

VERSNELLINGSAGENDA 2005

VERGAANDE IMPULS AAN EUREGIONALE CONTEXT

Het beeld is duidelijk: Limburg is uitsluitend onderdeel van een Technologische Top Regio in de bredere

context van de Euregio en Zuidoost-Brabant. Dwars door alle versnellingsprojecten in deze agenda speelt het

grensoverschrijdende aspect. De Taskforce legt daar een zwaar accent op en zet zich in voor echte doorbraken

op dit vlak.

Het grensoverschrijdend perspectief moet een herkenbaar gezicht krijgen:

- een regio die mensen aantrekt en vasthoudt, jongeren uit heel Europa en daarbuiten die komen studeren

worden naar de regio getrokken omdat daar werkelijk wat gebeurt;

- een regio waar grenzen passeren, zakelijk en privé, geen issue meer is. Er zijn keuzes gemaakt tussen de

verschillende regels en systemen met een erkenning van diploma’s, waardoor de grens niet meer als barrière

gezien wordt en waar infrastructuur vlekkeloos op elkaar aansluit;

- een regio met bijna 4 miljoen inwoners en 250.000 ondernemingen, waarvan de grote koopkracht een

interessante magneet is voor vele (internationale) bedrijven om zich te vestigen;

- de eerste regio in de EU die werkelijk grensoverschrijdend samenwerkt op vele terreinen en waar Brussel

dus zijn volledige support aan wil geven.

We schetsen een regio waar de drie universiteiten in Maastricht, Luik en Aken verregaande vormen van

samenwerking zoeken en verweven zijn tot een kennisnetwerk met Europese en op onderdelen mondiale

uitstraling. Waar drie academische ziekenhuizen samen hun ambities op het gebied van zorg, Life Sciences,

waarmaken. Waar de verkeersstromen, die zich van stad naar stad (moeten) begeven met alleen al bijna

100.000 studenten, zó interessant worden dat er economische haalbare en exploitabele infrastructurele

projecten kordaat uitgevoerd worden. Waar de culturele samenwerking zo ver gaat dat zowel voor bewoners als

bezoekers unieke verbindingen gemaakt kunnen worden en alle zintuigen geprikkeld worden.

Uitvoering

Om dit proces, waarvan de uiteindelijke effecten slechts te schetsen zijn, optimale kansen te geven, moet er op

het hoogste niveau ingezet worden. Nieuwe impulsen zijn hierbij noodzakelijk. Wij stellen voor alles in te zetten

om de Euregio nu echt op de kaart zetten, met als concrete projecten:

- samenwerking universiteiten & academische ziekenhuizen

- grensoverschrijdende infrastructuur

- samenwerking culturele instellingen

- Euregionale regelgeving

29

VERSNELLINGSAGENDA 2005

30

De hoofdpunten uit het Samenhangend Innovatie Programma 2005-2007 zijn:

• Vraaggestuurdheid: ondernemers beslissen mee over de koers van het programma en beoordelen

de instrumenten op nut en efficiëntie. Ook bedrijven die niet deelnemen worden gevraagd naar hun

innovatiebehoeften

• Euregionale samenwerking: met grensoverschrijdende kennisvouchers kunnen bedrijven een beroep doen

op kennis uit en samenwerken in de Euregio. Landelijk heeft de overheid het Limburgse voorbeeld van

kennisvouchers overgenomen en geeft er 100 uit. Limburg zet de komende tijd 250 grensoverschrijdende

kennisvouchers in!

VERSNELLINGSAGENDA 2005

• Voor het MKB is er één ingang gerealiseerd waar de ondernemer met alle innovatievragen terecht kan: www.

innoveerpunt.nl. Vanuit het Innoveerpunt wordt de ondersteuning aan het Limburgse MKB gecoördineerd,

door een innovatieadviseur die nagaat welke instrumenten het beste ingezet kunnen worden om een

specifiek probleem op te lossen. Daarbij kan gekozen worden uit:

- een strategische innovatiescan;

- een kennisvoucher waarmee een operationeel probleem wordt onderzocht en opgelost, door bijvoorbeeld

universiteit, hogeschool of de onderzoeksafdeling van een bedrijf.

• Voor substantiële investeringen kan de ondernemer een beroep doen op één van de innovatiefondsen of

-leningen.

• De lat ligt twee keer zo hoog: verdubbeling van investering in MKB vanuit de provincie Limburg in de periode

van 2005 tot 2007.

Vanuit de kennisclusters (chemie, health care & cure en agro/food) komt veel kennis beschikbaar, maar hoe

maken we van al die kennis nieuwe producten en mogelijk nieuwe start-ups? Hoe voorkomen we dat de

business in de Verenigde Staten wordt ontwikkeld op basis van Europees onderzoek? De Innovatieagenda van

TTR-ZON voorziet in die slag van technologie naar business door het inzetten van ‘valorisatie officers’ en de op

het MKB gerichte projecten ‘Food Interconnection’, ‘New Business Development High Tech Systems’ en Human

Health. Om technostarters te stimuleren draagt de Stichting Hoogstarters Limburg zorg voor afstemming en

coördinatie van bestaande en nieuwe activiteiten.

Verder is vernieuwing van de arbeidsmarkt en sociaal beleid voor Limburg van groter belang dan elders in het

land. Dat betekent onder meer dat het kennisniveau van de werkenden naar gemiddeld minimaal MBO+ niveau

moet stijgen. Schooluitval wordt voorkomen via een dekkend netwerk van gerichte begeleiding van leerlingen.

In het onderwijs zelf wordt meer nadruk gelegd op het stimuleren van eigenstandig creatief denken.

Ook start de Provincie met gemeenten en ondernemers vraagbundelingsprojecten voor ICT-diensten op

bedrijventerreinen. Hierbij is glasvezelinfrastructuur met voldoende capaciteit een noodzakelijke voorwaarde.

In de periode 2006-2007 wordt een pilot op vijf kansrijke bedrijventerreinen uitgevoerd. Deze infrastructuur is

vooral belangrijk voor bedrijven in de VAL-sector.

Tot slot wordt binnen de (creatieve) industrie specifieke aandacht gegeven aan cultureel ondernemerschap en

design, vanwege de onderwijs- en culturele infrastructuur op dit gebied. De Design Academy in Eindhoven heeft

hier een voorbeeldfunctie. De design community van Zuidoost-Nederland moet een brug slaan tussen design en

technologie.

31

VERSNELLINGSAGENDA 2005

32

Projecten in de Versnellingsagenda

Om bestaande initiatieven te versnellen en te versterken hebben we in de Versnellingsagenda die

programma’s opgenomen die specifiek aansluiten op het reeds ingezette beleid. Onderstaande projecten op de

Versnellingsagenda richten zich op een groeiend ondernemerschap en meer innovatie in het MKB. Zij worden

uitgewerkt in hoofdstuk 4 en zijn gericht op het behalen van direct resultaat:

- De Innovation officer, een project gericht op langdurige ondersteuning voor innovatie in het MBK

De gedachte achter dit plan is dat juist binnen de MKB de laatste jaren de financiële ruimte ontbreekt om

te investeren in productdevelopment en innovatie. De Innovation officer helpt de organisatie structureel in

die omwenteling naar voortdurende productvernieuwing en procesverbetering. Dit initiatief wordt gekoppeld

aan het project “kennismakelaar voor het MKB” vanuit de RWTH in Aken en de grensoverschrijdende

kennisvouchers die de Provincie uitgeeft.

- Startersfondsen Hoog Starters Limburg en Technostarters. Een fonds gericht op het aantrekken en

faciliteren van start-ups, zo noodzakelijk als impuls voor ondernemend Limburg.

- De Rode Lampion: Gerichte acquisitie in China op het gebied van logistiek zal leiden tot activiteiten

van Chinese ondernemers in de Euregio als uitvalsbasis in Europa. Vertegenwoordigers van Limburgse

multinationals in Azië zullen worden benaderd om als scouts voor Limburg op pad te gaan.

- Kennismakelaar voor de Technische Universiteit van Aken (RWTH), gericht op het openleggen van

kennis voor het (Limburgse) MKB. Direct over de grens in Aken staat één van de belangrijkste technische

universiteiten van de wereld is, maar daar wordt aan deze kant van de grens weinig mee gedaan.

3.2 Inhoudelijke clusters van kracht

Het recente rapport van het Nationale Innovatie Platform laat zien hoe aandacht voor de gehele keten nodig

is om substantiële kansen te creëren. De kracht van die ketenverkorting schuilt in het steviger met elkaar

verknopen van bedrijven in één sector met een verbindend thema. De Limburgse clusters (chemie, health care

& cure agro/food, nieuwe energie) zijn rond het Triple Helix-principe gevormd, zodat bedrijfsleven, overheid

en kennisinstellingen nauw samenwerken. Dit leidt tot een wederzijds leerproces, nieuwe dynamiek en nieuwe

product-markt-combinaties. Hierin heeft de maakindustrie een eigen positie. De clusters chemie, health,

care & cure en agro/food hebben zich van oudsher sterk ontwikkeld in de regio. Het zijn sectoren waar de

recessie minder te voelen is en waar juist nu kansen benut worden. In de volgende paragrafen nemen we de

kansensectoren en de projecten die daarop gericht zijn onder de loep.

VERSNELLINGSAGENDA 2005

3.2.1 Chemie

De chemische, rubber- en kunststofindustrie is in Limburg goed voor 15.000 arbeidsplaatsen. Dit is een kleine

twintig procent van de industriële werkgelegenheid. De sector scoort hoog op het gebied van investeringen,

innovatie en export (zie CPB scenario’s, vertaald door Bureau Buck voor Limburg). In de CPB-scenario’s

groeit de toegevoegde waarde van de chemie jaarlijks met 1,4% tot 3,4%. Rondom twee sterke trekpaarden

– Sabic (basischemie) en DSM (high-chem) – ontstaat een cluster van ondernemingen, gespecialiseerde

toeleveranciers, dienstverleners en kennisinstellingen.

Het Nationaal Innovatie Platform heeft zich in september uitgesproken voor het toevoegen van Chemie aan

de sleutelgebieden, waar voor Nederland innovatiekracht, grensoverschrijdende potentie en werkgelegenheid

samenkomen. Voor Limburg is dat vanzelfsprekend goed nieuws, temeer daar in de voorlopige versie van de

Versnellingsagenda al is geanticipeerd op een dominante rol voor de chemie-sector.

DSM richt zich steeds meer op hoogwaardige producten (performance materials) en industrial chemicals.

800 medewerkers van het DSM Research Lab richten zich op die hoogwaardige toepassingen. DSM heeft zijn

rol in de regio verbreed via open innovatie. Dat wil zeggen dat de aanwezige R&D kennis ook wordt aangewend

voor product- en procesinnovaties door ‘derden’. Momenteel wordt in Sittard-Geleen een Research & Business

33

VERSNELLINGSAGENDA 2005

34

Campus ingericht voor ruim 1.500 onderzoekers. Dat wordt een broedplaats voor excellente studenten, starters,

kennisinstellingen, toeleveranciers en andere bedrijven. De benodigde kennis en infrastructuur voor opschaling

en patent- en business ondersteuning is reeds aanwezig. Daarbij wordt intensief samengewerkt met de

instellingen in de regio (Hogeschool Zuyd, RWTH Aachen, Université Liège, Universiteit Hasselt, TU Eindhoven

en FZ Jülich). Het vliegwiel is dus reeds op gang.

Sabic bereidt ter waarde van ruim 1 miljard euro de bouw voor van een nieuwe world scale polypropeen fabriek

voor copolymeren en een world scale hogedruk polyetheen fabriek. Deze wereldspeler in de petrochemie

vraagt van zijn toeleveranciers geavanceerde engineering. De Chemelot-site in Sittard-Geleen zal zich in die

context ontwikkelen tot een hoogwaardig en kostenefficiënt bedrijventerrein. Chemelot zet zijn zware installaties

optimaal in. Zo wordt geprofiteerd van de verwevenheid tussen fabrieken. De randzones zullen worden gebruikt

voor service providers. Er zijn plannen het gehele gebied bereikbaar te maken via een openbare railterminal en

multimodale ontsluiting op het water. De uitstraling en kwaliteit van Chemelot zal door een parkmanagement-

organisatie op hoog niveau worden gehouden.

Chemie cluster

Kennisnetwerk

High Chem Campus

Roermond

Weer t

Heerlen

Sittard/Geleen

Maastr icht

TU Eindhoven

Universiteit Maastr icht

RWTH Aachen

Internationale oriëntatie

VERSNELLINGSAGENDA 2005

Projecten in de Versnellingsagenda

Binnen het cluster “chemie” zijn de volgende versnellingsprojecten opgenomen:

– Research & Business campus op het Chemelot terrein

De open campus gedachte speelt hierbij een hoofdrol. De Provincie stimuleert DSM hierbij. Het openen van

de campus voor niet DSM-activiteiten is een strategische beweging die DSM al eerder maakte, maar nu

worden de ontwikkelingen versneld en versterkt.

– Ontwikkeling van industrieterrein Chemelot

Het zelfde geldt voor het Chemelot terrein, waar de Provincie met DSM grote mogelijkheden ziet, vanwege

de aanwezige chemische infrastructuur. Investeringen zijn daarbij onontbeerlijk. Een 2de fase ontwikkeling

wordt hierbij al voorzien.

– Biomedische materialen

DSM legt zich vooral toe op hoogwaardige producten en slimme toepassingen. Eén van de focusgebieden is

de medische technologie. Bv. Biomedische materialen van hoogwaardige polyethyleen vinden toepassingen

in kunstheupen en –knieën. Het verbeteren van de kwaliteit maakt dat de producten langer meegaan, hetgeen

de kwaliteit van het leven verbetert en de medische kosten in een vergrijzende wereld verlaagt. Ook vanuit

nationale optiek groeit de belangstelling voor deze ontwikkelingen: EZ volgt de ontwikkelingen bij DSM actief.

3.2.2 Health care & cure

De structureel groeiende vraag naar zorg biedt grote kansen voor de life science sector. Gezondheid, zorg en

gezonde voeding zijn steeds belangrijker in onze samenleving. Deze sector heeft een zeer grensoverschrijdende

dimensie. In de Euregio Maas-Rijn zijn ongeveer 250 bedrijven actief in de life sciences. Er bestaan diverse

netwerken tussen de academische ziekenhuizen en universiteiten. Zo sloten het azM en het Universitätsklinikum

Aachen in 2004 een strategische alliantie. De onderzoek- en productiecompetenties van DSM Limburg hebben

vele raakvlakken met life sciences. Het vervaardigen van biomedische materialen is daarvan een goed voorbeeld.

In dit verband moet ook worden verwezen op de samenwerking die momenteel ontstaat met Singapore. Deze

wereldleider op het terrein van life sciences onderkent de grote potentie van de Euregio op mondiaal niveau en

vestigt hier binnenkort mogelijk zijn ‘bruggenhoofd’ naar de Europese markten. Binnen de TTR-ZON wordt het

Centre for Molecular Medicine (CMM) ontwikkeld. CMM richt zich op de gebieden Molecular Imaging, Molecular

Diagnostics en Moleculaire Therapie. De participanten zijn TU/e, UM, azM en Philips Research en Organon.

Op Randwijck in Maastricht verrijst momenteel een campus rond de Universiteit van Maastricht (UM), het

academisch ziekenhuis Maastricht (azM) en spelers als BioPartner Center Maastricht (met vijftien life sciences

start-ups), Medtronic, Bracco, Esaote Pie Medical en diverse instellingen van de gezondheidszorg. Deze

organisaties zorgen samen voor circa 7.000 arbeidsplaatsen.

35

36

Op Randwijck spelen enkele belangrijke ontwikkelingen:

– azM, UM en Maastro Clinic bouwen aan een Centre for Particle Therapy met spitstechnologie in de

behandeling van tumoren. Particle therapy, de bestraling van de toekomst, doodt individuele cellen en niet

meer gehele weefselstructuren. Daarmee is deze behandelingsmethode zowel effectiever als minder schadelijk

voor de patiënt. Deze faciliteit is in 2010 operationeel en heeft een jaar-capaciteit van 2.000 patiënten. Die zijn

afkomstig uit een gebied met een straal van zo’n 150 kilometer rondom Maastricht;

– in BioPartner Center Maastricht wordt een humane celkweekfaciliteit ingericht. Daar kunnen bedrijven humane

cellen opkweken onder GMP standaard, zodat toepassing in de klinische praktijk mogelijk is. Onder de eerste

gebruikers is een bedrijf dat hartspiercellen zal opkweken. Eind 2005 wordt de humane celkweek faciliteit in

gebruik genomen;

– woningcorporatie Servatius ontwikkelt de architectonisch prestigieuze campusvoorziening ‘Calatrava’ met 650

appartementen voor gastonderzoekers en (buitenlandse) studenten, sportfaciliteiten en kantoren. De bouw start

in 2005 en het gebouw wordt in 2007 in gebruik genomen.

In Randwijck-Zuid is nog in 100.000 m2 vloeroppervlak voorzien voor Health Care & Cure-bedrijven en -

instellingen. De uitbouw van die campus wordt één groot Triple Helix-cluster. Tevens is BiomedBooster BV

opgericht, een bedrijf dat kennis uit de life sciences gaat exploiteren. BiomedBooster zet businessplannen op en

zoekt pre-seed kapitaal. Het project wordt mede gefinancierd door EZ en de Provincie Limburg.

Kennisnetwerk

Health Care-campus

AachenLiège

Heerlen

Sittard/Geleen

Maastricht

TU Eindhoven

Universiteit MaastrichtazM

Universiteit LuikKlinikum

VERSNELLINGSAGENDA 2005

De hoogwaardige Health Cure op Randwijck leent zich uitstekend voor koppeling met Health Care in het

Heuvelland. Hierbij kan onder meer worden gedacht aan de ontwikkeling van innovatieve toeristische

zorgfaciliteiten en -producten. Vodafone wil samen met een commerciële aanbieder van zorgvakanties voor

minder vitale senioren en bedrijven uit de toeristische sector in het Heuvelland een UMTS-netwerk van hoge

dichtheid realiseren. Hierdoor kan zorg op maat geleverd worden (men weet wie waar is) en kan het zorgbedrijf

haar bedrijfsvoering beter vormgeven (welke zorg wordt wanneer aan wie geleverd).

Projecten in de Versnellingsagenda

Binnen het cluster “Health Care & Cure” zijn de volgende versnellingsprojecten opgenomen (ook deze worden

beschreven in hoofdstuk 4):

- VC Seed fonds, gericht op risicodragende leningen in deze sector.

Dit fonds is van belang om bedrijven werkelijk te stimuleren om geld te steken in productontwikkeling

- European Ion Therapy Institute, oncologische precisie-behandelingstechniek met magneetfunctie voor de

Euregio.

Een klinkend voorbeeld van Euregionale samenwerking academische ziekenhuizen en universiteiten.

- INTACT, implementatie centrum voor lichaamseigen cellen.

Nieuwste technologie voor het kweken en terugplaatsen van lichaamseigen cellen. Amerikaanse technologie

wordt hier in een bredere context toegepast. Singapore lijkt geïnteresseerd om deel te nemen omdat nu al

VERSNELLINGSAGENDA 2005

37

VERSNELLINGSAGENDA 2005

38

spin-off effecten te zien zijn in de vorm van de vestiging van nieuwe bedrijven.

- Health Science Campus Randwijck, opzetten van de campus voor toponderzoekers, buitenlandse studenten

en startende ondernemingen, alsmede een acquisitie tool voor Life Science bedrijven in Maastricht.

- Centre for Molecular Medicine/Molecular Imaging, gericht op biomedische en klinische research en

productontwikkeling in Maastricht, in combinatie met de technologische component in Eindhoven.

3.2.3 Agro-food/nutrition

In deze derde kansencluster zijn in Zuidoost-Brabant en Noord-Limburg circa 11.500 bedrijven actief.

Hun productie, verwerking, veredeling en distributie van hooogwaardige agroproducten zijn goed voor twee

miljard euro toegevoegde waarde. De CPB-scenario’s laten zien dat de voedings- en genotmiddelenindustrie

perspectieven biedt. Het afzetgebied van de Brabantse en Limburgse agroproducten ligt grotendeels in West-

Europa. Greenport Venlo is het economisch concept voor de clustervorming voor Agro-Food-Gezondheid-Vers

en Logistiek. In de Greenport-ontwikkeling worden relaties gelegd met de maakindustrie zoals apparatenbouw

voor de glastuinbouw, logistiek en de kennis over gezonde voeding van de Universiteiten van Maastricht en

Wageningen. Doorbraken in de life sciences zullen ook een grote impact hebben op de agrarische sector.

Die sector zal producten en ingrediënten gaan produceren op basis van ‘science based evidence’ over de

relatie tussen voedsel, voeding en gezondheid. De consument vraagt tenslotte steeds vaker om een gezond

voedselpakket.

Greenport is zo kansrijk vanwege de dynamiek van constante nieuwe producten en diensten in de directe

nabijheid. Greenport is een centrum waar zich veel projecten verzamelen, ook op ruimtelijk en energiegebied.

VERSNELLINGSAGENDA 2005

Het programmabureau Greenport zal dan ook een beweeglijke spil zijn en komt als zodanig voor op de

Versnellingsagenda. De enorme importantie van de agrarische sector, de vernieuwingsdrift van de sector zelf,

en de impact op de werkgelegenheid rechtvaardigen substantiële investeringen in dit project.

Ook de recent fors uitgebreide ZON-veiling in Venlo heeft grote effecten op zowel de agro-business als op

de (van oudsher) logistieke bedrijvigheid op de goederen-as Rijnmond-Roergebied. Samen met onder meer

de Universiteit van Maastricht is op het terrein van de Floriade 2012 een blijvende vestiging voorzien van een

Food Campus met een Innovatie Centrum Gezonde Voeding (ICGV) als kennisknooppunt. Samenwerking met

Zuidoost-Brabant (Helmond) en de Universiteit van Wageningen is hierbij van groot belang.

Knowhouse BV in Horst is actief als kennismakelaar tussen de agrobusiness en kennisinstellingen. Tevens vindt

een reeks van innovatieve bedrijven zijn uitvalsbasis in Horst. Zij werken in projectvorm samen aan gezonde

voeding, gezonde landbouw en duurzaamheid. Het ICGV is een toevoeging aan dit cluster en richt zich op het

ontwikkelen van producten in de agrosector met een hogere toegevoegde waarde dan de bestaande producten.

Zo zijn nieuwe gewassen beter geconditioneerd, zodat er in de vervolgketen op eenvoudige wijze medicinale

ingrediënten en voedingsingrediënten aan de gewassen toegevoegd kunnen worden. Daartoe werken in ICGV

het bedrijfsleven, Knowhouse en de kennisinstellingen WUR (Universiteit Wageningen), UM (Universiteit

Maastricht) en HAS (Hogere Agrarische School) Den Bosch samen. Het ICGV verwacht in de komende jaren

enige tientallen productinnovaties voort te brengen die een belangrijke bijdrage zullen leveren aan de

herstructurering van de landbouwsector in Noord-Limburg en Oost-Brabant.

Kennisnetwerk

Food Campus (Greenpor t)

Roermond

Venray

Helmond

t

Venlo

WageningenAgro/Food cluster

39

VERSNELLINGSAGENDA 2005

40

Projecten in de Versnellingsagenda

- Greenport, een veelomvattend project dat naast de voedselsector ook impact heeft op de belangrijke

logistieke sector van Zuidoost-Nederland. Een programmabureau moet de dimensie van Greenport verder

gestalte gaan geven.

- Innovatie Centrum Gezonde Voeding/Food Campus Venlo, gericht op het ontwikkelen van nieuwe

technologie op het gebied van voedsel en gezondheid.

- Greenport Utilities & Connections, een concreet en uitgewerkt plan voor het inrichten van nieuwe

energiesystemen in de glastuinbouw met sterke energiebesparende componenten en verschillende positieve

effecten voor het milieu zoals bv. mbt. Co2 uitstoot.

- Master Opleiding Logistiek, een opleiding op het hoogste niveau op een kernsector van Zuidoost-

Nederlandse economie. Zowel voor de agro/-food sector als in een bredere context. Productie trekt

weliswaar (ten dele) weg, maar producten die elders geproduceerd zijn moeten op slimme wijze hun weg

naar de consumenten vinden. Een specifiek hierop gerichte opleiding maakt dat de logistieke sector de

ontwikkeling naar “value added services” zal maken.

3.2.4 Nieuwe energie

Tijdens de regiosessies (waarin Limburg werd geprikkeld om te reageren op het voorontwerp van de

Versnellingsagenda), werd een kansrijk cluster Nieuwe Energie toegelicht en ingediend.

De hoge brandstofprijzen en de reële verwachtingen dat die structureel op het huidige niveau zullen blijven,

maken dat nieuwe initiatieven nu kansrijk zijn. De energiehistorie van deze regio maakt dat men handelt op basis

van grote kennis van en affiniteit met dit thema.

Nogal wat initiatieven springen in het oog, zoals het mijnwaterproject rond geothermische energie en

baanbrekende technologie van Nonox van gasmotoren voor bussen (die in Groningen reeds getest worden), de

op Avantis gevestigde zonnecellenfabriek van Solland Solar en Scheuten Glas in Noord-Limburg die zich met

verschillende technologieën beide richten op zonne-energie. Kortom Limburg heeft veel te bieden op het gebied

van nieuwe energie.

Avantis, het grensoverschrijdende bedrijventerrein heeft een unieke ligging om voor dit cluster-in-ontwikkeling

als uitvalsbasis te dienen. Op het gebied van nieuwe energie wordt er in Nord Rhein Westfalen veel meer in

productontwikkeling geïnvesteerd dan in Nederland. Samenwerking op dit thema tussen Nederland en Duitsland

zou fysiek dan ook hier plaats moeten vinden. E-Avantis is zo’n project waarbinnen die samenwerking gestalte

kan krijgen.

VERSNELLINGSAGENDA 2005

Projecten in de Versnellingsagenda

Vandaar dat nieuwe energie als “kansencluster” is toegevoegd. We noemen het een kansencluster omdat de

plannen in de komende maanden nog een verdieping moeten doormaken. De potentie is evenwel groot en de

voordelen voor de nationale economie evident. De volgende projecten zijn onder deze noemer opgenomen in de

Versnellingsagenda:

Energie Fonds

Richt zich op het bijeenbrengen van gelden in een fonds. De middelen komen mede van particuliere

investeerders. Het fonds moet ervoor zorgen dat de echte business-cases een kans krijgen.

e-Avantis

Avantis is een kansenzone voor Europa, zoals de Staatssecretaris die in maart jl. benoemde. Hier kan een

interessante bundeling van activiteiten plaatsvinden gericht op energie. Ook streven we naar de vestiging

van een instituut dat de samenwerking op het gebied van nieuwe energie bevordert tussen Nederland, Nord

Rhein Westfalen en Vlaanderen.

41

TU Eindhoven

Maastricht

Roermond

Weert

Venlo

JülichKennisnetwerk

AvantisRWTH Aachen

Parkstad Limburg

Master opleiding energie

Het koppelen van research, business en scholing gericht op de laatste ontwikkelingen in nieuwe energie,

met ondersteuning van de RWTH en andere kennisinstellingen in Nederland, maakt dat de kennis ook

werkelijk wordt geborgd. Dit zal zijn effecten hebben op de hele keten.

Focus op Zon

De al aangehaalde activiteiten in Limburg op het gebied van zonne-energie maken het interessant om deze

groeimarkt verder te ontwikkelen. Ook voor de chemische industrie liggen hier mogelijjkheden, bijvoorbeeld

voor het vestigen van een siliciumfabriek in de regio. De geïnteresseerde opstelling van het bedrijfsleven

maakt de haalbaarheid van de projecten een stuk groter.

Bio Brandstoffen

Investeringen in Bio Brandstoffen krijgen de laatste maanden alle aandacht. Enkele concrete projecten staan

op stapel en worden als zeer kansrijk beooreeld. Dit project richt zich op een van de mogelijkheden van

fabrieksvestigingen die naar Limburg gehaald kunnen worden.

42

VERSNELLINGSAGENDA 2005

4. VERSNELLINGSPROJECTEN

43

Wij menen dat het aansprekende beeld van Limburg 2012, zoals dat in hoofdstuk 1 is geschetst, een realistisch

beeld is. Immers, alle in 2005 bestaande beleidskaders (zie hoofdstuk 3) en lopende projecten stoelen op deze

toekomstvisie. De noodzakelijke slag moet gemaakt worden door bedrijven: zij moeten een hogere toegevoegde

waarde genereren. En de kennisinstellingen moeten de weg over de grens beter gaan vinden. Als dat lukt, dan is

de toekomst voor Limburg positief.

De versnelling die we met deze agenda inzetten brengt het beeld van 2012 dus dichterbij. Dit vraagt wel om een

forse inspanning. Het beeld van 2012 is ten dele het resultaat van veel regulier nationaal en provinciaal beleid

uit 2005. De versnelling wordt gerealiseerd door het tempo van bestaand beleid stevig op te voeren. De urgentie

is hoog, daarom moeten sommige projecten eerder worden uitgevoerd dan aanvankelijk voorzien. De recente

mobilisatie van ondernemend Limburg is hoopgevend en maakt de kans van slagen groot. Het bestaande beleid

willen we versnellen langs de generieke lijnen gericht op het prikkelen van ondernemerschap en specifiek

gericht op het MKB in combinatie met ‘grensoverschrijdende verbindingen’ en de specifieke ‘clusters van kracht’.

Op basis van de geschetste succescriteria (nationaal belang, investeringspeil, innovatiegehalte en

exportpotentieel) wil de Taskforce Versnellingsagenda alleen projecten versnellen die hoge scores behalen op

de meeste van de volgende dimensies:

- impuls aan MKB;

- snelle bijdrage aan werkgelegenheid (inclusief industriële multiplier 1,2);

- groot marktpotentieel (toegevoegde waarde);

- grote aanzuigende werking (op mensen en bedrijven);

- kennisintensief (hoogwaardige technologie);

- grensoverschrijdend (Euregionaal);

- voldoende aanwezige kennis (body of knowledge);

- voldoende aanwezige bedrijvigheid (development capability);

VERSNELLINGSAGENDA 2005

44

Op de volgende pagina’s worden alle Versnellingsprojecten uitgebreid toegelicht.

1. We beginnen met de ‘majeure projecten’ in de specifieke clusters van kracht, gevolgd door de majeure

projecten in generieke en randvoorwaardelijke zin.

2. Vervolgens wordt kansencluster ‘nieuwe energie’ toegelicht met een uitgebreide uitleg over de

ontwikkelingsprojecten.

3. Tenslotte beschrijven we enkele kansrijke projecten die aandacht vragen, hetzij omdat ze in beleidsmatige

zin ondersteuning verdienen van het Rijk (toerisme), of omdat ze nog een belangrijke slag moeten maken naar

concretisering.

In de bijlage is een overzicht overgenomen van de projecten die in TTR ZON verband zijn opgenomen, maar ook

voor Limburg van groot belang zijn.

VERSNELLINGSAGENDA 2005

45

CHEMIE

4.1 Chemie

Binnen het cluster “chemie” zijn de volgende versnellingsprojecten opgenomen:

- Chemelot, Research & Business Campus

- Biomedische materialen

- Sabic

48 2005 VERSNELLINGSAGENDA

DOELSTELLING

Het realiseren van een innovatieve regio op het terrein van high-chem en basic-chem, waar

nieuwe businessontwikkeling plaatsvindt op basis van de kennis en industriële infrastructuur

die in de euregio voorhanden is.

GROEI WERKGELEGENHEID

Doelstelling nieuwe werkgelegenheid eind 2007: 250 fte en 500 fte indirect (eerste fase). Ambi-

tieniveau 2007-2012: 400 fte direct en 800 fte indirect.

ECONOMISCH BELANG & RANDVOORWAARDEN

De sectoren high-chem en basic-chem leveren voor de regio Limburg veel toegevoegde

waarde en het is de intentie van zowel overheden als industriële private partijen die te

behouden en te versterken. Als eerste stap hierin is in september 2004 een convenant

getekend door de diverse overheden, vakbonden en DSM om tot eind 2007 zestig miljoen euro

te investeren om het Chemical & Science Park Chemelot te ontwikkelen en nieuwe investeren-

de en innoverende bedrijvigheid aan te trekken. In 2007 worden de resultaten van het

convenant geëvalueerd en mede afhankelijk van de marktsituatie, worden dan nieuwe investe-

ringen overwogen (mogelijk veertig miljoen euro in de periode 2008-2012).

BEKNOPTE BESCHRIJVING

De fysieke infrastructuur, evenals een sterk R&D-segment, nodig om snel en adequaat in te

springen op ontwikkelingen in de chemie, is grotendeels al aanwezig op het terrein van

Chemelot. De bestaande basic en high chem en het hoge voorzieningenniveau, en de ‘massa’

die daardoor in de regio aanwezig is, vormt een belangrijke basis voor nieuwe investeringen en

innovatieve ontwikkelingen in de chemie. Om echter een competitieve positie te behouden ten

opzichte van andere vestigings-locaties voor R&D en chemie in West-Europa moeten meer

aantrekkelijke opties voor huisvesting en grondgebruik worden gecreëerd, maar vooral ook

proactief nieuwe bedrijvigheid worden aangetrokken. In de ontwikkeling van het Chemical &

Science Park Chemelot in 2012 zijn twee lijnen uitgezet:

1. Het Science Park

Het Science Park is in 2012 een campus waarop grotere en kleinere R&D laboratoria staan

van diverse bedrijven en waar kleinschalige (test)productie plaatsvindt. Het is daarmee een

uitstekende vestigingslocatie en uitvalsbasis voor starters, kennis-instellingen, studenten,

CHEMICAL & SCIENCE PARK CHEMELOT

CHEMIE

2005VERSNELLINGSAGENDA

2012

2011

2010

2009

2008

2007

2006

49

toeleveranciers en andere bedrijven. Door de fysieke nabijheid op één locatie ontstaat kruis-

bestuiving tussen bedrijven, wetenschappers en studenten. Het is dé ontmoetingsplaats om te

komen tot samenwerking. Op het gebied van research, analyse-methodieken, opschalingfacili-

teiten en patent- en businessondersteuning is de benodigde kennis en infrastructuur aanwezig.

Er werken op de research & businesscampus dan tweeduizend onderzoekers. Kortom, de

ideale broed-plaats voor het ontstaan van nieuwe ideeën en plannen. Het Science Park omvat

alle onderdelen van de kennisketen, waaronder de aanwezigheid van opleidings-instituten en

kennisinstellingen, zoals de Hogeschool Zuyd met haar afstudeerjaar en de RWTH Aken met

haar kennislab Performance Materials en Duurzaamheid. Daarnaast dragen voorzieningen in

de recreatieve sfeer bij aan de leefbaarheid, waarbij het gebied een meer publieke functie krijgt.

2. Ruimte voor chemische industrie

De Chemelot-site is in 2012 de best mogelijke locatie voor de petrochemie en high-chemproduc-

tie, een hoogwaardig en kostenefficiënt bedrijventerrein voor de chemie. Chemelot gebruikt haar

ruimte voor zwaardere chemische installaties optimaal. Hierdoor kan maximaal worden geprofi-

teerd van de verwevenheid tussen de fabrieken op Chemelot. De randzones worden gebruikt

voor chemiegerelateerde bedrijven, service providers voor de chemie en deels ook voor high-

chem productverwerkingsactiviteiten. Dit betekent ook dat voor hoogwaardige chemie ruimte

buiten Chemelot aanwezig moet zijn, mede in combinatie met de research & businesscampus.

Door een combinatie van de LOK-methodiek (Leefomgevings-kwaliteit), techno-logische

ontwikkelingen, compenserende maatregelen en verstandige vergunningverlening is er voorals-

nog voldoende milieuruimte voor bedrijven op Chemelot. Het gebied is in 2012 ontsloten via een

openbare railterminal op Chemelot en multi-modale ontsluiting via het Julianakanaal richting

Antwerpen en Rotterdam. De uitstraling en de kwaliteit van Chemelot wordt door een park-

management-organisatie op een hoog niveau gehouden, waarbij de aanwezige bedrijven een

uitgebalanceerd dienstenpakket krijgen aangeboden tegen concurrerende prijzen.

UITVOERENDE PARTIJEN

DSM, Chemelot, SABIC, Gemeente Sittard-Geleen, Provincie Limburg, LIOF en

kennisinstellingen, zoals de UM en het azM.

€ 10.000.000BIJDRAGE RIJK-REGIO 2006

€ 30.000.000

KOSTEN 2006 KOSTEN 2006 - 2012

€ 100.000.000

BIJDRAGE RIJK-REGIO 2006 - 2012

€ 35.000.000

50 2005 VERSNELLINGSAGENDA

CHEMIE

BIOMEDICAL MATERIALSTTI CENTRE OF BIOTERIALS

DOELSTELLING

Ontwikkeling van nieuwe producten met biomedische toepassingen op basis van kennis en

ervaring die in de euregio aanwezig zijn. DSM is de belangrijkste kennis-leverancier van

materialen en kennisinstellingen als de UM en het azM fungeren als leverancier van de

medische toepassingen.

GROEI WERKGELEGENHEID

Nieuwe werkgelegenheid: 200 fte direct en 400 fte indirect.

ECONOMISCH BELANG & RANDVOORWAARDEN

De ontwikkeling van biomedische materialen zal een belangrijke bijdrage leveren aan de

economische ontwikkeling in de regio. De wereldmarkt voor deze hoogwaardige materialen

heeft in 2014 een potentieel van vier tot zes miljard dollar. De toenemende vergrijzing van de

bevolking in de ontwikkelde landen leidt tot een groeiende vraag naar betaalbare medische

zorg en biedt daardoor een groot groeiperspectief voor de markt van biomedical materials.

De toegevoegde waarde wordt gecreëerd door de investeringen in kennisintensieve producten.

De komende vijf jaar wordt 120 miljoen euro geïnvesteerd.

DSM presenteert eind 2005 een uitgewerkt businessplan, waarbij daadwerkelijke

samenwerking met zowel overheden, waaronder het Ministerie van Economische Zaken en

de Provincie Limburg, als (internationale) kennisinstellingen en ondernemingen van eminent

belang is. Na definitieve goedkeuring en verdere inrichting van de projectstructuur en het

projectmanagement kan het project medio 2006 van start gaan.

BEKNOPTE BESCHRIJVING

DSM ziet haar toekomst in de regio met name in het verankeren van productinnovatie en

ontwikkeling. De mogelijkheden voor nieuwe producten zijn groot. DSM denkt bijvoorbeeld

aan het verder ontwikkelen van ‘slimme materialen’, zoals verpakkingen, en in de biomedische

sfeer het optimaliseren en realiseren van producten die de kwaliteit van leven verbeteren en

de kosten van de gezondheidszorg kunnen drukken. Er is veel kennis in deze regio aanwezig,

vooral op het terrein van de ‘performance materials’. Deze enorme ontwikkeling is met

name tot stand gekomen door research & development van DSM. De onderneming heeft

haar beleid ten aanzien van haar rol in de regio verbreed, met name de ambitie om via open

innovatie, samen met anderen (euregionaal) de aanwezige competenties aan te wenden

voor baanbrekende nieuwe business-gebieden. De komende periode zijn veel inspanningen

2005VERSNELLINGSAGENDA 51

van de betrokken partijen gericht op fundamenteel en toegepast onderzoek in de biomedical

materials. De focus ligt op de volgende toepassingen: lokale afgifte van medicijnen via

implantaten (Drug Delivery Devices) en weefselherstel van ziek of beschadigd weefsel

(Regenerative Medicine and Tissue Engineering).

Om uiteindelijk invulling te kunnen geven aan deze nieuwe product-marktcombinatie wordt een

vijfjarenprogramma voorgesteld. Dit programma is geënt op de innovatieve rol die polymeren

kunnen vervullen in het versnellen en realiseren van nieuwe vormen van geneeskunde. Het

beoogt een eerste aanzet te geven tot een hoogwaardige, kennisgedreven industrie (MKB

en grote ondernemingen) voor innovatieve en baanbrekende producten en diensten. In het

programma worden industrie, kennisinstellingen en universitaire groepen bij elkaar gebracht

voor het versnellen van ontwikkelingen die zij afzonderlijk niet met deze snelheid en reikwijdte

kunnen realiseren. Ook zal de samenwerking zich internationaal profileren. Met name de

multidisciplinaire aanpak kan zorgen voor doorbraken die op korte termijn kunnen leiden tot

marktintroducties. Het Chemical & Science Park Chemelot dient als ‘focal point’ voor deze

nieuwe bedrijfsactiviteiten.

Zowel de nationale overheid in Den Haag als de EU in Brussel zijn erg geïnteresseerd in het

ondersteunen van deze ontwikkeling. Het Nationaal Innovatie Platform heeft zich in september

duidelijk uitgesproken voor Chemie als één van de krachtclusters (sleutelgebieden) voor de

Nationale Economie, die mede moeten zorgen dat Nederland de Lissabon-doelstelling haalt

met betrekking tot innovatiekracht. Dit, tezamen met één van de andere sleutelgebieden Life

Sciences, maakt juist deze biomedische materialen - die zich op het scheidingsvlak van beide

sleutel-gebieden bevinden - extra interessant. Dit biedt kansen om zowel Nederland als DSM

stevig op de internationale kaart te zetten als sterk vernieuwend op deze gebieden. DSM krijgt

actieve ondersteuning van het Ministerie van Economische Zaken.

UITVOERENDE PARTIJEN

DSM, high-tech start-ups, grote ondernemingen, (technische) universiteiten in Maastricht, Twente,

Nijmegen en Eindhoven, academische ziekenhuizen en andere kennis-instellingen in de euregio.

€ 10.000.000BIJDRAGE RIJK-REGIO 2006

KOSTEN 2006 - 2012

€ 120.000.000

BIJDRAGE RIJK-REGIO 2006 - 2012

€ 35.000.000

Naast de overheidsbijdrage wordt de finan-ciering verzorgd door de deelnemende par-tijen:

private ondernemingen, kennisinstituten, universiteiten, start-ups en venture kapitaal.

KOSTEN 2006

€ 30.000.000 2007

2008

2009

2010

2011

2012

2006

52

SABICNaast DSM is SABIC prominent aanwezig op de Chemelot site.

Door de komst van Sabic naar Limburg als gevolg van de overname van de bulk activiteiten van

DSM is een nieuwe impuls tot stand gebracht in de bulkchemie voor de regio. Dit heeft o.a. zijn

weerslag gevonden in de vestiging van het hoofdkantoor in Limburg (Sittard-Geleen), tevens is SABIC

voornemens fors te investeren in de uitbreiding van capaciteit van basisgrondstoffen in de chemie.

Drie fabrieken zijn gepland en volgens de directie “staan de schoppen bijna in de grond”. Voor Sabic

betekent dat een uitbreiding van de capaciteit met 30 %. Het betreft ‘state-of-the-art productie plants’

die uniek zijn voor Europa.

Met deze capaciteitsuitbreiding is het mogelijk in de groeiende marktvraag voor etheen/polyetheen en

propeen/polypropeen te voorzien. De nieuwe moderne fabrieken leveren daarnaast een belangrijke

bijdrage aan de noodzakelijke kostenverbetering. Uitbreiding van de productie is essentieel voor de

positie van de Geleense site. De versterking van zowel de business- als kostenpositie van de productie

van etheen/polyetheen en propeen/polypropeen legt een basis voor duurzame productie van deze

producten in Geleen en is daarmee tevens van groot belang voor de verdere ontwikkeling van de

Chemelot site. De totale investering zal naar verwachting ca 1.100 mln euro bedragen, te besteden in de

jaren 2006 tot en met 2009. Het betreft de bouw van een nieuwe kraakinstallatie. In deze nieuwe plants

zal optimaal gebruik gemaakt gaan worden van de aanwezige infrastructuur op de Chemelot site. Met

de uitbreiding wordt het tevens mogelijk enkele bestaande oude minder efficiënte fabrieken te sluiten

hetgeen o.m. een positieve invloed heeft op de milieubelasting.

Deze investering in de regio leidt minimaal tot 100 directe en 450 indirecte arbeidsplaatsen.

In dit kader moet op korte termijn een beslissing genomen worden over de aanleg van de railterminal op

de Chemelot site, waarvoor de regionale overheden substantiële investeringen moeten plegen.

Aangezien het project al enige tijd “loopt” en niet direct versneld kan worden door extra inzet van

overheden, hebben wij het niet als zodanig op de versnellingsagenda opgenomen.

Wel vinden we het belangrijk in het kader van de Chemiecluster, zichtbaar te maken welke impuls Sabic

aan Limburg en omgeving geeft.

Investeringsniveau:

€ 1.100.000.000,-

Periode 2006 - 2009

Arbeidsgelegenheid: tot 450 (direct en indirect)

2005 53VERSNELLINGSAGENDA

HEALTH CARE & CURE

4.2 Health Care & Cure

Binnen dit cluster zijn de volgende versnellingsprojecten opgenomen:

- Health Science Campus Randwijck

- INTACT

- European Ion Therapy Institute

- VC Seed fonds

- Centre for Molecular Medicine

56 2005 VERSNELLINGSAGENDA

HEALTH CARE & CURE

HEALTH SCIENCE CAMPUS RANDWIJCK

DOELSTELLING

Het versneld opstarten van de Health Science Campus in Randwijck, Maastricht, door het

aantrekken van nieuwe bedrijvigheid en het vormen van clusters van toelevering, uitbesteding

en open innovatie gericht op de speerpunttechnologieën in Zuid-Limburg, zoals hart- en

vaatziekten, voeding, predictive toxicology, oncologie en neurosciences.

GROEI WERKGELEGENHEID

In totaal 400 fte, bestaande uit:

- twee tot vier bedrijven/organisaties met circa vijftig medewerkers of meer (ongeveer 150 fte);

- vijf tot tien bedrijven/organisaties met tien à twintig medewerkers (ongeveer 150 fte);

- tien tot twintig bedrijven/organisaties met vijftien medewerkers (ongeveer 100 fte).

ECONOMISCH BELANG & RANDVOORWAARDEN

Het versnellen van de ontwikkeling in 2006 en 2007 om in de periode 2006-2009

minimaal vierhonderd hoogwaardige arbeidsplaatsen te realiseren (deze hebben een

vermenigvuldigingsfactor van minimaal twee, zodat in totaal circa duizend arbeidsplaatsen

worden gecreëerd). Per fte is hiermee een toegevoegde waarde van circa € 300.000 per jaar

gemoeid. Qua directe omzet gaat het dus om een totale toegevoegde waarde van 120 miljoen

euro per jaar. Hiervoor moeten de gebruiksmogelijkheden van het geldende bestemmings-

plan verruimd worden, van wetenschappelijke doeleinden tot aan wetenschapgerelateerde

doeleinden.

BEKNOPTE BESCHRIJVING

Het project Health Science Campus Randwijck heeft als doel een projectorganisatie in het

leven te roepen die aan de slag gaat met het aantrekken van bedrijvigheid uit binnen- en

buitenland. Daarbij wordt aangesloten bij de speerpunten in life sciences die Maastricht heeft

gekozen in afstemming met andere concentratiegebieden in Nederland en de euregio. Dit

moet resulteren in de vestiging van een tiental starters, tien tot vijftien doorstarters en enkele

volwassen bedrijven in de life sciences met een hoge graad van R&D-intensiteit. Tezamen

is deze bedrijvigheid goed voor ongeveer vierhonderd directe en nog eens eenzelfde aantal

indirecte arbeidsplaatsen. Ook zal de projectorganisatie ondersteuning bieden aan de

totstandkoming van een goed functionerend cluster van kennisoverdracht en samenwerking

tussen deze nieuwe bedrijven, de bestaande bedrijven in de euregio en de kennisinstellingen.

De projectorganisatie gaat de volgende activiteiten ontplooien:

a. Het oprichten en ondersteunen van clusters van bedrijven en hun ‘kenniswerkers’ die actief

zijn in de speerpuntgebieden, zowel in de eigen regio als in de aangrenzende regio’s Luik

en Aken. Dit kan het beste volgens de formule van de technologieplatforms of -kringen. Zo

2005VERSNELLINGSAGENDA

2012

2011

2010

2009

2008

2007

2006

57

moeten er kringen komen voor Imaging, Voeding, Environment, Kanker en Neurologie. De

activiteiten die dit soort kringen krachtig maken zijn netwerkbijeenkomsten, facilitering van

het toeleveren en uitbesteden en het collectief indienen van onderzoeksvoorstellen, evenals

gezamenlijke productontwikkeling, kennis-uitwisseling en job rotation.

b. De verdere planontwikkeling en promotie van de Health Campus Randwijck als smeltkroes

voor dit soort nieuwe bedrijvigheid. In het bestemmingsplan is de mogelijkheid aanwezig om

in de directe omgeving van het BioPartner Center Maastricht een bedrijfsverzamelgebouw

neer te zetten met een vloeroppervlak van circa 15.000 m2.

c. Acquisitie in binnen- en buitenland van bedrijven, organisaties en nevenvestigingen van

bedrijven die in het profiel passen. Vertrekpunt daarbij kan zijn: de reeds bestaande

samenwerking van onderzoekers in de kennisinstellingen met buitenlandse private partners

en deelnemers in ontwikkelingsconsortia.

De magneetfunctie van de Health Campus Randwijck manifesteert zich vooral sinds het open

gaan van het BioPartner Center Maastricht. In 2004 zijn de eerste tien life science

spin-offs van de UM hier naar toe verhuisd en begin 2005 hebben er zich drie nieuwe bedrijven

gevestigd: Pharmacell, Magnamedics en BioHeart. De nabijheid van de researchinfrastructuur

van de UM en het azM, de mogelijkheden van klinische studies, het aanbod van getalenteerde

kenniswerkers en de ligging ten opzichte van Luik en Aken en het verdere Europa, plus de

doorgroeimogelijkheden in Sittard, Heerlen en Maastricht-Eijsden maken het gebied tot een

ideale vestigingsplaats voor high tech life science-bedrijven. In de directe omgeving zijn al

mondiale spelers als Medtronic, Brakko en Boston Scientific gevestigd. De synergie tussen

bestaande bedrijven, nieuwe bedrijven, topresearch en clinical trials wordt door het voorstel

optimaal benut en verder ontwikkeld.

UITVOERENDE PARTIJ

Een projectorganisatie onder de stichting SLIM (UM, azM, LIOF, Gemeente Maastricht en

Provincie Limburg) voert de activiteiten uit.

START & OOGSTTIJD

start: 2006

oogsttijd: 2007 > 2009

€ 595.000

KOSTEN 2006

€ 1.190.000

KOSTEN 2006 - 2007

€ 740.000BIJDRAGE RIJK-REGIO 2006 - 2007BIJDRAGE RIJK-REGIO 2006

€ 370.000

58 2005 VERSNELLINGSAGENDA

HEALTH CARE & CURE

INTACT, IMPLEMENTATIECENTRUM VOOR AUTOLOGE CELTHERAPIE

DOELSTELLING

Het versneld realiseren van klinische toepassingen van autologe celtherapie (ACT) voor de

Europese markt.

GROEI WERKGELEGENHEID

Op korte termijn 100 fte, op langere termijn minimaal 1000 fte.

ECONOMISCH BELANG & RANDVOORWAARDEN

Het realiseren van een concentratie van ACT-bedrijvigheid in de regio Maastricht die circa

10 procent van de Europese markt zal kunnen bedienen is reëel. Dan spreken we over

een omvang van circa één miljard euro per jaar in het jaar 2015, goed voor een directe

werkgelegenheid van drieduizend arbeidsplaatsen (gerekend is met € 300.000 omzet

per arbeidsplaats). Voorwaarde hiervoor is dat er een faciliteit operationeel is waar de

productontwikkeling van concepten die voornamelijk elders zijn ontdekt, doorontwikkeld

kunnen worden voor de klinische praktijk. De universiteiten van Aken, Luik en Maastricht

kunnen de daarvoor benodigde kenniswerkers leveren.

BEKNOPTE BESCHRIJVING

Het project richt zich op de totstandkoming van het Institute for the Technological Development

of Autologous Cell Therapy (INTACT). INTACT heeft als doel ACT rijp te maken voor klinische

toepassing door de daarvoor benodigde technologie te ontwikkelen, te optimaliseren en zo

mogelijk te certificeren. INTACT kapitaliseert daarbij op onderzoek dat overal ter wereld wordt

gedaan op gebieden als celtherapie, tissue engineering, stamcelonderzoek, nanotechnologie

en effectiviteitstudies en maakt daarbij gebruik van de unieke faciliteit voor celkweek die in het

BioPartner Centrum Maastricht in aanbouw is. Daar zullen voor het eerst myoblasten worden

opgekweekt ten behoeve van regeneratie van de hartspier bij patiënten in Europa. Dit gebeurt

door Bioheart Inc., in samenwerking met Pharmacell, de exploitant van de celkweekfaciliteit

in Maastricht. In Maastricht en in de nabijgelegen medische faculteiten in Luik en Aken zijn al

diverse groepen actief op het gebied van celtherapie en cel- en weefselkweek, onder andere

op de gebieden hart- en vaat-ziekten, neurologie, reproductieve geneeskunde, dermatologie,

mergtransplantaties, tissue engineering en nanotechnologie. Bovendien is het organiseren van

multicenter clinical trials in drie verschillende landen eenvoudig, wat toelating tot de systemen

van de gezondheidszorg in Europa vereenvoudigt en versnelt. De nabijheid van centra voor

molecular imaging (Maastricht-Eindhoven), tissue engineering (Maastricht-Aken-Luik),

genoomlabs (Maastricht en Luik) en nanotechnologie (Aken, Eindhoven) in de context van

2005VERSNELLINGSAGENDA

2012

2011

2010

2009

2008

2007

2006

59

klinisch onderzoek, is van grote betekenis voor de technologieontwikkeling bij ACT.

De meest geavanceerde methode van celtherapie is die waarbij gebruik wordt gemaakt van

lichaamseigen cellen, de zogenoemde autologe celtherapie. Van de patiënt wordt via een goed

protocol een biopsie genomen van stamcellen of gedeeltelijk gedifferentieerde stamcellen

(myoblasten) van het orgaan dat geregenereerd moet worden. Na zuivering en selectie

worden de beste cellen opgekweekt in het juiste medium tot een massa die groot genoeg is

om als gezond weefsel terug te implanteren in de patiënt om daar het beschadigde weefsel op

natuurlijke wijze te doen herstellen (hartspier, beenmerg, bot, kraakbeen, andere organen).

Het INTACT-programma is inmiddels gepresenteerd in Singapore, om een ‘government-

to-government-relatie’ op te bouwen en hen uit te nodigen te participeren in het INTACT-

programma, zowel inhoudelijk als financieel.

Het centrum INTACT gaat zich bezig houden met:

- het bijhouden en valideren van pre-klinische en klinische studies naar ACT en het fungeren

als een kennisnetwerk op dit gebied;

- het in gang zetten van onderzoek en ontwikkelingswerk om de toepassingen van ACT

mogelijk te maken of te versnellen;

- R&D ten behoeve van de introductie van ACT;

- het ontwikkelen van producten en diensten die de toepassing van ACT mogelijk maken.

UITVOERENDE PARTIJEN

Universiteit Maastricht, Academisch Ziekenhuis Maastricht en Pharmacell BV.

START & OOGSTTIJD

start: 2006

oogsttijd: 2006 > 2012

€ 3.500.000

€ 17.000.000

€ 588.000BIJDRAGE RIJK-REGIO 2006 BIJDRAGE RIJK-REGIO 2006 - 2012

KOSTEN 2006 - 2012

€ 1.218.000

KOSTEN 2006

60 2005 VERSNELLINGSAGENDA

HEALTH CARE & CURE

VOORBEREIDING REALISATIE EITI,EUROPEAN ION THERAPY INSTITUTE MAASTRICHT

DOELSTELLING

Het Euregional Ion Therapy Institute (EITI) beoogt een Europees Centre of Reference te zijn

voor:

- kankerbehandeling (circa tweeduizend patiënten per jaar);

- klinisch, fysisch en biologisch onderzoek;

- training en onderwijs met betrekking tot Ion Therapy.

GROEI WERKGELEGENHEID

Het centrum biedt direct werkgelegenheid aan ruim 90 fte hoog-gekwalificeerd personeel.

Dit personeelsbestand zal wereldwijd worden geworven.

ECONOMISCH BELANG & RANDVOORWAARDEN

Het EITI zal als een Europees Center of Reference patiënten vanuit een grote, internationale

regio aantrekken, nieuwe hoogwaardige werkgelegenheid bieden en belangrijke innovatieve

technologie naar de regio halen. Tevens zal het aanvullend wetenschappelijk en technologisch

onderzoek stimuleren, samenwerkingsverbanden met bedrijven tot stand brengen en een spin-

offeffect op de regio hebben, in de vorm van aanverwante bedrijvigheid die zich in de regio zal

vestigen. Voor een optimale uitvoering is de afstemming van de nationale wet- en regelgeving

op zorggebied noodzakelijk.

BEKNOPTE BESCHRIJVING

De toepassing van radiotherapie bij de bestrijding van kanker is tot op heden niet bij alle

soorten tumoren optimaal geweest, omdat toediening van de wenselijke stralingsdosis voor

het doden van de tumor teveel schade zou toebrengen aan omliggend gezond weefsel en

organen. Momenteel is er een veelbelovende ontwikkeling in het behandelen van tumoren met

twee nieuwe therapieën, te weten Proton Therapie en Carbon Ion Therapie.

2005VERSNELLINGSAGENDA

2012

2011

2010

2009

2008

2007

2006

61

Het European Ion Therapy Institute in Maastricht richt zich op de volgende aspecten:

- kankerpatiënten de best mogelijke behandeling bieden binnen een Europees

netwerk van excellente centra;

- ontwikkelen en evalueren van individuele behandelingen op basis van biologische

en beeldtechnieken in een Europees netwerk;

- uitbreiden van innovatief moleculair onderzoek naar de biologische respons

op iontherapie;

- geavanceerd fysica-onderzoek starten in samenwerking met

hooggekwalificeerde partners;

- aanbieden van mogelijkheden voor multidisciplinair onderwijs voor

kennisverspreiding in Europa.

UITVOERENDE PARTIJEN

Maastro Clinic, Universiteit Maastricht en het Academisch Ziekenhuis Maastricht. Daarnaast

nemen de volgende instellingen deel: het academisch ziekenhuis van Aken, het academisch

ziekenhuis van Luik en het Limburgs Oncologisch Centrum in Hasselt en Genk.

START & OOGSTTIJD

start: 2006

oogsttijd: 2006 > 2012

€ 133.000.000

KOSTEN 2006 - 2012

€ 1.000.000 € 4.000.000

BIJDRAGE RIJK-REGIO 2006 - 2012BIJDRAGE RIJK-REGIO 2006

62 2005 VERSNELLINGSAGENDA

HEALTH CARE & CURE

VENTURE CAPITAL SEED FONDS

DOELSTELLING

Toename van investeringen in high risk nieuwe life sciences-bedrijven en stimulering van

productontwikkelingen in de care en cure sector.

GROEI WERKGELEGENHEID

Bij een directe investering van vijftien miljoen euro en 6,8 miljoen euro in

productontwikkelingen neemt op een termijn van tien jaar de directe werkgelegenheid toe met

500 fte en de indirecte werkgelegenheid met 500-1000 fte.

ECONOMISCH BELANG EN RANDVOORWAARDEN

Life sciences behoort tot de top-technologiesectoren in de regio’s Limburg, Nordrhein-

Westfalen (Aken, Keulen) en Wallonië (met name Luik) en dient zich aan als een van de

belangrijkste sectoren van economische groei in Limburg. Life sciences-investeringen en

-productontwikkelingen zijn echter per definitie risicovol en vergen veel tijd. De

werkgelegenheid is daarentegen duurzaam, de sector is relatief laaggevoelig voor

economische recessies en kan bovendien verankerd worden in bestaande bedrijven en

kennisinstellingen in de euregio. Als een versnelling dient te worden aangebracht, moet

daarom de beschikbaarheid van hoogrisicokapitaal aanzienlijk worden vergroot.

BEKNOPTE BESCHRIJVING

(A) Het fonds subsidieert en investeert (omvang 6,8 miljoen euro) in risicovolle life sciences-

productontwikkelingen bij het MKB in de regio’s Luik, Aken en Maastricht met de bedoeling

werkgelegenheid te stimuleren in Limburg. Dat gebeurt door enerzijds een focus op producten

in care en cure bij Limburgse bedrijven en anderzijds door Limburgse bedrijven in te schakelen

bij de doorontwikkeling van producten van het MKB uit de omliggende regio’s Aken en Luik.

(B) Daarnaast wordt een boost gegeven aan investeringen in nieuwe bedrijven die Limburg als

vestigingsplaats hebben of willen kiezen (omvang vijftien miljoen euro).

Het fonds wordt gepositioneerd tussen Biomedbooster en Limburg Ventures en commerciële

VC-fondsen (minder risicodragend).

In onderstaande tabel zijn, uitgesplitst naar de hiervoor onderscheiden fasen, de kwantitatieve

doelstellingen van het project over de totale looptijd van zes jaar vermeld:

2005VERSNELLINGSAGENDA

2012

2011

2010

2009

2008

2007

2006

63

Productontwikkelingsstadia Aantal Behandeling voortgezet

na toetsing

Ideeën voor nieuwe product- marktcombinaties 200 20

Ideetoetsing 20 10

Technische haalbaarheidsonderzoeken 40 10

Commerciële haalbaarheidsonderzoeken 40 10

Kennisbescherming 30 10/20

Prototype bouw 20 20

Klinische beproeving, productie/voorbereiding,

productie, marketing en sales 70 15

De groei in het life sciences-cluster in Limburg zal zich in volgende vormen manifesteren:

- de start van nieuwe ondernemingen in de provincie;

- de verdere groei van bestaande, zelfscheppende life science-bedrijven die al in de regio

gevestigd zijn;

- de groei van ondernemingen die diensten toeleveren (productontwerp, productie, klinische

beproeving, regelgeving, etc);

- de verplaatsing van (delen) van ondernemingen naar Limburg;

- De vorming van netwerken tussen bedrijven onderling en met instellingen.

UITVOERENDE PARTIJEN

NV Industriebank LIOF in samenwerking met Biomedbooster BV en Limburg Ventures.

START - OOGSTTIJD

start: 2006

oogsttijd: 2011

€ 7.267.000

KOSTEN 2006 - 2012

€ 7.267.000 € 21.800.000

KOSTEN 2006

BIJDRAGE RIJK-REGIO 2006 - 2012BIJDRAGE RIJK-REGIO 2006

€ 21.800.000

64 2005 VERSNELLINGSAGENDA

DOELSTELLING

Toenemende inzichten in de genetica, moleculaire biologie en biochemie zorgen in combinatie met

nieuwe technologieën voor baanbrekende toepassingen. Moleculaire geneeskunde maakt in de

toekomst zeer vroegtijdige diagnose en specifieke en doelgerichte behandeling mogelijk en belooft

doorbraken in behandelingsresultaten en het verminderen van neveneffecten. Tevens wordt door

vroegtijdige diagnose en doelgerichte behandeling een bijdrage verwacht in de kostenreductie in

de gezondheidszorg. Philips Research heeft samen met de Technische Universiteit Eindhoven,

Universiteit Maastricht en het Academisch Ziekenhuis Maastricht het initiatief genomen voor de

oprichting van het Centre for Molecualir Medicine (CMM). Het CMM moet uitgroeien tot een

gerenommeerd Europees instituut in de ontwikkeling van revolutionaire nieuwe technologieën voor

moleculaire geneeskunde en de vertaling daarvan naar klinische toepassingen.

ECONOMISCH BELANG & RANDVOORWAARDEN

Patiënten kunnen in een vroegtijdiger stadium van de ziekte behandeld worden, wat leidt tot

kostenreductie in de gezondheidszorg. De verblijfsduur in ziekenhuizen zal afnemen. Door een

betere en snellere behandeling zal de productieve levensduur en dus de arbeidsproductiviteit

van patiënten toenemen, evenals hun kwaliteit van leven.

De participerende industrie zal haar intrede doen in de gezondheidszorgmarkt. Philips heeft

besloten zich te gaan richten op technologie in de gezondheidszorg en gaat haar activiteiten

uitbreiden naar de snelgroeiende moleculaire geneeskunde. Andere bedrijven met ambities in

de gezondheidszorg kunnen hierbij aanhaken en de industriële basis van het CMM versterken.

Spin-offs kunnen meeliften met de infrastructuur die aanwezig is op de High Tech Campus

Eindhoven. De ambities om de activiteiten te verbreden naar de klinische toepassing zal het

CMM in staat stellen nieuwe bedrijvigheid te creëren voor de Nederlandse economie.

BEKNOPTE BESCHRIJVING

Centre for Moleculair Medicine

Moleculaire geneeskunde betekent een revolutie in de gezondheidszorg. Verhoogd inzicht in

de genetica, moleculaire biologie en biochemie kan in combinatie met nieuwe technologieën

leiden tot nieuwe, baanbrekende toepassingen. Doorgaans wordt een medische behandeling

pas gestart na symptomen zoals pijn. In veel gevallen is dit te laat voor een effectieve

behandeling. Moleculaire geneeskunde kan in de toekomst vroege diagnostiek en gerichte

behandeling mogelijk maken. In het Centre for Moleculair Medicine wordt onderzoek verricht

naar zowel moleculaire imagingtechnieken als moleculaire diagnostiek, met effect op de

moleculaire therapie. Het onderzoek zal snel leiden tot innovaties.

Het volledige kennispotentieel dat op de verschillende onderzoeksterreinen - biomedische

technologie, moleculaire biologie, bio-informatics, chemie, fysica, elektronica, mathematica,

CENTRE FOR MOLECULAR MEDICINE

HEALTH CARE & CURE

2005VERSNELLINGSAGENDA

2012

2011

2010

2009

2008

2007

2006

65

engineering, farmacie en klinische geneeskunde - aanwezig is, kan uitsluitend optimaal benut

worden als de verschillende disciplines bij de kennisinstellingen nauw samenwerken. De

Technische Unviersiteit Eindhoven, Philips Research, Universiteit Maastricht en het Academisch

Ziekenhuis Maastricht werken al intensief samen om een instituut te realiseren dat een

belangrijke bijdrage gaat leveren aan een nieuwe generatie oplossingen voor een verbeterde

gezondheid en gezondheidszorg. Dit gebeurt door het toepassen van innovatieve technologieën,

zowel op het gebied van instrumentatie als materialen, verweven met klinische toepassing.

Moleculair Imaging

Een groot aantal ernstige ziekteprocessen, zoals neurologische aandoeningen, kanker en

cardiovasculaire aandoeningen, kennen een langdurig en ogenschijnlijk sluimerend verloop.

Veelal worden ze pas gediagnostiseerd in een late fase van de ziekte, wanneer structurele

veranderingen zichtbaar gemaakt kunnen worden met traditionele afbeeldingstechnieken. Aan

deze structurele veranderingen liggen echter veranderingen op moleculair niveau ten

grondslag. Voor het valideren van dergelijke ontwikkelingen is een hoogveld MRI (7 Tesla) voor

het in vivo onderzoeken van proefdieren nodig. Deze 7 Tesla MRI maakt het mogelijk om

gehele levende of dode proefdieren onder de MRI te scannen op de moleculaire veranderingen

die door ziekten worden geïnduceerd en om de effecten van de behandeling op moleculair

niveau te kunnen waarnemen.

Het betreft een basale onderzoeksinfrastructuur waarmee het mogelijk is om moleculaire

processen in proefdieren zichtbaar te maken. De uiteindelijke markt is die van de molecular

imaging, molecular diagnostics en molecular medicine.

Met behulp van de Target Development Facility kunnen de volgende soorten producten worden

ontwikkeld: markers voor het monitoren van biologische processen op moleculair niveau;

geneesmiddelen of nieuwe behandelmethoden die bestaan uit een combinatie van biologisch

actieve stoffen en markerstoffen; nieuwe imaging apparatuur; imaging software; complete

systemen voor diagnose en behandeling, inclusief gebruikersinterface en referentiedatabases.

UITVOERENDE PARTIJEN

UM, azM, TU Eindhoven en Philips Medical Systems Eindhoven en Aken nemen deel aan een

samenwerkingsverband.

€ 8.200.000 € 49.200.000

KOSTEN 2006 - 2011KOSTEN 2006

€ 4.100.000 € 24.600.000

BIJDRAGE RIJK-REGIO 2006 - 2011BIJDRAGE RIJK-REGIO 2006

AGRO FOOD

4.3 Agro/food

In dit cluster zijn onderstaande projecten in de Versnellingsagenda opgenomen:

- Innovatie Centrum Gezonde Voeding / Food Campus Venlo

- Greenport Utilities-Connections

- Greenport Programmabureau

- Masteropleiding Logistic Business Engineering

68 2005 VERSNELLINGSAGENDA

DOELSTELLING

Het Innovatiecentrum Gezonde Voeding beoogt een versnelling van innovaties in gezonde

voeding te bewerkstelligen door bestaande en nieuwe kennis uit de bedrijven- en kennisketens

te koppelen. Het centrum opereert vraaggestuurd en richt zich met name op het midden-

en kleinbedrijf in de agro-foodketen in Zuidoost-Nederland. De versnelling van innovaties

leidt tot vergroting van de concurrentiekracht van deze regio en zorgt in eerste instantie

voor behoud van werkgelegenheid en in de komende jaren voor een duurzame groei van de

werkgelegenheid.

GROEI WERKGELEGENHEID

De toename van de werkgelegenheid in de periode 2006-2010 bedraagt 475 nieuwe

arbeidplaatsen in de regio.

ECONOMISCH BELANG & RANDVOORWAARDEN

Het ICGV verwacht in de komende jaren enige tientallen productinnovaties te kunnen

voortbrengen die een belangrijke bijdrage zullen leveren aan de herstructurering van de

landbouwsector in Noord-Limburg en Oost-Brabant. Een belangrijke bijdrage van het ICGV

is het verhogen van de toegevoegde waarde van de agrisector, zoals de bijgaande grafiek

(uit het business concept van 2004 voor ICGV) illustreert. In Noord-Limburg en Zuidoost-

Brabant zijn circa 11.500 bedrijven actief in de productie, verwerking, veredeling en distributie

van landbouwproducten. Het overgrote deel van de afzet vindt in Europa plaats. Innovaties

in humane voeding vragen een enorme investering in onderzoek en testen, die door een

individueel kleinbedrijf niet zijn op te brengen. Bovendien is de kennisbasis waarover men

dient te beschikken zó groot, multidisciplinair en dynamisch dat alleen instituten met voldoende

massa dit aankunnen. Het devies voor kleine bedrijven die willen innoveren is samenwerking,

ketenorganisatie, consortiumvorming, co-makership, toeleveren, uitbesteden en betrokken zijn

bij de kennisvalorisatie.

BEKNOPTE BESCHRIJVING

Voor het succesvol vermarkten van land- en tuinbouwproducten is het van belang dat meer

en betere samenwerking plaatsvindt tussen enerzijds de bedrijfsketens van de primaire

productie en die van de verwerkende industrie en anderzijds de kennisketens van gezondheid

en voedingsproductie. Er is een groot verschil tussen de innovatiecyclus van acht tot tien

jaar in de primaire productie en die van circa drie jaar in de voedingsmiddelenindustrie. Veel

FOOD CAMPUSINNOVATIE CENTRUM GEZONDE VOEDING

AGRO FOOD

2005VERSNELLINGSAGENDA

2012

2011

2010

2009

2008

2007

2006

69

dure innovatietijd is te winnen als deze beter op elkaar aansluiten. De doelstellingen van

het Innovatiecentrum Gezonde Voeding zijn: Het bewerkstelligen van een versnelling van

innovaties in gezonde voeding door het koppelen van bestaande en nieuwe kennis uit de

bedrijven- en kennisketens; Door de inbreng van expertise vanuit onder andere de Universiteit

Maastricht en Wageningen Universiteit & Researchcentrum is er bij het Innovatiecentrum

Gezonde Voeding borging voor antwoorden op concrete projectvragen vanuit met name het

MKB; Het ontwikkelen van een vitaal netwerk voor het MKB en de onderzoekswereld;

Het realiseren van kruisbestuiving tussen bedrijfs- en kennisketens van voedselproductie

enerzijds en gezondheid anderzijds.

Het Innovatiecentrum Gezonde Voeding kan in dit kader verschillende rollen vervullen, zoals

kennis genereren, projecten initiëren en projecten begeleiden. Het Innovatiecentrum speelt

een actieve rol als denktank voor innovaties in gezonde voeding voor het regionale MKB.

De opgedane kennis vertaalt zich in nieuwe producten en processen, patenten en dergelijke

en daarmee in directe en indirecte werkgelegenheid. Ook het kennisniveau in de regio kan

hiermee op een hoger niveau worden getild, waardoor er meer hoogwaardige arbeid ontstaat.

Uiteraard zullen de projectresultaten ook worden gebruikt binnen het onderwijscurriculum en

het wetenschappelijk onderzoek van bijvoorbeeld de Universiteit Maastricht en Wageningen

Universiteit & Researchcentrum.

De activiteiten zijn gericht op drie soorten projecten:kort lopende inventarisatieprojecten;

haalbaarheidsprojecten (looptijd tot 1 jaar); meerjarige keten- of onderzoeksprojecten.

De eerste tien productinnovaties zijn al beschikbaar en omvatten onder meer: sap uit wortelen

voor een medische applicatie, kweek van een schimmel ten behoeve van antibiotica voor mens

en dier, natuurlijke bodemherbicide, ingrediënten uit eieren voor medische applicatie, sedatieve

werking van asperges voor speciale diëten en geheugenverbeterende gewassen.

UITVOERENDE PARTIJEN

UM (NUTRIM), WUR, LLTB, Gemeenten Venlo en Horst, MKB.

START & OOGSTTIJD

start: 2006

oogsttijd: 2010

€ 1.660.000 € 19.810.000

€ 9.905.000€ 830.000

KOSTEN 2006 - 2012KOSTEN 2006

BIJDRAGE RIJK-REGIO 2006 BIJDRAGE RIJK-REGIO 2006 - 2012

70 2005 VERSNELLINGSAGENDA

AGRO-FOOD

GREENPORT UTILITIES-CONNECTIONS

DOELSTELLING

De doelstelling van Energievoorziening Greenport Venlo (Greenport Energy) is het

bewerkstelligen van een trendbreuk op het gebied van de energievraag in de glastuinbouw. Dit

wordt bereikt door het realiseren van een collectieve, goed renderende en effectief opererende

energievoorziening voor de levering van warmte, koude, elektriciteit en CO2 aan haar

afnemers binnen Greenport Venlo (Klavertje Vier-gebied). Dit moet leiden tot energiebesparing

en duurzame opwekking van energie tegen een integrale kostprijs die

10 procent lager ligt dan de huidige marktprijs.

GROEI WERKGELEGENHEID

De ontwikkeling van de glastuinbouw en Trade Port Noord zal naar verwachting tussen de

2000 en 3750 directe arbeidsplaatsen opleveren. De energievoorziening zal hieraan vijf

operationele arbeidsplaatsen toevoegen. Nog belangrijker zijn de arbeidsplaatsen die nodig

zijn voor de aanleg en het onderhoud van de infrastructuur en voorzieningen.

ECONOMISCH BELANG EN RANDVOORWAARDEN

Het realiseren van een collectieve energievoorziening leidt tot vestigingsvoordelen voor de

Greenport Venlo, waardoor deze beter kan concurreren met andere bedrijvenlocaties. Deze

positieve vestigingsvoorwaarden zijn:

- een 10 procent lagere integrale kostprijs voor energie;

- een goede uitgangssituatie voor de CO2 - en NOx-emissiehandel;

- een duurzame uitstraling voor bedrijven en daarmee een meer geaccepteerde

maatschappelijke positie van (glastuinbouw)bedrijven.

Het concept van een energieweb is innovatief, maar in deze context is sprake van een

systeeminnovatie van de hoogste orde. De energievoorziening zal een exponent zijn van

de gebiedsontwikkeling van de Greenport Venlo. Vernieuwing vraagt durf. Hoewel de

energievoorziening als geheel rendeert, is de verwachting dat ondernemers nog afwachtend

zullen zijn om in dit concept te stappen. Verkleining van de financiële risico’s voor de

ondernemers door de (rijks)overheid is voor deze innovatie dan ook een voorwaarde. Dit zal

moeten gebeuren door subsidiëring en achtergestelde leningen (respectievelijk vijftien en tien

miljoen euro), met name in het eerste jaar. Het concept in deze vorm moet zich bewijzen om te

leiden tot landelijke navolging. Avantis in Limburg is daarvoor een eerste gegadigde.

BEKNOPTE BESCHRIJVING

Het is wenselijk en noodzakelijk dat de Nederlandse glastuinbouw een trendbreuk in het

energiegebruik realiseert. De branche is succesvol en één van de grootste exporteurs van

2005VERSNELLINGSAGENDA

2012

2011

2010

2009

2008

2007

2006

71

Nederland. Met de export gaat evenwel ook 10 procent van het Nederlandse aardgas over de

landsgrenzen. De energiekosten dragen significant bij aan de productiekosten. De voorziene

slinkende aardgasvoorraad en de stijging van de brandstofprijzen zullen grote economische

gevolgen hebben voor de branche en voor Nederland. Het imago van de branche is die van

energieverslinder. Zij is er bij gebaat om een koers uit te zetten naar duurzaamheid. Dit is ook

om markttechnische redenen van belang, er is immers steeds meer vraag naar duurzame

producten.

Energievoorziening Greenport Venlo tracht antwoord te geven op deze gewenste trendbreuk.

De peiler van het project bestaat uit een energieweb dat wordt gerealiseerd voor en door

ondernemers met de glastuinbouwgebieden als energetisch middelpunt. Via decentrale

WKK, invang van warmte uit de semi-gesloten kassen en andere (duurzame) locale

productiecapaciteit worden de bedrijven in het gebied voorzien van warmte, koude, elektriciteit

en CO2. Door het beheer van de energiestromen via energiemanagement kan de inzet van

decentrale productiemiddelen en de in- en verkoop van energie van het landelijke net worden

geoptimaliseerd. Dit levert tenminste 10 procent kostenvoordeel op. Het inzetten van duurzame

energiebronnen zoals zonwarmte uit de kas, bio-WKK en/of windenergie levert een zeer

belangrijke bijdrage aan verduurzaming van de glastuinbouw en het gebied als geheel

(40 procent CO2-besparing voor Californië en 50 procent voor Trade Port Noord).

Hiermee kan een belangrijke stap gezet worden in de transitie van de glastuinbouw als

energievrager naar energieleverancier.

Energievoorziening Greenport Venlo is een systeeminnovatie waarbij de uitdaging ligt in de

binding en organisatie van sectoroverschrijdende partijen en integratie van systemen en

technieken. De voorziene schaal is daarbij uniek.

UITVOERENDE PARTIJ

De uitvoerende partij wordt de op te richten Greenport Energy B.V. i.o.

Hierin zullen participeren:

- Venlo, Horst aan de Maas, Maasbree, Provincie Limburg, veiling Zon en Flora Holland.

- De te vestigen ondernemers.

START & OOGSTTIJD

start: 2006

oogsttijd: 2007 > 2013

€ 5.000.000 € 15.000.000*BIJDRAGE RIJK-REGIO 2006 - 2012BIJDRAGE RIJK-REGIO 2006

€ 103.500.000

KOSTEN 2006 - 2012

* waarvan € 10.000.000

achtergestelde leningen

72 2005 VERSNELLINGSAGENDA

AGRO-FOOD

GREENPORT PROGRAMMABUREAU

DOELSTELLING

Het geven van een economische impuls aan de regio Zuidoost-Nederland door meer business

te genereren op het gebied van agri, nutrition, food, fresh en logistics. De nadruk ligt daarbij op

het creëren van toegevoegde waarde en marge.

GROEI WERKGELEGENHEID

De agribusiness in Zuidoost-Nederland biedt momenteel 30.000 tot 35.000 arbeidsplaatsen.

Ten aanzien van de werkgelegenheid wordt ingezet op een verdubbeling van het aantal

arbeidsplaatsen in de komende tien jaar.

Ruim 50 procent van de werkgelegenheid wordt geboden door primaire productiebedrijven en

bestaat overwegend uit laaggeschoolde arbeid. De toename van arbeid zal vooral in het niet-

primaire deel van de keten plaatsvinden door het creëren van toegevoegde waarde (onder

meer door bewerking en verwerking van agrarische producten). De nieuwe werkgelegenheid

vereist over het algemeen hoger opgeleid personeel.

ECONOMISCH BELANG EN RANDVOORWAARDEN

Geschat areaal Zuidoost Nederland Rheinland Totaal

glastuinbouw 1.300 ha 800 ha 2.100 ha

vollegrondstuinbouw 18.000 ha 20.000 ha 38.000 ha

productiewaarde (x miljoen) € 900 € 600 € 1.500

arbeidsplaatsen (x 1.000) 30 tot 35 30 60 tot 65

Deze cijfers zijn afkomstig uit meerdere bronnen op basis van de best beschikbare gegevens.

Op korte termijn wordt een uitvoerig RABO-onderzoek afgerond waarin de meest recente

economische kengetallen over de regio Venlo zullen worden opgenomen.

BEKNOPTE BESCHRIJVING

In eerste fase fungeert KnowHouse als spin in het web. Drie partijen hebben voor 2005

gezamenlijk € 100.000 uitgetrokken om een eerste aanzet te geven tot de ontwikkeling van de

overkoepelende Greenportorganisatie, projecten en initiatieven te coördineren en Greenport

Venlo naar buiten uit te dragen.

Met deze middelen kunnen nu de nodige acties worden ondernomen, maar voor de betrokken

partijen is het helder dat veel meer inspanning gepleegd moet worden voor de ontwikkeling

van Greenport Venlo. Deze ontwikkeling kan versneld worden door een centraal

Greenportmanagement aan te stellen, dat als een spin in het web fungeert en een stevige

coördinerende, stimulerende en faciliterende rol heeft. Projecten en initiatieven kunnen elkaar

op deze manier optimaal versterken door onderling zoveel mogelijk samenwerking te zoeken.

2005VERSNELLINGSAGENDA

2012

2011

2010

2009

2008

2007

2006

73

Het uiteenlopende karakter van de verschillende initiatieven en de grote diversiteit aan actoren

(het bedrijfsleven, variërend van eenmanszaken tot grote ondernemingen, onderzoeks-,

onderwijs- en overheidsinstellingen) maken dit tot een tijdrovende en lastige klus, die

professioneel management vereist.

Daarnaast is een stevige interne en externe gebiedsbranding van essentieel belang voor de

realisatie van de doelstellingen van Greenport Venlo. Ook dit moet op professionele wijze

worden aangepakt. Het Greenportmanagement kan hierin een centrale rol vervullen.

Om de beoogde groei optimaal te stimuleren is het dan ook zaak om op korte termijn de

volgende acties te ondernemen:

- opstellen van een gedegen businessplan en communicatieplan voor Greenport Venlo;

- aanstellen van het Greenportmanagement (minimaal voor een periode van drie tot vijf jaar);

- neerzetten van een eenduidige aansturingsstructuur, waarin alle actoren zich kunnen vinden

en waarbij zoveel mogelijk gebruik wordt gemaakt van bestaande structuren.

UITVOERENDE PARTIJ

Op dit moment fungeert KnowHouse in opdracht van de gemeente Venlo, de stichting

Ondernemersinitiatief Greenport Venlo en de Provincie Limburg als centraal coördinatie- en

aanspreekpunt. De ontwikkeling van Greenport Venlo behoeft op zo kort mogelijke termijn een

versnelling door het neerzetten van een krachtig management, inclusief bijbehorende

aansturingsstructuur. Dit is momenteel wat mist in de regionale samenwerking en setting,

waardoor er weliswaar vele initiatiefnemers zijn aan zowel publieke als private zijde en er

nieuwe en innovatieve projecten en planconcepten worden geboren, maar de regie en

coördinatie op dat overkoepelende niveau ontbreekt. Het aanstellen van een centrale

Greenport-werkmaatschappij, die als een spin in het web fungeert en een stevige

coördinerende, stimulerende en faciliterende rol heeft, is daarom een absolute noodzaak.

START & OOGSTTIJD

De ontwikkeling van Greenport is in volle gang. Hoe eerder een professioneel management

kan worden aangesteld, hoe beter. Alle activiteiten zullen gericht moeten zijn op aanstelling

van het Greenportmanagement per 1 januari 2006 of zoveel eerder als mogelijk is.

€ 1.500.000 € 2.500.000

€ 270.000€ 150.000BIJDRAGE RIJK-REGIO 2006

KOSTEN 2006 KOSTEN 2006 - 2012

BIJDRAGE RIJK-REGIO 2006 - 2012

74 2005 VERSNELLINGSAGENDA

AGRO FOOD

DOELSTELLING

Opzetten van een experienced masteropleiding LBE voor het regionale logistieke bedrijfsleven

en het profileren van de regio als dè regio voor hoogwaardige logistiek, inclusief het

bijbehorende opleidingsprofiel en een kenniscentrum.

GROEI WERKGELEGENHEID

In directe zin is er werkgelegenheid voor ongeveer tien medewerkers en een groot aantal

parttimers (lectoren/gastdocenten).

ECONOMISCH BELANG EN RANDVOORWAARDEN

De groeiende VAL-activiteiten leiden tot een tekort aan gespecialiseerd hoger opgeleid

personeel. Hiermee komt het onderkennen en realiseren van nieuwe business steeds

meer in gevaar. De toekomst van met name de zo geroemde VAL-activiteiten in Nederland/

Limburg kan mede worden gewaarborgd door mensen op te leiden tot master in de business

engineering in de logistiek. Nieuwe VAL-activiteiten kenmerken zich in arbeidsmarkttermen

door het scheppen van banen voor zowel meertalig hoger opgeleiden als ‘slimme handjes’ met

ICT-vaardigheden.

BEKNOPTE BESCHRIJVING

De masteropleiding LBE is een experienced masteropleiding die naar verwachting anderhalf

jaar zal duren. Het is een deeltijdopleiding, waarbij met grote regelmaat enkele aansluitende

dagdelen regulier onderwijs wordt gevolgd. Dit wordt ondersteund met zogenoemd remote

studying en aangevuld met enkele blokken van aaneengesloten weken. Deze laatstgenoemde

blokken brengen de studenten door bij de voorkeurspartner Cranfield. Tijdens de opleiding

zullen de studenten één of meerdere eigen bedrijfscases uitdiepen. Hier ligt ook een

belangrijke meerwaarde van de opleiding voor de student, maar bovenal voor diens werkgever.

Om de inhoud van de opleiding kwalitatief op peil en actueel te houden, wordt een

kenniscentrum van beperkte omvang opgezet, direct gelieerd aan de opleiding. Het centrum

biedt bovendien ondersteuning aan de studenten bij het uitwerken van de bedrijfscases en

draagt bij aan de overdracht van kennis naar het (logistieke) bedrijfsleven.

Gezien de achtergrond en probleemstelling, is het doel een post-experienced master-of-

science-opleiding LBE op te zetten die gereed is voor reguliere exploitatie. Hiermee wordt een

onderwijsvorm geboden die:

MASTEROPLEIDING LOGISTIC BUSINESS ENGINEERING

2005VERSNELLINGSAGENDA

2012

2011

2010

2009

2008

2007

2006

75

- aansluit bij de behoefte van het regionale logistieke bedrijfsleven;

- noodzakelijk is voor de verdere ontwikkeling en groei van dit bedrijfsleven;

- het bedrijfsleven ondersteunt bij de transitie vanuit laagwaardige maak-activiteiten naar

hoogwaardige assemblage- en configuratieactiviteiten.

Een belangrijk afgeleid effect van het project en de daaruit voortkomende opleiding is het

positioneren en profileren van de regio als dè regio voor hoogwaardige logistieke activiteiten,

inclusief de bijbehorende opleidings- en kennisinfrastructuur. Het project versterkt daarmee het

vestigingsklimaat van de regio. De ambitie is om de master-of-science-opleiding LBE tot de top

drie-opleidingen rond het thema Logistic Business Engineering in Europa te laten behoren.

Doelgroep

De opleiding is bedoeld voor studenten met een HBO- of WO-vooropleiding en ten minste vijf

jaar relevante werkervaring. Studenten zullen overwegend afkomstig zijn uit de sector logistiek

en in mindere mate uit de maakindustrie.

De geografische scope van de opleiding omvat in eerste instantie Nederland en de

omliggende regio’s Nordrhein-Westfalen, Belgisch Limburg en Belgisch Brabant. Uiteindelijk

zal de opleiding zich richten op heel Europa. Voor de eerste leergang van de opleiding

wordt uitgegaan van vijftien studenten. Dit aantal versterkt de interactie tussen docenten en

studenten en tussen studenten onderling. De tweede en volgende leergangen zullen uit een

dubbele groep bestaan van in totaal dertig studenten.

UITVOERENDE PARTIJEN

De verwachte betrokken partijen en hun rol zijn:

- NV Regio Venlo: penvoerder.

- FHBL: trekker, inhoudelijke en procesmatige focus, tevens financier.

- LIOF: betrokken, procesmatige focus, tevens financier.

START & OOGSTTIJD

start: 2006

oogsttijd: 2008 > 2009

€ 400.000 € 750.000

€ 530.000€ 280.000

KOSTEN 2006 - 2012KOSTEN 2006

BIJDRAGE RIJK-REGIO 2006 BIJDRAGE RIJK-REGIO 2006 - 2012

GENERIEKE PROJECTEN

4.4 Generieke projecten & MKB

Onderstaande projecten op de Versnellingsagenda richten zich op ondernemerschap en meer innovatie in het

MKB. Zij zijn gericht op het behalen van direct resultaat:

- Nieuw Kennisintensief Ondernemerschap in de Hoogste Versnelling - Hoogstarters Limburg

- Innovation Officer

- Business Matchmaking – De Rode Lampion

- Kennismakelaar Euregio

- Verbreding A2 St. Joost-Geleen

78 2005 VERSNELLINGSAGENDA

DOELSTELLING

Het genereren van veertig nieuwe ondernemingen per jaar, waarvan zes technostarters

conform de definitie van het Ministerie van Economische Zaken, door middel van sensibili-

sering, advisering en coaching, pre seed geld, toegang tot kennis en andere faciliteiten zoals

huisvesting (incubatoren en bedrijfsverzamelgebouwen) en risicodragende startfinanciering.

GROEI WERKGELEGENHEID

Uitgaande van veertig nieuwe bedrijven per jaar en een faalpercentage van 30 procent na vijf

jaar, wordt over de totale projectperiode van zes jaar gerekend met een bijdrage aan de

werkgelegenheid van 250 tot 1000 directe arbeidsplaatsen en nog eens even zoveel indirecte

arbeidsplaatsen.

ECONOMISCH BELANG & RANDVOORWAARDEN

Het economisch belang van dit project is het creëren van hoogwaardige en kennis-intensieve

bedrijvigheid, veelal op basis van nieuwe of vernieuwde product-marktcombinaties. Het project

moet naast de directe werkgelegenheidsbijdrage, ook resulteren in een verbetering van de

economische structuur en bijdragen aan het imago van Limburg als een innovatieve,

onder-nemers-vriendelijke regio. Bestaande bedrijven zullen als toeleverancier of

medeproducent meeprofiteren van deze nieuwe bedrijvigheid. Ook starters zorgen voor de

broodnodige vernieuwing en aanwas van moderne economische bedrijvigheid. Bovendien zal

deze nieuwe bedrijvigheid er toe leiden dat hoog-opgeleide mensen voor de provincie

behouden blijven of zelfs naar Limburg toe worden getrokken. Kortom: dé kans voor verjonging

en vernieuwing in Limburg! Om de doelen te kunnen realiseren, gelden de volgende

randvoorwaarden: continuïteit van de Stichting HoogStarters Limburg (HSL) en de

samenwerking tussen de Universiteit Maastricht (UM), Hogeschool Zuyd, Team Venlo (UM +

Fontys), LIOF en Syntens; adequate faciliteiten, waaronder huisvesting in bedrijfsverzamel-

gebouwen en incubatoren, alsmede pré seed geld en ander risicodragend kapitaal;

samenwerking met andere (euregionale) startersinitiatieven, zoals Incubator 3+ en Euban.

BEKNOPTE BESCHRIJVING

Met het project ‘Nieuw kennisintensief ondernemerschap in de hoogste versnelling’ willen de

partijen die deelnemen in de stichting HSL een compleet pakket diensten en faciliteiten aan-

bieden waarmee de start van nieuwe ondernemingen in de sectoren industrie en zakelijke

dienstverlening ondersteund kan worden. Team Venlo, de Universiteit Maastricht, LIOF en

Syntens zullen daartoe intensief met elkaar samenwerken. Hierbij zullen ook bedrijven worden

betrokken en zal aansluiting worden gezocht bij andere (euregionale) startersinitiatieven.

Kennisinstellingen hebben op strategisch niveau aandacht voor nieuw ondernemerschap en

HOOGSTARTERS LIMBURG

GENERIEKE PROJECTEN

2005VERSNELLINGSAGENDA

2012

2011

2010

2009

2008

2007

2006

79

valorisatie van kennis. Het project kent een ambitieuze doelstelling, namelijk het creëren van

veertig nieuwe, hoogwaardige ondernemingen per jaar, die deels grensoverschrijdend

operationeel zullen zijn. Het project sluit inhoudelijk goed aan op provinciaal en landelijk beleid

op het gebied van innovatiebevordering en nieuw ondernemerschap, zoals het vergroten van

de innovatiekracht van het Limburgse MKB, de transitie naar kennisintensief ondernemerschap,

valorisatie van kennis van kennisinstellingen en de realisatie van nieuwe bedrijvenclusters.

Het vertrekpunt zijn de diverse stadia in de totstandkoming van een nieuwe onderneming:

- mensen sensibiliseren voor het zelfstandig ondernemerschap en/of het opsporen

van mensen die deze ambitie al hebben;

- het uitwerken van het businessconcept en het onderzoeken van de haalbaarheid

daarvan, inclusief het opstellen van een ondernemingsplan;

De partijen die deelnemen in de stichting HSL stellen voor elk van de genoemde stadia

diensten en faciliteiten beschikbaar, zodat het totale traject ondersteund wordt. Deze diensten

en faciliteiten worden via het HSL-loket gepromoot en individuele starters kunnen via dit ene

loket volgens een cafetariamodel hun weg vinden naar het bij hen passende aanbod.

Benadrukt wordt dat een starter niet per se het gehele stroomschema hoeft te doorlopen, maar

kan instappen op het voor hem geldende niveau. Het totale project bestaat uit twee parallel

lopende deelprojecten:

1: Een deelproject voor starters in de industrie en zakelijke dienstverlening die zich niet kunnen

kwalificeren als pure technostarter. Met dit deelproject wordt de bulk (85 procent) van de

starters binnen de HSL-doelgroep bediend, zijnde 34 nieuwe ondernemingen per jaar.

2: Een deelproject bedoeld voor de technostarter in de meest strikte zin van het woord. Dit

deelproject is het onderwerp van een SKE-projectvoorstel in het kader van het

Technopartnerbeleid van het Ministerie van EZ. Hiermee wordt ongeveer 15 procent van de

HSL-doelgroep afgedekt, namelijk zes nieuwe bedrijven per jaar. De open campus van DSM

speelt hierin een belangrijke rol.

UITVOERENDE PARTIJEN

Stichting HoogStarters Limburg, met als deelnemende partijen: Universiteit Maastricht,

Hogeschool Zuyd, Fontys, LIOF en Syntens.

€ 1.816.500 € 9.620.000

KOSTEN 2006 - 2012KOSTEN 2006

€ 1.722.000 € 7.122.000

BIJDRAGE RIJK-REGIO 2006 - 2012BIJDRAGE RIJK-REGIO 2006

80 2005 VERSNELLINGSAGENDA

DOELSTELLING

Het binnen een tijdsbestek van één tot twee jaar implementeren van daadwerkelijke innovaties

als doorbraak in product, proces, organisatie en/of markt - bij MKB-bedrijven door het

inschakelen van een externe innovatiemanager.

GROEI WERKGELEGENHEID

Direct: tien à twaalf arbeidsplaatsen/innovatiemanagers per jaar.

Indirect: voorwaardenscheppend.

ECONOMISCH BELANG EN RANDVOORWAARDEN

Een generieke aanpak heeft op termijn positieve effecten op de arbeidsmarkt omdat het

programma primair beoogt ‘Innovation Officers’ bij het bedrijfsleven te plaatsen. Hun

succesvolle acties zullen leiden tot investeringen bij het MKB met de daarbij behorende

werk-gelegenheidsaspecten. Hierbij moet ook worden gedacht aan verbeteringen die

kwantitatief van aard zijn.

BEKNOPTE BESCHRIJVING

Vernieuwingen doorvoeren bij bedrijven is een noodzaak. Buck Consultants International

stellen in ‘Benchmark Maakindustrie/Value Added Logistics Limburg’ (juni 2005) dat Limburg

behoefte heeft aan krachtiger entrepreneurship. Nadrukkelijk wordt daarbij aangegeven dat

niet alleen technologische vernieuwing een bedrijf vooruit helpt, maar dat zaken als marketing

& sales, competentieontwikkeling van het personeel en organisatorische vernieuwingen

minstens zo belangrijk zijn. In het rapport is het ‘versterken van entrepreneurship &

concurrentiekracht van bedrijven’ dan ook één van de drie strategische hoofdlijnen voor

Limburg, met als aanbeveling het aanstellen van Innovation/R&D Officers bij bedrijven om zo

innovatie/R&D-beleid vorm en inhoud te geven. De Innovation Officer zal dit samen met de

ondernemers in het Limburgse MKB uitvoeren, maar ook organiseren en implementeren. Dit

gebeurt via twee invalshoeken:

- Vanuit een bestaande klant-leverancierrelatie: iemand wordt door een grote uitbesteder

(OEM) voor een bepaalde periode gedetacheerd bij een MKB-bedrijf dat aan die

OEM toelevert. Doel: het MKB ondersteunen bij het aansluiten op de concrete

technologiebehoefte van de OEM.

- Vanuit het perspectief dat het MKB onvoldoende in staat is om de eigen (creatieve) krachten

te bundelen om adequaat te kunnen reageren op vernieuwingsvragen uit de markt.

Doel: mobiliseren van vernieuwingskrachten binnen het MKB om het zo van binnenuit en

met eigen mensen te ondersteunen bij het marktgericht vernieuwen.

INNOVATION OFFICER

GENERIEKE PROJECTEN

2005VERSNELLINGSAGENDA 81

2012

2011

2010

2009

2008

2007

2006

De succesvolle realisatie van dit project rust op de volgende bouwstenen:

- Competentieprofielen en selectiecriteria ten behoeve van de selectie van potentiële

Innovation Officers.

- Innovatiebox Limburg voor de Innovation Officer en het MKB, bestaande uit

trainingsmodules en een overzicht van MKB-stimuleringsregelingen.

- Een netwerk van Innovation Officers (aanbieders) en MKB-bedrijven (vragers).

- Een groep innovatieambassadeurs: succesvolle vernieuwers en actieve ondersteuners

daarvan, die gedurende de looptijd van het project optreden als begeleidingscommissie en

zoveel mogelijk mensen betrekken bij het project.

- Een subsidieregeling voor de loonkosten van het MKB voor het aanstellen van een

Innovation Officer gedurende één jaar.

- Tweejaarlijkse publicatie van de succesvolle inzet van Innovation Officers en aanverwante,

op innovatie gerichte Limburgse activiteiten in een goed leesbare publicatie voor een breed

publiek.

Einddoel is het inzetten van minimaal veertig Innovation Officers bij Limburgse bedrijven, wat

idealiter leidt tot een veertigtal succesvolle innovatietrajecten.

UITVOERENDE PARTIJEN

LIOF en Syntens.

START & OOGSTTIJD

start: 2006

oogsttijd: 2012

€ 1.075.000

€ 875.000

€ 5.450.600

€ 3.150.000

KOSTEN 2006 KOSTEN 2006 - 2012

BIJDRAGE RIJK-REGIO 2006 - 2012BIJDRAGE RIJK-REGIO 2006

82 2005 VERSNELLINGSAGENDA

DOELSTELLING

De oprichting van een intermediaire partij die bedrijven uit China logistieke dienstverlening

concepten aanbiedt om via Limburg hun servicegevoelige producten in Europa af te zetten.

GROEI WERKGELEGENHEID

Werkgelegenheid voor circa tien medewerkers bij de intermediaire organisatie.

In 2012 circa 500 arbeidsplaatsen bij de logistieke dienstverleners.

ECONOMISCH BELANG & RANDVOORWAARDEN

Er is sprake van een toenemende stroom producten naar Europa, primair vanuit Verre Oosten,

evenals vanuit India. Het Limburgse bedrijfsleven in de logistiek, distributie en aanverwante

hoogwaardige dienstverlening heeft hier een uitstekende kans. Kennis van Europa ten aanzien

van veel facetten van marketing, regelgeving en handel is daarbij noodzakelijk. Belangrijke

randvoorwaarden zijn:

- actieve deelname door bedrijven in regio en daarmee initieel draagvlak;

- grote Logistical Services Supplier (LSP) die snel tot actie overgaan;

- wederzijds vertrouwen tussen Chinese en Nederlandse ondernemers.

BEKNOPTE BESCHRIJVING

Om een flink aandeel te verwerven in hoogwaardige VAL dienstverlening uit het Verre Oosten

naar Europa, moet er een centrum komen dat faciliteiten biedt voor deze diensten (bundeling

van diensten-leveranciers). Ook moet het centrum kennis verschaffen over Europese markten

en een goed inzicht hebben in ontwikkelingen in Azië en de daar heersende bedrijfscultuur.

Daarmee wordt een thuisbasis gecreëerd voor producenten uit Azië en hun Europese

distributievestigingen. Het centrum is een ‘one-stop-shopping’ loket voor deze bedrijven en hun

werknemers voor praktische zaken zoals vergunningen, keurmerken en dergelijke.

Er wordt daarom door LIOF, de gemeente Venlo en een aantal logistieke dienstverleners een

organisatie opgericht, De Rode Lampion, die zo’n centrum gaat opzetten. Voor een deel is het

centrum fysiek geconcentreerd, voor een deel is het een serviceorganisatie van een aantal

specialistische dienstenleveranciers. Meer toegespitst gaat het om de volgende functies:

- distributiecentrum met VAL-mogelijkheden (assemblage, verpakking, repair, return, etc.);

- kantoorfunctie;

- woonfunctie in de nabije omgeving (onder meer een goedkoop hotel);

- VAS-diensten op het gebied van marketing, verpakking, garanties, export,

BUSINESS MATCHMAKING-DE RODE LAMPION-

GENERIEKE PROJECTEN

2005VERSNELLINGSAGENDA 83

2012

2011

2010

2009

2008

2007

2006

regelgeving en vergunningen;

- opbouwen van een netwerk van contactpersonen;

- regelen van werk- en verblijfsvergunningen.

De eerste stap is het uitvoeren van een haalbaarheidsstudie, uitmondend in een Plan van

Aanpak. Daarvoor is overleg nodig met de betrokken partijen in China en moet een beperkte

groep bedrijven met hoogwaardige service-gevoelige producten worden geselecteerd. Daarna

is het zaak met deskundigen in China launching customers te benaderden, interesseren en

overtuigen. Binnen zes maanden moet worden vastgesteld of het project haalbaar is

(kosten € 250.000). Er zijn limburgers in het buitenland werkzaam die als netwerkers voor

Limburg actief kunnen zijn (initiatief: Limburg Ambassedors Network). Zij kunnen uitwijken

naar voor Limburg interessante projecten zoals vestigingen van bedrijven, samenwerking met

ondernemingen, culturele samenwerking. Kortom: het promoten van Limburg!

De Rode Lampion is een commerciële activiteit. Directe bemoeienis van overheidspartijen,

bijvoorbeeld in de vorm van een garantievermogen, duurt maximaal drie jaar.

UITVOERENDE PARTIJEN

- LIOF

- Gemeente Venlo

- Logistieke dienstverleners

START & OOGSTTIJD

start: 2006

oogsttijd: 2006 > 2012

€ 250.000 € 2.000.000*

KOSTEN 2006 - 2012KOSTEN 2006

€ 250.000 € 2.000.000*

BIJDRAGE RIJK-REGIO 2006 - 2012BIJDRAGE RIJK-REGIO 2006

* garantie overheden tot 2.000.000

84

2006

2005 VERSNELLINGSAGENDA

GENERIEKE PROJECTEN

DOELSTELLING

Het tot stand brengen van euregionale kennisoverdracht tussen grote bedrijven,

MKB-bedrijven en kennisinstellingen.

GROEI WERKGELEGENHEID

Het project is voorwaardenscheppend, dat wil zeggen: gericht op de randvoorwaarden voor

nieuwe bedrijvigheid.

ECONOMISCH BELANG EN RANDVOORWAARDEN

Kennisontsluiting is cruciaal voor de euregio. Dit project kan leiden tot nieuwe

samenwerkingsverbanden tussen publieke en private partijen, nieuwe starters en draagt bij

aan de totstandkoming van een aantrekkelijke voedingsbodem voor partijen om zich in de

euregio te vestigen.

BEKNOPTE BESCHRIJVING

De RWTH in Aken is al jaren zeer succesvol in technologieoverdracht en - ondersteuning van

bedrijven, kleinere maar vooral ook wat grotere, in de omgeving van Aken. Dit project beoogt

ook andere (MKB-)bedrijven in de euregio, en met name ook Limburgse bedrijven, te laten

profiteren van dit enorme potentieel van de RWTH op technisch-wetenschappelijk gebied.

De mogelijkheid om nu ook kennisvouchers internationaal in te zetten kan daarbij voor zowel

bedrijf als kennisinstelling een aantrekkelijke prikkel zijn. Versterking van de kennisoverdracht

van grotere researchbedrijven naar het MKB draagt bij aan de ontsluiting en benutting van

kennis. De Kenniswinkel van DSM is hiervan een succesvol voorbeeld. Door het ondersteunen

van de betrokken partijen bij kennisoverdracht worden samenwerkingsrelaties aangegaan,

komen nieuwe startende bedrijven tot stand en wordt een aantrekkelijk vestigingsklimaat

gecreëerd. In een volgend stadium wordt het project uitgebreid tot andere kennisinstellingen

in bijvoorbeeld Aken/Jülich, Heerlen, Luik, Maastricht en Hasselt, zodat een flexibele

infrastructuur voor het ontsluiten van het totale kennispotentieel in de euregio ontstaat.

KENNISMAKELAAR EUREGIO

2005VERSNELLINGSAGENDA 85

2012

2011

2010

2009

2008

2007

2006

De doelstellingen van het project zijn in drie fasen opgezet en kunnen als volgt worden

onderscheiden:

- Verknoping van de Nederlandse infrastructuur met de IHK en RWTH Aken.

Deze doelstelling resulteert in een diepgaand inzicht in de beschikbare

(kennis)infrastructuur, als ook in de eisen van de bedrijven en kennisinstellingen.

- Verknoping van de Nederlandse infrastructuur met de IHK en RWTH Aken.

Deze doelstelling resulteert in een nieuwe en operationele grensoverschrijdende

infrastructuur ten behoeve van bedrijven en kennisinstellingen.

- Uitbreiding van de verknoopte infrastructuur met andere kennisinstellingen.

Deze doelstelling resulteert in een vergrote grensoverschrijdende infrastructuur ten behoeve

van bedrijven en kennisinstellingen. Voorbeelden hiervan zijn FA Jülich, het Fraunhofer

Institut en de Universiteit van Luik. Ook Leuven en, op termijn, de Nederlandse instellingen

zoals de TU Eindhoven kunnen aangesloten worden.

UITVOERENDE PARTIJEN

Industrie- und Handelskammer Aachen (IHK), RWTH, LIOF en Syntens.

START & OOGSTTIJD

start: 2006

oogsttijd: 2007 > 2011

€ 655.000 € 2.050.000

KOSTEN 2006 - 2011KOSTEN 2006

€ 365.000 € 1.000.000

BIJDRAGE RIJK-REGIO 2006 - 2007BIJDRAGE RIJK-REGIO 2006

86

2006

2005 VERSNELLINGSAGENDA

DOELSTELLING

Het realiseren van een duurzame capaciteitsuitbreiding in de periode 2011- 2014 op de A2

tussen de aansluiting van de aan te leggen A73- zuid bij St. Joost en Geleen, inclusief het

knooppunt Kerensheide.

ECONOMISCH BELANG EN RANDVOORWAARDEN

De bereikbaarheid met het Europese achterland van niet alleen Limburg maar ook de

regio Eindhoven en de mainports in de Randstad staan, door het ontbreken van voldoende

capaciteit op A2 tussen St. Joost en Geleen, sterk onder druk. Gevolg hiervan is dat bedrijven

en gebieden zich niet economisch kunnen ontwikkelen zoals voorzien. Voor de versnelling

van de economische ontwikkeling van Limburg is het garanderen van de mobiliteit en goede

bereikbaarheid essentieel. De kennis-as A2 tussen St. Joost en Geleen is cruciaal in deze

bereikbaarheid.

BEKNOPTE BESCHRIJVING

De belangrijkste weginfrastructuur vormt in Limburg een samenhangend netwerk van

hoofdwegen. Het provinciale beleid is al jaren gericht op completering van dit netwerk. Eén

van de resultaten is de realisering van de A73. Deze zal eind 2007 zijn voltooid en vanaf dat

moment komt het verkeer dat gebruik maakt van de A73 in zuidelijke richting bij Maasbracht op

de A2. De capaciteit van de met een triple A-status gewaardeerde en TEN- gecategoriseerde

A2 tussen Maasbracht en Geleen is nu al kritisch maar zal na openstelling van de A73

beduidend ondermaats zijn. Er is sprake van een zandloper in de hoofdwegenstructuur die de

bereikbaarheid en de economische ontwikkeling van de technologische topregio zeer sterk

onder druk zet.

UITVOERENDE PARTIJ

Rijkswaterstaat directie Limburg

VERBREDING A2 ST. JOOST-GELEEN

GENERIEKE PROJECTEN

2005VERSNELLINGSAGENDA 87

2012

2011

2010

2009

2008

2007

2006

START & OOGSTTIJD

start: 2011

oogsttijd: 2014

Totale kosten van het project worden geschat op € 368 miljoen, Circa € 46 miljoen renteverlies/

voorfinancieringskosten. De totale kosten worden geschat op € 368 miljoen. Voorfinanciering

met een kastritme van € 92 miljoen per jaar zorgt voor een bedrag van

€ 46 miljoen aan renteverlies (rentepercentage: 5%). Echter, in de nota Mobiliteit staat

nadrukkelijk vermeld dat deze voorfinancieringskosten kunnen worden verhaald op de

gebruiker, nadat het project is uitgevoerd.

€ 368.000.000

KOSTEN 2011 - 2014

€ 46.000.000

BIJDRAGE RIJK 2011 - 2014

Naast de majeure projecten die hiervoor zijn omschreven, zijn er ook nog projecten die in potentie majeur zijn,

maar nog op onderdelen niet voldoen aan de criteria die de taskforce heeft opgesteld.

Vele projecten zijn ingediend en intensief bestudeerd. De volgende vragen zijn steeds gesteld:

- Is er sprake van een aanvraag waarbij overheidsbijdrage werkelijk

tot versnelling leidt met impact op de Limburgse economie?

- Betreft het een project dat qua innovatie en draagvlak ook van importantie

is voor de nationale economie?

- Is het project “rijp’, m.a.w. is de financieringsconstructie duidelijk en is

er geen sprake van ongeoorloofde staatssteun van bedrijven?

Vervolgens is gekeken naar de status van de projecten:

Moet het nog een slag maken en kunnen wij daar bij helpen?

Is het een project dat wellicht meer geschikt is voor de regionale agenda?

De versnellingsagenda is uiteindelijk bedoeld als “dynamische agenda” waardoor ook projecten die nog niet

voldragen zijn, maar wel in potentie kunnen voldoen aan de criteria, toch die plek krijgen die ze verdienen.

De uitvoeringsorganisatie van de Versnellingsagenda die ervoor moet zorgen dat de dynamiek behouden blijft,

zal met name als eerste opdracht krijgen: ondersteun majeure kansrijke projecten bij het proces naar majeur

worden!

Kansencluster Nieuwe Energie

Het thema Nieuwe Energie spreekt aan mede omdat we dagelijks geconfronteerd worden met de stijgende

energieprijzen. Bestaande technologie krijgt ineens weer een kans, nieuwe ontwikkelingen komen extra onder

de aandacht te staan. Ook komen vanuit het ministerie van Economische Zaken positieve signalen over een

dergelijk initiatief.

Parkstad Limburg heeft een historie op het gebied van energie. De mijnen liggen nog vers in het geheugen en

andere ontwikkelingen op het gebied van bv. zonne-energie en kolenvergassing zijn reeds succesvol ingezet en

leiden inmiddels tot concrete investeringen.

KANSENCLUSTER

88

VERSNELLINGSAGENDA 2005

De taskforce heeft Ir. Paul Hamm, voorzitter van het Platform Groene Grondstoffen en Energie, ingesteld door

het Ministerie van Economische Zaken en direct rapporterend aan Minister L.J. Brinkhorst, gevraagd naar de

plannen te kijken en mede Parkstad te helpen bij het concretiseren ervan. Ook SenterNovem in Sittard-Geleen

zal hierbij assistentie verlenen. In de versnellingsagenda worden speciaal middelen in de vorm van het Energie

fonds opgenomen om werkelijk aan de slag te kunnen gaan. Binnen 2 maanden moeten de contouren klaar zijn.

Focus is: Wat zijn de speerpunten van het huidige beleid van EZ met betrekking tot nieuwe en duurzame energie

en hoe vertaalt zich dat naar kansen voor Limburg/Parkstad. En dat weer in relatie tot de ingediende plannen

maar ook breder. De uitvoeringsorganisatie Versnellingsagenda zal dit proces mede ondersteunen.

Op de navolgende pagina’s staan de projecten die de taskforce heeft geselecteerd uit de ingebrachte projecten

als kansrijk.

Belangrijk is verder dat begin maart de ministers van Economische zaken en onderwijs van Nederland en

NordRheinWestfalen zich hebben uitgesproken in een intentieverklaring tot verregaande samenwerking. Energie

moet daarin een voorname rol spelen, waarbij Limburg natuurlijk bij uitstek de plaats is waar die samenwerking

concreet kan worden. (E) Avantis is de fysieke plaats die in dit verband een belangrijke rol kan spelen en als

zodanig al door het ministerie van Economische Zaken, in het kader van de “kansenzone”, is benoemd tot

potentiële interessante vestigingsplaats.

89

2005VERSNELLINGSAGENDA90

NIEUWE ENERGIE FONDS

DOELSTELLING

Het bevorderen van de doorontwikkeling

van veelbelovende innovaties en/of lopende

projecten naar productieniveau, nieuwe vormen

van energie en daarmee het stimuleren van

nieuwe producten, diensten en werkgelegen-

heid op het gebied van nieuwe energie.

Een combinatie van overheidsparticipatie en

particuliere investeerders vullen een fonds,

waardoor op basis van scherpe (VC) criteria

kansrijke plannen getoetst worden op (com-

merciële) haalbaarheid.

GROEI WERKGELEGENHEID

Een groei van de directe werkgelegenheid

met 500 arbeidsplaatsen en een groei van de

indirecte werkgelegenheid met 1000 arbeids-

plaatsen is minimaal haalbaar, maar is sterk af-

hankelijk van in te zetten kapitaal en business

opportuniteiten.

ECONOMISCH BELANG & RANDVOORWAARDEN

De huidige energieprijzen hebben weer het

niveau waarop investeringen in alternatieve

vormen van energie kunnen renderen. Met

een aan zekerheid grenzende waarschijnlijk-

heid blijven de energie prijzen hoog: de vraag

uit o.a. China en India, de eindigheid van

voorraden en toename in gebruik (airconditio-

ning) spreken in dit verband voor zich.

De sector nieuwe energie biedt flinke moge-

lijkheden voor Parkstad Limburg; de regio

heeft een ruime geschiedenis met allerlei

vormen van energie, het thema nieuwe energie

staat hoog op de (intern)nationale agenda en

Parkstad Limburg ligt in internationaal perspec-

tief in een zeer aantrekkelijk gebied. De regio

Parkstad Limburg sluit zich hiermee nadruk-

kelijk aan bij de al gaande ontwikkelingen in

NRW en de ook in Nederland scherp aange-

zette “Transitieroutes” die moeten leiden tot

een gebruik van 30% “groene grondstoffen”

in 2030. Om deze belangrijke sector versneld

tot ontplooiing te laten komen zijn investerin-

gen nodig om ontwikkelingen op de markt te

kunnen brengen. Bedrijven met veelbeloven-

de prototypes hebben (na de initiële opstart-

fase) vaak moeite subsidies van de overheid

binnen te halen. Het Energie Fonds maakt het

voor dergelijke bedrijven mogelijk hun veelbe-

lovende prototypes versneld naar productieni-

veau en dus de markt te brengen. Het Energie

Fonds maakt een koppeling naar het bedrijven-

terrein Avantis om optimale spin-off tussen be-

drijfsleven en kennisinstellingen te creëren.

BEKNOPTE BESCHRIJVING

Het fonds maakt het mogelijk bedrijven

aan te trekken door te investeren in

(product)ontwikkelingen op het gebied van

NIEUWE ENERGIE

2005VERSNELLINGSAGENDA 91

2006 2007 2008 2009 2010 2011 2012

nieuwe energie waar reguliere middelen geen

uitkomst bieden. In het Energie Fonds wordt de

doorontwikkeling van veelbelovende innovaties

mogelijk gemaakt. Er zou in 2006 € 30.000.000

beschikbaar moeten komen voor de investerin-

gen. Dit bedrag wordt door de aantrekkelijkheid

aan deelneming van het fonds door investeer-

ders uitgebouwd tot ongeveer € 80.000.000.

UITVOERENDE PARTIJ

De heer P. Hamm, investeringscommissie, be-

oordelingscommissie + Senter-Novem, diverse

private investeerders, overheden.

€ 15.000.000

€ 30.000.000

2006

2006 - 2012

2005VERSNELLINGSAGENDA92

DOELSTELLING

Het oprichten van E-Avantis, een centrum met

als doelstelling:

- Ontwikkeling en toepassing van innovatieve

duurzame energieproducten en productie-

methoden.

- Vestigen van Energie-office Samenwerking

NL/NRW/Vlaanderen, gericht op de samen-

werking van deze 3 regio’s op het gebied van

Energie wat past in de intenties uitgesproken

in de Letter of Intent van maart 2005 tussen

NL en NRW.

- Vestiging van het UNESCO duurzame

energie steunpunt ‘rhine meuse’. Een steun-

punt zoals de UNESCO er 100 in de wereld

wil vestigen, waarbij met support van Open

Universiteit en Hogeschool Zuyd, Limburg is

gekozen als zevende vestiging.

- Opzetten/verbeteren van de samenwerking

tussen Euregionale onderwijsinstellingen,

kennisinstituten en bedrijfsleven.

- Demonstratie duurzame energieproducten

aan bedrijven en particulieren

- Stimuleren van grensoverschrijdende handel.

- Stimuleren van de Euregionale duurzame

energie markt.

- Training van het Euregionale bedrijfsleven en

studenten.

- Internationale State of the Art kennis over

nieuwe en duurzame energie technologie be-

schikbaar maken voor de Nederlandse markt.

- Avantis als kansenzone werkelijk een positie

geven die belangrijke toegevoegde waarde

heeft voor de Euregionale samenwerking en

kennisuitwissseling van nieuwe technologie!

GROEI WERKGELEGENHEID

In het kader van E-Avantis zullen jaarlijks

minimaal 10 nieuwe producten ontwikkeld

worden waarvan een groot deel vercommerci-

aliseerd wordt. Per succesvolle productontwik-

keling zullen ca. 5 arbeidsplaatsen gecreëerd

worden. Dit resulteert in 150 nieuwe banen tot

2012. Duurzame energieproducten realiseren

niet alleen additionele banen in de diensten-

sector maar ook in bijvoorbeeld de bouw, de

installatiebranche. De additioneel gecreëerde

werkgelegenheid is dan ook minimaal 300. De

coördinatie van E-Avantis, alsmede de training

en exploitatie van het demonstratiecentrum

creëren op termijn 10 tot 15 banen.

De verwachting is dat de spin-off effecten van

een concentratie op energie op Avantis nog

vele malen groter zullen zijn.

ECONOMISCH BELANG & RANDVOORWAARDEN

De markt voor innovatie, productie en afzet van

duurzame energieproducten groeit al tientallen-

jaren met groeipercentages van meer dan 25%

per jaar. In Nordrheinwestfalen en Nederland

NIEUWE ENERGIE

E-AVANTIS

2005VERSNELLINGSAGENDA

2006 - 2012

2006

2006 2007 2008 2009 2010 2011 2012

93

werken inmiddels meer dan 25.000 mensen

(in NRW Eu 3 miljard omzet) in de duurzame

energiesector. Een goed samenspel tussen

kennisinstituten en het bedrijfsleven, gecom-

bineerd met de ontwikkeling van innovatieve

afzetmethoden, vormen de randvoorwaarden

voor dit succes. De Euregio voldoet aan deze

randvoorwaarden: zij ligt centraal in belangrijke

afzetmarkten, er zijn belangrijke kennisinstitu-

ten en er is al veel technologisch hoogwaardi-

ge productie-industrie gevestigd. Met E-Avantis

wordt dit samenspel op Euregionale schaal

vormgegeven en ontstaat er een “window of

opportunities” mbt kennistransfer en uitstraling

voor de Nederlandse economie.

BEKNOPTE BESCHRIJVING

Tussen Heerlen en Aken wordt, op het grens-

overschrijdende bedrijventerrein Avantis,

E-Avantis gevestigd. E-Avantis omvat een

productontwikkelingscentrum en een demon-

stratiecentrum en een trainingscentrum

en waarborgt hiermee het noodzakelijke

samenspel tussen alle belangrijke partijen.

In het productontwikkelingscentrum worden

nieuwe duurzame energieproducten ontwik-

keld. Met het demonstratiecentrum worden

de nieuwste producten aan het Euregionale

publiek en bedrijfsleven gepresenteerd. Binnen

het trainingscentrum zullen studenten en het

Euregionale bedrijfsleven getraind worden op

het gebied van duurzame energie en de toe-

passing ervan in de praktijk. E-Avantis wordt

hiermee de spil in een Euregionaal bedrijven-

netwerk. Parallel aan deze ontwikkelingen

wordt het toeristische aspect rond Avantis

verder uitgewerkt met bijvoorbeeld een fiets-

route op door groene stroom geladen elektri-

sche fietsen. E-Avantis is hiermee vanaf het

eerste moment concreet. De vestiging van de

Solland Solar zonnecelfabriek op Avantis en de

eerste productontwikkelingen rond kleine wind-

turbines, nieuwe zonneboilers en een post-

HBO en universitaire opleiding op het gebied

van duurzame energie zijn hier voorbeelden

van.

€ 900.000

€ 2.100.000

NIEUWE ENERGIE

2005VERSNELLINGSAGENDA94

DOELSTELLING

Aanbieden van Master-opleidingen die aanslui-ten bij de behoefte aan hoogwaardig opgeleid personeel op het gebied van duurzame energie. Het aanbieden van deze opleiding aan bedrijven die in de sector actief zijn, biedt deze bedrijven ondersteuning bij de ken-nisontwikkeling die noodzakelijk is voor een continue innovatie. Het aanbieden van deze opleidingen in deze regio leidt tot een aantrek-kelijker basis voor het kennispotentieel inzake “duurzame energie” in de regio ook al omdat erdoor talenten naar de regio kunnen worden gehaald. Bij afstuderen ontstaat een potentieel aan goed en adequaat opgeleid hoogwaardig personeel, dat voor de bedrijven in de regio en potentieel te vestigen bedrijven aantrekkelijk is. Er wordt nadrukkelijk aansluiting gezocht bij de bestaande plannen in het MBO en HBO om de onderwijsketen op het gebied van nieuwe energie te completeren. Met een extra finan-ciële impuls kunnen deze opleidingen in 2006 starten.De wisselwerking van productie, research en kennisopbouw is een wezenlijke tool bij het verder ontwikkelen en uitbouwen van Nieuwe Energie in Energy Hill/Avantis. De directe nabijheid van de RWTH Aken staat garant voor wetenschappelijke kwaliteit en innovatie.

GROEI WERKGELEGENHEID

Bij de ontwikkel fase tijdelijk 6 arbeidsplaatsen wetenschappelijk personeel bij de OU.In de exploitatiefase 2,5 fte wetenschappelijk personeel en 0,5 fte ondersteuning. Daarnaast wordt werkgelegenheid gecreëerd bij zus-terinstituten in Maastricht en Aken. De start van een brede opleidingsketen zal met name

een indirect werkgelegenheidseffect tot stand brengen.

ECONOMISCH BELANG & RANDVOORWAARDEN

Versteviging van de maatschappelijk en eco-nomisch ondersteunende functie van de op-leidingsinstituten in de regio. Het aanbod van deze opleidingen verhoogt de aantrek-kingskracht voor de regio voor jonge talenten en voor innovatieve bedrijven. Hierbij valt te denken aan bijvoorbeeld de 15 jonge starters die de Hogeschool Zuyd elk jaar aflevert. Het creëren van hoogwaardige arbeidsplaatsen heeft een aantoonbare economische uitstraling op de economie van de regio. De beoogde sa-menwerking tussen instellingen en bedrijven bij de ontwikkeling en exploitatie van dit aanbod is een versterking van de Euregionale samen-werking en draagt daarmee direct bij aan de verdere ontwikkeling van de Top Technologi-sche Regio.

BEKNOPTE BESCHRIJVING

1. Een eenjarige basis Master, Engelstalig, afstandsonderwijs, gebaseerd op bestaand materiaal van Universiteit Utrecht, Technische Universiteit Eindhoven, RWTH Aken, Ecofys en Universiteit Maastricht. Inhoudelijke brede oriëntatie, bevat natuurwetenschappelijke, technische, management- en beleidsaspecten. Deze Masters kan als zelfstandige opleiding worden afgesloten of kan dienen als door-stroom naar twee gespecialiseerde Masters.

2. Twee tweejarige Masters: a) management, en b) techniek; de masters kan voor het eerste jaar worden ingevuld met de bredere 1 jarige Masters (zie 1). Het tweede jaar bestaat uit het

MASTERSOPLEIDINGEN

2005VERSNELLINGSAGENDA 95

specialisatie deel. Dit deel wordt deels ingevuld als “Summerschool”, waarbij tijdens enkele in-tensieve blokken wordt gewerkt aan colleges en workshops, waarbij specialisten uit het veld worden ingehuurd.

3. Uiteindelijke fysieke vestiging op E-Avantis, maakt dat naast een demonstratiecentrum nieuwe energie (zie plan E-Avantis) ook werkelijk studenten zich gaan bewegen tussen Aken, Avantis en andere steden in de regio.

UITVOERENDE PARTIJ

De ontwikkeling en exploitatie van de opleiding wordt een samenwerkingsverband tussen Uni-versiteit Utrecht, Open Universiteit Nederland, RWTH Aken, Universiteit Maastricht, Lex B.V. en Ecofys. Regie ligt bij Regionaal Expertise Centrum Leren voor Duurzame Ontwikkeling (RCE Rhine-Meuse).

PROJECTPLAN

Ecofys en Regionaal Expertise Centrum Leren voor Duurzame Ontwikkeling (RCE Rhine-Meuse) stellen in de maanden Oktober November 2005 een projectplan op in overleg met de betrokken partijen. Start van de ontwik-kelfase wordt voorzien in Januari 2006.

STATUS - FASERINGDOORLOOPTIJD - MIJLPALEN

In het RCE Rhine-Meuse zijn de partners uit de Euregio reeds in een samenwerkingsverband verenigd. Het uitvoeren van dit type projecten is een van de doelstellingen van dit samen-werkingsverband. Toetreding van Ecofys en Universiteit Utrecht is momenteel in bespre-king. Door te baseren op bestaande inhouden

voor het eerste jaar kan de ontwikkeltijd sterk worden gereduceerd.De ontwikkeltijd voor het 1ste jaar is voorzien voor 2006. De basis Masters wordt begin 2007 voor de eerste maal aangeboden. Parallel start de ontwikkeling van het aanbod voor de 2 spe-cialisaties. Deze zijn midden 2007 gereed. Door de organisatie van individuele leertra-jecten kunnen cursisten vanaf september 2007 instromen in de specialisatie delen van de 2-jarige Master. De eerste afgestudeerden worden zomer 2008 verwacht.

INVESTERINGEN & EXPLOITATIE

Aan investeringen is een bedrag van 850.000 Euro geschat. Dit moet bij de uitwerking van het projectplan worden onderbouwd.Voor de exploitatie wordt geschat dat wordt gewerkt met een begroting van 250.000 Euro bij een aantal studenten van 30 per jaar voor het eerste jaar. Voor de volgende jaren waarin zowel de basis Master van 1 jaar en de specia-lisaties worden aangeboden verdubbeld de ex-ploitatie begroting.

FINANCIERS

Ministerie van EZ (aanloopbijdrage) / Provincie LimburgEcofysBetrokken onderwijsinstellingen

2006 2007 2008 2009 2010 2011 2012

€ 600.000

€ 250.000

2006

2006 - 2012

2005VERSNELLINGSAGENDA96

DOELSTELLING

Het combineren van bestaande sterktes in

Nederland, Duitsland en België op het gebied

van (silicium) zonne-energietechnologie in een

innovatiecentrum om nieuwe investeringen aan

te trekken en om reeds aanwezige bedrijven in

de regio en daarbuiten te ondersteunen bij de

noodzakelijke snelle vernieuwing en uitbrei-

ding.

Belangrijk is dat vanuit een focus op zonne-

energie, de “Energy Hill” Limburg zich sterker

ontwikkelt. Kennis van de state-of-the-art tech-

nologie en ontwikkelingen in zowel Noord-

Nederland, als internationaal zijn van groot

belang. Door de reeds aanwezige bedrijven

als Solland Solar Energy en Scheuten Solar

Systems is er al een stevige basis. De interna-

tionale/Euregionale context en steun maakt de

focus erg belangrijk en kansrijk.

GROEI WERKGELEGENHEID

Het centrum zelf zal met een extra financiële

impuls in de loop van 5 jaar versneld groeien

tot een omvang van minimaal 50 arbeidsplaat-

sen. Daarnaast worden nieuwe bedrijven aan-

getrokken en bestaande uitgebreid met 300-

500 arbeidsplaatsen.

De groeicijfers van zonne-energie zijn indruk-

wekkend, de potentie van de reeds aanwezige

bedrijven in de regio heeft zich recent bewezen

met aansprekende uitbreidingsplannen.

Economisch belang & randvoorwaarden

De zonne-energie-sector (NB: zonnestroom)

groeit wereldwijd met 25% of meer per jaar

(langjarig gemiddelde). Nederland, Duitsland

en België zijn reeds actieve spelers op dit

terrein, maar benutten hun potentieel nog

niet ten volle. Door bundeling van krachten,

vullen van lacunes in de R&D-infrastructuur en

nauwe samenwerking tussen het innovatiecen-

trum en het bedrijfsleven kan een groter deel

van deze hightech groeimarkt worden bediend

vanuit de regio. Hiermee wordt tevens invulling

gegeven aan het streven naar duurzaamheid,

omdat zonne-energie de duurzame-energie-

bron bij uitstek is. Om dit te bereiken is het van

belang dat kennisinstellingen en bedrijven met

expertise over de gehele waardeketen (van

silicium grondstof tot en met het eindproduct,

zonnepanelen en complete systemen) sa-

menwerken om een totaalpakket aan geïnte-

greerde kennis, diensten en producten te

kunnen leveren. In dit consortium passen

en horen: Solland Solar Energy, Scheuten

Solar Systems, Econcern, Energieonderzoek

Centrum Nederland ECN (alle NL), Access eV,

Forschungsanlage Jülich, RWTH Aachen, Uni

Konstanz (alle DE) en IMEC en VITO (beide

B) en de TU Eindhoven. Een aantal van deze

partijen behoort reeds nu tot de wereldtop op

FOCUS OP DE ZON

NIEUWE ENERGIE

2005VERSNELLINGSAGENDA

2006 - 2012

2006

2006 2007 2008 2009 2010 2011 2012

97

dit terrein en daardoor zal het nieuwe innovatie

centrum zijn forse ambities ook kunnen

waarmaken.

BEKNOPTE BESCHRIJVING

Silicium zonne-energietechnologie heeft al

decennia een marktaandeel van ongeveer 90%

op de snel groeiende wereldmarkt. Solland

Solar Energy heeft recent mede met kennis

van ECN en een investering van Econcern

een productiebedrijf voor dit type zonnecel-

len gestart op het Avantis-terrein. De groei-

ambities van Solland zijn hoog en illustreren

wat mogelijk is door een goede combinatie

van partijen. De huidige activiteiten op Avantis

beperken zich tot de fabricage van zonnecel-

len, waarmee strategisch en economisch be-

langrijke delen van de waardeketen (silicium

grondstof- & waferfabricage, alsmede modu-

lefabricage en systeemontwikkeling) nog niet

worden bediend en benut. Door een geïnte-

greerde aanpak, die vrijwel uniek in de wereld

is, kan economische activiteit op de ontbreken-

de terreinen worden gestimuleerd, maar ook de

verdere ontwikkeling van de zonnecelfabricage

zou daarbij zeer gebaat zijn. Immers, verbe-

terde verticale integratie in technologische zin

wordt gezien als een sleutel tot innovatie op dit

terrein. Bovendien kan hiermee de afhanke-

lijkheid van een beperkt aantal (buitenlandse)

bedrijven worden verminderd. Toponderzoe-

kers en ervaren ondernemers kunnen tezamen

zonne-energietechnologie van de toekomst

ontwikkelen, produceren en vermarkten.

Vermeldenswaard is dat bijvoorbeeld in

Eindhoven (TU/e), maar ook aan de RWTH,

met kracht gewerkt wordt aan de ontwikkeling

van nieuwe generaties zonnecellen op basis

van flexibele films etc. Met belangrijk hogere

rendementen.

Met een focus op zonne-energie kan worden

geprojecteerd, dat de realisatie van de eerste

commerciële producties eveneens op Avantis

‘landen’.

UITVOERENDE PARTIJ

ECN, Universität Konstanz en Econcern in sa-

menwerking met deelnemende industrie

START & OOGSTTIJD

start: 2006

oogsttijd: 2006 > 2012

€ 10.000.000

€ 20.000.000

NIEUWE ENERGIE

2005VERSNELLINGSAGENDA98

BIO BRANDSTOF

DOELSTELLING

Er spelen op het gebied van duurzame energie

op dit moment vele initiatieven in heel Nederland.

Die vallen uiteen in enkele hoofdcategorieën:

1. oude projecten die wederom opgevoerd

worden

2. kansrijke projecten die vernieuwend en

haalbaar lijken / zijn en zich richten op

nieuwe technologie & toepassingen, waarbij

de business leading is (time-to-market)

3. nog groene projecten waar nog veel ontwik-

keling in gestoken moet worden om ze

realiseerbaar te maken

Categorie 2 projecten hebben we voor Limburg

op het oog. We richten onze inspanningen om

deze business naar Limburg te trekken.

Om enkele voorbeelden te noemen: Greenport

Venlo (zie versnellingsagenda Greenport

Utilities & connections), PolyPropilene fabriek

(ALL-PP) zeer sterke verbinding met makkelijk

recyclebare grondstoffen, etc. Een van de aan-

sprekende projecten die spelen op dit moment

mbt de keuze voor lokatie is het project

BioSlag, wat hier verder wordt toegelicht.

GROEI WERKGELEGENHEID

De cluster nieuwe energie heeft in potentie

de kracht uit te groeien tot een werkgelegen-

heidseffect dat direct en indirect tot meerdere

honderden arbeidsplaatsen zal leiden, zelfs

meer.

ECONOMISCH BELANG & RANDVOORWAARDEN

Het belag van juist nu bedrijven naar Limburg

trekken die op het punt staan beslissingen te

nemen over uitbreidingen en nieuwe vesti-

gingsplaatsen is evident. Enerzijds zit Limburg

dan vooraan in de ontwikkelingen, anderzijds

biedt het direct werkgelegenheid. Belang-

rijk is wel dat er snel beslissingen genomen

kunnen worden om direct te kunnen schakelen

wanneer zich opportuniteit voordoen. Eén zo’n

opportuniteit is BioSlag.

BEKNOPTE BESCHRIJVING

BioSlag: samenwerking/integratie

NIIB - ISBF - BFPP

1. In NIIB - fundamenteel, innovatiegericht

onderzoek met een op topinstitituten gebaseer-

de formule in het Netherlands Institute for Indu-

strial Biotechnology

2. ISBF - sterke ondersteunende investering

in de universitaire experimentele en software

infrastructuur middels de Inter-University

Systems Biotechnology Facility

3. Biorefinery & Fermentation Pilot Plant, een

multi-purpose demonstratieplant gericht op

de snelle overwinning van de technologische

problematiek die optreedt bij de grootschalige

ontsluiting en verwerking van 2e generatie lig-

2005VERSNELLINGSAGENDA

2006 2007 2008 2009 2010 2011 2012

99

nocellulose grondstoffen voor de biofuels en

chemische sector.

Het gecombineerde en coherente pakket

BioSlag stelt de Nederlandse overheid in staat

een grote visionaire slag te maken in haar

energie en chemiebeleid, waarmee Nederland

vanuit de relatieve (internationale) achterhoe-

de naar een koppositie in de verduurzaming

van de toekomstige basis voor de energie en

chemische sector vertrekt.

Uitwerking BioSlag

Multi-purpose Fermentation Pilot Plant for Lig-

nocellulosic Feedstocks. Om de juiste techno-

logische basis voor gebruik van lignocellulose

feedstocks mogelijk te maken zijn twee techno-

logische stappen te onderscheiden:

1. het efficiënt omzetten (hydrolyse) van de

hout-achtige lignocellulose component en

fermenteerbare componenten zoals C5 en

C6 suikers, alsmede organische bijproduc-

ten (zuren etc) met behulp van een aantal

robuuste technologieen, en

2. verwerking van de resulterende stromen

door middel van fermentatie in bijvoorbeeld

bioethanol met relatieve lage toegevoegde

waarde -marktprijs ~ € 0,25/kg), maar met

enorme volumina, en (bulk) chemicaliën met

een hogere toegevoegde waarde en markt-

prijs (~ € 1-2/kg of hoger).

Voor daadwerkelijke grootschalige doorbraak

is demonstratie voor elk van deze sectoren van

eminent belang. Uitvoerende organisaties zijn:

Groot consortium van industrie en kennisinfra-

structuur.

Aan het Ministerie van EZ, DG Energie wordt

begin oktober een voorstel aangeboden met

een gedetailleerde omschrijving van de inrich-

ting van de Biorefinery & Fermentation Pilot

Plant, alsmede de aansluiting op het NIIB pro-

grammering.

UITVOERENDE PARTIJ

Industrie en technologisch georiënteerde aca-

demische partners (TUD, WUR) gelieerd aan

het (NIIB). DSM, Purac, Nedalco (Dr de Laat)

en Shell, maar het aantal geïnteresseerde en

mogelijke spelers is groter.

De omvang van de aanvrage bedraagt circa

M€ 40. Verwachte noodzakelijke investering

(ordergroote € 30-40 M€, zeer afhankelijk van

uitvoering.

START & OOGSTTIJD

start: 2006

oogsttijd: 2006 > 2012

€ 5.000.000

€ 15.000.000

€ 30.000.000

2006

2006 - 2012

TOTALE INVESTERING

100

Naast het hiervoor omschreven kansencluster “nieuwe energie”, zijn er ook in andere sectoren kansrijke

projecten die aandacht verdienen. Het zijn projecten die hetzij nog niet voldoen aan de criteria uit de inleiding

van de “kansencluster”, hetzij beter passen in de regionale agenda, waarop het fonds Majeure Projecten van de

Provincie aan te spreken is.

Op de regiobijeenkomsten is verschillende malen gevraagd naar de mogelijkheden om toerisme op de

Versnellingsagenda te plaatsen. Door de Provincie is de laatste jaren stevig ingezet op de kracht van Limburg

op dit terrein. Het reguliere beleid biedt daar vele kansen, ook voor nieuwe projecten. U treft op de volgende

pagina’s beschrijvingen van twee projecten die direct aan toerisme gekoppeld en aansprekend zijn, ook

in de nationale context. De Provincie vraagt in beide gevallen om concrete ondersteuning van het Rijk om

beleidstechnisch de ruimte te krijgen de projecten verder te brengen. Voor de financiering richt de provincie zich

met name op het Europese Investerings Fonds die hiervoor, mede vanwege de grensoverschrijdende potentie,

ruimte lijkt te bieden. De voorfinanciering wordt regionaal opgepakt.

Ook de Care kant van Health Care & Cure verdient aandacht. We kennen het project “helende hellingen” waarin

Limburg zich profileert als ideale regio om gezond te worden en te blijven door het koppelen van toerisme en

senioren economie. De Wellness Boulevard is zo’n project dat de Provincie wil ondersteunen. Een omschrijving

vindt u op de volgende pagina’s. De Wellness Boulevard biedt dus kansen. De Taskforce stelt daarom voor

om dit project als één van de eerste taken aan de uitvoeringsorganisatie mee te geven. Deze moet de

initiatiefnemers helpen bij het opstellen van een businessplan.

Sociale Innovatie stond ook op het voorontwerp van de Versnellingsagenda en komt nu nader uitgewerkt terug.

De nationale context maakt echter dat het wachten is op een SER advies later dit jaar.

Het project van Orbis Zorggroep, ‘Ketencommunicatie in de zorg’, heeft ook een interessante evolutie

doorgemaakt, maar er moeten nog enkele slagen gemaakt worden. De uitvoeringsorganisatie zal snel

ondersteuning geven om dit project kans van slagen te geven.

In afwachting van en anticiperend op de komende nota Cultuur en Economie van de ministeries van EZ en

OCW (die verwacht wordt in oktober 2005), zijn thans projecten in voorbereiding die uitgaan van samenwerking

tussen bedijfsleven, onderwijs en het culturele veld op het terrein van de creatieve industrie. De verwachting

is dat dit volgend jaar tot concrete projecten zal leiden die opgenomen kunnen worden in de dynamische

Versnellingsagenda en een bijdrage leveren aan de economische ontwikkeling van Limburg.

KANSRIJKE PROJECTEN

101

2005VERSNELLINGSAGENDA102

WELLNESS BOULEVARD

De gemeente Valkenburg aan de Geul heeft in samenwerking met DSM, Thermae 2000, IZA, de Universiteit Maastricht en de OU Heerlen het initiatief genomen om een wellness boulevard te gaan ontwikkelen. De doelstelling van het project is het ont-wikkelen van een (virtuele/fysieke) wellness boulevard als platform en proeftuin voor onderzoek en innovatiekracht in de sectoren food, chemie en health & cure.Het is een platform voor de vermarkting van innovatieve producten en diensten voor een aangenaam en gezond leven waarbij een grote keuze bestaat voor de wellness consument uit therapieën en belevingen.De meest innovatieve producten worden hier gelanceerd. Door de Euregionale ligging en een veelheid aan wellnessproducenten in de technologische top regio Zuid Oost Nederland is er een veelheid aan wellness producenten waaronder DSM, Philips, Unilever. Een onderdeel van het concept van de Welness boulevard is een kenniscentrum dat fysiek gevestigd is in een wetenschappelijk instituut (via ICT verbonden), zoals Universiteit Maastricht. Vooraf, tijdens en na de introductie van nieuwe producten wordt door het kennisin-stituut interactief gecommuniceerd met consu-menten, producenten en andere professioneel betrokkenen. De fysieke boulevard loopt dwars door het centrum van Valkenburg aan de Geul met als beginpunt Thermae 2000 en als eindpunt het NS-station en vormt een aaneenrijging van the-matische horeca en winkels. Er is hier al een aantal bedrijven, faciliteiten en voorzieningen op het gebied van wellness gevestigd. Het economisch belang is gelegen in de ver-sterking van de innovatiekracht van de produ-centen in de wellness markt. De totale investering van € 15 miljoen voor de daadwerkelijke realisatie heeft een werkgele-genheidseffect in de komende 10 jaar van 175

fte direct en 200 fte indirect (2007-2010). Alvorens hiermee wordt gestart zal in 2006 een uitgebreide studie naar haalbaarheid en invulling worden gedaan voor een bedrag van € 150.000,00

2005VERSNELLINGSAGENDA 103

HEERLIJKHEID LIMBURG: NIEUWE ALLIANTIES IN DE VRIJETIJDSECONOMIE

De vrijetijdseconomie in Nederland groeit bovengemiddeld. Grenzen tussen traditionele sectoren vervagen daarbij nog sneller. Vrije tijd gaat veel verder dan toerisme; de eigen (grijzer wordende) bevolking heeft vrije tijd en zoekt beleving, maar ook investeringsbeslissingen worden mede bepaald door de ‘softe’ factoren die direct gerelateerd zijn aan vrijetijdsecono-mie, zoals cultuur en omgevingskwaliteit.

Limburg maakt deze trend tot een economi-sche kans. Limburg heeft de ambitie om ge-biedsgericht én de traditionele sectorgrenzen doorbrekend innovatieve allianties te ontwikke-len tussen ondernemers uit de vrijetijdsecono-mie en de gezondheid, zorg, voeding en ICT. Wij willen (inter)nationaal als voorbeeld gelden voor een totaal andere manier van out of the box denken en handelen.

Wij willen de investeringsdynamiek in Limburg aanjagen en zorgen voor een nieuw elan dat ondernemers aanspoort om buiten de traditio-nele denkkaders te opereren en nieuwe inves-teringen uitlokt. Ons doel is daarbij ook om te zorgen voor de versterking van de omgevings-kwaliteit van Limburg, als drager van de vrije-tijdseconomie en als vestigingsplaatsfactor, door in te spelen op het belang van die kwaliteit voor de kansrijke sectoren zelf.

De Provincie heeft deze landelijk nieuwe aanpak ontwikkelt samen met Industriebank LIOF en de Universiteit van Tilburg, inhoudelijk en financieel ondersteunt door de Europese Unie.

De Provincie wil van deze aanpak een succes maken door:- kennisontwikkeling en -transfer (o.a. via

Transforum),- financiële middelen om de pilotfase vlot te

trekken kennis te ontwikkelen die breder ingezet kan worden voor weer nieuwe initia-

tieven (per jaar aanjaagsubsidie € 300.000)- met Industriebank LIOF, het EIB / Europese

Investeringsfonds en de private financiële sector een gebiedsgericht investeringsfonds op te zetten voor investeringen die voort-vloeien uit de kansrijke thema’s en pilots. (geschatte omvang € 500 mln.)

Als kansrijke sectoren zijn geïdentificeerd (gezondheids)zorg en wellness, ICT, voeding en senioreneconomie. Op elke van deze thema zijn ondernemers van buiten en binnen Limburg gevonden die pilots ontwikkelen. Zo zijn allianties aangegaan met voor de vrije-tijdseconomie nieuwe partners zoals Achmea Arbo op het gebied van preventieve zorg, met Orbis Medisch en Zorgconcern op gebied van (curatieve) zorghotellerie, de van Melik Foodgroep/Bufkes en Gulpener Bierbrouwerij op gebied van gezonde voeding en streekpro-ducten, Procapital als projectontwikkelaar van luxe woon-zorgcomplexen voor senioren en met Vodafone op gebied van ICT en vrijetijds-economie.

Door deze sporen moet Limburg zich ontwik-kelen als een dynamische regio gekenmerkt door gezond zijn, worden én blijven, een hoge kwaliteit van wonen, werken en recreëren, met een investeringsklimaat dat continue vernieu-wing faciliteert.

Om dit mogelijk te maken zal de provincie met haar partners in sterke mate haar eigen (financiële) verantwoordelijkheid nemen. Wij vragen van het Rijk om maximale steun als het gaat om het mogelijk maken van maatregelen bedoeld voor een uitlokkend investeringskli-maat en bij het overtuigen van de EIB c.q. het Europees Investeringsfonds van het belang van meewerking aan deze Limburgse aanpak voor Nederland en Europa.

2005VERSNELLINGSAGENDA104

Midden-Limburg kenmerkt zich door een combinatie van water(plassen), natuur en landbouw.Door de intensieve ontgronding is in het hart van het gebied een groot aantal plassen ontstaan die een grote impact hebben in het gebied. De waterrecreatie is tot ontwikke-ling gekomen en er is nieuwe natuur ontstaan. De ruimtelijk kwaliteit is echter onvoldoende; daarnaast is het gebied versnipperd.Het gebied heeft in haar economische ontwik-keling te maken met de beperkingen van de beleidslijn ‘Ruimte voor de rivier’. Het bedrijfs-leven als drager van de economische ontwik-keling staat hierdoor zwaar onder druk bij het realiseren van de noodzakelijke investeren in bedrijfs- en productvernieuwing.

De Provincie is van mening dat waarden in dit gebied kansen bieden voor de vrijetijds-economie. Mits deze in samenhang opgepakt worden. Daarom is door partners van bedrijfs-leven, natuurorganisaties en overheden een ambitieus maatregelenplan opgesteld. De ambitie is om het gebied als geheel duurzaam te ontwikkelen tot een watersport- en natuurge-bied van (inter)nationale allure.

Wij zetten hiervoor met onze partners in op in-novatieve ontwikkeling van de dag- en verblijfs-recreatieve ondernemers, een eenduidig imago van de regio en het vergroten van de gebruiks-mogelijkheden van de Maasplassen, zowel van het water als van de natuur. Gelet op de vele belangen die spelen in dit gebied zijn slimme duurzame oplossingen gevraagd die passen binnen de geest van de wet.Dat vergt een forse financiële inspanning van alle partners. Waar mogelijk willen wij een beroep doen op Europese en rijksmid-delen zoals de reconstructie. Sleutel is ook de beleidsruimte om partijen te prikkelen tot creatieve oplossingen te komen die recht

doen aan de economische ontwikkeling én de belangen van natuur en water/veiligheid. Wij vragen uw inspanning om ons die financi-ele en planologische ruimte te geven. Wij zien het als een uitdaging om daarbij tot die slimme duurzame oplossingen te komen die per saldo recht doen aan de vele belangen die spelen in deze kleine maar kansrijke regio.

DELTAPLAN MAASPLASSENMIDDEN-LIMBURG

2005VERSNELLINGSAGENDA 105

CREATIEVE INDUSTRIE

Het Innovatie Platform had de creatieve industrie al als sleutelgebied hoog op de nationale agenda gezet. Begin oktober is dit namens het platform door Alexander Rinnooy-Kan nog eens onder de aandacht van Minister Brinkhorst gebracht, n.a.v. een onderzoek. Het creatieve bedrijfsleven is goed voor 3% van de economie, en de groei in deze sector is twee maal zo hoog als de gemiddelde Neder-landse groei, waarbij ook de uitingen in het buitenland goed scoren.

Limburg zal fungeren als een complemen-taire satelliet in het bredere ZON-netwerk. Immers voor Limburg ligt de kracht én het on-derscheidend vermogen om vorm te geven aan ‘creatieve industrie’ vooral in de bundeling en koppeling van initiatieven (‘crossovers’) en de euregio. Enerzijds spelen industriële vormgevers (Fontys Hogescholen Venlo en Limburgse Design Associatie) een rol, an-derzijds de vrije vormgevers (onderwijsinstel-lingen, zoals de Jan van Eijck en Academie voor beelden Kunst). Door deze laatste erbij te betrekken kan de as Maastricht-Eindhoven een sterkere en specifieke bijdrage leveren aan het realiseren van een brede designregio. Ook het afstemmingsverband Maastricht, Geleen/Sittard en Heerlen (Tripool) heeft een aantal in potentie sterke punten onderzocht, zoals architectuur en podiumkunsten (Maastricht/Heerlen), media (Sittard-Geleen) en toerisme/recreatie (Parkstad). Ieder een subsatelliet die met specifieke kennis/focus meedraait in het netwerk en voorziet in unieke invalshoe-ken. Verder bieden de sectoren food en health voldoende aanknopingspunten design te incor-poreren als 4e productiefactor. Limburg gaat gebruik maken van haar internationale ligging en niet kopiëren wat anderen reeds doen, maar meerwaarde bieden. Zo sluit de Limburgse (ar-tistieke) designsector aan bij de (meer) techni-sche designsector van Eindhoven. In dit kader worden een aantal acties beoogd: een design-

pressure cooker plus, een design experience, een design debat, een tentoonstelling en inter-nationalisering activiteiten.

In afwachting van en anticiperend op de komende nota Cultuur en Economie van de Mi-nisteries EZ en OCW (die wordt verwacht in oktober 2005), zij thans projecten in voorbe-reiding die uitgaan van samenwerking tussen bedrijfsleven, onderwijs en het culturele veld op het terrein van de creatieve industrie. De verwachting is dat dit volgend jaar tot concrete projecten zal leiden die opgenomen kunnen worden in de dynamische versnellingsagenda en een bijdrage kunnen leveren aan de econo-mische ontwikkeling van Limburg.

Zo ontplooien zich reeds enkele initiatieven op het gebied van ondernemerschap in de culturele sector en worden koppelingen tussen cultuurdisciplines en het bedrijfsleven gesti-muleerd. Bij de Hogeschool Zuyd werkt men aan een Creative Art Teams waar leer/werk-constructies centraal staan. In het verlengde hiervan zijn er al contouren voor een Expertsie-centrum Creative City.Ook beschikt Limburg over locaties waar diverse disciplines elkaar kunnen ontmoeten: Belvédère Kultuurfabriek, AINSI (ENCI) in Maastricht en de wijk Q4 in Venlo. De diverse invalshoeken, cultuur, economie en ruimte-lijke ordening versterken en bestuiven elkaar. De Europese ligging van Limburg wordt benut door actieve samenwerking met de omliggende steden Hasselt, Luik, Aken en Düsseldorf.

Daarnaast vormen zich de eerste concepten over bundeling en zichtbaarheid van creatieve industrie. Er is namelijk behoefte aan een infra-structuur, coördinatie en netwerken. Gedacht wordt bijvoorbeeld aan een website Creatieve Industrie, Euregionale contactvorming (structu-reel), platform(-en) en inspelen op de nieuwe structuurfondsen.

2005VERSNELLINGSAGENDA106

PROJECTVOORSTEL VAN ORBIS MEDISCH- EN

ZORGCONCERN

ICT in de zorg wordt steeds meer van belang.

De verbeterde communicatie tussen de eer-

stelijnszorg en de tweedelijnszorg vormt een

dusdanig toegevoegde waarde dat van een

flinke efficiency- en kwaliteitsverbetering in

de Nederlandse zorgsector sprake is. De im-

plementatie van het medisch elektronisch

patiëntendossier (EPD) is vanaf 1 januari

2006 bovendien voor alle zorginstellingen in

Nederland verplicht.

ORBIS medisch- en zorgconcern in Sittard

bouwt aan een ‘ziekenhuis van de toekomst’

waarin de patiënt centraal staat (Orbis Medical

Park). In 2008 gaat deze ultramoderne instel-

ling van start. Bij doordachte zorg, behande-

lingen systematiek, logistiek en infrastruc-

tuur hoort ook een innovatieslag op het terrein

van ICT. Voor de informatievoorziening heeft

men een model ontworpen dat in de commu-

nicatie tussen eerstelijnszorg en tweedelijns-

zorg voorziet. Bovendien worden koppelingen

gemaakt met apothekers en andere zorginstel-

lingen, zodat een maximale uitwisselbaarheid

van gegevens ontstaat. Het EPD is daarmee

voor ORBIS volledig operationeel. Integrale

communicatie tussen (transmurale) zorgpart-

ners is momenteel door gebrekkige aanslui-

ting van ICT-systemen niet goed mogelijk. De

in veel opzichten van elkaar afhankelijke zorg-

partijen presenteren zich op ICT-gebied als

een lappendeken, waardoor ontsluiting van

gegevens niet mogelijk is.

ORBIS zet hieraan gekoppeld bovendien in op

het realiseren van nieuwe product-markt-com-

binaties in de zorg, die tijd en plaats onafhan-

kelijk kunnen beschikken over de noodzakelijke

informatie, waardoor een push wordt gecreëerd

voor de Limburgse economie. Detailhandel,

horeca, toerisme en de technologie

bedrijven zullen hiervan profiteren. Er zullen in

de sectoren veiligheid, leefbaarheid, zorg en de

overige dienstverlening activiteiten ontplooid

kunnen worden.

Het project is regionaal georiënteerd, hetgeen

als een pluspunt moet worden gezien. Juist op

dit mesoniveau is een stimulans voor de werk-

gelegenheid noodzakelijk. ORBIS speelt met

dit project een voortrekkersrol in Nederland.

De te ontwikkelen intermediaire ICT-infrastruc-

tuur zal gebaseerd zijn op een nieuwe hoog-

waardige standaard. Hierdoor wordt de regio

Westelijke Mijnstreek feitelijk een testregio met

een landelijke en euregionale toppositie op dit

terrein. Dit zal de concurrentiepositie van zorg-

organisaties in de regio verder verstevigen ten

opzichte van andere landelijke regio’s en ten

opzichten van de euregio.

Orbis scoort hoog als streekziekenhuis (nr. 2 in

Algemeen Dagblad top 100). De ICT van Orbis

heeft zich ook bewezen. In 2002 ontvingen zij

de ICT Award van de Ned. Vereniging van Zie-

kenhuizen voor haar innovaties in patiënten

logistiek. M.a.w. bij uitstek een partij om een

dergelijk innovatief concept mee neer te zetten.

KETENCOMMUNICATIE IN DE ZORG

2005VERSNELLINGSAGENDA 107

Men verwacht dat de zorg steeds meer een

economische driver wordt voor ontwikkelingen

in andere sectoren, waaronder de dienstensec-

tor en het MKB. Omdat de vraag naar zorg-

voorzieningen door demografische factoren zal

toenemen en door de koppeling van zorg met

andere economische sectoren zoals zorg en

toerisme, zorg en wonen en zorg en MKB, zal

de zorg steeds meer een groeimotor worden

voor de Limburgse economie. Dit biedt nieuwe

marktkansen. Dienstverlenende bedrijven in de

ICT en dienstverlenende sector moeten werken

aan nieuwe product-markt-combinaties.

Daarbij gaat het onder meer om de ontwik-

keling en toepassing van nieuwe innovatieve

ICT-concepten. Voorbeeldgevende projecten

kunnen naar het MKB worden overgezet en

regionale kennisinstituten kunnen hierin een

belangrijke rol spelen.

De voortrekkende rol voor Nederland, de ver-

binding van allerlei sectoren die verder gaan

dan de zorgketen, de spin off effect ook voor

andere projecten en kansen in de Limburgse

economie, maken dat we dit project opnemen

in de versnellingsagenda als kansrijk project.

De totale projectkosten worden geraamd op

€ 1.540.000,- voor drie jaar. Orbis wil daar

zelf samen met zorgpartijen 1/3de deel voor

haar rekening nemen. Het MKB is onder voor-

waarden bereid 15 % te investeren, waardoor

de concrete vraag naar het Rijk / de regio is

ongeveer de helft van het bedrag voor haar

rekening te nemen.

2006 - 2012

2006

2006 2007 2008 2009 2010 2011 2012

€ 1.540.000

€ 770.000

2005VERSNELLINGSAGENDA108

De afgelopen jaren is de aandacht voor de ver-sterking van het innovatief/creatief vermogen van met name de (maak)industrie toegenomen. Onder druk van de zware mondiale concurren-tie moet de Nederlandse industrie zich specia-liseren en inzetten op het leveren van (innova-tieve) producten met een hoge toegevoegde waarde. Daarbij is de aandacht nog veelal gericht op het bedrijfsleven met een sterke focus op het onderdeel technische innovatie.

Echter gerichte aandacht voor de ontwikke-ling het menselijke kapitaal binnen de onderne-mingen ontbreekt tot dusverre. Deze gerichte aandacht voor het menselijke kapitaal is van groot belang gelet op de uitdagingen waarvoor onze economie de komen jaren staat. De belangrijkste aandachtspunten zijn: - een sterke vergrijzing en ontgroening van de

beroepsbevolking- sterk verhoogde eisen aan het kennisniveau- flexibeler gebruik maken van arbeids/bedrijfs-

tijden

Via een doelbewuste ontwikkeling van personeel en organisatie (= sociale innovatie) kunnen technologische en economische in-novaties met een veel grotere kans op succes worden doorgevoerd binnen bedrijven.

Binnen de Limburgse setting worden een lijn van projecten voorbereid gericht op:- Invoering kenniseconomie: Door het investe-

ren in kennis en vaardigheden van mensen als sleutel tot verhoging van productiviteit en participatie.

- Proces van sociale innovatie: arbeidsproces-sen (via scholing, flexibiliteit en werkzeker-heid) en sociale zekerheid toerusten voor ontwikkelingen als vergrijzing, toenemende

welvaart, heterogeniteit, solidariteit en indivi-dualiteit van bevolking en loopbaanpatronen.

Via deze lijn van aanpak willen we het bedrijfs-leven, de kennisinstellingen en de beroepsbe-volking beter toerusten om de mondiale con-currentie het hoofd te kunnen bieden. Daartoe worden de komende jaren projecten uitge-voerd, samen met de bedrijven, sectorfondsen gericht op de versterking van de beroepsbevol-king en passend binnen de landelijke kaders (met inzet van middelen van OC & W en EZ, bedrijven en O & O fondsen, sectorfondsen etc).

Inmiddels is aan de SER verzocht om over het onderwerp sociale innovatie een advies uit te brengen. Dit wordt eind 2005 verwacht. Dit advies kan een belangrijke rol spelen het verder vormgeven van het project sociale innovatie in Limburg. Echter onder het motto “Limburg is alvast begonnen” is er voor Limburg alle aanleiding om vooruitlopend hierop met de voorbereidingen van dit project te beginnen. Dit mede gezien het geformuleer-de ambitieniveau voor Limburg in 2012 en de noodzakelijke bijdrage van werknemers om dit daadwerkelijk in te vullen. Innovatie is en blijft mensenwerk en staat en valt met de mogelijk-heid en bereidheid van mensen om hier een bijdrage aan te leveren. Daarnaast loopt Limburg voorop in de ver-grijzing en ontgroening van de beroepsbevol-king waardoor het beter laten aansluiten van vraag en aanbod op de arbeidsmarkt zowel vanuit economisch als maatschappelijk belang absoluut noodzakelijk is.

Daarom zullen er in het project sociale innovatie 3 lijnen uitgezet moeten worden.

SOCIALE INNOVATIE

2005VERSNELLINGSAGENDA 109

Bevorderen strategisch HRM beleid binnen sectoren en/of bedrijven Sectoren en/of bedrijven zullen een duidelijke visie moeten formuleren over de ontwikkelingen in de markt en de kansen en bedreigen die dit met zich mee brengen. Dit is de basis voor ont-wikkeling van product-marktcombinaties en on-dersteunende technologieën. Hiervoor zullen zij moeten kunnen beschikken over voldoende en adequaat ontwikkeld personeel op alle niveaus. Om dit te realiseren zullen duidelijke compe-tentieprofielen geformuleerd moeten worden. Deze zullen de basis vormen voor concrete om-, her- en bijscholingsprogramma’s om het gat tussen de huidige en de toekomstige benodigde personele competenties op te lossen. Hierdoor wordt de concurrentiekracht van de bedrijven versterkt en daardoor behoud van werkgele-genheid bevorderd.Verder zal het gezien de toenemende vergrij-zing en ontgroening op de arbeidsmarkt leef-tijdsbewust personeelsbeleid als instrument van strategisch HRM beleid gestimuleerd moeten worden. Hierin past ook het bevorderen van “een leven lang leren” bij medewerkers om binnen hun bedrijf en/of de arbeidsmarkt voldoende toege-voegde waarde te behouden. Dit vergt een cul-tuuromslag aan zowel werkgevers- als werkne-merszijde.

Vernieuwingen onderwijs en verbeteren aan-sluiting aan gevraagde competenties bedrijfs-leven. De tweede lijn is gericht op het realiseren van noodzakelijke vernieuwingen in het reguliere beroepsonderwijs door de gehele beroepsko-lom, van VMBO-, MBO- en HBO/WO-niveau.Een concrete visie van sectoren en/of bedrijven op de toekomstige benodigde personele com-

petenties (zie hierboven), levert een soort programma van eisen op voor dit beroepson-derwijs, waardoor er sprake is van een meer structurele en duurzame afstemming onderwijs en arbeidsmarkt. Daarnaast kunnen de toe-komstbeelden over de personele competen-ties een positieve rol gaan spelen in het streven om jongeren te laten kiezen voor een technisch beroep.

Voorkomen verscherpte tweedeling arbeids-markt tussen kansrijken en kansarmen.Gezien de (verwachte) economische ontwikke-lingen voor onze regio en het op basis hiervan geformuleerde ambitieniveau voor Limburg in 2012 dreigt er een steeds scherpere tweedeling te ontstaan op de arbeidsmarkt tussen kans-rijken en kansarmen. Dit verschil wordt met name verscherpt door de discrepantie tussen de door bedrijven gevraagde kennis en compe-tenties die qua niveau en omvang zal toenemen en de beschikbare kennis en competenties van diegenen die op de arbeidsmarkt beschikbaar zijn. Het voorkomen van voortijdige schooluitval via de inrichting van een dekkend netwerk van gerichte begeleiding van leerlingen en het ver-beteren van de startkwalificaties van diegenen die nu kansarm zijn op de arbeidsmarkt zal in deze lijn een centrale rol spelen.

Gezien het in het kader van de TTR ZON door Limburg en Brabant gezamenlijk geformu-leerde ambitieniveau, moet het streven er op gericht zijn om het project sociale innovatie ge-zamenlijk op te pakken. De focus in het project sociale innovatie zal in eerste instantie gericht moeten zijn op de binnen TTR ZON als kansrijk benoemde sectoren en/of bedrijven.

110

5. UITVOERINGSMODEL EN ORGANISATIE

Om de projecten die noodzakelijk zijn voor de economische ontwikkeling tot 2012 (en die als zodanig zijn

opgenomen in de Versnellingsagenda) uit te voeren, is de uitvoeringsorganisatie van groot belang. Bovenstaand

model geeft weer hoe de Taskforce die organisatie ziet. Per project wordt een eigenaar benoemd vanuit de

Taskforce. Dat zorgt voor commitment en effectiviteit van het netwerk.

Deelnemende bedrijven en kennisinstellingen zijn leidend

De uitvoering van projecten wordt geleid door leden van Taskforce die deze hebben ingebracht. Zij zijn

verantwoordelijk voor de vertaling van plan naar uitvoering en leveren menskracht voor projectmanagement en/

of deelnemerschap.

Programmabureau

Alle partijen die zich aan de Versnellingsagenda committeren, maar in eerste instantie Provincie en LIOF,

faciliteren dit proces. Er komt een programmabureau dat de projecten uitvoert die invulling geven aan de

Versnellingsagenda, de TTR Zuidoost-Nederland en de samenwerking in grensoverschrijdend verband.

Tevens heeft dit programmabureau tot taak dat de visie en de project Actenportefeuille voortdurend wordt

geactualiseerd en dat het draagvlak bij bedrijven, werknemers, kennisinstellingen en burgers, hiervoor wordt

vergroot. Het programmabureau waakt over de “dynamische agenda” en zorgt er ook voor dat kansrijke

projecten “majeur” kunnen worden.

Deelnemende organisatiesazM - UM - Sabic - DSM - Venlo etc.

HCC GreenportChemie

ProgrammaBureauPL/LIOF

Maak/VAL

Euregio

TTR regie groep Limburg/Taskforce TTR -ZON

VERSNELLINGSAGENDA 2005

Taskforce en Voorbereidingsgroep

De Taskforce controleert de voortgang van de projecten. De directeur van het programmabureau maakt

deel uit van de Taskforce en rapporteert hierin ontwikkelingen, voortgang van projecten en de dynamische

agenda. Een voorbereidingsgroep bereidt de besprekingen voor, zowel voor het programmabureau als voor

de Taskforce-leden. De programmadirecteur is voorzitter van deze voorbereidingsgroep. Belangrijk is ook dat

het programmabureau goed samenwerkt met de uitvoeringsorganisaties van TTR-ZON en Horizon / Brainport

Navigator (Eindhoven).

Bundeling van middelen

Per project worden middelen van overheden en LIOF ingezet en beheerd, aangevuld met middelen van het

bedrijfsleven en kennisinstellingen.

De Taskforce heeft een controlerende functie richting programmabureau en separate projecten.

Het programmabureau op zijn beurt coördineert de besteding van de middelen richting projecten.

PR

De Taskforce onderstreept het belang van communicatie met de regio. Om de Versnellingsagenda, maar met

name de achterliggende dynamiek niet uit het oog te verliezen, is het belangrijk dat voortdurend aandacht

besteed wordt aan de PR en communicatie rond de uitvoering van projecten. Idealiter wordt daarbij afstemming

gezocht met de provinciale bewustwordingscampagne.

111

112

6. SAMENVATTING

Versnellingsagenda 2012: de dynamiek is terug. Limburg is alvast begonnen!

Limburg voelt, als industrieprovincie bij uitstek, de gevolgen van de mondialisering van de wereldeconomie

bijzonder zwaar. In maart heeft de Tweede Kamer daarover haar bezorgdheid geuit. Deze bezorgdheid leidde

tot de opdracht aan Limburg om op korte termijn te komen met een ‘’integraal advies over de structurele econo-

mische mogelijkheden voor de regio met een bijbehorend plan van aanpak’’. Staatssecretaris van Gennip vroeg

het provinciebestuur daarnaast om een toekomstperspectief te schetsen over de Limburgse economie in 2012.

Limburg heeft die opdracht en uitdaging uit Den Haag met kracht opgepakt! Onder de noemer

‘’Versnellingsagenda, Limburg op weg naar 2012’’ werd op 29 maart op initatief van de Provincie Limburg een

Taskforce geformeerd. Deze werd samengesteld uit vertegenwoordigers van het Limburgse bedrijfsleven,

kennisinstellingen, werknemersorganisaties, de grote Limburgse gemeenten, Provincie Limburg, het ministerie

van Economische Zaken en enkele externe adviseurs.

Na grondige analyses, expertmeetings en uitgebreide consultaties presenteerde de Taskforce op 1 juli het

voorontwerp van de Versnellingsagenda. Centrale gedachte hierin was dat versnelling de economische

vernieuwing en ontwikkeling aanjaagt en het denken en doen van overheden, kennisinstellingen en ondernemers

effectiever maakt. Bewust werd de keuze gemaakt om de Versnellingsagenda niet te beperken tot een visie, maar

deze uit te werken in een concrete, majeure projecten geconcentreerd rond een aantal ‘’clusters van kracht’’.

Het voorontwerp van de Versnellingsagenda is begin juli verstuurd naar een groot aantal overheden,

bedrijven, kennisinstellingen, intermediaire organisaties en experts, zowel binnen als buiten Limburg. Met

het verzoek om er op te reageren. Daarnaast vond in augustus en september, verspreid over de provincie,

een vijftal informatiesessies plaats die in totaal door ruim 400 ondernemingen, organisaties en gemeenten

werden bezocht. De rode draad die door alle reacties liep was: enthousiasme over het initiatief, een positief-

kritische houding tegenover de voorgestelde projecten, verzoeken om verduidelijking, veel suggesties met

betrekking tot toevoegingen en tegelijkertijd de oproep om vooral de focus te behouden. Duidelijk werd dat de

Versnellingsagenda zèlf al leidde tot een daadwerkelijke versnelling in denken en doen.

De reacties hebben geleid tot aanpassingen in de Versnellingsagenda. De in het voorontwerp opgenomen

majeure projecten zijn vanaf 1 juli verder uitgewerkt, onderbouwd én nogmaals kritisch tegen het licht gehouden.

Nieuw ingediende projecten én aanvullende suggesties ondergingen dezelfde kritische toets. De Taskforce

Versnellingagenda wilde de focus behouden en heeft oude en nieuwe projecten steeds gewogen op hun potentie

VERSNELLINGSAGENDA 2005

in ‘nationale zin’ en de rijpheid en uitvoerbaarheid van het plan.

In de nu voorliggende Versnellingsagenda schetst de Taskforce de route die Limburg naar duurzaam succes

moet voeren. De regio neemt daarbij in eerste instantie zelf haar verantwoordelijkheid. Als eerste stap naar

2012 zijn door regionale partners 16 majeure versnellingsprojecten opgezet binnen drie clusters van kracht

en enkele generieke projecten voor het MKB. Daarnaast is de verbreding van de A2 aangeduid als een

randvoorwaardelijk project van majeur belang voor de toekomstige economische ontwikkeling van Limburg.

Cluster Majeur project

Chemie Chemelot Fase 1 (o.a. Research & Business Campus)

Chemelot Fase 2 (vanaf 2007)

TTI – Centre for Bioterials / Biomedische Materialen

Health, Care & Cure Health Science Campus Randwijck

INTACT

European Ion Therapy Institute

VC Seed Fund

TTI Centre for Molecular Medicine

Agro-Food Innovatiecentrum Gezonde Voeding (ICGV)

Greenport Utilities/Connections

Programmabureau Greenport

Masteropleiding Logistiek

Generieke projecten & MKB Hoogstarters Limburg

Innovation Officer

Rode Lampion

Kennismakelaar RWTH

Verbreding van de A-2

Deze versnellingsprojecten zijn zó geselecteerd dat ze een bijdrage leveren aan de nationale economie,

geheel in lijn met de uitgangspunten van het kabinet. De projecten hebben een investeringseffect op de regio

van ruim 600 miljoen Euro – dat wordt opgebracht door bedrijfsleven, kennisinstellingen en overheden.

113

VERSNELLINGSAGENDA 2005

114

De inzet van middelen (175 miljoen Euro) van gemeenten, Provincie, Rijk en EU kunnen zo een

multipliereffect hebben van factor 3 à 4.

Met de verbreding van de autosnelweg A2 is een bedrag van 368 miljoen Euro gemoeid. Om dit project te

versnellen is een investering nodig van 46 miljoen Euro.

Daarnaast heeft de Taskforce Versnellingsagenda een ‘’kansencluster’’ geïdentificeerd en enkele

‘’kansenprojecten’’. Deze kansen voor de toekomst worden in de komende periode krachtig nader uitgewerkt.

Kansencluster Kansenprojecten

Nieuwe Energie Energiefonds

E-Avantis

Focus op ZON

Masteropleiding Duurzame Energie

Biobrandstoffen

Overige kansenprojecten Heerlijkheid in Limburg/Maasplassen

Wellness boulevard

Orbis, ketencommunicatie in de zorg

Sociale Innovatie

Creatieve Industrie

Een afzonderlijk programmabureau wordt belast met de uitwerking van de projecten en het initiëren en

aanjagen en ondersteunen van (de ontwikkeling van) nieuwe projecten. De Versnellingsagenda heeft een

dynamisch karakter en wordt elk jaar geactualiseerd.

Tenslotte. Deze agenda is een uitdaging voor partijen om aanvullend regionale projecten op te pakken die

de Versnellingsagenda gaan versterken. Voor de projecten gericht op de regionale economie neemt de

regio primair haar eigen verantwoordelijkheid. Daarnaast is het de verantwoordelijkheid van de regio om de

randvoorwaarden voor een succesvolle uitvoering van de Versnellingsagenda met kracht te realiseren.

VERSNELLINGSAGENDA 2005

115

Fin

anci

eel O

verz

ich

t V

ersn

ellin

gs

pro

ject

en

maj

eure

pro

ject

en

finan

ciel

e om

vang

R

ijk /

Reg

iocl

uste

rs v

an k

rach

t ve

rsne

lling

spro

ject

en

tijds

plan

p

roje

ct

Ove

rhed

en

CH

EM

IE

Che

mel

ot, R

& B

cam

pus

200

4-2

007

con

vena

nt

60.0

00.

00

0 20

.00

0.0

00

2008

-201

2 (n

.n.t.

b. in

20

07)

40.0

00.

00

0 15

.00

0.0

00

B

io m

edis

che

mat

eria

len

begi

n 20

06

bu.p

lan

gere

ed

120.

00

0.0

00

35.0

00.

00

0

HE

ALT

H C

UR

E &

CA

RE

H

ealth

Cam

pus

Ran

dwijc

k 20

05

Sta

rt in

20

06

(fas

e 1)

1.

190.

00

0 74

0.0

00

IN

TAC

T

Sta

rt in

20

06

(fas

e 1)

17

.00

0.0

00

3.50

0.0

00

E

urop

ean

Ion

The

rapy

Inst

itute

S

tart

in 2

00

6 (f

ase

1)

3.0

00.

00

0 2.

00

0.0

00

Inve

ster

inge

n in

20

07

130.

00

0.0

00

2.0

00.

00

0

VC

See

d F

onds

S

tart

20

06

21.8

00.

00

0 21

.80

0.0

00

C

entr

e fo

r M

olec

ular

Med

icin

e S

tart

20

06

49.2

00.

00

0 24

.60

0.0

00

AG

RO

/ F

OO

D

IGV

(G

reen

Por

t)

Sta

rt in

20

05

19.8

10.0

00

9.9

05.0

00

G

reen

Por

t Util

ities

/ C

onne

ctio

ns

Sta

rt in

20

06

*1

103.

500.

00

0 15

.00

0.0

00

G

reen

Por

t pro

gram

mab

urea

u S

tart

in 2

005

/20

06

2.50

0.0

00

270.

00

0

Mas

ter

Logi

stic

Bus

.Eng

inee

ring

Sta

rt in

20

06

750.

00

0 53

0.0

00

GE

NE

RIE

KE

PR

OJE

CT

EN

MK

B

Hoo

gsta

rter

s Li

mbu

rg

Sta

rt in

20

06

9.60

0.0

00

7.12

2.0

00

In

nova

tion

Offi

cers

S

tart

in 2

00

6 5.

450.

00

0 3.

150.

00

0

Rod

e La

mpi

on

Sta

rt in

20

06

*2

2.0

00.

00

0 2.

00

0.0

00

K

enni

smak

elaa

r S

tart

in 2

00

6 2.

050.

00

0 1.

00

0.0

00

58

7.87

0.00

0 16

3.61

7.00

0R

AN

DV

OO

RW

AA

RD

ELI

JKE

P

RO

JEC

TE

N

Ver

bred

ing

A-2

st

art i

n 20

11

368.

00

0.0

00

46.0

00.

00

0

in

po

ten

tie

maj

eure

pro

ject

en

K

AN

SE

NC

LUS

TE

R

Ene

rgie

Fon

ds

Rev

olvi

ng E

nerg

y F

und

30.

00

0.0

00

1

5.0

00.

00

0N

IEU

WE

EN

ER

GIE

e

-Ava

ntis

Foc

us o

p Z

on

M

aste

r O

plei

ding

Nie

uwe

Ene

rgie

Bio

Bra

ndst

offe

n

K

AN

SE

NP

RO

JEC

TE

N

Wel

lnes

s B

oule

vard

Hee

rlijk

heid

Lim

burg

D

elta

plan

Maa

spla

ssen

O

rbis

, ket

enco

mm

. In

de Z

org

S

ocia

le In

nova

tie

C

reat

ieve

Indu

stri

e

Tota

al g

ener

aal V

ersn

ellin

gsa

gen

da

2005

617.

870.

000

178.

617.

000

*1 =

10

milj

. ach

terg

este

lde

leni

ng *

2 =

gara

ntie

tot 2

.00

0.0

00

VERSNELLINGSAGENDA 2005

116

LITERATUUROPGAVE

– Van Polymeer tot Preuvenemint, ABN-AMRO, oktober 2005

– Brainport Navigator 2012, Commissie Sistermans, september 2005

– ‘Innovatieagenda Technologische Top Regio Zuidoost-Nederland’, Regiegroep TTR ZON, juni 2005

– ‘Benchmark Maakindustrie/Value Added Logistics Limburg’, Buck Consultants International, juni 2005

– ‘Onderscheidend Vermogen - Sleutelgebieden-aanpak: samen werken aan innovatie op kansrijke gebieden’,

Ministerie van Economische Zaken, mei 2005

– ‘Verplaatsing vanuit Nederland; motieven, gevolgen en beleid’, CPB, januari 2005

– ‘Industriebrief – Hart voor de industrie’, Ministerie van Economische Zaken, december 2004

– ‘Limburg: een toekomst met kennis’, Regiegroep TTR Limburg, november 2004

– ‘Voorstellen Sleutelgebieden-aanpak’, Innovatieplatform, oktober 2004

– ‘Pieken in de Delta, Gebiedsgerichte Economische Perspectieven’, Ministerie van Economische Zaken, mei

2004

– ‘Van zaaien naar oogsten’ Businessplan van de collectieve energievoorziening van de Greenport Venlo,

september 2005

VERSNELLINGSAGENDA 2005

117

VERSNELLINGSAGENDA 2005

118

BIJLAGEN

Automotive Technology Center (ATC)

Nederland heeft een aanzienlijke en breed samengestelde automotive industrie. Het is een van de belangrijkste

takken van industrie In Zuidoost Nederland. Om de internationale positie te versterken is het essentieel innovatie

krachtig aan te pakken, vooral door kennis naar de markt te brengen. Om de automotive industrie in Nederland te

versterken en uit te bouwen moet de totale keten (Onderwijs, Onderzoek, Toegepast onderzoek en Ontwikkeling,

Productie en Marketing en Verkoop) op orde zijn en moet de kennis (snel) worden verspreid, toegepast en

omgezet in daadwerkelijke innovatie. Zonder aanjager zal dit in Nederland voor de automotive industrie niet

lukken. Het ATC zorgt er voor dat de beschikbare kennis en kunde wel snel terecht komt bij de toepassers, die

zich in de automotive industrie vaak bevinden in de MKB-bedrijven. Het ATC heeft in 2,5 jaar op dit gebied een

succesvolle start gemaakt met zeer positieve weerklank vanuit de sector. Het is nu zaak het ATC een solide

fundament te bieden om in de komende twee jaar haar activiteiten te kunnen voortzetten en uit te bouwen.

Dutch Manufacturing Institute (DMI)

De industrie, met name geconcentreerd in Zuidoost-Nederland, is door zowel het grote aandeel in de

Nederlandse export als de omvang van de research- en development-uitgaven een stuwende kracht voor tal

van andere economische sectoren in Nederland. Er is echter een aantal bedreigingen voor de industrie: het

verschralen van de (innovatieve) positie van hightech toeleveranciers, hoge arbeidskosten en administratieve

lasten, groeiend verlies van marktaandeel, te weinig schaalgrootte in onderzoek en ontwikkeling op het gebied

van advanced manufacturing technology & management.

Het Dutch Manufacturing Institute (DMI) heeft als doel een faciliteit te bieden voor kennisontwikkeling door

toponderzoek, en daaraan gerelateerd de kennisdistributie voor de verdere ontwikkeling van de industrie in

Nederland. Vanuit een sterke kennisinfrastructuur, met een centrale rol voor het DMI, kan zowel een wezenlijk

deel van de productie- en alle productiegerelateerde functies, als ook de productcreatiefunctie voor Nederland

behouden worden en versterkt. Aangezien het zwaartepunt van de industrie in Zuidoost-Nederland ligt, zal het

DMI ook navenant bijdragen aan deze Zuidoost-Nederlandse industrie.

MKB-projecten

Vanuit de regio Zuidoost-Nederland is gekozen om drie MKB-projecten in te dienen: Human Health, Food en High

Tech Systems. Deze projecten hebben allen een signalerend karakter. Signalerend met name naar wat extra nodig

is om de potentie van een technologische topregio ook internationaal waar te maken. Hiermee wordt ingespeeld

op de specialisaties in ZON: high tech systemen, medische technologie & life sciences en Food & Nutrition.

Alle voorstellen onderscheiden zich van het reguliere werk van een ontwikkelings-maatschappij. Het is niet

zonder reden dat zowel de provincies Brabant als Limburg als ook Eindhoven in hun respectieve innovatienota’s

Overzicht projecten TTR ZON 2005 met impact voor Limburg

VERSNELLINGSAGENDA 2005

ingezet hebben op versterking juist ook van de innovatieve top van bedrijvigheid. Om dit te realiseren zal een

bovengemiddelde inspanning nodig zijn. ‘World class performance’ niet alleen belijden, maar ook te realiseren,

zeker met de innovatieve koplopers uit het MKB. Het MKB is immers de motor voor de regionale economie.

Human Health richt zich op kennisoverdracht- en verspreiding richting MKB, dat moet leiden tot new business

(nieuwe producten, processen, diensten of bedrijven). Hierdoor wordt de netwerkvorming tussen bedrijven

onderling en met kennisinstellingen verstevigd. Centraal staan thema’s als hart-en vaatziekten, voeding en

gezondheid (nutrigenomics/ toxicogenomics), kankerdiagnostiek en neurosciences.

Food interconnection beoogt de kennisstructuur te versterken door bedrijven uit diverse foodbranches met

elkaar in contact te brengen, businessclusters en een foodcentrum te realiseren en nieuwe bedrijvigheid te ont-

wikkelen op innovatieve grensvlakken van de food met andere sectoren (mechatronica, design en gezondheid).

High Tech Systems benadert het MKB gestructureerd om op nieuwe hightech systems nieuwe technologie-

gebieden (LED, LCD, Vacum, Embedded, mechatronica, nantechnologie e.d.) businessclusters te vormen voor

nieuwe producten en applicaties. Op deze manier wordt en belangrijke impuls gegeven aan nieuwe bedrijvigheid

en innovatievermogen van het bestaande MKB. Kansrijke kennis wordt omgezet in marktgerichte toepassingen

en applicaties in High Tech Systems en materialen.

Design en Technology

Limburg zal fungeren als een complementaire satelliet in het bredere ZON-netwerk. Immers voor Limburg

ligt de kracht én het onderscheidend vermogen om vorm te geven aan ‘creatieve industrie’ vooral in de

bundeling en koppeling van initiatieven (‘crossovers’) en de euregio. Enerzijds spelen industriële vormgevers

(Fontys Hogescholen Venlo en Limburgse Design Associatie) een rol, anderzijds de vrije vormgevers

(onderwijsinstellingen, zoals de Jan van Eijck en Academie voor beeldende Kunst). Door deze laatste erbij te

betrekken kan de as Maastricht-Eindhoven een sterkere en specifieke bijdrage leveren aan het realiseren van

een brede designregio. Ook het afstemmingsverband Maastricht, Geleen/Sittard en Heerlen (Tripool) heeft

een aantal in potentie sterke punten onderzocht, zoals architectuur en podiumkunsten (Maastricht/Heerlen),

media (Sittard-Geleen) en toerisme/recreatie (Parkstad). Ieder een subsatelliet die met specifieke kennis/focus

meedraait in het netwerk en voorziet in unieke invalshoeken. Ook Limburg beschikt over locaties waar diverse

disciplines elkaar kunnen ontmoeten: Belvédère, AINSI (ENCI) in Maastricht en de wijk Q4 in Venlo.

Verder bieden de sectoren food en health voldoende aanknopingspunten design te incorporeren als 4e

productiefactor. Limburg gaat gebruik maken van haar internationale ligging en niet kopiëren wat anderen reeds

doen, maar meerwaarde bieden. Zo sluit de Limburgse (artistieke) designsector aan bij de (meer) technische

designsector van Eindhoven.

119

VERSNELLINGSAGENDA 2005

120

PERSBERICHT

223/2005 Maastricht, 8 september 2005

Er is Chemie in Limburg

Limburg blij met erkenning chemie als sleutelgebied

Woensdag 7 september heeft het innovatieplatform besloten chemie te erkennen als sleutelgebied. “Een

fantastische erkenning van de energie die Limburg met al haar partners de laatste jaren in het Chemie Cluster

heeft gestoken.”, aldus gedeputeerde Economische Zaken Martin Eurlings. “Chemie is één van de motoren van

de Limburgse economie, een belangrijke spil van de Technologische Topregio. Niet voor niets is Chemie ook

een belangrijke pijler van de onlangs verschenen Versnellingsagenda ‘Limburg op weg naar 2012’. De tijd is nu

rijp om voor te sorteren. Limburg is klaar om een aantal grote projecten uit het Chemie Cluster versneld te gaan

uitvoeren. Het biedt kansen voor duurzame werkgelegenheid in Limburg”.

Chemie als sector met eigen kennis, bedrijvigheid en innovaties is van essentieel belang voor de Nederlandse

economie. Chemie krijgt daarmee een plaats tussen reeds eerder door het Innovatieplatform erkende

sleutelgebieden: flowers & food, high tech systemen en -materialen, water en de creatieve industrie. “Chemie

stelt andere sectoren in staat beter te functioneren en creëert daarvoor nieuwe mogelijkheden. Bovendien is

chemie als sector met eigen kennis, bedrijvigheid en innovaties van essentieel belang voor de Nederlandse

economie”, aldus het Innovatieplatform.

In de Versnellingsagenda staat samenwerking centraal. Bijvoorbeeld bij de ontwikkeling van biomedische

materialen, waarbij onder andere de Universiteit Maastricht, het academisch ziekenhuis Maastricht en

DSM nauw samenwerken. De komende periode tot en met 2012 wordt in Limburg 100 miljoen euro in deze

ontwikkeling geïnvesteerd.

Het Chemical & Science Park Chemelot in Sittard-Geleen, wordt hét innovatieve centrum op het terrein van high

en basic chem. Hier wordt nieuwe bedrijvigheid ontwikkeld op basis van de kennis en industriële infrastructuur

die in de Euregio voorhanden is; een interessante vestigingsplaats voor nieuwe bedrijven.

Het Innovatieplatform is in 2003 door de regering ingesteld. Het heeft als opdracht om voorstellen te ontwikkelen

om de innovatiekracht van Nederland te versterken. Onderwijs, kennis en innovatie - in het Hoofdlijnenakkoord

uit 2005 maakt het kabinet extra geld vrij voor deze drie pijlers van economische groei. Het Innovatieplatform

draagt hiervoor duurzame adviezen en concrete acties aan. Eerdere adviezen betroffen het loket kenniswerkers,

ICT, de overheid, de researchinfrastructuur en het MKB.

VERSNELLINGSAGENDA 2005

COLOFON

Samenstelling & coördinatie

Provincie Limburg, Maastricht

Eindredactie & vormgeving

Vermeulen | Total Identity, Heerlen

Drukwerk

Van Hooren, Heerlen

Met dank aan de volgende organisaties:

Bureau Buck

IHK, Aachen

Kamers van Koophandel, Noord- en Midden-Limburg, Zuid Limburg

KnowHouse

LLTB

LOZO / MKB Limburg

LWV

Orbis

RWTH, Aachen

Vertrouwenspact Werkgelegenheid Limburg

VKW Limburg, Hasselt

Horizon-NV Rede, Eindhoven

ir. Paul Ham

Dr. Jan Thio

ir. Theo Boshuisen

121