Profeet, priester, koning

augustus 2010

Inleiding Het werk van Jezus Christus wordt in de kerkelijke traditie nog wel eens beschreven onder het gezichtspunt van Christus’ drievoudige ambt. Al in de derde eeuw van de christelijke jaartelling wordt er over Hem geschreven als profeet, priester en koning. Met name Calvijn heeft deze gedachte in de zestiende eeuw uitgediept en het zal niet verbazen dat dit in de gereformeerde traditie navolging heeft gekregen. Een heel karakteristieke, maar vooral ook bijzonder mooie verwoording vinden we in Zondag 12 van de Heidelbergse Catechismus:

Waarom wordt Hij Christus, dat is Gezalfde, genoemd? Omdat Hij door God de Vader gesteld en met de Heilige Geest gezalfd is tot onze hoogste Profeet en Leraar, die ons het verborgen raadsbesluit en de wil van God aangaande onze verlossing volkomen geopenbaard heeft; tot onze enige Hogepriester, die ons met het enige offer van zijn lichaam verlost heeft en met zijn voorbede steeds voor ons pleit bij de Vader; en tot onze eeuwige Koning, die ons door zijn Woord en Geest regeert en ons in de verworven verlossing beschermt en bewaart. Waarom wordt gij een christen genoemd? Omdat ik door het geloof een lidmaat van Christus ben en daardoor deel heb aan zijn zalving; opdat ik zijn Naam belijd, mijzelf als een levend dankoffer aan Hem geef, met een vrij en goed geweten in dit leven tegen de zonde en de duivel strijd en hierna in eeuwigheid met Hem over alle schepselen zal heersen.

In deze studie willen we op zoek gaan naar de bijbelse achtergronden van deze manier van spreken. Op grond van die bijbelse gegevens zullen we vervolgens proberen het samenvattende spreken van de Catechismus verder uit te werken en concreet te maken wat het spreken over profeet, priester en koning voor ons betekent.

Lezen: Lucas 3:21-22; 4:14-22; Matteüs 16:13-17; Handelingen 2:36; Hebreeën 5:4-5 Vragen: 1) In het Oude Testament lezen we dat koningen, priesters en soms ook

profeten werden gezalfd. a) Kun je voorbeelden noemen van dit soort oudtestamentische

zalvingen? b) Wat betekende deze zalving?

2) Jezus wordt in het Nieuwe Testament heel vaak Christus genoemd. Het woord “Christus” is de Griekse vertaling van het Hebreeuwse woord “Messias” en betekent in onze taal “Gezalfde”. “Christus” is dus geen naam, maar een titel. a) Wanneer en hoe werd Jezus gezalfd? b) Door wie werd Jezus gezalfd en wat betekent dit? c) Waarmee werd Jezus gezalfd en wat betekent dit?

3) In de tijd van Jezus verwachtten de Joden de Messias die het volk als de nieuwe David zou bevrijden van zijn onderdrukkers. a) Welke figuur van degenen die in het Oude Testament gezalfd

werden zagen de Joden vooral voor zich als ze het hadden over de Messias?

b) Jezus gebruikt voor zichzelf nauwelijks de titel Christus/Messias. Waarom niet?

c) Als Jezus zichzelf nauwelijks Christus/Messias noemde, zag Hij zichzelf dan wel als zodanig?

4) In de kerkelijke traditie spreekt men over Christus’ drievoudige ambt. a) Wat houdt het in dat er over een drievoudig ambt gesproken

wordt? b) Op welke manier ondervangt dit spreken het probleem van de

Joodse visie op de Messias? c) Ga met elkaar na wat voor een visie er op Jezus Christus ontstaat

als je respectievelijk het ambt van profeet, priester en koning eenzijdig benadrukt.

d) Op welke manier kom je dit soort eenzijdige nadruk in onze tijd tegen?

Lezen: Deuteronomium 18:15-19; Matteüs 17:1-6; Handelingen 3:19-26; Hebreeën 1:1-4 Vragen: 5) Jezus Christus is onze hoogste Profeet en Leraar.

a) Wat is de taak van een profeet en leraar? b) Welke argumenten noemt het Nieuwe Testament om Jezus als

hoogste Profeet en Leraar te beschouwen? c) Hoe moeten we omgaan met andere profeten en leraren?

6) Op verschillende plaatsen vertellen de evangeliën ons dat Jezus het goede nieuws van het Koninkrijk van God verkondigde (zie bijvoorbeeld Matteüs 4:23-25). Wat houdt dat goede nieuws van het Koninkrijk in?

7) Jezus sprak met gezag (Matteüs 7:29, Marcus 1:22, Lucas 4:32). a) Hoe stel je je dit spreken met gezag voor? b) Wat is het verschil met het spreken zonder gezag? c) Heb je zelf wel eens ervaren dat Jezus’ woorden met gezag op je

afkwamen? Lezen: Hebreeën 7:11-28; Romeinen 8:34; 1 Johannes 2:1-2 Vragen: 8) Jezus Christus is onze enige Hogepriester.

a) Wat is de taak van een priester? b) Wat probeert de schrijver in Hebreeën 7 duidelijk te maken? c) Waarom noemt het Nieuwe Testament Jezus onze enige

Hogepriester? d) Wat is er zo bijzonder aan het offerwerk van Jezus Christus as

Hogepriester? 9) Welk priesterlijke werk heeft Jezus eens voor al volbracht en welk

priesterlijke werk wordt nog altijd door Hem uitgevoerd? 10) Op welke manier weet je je geborgen in het werk van Jezus als

priester?

Lezen: 2 Samuël 7:11-13; Lucas 1:26-34; Matteüs 28:18; Romeinen 14:7-9 Vragen: 11) Jezus Christus is onze eeuwige Koning.

a) Wat is de taak van een koning? b) Waarom geldt volgens het Nieuwe Testament voor Jezus werkelijk

dat Hij een eeuwige koning is? c) Op welke manier is Jezus koning? (Lucas 22:24-27) d) Wat is het totaal andere van Jezus’ koningschap? (Johannes 18:33-

38) 12) Hoe regeert Jezus ons? 13) Wat merk je van Jezus’ koningschap? Lezen: Handelingen 11:19-26; 1 Petrus 2:9-10 Vragen: 14) Grote kans dat de term “christenen” aanvankelijk niet bepaald positief

bedoeld was. Het werd door Jezus’ volgelingen echter al snel als een erenaam gedragen. a) Wat betekent het om “christen” te heten? b) Heeft het woord “christen” niet last van “inflatie”?

15) Op welke manier komt volgens 1 Petrus 2:9 in het leven van christenen uit dat zij bij Christus horen?

16) Hoe kunnen wij als christenen concreet vorm geven aan het feit dat ook wij profeten, priesters en koningen zijn?

17) Kunnen mensen aan je zien dat je een christen bent?