Prof. Dr. J. Waterink 20 oktober 1890 - 29 november 1966 · God heeft ons naar Zijn beeld...

14
Prof. Dr. J. Waterink 20 oktober 1890 - 29 november 1966 56

Transcript of Prof. Dr. J. Waterink 20 oktober 1890 - 29 november 1966 · God heeft ons naar Zijn beeld...

Page 1: Prof. Dr. J. Waterink 20 oktober 1890 - 29 november 1966 · God heeft ons naar Zijn beeld gescha-pen. Dit betekent, dat het meest wezenlijke van het mens-zijn is: de Ik-Gij relatie,

Prof. Dr. J. Waterink 20 oktober 1890 - 29 november 1966

56

Page 2: Prof. Dr. J. Waterink 20 oktober 1890 - 29 november 1966 · God heeft ons naar Zijn beeld gescha-pen. Dit betekent, dat het meest wezenlijke van het mens-zijn is: de Ik-Gij relatie,

I N MEMORIAM Prof. Dr. J. WATERINK

Jan Waterink als man van wetenschap Herdenkingsrede uitgesproken door Prof. Dr. G. Wielenga op 14 december 1966

Er zijn na zijn overlijden op 29 nov. 1966 zeer vele ,,In Me-moriam's" over Dr. Jan Waterink verschenen - op zichzelf al een bewijs van de veelzijdigheid van deze man, die zich op vele terreinen des levens heeft bewogen. Maar ik maak me sterk dat bovendien in deze alle zijn veelzijdigheid expliciet is genoemd - zij is te opvallend om haar voorbij te kunnen gaan. Waterink was veelzijdig. Daarom wil ik hiermee be-ginnen. Daarnaast wil ik een ander opvallend feit stellen. In de geschriften en referaten van Jan Waterink - en dat waren er vele - vindt mende uitdrukking ,,eenheid des levens" op-vallend veel en met opvallende kracht gebruikt. Soms wil hij daarmee wijzen op de eenheid van Gods Schepping in haar totaliteit, een natuurlijk uitvloeisel van haar geschapen zijn door de enige God, maar dikwijls ook bedoelt hij er mee de eenheid van denken en doen, van woorden en werken die de individuele geïntegreerde persoonlijkheid behoort te tonen. Het komt mij voor, dat de door Waterink in zijn weten-schappelijke publicaties zo sterk geaccentueerde „eenheid des levens" ook duidelijk in zijn eigen leven en werken is terug te vinden, niettegenstaande aan de periferie vele merkwaardige tegenstrijdigheden waren waar te nemen. Voor wij over Waterink als man van wetenschap kunnen spreken, moeten wij daarom eerst trachten de ,,man Waterink" te ver-staan. Twee eigenschappen springen bij mij naar voren als ik aan hem denk: gelovig en begaafd. Laat ons met het tweede beginnen. De reeds genoemde veelzijdigheid van zijn activiteiten is een weerspiegeling van de veelzijdigheid van zijn begaafdheid. Met min of meer recht kan men hem pedagoog, psycholoog, theoloog (hij was extra-ordinarius in de faculteit der godge-leerdheid waar hij o.m. de catechetiek doceerde) en filosoof noe-men - maar zeker ook zakenman, pastor, prediker. Verschillende beoordelaars zullen de plussen en minnen verschillend verdelen - maar de plussen zullen sterk overwegen. Want zijn begaafd-

57

Page 3: Prof. Dr. J. Waterink 20 oktober 1890 - 29 november 1966 · God heeft ons naar Zijn beeld gescha-pen. Dit betekent, dat het meest wezenlijke van het mens-zijn is: de Ik-Gij relatie,

held was niet alleen veelzijdig, maar ook van hoog niveau. Waterink was een bijzonder intelligent mens. Niet alleen het niveau echter, ook de aard van zijn intelligentie was bijzonder. Zij had een sterk intuïtieve inslag. Dit manifesteerde zich bijv. in intermenselijke relaties door een onmiddellijk contact met anderen. Waterink had wat wij mannen met verholen jalouzie wel ,,vrouwelijke intuïtie" noemen. Zij „zien" en „weten" wat voor ons met al onze ingewikkelde technieken verborgen blijft of hoogstens met moeite ontdekt wordt, maar zolang daarna dat het niet meer van waarde is! Dit intuïtief verstaan was bij hem (als bij hen) geworteld in een intense interesse in anderen - soms bij het nieuwsgierige af. Om zijn eigen termi-nologie te gebruiken; zijn hart sprak steeds in zijn kennen mee. Dit speelde niet alleen een belangrijke rol in zijn wetenschap-pelijke arbeid bij het psychologisch onderzoek - maar in zijn gehele dagelijkse leven: Waterink kon gemakkelijk met ande-ren omgaan, gemakkelijk vrienden maken. De keerzijde is: hij had behoefte aan vrienden, aan persoonlijke warmte in het intermenselijk contact - waarmee zijn , , trouw" weer samen-hangt: trouw aan zijn beginsel, trouw aan eenmaal gelegde vriendschapsbanden. Zijn intuïtie manifesteerde zich behalve in persoonlijke re-laties ook in het inzicht in zakelijke, objectieve verbanden. Hij doorzag probleemsituaties zeer snel. Dit ging gepaard met een sterk subjectief zekerheidsbesef - uiteraard: hij had geen ge-legenheid gehad andere mogelijkheden af te tasten. Hieruit ver-klaar ik, dat Waterink wel eens (naar onze criteria gemeten) wat „gemakkelijk" was met uitdrukkingen als ,,in ons laborato-rium werd vastgesteld" e.d. Dergelijke uitdrukkingen bleken naderhand wel eens moeilijk te verifiëren - de noodzaak van verificatie, van toetsing van op exploratief onderzoek geba-seerde hypothesen voelde hij niet 20 sterk - het waren geen hypothesen voor hem. Deze typisch intuïtief geaarde begaafdheidsstructuur gaf aan zijn gehele leven - in het bijzonder aan zijn wetenschappelijk gedrag - een eigen vorm en kleur. Een autoritair aandoend poneren van de waarheid (zonder restrictie „zoals ik die zie"), een zeker dogmatisme was hem niet vreemd - ja zelfs het woord „intolerantie" dient zich aan. Was Waterink intolerant? Op het gebied van ,,ideeën" inderdaad - zoals ieder ,,overtuigde" dat toch eigenlijk is. Hij was in elk geval zeker geen relativist,

58

Page 4: Prof. Dr. J. Waterink 20 oktober 1890 - 29 november 1966 · God heeft ons naar Zijn beeld gescha-pen. Dit betekent, dat het meest wezenlijke van het mens-zijn is: de Ik-Gij relatie,

maar even zeker ook niet intolerant in de zin van „niet willen luisteren naar de tegenstander" (hij geeft bijv. Hammelsbeck in „En toch de Chr. school" het volle pond). Maar hij luistert om precies de zwakke plek te localiseren, zoals een veldheer de vijandelijke berichtendienst afluistert om beter te kunnen toeslaan. Op het gebied van de „ideeën" was hij niet vrij van een zekere mate van intolerantie - op dat van de persoonlijke verhouding echter niet (op enkele zeer zeldzame uitzonderingen na), in elk geval werden eenmaal bestaande persoonlijke vriendschapsverhoudingen niet ernstig aangetast bij aan den dag tredende meningsverschillen. In de tweede plaats zou ik het als eerste genoemde aspect willen noemen: zijn gelovig christen zijn. Waterink zelf zou bij deze woorden direct protesteren: dit is geen aspect, zou hij zeggen, maar de kern van mijn (van 's mensen) wezen. Terecht - hier ligt de kern van zijn wezen, dit is het beginsel van waaruit hij leefde, dit is de wortel van de eenheid des levens bij hem. Waterink wist zich in alles (en gedroeg zich in alles als) een kind van God, ,,kind des Vaders in Vaders wereld" -niet als een onderscheiding uit verdienste, maar uit genade. Deze termen maken op sommigen van ons misschien een versleten, uitgeholde indruk - wie jan Waterink persoonlijk goed heeft gekend, heeft in hem kunnen ervaren wat deze uitdrukkingen werkelijk betekend hebben in zijn generatie en nog betekenen kunnen voor de mens. Wat betekenen zij dan ? Heel eenvoudig, zou Waterink zeggen: als een kind te leven, kinderUjk vertrouwend op onze Vader, uit dankbaarheid te leven en in het besef van een opdracht te leven - de opdracht om in dienst van God d.i. ook in dienst van de naaste te staan. Waterink's levensbeginsel was: zich geroepentevoelenalskind van zijn Vader in de wereld van zijn Vader te arbeiden - ook, zelfs speciaal, wat zijn wetenschaps-beoefening betreft. Denken en geloven waren bij hem zo innig verstrengeld, dat wat hij zeker wist vanuit zijn onvoorwaar-delijk geloof aan Gods openbaring - zonder meer (zonder scrupules tegenover de wetenschappelijke conventies en spel-regels van wat mag en niet mag) werd overgedragen in zijn wetenschappelijke constructies. Hierin past volkomen, dat de vraag naar de mogelijkheid van een christelijke wetenschap voor Waterink geen vraag was - ik hoop daar straks nader op terug te komen.

59

Page 5: Prof. Dr. J. Waterink 20 oktober 1890 - 29 november 1966 · God heeft ons naar Zijn beeld gescha-pen. Dit betekent, dat het meest wezenlijke van het mens-zijn is: de Ik-Gij relatie,

In zijn „Theorie der Opvoeding" behandelt Waterink uitvoerig (zijn discussies zijn altijd breed en uitvoerig, ofschoon hij meestal begint te stellen, dat hij het probleem niet in al zijn breedte kan bespreken) de relatie van mens en overtuiging en het proces van overtuigen en overtuigd worden. En hij stelt, dat men evengoed kan zeggen, dat een mens een overtuiging bezit, als dat een mens door een overtuiging bezeten wordt. Nu, zo was hij ook: gegrepen, bezeten door zijn overtuiging dat in de Heilige Schrift God tot ons - niet alleen tot Jan Waterink maar tot de wereld en al haar inwoners - sprak. In zijn kinderlijk geloof voelde hij zich als 't ware bij God ,,als kind in huis". Dat kan wel eens gevaarlijk zijn (èn lastig voor anderen). Het identificeren van eigen opvattingen met die van God is daarmee nauw verwant en een nog-wel-eens voor-komend verschijnsel. En Waterink is aan dit gevaar niet steeds geheel ontkomen. Hij was tenslotte van origine een theoloog van de vorige generatie. Zijn onvoorwaardelijk geloof aan God's openbaring - zoals hij die interpreteerde - gaf zijn denken een sterk normatieve inslag - hij wist immers hoe het hoorde! Ik dacht, dat ik hier een tweede aspect van zijn wetenschapsbedrijf kon signaleren: het agogisch element heeft in zijn arbeid de overhand - in zijn arbeid in de Verenigde Faculteiten, waarin de psychologie en pedagogiek tezamen gingen, draagt het pedagogische het hoofdaccent. De psycho-logie, die hij doceerde en bedreef, heeft hij (m.i.) vooral gezien als een hulpmiddel, door de pedagoog èn de pedotherapeut te gebruiken om hun doelstellingen te bereiken. Hoezeer ook geïnteresseerd in theoretische, op de grens van het meta-psychische liggende vragen - hij heeft vooral psychologie be-dreven met het oog op de praktijk van de hulpverlening, het adviseren van jonge en oudere mensen, het helpen van jeugd in nood, het opleiden van professionals op beide gebieden.

Dit was ook de oorspronkelijke drijfveer tot het besluit om, hoewel dominee in Appelscha, toch de studie der psychologie aan te vatten - een besluit dat tenslotte geleid heeft tot een ten dele loslaten van het,,heerlijk ambt" om te gaan pionieren op 't ongewisse gebied van een nog jonge wetenschap. Ook hier zou Waterink protesteren: het heeft hem niet geleid - Hij, God, heeft hem zo geleid! En inderdaad - hij zou weer gelijk hebben!

60

Page 6: Prof. Dr. J. Waterink 20 oktober 1890 - 29 november 1966 · God heeft ons naar Zijn beeld gescha-pen. Dit betekent, dat het meest wezenlijke van het mens-zijn is: de Ik-Gij relatie,

Tot zover over Waterink als mens - nu als „man van weten-schap". Het is welhaast vanzelfsprekend dat zulk een mens, als hij psychologie en pedagogiek bedrijft, uitgaat van een zeer specifieke mensbeschouwing. Het is m.i. een bewijs van weten-schappelijke integriteit (en dus positief te waarderen), dat hij dit niet verhuld, maar expliciet en welbewust deed. Hoe on-geduldig kon hij fulmineren tegen al diegenen die zgn. „Vor-aussetzungslos" wetenschap dachten te kunnen bedrijven -blinden, die niet eens dóór hadden dat zij zich tüch op zekere vooronderstellingen baseerden! Welke mensbeschouwing had de mens Waterink? Zijn rec-torale oratie {„De mens ah religieus we^en en de hedendaagse psy-chologie"^ van 1955 is er aan gewijd, 't Is eigenlijk heel een-voudig, zegt hij - de mens is „beelddrager Gods", d.w.z. zoals een kind op zijn vader lijkt, zo lijkt de mens op God. Het is niet zó, dat een christen zijn vaderbeeld op God projecteert, maar juist omgekeerd. God heeft ons naar Zijn beeld gescha-pen. Dit betekent, dat het meest wezenlijke van het mens-zijn is: de Ik-Gij relatie, het staan in relatie tot God - of (zoals hij het gaarne uitdrukte) het wezenlijke van de mens is zijn religieus-zijn. De mens, elke mens, staat in deze relatie - al speelt God geen enkele rol in zijn bewuste leven, al laat God hem onverschillig, al verklaart hij God voor dood! Immers ook als men iemand negeert of met de rug naar hem toe gaat staan, staat men met hem in relatie ! Dit geldt voor de gehele mens, in al zijn functioneren, dus ook voor zijn wetenschappelijk „gedrag". Men komt er niet van af door de verhouding van het geloof tot de wetenschap irrelevant voor de wetenschap te verklaren - dit is al een voorwetenschappelijke, a priori beginselverklaring. Een on-juiste bovendien, een onhoudbare beginselverklaring, volgens Waterink. Zoals gezegd: Waterink's antropologie is welbewust basis en uitgangspunt van zijn gehele wetenschappelijke arbeid - spe-ciaal blijkt dit in de theoretische psychologie - een vak dat hij daarom ook tot het laatst toe zelfheeft willen doceren. Daarom antwoordt hij uitdrukkelijk bevestigend als men de vraag stelt of een christelijke psychologie mogelijk is (zie P.S. maart 1966). Waarbij hij echter - dat moet er uitdrukkelijk bij - de psycho-logie omschrijft als ,,de wetenschap van het wezen, de samen-hang en de opbouw van het psychisch gebeuren in het men-

61

Page 7: Prof. Dr. J. Waterink 20 oktober 1890 - 29 november 1966 · God heeft ons naar Zijn beeld gescha-pen. Dit betekent, dat het meest wezenlijke van het mens-zijn is: de Ik-Gij relatie,

selijk leven". Dit impliceert dat hij weigert het begrip psy-chologie te reduceren tot het empirische, tot een samenstel van theorieën en hypothesen, die toetsbaar, verifieerbaar, etc. . . . wij kennen allen wel de tegenwoordig zo populaier (ik zou haast zeggen „mode" geworden) termen. Waterink wijst, m.i. terecht, op de a priori beslissing in deze reductie. Ja. - als de wetenschap zus en zo is, dan kan er geen sprake zijn van christelijke wetenschap. Maar . . . de premissie is een voorwetenschappelijke afspraak - over de opportuniteit waar-van, zegt Waterink, de christen wèl degelijk een oordeel heeft, en wel een negatief, want de mens is religieus, en zijn wezen-lijke kern mag men niet weg reduceren zonder de wetenschap omtrent het menselijk gedrag uit te hollen tot een opper-vlakkige bezigheid. Ook het inWaterink's denken zo centrale principe van de eenheid des levens verzet zich tegen deze re-ductie. Als hiermee de psychologie als puur-empirische weten-schap onmogelijk wordt - so what! Zif'n definitie ziet de psy-chologie als de wetenschap van de levende mens, niet van een dode abstractie. In de bibliotheek van Dartmouth college (Han-nover, New Hamshire) bevindt zich een grootse muurschil-dering, waar in de zinnebeeldige voorstelling der wetenschap-pen de psychologie wordt afgebeeld door een drietal in toga geklede geraamten, die een mens en een kindergestalte bezig zijn uit elkaar te plukken - zodat van hen ook slechts een geraamte overblijft. Waterink zou het met dit deel van de schildering wel eens geweest z i jn-n ie t met de rest, die in een optimistisch evolutionisme (we zijn tenslotte in een Ameri-kaans college) laat zien hoe de mensheid naar een rozige toe-komst zich omhoog worstelt.

Waterink komt echter niet verder dan het poneren van de mogelijkheid, ja de noodzakelijkheid van een christelijke psy-chologie, tot een concreet waar maken van deze stelling komt hij, helaas, niet. Wel herkent men zijn hiërarchie van waarden (of het een specifiek christelijke is, is de vraag) in zijn karakte-rologie. Deze is kennelijk geïnspireerd op die van Klages -maar het is een principiële variant, waarin de structuur van velden en aspecten zijn ge-re-formeerd. De kern van het ka-rakter is, volgens Waterink, het r^edelijk aspect. De grond van deze her-vorming is m.i. niet gelegen in empirisch feiten-materiaal, maar geboren uit een antropologische visie en de behoefte aan systematische ordening.

62

Page 8: Prof. Dr. J. Waterink 20 oktober 1890 - 29 november 1966 · God heeft ons naar Zijn beeld gescha-pen. Dit betekent, dat het meest wezenlijke van het mens-zijn is: de Ik-Gij relatie,

De intuïtieve inslag van Waterink's kenleven zien wij vooral gemanifesteerd in zijn overige psychologische arbeid. Zijn in-zichten liebben wel ergens een empirische basis, maar deze is vaak ongrijpbaar en ontoetsbaar. In alle - voor een vrucht-baar auteur als hij was niet zó talrijke - publicaties wordt vooral de eenheid van de menselijke persoon sterk geaccen-tueerd. Ik noem slechts „De mens in het hedrijf" (het is merk-waardig hoe zijn werk in deze maatschappelijke sector werd gewaardeerd!) en de in de „Keur uit de verspreide geschriften^' opgenomen: „Begaafdheid als kwalificatie van de persoonlijkheid" en „Over opmerkzaamheid en opmerk^aamheidsconcentratie". Zij ademen alle de geest van een eenheidsvisie op de mens die steeds in zijn totaliteit functioneert en in zijn totaliteit moet begrepen worden. Hetzelfde geldt voor het praktisch psycho-logisch onderzoek van personen - Wijngaarden vermeldt in de feestbundel van 1961: „Ik heb van hem geleerd niet met het onderzoek van een jong kind te beginnen alvorens samen echt te hebben gelachen". Op een ander, en gunstig effect van zijn intuïtieve aanpak (die het wel eens minder nauw nam met de empirische bewijs-voering zoals die tegenwoordig geëist wordt) wil ik nog uit-drukkelijk wijzen. Het heeft geleid tot een durven aanpakken van zeer onderscheiden gebieden van het psychologisch erf, waardoor zijn leerlingen gestimuleerd werden tot eigen dieper onderzoek. Hierdoor is de psychologische studie aan de V.U. aan het gevaar ontkomen in een specialisme, de hobby van haar stichter, opgesloten te raken. Zij is een volwassen, brede opleiding geworden, doordat Waterink met brede blik en in-tuïtief inzicht reeds in het begin doorzag, welke vele aspecten de studie van het menselijk gedrag zoal bezat. Zijn gehele psychologische arbeid overziende lijkt mij dat er niettegenstaande de ondertoon van eenheid - de gehele mens moet object van onderzoek en speculatie zijn - toch wel een zeker dualisme is waar te nemen: in zijn theoretische beschou-wingen manifesteert zich een zekere mate van formalisme en starheid, terwijl in zijn praktijk als psycholoog een grote soepelheid, zelfs artisticiteit opvallend is.

Waterink's eigenlijke, blijvende en meest constructieve bete-kenis als man van wetenschap moet m.i. echter op het terrein van de pedagogiek gezocht worden.

63

Page 9: Prof. Dr. J. Waterink 20 oktober 1890 - 29 november 1966 · God heeft ons naar Zijn beeld gescha-pen. Dit betekent, dat het meest wezenlijke van het mens-zijn is: de Ik-Gij relatie,

Ook hier vinden wij een mengeling van theorie en praktijk. Naast uitvoerige verhandelingen over de plaats der opvoed-kunde in het systeem der wetenschappen (welk onderwerp vooral in de beginfase van zijn hoogleraarschap zijn aandacht heef t - uiteraard, gezien de heersende opvattingen over ,,dat gepedagoochel" in die tijd), geeft hij zeer concrete beschou-wingen (haast: aanwijzingen) over de praktijk van de opvoed-kunst. Toch is ook waar, dat alles voortspruit uit één grond-motief, één levensvisie: het kind is een kind van God aan ons geschonken, opdat wij het zouden onderwijzen in de vreze des Heren. In zijn wetenschappelijke arbeid valt uiteraard het accent op het theoretische. Hij toont zich daar een mens, die deductief redeneert vanuit zekere duidelijke premissen - premissen die verankerd liggen in het imposante bouwsel van de Calvinis-tische denkwereld (want Waterink is met hart en ziel Calvi-nist). De oorsprong van het opvoedingsverschijnsel, en zijn kern, is voor Waterink de opdracht Gods het door Hem ge-schonken kind op te voeden. Vandaar (ie) dat het normatieve het meest markante aspect van zijn stelsel is^ De opdracht luidt immers: het kind zó te begeleiden (met de nadruk op leiden) dat het de levensnorm leert kennen en zich van harte gaat onderwerpen aan de levenswet. Deze levenswet is het liefhebben van God en de naaste, waarin de mens eerst „waar-lijk mens" wordt. Vandaar (2e) zijn felle bestrijding van de fenomenologische richting in de pedagogiek {jiiet in de psy-chologie) die het normatieve weliswaar niet ontkent, maar het niet vooropstelt. Die eventueel wel wil (moet) constateren, dat opvoeden zonder normen niet mogelijk is, maar die niet wil (kan!) constateren welke normen nu de juiste zijn. Een denk-wijze die vanuit een bepaald geopenbaard mensbeeld redeneert, verdraagt zich nu eenmaal niet raet een methode die als uit-gangspunt de verschijnselen zoals ze zich voordoen kiest. Aan-gezien hij, Waterink, wèl wist welke de juiste normen waren, schroomde hij niet deze te formuleren en centraal te stellen. Dit betekent echter niet, dat Waterink bij,,algemeen geldende" normen blijft staan en deze zonder meer in de concrete situatie wil laten inwerken - integendeel, onophoudelijk hamert hij er op, dat het juist de taak van de theoretische pedagogiek is de weg aan te geven, opdat de algemene norm in de concrete pedagogische situatie zijn pedagogische vorm moge aannemen.

64

Page 10: Prof. Dr. J. Waterink 20 oktober 1890 - 29 november 1966 · God heeft ons naar Zijn beeld gescha-pen. Dit betekent, dat het meest wezenlijke van het mens-zijn is: de Ik-Gij relatie,

Daardoor wordt pedagogiek eerst normatieve pedagogiek - nl. door „deze normen vormen te geven, welke voor het leven van het kind geschikt zijn". Daarom (3 e) neemt in Waterink's theorie der opvoeding (niet alleen in het zó getitelde boek, maar in al zijn theoretische beschouwingen) de gezags- en tuchtpro blematiek een centrale plaats in. Zijn eenheidsvisie op het men-senleven demonstreert zich ook hier weer: nl. in het voorop-stellen dat ,,tuchtvolle opvoeding" niet uit allerlei maatregelen ad hoc bestaat, maar uit het bouwen en handhaven van een sfeer, die er niet zozeer op uit is te straffen als wel tot het goede te drijven. Gezag is geen repressieve, egoïstische macht, maar een trekken en leiden in de juiste richting in het belang van het kind - op grond van een opdracht, gedragen door de liefde. Gezag en vrijheid zijn voor hem geen tegenstrijdige begrippen, zij vormen, integendeel, een hogere eenheid. Want ge^ag uit-oefenen is dienen. Het is een uit liefde leiden van het kind naar een erkennen van de levenswet, die naar de ware vrijheid voert. De levenswet is Gods liefdewet en alleen daarin levend kan een mensenkind waarlijk vrij zijn. De gezagsuitoefening moet situatief zijn, rekening houdend met de aard en de drijfveren van het kind hier en nu - en niet allereerst bepaald worden door de heersende opvattingen in de wereld van de volwassenen. In de 2oer en 3oer jaren hebben deze opvattingen van Waterink bij onze schoolmeesters en de Gereformeerde ouders nogal wat weerstand opgewekt. Hij zou een slappe pedagogiek voorstaan! Men kan zich dat nu niet meer voorstellen; hetgeen wel bewijst hoe grote invloed hij heeft uitgeoefend. Deze theoretisch-pedagogische beschouwingen vonden aller-eerst hun toepassing in de wereld van het ChristeUjk onderwijs, waarmee Waterink natuurlijk intense bemoeiingen heeft ge-had. „Natuurlijk" vanwege de directe verbinding tussen op-voeding en onderwijs (een door Waterink steeds sterk ver-dedigde stelling), maar ook „natuurlijk" omdat vanuit het Chris-telijk onderwijs - meer i.h.b. vanuit de Gereformeerde sector daarvan, georganiseerd in G.S.V. - het initiatief tot het stichten van een pedagogische leerstoel aan de V.U. is voortgekomen. G.S.V. nam hier niet alleen het initiatief en heeft niet alleen de jonge Amsterdamse dominee gepousseerd, maar heeft ook jaren lang door een financiële bijdrage de leerstoel in stand

65

Page 11: Prof. Dr. J. Waterink 20 oktober 1890 - 29 november 1966 · God heeft ons naar Zijn beeld gescha-pen. Dit betekent, dat het meest wezenlijke van het mens-zijn is: de Ik-Gij relatie,

helpen houden. In de brochurereeks van G.S.V. - „Onderwijs en Opvoeding" - zijn vele van zijn referaten opgenomen. Een vijftal daarvan zijn in de bundel „Grondslagen der didaktiek" samengebracht. Zij behandelen „het vraagstuk van de beteke-nis van het principe voor de didaktiek". (de titel van de eerst gehoudene is „Het gereformeerde beginsel en de richtlijnen voor de didaktiek"). De titels van de 3e en 4e: resp. „Het woord in de didactiek' en „Werkelijkheid en waarheid in de didaktiek voor de Christelijke School" bewijzen hun theoretisch karakter. Zij ble-ken dan ook voor velen uit de kringen van het Christelijk onderwijs moeilijk te verstaan - toch zijn ze (nu nog) het be-studeren ten volle waard. In de laatstgenoemde gaat het over de vraag „hoe wij vanuit de eenheid des levens" de verschil-lende schoolvakken in hun onderlinge samenhang èn hun eigen betekenis moeten zien. Het is opmerkelijk hoe Waterink zijn scherpzinnige analytische betogen steeds weet te kruiden en te verhelderen met levende voorbeelden uit de praktijk. Het is dus niet zó, dat hij de arme schoolmeesters met profes-sorenwijsheid heeft overgoten en over hun hoofden heen zijn verbale begaafdheid uitvierde - wie de intense belangstelling heeft gezien waarmee op de jaarvergadering van G.S.V. be-sturen èn onderwijzers hun „pedagogisch adviseur" beluister-den en met hem discussieerden, weet wel beter. Hij was een man die hun kennis wist te verrijken en hun hart wist te raken juist in het spreken over hun dagelijkse arbeid en haar prin-cipiële grondslagen.

Trouwens in het vooroorlogs „Paedagogisch Tijdschrift voor het Christelijk Onderwijs" verschenen van zijn hand (en hier moet ook de naam van zijn latere collega prof. A. Kuypers genoemd worden) vele artikelen, waarvan vooral die over het aanvangs-onderwijs in het rekenen rechtstreeks praktische betekenis hadden. In dit verband behoort ook genoemd te worden de oprichting van het C.P.S. vlak na de oorlog. Het is het eerste der Pedagogische Centra, dat in zijn zeer brede (aUe takken van onderwijs beneden universitair niveau) en democratische opzet (alle organisaties van besturen en personelen kunnen in de Raad van Beheer meespreken) een voorbeeld is geweest voor de andere die volgden. Waterink is een van de voornaamste initiatiefnemers geweest en heeft de eerste jaren de Centrale Commissie persoonlijk geleid. Hier blijkt ook, dat Waterink geen isolationist was, die tegen „alle eenheid in het Christelijk

66

Page 12: Prof. Dr. J. Waterink 20 oktober 1890 - 29 november 1966 · God heeft ons naar Zijn beeld gescha-pen. Dit betekent, dat het meest wezenlijke van het mens-zijn is: de Ik-Gij relatie,

onderwijs" was. Waar hij die eenheid nuttig en mogelijk achtte, zoals hier in het stimuleren van en leiding geven aan de ver-nieuwing van het onderwijs, rustte hij niet vóór hij alle groe-pen bij elkaar had. Een ander punt; het C.P.S. is het enige P.C. dat het woord ,,studie" expliciet in zijn naam heeft op-genomen. Welbewust drukt dit de wens uit naar verbindingen tussen universiteit en schoolwereld. Dat Waterink daar steeds naar zocht, blijkt ook uit zijn opzet van het „College van Ver-trouwensmannen" van G.S.V., die hij niet alleen een functie in de organisatie toedacht, maar ook als een liaison hoopte te kunnen gebruiken tussen zijn werk aan de V.U. en de scholen van het Verband. Gebrek aan geschoolde krachten heeft, helaas, verhinderd dat deze gedachte vele vruchten droeg. Tenslotte - en vooral-heeft Waterink in de wereld van de school naam gemaakt door zijn voortdurende, hardnekkige èn scherp-zinnige verdediging van het goed recht van, ja de plicht tot Christelijk onderwijs. Ik kan hier slechts twee zaken memo-reren. Ten eerste zijn moedige artikelen in „Calvinistisch Week-blad" in 1940, waar hij zijn lezers openlijk opwekt tot verzet tegen zekere departementale (uiteindelijk = Duitse) maatrege-len. Ik citeer slechts enkele zinnen, de rest zal dan wel duide-lijk zijn. „Wij weigeren iedere medewerking aan elk pogen tot ,,neutraliseering ",,onzer scholen", en tegen de tactiek van het stapje voor stapje uithollen van de tegenstand." „Wat we als recht hebben, moeten we als recht houden. En wanneer men ons alles laat, behalve het recht om alles te hebben, dan is in feite, alles wat wij houden (als guns t . . .) als bezit waardeloos". In de tweede plaats de brochure van 1961 „En toch: de christe-lijke school", waarin hij ten strijde trekt tegen dié Protestantse theologen die het bestaansrecht en de noodzakelijkheid van de Christelijke school aanvechten. In een uitvoerig en gedegen betoog komt hij na een grondige analyse van de argumenten van zijn tegenstanders (waarin hij ze volledig recht doet!) tot een scherpzinnige, maar ook emotioneel geladen weer-legging. Het zal nog in lengte van jaren een zeer belangrijk document in de discussie rondom de Chr. school blijven. Niet de school, maar het ge^in is echter, volgens Waterink, de primaire en centrale opvoedingsinstantie. Vandaar dat hij het als zijn roeping zag ook op die praktijk van de opvoeding zich te richten en daar voorlichting en leiding te geven. Hij deed dit door persoonlijke raadgeving, in vele lezingen en in

67

Page 13: Prof. Dr. J. Waterink 20 oktober 1890 - 29 november 1966 · God heeft ons naar Zijn beeld gescha-pen. Dit betekent, dat het meest wezenlijke van het mens-zijn is: de Ik-Gij relatie,

zijn zeer bekend geworden populariserende publicaties, waar-onder speciaal het tijdschrift „Moeder" genoemd moet worden - karakteriseerde , ,Trouw" hem niet als „de man van Moeder" ? Het is hier niet de plaats uitvoering over deze activiteiten te spreken. Maar ongenoemd mogen zij niet blijven, want hieruit blijkt niet alleen, dat zijn theoretische beschouwingen geen onvruchtbare speculaties waren, maar vooral ook dat hij een juiste kijk had op de maatschappelijke functie van een univer-siteit. Een universiteit - in het bijzonder een Christelijke -behoort het volk te dienen door haar onderzoeksresultaten ter beschikking te stellen ten algemene nutte. Ook deze kant van zijn arbeid heeft grote vrucht gedragen, de gereformeerde jeugd heeft veel aan Waterink te danken, doordat hij hun vaders en moeders (met taarten!) heeft geleerd hoe men waar-lijk christelijk, d.i. door liefde gedreven en gedragen, kan op-voeden.

Geachte toehoorders, het zij mij vergund aan het eind van dit college mij in het bijzonder tot de aanwezige studenten in de psychologie en pedagogiek te richten. Slechts zeer weinigen onder U zullen hem persoonlijk gekend hebben of persoon-lijk colleges van hem hebben gevolgd. Misschien kent U hem alleen uit de stoet der professoren bij plechtige Senaats-zittingen, waar hij zijn zwierige eretekenen met zwier wist te dragen. Daarom is het, dacht ik, goed nog eens voor U samen te vatten hoe wij (ik meen namens mijn collega's te mogen spreken), zijn opvolgers en bijna allen zijn leerlingen, hem hebben gezien. Hem, de grondlegger van de twee subfacul-teiten, die der psychologie en der opvoedkunde, aan de Vrije Universiteit. De V.U. die hij / / f /had! Ik heb hem zoeven meer pedagoog dan psycholoog genoemd. Ik vrees daarmee misschien een verkeerde indruk te hebben achtergelaten, nl. die van een betweter, een betuttelaar, een dirigistische docent (pedagogen hebben nu eenmaal een niet zo beste naam en zij hebben het inderdaad er naar gemaakt). Waterink had iets onderwijzends, iets belerends in zijn op-treden - maar hierop alleen te letten geeft een eenzijdige en onjuiste kijk. Naast pedagoog-didacticus was hij toch ook een therapeut. Kinderen, mensen, in nood op zijn weg ontmoetend (door God op zijn weg geplaatst, zou hij zeggen), trachtte hij steeds concreet te helpen. Dit helpen gebeurde niet op grond

68

Page 14: Prof. Dr. J. Waterink 20 oktober 1890 - 29 november 1966 · God heeft ons naar Zijn beeld gescha-pen. Dit betekent, dat het meest wezenlijke van het mens-zijn is: de Ik-Gij relatie,

van vooropstaande normen en ideeën alleen - het was zelfs in de eerste plaats, dacht ik, gebaseerd op een verstaan van het concrete geval. Geval . . . het was geen ,,geval" voor Waterink, maar een mens waarmee hij in persoonlijk contact poogde te komen - waartoe zijn zeer grote psychologische gaven hem meestal ook in staat stelden. Zó herinneren wij ons hem het liefst: kinderen en volwassenen „in de knoop" begrijpend tegemoet tredend en met zijn wijsheid een uitweg wijzend. Zeer velen hebben zeer veel aan deze éne man, deze oprechte christen, te danken gehad. Ook wij, zijn opvolgers! U zult zich misschien wel eens ver-wonderd hebben over de verscheidenheid in deze opvolgers-leerlingen: verscheidenheid in aard, in opvattingen over en wijze van de wetenschapsbeoefening, toch - allen telgen van één vader? Hoe is het mogelijk! Dit feit bewijst ten duide-lijkste dat professor Waterink een waarlijk, groot pedagoog was. Hij poogde niet te vormen en te stempelen naar zijn evenbeeld, hoezeer hij overtuigd was van de juistheid van zijn visie. Opvoeden was voor hem (speciaal bij ouderen) begeleiden, richting wijzen, vooral stimuleren van eigen initiatief èn op tijd loslaten, vri/'-laten om zichzelf te kunnen zijn. Als basis hiervan ervoeren wij steeds: zijn vertrouwen in ons, ook als wij een andere richting gingen. Daarvoor zijn wij hem nog het meest dankbaar! Het heeft menigeen wel eens verbaasd, dat deze éne man zovele opvolgers moest hebben. Terecht -het verbazingwekkende was echter, dat al dit werk tevoren door één man werd gedaan. Dit kon doordat Waterink vele talenten had ontvangen (van God uit genade ontvangen, zou hij zeggen) èn vooral dat hij deze alle productief heeft gemaakt. Laten wij tenslotte toch nog niet in ,,dierbaarheden" vervallen - dit past niet. Maar ik geloof nuchter blijvende te mogen wijzen op de gelijkenis van de talenten. De Heer zegt daar tegen de mens, die alle zijn talenten productief maakte: „Wel-gedaan!" Zouden wij dit niet mogen beamen en dankbaar terugblikkend op Waterink's arbeid, mogen constateren,, wel-gedaan!"?

G. Wieknga

Amstelveen

69