Probleemoplossen & Beslissen

70
2014-2015 COLLEGE 6 22/10/2014 Probleemoplossen en beslissen COGNITIE & COMMUNICATIE Informatiekunde Universiteit Utrecht Joske Houtkamp

Transcript of Probleemoplossen & Beslissen

2014-2015 COLLEGE 6 22/10/2014

Probleemoplossen en beslissen

COGNITIE & COMMUNICATIE

Informatiekunde Universiteit Utrecht

Joske Houtkamp

WEEK 2 EN 3

Perceptie

• Gewaarwording (sensatie)

• Waarneming (perceptie)

• Theorieen over visuele perceptie (o.a. patroonherkenning)

Aandacht

• Top-down vs Bottom-up processing

• Aandacht: Selectieve aandacht, verdeelde aandacht

• • Theorieen over aandacht

Geheugen

• Werkgeheugen/ Kortetermijngeheugen

• Langetermijngeheugen

• Gebruik algemene kennis

Cognitie: het verzamelen, opslaan, transformeren en gebruik van kennis.

Nu aandacht voor denken en het transformeren van kennis.

HUMAN INFORMATION PROCESSING

bron: Wickens et al. (1998)

INHOUD

Probleemoplossen

1. Het probleem begrijpen

2. Strategieën om problemen op te lossen

3. Factoren die probleemoplossen

beïnvloeden

4. Creativiteit

Beslissen

Heuristieken

denken

DENKEN

cogito ergo sum

(ik denk, dus ik ben/besta)

René Descartes (1590-1650)

Thinking:

the process of mentally representing

some aspects of the world (incl.

ourselves) and transforming these

representations so that new

representations, useful to our goals, are

generated (Smith & Kosslyn, 2007)

INTELLIGENTIE:

WECHSLER

Intelligentie: “ The aggregate or global capacity of the individual to

act purposefully, to think rationally, and deal effectively with his

environment” (Wechsler, 1958)

Bekend van de Wechsler Adult Intelligence Scale (WAIS),

intelligentietest

• zinvol handelen

• rationeel denken

• effectief met de omgeving omgaan

GARDNER: THEORY OF MULTIPLE

INTELLIGENCES (MI)

Theorie van meervoudige vormen van intelligentie:

• verbaal/linguïstische intelligentie

• logisch/mathematische intelligentie

• visueel/ruimtelijke intelligentie

• muzikaal/ritmische intelligentie

• lichamelijke/kinesthetische intelligentie

• interpersoonlijke intelligentie

• intrapersoonlijke intelligentie

• natuurgerichte intelligentie

http://multipleintelligencesoasis.org/what-mi-am-i/

In een IQ-test vooral de eerste drie bepaald.

DENKEN

• Redeneren/reasoning: cognitive processes we make to

use inferences from knowledge and draw conclusions

• Probleemoplossen/problem solving: the set of cognitive

processes that we apply to reach a goal when we must

overcome obstacles to reach that goal

• Beslissen/decision making: cognitive processes we use

to make choices

PROBLEEMOPLOSSEN

Wolfgang Köhler The Mentality of Apes (1925)

Bananen hangen buiten bereik. Chimpansee Sultan vindt stok,

stapelt kisten op elkaar en combineert beide hulpmiddelen.

PROBLEEMOPLOSSEN

Bereiken van een bepaald doel waarbij de oplossing niet direct voor de hand ligt.

Ontbrekende informatie en/of hindernissen blokkeren het bereiken van het doel.

Elk probleem heeft 3 componenten:

• Begintoestand (initial state)

• Doeltoestand (goal state)

• Obstakels

Denken: een stap verder te gaan dan de gegeven informatie, zodat je een doel kunt bereiken.

PROBLEEMOPLOSSEN

1. Het probleem begrijpen

2. Strategieën om het probleem op te lossen

3. Factoren die probleemoplossen beïnvloeden

4. Creativiteit

BEGRIJPEN

Het opbouwen van een goed georganiseerde mentale representatie van een probleem;

gebaseerd op de informatie binnen het probleem en voorafgaande ervaring.

• Wat is het werkelijke probleem?

1. Bepalen van de meest relevante informatie en deze aandacht geven

2. Methodes om het probleem te representeren

3. Situated cognition/embodied cognition

BEGRIJPEN

Relevante informatie selecteren

- aandacht

Bransford and Stein (1984)

• Verhaalsom (redactiesom)-problemen

• Negatieve gedachten leiden af

- focus op de relevante delen van het probleem

Effectieve probleemoplossers lezen probleembeschrijving zorgvuldig (inconsistenties)

BEGRIJPEN

Representatie van het probleem

Weergave van de onderdelen van het probleem in een ander formaat; een geschikte representatie ondersteunt het probleemoplossen

Representatie van het probleem moet de essentiële informatie weergeven die je nodig hebt om het op te lossen.

Bekende vormen:

• Symbolen

• Matrices

• Diagrammen

• Visuele weergaven

BEGRIJPEN

Symbool

• Formules

“Mary is 10 years younger than twice Susan’s age. Five years from now, Mary will be 8 years older than Susan’s age at that time. How old are Mary and Susan?”

m = 2s - 10

m + 5 = s + 5 + 8

• Vertalen van woorden in symbolen kan fouten veroorzaken

• Oversimplificatie van zinnen en foutief herinneren van het probleem

BEGRIJPEN

Matrix

Grid met alle mogelijke combinaties van items

Bruikbaar voor complexe, stabiele, categorische data

MATRIX

Comparative performance

of 6 crime types, over 3

years for 15 wards

Audit

Commission/Leicestershire

County Council

BEGRIJPEN

Diagram

Representatie van abstracte informatie op concrete manier

Bijv. instructie hoe iets in elkaar te zetten;

boomdiagrammen voor (hiërarchische) relaties

Eenvoudige weergave van complexe informatie: meer ruimte in werkgeheugen voor andere onderdelen van het probleem

Informatievisualisatie is een belangrijk deel van interface ontwerp.

Diagrammen helpen (problemen) beter te begrijpen.

Charles Joseph Minard portrays the losses suffered by Napoleon's army in the

Russian campaign of 1812.

The graphic is notable for its representation in two dimensions of six types of data:

the number of Napoleon's troops; distance; temperature; the latitude and longitude;

direction of travel; and location relative to specific dates

1854 cholera epidemic in London; John Snow

BEGRIJPEN

Visuele beelden (mentale beelden)

Goed voorstellingsvermogen biedt meer oplossings“ruimte” dan concrete representaties

http://blogs.scientificamerican.com/thoughtful-animal/2012/11/08/clever-

captive-cockatoo-creates-tool-a-first-for-his-species/

Example experiment:

Which type of visualization

leads to better performance?

Does the representation

influence the assessment of

the area?

EXPERIMENT: VISUALISATION

TECHNIQUES COMPARED

Representations of 17 types of land use (a subset of the original 45

classes), selected for this experiment.

3 techniques:

• coloured squares

• 2D icons

• 3D icons (objects)

colours are identical

icons are designed for this experiment

in questionnaire focus on affective and aesthetic effects

2D ICONS

DEVELOPED AT THE PBL FOR THIS EXPERIMENT

easy recognition

level of detail is low, the representation has no resemblance to the actual appearance of the future landscape (tool supports strategic decision making on regional and national levels)

3D OBJECTS, MADE IN SKETCHUP

level of detail is low, to stress that the representation is iconic

but: the height of the 3D objects, gives an impression of the effect on the

landscape from an aerial oblique view

EXAMPLE QUESTIONS

Imagine you live in the location you see here

•the environment is quiet

•the quality of the air is good

•there is little traffic noise

•the area is attractive

•etc.

Answers on 7 point scales,

and option: “not enough

information to judge this”.

SITUATED COGNITION

Probleemoplossen: niet alleen met informatie “in ons hoofd”

Situated-cognition approach: externe situatie/context.

We gebruiken informatie in onze directe omgeving om ruimtelijke

representaties te maken en problemen op te lossen.

• Waarde van intelligentietests?

• Ecologische validiteit

EMBODIED COGNITION

Embodied cognition approach: context van het eigen lichaam.

“Cognition is bodily grounded”

We gebruiken vaak ons eigen lichaam en bewegingen om abstracte gedachten en kennis weer te geven.

Dit kan dus ook helpen bij het begrijpen en oplossen van een probleem; bijvoorbeeld bewegen van handen bij mentale rotatie-taken.

http://blogs.scientificamerican.com/guest-blog/2011/11/04/a-brief-guide-to-embodied-cognition-why-you-are-not-your-brain/

http://www.psychologytoday.com/blog/beyond-words/201202/embodied-cognition-what-it-is-why-its-important

PROBLEEMOPLOSSEN:

STRATEGIEËN

Algoritme: levert altijd een oplossing op, maar soms inefficiënt

bijvoorbeeld Exhaustive search: probeer alle mogelijke oplossingen

Heuristiek: algemeen geldende regel; strategie waarbij je een aantal alternatieven negeert en alleen de meest waarschijnlijke alternatieven afweegt.

Heuristieken meer gebruikt in dagelijks leven. Geen garantie voor succes, maar efficiënt.

Verschillende heuristieken, o.a.:

• Analogy approach

• Means-end heuristic

• Hill-climbing heuristic

HEURISTIEKEN VOOR

PROBLEEMOPLOSSEN

Analogy approach

Gebruik van een oplossing voor een eerder, vergelijkbaar

probleem, om tot oplossing te komen

Gangbare aanpak in techniek (engineering), vaak ook

creatieve doorbraken in kunst en wetenschap.

ANALOGY APPROACH

Belangrijk: bepalen van het echte, onderliggende abstracte probleem (zonder irrelevante details)

Isomorfe problemen: problemen met dezelfde onderliggende structuren en oplossingen, maar verschillende specifieke details.

Obstakel in de praktijk:

• oppervlakkige kenmerken (surface features) leiden af van het onderliggende probleem

• in een andere omgeving vaak moeilijk kennis toe te passen (situated cognition)

Voorbeeld van toepassen analoge benadering:

biomimetica/ biomimicry

http://biomimicry.net/about/biomimicry/case-examples/architecture/

Eastgate Building, Harare, Zimbabwe, has an air conditioning system

modeled on the self-cooling mounds of termites

http://biomimicry.net/about/biomimicry/case-examples/transportation/

Shinkansen Bullet Train of the West Japan Railway Company

MIDDEL-DOEL

HEURISTIEK

Means-Ends heuristic

Is een van de meest effectieve en flexibele strategieën

1. Verdeel het probleem in een aantal subproblemen of kleinere problemen

2. Verklein het verschil tussen de begin – en eindtoestand voor elk van de subproblemen

Focus op einddoelen en op middelen of methodes om die te bereiken.

Elves – goblins probleem (kannibalen-missionarissen, wolf-geit-kool)

Onderzoek:

• mensen verdelen het probleem in kleinere stukken (en pauzeren even voor bepalen van de stappen)

• vinden het lastig om een stap te nemen die verder van het doel lijkt te voeren

HILL CLIMBING

HEURISTIC

Strategie:

Heuvel oplopen: doel is top bereiken

Bij elke splitsing: kies alternatief dat meest direct naar doel lijkt te leiden (difference reduction)

Bruikbaar als alleen de directe volgende stap kan worden gezien en er onvoldoende informatie is over de alternatieven

Nadeel:

Keuzes die op korte termijn gunstig zijn hoeven niet per se op lange termijn het beste te zijn

Leidt niet altijd tot een oplossing

• Deze 3 standaardstrategieën niet altijd afdoende

• Culturele verschillen in voorkeur

VOORBEELD:

TOWER OF HANOI

Het doel is om de complete toren van schijven te verplaatsen naar een ander stokje

• Er mag slechts 1 schijf tegelijk worden verplaatst.

• Nooit mag een grotere schijf op een kleinere rusten.

http://www.gocognitive.net/sites/default/files/monsters.goCognitive.v0.91_0_0.swf

(NB: hier ook uitleg over probleem isomorf)

Difference reduction zou hier niet werken, want men moet een strategie, een plan hebben, met subdoelen.

Mensen proberen eerst difference reduction, switchen daarna naar means-ends (Kovotsky e.a. 1985)

PROBLEEMOPLOSSEN

Combinatie van

• bottom-up processing — nadruk op stimulus informatie; probleem zorgvuldig bekijken vanuit verschillende standpunten

• top-down processing — nadruk op concepten, verwachtingen, geheugen, kennis; expertise maar ook mental set

EXPERTISE

Een individu met expertise toont voortdurend bijzondere

vaardigheid en prestatie in representatieve taken in een bepaald

gebied (Ericsson 2006)

Experts lossen problemen anders op:

• Knowledge base/kennisbasis (kennis, schemas, training)

• Geheugen (effectiever in eigen domein, bijv. schaken)

• Strategieën om problemen op te lossen (middel-doel heuristiek meer succesvol toegepast; ook analogie eerder onderkend)

• Snelheid en accuratesse

• Metacognitieve vaardigheden

NEGATIEF EFFECT

Overactieve top down processing:

Mental set – betreft strategieën; telkens dezelfde strategie proberen

Functional fixedness- betreft opvattingen over de functie van objecten, uitsluiting van andere toepassing

INZICHTPROBLEMEN EN

NIET-INZICHTPROBLEMEN

Inzichtprobleem:

Het probleem lijkt aanvankelijk onoplosbaar, plotseling inzicht/oplossing.

Relatie met groot werkgeheugen.

Loslaten van onbruikbare of incorrecte (top down)aannames.

Niet-inzichtprobleem:

geleidelijke stappen naar oplossing

Verschil in vertrouwen in de oplossing:

bij inzichtproblemen plotselinge toename

CREATIVITEIT

Het vinden van oplossingen die nieuw en bruikbaar zijn

Verschillende meningen over creativiteit:

• is gebaseerd op gewoon denken

• is een bijzondere eigenschap

Guilford: creativiteit is meetbaar middels het aantal verschillende

antwoorden op een testonderdeel (bijv: aantal woorden

beginnend met L en eindigend op N, in x seconden; zegt echter

niets over kwalificaties nieuw/bruikbaarheid)

Vaak overwinnen van “functional fixedness”.

CREATIVITEIT

In tegenstelling tot populaire opvattingen:

1. Creativiteit omvat convergent en divergent denken

2. Creativiteit is geassociateerd met gebieden in de rechter- en de linkerhersenhelft

3. Creativiteit komt voor bij bewuste aandacht (gefocused) en minder bewuste aandacht (defocused)

In het algemeen: mensen zijn minder creatief bij extrinsieke motivatie dan bij intrinsieke motivatie.

• Extrinsieke motivatie: verkrijgen van beloning

• Intrinsieke motivatie:taak is leuk, interessant

Tijdsdruk is negatief voor creativiteit, pauzes (waarin gedachten afdwalen) juist positief.

BESLISSEN

Thinking — going beyond the information given in order to reach a

goal

Deductive reasoning — given some specific premises, judge

whether those premises allow you to draw a particular conclusion,

based on the principles of logic (volgende week)

Decision making — assessing and choosing among several

alternatives

BESLISSEN

(in tegenstelling tot redeneren: )

• Geen vaste regels

• Niet zeker of beslissing juist is (bepaalde informatie ontbreekt misschien)

Interdisciplinair: psychologie, economie, politieke wetenschappen, sociologie, filosofie …

Onderzoek richt zich niet zozeer op abstracte situaties maar op concrete, realistische scenario’s,

Belangrijk: heuristieken

HEURISTIEKEN

Kahneman en Tversky

Mensen maken gebruik van een klein

aantal heuristieken, eenvoudige

strategieën, om snel en zonder veel

inspanning tot een beslissing te komen.

De strategieën die in de richting van de

juiste beslissing leiden kunnen ook een

verkeerd effect hebben.

Nobel Prize 2002 Economics

(Times: Recognition of the ‘human element’ in economics)

HEURISTIEKEN

http://www.gocognitive.net/interviews/heuristics

1. The Representativeness Heuristic

2. The Avalailability Heuristic

• The Recognition Heuristic

3. The Anchoring and Adjustment Heuristic

• The Committment Heuristic

• The Affect Heuristic

• The Default Heuristic

REPRESENTATIVITEITS-

HEURISTIEK

Kiezen van een Staatslot: BR68409 lijkt meer kansrijk dan AA77777

Munt 6 maal opgooien:

mkkmkm lijkt meer waarschijnlijk dan kkkmmm

Het opgooien van een munt moet m en k in random volgorde opleveren; mkkmkm lijkt meer random dan kkkmmm

Een steekproef lijkt representatief als het dezelfde belangrijke kenmerken heeft als de populatie waaruit het is geselecteerd. Een munt opgooien geeft een random uitkomst, dus de steekproef die meest random lijkt, wordt als meest representatief beschouwd.

Deze heuristiek is zo overtuigend dat mensen statistische informatie negeren/onderschatten

STEEKPROEFGROOTTE

EN REPRESENTATIVITEIT

1. Steekproefgrootte

Voorbeeld:

• klein ziekenhuis, ca. 15 geboortes per dag

• groot ziekenhuis, ca.45 geboortes per dag

Voor welk ziekenhuis is het meest waarschijnlijk dat er op een bepaalde dag een melding is dat er meer dan 60% jongens zijn geboren? Of allebei even waarschijnlijk?

Statistisch gezien heeft een grote steekproef meer kans de werkelijke verhoudingen in een populatie te weerspiegelen, dus: het kleine ziekenhuis.

Small-sample fallacy

BASISLIJNINFORMATIE

EN REPRESENTATIVITEIT

2. Basislijninformatie

Studente Mia; verlegen, houdt van poezie en museumbezoek

Welke studie is het meest waarschijnlijk, Chinastudies of geneeskunde?

Base rate, basislijninformatie: hoe vaak een item voorkomt in de populatie.

Bij beoordelen van individuen en de groep/categorie waartoe zij behoren focussen mensen op de beschrijving, en onderschatten “base-rate information”.

Base-rate fallacy

COMBINATIE VAN KENMERKEN

(CONJUNCTIE) EN REPRESENTATIVITEIT

Linda is a teacher at an elementary school

Linda works in a bookstore and takes yoga lessons

Linda is active in the feminist movement

Linda is a psychiatric social worker

Linda is a member of the League of Women Voters

Linda is a bank teller

Linda is an insurance salesperson

Linda Is a bank teller and is active in the feminist movement

Linda is thirty-one years old, single, outspoken and very bright.

She majored in philosophy. As a student she was deeply concerned with issues of

discrimination and social justice, and also participated in anti-nuclear

demonstrations.

Now rank the following options in terms pf the probability of their describing Linda.

Give a ranking of 1 to the most likely option and a ranking of 8 to the least likely

option

Tversky&Kahnemann 1983

CONJUNCTION FALLACY

EN REPRESENTATIVITEIT

Welke uitspraak scoorde het hoogste?

1. Linda is a bank teller of

2. Linda Is a bank teller and is active in the feminist movement

Meestal : optie 2. Maar:

3. conjunction (combinatie) van kenmerken

Conjunction fallacy: mensen beoordelen de waarschijnlijkheid van een combinatie van twee events groter dan de waarschijnlijkheid van de afzonderlijke events

REPRESENTATIVITEITS-

HEURISTIEK

Dus:

- gebruik van representativiteitsheuristiek bij belissingen op basis van

de gelijkenis van een steekproef met de gehele populatie, wat betreft

belangrijke kenmerken.

- zo aantrekkelijk dat we andere belangrijke kenmerken onderschatten

of negeren, zoals

- steekproefgrootte

- basislijninformatie.

- de waarschijnlijkheid van twee events in combinatie met elkaar

kleiner dan de waarschijnijkheid van deze afzonderlijk.

BESCHIKBAARHEIDS-

HEURISTIEK

Aanname dat frequentie of waarschijnlijkheid van events hoger is naarmate het makkelijker is om relevante, vergelijkbare voorbeelden te bedenken (herinneren). “ Hoe toegankelijker een geheugenspoor is, hoe meer invloed het zal hebben op de uiteindelijke beslissing.”(Brysbaert 2006)

Effectief wanneer beschikbaarheid gecorreleerd is met werkelijke, objectieve frequentie.

Maar: recentheid en vertrouwdheid (“recency” en “familiarity”) kunnen invloed hebben op de beschikbaarheid van informatie in het geheugen.

Voorbeeld: waarschijnlijkheid van vliegtuigongeluk wordt groter geacht door aandacht in media en impact van de beelden

BESCHIKBAARHEIDS-

HEURISTIEK

Geheugen is beter voor recente items

Recente items zijn makkelijker toegankelijk

Recente items lijken meer waarschijnlijk dan ze zijn

BESCHIKBAARHEIDS-

HEURISTIEK

Bijzonder geval: herkenningsheuristiek

• keuze voor bekende optie, bij beoordeling van relatieve

frequentie van 2 categorieën, waarbij een onbekend is

• leidt vaak tot juiste beslissing.

Beschikbaarheidsheuristiek kan bijdragen aan cognitieve fout:

Illusoire correlatie (een niet-bestaande correlatie tussen twee

variabelen); vaak grondslag voor stereotypes

BESCHIKBAARHEIDS-

HEURISTIEK

Representativiteitsheuristiek:

beoordeling van overeenkomsten

Beschikbaarheidsheuristiek:

beschikbaarheid van voorbeelden

http://www.youtube.com/watch?v=pC7vhZvYBHs

ANKER- EN

AANPASSINGSHEURISTIEK

8 x 7 x 6 x 5 x 4 x 3 x 2 x 1

1 x 2 x 3 x 4 x 5 x 6 x 7 x 8

Maken van een inschatting:

• eerste benadering (anker)

• aanpassingen uitgaande van dat anker

Te veel vertrouwen in het anker, aanpassingen te klein.

Te veel invloed van hypotheses en overtuigingen, top-down-processing

FRAMING EFFECT

Uitkomst van een beslissing kan worden beïnvloed door

contextinformatie, achtergrond en de verwoording van de vraag

1. je hebt besloten om naar een concert te gaan en je hebt €20

betaald voor een kaartje. Als je het theater binnenkomt,

ontdek je dat je het kaartje verloren bent. Zou je weer €20

betalen voor een ander kaartje?

2. je hebt besloten om naar een concert te gaan waarvan een

kaartje €20 kost. Als je het theater binnenkomt, ontdek je dat

je een biljet van €20 bent verloren. Zou je weer €20 betalen

voor een kaartje?

FRAMING EFFECT

Studie van Kahneman & Tversky (1984)

1: 46 % koopt nieuw kaartje;

2: 88 % koopt kaartje.

Het beslissingsraamwerk (decision frame) voor beide verschilt, zodat de situatie pyschologisch verschillend lijkt

1: concert is een transactie waarvoor bepaald bedrag acceptabel is; nieuw kaartje maakt de kosten voor een concert te hoog

2: verlies van €20 heeft niet met (de kosten van) het kaartje te maken

FRAMING EFFECT

Formulering, verwoording

Mensen worden afgeleid door de ‘surface structure’ (uiterlijke vorm,

presentatie) van een vraag of kwestie

De formulering kan belangrijk effect hebben op de uitkomst van een

beslissing

YOGHURT

95% vetvrij

YOGHURT

bevat 5% vet versus

Is kandidaat X geschikt?

Is kandidaat X geschikter dan Y?

versus

FRAMING EFFECT

Tversky and Kahneman (1981): “Asian disease problem”

Participants were asked to "imagine that the U.S. is preparing for the outbreak of an unusual Asian disease, which is expected to kill 600 people. Two alternative programs to combat the disease have been proposed. Assume the exact scientific estimate of the consequences of the programs are as follows."

The first group of participants was presented with a choice between programs:

In a group of 600 people,

• Program A: "200 people will be saved"

• Program B: "there is a one-third probability that 600 people will be saved, and a two-thirds probability that no people will be saved”

72 % van de participanten koos programma A; de overigen programma B.

FRAMING EFFECT

Tversky and Kahneman (1981): “Asian disease problem” (2)

The second group of participants was presented with the choice between the

following: In a group of 600 people,

• Program C: "400 people will die"

• Program D: "there is a one-third probability that nobody will die, and a two-

third probability that 600 people will die”

78 % koos programma D, 22 % programma C.

Programma A and C identiek; B en D zijn identiek.

Omkering in voorkeur door

verandering in het ‘decision

frame’

Presentatie in termen van

overlevenden:

keuze voor veilig programma

A(=C)

Presentatie in termen van

verwachte slachtoffers:

keuze voor programma met

risico D (=B).

FRAMING EFFECT

ANDERE

HEURISTIEKEN?

Affect heuristiek (Slovic)

(Affect = gemoedstoestand, emotie)

Vaak gebruikt bij het beoordelen

van risico’s en voordelen van een

beslissing.

Als de beslissing goed ‘voelt’ dan

nemen we aan dat het de juiste

beslissing is; worden risico’s klein

geschat en de voordelen groot; als

de beslissing slecht ‘voelt’

omgekeerd.

Finucane

EN…

Zie Matlin, zelf bestuderen:

• Overconfidence in decision making :

• overconfidence; loss aversion; optimism

http://www.youtube.com/watch?v=tyDQFmA1SpU

“The trouble, says Nobel Laureate psychologist Daniel Kahneman, is that we're often confident in our intuitive judgments even when we have no idea what we're doing.”

• Individuele verschillen, stijlen

• hindsight—judgments about events that already happened in the past

• hindsight bias—judging an event as inevitable, after the event has already happened; overconfidence that we could have predicted the outcome in advance

LITERATUUR

Matlin, M.W. Cognitive Psychology

(2014, 8th edition; eventueel 7th edition)

Chapter 11 Using Problem Solving and Creativity

Chapter 12 Using Reasoning and Decision Making