PRINSJESDAG 2019 - Govers · 2019-09-26 · Werkkostenregeling Verruiming vrije ruimte Per 1...

23
PRINSJESDAG 2019

Transcript of PRINSJESDAG 2019 - Govers · 2019-09-26 · Werkkostenregeling Verruiming vrije ruimte Per 1...

Page 1: PRINSJESDAG 2019 - Govers · 2019-09-26 · Werkkostenregeling Verruiming vrije ruimte Per 1 januari 2020 wordt de vrije ruimte in de WKR verruimd van 1,2% naar 1,7% over ... Mobiliteit

PRINSJESDAG 2019

Page 2: PRINSJESDAG 2019 - Govers · 2019-09-26 · Werkkostenregeling Verruiming vrije ruimte Per 1 januari 2020 wordt de vrije ruimte in de WKR verruimd van 1,2% naar 1,7% over ... Mobiliteit

Prinsjesdag 2019

Govers Prinsjesdagbrochure 2019

Op Prinsjesdag, 17 september 2019, heeft het kabinet het Belastingplan 2020 en overige fiscale maatregelen

gepresenteerd. Op basis van deze plannen en reeds eerder aangekondigde wetswijzigingen, hebben wij deze

brochure samengesteld. Verder informeren wij u over belangrijke acties, die u naar aanleiding van de nieuwe

regels kunt ondernemen en geven wij u allerhande tips. Wij hopen u op deze manier op een overzichtelijke en

toegankelijke manier te informeren over de veranderingen die per 1 januari 2020 (of later) naar verwachting

van kracht worden.

Mocht u naar aanleiding van deze brochure aanvullende vragen hebben, dan nodigen wij u uit om contact op

te nemen met uw Govers contactpersoon. De contactgegevens treft u achteraan in deze brochure aan.

Met vriendelijke groet,

Fiscaal team Govers

An independent member of UHY International

Page 3: PRINSJESDAG 2019 - Govers · 2019-09-26 · Werkkostenregeling Verruiming vrije ruimte Per 1 januari 2020 wordt de vrije ruimte in de WKR verruimd van 1,2% naar 1,7% over ... Mobiliteit

Vennootschapsbelasting

(inter)nationaal

Page 4: PRINSJESDAG 2019 - Govers · 2019-09-26 · Werkkostenregeling Verruiming vrije ruimte Per 1 januari 2020 wordt de vrije ruimte in de WKR verruimd van 1,2% naar 1,7% over ... Mobiliteit

Prinsjesdag 2019 | Vennootschapsbelasting

Tarieven vennootschapsbelasting

Vorig jaar heeft de regering aangekondigd het vennootschapsbelastingtarief staps-

gewijs te verlagen. De wetgever toont zich echter niet van zijn betrouwbaarste kant.

Deze verlaging wordt nu namelijk gedeeltelijk teruggedraaid. De tarieven in de ven-

nootschapsbelasting voor 2019, 2020 en 2021 bedragen voor de komende jaren als

volgt.

Invoering bronbelasting op rente en royalty’s

Met ingang van 1 januari 2021, wordt een conditionele bronbelasting op rente en

royalty’s ingevoerd. De regering wenst hiermee te voorkomen, dat Nederland in inter-

nationale structuren wordt ingezet als toegangspoort naar belastingparadijzen. De

bronbelasting ziet op rente- en royaltybetalingen door in Nederland gevestigde licha-

men aan lichamen in landen met een laag statutair belastingtarief (<9%) of landen die

zijn opgenomen op de lijst met niet-coöperatieve gebieden. Ook in misbruiksituaties

zal de bronbelasting worden geheven. Het tarief bedraagt 21,7%.

Wijzigingen substance-eisen

Voor de toepassing van verschillende antimisbruikbepalingen in de vennootschapsbe-

lasting en dividendbelasting, zijn bepaalde substance-eisen opgenomen voor buiten-

landse tussenhoudsters. Indien aan deze substance-eisen wordt voldaan, staat vast

dat de antimisbruikbepalingen niet van toepassing zijn. Het kabinet vindt dit niet

passen bij de verplichting van Nederland om misbruik tegen te gaan. Daarom

verandert het karakter van deze substance-eisen, zodat deze slechts een rol spelen

bij de bewijslastverdeling. Dit betekent, dat zelfs indien aan de substance-eisen wordt

voldaan, de inspecteur altijd nog aannemelijk mag maken dat sprake is van misbruik.

Beperking liquidatieverliesregeling

Het kabinet heeft aangekondigd de liquidatieverliesregeling aan te scherpen. De

liquidatieverliesregeling is een uitzondering op de regel dat deelnemingsresultaten

noch belast, noch aftrekbaar zijn. Een eventueel verlies bij liquidatie van een

deelneming kan daardoor toch ten laste van de belastbare winst wordt gebracht. De

huidige liquidatieverliesregeling geldt voor belangen van ten minste 5% in

dochtervennootschappen ongeacht waar de dochtervennootschap is gevestigd en

ongeacht wanneer deze wordt geliquideerd. Onder de nieuwe regeling, waarvan

verwacht wordt dat deze in 2021 in werking zal treden, geldt:

dat sprake moet zijn van een belang van ten minste 25%;

dat sprake moet zijn van een deelneming in een EU-lidstaat of een EER-staat; en

dat de deelneming binnen drie jaar na staking van de onderneming van de

deelneming moet zijn ontbonden en vereffend.

VPB (INTER)NATIONAAL

Belastbaar bedrag Tarief 2019 Tarief 2020 Tarief 2021

€ 0 - € 200.000 19% 16,5% 15%

€ 200.000 en hoger 25% 25% (i.p.v. 22,5%)

21,7% (i.p.v. 20,5%)

Verhoging effectieve tarief innovatiebox

Het kabinet is voornemens het effectieve tarief van de innovatiebox te verhogen van

7% naar 9%. Daartoe zal de grondslagversmalling voor innovatieve winst worden

verminderd.

Afschaffing betalingskorting vennootschapsbelasting

Vennootschappen die de voorlopige aanslag vennootschapsbelasting in één keer

vooruitbetalen krijgen momenteel nog een betalingskorting. Het kabinet is voor-

nemens deze korting met ingang van 2021 te laten vervallen. Het wetsvoorstel die dit

bewerkstelligd, dient nog te worden ingediend.

Beperking belastingrente vennootschapsbelasting

Momenteel is het mogelijk dat een belastingplichtige, die tijdig en correct aangifte

vennootschapsbelasting doet, een aanslag krijgt opgelegd waarbij ook belastingrente

in rekening wordt gebracht. Het kabinet stelt voor om de regeling te wijzigen, zodat

geen belastingrente kan worden opgelegd, indien een correcte aangifte binnen zes

maanden na afloop van het boekjaar is ingediend.

An independent member of UHY International

Page 5: PRINSJESDAG 2019 - Govers · 2019-09-26 · Werkkostenregeling Verruiming vrije ruimte Per 1 januari 2020 wordt de vrije ruimte in de WKR verruimd van 1,2% naar 1,7% over ... Mobiliteit

Prinsjesdag 2019 | Vennootschapsbelasting

Implementatie tweede Europese antibelasting antibelastingontwijkingsrichtlijn

(ATAD2)

Vanaf 1 januari 2020 zal de ATAD 2 in de Nederlandse wetgeving worden

geïmplementeerd. ATAD 2 heeft tot doel om het gebruik van hybride mismatches te

bestrijden. Hybride mismatches zijn situaties waarin een belastingvoordeel wordt

behaald door gebruik te maken van de verschillen tussen belastingstelsels. Zo kan er

bijvoorbeeld gebruik worden gemaakt van verschillen in de fiscale behandeling

(kwalificatie) van lichamen, instrumenten of vaste inrichtingen.

Invoering meldplicht fiscale constructies

Intermediairs (zoals belastingadviseurs) worden verplicht om mogelijk agressieve

fiscale constructies aan de belastingautoriteiten te melden als zij bij dergelijke

constructies betrokken zijn. De verplichting geldt uitsluitend voor grensoverschrijdende

constructies. Er komt geen definitie van ‘agressieve fiscale constructies’. In plaats

daarvan is een overzicht gepubliceerd met kenmerken en elementen van transacties

die een sterke aanwijzing vormen dat sprake is van belastingontwijking of misbruik.

Als aan één of meer van die kenmerken wordt voldaan, moet de constructie worden

gemeld. De Belastingdienst deelt dergelijke meldingen met andere Europese

belastingautoriteiten.

Multilateraal Verdrag (MLI)

Het MLI is een van de onderdelen van het zogeheten BEPS-project van de OESO.

Met dit project beoogt de OESO belastingontwijking door multinationale

ondernemingen tegen te gaan. Door middel van het MLI worden de belasting-

verdragen in lijn gebracht met de nieuwe standaarden op het gebied van BEPS.

Het MLI bevat voorschriften op het gebied van:

Constructies met hybride structuren (“hybrid mismatches”);

Verdragsmisbruik;

Ontwijking van de kwalificatie als vaste inrichting;

Verbeteren van geschillenbeslechting; en

Arbitrage.

Het MLI leidt tot aanpassing van veel bestaande bilaterale belastingverdragen, maar

daarvoor moet een bestaand bilateraal verdrag wel (i) onder de reikwijdte van het MLI

zijn gebracht door de beide verdragspartijen bij een bilateraal belastingverdrag en (ii)

moeten beide landen met betrekking tot een bepaald onderwerp dezelfde keuzes

hebben gemaakt. Op welk moment het MLI voor Nederland toepassing vindt, is

afhankelijk van het antwoord op de vraag op welk moment andere landen het MLI

ratificeren.

An independent member of UHY International

Page 6: PRINSJESDAG 2019 - Govers · 2019-09-26 · Werkkostenregeling Verruiming vrije ruimte Per 1 januari 2020 wordt de vrije ruimte in de WKR verruimd van 1,2% naar 1,7% over ... Mobiliteit

Loonheffingen

Page 7: PRINSJESDAG 2019 - Govers · 2019-09-26 · Werkkostenregeling Verruiming vrije ruimte Per 1 januari 2020 wordt de vrije ruimte in de WKR verruimd van 1,2% naar 1,7% over ... Mobiliteit

Prinsjesdag 2019 | Loonheffingen

Werkkostenregeling

Verruiming vrije ruimte

Per 1 januari 2020 wordt de vrije ruimte in de WKR verruimd van 1,2% naar 1,7% over

de eerste EUR 400.000 van de totale fiscale loonsom. Voor het gedeelte van de

loonsom boven de EUR 400.000 blijft de vrije ruimte 1,2% van de fiscale loonsom.

Zodoende betreft deze maatregel met name voor het MKB een tegemoetkoming.

Uit het wetsvoorstel volgt, dat het hogere percentage van 1,7% slechts eenmaal kan

worden toegepast, indien gebruik wordt gemaakt van de WKR-concernregeling. Deze

concernregeling houdt in, dat in concernverband opererende inhoudingsplichtigen de

WKR gezamenlijk kunnen toepassen, waarbij de vrije ruimte collectief wordt bepaald.

Of toepassing van de concernregeling voordelig is, dient derhalve opnieuw te worden

beoordeeld.

Verklaring Omtrent Gedrag | Gerichte vrijstelling

De vergoeding van een Verklaring Omtrent Gedrag door de werkgever wordt naar

maatschappelijke opvattingen niet als loon ervaren. Per 1 januari 2020 geldt er

daarom (ons inziens terecht) een gerichte vrijstelling voor de vergoeding van een

VOG, waardoor deze kosten niet meer ten laste van de vrije ruimte komen.

Daar staat tegenover, dat door de werkgever vergoede dwangsommen en door de

Officier van Justitie opgelegde boetes verplicht werknemersloon vormen en dus niet

ten laste van de vrije ruimte mogen komen.

Verlenging uiterste moment aangifte en afdracht WKR-eindheffing

Het kabinet stelt voor om de termijn voor het aangeven van de verschuldigde

eindheffing te verlengen. Hierbij wordt voorgesteld, om de overschrijding van de vrije

ruimte uiterlijk aan te geven tegelijk met de aangifte van het tweede aangiftetijdvak

van het volgende kalenderjaar. De uiterste aangifte- en betaaldatum van deze

aangifte is de maand maart. Wij juichen deze wijziging toe.

Let op!

Voor uw WKR-opstelling van 2020 geldt een gewijzigde berekening van de vrije

ruimte. Wij helpen u graag met de optimalisatie van uw werkkosten en uw

WKR-opstelling.

Let op!

Gerichte vrijstellingen dient u expliciet als zodanig aan te wijzen in uw

administratie. Wij helpen u graag met de inrichting van uw WKR-administratie,

zodat u voldoet aan de thans geldende en aangekondigde regelgeving.

An independent member of UHY International

Aanpassing waardering branche-eigen producten

Het kabinet is van plan de wijze van waardebepaling bij branche-eigen producten te

vereenvoudigen. Hierbij wordt voorgesteld om de waarde van de branche-eigen

producten structureel te waarderen op de waarde in het economische verkeer. Deze

waarde in het economische verkeer is meestal de consumentenprijs.

Gebruikelijkheidscriterium

Niet zozeer behandeld met Prinsjesdag, maar zeker relevant voor de praktijk zijn de

recente ontwikkelingen rondom het gebruikelijkheidscriterium voor toepassing van de

vrije ruimte binnen de werkkostenregeling.

Op grond van het gebruikelijkheidscriterium mogen vergoedingen en verstrekkingen

alleen ten laste van de vrije ruimte worden gebracht indien dat gebruikelijk is. De

Belastingdienst hanteert daarbij een doelmatigheidsgrens van EUR 2.400 per

werknemer. Blijft het totaal van als eindheffingsloon aangewezen vergoedingen en

verstrekkingen onder de EUR 2.400, dan wordt sowieso aan het gebruikelijk-

heidscriterium voldaan, aldus de Belastingdienst.

Tip!

Kent uw organisatie een kortingsregeling voor werknemers? Beoordeel dan of

voldaan wordt aan de fiscale limieten voor het onbelast toekennen van de

korting. Hoe houdt u bijvoorbeeld bij of een werknemer de kortingsgrens van

EUR 500 niet overschrijdt als hij meermaals van de kortingsregeling gebruikt

maakt?

De Hoge Raad heeft bevestigd dat de belastinginspecteur van goeden huize moet

komen, wil hij kunnen stellen dat niet voldaan is aan het gebruikelijkheidscriterium.

Hoge Raad

Recent heeft de Hoge Raad geoordeeld, dat de bewijslast rondom het gebruikelijk-

heidscriterium op de belastinginspecteur rust. De belastinginspecteur voldoet niet aan

de bewijslast, indien uitsluitend wordt verwezen naar een overschrijding van de

doelmatigheidsgrens van EUR 2.400. Daarnaast kunnen alle vormen van loon – dus

ook zuiver beloningsloon – worden aangewezen als ‘vrije ruimte loon’ en is de aard

van het loonbestanddeel niet van belang.

Indexatie vrijwilligersregeling

Het kabinet heeft voorgesteld om de hiervoor genoemde maximumbedragen met

ingang van 1 januari 2020 jaarlijks te indexeren. Vanwege praktische overwegingen,

zal het maximumbedrag per kalenderjaar rekenkundig worden afgerond op een

veelvoud van EUR 100. Het maximumbedrag per maand bedraagt dan een veelvoud

van EUR 10. Op dit moment is onduidelijk of de indexatie ook geldt voor de maximale

uurtarieven van EUR 5,00 en EUR 2,75

Page 8: PRINSJESDAG 2019 - Govers · 2019-09-26 · Werkkostenregeling Verruiming vrije ruimte Per 1 januari 2020 wordt de vrije ruimte in de WKR verruimd van 1,2% naar 1,7% over ... Mobiliteit

Prinsjesdag 2019 | Loonheffingen

Let op!

Bestaat zekerheid dat u voor al uw vrijwilligers onder de gestelde normbedra-

gen blijft? Zo niet, neem dan contact met ons op.

An independent member of UHY International

Mobiliteit

Bijtelling elektrische auto van de zaak

Ingevolge het Klimaatakkoord, zet het kabinet deze wijze van fiscale stimulering met

stapsgewijze aanpassingen door tot en met 2025. De bijtelling voor nieuwe elektrische

auto’s op accu wordt per 1 januari 2020 verhoogd naar 8% over de eerste EUR 45.000

van de cataloguswaarde. Hiermee wijkt de wetgever af van haar eerdere voornemen

om deze wijziging pas in 2021 in te voeren. De bijtelling moet in 2021 verder stijgen

naar 12% over de eerste EUR 40.000 cataloguswaarde. Na 2021 stijgt de bijtelling

stapsgewijs verder, zodat vanaf 2026 de bijtelling voor elektrische auto’s niet afwijkt

van de bijtelling voor normale auto’s. Het kabinet meent namelijk dat de meerkosten

van elektrische auto’s ten opzichte van normale auto’s naar verwachting zullen

afnemen.

Tip!

De lagere bijtelling voor elektrische auto’s geldt voor een periode van maximaal

60 maanden. Deze periode gaat in op de 1e dag van de maand die volgt op de

maand van eerste toelating. Direct na afloop van de periode van 60 maanden

wordt het percentage opnieuw vastgesteld aan de hand van de dan geldende

reguliere bijtellingsregels. Waar mogelijk adviseren wij daarom om de aankoop

of lease van een nieuwe zakelijke elektrische auto zo snel mogelijk te laten

plaatsvinden. De bijtelling is immers in 2019 lager dan in 2020 en tevens mag

de lagere bijtelling op een hogere cataloguswaarde worden toegepast. Om te

profiteren van de gunstigere regels uit 2019 moet het kenteken van de nieuwe

auto in 2019 worden afgegeven.

Bijtellingsregeling fiets van de zaak

Reeds in 2018 is aangekondigd dat per 1 januari 2020 het privégebruik van een ter

beschikking gestelde fiets wordt vastgesteld met behulp van een vereenvoudigde

forfaitaire bijtelling van 7% van de factuurwaarde van de fiets. De regeling geldt ook

voor de elektrische fiets. De regeling geldt slechts indien het eigendom van de fiets bij

de werkgever blijft. Hoewel de regeling sympathiek te noemen is, menen wij dat reeds

bestaande alternatieven in veel gevallen de voorkeur genieten.

Tip!

Inventariseer op voorhand wat de meest gunstige fietsregeling is voor uw orga-

nisatie, rekening houdend met aspecten als kosten, praktische uitvoerbaarheid,

uniformiteit en flexibiliteit. Wij helpen u graag met het in kaart brengen van de

diverse alternatieven en de bijbehorende fiscale gevolgen.

Invoering gedeeltelijke vrijstelling RVU-heffing

Het kabinet heeft samen met werknemers- en werkgeversorganisaties een pensioen-

akkoord gesloten, dat nog tot een wetsvoorstel moet leiden. Op basis van dit

pensioen-akkoord is het kabinet van plan om vanaf 2021 gedurende een periode van

vijf jaar een gedeeltelijke vrijstelling te introduceren voor de RVU-strafheffing van 52%.

Als gevolg van deze vrijstelling vindt er geen strafheffing plaats over bruto uitkeringen

tot een bedrag van ongeveer EUR 19.000 per volledig jaar. Deze vrijstelling geldt voor

uitkeringen waarbij de werknemer meer dan drie jaar voor het bereiken van de AOW-

leeftijd uit dienst treedt. Voor uitkeringen hoger dan EUR 19.000 vindt de strafheffing

van 52% plaats over het meerdere. Als de uitkering minder dan drie jaar voor de

AOW-leeftijd ingaat, wordt het heffingsvrije bedrag naar rato aangepast.

Let op!

Bij de (gedeeltelijke) uitdiensttreding van (oudere) werknemers, al dan niet in

het kader van verlof- en vertrekregelingen, is het noodzakelijk te onderzoeken

of de specifieke regeling onverhoopt voldoet aan het karakter van een RVU. Dit

geldt zowel bij collectieve als voor individuele vertrekregelingen.

Uitbreiding verlofsparen

Op basis van het genoemde pensioenakkoord wenst het kabinet meer ruimte te geven

om fiscaal gefacilieerd verlof te sparen. Hierdoor wordt de grens van 50 weken

verhoogd naar maximaal 100 weken. Deze maatregel biedt oudere werknemers de

mogelijkheid om meer verlof te sparen, zodat zij bijvoorbeeld eerder kunnen stoppen

met werken. Per wanneer deze uitbreiding van kracht zal zijn is nog niet bekend.

Page 9: PRINSJESDAG 2019 - Govers · 2019-09-26 · Werkkostenregeling Verruiming vrije ruimte Per 1 januari 2020 wordt de vrije ruimte in de WKR verruimd van 1,2% naar 1,7% over ... Mobiliteit

Prinsjesdag 2019 | Loonheffingen

Met de introductie van de Wet Deregulering Arbeidsrelatie heeft de wetgever

geprobeerd om de arbeidsrelatie tussen ZZP'ers en opdrachtgevers nader te

definiëren, met als doel schijnzelfstandigheid tegen te gaan. In de praktijk heeft deze

wet echter niet tot de gewenste resultaten geleid. Als gevolg hiervan is besloten om de

wet niet actief te handhaven, behalve in gevallen waarin de inspecteur kan bewijzen

dat sprake is van evidente en opzettelijke schijnzelfstandigheid, aangeduid als

zogenoemde kwaadwillenden. Dit ‘handhavingsmoratorium’ voor anderen dan

kwaadwillenden is onlangs verlengd en geldt nu tot 1 januari 2021.

In de tussentijd werkt het kabinet aan nieuwe wetgeving inzake het tegengaan van

schijnzelfstandigheid. Het doel is om deze wetgeving per 1 januari 2021 inwerking te

laten treden. Op dit moment is de verwachting dat de contouren van deze nieuwe

wetgeving er als volgt uit komen te zien:

• Invoering van een minimumtarief voor ZZP'ers van EUR 16. Indien de

arbeidsrelatie een lager uurtarief heeft, dan kwalificeert hij onder de voorgestelde

regelgeving als werknemer.

• Mogelijkheid tot opt-out voor ZZP'ers met een uurtarief van EUR 75 of meer.

ZZP'ers met een dergelijk uurtarief kunnen gaan werken met een

‘zelfstandigenverklaring’. Hiermee kunnen ze vooraf met hun opdrachtgever

afspreken dat ze als zelfstandige werken. Om de zelfstandigenverklaring te kunnen

gebruiken, mag een opdracht niet langer dan een jaar duren.

• Om de overige ZZP'ers en hun opdrachtgevers meer duidelijkheid te geven over

de vraag of een opdracht als ZZP'er uitgevoerd mag worden, onderzoekt het

kabinet op dit moment de mogelijkheid om een webmodule te ontwikkelen. Dit is

een hulpmiddel voor opdrachtgevers om vooraf helderheid te krijgen of iemand

buiten dienstbetrekking kan gaan werken. Als de uitkomst na het invullen van de

webmodule ‘buiten dienstbetrekking’ is, dan kan de opdrachtgever de werkende

als zelfstandige inhuren. De opdrachtgever kan dan niet worden geconfronteerd

met naheffingen of boetes, mits de webmodule waarheidsgetrouw is ingevuld.

An independent member of UHY International

In afwachting van de definitieve nieuwe wetgeving kan de Belastingdienst vanaf

1 januari 2020 ook actief handhaven wanneer opdrachtgevers hun werkwijze binnen

een redelijke termijn niet aanpassen na aanwijzingen van de Belastingdienst. In dit

soort gevallen kunnen opdrachtgevers dus ook geconfronteerd worden met nahef-

fingsaanslagen en boetes.

Tip!

Ons advies luidt om – in afwachting van de nieuwe wetgeving – gebruik te

(blijven) maken van modelovereenkomsten van de Belastingdienst en om te

toetsen of in de praktijk conform deze overeenkomsten wordt gehandeld. De

Belastingdienst heeft verder in een eerder stadium een overzicht gepubliceerd

van indicaties aan de hand waarvan kan worden getoetst of sprake is van een

gezagsverhouding. Maakt uw organisatie gebruik van ZZP’ers? Dan kijken wij

graag met uw mee hoe u ervoor kunt zorgen dat u geen risico’s loopt in het

kader van schijnzelfstandigheid. Anticipeer daarnaast tijdig op de te verwachten

wetsvoorstellen zodat u voorbereid bent als de nieuwe wet in werking treedt.

Zeker wanneer coördinatie van uw flexibele schil op decentraal niveau

plaatsvindt kunt u op dit punt alvast een aantal slagen maken, door centraal

meer zicht en grip op uw ZZP-populatie te krijgen.

Innovatie

Aanpassing afdrachtsvermindering S&O | WBSO

Onder voorwaarden is het mogelijk dat werkgevers minder belasting en premies

afdragen voor werknemers die speur- en ontwikkelingswerk (S&O) doen. Deze

‘afdrachtvermindering S&O’ is gebaseerd op de loonkosten van dergelijke werknemers

en op de overige kosten en uitgaven voor speur- en ontwikkelingswerk. Om voor een

de afdrachtsvermindering S&O in aanmerking te komen moet de werkgever een

zogenoemde S&O-verklaring hebben.

Voorgesteld wordt om het aantal aanvraagmomenten voor een S&O-verklaring uit te

breiden van drie naar vier momenten per jaar. Verder wordt voorgesteld om de

deadline van het indienen van een aanvraag vast te stellen op de dag voorafgaand

aan de periode waarop de aanvraag betrekking heeft, in plaats van ten minste een

maand voorafgaand aan die periode. Hierbij zal een uitzondering gelden voor

aanvragen met betrekking tot de periode rond Kerstmis en oud en nieuw.

Innovatieve startups | Aandelenoptierechten

In het kader van het stimuleren van innovatie, voerde het kabinet in 2018 de

aandelenoptieregeling voor innovatieve startups in. Met aandelenopties krijgt de

werknemer het recht om op een later tijdstip tegen een bepaalde prijs aandelen in de

werkgever te kopen.

Aanpassing wetgeving ZZP'ers

Met betrekking tot de kwalificatie van de arbeidsrelatie van ZZP'ers ontstaat er in de

praktijk regelmatig discussie of sprake is van een dienstbetrekking of van

zelfstandigheid. Wanneer ZZP'ers hun werkzaamheden in wezen in de hoedanigheid

van werknemer uitvoeren, kan sprake zijn van schijnzelfstandigheid. Dit fenomeen

wenst het kabinet tegen te gaan. In beginsel is sprake van een dienstbetrekking indien

de arbeidsrelatie een beloning ontvangt, persoonlijk arbeid verricht en onder

gezagsverhouding staat tot de werkgever/opdrachtgever.

Bij innovatieve startups ontbreekt in veel gevallen het geld om de verschuldigde

loonheffing op het moment van uitoefening van aandelenopties te voldoen. Het

kabinet heeft om deze reden eerder aangekondigd dat een wetsvoorstel wordt

gemaakt op grond waarvan het heffingsmoment op aandelenoptierechten wordt

verplaatst.

Page 10: PRINSJESDAG 2019 - Govers · 2019-09-26 · Werkkostenregeling Verruiming vrije ruimte Per 1 januari 2020 wordt de vrije ruimte in de WKR verruimd van 1,2% naar 1,7% over ... Mobiliteit

Prinsjesdag 2019 | Loonheffingen

Belasting wordt dan pas geheven op het moment dat de met de aandelenoptierechten

verkregen aandelen worden vervreemd. Het wetsvoorstel moet nog worden ingediend.

Verwacht wordt dat de wijziging ingaat op 1 januari 2021.

Tip!

Met het uitzicht op het nieuwe wetsvoorstel kan het – mede afhankelijk van de

te verwachten waardeontwikkeling van de aandelen – verstandig zijn om

werknemers te adviseren om te wachten met het uitoefenen van hun

aandelenoptierechten. De verwachting is namelijk dat op basis van het nog in te

dienen wetsvoorstel de belastingheffing kan worden uitgesteld.

An independent member of UHY International

Wet Arbeidsmarkt in Balans (WAB)

Cumulatiegrond

Onder de WAB wordt een extra ontslaggrond toegevoegd aan de lijst met

ontslaggronden. Deze cumulatiegrond maakt het mogelijk om toch tot een ontslag te

komen, wanneer niet aan alle vereisten van een van een ontslaggrond wordt voldaan.

Er moet dan sprake zijn van een combinatie van twee of meerdere ontslaggronden

(niet zijnde ontslag om bedrijfseconomische redenen of langdurig arbeids-

ongeschiktheid) waar slechts gedeeltelijk aan voldaan is. Daarbij moet vaststaan dat

van de werkgever niet gevergd kan worden dat de arbeidsrelatie behouden blijft. Het

wordt dus makkelijker voor werkgevers om een werknemer te ontslaan. Daarvoor

betaalt de werkgever wel een prijs: de verschuldigde transitievergoeding kan worden

vermenigvuldigd met 150%.

Wat te doen?

Aangezien de WAB geen overgangsrecht kent, geldt deze regeling voor iedere

werknemer per 1 januari 2020. Wanneer u als werkgever op uw verzoek op of na 1

januari afscheid neemt van een werknemer, bent u transitievergoeding verschuldigd.

Dit geldt ook voor het niet verlengen van een tijdelijke arbeidsovereenkomst. Mogelijk

maakt u hierdoor extra kosten die u bij het aangaan van het dienstverband niet heeft

voorzien.

Transitievergoeding

De transitievergoeding wordt vanaf 1 januari voor iedere werknemer op gelijke wijze

vastgesteld, namelijk 1/3 maandsalaris per dienstjaar, berekend over de feitelijke duur

van de arbeidsovereenkomst. De voorwaarde dat een werknemer 2 jaar in dienst moet

zijn geweest om in aanmerking te komen voor een transitievergoeding komt te

vervallen.

Daarnaast krijgen werkgevers de mogelijkheid om compensatie aan te vragen voor

betaalde transitievergoedingen vanaf 1 juli 2015 wanneer het dienstverband is

geëindigd wegens langdurige arbeidsongeschiktheid. Met deze stimulans probeert de

wetgever een einde te maken aan zogenoemde slapende dienstverbanden.

Tip!

Vraag vanaf 1 april 2020 compensatie aan voor de transitievergoeding die u

vanaf 1 juli 2015 betaald heeft, omdat u afscheid heeft genomen van een

werknemer die langdurig ziek is geweest.

Let op: de compensatie geldt alleen voor zover de transitievergoeding is toe te

rekenen aan de periode tot en met de laatste dag waarop voor u als werkgever

een loondoorbetalingsverplichting had. De aangroei van de transitievergoeding

na deze periode wordt niet gecompenseerd.

Ketenregeling - Van tijdelijk naar vast contract

De nieuwe ketenregeling wordt verruimd van 24 maanden naar 36 maanden. Aan de

tussenliggende periode van zes maanden verandert niets. Deze tussenpoos kan wel

in een cao worden teruggebracht naar drie maanden, wanneer het tijdelijk werk betreft

dat maximaal negen maanden per jaar kan worden verricht. Ook voor uitzendovereen-

komsten geldt een ruimere regeling. Zoals reeds vermeld kent de WAB geen

overgangsrecht, waardoor deze regeling per 1 januari 2020 direct van toepassing is op

alle tijdelijke arbeidsovereenkomsten.

Tip!

Heeft u arbeidskrachten in dienst op basis van een tijdelijk contract, gaat u dan

na wat uw mogelijkheden zijn om voor bepaalde tijd te verlengen na 1 januari

2020. We kijken graag met u mee naar de mogelijkheden die u heeft op basis

van de nieuwe regeling

Heeft u vragen over de gewijzigde transitievergoeding of de compensatieregeling, dan

helpen we u graag!

Oproepovereenkomst

Met de invoering van de WAB worden werkgevers verplicht om hun oproepkracht

minstens vier dagen van tevoren schriftelijk of elektronisch op te roepen voor de

arbeid. Wanneer dit niet binnen vier dagen gebeurt, mag de oproepkracht weigeren.

Wanneer de oproep binnen vier dagen weer wordt ingetrokken, behoudt de oproep-

kracht zijn recht op loon. De termijn van vier dagen kan bij cao worden verkort naar

minimaal 24 uur. Daarnaast moet de werkgever na 12 maanden de oproepkracht een

schriftelijk aanbod voor een arbeidsovereenkomst doen voor het aantal uren dat hij in

het jaar ervoor gemiddeld heeft gewerkt. Doet de werkgever dit niet, dan heeft de

oproepkracht recht op het niet-genoten loon op basis van de arbeidsomvang van dat

jaar en kan er dus een loonvordering ontstaan. Eén en ander geldt ook voor

zogenoemde min-maxcontracten.

Page 11: PRINSJESDAG 2019 - Govers · 2019-09-26 · Werkkostenregeling Verruiming vrije ruimte Per 1 januari 2020 wordt de vrije ruimte in de WKR verruimd van 1,2% naar 1,7% over ... Mobiliteit

Prinsjesdag 2019 | Loonheffingen

An independent member of UHY International

Let op:

Werkt u veel met arbeidskrachten op basis van een oproepovereenkomst, dan heeft

deze regeling veel gevolgen voor de manier waarop u met uw oproepkrachten om

moet gaan. U moet de werknemer schriftelijk en minimaal 4 dagen van tevoren

oproepen en na één jaar een arbeidsovereenkomst met arbeidsomvang aanbieden.

Het niet nakomen van deze regel kan zorgen voor extra (onverwachte) kosten.

Premiedifferentiatie - Premie werknemersverzekeringen tot 2020

Vanaf 1 januari 2020 wordt geregeld dat de sectorpremie voor de Werkeloosheidswet

(WW) wordt afgeschaft en vervangen wordt door één gedifferentieerde WW-premie.

De hoogte van de premie is afhankelijk van de aard en duur van het contract. Er

worden twee hoogtes geïntroduceerd, een hoge en een lage WW-premie, het verschil

tussen beide premies is maar liefst 5%: De lage WW-premie is louter van toepassing

op de schriftelijke arbeidsovereenkomsten voor onbepaalde tijd die geen oproepover-

eenkomst is. In alle andere gevallen is de hoge WW-premie verschuldigd.

Wat te doen?

Door de WW-premiedifferentiatie zijn werkgevers die veel gebruik maken van flexibele

arbeidsovereenkomsten duurder uit ten opzichte van werkgevers die arbeidskrachten

in vaste dienst heeft. Door deze regeling kan het voor u lonen om werknemers eerder

een vast contract aan te bieden, omdat u dan minder WW-premie hoeft af te dragen.

Tip!

De voorwaarden om de lage WW-premie te betalen luisteren nauw. Zorg er

direct voor dat u voldoet aan alle voorwaarden om te voorkomen dat u met

terugwerkende kracht de hoge WW-premie moet betalen. Zo dient er een

schriftelijke arbeidsovereenkomst te zijn gesloten en dient op de loonstrook te

worden vermeld dat deze overeenkomst gesloten is en voor welke duur.

Daarnaast geldt een aantal herzieningssituaties op grond waarvan alsnog het

hoge percentage moet worden toegepast.

Payrolling

Met ingang van 1 januari 2020 krijgt de payrollovereenkomst een eigen positie in het

Burgerlijk Wetboek. Hiermee komt er een belangrijk onderscheid ten opzichte van de

uitzendovereenkomst. Op een payrollovereenkomst zijn niet de uitzonderingen van de

uitzendovereenkomst van toepassing, zoals de ketenregeling. Dit betekent voor

werkgevers die met payrollwerknemers werken dat zij een minder lange tijd gebruik

kunnen maken van dezelfde payrollwerknemer, tenzij deze werknemer een vast

contract met het payrollbureau krijgt.

Daarnaast geldt dat payrollmedewerkers het recht hebben op dezelfde primaire en

secundaire arbeidsvoorwaarden als de eigen werknemers in gelijkwaardige functie

van de eigenlijke werkgever, waaronder ook een adequate (vergelijkbare) pensioen-

regeling.

Wat nu:

De wijziging van de payrollovereenkomst kan verstrekkende gevolgen hebben, omdat

de payrollwerknemer op dezelfde wijze behandeld moet worden als de eigen

werknemer van de opdrachtgever. De wetgever heeft hierin geen uitzondering

gemaakt voor intra-concern uitzenden.

Wet Normering Rechtspositie Ambtenaren (WNRA)

Door de WNRA krijgen ambtenaren zoveel mogelijk gelijke rechten en plichten als

werknemers in het bedrijfsleven. Dit betekent dat het civiele arbeidsrecht van

toepassing wordt en de ambtelijke aanstelling verdwijnt. Inhoudelijk veranderen de

voorwaarden en pensioenen niet, maar voortaan wordt dit in arbeidsovereenkomsten

en cao’s geregeld. Een ander gevolg is dat de ontslagprocedure via de civiele rechter

(of UWV) wordt gevoerd, die kijkt naar de wettelijke ontslaggronden en de rechter zal

vooraf toestemming moeten geven. Bij beëindiging van de arbeidsovereenkomst op

verzoek van de werk-gever is transitievergoeding verschuldigd. Wel blijven

werknemers die voor de overheid werken de benaming ‘ambtenaar’ houden, en is de

(gewijzigde) Ambtenarenwet van toepassing. In deze wet zijn onder andere de

ambtseed, integriteit en de beperkingen van grondrechten geregeld. Medewerkers van

de politie, defensie, rechters en officieren van justitie vallen niet onder de WNRA, dus

voor hen verandert er niets.

Wat te doen?

Wanneer u (semi)overheidswerkgever bent, dan heeft de WNRA gevolgen voor de

beoordeling van de relatie tussen u en uw werknemers. Werkt u bij bijvoorbeeld een

onderwijsinstelling, dan krijgen per 1 januari 2020 alle leerkrachten een arbeidsover-

eenkomst op basis van het civiele arbeidsrecht. Dit heeft gevolgen voor de manier hoe

u uw oproepkrachten moet oproepen en kan leiden tot extra kosten wanneer u

afscheid neemt van een (tijdelijke) werknemer in het kader van de transitievergoeding.

Tip!

Let op in grensoverschrijdende situaties. Mogelijk heeft de WNRA gevolgen

voor de belasting- en sociale zekerheidspositie van internationale werkzaam

personeel.

Page 12: PRINSJESDAG 2019 - Govers · 2019-09-26 · Werkkostenregeling Verruiming vrije ruimte Per 1 januari 2020 wordt de vrije ruimte in de WKR verruimd van 1,2% naar 1,7% over ... Mobiliteit

BTW

Page 13: PRINSJESDAG 2019 - Govers · 2019-09-26 · Werkkostenregeling Verruiming vrije ruimte Per 1 januari 2020 wordt de vrije ruimte in de WKR verruimd van 1,2% naar 1,7% over ... Mobiliteit

Prinsjesdag 2019 | Btw

INTERNATIONAAL

De btw-aspecten rondom internationaal zaken doen, zijn vaak complex en

veeleisend. Met ingang van 1 januari 2020 worden er daarom vier zogenoemde

‘quick fixes’ doorgevoerd. Drie daarvan zijn een vereenvoudiging en bieden

internationaal opererende ondernemers een tegemoetkoming bij hun

handelsactiviteiten. De vierde vormt een latenverzwaring voor internationaal

opererende ondernemers.

Duidelijk is dat iedere ondernemer die internationaal zaken doet, wordt geraakt

door deze maatregelen. Deze maatregelen vereisen aanpassingen in uw (ERP-)

systeem en dienen administratief geborgd te worden.

Wij kunnen u helpen met:

1. In gesprek gaan over uw situatie en bepalen welke maatregelen voor u

relevant zijn en hoe daarmee om te gaan.

2. Het uitvoeren van een quick scan in uw processen en systemen om vast te

stellen waar aanpassingen noodzakelijk zijn.

3. Het implementeren van de noodzakelijke wijzigingen in uw systemen en

processen (toetsing van uw btw-coderingen, processen aanpassen /

procesbeschrijvingen opstellen / verbeteren, opstellen van handleidingen

etc.).

4. Kortom, ervoor zorgen dat uw compliant bent met de nieuwe regelgeving!

Quick fix 1: Vereenvoudiging regelgeving omtrent call-off voorraad

Met ingang van 1 januari 2020 worden de regels omtrent de zogenoemde call-off

voorraad op Europees niveau geharmoniseerd. Voor ondernemers die hiervan ge-

bruik maken, leidt dit tot meer duidelijkheid en zekerheid.

Er is sprake van een call-off voorraad, indien u goederen bij de toekomstige afnemer

van de goederen opslaat, maar deze afnemer de goederen pas op een later tijdstip

daadwerkelijk bij u afneemt. Ondernemers maken gebruik van een dergelijke call-off

voorraad om de levertijden voor afnemers, die op regelmatige basis producten bij hen

kopen, in te perken.

Indien de toekomstige afnemer is gevestigd in een andere EU-lidstaat, kwalificeert de

overbrenging van de eigen goederen naar de andere lidstaat, op basis van de huidige

EU btw-wetgeving, als een belastbare prestatie. Dit kan tot gevolg hebben dat u zich

voor btw-doeleinden moet registeren bij de Belastingdienst in de desbetreffende EU-

lidstaat en daar btw-aangifte moet doen voor de overbrenging van de eigen goederen

en de latere opvolgende levering in de betreffende lidstaat.

Er zijn nu weliswaar lidstaten die goedkeuringen kennen om hier op een praktische

wijze mee om te gaan, maar de voorwaarden voor deze goedkeuringen verschillen

per lidstaat en bovendien kent niet iedere lidstaat een dergelijke goedkeuring.

Met ingang van 1 januari 2020 wordt middels een uniforme regeling voorkomen dat u

zich in een dergelijke situatie moet registeren in de lidstaat van de toekomstige

afnemer van de goederen. Deze regeling is verplicht in alle EU-lidstaten.

Voor deze vereenvoudiging gelden de volgende voorwaarden:

- de toekomstige afnemer is bij u bekend - u heeft met hem een contract gesloten;

- de toekomstige afnemer is gevestigd in een EU-lidstaat;

- de goederen worden binnen 12 maanden daadwerkelijk aan de toekomstige

afnemer geleverd;

- u heeft geen vestiging of vaste inrichting in het land van de toekomstige afnemer;

en

- u houdt een register bij van de goederen die u heeft verzonden naar de voorraad.

Als gevolg van deze vereenvoudiging, blijft de overbrenging van de eigen goederen

buiten de btw-sfeer. Pas op het moment dat de goederen daadwerkelijk aan de

toekomstige afnemer worden geleverd en de goederen dus uit de voorraad worden

gehaald, is bij u sprake van een intracommunautaire levering en bij de afnemer van

een intracommunautaire verwerving. Op deze manier wordt voorkomen, dat u zich in

het land van de toekomstige afnemer moet registreren voor btw-doeleinden en daar

btw-aangifte moet doen.

Let op!

Deze regeling geldt niet voor zogenoemde consignatiegoederen (waarbij de

afnemer nog niet op voorhand bekend is).

Let op!

Deze regeling brengt diverse nieuwe administratieve verplichtingen met zich

mee (waaronder ten aanzien van de Opgaaf ICP). Wij kunnen u helpen met de

inrichting en juiste borging van deze verplichtingen.

An independent member of UHY International

Quick Fix 2: Vereenvoudiging regelgeving omtrent ketentransacties

In de praktijk komt het regelmatig voor dat meerdere partijen bij een levering van

goederen zijn betrokken. Zij vormen als het ware een ‘keten’. In de praktijk kan het

dan zeer complex zijn om de juiste btw-gevolgen vast te stellen. Middels een nieuwe

regeling moet dit nu eenvoudiger worden.

Page 14: PRINSJESDAG 2019 - Govers · 2019-09-26 · Werkkostenregeling Verruiming vrije ruimte Per 1 januari 2020 wordt de vrije ruimte in de WKR verruimd van 1,2% naar 1,7% over ... Mobiliteit

Prinsjesdag 2019 | Btw

Bijvoorbeeld bij een ABC-levering zijn drie partijen betrokken, waarbij partij A

goederen verkoopt aan partij B en partij B deze goederen vervolgens doorverkoopt

aan partij C. De goederen worden echter direct vanuit partij A aan partij C geleverd.

Beide transacties (A-B en B-C) worden als leveringen voor de omzetbelasting

aangemerkt. Indien de drie partijen (bijvoorbeeld) in verschillende EU-lidstaten zijn

gevestigd, kan echter maar één transactie als intracommunautaire transactie worden

gezien.

Op basis van de Europese jurisprudentie, wordt de levering waar het vervoer aan kan

worden toegerekend aangemerkt als de intracommunautaire levering (met een

intracommunautaire verwerving door de afnemer).

De andere levering (die dus niet wordt aangemerkt als intracommunautaire

transactie) wordt aangemerkt als een binnenlandse levering (dus ofwel in het land

van vertrek, ofwel in het land van aankomst), waarvoor lokale btw in rekening moet

worden gebracht.

In de praktijk bestaat er veel discussie over de vraag aan welke schakel het transport

nu moet worden toegerekend en is het daardoor vaak niet eenvoudig om de juiste

btw-gevolgen vast te stellen.

Voorbeeld

Partij A in Nederland verkoopt goederen aan partij B in België. Partij B verkoopt de

goederen vervolgens door aan partij C in Duitsland. De goederen worden

rechtstreeks vanuit partij A in Nederland naar partij C in Duitsland vervoerd. Partij B

regelt het vervoer.

Op basis van de nieuwe EU-wetgeving, wordt met ingang van 1 januari 2020 de

levering A-B in beginsel als intracommunautaire prestatie aangemerkt, indien partij

B aan A een btw-identificatienummer verstrekt van een andere EU-lidstaat dan de

EU-lidstaat van vertrek. A mag dan het nultarief toepassen (uitgaande van een

intracommunautaire levering).

Let op!

De btw-regelgeving rondom ketentransacties is zeer complex en afhankelijk van

de feitelijke situatie. In het voorbeeld is een keten van drie partijen genoemd,

maar dat kunnen er ook meer zijn (met additionele gevolgen voor de btw).

Wij kunnen voor u in kaart brengen welke vormen van ketentransacties zich

binnen uw bedrijf voor doen en hoe daarmee omgegaan moet worden. Ook

helpen wij u bij de implementatie van de maatregelen om aan deze

verplichtingen te voldoen.

An independent member of UHY International

Indien partij B een btw-identificatienummer verstrekt uit het land van vertrek (in dit

voorbeeld Nederland), dan is de levering A-B een binnenlandse levering in

Nederland en dient partij A Nederlandse btw aan partij B in rekening te brengen. In

dat geval is de levering B-C een intracommunautaire levering. Kortom, partij A kan

de juist btw-gevolgen in feite vaststellen op basis van het btw-identificatienummer

van partij B en mag daar in principe op vertrouwen (tenzij er aanwijzingen zijn voor

misbruik). Op deze manier verkrijgt partij A dus meer zekerheid over de btw-

gevolgen.

Quick Fix 3: Vereenvoudigde bewijsvoering voor intracommunautaire leveringen

Een van de voorwaarden voor de toepassing van het nultarief bij intracommunautaire

leveringen is dat de goederen in het kader van de levering worden verzonden of

vervoerd naar een andere lidstaat. Als ondernemer moet je dit vervoer kunnen

aantonen. Door nieuwe Europese regels krijgt de leverancier meer zekerheid wanneer

aan deze verplichting wordt voldaan. U kunt het vervoer momenteel aannemelijk

maken aan de hand van boeken en bescheiden. Hierbij kan worden gedacht aan

correspondentie met de afnemer, waaruit blijkt dat de goederen in het buitenland

worden afgeleverd of een ontvangstbevestiging van de afnemer in de andere EU-

lidstaat. Ook kan worden gedacht aan bescheiden die rechtstreeks betrekking hebben

op de verzending of het vervoer, zoals CMR-vrachtbrieven en een factuur of verklaring

van de vervoerder.

Op dit moment worden door de EU-lidstaten verschillende regels gehanteerd voor het

aantonen van het vervoer. Dit zorgt voor u als ondernemer voor veel onzekerheid,

indien u grensoverschrijdend handelt.

In het kader van harmonisering en vereenvoudiging van de Europese btw-wetgeving,

geldt vanaf 1 januari 2020 een weerlegbaar bewijsvermoeden dat de goederen zijn

vervoerd naar een andere lidstaat indien:

Page 15: PRINSJESDAG 2019 - Govers · 2019-09-26 · Werkkostenregeling Verruiming vrije ruimte Per 1 januari 2020 wordt de vrije ruimte in de WKR verruimd van 1,2% naar 1,7% over ... Mobiliteit

Prinsjesdag 2019 | Btw

Indien u niet aan de bovengenoemde voorwaarden voldoet, wordt teruggevallen op

de hoofdregel en bent u als ondernemer zelf aan zet om aan te tonen dat de

goederen zijn vervoerd naar een andere lidstaat, indien de Belastingdienst daarom

verzoekt.

Leverancier regelt vervoer: leverancier beschikt over twee niet tegenstrijdige A-

documenten of over een niet tegenstrijdig A-document en B-document:

o A-documenten: Transportdocumenten (zoals CMR’s, facturen van de ver-

voerders etc.)

o B-documenten: Verzekeringsovereenkomst voor verzending of vervoer,

bankdocumenten voor betaling van de verzending of vervoer, officiële docu-

menten van een publieke autoriteit (bijv. notaris) of ontvangstbevestiging van

de opslag etc.

Afnemer regelt vervoer: Zelfde bewijs als voor een leverancier, maar daarnaast moet

de verkoper beschikken over een schriftelijke verklaring van de afnemer.

Indien wordt voldaan aan de bovengenoemde voorwaarden, wordt voldaan aan de

bewijsvoering dat de goederen zijn vervoerd naar een andere lidstaat. U kunt als

ondernemer het nultarief toepassen. Het is vervolgens aan de Belastingdienst om dit

vermoeden te weerleggen, indien de Belastingdienst van mening is dat ten onrechte

het nultarief is toegepast.

Let op!

De documenten moeten zijn afgegeven door twee verschillende onafhankelijke

partijen, die daarnaast ook onafhankelijk zijn van de leverancier en de afnemer.

Let op!

Een juiste borging van de documentatie ter onderbouwing van het nultarief is

van groot belang om naheffingen te voorkomen. Het beleid van de

Belastingdienst op dit punt is strikt en wij verwachten een kritischer houding in

de toekomst. Kortom, een zorgvuldige inrichting van uw systemen is cruciaal!

An independent member of UHY International

Quick Fix 4: Verplichte vermelding btw-identificatienummer afnemer voor

toepassing nultarief

Wanneer u als Nederlandse ondernemer goederen verkoopt aan een in een ander

EU-land gevestigde ondernemer en deze goederen vervolgens ook in een andere

EU-lidstaat levert aan deze afnemer, mag u in beginsel het nultarief toepassen. Vanaf

1 januari 2020 is er echter sprake van een belangrijke wijziging rondom de

vermelding van het btw-identificatienummer.

De vermelding van een geldig btw-identificatienummer van de afnemer op de factuur,

is op basis van de huidige Nederlandse btw-wetgeving slechts een formeel vereiste

voor de toepassing van het nultarief. Op basis van vaste rechtspraak moet aan de

materiële voorwaarden voor toepassing van het nultarief worden voldaan om het

nultarief terecht te kunnen toepassen. De toepassing van het nultarief kan momenteel

op basis van deze jurisprudentie derhalve niet worden geweigerd indien het btw-

identificatienummer van de afnemer niet is vermeld op de factuur, terwijl wel aan de

materiële voorwaarden voor toepassing van het nultarief wordt voldaan.

Met ingang van 1 januari 2020 is het echter niet meer mogelijk om zonder vermelding

van het geldige en juiste btw-identificatienummer van de afnemer het nultarief toe te

passen. De vermelding van het btw-identificatienummer wordt namelijk een dwingend

vereiste.

Dit heeft voor u onder andere tot gevolg, dat u in het VIES-systeem moet controleren

of u over het geldige en juiste btw-identificatienummer van de afnemer beschikt. Wij

adviseren om van deze controle een printscreen in uw administratie te bewaren om

een eventuele discussie met de Belastingdienst te voorkomen.

Naast de verplichting tot het vermelden van het btw-identificatienummer van de

afnemer, moet u als leverancier van de goederen ook verplicht een correcte Opgaaf

ICP indienen om het nultarief te kunnen toepassen.

Indien u derhalve niet over het btw-identificatienummer van de afnemer beschikt en/of

u vult de opgaaf ICP niet correct/volledig in, kan het nultarief worden geweigerd en

kunt u geconfronteerd worden met naheffingen (eventueel met boetes en rente). Op

deze manier wordt heffing van btw over de goederenlevering gegarandeerd.

Let op!

Deze maatregel is een lastenverzwaring en het belang van een zorgvuldige

check en vastlegging van de btw-nummers van uw afnemers is nog verder

toegenomen. Het risico van het gebruik van onjuiste btw-nummers is een

naheffing van 21% over uw intracommunautaire leveringen (indien niet aan

bewijslast kan worden voldaan). Ook hier kunnen administratieve maatregelen

en borging in de systemen bijdragen aan het voorkomen van btw-risico’s.

Let op!

Ook het indienen van een correcte Opgaaf ICP wordt van nog groter belang.

Een juiste inrichting van uw (ERP)-systeem kan u in de praktijk op dit punt

ontlasten.

Page 16: PRINSJESDAG 2019 - Govers · 2019-09-26 · Werkkostenregeling Verruiming vrije ruimte Per 1 januari 2020 wordt de vrije ruimte in de WKR verruimd van 1,2% naar 1,7% over ... Mobiliteit

Inkomstenbelasting

Page 17: PRINSJESDAG 2019 - Govers · 2019-09-26 · Werkkostenregeling Verruiming vrije ruimte Per 1 januari 2020 wordt de vrije ruimte in de WKR verruimd van 1,2% naar 1,7% over ... Mobiliteit

Prinsjesdag 2019 | Inkomstenbelasting

Aanpassing tarief aanmerkelijk belang box 2

Het tarief in box 2 is nu 25%. Er was aangekondigd dat dit tarief zou worden verhoogd

naar 27,3% in 2020 en 28,5% in 2021. Deze verhoging is gematigd, omdat de tarieven

voor de vennootschapsbelasting minder werden verlaagd. Het tarief wordt nu

verhoogd naar 26,25% in 2020 en 26,9% in 2021.

Dit tarief geldt voor voordelen uit aanmerkelijk belang, zoals het uitkeren van dividend

van de bv (besloten vennootschap) aan de aandeelhouder (dga) in privé. Deze

tariefsverhoging ziet ook op reeds bestaande winstreserves die in het verleden zijn

ontstaan in de bv.

.

Geen aanpassing forfaitair rendement box 3

De belastingheffing in box 3 wijzigt in 2020 nagenoeg niet. Het tarief blijft 30%, alleen

het heffingsvrij vermogen wordt in 2020 € 30.846 in plaats van € 30.360 (in 2019). Ook

de systematiek voor het vaststellen van het forfaitaire rendement is ongewijzigd. Wel

zal het percentage in 2020 lager zijn dan in 2019, want voor 2020 is het gemiddelde

spaarrendement over de periode juli 2018 tot en met juni 2019 bepalend. In die

periode was de rente lager dan in de periode daarvoor.

Voorstellen aanpassing forfaitair rendement box 3 vanaf 2022

In een brief aan de Kamer heeft de staatssecretaris aangegeven de bepaling van het

rendement van box 3 aan te willen passen per 1 januari 2022. Vanaf 2022 zal eerst

naar de samenstelling van het vermogen worden gekeken. In het voorstel wordt

uitgegaan van het fictieve inkomen op vermogen. Spaargeld heeft een verondersteld

rendement van 0,09% en beleggingen (zijn alle overige bezittingen) een fictief

rendement van 5,33%. Schulden verminderen het fictieve inkomen met 3,03%. Hierbij

is uitgegaan van de rendementen zoals die zouden gelden voor 2020.

Bij minder dan circa € 30.000 aan bezittingen (per partner) is geen belasting in box 3

verschuldigd. Zijn de bezittingen meer dan circa € 30.000, dan geldt een heffingsvrij

inkomen van € 400 (per partner). Het heffingsvrij vermogen (tot circa € 30.000) komt

te vervallen.

Volgens voorlopige berekeningen betekent dit dat degenen die tot ongeveer € 440.000

aan spaargeld hebben, geen belasting over hun box 3-vermogen betalen.

Daarentegen betalen degenen die geheel of grotendeels beleggen, juist meer

belasting.

Tweeschijvenstelsel al in 2020

De invoering van een tweeschijvenstelsel zou pas in 2021 plaatsvinden, maar dat

gebeurt al in 2020. Vanaf volgend jaar gelden dus nog slechts twee belastingtarieven.

Het kabinet heeft in 2018 de lijnen uitgezet van deze zogenoemde ‘vlaktax’, die nu dus

versneld wordt ingevoerd.

Nieuwe tarieven inkomstenbelasting

In onderstaande tabel staan de tarieven in box 1 van de inkomstenbelasting

(belastbaar inkomen uit werk en woning). Deze gelden vanaf 2020 voor alle belasting-

plichtigen die zijn geboren op of na 1 januari 1946 en die de AOW-leeftijd nog niet

hebben bereikt. De percentages zijn inclusief premies volksverzekeringen.

En dit is het doel voor 2021:

Overzicht gewijzigde heffingskortingen

Iedereen heeft recht op algemene heffingskorting, een korting op de inkomsten-

belasting. Deze korting is inkomensafhankelijk; hoe lager het inkomen, hoe hoger de

korting. Met ingang van 2020 wordt het vertrekpunt van de algemene heffingskorting

verhoogd. Ook gaat de arbeidskorting voor werkenden die tussen de circa € 20.000 en

€ 60.000 per jaar verdienen, omhoog.

TARIEVEN

An independent member of UHY International

Tarief inkomstenbelasting/premies volksverzekeringen 2020

Belastbaar inkomen meer

dan (€)

maar niet meer dan (€) Tarief 2020 (%)

1e schijf - 68.507 37,35

2e schijf 68.507 - 49,50

Tarief inkomstenbelasting/premies volksverzekeringen 2021

Belastbaar inkomen meer

dan (€)

maar niet meer dan (€) Tarief 2021 (%)

1e schijf - 68.507 37,10

2e schijf 68.507 - 49,50

Heffingskortingen 2019 (€) 2020(€)

Algemene heffingskorting maximaal (< AOW-leeftijd) 2.477 2.711

Arbeidskorting (maximaal) 3.399 3.819

Jonggehandicaptenkorting 737 749

Maximum inkomensafhankelijke combinatiekorting 2.835 2.881

Ouderenkorting (maximaal) 1.596 1.622

Alleenstaandeouderkorting 429 436

Tip!

Door de verhoging van het tarief kan het voordeliger zijn om in 2019 nog een

dividenduitkering te doen, bijvoorbeeld ter verlaging van de schulden aan de bv.

Page 18: PRINSJESDAG 2019 - Govers · 2019-09-26 · Werkkostenregeling Verruiming vrije ruimte Per 1 januari 2020 wordt de vrije ruimte in de WKR verruimd van 1,2% naar 1,7% over ... Mobiliteit

Prinsjesdag 2019 | Inkomstenbelasting

Winst uit onderneming

Geleidelijke verlaging zelfstandigenaftrek

Vooruitlopend op voorstellen voor een toekomstbestendige arbeidsmarkt wordt de

arbeidskorting sneller verhoogd en de zelfstandigenaftrek sneller verlaagd.

Vanaf 2020 gaat de zelfstandigenaftrek in acht stappen van € 250 en één stap van

€ 280 omlaag naar € 5.000 in 2028. De maximale zelfstandigenaftrek bedraagt in

2020 € 7.030 (2019 € 7.280).

Ook het tarief in box 3 gaat omhoog. Het stijgt met 3%-punten naar 33%, zodat

degenen die wel belasting betalen, los van de overige maatregelen, zo’n 10% meer

kwijt zijn aan heffing in box 3.

Voorbeeld (zonder partner):

.

An independent member of UHY International

Vermogen Vermogen Inkomen Rendement

Spaargeld € 100.000 € 90 0,09%

Beleggingen € 600.000 € 31.980 5,33%

Schulden -/- € 300.000 -/- € 9.090 3,03%

Per saldo € 400.000 € 22.980

Af: heffingsvrij inkomen -/- €400

Belastbaar inkomen in box 3 € 22.580

Belastingheffing 33% € 7.541

ONROEREND GOED

Aftrekbeperking hypotheekrenteaftrek eigen woning – versnelde afbouw

Sinds 2014 wordt het fiscale voordeel van de hypotheekrenteaftrek geleidelijk

verlaagd met 0,5% per jaar, voor zover de rente wordt afgetrokken tegen het hoogste

inkomstenbelastingtarief in box 1. In 2019 was het hoogste tarief 51,75%.

In 2018 heeft het kabinet aangekondigd dat de afbouw van de hypotheekrente vanaf

2020 wordt versneld met 3% per jaar in plaats van 0,5% per jaar.

In 2020 kan daarom de hypotheekrente nog tegen 46% worden afgetrokken in plaats

van tegen 48,5%. In 2021 is het maximale aftrektarief 43% en in 2022 40%. In 2023

zal nog een keer een verlaging van 2,9% worden doorgevoerd, waardoor de

hypotheekrente definitief aftrekbaar is tegen maximaal 37,10%. Dit percentage komt

overeen met het tarief van de eerste schijf.

Verhoging overdrachtsbelasting voor niet-woningen

Momenteel bedraagt de overdrachtsbelasting voor woningen 2% en de overdrachts-

belasting voor niet-woningen 6%. De overdrachtsbelasting op niet-woningen, zoals

bedrijfsgebouwen, bedrijfsruimten, grond die bestemd is voor woningbouw en hotels

en pensions, gaat per 1 januari 2021 omhoog naar 7%.

ONDERNEMERS EN ONDERNEMINGEN

BELASTINGHEFFING IN PRIVÉ

Afschaffing scholingsaftrek

Particulieren die een opleiding of studie voor een (toekomstig) beroep volgen en geen

recht op studiefinanciering hebben, kunnen momenteel de kosten hiervan in hun

aangifte inkomstenbelasting aftrekken als scholingsuitgaven. Het gaat daarbij om

college-, cursus- en examengelden en verplichte leermiddelen.

Het voorstel is om deze aftrek van scholingskosten in de inkomstenbelasting af te

schaffen. De scholingsaftrek wordt dan vervangen door de subsidieregeling STAP-

budget (leer- en ontwikkelbudget voor de stimulans van de arbeidsmarktpositie) voor

personen met een band met de Nederlandse arbeidsmarkt. De nadere invulling van de

subsidieregeling STAP-budget is nog niet bekend. Daarom wordt de scholingsaftrek

nog niet in 2020 afgeschaft.

Aanpassing inkeerregeling

Met de inkeerregeling kunnen belastingbetalers die inkomen hebben verzwegen, dit

inkomen momenteel alsnog melden bij de Belastingdienst. Zij krijgen dan geen of een

lagere boete. Ook in 2020 kan nog steeds gebruikgemaakt worden van de

inkeerregeling, maar wordt over het verzwegen inkomen uit aandelen (box 2) of

vermogen (box 3) wel een boete opgelegd. Ook maakt het vanaf 2020 niet meer uit of

dit inkomen wel of niet uit het buitenland kwam.

Page 19: PRINSJESDAG 2019 - Govers · 2019-09-26 · Werkkostenregeling Verruiming vrije ruimte Per 1 januari 2020 wordt de vrije ruimte in de WKR verruimd van 1,2% naar 1,7% over ... Mobiliteit

Prinsjesdag 2019 | Inkomstenbelasting

An independent member of UHY International

OVERIGE MAATREGELEN

Keuze post Belastingdienst: digitaal of op papier

De Belastingdienst verstuurt jaarlijks zo’n 175 miljoen brieven. Veel van deze brieven

versturen ze nu dubbel: digitaal via de Berichtenbox op MijnOverheid én op papier.

Dat is kostbaar en veel mensen vinden dit onnodig.

Daarom wordt de wet aangepast, zodat belastingplichtigen kunnen kiezen of ze hun

post digitaal of op papier willen ontvangen. Die keuze kan (meerdere malen) worden

herzien. De Belastingdienst treft de komende tijd voorbereidingen. Daarna kunnen

belastingplichtigen aangeven of ze hun post digitaal of op papier willen ontvangen.

Aftrekuitsluiting voor dwangsommen en boeten bij strafbeschikking

Tot op heden bestaat er een verschil in de fiscale behandeling van boeten en

dwangsommen. Kosten en lasten in verband met boeten zijn niet aftrekbaar, kosten

en lasten in verband met dwangsommen zijn dat in beginsel wel.

Daarom worden de kosten en lasten die verband houden met bestuursrechtelijke

dwangsommen per 1 januari 2020 van aftrek uitgesloten bij de bepaling van winst uit

onderneming, resultaat uit overige werkzaamheden en de winst bij lichamen.

Voor privaatrechtelijke dwangsommen blijven de kosten en lasten wel aftrekbaar.

Ook kosten en lasten die verband houden met geldsommen in het kader van

strafbeschikkingen worden van aftrek uitgesloten.

Wat miste er in de belastingplannen?

Het wetsvoorstel met betrekking tot excessieve leningen van de aandeelhouder bij de

vennootschap volgt in het vierde kwartaal 2019. Met deze wet zullen leningen die

dga’s van hun eigen bv verkrijgen onder omstandigheden (sneller) in de belasting-

heffing worden betrokken. Hierdoor wordt de kans vergroot dat de dga dubbel belast

wordt. De regering streeft ernaar dat deze nieuwe regelgeving per 1 januari 2022

definitief in werking treedt. Het is voor de dga van belang om de ontwikkelingen op dit

vlak goed te blijven volgen.

Page 20: PRINSJESDAG 2019 - Govers · 2019-09-26 · Werkkostenregeling Verruiming vrije ruimte Per 1 januari 2020 wordt de vrije ruimte in de WKR verruimd van 1,2% naar 1,7% over ... Mobiliteit

Varia

Page 21: PRINSJESDAG 2019 - Govers · 2019-09-26 · Werkkostenregeling Verruiming vrije ruimte Per 1 januari 2020 wordt de vrije ruimte in de WKR verruimd van 1,2% naar 1,7% over ... Mobiliteit

Prinsjesdag 2019 | Varia

Gedifferentieerde premie werkhervattingskas

De gedifferentieerde premie werkhervattingskas betreft een werkgeverspremie voor

arbeidsongeschiktheid en ziekte. Los van een beperkte stijging van de gemiddelde

premiepercentages verdient het de vermelding dat het kabinet plannen smeedt om op

termijn af te stappen van de sectorale premiedifferentiatie. Specifiek voor

uitzendbureaus geldt dat zij met ingang van 1 januari 2020 niet langer kunnen worden

ingedeeld in sector waarin zij uitzendkrachten tewerkstellen. Uitzendbureaus vallen

voortaan verplicht in de – vaak duurdere – uitzendsector met sectorcode 52.

Studiebeurs aan kinderen van werknemers

De Belastingdienst heeft drie methoden omschreven voor het onbelast vergoeden van

studiekosten van kinderen van werknemers. Een van deze methoden betreft een

onbelaste studietoelage die aan het kind van de werknemer wordt toegekend. De

studietoelage vindt alleen onbelast plaats als de studietoelage niet hoger is dan EUR

6.759 (geldend voor 2019) en de werkgever de loonheffingskorting toepast.

Wet Uitfaseren Pensioen in Eigen Beheer

Weliswaar niet afkomstig uit het Belastingplan 2020, maar wel relevant en actueel:

Vanaf 2017 is aan DGA’s de mogelijkheid geboden om het eigen beheer pensioen ‘om

te zetten’ of ‘af te kopen’. Deze mogelijkheid is tijdelijk en loopt af per 31 december

2019. Indien vóór deze datum geen keuze wordt gemaakt voor omzetting of afkoop,

dan wordt het pensioen regulier afgewikkeld. Dit houdt in beginsel in dat het pensioen

moet voorzien in een levenslange uitkering. Of de middelen daarvoor ook aanwezig

zijn is uiteraard per geval anders.

Verlaging LIV

Naar aanleiding van het pensioenakkoord wordt het lage inkomensvoordeel (ook

jeugd-LIV) per 1 januari 2020 gehalveerd. Het jeugd-LIV wordt daarbij per 2024

volledig afgeschaft.

Tip!

Eind 2019 ontvangt u de beschikking werkhervattingskas van de Belastingdienst

Controleer deze beschikking op juistheid (of laat dit doen) en dien tijdig bezwaar

in ingeval van onjuistheden!

VARIA

Tip!

Indien u wenst bij te dragen in de studiekosten van de kinderen van uw werk-

nemers, kijken wij graag met u mee naar de diverse fiscaal vriendelijke

mogelijkheden binnen de loonbelasting.

Tip!

Als u nog een pensioen in eigen beheer hebt, dan verdient het de aanbeveling

om te onderzoeken of omzetten dan wel afkopen in uw specifieke situatie

wenselijk is.

An independent member of UHY International

De werkgever heeft ook de mogelijkheid om, onder voorwaarden, gebruik te maken

van bepaalde faciliteiten in de werkkostenregeling of een studiefonds.

Lage btw-tarief digitale publicaties

Met ingang van 1 januari 2020 wordt het verlaagde btw-tarief (momenteel 9%) van

toepassing op het leveren en uitlenen van digitale publicaties. Tot op heden geldt dit

verlaagde tarief enkel voor boeken, kranten, tijdschriften en andere publicaties op

fysieke dragers. Voor bijvoorbeeld digitale kranten en e-books geldt nu nog het

normale btw-tarief van 21%. Om dit verstorende effect weg te nemen, wordt de wet nu

op dit punt aangepast.

Wat is een digitale publicatie?

Het lage btw-tarief is van toepassing op een elektronische publicatie die naar

maatschappelijke opvattingen in inhoud en gebruik vergelijkbaar is met een fysieke

uitgave die al onder het verlaagde btw-tarief valt. Daarbij valt dus onder meer te

denken aan digitale boeken, kranten, tijdschriften, en leermiddelen voor het onderwijs.

Hoewel er een vergelijking wordt gemaakt met fysieke uitgaven om te bepalen wat

een digitale publicatie is die onder het lage tarief valt, is het niet noodzakelijk dat er

ook eenzelfde fysieke uitgave van de betreffende publicatie bestaat.

Daarnaast geldt het verlaagde tarief ook voor (betaalde) nieuwswebsites, die nieuws,

actualiteiten en achtergrondinformatie aanbieden.

Let op!

Indien complexe/uitgebreide extra gebruikersfunctionaliteiten worden

toegevoegd (zoals toevoeging van interactieve kaarten en/of spelletjes), dan is

het verlaagde tarief mogelijk niet meer van toepassing, omdat de aard van de

publicatie kan veranderen. Eenvoudige extra functionaliteiten (zoals een

zoekfunctie of het aanpassen van het lettertype) doet niet af aan de

vergelijkbaarheid aan een fysieke uitgave en staat dus niet aan het verlaagde

tarief in de weg. Kortom, extra functionaliteiten vereisen een kritische

beoordeling, omdat ze van invloed kunnen zijn op het verlaagde tarief. Wij

verwachten op dit punt afbakeningsproblematiek en discussies met de

Belastingdienst.

Page 22: PRINSJESDAG 2019 - Govers · 2019-09-26 · Werkkostenregeling Verruiming vrije ruimte Per 1 januari 2020 wordt de vrije ruimte in de WKR verruimd van 1,2% naar 1,7% over ... Mobiliteit

Prinsjesdag 2019 | Varia

Gevolgen voor de praktijk

Allereerst zult u moeten vaststellen of u zich bezighoudt met het leveren en/of

uitlenen van digitale publicaties. Zoals opgemerkt, is dit niet altijd eenvoudig. Wij

kunnen u ondersteunen met deze beoordeling en een eventuele afstemming met de

Belastingdienst (indien noodzakelijk).

Als vervolgens sprake is van een digitale publicatie, betekent dit dat uw

administratieve systeem aangepast moet worden, alsmede mogelijk de prijsstelling

van uw producten. Desgewenst kunnen wij u hierbij ook ondersteunen.

Tot slot is nog van belang dat er geen overgangsregeling is getroffen. Dit betekent dat

de timing en afrekening van deze producten van belang wordt (zeker rond de

jaarwisseling). Een juiste timing kan het verschil maken tussen afrekening tegen het

reguliere btw-tarief of juist het verlaagde btw-tarief (denk bijvoorbeeld ook aan

jaarabonnementen).

Het bovenstaande is niet alleen van belang indien u dergelijke prestaties verricht,

maar ook indien u dergelijke publicaties inkoopt. Indien bijvoorbeeld een

verleggingsregeling van toepassing is (bij inkopen vanuit het buitenland), dient u zelf

de verschuldigde btw te bepalen (en dus te bepalen of het verlaagde of het normale

tarief in een specifiek geval van toepassing is). Zeker voor ondernemers die de btw

op kosten niet (volledig) kunnen aftrekken (zoals bijvoorbeeld onderwijs- en

zorginstellingen), is het voordelig indien een publicatie onder het verlaagde tarief valt.

Wij kunnen ook deze ondernemers hierbij ondersteunen.

An independent member of UHY International

Let op!

Het verlaagde tarief is niet van toepassing indien een digitale publicatie

hoofdzakelijk of in zijn geheel bestaat uit videomateriaal, muziek en/of reclame.

Page 23: PRINSJESDAG 2019 - Govers · 2019-09-26 · Werkkostenregeling Verruiming vrije ruimte Per 1 januari 2020 wordt de vrije ruimte in de WKR verruimd van 1,2% naar 1,7% over ... Mobiliteit

Prinsjesdag 2019

Govers Accountants/Adviseurs

Beemdstraat 25

5653 MA Eindhoven

Postbus 657

5600 AR Eindhoven

T +31 (0)40 2504 504

www.govers.nl

An independent member of UHY International

TOT SLOT

Heeft u naar aanleiding van deze brochure nog vragen, neemt u

dan gerust contact op met uw Govers contactpersoon.

Hiernaast treft u onze contactgegevens aan.

Bas Pijnaker

[email protected]

Harm Kolen

[email protected]

Ralph Rijnders

[email protected]