Presentaties maken met PowerPointusers.skynet.be/T-net/Hoofdstuk 16.doc · Web view2) De nationale...

22
H16: Goederenmarkt en wisselkoers op KT (Ik heb in dit hoofdstuk de symbolen overgenomen van in de cursus. Af en toe zijn er bepaalde woorden rechts uitgelijnd. Dit zijn belangrijke aanwijzingen voor het begrijpen.) 1 Componenten van de aggregatieve vraag Aggregatieve vraag De vraag van gezinnen en ondernemingen in de hele wereld naar goederen en diensten van een land. De aggregatieve vraag bestaat uit 4 componenten, namelijk: De consumptie (C) De Investeringen (I) Vraag vanuit de overheid (G) De lopende rekening (CA) CA= EXPORT – IMPORT Nu: G = gegeven I = gegeven 1.1 Componenten van Consumptie Wat mensen kunnen besteden aan de consumptie is afhankelijk van het beschikbaar inkomen (Y d ). Consumptie en het beschikbaar inkomen zijn positief gecorreleerd. Dit wil zeggen dat wanneer het beschikbaar inkomen stijgt, ook de consumptie zal toenemen. Opgelet, de consumptie stijgt met minder omdat een deel van het inkomen gebruikt wordt om te sparen. 1

Transcript of Presentaties maken met PowerPointusers.skynet.be/T-net/Hoofdstuk 16.doc · Web view2) De nationale...

Presentaties maken met PowerPoint

H16: Goederenmarkt en wisselkoers op KT

(Ik heb in dit hoofdstuk de symbolen overgenomen van in de cursus. Af en toe zijn er bepaalde woorden rechts uitgelijnd. Dit zijn belangrijke aanwijzingen voor het begrijpen.)

1 Componenten van de aggregatieve vraag

Aggregatieve vraagDe vraag van gezinnen en ondernemingen in de hele wereld naar goederen en diensten van een land.

De aggregatieve vraag bestaat uit 4 componenten, namelijk:

· De consumptie (C)

· De Investeringen (I)

· Vraag vanuit de overheid (G)

· De lopende rekening (CA)( CA= EXPORT – IMPORT

Nu:G = gegeven

I = gegeven

1.1 Componenten van Consumptie

Wat mensen kunnen besteden aan de consumptie is afhankelijk van het beschikbaar inkomen (Yd). Consumptie en het beschikbaar inkomen zijn positief gecorreleerd. Dit wil zeggen dat wanneer het beschikbaar inkomen stijgt, ook de consumptie zal toenemen. Opgelet, de consumptie stijgt met minder omdat een deel van het inkomen gebruikt wordt om te sparen.

1.2 Componenten van de lopende rekening

Lopende rekening=EXPORT-IMPORTCA=EX

-IM

De lopende rekening wordt bepaald door twee belangrijke factoren:

· De reële wisselkoers thuisland ( q = EP* / P )

· Het beschikbaar inkomen (Yd)

CA=f ( EP* / P )

E= de geobserveerde nominale WK (hier: $)

= de prijs van vreemde munt in eigen munt

vb.:$ 1 = € 0,87

E*= evenwichtswisselkoers (van de dollar)

= wisselkoers waarbij er koopkrachtpariteit is.

q= reële wisselkoers (van de dollar)

de geobserveerde of nominale WK (van de dollar uitgedrukt in euro),

GECORRIGEERD voor de verhouding van de prijsniveaus (in de VS en EU).

= Het geeft de prijs van een buitenlands product in binnenlands munt weer.

= Nominale WK * PVS / PEU

Hoe wordt de lopende rekening beïnvloed door verandering in YdAls het Yd ↑ ( V nr goed’n ↑ (incl. import) ( CA verslechtert

Hoe wordt de lopende rekening beïnvloed door verandering de reële WKOm te weten welk effect het heeft op de lopende rekening is het belangrijk te weten welk effect het heeft op zowel de export als de import van het land.

· q ↑ omdat:Export stijgt

Import daalt of stijgt

Een reële wisselkoersverandering heeft 2 effecten!(Het positief effect van een reële WK-verandering op lopende rekening hangt af van het dominante effect!)(1)VOLUME EFFECT

( Effect van verandering in reële wisselkoers op hoeveelheid export en import

(2)VALUE EFFECT

( verandert de binnenlandse waarde van een gegeven volume buitenlandse import

OPGELET:We gaan ervan uit dat het volume effect van een reële wisselkoersverandering het value effect overtreft. Dit wil zeggen dat GESTELD DAT ALLES GELIJK BLIJFT een depreciation van de munt de lopende rekening verbetert en een appreciation de lopende rekening verslechtert.APPRECIATIE:koers VV in nationale munt ↑DEPRECIATIE:koers VV in nationale munt ↓

Vb.:Aankoop machine in VS: $ 10 000

NU $ 1 = € 0,87-Prijs machine = € 8 700

$ apprecieert

( $ 1 = € 0,9

( Prijs machine = € 9 000 = DUURDER

( MINDER export

( CA verslechtert

$ deprecieert

( $ 1 = € 0,80

( Prijs machine = € 8000 = GOEDKOPER

( MEER export

( CA verbetert

Verandering

Effect op lopende rekening

Reële WK ↑

CA (= lopende rekening) ↑

Reële WK ↓

CA ↓

Beschikbaar inkomen ↑

CA ↓

Beschikbaar inkomen ↓

CA ↑

2 De vergelijking van de aggregatieve vraag

V = C(Y – T) + I + G + CA ( EP* / P, Y – T)

of anders (in formulevorm) :V = f ( EP* / P, Y – T, I, G)

2.1 De reële wisselkoers en de aggregatieve vraag

Een stijging van de q (= EP* / P) doet aggregatieve vraag binnenlandse producten stijgen, omdat:

· Binnenlandse goederen en diensten worden goedkoper dan buitenlandse, dus meer export van goederen en diensten naar het buitenland

· Men gaat meer binnenlandse producten consumeren

2.2 Reële inkomen (≠ beschikbaar - ) en de aggregatieve vraag

Een toename van het reëel inkomen doet de aggregatieve vraag stijgen maar niet in dezelfde mate als de stijging van het eerste (met een fractie ervan 45 °). Waarom? Wel, als de belastingen gelijk blijven dan betekent een stijging van Y een toename in het beschikbaar inkomen (Yd). Dit wil zeggen dat de mensen meer kunnen uitgeven. Dit doet de vraag naar producten stijgen. Maar natuurlijk worden zowel binnenlandse producten als buitenlandse producten gevraagd. De vraag naar buitenlandse producten doet deze stijging van de aggregatieve vraag temperen. De figuur hieronder toont dit verloop aan.

Opmerking:Belastingen, vraag naar INV, uitgaven overheid, reële WK zijn =

3 Hoe wordt de nationale output bepaald in de Korte termijn

De goederenmarkt is IN EVENWICHT op korte termijn INDIEN de reële productie, Y, gelijk is aan de aggregatieve vraag, of anders:

Y = VY = C (Y – T) + I + G + CA ( EP* / P, Y – T)

Opgelet:In de korte termijn staan de prijzen van g & d VAST

De bepaling van de nationale productie in een land in de korte termijn wordt geïllustreerd in de figuur op de volgende bladzijde en is gelijk aan de aggregatieve vraag.

Te onthouden:

1)In het kortetermijnevenwicht zijn de consumenten, de ondernemingen, de overheid en de buitenlandse kopers van binnenlandse producten in staat om hun gewenste uitgaven te realiseren totdat er geen overschot in output meer is.

2)De nationale productie (output) neigt altijd naar puntje 1 te gaan in de KT. Dit wordt duidelijk aan de hand van puntje 2 en 3 op de grafiek. Bij puntje 2 is de aggregatieve vraag hoger dan de output. Dit wil zeggen dat ondernemingen meer gaan moeten produceren om tegemoet te komen aan het overschot van de aggregatieve vraag. Doen ze dit niet dan zullen ze investeringen moeten afstoten of dergelijke. In puntje 3 is het duidelijk dat de ondernemingen teveel produceren. De voorraden stapelen zich op. Dus de ondernemingen zullen proberen hun voorraad af te bouwen door minder te produceren zodat ze in het puntje 1 terechtkomen.

4 Goederenmarktevenwicht in de KT

Herinner Prof. Carlier: Een verschuiving w veroorzaakt door een niet-zichtbare variabele!

Om een evenwicht te krijgen in de gehele economie hebben we twee elementen nodig.

· De relatie tussen de output en de reële WK dat vastgehouden worden als de KT in evenwicht is. (Wordt besproken onder puntje 4: DD-curve.)

· De relatie tussen de output en de reële WK dat vastgehouden moeten worden als de (binnenlandse) geldmarkt en de (buitenlandse) financiële markt (Asset market) in evenwicht is. (Wordt besproken onder puntje 5: AA-curve.)

4.1 Output, de reële wisselkoers en het marktgoederenevenwicht

Uit de figuur kunnen we het volgende afleiden dat: gegeven een vaste prijs in binnen- en buitenland leidt een depreciatie van de nationale munt (= Concurrentieel voordeel ( MEER export = output) verschuift de aggregatieve vraag naar boven. Of anders gezegd: bij een gegeven prijs in binnen- en buitenland leidt een stijging van de nominale wisselkoers (= stijging in de q) tot duurdere buitenlandse goederen en diensten in vergelijking met de binnenlandse g & d. Dit zorgt ervoor dat de ondernemngen meer moeten produceren om de vraag naar de producten aan te kunnen. Vandaar de stijging van Y1 naar Y².Een daling in de q (= appreciatie van de munt) leidt tot een inkrimping van de output.

4.2 Afleiding van de DD-curve

DD-curve

· combinaties van output en WK waarvoor de goederenmarkt op KT in evenwicht is (aggregatieve vraag = aggregatieve output)

· POSITIEF geïnclineerd OMDAT een stijging in de wisselkoers de output doet toenemen

Depreciatie van de nationale munt ( Export ↑ ( Binnenlandse output, Y ↑Appreciatie van de nationale munt ( Export ↓ ( Binnenlandse output, Y ↓

4.3 Factoren die de DD-curve doen verschuiven

Opgelet:Buiten de behandelde factor wordt verondersteld dat alles gelijk blijft voor de rest!

HIERBIJ is belangrijk dat:

Elke POSITIEVE (negatieve) schok die de aggregatieve vraag naar binnenlandse producten doet STIJGEN (dalen) – verschuift de DD-curve naar RECHTS (links).

1 Overheidsuitgaven

(Een stijging in de overheidsuitgaven leidt tot een opwaartse druk in aggregatieve vraag. Dit houdt in dat de output zal stijgen opdat men terug tot evenwicht zou komen (verschuiving langs de curve omdat het een zichtbare variabele is). Dit merkt u in het bovenste deel van de grafiek. In het onderste deel van de grafiek moet de DD‑curve naar rechts verschuiven omdat de verhoging van de overheidsuitgaven gegeven éénzelfde wisselkoers, E, de output hebben verhoogd van Y1 naar Y².

VOOR DE REST VERLOOPT HET VERHAAL ANALOOG!!

2 Belastingen

3 Investeringen

4 Binnenlands prijspeil

5 Buitenlands prijspeil

6 Binnenlandse consumptie

7 Vraagverschuiving tussen binnenlandse en buitenlandse goederen

5 Geld en wisselmarktevenwicht op KT

Aan het begin van het vorig puntje hebben we al vermeld dat het noodzakelijk is een evenwicht te hebben zowel in de ‘output’-markt als in de geld en financiële markt (asset market) om een evenwicht globaal evenwicht te hebben in de korte termijn. Omdat de DD‑curve ons niet naar de asset market kan brengen zullen we nog een tweede aspect behandelen. Zo komen we bij het tweede element terecht dat ervoor zorgt dat het wisselkoers- en het outputniveau in overstemming is met zowel het goederenmarktevenwicht en het evenwicht in de asset market. (Zie pagina 5 onderaan.) Bij overeenstemming krijgen we de AA-curve.

5.1 Output, de wisselkoers en het asset market evenwicht

Hoofdstuk 13:

Interestpariteit

( Beleggingen in verschillende munten hebben hetzelfde rendement.

Hiervoor ontstaat er in een evenwichtsWK (op buitenl. Markt)

Hoofdstuk 14:

Interestvoet bepaald mede de gelijkheid tussen geldaanbod en

geldvraag in de nationale geldmarkt.

We combineren nu deze twee asset market condities om te zien hoe de wisselkoers en de output combinatie is wanneer alle asset markets in rust zijn.

Opmerking:Buitenlandse intrestvoet is gegeven!!

Om een evenwicht te hebben op de geldmarkt is de vergelijking van de interestpariteit:

R = R* + ( Ee – E ) / E

Ee :de verwachte toekomstige wisselkoers (= gegeven)R :de intrestvoet op binnenlandse beleggingenR*:de intrestvoet op buitenlandse beleggingen

AANDACHT: (cfr. H 14)R die voldoet aan de intrestpariteit moet ook de geldvraag gelijk stellen aan het geldaanbod:

Ms / P= L ( R, Y )

HERHALING 2de KAN:

MA =Mv

Ms / P = L ( R, Y )

Een verandering in één van de determinanten brengt

een verschuiving van de geldvraagcurve met zich mee.

Uit de figuur blijkt: een toename van de output (Y1 ( Y2) doet de geldvraag stijgen (1 ( 2). (onderste gedeelte van de grafiek) Hier komt de geldmarkt terug tot evenwicht. Aangezien de intrestvoet op buitenlandse beleggingen hetzelfde blijft alsook de verwachte toekomstige wisselkoers moet de binnenlandse intrestvoet, R, appreciëren (E1 ( E2) om te voldoen aan de intrestpariteit en om zo een evenwicht te verkrijgen in de wisselmarkt in punt 2’.

5.2 Afleiding van de AA-curve

(De combinaties van output en wisselkoers waarvoor de binnenlandse geldmarkt en de wisselmarkt in evenwicht zijn. Het is een negatieve helling omdat een stijging van de output de binnenlandse intrestvoet doet stijgen en binnenlandse munt appreciëren

5.3 Factoren die de AA-curve doen verschuiven

1 Een verandering in het geldaanbod

Een stijging ( binnenlandse munt deprecieert in de financiële markt

2 Het binnenlands prijspeil (Als P ↑ ( Ms / P ↓, dwz dat geldaanbod daalt)

P ↑ ( neerwaartse verschuiving van AA-curve

P ↓ ( opwaartse verschuiving van AA-curve

3 Verwachte toekomstige wisselkoers

Een stijging van Ee veroorzaakt een opwaartse verschuiving van AA

Een daling van Ee veroorzaakt een neerwaartse verschuiving van AA

4 Buitenlandse intrestvoet

Een stijging van R* veroorzaakt een opwaartse verschuiving van AA

Een daling van R* veroorzaakt een neerwaartse verschuiving van AA

5 Verschuiving in aggregatieve reële geldvraag

Een daling ( binnenlandse munt deprecieert in de financiële markt

6 Evenwicht in alle markten op KT

Opgelet:In dit punt zijn P, R* en Ee VAST

In de grafiek wordt dus de DD-curve en de AA-curve gecombineerd om te kunnen nagaan bij welke wisselkoers en output een evenwicht wordt bereikt. Het punt 1 is de enige combinatie (E1 – Y1) waarbij enerzijds de geldvraag gelijk is aan het geldaanbod en anderzijds de asset markets in evenwicht zijn. Dit bewijs wordt nog een keer verduidelijkt in onderstaande grafiek.

7 Tijdelijke veranderingen in monetair en budgettair beleid

Er zijn twee types van overheidsbeleid. Je hebt enerzijds het monetair beleid (via verandering in geldaanbod) en anderzijds het budgettair beleid (via verandering in overheidsuitgaven of belastingen.

TIJDELIJK betekent dat men verwacht dat het beleid in de nabije toekomst omgekeerd zal worden en dat het dus de lange termijn verwachte wisselkoers NIET beïnvloedt.

Er wordt ook verondersteld dat de buitenlandse intrestvoet en het buitenlands prijspeil niet beïnvloed worden.

7.1 Monetair beleid

Geldaanbod ↑ ( Verschuiving AA → (GEEN effect op DD) ( Depreciatie van de binnenlandse munt ( output ↑ en DUS werkgelegenheid ↑.(Een depreciatie van de munt zorgt ervoor dat de goederen in het binnenland goedkoper zijn deze in het buitenland. De vraag naar binnenlandse g & d wordt dus groter. Vandaar de stijgeing van de output.)

7.2 Budgettair beleid

Een expansief budgettair beleid kan verschillende vormen aannemen. Zo onderscheiden we:

· Een stijging in overheidsuitgaven(Vb.: de overheid beslist om € 5 billion uit te geven voor de ontwikkeling v/e shuttle.)

· Een vermindering in belastingen

· Een combinatie van de twee dat de aggregatieve vraag doet stijgen.

Een expansief budgettair beleid ( verschuiving DD-curve → (geen effect op AA) ( binnenlandse munt apprecieert.(De stijging van de overheidsuitgaven doet de transactievraag naar geld stijgen. Gegeven de vaste prijs (KT!!!) doet de stijging van de geldvraag de intrestvoet stijgen. Aangezien verwachte intrestvoet en de buitenlandse intrestvoet niet veranderen, moet de binnenlandse munt appreciëren.)

7.3 Beleid met betrekking tot het werkgelegenheid

In dit punt onthouden we dat tijdelijke schokken die leiden tot een recessie kunnen opgevangen worden via een monetair of budgettair beleid. Tijdelijke schokken die aanleiding geven tot overtewerkstelling kunnen ongedaan gemaakt worden door een restrictief monetar en/of budgettair beleid.

Laten we deze grafiek eens onder de loep nemen. In punt 1 zitten we in een economie met volledige tewerkstelling en een evenwicht van de goederenmarkt in de korte termijn. MAAR een tijdelijke daling van de aankopen door consumenten heeft een daling tot gevolg in vraag naar goederen. Dit wil zeggen dat de DD-curve verschuift naar links (DD2). In punt 2 zien we dat de goederenmarkt terug in evenwicht is gekomen (doordat de binnenlandse munt is gedeprecieert. Nu in dit punt bevindt het evenwicht zich in een ondertewerkstelling. Bovendien bevindt de economie zich in een recessie. (Omdat deze verandering TIJDELIJK is, heeft ze geen effect op de Ee zodat er geen verandering optreedt in de positie van de AA‑curve.Om de tewerkstelling terug op een goed peil te brengen kan de overheid gebruik maken van een budgettair of monetair beleid, of beide.

Een tijdelijk budgettair beleid verschuift de DD2-curve naar zijn oorspronkelijke plaats terug, herstelt de tewerkstelling naar volledige bezetting terug en brengt de wisselkoers terug naar E1. Een tijdelijk expansief monetair beleid verschuift de financiële marktevenwicht en brengt de economie tot in punt 3, een beweging dat de tewerkstelling herstelt MAAR veroorzaakt nog een verdere depreciatie van de munt.

Hieronder vind je nog een situatie waarin een mogelijke oorzaak van recessie is: een tijdelijke stijging in de vraag naar geld.

7.4 Problemen bij definiëring van het beleid

· Inflatie biasHoge inflatie zonder toename in output als gevolg van het beleid ter voorkoming van recessies.

· Definiëren van bronnen van economische verandering

· Definiëren van duur van economische verandering

· Impact van budgettair beleid op overheidsbudget

· Tijd nodig voor implementatie van het beleid

8 Permanente veranderingen in monetair en budgettair beleid

NIET TE KENNEN!

9 Het macro-economisch beleid en de lopende rekening

NIET TE KENNEN!

10 Geleidelijke aanpassingen in handelsstromen

Een reële depreciatie van de binnenlandse munt leidt tot een ONMIDDELLIJKE verbetering van de lopende rekening.

Een reële appreciatie van de binnenlandse munt leidt tot een ONMIDDELLIJKE verslechting van de lopende rekening

Opgelet:In realiteit gaat allemaal niet zo vlug.

10.1 J-curve

Een depreciatie van de munt kan de lopende rekening onmiddellijk doen verslechteren. Dit wordt weergegeven door de beweging van punt 1 naar 2.Om de lopende rekening terug positiever te maken kan men een aantal maatregelen nemen maar dat vraagt tijd. De J-curve beschrijft juist de tijdspanne die nodig is voor een lopende rekening te verbeteren na een reële depreciatie Veranderingen zullen er voor zorgen dat de lopende rekening geleidelijk aan verbetert. Dit is de weg van punt 2 naar 3. Indien de export en de import zich geleidelijk aanpassen aan wisselkoersveranderingen kan de lopende rekening een J-verloop kennen (na een reële depreciatie).

Een depreciatie kan initieel leiden tot een contractie van de output en de initële overshooting van de wisselkoers wordt vergroot.

11 Samenvatting

1 Een tijdelijke toename in het geldaanbod leidt tot een depreciatie van de munt en een toename in output.

2 Indien export en import geleidelijk aanpassen aan reële wisselkoersveranderingen volgt de lopende rekening een J-curve na een reële depreciatie (eerst verslechtering, daarna verbetering.)

MA

i

M

Mv

� Herhaling van in de 2de KAN:We hebben gezien dat Q (output) = Y (inkomens) = G (bestedingen)�We heben dit gezien bij hoofdstuk 14. Ze moesten aan elkaar gelijk zijn omdat ze dezelfde economische activiteit registreren (BNP)

4

1