Poldergeest nummer 15

16
- 1 - P O L D E R 9 E E S T NIEUWSBULLETIN VAN STICHTING REGIONALE ARCHEOLOGIE “GHEESTMANAMBOCHTARCHEOLOGISCHE WERKGROEP KOP VAN NOORD-HOLLAND AFD. 9 AWN I.O. Nr. 15 oktober 2012 Inhoud Poldergeest 15 Inhoud Polder9eest 15 Voor de kramen langs ............................................................................................................................ 2 Websites over lokale archeologie en historie ......................................................................................... 4 Silke’s column......................................................................................................................................... 5 Hoe het in de 14e eeuw boterde tussen Heiloo en Alkmaar.... en wat verder ter tafel komt ............... 6 Eerste verslag opgraving Schagen Nes-Noord 19 juli - 1 augustus 2012 ............................................. 8 Hooghuizen, een “begraven hofstede” in Limmen en vroege bewoningssporen op de strandwal..... 13 Archeologisch onderzoek bij de Kooger Kerk op 13 september 2012 te Zuid-Scharwoude.............. 15 Agenda .................................................................................................................................................. 16 Colofon.................................................................................................................................................. 16 Heiloo Limmen Zuid-Scharwoude Schagen Zuiderloo V V i i j j f f A A r r c c h h e e o o l l o o g g i i s s c c h h e e v v o o n n d d s s t t e e n n i i n n N N o o o o r r d d - - H Ho o l l l l a a n n d d N N o o o o r r d d

description

Poldergeest nummer 15

Transcript of Poldergeest nummer 15

Page 1: Poldergeest nummer 15

- 1 -

P O L D E R 9 E E S T NIEUWSBULLETIN VAN

STICHTING REGIONALE ARCHEOLOGIE “GHEESTMANAMBOCHT” ARCHEOLOGISCHE WERKGROEP KOP VAN NOORD-HOLLAND

AFD. 9 AWN I.O.

Nr. 15 oktober 2012

Inhoud Poldergeest 15

Inhoud Polder9eest 15 Voor de kramen langs ............................................................................................................................2

Websites over lokale archeologie en historie .........................................................................................4

Silke’s column.........................................................................................................................................5

Hoe het in de 14e eeuw boterde tussen Heiloo en Alkmaar.... en wat verder ter tafel komt ...............6

Eerste verslag opgraving Schagen Nes-Noord 19 juli - 1 augustus 2012.............................................8

Hooghuizen, een “begraven hofstede” in Limmen en vroege bewoningssporen op de strandwal.....13

Archeologisch onderzoek bij de Kooger Kerk op 13 september 2012 te Zuid-Scharwoude..............15

Agenda ..................................................................................................................................................16

Colofon..................................................................................................................................................16

Heiloo

Limmen

Zuid-Scharwoude

Schagen

Zuiderloo

VVViiijjjfff AAArrrccchhheeeooolllooogggiiisssccchhheee

vvvooonnndddsssttteeennn iiinnn

NNNoooooorrrddd---HHHooollllllaaannnddd NNNoooooorrrddd

Page 2: Poldergeest nummer 15

- 2 -

Voor de kramen langs Ger Kalverdijk Kraam: 1) oorspr. middelned. Craeme = uitgespannen zeildoek of tentzeil, 2) met doeken of gordijnen afgeschoten en beschut-te tent of kraam(kamer), 3 alg. verzameling, koopwaar of kramerij, ook de korf of mars van een kramer of straatventer, 4) zegswijze: voor de kramen langs kunnen met iets of iemand = gezien mogen worden met of trots mogen zijn op iets of iemand, 5) zegswijze: dat komt in mijn kraam wel of niet te pas = daar kan ik wel of niet mijn voordeel mee doen, dat schikt me wel of niet, 6) uitkramen= = uitventen van koopwaar, losse kreten slaken.<uittreksels uit o.a. middelnederl. woordenboeken: Franck, Verdam, Huizinga, Koenen e.a.>

et afgelopen jaar stond vooral in het teken van de werkgroep Kop van Noord-Holland (KvNH) en de

Stichting Regionale Archeologie ”Gheestmanambocht” (RAG), die op wisselende locaties best wel gezien mochten/mogen worden.

Afb. 1 RAG-tentoonstelling in Eenigenburg tijdens het Floris V-weekend op 23 en 24 juni 2012 RAG heeft, in samenwerking met de werkgroep Scha-gen, van haar gemis aan een vaste werk- en expositie-ruimte een deugd gemaakt, door onze exposities steeds van logeeradres te laten veranderen, waardoor een bre-der publiek in de regio kan worden bereikt. De laatste tijd is gebleken, dat zo’n “reizende archeo-kraam” bij de historische verenigingen en overheidsgebouwen in vruchtbare aarde valt. Zoals bloembollenkwekers hun z.g. “reizende bollenkraam” steeds verplanten naar ver-se, gezonde grond, hopen wij met een voldoende aantal bezoekers van onderstaande archeo-kramen ook succes te boeken, zodat we er letterlijk en figuurlijk mee “voor de kramen langs” kunnen: 1. De vorig jaar in het Gemeentehuis van Langedijk

door Frans Diederik ingerichte tentoonstelling ver-huisde kort geleden naar het Regthuysmuseum te Oudkarspel. Daar zullen de objecten uit de Noord-kop van N-H met deskundige toelichting in de nieuw verworven vitrines van de Stg. Langedijker Verleden voor onbepaalde tijd te bewonderen zijn.

2. In museum Westflinge in Sint-Pancras is tot de

zomer 2013 eveneens een tweede fraaie archeo-

bijdrage van Frans te bewonderen, die hij al in de vorige POLDER9EEST voor ons toelichtte. Omdat de vernieuwde tentoonstelling van het veelzijdige, wetenschappelijk verantwoorde museum ook speci-aal gericht is op het Geestmerambacht is het extra de moeite waard de schreden derwaarts te richten.

3. In de schilderachtige terpkerk van Eenigenburg

werd RAG voor de tweede keer uitgenodigd een tentoonstelling te organiseren, dit keer tijdens de Floris V-dagen op 23 en 24 juni 2012. Met een Po-werPointpresentatie van Jaap van Rossum werd een boeiend overzicht van de natuur- en cultuurhistori-sche ontstaansgeschiedenis van het Geestmeram-bacht gegeven. Geologische en archeologische kaarten en ander materiaal uit het archief van Ger, aangebracht op panelen van de Cultuur Compagnie, werden door hemzelf een aantal keren per dag toe-gelicht (Afb. 1). Als hoofdmoot was er een uitermate originele Flo-ris V-lezing van Gerard Alders, tussentijds sfeervol verluchtigd met middeleeuwse muziek van het ge-zelschap Wronghel en Wei. Al met al werd hier in de kerk in ongedwongen sfeer gezorgd voor een leerzame aanvulling van de expositie in het nabije museum en de middeleeuwse evenementen rondom de Nuwendoorn, zodat we konden terugzien op een geslaagd weekend met een redelijk aantal bezoe-kers, ondanks het bar slechte weer tijdens de tweede dag. Hierbij bedanken wij alle mensen die deze da-gen mogelijk maakten. Mogelijk is er al sprake is van een jaarlijks terugkerend evenement, als de provinciale financiën het toelaten.

4. Bestuursleden van de Historische Vereniging Koedijk bezochten bovenstaande tentoonstelling en vonden hem interessant genoeg om te laten verhui-zen naar hun expositiezolder bij de graanmolen Gouden Engel. Onze inbreng diende letterlijk en fi-guurlijk als (dakwand-)achtergrond voor de objec-ten uit vnl. Koedijker grond, die door de gemeente Alkmaar in nieuwe vitrines ter beschikking waren gesteld (Afb. 2).

H

Page 3: Poldergeest nummer 15

- 3 -

Afb. 2 Archeologietentoonstelling op de expositiezolder van de Historische Vereniging Koedijk 5. Volledigheidshalve vermelden we hier uiteraard

ook de mogelijkheid eens een bezoek te brengen aan de vaste tentoonstelling in de werkruimte van de Stg. Regionale Archeologie ”Baduhenna” te Heiloo, ondergebracht in de kelder van de GGZ (voormalige Willibrordstichting) aan de Kenne-merstraatweg.

6. De werkgroep Kop van N-H te Schagen beschikt

eveneens over een vaste ruimte in het gemeen-schapsgebouw de Nieuwe Nes te Schagen, die op afspraak voor belangstellenden op woensdagavond open is vanwege de archeologische werkzaamheden van een trouwe groep mensen o.l.v. Frans en Arend.

De openingstijden en adressen van deze reizende en vaste exposities zijn vermeld in de Agenda van deze POLDER9EEST en op de website www.rag-archeologie.nl. Uiteraard houdt de redactie zich aanbevolen voor het toesturen van gegevens van andere tentoonstellingen en activiteiten, bij voorkeur natuurlijk uit de afdeling 9 (i.o.) van de AWN. Nieuws uit de kraamkamer van AWN Afdeling 9

Om even in de kraamsfeer te blij-ven: hoe gaat het met de bevalling van de AWN Afdeling 9, die in de vorige POLDER9EEST was aan-gekondigd? Kunnen we het hate-lijke i.o. (=in oprichting) laten vervallen en deze herfst meer zekerheid krijgen over de levens-

vatbaarheid van een spruit aan de AWN-boom? Afge-sproken was dat het voorlopige bestuur deze herfst een definitieve oprichtingsvergadering zal beleggen met zoveel mogelijk AWN-leden. Maar ook niet-leden, die deze POLDER9EEST toegestuurd krijgen zijn van har-te welkom, opdat een groot klankbord en een bestuur van minstens vijf leden kan worden gevormd. Graag

ontvangen de tijdelijke voortrekkers Frans Diede-rik, Jaap van Rossum en Frans Müller daarom op-gave van meer kandidaten, die in een definitief be-stuur willen plaatsnemen. Laat valse bescheidenheid geen rem zijn je op te geven, want ook een bescheiden rol in het bestuur is welkom, hoewel Frans zijn functie als (a.i.) voorzitter door drukte met zijn archeologisch bedrijf vacant heeft gesteld. Het zou heel erg jammer zijn als wij de grote financiële en organisatorische voordelen, die verbonden zijn aan het (her)oprichten van een AWN-afdeling zouden mislopen! De meer-waarde van een goede samenwerking is al deels geble-ken, maar kan nog aanmerkelijk toenemen als we allen onze schouders onder de 9 zetten! In het afgelopen jaar hebben we al kunnen constateren dat er goede contacten zijn ontstaan, zowel met het hoofdbestuur van de AWN als met andere werkgroe-pen. Wat in onze nieuwe P9-kraam te pas komt Evenals de vorige POLDER9EEST getuigt deze POL-DER9EEST van de veelzijdige inbreng uit het gehele gebied van de nieuw op te richten afdeling 9. Allereerst is de column van Silke Lange, nu voor de derde keer, weer present. Als professionele archeoloog, verbonden aan de UVA, verrast zij ons opnieuw vanuit haar brede vakkennis met een boeiend verhaal. Wij zijn ook blij dat Ron Duindam en Mark van Raaij zich bij de auteurs uit de zuidflank van onze afdeling 9 hebben gevoegd. Als leden van de Archeologische Werkgroep Oer-IJ putten zij uit hun rijke ervaring om twee gedegen arti-kelen aan deze POLDER9EEST toe te vertrouwen. Frans Diederik bracht de geografische balans in even-wicht door uitvoerig verslag uit de noordflank te bren-gen over de opgraving in Schagen-Noord. Ook RAG-gers en andere opgeroepen mensen uit afdeling 9 waren betrokken bij dit onderzoek, hetgeen veel waardering van iedereen heeft gekregen. En onze eigen trouwe veldwerker Wijb Ouweltjes gaf gevolg aan de oproep die Stg. RAG bereikte via de gemeente Langedijk om deel te nemen aan een opgra-ving achter de Kooger Kerk te Zuid-Scharwoude. De bij wet verplichte opgraving ging vooraf aan de bouw van een aan de kerk verbonden ontvangstruimte, die in de Erfgoedcommissie van de gemeente Langedijk uitein-delijk, na moeizaam overleg, groen licht kreeg. Allerlei andere kramerijen, die uitgekraamd dienen te worden Stichting RAG is in het laatste half jaar opnieuw ver-blijd met de toename van 11 nieuwe donateurs, nl. de volgende personen: Ben Dijkhuis (Medemblik), Bert Buitink (Sint Pancras), Gerard Boekel (Dirkshorn), Jan Vrouwe (Alkmaar), Kees Box (Groot-Schermer), Klaas Bak (Heerhugowaard), Lou Sinke (Heiloo), Marieke Neesen, (Oudkarspel), Mark van Raaij (Limmen), Peter de Nijs (Broek op Langedijk) en Saskia Forrester

Page 4: Poldergeest nummer 15

- 4 -

(Schagen). Allemaal heel hartelijk welkom! Het aantal donateurs van RAG steeg daarmee naar 81. Het 6de boek van de Stichting Coördinatie Onderzoek Oud-Geestmerambacht is op 22 september 2012 gepre-senteerd in Hotel De Burg te Noord-Scharwoude. Het boek “Noord-Scharwoude en de buitendijkse Noord-scharwouder polder, Meer dan 4 eeuwen veld- en wa-ternamen” is het kloeke resultaat van veel archiefonder-zoek. De onderwerpen in het boek zijn zeer gevarieerd en hebben grotendeels te maken met het overwegend agra-risch verleden van de voormalige vaarpolder het “Rijk der Duizend eilanden” dat voor de jaren ’70 als belang-rijkste vollegrondstuinbouwgebied bekend stond. Ger Kalverdijk en Jaap van Rossum schreven in het boek een artikel over de middeleeuwse Zijtwinde van Noord-Scharwoude en Koedijk als waarschijnlijk oud-ste ontginnings- en bannegrens met Oudkarspel. CO-OG-medewerkers Gerard Boekel en Klaas Bak meldden twee oude veldnamen van percelen bij Noord-Scharwoude met de naam (Kerk)sijtwinde. Omdat deze akkers recht in het verlengde van de Koedijker Zijtwin-de lagen kon worden vastgesteld, dat de Zijtwinde om-streeks 1200 na Chr. een bijna rechte ontginningsgrens was door het gehele Geestmerambacht, uitgezonderd het gedeelte bij de Diepsmeer. De meeste Zijtwindes waren ook bannegrenzen, zodat ook hier het geval zal zijn geweest. De Zijtwinde, beginnend bij de Rekerdijk in Koedijk-Noord, was bovendien niet toevallig gericht op de doorvaart van de Langedijk, ter plaatse van de vroegere Mosselenbrug en de Wuyversloot, nabij het later veilingterrein. Zoals ook elders gebruikelijk wer-den deze doorvaarten tot wederzijds nut en om de kos-ten te delen gemeenschappelijk door de aangrenzende bannes gegraven en van bruggen voorzien, waarbij de kosten van de aanleg en het onderhoud ook samen ge-dragen werden. Omdat Oudkarspel verder geen door-vaart had, maar pas aan het noordeinde bij de Laansloot waarschijnlijk eerst een ebsluis was, die later overhaal en tenslotte schutsluis werd, lijkt het ons logisch dat de

eerder genoemde doorvaart is aangelegd door de aan elkaar grenzende bannes Oudkarspel en Noord-Scharwoude. Wij gaan er m.a.w. vanuit dat de ontgin-ningsgrens Zijtwinde hier tevens de oorspronkelijke juridische grens van Oudkarspel en Noord-Scharwoude is geweest. De latere grens van deze beide dorpen is o.a. om eco-nomische reden na de drooglegging van de Heerhugo-waard noordelijk afgebogen en verplaatst naar de Kal-verdijksloot en de latere Spoorstraat.

Afb. 3 Nieuwe Zijtwinde, gezien richting Koedijk vanaf het voorlopige fietspad langs de Kleimeer Op zaterdag 13 oktober heeft een enthousiaste groep van 14 fietsers het gehele tracé van de (nieuwe) Zijt-winde verkend (Afb. 3). Beginnend met een PowerPoint van Jaap in het Allemanshuis te Oudkarspel en onder-weg in het Kleimeer-natuurreservaat begeleid door or-nitholoog Gerard Langedijk, eindigden we in Koedijk op de gastvrije expositiezolder van de Hist. Ver. Koe-dijk, waar o.a. de RAG-tentoonstelling werd bekeken. Tot slot vond op zaterdag 20 oktober in het Allemans-huis te Oudkarspel een lezing van Dr. Chris de Bont plaats, georganiseerd door Stichting RAG i.s.m. Stich-ting COOG en de HV Langedijk. De bijzonder boeien-de lezing, die zo’n 50 belangstellende toehoorders trok, ging over onderzoek naar middeleeuwse veenontgin-ningen en het gebruik hierbij van het zgn. sub-recente topografisch archief, d.w.z. de negentiende-eeuwse kadaster- en topografische en militaire kaarten.

Websites over lokale archeologie en historie De verschillende archeologische clubs in het gebied van AWN Afd. 9 i.o. hebben elk een eigen website met veel interessante informatie. Bezoek ze eens. Dit zijn ze: o Archeologische Werkgroep Kop Noord-Holland: www.nieuwenes.nl o Archeologische Werkgroep Oer-IJ: www.oer-ij.nl o Historische Vereniging Koedijk: www.koedijk.org o Natuurmuseum Westflinge: www.museumwestflinge.nl o Stichting COOG: www.stichtingcoog.weebly.com o Stichting Langedijker Verleden: www.langedijkerverleden.nl o Stichting Oud Limmen: www.oudlimmen.nl o Stichting Regionale Archeologie Baduhenna: www.baduhenna.nl o Stichting Regionale Archeologie Gheestmanambocht: www.rag-archeologie.nl o Stichting Werkgroep Oud-Castricum: www.oudcastricum.com o Website van de landelijke AWN - Vereniging van vrijwilligers in de archeologie: www.awn-archeologie.nl

Page 5: Poldergeest nummer 15

- 5 -

Silke’s column Silke Lange

ind september werd het tweede Internationale Congres over “Archaeological & Historical Wood

Utilization” in Egmond aan Zee gehouden. Onderzoe-kers uit de hele wereld – zelfs uit Litouwen en Chili – zochten elkaar op om over het belang van archeolo-gisch en historisch hout te praten. Telkens weer ver-baasde men zich over de hoeveelheden hout uit archeo-logische opgravingen, waar de Nederlandse collega’s over vertelden.

Afb. 4 Heiloo-Zuiderloo, scheplepel van elzenhout uit de Bronstijd, detail met snijsporen Onze lage landen kennen de meest gunstige omstandig-heden waarin archeologisch hout bewaard kan blijven. Afgesloten onder veen of klei in een zuurstofarme om-geving en onder het grondwaterpeil, liggen de houten relicten veilig in de bodem. Wanneer het hout bij op-gravingen aan het licht komt, lijkt het alsof het kort geleden pas begraven is; zo duidelijk zijn de bewer-kingssporen met bijl of dissel op het houtoppervlak te herkennen. “Hout was de olie van het verleden”, meent mijn collega Laura Kooistra. Of het nou om bouwhout, brandstof, keukengerei of om (stelen van) gereedschap gaat, hout bleek onontbeerlijk. Hout heeft zelfs een rol gespeeld in rituele offers in de prehistorie. Men heeft sommige houtsoorten (vaak gewoon takjes, of een deel van een wortel) doelbewust met andere offergaven in

een kuil gelegd. In de Broekpolder (tussen Heemskerk en Beverwijk) en in Schagen zijn in de spreiding van deze kuilen patronen herkend die mogelijk met offertra-dities te maken hebben gehad. De combinatie van bot- en houtmateriaal suggereert dat het waarschijnlijk om offers gaat die met seizoensvieringen te maken hebben gehad. Bijna altijd is ook hout van els (Alnus) of jene-verbes (Juniperus) in deze kuilen aanwezig, soms be-werkt en soms is er sprake van “natuurlijk” hout, om-dat het hout geen sporen van bewerking (meer) ver-toont. Naar de redenen waarom juist els en jeneverbes bij een offer bleken te horen, kunnen we slechts gissen. Hmm, gaat het dan bij els om de bloedrode kleur van het hout na de kap? Trouwens, die is slechts van tijde-lijke aard. Iedereen die een vers gekapte elzenstam heeft gezien weet dat de rode kleur al naar enkele da-gen verbleekt. En jeneverbes dan, een boom die in de prehistorie veel groeide op de strandwallen, was het omdat jeneverbes tot de altijd groene houtsoorten (niet bladverliezend) behoort? Mijn collega en ik praten veel over deze veronachtzaamde materiaalgroep, over hout. Twintig jaar geleden werd nauwelijks naar hout van opgravingen gekeken. Indien het hout geschikt was voor een dateringsonderzoek (dendrochronologie), dan werd hiervoor een plak van de vondst gezaagd en opge-stuurd. Eventueel werd ook nog een stukje van de hout-vondst bewaard om de houtsoort te achterhalen. Vaak genoeg kom ik in oude opgravingsverslagen tegen dat “palen van berk” waren. Dit is dan op het oog bepaald. Laten we meteen een mythe uit de wereld helpen; de schors van elzenhout slaat wit uit tijdens het opgraven, en de houtsoort wordt dan vaak voor berkenhout aan-gezien. Archeologisch hout is gewoon donker, bijna zwart nadat het in de grond heeft gezeten. Een hout-soortbepaling kan meestal alleen met behulp van de microscoop worden uitgevoerd. Terug naar hout als archeologische materiaalgroep. Terwijl bij opgravingen elk stukje aardewerk nauwkeu-rig wordt gedocumenteerd, gebeurt dit bij lange na niet met houtvondsten. Het hout wordt vaak niet eens ge-borgen, of het wordt na berging al direct “ge-deselecteerd” (mooie term voor weggooien), voordat het is gewassen en beschreven. Het verschilt nogal per PvE (afkorting voor het Programma van Eisen, waarin staat hoe het onderzoek op de betreffende locatie moet worden uitgevoerd) en per archeologisch bedrijf hoe het hout in het veld en daarna wordt behandeld. Bij de opgravingen in Heiloo, in het plangebied Zuider-loo, is de taak van de archeologen wel om het hout in zijn geheel te bergen en te laten onderzoeken. Dat dit een juiste aanpak blijkt te zijn, is onlangs opnieuw ge-bleken. Niet alleen de planken en hoekstaanders van de

E

Page 6: Poldergeest nummer 15

- 6 -

constructie zelf maar ook het “losse” hout uit de insteek van een vroegmiddeleeuwse waterput zijn verzameld.

Afb. 5 Heiloo-Zuiderloo, helft van eikenhouten afgods-beeld uit vroegmiddeleeuwse waterput, vooraanzicht en zijkant*.

Uit dit bulkmonster kwam de helft van een eikenhouten beeld aan het licht. Dat werd pas ontdekt in het hout-lab, waar men de houtvondsten met water voorzichtig heeft gereinigd en gedocumenteerd. Het gaat waar-schijnlijk om een heidens beeld, een zogenaamd af-godsbeeld. De vondst is uniek in Nederland, tot nu toe. Maar ja, deze vondst had je zeker gemist, wanneer al-leen het bouwhout was verzameld en het “losse” hout niet. En dan vallen alle houtvondsten die op het oog niet bewerkt zijn (omdat ze nog onder de modder zitten) of niet deel uitmaken van een constructie, in de catego-rie “los hout”. Ik vraag me af hoeveel “toevallige” houtvondsten er nog nodig zijn voordat hout eindelijk de aandacht krijgt die het verdient? Mijn buitenlandse collega’s op het houtcongres blijken archeologisch hout meer op waarde te kunnen schatten dan veel Neder-landse archeologen. Ik denk dat het vooral komt, omdat er zo veel minder archeologisch hout in deze landen bewaard is gebleven. * Kijk ook op www.oneindignoordholland.nl/nl-NL/verhaal/8185/een-idool-van-hout

Hoe het in de 14e eeuw boterde tussen Heiloo en Alkmaar.... en wat verder ter tafel komt Mark van Raaij

n Heiloo is de laatste jaren aardig wat archeologisch onderzoek verricht, met name rond het Stationsplein

(tussen de Heerenweg en de Westerweg) waar, wordt aangenomen, het middeleeuwse buurtschap Ewis heeft gelegen. Daarbij werden niet minder dan acht kuilen met kleiplaggenwanden aangetroffen, waarvan zes in buurtschap Ewis. Allen 14e eeuws. Eerder was in 1996 een dergelijke kuil opgegraven in Limmen. Dit onder-zoek in Heiloo heeft veel kennis opgeleverd van vooral de 14e t/m 16e eeuw, een tijdvak dat voor het platteland archeologisch onderbelicht is. Zo is er onder meer nu wat meer inzicht in het opkomen en de ontwikkeling van een buurtschap op de strandwal, ook in relatie tot erven en wegen en de ontwikkeling (waaronder de ver-stening) van de boerderij en de rol van de kelder daar-bij. Gecombineerd met bekende historische gegevens is een eerste beeld verschenen van de relatie stad (Alk-maar) en platteland (Heiloo en Limmen). Het gaat om grote rechthoekige (max. 2 x 6,5 m) tot bijna vierkante kuilen (max 5 x 5 m) waarvan de wan-den bekleed zijn met kleiplaggen. De diepte is meestal een kleine meter onder het maaiveld. De vloer was be-dekt met klei. In veel gevallen is sprake van begelei-dende ingegraven palen waaruit blijkt dat de kelder is aangebouwd aan een schuur (keldergebouw genoemd, zie Afb. 6) of als kelder achter een groot gebouw (woonstalhuis) dan wel als zelfstandig vrijstaand bouwwerk voorkomt (kelderhut genoemd). Hierbij

blijkt ook dat hier bij huizenbouw het gebruik van inge-graven (dakdragende) staanders doorgaat tot in de 14e eeuw (wat ook de laatste jaren elders in Nederland is vastgesteld). Bij mijn onderzoek naar andere verdiepte structuren in Nederland voor de periode 11e t/m de 15e eeuw ben ik geen vergelijkbare keldergebouwen of -hutten tegenge-komen. Wel komen in Oost-Nederland even grote vrij-staande vierkante verdiepte structuren voor, echter zon-der begeleidende paalsporen. Daarnaast komen bij Utrecht in de 14e/15e eeuw vrijstaande kelders voor nabij boerderijen. Dit kan een aanwijzing zijn dat het gebruik van een kelder op het platteland eerst is begon-nen als een vrijstaand bouwwerk of aangebouwd aan een schuur en later achter een woonstalhuis. Deze laats-te versie kennen we aan het Stationsplein ook van bak-steen en is dan 15e eeuws. Deze kelder achter het ge-bouw werd in een volgende fase (eind 15e/begin 16e eeuw) vervangen door een grote bakstenen kelder als zijdelingse aanbouw aan het voorhuis. Het gebouw zelf, een langhuisboerderij, kon gereconstrueerd worden door de aanwezigheid van drie overgebleven poeren en de waarschijnlijke achtermuur (het bouwen met inge-graven staanders was in de 15e eeuw dus verdwenen). De afmeting van de boerderij was ongeveer 7 x 19 m. De kelder ongeveer 5 x 7 m. Achter de kelder lag een beerput.

I

Page 7: Poldergeest nummer 15

- 7 -

Afb. 6 Plattegrond van keldergebouw K2, Stationsplein in Heiloo. A = karnhok met aangebouwde kelder, 14e eeuw; B = kelder van baksteen, 15e eeuw; C = runderbegraving De aanwezigheid van een beerput is ongewoon op het platteland evenals de zeer grote kelder. Waarschijnlijk gaat het hier om een herenboerderij met zogenaamde stenen kamer. Dit waren boerderijen in eigendom van welgestelde lieden (vaak stedelijke kooplieden of adel) die de boerderij verpachtten. De stenen kamer is een onderkelderde aanbouw met opkamer en eigen haard waarin de heer (tijdelijk) kon verblijven. Op de kaarten van Laurens Pieterz uit 1560 met percelen uit Heiloo komen vijf van dergelijke L-vormige plattegronden voor, waarvan drie in de kerkbuurt (Afb. 7). In Limmen zijn er twee goed bekend: Dampegeest en Clevesteijn. Beiden in bezit van respectievelijk de adel (Van Tetrode) en een Amsterdamse koopman (Willem Cornelisz). Deze langhuisboerderijen met stenen kamer werden vanaf de 17e eeuw allemaal vervangen door of verbouwd tot (langhuis)stolpen. Zo werd in de 18e eeuw de langhuisboerderij aan het Stationsplein op dezelfde plaats vervangen door een stolp (die weer werd gesloopt in de 20e eeuw). Overigens lagen op dit erf aan de Heerenweg de grenzen vast vanaf de 14e eeuw. Dit is ook bij andere opgravingen in de oude dorpsker-nen van Heiloo en Limmen wel vastgesteld. Dat ver-schilt dan nauwelijks met een stad als Alkmaar! Wanneer de geheel inpandige kelder in gebruik kwam is niet helemaal precies bekend. Dat de inpandige kel-der al bij het langhuis voorkwam weten we van een opgraving in het verlaten buurtschap Benes in Uitgeest waar door de AWN Zaanstreek in 1979 een dergelijke

boerderij (uit circa 1600) werd opgegraven. In ieder geval worden, landelijk gezien, bij boerderijen geen aan-of inpandige kelders aangetroffen van plaggen, hout of keien (met als mogelijke uitzondering Haagsit-tard in Limburg). Daaruit blijkt dat de aanvang van deze inpandige kelders gelijk op gaat met de verstening van het platteland. Waarschijnlijk is dat in ieder geval in de 16e eeuw, maar toch vooral de 17e eeuw met de introductie van de (langhuis)stolp waarbij ook de hooi-berging inpandig was. De functie van de kelder bij de historische boerderij is goed bekend en heeft vooral te maken met zuivel: es-sentieel bij de productie van boter, met name het koel kunnen opromen van de melk. Na het karnen kon de (gezouten) boter bewaard worden in de kelder. Voor de productie van kaas was een kelder niet van belang. Dat gebeurde in de werkruimte en stal, waar ook de kaas op planken werden gelegd. We hebben het hier over zui-velproductie bedoeld voor de handel. Deze functie was vrij zeker ook van toepassing op de 14e eeuwse plag-genkelders van Heiloo en Limmen. Een grote impuls voor deze zuivelhandel zal de vraag naar deze produc-ten zijn geweest vanuit de zich in de 14e eeuw explosief ontwikkelende stad Alkmaar. Bovendien was er een export van boter naar Brabant en Vlaanderen. Ander-zijds ging het met de graanhandel minder want we zien dat men overging op verbouw van vlas (voor linnen) en hennep (voor touw).

Afb. 7 Heiloo Kerkbuurt in 1560 met drie langhuizen met stenen kamers (zijdelings aangebouwd aan voorhuis)

Page 8: Poldergeest nummer 15

- 8 -

Dit was mede een gevolg van import van (goedkoop) graan die op gang kwam nadat de veenweidegebieden door de vernatting (bodemdaling door ontwatering) over gingen op veeteelt. Er was tevens een toenemende activiteit anders dan landbouw. Zo groeide de binnen-vaart in Limmen en in Heiloo en Limmen de turfsteke-rij. Op het einde van de 14e eeuw was het echter crisis in de kuststreek, maar ook in de Kop van Noord-Holland. De bevolking nam hier sterk af (zoals dat ook in veel gebieden in Europa voorkwam, zogenaamde Wüstungen). Men zocht zijn heil massaal aan de Zuiderzee en de Zaanstreek waar de (internationale) scheepvaart toen op gang kwam. Daarvoor zijn meerdere oorzaken aan te wijzen zoals een landbouw- en arbeidscrisis, bevol-kingsoverschot, pestepidemieën, overstromingen, vor-ming van de Zuiderzee ....maar is een verhaal op zich. In ieder geval werden veel buurtschappen in Kenne-merland verlaten (zoals Ewis) en er ontstond een meer verspreide zuiver agrarische bewoning aan de randen

van de strandwal. Waarschijnlijk heeft de oorsprong van het grondbezit van adel en kooplieden met zijn herenhuizen en -boerderijen (zoals hierboven genoemd) hier zijn oorsprong: land en goed was toen voor een appel en een ei te koop. Alkmaar herstelde zich al weer aan het eind van de 15e eeuw. Waarna vanaf de 16e eeuw de kaashandel een grote vlucht nam. Ook in Heil-oo en Limmen werden toen enorme hoeveelheden kaas gemaakt en zuivel was van groter belang dan de akker-bouw. De kelders werden nog steeds gebruikt voor de productie van boter. We weten nu dat dit al in de 14e eeuw was begonnen. Dit artikel verschijnt veel uitgebreider onder de titel ‘De laatmiddeleeuwse kelderhutten van Heiloo en Limmen’ in het rapport van Jan de Koning, 2012: ‘Een laatmiddeleeuwse nederzetting langs de Westerweg. Opgraving Heiloo-De Stolp’. Te zijner tijd gratis te downloaden op www.hollandia-archeologie.nl en bin-nenkort op www.oer-ij.nl.

Eerste verslag opgraving Schagen Nes-Noord 19 juli - 1 augustus 2012 Frans Diederik

e site werd helaas niet ontdekt door het vlakdek-kend booronderzoek uit 2005, maar tijdens graaf-

werk voor de nu aangelegde brug waren er door de schrijver wel enkele scherven gevonden in een soort akkerlaag van vette klei. De dichtheid van vondsten was niet heel erg groot en het was voorstelbaar dat zo’n plek bij het boren over het hoofd was gezien. Gedacht werd dat tijdens de verdere aanleg van waterpartijen gekeken kon worden ‘of er meer zat’. Groot was dan ook de verbazing dat in juni van dit jaar bij de aanlan-ding van enkele persbuizen een gigantische hoeveelheid scherven op de stort te vinden bleek. Het materiaal leek in eerste instantie heel veel op dat wat in 2011 in het zelfde gebied was opgegraven door het ADC. Overleg tussen projectontwikkelaar Vliedlande BV, de gemeente Schagen, de Provincie Noord-Holland en de Archeologische Werkgroep Kop van Noord-Holland, leidde gelukkig tot het nemen van verantwoordelijkheid voor dit stuk belangrijk bodemarchief. De Werkgroep bood aan de site te onderzoeken en de andere partners in het overleg zegden (financiële) medewerking toe, mits de Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed haar toestemming zou verlenen. Dit gebeurde enkele dagen later, zodat de opgraving gepland kon worden.

Vooruitlopend op een grote put moest eerst het leidin-gentracé voor de nutsvoorzieningen worden onderzocht; dit nam twee dagen in beslag en leerde het volgende: De laag waar de vele scherven uit tevoorschijn waren gekomen was 12 tot 15 cm dik en bestond uit as, scher-ven en botten, waarvan alles was verbrand. Deze laag had in het oosten een scherpe scheiding met een venige zwarte kleilaag waarin uitsluitend onverbrand materiaal aanwezig was. Onder de aslaag en iets daar buiten bleek een laag plaggen te zijn aangelegd, waarschijnlijk ter versteviging van een loopvlak. De scheiding met de middeleeuwse klei bovenop de aslaag was heel scherp, zodat gedacht werd aan het tijdelijk ‘bloot’ liggen van de vondstenlaag. Voorts werd geconstateerd dat de ge-hele laag waarin zich vondsten bevonden, absoluut niet vlak lag, maar dat er sprake was van grote hoogtever-schillen op korte afstand. Dat er in dit kleine onderzoek toch al een middeleeuwse sloot werd gevonden, was niet erg verbazingwekkend, aangezien dit, in het eerder genoemde onderzoek van het ADC, vele tientallen ke-ren het geval was geweest. De vondsten gaven aan dat de plek ergens tussen 350 en 275 v. Chr. bewoond moet zijn geweest.

D

Page 9: Poldergeest nummer 15

- 9 -

Afb. 8 Doorsnede van de laag met as en scherven waar het allemaal mee begonnen was. Op de onderste (wad)afzettingen ligt een restant van venige vette klei, dan de vondstenlaag die afgedekt wordt door zeer vette (kwelder)klei. Voor het grotere onderzoek werd via eigen kanalen de hulp ingeroepen van vrijwilligers. Uiteindelijk hebben 25 vrijwilligers meegedaan aan het onderzoek dat 12 dagen in beslag heeft genomen. Samen leverden deze mensen ruim 90 werkdagen – een fantastisch resultaat! Onder de vrijwilligers bevond zich een drietal archeo-logiestudenten voor wie dit een mooie gelegenheid was om veldervaring op te doen. RCE Onderzoeksmelding 52752 Dat is de code waarmee het onderzoek bij de RCE staat geregistreerd. Op 19 juli ging het onderzoek daadwer-kelijk van start met het graven van een werkput van 35 bij 10 meter; bij goede resultaten kon daar nog een tweede, even grote put zuidelijk naast worden gelegd. De machine en machinist waren beschikbaar gesteld door de firma G. Noor. De put werd aangelegd tot een niveau waarop de eerste vondsten zichtbaar waren en zou verder met de hand worden uitgegraven. Er werd gekozen voor de ‘Engelse aanpak’, dat wil zeggen dat vondstenlagen werden ge-volgd, ook al leverde dat geen vlak onderzoeksveld op. De grote accidentatie van de vondstenlaag zou een on-nodig ingewikkeld beeld opleveren als gekozen was voor waterpas aangelegde vlakken. Bovendien was er voldoende menskracht aanwezig voor deze arbeidsin-tensieve aanpak. Sporen en vlakken Bij het blootleggen van het eerste vlak kwam de laag met as en scherven al snel tevoorschijn en tekende zich redelijk scherp af tegen de donkere vette humeuze klei daarnaast. Dit spoor werd verondersteld een huisvloer te zijn en werd verdeeld in 4 stroken van ieder drie me-ter breed om op deze wijze eventuele materiaalgroepen later te kunnen plaatsen.

Afb. 9 Op deze foto is goed de accidentatie van de onder-grond te zien; de vondstenlaag is hier in zijn geheel al verwijderd. In de put waren twee lage stukken aanwezig, die het gevolg zijn van ongelijke klink van de bodem daaronder. Omdat alles dat zich in de vloer bevond was verbrand, maar er geen sporen waren van een catastrofe zoals het verbranden van het huis, wordt nu gedacht aan het op-zettelijk verhitten van oud aardewerk om het daarmee hard genoeg te maken voor verharding. De gevonden scherven zijn alle bijzonder hard en perfect bewaard, in tegenstelling tot de niet verbrande scherven buiten de vloer. Onder de huisvloer kwamen overal de plaggen tevoor-schijn die uitermate rijk aan fosfaten waren. Ook had er op enig moment afzetting van natuurlijk gevormd ijzer plaatsgevonden; in de vorm van ijzer ‘pijpjes’ en con-creties op vooral scherven. Voorts bleken ook nog aanwezige stukken veen geheel ‘verijzerd’ te zijn. Hoewel wat laat in het proces van uittroffelen van de laag werd het belang van deze veen-brokken duidelijk: zij vormden de begrenzing van de huisvloer en maakten waarschijnlijk ooit deel uit van de fundering van de muur. Bij het volledig vlakken van de onderkant van de vondstenlaag, bleken er gelukkig nog voldoende brokken veen aanwezig om deze veronder-stelling te staven. Paalgaten, noch enige andere door mensen gemaakte ingravingen werden waargenomen. Hieruit kan worden aangenomen dat er ten tijde van de bewoning nog minstens een halve meter natuurlijk veen aanwezig geweest moet zijn. De hoeveelheid en verscheidenheid aan aardewerk is zo groot (enkele duizenden randen en bodems) dat hier kwantitatieve berekeningen op losgelaten kunnen wor-den, net als op het voorkomen van de verschralingswij-zen.

Page 10: Poldergeest nummer 15

- 10 -

Afb. 10 Duidelijk zichtbaar zijn hier de plaggen onder de vondstenlaag.

Afb. 11 De roestbruine verkleuringen zijn ijzerhoudende turven die mogelijk onderdeel van de fundering van de wanden van het huis zijn geweest. Akker Naast de middeleeuwse sloot die in het vooronderzoek al tevoorschijn kwam, bleken er nog vier (post-)middeleeuwse sloten het opgravingsvlak te verstoren. Zo kon de overgang van de huisplaats naar de akker, westelijk daarvan, niet exact bepaald worden. De akker bestaat nu uit een laag van 10 tot 15 cm zeer vette roes-tige grijze klei die vooral onderin (relatief) veel scher-ven bevat. Het vlak onder de akker bevat bewerkings-sporen, maar waarschijnlijk door zeer vele jaren van

gebruik zijn daarin geen patronen als spitsporen of ploegsporen meer te herkennen. Omdat deze akkerlaag door het mooie weer veranderd was in een betonbaan waar een Boeing op had kunnen landen, is deze maar voor een klein gedeelte onderzocht.

Afb. 12 Profiel van de akker: alleen de onderste laag bevat IJzertijd materiaal; de twee andere zijn van later datum en zijn niet antropogeen. Vondsten De overgrote meerderheid van de vondsten bestaat uit aardewerk. Weinig, en dan meest verbrand, bot werd gevonden. In het veld werden paard, schaap en hond aan gebitsdelen herkend. Een fragment van een slijp-steen, een stuk van een hamersteen (kubussteen) en (later) uit de akker een complete kubussteen, waren de enige stenen voorwerpen. Er werden enkele spintollen en opvallend veel speel-schijfjes gevonden. Opvallend onder het gebruiksaar-dewerk zijn met plastische vingerrijen versierde potten die mijns inziens in deze ‘overall-decorated’ vorm tot nog toe in de literatuur onbekend zijn. Ook andere plas-tische versieringswijzen zijn tot nog toe in Noord-Holland niet eerder gevonden, maar lijken wel contem-poraine parallellen te hebben in de omgeving van Den Haag! Naast deze mogelijk zuidelijke invloed zijn ook Ruinen-Wommels vormen goed vertegenwoordigd. Opvallend is het redelijk ruime voorkomen van geome-trisch aardewerk dat in Noord-Holland maar sporadisch is aangetroffen. Het volledig ontbreken van streepban-daardewerk geeft in ieder geval een ‘terminus-ante-quem’, evenals het ontbreken van ‘wilde’ krassen en lijnen. Ook de later veel voorkomende versiering met kamstreek komt vrijwel niet voor (een enkel stukje ge-zien).

Page 11: Poldergeest nummer 15

- 11 -

Afb. 13 Delen van een geheel met vingertop/nagel versier-de pot uit spoor 18. Uit andere sporen zijn bodem en rand bekend, zodat dit type pot waarschijnlijk op papier volle-dig kan worden gereconstrueerd.

Afb. 14 Frequent komen echter potten voor met rillen en brede groeven op de schouder; deze worden gezien als voorlopers van het streepbandaardewerk en dateren waarschijnlijk van rond 300. Op de doorsnee is duidelijk de ‘ril’ te zien. Een groot gedeelte van het aardewerk is verschraald met potgruis; een kleiner gedeelte met schelpgruis en maar enkele stuks verschraald met zand. Opmerkelijk zijn enkele scherven (veel moet er nog worden schoon-gemaakt) waarin fijngestampt gecalcineerd bot is ver-werkt! Goede vergelijkingen kunnen worden gemaakt met het aardewerk van Texel dat door Woltering is gepubli-ceerd. Maar ook de indeling van het aardwerk uit het Romeinse fort Velsen, waar veel IJzertijd keramiek aanwezig was, is goed toepaspaar op het aardewerk uit Nes Noord.

Afb. 15 Afbeelding uit Van Heeringen 1989 van een pot gevonden aan de Laan van Meerdervoort te Den Haag, met een opmerkelijke gelijkenis met de pot uit Nes Noord. De datering is vanaf 300 v. Chr.

Afb. 16 Geometrisch versierd aardewerk, vers uit de grond; de tientallen fragmenten zijn tot nog toe de groot-ste hoeveelheid die ooit in Noord-Holland is gevonden. Waarschijnlijk is het nu mogelijk om een echte Noord-Hollandse stijlgoep van Midden-IJzertijd aardewerk te destilleren uit deze drie vindplaatsen.

Afb. 17 Voorlopige opgravingsplattegrond met de belang-rijkste sporen zonder maatvoering (de bovenste lijn is 35 m en de gem breedte is 11 meter). Blauw is bestaand wa-ter; grijs zijn middeleeuwse sloten; donkergrijs is venige vette klei; oranje is de huisvloer en de kleine bruine stuk-jes daar omheen zijn veenbrokken. Wit is recent ver-stoord.

Page 12: Poldergeest nummer 15

- 12 -

Afb. 18 Bijna 1:1 afbeelding van enkele van de meer dan 35 fragmenten van een unieke pot met fijn geknepen richeltjes met daartussen verticale lijnen. Andere delen hebben nagelindrukken of indrukken van kleine stokjes tussen de richels.

Page 13: Poldergeest nummer 15

- 13 -

Hooghuizen, een “begraven hofstede” in Limmen en vroege bewoningssporen op de strandwal Ron Duindam, werkgroep archeologie Limmen

nkele jaren geleden werd door de archeologische werkgroep Limmen op een luchtfoto uit 1945 van

de Royal Air Force een grachtenstelsel ontdekt in Lim-men in een weiland genaamd Hooghuizen en op het aangrenzende weiland genaamd de Hoge Weid (Afb. 19). Beide percelen worden gescheiden door een smalle middeleeuwse sloot. De percelen zijn in bezit van twee eigenaren. Het terrein ligt op een uitloper van de strandwal van Limmen. Het grachtenstelsel is gesitu-eerd op het uiterste puntje van deze strandwal. Het tijd-stip van de opnames van de luchtfoto’s, namelijk fe-bruari 1945, zorgde er voor dat verdwenen ondergrond-se structuren zichtbaar werden (groeistress genaamd).

Afb. 19 Luchtfoto uit 1945 van de weilanden Hooghuizen en de Hoge Weid Nader onderzoek door middel van een terreinbezoek en boringen door de archeologische werkgroep Limmen maakte duidelijk dat het om een systeem van concentri-sche grachten gaat met als kern een rechthoekig om-gracht terrein. Het binnenterrein meet 80 x 100 meter, tot de buitenkant gemeten komen we op 125 x 125 me-ter. De Provincie werd ingeschakeld en besloten werd om door middel van grondradar een onderzoek te laten instellen. Uit dit radaronderzoek kwam de bevestiging dat er inderdaad sprake was van een grachtenstelsel. Besloten werd om een proefsleufonderzoek in te laten stellen door archeologisch bedrijf Diachron. Menno Dijkstra kreeg de opdracht om dit onderzoek uit te voe-ren. Uit het booronderzoek kwam naar voren dat er behalve een cultuurlaag uit de ijzertijd, Late Middel-eeuwen, ook een tweede dieper gelegen prehistorisch niveau aanwezig was. Uit een eerder booronderzoek op het terrein de Hoge Weid waren al verschillende cul-tuurniveaus in kaart gebracht door de werkgroep en sluit daarmee aan op de bevindingen van Hooghuizen. De sporen van grachten en sloten die in verband kunnen worden gebracht met de begraven hofstede Hooghuizen zijn te dateren in de Late Middeleeuwen. Uit historische bronnen is niets bekend over dit kasteelterrein. Het

centrale middenterrein was bereikbaar via een toe-gangsweg uit het oosten en was 6 meter breed. De bak-steenvondsten uit de binnengracht zijn te dateren tussen 1375-1625. In het binnenterrein stonden één of meer met leisteen bedekte stenen gebouwen. De verdedigbare functie van de buitenring lijkt symbolisch, maar was door de aanleg van meerdere ringen wel effectief ge-noeg om de potentiële vijand te vertragen in de aanval. Op basis van de naam Hooghuizen, de aanwezigheid van een centrale gracht en het gebruik van bakstenen zou de vindplaats op het eerste gezicht gekarakteriseerd kunnen worden als een kasteelterrein. Het is alleen de vraag of we daarbij moeten denken aan een effectief verdedigbaar kasteel. Juist in de Late Middeleeuwen, vanaf 1450, treffen we een groot aantal omgrachte adel-lijke huizen aan die niet verdedigbaar waren. Voor Hooghuizen kunnen we het beste spreken van een “be-graven Hofstede” (begraven betekent omgracht of om-graven). Op grond van zeldzaamheid is Hooghuizen zeker behoudeniswaardig, het is één van de weinige vindplaatsen van een begraven hofstede in de regio. Ondanks naarstig speurwerk zijn wij er tot nog toe niet in geslaagd om vast te stellen wie de eigenaar/bewoner van dit gebouwencomplex is geweest. Over het op korte afstand gelegen (verdwenen) Dampegheest, gesitueerd op het voetbalterrein van de vv Limmen, is heel veel bekend, terwijl beide gebouwen ongeveer in dezelfde periode hebben bestaan. Prehistorie Er valt wel een kanttekening te plaatsen bij de vondst van de prehistorische eergetouw ploegsporen, het is alleen bij een constatering gebleven, er zijn helaas geen monsters genomen om vast te kunnen stellen uit welke periode de sporen afkomstig zijn. Op het perceel de Hoge Weid namelijk is door de werkgroep Limmen door middel van een megaboor een jaar eerder onderzoek verricht. Door een hoge boor-dichtheid toe te passen kwam als resultaat een compleet ondergronds landschap tevoorschijn. De maalsteen van Limmen is aan dit ondergrondse landschap te relateren en is te dateren Laat Neolithicum / Vroege Bronstijd. Een booronderzoek door ons verricht vorig jaar ter voorbereiding van het proefsleufonderzoek op het ter-rein van Hooghuizen voor Diachron leverde o.a. een steentijd/bronstijdscherfje op in de edelmanboor (rood/bruin, steengruis gemagerd). De maalsteen van Limmen is van graniet en werd 30 jaar geleden gevonden bij het egaliseren van het terrein van Hooghuizen in de directe nabijheid van de begra-ven hofstede (Afb. 20). Wat de maalsteen bijzonder

E

Page 14: Poldergeest nummer 15

- 14 -

maakt is dat de zgn. wrijfsteen of loper tezamen met de ligger is gevonden. Waarom een dergelijke complete maalsteen werd achtergelaten blijft een raadsel, zeker als men bedenkt dat een maalsteen voor de mensen een grote waarde vertegenwoordigde. Graniet komt in onze streek niet voor en kan afkomstig zijn van Wieringen of de Veluwe. Het voert te ver om van allerlei veronder-stellingen uit te gaan over de reden van het achterlaten van deze maalsteen. De maalsteen bevindt zich bij de Stichting Oud Limmen.

Afb. 20 De maalsteen van Limmen Ruinen Wommels In 1952 werd een waterleiding gelegd voor het transport van water uit het IJsselmeer naar de duinen, tijdens het graven van de sleuf door het weiland Hooghuizen wer-den scherven gevonden van een Ruinen Wommels 1 pot (Afb. 21), samen met enkele scherven van een 2e pot, tot op dat moment een unieke vondst. Later werd een RW pot gevonden op het terrein van Hoogovens en ook bij Zandvoort werd een dergelijke vondst gedaan. Rui-nen Wommels 1 is te dateren 600 v. Chr. (IJzertijd.). De RW pot bevindt zich bij de Stichting Oud Limmen. Bijlfragment In de directe nabijheid is ongeveer 25 jaar geleden een stenen bijlfragment gevonden (Afb. 4). De bijl was gebroken op het boorgat en werd in een aardbeienbed gevonden. Het fragment is in particuliere handen en is nooit meer boven tafel gekomen. Dit bijlfragment is te dateren Laat Neolithicum of Vroege Bronstijd. De conclusie is dat de verschillende indicatoren ons met zekerheid vertellen dat wij aan de oostkant van de strandwal van Limmen de tot nog toe vroegste bewo-ningssporen op de strandwal hebben aangetroffen.

Afb. 21 Ruinen Wommels 1 pot 1944 Tot slot: Op het terrein van Hooghuizen is in 1944 een De Havilland Mosquito jachtbommenwerper ter hoogte van de buitenste gracht van de hofstede neergestort, er werd tijdens het archeologisch onderzoek een aantal aluminium fragmenten gevonden van de motor van het vliegtuig en diverse 20 mm patroonhulzen, een gesp en een koperen doosje. De vliegenier en de navigator zijn op het kerkhof bij de protestantse kerk aan de Zuidker-kelaan in Limmen begraven.

Afb. 22 Het bijlfragment uit Limmen

Page 15: Poldergeest nummer 15

- 15 -

Archeologisch onderzoek bij de Kooger Kerk op 13 september 2012 te Zuid-Scharwoude Wijb Ouweltjes

chter de kerk, op de plaats waar het onlangs ge-sloopte ‘lijkenhuisje’ stond, wordt archeologisch

onderzoek gedaan naar eventuele resten van vroegere kerkgebouwen op de plaats van de huidige kerk. Op deze plaats wordt binnenkort een multifunctioneel ge-bouw geplaatst hetgeen dit onderzoek noodzakelijk maakt (Afb. 23).

Afb. 23 De opgraving achter de Kooger Kerk Het onderzoek wordt uitgevoerd door RAAP West-Nederland. De leiding heeft Ferry van der Wal met medewerking van Nadine Conradi, junior medewerkster van RAAP. De begeleiding namens de gemeente wordt gedaan door Gerard Alders van de Cultuurcompagnie. Veel aanvullende informatie over de kerk en de omge-ving komt van J.A. Jong van de Stichting Sint-Pieterskerk. Het soms lastige graafwerk wordt zeer goed uitgevoerd door het bedrijf DENZO. De kerk van Zuid-Scharwoude wordt voor het eerst genoemd in 1094 op een in Utrecht bewaarde oorkonde waarin melding wordt gemaakt van een kapel in ‘Sud-rekercha’. Vermoedelijk was het een houten of tufste-nen gebouw(tje). Aan het eind van de twaalfde eeuw werd daar een driezijdig koor aan gebouwd. In de vijf-tiende eeuw komt er een nieuwe bakstenen zaal kerk met een zware toren aan de westkant. De huidige kerk is van 1819 en volledig herbouwd op de oude funderin-gen. In 1905 is de inpandige toren gebouwd. Er zijn geen kaarten of tekeningen van oudere kerken op deze plek bekend. In 1981 zijn bij een inpandig onderzoek door Dr. H. Halbertsma bouwresten van de voorgangers van de tegenwoordige kerk gevonden*.

De oppervlakte van het te onderzoeken gebied is ± 50 m² en bevindt zich aan de oostkant van de kerk. Aan-sluitend aan deze plek is in zuidelijke richting is een poos geleden door RAAP al onderzoek naar bouwresten gedaan waarbij niets is gevonden. Het onderzoeksgebied is tot een diepte van 1.40 m onder het maaiveld voorzichtig afgegraven. Op deze diepte bevindt zich een laagje puin van ± 5 cm dik met daarin veel stukjes leisteen, vermoedelijk weggewerkt puin van een voorganger van de huidige kerk. Behalve de fundering van het onlangs gesloopte ‘lijkenhuisje’ worden geen resten van vroeger bouwwerk aangetrof-fen. In de volledig verstoorde bodem wordt een tweetal losse vondsten gedaan. De eerste is een kapotte graf-steen van Pietertje Nol, geboren in 1870, echtgenote van Louris Bo….. De tweede vondst is het skelet van een volwassen persoon. De ligging van de overblijfse-len is ruw verstoord door vroegere beweging in de bo-dem. Een heupgewricht ligt tegen de linkerwang. De schedel, in de grond nog enigszins intact, valt bij lichte aanraking in stukken uiteen. De resten zijn zo goed mogelijk verzameld en worden op het kerkhof op een apart plekje ‘bijgezet’ (Afb. 24).

Afb. 24 Twee schedeldelen Het onderzoek is hiermee voltooid. Dat er weinig is gevonden is geen probleem, want in de archeologie geldt: Geen vondstresultaat is ook resultaat. *Opgravingen in de Sint-Pieterskerk te Zuid-Scharwoude, zie www.koogerkerk.nl/geschiedenis/opgravingen/opgr.htm

A

Page 16: Poldergeest nummer 15

- 16 -

Agenda In Natuurmuseum Westflinge is nog steeds een speciale archeologiehoek rond een nieuw aangeschafte vitrine te bekijken. In deze door RAG verzorgde vitrine worden bijzondere vondsten uit de wijde regio getoond. Kijk voor openingstijden op de website van Natuurmuseum Westflinge www.museumwestflinge.nl. Meer archeologie in de regio is te zien in: Ø Museum Het Regthuis in Oudkarspel (openingstijden en bereikbaarheid zie www.langedijkerverleden.nl); Ø Molenschuur bij molen "De Gouden Engel" in Koedijk (www.koedijk.org); Ø Stg. Regionale Archeologie ”Baduhenna in Heiloo (www.baduhenna.nl). Lees meer over deze exposities in Voor de kramen langs op blz. 2 e.v.

Bezoek “Poldergeest on line”

www.rag-archeologie.nl

Oók voor actuele agendagegevens Van de penningmeester De meeste RAG-donateurs hebben hun financiële bijdrage aan de Stichting RAG inmiddels overge-maakt. Hiervoor onze hartelijke dank. Op de betaling van enkele donateurs wachten wij echter nog. Aan hen het vriendelijke verzoek hun bijdrage 2012 van minimaal € 7,-- over te maken op betaalreke-ning 779146 t.n.v. Stg Reg Arch Gheestmanambocht te Alkmaar.

Colofon POLDER9EEST is het nieuwsbulletin van de Stichting RAG, Archeologische Werkgroep Kop van Noord-Holland en Afd. 9 AWN i.o. en verschijnt twee maal per jaar. Voorlopig bestuur Afd. 9 AWN i.o.: Frans Diederik, voorzitter, [email protected] tel. 0224-296548 Jaap van Rossum, secretaris [email protected] tel. 072-5157122 Frans Muller penningmeester [email protected] tel. 0224-591290 Bestuur RAG: Ger Kalverdijk, voorzitter, [email protected] tel. 072-5330679 Dick Zuiderbaan secretaris, [email protected] tel. 0226-313722 Jaap van Rossum, penningmeester, [email protected] tel. 072-5157122 Wijb Ouweltjes, bestuurslid, [email protected] tel. 0226-313138 Frans Diederik, bestuurslid, [email protected] tel. 0224-296548 Arend Grijsen, bestuurslid, [email protected] tel. 0224-215391 Stichting RAG [email protected] Redactie: Inschrijvingsnummer Kamer van Koophandel: Jaap van Rossum 37116370

Begunstiger worden van de St. RAG? Dit kost € 7,-- per jaar. Stort dit bedrag op betaalrekening 779146 t.n.v. Stg Reg Arch Gheestmanambocht te Alkmaar.

Vermeld a.u.b. uw e-mail en bij internet bankieren ook uw adres.