POE Poeziekrant 06 · POËZIE EN JENEVER 31 Schuim van mijn dagen, schenk me gedachten. De...

6
30 POËZIE EN JENEVER VLOEIBAAR GOUD EN DUIVELSDRANK Bloemlezing en tentoonstelling over poëzie en jenever BART VAN DER STRAETEN REPOR TAGE Schrijvers en alcohol: het is een vast- houdend huwelijk dat tot de verbeel- ding spreekt. In 2014 publiceerde de Britse essayiste Olivia Laing Het uit- stapje naar Echo Spring. Waarom schrij- vers drinken, maar een van de vele boe- ken die in de loop der jaren over het thema verschenen. Ze volgt daarin de sporen van zes notoir drankzuch- tige Amerikaanse auteurs, van Ray- mond Carver tot Tennessee Williams. Maar ook Nederlandstalige auteurs maakten en maken er geen geheim dat ze wel eens een glas, zeg maar een fles, lusten. In Jeroen Brouwers’ dagboeken speelt alcohol een promi- nente rol. Herman Brusselmans was tot diep in de jaren negentig een notoir drankorgel, wiens alter ego in romans als Ex-minnaar (1993) avondenlang ‘wc's’ of whisky-cola's zoop. En wie de Brieven uit Genua (2016) van Ilja Leonard Pfeijffer las, zal zich verbaasd hebben over de enorme hoeveelheden geestrijk vocht die de schrijver tot zich nam aan z'n terrastafeltje op de Piazza dell'Erbe. Alcohol wordt echter niet alleen als roesmiddel gebruikt door auteurs, talloze dranken spelen thematisch een rol in literaire teksten. Ze doen dat ook in poëzie. In 2004 stelde ver- taler René Smeets een bloemlezing samen met de ‘mooiste wijngedich- ten uit de wereldliteratuur': Met jou open ik oude nachten. Zes jaar later publiceerde hij een wat beperktere keuze uit de mooiste gedichten over schuimwijn, En de dag was louter champagne. Over bier was dan weer veel meer te vinden. De bloemlezing Installatie in Poëziecentrum © Jenevermuseum Hasselt

Transcript of POE Poeziekrant 06 · POËZIE EN JENEVER 31 Schuim van mijn dagen, schenk me gedachten. De...

Page 1: POE Poeziekrant 06 · POËZIE EN JENEVER 31 Schuim van mijn dagen, schenk me gedachten. De lekkerste biergedichten uit de wereldliteratuur verscheen in 2014 en was met 255 pagina's

30

POËZIE EN JENEVER

VLOEIBAAR GOUD EN DUIVELSDRANKBloemlezing en tentoonstelling over poëzie en jeneverBART VAN DER STRAETEN

REPOR TAGE

Schrijvers en alcohol: het is een vast­houdend huwelijk dat tot de verbeel­ding spreekt. In 2014 publiceerde de Britse essayiste Olivia Laing Het uit-stapje naar Echo Spring. Waarom schrij-vers drinken, maar een van de vele boe­ken die in de loop der jaren over het thema verschenen. Ze volgt daarin de sporen van zes notoir drankzuch­tige Amerikaanse auteurs, van Ray­mond Carver tot Tennessee Williams. Maar ook Nederlandstalige auteurs maakten en maken er geen geheim dat ze wel eens een glas, zeg maar een fles, lusten. In Jeroen Brouwers’ dagboeken speelt alcohol een promi­nente rol. Herman Brusselmans was tot diep in de jaren negentig een notoir drankorgel, wiens alter ego in romans als Ex-minnaar (1993) avondenlang ‘wc's’ of whisky­cola's zoop. En wie de Brieven uit Genua (2016) van Ilja Leonard Pfeijffer las, zal zich verbaasd hebben over de enorme hoeveelheden geestrijk vocht die de schrijver tot zich nam aan z'n terrastafeltje op de Piazza dell'Erbe.

Alcohol wordt echter niet alleen als roesmiddel gebruikt door auteurs, talloze dranken spelen thematisch een rol in literaire teksten. Ze doen dat ook in poëzie. In 2004 stelde ver­taler René Smeets een bloemlezing samen met de ‘mooiste wijngedich­ten uit de wereldliteratuur': Met jou open ik oude nachten. Zes jaar later publiceerde hij een wat beperktere keuze uit de mooiste gedichten over schuimwijn, En de dag was louter champagne. Over bier was dan weer veel meer te vinden. De bloemlezing

Installatie in Poëziecentrum © Jenevermuseum Hasselt

Page 2: POE Poeziekrant 06 · POËZIE EN JENEVER 31 Schuim van mijn dagen, schenk me gedachten. De lekkerste biergedichten uit de wereldliteratuur verscheen in 2014 en was met 255 pagina's

31POËZIE EN JENEVER

Schuim van mijn dagen, schenk me gedachten. De lekkerste biergedichten uit de wereldliteratuur verscheen in 2014 en was met 255 pagina's de dik­ste van de drie. Jenever, de nationale drank van de Lage Landen, blijkt inmiddels een nog populairder drankje bij poëten. Bij Poëzie­centrum verscheen immers zopas Smeets’ nieuwe bloemlezing Straks gaat het jenever sneeuwen. De mooiste jenevergedichten uit de Nederlandsta-lige literatuur, een kloek en verzorgd uitgegeven boek van 265 bladzijden.

Dat telt zeven afdelingen, waarin telkens een ander deelgenre centraal staat. In het eerste hoofdstuk komen odes aan jenever aan bod – ‘vloeibaar goud’ volgens Jan Greshoff – van een relatief recent gedicht als J. Bernlefs ‘Winterlied’, waaruit de titel van het boek en de expo gehaald werd ('Straks gaat het jenever sneeuwen / dan maken wij glijbanen van jenever'), tot achttiende­eeuwse odes, zoals Robbert Hennebo's ‘De lof der jenever': ‘Jeneever, in den Morgenstond, / Ver­frist, en maakt den Mensch gezond'. Het kortere tweede hoofdstuk rekt de definitie van poëzie wat op. Het bevat ‘jeneverliederen’ die al of niet ooit op muziek gezet zijn. Een ouder voorbeeld is ‘Altijd is Kortjakje ziek’, toegeschreven aan Pieter de Vos alias Klein Jan. In het ‘testament van Kort­jakje’ vraagt deze om een flesje jene­

ver in zijn doodskist te zetten, kwes­tie van de overtocht wat aangenamer te maken: ‘Zet in mijn kist een grote fles / Jenever dat ik altemes / Nog onderweg mijn dorst eens les'. Ook teksten van kleinkunstenaars zijn in deze afdeling opgenomen. Youp van ‘t Hek vertelt in ‘Dronken door de stad’ over een escapistische, doel­loze dooltocht door de stad onder invloed van alcohol. En Herman van Veen dicht in ‘Gemengde gevoelens’ over zijn haat­liefdeverhouding met Nederland, ‘het oord waar God / zijn scheten laat’ en waar hartstocht ‘ver­dampt / in jonge klare'. De verras send­ste ‘dichter’ in dit hoofdstuk is echter Theo van Gogh, de in 2004 vermoorde Nederlandse filmmaker. In ‘Jenever (een kopstootje)’ gaat het precies daarover: een kopstootje. Dat is de in Nederland gebruikelijke naam voor een combinatie van een jenever en een pilsje. Eerst wordt de borrel genomen, daarna wordt die ‘geblust’ met een pilsje. Dat kan aankomen – vandaar de naam. Van Goghs herf­stige lied klinkt eerder mistroostig ('in mijn glas smaakt jenever als een mistige kwaal'); het is onder meer door Spinvis treffend op muziek gezet.

De derde en vierde afdeling van Straks gaat het jenever sneeuwen zijn de amusantste van het boek. Het bevat grappige en korte gedichtjes en light verse van gevestigde auteurs

(hoofdstuk drie) en uit diverse bron­nen (hoofdstuk vier). Je vindt er ver­zen van neoromantici als Driek van Wissen en Lévi Weemoedt (‘'k Had een sprookjeshuwelijk / achteraf beschouwd // Maar ik was alleen / met een heks getrouwd'), maar even­eens het vijfverzige ‘Roes’ van Luce­bert (‘tussen middag en avond / heel veel jenever // onder de hoge maan / loert de aardgeest uit vochtige bos­schages / en hoest’) en zowaar een kwatrijn van de meest onverwachte dichter in dit boek: Christine D'haen. Het geestigste gedicht van het hele boek is voor mijn part dit ‘Taallesje’ van Jan Boerstoel:

Mijn tante heeft mijn oom getrouwd

zo'n twintig jaar geleden,jenever was de oorzaaken mijn neefje was de reden

In de verspreid gevonden amateur­gedichten in hoofdstuk vier vind je zulke goedgemaakte pretgedichtjes niet terug. Alleen een persiflerend pseudoniem lokt wel een glimlach uit (Joachim Droogleever zonder Fortuyn, een gekscherende referen­tie aan de adellijke Nederlandse familie Droogleever Fortuyn), of een welgemikte typering, zoals deze ‘Jeneverneus’ van Jannie Hoogendam: ‘De jenever­neus herkent men / aan de kleuren paars en rood / en na een aantal jaren drinken / wordt hij ook nog eens heel groot'.

Hoewel jenever in de hele Lage Landen (en ook nog een stukje Noord­ Frankrijk en Noord­Duitsland) popu­lair was en is, kristalliseert zich de jenevercultuur in twee steden, een in Vlaanderen en een in Nederland. In Vlaanderen is Hasselt, dat zichzelf ook afficheert als ‘hoofdstad van de smaak’, het centrum geworden van de jenevercultuur; in Nederland is Schiedam de hoofdstad van de borrel – in die mate zelfs dat ‘schiedam’ ook een soortnaam geworden is, een synoniem voor jenever. De vijfde en zesde afdeling van de bloemlezing behandelen gedichten die precies deze steden tot voorwerp hebben en/of dichters die een band hebben met de stad. In het deeltje over Hasselt

Installatie in het Jenevermuseum Hasselt © Jenevermuseum Hasselt

Page 3: POE Poeziekrant 06 · POËZIE EN JENEVER 31 Schuim van mijn dagen, schenk me gedachten. De lekkerste biergedichten uit de wereldliteratuur verscheen in 2014 en was met 255 pagina's

32POËZIE EN JENEVER

prijst een anoniem liedje de ‘witte van Hasselt’, een volkse term voor Hasseltse jenever. Marcel Kreemers bezingt de borrel als de volksdrank bij uitstek: ‘Geef Jezuke zijn deel, geef de koning zijn part / Maar laat ons ons jeneverke / Iedere dag gaan werken, we houden ons braaf / Maar laat ons ons jeneverke'. Ook Luuk Gruwez’ poëtische portret van de stad waar hij woont is in dit hoofd­stuk opgenomen. En Jacques Aussems weet: ‘In Hasselt werd, in Hasselt werd / de ware geest gewonnen'. De conclusie van de ode luidt dan ook: ‘Jeneverstad, jeneverstad, / zo zal men Hasselt noemen'.

Deze titel is in Nederland, zoals

gezegd, weggelegd voor Schiedam, waarvan het ‘edel vocht’, in een ode van ene Piet Vluchtig, ‘de vreugde­vlam’ hernieuwt. Schiedam is ook de thuisbasis van de negentiende­ eeuwse dominee­dichter Piet Paal­tjens, bekend van zijn Snikken en grimlachjes. Van hem is onder meer ‘Zwart Schiedam’ opgenomen – een verwijzing naar de bijnaam die de stad aan het einde van de negentiende eeuw kreeg, zwart vanwege de rook van de steenkoolverbranding die energie leverde aan het ontelbare aantal stokerijen. Uit de gedichten komt een arbeidzame stad naar voren waar ‘een stage werkzaamheid’ heerst (Ernst Frank), maar die ook

een aantal flink verblijdende aspec­ten kent. De jenever, zeker, de ‘wel­gemeende vriendschap’ ook, maar Jacques Perk kent er nog een:

De maagden zijn er vrolijkEn echter niet koket;Zij kleeden zich niet zwierigEn nogthans keurig net. Oh, wie mij raad kwam vragen,Als hij een meisje nam,Ik zou hem zeker zeggen: Mijn vriend, ga naar Schiedam.

Jenever heeft natuurlijk niet alleen aangename bijverschijnselen. Aan het einde van de negentiende en in het begin van de twintigste eeuw zorgde overmatige jeneverconsump­tie in de arbeidersklasse meer voor ellende dan voor vreugde. De ver­knochtheid aan de borrel leidde tot armoede, werkverzuim en huiselijk en ander geweld. Overheden losten dit probleem op door de accijnzen op jenever sterk te verhogen, waardoor de beurs van de gewone man te leeg werd om zich nog borrels te kunnen permitteren. Daarbij werden ze geholpen door moraliserende liede­ren en verzen, die de arbeider en zijn gezin opriepen tot matigheid en hen inpeperden dat jenever tot onheil leidde. Zulke teksten zijn verzameld in het laatste hoofdstuk van Straks gaat het jenever sneeuwen. Vanuit cul­tuurhistorisch perspectief zijn het meteen de interessantste, ook al zijn ze literair gezien doorgaans nogal eendimensionaal. De boodschap klinkt er immers meer dan eens pre­kerig door. Neem ‘Wreede genever!’ van ene E.L.:

O! Genever! ... O! Men roemt uAls een heilzaam levensnat; Maar helaas! wat tal van rampenZijn er in de Flesch bevat!Vrouw en kinderen moeten lijdenEn de dronkaard, drop voor drop,Slorpt het brandend hellewaterGulzig in den boezem op.

Het branderige gevoel dat jenever opwekt fungeert voor christelijke dichters als een handige analogie met het brandende vuur in de hel. In verschillende verzen wordt jenever geassocieerd met de duivel – een extra overtuigend argument wellicht

Installatie in het Jenevermuseum Hasselt © Jenevermuseum Hasselt

Page 4: POE Poeziekrant 06 · POËZIE EN JENEVER 31 Schuim van mijn dagen, schenk me gedachten. De lekkerste biergedichten uit de wereldliteratuur verscheen in 2014 en was met 255 pagina's

33POËZIE EN JENEVER

voor godvrezende arbeiders. Jan Van Ryswyck, vermoedelijk de vader van de latere Antwerpse burgemeester, dicht: ‘De duivel is nu vrij, helaas! / Hij zit bij elken tappersbaas / In de jeneverflesschen.’ Eerder in hetzelfde gedicht verwijst hij naar ‘dit doodend nat, / Dat niets dan duivelen bevat'. Een andere tekst heeft het over ‘dien drank der hellekrocht'. En G. Van Vlemmeren laat in zijn gedicht een overtuigde militant van de matig­heidslobby aan het woord: ‘Wij haten u gij duivelsdrank, / En willen matig zijn!’. Het is een verrassend besluit van een bloemlezing die je niet moet lezen om de literaire kwaliteit van de geselecteerde verzen, maar wel om de verscheidenheid aan dichters, tijdperken en invalshoeken die erin aan bod komen en die duidelijk maken dat, sinds er iets als jenever bestaat, die drank altijd een rol heeft gespeeld in de Lagelandse volks­ en literaire verbeelding.

Maar er is meer dan een boek alleen. Onder impuls van het Hasseltse Jenevermuseum is de publicatie van deze bloemlezing uitgegroeid tot een heus evenement, met (naast het boek zelf ) een tentoonstelling, een social­ mediacampagne, een workshop, een lezing en een literaire avond. Het promotiebudget blijkt van die aard dat deze ‘poëtische beleving onder invloed van jenever’, zoals de onder­titel geestig luidt, een bijlage van zestien pagina's kon verspreiden via de weekendeditie van een Vlaamse kwaliteitskrant. Daarin wordt onder meer een overzicht gegeven van de vele partners die expo en boek hiel­pen te maken tot wat ze zijn. Het gaat om de stad Hasselt, Bibliotheek Hasselt Limburg, PXL­MAD School of Arts, Universiteit Hasselt, Kultuur­Huis De Tijd Hervonden, boekhandel Grim, de Vlaamse Overheid, Poëzie­centrum, het Groot Vleeshuis, cen­trum voor streekproducten van de Provincie Oost­Vlaanderen, en het Antwerpse jenevercafé De Vagant. Burgemeesters van de drie betrokken Vlaamse steden selecteren in de bij­lage hun favoriete jenevergedicht uit de bloemlezing. Het krantje bevat daarnaast interviews met mensen

die betrokken zijn bij de totstand­koming van het hele project. Het miste zijn functie niet: alvast deze lezer maakte het warm om de trein op te springen, Hasseltwaarts, waar het boek een mooi verlengstuk krijgt.

Van het station wandel ik in een twaalftal minuutjes naar de hotspot van de tentoonstelling: het Jenever­museum. Aan de Bibliotheek Hasselt Limburg sla ik linksaf, de Witte Non­nenstraat in. Nog voor ik het museum vind, trekt een gedicht mijn aandacht: ‘De passant'. Het is, wit op zwart, aangebracht op de sokkel van een standbeeld; aan een andere zijde van de sokkel, eveneens wit op zwart, het silhouet van een skater met een fles jenever in de hand. Straks in het museum zal ik de stijl herkennen: het is een werk van Simon Alice René, een dichter uit Alken, die van dit soort kunst/tekst­combinaties zijn handelsmerk heeft gemaakt. Hij is door het Jenevermuseum uitgeno­digd zijn ‘poëtische guerilla’ uit te voeren in de vaste collectie van het museum én in de Witte Nonnen­straat, die volgens de krantenbijlage zou worden omgetoverd tot ‘een heuse poëziestraat'. Dat valt nogal mee: deze ingreep is de enige die ik zal vinden. Nadat ik een straatnaam­

plaatje ‘Jeneverplein’ gepasseerd ben en de horecazaak ‘t Borrelhuis, krijg ik een bord in de gaten: ‘Serviceflats Juniperus. Beter wonen voor senioren in het hart van Hasselt.’ De naam van de organisatie verleidt me bijna, maar ik sla toch maar links de groene poort in, waar een stukje tekst uit ‘Rozanne’ van Wim De Craene me verwelkomt. Ik loop langs het loket, regel de corona­ en andere formali­teiten en ik bevind me waar ik wilde zijn: in het Hasseltse Jenevermuseum, in de gebouwen van een voormalige jeneverstokerij.

Daar wordt de bezoeker eerst door de vaste collectie geleid, die een fraai en leerzaam overzicht biedt van het ontstaan en de ontwikkeling van de geestrijke drank van de middeleeu­wen tot nu. Er is net voldoende uit­leg en niet te veel, het verhaal wordt passend verteerbaar gemaakt met tekst­, geluids­ en beeldfragmenten en geschikte collectiestukken. Zelfs de gevolgen van alcoholinname voor het menselijk lichaam krijgen peda­gogische aandacht. Ik herken de stijl van Simon Alice René in enkele ingre­pen langs de wanden van de kamers: het gedicht ‘de jeneverbes of het juniperus­statement’ bijvoorbeeld, wit op zwart afgedrukt op het silhouet van een man die een borrelglas heft.

Installatie in het Jenevermuseum Hasselt © Jenevermuseum Hasselt

Page 5: POE Poeziekrant 06 · POËZIE EN JENEVER 31 Schuim van mijn dagen, schenk me gedachten. De lekkerste biergedichten uit de wereldliteratuur verscheen in 2014 en was met 255 pagina's

34POËZIE EN JENEVER

Voor overige tekenen van Straks gaat het jenever sneeuwen is het wach­ten tot de allerlaatste zaal. Op een groot display kun je enkele gedich­ten lezen uit de bloemlezing. En midden in de ruimte staat een grote installatie: een eerste product van de creativiteit van de studenten sceno­grafie van de Universiteit Hasselt die met de gedichten uit de bloemlezing aan het werk zijn gegaan. Uit een houten kastje komt blauw beweeg­lijk licht. Ik kijk erin en lees op de achterwand het gedicht ‘Verdrinken’ van Jan Pieter Heije, vormgegeven alsof het zich ergens onder water bevindt. Via een ticketprintertje, wellicht een verwijzing naar de toog waar de jenever afgerekend wordt, kun je zelf een keuze maken uit enkele gedichten. Een paar knoppen en hop, het gedicht rolt uit het printertje. Afscheuren en meenemen maar! Een andere geestige interactieve interpre­tatie is van het gedicht ‘Grafsteen’ –een kwatrijn van Paul Claes, waarin hij de donkere romanticus Jean­Pierre Rawie imiteert. Het gaat als volgt: ‘Ik heb geleefd van liefde en jenever / en heb de een bedrogen met de ander, / wat mij, hun boezemvriend en tegenstander, / thans lichter ligt op ‘t hart dan op de lever.’ Onder het bordje waar het gedicht op staat hangen twee rolletjes met stickers: op het ene oranje rondjes met ‘ik ga voor liefde!’, op het andere gele rond­jes: ‘ik ga voor jenever!'. Naargelang van je voorkeur kleef je een van beide stickers op een bordje links of rechts. Als ik er sta, lijkt liefde vooralsnog de voorkeur weg te dragen van de meeste bezoekers. Maar erg groot is het verschil niet.

Niet geheel onbegrijpelijk, bedenk ik, wanneer ik me aan het eind van mijn bezoek in de degustatieruimte aan een Hasseltse witte zet: die geeft best veel warmte! Die kan ik gebrui­ken om mijn regenachtige tocht voort te zetten. Ik loop nog even de bibliotheek binnen, waar ik een installatie zie rond Leonard Nolens’ gedicht ‘Nonchalante logica’, en rep me terug naar het station. Terug in Gent spring ik de fiets op en rijd ik even naar het Poëziecentrum. Ook daar zijn immers twee installaties te

Installaties in het Jenevermuseum Hasselt © Jenevermuseum Hasselt

Page 6: POE Poeziekrant 06 · POËZIE EN JENEVER 31 Schuim van mijn dagen, schenk me gedachten. De lekkerste biergedichten uit de wereldliteratuur verscheen in 2014 en was met 255 pagina's

35POËZIE EN JENEVER

zijn die deel uitmaken van de expo Straks gaat het jenever sneeuwen. Op de poëziezolder verbeeldt een stem­mig bed het gedicht ‘Jenever en liefde’ van Jacob van Lennep – ik wil me zo onder het dons neervlijen, onder het gedicht dat op het dekbed gestikt is. In de etalage beneden is een student aan de slag gegaan met het aardige idee van een bottelinstal­latie. Onder de grijze, natte oktober­lucht begeef ik me naar het eindpunt van mijn dagje uit. Het Groot Vlees­huis, waar ambachtelijke producten uit de provincie Oost­Vlaanderen gepromoot worden. Ik zie er de gan­dahammen hangen, er staat allerlei lekkers, ik lees op een bord ‘De oor­logsborrel’ van Goof van Asperen, naast een installatie die een hommage is aan O'de Flander, een samenwer­kingsverband van tien Oost­Vlaamse jeneverstokers, in de bloemlezing geprezen door Johan de Boose. Maar ik word moe en moet nog fietsen door de aanhoudende regen. Voel ik een opkomend griepje? Ik blader nog eens door de bloemlezing en lees het ‘Lied van de genevellisten':

Genevel is ook goed voor slappe magen

't verteert het eten, ‘t verzuivert het bloed

't is ‘t medicijn voor die van tandpijn klagen,

en voor hartkloppingen is het zeer goed

Ik herinner me de weldadige warmte van het achterafse borreltje in het Jenevermuseum eerder die dag. In Ant­werpen, waar jenevercafé De Vagant deelneemt aan Straks gaat het jenever sneeuwen, raak ik vandaag niet meer. Ik besluit de plicht niet langer uit te stellen en loop bibberend naar mijn natte fiets. Misschien moet ik toch even bij een apotheek langs? Ik loop bij het buitengaan de kassa langs. Voor ik op mijn zadel spring, leg

ik de fles Balegemse graanjenever voorzichtig in mijn fietstas.

RENÉ SMEETSStraks gaat het jenever sneeuwen. De mooiste jenevergedichten uit de Nederlandstalige literatuurPoëzieCentrum, Gent, 2020272 p. / € 25,00

De gelijknamige expo is verspreid over drie steden (Hasselt, Antwerpen en Gent) en loopt nog tot 3 januari 2021. Zie www.straksgaathetjenever-sneeuwen.com, www.jenevermuseum.be en www.poeziecentrum.be. In het voorjaar van 2021 verhuist de tentoonstelling naar de Nederlandse jeneverstad Schiedam. Zie www.jenevermuseum.nl.

Dichter Simon Alice René bekijkt een van de installaties in het Jenevermuseum Hasselt © Jenevermuseum Hasselt