Plannen (anti-BEPS-richtlijn) van Europese Commissie … en winstverschuivingen tegen te gaan, te...

7

Click here to load reader

Transcript of Plannen (anti-BEPS-richtlijn) van Europese Commissie … en winstverschuivingen tegen te gaan, te...

Page 1: Plannen (anti-BEPS-richtlijn) van Europese Commissie … en winstverschuivingen tegen te gaan, te weten in de vorm van de herlancering van het voorstel voor een Europese vennootschapsbelasting

TAX Notitie 29 januari 2016

Plannen (anti-BEPS-richtlijn) van Europese Commissie om belastingontwijking tegen te gaan

Een eerste analyse van EY

Page 2: Plannen (anti-BEPS-richtlijn) van Europese Commissie … en winstverschuivingen tegen te gaan, te weten in de vorm van de herlancering van het voorstel voor een Europese vennootschapsbelasting

EY analyse plannen Europese Commissie waaronder anti-BEPS richtlijn

2

Inleiding Op 28 januari 2016 heeft de Europese Commissie (‘’Commissie’’) een pakket met nieuwe voorstellen gepresenteerd om belastingontwijking door het internationaal opererende bedrijfsleven aan te pakken. Het brede pakket aan maatregelen dat met name voorziet in de implementatie van de OESO BEPS-actiepunten op EU-niveau beoogt zogeheten grondslaguitholling en winstverschuivingen binnen de EU en zelfs daar buiten tegen te gaan. De belangrijkste maatregelen betreffen:

een anti-BEPS-richtlijn (‘hard law’) om bepaalde belastingontwijkingsconstructies aan te pakken;

een mededeling (‘soft law’) voor een externe EU-strategie voor effectieve belastingheffing;

een aanbeveling (‘soft law’) met maatregelen voor lidstaten om misbruik van belastingverdragen te voorkomen; en

een richtlijnvoorstel (‘hard law’) om het automatisch uitwisselen tussen lidstaten van belastinggerelateerde informatie over de activiteiten van multinationals mogelijk te maken

Volgens de Commissie dient de combinatie van deze ‘hard law’ en ‘soft law’ maatregelen agressieve belastingplanning tegen te gaan, de transparantie tussen lidstaten te vergroten en eerlijke concurrentie tussen ondernemingen in de interne markt te waarborgen. Verder bevat het Commissie-pakket nog een overkoepelende mededeling alsmede een interessant werkdocument, waarin de achterliggende politieke en economische redenen van de voorgestelde maatregelen worden toegelicht. Ten slotte omvat het pakket een uitgebreide studie over vermeende agressieve belastingplanning, waarin enkele veelvoorkomende belastingontwijkingsstructuren worden besproken. In deze tax notitie gaan wij nader in op de door de Commissie voorgestelde maatregelen waarbij de nadruk ligt op het Commissievoorstel voor een anti-BEPS-richtlijn en de mogelijke impact hiervan op Nederland bij implementatie ervan in nationale regelgeving.

De anti-BEPS-richtlijn: achtergrond en politieke dimensie Verreweg het meest in het oog springende en verstrekkende component van het pakket betreft het voorstel voor een “anti-BEPS-richtlijn”. Hiermee komt de Commissie de EU-ministers van Financiën tegemoet die haar eind 2015 hebben opgedragen om zo spoedig mogelijk het door hen zelfs reeds opgestelde concept voor een “anti-BEPS-richtlijn” (van 2 December 2015) om te vormen tot een officieel richtlijnvoorstel. Dit betekent dat de gesprekken over een “anti-BEPS-richtlijn” al in een ver gevorderd stadium zijn. Niet alleen aan de zijde van de Commissie maar ook binnen de Raad van de Europese Unie (“Raad”). Dit komt doordat de lidstaten de afgelopen jaren in Brussel veelvuldig hebben gesproken over het Commissievoorstel uit 2011 voor een Europese vennootschapsbelasting (CCCTB). Door de heftige kritiek van veel lidstaten (waaronder Nederland) op dit CCCTB-voorstel besloten de lidstaten zich tijdens de technische bespreking ervan te richten op de zogenoemde internationale aspecten van de CCCTB. Veel van deze internationale aspecten zijn gericht op het bestrijden van grondslaguitholling en winstverschuivingen en daardoor dus ook nauw verbonden met diverse actiepunten van het OESO BEPS-project. Na de publicatie van de finale OESO BEPS-rapporten in oktober 2015 zijn de besprekingen over deze internationale aspecten binnen de Raad in een stroomversnelling geraakt. Zij hebben geleid tot een door de lidstaten zelf opgesteld concept voor een “anti-BEPS-richtlijn” met toelichting. De EU-ministers van Financiën hebben elkaar hier reeds kort over gesproken tijdens hun Raadsvergadering in december 2015. Maar als de Raad zelf al een concept “anti-BEPS-richtlijn” heeft opgesteld en de besprekingen hierover tussen lidstaten zelfs al in een ver gevorderd stadium zijn, waarom heeft zij de Commissie dan opgedragen om spoedig met een “eigen” voorstel te komen? Dit heeft er mee te maken dat het proces voor de totstandkoming van Europese wetgeving in beginsel anders verloopt. Immers, doorgaans is het de Commissie die op basis van haar recht van initiatief eerst met een officieel richtlijnvoorstel komt. Dit voorstel wordt dan vervolgens besproken op technisch niveau in Raadswerkgroepen en omgebouwd tot een voor lidstaten aanvaardbare richtlijn. Na deze technische lezing worden op (hoger) politiek niveau door de EU-ministers van Financiën de resterende plooien gladgestreken en als het meezit kan een politiek akkoord worden beklonken. Hoewel de Commissie keurig gehoor heeft gegeven aan de oproep van de EU-ministers van Financiën met de publicatie van een officiële anti-BEPS-richtlijn is het van groot belang goed voor ogen te houden dat het geen geheim is dat de persoonlijke voorkeur van de Commissie zelf uitgaat naar een meer holistische aanpak om grondslaguitholling en winstverschuivingen tegen te gaan, te weten in de vorm van de herlancering van het voorstel voor een Europese vennootschapsbelasting (CCCTB). De contouren hiervoor heeft de Commissie reeds uitgestippeld in haar actieplan (van 17 juni 2015) voor een eerlijk en doeltreffend vennootschapsbelastingstelsel in de EU. Het nieuwe CCCTB-voorstel, dat wezenlijk anders zal zijn dan het voorstel uit 2011, zal bestaan uit een gemeenschappelijke grondslag voor de vennootschapsbelasting zonder consolidatie maar met de mogelijkheid voor grensoverschrijdende verliescompensatie. Pas in een later stadium zal de Commissie zich buigen over consolidatie.

Page 3: Plannen (anti-BEPS-richtlijn) van Europese Commissie … en winstverschuivingen tegen te gaan, te weten in de vorm van de herlancering van het voorstel voor een Europese vennootschapsbelasting

EY analyse plannen Europese Commissie waaronder anti-BEPS richtlijn

3

De Commissie heeft aangekondigd het nieuwe richtlijnvoorstel in de herfst van 2016 te zullen presenteren. De tijd zal moeten uitwijzen of het de Commissie zal lukken alle lidstaten te overtuigen dat het zowel in het Europese belang is alsmede in hun eigen belang om tot een Europese vennootschapsbelasting te komen. Dat dit zeer zeker niet eenvoudig zal zijn is duidelijk. Na de publicatie van het actieplan (van 17 juni 2015) hebben enkele lidstaten laten doorschemeren nog steeds geen voorstander te zijn van een Europese vennootschapsbelasting, maar van gerichte en specifieke EU harmonisatie om BEPS-problematiek tegen te gaan. Zo heeft de Nederlandse regering onlangs in een kabinetsreactie op dit actieplan opgemerkt: "het kabinet is van mening dat in internationaal verband actief moet worden gewerkt aan het tegengaan van grondslagerosie, door op kritieke punten - daar waar verschillen tussen belastingstelsel worden misbruikt - tot harmonisatie te komen, zonder dat daarmee een volledige grondslagharmonisatie wordt beoogd". Indien de implementatie van de anti-BEPS-richtlijn in Nederlandse regelgeving inderdaad grote gevolgen zal hebben voor het Nederlandse vestigingsklimaat, bijvoorbeeld doordat de bekende Nederlandse kroonjuwelen waaronder de deelnemingsvrijstelling niet langer met hand en tand kunnen worden verdedigd in Brussel, zou je kunnen betogen dat het voorstel voor een attractieve en robuuste Europese vennootschapsbelasting zo gek nog niet is. Immers, naast het bestrijden van grondslaguitholling en winstverschuiving biedt het voorstel het internationaal opererend bedrijfsleven tal van voordelen, hetgeen het Europese vestigingsklimaat ten goede komt. Denk bijvoorbeeld aan: aanzienlijke reductie van compliance kosten, grensoverschrijdende verliesverrekening en de voorgestelde superaftrek voor R&D.

De anti-BEPS-richtlijn: het Commissievoorstel in een notendop Hoewel het officiële Commissievoorstel en het conceptvoorstel van de Raad op het eerste gezicht erg op elkaar lijken zijn er diverse belangrijke verschillen. Om te beginnen behelzen beide voorstellen een implementatie van de volgende BEPS-actiepunten: hybride mismatches (actiepunt 2), controlled foreign companies (actiepunt 3) en renteaftrekbeperkingen (actiepunt 4). Waar het concept van de Raad ook nog voorziet in implementatie van het BEPS-actiepunt 7 (definitie vaste inrichting), is dit onderdeel niet opgenomen in het Commissievoorstel. De Commissie heeft dit thema vooralsnog in de sfeer van ‘soft law’ getrokken en raadt de lidstaten aan om de conclusies uit het BEPS-actiepunt 7 in hun belastingverdragen te implementeren. Dit geldt ook voor de conclusie uit het BEPS actiepunt 6 (maatregelen tegen oneigenlijk gebruik van belastingverdragen). Verder is het belangrijk goed voor ogen te houden dat het Commissievoorstel, overigens evenals het concept van de Raad, verder gaat dan louter implementatie van de voornoemde BEPS-aspecten, maar tevens omvat: een algemene anti-misbruikbepaling, gemeenschappelijke regels inzake exit-heffingen en een zogenoemde “switch-over bepaling” die de toepassing van de Nederlandse deelnemingsvrijstelling kan uitsluiten. Daarnaast dient men alert te zijn dat het Commissievoorstel een zeer ruime reikwijdte kent (artikel 2 richtlijnvoorstel). Zo zou de voorgestelde richtlijn van toepassing moeten zijn op alle mogelijke rechtsvormen binnen de EU-lidstaten. Een zogenoemde lijst met kwalificerende rechtsvormen zoals wij die kennen onder de Moeder-dochterrichtlijn ontbreekt dus. Voorts dient men goed voor ogen te houden dat de richtlijn voorziet in een zogenoemd minimum niveau van bescherming tegen grondslaguitholling en winstverschuivingen (artikel 3 richtlijnvoorstel). Hierdoor staat het de lidstaten dus in beginsel geheel vrij om zelf verdergaande maatregelen te nemen tegen grondslaguitholling en winstverschuivingen. Een eerste lezing van het Commissievoorstel wijst uit dat de gevolgen van implementatie van de huidige voorgestelde maatregelen in Nederlandse regelgeving mogelijk explosief kunnen zijn. Het voorstel bevat diverse bepalingen die voor de Nederlandse fiscale adviespraktijk van groot belang kunnen zijn. Wij geven hierna onze eerste bevindingen weer. Renteaftrekbeperking (artikel 4 richtlijnvoorstel) In de eerste plaats bevat het Commissievoorstel in artikel 4 een algemene renteaftrekbeperking. Dit artikel beperkt de aftrek van de netto rentelasten tot een bedrag van 30% van de winst van de belastingplichtige (berekend op basis van EBITDA) met een drempel van 1 000 000 euro. Niet-aftrekbare rente en niet-benutte EBITDA-basis kan worden doorgeschoven naar latere jaren. Lidstaten mogen een uitzondering op de beperking maken als de belastingplichtige kan aantonen dat haar verhouding van eigen vermogen ten opzichte van haar balanstotaal gelijk of beter is dan die van de gehele groep waartoe de belastingplichtige behoort. Een van de voorwaarden voor deze “escape” is wel dat niet meer dan 10% van de door de belastingplichtige verschuldigde rente (afgezet tegen de totale netto-rentelasten van de gehele groep) aan verbonden lichamen wordt betaald. Voor zover bij de belastingplichtige de rentelast de ontvangen rente niet overtreft, komt de renteaftrekbeperking niet aan de orde (artikel 4, lid 1, richtlijnvoorstel). De regeling zegt in dat geval dat de rente aftrekbaar moet zijn. De interessante vraag rijst hiermee of dit betekent dat lidstaten in die gevallen altijd renteaftrek moeten toestaan en aftrek dus niet alsnog mogen weigeren op basis van andere (nationale) rente-aftrekbeperkingen. Als dit inderdaad het geval is, dan zou de richtlijn in zoverre een harmonisatie inhouden van renteaftrekbeperkingen binnen de EU. Tegelijkertijd zou dit betekenen dat rente binnen deze bandbreedte altijd aftrekbaar zou moeten zijn, ook als deze rente kunstmatig is gecreëerd. Anderzijds gelden

Page 4: Plannen (anti-BEPS-richtlijn) van Europese Commissie … en winstverschuivingen tegen te gaan, te weten in de vorm van de herlancering van het voorstel voor een Europese vennootschapsbelasting

EY analyse plannen Europese Commissie waaronder anti-BEPS richtlijn

4

alle bepalingen uit de richtlijn uitdrukkelijk als een minimumbepaling en zegt de richtlijn dat zij niet in de weg staat aan de toepassing van andere nationale bepalingen om grondslaguitholling en winstverschuivingen tegen te gaan. Daarnaast kent het Commissievoorstel ook nog een algemene (fraus legisachtige) antimisbruikbepaling (artikel 7 richtlijnvoorstel) op basis waarvan aftrek van kunstmatige gecreëerde rente alsnog geweigerd zou kunnen worden. Wij neigen daarom vooralsnog naar de conclusie dat de voorgestelde aftrekbeperking bestaande nationale renteaftrekbeperkingen niet (gedeeltelijk) opzij zet in gevallen waarin de rentelast de ontvangen rente niet overtreft. Nu Nederland op dit moment geen vergelijkbare renteaftrekbeperking kent, zal duidelijk zijn dat de voorgestelde renteaftrekbeperking grote impact kan hebben voor de Nederlandse belastingadviespraktijk en het internationaal opererende bedrijfsleven. Indien de richtlijn in de huidige vorm aangenomen zou worden, rijst ook direct de vraag of Nederland andere renteaftrekbeperkingen zal laten vervallen. Dit is uiteraard een politieke vraag. Implementatie van de renteaftrekbeperking zou ons inziens echter een goede gelegenheid bieden om eens uiterst kritisch door het woud van bestaande Nederlandse renteaftrekbeperkingen te lopen. Wij kunnen ons bijvoorbeeld voorstellen dat met de voorgestelde aftrekbeperking (artikel 4 richtlijnvoorstel), aangevuld met de voorgestelde algemene (fraus legisachtige) antimisbruikbepaling (artikel 7 richtlijnvoorstel), er in ieder geval aan het huidige art. 10a Wet Vpb. niet langer behoefte meer bestaat. En om het Nederlandse fiscale vestigingsklimaat concurrerend te houden, zou tegelijkertijd zelfs gedacht kunnen worden aan de introductie van een vorm van een aftrek op eigen vermogen. Hier verzet de voorgestelde richtlijn zich niet tegen. Exit-heffing (artikel 5 richtlijnvoorstel) In de tweede plaats bevat het Commissievoorstel een verplichte exit-heffing bij grensoverschrijdende verplaatsing van ondernemingsactiviteiten gecombineerd met een verplichte step-up in de lidstaat van ontvangst. Wat bij deze regeling direct in het oog springt, is dat deze ook van toepassing is op (duurzame) interne overdrachten van activa vanuit een Nederlands hoofdhuis naar een buitenlandse vaste inrichting. Dit vormt een belangrijke afwijking op de huidige Nederlandse regeling waar dergelijke interne transacties niet tot directe afrekening leiden op het moment van overdracht. Afrekening volgt in dat geval in latere jaren naar rato van realisatie van de opgebouwde Nederlandse reserves (door middel van een lagere voorkoming voor dubbele belasting). Weliswaar geldt voor intra-EU/EER situaties dat lidstaten ook afrekening in termijnen kunnen toestaan over een periode van minimaal 5 jaar (om hiermee strijdigheid met Europese jurisprudentie te voorkomen), maar lidstaten mogen in dat geval wel nadere voorwaarden stellen zoals rentevergoeding en zekerheidstelling. En ten aanzien van derde landen geldt de optie tot uitstel in het geheel niet. Zie goed dat de voorgestelde regeling op dit punt dus een aanzienlijke verzwaring ten opzichte van de huidige Nederlandse regeling betreft. Switch-over (artikel 6 richtlijnvoorstel) Voorts bevat het Commissievoorstel een generiek switch-overmechanisme (credit in plaats van vrijstelling) voor laagbelast non-EU inkomen (dwz. laagbelast inkomen dat van een derde land buiten de EU afkomstig is). Deze voorgestelde regeling kan verstrekkende gevolgen hebben voor Nederland. Als bijvoorbeeld een Nederlandse vennootschap dividend ontvangt op aandelen in een non-EU vennootschap en deze vennootschap aldaar onderworpen is aan een statutair vpb-tarief dat lager is dan 10%, dan dient Nederland op grond van de regeling bij te heffen en slechts een credit te geven voor de daadwerkelijk in de non-EU lidstaat geheven belasting. Wij benadrukken dat, anders dan onder de huidige Nederlandse deelnemingsvrijstelling, de aard van het aandelenbelang (belegging of niet) en de aard van het inkomen en de onderliggende activa (passief of actief) niet van belang zijn. Zie goed dat de voorgestelde regeling in zoverre dus veel en veel verder gaat dan de huidige Nederlandse deelnemingsvrijstelling. Buitenlandse grondslagverminderingen, denk bijvoorbeeld aan een buitenlandse deelnemingsvrijstelling of innovatiebox, lijken daarentegen weer niet mee te tellen voor de vraag of sprake is van laagbelast non-EU inkomen nu men slechts naar het buitenlandse statutaire tarief en niet naar het effectieve tarief dient te kijken. Op dit punt is de voorgestelde regeling dus juist soepeler dan de huidige Nederlandse deelnemingsvrijstelling. Vanwege het “de minimis” karakter van het richtlijnvoorstel is Nederland echter niet verplicht om deze soepelere regeling over te nemen. Overigens komt de switch-over strikt genomen niet aan de orde indien de non-EU vennootschap in het geheel niet aan vennootschapsbelasting is onderworpen. Het komt ons echter voor dat bedoeld wordt ook die situaties te dekken. Zoals gezegd is de regeling dus beperkt tot non-EU inkomen. Voor zuivere EU situaties verandert er onder het Commissievoorstel dus niets. Voor de volledigheid merken wij nog op dat de regeling niet beperkt is tot inkomen op aandelen in non-EU vennootschappen, maar ook geldt voor inkomen behaald met een buiten de EU gelegen vaste inrichting. Naar onze mening vereist deze uitbreiding wel aanpassing van de door Nederland gesloten belastingverdragen. Die verplichten Nederland op dit moment namelijk om een vrijstelling te geven voor buitenlands actief vaste inrichting-inkomen en staan dus geen credit toe. In zoverre zou er een prikkel kunnen ontstaan om bestaande non-EU deelnemingsstructuren voorlopig om te zetten naar vaste inrichting-structuren. Tot slot merken wij op dat het Europese Hof van Justitie in de zaak FII 2 heeft beslist dat een credit bij buitenlands dividend en een

Page 5: Plannen (anti-BEPS-richtlijn) van Europese Commissie … en winstverschuivingen tegen te gaan, te weten in de vorm van de herlancering van het voorstel voor een Europese vennootschapsbelasting

EY analyse plannen Europese Commissie waaronder anti-BEPS richtlijn

5

vrijstelling voor binnenlands dividend onder omstandigheden in strijd komt met het vrije kapitaalverkeer ex art. 63 VWEU. Men kan zich dus afvragen of het door de Commissie voorgestelde switch-over mechanisme geheel EU-proof is.

CFC-regeling (artikel 8 en artikel 9 richtlijnvoorstel) Het voorgestelde switch-over mechanisme (zie hierboven) dient in samenhang te worden gelezen met de door de Commissie voorgestelde CFC-regeling voor direct of indirect gehouden meerderheidsbelangen in laagbelaste non-EU/EER vennootschappen (CFC). Ook deze regeling kan verstrekkende gevolgen hebben voor Nederland. Als bijvoorbeeld een Nederlandse moedervennootschap een 100%-belang houdt in een non-EU vennootschap waarvan het inkomen voor meer dan 50% bestaat uit bepaalde typen inkomen (inkomen uit dienstverlening binnen concern, inkomen uit aandelen, rente, royalty’s, huur, inkomen uit onroerend goed en inkomen uit financiële activiteiten zoals bank- en verzekeringsactiviteiten) en de effectieve belastingdruk over dat inkomen lager is dan 40% van het effectieve tarief dat in Nederland van toepassing zou zijn over dergelijk inkomen, dan dient de Nederlandse vennootschap het inkomen van de non-EU vennootschap als eigen inkomen aan te geven (berekend naar Nederlandse maatstaven). Op dat moment is sprake van fictieve inkomenstoerekening, zonder voorkoming van dubbele belasting. Pas op het moment dat de non-EU vennootschap haar winst uitkeert, wordt deze fictieve toerekening weer teruggedraaid (dwz. dat het toegerekende inkomen op dat moment dan weer van de winst van de Nederlandse moedervennootschap mag worden afgetrokken). Wel kan in dat geval de hiervoor besproken switch-overbepaling aan de orde komen, waardoor het daadwerkelijk ontvangen inkomen alsnog belast wordt in Nederland onder verlening van een credit van de buitenlandse belasting. Wat direct in het oog springt, is dat de in de regeling opgesomde inkomenscategorieën veel ruimer zijn dan het begrip vrije beleggingen dat nu in art. 13a Wet Vpb. wordt gehanteerd. Zo valt bijvoorbeeld inkomen uit laagbelaste actieve groepsfinancieringsactiviteiten niet onder de Nederlandse regeling, maar wel onder de voorgestelde CFC-bepaling. Hetzelfde geldt voor inkomen uit laagbelaste actieve terbeschikkingstelling van activa binnen een concern. Ook inkomen uit onroerend goed kan onder de voorgestelde regeling onder omstandigheden kwalificeren. Zie verder goed dat men de omvang van het inkomen (wel of niet meer dan 50%) op stand-alone basis dient te bepalen (op het niveau van de non-EU CFC) en dus niet geconsolideerd. Ook hierin schuilt een belangrijk verschil met de Nederlandse regeling. De regeling schrijft voor dat fictieve inkomenstoerekening plaats dient te vinden naar rato van de winstgerechtigdheid van de Nederlandse moeder in de non-EU CFC. Wij zijn geneigd dit zo te interpreteren dat sprake moet zijn van een directe winstgerechtigdheid zodat de Nederlandse moeder alleen het inkomen in haar direct gehouden non-EU CFC’s moet toerekenen. Er vindt naar onze mening dus geen toerekening plaats van inkomen van indirect gehouden non-EU CFC’s (zie goed dat bij de voorvraag of überhaupt sprake is van een non-EU CFC, wel naar zowel directe als indirecte belangen wordt gekeken). Ware dit anders, dan zou er onder omstandigheden een cumulatie-effect kunnen optreden in situaties waarbij een non-EU CFC via meerdere 100% EU-tussenschakels zou worden gehouden. Elke EU-tussenschakel zou in dat geval namelijk tegen de verplichte inkomenstoerekening aanlopen. Daarmee zou de regeling haar doel ver voorbij schieten (en zou er bovendien strijdigheid kunnen optreden met belastingverdragen).

Hybride mismatches (artikel 10 richtlijnvoorstel) Ten slotte bespreken wij de door de Commissie voorgestelde specifieke anti-mismatchbepaling voor hybride structuren. Deze valt uiteen in een regeling voor hybride entiteiten en een regeling voor hybride instrumenten binnen de EU. Zie goed dat hybride structuren met non-EU lidstaten momenteel dus niet worden gedekt onder het Commissievoorstel. Op dit punt wijkt het Commissievoorstel dus af van de conceptrichtlijn zoals eerder opgesteld door de Raad. De kennelijke reden hiervan is dat de Commissie het noodzakelijk acht dat de problematiek van hybride mismatches in relatie tot derde landen eerst nader wordt bestudeerd. Er is dus grote kans dat sprake is van uitstel in plaatst van afstel als het gaat om het aanpakken van hybride structuren met non-EU lidstaten! Dit gezegd hebbende merken wij op dat deze (lastig leesbare) regeling bijvoorbeeld ziet op de situatie waarbij een rentebetaling verricht door een hybride entiteit (bijvoorbeeld aan een bank) als gevolg van een kwalificatieconflict eenmaal aftrekbaar is op het niveau van de hybride entiteit zelf (entiteit kwalificeert in lidstaat van vestiging als non-transparant) en eenmaal op het niveau van de in een andere lidstaat gevestigde participant (entiteit kwalificeert in die lidstaat als transparant). Ook de situatie waarbij een rentebetaling als gevolg van een kwalificatieconflict eenmaal aftrekbaar is op het niveau van de hybride entiteit terwijl er geen corresponderende heffing plaatsvindt op het niveau van de participant wordt door de voorgestelde regeling bestreken. De voorgestelde oplossing is in beide gevallen dat de lidstaat waar de participant gevestigd is de kwalificatie van de lidstaat waar de hybride entiteit gevestigd is moet volgen (wederzijdse erkenning). Het gevolg hiervan in de gegeven voorbeelden is (i) geen aftrek meer op het niveau

Page 6: Plannen (anti-BEPS-richtlijn) van Europese Commissie … en winstverschuivingen tegen te gaan, te weten in de vorm van de herlancering van het voorstel voor een Europese vennootschapsbelasting

EY analyse plannen Europese Commissie waaronder anti-BEPS richtlijn

6

van de participant en (ii) bijheffing op het niveau van de participant. De woonstaat volgt dus de kwalificatie van de bronstaat. De aftrek van de betaling in de bronstaat blijft in beide gevallen in stand. Nederland kent op dit moment geen algemene wederzijdse erkenningsregel zoals nu wordt voorgesteld. Er gelden op dit moment alleen een aantal specifieke regelingen opgenomen in art. 13l en art. 10a Wet Vpb. (gelezen in samenhang met het 10a-besluit) die dubbele aftrek als gevolg van kwalificatieverschillen proberen te voorkomen. De benadering hierbij is overigens omgekeerd aan het Commissievoorstel; Nederland beperkt als bronstaat de aftrek van rente als deze in de andere lidstaat ook in aftrek komt. Anders gezegd, Nederland volgt als bronstaat de kwalificatie van de woonstaat. Verder is er de specifieke regeling van art. 15ac Wet Vpb. die qua oplossingsrichting (woonstaat volgt kwalificatie bronstaat) wel in lijn is met de benadering van het Commissievoorstel. Voor de goede orde benadrukken wij dat de voorgestelde regeling niet beperkt is tot rente. Ook huur en royalty’s vallen bijvoorbeeld onder de regeling. De benadering van wederzijdse erkenning werkt naar onze mening echter niet door naar belastingverdragen. Dit betekent bijvoorbeeld dat de voorgestelde regeling geen impact zal hebben op CV-BV structuren. De regeling voor hybride instrumenten, tot slot, borduurt voort op de nieuwe linking-rule uit de Moeder-dochterrichtlijn. Indien een betaling door twee lidstaten verschillend wordt geclassificeerd met als gevolg dat de betaling in de ene lidstaat aftrekbaar is en in de andere lidstaat niet belast, dan dient de lidstaat van ontvangst de kwalificatie van de lidstaat waar de betaling is verricht te volgen. Ook hier geldt dus de benadering dat de woonstaat de kwalificatie van de bronstaat moet volgen. Van belang is dat deze regeling niet is beperkt tot hybride leningen, maar bijvoorbeeld ook andere typen mismatches kan raken. In zoverre vormt deze bepaling dus een uitbreiding van de bestaande linking-rule uit de Moeder-dochterrichtlijn.

Overige maatregelen - Externe strategie voor effectieve belastingheffing; Het pakket voorziet tevens in een nieuwe gecoördineerde

EU-aanpak jegens derde landen op het gebied van belastingzaken. Het beschrijft hoe de EU haar beginselen inzake goed bestuur in belastingzaken op internationaal niveau beter kan uitdragen en ervoor kan zorgdragen dat meer derde landen zich aan deze beginselen committeren. Daarnaast bevat het pakket een ambitieuze nieuwe strategie voor het evalueren van belastingstelsels van derde landen, het opstellen van een gemeenschappelijke Europese ‘zwarte lijst’ met derde landen die hun belastingstelsels niet voldoende in lijn willen brengen met de EU-standaard, alsmede het overeenkomen van gemeenschappelijke tegenmaatregelen jegens landen op deze zwarte lijst.

- Uitwisseling van informatie tussen lidstaten van belastinggerelateerde informatie van multinationals; Een

andere belangrijke maatregel betreft het wijzigen van de huidige Administratieve samenwerkingsrichtlijn die voorziet in de uitwisseling van informatie tussen Europese belastingdiensten van lidstaten. Het voorstel betreft in feite implementatie van BEPS-actiepunt 13 (country-by-country reporting) binnen de EU. Het voorziet er in dat Belastingdiensten van lidstaten belastinggerelateerde informatie over de activiteiten van multinationals, uitgesplitst per land, automatisch met elkaar gaan uitwisselen. Zie goed dat het hier dus niet gaat om openbare country-by-country reporting. Echter, ook dit onderwerp staat hoog op de politieke agenda van de Commissie. De Commissie is momenteel uitgebreid onderzoek aan het doen naar de impact van een dergelijke maatregel. De Commissie heeft de intentie uitgesproken om in het voorjaar met een richtlijnvoorstel te komen.

- Aanbeveling om misbruik van belastingverdragen te voorkomen; In deze aanbeveling worden lidstaten op twee punten geadviseerd hoe zij hun belastingverdragen kunnen wapenen tegen misbruik. Het eerste punt houdt verband met BEPS-actiepunt 6 (het tegengaan van het oneigenlijk gebruik van belastingverdragen) en betreft een door de Commissie voorgestelde algemene anti-misbruikmaatregel die lidstaten in hun belastingverdragen kunnen opnemen teneinde misbruik te voorkomen. De algemene anti-misbruikmaatregel is gebaseerd op de uitkomsten van BEPS-actiepunt 6 maar diende door de Commissie te worden bijgeschaafd zodat deze verenigbaar is met het EU-recht. Het tweede punt houdt verband met BEPS-actiepunt 7 (het tegengaan van het op kunstmatige wijze ontgaan van vaste inrichtingen) en betreft de aanmoediging van Commissie aan het adres van lidstaten om de uitkomsten van dit actiepunt actief in verdragen te implementeren.

Page 7: Plannen (anti-BEPS-richtlijn) van Europese Commissie … en winstverschuivingen tegen te gaan, te weten in de vorm van de herlancering van het voorstel voor een Europese vennootschapsbelasting

EY | Assurance | Tax | Transactions | Advisory

Over EY

EY is wereldwijd toonaangevend op de gebieden

assurance, tax, transaction en advisory services. Met

de inzichten en de hoogwaardige diensten die wij

bieden, dragen wij bij aan het versterken van het

vertrouwen in de kapitaalmarkten en economieën

overal ter wereld. Wij brengen toonaangevende

leiders voort die door samen te werken onze

beloften aan al onze stakeholders waarmaken.

Daarmee spelen wij een cruciale rol bij het creëren

van een beter functionerende wereld voor onze

mensen, onze cliënten en de maatschappij.

De aanduiding EY verwijst naar de wereldwijde

organisatie en mogelijk naar een of meer lidfirma's

van Ernst & Young Global Limited (EYG), die elk een

afzonderlijke rechtspersoon zijn. EYG is een UK

company limited by guarantee en verleent zelf geen

diensten aan cliënten. Voor meer informatie over

onze organisatie, kijk op ey.com.

© 2016 Ernst & Young Belastingadviseurs LLP

Alle rechten voorbehouden.

Deze publicatie bevat informatie in samengevatte vorm en is

daarom enkel bedoeld als algemene leidraad. Ze is niet bedoeld om

te dienen als een substituut voor gedetailleerd onderzoek of voor

het aanwenden van een professioneel oordeel. Noch EYGM Limited,

noch enig ander lid van de wereldwijde EY organisatie kan

aansprakelijk worden gesteld voor het verlies van iemand die

handelde of die ervan afzag te handelen ten gevolge van enige

informatie in deze publicatie. Bij elke specifieke aangelegenheid

dient steeds een geschikte adviseur geraadpleegd te worden.

ey.com/nl

Hoe nu verder? Nu de Commissie haar maatregelen voor de implementatie van de BEPS-actiepunten op EU-niveau heeft gepresenteerd is de Raad aan zet. In dit kader zullen de ogen in de Brusselse (EU) en Parijse (OESO) gelederen de komende tijd in het bijzonder op Nederland gericht zijn. Immers, per januari van dit jaar heeft Nederland het stokje van Luxemburg overgenomen en is ze voorzitter geworden van de Raad. Daarmee is aan Nederland de uiterst ambitieuze taak toegekend om de besprekingen over de nu door de Commissie voorgestelde maatregelen in Brussel tijdens de eerste helft van 2016 in goede banen te leiden. Het is van groot belang de besprekingen in de Raad over met name de anti-BEPS-richtlijn op de voet te volgen. Hoewel het weliswaar nog onduidelijk is in hoeverre de finale anti-BEPS-richtlijn zal afkijken van het officiële Commissievoorstel en het eerdere concept van de Raad, lijkt een ding zeker: implementatie van de richtlijn in huidige vorm zal een aanzienlijke impact hebben op de bekende Nederlandse kroonjuwelen en het fiscale vestigingsklimaat drastisch kunnen doen veranderen. Daar komt bij dat het Nederlandse voorzitterschap in Brussel het voornemen heeft uitgesproken om in mei een politiek akkoord over de anti-BEPS-richtlijn te beklinken.

Wij kunnen ons voorstellen dat u naar aanleiding van de

plannen van de Europese Commissie nog nadere vragen

heeft. Ook als u wilt discussiëren over bijvoorbeeld de impact

van de anti-BEPS-richtlijn op uw situatie, nodigen wij u van

harte uit om contact op te nemen met uw EY contactpersoon

of één van onderstaande specialisten:

Daniel Smit

T: +31 88 407 84 99

E: [email protected]

Martijn Nouwen

T: +31 88 407 11 57

E: [email protected]