Plan B: een nieuwe toekomst voor landhuis Wechi · van de nieuwbouw en de volledige uitwerking van...

37
Page | 1 Eindscriptie Els Langenfeld-van Cappelle Faculteit der Technische Wetenschappen Universiteit van de Nederlandse Antillen (UNA) Juni 2009 Plan B: een nieuwe toekomst voor landhuis Wechi

Transcript of Plan B: een nieuwe toekomst voor landhuis Wechi · van de nieuwbouw en de volledige uitwerking van...

P a g e | 1

Eindscriptie Els Langenfeld-van Cappelle Faculteit der Technische Wetenschappen Universiteit van de Nederlandse Antillen (UNA) Juni 2009

Plan B: een nieuwe toekomst voor

landhuis Wechi

P a g e | 2

Inhoudsopgave Inleiding pag. 3 Hoofdstuk 1: De restauratie pag. 4 Hoofdstuk 2: Historische bouwmaterialen pag. 7 Hoofdstuk 3: De kap pag. 10 Hoofdstuk 4: Gevelopeningen pag. 11 Hoofdstuk 5: Historie van landhuis Wechi en de plantage Klein Malpais pag. 13 Hoofdstuk 6: Beschrijving van landhuis Wechi pag. 15 Hoofdstuk 7: De ontwikkeling van de plantage Weitje pag. 19 Hoofdstuk 8: Programma van Eisen pag. 28 Hoofdstuk 9: De restauratie van landhuis Wechi pag. 30 Hoofdstuk 10: Medisch Centrum Wechi (MCW) pag. 31 Hoofdstuk 11: tekeningenlijst pag. 35

Bijlage: Inhoudsopgave scriptie mei 2009 pag. 36

P a g e | 3

Inleiding Gezien mijn achtergrond (verslingerd aan de historie van Curaçao en getrouwd met een restauratieman in hart en nieren) was het niet meer dan logisch dat mijn afstudeer-scriptie over een restauratieproject zou gaan. Het vinden van een geschikt object was niet eenvoudig, maar juist op dat moment kwam de ontwikkeling van de plantage Wechi door de woningbouwvereniging Fundashon Kas Popular in beeld. Door mijn afstudeerbegeleiders werd de lat voor mij extra hoog gelegd. Alleen de restauratie van het landhuis was niet voldoende. Er moest een passende functie voor het landhuis worden gevonden in combinatie met een stuk nieuwbouw. Die functie moest een relatie hebben met een nieuw te ontwikkelen wijk op Wechi. Dit betekende een schetsontwerp maken voor deze nieuwe woonwijk en kijken welke functie het landhuis met nieuwbouw daarin zou kunnen vervullen, het tot schetsontwerp uitwerken van de nieuwbouw en de volledige uitwerking van de casco-restauratie van het landhuis. De opzet van de scriptie volgt de drie basisstappen: Wat heb ik? Wat wil ik en hoe bereik ik dit? Om de scriptie ook voor volgende studenten en anderen tot een waardevol naslagwerk te maken, is de scriptie uitgebreid met veel algemene informatie over de restauratie en een aantal tekeningen voor veelvoorkomende details in de restauratie op Curaçao. Voor de scriptie heb ik veel gebruik gemaakt van de kennis die ik in verschillende hoedanigheden heb opgedaan: als historica, journaliste voor een lokaal onroerendgoed magazine en lokale dagbladen, als echtgenote van een restauratie-uitvoerder met meer dan 50 jaar ervaring en als stageair bij een architectenbureau met veel restauratie-ervaring en de Stichting Monumentenzorg Curaçao. Dankzij deze kennis en ervaring, maar ook veel doorzettingsvermogen en hard werken, was het mogelijk in minder dan vijf maanden tijd mijn eindscriptie te voltooien. Hieronder volgt een samenvatting van deze scriptie, die in september 2010 werd beloond met de Peter Smitsprijs. De volledige scriptie met alle tekeningen is te raadplegen bij de stichting ABC-Advies en de Universiteit van de Nederlandse Antillen (UNA). Els Langenfeld – van Cappelle

P a g e | 4

Hoofdstuk 1: De restauratie De levensduur van een woning of gebouw wordt bepaald door de bouwkwaliteit en de mate

waarin het wordt onderhouden. Veel woningen en gebouwen uit de voorgaande eeuwen zijn in de loop der tijd gesloopt, omdat door gebrekkig onderhoud de constructie zó slecht was geworden dat het herstel van het pand niet meer mogelijk bleek. Andere gebouwen werden wel goed onderhouden, zodat we nu nog woonhuizen, kerken, forten en landhuizen kunnen zien die honderd of soms wel honderden jaren oud zijn. Daarbij speelt ook de kwaliteit van de gebruikte materialen een rol.

De oude gebouwen op Curaçao hebben een uniek karakter, omdat elk huis afzonderlijk werd

gebouwd en verfraaid. Men probeerde zich hierdoor te onderscheiden van de ander en gaf het huis een persoonlijk tintje.

Inmiddels zijn er nieuwe bouwstijlen ontstaan, niet in de laatste plaats doordat men gebruik ging maken van nieuwe materialen en bouwtechnieken. Ook de seriematige bouw deed zijn intrede. Daarnaast werden er andere eisen aan gebouwen en woningen gesteld.

Dit maakt het buitengewoon moeilijk tot onmogelijk een oud monumentaal pand te slopen en daarvoor in de plaats met dezelfde bouwmaterialen en constructies een exacte kopie van dit monument te maken. Restauratie is derhalve de enige mogelijkheid om een monumentaal pand voor het nageslacht te bewaren.

Wanneer moet er worden gerestaureerd? In de Monumenteneilandsverordening Curaçao (AB1990-5) zijn de rechten en plichten

vastgelegd van eigenaren van een beschermd monument. Deze gebouwen dienen door de eigenaren te worden onderhouden. Indien het monument in slechte staat verkeert, is de eigenaar verplicht het pand voor verder verval te behoeden en - eventueel in een later stadium -dit te herstellen. Daarbij moet het gebouw zoveel mogelijk in de oorspronkelijke staat worden teruggebracht. Dus niet een lekkend dak repareren door de verteerde pannen te vervangen door golfplaten.

Wanneer spreken we van een restauratie? Restaureren zou een verzamelnaam kunnen zijn voor het weer in bouwkundig goede staat

brengen van een min of meer bouwvallig geworden monument. Dit kan variëren van een flinke opknapbeurt tot een bijna complete herbouw of reconstructie. De meningen zijn verdeeld wanneer je nog spreekt van een restauratie en wanneer van een reconstructie.

Het onderscheid tussen renovatie en restauratie is moeilijk te maken. De uitgangspunten zijn wel duidelijk verschillend. Bij renovatie is het uitgangspunt het weer geschikt maken voor gebruik c.q. bewoning van een pand dat niet meer aan de eisen van deze tijd voldoet. Dit kan zijn omdat eigentijdse sanitaire voorzieningen ontbreken, de indeling een efficiënte bedrijfsvoering in de weg staan, etc. Hierbij worden dikwijls moderne materialen en bouwtechnieken gebruikt. Bij de restauratie streeft men ernaar het pand weer zoveel mogelijk in de oorspronkelijke staat terug te brengen. Dat hierbij op sommige onderdelen water in de wijn moet worden gedaan, doordat oude bouwmaterialen niet meer te verkrijgen zijn of omdat de toekomstige functie van het te restaureren gebouw dit nodig maakt, mag duidelijk zijn.

Hoe bereiden we een restauratie voor? De voorbereiding van een restauratie vergt een diepgaande bestudering van het te

restaureren gebouw. In de regel wordt begonnen met het opmeten van en onderzoek naar de bouwtechnische staat ervan. Niet alles is van tevoren precies op tekening vat te leggen. Plafonds, betimmeringen en stucwerk kunnen een duidelijk inzicht in de constructie en de

P a g e | 5

bouwkundige toestand van een gebouw belemmeren. Niet zelden komt men tijdens de restauratie voor verrassingen te staan die van grote invloed op de restauratiekosten kunnen zijn. Goed onderzoek kan echter veel onaangename verrassingen voorkomen. Deze onderzoeken richten zich met name op de kapconstructie, de balklaag, raam- en deurkozijnen, de bouwmuren en fundering, met name de verankeringen van kap en gevels. Ervaren timmerlieden kunnen daarnaast een zogenaamd bouwsporenonderzoek verrichten, waarbij het onder andere gaat om het dateren van de verschillende opeenvolgende bouwfasen.

Bij de kapconstructie let men onder meer op de wijze waarop deze is gemaakt, bijvoorbeeld een sporenkap met hanebalken of een sporenkap op spantjukken. Zijn de spanten van eikenhout, grenen of pitch-pine? Bij de balklagen let men op de constructie, onder andere op de al of niet aanwezige sleutelstukken. Soms is er een stuk uit een balk gezaagd; dit kan wijzen op een plaats waar vroeger een trap of schoorsteenkanaal heeft gezeten. Ravelingen geven deze plaatsen ook aan.

De architect gaat ondertussen op zoek naar andere informatiebronnen die meer kunnen

vertellen over de geschiedenis van het gebouw. Hij gaat op zoek naar oude foto‘s of ansichtkaarten en oude tekeningen of beschrijvingen van het te restaureren object. Archieven zijn daarvoor in eerste instantie de aangewezen plaats, maar ook vroegere bewoners of eigenaren kunnen een waardevolle bron van informatie zijn.

Natuurlijk wordt ook - of eigenlijk vooral - gekeken naar wat de eigenaar van het pand er na de restauratie mee wil gaan doen. Wordt het een woning of een winkelpand? Blijft het gebouw in gebruik als kerk of krijgt het een andere functie? Misschien wordt het straks gebruikt als kantoor of horecapand?

Aan de hand van al deze gegevens wordt een globaal plan, een schetsplan getekend. Als alle belanghebbenden hiermee in principe accoord gaan, wordt een definitief plan getekend en een kostenraming gemaakt.

Waar begint de restauratie? Een nieuw gebouw wordt letterlijk van de grond af opgebouwd. Bij de restauratie daarentegen

wordt doorgaans van boven naar beneden gewerkt. Als eerste worden kappen en goten aangepakt. Dit heeft als groot voordeel dat de daaronder gelegen constructies tegen (verder) inwateren door de regen worden beschermd. De Curaçaose monumenten zijn bijna allemaal opgebouwd uit koraal– en klipsteen, gemetseld met diabaas of leem met zeezand, kalk en soms wat tras. De kwaliteit van de metselspecie (hoeveelheid kalk en tras) was afhankelijk van de portemonnaie van de opdrachtgever. Wanneer regenwater in de muur dringt spoelt daardoor bij het ene gebouw deze specie sneller weg dan bij andere gebouwen.

De muren werden aan weerszijden voorzien van een pleisterlaag. Het zout in het koraalsteen en het zand, maar ook de met zout of brak water afgebluste kalk zorgt ervoor dat deze muren gemakkelijk vocht opnemen en vasthouden. Hierdoor ontstaan zoutkristallen achter of in het pleisterwerk, waardoor dit pleisterwerk op sommige plaatsen weer loslaat. Ook vindt vaak zoutkristallisatie plaats aan de buitenzijde van het pleisterwerk onder de verflagen, die daardoor van de muur wordt gedrukt. Dit is een bekend Curaçaos probleem. Met wisselend succes worden soms kostbare verfsoorten toegepast en/of speciale pleisterspecies. Die producten kunnen onder laboratoriumomstandigheden uitstekend functioneren, in de praktijk blijken zij dikwijls niet goed te voldoen. Daarbij speelt mee dat deze producten op de bouwplaats vaak niet op de juiste wijze worden verwerkt en aangebracht, omdat het ontbreekt aan vakkennis en ervaring met deze materialen. Men kan veel narigheid voorkomen door ervoor te zorgen dat de bouwmuren zo droog mogelijk zijn en blijven. Tegen optrekkend vocht door een hoge grondwaterstand is weinig te doen, maar tegen het binnendringen van water via lekke goten wel. Bij de restauratie is het dan ook belangrijk niet alleen de goten goed waterdicht te maken, maar ook de constructie zodanig aan

P a g e | 6

te passen dat de goten gemakkelijk schoongemaakt kunnen worden. Een laag bladeren in een goot vormt al snel een vruchtbare humuslaag voor zaden van bomen en struiken, die vervolgens met hun wortels diep in de bouwmuur dringen en deze zelfs uit elkaar kunnen drukken.

Tijdens de restauratiewerkzaamheden is het van belang muren die voor langere tijd onbeschermd (zonder pleisterlaag) blijven staan, te vertinnen door er een dunne specielaag op aan te brengen en met een natte stoffer af te smeren. Ook los pleisterwerk kan het beste worden verwijderd en daarna de muur worden vertind. Daarmee wordt voorkomen dat de zachte mortel die de stenen bij elkaar houdt, wegspoelt.

Voordat men begint met het slopen van kapcon- structies, vloeren of bouwmuren, moet eerst wor- den bekeken of de muren en gevels die behouden dienen te blijven, niet gestut of geschoord moeten worden. Het verband tussen de verschillende muren en met name de topgevels wordt vaak gevormd door de kapconstructie en de vloerbalken. Worden die onvakkundig verwijderd, dan is het risico groot dat de goede muren en topgevels tijdens de bouw instorten. Ook omdat bij het hakken en breken trillingen in het gebouw ontstaan. De meer- kosten die dit inpakken met zich meebrengt, wegen ruimschoots op tegen de kosten van de herbouw van een ingestorte bouwmuur of topgevel.

Een ander probleem vormen de vele leidingen die in muren en plafonds van het monument moeten worden aangebracht. De koraal- en breukstenen muren van de Curaçaose monumenten maken het bijzonder moeilijk om leidingen in de muren weg te werken. Tijdens het frezen vallen al gauw hele keien uit de muur. Wanneer men onoordeelkundig te werk gaat, kan een muur zodanig worden verzwakt, dat deze gaat scheuren, wijken of instort.

Ook worden vloerbalken verzwakt door het onvak- kundig maken van doorvoeren voor water- en elektra- leidingen. Deze mogen nooit in het midden van de balk worden gemaakt, maar aan de muurzijde en wel in het hart van de balk, waar de spanningen in het hout het kleinst zijn. De bouwwijze van Curaçaose monumenten is totaal verschillend van de hedendaagse bouw-techniek. Architecten willen nog wel eens de ver- banden en spanningen onderschatten die in de

De balklaag, die de verankering vormde van de achtergevel van Huize Belvedère, is weggehaald om te worden vervangen door stalen balken met daarop een betonvloer. Om te voorkomen dat de achtergevel instort, is deze met stalen stangen verankerd aan de

tussengevel.

oude gebouwen kunnen optreden. En vooral de snelheid waarmee een verstoring van het evenwicht zich kan uiten. Bij een pand in de Langestraat week een topgevel in één nacht tien centimeter, doordat raamopeningen in deuropeningen waren veranderd en de topgevel slecht was verankerd aan de nieuwe balklaag. Bij een pand op de hoek van de Belvedèrestraat en de Frederikstraat werd een nieuwe kap gemaakt op een verzwakte achtergevel zonder verdere constructieve voorzieningen om deze gevel te versterken. Tijdens een hevige regenbui drong het regenwater via de nog niet aangepakte goten in de achtermuur, die onder het gewicht van de nieuwe kap instortte, evenals een groot deel van de nieuwe kapconstructie.

P a g e | 7

Hoofdstuk 2: Historische bouwmaterialen Bouwstenen: Bakstenen werden als ballast aangevoerd uit het moederland. De hoeveelheid die een schip kon meenemen, was vanwege het gewicht van de stenen echter beperkt. Daarbij komt nog dat de eerste 25 jaar na de verovering de WIC soms maar een paar schepen per jaar naar het eiland stuurde. Hoewel er in Punda nog huizen te vinden zijn die geheel uit baksteen zijn opgetrokken, werd de baksteen al snel hoofdzakelijk gebruikt voor detailleringen. De bekende gele ijsselsteentjes werden daarnaast ook gebruikt voor de bestrating van terrassen of vloeren in woningen. Behalve de ijsselsteentjes werden voor fijne detailleringen ook plavuizen gebruikt. Naast de gele ijsselsteentjes zijn ook rode bakstenen terug te vinden in met name de 19e eeuwse monumenten. De gele ijsselsteentjes werden op Curaçao vroeger ‗klinkers‘ genoemd en de rode bakstenen ‗moppen‘. Door het ontbreken van een geregelde aanvoer van de bakstenen ging men al snel over op koraalstenen die langs de kust werden gevonden. Later gebruikte men ook breuksteen, waarvoor men ‘stenen liet springen‘ (met buskruit delen van een rots opblazen). De onregelmatige vorm van de stenen maakte het metselen ervan tot een ware kunst, als wij ds. Van Dissel mogen geloven: ‘‘dan staat men verwonderd hoe de metselaar de groote stukken, met kleine, ja allerkleinste, met mergel of kalk weet zaam te verbinden, zoodat er stevige muren van oprijzen …‖ Mortels: De mortel bestond uit een mengsel van kalk en klei of zand. De kalk werd lokaal gebrand in een gemetselde kalkoven, maar meestal een veldoven. Op bepaalde plaatsen op het eiland kon goede klei worden afgegraven. De kwaliteit van de specie was afhankelijk van de hoeveelheid kalk die werd toegevoegd. Wie niet veel geld had, bezuinigde hierop. Wanneer een extra goede kwaliteit specie vereist was, bijvoorbeeld bij kades en fortmuren, dan werd tras aan de mortel toegevoegd. Hoewel in de oude archieven al in de 18e eeuw gesproken wordt over cement, was dit geen portlandcement, maar een mengsel van gestampte pannen en tras. Portlandcement wordt voor het eerst genoemd in de Curaçaosche Courant van 1876. Vermoedelijk vanwege de hoge prijs werd het toen nog alleen gebruikt voor het afsmeren van vloeren (slijtvast) en de binnenkant van regenbakken (waterdichte laag).

Dakbedekkingsmaterialen: Als dakbedekkingsmateriaal werden in de 18e eeuw regelmatig houten shingels gebruikt. In oude transportakten wordt geregeld gesproken over een huis ‗met cingels bedekt‘ of een ‗cingelhuis‘. In verband met brandgevaar werd al snel de bepaling ingevoerd dat huizen in de stad van een pannen dak moesten worden voorzien. De meest gebruikte dakpan op Curaçao was vroeger de oude Holle (OH-) pan. Meestal rood, soms gesmoord of geglazuurd. De laatste werd in advertenties vaak aangeduid met ‗blauw geglaasde pannen‘. Omdat deze blauwzwarte dakpannen duurder waren, waren er eigenaren die hun rode dakpannen zwart schilderden om zo hun huis meer status te geven. Diverse oude monumenten hebben nog deze geverfde pannen. Omdat de OH-pan bij de overlap niet goed waterdicht afsloot, werd deze naad vaak aan de binnenzijde met een mengsel van water en kalk dichtgesmeerd (pan strikí). Om dit goed waterdicht te houden, was het nodig regelmatig opnieuw de pannen te smeren. In de 20e eeuw, toen portlandcement steeds algemener werd, werd de overlap dikwijls aan de buitenzijde met mortel gedicht. Eind 19e eeuw zien we de Verbeterde Holle pan opduiken. Deze pan heeft een sluitnaad en is daardoor beter waterdicht. Een type dakpan die in de tweede helft van de 19e eeuw regelmatig

P a g e | 8

werd toegepast, was de Boulet– of kruispan. Meestal in de rode uitvoering, een enkele maal zwart gegla- zuurd. Een derde dakpansoort die in Otrobanda nog terug is te vinden, is de Muldenpan. Deze pan is gro- ter, waardoor er minder pannen per m2 nodig zijn. Uniek zijn ook de dakpannen die nog op gebouwen in Newtown bij Fuikbaai zijn te bewonderen. Deze zigzag- vormige dakpannen werden door de Engelsman John Godden vanuit zijn vaderland ingevoerd. Tot slot zijn er enkele vroeg-20e eeuwse monumenten die zijn voor- zien van een kap met betonnen dakpannen. Maïsstro werd vooral in de buitengebieden toegepast op de zgn. slavenhutten, de kas di palu maishi. Maar ook schuren waren soms daarmee bedekt. In de jaren ‘30 van de 20e eeuw zijn veel van deze stro- daken vervangen door zinkplaten. De reden was tweeledig: een strodak vergde veel onderhoud en doordat met de komst van de olieraffinaderij de land- De OH-pan op een Curaçaos monument

bouw volledig in het slop was geraakt, was het moei- lijk om aan maisstro te komen voor de noodzakelijke reparaties aan het dakpakket.

Hout als constructiemateriaal: Het hout dat het meest werd gebruikt in de bouw op Curaçao was Pitch Pine. Dit werd

voornamelijk geïmporteerd uit de Verenigde Staten. Ook werd in beperkte mate White Pine toegepast, echter niet als constructiehout. Ook grenen planken en grenen sparren zijn nog terug te vinden in de Curaçaose monumenten; deze werden uit Europa aangeleverd. Een andere houtsoort die met name als ruw of tijdelijk bouwmateriaal werd gebruikt, was dat van de katoenboom of White Pine. In het kasboek van het hoofd Geniedepartement (1828 -1848) wordt met zekere regelmaat gesproken over katoenplanken van 1 of 1 ½ of 2 duim dikte.

Op de inventarislijsten van de West-Indische Compagnie rond 1785 staan uitsluitend grenen ribben vermeld, omdat er toen nog weinig hout uit de VS werd geïmporteerd. De ribben varieerden in afmetingen van 2‖x3‖ tot maar liefst 11‖x12‖. Let wel: dat is bijna 27 x 30 cm! Dergelijke houtmaten zijn nu alleen nog maar op bestelling te verkrijgen. (voor overige houtmaten uit de 18e en 19e eeuw: zie scriptie)

De lengtes werden – net als nu – in voeten gemeten. Alleen kende men verschillende voetmaten per houtsoort. Grenen delen werden gemeten met de Amsterdamse voetmaat van 11 duimen, het uit de VS geïmporteerde Pitch en White Pine in Engelse voet van 12 duim en voor mahoniehout werd de Rijnlandse voet gebezigd (314 mm).

Van de lokale bomen werd hout van de mangel-, tamarinde-, mansañila– en cactusboom gebruikt. De mangelboom leverde geschikte daksparren, dat van de mansañila en tamarinde werd gebruikt voor binnentimmerwerk. Het cactushout was ‗armelui‘s hout‘ en werd vooral gebruikt als kozijnhout.

Verbindingsmiddelen en hang– en sluitwerk: Uit het kasboek van het hoofd Geniedepartement (1e helft 19e eeuw) is een indrukwekkende

lijst van verschillende soorten spijkers te destilleren, die doogaans op Curaçao werden gesmeed. Schroeven daarentegen werden ingevoerd uit het buitenland. Opvallend is dat er in de eerste helft van de 19e eeuw vrij weinig gebruik werd gemaakt van scharnieren. De enige scharniervorm die in het kasboek wordt genoemd, zijn bochtscharnieren. Voor de bevestiging van ramen en deuren werden voornamelijk duimhengsels en kruishengsels gebruikt.

P a g e | 9

De oudere lijsten van de WIC uit de 18e eeuw noemen als bevesti- gingsmiddelen deurhengsels, vensterhengsels, kruishengsels, kisthengsels en zwaluwstaarten. Voor het afsluiten van ramen en deuren had men de beschikking over een aantal simpele sluitmid- delen, zoals een houten of ijzeren schuif, een koperen schuif op plaat, een gewone knip of een knip op plaat, een grendel op plaat, een grendel en slot, deursloten en kamerdeursloten. Om de ramen wijd open te kunnen zetten zonder dat Kruisgehengen

deze door de wind weer dichtsloegen, gebruikte men windhaken met kram- men of houten soldaatjes. (voor overzicht verschillende spijkers, nagels en schroeven: zie scriptie)

Gereedschappen: Het timmervak bestond op Curaçao tot begin 20e eeuw uit ouderwets handwerk. Men leerde

het vak in de praktijk door in de leer te gaan bij een ervaren vakman. In Nederland heeft dit systeem tot ruim na de 2e wereldoorlog bestaan; je begon als timmermansleerling en werkte je op via gezel tot meestertimmerman.

Ook op Curaçao bestond er een classificatiesysteem met daaraan gekoppeld een dagloon: je had timmermansjongens (leerlingen), die misschien wat handgeld kregen, maar verder niets verdienden. Dan kwam de timmerman 3e klas (ca. 80 cent per dag), de timmerman 2e klas (ca. 1 gulden) en de timmerman 1e klas (1,20 tot 1,35 per dag). De leiding over de timmerlieden en meestal het hele bouwwerk was in handen van de timmermansbaas; zijn loon varieerde van 2,50 tot 3 gulden per dag. (voor overzicht gebruikte timmergereedschappen: zie scriptie)

P a g e | 10

Hoofstuk 3: De kap

Bij de oude, uit koraal– en breuksteen opgebouwde monumenten is het dak meer dan alleen een schil die bescherming biedt tegen zon en regen. In de tijd dat drinkwater kostbaarder was dan olie, vormde de kap ook een belangrijk onderdeel in het proces om regenwater op te vangen. Een derde functie van de kapconstructie was het verankeren van topgevels. Bij de restauratie dient men aan alle drie de functies aandacht te besteden.

Kapconstructies De meest voorkomende kapvormen op Curaçao zijn het lessenaarsdak, zadeldak en

schilddak. Op bijgebouwen wordt soms ook een tentdak aangetroffen. De vormgeving van de daken was deels ook gebaseerd op het wateropvangend vermogen en de beurs van de opdrachtgever/bouwer.

De kapconstructie van woonhuizen bestond doorgaans uit een eenvoudige sporen– of spantenconstructie. Hierdoor was de maximale overspanning relatief gering. De kap van een groter woonhuis bestond dan ook vaak uit meerdere (schild-)daken achter elkaar.

Het kaphout bestond uit sparren of sporen. De sparren waren min of meer rechte boomstammen met een gemiddelde doorsnede van om en nabij 10 cm, die naar boven toe versmalden tot rond 7 cm. Dit kwam omdat er moeilijk boomstammen van voldoende lengte en gelijkmatige dikte te verkrijgen waren op het eiland. De panlatten werden op de sparren of sporen vastgezet en liepen als vorm van verankering door tot in het metselwerk van de gevel. Daartoe werd op de uiteinden een daktengel gezet.

De aansluiting van de kap en de gevel bestond uit opgaand metselwerk ter hoogte van 10 tot 15 cm. Bij het pleisteren van de gevel werd over de aansluiting een extra dikke laag gesmeerd om deze zo waterdicht te maken. Omdat de oude, flexibeler kalkmortel niet meer te verkrijgen is en in de moderne portlandcementspecie gemakkelijk (krimp-)scheuren ontstaan, is bij de restauratie van diverse monumenten de aansluiting veranderd in een verholen goot. Daarmee kreeg het dakvlak echter een ander aanzien, wat in strijd is met de Monumentenverordening. Als alternatief wordt nu dikwijls lood toegepast met daarover een specielaag.

(voor een beschrijving van de constructies van de verschillende dakvormen: zie scriptie)

Bij het stadswoonhuis De Goede Hoop tref- fen we de meest voorkomende dak- vormen van Curaçao aan: lessenaarsdaken, zadeldaken en schilddaken.

P a g e | 11

Hoofdstuk 4: Gevelopeningen

Slechts bij hoge uitzondering treft men nog een origineel raam of deur aan in een 18e of begin 19e eeuws monument. Daarom is er weinig bekend over hoe in die periode de afdichting van gevelopeningen er precies uit zag. Opvallend is wel dat op Curaçao alleen staande ramen (hoogte groter dan de breedte) voorkwamen. Raamvormen

Luiken: de oudste manier om een raamopening af te sluiten, is waarschijnlijk het „raamblad‟ of luik geweest. Dit waren bijna altijd opgeklampte luiken, zowel enkel als dubbel uitgevoerd. Deze luiken treffen we aan de oostgevel (regenkant) ook aan in combinatie met andere ramen. Hiervoor werd bijna altijd 3/4 of 1 duims pitch pine planken gebruikt; de luiken opgehangen met duimenhengen of kruisgehengen.

Glasramen: hoewel op de inventarislijsten van de WIC glazen ruiten staan vermeld, weten we dankzij verslagen van personen uit begin 19e eeuw dat ramen met glas zelfs in die tijd nog een zeldzaamheid waren. Op zich ook niet verwonderlijk, gezien de prijs voor een glasruit: volgens kapitein commandant der Genie P.C. Simon kostte deze 3 gulden per stuk, ofwel drie maal het dagloon van een timmerman. Daar kwam nog 15 cent per ruit bij voor het glassnijden.

De glasramen waren vrijwel altijd opschuiframen. In tegenstelling tot Nederland echter zonder een contragewicht in de kozijnstijl; het raam werd in een stand vastgezet met behulp van een pen in het kozijn. In latere perioden vinden we soms ook naar binnen draaiende glasramen met aan de buitenzijde shutterramen.

Gaas– en doekramen: tot ver in de eerste helft van de 19e eeuw werden gaas- en doekramen gebruikt. Behalve groen gaas werd ook Osnabruck linnen, „colette‘ en „salimpoures‟ (twee bekende stoffen in die tijd) gebruikt. De stof of het gaas werd met een lint of raamkoord en raamspijkertjes vastgezet in het houten frame. Het mag duidelijk zijn dat dergelijke gaas- of doekramen alleen werden gebruikt op tegen de regen beschermde plaatsen, dus voor vensters aan de westzijde of op een galerij.

Jaloezie– en shutterramen: tot slot moeten nog de jaloezieramen worden genoemd. Bij deze jaloezieramen konden de dunne, schuin geplaatste latten niet bewegen. Voor de vaste shutters werden – afhankelijk van de afmetingen van het raam - ½ duims, 3/4 of 1 duims grenen planken gebruikt. De shutterramen met de verstelbare latten kwamen pas in de tweede helft van de 19e eeuw in zwang.

Dagkanten en vensterbanken: in de monu- monumenten vinden we dagkanten die haaks op het kozijn staan, maar ook dagkanten die taps op het kozijn aansluiten. In de eenvoudi- ger woningen waren de dagkanten gepleisterd. De vensterbank was eveneens gepleisterd of voorzien van een eenvoudige houten venster- bank. In latere perioden sloten vensterbank en lambrizering op elkaar aan. In met name de Scharloohuizen treffen we soms fraai versierde, lage vensterbanken aan, opge- bouwd uit lijstwerk en met pootjes eronder die uitliepen in leeuwenklauwen. Ook de dag- kanten werden steeds vaker afgetimmerd en rondom voorzien van lijstwerk.

Een vensterbank uit het pand Scharlooweg 29

P a g e | 12

Deuren Buitendeuren waren bijna altijd dubbele deuren.

Afhankelijk van functie waren het opgeklampte deuren (deurbladen) of paneeldeuren. De bekende shutterdeuren dateren van de tweede helft van de 19e eeuw. De deuren werden gemaakt van houten delen van 1½, 1 ¼, 1, ¾ of zelfs een ½ duim dikte. Deze dunne delen werden vooral gebruikt voor het maken van bossingpanelen. De panelen werden nog met de hand geschaafd. Ramen en deuren werden volgens een vast patroon van een profile- ring voorzien; bijna altijd een ojiefje of een duivejager.

Bovenlichten: behalve deuren of ramen zijn dikwijls ook bovenlichten in het kozijn opgenomen. In de Curaçaose monumenten zijn een grote verscheidenheid aan bovenlichten terug te vinden. Bij de binnendeuren in de Scharloohuizen zijn de glazen ruiten (meestal voorzien van gekleurd glas) gevat in houtsnijwerk. Bij de buiten-ramen en deuren hebben sommige van deze panden fraaie halfronde bovenlichten, rijk voorzien van lijstwerk en ‗oortjes‘. Deze bovenlichten zijn echter schijn: aan de binnenzijde zit gewoon metselwerk.

Het kozijnhout was vroeger aanzienlijk zwaarder dan nu: 4‖x5‖ of 4X6‖, maar in bijzondere

gevallen ook 5‖x6‖ en zelfs 6‖x7‖. De reden voor de grotere houtzwaartes is het feit dat door het onregelmatige metselwerk het kozijn ook een constructieve functie had. Maar ook omdat de verankering in de muur minder sterk was. Bij raamkozijnen bestond de verankering uit het inmetselen van de ‗oren‘ van het kozijn. Deze ‗oren‘ bestonden uit bij de boven- en onderdorpel uitstekende delen van het kozijn, die met een beitel werden versmald en ruw gehakt, zodat hier overheen gepleisterd kon worden en de pleisterlaag goed hechtte. Bij deurkozijnen bestond de verankering uit een houten klos met zwaluwstaart of een houten pen, die werd ingemetseld. (voor meer informatie over bouwkundige details en tekeningen ramen en deuren: zie scriptie)

Hang- en sluitwerk: hoewel ook in vroeger tijden inbraak geen onbekend fenomeen was, kwam dit relatief zó weinig voor, dat men veel minder aandacht schonk aan de beveiliging van een gebouw. Als er al sloten werden toegepast, was dit een overval met hangslot, een grendel met slot, een eenvoudig oplegslot met een palletje aan de binnenzijde of een opbouwslot met (baard)sleutel. De knoppen om de dagschoot te bedienen waren gemaakt van blik, hout of porselein.

De ramen en deuren werden afgehangen met gehengen met inslagduimen of kruis- of bochtscharnieren, waarvan het blad in de kozijnstijl werd ingelaten en met nagels werd vastgezet. Dubbele ramen en deuren werden gesloten met behulp van plaatschuiven; bij hoge ramen en deuren was de schuif voorzien van een veer en een kettinkje voor het ontgrendelen. Bij de restauratie moet goed gelet worden op de maatvoering bij het bestellen van hang- en sluitwerk. Een veel voorkomende fout is dat gangbare inbouwsloten worden besteld (voor deurstijlen van 40 mm) en bij levering blijkt dat ze niet passen, omdat de stijlen 30 mm breed zijn. Ook het toepassen van deurkrukken bij shutterdeuren geeft problemen, omdat bij gebruik de hand klem komt tussen kruk en shutterlijst.

P a g e | 13

Hoofdstuk 5: Historie van landhuis Wechi en de plantage Klein Malpais De gronden van de plantages Daniel, St. Joris alias Siberie, Meiberg, Grote en Kleine Berg, Groot en Klein Malpais alias Mount Pleasant (nu weer bekend als de plantage Malpais), Weitje en Papaya maakten aan het eind van de 17e eeuw deel uit van een groot terrein met de naam Malpais, eigendom van de West-Indische Compagnie. Aan het begin van de 18e eeuw werd dit terrein steeds meer opgesplitst in particuliere plantages.

De plantage Weitje of Wechi

zoals wij die nu kennen, is in de loop er eeuwen ontstaan door het samenvoegen van verschillende percelen of stukken grond. Een verdub- beling van de waarde van grond en opstallen bij de ver- koop van de plantage doet vermoeden dat het huidige landhuis is gebouwd tussen 1805 en 1812.

Tegen het einde van de 19e eeuw was de koopman Richard Joseph Hoyer eigenaar van de plantage Klein Malpais gewor- den. In 1895 verkocht het gouver- nement aan Richard Joseph Het landhuis rond 1990, gezien vanuit het oosten . Hoyer ruim 2 hectare domein- Grond voor 51 gulden. Met deze aankoop kreeg de plantage haar huidige vorm en oppervlakte van 133 hectare. Verschillende leden van de familie Hoyer hebben in het landhuis gewoond. De laatste erfgenamen van de plantage waren Jan Hendrik Richard (Henry) Beaujon en Austin Beaujon met hun nicht Enid Beaujon.

Het gezin van Henry Beaujon woonde tijdens de 2e wereldoorlog in het landhuis en bracht daarna er de weekenden en vakanties door. Lange tijd werd er vee gehouden, de koeien stonden in de paardenstallen en de stier in de koraal ten zuidwesten van het landhuis. Volgens de dochters van Henry Beaujon lagen er op de plantage drie dammen waarachter in de regentijd een heus meer ontstond. Direct achter de dammen lagen de waterputten. Toen de familie het landhuis zelf niet meer gebruikte, werd het verhuurd om te voorkomen dat het landhuis door leegstand in verval zou raken. Achtereenvolgende huurders hebben nogal wat veranderingen aangebracht in het landhuis. Zo verdwenen de gele ijsselsteentjes op de vloeren van de voorgalerij en de sala onder een laag cement en werd ook de trap naar de zolder ingrijpend . De familie Beaujon bij de trap van de achtergalerij (ca. 1940)

P a g e | 14

veranderd. De laatste bewoner was de biologieleraar Bart de Boer, die van de pantry in de achtergalerij een tweede een tweede badkamer maakte. In 1993 werd de plantage via een juridische omweg eigendom van FKP. Een groot aantal bezwaarschriften ingediend bij de behandeling van het Eilandelijk Ontwikkelingsplan (EOP) in 1995 hebben ervoor gezorgd dat Wechi een zgn. ‘witte vlek‘ in het EOP is geworden, waardoor de ontwikkeling van de plantage tot woongebied nog steeds niet van de grond is gekomen. Om het voortbestaan van het landhuis zeker te stellen, is besloten alvast met de restauratie en ontwikkeling van de directe omgeving van het landhuis nog dit jaar (2009) te starten. (voor meer informatie over de plantage, eigenaren, slaven en andere bewoners: zie scriptie)

P a g e | 15

Hoofdstuk 6: Beschrijving landhuis

De plantage Wechi vormt een nog ongeschonden geheel; de oude plantagestructuur is nog duidelijk herkenbaar. Behalve het landhuis zijn er verschillende bijgebouwen, bestaande uit twee mangasina‘s, een vervallen kunukuwoning met buitentoilet, een complex van vijf koeienstallen, twee veekoralen (een van gestort beton en dus recentere datum), een waterreservoir (eveneens van gestort beton), een gebouwtje dat vermoedelijk als melkhuisje dienst deed, en verspreid over het terrein enkele waterputten en waterbakken. Daarnaast liggen op de plantage twee aarden dammen en zijn er verspreid over het terrein nog funderingen en

restanten van oude kunukuwoningen terug te vinden.

Landhuis Wechi is een relatief kleine „kas di

shon‟ en meet slechts 12 ½ x 11 meter. De plattegrond bestaat uit een rechthoekige kern met een voor- en achtergalerij. Boven de kern bevindt zich de zolder, die bereikbaar is via een steile houten trap die begint in de achtergalerij. De kern is afgedekt met een zadeldak tussen eenvoudige topgevels en beide galerijen hebben een lessenaarsdak. Alle dakvlakken zijn belegd met rode, onge- glazuurde OH-pannen,waarvan de naden met cement zijn dichtgesmeerd. De beide gordingen en de nokgording lopen door tot buiten de gevel en zijn daar met een houten muuranker verankerd. Aan weerszijden van het zadeldak bevinden zich twee dakkapellen met driehoekige top- geveltjes. De noord- en zuidgevels (langs- De noordgevel van landhuis Wechi anno 2009 gevels) hebben een vlakke gootlijst, elk met één spuwer. De spuwer van de zuidgevel bevindt zich op de zuidwesthoek, die van de noordgevel ongeveer een meter van de noordwesthoek. Opvallend is een gat van 17x13 cm recht onder de spuwer van deze goot, dat schuin de voorgalerij inloopt. Het heeft gediend om water uit de goot binnenshuis op te vangen. Wanneer het regende werd een houten goot door dit gat naar buiten gestoken en het water stroomde zo in een djar, een grote aarden pot. In de ‗pottenkamer‘ aan de westzijde van de voorgalerij stonden op houten banken in totaal zeven van deze djars. Omdat met de houten goot maar één djar gevuld kon worden, moest tijdens de regenbui het water met een emmer worden overgeheveld naar de andere potten.

In tegenstelling tot de meeste landhuizen ontbreekt een terras aan de voorzijde en komt men via een trap met twee halfronde treden direct in de voorgalerij. De voorgalerij bestaat thans uit één grote ruimte, maar vroeger waren hier met houten wanden twee kamers afgescheiden: de al eerder genoemde ‗pottenkamer‘ en de oostzijde een vertrek dat in de 19e eeuw het kantoor van de shon was, maar later als slaapkamer voor de dienstbode werd gebruikt. Het plafond in de voorgalerij bestaat uit een sparrenkap met „pan strikí.

Er is een open verbinding tussen voorgalerij en de sala, evenals van de sala naar de achtergalerij. De hoeken van deze openingen zijn schuin afgewerkt. Het plafond van de sala

Deze funderingen zijn in het voorjaar van 2009 bij het schoonmaken van het terrein verdwenen.

P a g e | 16

bestaat uit een balklaag (140x100) voorzien van een duivejager met daarop de houten zoldervloer. In de kern bevindt zich ten oosten van de sala de hoofdslaapkamer. De doorgang bestaat uit een kozijn met duivejager en een dubbele paneel- deur. Het hout van deze paneeldeur is heel dun: de stijlen 30 mm en de panelen 20 mm taps uit- lopend tot 10 mm. In een berg afval achter het landhuis werd nog een deel van zo‘n paneel teruggevonden; het was één doorlopend paneel met naar binnen afgeronde hoeken. De slaapkamer zelf heeft nog een houten vloer bestaande uit een op poeren en gemetselde funderingsmuren rustende balklaag, afgedekt met houten vloerdelen die met houten doken zijn bevestigd. In de slaapkamer bevindt zich, zoals in de meeste landhuizen, de trap naar de verdie- ping. Deze is afgetimmerd met brede houten delen. Onder de traphelling bevindt zich een vloerluik, dat toegang geeft tot de minimale kruip- ruimte van 50-60 cm onder de vloer. Ook in de slaapkamer bestaat het plafond uit een balklaag (140x100) voorzien van duivejager en het daarop het vloerhout van de zolder. De spuwer met opening in de noordgevel Verder zijn er twee smalle en lage deurope- ningen (hoogte 1.91 resp. 1.97 m) direct tegen de oostgevel, die toegang geven tot de voorgalerij

resp. de badkamer in de achtergalerij. De laatste dateert van rond 1980. Bijzonder is dat het raamkozijn in de binnenmuur tussen slaapkamer en voorgalerij aangeeft dat ook hier sprake was van een dubbele afsluiting: twee naar binnen draaiende ramen en twee in de voorgalerij openslaande vensters.

In de zuidwesthoek van de achtergalerij bevindt zich een kleine keuken (2½ x 2½ m) met de fogón. Hierop werd de konfu geplaatst: een ijzeren bak met houtskool waarop de pan met het eten stond te pruttelen. Veel fogons hebben ook een ingebouwde broodoven, die van Wechi niet. Vermoedelijk stond deze als zelfstandig bouwwerk elders op het erf. In de buitengevel bevindt zich een klein venster voorzien van houten tralies met aan de buitenzijde vroeger een opgeklampt luik.

De badkamer in de achtergalerij dateert van rond 1980; zowel de binnenmuur als de douchemuur bestaat uit ca. 10 cm brede betonblokken. De badkamer is niet voorzien van een plafond, de sparrenkap met pan strikí is nog in zicht. Tegen de achtergalerij was aan de zuidzijde al vóór de 2e wereldoorlog een badkamer gebouwd van 1½ x 5 meter. Bouwsporen wijzen uit dat een raamopening is uitgebroken tot deuropening tussen achtergalerij en deze tweede badkamer, die is voorzien van een kraaldelen plafond onder een zeer flauw hellend lessenaarsdak van zinkplaten. Een tweede deur verbond de badkamer met het terras.

De trap is door een van de laatste huurders ingrijpend veranderd. Volgens Ada en Louise Beaujon was de oude trap een rechte steektrap zonder bordes en waren de treden aan de voorzijde afgerond. Ook de boogvormige opening is nieuw; vroeger was de opening gewoon recht en daarin een deur. De bouwmuur achter het bordes doet vermoeden dat - zoals in zoveel 18e en begin 19e eeuwse huizen op Curaçao - ook bij deze trap de onderste treden van steen

P a g e | 17

waren. Op de zolder zijn twee slaapkamers:

een kleine oost kamer (4 x 4,5 m) en een ruime westkamer (6 x 4,5 m). Het plafond is afgewerkt met houten delen (op de trekbalken tussen de gordingen). Ook tussen de sporen is een betimme- ring aangebracht op een voor Curaçao unieke wijze: op twee dunne balken (3‖x3‖) zijn houten delen aangebracht en dit paneel werd als geheel tussen de sporen geplaatst en met wervels onder en boven op de sporen vastgezet, zodat het paneel ook weer verwijderd kon worden voor reparatie van het dak. Een slaapkamer op de verdieping

Op oude foto‘s is te zien dat de ven- sters van de dakkapellen vroeger van lui- ken waren voorzien. Aan de binnenzijde van het kozijn zit een sponning, wat een sterke aanwijzing is dat ook dit venster vroeger shutterramen aan de binnenzijde had. Ook hier zijn later de luiken vervangen door de shutterramen van de binnenzijde.

Rondom het landhuis ligt een L-vormig terras met een lage borstwering (30-35 cm). Het terras

is bereikbaar via een trap met halfronde treden in de noordoosthoek, een rechte steektrap aan de westzijde en een uit-zwenkende trap met segmentboogvormige treden aan de zuidzijde.

Beschrijving van de bijgebouwen: In de directe omgeving van het landhuis staan ook een mangasina, een bijgebouwtje dat in het

verleden mogelijk als ‗melkhuisje‘ dienst deed, een koeienkoraal, een tweede koraal vervaardigd van gestort beton, een kunukuhuisje met outhouse, een koeienstal en een van gestort beton vervaardigd waterreservoir. Van deze bijgebouwen hebben de mangasina, het melkhuisje, de kunukuwoning, het waterreservoir en een waterput een beschermde status.

Het waterreservoir is mijns inziens door Monumentenbureau ten onrechte als ‗beschermd‘ aangemerkt. Een foto uit 1942 laat zien dat er in die tijd sprake was van een stalen waterreservoir op een staalconstructie (zie hoofdstuk 5). Daarentegen zijn de koeienstallen niet als ‗beschermd‘ aangemerkt, terwijl deze juist vanwege de ingebouwde stenen voer- en waterbakken zeer uniek zijn. De koeienstallen zijn gebouwd van brokken steen en gemetseld met een portlandcementmortel en dateren vermoedelijk uit de jaren ‗30 en begin ‗40. Bouwsporen wijzen uit dat ze in fasen zijn gebouwd. Volgens de dames Beaujon stonden de koeienstallen er al in 1942.

Ook beide veekoralen zijn niet beschermd. De veekoraal is gebouwd van beton met vingerkoraal en dateert daarom waarschijnlijk uit de jaren ‗20. De oude koeienkoraal (niet op monumentenkaart aangegeven) ten zuidwesten van het landhuis is nog opgetrokken uit koraal- en breuksteen, maar één lange zijde is compleet weggebulldozerd en in een korte zijde zit ook een groot gat waar een bulldozer doorheen is gegaan. Daarnaast zijn door verwaarlozing nog enkele grote gaten gevallen in de oude koraalmuur.

Van het zgn. ‗melkhuisje‘ staan alleen de muren nog overeind. Hierop zat vroeger een lessenaarsdak van rode OH-pannen zonder gootconstructie. Aan de zuidzijde is in recentere tijden een terras opgemetseld van betonblokken met een overkapping, waarvan alleen nog was verroeste restanten zijn overgebleven. Ook dit bijgebouw is beschermd.

De mangasina ten noorden hiervan heeft een zadeldak tussen twee rechte puntgevels. Het

P a g e | 18

gebouw verkeert in goede staat en beschikt over een mooie kapconstructie. De vele termietensporen doen echter het ergste vermoeden wat betreft de kwaliteit ervan. De dakvlakken zijn bedekt met rode OH-pannen. Opvallend zijn de deels uit de muur stekende klipstenen aan de uiteinden van de twee korte zijden op ca. 1 ½ en 3 meter hoogte. Gezien de regelmaat is dit bij de bouw met opzet gedaan, maar naar de reden hiervoor kunnen we alleen maar gissen. De mangasina is eveneens beschermd.

Het kunukuhuis met frame van gevlochten takken Het interieur van het „outhouse‟

Het kunukuhuisje is opgebouwd uit het traditionele frame van gevlochten takken afgesmeerd

met een mengsel van leem en koemest. In de loop der tijden zijn er echter reparaties toegepast waarbij cement aan het mengsel werd toegevoegd. Ook de traditionele kap van maisstro is – net als bij vele andere kunukuhuisjes – vervangen door een dak van zinkplaten op een nieuwe sporenconstructie. Het bouwsel heeft alleen een deur aan de zuidzijde en geen raamopeningen. Het is dus nooit als woning gebruikt, maar diende vermoedelijk als opslag of dagverblijf voor de landarbeiders. Later is daarvoor een ruimere, houten schuur gebouwd ten zuiden en tegen het outhouse aan. Dit houten bouwsels is ingestort.

Merkwaardigerwijs is het outhouse (een éénpersoons toilethuisje opgebouwd uit koraal- en breuksteen met een lessenaarsdakje van oud-hollandse rode dakpannen) direct ten zuiden van het kunukuhuisje weer niet beschermd en zelfs niet opgenomen op de monumentenkaart c.q. monumentenbeschrijving.

Een uittreksel van het Register van Beschermde Monumenten van Landhuis Wechi of Weitje is achterin deze scriptie opgenomen als Bijlage C. (Voor een uitgebreide fotoreportage van het landhuis en de bijgebouwen, de opnamelijst voor de casco-restauratie van het landhuis en (detail-)tekeningen, zie volledige scriptie).

P a g e | 19

Hoofdstuk 7: Ontwikkeling van de plantage Weitje Analyse terrein: De plantage is ongeveer 130 hectare groot. Weitje grenst aan de westzijde aan de

vuilstortplaats Malpais, waar al het afval van Curaçao wordt verwerkt. Dit verwerken betreft voor het leeuwendeel het storten in de bodem en afdekken met een laag zand. Chemisch afval en dode dieren worden in principe verbrand in een vuiloven, rubber banden worden op gezette tijden verbrand in de open lucht. Er bestaat geen Milieu Effecten Rapportage (MER) over de invloed van de vuilstortplaats op de omgeving (lucht- en bodemvervuiling, vervuiling van het grondwater, invloed op flora en fauna). Hoewel in de toekomst aan de op deze wijze verwerken en opslaan van afval een einde zal komen, is de huidige situatie een gegeven waarmee bij de ontwikkeling van Weitje rekening gehouden zal moeten worden.

Aan de zuidzijde grenst Weitje aan het natuurgebied van de plantage Mount Pleasant en Groot St. Michiel. Het zou buiten het Christoffelpark het enige natuurgebied zijn waar het Curaçaose witstaarthert nog voorkomt.

De oostgrens wordt gevormd door de plantage Zegu, die nu nog nauwelijks is bebouwd, maar die door de ligging in de toekomst naar alle waarschijnlijkheid ook ontwikkeld zal gaan worden.

De weg naar Westpunt vormt de noordelijke begrenzing met aan de andere zijde van de weg de ongestructureerd ontstane wijken Gato en Souax. Hier wonen naar schatting 4.000 mensen die niet of nauwelijks kunnen beschikken over buurtvoorzieningen.

Eigenaar van Weitje is de woningbouwstichting FKP, die op dit terrein in totaal 2.500 huizen

wil neerzetten. Met de huidige normen zoals vastgelegd in het EOP zal dit moeilijk uitvoerbaar zijn. In het EOP, dat in 1995 is vastgesteld en waarvan aan de herziening momenteel wordt gewerkt, is vastgelegd dat in stedelijk woongebied er maximaal 20 woningen per hectare gebouwd mogen worden. Voor volkswoningen bedraagt de norm 30 woningen per hectare.

De inmiddels kaalgeschoven plantage Weitje met op de achtergrond de vuilstortplaats

P a g e | 20

Zeker met de toenemende schaarste aan bouwgrond en de sterk gestegen grondkosten zal op beleidsgebied gekeken moeten worden of deze normen nog reëel zijn. Hogere dichtheden zijn mogelijk zonder aantasting van de leefbaarheid van de wijk door het toepassen van andere woonvormen (2-onder-1 kap, geschakelde woningen, terrasflats).

Slechts 67 hectare van Wechi is geschikt voor woningbouw. Allereerst lopen door de plantage enkele belangrijke rooien, die niet alleen het regenwater van Wechi zelf afvoeren, maar ook dat van Gato en Souax en een deel van de plantage Groot St. Michiel. Dit regenwater verzamelt zich in een laagvlakte die deels op het grondgebied van Weitje ligt. Verder is het om visuele en gezondheidsredenen gewenst een bufferzone aan te leggen tussen de nieuwe woningen op Weitje en de vuilstortplaats Malpais. Al vanaf de heuvel met de grote mangasina nabij het landhuis kijkt men uit op de vuilstortplaats. Een MER is nodig om een verantwoorde, nauwkeurige afmeting van de bufferzone te bepalen. Een tweede bufferzone is nodig langs de drukke verkeersweg naar Westpunt. Dit vanwege de geluidshinder van het voorbijrazend verkeer. De bufferzone kan in de vorm van een brede strook hoog groen, zoals bij Julianadorp. Een alternatief is de aanleg van een aarden dam met beplanting als geluidswal.

Naast de bufferzones die van belang zijn voor een goed leefklimaat, zijn ook sociale voorzieningen heel belangrijk. Het zou hoogst onverstandig zijn weer een wijk te (laten) creëren zonder adequate voorzieningen. Op Weitje bestaat juist de gelegenheid het gebrek aan voorzieningen in de aangrenzende wijken Gato en Souax op te vangen door de bouw van een school, buurt- of cultureel centrum, medisch centrum, sportvoorzieningen of een kerk.

Het hart van Weitje wordt gevormd het landhuis en de bijgebouwen, dat de status van beschermd monument heeft. Om deze beschermde status tot zijn recht te doen komen en de culturele waarde van dit monument te behouden, dient minimaal 1 ha. rond het landhuis vrij te blijven van woningbouw, liefst het dubbele.

Tot slot is het voor de fauna belangrijk dat rondom het watervanggebied voldoende groen en stiltegebied overblijft om de dieren en met name het schuwe witstaarthert de toegang tot het zich daar verzamelend water mogelijk te maken. Maar ook dat er een voldoende brede groenstrook overblijft, die de natuurgebieden van Malpais en de plantage Groot St. Michiel verbindt.

Verder zijn er nog drie factoren die van invloed zijn op de maximale hoeveelheid te bouwen woningen op Weitje. Voor de financiering van het verkavelingsplan en als aanvulling op de bovengenoemde basisvoorzieningen is het gewenst een aantal hectare vlakke grond gelegen aan de weg naar Westpunt te bestemmen voor commerciële ontwikkeling, zoals een winkel-centrum of kantoren. De lokatie is bijzonder gunstig gelegen ten opzichte van het vliegveld Hato.

De gronden van de voormalige plantage Weitje zijn zeer heuvelachtig. Op het terrein bevinden zich een aantal heuvels met steile hellingen (1:6 tot 1:4), waarop woningbouw niet mogelijk of kostbaar is, evenals de aanleg van wegen en andere infrastructurele voorzieningen. Bebouwing met een hoge dichtheid is op deze heuvels - met de huidige EOP normen en woontradities - niet mogelijk.

Tot slot moet bij een verkaveling die is gebaseerd op lange termijnontwikkeling, ruimte worden vrijgehouden om in te kunnen spelen op nieuwe sociaal-maatschappelijke en technische ontwikkelingen. Zoals nieuwe vormen van energieopwekking, afvalverwerking, veranderende woonbehoefte door nieuwe gezinssamenstellingen, etc. Wanneer met al deze factoren rekening wordt gehouden, blijft er van de plantage Wechi max. 59 ha. grond over voor woningbouw op korte en middellange termijn, waarbij lang niet alle gronden geschikt zijn voor volkswoningbouw of woningbouw met een hoge dichtheid. Onder de huidige EOP-normen zullen dan ook op Wechi tussen de 1.100 en 1.500 woningen kunnen worden gebouwd.

P a g e | 21

De EOP-norm van max. 30 woningen per hectare betekent per woning gemiddeld een grondoppervlak van 333 m2; wanneer rekening wordt gehouden met een norm van 16 tot 20 procent voor de aanleg van wegen en andere infrastructuur, wordt dit in de praktijk 280 m2 resp. 267 m2. Het percentage wordt bepaald door de kwaliteit van de infrastructuur, de terreinhelling en daarmee verband houdend het aantal rooien, de bebouwingsdichtheid en de wijze van verkavelen (raster of cul-de-sac). Bij een norm van 20 woningen per hectare zou dit uitkomen op een gemiddelde kavelgrootte van 430 m2 resp. 400 m2. Nogmaals wordt erop gewezen dat vanwege de toenemende schaarste aan bouwgrond en de sterk gestegen grondkosten (met name de kosten voor infrastructuur) zowel ontwikkelaar als overheid open dient te staan voor hogere bebouwingspercentages. Door het toepassen van andere woonvormen (2-onder-1 kap, geschakelde woningen, terrasflats) is dit goed te realiseren zonder aantasting van de leefbaarheid van de wijk. (voor meer details analyse terrein: zie scriptie)

Visie:

“Beter een goede buur dan een verre vriend”

“E pushi no ta hasi sushi den su mes korá ”. Tot ver in de 20e eeuw woonden arm en rijk broederlijk naast elkaar. Zelfs op het rijke

Scharloo, al woonden daar rijk en arm achter elkaar (St. Jago, Swaan en Fleur de Marie). Al ten tijde van de CPIM werden aparte wijken voor doelgroepen gebouwd: Surinamers,

Portugezen, Europese Nederlanders, voor lokale mensen, etc. Dat had niets te maken met een ‗verdeel-en-heers‘ politiek van de Shell, maar alles met de verzuiling in Nederland, waar elke religie zijn eigen gebedshuizen, scholen, radio-omroep, krant en sportvereniging had. Grootgebracht in een dergelijke klimaat bracht de top van de CPIM dit systeem over naar Curaçao.

De komst van de auto droeg bij aan het ontstaan van een tweedeling tussen arm en rijk: degenen die zich een auto konden veroorloven en dus niet meer gedwongen waren voor hun werk in de stad te blijven wonen, verlieten na de 2e wereldoorlog de benauwde, volgepakte stad en trokken naar nieuwe, ruim opgezette en frisse wijken rond Willemstad (Gaito, Mahaai, Damacor). Het armere bevolkingsdeel bleef achter en trok in de leeggekomen stadswoningen. Voeg daarbij de huurwet, waarin was vastgelegd hoeveel huur een eigenaar voor zijn woning kon vragen, een huur die zó laag was dat daarvan het gebouw onmogelijk kon worden onderhouden, laat staan gemoderniseerd, en je hebt de voornaamste factoren die gezorgd hebben voor een verloedering van de binnenstad.

Begin jaren ‘90 werd op Curaçao het eerste „gated community‟ gerealiseerd. Dit uit Florida

overgewaaide fenomeen werd al snel door andere ontwikkelaars overgenomen en op dit moment wordt er nog maar zelden een nieuw verkavelingsplan ontwikkeld zonder muren en slagboom.

De wens om je op te sluiten in een resort achter hoge muren met bewaking was het gevolg van een toenemend gevoel van onveiligheid. Niet alleen vanwege de vele diefstallen en inbraken, maar begin jaren ‘90 was er ook sprake van een golf aan gewelddadige overvallen op bewoners die rustig op hun porch zaten. Ook zijn er een groeiend aantal pensionado‟s die maar een gedeelte van het jaar op Curaçao wonen en voor de overige tijd hun huis zonder angst en zorgen achter willen laten.

Nu ontwerpen projectontwikkelaars vooral om zakelijke redenen „gated communities‟: de doelgroep van het project wordt daardoor een hoger marktsegment (Villapark Sorsaka, Jan Sofat) en daaraan valt meer te verdienen dan aan gewone middenklasse woningen.

P a g e | 22

Omgekeerd speelt dit weer een rol bij de kopers: woon je in zo‘n luxe „gated community‟ dan woon je niet alleen veilig, maar ook ‗op stand‘. Het is ook een statussymbool geworden.

Je kunt je afvragen of deze trend om je achter hoge muren af te sluiten voor de problemen in

de Curaçaose samenleving, in plaats van te helpen zoeken naar de oplossing ervan, een gevolg is van die maatschappelijke problemen of juist de oorzaak…

Onbekend maakt onbemind en leidt tot stigmatisering en intolerantie. Er wordt veel gesproken over de sociale controle van vroeger, die nu verloren is gegaan. Gevallen waarbij kinderen wegens geldgebrek hondenbrokken te eten krijgen of niet naar school kunnen gaan omdat er geen geld is voor schoenen, of een oudere man dagenlang zonder enige verzorging ziek op bed ligt, een moeder die haar kleine kinderen alleen in huis opsluit om naar het casino te gaan, kindermishandeling en incest. Dergelijke situaties zijn moeilijk te negeren wanneer je die zou zien, maar die niet gezien worden omdat men zich heeft opgesloten in een resort of achter tralies en hoge muren.

Aan de andere kant is het zo, dat in achterstandswijken men elkaar niet stimuleert om vooruit te komen en de eigen situatie te verbeteren, maar degene die omhoog probeert te krabbelen juist weer naar beneden trekt.

Wat heeft dit te maken met mijn visie voor Weitje? Alles.

Ik ben een hartstochtelijk vechtster tegen vooroordelen en het plaatsen van mensen in hokjes. Niet alle makamba‘s zijn pensionado en wonen op Jan Sofat, niet alle bewoners van Souax zijn bolletjesslikkers, niet alle Colombiaanse dames verdienen hun geld op hun rug, niet alle onderstandstrekkers zijn asociaal en bezorgen hun buren overlast.

Ik geloof dan ook niet in een ‗hokjesconcept‘ en ben van mening dat het bouwen van wijken en clusters voor speciale doelgroepen een achterhaald concept is. Je ziet dit ook aan wijken als Koraal Specht en Seru Fortuna, in Nederland aan wijken als de Bijlmer en Utrecht Overvecht, aan de ban lieu‟s in Parijs. Ik zie juist een oplossing in het opzetten van wijken waarin, net als vroeger, arm en welgesteld door en naast elkaar wonen. Dit systeem wordt elders in de wereld al langer toegepast en heeft zich daar bewezen.

Bepaalde delen van Weitje lenen zich goed voor het toepassen van ‗stempels‘ bestaande uit kavels voor de (zelf-) bouw van luxe middenklasse woningen, middenklasse koopwoningen, lagere middenklasse koopwoningen en lagere middenklasse huurwoningen, gehandicapten- of ouderenwoningen en sociale woningbouw. De opzet is zodanig dat de twee hoogste categorieën de investeringskosten van de kavels voor sociale woningbouw en de ouderen/ gehandicaptenwoning financieren en de lagere middenklasse koopwoningen de grond tegen de investeringskosten kopen.

Niet alle te bebouwen terreinen van Weitje zijn geschikt voor deze ‗stempel‘-formule. Sterk hellende terreinen lenen zich niet hiervoor, omdat de bouwkosten (fundering of afgraven) te hoog uitvallen voor sociale woningbouw en lagere middenklasse woningen. Juist terreinen met uitzicht zijn in trek voor de (zelf-)bouw van luxe middenklasse woningen. Met de verkoop van deze terreinen kan de bouw van meer volkswoningen en middenklasse woningen worden gefinancierd en de aanleg van buurtvoorzieningen. (Voor verdere uitwerking: zie scriptie)

Schetsplan verkaveling Weitje: Op basis van bovengenoemde visie en de eerder beschreven analyse is een totaalvisie voor

Weitje ontwikkeld.

P a g e | 23

P a g e | 24

Ontsluiting: voor een goede verkeersafwikkeling is het gewenst uit te gaan van drie wegen die de wijk ontsluiten op de weg naar Westpunt. Daarnaast wordt ook een verbinding met Julianadorp via de Parallelweg geadviseerd. Dankzij deze verbindingsweg kunnen de bewoners van Julianadorp gebruik maken van de buurtfaciliteiten in Weitje en de bewoners van deze wijk van de faciliteiten in Julianadorp. In deze wijk ligt een r.k. school, een Nederlandstalige particuliere lagere school en een Nederlandstalige particuliere middelbare school. Om te voorkomen dat deze weg een sluiproute wordt, zullen in deze weg voorzieningen in de vorm van drempels c.q. verhoogde T-kruisingen moeten worden aangelegd.

Wijken: de voor woningbouw beschikbare 59 hectare wordt verdeeld in acht gebieden. Om

stofoverlast te beperken worden deze gebieden zoveel mogelijk van oost naar west ontwikkeld. In totaal gaat het voor de korte en middellange termijn om de bouw van 1.015 tot 1.185 woningen, waarvan 136 volkswoningen en 32 ouderenwoningen. In de toekomst kan, na het opmaken van een MER, gekeken worden in hoeverre bebouwing mogelijk en wenselijk is in de geplande bufferstrook tussen de woningbouw op Weitje en de vuilstortplaats. (voor analyse van deze gebieden en woningbouw: zie scriptie)

Overige voorzieningen:

Behalve woningbouw (59 hectare) is er 3,3 hectare ingeruimd voor commerciële ontwikkeling (winkel-centrum of supermarket) met 1,7 hectare parkeerruimte, die buiten de winkeltijden door kerkgangers kan worden gebruikt. Tegenover de parkeerplaats aan de andere zijde van de hoofdweg door Weitje staat een kerk* met een school gepland. Net als vroeger wordt de kerk weer op een heuvel geplaatst, ongeveer 10 meter boven de weg en omliggende bebouwing.

In het hart van de wijk komt een sportcomplex, wat bestaat uit een baseballveld, een basketbalveld, een skatebaan, sportzaal en clubgebouw. Door dit complex te laten grenzen aan het park/recreatiegebied is dit meteen een mooi startpunt voor joggers, fietsers en wandelaars.

Groenstroken en recreatiegebied: De groene bufferzone hoeft niet ongebruikt te blijven. Behalve kleine speelveldjes direct

grenzend aan de bebouwing (klimtoestellen, schommels ed) leent het gebied zich prima voor wandel- en fietspaden, die aansluiten op die in het park/recreatiegebied. Het is van groot belang ervoor te zorgen dat men niet met een auto deze bufferzone kan binnengaan om illegale vuilstort te voorkomen. Goede voorlichting, strenge controle en het toepassen van sancties bij illegale stort is van groot belang om de vervuiling van de groengebieden in Weitje te voorkomen.

De loop van de hoofdrooien door Weitje worden eveneens ingevuld als groenstrook. Een van de toegangswegen volgt zo‘n hoofdrooi. Tussen deze weg en de bebouwing wordt een brede strook vrijgehouden, waarbinnen geen kostbare kunstmatige rooi wordt aangelegd maar de loop van de rooi slechts wordt gereguleerd. Hierdoor ontstaat een aantrekkelijke, groene entree tot Weitje en hoeven daarvoor geen bomen of palmen te worden gepoot en daarna voorzien van dripsysteem om ze in leven te houden.

Tot slot is er het park/recreatiegebied. Dit grenst aan de natuurgebieden van Mount Pleasant en Groot St. Michiel.Ongeveer tweederde van dit gebied betreft de in de analyse genoemde laagvlakte, waar zich het regenwater afkomstig van Weitje, Gato en Souax en een deel van Groot St. Michiel en Mount Pleasant verzamelt. Het is daardoor ongeschikt voor ontwikkeling, maar ideaal voor de aanleg van een park/recreatie-gebied. Door het planten van vruchtbomen als kenepa‘s, mispels, mango‘s en kokospalmen kan er zelfs gemakkelijk een ouderwets hòfi worden aangelegd.

Het park/recreatiegebied loopt door tot het landhuis in het hart van Weitje. Daardoor is het mogelijk vanuit elke wijk lopend of fietsend dit gebied te bereiken. Maar belangrijker is dat vanaf het zuidterras van het landhuis het schitterende uitzicht op de groene vlakte gehandhaafd blijft.

P a g e | 25

Hiermee valt of staat het behoud van de sfeer van het landhuis en de cultuurhistorische waarde ervan. Kijk maar naar landhuizen als Van Engelen en Vriendenwijk alias Bona Vista, Morgenster of Saliña Abou, die aan alle kanten zijn ingesloten door bebouwing.

Het landhuiscomplex: Het complex aan opstallen met als middelpunt het landhuis is door DROV aangewezen tot

beschermd monument. Behalve het landhuis gaat het om een mangasina, een bijgebouwtje dat in het verleden mogelijk als ‗melkhuisje‘ dienst deed, een koeienkoraal, een tweede koraal vervaardigd van gestort beton en dus recentere datum, een waterput, een kunukuhuisje met outhouse, een paardenstal en een van gestort beton vervaardigd waterreservoir.

Medisch Centrum Wechi: Het grote probleem met oude landhuizen is het vinden van een passende bestemming ervoor,

die recht doet aan de cultureel-historische en monumentale waarde van het pand, maar tegelijkertijd de eigenaar in staat stelt het gebouw - al dan niet met subsidie van Monumentenfonds - te restaureren en daarna te onderhouden. Enkele landhuizen hebben een museale functie gekregen (Knip, Rooi Catootje), andere een horecafunctie (Daniel, Dokterstuin, Brakkeput Mei Mei). Enkele landhuizen zijn gerestaureerd tot zeer luxe woonhuizen (Jan Thiel en Ronde Klip) en weer andere bieden onderdak aan een bedrijf (Groot Davelaar, Saliña Abou).

Voor Wechi geldt dat niet alleen een bestemming moet worden gevonden voor het landhuis, maar dat die bestemming ook een waardevolle bijdrage levert aan de leefbaarheid van de nog te realiseren wijk en - indien mogelijk - ook die van de aangrenzende wijken. Waarin is behoefte in deze wijken?

Wat mij opviel, was dat er in de directe omgeving geen tandartsenpraktijk is. Een blik in het telefoonboek leerde dat de dichtstbijzijnde praktijken in Tera Korá en aan de Jan Noorduynweg nabij Santa Maria lagen. Verder ontbreekt het aan een moderne, goed geoutilleerde huisartsenpraktijk (het medisch centrum te Souax mist in deze elke uitstraling).

Door alle eerstelijnszorg samen te brengen in één medisch centrum dat wordt ontworpen met het oog op de toekomst, ontstaat een centrum dat niet alleen de bewoners van Weitje ten dienste staat, maar ook die van Gato, Souax, Seru Papaya en zelfs Julianadorp en Tera Korá. Het medisch centrum zal bestaan uit een tandartsenpraktijk met twee tandartsen, een huisartsenpraktijk met twee artsen, een zelfstandige apotheek/botica, een bloedprikdienst van het ADC, een wijkzorgcentrum met een multifunctionele ruimte voor een verloskundige, een consultatiebureau (babies en peuters), zwangerschapsgymnastiek, voorlichtingsavonden over gezonde voeding, etc.

Een bijzonder aandachtpunt van een overheidsgezondheidsdienst is obesitas, waaraan één op de drie kinderen lijden. Tot nu toe kan niet veel meer worden gedaan dan aandringen op gezonder eten, maar in het ‗Wechi van de toekomst‘ kan voorlichting over gezondere voeding worden gecombineerd met bewegingsprogramma‘s. Het groengebied van Wechi biedt volop mogelijkheden om te wandelen en te fietsen, voor het aanleggen van een trimbaan, etc.

Bij het medisch centrum op Weitje komt een health bar, waar koffie, thee, verse juice (awa lamunchi of tamarein, orange juice, etc.) wordt verkocht, een broodje gezond, vers fruit en dergelijke. Onder het genot hiervan kan men in een gecombineerde ‗wachtruimte‘ ontspannen de wachttijd doorbrengen, genietend van het uitzicht of kletsend met elkaar. Deze ‗wachtruimte‘ wordt zo aantrekkelijk ingericht, dat ook niet-patiënten hiervan gebruik maken om er te lunchen of een kopje koffie te drinken. Via een nummersysteem kan men hier buiten volgen wanneer men aan de beurt is. Geen gedoe met kleine kinderen die nodogewongen in de wachtkamer lange tijd stil moet zitten op een stoel, verhitte moeders met dreinende kinderen of gestresste heren die om de haverklap naar buiten moeten rennen omdat hun cellulair gaat …

P a g e | 26

Samenvatting: Voor Weitje wordt een verkavelingsplan ontwikkeld, waarbij wordt uitgegaan van een

verantwoorde mix van sociale woningbouw, woningen voor de lagere en middenklasse en woningen voor het hogere marktsegment. Daarnaast komen er publieke voorzieningen (sport, recreatie, kerk, school en medisch centrum) waarvan ook de bewoners van Gato, Souax en Julianadorp gebruik kunnen maken.

Nieuw beleid:

Ten aanzien van het beleid met betrekking tot de volkshuisvesting is een grondige

ommezwaai nodig. Nu is het zo dat particuliere projectontwikkelaars zich uitsluitend richten op het marktsegment waaraan zij het meeste geld kunnen verdienen en niet op de marktsegmenten waaraan het meeste behoefte is. Je ziet dan ook het ene na het andere luxe resort verrijzen voor de happy few van Curaçao en welgestelde buitenlandse pensionado‘s. Ondertussen wordt van de overheid (overheids-NV FKP) verwacht dat zij zorgt voor de (verliesgevende) bouw van volkswoningen en de weinig winstgevende realisatie van huizen voor de lagere middenklasse.

Dit stelselmatig afromen van de winstgevende markt door particuliere ontwikkelaars, en de overheid (lees: de gemeenschap) laten opdraaien voor de verliesgevende volkswoningbouw, legt niet alleen een zware financiële druk op FKP, maar leidt ook tot ghettovorming. Om aan de lange wachtlijsten voor een volkswoning en politieke druk tegemoet te komen, is FKP vaak gedwongen clusters van dicht op elkaar gepakte volkswoningen te bouwen.

In Nederland worden hele wijken door particuliere ontwikkelaars uit de grond gestampt, maar

de overheid bepaalt de verdeling van het aantal woningen over de verschillende marktsegmenten. Niet alleen wordt de ontwikkeling van goedkopere (sociale) woningen gefinancierd via de verkoop van duurdere woningen, ook ontstaat in de wijk zo een mix van bewoners naar welstand en doelgroep (woningen voor alleenstaanden, starters, jonge gezinnen, ouderen, gehandicapten).

De schaarste aan overheidsgrond maakt het voor de nabije toekomst noodzakelijk dat de eilandelijke overheid een dergelijke regeling ook op Curaçao gaat invoeren. Particuliere ontwikkelaars krijgen dan alleen nog een vergunning voor een nieuw verkavelingsplan wanneer daarin ruime is vrijgemaakt voor een bepaald percentage volkswoningen en woningen voor de lagere middenklasse. Willen zij daar niet aan, bijvoorbeeld omdat het om de ontwikkeling van een luxe resort gaat met extra faciliteiten en maandelijkse servicekosten, dan kan de ontwikkelaar deze verplichting voor een vast bedrag per hectare of m2 afkopen. Dit bedrag komt dan ten goede aan FKP, die dat dient te gebruiken om elders volkswoningen of lagere middenklasse woningen te realiseren. Een dergelijk afkoopstysteem is niet nieuw; in Nederland bijvoorbeeld zijn gemeenten die woning-bouw in bosgebieden willen plegen, verplicht een vast bedrag per hectare te storten in een fonds voor herbebossing elders in het land.

Het is een ingrijpende oplossing die een forse ommezwaai in het denken van alle betrokkenen

vereist, maar wel een sociaal rechtvaardige oplossing: de sterkste schouders helpen mee met het financieren van onderdak voor de zwak beschouderden. Op deze manier kunnen ook sneller volkswoningen worden gerealiseerd, hetzij door de particuliere ontwikkelaar op zijn verkavelingsplan, hetzij door FKP met de afkoopsom van deze ontwikkelaar.

Een tweede beleidswijziging die noodzakelijk is, is de wijze waarop volkshuisvesting wordt

gesubsidieerd. Op Curaçao is dit via objectsubsidie: FKP bouwt een x-aantal volkswoningen

P a g e | 27

specifiek om tegen een zeer laag tarief te verhuren aan een persoon die wegens zijn geringe inkomsten en persoonlijke situatie daarvoor in aanmerking komt (puntensysteem). Wanneer de persoonlijke omstandigheden van die persoon veranderen, wordt zelden de huursom aangepast. Evenmin verhuist die persoon naar een andere woning die qua huursom beter bij zijn nieuwe financiële omstandigheden past, hij blijft beslag leggen op een woning die bestemd was voor minderbedeelden.

Daarnaast is er vaak sprake van illegale onderverhuur tegen een huursom die een tienvoud of meer bedraagt van de huursom die de geregistreerde bewoner betaalt aan FKP. Het aanpakken van illegale onderverhuur is moeilijk, want dit houdt in dat de illegale bewoners op straat moeten worden gezet. Of men zet het huurcontract over op naam van de onderhuurders, maar dat heeft als consequentie dat personen op de wachtlijst die netjes op hun buurt wachten, nooit aan de beurt komen…..

Dit probleem is te ondervangen door niet de bouw van volkswoningen te subsidiëren, maar een individuele huursubsidie te verlenen aan hen die het nodig hebben. Wanneer de persoonlijke omstandigheden van de huurder veranderen, kan betrekkelijk gemakkelijk de huursubsidie worden aangepast. Door de huursubsidie te koppelen aan de administratie van de uitkeringsinstantie en/of SVB is snel te achterhalen of de persoonlijke omstandigheden van de huurder zodanig zijn veranderd dat aanpassing van de huursubsidie gerechtvaardigd is.

Een dergelijk systeem biedt ook meer ruimte voor organisaties als Stichting Monumentenzorg Curaçao en NV Stadsherstel. Monumentenzorg beschikt over een ruim aantal huizen in de binnenstad, die voor kleine bedragen worden verhuurd. Bedragen die nauwelijks de kosten voor de brandverzekering dekken, laat staan ruimte biedt voor woningverbetering. Met een beleid waarbij de verhuurder een reële huursom kan vragen en dit voor de huurder betaalbaar wordt gemaakt via een individuele huursubsidie, kan de stichting investeren in de restauratie en modernisatie van de woning. Ook de NV Stadsherstel kan bij dit nieuwe beleid gemakke-lijker investeren in het opkopen en restaureren van woningen in de binnenstad, die daarna dankzij de reële huursom hun woonfunctie kunnen blijven behouden.

Wanneer deze huursubsidie ook geldt voor woningen van particuliere verhuurders, kan dit tevens bijdragen aan het tekort aan woningen voor de sociaal zwakkeren. Een goede controle of de gevraagde huursom ook in overeenstemming is met de kwaliteit van de aangeboden woning en het vaststellen van een maximum huursom is noodzakelijk om misbruik te voorkomen.

P a g e | 28

Hoofdstuk 8: Programma van Eisen Programma van Eisen tandartsenpraktijk: Receptie: 7,5 m2 Wachtruimte: 15 m2 Speelhoek kinderen 4 m2 Behandelkamer 1 12 m2 Behandelkamer 2 12 m2 Behandelkamer 3 9 m2 Toilet patiënten 1,25 m2 Toilet personeel 1,25 m2 Sterilisatieruimte 1 m2 Keuken/kitchenette 3 m2 Ontspanningsruimte 9 m2 Kantoor/administratie 9 m2 Opslag 3 m2 ———————————————— totaal: 87 m2 Programma van Eisen huisartsenpraktijk: Receptie: 7,5 m2 Wachtruimte 32 m2 Speelhoek kinderen 6 m2 Spreekkamer 1 15 m2 Spreekkamer 2 15 m2 Onderzoeks/behandelkamer 10 m2 Toilet heren 1,25 m2 Toilet dames 1,25 m2 Sterilisatieruimte 1 m2 Keuken/kitchenette 4 m2 Opslag 5 m2 Kantoor/administratie 12 m2 Toilet personeel 1,50 m2 ——————————————————————— totaal: 111,5 m2 Programma van Eisen centrum jeugdgezondheidszorg: Entree/wachtruimte: 60 m2 Weegkamer 12 m2 Artsenkamer 24 m2 Verpleegkundige 1 24 m2 Verpleegkundige 2 12 m2 Spreekkamer 12 m2 Toiletruimte personeel/berghok 3 m2 Toiletgroep bezoekers incl. Invaliden/seniorentoilet/commode 10 m2 Keuken 9 m2 —————————————————————-—— totaal: 166 m2

P a g e | 29

Programma van Eisen apotheek/botica: Ruimte afhalen recepten 20 m2 Receptuurlokaal 20 m2 Spoel– en schoonmaakruimte 2 m2 Slaapvertrek nachtdienst 6 m2 1 toilet 1,5 m2 Botica (gescheiden) 100 m2 ——————————————————— Totaal: 149,5 m2 Programma van Eisen bloedprikdienst: Receptie/wachtruimte 25 m2 2 toiletten met wastafel 4 m2 Prikruimte 1 4 m2 Prikruimte 2 4 m2 Prikruimte 3 4 m2 Opslagruimte met koelkast 3 m2 ——————————————————- Totaal: 44 m2 Programma van Eisen health bar: Winkelruimte 30 m2 Balie/serveerruimte 12 m2 Walk-in koeling 4 m2 Keuken 8 m2 Opslag 4 m2 Toilet/kleedruimte 4 m2 ———————————————————- totaal 64 m2 Noot: de genoemde oppervlakten zijn minimum eisen. Eisen gebaseerd op informatie van: tandartsenpraktijke Smile mw. S. Henriquez, hoofd Jeugdgezondheidszorg GGD Mw. H. Hooikaas, jeugdarts Dhr. G. Vos, apotheker, Inspecteur Volksgezondheid Mw. O. Leeflang, Minister van Volksgezondheid Landsverordening apotheken Apotheek Antilliana Jan Bras, horeca ondernemer

P a g e | 30

Hoofdstuk 9: de restauratie van landhuis Wechi

De keuze om in landhuis Wechi een tandartsenpraktijk te vestigen, is gebaseerd op de volgende overwegingen: er is sprake van een zeer onevenwichtige verdeling van het aantal tandartspraktijken over

Banda‘riba en Banda‘bou. Ten westen van de Julianabrug (Otrobanda niet meegerekend) zijn er slechts twee tandartspraktijken: in Tera Korá en aan het begin van de Jan Noorduynweg nabij Santa Maria, er zijn relatief weinig aanpassingen nodig om het landhuis geschikt te maken voor deze

nieuwe functie, waardoor het historische karakter van het landhuis zoveel mogelijk behouden kan blijven, van een tandartsenpraktijk mag worden verwacht dat de verdiensten zódanig zijn, dat het

mogelijk is een huurprijs te berekenen die de eigenaar in staat stelt het gebouw goed te onderhouden en de rentelasten (c.q. derving) van het geïnvesteerd vermogen dekt.

In de voorgalerij komt de receptie annex. De receptie bestaat uit twee werkplekken, waarbij

een werkplek voornamelijk voor de administratieve afhandeling is bestemd, maar met de optie tijdens piekperiode in te springen en patiënten te woord te staan c.q. betalingen af te handelen.

Door middel van een scheidingswand wordt in de sala een behandelkamer gecreëerd. Om duidelijk te laten zien dat dit een nieuwe toevoeging is en om te voorkomen dat een donkere gang ontstaat, is gekozen voor een frame van hardhout met daartussen glaspanelen (dubbel glas in verband met eisen geluids– en warmteïsolatie) van melkglas. De tweede behandelkamer komt in de slaapkamer in de kern van het landhuis.

In de achtergalerij komt een toiletgroep met twee toiletten, een toilet voor patiënten en een toilet voor het personeel. De oude keuken wordt weer als keuken en sterilisatieruimte ingericht. Voor de sterilisatie van instrumenten is een ca. 60x60x50 cm grote sterilisatiemachine nodig, die prima past in de oude fogon. Aan de tegenoverliggende muur is ruimte voor een kitchenette met spoelbak, twee koelkasten (een voor medische doeleinden) en een koffiemachine.

In de achtergalerij begint ook de trap naar de verdieping. Op de verdieping komt een derde behandelkamer, die kindvriendelijk wordt ingericht met vrolijke kleuren, breed lachende (met de tanden bloot) superhelden en Disney-figuren, een tv in het plafond boven de behandelstoel en speciaal op kinderen gericht voorlichtingsmateriaal over tandverzorging. De tweede ruimte op de verdieping wordt in overleg met de gebruiker ingericht als kantoor en/of ontspanningsruimte. (voor bouwkundige details, ontwerp- en materiaalkeuzes: zie scriptie)

P a g e | 31

Hoofdstuk 10: Medisch Centrum Wechi (MCW) Mijn keuze om landhuis Wechi onderdeel te maken van een medisch centrum voor de eerstelijnszorg is gebaseerd op de volgende overwegingen: • met de realisatie van een nieuwe wijk met 1.000 tot 1.100 woningen en op lange termijn mogelijk zelfs 1.800 woningen is er behoefte aan meer faciliteiten voor de eerstelijnszorg, • een modern MCW kan als een interwijks centrum functioneren voor Wechi, Gato, Souax, Julianadorp, Seru Papya en zelfs Tera Korá, • door het combineren van zoveel mogelijk facetten van de eerstelijnszorg kan er efficiënter worden gewerkt en zijn er meer mogelijkheden voor voorlichting en preventie, • het maakt een logischer herverdeling van taken mogelijk: MCW neemt de eerstelijnszorg over van het huidige medisch centrum De Savaan, dat zich daarna uitsluitend richt op tweedelijnszorg (specialisten), • het medisch centrum sluit aan op de nieuwe beleidsideeën die momenteel binnen de gezondheidszorg op Curaçao worden geformuleerd, waarbij via een integrale aanpak (voorlichting en beweging) getracht wordt het groeiend aantal obesitas-gevallen bij de Curaçaose jeugd aan te pakken, • de lokatie vraagt om een functie die verder gaat dan alleen een buurtfunctie voor Wechi, • de lokatie maakt het mogelijk een aantrekkelijk medisch centrum te creëren waar men (bijna) met plezier naartoe gaat. Motivatie ontwerpkeuzes Het ontwerp van het MCW moet zodanig zijn dat het – ondanks het grote verschil in zowel vloeroppervlak als volume – toch harmonieert met het relatief kleine landhuis. Hierbij is teruggegrepen naar een ontwerp van een ander ‗kolosaal‘ gebouw tussen laagbouw: tien verdiepingen tellende kantoor van de Rabobank in Utrecht, dat bij de ingebruikname in 1983 nog werd omringd door laagbouw en typisch Hollandse rijtjeshuizen, maar dat door zijn vormgeving en materiaalkeuze als het ware ‘oploste‘ in de omgeving. Waarom niet geprobeerd hetzelfde effect te bereiken met het MCW? Een gebouw bekleed met reflecterend materiaal, zodat de gevel de kleur van het landschap en de lucht aanneemt, waardoor het minder opvalt? En wat als het gebouw daarbij ook nog eens zó wordt gesitueerd, dat je in de gevel het landhuis weerspiegeld ziet? Om het gewenste effect te bereiken, moet het MCW een verdiepingsgebouw worden. Een spiegelende gevel moet strak en gesloten zijn. Maar vanuit klimatologisch oogpunt is juist een ‗open‘ gebouw gewenst waarin de wind vrij spel heeft en het gebruik van klimaatbeheersingsinstallaties wordt beperkt. De oplossing hiervoor is gevonden door de behandel– en onderzoekskamers achter de gesloten gevel te situeren en de publieke ruimtes achter een ‗open‘ gevel. Deze gevel is niet alleen letterlijk ‘open‘ (d.w.z. voorzien van grote openingen), maar geeft ook een ‘open‘ gevoel door een wisselwerking met de omgeving. De lokatie is zó gekozen dat een optimaal reflecte- rend effect van het landhuis in de gevel wordt bereikt. Verder staat het gebouw niet te ver van het landhuis, Hoofdkantoor Rabobank in Utrecht waarmee het een functionele eenheid vormt en waar- van het het terras een publieke functie krijgt. Een plek waar iedereen kan genieten van het uitzicht, eventueel onder het genot van een hapje en een drankje gekocht bij de health bar. Een plek waar men kan wachten tot men aan de beurt is bij het gezondheidscentrum, de huisarts of de tandarts.

P a g e | 32

Aan de hand van een digitale terreinkaart en de eigen globale opmetingen is ervoor gekozen het MCW op een afstand van ca. 25 meter van het zuidterras van het landhuis te situeren. Dit vanwege het hoogteverschil van 2.25 tot 2.50 meter, waardoor de begane grond (vanuit het noorden gezien) voor een groot gedeelte wegvalt achter het maaiveld van het landhuis. Hierdoor toont het MCW vanuit het noorden veel minder groot. De glasgevel is naar het noordoosten en noordwesten gericht en de open gevel naar het zuidoosten en schuin op de wind, zoals ook vroeger de kunukuhuisjes schuin op de wind waren geörienteerd. Het MCW is ten opzichte van het landhuis zó geplaatst, dat wie vanaf de hoofdweg recht op het landhuis komt aanrijden, vanaf zo‘n 150 meter afstand de achtergevel van het landhuis in de reflecterende gevel van het MCW ziet verschijnen en hoe verder je rijdt, hoe meer het in beeld komt. Op een afstand van zo‘n 60 meter is het hele landhuis zichtbaar, net op tijd voor de automobilist om zich weer te concentreren op de weg en de splitsing die hij nadert… Vormgeving: het jeugdgezondheidscentrum is met het in het PvE geformuleerde vloeroppervlak van 166 m2 verdeeld over een groot aantal ruimtes en hun onderlinge samenhang is bepalend geweest voor de uiteindelijke vormgeving van het gebouw. De vormgeving is al in grote lijnen door de bovenstaande overwegingen bepaald: twee strakke, gesloten gevels aan de noordoost– en noordwestzijde en verspringende, open gevels aan de zuidoost– en zuidwestzijde. Door dit verspringen ‗omsluit‘ het gebouw als het ware de buitenruimte, het plein voor de botica onder het jeugdgezondheidscentrum. Het uitzicht vanuit de wachtruimte is op het rustgevend groene natuurgebied tussen het landhuis, Julianadorp en Jan Doret. Slagregen en zon worden buitengehouden door de toepassing van een tentdoekconstructie in de vorm van een driehoek tussen de verspringende gevels. Deze twee luifels van tentdoek versterken het buitengevoel en geven het gebouw aan deze zijde een speels tintje, in schril contrast met de strakke, zakelijke noordgevels. Door het sterk hellende terrein ‗verdwijnt‘ een groot deel van de begane grond met o.a. de botica, gezien vanuit het noorden, achter het maaiveld. Door de gevels van de begane grond uit te voeren in roodbruine stukken natuursteen lijkt het alsof een glazen gebouw uit de grond oprijst. De begane grond valt visueel weg, waardoor het gebouw minder massaal toont. Vanuit het zuiden bezien krijg je een soortgelijk effect: de gevels van bruinrode stukken natuursteen lossen als het ware op tegen de terreinhelling. Door de twee kopse gevels over de hele lengte te bekleden met natuursteen vormen deze ook een mooie afscheiding tussen het blauw reflecterende glas van de gevels aan de noordzijde en het heldere glas aan de zuidzijde. Indeling: het schetsontwerp voor het jeugdgezondheidscentrum laat zien dat de health bar een integraal onderdeel uitmaakt van het ontwerp. De toegang tot de health bar is zodanig gesitueerd dat het gemakkelijk te bereiken is vanuit de wachtruimte en voor mensen die niet in het MCW hoeven te zijn. De health bar fungeert als een snackbar: mensen kunnen daar drinken en een ‗broodje gezond‘ kopen, maar niet nuttigen. Er komen dus geen zitjes in de health bar, waardoor toiletvoorzieningen niet nodig zijn. Overdag kan men daarvoor ook terecht in het MCW, waar ruim voldoende toiletten zijn. Tegenover de entree tot de health bar bevindt zich de trap naar de artsenpraktijk. In overleg met de a.s. huurders zal bekeken moeten worden het loont om te investeren in een kostbare liftinstallatie of dat de huisarts ervoor kiest de patiënten voor wie de trap een onoverkomenlijke hindernis vormt thuis te bezoeken. In het ontwerp is voldoende ruimte om alsnog een lift te installeren. De opzet is zodanig dat zowel de health bar als de huisartsenpraktijk kan functioneren ook wanneer het MCW is gesloten of wanneer er een activiteit in de wachtruimte annex zaal wordt georganiseerd. De grote wachtruimte kan multifunctioneel worden gebruikt: er kunnen voorlichtingsavonden worden gehouden, (zwangersschaps-, bejaarden-) gymnastiek of andere bewegingsvormen en zelfs verhuur voor bruiloften en partijen is mogelijk. De ruime keuken kan niet alleen bij die

P a g e | 33

gelegenheden worden gebruikt, maar ook voor gebruik van eigen personeel en voor praktijklessen over gezond koken. Ook de artsenkamer en verpleegkundigekamer zijn multifunctioneel: de ruime opslag biedt mogelijkheden om een bloedprikstoel op te slaan en andere benodigdheden van deelgebruikers (diëtiste, vroedvrouw, bloedprikdienst). De entree blijft zowel aan de zijkanten als boven taps toelopen om een duidelijk herkenbare ingang te creeren en een vloeiender overgang tussen buiten en binnen, waardoor men gemakkelijker het gebouw binnenstapt omdat een duidelijke drempel of grenslijn ontbreekt. Ook aan de wachtkamerzijde is sprake van een tapse vormgeving om de zichtlijn vanuit de wachtruimte naar het landhuis te benadrukken. De tapsgevormde opening vormt als het ware een schilderijlijst met het landhuis als schilderij. Tussen het historische landhuis en het moderne MCW wordt niet alleen figuurlijk, maar ook letterlijk een brug geslagen. De entree van het MCW ligt ongeveer een meter boven het maaiveld van het terras rond het landhuis. Vanaf de entree komt een zo dun mogelijke (zowel fysiek als visueel) brug recht van het MCW naar de zuidwesthoek van het landhuis, waar deze brug eindigt op een aan te leggen plein (op maaiveldhoogte) aansluitend aan het terras van Wechi. De noodzakelijke ondersteuningen worden - net als de gevels van de begane grond - bekleed met roodbruin natuursteen om ze visueel op te laten gaan in het terrein. Voor de balustrade van de brug is gekozen voor helder (slagvast) glas en r.v.s. leuningen en staanders. Met deze opzet is een duidelijke eenheid tussen beide gebouwen gecreëerd. Een eenheid die niet alleen ontstaat door de functie van beide gebouwen of de buitengevel van het MCW waarin het landhuis wordt weerspiegeld, maar ook door de verbindende brug en de entreevorm die vanuit de wachtruimte als schilderijlijst Indeling verdiepingen De begane grond bestaat uit de apotheek of botica, de (koude) keuken van de health bar en een gezamelijke hal en afvaldepot. De botica biedt met een winkelvloeroppervlak van 235 m2

(de 149,5 m2 in het PvE is een minimum eis) veel mogelijkheden om een uitgebreid assortiment te voeren dat verder gaat dan alleen geneesmiddelen, verband, huidverzorgingsproducten, etc. De winkel kan zich daardoor ontwikkelen tot een zaak waar men - ook wanneer men niet direct iets nodig heeft - even binnenwipt om rond te snuffelen. De apotheek, receptuurlokaal en opslag zijn in dit schetsontwerp als één ruimte aangegeven, die in overleg met de toekomstige gebruiker eventueel in afzonderlijke ruimten wordt verdeeld. De begane grond, bestaande uit alleen de botica en health bar is qua oppervlakte kleiner dan het daarboven gelegen jeugdgezondheidscentrum. Ik heb ervoor gekozen om niet een deel van het jeugdgezondheidscentrum te laten ‘zweven‘, maar om het gebouw uit te breiden met een tweede onderneming. De 100 m2 vloeroppervlak die zo ontstaat, biedt voldoende plaats voor bijvoorbeeld een fitness of sportclub of een beauty center. De huisartsenpraktijk heeft twee spreekkamers, die samen één onderzoekskamer delen. De receptie is zó geplaatst dat de assistente(s) vanaf hun werkplek goed zicht hebben op de hele wachtruimte, de entree en de spreekkamers. De balie vormt duidelijk het centrale element in de wachtruimte, de afgeschuinde hoeken maken van de balie een uitnodigend element in een verder strakke en door de kleine ramen zakelijke ruimte. Het is voorstelbaar dat de hoeveelheid daglicht dat tot de wachtkamer van de huisartsenpraktijk doordringt, te gering is. In geen geval zullen er dan grotere vensters worden toegepast, maar de oplossing gezocht moeten worden in de vorm van een lichtopening in het dak. Voor dit afstudeerproject behoeft het MCW slechts uitgewerkt te worden tot schetsontwerp. Bij de uitwerking tot definitief ontwerp zal in het bijzonder moeten worden gelet op de veiligheid in en van het gebouw (inbraak, kindveiligheid).

P a g e | 34

Bijzondere aandacht moet worden besteed aan de landscaping. Deze dient recht te doen aan zowel het historische landhuis (dus geen exotische palmbomen) als het moderne MCW. De landscaping is onderdeel van het verbindende element, net zoals de brug tussen beiden. (voor verdere motivatie ontwerpkeuzes en bestemming bijgebouwen: zie scriptie)

P a g e | 35

Hoofdstuk 11: Tekeningenlijst Code beschrijving schaal formaat

B 1 Situatietekening (bestaand) 1:200 A1

B 2 Gevels en plattegronden (bestaand) 1:100 A1

B 3 Doorsnedes, vloer//kap/dakplan en balklaag 1:100 A1

B 4 Bijgebouwen 1:100 A1

B 5 Details kap (bestaand) 1:10 A1

B 6 Details gevelopeningen (bestaand/reconstructie) 1:20/1:1 A1

B 7 Trap (bestaand/reconstructie) 1:10/1:5 A1

N 1 Situatieschets (nieuw) 1:500 A1

N 2 Gevels en plattegronden (nieuw) 1:100 A1

N 3 Doorsnedes, vloer/kap/dakplan en balklaag 1:100 A1

N 4 Gevelopeningen (nieuw) 1:20 A1

N 5 Gevelopeningen (nieuw) 1:20 A1

N 6 Specifieke details gevelopeningen (nieuw) 1:2 A1

N 7 Details (nieuw) 1:10 A1

N 8 Trap (nieuw) 1:10/1:5 A1

N 9 Aanzichten/details scheidingswanden (nieuw) 1:20/1:5 A1

N 10 Schema riolering/aircoleiding en gevelopeningen 1:50 A1

SO 1 Schetsontwerp Medisch Centrum Wechi 1:200 A1

SO 2 Aanzicht noordzijde 1:200 A3

B = bestaande situatie N = nieuwe situatie SO = schetsontwerp

P a g e | 36

Bijlage: Inhoudsopgave scriptie mei 2009 Voorwoord Deel I: Wat heb ik? Inleiding Hoofdstuk 1: De restauratie - wanneer moet er worden gerestaureerd? - wanneer spreken we van een restauratie? - hoe bereiden we een restauratie voor? - waar begint de restauratie? Hoofdstuk 2: Historische bouwmaterialen - bouwstenen - mortels - dakbedekkingsmaterialen - hout als constructiemateriaal - verbindingsmiddelen en hang– en sluitwerk - gereedschappen Hoofdstuk 3: De kap - kapvormen - kapconstructies Hoofdstuk 4: Gevelopeningen - raam– en deurvormen - raam– en deurdetails Hoofdstuk 5: Historie van landhuis Wechi en de plantage Klein Malpais Hoofdstuk 6: Beschrijving van landhuis Wechi - beschrijving van de bijgebouwen Hoofdstuk 7: Fotoreportage van landhuis Wechi - fotoreportage van de bijgebouwen Hoofdstuk 8: Opnamelijst casco-restauratie landhuis Deel II: Wat wil ik? Hoofdstuk 9: De ontwikkeling van de plantage Weitje - analyse terrein - visie - schetsplan verkaveling Weitje - samenvatting Hoofdstuk 10: Nieuw beleid Deel III: Hoe realiseer ik het? Hoofdstuk 11: Programma van Eisen Hoofdstuk 12: de restauratie van landhuis Wechi

P a g e | 37

Hoofdstuk 13: tekeningenlijst Hoofdstuk 14: Medisch Centrum Wechi (MCW) - motivatie ontwerpkeuzes - indeling verdiepingen Hoofdstuk 15: De bijgebouwen Literatuurlijst Bijlage A: Detailtekeningen kapconstructies Bijlage B: Detailtekeningen gevelopeningen Bijlage C: Uittreksel Register van Beschermde Monumenten Bijlage D: Landsbesluit HAM op de geneesmiddelenvoorziening Bijlage E: rapport ―Consultruimten en inrichting t.b.v. de Jeugdgezondheidszorg Bijlage F: product documentatie