Piet de Smeerpoets, zijn berouw en bekeering · Piet de Smeerpoets, zijn berouw en bekeering...

18
Piet de Smeerpoets, zijn berouw en bekeering Heinrich Hoffmann bron Heinrich Hoffmann, Piet de Smeerpoets, zijn berouw en bekeering. H.A.M. Roelants, Schiedam ca. 1875 Zie voor verantwoording: http://www.dbnl.org/tekst/hoff049piet01_01/colofon.php © 2010 dbnl

Transcript of Piet de Smeerpoets, zijn berouw en bekeering · Piet de Smeerpoets, zijn berouw en bekeering...

Piet de Smeerpoets, zijn berouw en bekeering

Heinrich Hoffmann

bronHeinrich Hoffmann, Piet de Smeerpoets, zijn berouw en bekeering. H.A.M. Roelants, Schiedam

ca. 1875

Zie voor verantwoording: http://www.dbnl.org/tekst/hoff049piet01_01/colofon.php

© 2010 dbnl

2

Het kind en het prentenboek.

Lith. v. Emrik & Binger.

Heinrich Hoffmann, Piet de Smeerpoets, zijn berouw en bekeering

3

HET KIND.Prentenboekjen, wat vertelt gij,Wat voor mooi gavel vermeldt gij?

HET PRENTENBOEK.Ik vertel van kleine kindren;Hoe ze stout zijn, vroeg en laat,

Plagen, lastig zijn en hindrenEn - wat straf er volgt na 't kwaad.

Kindren, die hun soep niet etenEn vermaagren bij het uur; -

Kindren, die 't gebod vergetenVan 't gevaarlijk licht en vuur,

En verbrand zijn eer zij 't weten; -Of die, aan den disch gezeten,Altijd wippen met hun stoelTot ze tuimlen met den boel; -

Of die op hun duimen beten,Ongeloovig aan 't gevaarVan de groote scherpe schaar; -

Kindren, die van boosheid kreten,En die schopten, sloegen, smeten,Telkens als hun moeder kwamMet een handdoek, schaar of kam:

Tot geen el meer uit kon metenHoe verschriklijk lang hun haarEn hun tiental nagels waar.

HET KIND.Neen, dat kan mij niet bekoren,Prentenboekjen, lieve vrind!

'k Wou veel liever nu wat hoorenVan een goed en dankbaar kind,

Dat van leeren houdt en lezenEn zijne ouders teêr bemint.

Och, als gij zoo goed wilt wezen,Spreek me dáárvan, lieve vrind!

HET PRENTENBOEK.Luister dan! Ik zal u leerenHoe een jongen, boos en stout,Toen het kwaad hem had berouwd,

Zich wou beetren en bekeeren. -Wie hem 't kwaad heeft na gedaanNeem nu 't goede ook van hem aan!

Heinrich Hoffmann, Piet de Smeerpoets, zijn berouw en bekeering

4

1.

‘O jongens, komt eens hier en ziet,Daar heb je vuile smeerpoets Piet!Hij heeft zijn nagels en zijn haarNiet laten knippen sints een jaar!’Zoo door zijn makkers uitgejouwd,

Heeft Piet van schaamte een kleur gekregen,En sprak al schreijend en verlegen:‘Mijn boos gedrag heeft mij berouwd;Och, moeder! kam en snijd mij 't haarEn knip mijn nagels met uw schaar;'k Wil als mijn makkers, schoon en reinEn voortaan nooit een smeerpoets zijn!’

Heinrich Hoffmann, Piet de Smeerpoets, zijn berouw en bekeering

5

Lith. v. Emrik & Binger.

Heinrich Hoffmann, Piet de Smeerpoets, zijn berouw en bekeering

6

2.

Lith. v. Emrik & Binger.

Heinrich Hoffmann, Piet de Smeerpoets, zijn berouw en bekeering

7

Zijn moeder zag hem vriendlijk aan;‘Kom jongen! dat is wijs gedaan!’Zoo sprak ze, en met de groote schaarWas zij terstond tot knippen klaar.Doch - 't ging er met geen schaar door heen;

Wat kracht zij deed, het wou niet lukken,Zij kon de schaar niet zamen drukken:De nagels waren hard als been.Toen nam ze een zaag, - wat schreeuwde Piet!Maar 't ging er door en 't hielp hem niet.Doch eerst bij 't vallen van den nachtWas 't zware werk ten eind gebragt.

Heinrich Hoffmann, Piet de Smeerpoets, zijn berouw en bekeering

8

3.

En 's andren daags begon de schaarAan 't lang en stug en stopplig haar;'t Hing rond zijn hoofd als borstels neêr.De smeerpoets leek een ruige beer,Een wilde bok, een vuile ram,

Of 't stekelvarken met zijn pennen;Er was in hem geen knaap te kennen!Maar toen zijn lieve moeder kwamMet schuijer en met schaar en kam,Liet hij zich helpen als een lam.Zij knipte en kamde tot den nachtEn toen was 't werk eerst half volbragt.

Heinrich Hoffmann, Piet de Smeerpoets, zijn berouw en bekeering

9

Lith. v. Emrik & Binger.

Heinrich Hoffmann, Piet de Smeerpoets, zijn berouw en bekeering

10

4.

Lith. v. Emrik & Binger.

Heinrich Hoffmann, Piet de Smeerpoets, zijn berouw en bekeering

11

Maar naauwlijks kraaide weêr de haan,Daar moest ook de andre helft er aan,En dapper gingen kam en schaarDoor 't overschot van 't borstlig haar.Al trok ook Piet een scheef gezigt,

Al deed de pijn hem telkens schreijen,Zijn moeder had geen medelijên,Het werk moest tot het eind verrigt,De heele warpruik gladgesnoeid,En al de stoppels uitgeroeid.Maar 's avonds laat - dat was een pret -Ging Piet met krulhaar naar zijn bed.

Heinrich Hoffmann, Piet de Smeerpoets, zijn berouw en bekeering

12

5.

En naauw was Piet weêr opgestaan,Of moeder kwam met zeepsop aan;Ze haalt er spons en handdoek doorEn wascht hem hals en wang en oorEn handen, dik met vuil begroeid.

Maar of ze al waschte, plaste, schrobde,'t Bleef vruchtloos, hoe zij wreef en tobde,'t Was zeep en moeite en tijd verknoeid.Nu neemt ze een bosje stroo ter hand,En grijpt wat schuurgoed en wat zand,En boent en schuurt hem onvermoeidTot wang en oor hem brandt en gloeit.

Heinrich Hoffmann, Piet de Smeerpoets, zijn berouw en bekeering

13

Lith. v. Emrik & Binger.

Heinrich Hoffmann, Piet de Smeerpoets, zijn berouw en bekeering

14

6.

Lith. v. Emrik & Binger.

Heinrich Hoffmann, Piet de Smeerpoets, zijn berouw en bekeering

15

Maar 's morgens van den andren dagKust hem zijn moeder met een lach,En noemt hem weêr haar lieve Piet - -Dat was hem in geen jaar geschied! -En zie, wat ligt daar in de kast?

Een lakensch pak, nog nooit gedragen,En dassen, schoenen, kousen, kragen,En ook een pet met gouden kwast. -Dat was voor Piet; en moeder stakHem daadlijk in zijn nieuwe pak.Er was geen netter knaap dan hij - -Wat was zijn lieve moeder blij!

Heinrich Hoffmann, Piet de Smeerpoets, zijn berouw en bekeering

16

7.

Piet sprak en danste al heen en weêr:‘Nu word ik nooit een smeerpoets meer;Nu heb ik schoone kleeren aan,Maar - is 't nu daarmeê afgedaan?Ik, die nog 't A.B.C. niet ken -

Neen, 'k wil naar school en leeren lezen,En vlijtig en gehoorzaam wezen,Of 't baat niet dat ik zindlijk ben.’ -Hij hield zijn woord en leerde trouw,En toonde dus zijn waar berouw.Elk kreeg hem lief; en nimmermeerNoemt men hem Piet de smeerpoets weêr.

Heinrich Hoffmann, Piet de Smeerpoets, zijn berouw en bekeering

17

Lith. v. Emrik & Binger.

Heinrich Hoffmann, Piet de Smeerpoets, zijn berouw en bekeering

19

Besluit.

En was 't niet wijs en braaf van Piet,Dat hij zich dus ten goede keerde? -Maar jongens! 't is zoo maklijk niet

Te ontwennen wat het kwaad ons leerde,En 't lukt niet elk zoo goed als Piet.

Slechts één gewoonte moogt gij kennen,Het is: ‘om van uw vroegste jeugdTe wandlen op het pad der deugd,’

Dan hebt ge u de ondeugd nooit te ontwennen.

Heinrich Hoffmann, Piet de Smeerpoets, zijn berouw en bekeering