Pieper Profijt = gezamenlijk profijt

22
Pieper Profijt = gezamenlijk profijt AKK code ACD-03.031 Dit rapport is openbaar en iedere participant kan vrijelijk gebruik maken van het eindrapport Frans-Peter Scheer (Agrotechnology & Food Innovations, WageningenUR) Jan Wijnen (Zuidelijke Land- en Tuinbouworganisatie) Januari 2006

Transcript of Pieper Profijt = gezamenlijk profijt

Page 1: Pieper Profijt = gezamenlijk profijt

Pieper Profijt = gezamenlijk profijt

AKK code ACD-03.031

Dit rapport is openbaar en iedere participant kan vrijelijk gebruik maken van het eindrapport

Frans-Peter Scheer (Agrotechnology & Food Innovations, WageningenUR) Jan Wijnen (Zuidelijke Land- en Tuinbouworganisatie)

Januari 2006

Page 2: Pieper Profijt = gezamenlijk profijt

2

Inhoudsopgave

Inhoudsopgave ........................................................................................................................................................ 2

1. Aanleiding........................................................................................................................................................... 3

2. Het belang van de aardappelketen....................................................................................................................... 4

3. Project Aanpak.................................................................................................................................................... 6

4. Doelstellingen ..................................................................................................................................................... 74.1 Kwaliteit........................................................................................................................................................ 74.2 Logistiek........................................................................................................................................................ 7

5 Samenvatting resultaten ....................................................................................................................................... 85.1 Overzicht project resultaten Kwaliteit........................................................................................................... 85.2 Overzicht project resultaten Logistiek ........................................................................................................ 125.3 Transport en energiebesparing .................................................................................................................... 13

6. Samenwerking................................................................................................................................................... 156.1 Samenwerkingscultuur ................................................................................................................................ 156.2 Beschrijving totstandkoming samenwerking participanten......................................................................... 166.3 Bijdrage project aan samenwerking in de keten.......................................................................................... 166.4 Succes- en faalfactoren voor slagen project / samenwerking...................................................................... 166.5 Gevolgtrekkingen........................................................................................................................................ 176.6 Kennisoverdracht ........................................................................................................................................ 17

7 Bijlagen .............................................................................................................................................................. 187.1 Artikel Bemonsteren, een gezamenlijke verantwoordelijkheid................................................................... 187.2 Namen en adressen van betrokkenen .......................................................................................................... 20

OVERZICHT PARTICIPANTEN BEDRIJFSLEVEN ........................................................................................ 21OVERZICHT PARTICIPANTEN KENNISINSTELLINGEN............................................................................ 22

Page 3: Pieper Profijt = gezamenlijk profijt

3

1. Aanleiding

Voor de Nederlandse akkerbouw zijn aardappelen de economische kurk waarop de bedrijfscontinuïteiten investeringen drijven.In de aardappelverwerkende keten worden de volgende schakels onderscheiden: aardappelteelt,bewaring en transport naar de fabriek, aardappelindustrie, distributie en logistiek van het eindproducten tot slot verkoop en consumptie van het eindproduct.De aardappelteelt is in Nederland professioneel sterk ontwikkeld. Hierbij worden relatief hoge kg-opbrengsten per ha gerealiseerd. De afzet naar de aardappelverwerkende industrie vindt plaats viahandel op de vrije markt of via voor het teeltseizoen aangegane teeltcontracten. Het aandeelcontractteelt is inmiddels circa 75%.Vanwege de relatief goede infrastructuur in de aardappelteelt en bewaring, de beschikbaarheid van eenrelatief hoge kwaliteit aardappelen het hele jaar rond en het goede investeringsklimaat is Nederlandeen gunstige vestigingsplaats voor de aardappelverwerkende industrie.In samenwerking met de afnemers van de verwerkers worden tal van segmenten en productenontwikkeld om de consumentenvraag in te vullen. Om die rol rendabel en duurzaam te kunneninvullen stelt de industrie hoge eisen aan zijn toeleveranciers, hun producten en diensten.Uit dit oogpunt van zijn concurrentiekracht is men daarbij sterk afhankelijk van de effectiviteit enefficiëntie waarmee die eisen worden gerealiseerd voor de gehele grondstofbehoefte.De prijsvorming van consumptieaardappelen is de laatste jaren zondermeer slecht te noemen. Ook injaren waarin goede prijzen verwacht werden – omdat het aanbod laag was – vielen de telersprijzentegen. Door overaanbod en stagnatie in de afzet is het rendement ook bij de verwerkende industrieënde laatste jaren steeds verder gedaald tot een (te) laag niveau. Dit belemmert de innovatiekracht van detotale keten.

Ter verbetering van de rentabiliteit en concurrentiekracht in internationaal perspectief van de ketenwordt dit project ingestoken op ketensamenwerking en communicatie.In de ketensamenwerking ligt de focus op professionalisering van de aardappelteler en professionelesamenwerkingsmogelijkheden om een goed georganiseerd antwoord te hebben op de vraag vanuit deafnemers. Dit betekent ook een verbetering van de ketenorganisatie.Als gevolg van onvoldoende communicatie tussen toeleverancier en afnemer ontstaan er onnodigekosten (faalkosten) in de aardappelketen die voor ieder van de partijen/schakels individueel moeilijkzijn weg te nemen. Ofwel een niet optimale aanlevering van het juiste product op de juiste moment opde juiste plaats omdat onduidelijk is wat de kwaliteitsaspecten zijn van de aardappelpartij zelf.Daardoor kan niet optimaal geanticipeerd worden om, van het juiste aardappelproduct in tijd en plaats,uiteindelijk het juiste eindproduct te krijgen wat de consument graag eet.

Page 4: Pieper Profijt = gezamenlijk profijt

4

2. Het belang van de aardappelketen

De aardappelsector omvatte in 2003 een totaal van 15.000 telers, met een totale productie van8.300.000 ton aardappelen afkomstig van ongeveer 160.000 hectare (20% van de akkerbouw).Ongeveer 70% van deze productie is bestemd voor export.

Economische kerngegevens sector aardappelen (naar schatting)Aantal bedrijven Totale omzet

(x € miljard) Teelt 15.000 0,75(Groot)handel 450 1Verwerkende industrie

- zetmeel 1 1- consumptieproducten 11 1

Tabel 1 Bron: Jaarverslag HPA 2003

Productie en afzet (inclusiefimport)

x 1.000 ton Export (%)Consumptieproducten 3.000 70Zetmeelproducten 2.500 80Pootaardappelen 1.000 60Tafelaardappelen 800 -Export tafel- enindustrieaardappelen

1.000 100

Totaal 8.300

Tabel 2 Bron: Jaarverslag HPA 2003

De verwerkende industrie realiseerde een omzet van naar schatting € 2 miljard en gebruikte hiervoor 3.430.000 ton aardappelen. Deze worden voor 87% verwerkt door de vier grootste spelers in deNederlandse aardappelindustrie (Lamb-Weston / Meijer, McCain, Aviko en Farm-Frites). Nederland isna de Verenigde Staten, de grootste aardappelverwerker ter wereld.

De Nederlandse productie van aardappelen is de laatste jaren stabiel gebleven, het Europese aandeel isechter gedaald van 48% naar 44%. De oorzaak hiervan moet ondermeer gezocht worden in de groeivan de productie in de buurlanden UK, Frankrijk, Duitsland en België. Nieuwe verwerkingscapaciteitwordt voornamelijk buiten Nederland opgebouwd. Van de te verwerken aardappelen, wordt eentoenemend deel (circa 30-40%) geïmporteerd uit België, Duitsland en Frankrijk.

Page 5: Pieper Profijt = gezamenlijk profijt

5

Omvang van en ontwikkeling in % in de EU-invoer van aardappelen uit de belangrijksteherkomstlanden van de Unie tussen 1988/89 en 2001/02.

In de aardappelverwerkende keten worden de volgende schakels onderscheiden: aardappelteelt,bewaring en transport naar de fabriek, aardappelindustrie, distributie en logistiek van het eindproducten tot slot verkoop en consumptie van het eindproduct.

De aardappelteelt is in Nederland professioneel sterk ontwikkeld. Hierbij worden relatief hogeopbrengsten per ha gerealiseerd. De afzet naar de aardappelverwerkende industrie vindt plaats viahandel op de vrije markt of via voor het teeltseizoen aangegane contracten. Het aandeel contractteelt isinmiddels ca. 75%.Vanwege de relatief goede infrastructuur in de aardappelteelt en bewaring, de beschikbaarheid van eenrelatief hoge kwaliteit aardappelen het hele jaar rond en het goede investeringsklimaat is Nederlandeen gunstige vestigingsplaats voor de aardappelverwerkende industrie.

Van het eindproduct wordt een steeds groter deel geëxporteerd, in 2000 was dit circa. 97%. Deexportwaarde bedroeg in 2000 ca. 1 miljard euro. Ruim 90% van de export gaat naar EU-landen, debelangrijkste zijn daarbij het Verenigd Koninkrijk, Duitsland en Frankrijk. In 2000 waren er inNederland 13 ondernemingen die aardappelen verwerkten met 21 productielocaties. Tussen 1990 en2000 is het aantal productielocaties bijna gehalveerd en heeft er derhalve een forse schaalvergrotingplaatsgevonden. Het aantal werknemers in de aardappelverwerkende industrie bedraagt ca. 3900.De groei van de markt voor aardappelproducten vindt vooral plaats in de segmenten retail,foodservices en fast food. De Nederlandse consumptie van aardappelproducten en tafelaardappelentezamen, ligt op 80 kg per hoofd per jaar (respectievelijk 30 en 50 kg).

Page 6: Pieper Profijt = gezamenlijk profijt

6

3. Project Aanpak

In juni 2003 is een uitgebreid projectvoorstel bij AKK ingediend door ZLTO. Met dit voorstel is deZLTO naar alle ketenpartijen gegaan (aanbodgericht). Dit voorstel werd in gezamenlijkheid nietgeaccepteerd.Vervolgens is gekozen voor een collectieve aanpak (geen specifieke bedrijfsketen) met deketenpartners die interesse hadden een nieuw projectvoorstel te schrijven en gezamenlijk te kiezenvoor projecteigenaarschap. Voorwaarden die gesteld zijn: non-concurrentiële onderwerpen, opencommunicatie van de onderwerpen naar primaire producenten en een meerwaarde voor alleprojectpartners.Er zijn veel gesprekken gevoerd en sessies georganiseerd om de inhoud van het project af te bakenen.Er zijn uiteindelijk twee onderwerpen ter hand genomen welke nader uitgewerkt kunnen worden.1. Meer inzicht bij de teler in de kwaliteit van de aardappel(partij).2. Werken aan een efficiëntere logistiek.

1. KwaliteitMeer inzicht krijgen in de kwaliteit van de aardappel(partij) bij de teler betekent eigenlijk hetrealiseren van een meer optimale afstemming tussen het vraag- en aanbodprofiel in deverwerkingskolom van consumptieaardappelen. Redenerend vanuit de specificatie (kwaliteit,hoeveelheid) van de klant: “De juiste aardappelen voor de poort van de fabriek, op het juiste tijdstip endaaruit volgend de bijbehorende prijs”.Dit kan bereikt worden door:• Verbeteren van de communicatie tussen teler en verwerker ten behoeve van het versterken van

draagvlak en onderling vertrouwen en versterking van de aardappelketen;• Bewerkstelligen van een betere afstemming tussen de vraag en het aanbod door:

o te werken aan inzicht bij telers in welk product afnemers wensen;o te werken aan een betere voorspelbaarheid van kwaliteit;o te werken aan inzicht in de effecten van maatregelen in de teelt, logistiek en

verwerking op kwaliteit en rendement voor de keten.

De belangrijkste (fysieke) kwaliteitsparameters zijn droge stof (percentage en verdeling over de knol,partij, batch), de lengte (verdeling), kleur (verbruining als gevolg van suikers) en gebreken (rot, blauw,beschadigingen). Daarnaast worden (meer maatschappelijke) factoren als certificering eninformatievoorziening steeds belangrijker.

2. LogistiekEen efficiëntere logistiek heeft van zelfsprekend ook te maken met de juiste aardappelen voor de poortvan de fabriek, op het juiste tijdstip. Bij dit thema kunnen we allereerst kijken wat transporteurskunnen optimaliseren bij het transport van aardappelen van de teler naar de verwerker. Dit kunnen webereiken door minder “lege” kilometers rijden d.m.v.• Betere samenwerking tussen transporteurs in Nederland, België, Duitsland en Frankrijk met ook

invulling van andere producten.• Maximaal gebruik maken van wettelijke regels van te transporteren tonnages.• Verbeteren van de communicatie tussen planning verwerking, planning teler en planning logistiek

(‘juiste tijdstip’).

ZLTO is aanvrager, penvoerder en projectleider van dit project.De deelnemende bedrijven zijn Agrico, Farm-Frites, Korteweg en Nedato.Het Hoofd Productschap Akkerbouw (HPA) is vanuit haar landelijke rol bij dit project betrokken enheeft zitting in de stuurgroep.De deelnemende kennisinstellingen zijn Agrotechnology&Food innovations (A&F) enPraktijkonderzoek Plant & Omgeving- akkerbouw, groene ruimte en vollegrondsgroenten (PPO-agv).

Page 7: Pieper Profijt = gezamenlijk profijt

7

4. Doelstellingen

De doelstelling is om op basis van een brede inventarisatie door Kennisinstellingen en bedrijfsleven,tot aanbevelingen te komen die leiden tot (implementatie van): een optimale aanlevering van hetjuiste product op het juiste moment op de juiste plaats, zodat er een duurzame (Profit, People,Planet)-besparing en dus een hoger rendement binnen de totale aardappelketen optreedt.

Meer concreet:

De doelstelling wordt behaald middels:A) Een verbeterde bemonsteringssystematiek:

1. Het verminderen van “missers” aan de poort, oftewel partijen die niet verwerkt kunnenworden omdat ze teveel afwijken van de gestelde specificatie eisen en verwerking nietmogelijk is. Hierdoor kan met name op transportkosten worden bespaard.

2. Het verbeteren van de planning (genaamd “matching”) tussen aardappel-partij-specificatie enfrites-product-specificatie zodat de verwerking efficiënter kan plaatsvinden. Hierdoor kan ermet name op energiekosten en reststromen worden bespaard.

B) Aanbevelingen voor een verbeterde logistieke afstemming waarvoor commitment bestaat.

Beoogde eindresultaten

4.1 KwaliteitA. Bepaling van de kwaliteit van de aardappel(partij) door :

• Inventarisatie van de huidige bemonsteringssystematiek van de verwerkers;• Analyseren van deze bemonsteringssystematieken;• Aanbevelingen voor een betrouwbare bemonsteringsystematiek voor een optimale levering,

die toegevoegde waarde heeft voor de gehele keten;B. Bepaling van een belangrijk specifiek kwaliteits-aspect van een aardappel(partij) door:

• Inventarisatie van de mogelijkheden van de voorspelbaarheid van de bakkleur.• Aanbevelingen over de mogelijkheden om de bakkleur beter te voorspellen.

C. Overzicht van onderzoek m.b.t. bemonstering en voorspelling bakkleur.D. Communicatie en bewustwording.E. Conclusies & Aanbevelingen.

• Op basis van de onderdelen A,B, C en D met het projectteam komen tot een aantalaanbevelingen.

4.2 LogistiekZo efficiënt mogelijk de aardappels te vervoeren door:

• Inventarisatie van de mogelijkheden• Aanbevelingen om de beste mogelijkheid uit te werken met commitment van de betrokken

transporteurs.

Naar aanleiding van de kwaliteit en logistiek doelstellingen worden transport- en energiebesparingennagestreefd.

Page 8: Pieper Profijt = gezamenlijk profijt

8

5 Samenvatting resultaten

5.1 Overzicht project resultaten KwaliteitA. BemonsteringssystematiekDe verwerkers hebben kwaliteitsgegevens aangeleverd (oogst versus fabriekspoort) voor een aantalrassen en seizoenen. De kennisinstellingen hebben deze data geanalyseerd en grafisch inzichtelijkgemaakt. Op basis hiervan zijn een aantal aanbevelingen gedaan over monstermoment (veld, oogst),locatie en aantal monsters. Met name het aantal te nemen monsters tijdens oogst om een betrouwbarevoorspelling te kunnen doen van de gemiddelde kwaliteitswaarden van een aardappelpartij is eenbelangrijk onderwerp van studie geweest. Hoe beter oogstmonster en levering met elkaarovereenstemmen des te minder “missers” zullen optreden en des te beter zal de “matching” van vraagen aanbod plaatsvinden.

Figuur 2: Voorspellende waarde van veldmonster (bolletje), oogstmonster (begin lijn) en levering aanfabriek (eind lijn) voor het aspect onderwatergewicht.

Zoals uit figuur 2 blijkt stemt de gemeten waarde van het oogstmonster in dit voorbeeld vaak redelijkovereen met de gemiddelde waarde bij levering. Echter bij boer 5 (licht blauw) laat devoorbemonstering duidelijk lagere waarden zien dan bij de werkelijke levering. We zien ook dat hetveldmonster van boer 6 (bruin) een duidelijk hogere waarde geeft dan bij werkelijke levering. Uitbovenstaande voorbeelden blijkt dat er in sommige gevallen meer monster (oogst, veld) moetenworden genomen om het gemiddelde bij levering beter in beeld te krijgen. Daarnaast is een belangrijkeconclusie dat niet alleen de gemiddelde waarde van belang is maar zeker ook de interne spreiding vaneen partij aardappelen.

De eerste resultaten laten zien dat de variatie in een partij groter is dan verwacht. Deze variatieresulteert vaak in missers of afkeuring aan de fabriekspoort. Het is dus belangrijk om goed inzicht teverkrijgen in die variatie. Dit kan het beste worden geïllustreerd aan de hand van figuur 2.Figuur 3 geeft inzicht in het gemeten onderwatergewicht bij een verwerker van iedere geleverdevrachtwagen voor een viertal telers. De ronde stip links in de figuur geeft de waarde van devoorbemonstering in het veld aan. Teler 2 (zwarte lijn) heeft de grootse variatie, hij levert vrachtenvan zowel 370 als 430 gram onderwatergewicht aan. Teler 3 (rode lijn) echter levert heel constantewaarden. De geleverde vrachten liggen allemaal tussen de 410 en 420 gram onderwatergewicht. Departij aardappelen van teler 3 is niet alleen veel homogener dan die van teler 2, er zijn ook minder

Page 9: Pieper Profijt = gezamenlijk profijt

9

monsters nodig om het gemiddelde onderwatergewicht met een bepaalde nauwkeurigheid tevoorspellen. Immers bij teler 3 benadert ieder monster het werkelijke gemiddelde van die partij dichterdan bij teler 2. Bij teler 2 zijn dan ook veel meer monsters nodig om het gemiddeldeonderwatergewicht net zo nauwkeurig in beeld te krijgen als bij teler 3.

Figuur 3: Spreiding in onderwatergewicht tussen afzonderlijke leveringen voor 4 telers.

Inzicht in variatie is niet alleen een kwestie van meer monsters nemen, maar even belangrijk is demonstername zelf. Eén van de uitspraken binnen Pieper Profijt is dan ook dat de resultaten van hetmonster wel zullen kloppen, maar het is natuurlijk DE GROTE VRAAG of het genomen monster welrepresentatief is voor de gehele partij? Het verdient daarom aandacht om een goed monster te nemen.In het veld, door op verschillende locaties in het perceel knollen te rooien en bij inschuren, door opverschillende tijdstippen knollen te verzamelen. Hoe beter dit wordt uitgevoerd, des te beter zal het(meng)monster overeenstemmen met de uiteindelijke levering en des te minder is de kans oponverwachte afkeuring. Dit is een gezamenlijk belang van verwerker èn teler. Een goede monsternameresulteert erin dat de juiste partij op het juiste moment verwerkt wordt. Een minder goedemonstername kan resulteren in missers aan de poort wat tot extra kosten in de keten leidt voor zowelverwerker als teler! Omgekeerd is ook mogelijk, een matige partij in de voorbemonstering blijkt bijleveren veel beter te zijn en brengt daardoor niet het gewenste rendement op.

Tijdens oogst niet alleen de hoeveelheid maar ook de kwaliteit en variatie goed vaststellen.

Uiteindelijk is een stuk statistiek nodig om antwoord te geven op de vraag hoeveel monsters je moetnemen tijdens oogst om EN de gemiddelde waarde EN de spreiding goed vast te stellen. Inbovenstaand voorbeeld zal bij boer 3 ieder monster in de voorbemonstering goed overeenstemmen metde werkelijke levering. Echter in het geval van boer 2 zullen meerdere monsters genomen moetenworden vanwege de enorme spreiding. Binnen het project Pieper Profijt is antwoord gegeven op devraag hoeveel monsters je moet nemen voor een betrouwbare voorspelling.

Page 10: Pieper Profijt = gezamenlijk profijt

10

Dit antwoord is niet eenduidig maar is afhankelijk van onder andere ras, teler, kwaliteitsaspect,seizoen en de benodigde nauwkeurigheid van de voorbemonstering. Iedere teler en verwerker dientdus voor zichzelf de afweging te maken van het aantal te nemen monsters. Enerzijds voor eenbetrouwbare voorspelling maar anderzijds natuurlijk vanwege de extra inspanning van het meermonsters nemen en analyseren.De statistische bewerking kan ook inzicht verschaffen in de kans dat de voorbemonstering toch afwijktvan de levering en bijvoorbeeld leidt tot een misser. De volgende vraag kan dan bijvoorbeeldbeantwoord worden. Als de voorbemonstering 380 gram onderwatergewicht meet, wat is dan de kansdat er bij levering een onderwatergewicht van onder de 360 gram wordt gemeten. 360 gram is deondergrens van acceptatie door de fabriek. Lagere waarden leiden dus tot afkeur, oftewel een misser.Op dat moment kan de betreffende partij niet verwerkt worden met alle gevolgkosten van dien (zieparagraaf 5.3). Het voldoende nauwkeurig kunnen vaststellen van het gemiddelde en de spreiding vaneen partij zijn dus van groot belang.

Er kan ook geconcludeerd worden dat er naast de enorme fysieke stroom aardappelen veel data wordtverzameld (informatiestroom). Het is vanuit deze informatie dat heldere vergelijkingen en overzichtenkunnen worden gegenereerd. De data helpen bij het objectief onderbouwen van, en mede richtinggeven aan maatregelen in de praktijk. Oftewel theorie (informatie) en praktijk (de aardappelen)versterken elkaar en de rol van informatisering in de gehele keten wordt steeds belangrijker.

Als laatste onderdeel van bemonsteren zijn de werkwijzen vergeleken tussen de deelnemende partijen.Hoewel er een grote mate van overeenstemming is, kiest iedere verwerker bewust voor zijn eigennuances en additionele dataverzameling. Dit wordt grotendeels gestuurd door specifieke eisen van deklanten van de verwerkers, bijvoorbeeld fastfood versus retail versus out-of-home etc en daarbinnende eisen van de individuele klant.

B. Bakkleur voorspellingAllereerst heeft er een inventariserend gesprek plaatsgevonden met betrokkenen die het bakkleurvoorspellingsmodel, genaamd “Potato-watch” bij de firma Tolsma Techniek hebben opgezet (1997).Daarna is door WageningenUR de beschikbare kennis rondom bakkleur voorspelling geïnventariseerdtezamen met een literatuurstudie. De actuele stand van zaken en de mogelijkheden voor verbeteringzijn besproken met de deelnemende bedrijven. Op basis hiervan zijn vervolgacties genomen om tekomen tot een verbeterde bakkleur voorspelling. Er vindt een eerste validatie in de praktijk plaats.Hierbij worden voorspellingen bij de oogst vergeleken met werkelijke leveringen op basis vanbestaande modellen. Daarnaast wordt de motivatie van het bedrijfsleven geïnventariseerd om te komentot een vervolgaanvraag waarin alle relevante onderdelen worden geïntegreerd. Dit zijn

• Diagnostische toetst om bakkleur vast te stellen. De mogelijkheden van genomics-toetsen(meting aan de erfelijke factoren van aardappelen) worden hierin meegenomen.

• Voorspellend model welke bij de oogst een geschatte bakwaarde bij levering afgeeft. Dezemodellen zijn ras specifiek en houden rekening met het temperatuur regime tijdens bewaring.

• Praktijk validatie. Het vergelijken van de voorspelde waarden met metingen uit de praktijk (deleveringen aan de fabriek). Hierbij wordt gebruik gemaakt van de bemonsteringssystematiekuit onderliggend project.

• Organisatie in de praktijk. Oftewel wie dient op welk moment monsters te verzamelen. Welkeinformatie komt beschikbaar en hoe wordt deze gecommuniceerd. Welke acties dienengenomen te worden. Hoe wordt bijvoorbeeld de fabrieksplanning en/of bewaring aangepast opbasis van de verkregen informatie. Welke training en opleiding is nodig. Hoe brengen we debewustwording van alle betrokken op het juiste niveau. Waneer is er spraken van win-winvoor alle betrokkenen.

C. Overzicht bestaand onderzoekMet de deelnemende partijen zijn relevante onderzoeksprojecten besproken, zowel uit het verleden alsnu lopende projecten. Deze projecten concentreren zich enerzijds op het geautomatiseerd meten van

Page 11: Pieper Profijt = gezamenlijk profijt

11

variatie. Denk hierbij bijvoorbeeld aan de Frying Colour Tester (FCT) welke met behulp van cameratechnieken de bakkleur vaststelt.Anderzijds concentreren deze projecten zich op het reduceren van variatie door middel vanmaatregelen tijdens teelt, oogst en bewaring. Hierbij kan men denken aan de mogelijkheden welkeprecisielandbouw biedt (het plaatsspecifiek in het perceel toedienen van bemesting engewasbeschermingsmiddelen gebruikmakend van de gemeten variatie binnen het perceel).De bedrijven zijn meestal op hoofdlijnen wel met deze onderzoeken bekend en kennen de huidigewaarde voor de praktijk. Zo ziet men geen korte termijn toepassingen voor precisielandbouw.Het meest waardevol worden de mogelijkheden voor bakkleur voorspelling gevonden. Daarbij heeft debakkleur ook nog een relatie met acrylamide. Dit is een mogelijk kankerverwekkende stof welke delaatste jaren veel aandacht heeft gekregen in de pers. Bij hogere afbaktemperaturen wordt niet alleende friet donkerder maar komt er ook meer acrylamide vrij. Acrylamide zal dus zeker meegenomenworden in de besluitvorming rondom bakkleurvoorspelling.In het project Heatox (EU/VAVI) is onderzoek verricht naar hoe acrylamide ontstaat en wat de bestemethoden voor reductie zijn.

D. Communicatie en bewustwordingDe inzichten uit voorgaande onderdelen zijn door de partijen gebruikt in de communicatie richtingtelers om hiermee bewustwording te versterken. Als onderdeel hiervan is er een gezamenlijk artikelopgesteld dat is gepubliceerd in “de nieuwe oogst” (september 2005, zie bijlage 1).

Vaststelling, communicatie, bewustwording en gezamenlijke actie rondom variatie in eenaardappelpartij zijn sleutelwoorden om te komen tot een verbeterslag in de aardappelketen. Dezecommunicatie dient zowel stroomafwaarts (teler naar verwerker) als stroomopwaarts (verwerker naarteler) plaats te vinden. Alhoewel dit in zekere zin nu al plaatsvindt, kan het zeker nog beter.Wat waren de oogstomstandigheden, welke gebreken kunnen zich potentieel in de opslagontwikkelen? In welke volgorde zijn de verschillende percelen ingeschuurd en moet er tijdensuitschuren rekening worden gehouden met de onderlinge verschillen? Waar liggen de kopakkers enspuitsporen opgeslagen of zijn deze gemengd met de rest van het perceel? Een teler weet natuurlijk alsgeen ander hoe deze zaken hun beslag hebben gekregen. Maar wat is het belang om dit te besprekenmet de verwerker? Dat belang ligt natuurlijk verderop in de keten bij de verwerker die kosten maaktbij afkeuring en missers. Maar uiteindelijk zullen deze kosten wel worden doorvertaald naar de telerdoor middel van kortingen of zelfs een veel lagere uitbetalingsprijs. Als jij als teler veel van je partijweet en dit communiceert dan is er geld te verdienen en zijn er minder teleurstellingen bij levering.Beter inzicht in partijvariatie is dus in ieders belang (gezamenlijk profijt).De teler kan de verwerker helpen door de kwaliteit bij de oogst goed vast te stellen en vervolgens tesignaleren of de kwaliteit gedurende de bewaring acceptabel blijft. Gaat de bewaring beter danverwacht, en de teler communiceert dit, dan kan de verwerker deze partij eventueel later verwerken alsdit beter in de planning past. Omgekeerd kan natuurlijk ook. Waar het om gaat is dat er een dialoog iswaardoor er continu verbeterd wordt.De verwerker kan de teler daarbij helpen door hem zo goed mogelijk inzicht te geven in de gemetenwaarden aan de fabriekspoort en de gevolgen daarvan tijdens verwerking. Door vervolgensgezamenlijk de oorzaken van verschillen tussen voorbemonstering en levering te bespreken en deze inacties om te zetten wordt een gezamenlijk verbeteringsproces op gang gebracht. Waar bijvoorbeeld inde praktijk nog weinig gebruik van wordt gemaakt is de mogelijkheid om als teler bij de tarreringaanwezig te zijn. Teler en verwerker kunnen dan gezamenlijk de geleverde vrachten beoordelen,inzicht krijgen in variatie en de gevolgen daarvan in het productieproces. Dit leidt tot meer vruchtbarediscussie over gezamenlijke verbetering dan achteraf praten over de (papieren) uitslag van eentegenvallende partij.

Page 12: Pieper Profijt = gezamenlijk profijt

12

E. Conclusies en AanbevelingenDe conclusies uit het project hebben geleid tot aanbevelingen over de volgende vragen:

• Wat is het beste monstermoment: veld, oogst of bewaring?• Waar kan het monster het beste genomen worden: in het veld, tijdens oogst of in de schuur?• Hoeveel monsters moet men nemen en hoe betrouwbaar is dan de meting ten opzichte van de

werkelijke waarden van de gehele aardappelpartij?• Welke technieken zijn perspectiefvol voor de komende jaren• Hoe kunnen we beter samenwerken, communiceren en leren in de gehele aardappelkolom?

Binnen het project zijn bovenstaande vragen beantwoord maar zijn om redenen van vertrouwelijkheidniet in dit rapport vermeld.

Daarnaast kunnen de volgende aanbevelingen gegeven worden:1. Dataverzameling wordt steeds belangrijker. De ketens produceren en verwerken niet alleen enormehoeveelheden aardappelen, er worden ook heel veel data verzameld. Indien de data juist en volledigzijn kunnen hiermee waardevolle analyses plaatsvinden die de praktijk aansturing ondersteunen.

2. Voorwaarden voor implementatie (van bovengenoemde maatregelen) zijn bedrijfsspecifiek. Hieraanliggen strategische overwegingen ten grondslag. Middels een aantal bilaterale gesprekken is hierspecifieker per deelnemer op ingegaan en heeft iedere deelnemer zijn eigen keuzes gemaakt.De belangrijkste afweging voor de bedrijven is een kosten – baten afweging. Enerzijds ontstaat erverbeterd inzicht en daardoor voordelen door de verbeterde bemonsteringssystematiek. Anderzijdsmoet de aardappelketen hiervoor een extra inspanning doen. Het optimum is afhankelijk van velefactoren en daarmee zeer bedrijfsspecifiek.

5.2 Overzicht project resultaten LogistiekEr hebben een aantal inventariserende gesprekken plaatsgevonden met de transporteurs Farm-Trans enButter transport. Mogelijke efficiency - verbeteringen liggen op de navolgende terreinen:• 1) Technische innovatie in materieel. Wellicht zou de te vervoeren productenrange door

technische innovatie vergroot kunnen worden. Hierbij kan men denken aan een trailer waarbij deschuine schotten versteld kunnen worden, waardoor er mogelijkheden ontstaan om pallets te gaanvervoeren. In het verleden is er al veel onderzoek verricht naar aanpassingen van de trailerswaarbij de schadegevoeligheid centraal heeft gestaan. Immers stortgoed is erg massaal en robuust.Daarnaast speelt ook het zelflossend vermogen van de trailer een belangrijke rol. De trend zithem dan ook vooral in het lichter maken van de wagens waardoor er binnen degewichtbeperkingen meer vervoerd kan worden.

• 2) Korte termijn: Afstemmen van laad- en lostijden in ketencontext / vergroten flexibiliteit laad-en lostijden.Een groot deel van de voorraden staat nu in trailers op het terrein van de verwerker. Hoewel datnooit helemaal te voorkomen is (productie is 24 uur) zou de vraag van de verwerker en het aanbodvan de teler beter op elkaar afgestemd kunnen worden door verruiming van het laadmoment bij deteler. Vooralsnog wordt veelal vanaf een uur of zeven ‘s ochtends tot een uur of zeven ‘s avonds(wanneer het schemerig / donker wordt) geladen. Vanaf dat moment is het voor de vervoeder duszaak om een buffer aan te leggen op het terrein van de verwerker. Het is daarom zinvolinzichtelijk te maken in hoeverre het verruimen van de laadtijden een bijdrage kan leveren aan eenefficiëntere keteninrichting.

• 3) Trailerpoule. In het geval van een trailerpoule wordt gebruik gemaakt door de verschillendevervoerders van elkaars opleggers die bij de verschillende fabrieken staan. Nu is het zo dat Buttertrailers heeft staan bij zijn klanten en dat geldt ook voor Farm-Trans. In het geval van uitwisselenvan vrachten / verdergaand optimaliseren van beide operaties is het daarom zaak dat of 1. Buttertrailers neerzet bij de klanten van Farm-Trans en Farm-Trans trailers neerzet bij klanten vanButter. Hoewel alle eigen trailers nu ingezet kunnen worden (geen desinvesteringen) zijn dekosten van een dergelijke operatie onnodig hoog. Immers, je maakt gebruik van een onnodig grootaantal trailers. Een andere mogelijkheid bestaat dan ook uit het opzetten van 2. een

Page 13: Pieper Profijt = gezamenlijk profijt

13

gemeenschappelijke trailerpoule (FarmTrans en Butter maken gebruik van dezelfde trailers). Alsgevolg zijn veel minder trailers nodig en bovendien worden de beschikbare trailers ook nog eensefficiënter gebruikt. In dit geval is het overigens wel zaak dat de verwerkers meewerken doordatbeide dienstverleners op het terrein worden toegestaan en bovendien met een soort grijze trailers(zonder logo) zal worden gereden (let op het gaat hier primair om het collectietransport vanaardappelen; in de distributie-operatie van frites kan nog gewoon gebruik worden gemaakt vangrote logo's en dus duidelijk herkenbare vrachtwagens).

Uiteindelijk is er geen commitment gekomen om één van bovenstaande aspecten uit te werken. Eenaantal overwegingen hierbij zijn:• Door het beperkte aantal, overgebleven, vervoerders kan samenwerking wellicht resulteren in een

te dominante positie. Wellicht zou een conflict met het NMA, en/of wellicht de verwerkers,kunnen ontstaan en zou eerder gekeken moeten worden naar verticale (keten) verbetertrajectendan horizontale.

• Het inzetten van alternatieve modaliteiten (bijvoorbeeld de binnenvaart) is zeker in het losgestortevervoer lastig. Het betekent dat de lading moet worden overgeladen met als gevolg extra handlingen wellicht kwaliteitsverlies. Bovendien zijn de transit tijden vervolgens veel te lang. Het komtnamelijk voor dat een partij na bijvoorbeeld 10 uur in een oplegger te hebben gezeten, al blauw is.

• Veel logistieke projecten vragen om een duidelijke betrokkenheid en commitment van deverwerkers. Immers door bijvoorbeeld ad-hoc bestellen (afwijken van bijvoorbeeld jaar -afspraken), het afdwingen van een eigen vervoerder (met logo) op het eigen terrein en hetontbreken van enige vorm van afstemming tussen laad- en lostijden. Betrokkenheid vanverwerkers bij de logistieke werkgroep (participatie) is derhalve essentieel, zodat a/d gezamenlijkevoor- of nadelen gerekend kan worden van logistieke verbetertrajecten. Als zodanig kunnen deverwerkers ook een alternatief worden geboden.

5.3 Transport en energiebesparingZoals vermeld in de doelstelling zullen minder “missers” leiden tot transportbesparing en zal betere“matching” leiden tot besparing van energie en reststromen. In deze paragraaf zal geen absolutekwantificering plaatsvinden van deze besparingen maar zal inzicht worden gegeven in de mogelijkebesparingen bij het doorvoeren van dergelijke maatregelen. Exacte kwantificering voert in dit projectte ver in verband met vertrouwelijkheid en benodigde tijdsinspanning. De individuele bedrijven zullenevenwel hun eigen afweging op deze aspecten maken, zodat spraken is van een duurzamer ingerichteketen.Mogelijke (transport) besparingen bij vermindering van missers.De te vermijden keten faalkosten bestaan uit:

• Opschepkosten bij teler• Transportkosten van teler naar verwerker (transport)• Bemonsteringskosten en besluitvorming rondom acceptatie• Retourneren van de geweigerde vrachten (transport)

o of afwaarderen van de partij naar veevoer kwaliteit• Plannen en organiseren van alternatieve grondstof partijen (transport)

Mogelijke (energie, reststroom) besparingen bij verbeteren van matchingIndien de juiste partij of het juiste moment geleverd wordt, zullen er in het verwerkingsprocesminimale verliezen optreden en kan met een minimum aan energie geproduceerd kan worden. Er zijnbesparingen mogelijk op alle procesonderdelen van het verwerkingsproces:

• Minimale hoeveelheden tarra en ondermaat uitsorteren• Minimale schilverliezen• Minimaal uitsorteren van te korte frietstaafjes en te dunne frietstaafjes (kantstukjes)• Minimaal uitsorteren van aardappel(staafjes) met gebreken middels manuele en optische

sorteerders• Minimale droog- en bakverliezen

Page 14: Pieper Profijt = gezamenlijk profijt

14

• Minder problemen bij het verpakken.Daarnaast zijn in potentie de volgende besparingen mogelijk

• Een hogere lijnoutput (ton/uur) aangezien het kritische procesonderdeel minder zwaar belastwordt waardoor meer tonnen per uur verwerkt kunnen worden. Hierdoor dalen enerzijds pergeproduceerde hoeveelheid de (vaste) kosten van arbeid, gebouwen en overhead. Anderzijdszal de extra geproduceerde hoeveelheid meer afzet (en daarmee) marge genereren.

• Minder geblokkeerd product dat buiten specificatie is geproduceerd. Geblokkeerd productdient deels uitgepakt en herverwerkt te worden met hoge vervolgkosten zowel ten aanzien vanbenodigde arbeid, (verpakkings)materialen en te gebruiken verpakkingsmachines. Tijdensherverpakken vindt ook vaak een financiële afwaardering van de frites plaats van een hogerenaar lagere klant specificatie.

Voorbeeld van verbeterde matching:Bij “slechte matching”valt een partij wel binnen de telers inkoopvoorwaarden maar wijkt dusdanigveel af van de voorbemonstering dat er toch problemen ontstaan bij de verwerker. Een partij isbijvoorbeeld voorbemonstert op 430 gram onderwatergewicht (owg) en blijkt bij de fabriek slechts370 gram te zijn. Hoewel de partij binnen de inkoopvoorwaarden valt (bijvoorbeeld 360-440), levertdeze toch extra kosten tijdens verwerking op. De partij met 430 gram onderwatergewicht wasbijvoorbeeld voorbestemd voor ovenfriet die een hoger eind drogestof-gehalte moet hebben. Deconsequentie is dat de fabriek meer moet indrogen om toch het gewenste drogestof-gehalte te halen inhet eindproduct. Dit betekent een lagere productiesnelheid en daarmee hogere kosten welke vermedenhadden kunnen worden als de voorbemonstering beter was uitgevoerd en er een beter inzicht zou zijngeweest in het onderwatergewicht van de partij. Soortgelijke voorbeelden zijn ook te geven voorlengte, gebreken en bakkleur. De verwerker kan sorteren (lengte), extra wegsnijden (gebreken), enspoelen tijdens blancheren (bakkleur) om afwijkende partijen binnen zekere grenzen toch te kunnenverwerken. Echter hieraan zijn altijd extra kosten verbonden welke voorkomen hadden kunnenworden. We spreken dan ook wel over het vermijden van ketenfaalkosten.Hoewel de kosten bij slechte matching lager zijn dan bij afkeuring zijn zij wel op het grootstepercentage van de partijen van toepassing. Stel dat er sprake is van 5% missers dan is er van de andere95% een flink gedeelte beter “matchbaar”. Een betere voorbemonstering verhoogt de kans dat de juistepartij op het juiste moment voor de poort staat!betere voorbemonstering verhoogt de kans dat de juiste partij op het juiste moment voor de poort staat!

Slechte “matching” tussen voorbemonstering en poort leidt tot hogere verwerkings kosten.

Page 15: Pieper Profijt = gezamenlijk profijt

15

6. Samenwerking

6.1 Samenwerkingscultuur

De Zuidelijke Land en Tuinbouw Organisatie (ZLTO) is aanvrager, penvoerder en projectleider vandit project en zij vertegenwoordigt de (Nederlandse) telers

De deelnemende bedrijven zijn Agrico, Farm-Frites, Korteweg-Aviko en Nedato. Farm-Frites enAviko zijn aardappelverwerkers welke grotendeels zelf voor hun grondstofvoorziening zorgdragen.Agrico, Korteweg en Nedato zijn collecterende en handelende bedrijven en leveren aan de diverseverwerkers (metname Aviko, Farm-Frites, Mc.Cain, Lamb-Weston/Meijer)

De Agrico groep is een onderneming van aardappeltelers op coöperatieve grondslag die zich bezighoudt met het kweken, de teelt, collectie, verwerking en vermarkting van aardappelen. Binnen ditproject gaat het om de rol van Agrico als collecteur van aardappelen richting de diverse verwerkers.

Farm-Frites is een internationale frietproducent, met 8 productielocaties en bestaat sinds 1971 alsonafhankelijk familiebedrijf. Via haar verkoopkantoren exporteert zij meer dan 90% van haarproducten naar meer dan 45 landen.

Korteweg maakt sinds 1998 deel uit van de Aviko groep en is verantwoordelijk voor de aankoop, hetkwaliteitsbeheer en de logistieke organisatie van de grondstofbehoefte van de Nederlandse fabriekenbinnen de Avikogroep. Aviko werd opgericht in 1962 en behoort tegenwoordig tot de top 4 in dewereld als het gaat om de verwerking van aardappelen tot aardappelproducten.

Nedato, de Nederlandse aardappeltelersorganisatie, telt al ruim 40 jaar mee als het gaat om teelt,collectie en afzet van aardappelen. Nedato belevert de diverse verwerkers.

Het HoofdProductschap Akkerbouw (HPA) is vanuit haar landelijke rol bij dit project betrokken enheeft zitting in de stuurgroep.

De deelnemende kennisinstellingen zijn Agrotechnology&Food innovations (A&F) enPraktijkonderzoek Plant & Omgeving- akkerbouw, groene ruimte en vollegrondsgroenten (PPO-agv).A&F en PPO zijn contractresearch organisaties binnen WageningenUR.

Er is sprake van een wederzijdse afhankelijkheid tussen toeleverende telers, collecterende handel enverwerkers. Vaak is er sprake van een jarenlange onderlinge relatie. Om te komen tot een verdereverbeterslag zijn vaststelling, communicatie, bewustwording en gezamenlijke actie rondom variatie ineen aardappelpartij de sleutelwoorden (Zie paragraaf 5.1 onderdeel D)

De meerwaarde van samenwerking en communicatie tussen bedrijven en kennisinstellingen is voor debedrijven in dit project vooral dat er aan hen een onafhankelijke spiegel wordt voorgehouden in relatiemet hun eigen werkwijze en ketensamenwerking. Er worden nieuwe inzichten geboden, alternatievewerkwijzen aangedragen en er wordt kennis overgedragen die vraagt om reflectie.Voor kennisinstellingen is een belangrijke motivatie dat zij toepassingsgericht kennis kunnenontwikkelen en inzetten en dat zij de mogelijkheid kunnen benutten om inzichten te toetsen bij en methet bedrijfsleven.

Page 16: Pieper Profijt = gezamenlijk profijt

16

6.2 Beschrijving totstandkoming samenwerking participantenIn dit project staat samenwerking en onderlinge uitwisseling tussen concurrerende bedrijven centraal .In juni 2003 is een uitgebreid projectvoorstel bij AKK ingediend door ZLTO. Met dit voorstel is deZLTO naar alle ketenpartijen gegaan (aanbodgericht). Dit voorstel werd in gezamenlijkheid nietgeaccepteerd.Vervolgens is gekozen voor een collectieve aanpak (geen specifieke bedrijfsketen) met deketenpartners die interesse hadden een nieuw projectvoorstel te schrijven en gezamenlijk te kiezenvoor projecteigenaarschap. Voorwaarden die gesteld zijn: non-concurrentiële onderwerpen, opencommunicatie van de onderwerpen naar primaire producenten en een meerwaarde voor alleprojectpartners. Zoals beschreven is de centrale doelstelling het voorkomen van missers aan de poort.De afbakening van het project eindigt dan ook aan de fabriekspoort. De effecten vangrondstofkwaliteit op het verwerkingsproces worden als te vertrouwelijk gezien en zijn daarmeebinnen dit project niet bespreekbaar.Door middel van diverse stuurgroepen is afgebakend welke onderwerpen gezamenlijk bespreekbaarzijn. In de werkgroepen zijn deze onderwerpen uitgewerkt en vervolgens zijn de belangrijksteresultaten en vervolgvragen teruggekoppeld aan de stuurgroep.De kennisinstellingen (KIS) hebben zorggedragen voor analyse, informatieverwerking, opzet enuitvoering van proeven, rapportage en het geven van conclusies en aanbevelingen. De KIS werkenvanuit een neutrale rol aan de gezamenlijke activiteiten. Daar waar nodig hebben zij voor individuelebedrijven op vertrouwelijke basis activiteiten uitgewerkt.

6.3 Bijdrage project aan samenwerking in de ketenDe in dit project deelnemende bedrijven doen al langer zaken met elkaar (teelt, handel, verwerking) enhebben een commerciële relatie met elkaar. Het project heeft zich vooral gericht op debemonsteringssystematiek en het versterken van de informatie uitwisseling over de kwaliteit van degrondstof in relatie tot de specificaties van het eindproduct. Voor het implementeren van deaanbevelingen is er een noodzaak tot samenwerking. Een dilemma/spanningsveld is het streven naarinnovatie en vernieuwing door met elkaar samen te werken versus het dagelijks met elkaar handelenop commerciële basis.

Het project heeft antwoorden gegeven op de gestelde vragen en geresulteerd in aanbevelingen. Eendeel van de aanbevelingen lag voor de hand. Echter met behulp van dit project hebben bedrijven nuwel een objectieve vaststelling waardoor zij met meer zekerheden de beoogde maatregelen kunnendoorvoeren.Op andere aspecten zijn nieuwe inzichten ontstaan. Om te komen tot implementatie vereist ditenerzijds verder onderzoek en anderzijds afstemming met de strategische oriëntatie van dedeelnemende bedrijven. Ieder bedrijf zal hierin zijn eigen afweging maken. Er is interesse om ingezamenlijkheid een vervolgproject in te richten om te komen tot een verbeterde bakkleurvoorspellingen introductie onder praktijkomstandigheden.

6.4 Succes- en faalfactoren voor slagen project / samenwerkingVoldoende vertrouwen en openheid om projectonderdelen gezamenlijk op te pakken is een belangrijkesuccesfactor. Dit geldt zowel voor verwerkers onderling als tussen verwerkers enteelt(vertegenwoordigers).Sector brede afstemming met alle betrokken verwerkers in de aardappelsector bleek niet haalbaar.Daarentegen was een eerste analyse fase met betrokken bedrijven wel haalbaar. Doordat de verworveninzichten helpen bij het richting geven van de bedrijfsvoering van betrokkenen zullenvervolgactiviteiten weer grotendeels individueel opgepakt worden door verwerkers met hun eigentelerbasis, eventueel in samenwerking met kennisinstellingen. Daarnaast zullen een aantal vervolg

Page 17: Pieper Profijt = gezamenlijk profijt

17

gesprekken plaatsvinden rondom activiteiten welke mogelijk wel gezamenlijk opgepakt kunnenworden.

6.5 GevolgtrekkingenIedere deelnemende partij heeft haar eigen conclusies getrokken op basis van de aanbevelingen uit hetgezamenlijke project. Een ieder heeft hiervoor zijn eigen strategische overwegingen. Daarnaast maakteen ieder de afweging tussen extra inspanning bij een intensievere bemonstering versus de benodigdebetrouwbaarheid voor de eindspecificatie van de friet in een bepaald klantsegment. Een ieder maaktzijn eigen afweging en verbindt hieraan zijn eigen acties.

De partijen hebben in gezamenlijkheid besloten om het aanbevolen bemonsteringsplan te valideren inhet huidige seizoen (2005/2006). Daarnaast vinden eind 2005 bilaterale gesprekken plaats om devoorwaarden voor implementatie te bespreken.Tevens vinden gesprekken en stuurgroep vergaderingen plaats om onderwerpen vast te stellen diegezamenlijk uitgewerkt kunnen worden. Het betreft hier onder andere de bakkleur voorspelling. Dit iseen voor alle partijen relevant onderwerp. Tegelijkertijd bevind bakkleur voorspelling zich in eenontwikkelstadium waardoor onderzoek nog precompetitief kan plaatsvinden.

6.6 Kennisoverdracht• Artikel “Bemonsteren van aardappelen, een gezamenlijke verantwoordelijkheid (Zie bijlage 1)• Werkgroepen Kwaliteit.• Werkgroep Logistiek.• Stuurgroepen.• Bilaterale gesprekken.• Diverse tussenrapporten en rapportages voor de werk- en stuurgroepen.• Eindrapport werkgroep kwaliteit (vertrouwelijk)• Openbaar eindrapport AKK (onderliggend)

Page 18: Pieper Profijt = gezamenlijk profijt

18

7 Bijlagen

7.1 Artikel Bemonsteren, een gezamenlijke verantwoordelijkheid

Bemonsteren van aardappelen, een gezamenlijke verantwoordelijkheid

Monsters van partijen fritesaardappelen die bij de teler zijn genomen, wijken vaak af van dekwaliteitsbepaling op de fabriek. Daardoor kunnen partijen soms niet worden verwerkt.Hoe beter beide kwaliteitsbepalingen overeenkomen, hoe efficiënter de verwerking kanplaatsvinden. Binnen het AKK-project Pieper Profijt=gezamenlijk profijt vindt onderzoekplaats hoe en wanneer de monsters bij de telers het best genomen kunnen worden omketenfaalkosten binnen de fritesaardappelkolom te verlagen.

ZLTO en Wageningen UR zijn initiatiefnemers van Pieper Profijt, een gezamenlijk project met dehandel, verwerkende industrie en telers. Ze constateerden dat er te vaak afwijkingen bestaan in demonsters bij de teler, na het doodspuiten of tijdens het inschuren, en die bij de verwerker. Dat leidt toteen slechtere friteskwaliteit en soms zelfs tot het niet verwerken van een partij. Als beide monstersgoed overeenkomen, kan de verwerker op het juiste moment de juiste partij verwerken. Dat is hardnodig, want klanten willen een constante friteskwaliteit, binnen een bepaalde specificatie.Hoewel er de laatste jaren al veel is gedaan door telers, handelaren en verwerkers verdient demonstername extra aandacht. Zowel telers als verwerkers hebben belang bij de doelmatigeverwerking, stellen de initiatiefnemers. Want dat verhoogt de tevredenheid van de afnemers en hetverlaagt de kosten in de keten, vooral het aantal missers aan de poort. Want als een partij retour moeten de fabrikant moet snel een andere partij regelen kost dat veel tijd en geld. Gelukkig is datuitzondering.De grootste winst is echter te boeken als een verwerker een partij in het productieproces zo efficiëntmogelijk kan verwerken, met een minimum aan extra handelingen, zoals extra sorteren, wegsnijden ofspoelen.

Tot nu toe worden bij de telers slechts enkele monsters genomen. Meestal blijken die onvoldoendeinformatie te geven. De centrale vraag bij Pieper Profijt is hoeveel monsters op het bedrijf nodig zijnen waar, wanneer en door wie die genomen moeten worden om een goede voorspelling te doen overde kwaliteit van de partij.

Tijdens de proef gaat het om onderwatergewicht, sortering, gebreken en bakkleur.Hierbij bestaan grote verschillen per ras. Om bijvoorbeeld de bakkleur bij Agria te voorspellen zijnveel minder monsters nodig dan bij Bintje of Asterix. Dit was natuurlijk al wel bekend, maar nog niethoeveel monsters per ras nodig zijn om betrouwbare informatie op te leveren. Gezien de heterogeniteitbinnen een partij aardappelen is variatie een vast gegeven. Bovendien bestaan er verschillen pergrondsoort, per teler en per groeiseizoen.De verschillen tussen de monsters op de bedrijven en die aan de fabriekspoort, blijken uit de eersteonderzoeksresultaten (zie grafiek). Daarin staat het gemeten onderwatergewicht bij een verwerker vaniedere geleverde vrachtwagen voor vier telers. De dikke stip links in de grafiek geeft de waarde van devoorbemonstering. De lijn in dezelfde kleur geeft de waarde die bij elke vrachtwagen van die teler isgemeten bij de fabriek. Teler 2, de zwarte lijn, heeft de grootse variatie. Teler 3 (rode lijn) levert heelconstante waarden.

Page 19: Pieper Profijt = gezamenlijk profijt

19

Pieper Profijt richt zich niet alleen op onderzoek. Het project is daarnaast gericht op vergroting van debewustwording van telers en industrie en op actie die tot verbetering moet leiden. Dat vraagt een veelintensievere communicatie tussen beide partijen, over en weer, over de oogstomstandigheden, overmogelijke problemen bij de opslag, over verschillen in een partij, zoals de plaats van de kopakkers enspuitsporen. Hoe beter een teler die informatie doorgeeft aan de verwerker, hoe minder teleurstellingener zullen zijn bij de aflevering. Als bijvoorbeeld de kwaliteit tijdens de bewaring beter op peil blijftdan verwacht, kan die partij eventueel later geleverd worden. Of andersom. Verwerkers verwachtenook van telers dat ze weten welke kwaliteit product er afgeleverd gaat worden, nu wordt er nog teveel‘geleund’ op de verwerker. Er wordt dus een actieve houding verwacht.Een doel van Pieper Profijt is een voortdurende uitwisseling van informatie over de partij en overmogelijk aanwezige verschillen tussen voorbemonstering en monsters bij de fabriekspoort. Daar moethet niet bij blijven. Het gaat erom dat telers en afnemers samen stappen zetten om de verschillentussen de monsters zo klein mogelijk te houden. Een goede gelegenheid hiervoor is als telers van demogelijkheid gebruik maken om bij de tarrering aanwezig te zijn. Dat gebeurt nog weinig terwijl telersen verwerkers van elkaar kunnen leren en het voorkomt eventuele discussies achteraf.

De deelnemers aan Pieper Profijt nemen dit oogstseizoen al maatregelen. Het gaat daarbij vooral omeen betere monstername en het overleg daarover tussen verwerker en telers. Verwerkers zullenoverigens hun eigen afweging maken tussen de kosten van extra monsters en de meerwaarde van debetere matching. Daarnaast onderzoeken telers en verwerkers samen hoe kwaliteitseigenschappen(metname bakkleur) beter zijn te voorspellen.

Meer informatie:Jan Wijnen, ZLTO, 013-5836255, [email protected] Scheer, A&F, WageningenUR, 0317-478552, [email protected]

Page 20: Pieper Profijt = gezamenlijk profijt

20

7.2 Namen en adressen van betrokkenen

AANVRAGER VAN HET PROJECT (BEDRIJFSLEVEN)

Bedrijfsnaam: ZLTO en LLTB

Postadres: Postbus 91

Postcode: 5000 MA Plaats: Tilburg Tel.nr.: 013 - 583 65 83

Contactpersoon: Ir. G. van Oosten Fax.nr.: 013 – 583 65 85

Website: www.zlto.nl E-mail : [email protected]

VOORZITTER VAN DE STUURGROEP

Naam: Ir. G. van Oosten

Organisatie: ZLTO

Functie: Algemeen Directeur ZLTO

Adres: Postbus 91

Postcode: 5000 MA Plaats: Tilburg Tel.nr.: 013- 583 65 83

PROJECTLEIDER

Naam: ing. Jan Wijnen

Organisatie: ZLTO

Functie: Adviseur Markt en Ketens

Adres: Postbus 91

Postcode: 5000 MA Plaats: Tilburg

Tel.nr.: 013- 583 62 55 Mobiel.nr.: 06 – 212 325 99

E-mail : [email protected]

Page 21: Pieper Profijt = gezamenlijk profijt

21

OVERZICHT PARTICIPANTEN BEDRIJFSLEVEN

Naam:

Agrico

Adres: Postbus 70

Postcode: 8300 AB Plaats: Emmeloord Tel.nr.: 0527-639901

Naam lid stuurgroep: Heero Gramsma

Naam: Nedato

Adres: Postbus 1518

Postcode: 3260 BA Plaats: Oud-Beijerland Tel.nr.: 0186-613044

Naam lid stuurgroep: Heero Gramsma

Naam: Farm-Frites

Adres: Molendijk 108

Postcode: 3227 CD Plaats: Oudenhoorn Tel.nr.: 0181-461350

Naam lid stuurgroep: Cees Rozendaal

Naam: Korteweg bv

Adres: Industrieweg 100

Postcode: 8255 PC Plaats: Swifterbant Tel.nr.: 0321-328080

Naam lid stuurgroep: Dick Zelhorst

Page 22: Pieper Profijt = gezamenlijk profijt

22

OVERZICHT PARTICIPANTEN KENNISINSTELLINGEN

Naam: Agrotechnology & Food Innovations

Adres: Bornsesteeg 59

Postcode: 6700 AA Plaats:Wageningen

Naam lid stuurgroep: Toine Timmermans

Tel.nr.: 0317-475271 Mobiel: 06-06-51615371 Fax.nr.: 0317-475347

E-mail : [email protected]

Naam: PPO-agv

Adres: Edelhertweg 1

Postcode: 8200 AK Plaats: Lelystad

Naam lid werkgroep: Arjan Veerman

Tel.nr.: 0320-291111 Mobiel: 06-51330601 Fax.nr.: 0320-230479

E-mail : [email protected]