Pesten op het werkhet werk, in al zijn facetten. Daarnaast oplossingen te bieden voor werknemers en...

39
1 Pesten op het werk ‘Het taboe voorbij’ Pesten op het werk; de feiten op een rij Esther Lubbers Universiteit van Amsterdam Studentnummer: 0004057 Scriptie voor de afstudeerrichting Arbeids- en Organisatiepsychologie Begeleider Dr M. J. Schabracq November 2005

Transcript of Pesten op het werkhet werk, in al zijn facetten. Daarnaast oplossingen te bieden voor werknemers en...

Page 1: Pesten op het werkhet werk, in al zijn facetten. Daarnaast oplossingen te bieden voor werknemers en gevers hoe met dit probleem om te gaan en bovenal te voorkomen. Via deze weg wil

1

Pesten op het werk ‘Het taboe voorbij’

Pesten op het werk; de feiten op een rij

Esther Lubbers

Universiteit van Amsterdam

Studentnummer: 0004057

Scriptie voor de afstudeerrichting

Arbeids- en Organisatiepsychologie

Begeleider Dr M. J. Schabracq

November 2005

Page 2: Pesten op het werkhet werk, in al zijn facetten. Daarnaast oplossingen te bieden voor werknemers en gevers hoe met dit probleem om te gaan en bovenal te voorkomen. Via deze weg wil

2

Voorwoord

Mijn motivatie om een scriptie te schrijven over het onderwerp pesten op het werk is gewekt door

een artikel in het Utrechts Nieuwsblad van elf oktober 2003. In dit artikel stond omschreven wat

voor een soort pesterijen er binnen bedrijven kunnen afspelen. Er stond een voorbeeld beschreven

van een medewerker die bij wijze van `grap` in een kliko was gegooid. Mijn interesse was gewekt,

mede vanwege het feit dat ik dacht dat pesterijen een fenomeen was dat alleen tussen kinderen

plaatsvond. Ik veronderstelde dat men op het werk volwassen met elkaar om zou gaan, niks is

minder waar. Zeker na het zoeken van literatuur zijn mijn ogen geopend. Pesten op het werk is een

fenomeen dat binnen ondernemingen vaker voorkomt dan we denken. Daarbij brengt het veel

nadelige gevolgen met zich mee voor zowel werknemers als de organisatie zelf. Werknemers

kunnen er aan onder doorgaan en de kosten voor ondernemingen kunnen in de honderdduizenden

euro’s lopen. Pesten is geen onschuldig gegeven waar ondernemingen te makkelijk over moeten

denken.

Met deze scriptie wil ik een overzicht geven over wat er op dit moment bekend is over pesten op

het werk, in al zijn facetten. Daarnaast oplossingen te bieden voor werknemers en gevers hoe met

dit probleem om te gaan en bovenal te voorkomen.

Via deze weg wil ik ook de heer M.J. Schabracq bedanken voor de begeleiding bij het schrijven

van deze scriptie en me te wijzen op training en adviesbureau Bezemer en Kuiper. Tijdens mijn

stage daar heb ik me op verschillende manieren kunnen verdiepen in het onderwerp pesten op het

werk en alle andere vormen van ongewenst gedrag die zich tijdens het werk kunnen voordoen. In

deze drie maanden is mijn belangstelling voor de oorzaken en gevolgen van ongewenste

omgangsvormen alleen maar groter geworden. Bij deze wil ik dan ook mevrouw A. Kuiper en

mevrouw W. Bezemer bedanken voor de kans die ze mij geboden hebbe n om me te kunnen

verdiepen in alle facetten van ongewenste omgangsvormen. In de toekomst hoop ik ook een

bijdrage te kunnen gaan leveren in de strijd tegen ongewenste omgangsvormen op het werk. Dit is

alvast een klein begin.

Page 3: Pesten op het werkhet werk, in al zijn facetten. Daarnaast oplossingen te bieden voor werknemers en gevers hoe met dit probleem om te gaan en bovenal te voorkomen. Via deze weg wil

3

Samenvatting

In deze scriptie staat het onderwerp pesten op het werk centraal. Pesten op het werk is een

fenomeen dat pas recentelijk onder de aandacht is. Men denkt bij pesten voornamelijk aan kinderen

op de lagere en middelbare school die elkaar het leven zuur proberen te maken. Feit is dat pesten op

het werk ook voorkomt. Pesten ook wel mobbing genoemd, wordt omschreven als 'het systematisch

uitoefenen van psychisch, fysiek of seksueel geweld door één persoon of een groep personen tegen

meestal één andere, die niet meer in staat is zichzelf te verdedigen'. Een werknemer heeft in een

werkzame periode van 30 jaar een kans van één op vier om slachtoffer te worden van pesterijen

(van der Meer, 1997). Een slachtoffer van pesterijen kan te maken krijgen met nadelige

lichamelijke en psychische gevolgen. Dit kan leiden tot verzuim of in een erger geval tot

arbeidsongeschiktheid van een werknemer. Niet alleen het slachtoffer, maar ook ondernemingen

kunnen nadelige gevolgen ondervinden van pesterijen. Zo kunnen pesterijen leiden tot grote

kostenposten voor ondernemingen bijvoorbeeld in de vorm van het uitkeren van

schadevergoedingen en een negatief imago.

Met deze scriptie wordt getracht het taboe pesten op te het werk te doorbreken en te laten

zien dat ondernemingen dit onderwerp serieus moeten nemen. In deze scriptie zal er dieper op het

onderwerp pesten op het werk worden ingegaan. Er wordt een overzicht gegeven over wat er op dit

moment van het onderwerp bekend is. Eerst zal worden omschreven wat pesten op het werk precies

inhoudt, welke vormen er zijn, welke sectoren de grootste risico’s lopen en welke

persoonlijkheidskenmerken de kans om slachtoffer van pesterijen te worden vergroten. Dan zal er

dieper worden ingegaan op de daders van pesterijen. Welke eigenschappen zij bezitten en wat de

motivatie is om iemand te gaan pesten. Pesten is nooit zonder gevolgen, zowel slachtoffer als

onderneming zijn uiteindelijk de dupe. Er wordt een overzicht gegeven welke lichamelijke en

psychische klachten slachtoffers van pesterijen kunnen gaan vertonen en waartoe deze zullen

leiden. Daarnaast worden de gevolgen voor ondernemingen op een rijtje gezet.

Het belangrijkste element van deze scriptie is hoe ondernemingen met pesten op het werk

moeten omgaan en nog beter hoe zij pesten op het werk in de toekomst kunnen voorkomen. Er

wordt ingegaan op de rol van de leider en het belang van een goed beleid. Tot slot wordt het nut

van voorlichtingen en trainingen in de strijd tegen pesterijen belicht.

Inhoudsopgave

Page 4: Pesten op het werkhet werk, in al zijn facetten. Daarnaast oplossingen te bieden voor werknemers en gevers hoe met dit probleem om te gaan en bovenal te voorkomen. Via deze weg wil

4

1. Inleiding pag. 2

§ 1.1 Opbouw van de scriptie pag. 3

§ 1.2 Pesten nader gedefinieerd pag. 3

§ 1.3 Verschillende vormen van mobbing pag. 5

2. Hoe pesterijen op het werk ontstaan pag. 7

§ 2.1 De invloed van groepsprocessen pag. 7

§ 2.2 Beroepssector als risicofactor pag. 8

§ 2.3 Beleid en arbeidsomstandigheden als risicofactor pag. 9

3. Slachtoffers van pesterijen op het werk pag. 12

§ 3.1 Statistische gegevens pag. 12

§ 3.2 Eigenschappen van slachtoffers pag. 13

4. Daders van pesterijen op het werk pag. 15

§ 4.1 Kenmerken van daders van pesterijen pag. 15

§ 4.2 Observatoren pag. 16

5. De gevolgen die slachtoffers ondervinden van pesten pag. 17

§ 5.1 Fysieke en psychologische gevolgen pag. 17

§ 5.2 Gevolgen voor de omgeving en de toekomst pag. 19

6. De gevolgen van pesterijen voor organisaties pag. 20

§ 6.1 de kosten en het imago van de organisatie pag. 20

§ 6.2 De gevolgen voor de werktevredenheid pag. 21

7. Pesten op het werk aanpakken en voorkomen pag. 23

§ 7.1 Wat slachtoffers zelf kunnen doen pag. 23

§ 7.2 De vertrouwenspersoon en de klachtencommissie pag. 24

§ 7.3 Het nut van voorlichtingen en trainingen pag. 25

§ 8. Wat organisaties en leidinggevenden zelf kunnen doen pag. 27

§ 8.1 Beleid pag. 28

§ 8.2 Wat een leidinggevende zelf kan doen pag. 29

9. Conclusie pag. 30

10. Aanbevelingen pag. 33

11. Literatuurlijst pag. 35

1. Inleiding

Page 5: Pesten op het werkhet werk, in al zijn facetten. Daarnaast oplossingen te bieden voor werknemers en gevers hoe met dit probleem om te gaan en bovenal te voorkomen. Via deze weg wil

5

Leuk: 'je secretaresse in de kliko', kopt het Utrechts Nieuwsblad van elf oktober 2003. Het lijkt op

een titel van een cabaretvoorstelling, maar het is helaas een incident dat binnen een bedrijf heeft

plaatsgevonden. Iemand een beetje plagen of een geintje uithalen, zonder daar iets kwaads mee te

bedoelen moet ook kunnen. Toch gebeurt het maar al te vaak dat de grens van het plagen allang

gepasseerd is. Het zojuist gegeven voorbeeld en tal van andere praktijken gebeuren vaker op de

werkvloer dan we ons beseffen. Vaak ook ongemerkt, want het is pas vervelend als men zelf

slachtoffer wordt. De gevolgen voor een slachtoffer kunnen rampzalig zijn.

Bij pesten wordt vaak gedacht aan de problematiek die zich voornamelijk tussen kinderen

op scholen afspeelt. Als men terugdenkt aan de periode op de basisschool zal iedereen zich de

'pispaal' of het 'buitenbeentje' nog wel kunnen herinneren. Er is ook al veel onderzoek gedaan en

voorlichting gegeven over pesten op scholen, dit in tegenstelling tot pesten op het werk. Het lijkt

alsof pesten leeftijdsgebonden is en vanzelf overgaat, maar de realiteit is toch anders. Ook

volwassenen in bedrijven hebben regelmatig te maken met pesten en pesters op de werkvloer.

Volgens schatting zijn 250.000 werknemers regelmatig het slachtoffer van pesterijen. Ook loopt

een op de vier werknemers, in een werkzame periode van dertig jaar, de kans slachtoffer te worden

van pesterijen (Van der Meer, 1997). Deze aantallen zijn indrukwekkend genoeg om te spreken van

een groot probleem. Het is niet alleen een probleem voor de slachtoffers en de werksfeer, maar ook

voor de bedrijven zelf. De gevolgen van pesterijen en intimidaties kosten bedrijven ongeveer 400

miljoen euro op jaarbasis (Van der Meer,1997).

Men kan zich dan afvragen waarom dit probleem in tegenstelling tot pesten op scholen nu

pas aandacht krijgt. Het heeft er voornamelijk mee te maken dat pesten op het werk nog steeds een

groot taboe is. Iets waar men liever niet over spreekt. Dit komt ten eerste doordat het een kwestie is

tussen volwassenen. Er wordt verwacht dat men op de werkvloer respectvol met elkaar omgaat, wat

dus lang niet altijd opgaat. Daarnaast denkt men ook dat volwassenen zichzelf wel kunnen

verdedigen en het zich niet zo erg aan zullen trekken. Vaak wordt het pesten afgeschilderd als 'het

is maar een geintje en daar moet je gewoon tegen kunnen'. Pesters zijn zich vaak niet bewust van de

gevolgen die ze met hun praktijken aanrichten.

Het tweede aspect van het probleem ligt bij de bedrijven zelf. Soms weet de directie zelf

niet eens wat er op de werkvloer speelt. Als ze er wel notie van hebben, zullen ze niet graag willen

toegeven dat het probleem speelt binnen hun bedrijf. Het toegeven dat pesten voorkomt, kan een

inbreuk zijn op het imago en de goede reputatie die ze hebben opgebouwd. De redenen dat

slachtoffers thuiszitten, overgeplaatst zijn of ontslag nemen, worden vaak verdoezeld. Toch

beseffen managers de laatste jaren dat pesten ten koste van de werksfeer en de productie gaat. Het

welzijn van de werknemer is steeds centraler gaan staan in het bedrijfsleven. Tegenwoordig is het

Page 6: Pesten op het werkhet werk, in al zijn facetten. Daarnaast oplossingen te bieden voor werknemers en gevers hoe met dit probleem om te gaan en bovenal te voorkomen. Via deze weg wil

6

zelfs verplicht het welzijn van de werknemer te waarborgen. Dit komt doordat er sinds één juli

2002 wetgeving over bescherming van werknemers tegen geweld, pesterijen en ongewenst seksueel

gedrag van kracht is. Deze is onderdeel van de arbeidsomstandighedenwet. De werkgever moet een

beleid voeren dat de werknemer beschermt tegen agressie, geweld, seksuele intimidatie en dus ook

tegen pesterijen op het werk. Als hij dat niet doet, is hij strafbaar (FNV, 2002). De stap om het

probleem pesten aan te pakken is dus een verplichting geworden.

Naast het feit dat het een verplichting is geworden zijn bedrijven ook meer geneigd het

probleem pesten op het werk aan te pakken en met name te voorkomen. Zoals al eerder werd

vermeld kosten pesterijen bedrijven jaarlijks een paar honderd miljoen euro. Bedrijven hebben

ontdekt dat ze beter kunnen investeren in trainingen, voorlichtingen en beleidsvorming om meer

informatie over het probleem te krijgen, wat vervolgens tot het aanpakken, maar met name tot het

voorkómen van pesten moet leiden. Bedrijven gaan zich steeds meer realiseren dat het financieel

aantrekkelijker is te investeren in trainingen dan het te moeten uitgeven aan rechtszaken of

werknemers die als gevolg van pesterijen in de ziektewet belanden (Johnson, 2004).

§ 1.1 Opbouw van de scriptie

Het doel van deze scriptie is het probleem 'pesten op de werkvloer' aan de kaak te stellen en het

taboe te helpen doorbreken. Allereerst zal worden ingegaan op het pesten zelf. Hieronder vallen de

definitie en de verschillende strategieën. Vervolgens zal er besproken worden hoe pesterijen

ontstaan en welke rol de organisatie speelt. Ook zal er vermeld worden wat er bekend is over de

slachtoffers en daders. Er zal gekeken worden naar de kenmerken van de dader en het slachtoffer.

Vervolgens zal worden ingegaan op de gevolgen van pesterijen voor zowel slachtoffer als

organisatie. Tot slot wordt gekeken hoe organisaties met pesten om kunnen gaan en hoe ze het

kunnen voorkomen. Al met al wordt er dus getracht een antwoord te geven op de vraag hoe

pesterijen op het werk ontstaan en op welke manieren bedrijven de pesterijen kunnen aanpakken,

maar vooral kunnen voorkomen.

§ 1.2 Pesten nader gedefinieerd

Om het probleem aan te pakken moe t men wel weten wat er precies onder pesten op de werkvloer

wordt verstaan. Ten eerste moet er verschil worden gemaakt tussen plagen en pesten. Pesten op het

werk wordt door Van der Meer (1997) omschreven als: 'het systematisch uitoefenen van psychisch,

fysiek of seksueel geweld door één persoon of een groep personen tegen meestal één andere, die

Page 7: Pesten op het werkhet werk, in al zijn facetten. Daarnaast oplossingen te bieden voor werknemers en gevers hoe met dit probleem om te gaan en bovenal te voorkomen. Via deze weg wil

7

niet meer in staat is zichzelf te verdedigen' (pag.3). Het verschil met plagen zit in het feit dat

plagen niet systematisch gebeurt, er een machtsevenwicht is en de geplaagde voor zichzelf kan en

mag opkomen. Het belangrijkste verschil is dat plagen geen negatieve gevolgen heeft voor het

slachtoffer en pesten wel (Van der Meer, 1997).

Hoewel het verschil tussen pesten en plagen nu duidelijk is, wordt de term pesten toch nog

vooral in verband gebracht met wat plaats vindt tussen kinderen op scholen. Daarom wordt er ook

wel een andere term voor pesten op de werkvloer gebruikt namelijk ‘mobbing’. Deze term is

geïntroduceerd door de Zweedse psycholoog Leymann (1996). Hij was de eerste psycholoog die

onderzoek deed naar pesten op het werk. De reden van zijn keuze voor de term mobbing kan op

twee manieren worden verklaard. Ten eerste gebruikte de etholoog Lorenz mobbing om gedrag van

een groep dieren te omschrijven. Hierbij gaat het om een aanval van een groep of zwerm kleinere

dieren tegen een enkel (groter) dier. Wat vertaald kan worden naar een groep werknemers die

samenspant tegen één werknemer, om zo zijn werkzaamheden onmogelijk te maken. De tweede

verklaring betref t het feit dat mobbing is afgeleid van 'the Mob', wat maffia betekent. Mobbing

betekent letterlijk lastigvallen, datgene wat de maffia ook doet. Dit kan men vertalen in het feit dat

het slachtoffer voortdurend op zijn hoede moet zijn voor de pester (Leymann, 1996).

De definitie van mobbing komt vrijwel overeen met die van Van der Meer. Wel breidt

Leymann (1996) de definitie nog uit door te vermelden dat het systematische pesten op zijn minst

één keer per week gedurende een half jaar moet voorkomen. Daarnaast vermeldt hij dat het om een

sociale interactie gaat tussen een individu (vaak niet meer dan een) die wordt belaagd door een of

meer (vaak niet meer dan vier) personen, met als uiteindelijk doel het slachtoffer te verdrijven.

Deze interactie komt meestal tot stand als gevolg van een conflict tussen beide partijen. Tot slot

benadrukt Leymann dat het bij mobbing meer gaat om medewerkers psychisch lastigvallen, dan

om fysiek lastigvallen (Leymann, 1996).

Hoewel Leymann als eerste de term mobbing introduceerde, is het nu vooral ook de

arbeidspsycholoog Dieter Zapf die onderzoek doet naar het fenomeen pesten op het werk en de

gevolgen ervan. Zapf zal in deze scriptie nog regelmatig ter sprake komen. Voorts moet vermeld

worden dat in de scriptie de termen mobbing en pesten op het werk door elkaar gebruikt zullen

worden.

§ 1.3 Verschillende vormen van mobbing

Page 8: Pesten op het werkhet werk, in al zijn facetten. Daarnaast oplossingen te bieden voor werknemers en gevers hoe met dit probleem om te gaan en bovenal te voorkomen. Via deze weg wil

8

Om medewerkers te pesten en ze het werk onmogelijk te maken bestaan verschillende strategieën.

Leymann (1996) onderscheidde vijf verschillende soorten mobbing activiteiten. Ten eerste noemt

hij de communicatie negatief beïnvloeden, zoals verbaal dreigen of het slachtoffer beletten te

spreken. Ten tweede wordt sociale contacten lamleggen genoemd, dit houdt in dat collega’s niet

meer luisteren naar wat het slachtoffer zegt. Hij of zij wordt dus genegeerd. Ook het isoleren van

het slachtoffer valt hieronder. Ten derde kan de persoonlijke reputatie van het slachtoffer negatief

beïnvloed worden. Dit houdt in dat er geroddeld wordt of er worden grappen over bijvoorbeeld het

uiterlijk gemaakt. Ten vierde zijn er activiteiten die betrekking hebben op het werk. Het slachtoffer

krijgt dan bijvoorbeeld geen werk meer of juist heel erg veel. Vaak zijn dit dan nutteloze of irritante

taken. Tot slot spreekt Leymann over het ondermijnen van psychisch of fysiek welbevinden. Dit

houdt in dat het slachtoffer geconfronteerd wordt met gevaarlijk werk, fysieke bedreigingen of

ongewenst seksueel gedrag. (Leymann, 1996). De laatste twee vormen kan men eigenlijk weer zien

als twee aparte vormen van ongewenst gedrag volgens de Arbowetgeving (Soethout & Sloep,

2000). Aangezien de omschrijving pesten dan te breed zou worden zal er verder niet op deze twee

vormen worden ingegaan.

De vijf mobbingactiviteiten van Leymann zijn later nog uitgebreid met twee andere vormen.

Dit zijn het negatief beïnvloeden van het privé-leven van het slachtoffer. Het slachtoffer wordt dan

aangevallen in de privé-sfeer. De pestende partij maakt tijdens het werk bijvoorbeeld het gezin of

interesses van het slachtoffer belachelijk. Ten tweede wordt het aanvallen van de normen en

waarden van het slachtoffer genoemd. Hiermee wordt bedoeld dat het slachtoffer niet behandeld

wordt zoals hij dat graag zou willen. Men heeft een bepaalde verwachting van hoe mensen binnen

een bedrijf met elkaar omgaan. Men wil eerlijk en respectvol worden behandeld en vooral in zijn

waarde worden gelaten om wie men is. Deze grenzen worden bij pesterijen zwaar overschreden.

Het slachtoffer zal zich opgejaagd en onveilig gaan voelen, wat meestal resulteert in het mijden en

ontlopen van collega’s (Zapf, Knorz & Kulla, 1996).

Binnen de zojuist genoemde vormen van pesten bestaan diverse uitbreidingen en

onderverdelingen. Zo maken Garcia, Hue, Opdebeeck en Van Looy ( 2003) een onderscheid tussen

de vormen van pesten gericht op het werk en op de persoon zelf. Vormen van pesten gericht op het

werk hebben onder andere betrekking op de beoordeling van het werk. Hierbij krijgt het slachtoffer

te maken met extreme kritiek op zijn werk of excessief toezicht op zijn werk. Ten tweede kunnen er

activiteiten plaatsvinden die te maken hebben met de taakverdeling. Hierbij kan gedacht worden

aan te veel werk, het intrekken van werkopdrachten, afwezigheid van werk, een te groot aantal

taken en nutteloze of absurde taken. Ten derde speelt communicatie op het werk een rol. Hierbij

wordt er informatie voor het slachtoffer achtergehouden of vervormd. Ook kan het slachtoffer in

Page 9: Pesten op het werkhet werk, in al zijn facetten. Daarnaast oplossingen te bieden voor werknemers en gevers hoe met dit probleem om te gaan en bovenal te voorkomen. Via deze weg wil

9

het bijzijn van derden worden afgekraakt. Tot slot wordt strafbaar gedrag genoemd. Dit betreft

inbreuk op het arbeidsrecht, zoals het intrekken van premies, vakantiegeld of wettelijk verlof.

Hieronder valt ook diefstal, zoals het stelen van werkdocumenten of gereedschappen van het

slachtoffer.

De andere categorie van Garcia, Hue, Opbeeck en van Looy (2003) heeft betrekking op

pesten gericht tegen de persoon en zijn welzijn. Dit bestaat onder andere uit verbaal geweld. Hierbij

kan gedacht worden aan verbaal getreiter en geschreeuw naar het slachtoffer. Het kan betrekking

hebben op het privé-leven, uiterlijk of de waarden en normen van het slachtoffer. Daarnaast valt het

niet willen samenwerken of anderen verbieden met het slachtoffer te spreken hier ook onder.

Vervolgens wordt er door Garcia et al. (2003) gesproken over fysiek geweld, wat volgens Leymann

(1996) minder vaak voorkomt. Dit kan onder de noemer agressie worden geplaatst. Ook wordt er

gesproken van seksueel geweld. Dit valt onder seksuele intimidatie en zal dus net als agressie niet

verder behandeld worden. Tot slot wordt er gesproken over beledigend gedrag. Voorbeelden zijn de

rug toekeren of het weigeren het slachtoffer te groeten. Hieronder vallen ook vervelende streken,

zoals de verwarming dichtdraaien of voorwerpen van het slachtoffer verstoppen.

Na alle soorten van pesten besproken te hebben, bestaat er ook nog een indeling van pesten

op hiërarchische basis. Men moet dan denken aan een onderscheid tussen collega’s en managers.

Zo kunnen collega's een medecollega pesten, maar het is ook mogelijk dat een medewerker door

het management wordt gepest. Dit onderscheid en de verschillende strategieën zijn door Van der

Meer (1997) uitgewerkt. De strategieën die collega's op elkaar toepassen, bestaan uit het al eerder

genoemde lichamelijke en psychische geweld, waarbij Van der Meer ook opmerkt dat psychisch

geweld vaker voorkomt dan fysiek geweld. Verder worden genoemd: verbaal geweld, het negeren

van de collega, roddels verspreiden, kritiek uiten en iemand belachelijk maken. Uit onderzoek van

Knorz en Zapf (1996) komt naar voren dat roddelen en het isoleren of negeren van een collega het

meeste voorkomen. Het kan ook voorkomen dat één of meer collega’s een leidinggevende pesten.

Alleen komt dit volgens Zapf (2003) weinig voor.

Managers of leidinggevenden maken vaak gebruik van andere tactieken om de medewerker

lastig te vallen dan collega’s. Zo kunnen ze gesprekken gaan voeren met de medewerker. Hierbij

kan men drie verschillende vormen onderscheiden. Bij de eerste vorm moet de medewerker steeds

voor onbenulligheden komen opdraven, wat ten koste gaat van zijn eigen werk. Vervolgens zijn er

de zogenaamde probleemoplossende gesprekken. De medewerker moet dan opdraaien voor de

problemen die het management veroorzaakt heeft. Tot slot zijn er de dreigende gesprekken.

Hiermee willen managers laten blijken dat ze de meeste macht hebben. Het management kan verder

op verschillende manieren het werk van het slachtoffer onmogelijk maken. Dit kunnen ze doen

Page 10: Pesten op het werkhet werk, in al zijn facetten. Daarnaast oplossingen te bieden voor werknemers en gevers hoe met dit probleem om te gaan en bovenal te voorkomen. Via deze weg wil

10

door de medewerker telkens te verhuizen, over te plaatsen of te isoleren. Ook kunnen ze dit doen

door de medewerker geen opdrachten meer te geven, informatie achter te houden of afspraken niet

na te komen. Tot slot kunnen ze het werk telkens bekritiseren en een negatief dossier opbouwen,

waarin alle minpunten van de medewerker worden genoteerd. Uiteindelijk zijn al deze strategieën

van zowel managers als collega’s erop gericht de medewerker het bedrijf uit te werken (Van der

Meer, 1997).

2. Hoe pesterijen op het werk ontstaan Pesterijen op het werk ontstaan niet zomaar. Er is altijd een oorzaak waarom iemand slachtoffer

wordt van pesterijen. Gebeurtenissen die voorafgaan aan het pesten hebben veelal te maken met

veranderingen binnen de organisatie. Volgens Zapf (2003) bestaat er een verband tussen conflicten,

sociale stressoren en het ontstaan van mobbing. Mobbing steekt meestal de kop op als er een

verandering plaatsvindt in de personele samenstelling van een groep of afdeling. Hierdoor ontstaat

een disbalans in de groep waardoor de kans op mobbing toeneemt.

§ 2.1 De invloed van groepsprocessen

Dat verandering in groepssamenstelling invloed heeft op het ontstaan van mobbing is onder andere

gebleken uit onderzoek van Rayner (1997). Uit dit onderzoek is naar voren gekomen dat

verandering in groepssamenstelling voor 50% verantwoordelijk is voor het ontstaan van mobbing.

Bij veranderingen in groepssamenstelling kan men denken aan het aanstellen van een nieuwe

leidinggevende of een reorganisatie. Dit brengt vaak spanningen met zich mee omdat men zich

moet aanpassen aan een nieuwe situatie. Mobbing kan dan het gevolg zijn, omdat men zijn plek

binnen een groep wilt handhaven (Zapf, 2003).

Van der Meer (1997) spreekt van een evenwichtsstoornis die te wijten is aan factoren

binnen of buiten de groep. Factoren binnen de groep betreffen jaloezie of afgunst. Bij jaloezie en

afgunst moet men denken aan bijvoorbeeld ongelijk loon voor dezelfde werkzaamheden. Daarnaast

kan jaloezie ook ontstaan als een collega promotie maakt, terwijl anderen het gevoel hebben net zo

hard te hebben gewerkt (Garcia, Hue, Opdebeeck & Van Looy, 2003). Wat ook regelmatig wordt

genoemd is machtsmisbruik. De positie binnen de groep kan bepalend zijn voor het uitoefenen van

macht. Dit betreft voornamelijk managers en oudere werknemers die hier misbruik van maken

(Rayner,1997). Factoren buiten de groep zijn slecht management en leidinggeven. Door

desinteresse of tijdsgebrek worden problemen op de werkvloer niet opgemerkt en dus ook niet

Page 11: Pesten op het werkhet werk, in al zijn facetten. Daarnaast oplossingen te bieden voor werknemers en gevers hoe met dit probleem om te gaan en bovenal te voorkomen. Via deze weg wil

11

aangepakt. Verstoring binnen een groep kan leiden tot frustratie. Als deze niet in iets positiefs kan

worden omgezet kan dit leiden tot agressie binnen een groep. Agressie kan zich richten tegen het

bedrijf of het individu in de vorm van mobbing (Van der Meer, 1997).

Vanuit het individu gezien kan de oorzaak gezocht worden in het zondebokfenomeen. Het

zondebokfenomeen is door Van der Meer (1997) beschreven als een verschijnsel dat men alles met

het slachtoffer kan uithalen, omdat men diegene toch van alles de schuld kan geven. Iemand wordt

meestal als zondebok bestempeld als men anders is dan de geldende groepsnorm. Wanneer men als

anders gezien wordt kunnen er vooroordelen ontstaan. Deze vooroordelen leiden ertoe dat iemand

overal de schuld van krijgt en gezien kan worden als zondebok van de groep. Mensen kunnen

binnen een bedrijf vriendschappelijk of vijandig met elkaar omgaan. Als er niets aan die

vijandigheid gedaan wordt kan het leiden tot discriminatie en uiteindelijk tot het

zondebokfenomeen. Deze theorie omtrent het zondebokfenomeen is beschreven door Allport in

Van der Meer (1997).

Mensen ontlenen hun sociale identiteit aan de groep waartoe ze behoren. Dit houdt in dat

men zich aan bepaalde regels, normen, waarden en gewoonten houdt die binnen een groep gelden.

Een groepsidentiteit kan bestaan in een vriendenclub, sportvereniging of binnen het bedrijf waar

men werkt. Iemand kan dus een zondebok worden als hij anders is dan de groepsnorm. Dit kan zijn

omdat hij er anders uitziet of zich anders gedraagt. Ook kan het zijn dat iemand buiten de groep

valt omdat hij beter of slechter op werk presteert dan zijn collega’s. Het zondebokfenomeen richt

zich al wat meer op de persoonskenmerken van het slachtoffer dan de werkomstandigheden. De

persoonskenmerken van het slachtoffer zullen uitvoerig verder besproken worden in hoofdstuk drie.

§ 2.2 Beroepssector als risicofactor

Pesterijen op het werk komen in bepaalde beroepssectoren vaker voor dan in andere. Hubert en Van

Veldhoven (2001) hebben onderzoek gedaan naar de risicosectoren in Nederland. Zij hebben

gekeken waar pesten tussen collega’s en tussen managers en collega’s het meeste voorkomt. Dit

hebben zij onderzocht door vragenlijsten af te nemen in elf sectoren. De sectoren die onderzocht

zijn, waren onderwijs, maatschappelijke dienstverlening, bankwezen, industrie, overheid, zorg,

administratie, financiële ins tellingen, detailhandel, transport en zakelijke dienstverlening. Er kwam

naar voren dat alleen in de sector zorg er sprake van was dat collega’s elkaar meer pesten dan dat er

gepest wordt tussen manager naar collega. Als rede wordt genoemd dat men in de zorg meer

afhankelijk en verbonden is met collega’s dan in andere sectoren. In de zorg staat men vaak voor

stressvolle keuzen, die betrekking kunnen hebben op het wel of niet kunnen redden van een

Page 12: Pesten op het werkhet werk, in al zijn facetten. Daarnaast oplossingen te bieden voor werknemers en gevers hoe met dit probleem om te gaan en bovenal te voorkomen. Via deze weg wil

12

mensenleven. Als een behandeling of overleg niet vlekkeloos verloopt, kan dit irritatie en

onderlinge conflicten oproepen. Als de twee vormen van pesten bij elkaar genomen worden, blijkt

dat onderwijs, industrie en maatschappelijke dienstverlening het grootste risico lopen op het

mogelijk ontstaan van mobbing. Dit resultaat komt overeen met onderzoeken van Einarsen en

Skogad (1996), Leymann (1993) en Zapf (1999). Uit deze drie onderzoeken kwam ook duidelijk

naar voren dat industrie, onderwijs en maatschappelijke dienstverlening de grootste risico’s lopen.

Voor al de drie sectoren worden verschillende verklaringen gegeven. Zo verklaren Hubert en Van

Veldhoven (2001) dat de industrie een hoger risico kent omdat het gedomineerd wordt door

mannen. Er is volgens hen sprake van een machocultuur, waardoor men onderling harder en

agressiever is en meer grof taalgebruik hanteert dan in sectoren waar ook vrouwen werkzaam zijn.

Volgens Zapf (2000) lopen onderwijs en maatschappelijke dienstverlening een groter risico

omdat in deze sectoren de werkdruk erg hoog is en men in teamverband moet opereren. Om goed te

kunnen functioneren is men aangewezen op elkaar. In de maatschappelijke dienstverlening is vaak

een tekort aan personeel. Men heeft weinig tijd om iedereen evenveel aandacht te geven. De

werkdruk is er hoog en dat kan spanningen met zich meebrengen. Spanningen en irritaties gaat men

dan afreageren op elkaar, wat niet ten goede komt aan het teamverband. De hoge werkdruk en

irritaties onderling kunnen de kans op mobbing vergroten. In het onderwijs is men ook afhankelijk

van collega’s om het beste uit leerlingen te halen. Toch kampt het onderwijs voornamelijk met een

hoge werkdruk als risicofactor. Men staat alleen voor de klas en moet in een korte tijd leerlingen

veel informatie geven en zorgen dat ze goed presteren. Zij kunnen dus wel het slachtoffer worden

van vervelende leerlingen die niet willen meewerken. Dit kan als gevolg hebben dat collega’s een

docent gaan zien als zwak en niet in staat goede prestaties te leveren. De strijd tegen vervelende

leerlingen en de irritaties onder andere collega’s kunnen de kans op mobbing vergroten (Zapf,

2000).

§ 2.3 Beleid en arbeidsomstandigheden als risicofactor

Niet alleen de sector heeft invloed op het ontstaan van mobbing, ook de interne bedrijfsstructuur en

cultuur spelen een grote rol. Deze worden bepaald door de interne regels en werkprocedures die

gelden, maar ook door hoe de hiërarchie in een bedrijf is opgebouwd. Hierbij kan gedacht worden

aan in hoeverre een organisatie een beleid heeft dat de werknemer beschermt tegen ongewenste

omgangsvormen. Daarnaast is het van belang dat een organisatie een werknemer op de hoogte stelt

van zijn rechten, de aanwezigheid van een vertrouwenspersoon en hoe een klachtencommissie

werkt. Hoewel het voor werkgevers inmiddels verplicht is geworden werknemers te beschermen

Page 13: Pesten op het werkhet werk, in al zijn facetten. Daarnaast oplossingen te bieden voor werknemers en gevers hoe met dit probleem om te gaan en bovenal te voorkomen. Via deze weg wil

13

tegen onder andere pesten hebben nog lang niet alle organisaties een goed beleid op dit punt (FNV,

2002). Dit kan komen doordat het onderwerp ongewenste omgangsvormen geen prioriteit in een

organisatie heeft of doordat er geen geld is voor bijvoorbeeld voorlichtingen.

Ook de manier van leidinggeven is van invloed op het eventueel ontstaan van mobbing. Er

zijn verschillende stijlen van leidinggeven. De verschillen in stijlen ontstaan doordat iedere

leidinggevende andere eigenschappen bezit. De belangrijkste taak is dat leidinggevenden anderen

aanstuurt om taken uit te voeren. Het belangrijkste verschil ligt in het feit of een leidinggevende

zich uitsluitend bezighoudt met het de taken of dat hij ook persoonlijke relaties heeft met zijn

werknemers. Het gaat hier om taakgericht en sociaal-emotioneel leidinggeven. De sociaal-

emotionele leidinggevenden interesseren zich meer voor het welzijn van werknemers en

taakgerichte leidinggevenden houden zich daar minder mee bezig (Yukl, 1998 in Hubert, Furda &

Steensma, 2001). Extreem taakgerichte leidinggevenden zijn meer bezig met hoe ze voor zo min

mogelijk geld zoveel mogelijk kunnen produceren en winst behalen. Het belang van de organisatie

komt bij hen op de eerste plaats.Voor hen is het van belang dat een werknemer hard werkt en niet te

veel geld kost. Taakgerichte leidinggevende zullen vaak ook als eerste bezuinigen op de

werknemers. Er wordt dus weinig gedaan met de negatieve signalen die werknemers afgeven. Deze

leidinggevenden geven ook weinig om een goed beleid omtrent ongewenste omgangsvormen. In dit

soort organisaties is dan ook vaak sprake van een sterke hiërarchie, waarbij alles van bovenaf wordt

geregeld. Werknemers hebben weinig inspraak, ook als het om bestrijding van ongewenste

omgangsvormen gaat.

De zogenaamde sociaal-emotionele leider is juist wel betrokken bij het welzijn van de

werknemer. Hij pikt signalen van de werkvloer op en laat de opinie van werknemers tellen bij het

maken van beslissingen. Hierdoor staat een organisatie veel meer open voor het vormen van een

goed beleid en het bespreekbaar maken van een onderwerp als ongewenste omgangsvormen. Het

beleid en de manier van leidinggeven kunnen allesbepalend zijn bij het ontstaan van mobbing.

Hubert, Furda en Steensma (2001) hebben dit in twee surveystudies met behulp van een

model onderzocht. Dit model postuleert dat mobbing bevorderd wordt door werkdruk, gebrek aan

taakautonomie en gebrek aan sociaal-emotioneel leiderschap. Werkdruk en gebrek aan

taakautonomie leiden tot mentaal of fysiek uitputtend werk en dissatisfactie onder de werknemers.

Men is meer gericht op de taak dan de omgeving, waardoor pesten eerder onopgemerkt kan

plaatsvinden. Door de werkdruk zal men ook eerder geïrriteerd zijn en minder tolerant zijn ten

opzichte van het afwijken van de groepsnormen, hetgeen pesten kan bevorderen. Bij een gebrek aan

sociaal-emotioneel leiderschap heeft een leidinggevende nauwelijks oog voor sociale processen in

Page 14: Pesten op het werkhet werk, in al zijn facetten. Daarnaast oplossingen te bieden voor werknemers en gevers hoe met dit probleem om te gaan en bovenal te voorkomen. Via deze weg wil

14

een groep. Een leidinggevende weet niet wat er op de werkvloer speelt en is dus minder alert op

pesten.

Het model werd getoetst in een financiële instelling en een gemengd productie-

kantoorbedrijf met behulp van vragenlijsten. Het bleek dat werkdruk, gebrek aan taakautonomie en

gebrek aan sociaal emotioneel leiderschap significant bijdroegen aan het ontstaan van mobbing in

de financiële instelling. In het gemengde productie-kantoorbedrijf verklaarden gebrek aan

taakautonomie en gebrek aan sociaal emotioneel leiderschap een fors deel (43%) van het optreden

van mobbing (Hubert, Furda & Steensma, 2001).

Dit resultaat sluit goed aan op een onderzoek van Vartia (1996). Zij heeft ook onderzoek

gedaan naar de risicofactoren bij het ontstaan van pesterijen. Dit betrof een onderzoek naar de

invloed van werkomgeving en organisatie klimaat op het ontstaan van pesterijen. De proefpersonen

moesten eerst beantwoorden of zij zelf ooit slachtoffer waren geweest van pesterijen. Daarna

moesten ze een vragenlijst invullen die betrekking had op de communicatie en het sociale klimaat

binnen de organisatie. Zowel observatoren van pesterijen als de slachtoffers zelf gaven aan dat

slechte informatieoverdracht, slechte communicatie en het niet kunnen geven van je mening

bijdroegen aan het ontstaan van pesterijen. De slachtoffers zelf gaven nog aan dat jaloezie en

rivaliteit in het binnenhalen van opdrachten of in het goed daglicht komen te staan bij

leidinggevenden ook bijdroegen aan het ontstaan van pesterijen. Daarnaast is wederom een grote

rol weggelegd voor de leidinggevenden. In de ogen van de slachtoffers geven ze slecht leiding en

grijpen niet in als dat nodig is. Dit komt overeen met het onderzoek van Hubert, Furda en Steensma

(2001) waar gesproken werd over een gebrek aan sociaal emotioneel leiderschap. Dit is dus ook het

geval in het onderzoek van Vartia (1996).

De hierboven genoemde organisatorische oorzaken komen nogmaals naar voren in een

kwalitatieve enquête die Garcia, Hue, Opdebeecke en Van Looy (2003) hielden onder 390

slachtoffers van ongewenst gedrag. Onder ongewenst gedrag verstonden zij pesterijen en

ongewenste intimiteiten. Uit de enquête kwam naar voren dat 84% van de slachtoffers problemen

met betrekking tot het personeelsbeleid de belangrijkste oorzaak vonden voor het ontstaan van

pesterijen en/of ongewenste intimiteiten. Ze gaven vooral aan dat ze de leidinggevende slecht

vonden functioneren. De leidinggevende merkt de problemen niet of te laat op en kan er geen

passende oplossing voor vinden.

Vervolgens gaven de slachtoffers aan dat een tweede oorzaak te vinden was in de

organisatie en eventuele reorganisaties. Intern wordt er dan gedacht aan gebrekkige functie -

evaluaties, taakverdeling, communicatiestoornissen en een personeelstekort of –overschot. Bij

reorganisaties of herstructurering staat men bloot aan verandering en aanpassingen. Dit heeft

Page 15: Pesten op het werkhet werk, in al zijn facetten. Daarnaast oplossingen te bieden voor werknemers en gevers hoe met dit probleem om te gaan en bovenal te voorkomen. Via deze weg wil

15

vervolgens weer nadelige gevolgen voor het werkklimaat. Al deze organisatorische processen

kunnen tot stress en irritaties leiden. Volgens de slachtoffers zijn deze irritaties binnen de

organisatie vaak de bron van het ontstaan van ongewenst gedrag (Garcia et al., 2003).

Uit de besproken onderzoeken is gebleken dat de oorzaken van pesterijen op het werk

voornamelijk gezocht moeten worden in slecht beleid en een slecht functionerend management. Als

een leidinggevende weinig betrokken is bij het welzijn van zijn personeel zal hij ook weinig oog

hebben voor wat er op de werkvloer gebeurt. Pesterijen kunnen op deze manier makkelijker

onopgemerkt ontstaan.

3. Slachtoffers van pesterijen op het werk

Eerder in deze scriptie is al gebleken dat iemand het slachtoffer kan worden van pesterijen omdat

hij buiten de groep valt. Hierdoor wordt het slachtoffer vaak als zondebok gezien. Toch zijn er ook

persoonlijke oorzaken die ertoe kunnen leiden dat iemand het slachtoffer wordt van pesterijen op

het werk. Er zijn verschillende onderzoeken gedaan naar de kenmerken van de slachtoffers. In deze

paragraaf zullen de statistische gegevens en persoonlijke eigenschappen van slachtoffers besproken

worden.

§ 3.1 Statistische gegevens

Rayner (1997) heeft onderzoek gedaan naar de statistische gegevens van de slachtoffers. Dit heeft

ze gedaan met vragenlijsten over pesten op het werk onder 1137 proefpersonen. Zij moesten hun

ergste werksituatie beschrijven, hoe zij reageerden en of zij wel of niet het gevoel hadden gepest te

zijn. Uit het onderzoek kwam naar voren dat 28% van de mannen het slachtoffer was en 25% van

de vrouwen slachtoffer was geweest van een pesterij. Dit gaat dus ongeveer gelijk op. Uit een

vergelijkend onderzoek van Bjorkqvist (1994) in Zapf, Einarsen, Hoel en Vartia (2001) is juist naar

voren gekomen dat in tweederde van alle gevallen vrouwen het slachtoffer zijn. Als verklaring

wordt gegeven dat vrouwen vaak in een ondergeschikte positie verkeren. Ook wordt gesuggereerd

dat vrouwen minder assertief zijn en minder goed van zich af kunnen bijten. Daarbij zijn vrouwen

ook een makkelijker slachtoffer als zij een beroep uitoefenen dat gedomineerd wordt door mannen.

Het verschil met het onderzoek van Rayner (1997) is te verklaren doordat er in he t onderzoek van

Rayner gevraagd werd naar een eenmalig incident. In tegenstelling tot het onderzoek van

Bjorkqvist (1994) waarbij gekeken is naar het laatste halfjaar. Vrouwen zullen in een langere

periode meer hinder van pesterijen ondervinden dan mannen.

Page 16: Pesten op het werkhet werk, in al zijn facetten. Daarnaast oplossingen te bieden voor werknemers en gevers hoe met dit probleem om te gaan en bovenal te voorkomen. Via deze weg wil

16

Vrouwen worden ook vaker slachtoffer omdat zij in een ondergeschikte positie verkeren.

Dat geldt overigens ook voor mannen. Uit onderzoek Van Rayner (1997) is gebleken dat 74% van

de slachtoffers de functie van medewerker bekleedt. Hieruit blijkt dus dat het vaak collega’s zijn

die elkaar pesten of leidinggevenden die ondergeschikten pesten. Verder blijkt dat het pesten in de

meeste gevallen begint als het slachtoffer ongeveer 3 maanden in dienst is (43%). Niet alleen

positie en dienstverband zijn van belang, ook leeftijd speelt een grote rol. De meeste slachtoffers

bevinden zich in de leeftijdscategorie onder de 25 jaar (38%), gevolgd door de leeftijdscategorie 31

tot 40 jaar. Dit valt te verklaren vanuit het feit dat veel slachtoffers gepest worden door managers

die een hogere functie bekleden. Zij zijn vaak al ouder en hebben een machtspositie, waardoor ze

jongere werknemers kunnen intimideren (Rayner, 1997).

§ 3.2 Eigenschappen van slachtoffers

Naast de statistische gegevens is er ook veel onderzoek gedaan naar de eigenschappen van het

slachtoffer waardoor hij/zij een grotere kans heeft slachtoffer te worden van pesterijen. In

onderzoek van Jenniffer, Cowie en Ananiadou (2003) worden eigenschappen besproken die naar

voren komen uit onderzoek van Einarsen et al. uit 1994. Het blijkt dat men slachtoffers vaak benijdt

om hun kwaliteiten. Dit uit zich in afgunst en jaloezie. Een collega kan irritatie oproepen omdat hij

veel zelfvertrouwen heeft en te expliciet aanwezig is. Het tegengestelde kan ook het geva l zijn. Een

collega kan juist buiten de boot vallen omdat hij weinig zelfvertrouwen heeft. Of iemand bezit

weinig sociale vaardigheden, waardoor het moeilijk wordt om goed met anderen om te gaan.

Leymann (1996) in Jenniffer, Cowie en Ananiadou (2003) wijst er wel op dat juist door pesten

iemands karakter kan veranderen. Iemand die eerst zeer sociaal, open en vriendelijk was, kan zich

opeens gaan isoleren om het pesten te voorkomen. Hierdoor lijkt het of iemand geen sociale

vaardigheden bezit en liever alleen is.

Voorspellen of iemand slachtoffer kan worden van pesterijen is ook onderzocht met behulp

van de Big Five. De Big Five zijn vijf trekken die de persoonlijkheid van de mens beschrijven.

Deze zijn over langere tijd stabiel en iedere cultuur aanwezig. De trekken zijn extraversie,

openheid, zorgvuldigheid, neuroticisme en vriendelijkheid. Hofstede heeft er onder andere

onderzoek naar gedaan. Slachtoffers van pesterijen worden vaak omschreven als

conflictvermijdend, niet sociaal vaardig, nerveus en zorgvuldig. Deze eigenschappen zijn terug te

voeren op de dimensies extraversie, zorgvuldigheid, aardigheid en neuroticisme van The Big Five

Theory. Coyne, Seigne en Randall (2000) hebben onderzocht of slachtoffers daadwerkelijk hoger

scoorden op deze eigenschappen dan niet-slachtoffers. 60 Slachtoffers en 60 niet-slachtoffers

Page 17: Pesten op het werkhet werk, in al zijn facetten. Daarnaast oplossingen te bieden voor werknemers en gevers hoe met dit probleem om te gaan en bovenal te voorkomen. Via deze weg wil

17

werden geïnterviewd en vervolgens werd er een vragenlijst afgenomen. De vragenlijst was

gebaseerd op de vier eigenschappen aardigheid, extraversie, neuroticisme en zorgvuldigheid. De

vier eigenschappen zijn in de vragenlijst omgezet naar werkgerelateerde eigenschappen. De vier

werkgerelateerde eigenschappen waren onafhankelijkheid, zorgvuldigheid, extraversie en

stabiliteit. Deze vier eigenschappen zijn weer onderverdeeld naar samenhangende eigenschappen.

Zo valt bijvoorbeeld de mate van gevoeligheid onder de hoofdeigenschap neuroticisme. Uit het

onderzoek naar de vier werkgerelateerde eigenschappen kwam naar voren dat slachtoffers minder

onafhankelijk, minder extravert, minder stabiel en mee r zorgvuldig waren dan niet-slachtoffers. Uit

de samenhangende eigenschappen bleek dat slachtoffers traditioneler, stiller, gereserveerder,

gevoeliger, nerveuzer en onderdaniger waren dan de niet-slachtoffers. Verder bleken de slachtoffer

minder controversieel dan niet-slachtoffers. Ze durven niet snel aan te geven als ze het ergens niet

mee eens zijn. Tot slot bleken slachtoffers zich minder goed te kunnen aanpassen aan hun

omgeving dan de niet-slachtoffers.

De vragenlijst die gebaseerd is op de Big Five bleek een goed instrument om te voorspellen

of iemand de kans loopt slachtoffer te worden van pesterijen. Coyne, Seigne en Randall (2000)

geven wel aan dat het een voorspeller is en dat iemand die deze eigenschappen bezit niet per

definitie slachtoffer hoeft te worden. De kans slachtoffer te worden wordt mede bepaald door de

groep waarin men functioneert. Er worden twee redenen genoemd waarom men slachtoffer kan

worden. Ten eerste kan het zo zijn dat ‘slapheid’ door de groep wordt opgemerkt, waardoor daders

van pesterijen weten dat ze diegene makkelijk kunnen pakken. Het slachtoffer biedt geen weerstand

en probeert zich zoveel mogelijk op de achtergrond te houden. De tweede verklaring is dat het

slachtoffer juist irritatie oproept in een groep. Het slachtoffer provoceert bijvoorbeeld door zijn

uiterlijk, opmerkingen of werkstijl. Het slachtoffer valt buiten de groepsnorm en is daardoor

makkelijker te pesten (Coyne, Seigne en Randall, 2000). Van der Meer (1997) geeft dezelfde

verklaring. Zowel slachtoffers die passief als zij die provocerend zijn, zijn beide angstig, maar uiten

dat op een andere manier. Slachtoffers die passief zijn, trekken zich terug en hebben weinig

vrienden op het werk. Daardoor zijn ze kwetsbaar en makkelijker te pakken. Provocerende

slachtoffers daarentegen gaan de groep irriteren door zich anders te gedragen dan de rest. Daarnaast

kunnen ze ook agressief worden als ze worden aangevallen door de groep (Van der Meer,1997).

Met de enquête van Garcia, Hue, Opdebeeck en Van Looy (2003) zijn nog andere

opmerkelijke oorzaken gevonden die slachtoffers aangaven. Als grootste oorzaak werden wederom

persoonlijkheidskenmerken gegeven (57%). Dit betrof te veel toewijding aan het werk, optimisme,

zelfbevestiging en impulsiviteit. Het is opmerkelijk da t deze eigenschappen worden genoemd. Deze

verwijzen voornamelijk naar iemand die zich erg voor zijn werk inzet. Een mogelijke verklaring is

Page 18: Pesten op het werkhet werk, in al zijn facetten. Daarnaast oplossingen te bieden voor werknemers en gevers hoe met dit probleem om te gaan en bovenal te voorkomen. Via deze weg wil

18

dat deze eigenschappen niet door de groep gewaardeerd worden, waardoor irritatie ontstaat. Zoals

al eerder werd aangegeven kan het zo zijn dat na het pesten een verandering in het gedrag optreed.

Hierdoor kunnen impulsiviteit en optimisme bijvoorbeeld omslaan in onzekerheid en

terughoudendheid (Leymann, 1996). Als tweede oorzaak werd genoemd het afwijken van de

groepsnorm (46%). Men verschilde bijvoorbeeld van de groep in leeftijd, geslacht, opleiding of

godsdienst. Het anders zijn dan anderen kan het eerder genoemde zondebokfenomeen als gevolg

hebben. Vervolgens werden ook genoemd een bevoorrechte positie op het werk he bben, waardoor

jaloezie kan ontstaan bij collega’s. Opmerkelijk was dat privé-omstandigheden ook genoemd

werden. Het bleek dat sommige slachtoffers erg kwetsbaar waren wegens het feit dat ze afhankelijk

waren van hun baan om in hun onderhoud te kunnen voorzien. Voor daders van pesterijen kan een

minder goed financieel welzijn dus ook een reden zijn om te pesten (Garcia, Hue, Opdebeeck en

Van Looy, 2003).

4. Daders van pesterijen op het werk

Van daders op het werk is bekend dat ze het slachtoffer kapot willen maken, zodat deze uiteindelijk

het bedrijf zal verlaten. Vooral omdat het systematisch gebeurt, kunnen daders zich niet verschuilen

achter het feit dat het om een plagerij zou gaan (Van der Meer, 1997).

Het eerste wat opvalt is dat er relatief minder onderzoek is gedaan naar daders van

pesterijen dan van slachtoffers. Er wordt gerefereerd naar onderzoeken van Olweus (1987) naar

pestgedrag van kinderen in Van der Meer (1997). Volgens Olweus (1987) hebben pestende

kinderen een positieve houding ten opzichte van geweld, zijn ze impulsief, dominant, fysiek sterk

en tonen ze weinig empathie naar het slachtoffer. Daarnaast hebben ze een positief zelfbeeld en

hebben een driemaal grotere kans in het criminele circuit terecht te komen. Uit onderzoek van

Randall (1997) in Jennifer, Cowie en Ananiadou (2003) blijkt dat pesten onder volwassenen

voornamelijk samenhangt met de manier van opvoeden in combinatie met agressie binnen het

ouderlijk gezin. Een kind kan bijvoorbeeld weinig aandacht hebben gekregen van de ouders. Er is

dan geen voorbeeld geweest waaruit afgeleid kon worden wat goed en slecht is. Alleen is er nog

geen empirische steun hiervoor.

§ 4.1 Kenmerken van daders van pesterijen

Page 19: Pesten op het werkhet werk, in al zijn facetten. Daarnaast oplossingen te bieden voor werknemers en gevers hoe met dit probleem om te gaan en bovenal te voorkomen. Via deze weg wil

19

Er is wel wat meer bekend over wie pest en op welke manier. Dit blijkt uit onderzoek van Zapf

(1999) in Zapf, Einarsen, Hoel en Vartia (2000) naar pesten op het werk onder 216 respondenten.

De respondenten gaven aan dat in 26% van alle gevallen de pester een man is en in 11% van de

gevallen een vrouw. Toch blijkt in de meeste gevallen dat de pesterijen door meer personen worden

gepleegd. De respondenten gaven in 63% van alle gevallen aan dat ze zowel door een man als een

vrouw werden gepest. Dit houdt in dat pesten in groepsverband plaatsvindt. Dit is niet zo vreemd

aangezien men meestal bang is zelf ook slachtoffer te worden en daarom gaat mee pesten. Uit

onderzoek van Bjorkqvist (1994) in Zapf, Einarsen, Hoel en Vartia (2000) blijkt dat er ook een

verschil is in de manier van pesten tussen mannen en vrouwen. Zo blijken mannen meer te

schreeuwen en agressie te gebruiken. Vrouwen blijken meer te roddelen en slachtoffers te negeren

en te isoleren. Hier is dus sprake van meer indirect pestgedrag. Bjorkqvist (1994) geeft ook aan dat

mannen meer pesten omdat zij vaker een hogere functie bekleden. Toch is het niet bewezen dat

pesten door een supervisor van collega’s vaker voorkomt dan het pesten van collega door collega.

Leymann (1993) in Zapf, Einarsen, Hoel en Vartia (2000) geeft ten slotte nog aan dat vrouwen

vaker door vrouwen en mannen vaker door mannen worden gepest. Veel vrouwen die een beroep

uitoefenen dat voornamelijk door mannen wordt gedomineerd worden vaker exclusief door mannen

gepest. Hierbij kan gedacht worden aan banen in het leger en bij de politie. Andersom komt het

nauwelijks voor dat een man met een door vrouwen gedomineerd beroep exclusief alleen door

vrouwen wordt gepest.

Uit de enquête van Garcia, Hue, Opdebeeck en Van Looy (2003) is nog aanvullende

informatie over de kenmerken van daders naar voren gekomen. De slachtoffers moesten aangeven

aan welke kenmerken de daders voldeden. In de meeste gevallen (39%) werd aangegeven dat de

dader niet alleen opereert, maar anderen ook heeft aangespoord. Dit komt overeen met het resultaat

van het onderzoek van Zapf (1999). Als tweede werd genoemd machtsmisbruik (39%). Dit is ook

al eerder naar voren gekomen in onderzoek van Rayner (1997), supervisoren blijken vaak misbruik

te maken hun hogere positie. Vervolgens werden ook nog verschillende eigenschappen aan de

pesters toegekend. Zo wordt gesproken van een pathologische persoonlijkheid. Daders van

pesterijen kunnen volgens de slachtoffers manipulerend te werk gaan. Ze steken de omgeving op

om mee te gaan doen. Ook worden de daders beschreven als paranoïde of pervers. Deze kenmerken

kunnen zich volgens de slachtoffers uiten in racisme, gebrek aan respect, seksisme, egocentrisme,

frustratie, jaloezie en afgunst. Over de kenmerken en eigenschappen van de daders van pesterijen

zal in de toekomst meer onderzoek gedaan moeten worden.

Page 20: Pesten op het werkhet werk, in al zijn facetten. Daarnaast oplossingen te bieden voor werknemers en gevers hoe met dit probleem om te gaan en bovenal te voorkomen. Via deze weg wil

20

§ 4.2 Observatoren

Wat wel opmerkelijk is dat mensen die niet gepest worden, maar ook niet meedoen wel last

ondervinden van pesten op het werk. Dit is naar voren gekomen uit het onderzoek van Jennifer,

Cowie en Anandiou (2003). Het bleek dat de observatoren van pestgedrag ook negatief beïnvloed

werden. Zo bleek pesten een negatieve invloed te hebben op werkprestatie, motivatie en werksfeer.

Observatoren zien dat slachtoffers gehinderd worden in hun werk en daders hun werk niet

uitvoeren. Het hinderen van werkprestatie en het verpesten van de werksfeer hebben ook negatieve

invloed op de observatoren. Deze negatieve invloed leidt tot minder motivatie. Daarbij zullen ze

misschien ook bang zijn zelf het slachtoffer te worden, waardoor ze zich minder goed kunnen

concentreren (Jennifer, Cowie en Anandiou, 2003). Ook hierbij geldt dat er in de toekomst meer

onderzoek naar de rol van observatoren zal moeten worden verricht om meer over de invloed van

de pestende partij te weten te komen.

5. De gevolgen die slachtoffers ondervinden van pesten

Iemand die slachtoffer wordt van pesterijen moet dat iedere dag weer ondervinden. Iemand gaat

met tegenzin naar zijn werk niet wetende wat er vandaag weer zal gaan gebeuren. Iedere dag moet

men zich weren tegen de roddels, opmerkingen en isolatie. Men krijgt te maken met spanning en

angst. Men gaat malen over de oorzaak en hoe de pesterijen kunnen ophouden.

Het is voor te stellen dat iemand die langere tijd gepest wordt last krijgt van lichamelijke en

psychische aandoeningen. Het lichaam wordt belast met stress en spanning. De angst zorgt ervoor

dat iemand gaat piekeren en obsessief bezig is met de pesterijen. Men gaat nadenken hoe het pesten

ontstaan is en hoe het misschien kan stoppen. Daarnaast is het slachtoffer ook de hele dag bezig

met de pesters te ontlopen, door bijvoorbeeld niet meer op plaatsen te komen waar de pester zich

regelmatig begeeft. Ook worden uitlokkende situaties vermeden. Men probeert zo min mogelijk in

de aandacht te staan. Men kan uiteindelijk in een zwart gat vallen, omdat de situatie uitzichtloos

lijkt. Pesters beseffen vaak niet dat pesten zeer verstrekkende gevolgen kan hebben zowel op

lichamelijk als psychologisch gebied. Pesten heeft niet alleen gevolgen voor het slachtoffer maar

ook voor de omgeving en toekomstperspectieven. In dit hoofdstuk zullen deze gevolgen besproken

worden

Page 21: Pesten op het werkhet werk, in al zijn facetten. Daarnaast oplossingen te bieden voor werknemers en gevers hoe met dit probleem om te gaan en bovenal te voorkomen. Via deze weg wil

21

§ 5.1 Fysieke en psychologische gevolgen

Mensen die zich realiseren dat ze slachtoffer zijn geworden van pesterijen kunnen te maken krijgen

met verschillende fysieke en psychosomatische klachten. In eerste instantie zal men zich op het

werk obsessief bezig houden met het feit dat men gepest wordt. Dit heeft negatieve invloed op de

werkzaamheden, aangezien men veel tijd stopt in het ontwijken van de pester en uitlokkende

situaties. Dit heeft als gevolg dat het slachtoffer last krijgt van concentratieproblemen en fouten

gaat maken (Zapf, 2003). Doordat men fouten gaat maken, neemt het zelfvertrouwen ook af. Men

ontwikkelt ook wantrouwen tegenover collega’s. Men weet niet meer wie men wel en niet kan

vertrouwen en heeft het idee dat iedereen tegen hem samenspant. Door dit wantrouwen zal het

slachtoffer steeds meer de neiging hebben zich te gaan isoleren (Van der Meer, 1997).

Als pesten een langere tijd aanhoudt, heeft dit een negatieve invloed op de gezondheid van

het slachtoffer. Iemand die langere tijd gepest wordt, kan te maken krijgen met verschillende

fysieke en lichamelijke problemen. Of iemand daadwerkelijke negatieve gevolgen voor de

gezondheid ondervindt, is per persoon verschillend. Het hangt af van hoe goed iemands fysieke en

psychische gezondheid is op moment van de pesterijen. Ook speelt mee in hoeverre iemand

zichzelf kan blijven, of er goede sociale ondersteuning aanwezig is, of men economisch afhankelijk

is en in hoeverre iemand een goed probleemoplossend vermogen heeft. Hoe meer het slachtoffer

van deze eigenschappen bezit, des te kleiner de kans is dat hij negatieve gevolgen voor de

gezondheid zal ondervinden (Van der Meer, 1997). Toch is de kans vrij klein dat een slachtoffer al

deze eigenschappen bezit op het moment van de pesterijen.

De gevolgen van pesterijen zijn al na een paar dagen te merken. Veel slachtoffers geven aan

dat ze na een paar dagen systematisch gepest te zijn last kregen van gespannenheid, maag- en

darmklachten, slapeloosheid of hartkloppingen (Leymann, 1993 in Hubert, Furda & Steensma,

2001). Ook krijgen veel slachtoffers te maken met angst of depressie (Zapf, 1996, 2003). Als de

pesterijen een half jaar aanhouden vertoont 95% van de slachtoffers duidelijk symptomen van

angststoornissen en een posttraumatisch stresssyndroom (PTSS). Houdt de spanningstoestand nog

langer aan, dan worden symptomen van een gegeneraliseerde angststoornis gevonden (Leymann,

1993, 1996 in Hubert, Furda & Steensma, 2001). In het ergste geval kan iemand als gevolg van

pesterijen zelfmoord plegen. Dit gebeurt ongeveer in 10 tot 20% van de gevallen die lange tijd te

maken hebben met pesterijen. Naar schatting vinden (in Zweden) er per jaar 1800 zelfmoorden

plaats, waarvan ongeveer zes tot vijftien te maken hebben met werkgerelateerde problemen

(Leymann, 1996).

Page 22: Pesten op het werkhet werk, in al zijn facetten. Daarnaast oplossingen te bieden voor werknemers en gevers hoe met dit probleem om te gaan en bovenal te voorkomen. Via deze weg wil

22

Uit alle onderzoeken komen ongeveer dezelfde gevolgen naar voren. De enquête van

Garcia, Hue, Opdebeeck en Van Looy (2003) is iets uitgebreider. Zij hebben de gevolgen gesplitst

naar fysieke en psychologische gevolgen. Uit de enquête kwam voor fysieke gevolgen naar voren

dat 64% van de ondervraagden hier last van hadden. De slachtoffers gaven buiten de eerder

genoemde gevolgen aan ook last te hebben van diverse pijnen, spijsverteringsproblemen,

cardiovasculaire aandoeningen, endocriene stoornissen en huidaandoeningen. 87% Van de

slachtoffers gaf aan last te hebben van de psychologische gevolgen van pesterijen. Buiten de eerder

genoemde gevolgen gaven ze aan ook last te hebben van geprikkeldheid, huilbuien en misbruik van

middelen als alcohol en drugs.

De gevolgen voor slachtoffers kunnen zo slopend zijn dat ze besluiten zich ziek te melden.

Uit de evaluatie van de Arbo-wet is naar voren gekomen dat 22% van de slachtoffers zich ziek

heeft gemeld wegens pesterijen (Soethout & Sloep, 2000). Zapf, Knorz en Kulla (1996) hebben

onderzoek gedaan naar de gevolgen van pesten op werk en gezondheid. Er kwam naar voren dat

werknemers die gepest werden te maken hadden met slechte sociale controle, dit houdt in dat de

leidinggevenden niet weten wat er op de vloer speelt. Ze houden zich weinig bezig met het welzijn

van het personeel en wordt er dus ook weinig aandacht besteed aan pesterijen. Slachtoffers van

pesterijen gaven verder aan minder werktevredenheid te ervaren. Ook hadden zij een slechtere

gezondheid dan werknemers die niet gepest werden. De slechtere gezondheid vertoonde de hoogste

correlatie als de pesterijen waren gebaseerd op het privé-leven van het slachtoffer. Meer dan de

helft gaf aan dat ze een arts of psycholoog hadden bezocht wegens de problematiek. 55% Gaf aan

dat ze in een periode van twaalf maanden drie keer ziek thuis hadden gezeten. 24% Van de

slachtoffers gaf aan dat ze zich voor een lange periode hadden ziek gemeld. Voor hen was dit de

nog de enige oplossing om met het pesten om te gaan (Zapf, Knorz en Kulla, 1996).

§ 5.2 Gevolgen voor de omgeving en de toekomst

Pesten heeft niet alleen gevolgen voor de gezondheid van het slachtoffer, maar ook zijn omgeving

en toekomst worden erdoor beïnvloed. Zo geeft 57% van de slachtoffers in de enquête van Garcia,

Hue, Opdebeeck en Van Looy (2003) aan dat ze het moeilijk vinden, eenmaal thuis, het onderwerp

de rug toe te keren. Zo worden partner, familie en vrie nden ook betrokken in de problematiek.

Slachtoffers gaven aan dat dit soms kon leiden tot conflict, onbegrip of afzondering.

Daarnaast zijn er vaak ook financiële problemen. Men kan extra kosten kwijt zijn aan medische

behandelingen. Bijvoorbeeld het bezoek van een psycholoog of een arts, maar ook als men

Page 23: Pesten op het werkhet werk, in al zijn facetten. Daarnaast oplossingen te bieden voor werknemers en gevers hoe met dit probleem om te gaan en bovenal te voorkomen. Via deze weg wil

23

medicijnen moet gebruiken. Als men een rechtszaak tegen het bedrijf aanspant wegens de

pesterijen moet men ook de kosten van een advocaat betalen. Er is sowieso sprake van

inkomensverlies als men langere tijd thuis komt te zitten of in het ergste geval ontslagen wordt.

Pesten heeft ook gevolgen voor iemands beroepsleven en toekomstideeën. Door het pesten

kan men zich niet meer goed concentreren op het werk. De negatieve gevolgen voor de gezondheid

hebben ook een negatieve invloed op de promotiekansen. Uit de enquête van Garcia, Hue,

Opdebeeck en Van Looy (2003) bleek dat 54% van de slachtoffers aangaf dat het pesten negatieve

gevolgen had voor het beroepsleven. Ze gaven aan dat ze meer ziekteverlof moesten opnemen, last

van demotivatie kregen, niet geconcentreerd meer konden werken en er stagnatie in de carrière

ontstond. Pesten kon er ook toe leiden dat het slachtoffer koos voor overplaatsing of ontslag.

Als slachtoffers eenmaal ontslag hebben genomen of gekregen is het extra moeilijk een

nieuwe baan te vinden. Ze zijn wantrouwend, hebben minder zelfvertrouwen en hebben vaak nog te

kampen met gezondheidsklachten door het pesten. Volgens Leymann (1996) is het vooral voor

oudere werknemers van boven de veertig moeilijk weer aan een nieuwe baan te komen. Ongeveer

eenderde tot eenvijfde van alle vervroegde uittredingen is te wijten aan pesterijen. Vaak is het niet

meer mogelijk een nieuwe baan te vinden of belandt men wegens geestelijke of lichamelijke

problemen in de ziektewet.

6. De gevolgen van pesterijen voor organisaties

Pesten lijkt in eerste instantie een probleem tussen het slachtoffer en de dader of daders. Toch

krijgen organisaties ook te maken met consequenties van pesten. Als een organisatie regelmatig te

maken heeft met pesten heeft dit consequenties voor de productie en de kosten die uitvallers met

zich meebrengen. In dit hoofdstuk worden de kosten die een organisatie van pesten ondervindt

besproken. Daarnaast zal er dieper ingegaan worden op de gevolgen van pesten voor de productie,

het imago en de werktevredenheid van andere collega’s.

§ 6.1 de kosten en het imago van de organisatie

Elk geval van pesten kost een bedrijf of instelling op jaarbasis tussen de vijftien en vijftigduizend

euro. Dit bedrag is uit verschillende componenten opgebouwd (Van der Meer, 1997). Uit

onderzoek van Soethout en Sloep (2000) is al naar voren gekomen dat 22% van de slachtoffers zich

ziek meldt wegens de pesterijen. De organisatie moet opdraaien voor de kosten van het verzuim.

Page 24: Pesten op het werkhet werk, in al zijn facetten. Daarnaast oplossingen te bieden voor werknemers en gevers hoe met dit probleem om te gaan en bovenal te voorkomen. Via deze weg wil

24

Vooral langdurig verzuim door pesterijen brengt veel kosten met zich mee (Johanson, 1987 in

Leymann, 1996). Daarnaast ontstaan er achterstanden op de afdeling die opgevangen moeten

worden. Leidinggevenden en de personeelsafdeling zijn vaak veel tijd en geld kwijt om nieuw

personeel aan te trekken. Deze nieuwe werknemers zullen vervolgens weer ingewerkt moeten

worden. Vervanging van personeel, werving en selectie gaan dus ook ten koste van de productie

(Bezemer & Kuiper, 1998).

Naast de interne kosten die een organisatie maakt, zijn er ook externe gevolgen. Een

slachtoffer van pesterijen en zijn familie kunnen grote schade oplopen. De schade wordt meestal

verhaald op de organisatie. In de meeste gevallen zal er een interne klachtencommissie de klacht

afhandelen en een uitspraak doen. Hierbij is het vaak zo dat een organisatie een schadevergoeding

moet betalen (Van der Meer, 1997). Het kan ook voorkomen dat een slachtoffer en een organisatie

er niet intern uitkomen. Een slachtoffer kan besluite n de zaak via de rechtbank op te laten lossen.

Ook kan een slachtoffer de media opzoeken en zo het imago van een organisatie aantasten. De

organisatie kan in een slecht daglicht komen te staan wat gevolgen kan hebben voor het aantrekken

van nieuw personeel of onderhandelingen met andere organisaties (Bezemer & Kuiper, 1998).

§ 6.2 De gevolgen voor de werktevredenheid

Als een collega wordt gepest of ziek thuis zit wegens pesterijen valt dat andere collega’s op. Ook

de manier hoe een organisatie met pesten op het werk omgaat, heeft invloed op de werknemers. Als

zij zien dat er geen goed beleid is en dat een collega ziek thuis komt te zitten of zelfs overgeplaatst

of ontslagen wordt, heeft dit een negatieve invloed op de werksfeer. Andere werknemers kunnen

zich binnen de organisatie onveilig gaan voelen en geen vertrouwen meer hebben in de

leidinggevenden (Bezemer & Kuiper, 1998). Daarnaast zijn ook veel werknemers bang zelf

slachtoffer te worden van pesterijen. Uit onderzoek is gebleken dat er binnen bedrijven waar wordt

gepest, sprake is van een explosieve toename van psychosomatische ziekten (Van der Meer, 1997).

Ook de kwaliteit van het werk gaat achteruit, zowel dat van de slachtoffers als dat van

andere werknemers. Dit is gebleken uit onderzoek van Einarsen, Inge Raknes en Berge Matthiesen

(1994). Zij hebben een onderzoek uitgevoerd naar de relatie tussen pesten en de kwaliteit van de

omgeving en werktevredenheid. Zij hebben 2215 proefpersonen een vragenlijsten laten invullen

waarin zij moesten aangeven in hoeverre pesten voorkwam en welke invloed pesten op hun

werkzaamheden had. De groep werd ingedeeld in slachtoffers, observatoren, zowel slachtoffer als

observator (dit zijn slachtoffers die ook zien dat andere werknemers worden gepest) en niet-gepeste

werknemers. Vervolgens moesten ze aangeven in hoeverre bepaalde werkomstandigheden een rol

Page 25: Pesten op het werkhet werk, in al zijn facetten. Daarnaast oplossingen te bieden voor werknemers en gevers hoe met dit probleem om te gaan en bovenal te voorkomen. Via deze weg wil

25

speelden. Dit betroffen de mate van uitdaging, het sociale klimaat, manier van leidinggeven,

werkcontrole, rolconflict en rolambiguïteit. Deze factoren kunnen stress en werktevredenheid

verminderen. Het bleek dat in al de groepen de zeven factoren significant correleerden met het

ontstaan van pesten. De hoogste correlaties werden gevonden bij weinig tevredenheid met de

manier van leidinggeven, te intensieve werkcontrole, een slecht sociaal klimaat en veel ervaringen

met rolconflicten. Zowel slachtoffers als observatoren van pesterijen gaven aan dat pesten leidde tot

een slechtere werkomgeving. Er wordt ook gesuggereerd dat slachtoffers een negatieve invloed

hebben op het werk van anderen. Slachtoffers van pesterijen geven zelf aan in de enquête van

Garcia, Hue, Opdebeeck en Van Looy (2003) dat ze minder tevreden zijn met relaties met

leidinggevenden en collega’s, de beroepsactiviteiten, het werkritme, het werkrooster en de fysieke

werkomgeving. Andere werknemers kunnen geïrriteerd raken door het gedrag van het slachtoffer.

Ze kunnen het idee hebben dat het slachtoffer zijn werk minder goed uitvoert en dat ze een

slechtere interactie hebben met het slachtoffer. Dit heeft dus ook invloed op de werktevredenheid

van andere werknemers (Einarsen, Inge Raknes, Berge Matthiesen, 1994).

De ontevredenheid van andere werknemers kan zich op verschillende manieren uiten. Dit kan

met direct geweld naar het bedrijf toe. Hierbij moet gedacht worden aan opzettelijke

sabotageacties, diefstal of malversaties. Uit onderzoek blijkt dat als er gepest wordt het directe

geweld excessief tegen een bedrijf toeneemt. Direct geweld brengt kosten met zich mee om

dergelijke schade te vergoeden (Van der Meer, 1997).

Naast direct geweld is er ook sprake van indirect geweld naar een bedrijf. Doordat het

personeel minder werktevredenheid ervaart, zal het minder gemotiveerd zijn (Leymann, 1996). Dit

heeft als gevolg dat de concentratie afneemt, waardoor meer fouten worden gemaakt. Men zal zich

minder inzetten en zich minder flexibel opstellen. Met als gevolg dat de arbeidsproductiviteit

omlaaggaat. (Van der Meer, 1997). Het is ook mogelijk dat personeel overplaatsing of ontslag

aanvraagt omdat men zich niet meer prettig voelt op de huidige werkplek (Leymann, 1996). Men is

bang ook slachtoffer te worden en durft nauwelijks kritiek of commentaar te gegeven tijdens

discussies en legt zich snel neer bij besluiten van leidinggevenden. Het kost bedrijven ten slotte

veel geld om weer nieuw personeel aan te trekken en dat in te werken (Van der Meer, 1997).

7. Pesten op het werk aanpakken en voorkómen

Page 26: Pesten op het werkhet werk, in al zijn facetten. Daarnaast oplossingen te bieden voor werknemers en gevers hoe met dit probleem om te gaan en bovenal te voorkomen. Via deze weg wil

26

Uit het vorige hoofdstuk is duidelijk naar voren gekomen dat pesten niet alleen negatieve gevolgen

heeft voor het slachtoffer, maar ook voor de organisatie. Organisaties kunnen veel kosten besparen

als ze het probleem pesten goed aanpakken en het kunnen voorkómen. Nu is een werkgever

verplicht werknemers te beschermen door middel van een goed beleid en het instellen van een

vertrouwenspersoon en een klachtencommissie (FNV, 2002). Deze maatregelen zijn vooral bedoeld

om het pesten aan te pakken en om het slachtoffer bij te staan. Om pesten echt te voorkomen wordt

veel gebruikt gemaakt van training en voorlichting over het onderwerp. In dit hoofdstuk zullen de

functies van vertrouwenspersoon en klachtencommissie nader toegelicht worden. Daarnaast wordt

er ook ingegaan op wat slachtoffers zelf kunnen doen en wat de functionaliteit van trainingen en

voorlichtingen is.

§ 7.1 Wat slachtoffers zelf kunnen doen

Als een werknemer te maken krijgt met pesten weet hij vaak niet wat hij moet doen om het te

stoppen. Van der Meer (1997) heeft een aantal adviezen voor de gepeste werknemer geformuleerd.

Het is van belang dat gevoelens van onzekerheid serieus genomen worden. Het is namelijk heel

normaal dat men onzeker wordt van pesterijen. Men moet proberen een goede en fysieke

gezondheid te behouden tijdens het pesten, bijvoorbeeld door te gaan sporten en positief te blijven

denken. Onderzoek heeft aangetoond dat psychische problemen het best opgelost kunnen worden

door middel van lichamelijke inspanning (Van der Meer, 1997). Een slachtoffer moet er ook voor

zorgen dat hij niet geïsoleerd raakt. Het is erg nuttig steun te zoeken bij andere collega’s. Het is ook

een mogelijkheid te solliciteren bij andere organisaties. Daar weet men niet dat je gepest bent en

kan men een nieuwe start maken.

Verder kan een slachtoffer ook proberen de pester aan te pakken. Bijvoorbeeld door hem te

imiteren in zijn gedrag. Behandel de pester hetzelfde als hij bij jou doet. Schreeuw terug, negeer

hem, gooi ook met spullen naar hem, sla hem over bij koffie inschenken enzovoorts. Het kan ook

helpen om direct op de man af de pester te vragen waarom hij pest. Soms zijn ze zich er niet van

bewust, maar ze kunnen ook ontwijkend antwoorden. Het is vooral belangrijk deze vraag te blijven

herhalen en het liefst in bijzijn van andere collega’s. Zij weten dan meteen ook wat er aan de hand

is en kunnen wellicht steun verlenen. Daarnaast kan men de pester ook informatie geven over de

gevolgen van pesten. Een dader moet zich goed realiseren dat de gevolgen voor een slachtoffer en

een organisatie desastreus kunnen zijn. Tot slot wordt als laatste middel genoemd dreigen met de

pers als de pester niet ophoudt en de organisatie niets doet. Organisaties vinden het erg vervelend

Page 27: Pesten op het werkhet werk, in al zijn facetten. Daarnaast oplossingen te bieden voor werknemers en gevers hoe met dit probleem om te gaan en bovenal te voorkomen. Via deze weg wil

27

als hun imago in een slecht daglicht komt te staan. Het is dan goed mogelijk dat ze dan wel snel tot

actie willen overgaan (Van der Meer, 1997).

Aan het einde van de enquête van Garcia, Hue, Opdebeeck en Van Looy (2003) staan ook

nog tips die slachtoffers zelf kunnen toepassen. Zo kunnen slachtoffers zich voor hulp en advies

wenden tot een centrum voor slachtofferhulp of een telefonische hulpdienst. Deze kunnen ook

steun en informatie verschaffen. Ook het bezoeken van een psycholoog kan helpen het

zelfvertrouwen weer terug te krijgen. Verder is ook belangrijk dat een werknemer zich aansluit bij

een vakbond. Ook deze kan steun en juridische bijstand verlenen.

§ 7.2 De vertrouwenspersoon en de klachtencommissie

Als een slachtoffer er zelf niet meer uitkomt, kan hij zich wenden tot een vertrouwenspersoon of

klachtencommissie. De vertrouwenspersoon luistert naar het verhaal van het slachtoffer, gee ft hem

advies en staat hem bij. Als een slachtoffer heeft besloten heeft een klacht in te dienen wendt hij

zich tot de klachtencommissie. Zij onderzoeken de klacht en doen uitspraak.

De vertrouwenspersoon wordt altijd door het bestuur van de desbetreffende organisatie

uitgekozen. Men kan beslissen de functie wel of niet te aanvaarden. Als er geen geschikt persoon is

voor de functie kan een organisatie gebruikmaken van een externe vertrouwenspersoon. Deze

worden vaak door en adviesbureaus geleverd. Een vertrouwenspersoon moet goed kunnen luisteren

en zich kunnen inleven in het slachtoffer, goed met vertrouwelijke informatie kunnen omgaan en

steun kunnen verlenen aan het slachtoffer. Een vertrouwenspersoon kiest altijd de kant van het

slachtoffer en is het management geen verklaring schuldig. De taak van de vertrouwenspersoon is

vooral naar het slachtoffer te luisteren en hem te steunen in het vinden van een oplossing. Het

slachtoffer moet zelf met een oplossing komen. De vertrouwenspersoon geeft advies, maar lost het

probleem niet op. De vertrouwenspersoon weet ook welke instanties er zijn waar een slachtoffer

eventueel naar doorgestuurd kan worden. Dit kan het geval zijn als het om een arbeidsconflict gaat

of als een werknemer problemen thuis heeft. Een vertr ouwenspersoon behandelt alleen ongewenste

omgangsvormen op het werk. Daarnaast maakt een vertrouwenspersoon ook een jaarverslag, waar

alle meldingen van het jaar anoniem in vermeld staan. Ook geeft de vertrouwenspersoon richtlijnen

aan het management om he t beleid omtrent ongewenste omgangsvormen te verbeteren (Bezemer &

Kuiper, 1998).

Een slachtoffer kan na advisering van de vertrouwenspersoon beslissen een schriftelijke

klacht in te dienen bij de klachtencommissie. De klachtencommissie bestaat uit een jurist, een

ARBO-deskundige, een psycholoog en een secretaris. Een klachtencommissie werkt op basis van

Page 28: Pesten op het werkhet werk, in al zijn facetten. Daarnaast oplossingen te bieden voor werknemers en gevers hoe met dit probleem om te gaan en bovenal te voorkomen. Via deze weg wil

28

hoor en wederhoor. Zowel slachtoffer als dader doen afzonderlijk hun verhaal. De secretaris

notuleert wat er tijdens het verhoor gezegd wordt. Dader en slachtoffer krijgen hun verhaal op

schrift te zien en als ze het ermee eens zijn, wordt het opgestuurd naar de tegenpartij. Vervolgens

mogen beide partijen hun reactie geven op het verhaal van de ander. Soms roept de

klachtencommissie ook getuigen op om een duidelijker beeld van het incident te krijgen (Bezemer

& Kuiper, 1997). Aan de hand van de verhoren en reacties daarop beslist de klachtencommissie

welke stappen de organisatie tegen de dader moet ondernemen. Ook geeft de klachtencommissie

advies aan de organisatie hoe een preventief beleid te voeren (Van der Meer, 1997).

Toch kan het gebeuren dat een klacht escaleert omdat de aangeklaagde niet meewerkt of

met een advocaat op de proppen komt. Het kan ook zo zijn dat de organisatie de klacht niet serieus

neemt en geen stappen onderneemt. In dat geval kan een slachtoffer besluiten juridische stappen te

ondernemen (Bezemer & Kuiper, 1997). Wanneer een werkgever niets doet, nadat hij op de hoogte

is gesteld van een voorval omtrent ongewenste omgangsvormen, komt hij zijn verplichting zich als

goed werkgever te gedragen niet na. Er is dan sprake van wanprestatie. Via een gerechtelijke

procedure kan men dan een materiële of immateriële schadevergoeding vorderen. Ook kan men

afdwingen dat de werkgever passende maatregelen neemt, op straffe van een dwangsom. Materiële

schadevergoeding kan worden toegekend voor gederfde inkomsten of kosten die men heeft moeten

maken voor bijvoorbeeld een advocaat. Immateriële schadevergoeding kan worden gegeven voor

geleden pijn en verdriet (Bezemer & Kuiper, 1997).

§ 7.3 Het nut van voorlichtingen en trainingen

Veel organisaties vinden het tegenwoordig belangrijk dat werknemers goed met elkaar omgaan.

Organisaties gaan zich steeds meer realiseren dat pesten een grote kostenpost kan zijn. Graag

willen ze pesterijen voorkomen om financiële gevolgen en imagobeschadiging zoveel mogelijk in

te perken. Naast het instellen van een vertrouwenspersoon en een klachtencommissie, alsook het

voeren van een goed beleid is het ook van belang da t werknemers weten hoe ze met elkaar om

moeten gaan. Werknemers moeten weten waar de grens ligt tussen plagen en pesten en wat te doen

als men slachtoffer wordt van pesterijen. Een training of voorlichting is bedoeld om werknemers

meer informatie te geven en hun gedrag te veranderen.

Een training speelt in op de kennis en attitude die werknemer heeft over pesten. Om te

zorgen dat pesten op een afdeling niet meer voorkomt, zal men de attitude van degene die pesten

moeten aanpakken. Een attitude wordt door Fishbein en Ajzjen (1979, in Kuiper, 2002)

omschreven als een relatief stabiele houding ten opzichte van een concreet object: een persoon,

Page 29: Pesten op het werkhet werk, in al zijn facetten. Daarnaast oplossingen te bieden voor werknemers en gevers hoe met dit probleem om te gaan en bovenal te voorkomen. Via deze weg wil

29

groepering, een organisatie, een bepaalde gebeurtenis of bepaalde ideeën. De houding kan variëren

van negatief via neutraal naar positief. Deze houding wordt volgens Champoux (2003) en Alblas en

Wijsman (1993, beide in Kuiper, 2002) gevormd door kennis en informatie die men over het

onderwerp heeft, de waardering en gevoelens over het attitudeobject en gedragsintenties. Attitudes

tegenover bijvoorbeeld pesten ontstaan uit eigen ervaring, de invloed van de omgeving en de

waarden en normen die iemand heeft. Voor iedereen is dat weer verschillend (Kuiper, 2002).

Een training en voorlichting hebben als doel dat werknemers er kennis opdoen en dat ze

gaan nadenken over het onderwerp en hun gedrag. Een training wordt omschreven als een geplande

leerervaring, die ontworpen is om een permanente verandering teweeg te brengen in iemands

kennis, attitude en vaardigheden (Campbell, Dunnette, Lawler & Weick, 1970, in Noe, 1986). Een

training bestaat volgens het model van Kirkpatrick (1967) in Noe (1986) uit vier componenten. Ten

eerste brengt een training een reactie teweeg, werknemers gaan nadenken over het onderwerp.

Vervolgens steken werknemers iets op van het onderwerp door de informatie die tijdens de training

gegeven wordt. Deze informatieoverdracht zal uiteindelijk moeten leiden tot een

gedragsverandering. Tot slot zal na de training moeten blijken welke resultaten behaald zijn voor

de organisatie. In het geval van pesten zou een training effectief zijn geweest als er minder

meldingen gemaakt zijn dan voor de training het geval was.

Om een training en voorlichting succesvol te laten zijn moet deze voldoen aan een aantal

criteria. Het belangrijkste op dit punt is de trainer: deze moet deskundig zijn en goede kennis van

zaken hebben. In dit geval zou een trainer alles over pesten moet weten en zich ook moet blijven

bijscholen. Het is belangrijk dat alle vragen van de werknemers beantwoorden kunnen worden

(Johnson, 2004). Verder is het belangrijk dat deelnemers gemotiveerd moeten worden actief mee te

doen en er iets van op te steken. O’Keefe (1990, in Buunk &Veen, 1995) heeft regels ontwikkeld

die ervoor moeten zorgen dat de training aanslaat en kan leiden tot een attitudeverandering.

O’Keefe geeft evenals Johnson (2004) aan dat deskundigheid en geloofwaardigheid van de trainer

een grote rol spelen. Een trainer moet een expert zijn op het gebied en om kunnen gaan met allerlei

soms ook wel gênante vragen. Ook kan het onderwerp emoties zoals schaamte en woede bij de

deelnemers losmaken. Het is belangrijk dat een trainer daarmee weet om te gaan (Bezemer &

Kuiper, 1998).

O’ Keefe (1990, in Buunk & Veen, 1995) geeft verder aan dat het belangrijk is dat trainers

duidelijke conclusies trekken, oftewel de materie goed samenvatten. Dit is belangrijk omdat de

materie dan langer blijft hangen. Ook het geven van levendige voorbeelden en het actief laten

deelnemen aan de training stimuleren de motivatie. Het actief deelnemen bestaat meestal uit

meedoen aan rollenspellen. Deelnemers krijgen bijvoorbeeld een rollenspel te zien tussen een

Page 30: Pesten op het werkhet werk, in al zijn facetten. Daarnaast oplossingen te bieden voor werknemers en gevers hoe met dit probleem om te gaan en bovenal te voorkomen. Via deze weg wil

30

slachtoffer en een pester. Vervolgens moeten ze zelf ook oefenen met de rol van slachtoffer en

dader. In een discussie gaat men dan dieper in op de oplossingen en past de oplossingen in een

nieuw rollenspel toe. Het rollenspel is gebaseerd op Social Learning Theory van Bandura (1977, in

Licata & Popovich, 1987). Deze gaat ervan uit dat een persoon gemotiveerd wordt door het

observeren van het gedrag en de consequenties van dat gedrag bij een model. Door het

aanschouwen van de consequenties of de opbrengsten van dat modelgedrag kan een persoon

gemotiveerd worden tot het vertonen van soortgelijk gedrag. Dit noemt Bandura 'modeling'. In het

geval van een rollenspel geeft de trainer feedback en is het uiteindelijk de bedoeling dat de

deelnemers de nieuwe vaardigheden als een positieve uitkomst zien. Vervolgens is het de bedoeling

dat ze de vaardigheden gaan toepassen in de werkomgeving (Licata & Popovich, 1987).

In een training of voorlichting is het ook nuttig dat werknemers weten waar ze naartoe

kunnen als ze problemen hebben. Vertrouwenspersonen kunnen zo van de gelegenheid gebruik

maken zich kenbaar te maken en te vertellen wat hun taken zijn. Voor deelnemers die gepest

worden, kan zo de stap verkleind worden om op een vertrouwenspersoon af te stappen, ook omdat

ze weten wie het is en ze een geheimhoudingsplicht hebben (Bezemer & Kuiper, 1998).

Uiteindelijk is een training of voorlichting alleen nuttig als de materie regelmatig wordt

herhaald. Regelmatig voorlichten en trainen leidt ertoe dat men er meer over nadenkt en bewuster

gaat handelen. Dit kan uiteindelijk preventief werken (Bezemer & Kuiper, 1998). Volgens Johnson

(1996) nemen aanklachten binnen een organisatie alleen af als medewerkers regelmatig

geconfronteerd worden met de informatie. Op die manier blijven werknemers zich bewust van hun

verantwoordelijkheid en van wat hun rechten en plichten zijn. Daarbij heeft de organisatie ook het

voordeel dat werknemers niet meer kunnen zeggen dat ze niet wisten dat het niet mocht. Het is dus

van belang goed bij te houden dat iedereen bij een training of voorlichting aanwezig is. Dit kan een

organisatie aanklachten en dus geld schelen. Een organisatie doet er dus verstandig aan regelmatig

trainingen en voorlichtingen te geven (Johnson, 1996).

8. Wat organisaties en leidinggevenden zelf kunnen doen

Artikel 3 uit de ARBO-wet, die in 1994 door de Eerste Kamer werd aanvaard, stelt dat iedere

werkgever maatregelen heeft te treffen om werknemers te beschermen tegen seksuele intimidatie,

agressie en geweld. Pesten valt onder agressie en geweld. Dus daar zal een werkgever ook

maatregelen voor moeten treffen (Van der Meer, 1997). Het is van belang dat een organisatie een

goed beleid hanteert. Leidinggevenden zullen het onderwerp serieus moeten nemen en het goede

Page 31: Pesten op het werkhet werk, in al zijn facetten. Daarnaast oplossingen te bieden voor werknemers en gevers hoe met dit probleem om te gaan en bovenal te voorkomen. Via deze weg wil

31

voorbeeld moeten geven. In dit hoofdstuk worden beleid en de rol van de leidinggevende nader

toegelicht.

§ 8.1 Beleid

Het is van belang dat een organisatie een goed beleid heeft voor het onderwerp pesten. Dit beleid

moet ervoor zorgen dat pesten wordt bestreden en voorkomen. Hubert en Scholten (2000, in

Hubert, Furda & Steensma, 2001) hebben een concreet beleid tegen mobbing gevormd. Dit beleid

is gebaseerd op het in de ARBO-wereld bekende 5-W model. De vijf W’s staan voor willen, weten,

wegen, werken en waken. Deze vijf punten tezamen genomen zorgen ervoor dat men meer van

pesten wil weten, het wil aanpakken en voorkomen.

Op basis van beleidsvoorbereidend onderzoek kan het management van een organisatie in

samenspraak met de ondernemingsraad een beleid inzake ongewenste omgangsvormen opstellen.

Dit beleid houdt onder meer in: een gedragscode, een meldingen- en klachtenprocedure,

beschrijving van taken en verantwoordelijkheden, instrumenten en middelen voor implementatie,

aandacht voor permanente inbedding in bestaande beleid en evaluatiemomenten. Een

leidinggevende moet ook in staat kunnen zijn pestgedrag en slachtoffers va n pesten te signaleren.

Het is belangrijk dat leidinggevende weten wat er op de werkvloer speelt. Als ze iets vermoeden,

moeten zij dit nagaan bijvoorbeeld door gesprekken met werknemers. Een leidinggevende moet in

staat zijn gesprekken te voeren met zowel het slachtoffer als de aangeklaagde (Bezemer & Kuiper,

1998). Mocht iemand slachtoffer zijn geworden moet er sprake zijn van een goede opvang,

bijvoorbeeld door een vertrouwenspersoon. De leidinggevende moet ten alle tijden aangeven dat

pestgedrag niet op de werkvloer wordt getolereerd. In dat geval moet de pester worden

aangesproken op zijn gedrag. Het nemen van maatregelen tegen de pester valt onder interventie.

Tot slot moet er sprake zijn van een goede nazorg. Er moet geprobeerd worden een oplossing te

vinden voor het slachtoffer (Hubert, Furda & Steensma, 2001). Dit is niet altijd even gemakkelijk.

Aangezien het slachtoffer niet meer met de pester geconfronteerd wilt worden is het slachtoffer

vaker de dupe. Meestal kiest het slachtoffer toch voor overplaatsing, of in het ergste geval voor

ontslag.

§ 8.2 Wat een leidinggevende zelf kan doen

Page 32: Pesten op het werkhet werk, in al zijn facetten. Daarnaast oplossingen te bieden voor werknemers en gevers hoe met dit probleem om te gaan en bovenal te voorkomen. Via deze weg wil

32

Zoals al eerder is vermeld is het belangrijk dat een leidinggevende weet wat er op de werkvloer

gebeurt (Hubert, Furda & Steensma, 2001). Het is belangrijk dat een leidinggevende met open ogen

en oren de werkvloer betreedt. Een praatje met de werknemers kan tot nuttige informatie leiden.

Ook medewerkers laten vertellen wat zij belangrijk vinden en wat verbeterd kan worden kan

bruikbaar zijn. Als werknemers kunnen deelnemen aan open discussies zullen zij eerder aangeven

wat zij belangrijk vinden. Zij kunnen dan aangeven waar meer aandacht aan besteed moet worden

en wat veranderd of verbeterd kan worden. Deze informatie kan erg nuttig zijn bij het bespreken

van de agenda of het opstellen van een nieuwe training (Deadrick, McAfee & Champagne, 1996).

Tijdens dit soort gesprek kunnen leidinggevenden vertrouwen wekken bij het personeel. Het helpt

ook als een leidinggevende zich probeert te verplaatsen in het personeel. Op die manier kan men

erachter komen hoe werknemers over bepaalde zaken denken (Van der Meer, 1997).

Pesten kan het gevolg zijn van ontstane conflicten tussen de pester en het slachtoffer. Het is

meestal moeilijk deze conflicten meteen op te lossen. Van de een leidinggevende wordt dan ook

verwacht dat hij kan omgaan met dergelijke conflicten. Een leidinggevende moet in staat zijn

objectief het slachtoffer en de aanstichter aan te horen. Daarna moet hij proberen te bemiddelen

tussen beide partijen. Als dit niet lukt, zal hij na alle informatie verzameld te hebben een zo goed

mogelijke oplossing moeten zien te vinden. Het is van belang na te gaan of beide partijen tevreden

zijn met de oplossing en of dit na verloop na tijd nog steeds het geval is (Van der Meer, 1997).

Uiteindelijk is het belangrijkste dat een leidinggevende zelf het goede voorbeeld geeft en

zich dus zelf niet schuldig maakt aan enige vorm van pesterijen. Een leidinggevende is zich bewust

van het verschil tussen plagen en pesten en handelt daa r ook naar. Ook moet een leidinggevende

een geval van pesten kunnen herkennen en de dader kenbaar maken dat pesterijen binnen het

bedrijf niet getolereerd worden. Mocht iemand zich er schuldig aan maken dan moet er meteen

ingegrepen worden. Verder vindt een leidinggevende het noodzakelijk dat pesten op het werk

besproken moet kunnen worden binnen de organisatie. Het is belangrijk dat het onderwerp tijdens

bijvoorbeeld een werkoverleg op de agenda wordt gezet, zodat er aandacht aan wordt besteed. Een

leidinggevende die betrokken is bij het welzijn van zijn werknemers zal zoveel mogelijk proberen

het pesten op de werkvloer te voorkomen (Bezemer & Kuiper, 1998).

9. Conclusie

Page 33: Pesten op het werkhet werk, in al zijn facetten. Daarnaast oplossingen te bieden voor werknemers en gevers hoe met dit probleem om te gaan en bovenal te voorkomen. Via deze weg wil

33

In deze scriptie is antwoord gegeven op de vraag hoe pesterijen ontstaan en hoe organisaties ermee

om kunnen gaan, maar vooral hoe zij dit probleem kunnen voorkomen. Pesten is een fenomeen dat

systematisch voorkomt en waartegen een slachtoffer zich niet meer kan weren (Van der Meer,

1997). In principe kan iedereen het slachtoffer worden van pesterijen, maar er zijn verschillende

factoren die ertoe leiden dat iemand een grotere kans heeft. Pesterijen binnen organisaties ontstaan

meestal na veranderingen en bijkomende conflicten. Iedereen wil zijn plek veilig stellen als er

veranderingen ontstaan. Een manier om dat te doen is een ander proberen weg te pesten (Rayner,

1997).

Ook de sector en manier van leidinggeven spelen een rol in het mogelijk ontstaan van

pesterijen. Zo blijkt uit onderzoek van Hubert en van Veldhoven (2001) dat pesten het meeste

voorkomt in het onderwijs, de industrie en de maatschappelijke dienstverlening. Dit gegeven komt

ook naar voren uit de onderzoeken van Einarsen en Skogad (1996), Leymann (1993) en Zapf

(1999). De manier van leidinggeven bepaalt voor een groot gedeelte ook of pesten binnen een

organisatie kan ontstaan. Zo zal een taakgerichte leidinggevende zich voornamelijk bezighouden

met de productie en winst maken en weinig met het welzijn van zijn werknemers. Sociaal-

emotionele leidinggevenden zijn juist wel geïnteresseerd in het welzijn van werknemers. Zij zullen

het probleem pesten bespreekbaar maken en zoveel mogelijk willen voorkomen (Hubert, Furda &

Steensma, 2001). Uit onderzoek van Vartia (1996) blijkt verder dat pesten en slecht leidinggeven

leidden tot slechte informatieoverdracht en communicatie tussen werknemers. Ook vonden

werknemers het onmogelijk om vrij hun mening te geven en hadden ze het idee dat er meer jaloezie

en rivaliteit binnen het voorkwamen.

Of iemand slachtoffer wordt van pester ijen hangt van verschillende persoonskenmerken af.

Als pesterijen consistent een halfjaar lang plaatsvinden, blijken vrouwen een tweederde grotere

kans te hebben om slachtoffer te worden. Dat blijkt uit onderzoek van Bjorkvisit (1994, in Zapf,

Einarsen, Hoel en Vartia, 2001). Als verklaring wordt gegeven dat vrouwen vaker in

ondergeschikte posities verkeren en minder assertief zijn dan mannen. Ook blijkt dat het pesten van

collega naar collega en van manager naar ondergeschikte het meeste voorkomen (Rayner, 1997).

Iemand wordt meestal het slachtoffer van pesterijen omdat hij anders is dan de anderen

binnen een organisatie. Als iemand anders is dan de anderen in de groep wordt diegene vaak als

schuldige aangewezen als iets niet goed gaat. Dit fenomeen staat ook wel bekend als het

zondebokfenomeen (Van der Meer, 1997). Volgens Leymann (1996) missen slachtoffers vaak

sociale vaardigheden, waardoor ze in een isolement terecht kunnen komen. Het kan ook zo zijn dat

slachtoffers zich juist meer inzetten dan de rest van de groep. Hierdoor kunnen gevoelens van

Page 34: Pesten op het werkhet werk, in al zijn facetten. Daarnaast oplossingen te bieden voor werknemers en gevers hoe met dit probleem om te gaan en bovenal te voorkomen. Via deze weg wil

34

irritatie en jaloezie binnen de groep opspelen (Garcia, Hue, Opdebeecke en Van Looy, 2003). Door

Coyne, Seigne en Randall (2000) is onderzoek gedaan naar de persoonskenmerken van slachtoffers

met behulp van The Big Five. Het bleek dat slachtoffers minder onafhankelijk, minder extravert,

minder stabiel en meer zorgvuldig bleken te zijn dan niet-slachtoffers.

Als er gepest wordt binnen organisaties opereert de pester meestal niet alleen. Zowel

vrouwen en mannen maken zich aan dit groepsgedrag schuldig (Zapf, 1999). Er is wel een verschil

in pesten tussen mannen en vrouwen. Zo roddelen en isoleren vrouwen meer. Mannen gebruiken

meer (verbale) agressie (Van der Meer, 1997).

Of een slachtoffer daadwerkelijk last krijgt van pesterijen ligt meestal aan zijn psychische

en fysieke gestel en in hoeverre men afhankelijk is van de baan. Ook telt mee of men in staat is

oplossingen of maatregelen te treffen tegen het pesten (Van der Meer, 1997). Meestal zijn de

gevolgen van pesten desastreus voor zowel de psychische als lichamelijke staat van het slachtoffer.

In eerste instantie zal het slachtoffer last krijgen van spanningen en concentratieproblemen.

Vervolgens kan dit leiden tot een depressie of een gegeneraliseerde post traumatische angst-

stoornis. In het ergste geval kan pesten leiden tot zelfmoord (Leymann, 1996 & Zapf ,1996, 2003,

in Hubert, Furda en Steensma, 2001). Vervolgens is het voor een slachtoffer ook moeilijk aan een

nieuwe baan te komen. Vaak is het zelfvertrouwen geschaad of speelt de leeftijd een rol in het

vinden van een nieuwe baan ( Leymann, 1996).

De gevolgen voor een organisatie zijn ook niet gering. De kosten die een gepeste

medewerker met zich meebrengt, liggen tussen de vijftien- en vijftigduizend euro (Van der Meer,

1997). Als gevolg van pesten meldt 22% procent van de slachtoffers zich ziek (Soethout & Sloep,

2000). Ook voor de kosten van verzuim moet een organisatie opdraaien. Zo moet er weer tijd,

energie en geld gestoken worden in het vinden van nieuw personeel en zij moeten ook weer

ingewerkt worden. Dit gaat allemaal ten koste van de productie (Bezemer & Kuiper, 1998).

Ook de werktevredenheid heeft te leiden onder pesterijen. Niet alleen de werktevredenheid

bij slachtoffer gaat achteruit, ook bij niet-slachtoffers is dat het geval. Zij vinden dat pesten binnen

een organisatie leidt tot een slechtere werkkwaliteit en werktevredenheid. Dit blijkt uit het

onderzoek van Einarsen, Raknes en Matthiesen (1994). Het is ook mogelijk dat werknemers zelf

bang worden het slachtoffer te worden van pesterijen, als ze zien dat de organisatie er niets tegen

onderneemt (Bezemer & Kuiper, 1998). Als de werksfeer is aangetast kunnen andere werknemers

besluiten zich hiertegen te verzetten bijvoorbeeld door ontslag of sollicitatie elders (Leymann,

1996). Werknemers kunnen hun ongenoegen jegens de aangetaste werksfeer ook uiteb doormiddel

van agressie en geweld tegen de organisatie. Bij dit soort vormen kan gedacht worden aan

Page 35: Pesten op het werkhet werk, in al zijn facetten. Daarnaast oplossingen te bieden voor werknemers en gevers hoe met dit probleem om te gaan en bovenal te voorkomen. Via deze weg wil

35

bijvoorbeeld vernielingen of diefstal. Door deze ontwikkelingen kan het imago van een

onderneming flink worden aangetast ( Van der Meer, 1997).

Een werkgever is wettelijk verplicht zijn werknemers te beschermen tegen ongewenste

omgangsvormen, dus ook tegen pesten (FNV, 2002). Om te voorkomen dat een werkgever te

maken krijgt met veel klachten over pesten kan hij diverse maatregelen nemen. Zo is het eerste zeer

belangrijk dat er een goed beleid is. Daarin moet een gedragscode vermeld staan,

taakomschrijvingen en verantwoordelijkheden. Ook is het van belang dat een organisatie een

vertrouwenspersoon en klachtencommissie heeft. Werknemers moeten weten wie dat zijn en wat

hun taken zijn (Hubert & Scholten, 2000, in Hubert, Furda & Steensma, 2001). Een leidinggevende

moet in staat zijn pesterijen en slachtoffers te herkennen. Ook moet een leidinggevende in staat zijn

objectief een gesprek te voeren met zowel het slachtoffer als de aanstichter. Een leidinggevende

moet ten alle tijden aangeven dat pesten binnen de organisatie niet getolereerd wordt en dat er

maatregelen tegen pesten worden getroffen. (Bezemer & Kuiper, 1998).

Om pesten te voorkomen is het van belang te weten wat er op de werkvloer speelt. Het kan

nuttig zijn regelmatig een praatje te maken met de werknemers (Van der Meer, 1997). Ook is het

belangrijk dat werknemers in een open discussie kunnen aangeven wat zij belangrijk vinden

(Deadrick, McAfee & Champagne, 1996). Het belangrijkste is dat een leidinggevende zelf het

goede voorbeeld geeft (Bezemer & Kuiper, 1998).

Het voorkómen van klachten kan het beste gebeuren door regelmatig trainingen en

voorlichtingen te geven over pesten. Werknemers weten dan wat het onderwerp inhoudt en hoe zij

zich tegen elkaar behoren te gedragen. Als zij hiervan op de hoogte zijn, kunnen zij zich niet

beroepen op het feit dat ze niet wisten dat het niet mocht. Het is dus belangrijk dat goed wordt

bijgehouden of iedereen een training of voorlichting heeft bijgewoond (Johnson, 1996).

Werknemers moeten door een training gemotiveerd worden over het onderwerp na te denke n en

eventueel hun gedrag aan te passen. Motivatie wordt gewekt als een trainer deskundig is op het

gebied en er goede conclusies en voorbeelden worden gegeven ( O’Keefe, 1990, in Buunk & Veen,

1995). Tot slot zijn rollenspellen belangrijk. Werknemers oefe nen met elkaar hoe ze pesten in de

praktijk moeten oplossen (Licata & Popovich, 1987). Om het onderwerp levendig te houden onder

de werknemers moeten trainingen en voorlichtingen herhaald worden. Trainers moeten zich

regelmatig bij laten scholen over het onderwerp om hun deskundigheid te blijven waarborgen. Een

organisatie is uiteindelijk meer geld kwijt aan een slachtoffer van pesterijen dan als er geïnvesteerd

zou worden in trainingen en voorlichtingen (Johnson, 1996).

Page 36: Pesten op het werkhet werk, in al zijn facetten. Daarnaast oplossingen te bieden voor werknemers en gevers hoe met dit probleem om te gaan en bovenal te voorkomen. Via deze weg wil

36

10. Aanbevelingen

Uit deze scriptie is naar voren gekomen dat pesterijen op het werk een serieus probleem vormen

voor zowel werknemer als organisatie. Ondanks dit gegeven wordt er pas sinds enkele jaren

onderzoek gedaan naar dit fenomeen (Leymann, 1996). Dit is waarschijnlijk het geval omdat pas de

laatste decennia het welzijn van de werknemer binnen organisaties als belangrijk werd gezien. Een

werknemer die tevreden is met zijn werk en omgeving zal beter produceren. Het probleem met

pesten op het werk is dat er een groot taboe over heerst, wat pas de laatste paar jaren enigszins

doorbroken is.

Doordat er pas zo kort tijd en aandacht wordt besteed aan het fenomeen is er al wel veel

bekend over de oorzaken en gevolgen, maar minder over hoe het pesten het best voorkomen kan

worden. In voorgaande paragrafen is gesuggereerd dat een goed beleid en het regelmatig geven van

trainingen en voorlichtingen kunnen helpen bij het voorkómen van pesterijen. Het zou interessant

zijn te kijken wat het effect is van trainingen of voorlichtingen op langere termijn. In hoeverre

dragen trainingen of voorlichtingen daadwerkelijk bij aan het doen afnemen van klachten

vergeleken met een periode zonder voorlichtingen of trainingen?

Uit de scriptie blijkt tevens dat een slachtoffer meestal de dupe wordt van pesterijen, zowel

lichamelijk en psychisch, maar ook omdat het slachtoffer meestal moet wijken voor de dader.

Meestal is het voor het slachtoffer het beste om overplaatsing of ontslag aan te vragen (Van der

Meer, 1997). Eigenlijk zou het voor een slachtoffer het beste zijn om te kijken of er geen

alternatieve mogelijkheden zijn. Het zou misschien een mogelijkheid zijn een bepaald traject op te

zetten voor een slachtoffer. Bijvoorbeeld het aanleren van sociale vaardigheden om het

zelfvertrouwen weer terug te krijgen. Daarnaast zouden slachtoffers de mogelijkheid moeten

krijgen om cursussen of een studie te volgen om de kans op een baan te vergroten. Dit zijn

verschillende mogelijkheden om deze mensen weer in het arbeidscircuit te krijgen. Op deze manier

zou het verzuimcijfer en het percentage dat een arbeidsongeschiktheiduitkering krijgt eventueel

verlaagd kunnen worden.

Al met al blijft het een onderwerp waarmee organisaties zich tegenwoordig bezig moeten

houden. Bij het aannemen en screenen van nieuw personeel zou een werkgever bijvoorbeeld na

kunnen gaan wat de opvatting is van een sollicitant over het onderwerp pesten. De werkgever zou

het verleden van de sollicitant kunnen screenen bij voormalige werkgevers en

overheidsinstellingen. Zo kunnen sollicitanten met slecht gedrag of een strafblad er bij voorbaat al

uitgefilterd worden. Ook zou het onderwerp pesten opgenomen kunnen worden in de

psychologische test. In de test zou bijvoorbeeld gevraagd kunnen worden wat een nieuwe

Page 37: Pesten op het werkhet werk, in al zijn facetten. Daarnaast oplossingen te bieden voor werknemers en gevers hoe met dit probleem om te gaan en bovenal te voorkomen. Via deze weg wil

37

werknemer vindt van pesten of wat hij zou doen als hij moet samenwerken met een lastige collega.

Met behulp van een screening en een psychologische test zou dus gekeken kunnen worden of

iemand vatbaar is om te gaan pesten.

Toch is het moeilijk van tevoren te bepalen of iemand zich schuldig zal maken aan pesten.

Meestal zal dit pas blijken als er conflicten of veranderingen binnen een organisatie plaatsvinden

(Rayner, 1997). Het is voor een werkgever het belangrijkste dat hij een goed beleid heeft in

combinatie met een vertrouwenspersoon en klachtencommissie. Daarnaast moet een werkgever zelf

het goede voorbeeld geven en regelmatig aandacht aan het onderwerp besteden, met behulp van

voorlichtingen en trainingen (Bezemer & Kuiper, 1998).

Page 38: Pesten op het werkhet werk, in al zijn facetten. Daarnaast oplossingen te bieden voor werknemers en gevers hoe met dit probleem om te gaan en bovenal te voorkomen. Via deze weg wil

38

11. Literatuurlijst

Bezemer, W. & Kuiper, A. (1994). Seksuele Intimidatie: Antwoorden op vragen . CIP -Gegevens Koninklijke Bibliotheek, Den Haag. Buunk A.P. & Veen, P. (1995). Sociale psychologie en van praktijkproblemen naar oplossing.

Houten: Bohn Stafleu van Loghum. Coyne, I, Se igne, E, & Randall, P. (2000). Predicting workplace victim status from personality. European Journal of Work and Organizational Psychology, 9 , 335-349. Dawn, J., Cowie, H. & Ananiadou, K. (2003). Perceptions and experience of workplace bullying in five different working populations. Agressive Behavior, 29 , 489-496. Deadrick, D. L., McAfee, B. R. & Champagne, P. J. (1996). Preventing workplace harassment: an

organizational change perspective. Journal of Organizational Change Management, 9 , 66-75.

FNV brochure (2002), De 13 meest gestelde vragen over pesten op het werk, www.fnv.nl. Garcia, A., Hue, C., Opdebeecke, S. & Van Looy, J. (2003). Geweld op het werk, pesterijen en ongewenst seksueel gedrag. Synthese van het onderzoek over de kenmerken en de gevolgen voor de mannelijke en vrouwelijke werknemers. Gerealiseerd met de steun van de Europese Unie -Europees Sociaal Fonds. Hubert, A., Furda, J. & Steensma, H. (2001). Mobbing, systematisch pestgedrag in organisaties;

Twee studies naar antecede nten en gevolgen voor de gezondheid. Gedrag en Organisatie, 14 , 378-396.

Hubert, A. B & Van Veldhoven, M. (2001). Risk sectors for undesirable behavior and mobbing.

European Journal of Work and Organizational Psychology, 10 , 415-424. Johnson, M. J. (2004). Discrimination prevention training: What the Law requires. Labor Law Journal, 1 , 119-129. Leymann, H. (1996). The content and development of mobbing at Work. European Journal of Work and Organizational Psychology, 5 ,165-184. Licata, B. & Popovich, P.M. (1987). Preventing sexual harassment: a proactive approach. Training and Development Journal, 5 , 34-38. Kuiper, A. (2002). Seksuele intimidatie op het werk aangepakt. Amstelveen: LeniorSchuring Noe, R. A. (2001). Trainees’ attributes and attitudes: neglected influences on training efectiveness.

Academy of Management Review, 11 , 736-749. Rayner, C. (1997). The incidence of workplace bullying. Journal of Commity & Applied Social Psychology, 7 , 199-208

Page 39: Pesten op het werkhet werk, in al zijn facetten. Daarnaast oplossingen te bieden voor werknemers en gevers hoe met dit probleem om te gaan en bovenal te voorkomen. Via deze weg wil

39

Soethout, J. & Sloep, M. (2000). Evalua tie Arbowet over seksuele intimidatie, agressie en geweld en pesten op het werk. Minesterie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid door Regioplan Onderzoek Advies en Informatie B.V. Stale, E., Raknes, B. I., & Matthiesen, S. B. (1994). Bullying and harassement at work and their relationships to work environment quality: an exploratory study. European Work and Organizational Psychologist, 4 , 381-401. Van der Meer, B. (1997). Pesten op het werk. Assen: Van Gorcum. Vartia, M. (1996). The sources of bullying-psychological work environment and organizational climate. European Journal of Work and Organizational Psychology, 5 , 203-214. Zapf, D., Einarsen, S., Hoel, H. & Vartia, M. (2001). Empirical findings on bullying in the workplace. European Journal of Work and Organizational Psychology, 10 , 103-126. Zapf, D. (2003). Pesten op het werk; pas op de plaats en blik in de toekomst. Seminar Bezemer & Kuiper 23 januari 2003. Zapf, D. (2000). Mobbing – eine extreme Form sozialer Belastungen in Organisationen. In: Musahl, H. P. & Eisenhauer, T. (Eds.). Psychologie der Arbeitssicherheit. Beitrage zur Forderung von Sicherheit und Gesundheit in Arbeitssystemen (pp.142-149). Heidelberg: Asanger. . Zapf, D. Knorz, C. & Kulla, M. (1996). On the relationship between mobbing factors, and job content, social work environment and health outcomes. European Journal of Work and Organizational Psychology, 5 , 215-237.