PERSOONLIJKHEIDS...Bronnen 23 Zelfrapportering 23 Observer ratings 23 Methoden 24 ... Definiëring...

106
Academiejaar 2013-2014 Lesgever: Barbara De Clercq | Door: Delfien Vansteelandt LESSEN + NOTAS PERSOONLIJKHEIDS- PSYCHOLOGIE

Transcript of PERSOONLIJKHEIDS...Bronnen 23 Zelfrapportering 23 Observer ratings 23 Methoden 24 ... Definiëring...

Page 1: PERSOONLIJKHEIDS...Bronnen 23 Zelfrapportering 23 Observer ratings 23 Methoden 24 ... Definiëring forensische psychologie 197 Predictie van geweld 198 2. Conceptualisatie psychopathie

Pagina 0 van 265

Academiejaar 2013-2014

Lesgever: Barbara De Clercq | Door: Delfien Vansteelandt

LESSEN +

NOTA’S

PERSOONLIJKHEIDS-PSYCHOLOGIE

Page 2: PERSOONLIJKHEIDS...Bronnen 23 Zelfrapportering 23 Observer ratings 23 Methoden 24 ... Definiëring forensische psychologie 197 Predictie van geweld 198 2. Conceptualisatie psychopathie
Page 3: PERSOONLIJKHEIDS...Bronnen 23 Zelfrapportering 23 Observer ratings 23 Methoden 24 ... Definiëring forensische psychologie 197 Predictie van geweld 198 2. Conceptualisatie psychopathie

Inhoud

INLEIDING 1

Introductie: praktisch 1 I: Theorie 1 Lesmateriaal Persoonlijkheidspsychologie I 1 Evaluatievorm 1 Overzicht lessen 1 Link met andere cursussen? 2

Persoonlijkheidspsychologie 2 Naar een definitie van persoonlijkheid: Allport (1961) 3 Hedendaagse definitie (boek p 3‐7) 3 Trait‐activation theory 4 Doel van persoonlijkheidspsychologie 4 Idiografische vs nomothetische benadering van persoonlijkheid (Allport) 5 Assumpties binnen persoonlijkheidsonderzoek 5 Cross‐situationele consistentie van persoonlijkheid: ook bij sociaal voorgeschreven situaties (bv dating‐avond)

6 2 historische invalshoeken op persoonlijkheidstheorie 6 Basisvoorwaarden van een persoonlijkheidstheorie (boek p 15) 7 The dispositional domain of personality: trekken en taxonomieën van trekken 7

Voorbeeld examenvraag les 1 22

METEN VAN PERSOONLIJKHEID 23

Bronnen 23 Zelfrapportering 23 Observer ratings 23

Methoden 24 Test‐data (bv. Megargee experiment) 24 Test‐data 25 Huidige trends in verzamelen van life‐outcome data 26 Overeenkomst tussen deze methoden/bronnen? 27 Meten van persoonlijkheid: evaluatie van maten (boek p31‐35) 28

Meten = weten? Methodologische dwalingen 28 Sociaal wenselijk antwoorden 28 Faking (boek p.89‐90) 30 Conclusie: valkuilen bij test‐interpretatie 31

BIOLOGISCHE THEORIEËN/BENADERING VAN PERSOONLIJKHEID 33

Evidentie voor biologische basis van persoonlijkheid? Boek p. 161‐189 33

Psycho‐biologische benadering van persoonlijkheid 34 Conceptueel kader voor onderzoek naar persoonlijkheid en fysiologische parameters 35 Fysiologische metingen: autonoom zenuwstelsel 36 Fysiologische metingen: centraal zenuwstelsel (hersenen) 37

Page 4: PERSOONLIJKHEIDS...Bronnen 23 Zelfrapportering 23 Observer ratings 23 Methoden 24 ... Definiëring forensische psychologie 197 Predictie van geweld 198 2. Conceptualisatie psychopathie

Biologische modellen van persoonlijkheid 38 Het biologisch model van persoonlijkheid en arousal (Eysenck) 38 Experimenten van Geen 40 BIS/BAS theorie van Gray: reinforcement sensitivity theory 40 Biologische basis van “sensation seeking” 41 Neurotransmittors en persoonlijkheid 43 Biologisch model van Cloninger 43 Psycho‐biologisch FFM model 44 Andere stabiele disposities met biologische basis: ochtend‐avond types 45 Persoonlijkheidstypes geassocieerd met arousal 47 Persoonlijkheid en hormonen: testosteron 49 Persoonlijkheid en hormonen: cortisol en oxytocine 49 Persoonlijkheidsverandering na hersenletsel 49 Voorbeeld examenvraag les 2 50

Een gen-omgevingsperspectief op persoonlijkheid 50 Gedragsgenetica en erfelijkheid 50 Gedragsgenetica: een recent onderzoeksterrein – Hoe komt dit? Boek p.133‐159 50 Basisbegrippen 51 Kwantitatieve genetica: de traditionele additieve assumptie 56 Integratieve gedragsgenetische benadering 60 Erfelijkheid versus omgeving? 63 Gedragsgenetica en het FFM: samenvatting 64

Voorbeeld examenvraag 68

PERSOONLIJKHEIDSONTWIKKELING 69

Wat is persoonlijkheidsontwikkeling? 69 Stabiliteit of verandering? 69 Types van continuïteit 69

3 analyseniveaus 71 Algemene evidentie voor het belang van vroege individuele verschillen: de Dunedin study (Caspi, 2000) 72

Stabiliteit en verandering van individuele verschillen in baby‐en peutertijd: hoe meten? 74 Temperament als basis voor individuele verschillen 74 Temperamentsmodellen 74

Stabiliteit en verandering van individuele verschillen in baby‐en peutertijd: bevindingen 78 Onderzoek van Rothbart tijdens baby‐tijd: temperament 78

Stabiliteit en verandering van individuele verschillen in de kindertijd: hoe meten? 78 Temperament of persoonlijkheid? 79 Besluit 86 Studie naar stabiliteit vanuit FFM perspectief: voordelen 87

Stabiliteit en verandering van individuele verschillen in de kindertijd 87 Bevindingen o.b.v. actometer (Saudino, 2012) 87 Stabiliteit van agressie over tijdsintervallen: Olweus 88 Bevindingen vanuit FFM kader: continuity‐change o.b.v. de HiPIC 88 Absolute/Differentiële stabiliteit in kindertijd ‐ adolescentie vanuit cross‐cultureel FFM‐perspectief (McCrae,

et al., 2002) 90 Rang‐orde stabiliteit van individuele verschillen tijdens de kindertijd: besluit 91 Absolute stabiliteit 91

Page 5: PERSOONLIJKHEIDS...Bronnen 23 Zelfrapportering 23 Observer ratings 23 Methoden 24 ... Definiëring forensische psychologie 197 Predictie van geweld 198 2. Conceptualisatie psychopathie

Stabiliteit en verandering van individuele verschillen in de volwassenheid 91 Differentiële continuïteit in volwassenheid 91 Vanuit meta‐analytisch perspectief: bestaat er een piek in rang‐orde stabiliteit op bepaalde leeftijd? (Roberts

& DelVechhio, 2000) 93 Mean‐level/Absolute continuïteit in volwassenheid 94 Ipsatieve continuïteit in de volwassenheid 95 Individual‐level continuity 95 Persoonlijkheidsverandering na behandeling? Een empirische studie m.b.t. behandeling voor depressie 95

Voorbeeld examenvraag 96

PERSOONLIJKHEID EN SOCIAAL RELEVANTE OUTCOMES 97

PERSOONLIJKHEID EN FUNCTIONELE LEVENSDOMEINEN 97

Recapitulatie vorige les 97 Hoe kunnen we de stabiliteit in persoonlijkheid verklaren? 97

Persoonlijkheid en sociaal relevante outcomes doorheen de tijd – boek p. 123‐127 98

Persoonlijkheid en psychopathologie 98 Kwetsbaarheidsmodel 98 Complicatiemodel 99 Pathoplastiemodel 99 Spectrummodel 99 Etiologische modellen persoonlijkheid‐psychopathologie 100 Persoonlijkheid – internaliserende problemen kinderen: variable centered 100 Persoonlijkheid – externaliserende problemen kinderen: variable‐centered 100 Persoonlijkheid en psychopathologie kinderen: Recente studie 101 Persoonlijkheid en psychopathologie: volwassenen (Kotov et al., 2010 – variable‐centered) 103

Persoonlijkheid en pathologisch gokken 106 Bagby et al., 2007 106 Pathologisch gokken en FFM 107

Persoonlijkheid en alcoholisme 108

Persoonlijkheid en academische prestatie 109 Lievens, Ones, & Dilchert, 2009 109

Persoonlijkheid en partnerrelaties 109 Principe van partner‐similariteit 110 Persoonlijkheid en relatie‐voldoening 111 Persoonlijkheidsstabiliteit en partner‐similariteit 111

Persoonlijkheid en ziekte (boek p.492‐495) 112 Interactioneel model 112 Transactioneel model 113 Gezondheidsgedrag model 113 Pre‐dispositie model 113 Ziektegedrag‐model 114 Persoonlijkheid en levensduur ‐ mortaliteit (los van ziekte) 114 Type D Persoonlijkheid 115 Recent evidence‐based model in functie van onderzoek naar causaliteiten depressie – ziekte 116 Persoonlijkheid en mortaliteit: Conscientiousness als biopsychosociaal attribuut (Martin et al., 2007) 117

Page 6: PERSOONLIJKHEIDS...Bronnen 23 Zelfrapportering 23 Observer ratings 23 Methoden 24 ... Definiëring forensische psychologie 197 Predictie van geweld 198 2. Conceptualisatie psychopathie

Impact van life‐events (boek p.497‐499) 119

Voorbeeld examenvraag 122

PERSONALITY @WORK 123

Introductie 123 Speelt persoonlijkheid een rol op het werk? 123 Is persoonlijkheid(spsychologie) een klinisch begrip? 123

Overzicht 124

I. De rol van persoonlijkheid in Organizational Behavior 124 Ia. Persoonlijkheid als predictor van jobprestaties 125 Ib. Persoonlijkheid als predictor van loopbaansucces 135 II. Persoonlijkheid als moderator 141 III. Persoonlijkheid als outcome / afhankelijke variabele 142 Conclusies 145 Kritieken 145

II. Persoonlijkheidsassessment in organisationele settings 146 Nood aan betrouwbare en valide instrumenten om persoonlijkheid te meten en deze info aan te wenden in

het kader van 146 Vb.1 : Myers-Briggs Type Indicator (MBTI) 146 Vb.2 : NEOPI-R: Handleiding 149 Gecontextualiseerde persoonlijkheid 149 Validiteit 152

III. Hot topics: introversie op de werkvloer 154

Conclusies 155

Voorbeeldvraag 155

BORN TOGETHER – REARED APART 157

Goals and directions 157

Brief overview of the Minnesota Study of Twins Reared Apart (Mistra) 157

Duur van de studie 157

Theoretische perspectieven: wanneer, waarom en waar begon de studie? 157 Begin: Jim Twins 158 Wie 158 Van de Jim Twins naar de MISTRA 158 Bronnen van apart opgevoede tweelingen 158 Leeftijd van onderzoek en contact maten 158 Brandweertweelingen: Jerry en Mark 158 Jack en Oskar 158 Kerrie en Amy 158 Aro en Iris 158

Studie 158 Psychiatrische trekken in monozygote tweelingen (1981) 159

Page 7: PERSOONLIJKHEIDS...Bronnen 23 Zelfrapportering 23 Observer ratings 23 Methoden 24 ... Definiëring forensische psychologie 197 Predictie van geweld 198 2. Conceptualisatie psychopathie

Ongeposeerde lichaamshouding 159 Intraklas correlaties 159 Seksuele oriëntatie 159 Twee pivotale papers 159 Minnesota Personality Questionnaire (1988) 159 IQ intraclass correlaties voor vier apart opgevoede tweelingenstudies (1990) 159 Meer kritiek dan lof voor hun studie 159 Jobsatisfactie, religiositeit, … 159 Dentale en periodontale studies 160 Welzijn 160 Additionele bevindingen 160 Tweeling relatie survey 160

Implicaties 160

Controverses 160

In closing 161

Video: “Twins raised apart” – Oscar & Jack 161

Studievragen 162

Artikel: Bronnen van psychologische verschillen bij mensen: de Minnesota studie van apart opgevoede

tweelingen 163

PERSOONLIJKHEIDSSTOORNISSEN: CATEGORIAAL VERSUS DIMENSIONEEL PERSPECTIEF 169

Persoonlijkheidsstoornissen: de gemeenschappelijke deler 169

Persoonlijkheidsstoornissen (PD): categoriale conceptualisering 169 De DSM-traditie: historisch perspectief op As II 170 Historisch perspectief op persoonlijkheidsstoornissen 170 Algemene diagnostische criteria voor PD 171 DSM-IV/5 algemene diagnostische criteria: overzicht 171

Persoonlijkheidsstoornissen: categoriale benadering 172 DSM-IV/5 clusters 172 Prevalentie van persoonlijkheidsstoornissen 176 Sociodemografische correlaten 176 Lange termijn outcome van PD’s 177 Voordelen categoriale DSM-diagnostiek 178 Nadelen categoriale DSM-diagnostiek 178

Persoonlijkheidsstoornissen: een dimensioneel perspectief 182 Categoriale versus dimensionele diagnostiek 183 Categoriaal vs dimensioneel: een taxonomische strijd 183 Dimensionalisering van As II: niveaus 183 Dimensionalisering vanuit algemeen trekmodel: validiteit FFM 186 Persoonlijkheidsstoornissen en FFM domeinen: empirische ondersteuning 186 Persoonlijkheidsstoornissen en FFM facetten 188 FFM assessment van PD’s: 3 uitwerkingen 190 FFM of SNAP/DAPP? 193 Een integratief model 193

Page 8: PERSOONLIJKHEIDS...Bronnen 23 Zelfrapportering 23 Observer ratings 23 Methoden 24 ... Definiëring forensische psychologie 197 Predictie van geweld 198 2. Conceptualisatie psychopathie

Interpretatie 2-4 dimensionele hiërarchische structuur van maladaptieve trekken (Krueger, 2005) 194 Naar een dimensionele visie op PD in DSM-5 194

PERSOONLIJKHEID BINNEN DE FORENSISCHE CONTEXT 197

Lesmateriaal 197

Overzicht 197

1. Inleiding: Persoonlijkheid in de forensische context 197 Definiëring forensische psychologie 197 Predictie van geweld 198

2. Conceptualisatie psychopathie (PP) en antisociale persoonlijkheidsstoornis (ATS PS) 199 Antisociale persoonlijkheidsstoornis 199 Definitie Psychopathie 199 Antisociale PS = Psychopathie ? 200

3. Assessment psychopathie 202 Criteria PCL‐R (Hare, 2003) 202 Dimensionele assessment: Psychopathie, ATS PD en associaties met algemene trekken (Decuyper et al. 2009)

202 Dimensionele representatie persoonlijkheidspathologie 203 MA associaties ATS PD, PP en VFM samenvatting onderzoek 204

4. Voorlopers psychopathie 205 Controverse label psychopathie bij kinderen 205 CD specifier: “with limited prosocial emotions” 205 Validering psychopathie trekken bij jongeren (Review Frick et al., 2014) 206 Instrumenten 209 Dimensionele representatie voorlopers PP: associaties met VFM en DIPSI (Decuyper et al., 2011) 209 Person ‐ centered: latente persoonlijkheidsprofielen jeugddelinquenten 210

5. Psychopathie binnen de klinisch forensische context (recidive crimineel gedrag en geweld) 214 Psychopathie en crimineel recidivisme 214 Psychopathische trekken en recidivisme bij jongeren (Cauffman et al., 2009) 214 Psychopathie en soort geweld 215 Motieven agressie bij psychopathie 215

6. Succesvolle psychopathie 216 Frank Abagnale: ‘50 – ‘60 216 Definitie 216 Hoe meten? 216 Psychopathie en succesvol leven 217 Succesvolle Psychopathie: data 2014 219 Psychopathie en US Presidency 219

7. Psychopathie en maladaptieve trekken op de werkvloer 220 5 kenmerken Industrial psychopath (Babiak, 1995) 220 Persoon – situatie interactie 221 Gevolgen voor het bedrijf (Boddy et al., 2010) 221 Gevolgen: Psychopathie en pesten 221 Psychopathie, pesten en onrechtvaardig leiderschap 222 Psychopathische trekken op de werkvloer: data 2014 222 Maladaptieve trekken op de werkvloer 223

Page 9: PERSOONLIJKHEIDS...Bronnen 23 Zelfrapportering 23 Observer ratings 23 Methoden 24 ... Definiëring forensische psychologie 197 Predictie van geweld 198 2. Conceptualisatie psychopathie

FFM PD count techniek: dimensionele assessment 224 “Dark side” trekken en professioneel functioneren (data 2014) 227

Voorbeeldvraag 228

PERSOONLIJKHEIDSSTOORNISSEN VANUIT EEN ONTWIKKELINGSGERICHT PERSPECTIEF 229

Historisch kader 229

Persoonlijkheidsstoornissen en kinderen? 230 Waarom? 230 Gebrek aan ontwikkelingsperspectief op persoonlijkheidsstoornissen: implicaties 230 PD op jonge leeftijd: de eerste onderzoeksstappen 231 Ontwikkelingsantecedenten van persoonlijkheidsstoornissen: evidentie? 232 Persoonlijkheidspathologie op jonge leeftijd 234

Categoriale beschrijving van persoonlijkheidspathologie op jonge leeftijd (DSM) 235 Toepasbaarheid AS II op jongere leeftijd (Durrett en Westen, 2005) 235 Leeftijdsspecifieke problemen categoriale As II diagnostiek 235 Illustratie categoriaal vs dimensioneel – The borderline child: feit of fictie? 235 Temperaments-symptomen versus acute symptomen 236

Dimensionele beschrijving van persoonlijkheidspathologie op jonge leeftijd 236 FASE 1: gelijkaardige relatie tussen FFM-facetten en As II constructen? Cfr. Hypothesen – volwassenen

(Widiger, et al., 2002) 236 FASE 2: dimensionele benadering van PD – Een leeftijdsspecifiek instrument voor PD bij kinderen 238

Etiologie van persoonlijkheidsstoornissen 244 Voorbeeld: antisociale persoonlijkheidsstoornis 244 Erfelijkheid en persoonlijkheidsstoornissen 245 Omgevingsinvloeden en persoonlijkheidsstoornissen: ervaringen uit de kindertijd 245 Biologische en neuropsychologische factoren van persoonlijkheidsstoornissen 246 Centrale principes in de ontwikkeling van PD: het spel van nature x nurture 247 Stabiliteit/verandering van persoonlijkheidspathologie op jonge leeftijd? 250

Aanpak / behandeling 253 Verandering vanuit preventief oogpunt 253 Behandeling van kinderen met vroege maladaptieve profielen: coping of genezing? 253

Categoriaal vs dimensioneel: klinische bruikbaarheid 254 Gebruikersvriendelijkheid van dimensionele systemen (Verheul, 2007) 254 Waarde van dimensionele modellen voor indicatiestelling en behandeling? 254 Klinische bruikbaarheid DSM versus dimensionele diagnostiek: empirische bevindingen 255 Een ontwikkelingsperspectief op As II in DSM‐V(I)? 255

Ter illustratie 255

Page 10: PERSOONLIJKHEIDS...Bronnen 23 Zelfrapportering 23 Observer ratings 23 Methoden 24 ... Definiëring forensische psychologie 197 Predictie van geweld 198 2. Conceptualisatie psychopathie
Page 11: PERSOONLIJKHEIDS...Bronnen 23 Zelfrapportering 23 Observer ratings 23 Methoden 24 ... Definiëring forensische psychologie 197 Predictie van geweld 198 2. Conceptualisatie psychopathie

Inle

idin

g

1

Inleiding

Introductie: praktisch

Vakonderdelen:

o Persoonlijkheidspsychologie I: theorie

o Persoonlijkheidspsychologie II: oefeningen

Werkvormen:

o Persoonlijkheidspsychologie I: hoorcolleges, werkcolleges, demonstraties

o Persoonlijkheidspsychologie II: 3 sessies practica

I: Theorie

3de bachelor klinische psychologie

3de bachelor theoretische en experimentele psychologie

3de bachelor bedrijfspsychologie en personeelsbeleid

Keuzevak L & W

Lesmateriaal Persoonlijkheidspsychologie I

Boek: “Personality Psychology. Domains of knowledge about human nature.”(2013) McGraw

Hill Education

Slides geleidelijk beschikbaar (Minerva)

Illustraties: video, cases

Evaluatievorm

Theorie: periodegebonden evaluatie

o Datum: nog te bepalen

o Schriftelijk: MC ‐ Geen open vragen!

o Puntenverdeling (klin: I:15; II:5)

Persoonlijkheid is een construct dat vanuit verschillende invalshoeken belicht kan worden:

genetisch, omgeving, …

Overzicht lessen

LES 1 ‐ 10/02: intro + trait approach/models

Page 12: PERSOONLIJKHEIDS...Bronnen 23 Zelfrapportering 23 Observer ratings 23 Methoden 24 ... Definiëring forensische psychologie 197 Predictie van geweld 198 2. Conceptualisatie psychopathie

Inle

idin

g

2

LES 2 ‐ 17/02: assessment en biologische modellen van persoonlijkheid

LES 3 ‐ 24/02: gedragsgenetica

3 MAART: GEEN LES (KROKUS)

LES 4 ‐ 10/03: persoonlijkheidsontwikkeling

LES 5 ‐ 17/03: persoonlijkheid en life‐domains

LES 6 ‐ 24/03: persoonlijkheid op de werkvloer

LES 7 ‐ 31/03:

7,14, 21 APRIL: GEEN LES (PAAS)

LES 8 ‐ 28/04: Persoonlijkheidsstoornissen: categoriaal vs dimensioneel perspectief

LES 9 ‐ 05/05: Persoonlijkheidsstoornissen vanuit forensisch perspectief

LES 10 ‐ 12/05: Ontwikkeling van persoonlijkheidsstoornissen

Geen les in inhaalweek – wel vraag/antwoord procedure

Link met andere cursussen?

Differentiële Psychologie

Ontwikkelingspsychologie I en II

Statistiek I

Vaak zeggen we: “die mens heeft geen persoonlijkheid” of “die heeft een sterke

persoonlijkheid” wat bedoelen we daarmee? (bv. saai, weinig uitstraling, …)

Persoonlijkheidspsychologie

= Begrijpen van individuele verschillen tussen mensen

o Impliciete persoonlijkheidstheorieën (~ stereotypen): we gaan vaak een evaluatie

toekennen op basis van het gedrag dat we zien, en dit m.b.t. iemands

persoonlijkheid

Intuïtie

Selectieve observatie

Vaak evaluatief

Self‐fulfilling prophecy: een bepaalde verwachting waarmaken

Illustratie: filmpje over een leerkracht in de jaren ’50 die zijn klas

indeelt naar slimme en domme kinderen, en dit op basis van

oogkleur oordeel heeft een sterke invloed op de effectieve

prestatie van die kinderen

Page 13: PERSOONLIJKHEIDS...Bronnen 23 Zelfrapportering 23 Observer ratings 23 Methoden 24 ... Definiëring forensische psychologie 197 Predictie van geweld 198 2. Conceptualisatie psychopathie

Inle

idin

g

3

o Wetenschappelijke persoonlijkheidstheorieën

Beschrijven van menselijke karakteristieken weg van het evaluatieve

en puur naar het descriptieve van persoonlijkheid

Persoonlijkheid als psychologisch construct:

Niet direct observeerbaar

Determinant van gedrag

Naar een definitie van persoonlijkheid: Allport (1961)

Allport is één van de eerste psychologen die zich heeft bezig gehouden met persoonlijkheid

bij mensen

“Dynamische organisatie van intra‐persoonlijke psycho‐fysische systemen die resulteren in

een karakteristiek patroon van gedrag, denken en voelen”

o Dynamische organisatie refereert naar het feit dat persoonlijkheid iets is dat zich

voortdurend ontwikkelt: geen statisch gegeven (o.b.v. leeftijd, …)

o Psycho-fysische: interactie tussen geest en lichaam die dan het gedrag gaat

produceren (neurotransmitters, …)

o Karakteristiek patroon: aanhoudend patroon, vrij stabiel patroon

o Gedrag, denken en voelen: persoonlijkheid heeft met heel veel aspecten van

menselijk functioneren te maken

Hedendaagse definitie (boek p 3‐7)

A set of psychological traits Een set van psychologische trekken (construct)

and mechanisms en mechanismen (cognitieve processen, bv.

cognitief zoeken naar sociale situaties)

within the individual binnen het individu

that are organized and relatively enduring die georganiseerd (geen losse flodder verzameling

van eigenschappen: goed georganiseerd) en relatief

stabiel zijn

and that influence en die beïnvloeden

his or her interactions with zijn of haar interacties met

and adaptations to en aanpassingen/adaptaties aan

the environment de omgeving (bepaalde trekken komen in een

bepaalde omgeving of context beter tot uiting dan

in een bepaalde context)

Page 14: PERSOONLIJKHEIDS...Bronnen 23 Zelfrapportering 23 Observer ratings 23 Methoden 24 ... Definiëring forensische psychologie 197 Predictie van geweld 198 2. Conceptualisatie psychopathie

Inle

idin

g

4

Trait‐activation theory

Dit staat niet in het boek, maar is wel te kennen

Een bepaalde trek wordt geactiveerd binnen een bepaalde context

Een onderliggende trek wordt geactiveerd door bepaalde situationele cues (taakgericht,

sociaal en organisatorisch)

Dit gedrag wordt geproduceerd vanuit een activatieproces, gestuurd door situationele

omstandigheden en produceert een bepaald gedrag (??)

BASISPRINCIPES TRAIT‐ACTIVATION THEORY

Basis‐assumpties:

o Trekken zijn latente tendensen die ons gedrag in een bepaalde richting sturen

o Trekken worden geuit als respons op trek‐relevante situationele cues

o Intrinsieke satisfactie als resultante van expressie van trek

Model oorspronkelijk ontwikkeld binnen A&O (arbeids- en organisatiepsychologie) terrein

Doel van persoonlijkheidspsychologie

Classificatie van persoonlijkheidseigenschappen men wil komen tot een geordende

taxonomie: hoeveel, hoe georganiseerd, hiërarchie, …?

o Aantal trekken

o Organisatie/structuur van trekken

Meten van persoonlijkheid: hoe kunnen we persoonlijkheid betrouwbaar gaan meten?

Ontwikkeling van persoonlijkheid: causale processen: gen x omg

Begrijpen van psychopathologie en allerlei outcomes vanuit een persoonlijkheidsperspectief

Page 15: PERSOONLIJKHEIDS...Bronnen 23 Zelfrapportering 23 Observer ratings 23 Methoden 24 ... Definiëring forensische psychologie 197 Predictie van geweld 198 2. Conceptualisatie psychopathie

Inle

idin

g

5

Idiografische vs nomothetische benadering van persoonlijkheid (Allport)

Kenmerk Idiografisch Nomothetisch

Strategie Benadrukt de uniciteit van

individuen

Focust op gelijkenissen tussen

groepen van individuen. Individuen

zijn enkel uniek op die manier dat

hun trekken/traits combineren

Doel Om een diepgaand begrip te

ontwikkelen van het individu

Om de basisstructuur van

persoonlijkheid en het minimum

aantal trekken die nodig zijn om de

persoonlijkheid universeel te

beschrijven, te identificeren

Onderzoeksmethode Kwalitatieve methodologieën om

hoofdzakelijk case studies te

produceren. Enige generalisatie

over een serie van case studies is

mogelijk

Kwantitatieve methoden om:

De persoonlijkheids-

structuren te exploreren

Metingen van

persoonlijkheid te

produceren

De relaties tussen

variabelen over groepen

heen te exploreren

Dataverzameling Interviews, dagboeken, narratieven,

behandelingssessie data

Zelfrapportage persoonlijkheids-

vragenlijsten

Voordelen Diepgaandheid van het begrijpen

van het individu

Het ontdekken van algemene

principes die een predictieve

functie hebben

Nadelen Het kan moeilijk zijn om

generalisaties te maken uit de data

Het kan leiden tot een enigszins

oppervlakkig begrip van gelijk

welke persoon. Er is training nodig

om persoonlijkheidsprofielen

accuraat te analyseren

De idiografische benadering legt de klemtoon op het unieke van elk individu: er bestaan

geen universele persoonlijkheidstypes

o Het doel is om het individu diepgaand te begrijpen (daarvoor gebruikt men

kwalitatieve methoden, vooral case studies)

o Nadeel: moeilijk om te generaliseren

De nomothetische benadering onderzoekt welke trekken of persoonlijkheidseigenschappen

we als universeel kunnen beschouwen

o Het doel is om de basis van persoonlijkheid empirisch te gaan bepalen (daarvoor

gebruikt men kwantitatieve methoden, vooral persoonlijkheidsvragenlijsten bij

hele grote groepen mensen)

o Nadeel: idee dat je iedereen kunt begrijpen, nogal oppervlakkig

Assumpties binnen persoonlijkheidsonderzoek

Relatief stabiele aspecten van het zelf (verandering mogelijk, maar is vrij klein)

Page 16: PERSOONLIJKHEIDS...Bronnen 23 Zelfrapportering 23 Observer ratings 23 Methoden 24 ... Definiëring forensische psychologie 197 Predictie van geweld 198 2. Conceptualisatie psychopathie

Inle

idin

g

6

Consistent over verschillende sociale contexten (ook bij sociale voorschriften; ook bij sociaal

sterk voorgeschreven situaties zul je persoonlijkheidsverschillen zien)

De essentie van het individu (denken, voelen, doen) in vergelijking met anderen

Zijn latent aanwezig, ook als er geen observeerbare expressie is van de trek (daarop verschilt

persoonlijkheid van gedrag)

Cross‐situationele consistentie van persoonlijkheid: ook bij sociaal

voorgeschreven situaties (bv dating‐avond)

2 historische invalshoeken op persoonlijkheidstheorie

KLINISCHE INVALSHOEK

Basis = mentale stoornissen (van bij het begin gebaseerd op mentale stoornissen)

Historisch: oude Grieken ~ eerste link tussen karakterverschillen en moreel/immoreel gedrag

(zie verder)

o 4 sappen:

Bloed

Slijm

Gal

Zwarte gal

o Galenus stelde dat iemand gezond is als die 4 sappen in evenwicht zijn

gestoorde persoonlijkheid wanneer onevenwicht:

Melancholisch: te veel zwarte gal

Cholerisch: te veel gal (gal spuwen)

Flegmatisch: te veel slijm (zeer rustig en kalm, maar ook stukje

onemotioneel)

Sanguinisch: veel bloed (sterke emoties beleven)

o Kant heeft daar dan 4 persoonlijkheidstypes van gemaakt: zeer categoriaal: of het

een, of het ander

17de‐18de eeuw: groeiende interesse voor “madness” en link naar individuele verschillen (vb.

Mesmer)

o Mesmer: voorloper van de hypnose ontwikkeld:

Bepaalde rituelen met gemagnetiseerd water bij mensen die het noorden

kwijt waren

Hij was de eerste die aantoonde dat je met bepaalde suggestieve

handelingen zaken kan teweeg brengen en dat dit bij bepaalde mensen

meer aanslaat dan bij anderen: sommigen zijn hier gevoeliger voor

Page 17: PERSOONLIJKHEIDS...Bronnen 23 Zelfrapportering 23 Observer ratings 23 Methoden 24 ... Definiëring forensische psychologie 197 Predictie van geweld 198 2. Conceptualisatie psychopathie

Inle

idin

g

7

Aanloop naar eerste therapeutische concepten (hypnose)

Freudiaanse traditie bouwde hierop verder, deze is hierop geënt

BESCHRIJVENDE INVALSHOEK

Basis = beschrijving en statistische analyse van verschillen tussen mensen

Historisch:

o Fysiognomie (Lavater): alle eigenschappen (persoonlijkheid) refereren naar

lichamelijke verschillen

o Frenologie (Gall): alle psychologische eigenschappen van mensen zijn gealloceerd

in bepaalde hersengebieden hersenschedel analyseren

Populair >< wetenschappelijk niet houdbaar

Introductie statistische parameters: Galton

Basisvoorwaarden van een persoonlijkheidstheorie (boek p 15)

Basisvoorwaarden voor een goede persoonlijkheidstheorie (vanuit eender welke

invalshoek):

o Moet persoonlijkheid goed beschrijven en daaraan gelinkt ook een stukje

verklaren

o Moet bestaan uit concepten die je empirisch kan testen/toetsen

o Moeten empirische valide zijn

o Een goede theorie moet parsimonious zijn: er moeten voldoende eigenschappen

binnen die theorie beschreven staan, maar ook niet te veel: in termen van aantal

persoonlijkheidsfactoren voldoende maar niet te veel

o Comprehensief: alomvattend

o Heuristische waarde: moet onderzoek binnen het terrein stimuleren: betekenisvol

+ stimuleren van onderzoek

o Toegepaste waarde

The dispositional domain of personality: trekken en taxonomieën van trekken

Dit is niet de Freudiaanse traditie

Dit is één van de mogelijkheden om naar persoonlijkheid te gaan kijken

Page 18: PERSOONLIJKHEIDS...Bronnen 23 Zelfrapportering 23 Observer ratings 23 Methoden 24 ... Definiëring forensische psychologie 197 Predictie van geweld 198 2. Conceptualisatie psychopathie

Inle

idin

g

8

TRAIT PSYCHOLOGY

“Those aspects of personality that are stable over time, are relatively consistent over

situations and make people different from each other”

Trekken = bouwstenen van persoonlijkheid

o Trekken zijn de universele bouwstenen van persoonlijkheid: er bestaan een aantal

basistrekken die voor iedereen in mindere of meerdere mate van toepassing zijn

Persoonlijkheid = unieke combinatie van universele bouwstenen

2 invullingen van een TREK: (boek p. 50)

o Een interne causale eigenschap: determinant van gedrag

Een latente/interne tendens gaat het gedrag sturen

Binnen de persoonlijkheidspsychologie wordt er vooral vanuit die

causaliteit gedacht

o Beschrijvende karakteristiek (samenvatting) van concreet gedrag

Puur beschrijvend zonder causaliteit

HISTORISCH PERSPECTIEF: CATEGORIAAL

Aristoteles: eerste beschrijving van trekken

Theophrastus : publicatie van 30 types/karakters

Hippocrates: link 4 basissappen ~ ziekte

Galenus: toepassing op persoonlijkheid

o Evenwicht tussen 4 sappen = gezond

o Onevenwicht = mentale stoornis

Melancholisch

Cholerisch Kant:

Flegmatisch 4 persoonlijkheidstypes

Sanguinisch

= categoriale types van persoonlijkheid

VAN CATEGORIAAL DIMENSIONEEL: W. WUNDT

Revisie van “humorale termen” (cfr. de 4 lichaamssappen) naar 2 trekdimensies:

o Y-as: sterkte van emoties

o X-as: stabiliteit van emoties

Laat ontstaan van trek‐theorieën: nood aan statistische technieken om veelheid aan termen

te structureren (trektheorieën zijn gebaseerd op empirische methoden):

o Correlatie

o Factor‐analyse

Page 19: PERSOONLIJKHEIDS...Bronnen 23 Zelfrapportering 23 Observer ratings 23 Methoden 24 ... Definiëring forensische psychologie 197 Predictie van geweld 198 2. Conceptualisatie psychopathie

Inle

idin

g

9

IDENTIFICATIE VAN DE BELANGRIJKSTE TREKKEN (BOEK P 53‐57)

3 benaderingen geven aanleiding tot de concrete oprichting van taxonomieën:

o Lexicale benadering

o Statistische benadering

o Theoretische benadering

Lexicale benadering

= Natuurlijke taal als basis voor de studie van persoonlijkheidstrekken

o Deze benadering gaat ervan uit dat je alle belangrijke

persoonlijkheidseigenschappen terugvindt in de natuurlijke taal en hoe meer

synoniemen voor iets, hoe belangrijker dat woord is in een bepaalde cultuur

o Men gaat de natuurlijke taal analyseren:

Woordenboekstudies

Studie van vrije beschrijvingen (bv. beschrijf eens je partner zijn

persoonlijkheid)

Belangrijke individuele verschillen geëncodeerd in de natuurlijke taal

Frequentie en synoniemen ~ belangrijkheid

Cross‐culturele universaliteit

o Trekken zijn cross-cultureel: zelfde persoonlijkheidseigenschappen die op basis

van taal naar voor worden geschoven

Page 20: PERSOONLIJKHEIDS...Bronnen 23 Zelfrapportering 23 Observer ratings 23 Methoden 24 ... Definiëring forensische psychologie 197 Predictie van geweld 198 2. Conceptualisatie psychopathie

Inle

idin

g

10

Woordenboekstudies: persoonsbeschrijvende adjectieven (John, 1990) = passieve

persoonsbeschrijvende woordenschat

Studie van vrije beschrijvingen (Kohnstamm et al., 1995, 1998) = actieve

persoonsbeschrijvende woordenschat

Constructie van multi‐trait‐theorieën

Statistische benadering: factoranalyse

Vertrekt altijd van een pool van items

o Men vertrekt van een grote groep van items om te kijken welke onderliggende

factoren teruggevonden kunnen worden

Is per definitie a‐theoretisch wegens empirische basis

o Deze benadering is in principe a-theoretisch: men vertrekt niet vanuit een theorie,

maar laat de empirie zijn werk doen

Samenvatten van empirische relaties tussen items = reductie naar beperkt aantal factoren

o De factoranalyse vertrekt vanuit een correlatiematrix en zoekt daarin een aantal

factoren die daaruit geëxtraheerd kunnen worden

o Factorladingenmatrix (zie tabel onder): 15 adjectieven goed te beschrijven aan

de hand van 5 onderliggende factoren

Die lading is een correlatie tussen de eigenschap en de factor: de hoogste

lading op een factor betekent dat dat facet of die beschrijving in feite het

sterkst correleert met die onderliggende factor dus als je voor een

bepaalde factor een goede correlator moet selecteren zijn bepaalde

eigenschappen daarvoor de beste indicators

Voorbeeld: eerste factor is duidelijk een extraversiefactor

De vierde factor is duidelijk een factor met betrekking tot het

consciëntieusheidsdomein

Items binnen zelfde factor meten zelfde trek

Samenvatten van de relaties tussen variabelen op een accurate en economische wijze met

het oog op een adequate conceptualisatie

Factoranalyse: 4 stappen

Correlatiematrix: vertrekpunt

Extractie van factoren: datareductie

Rotatie van factoren: interpretatie

Factorscores: nieuwe scores op latente factoren

(a) Correlatiematrix

Variable‐centered approach: datamatrix

Denk aan excel/spss data blad

Rijen: subjecten; kolommen: variabelen

Zoeken naar sets gecorreleerde variabelen

Page 21: PERSOONLIJKHEIDS...Bronnen 23 Zelfrapportering 23 Observer ratings 23 Methoden 24 ... Definiëring forensische psychologie 197 Predictie van geweld 198 2. Conceptualisatie psychopathie

Inle

idin

g

11

(b) Extractie van factoren (PCA)

eens lezen, niet kennen

Algemeen:

o Dalende eigenwaarden

Page 22: PERSOONLIJKHEIDS...Bronnen 23 Zelfrapportering 23 Observer ratings 23 Methoden 24 ... Definiëring forensische psychologie 197 Predictie van geweld 198 2. Conceptualisatie psychopathie

Inle

idin

g

12

o Eigenwaarde/totale variantie: percentage

o Scree test

o Rule of thumb: > 1 (voor klein aantal variabelen OK)

Volledig model: Evenveel componenten als variabelen

Gereduceerd model: Optimale reductie doorvoeren

(c) Rotatie van componenten

eens lezen, niet kennen

Visuele rotatie

Analytische rotatie: 2 soorten

o Varimax:

orthogonale rotatie

produceert een oplossing met per component hoge en lageladingen

o Direct oblimin: schuine rotatie

(d) Berekening van factorscores

Start: scores van elk individu op een reeks variabelen

Eindpunt: scores van elk individu op een reeks componenten

o Factorscores:

Gestandaardiseerde scores

Gemiddelde 0 en standaardafwijking 1

o Bv.: iemand die heel extravert is, zal voor de eerste factor hoger scoren dan

iemand die minder extravert is

Page 23: PERSOONLIJKHEIDS...Bronnen 23 Zelfrapportering 23 Observer ratings 23 Methoden 24 ... Definiëring forensische psychologie 197 Predictie van geweld 198 2. Conceptualisatie psychopathie

Inle

idin

g

13

Theoretische benadering

Theorie bepaalt de belangrijkste trekcomponenten dus: zeer theoretisch

Itemselectie i.f.v. theoretische constructen

o Welke trekken gaan we vooropstellen om mensen te beschrijven?

o Men gaat niet kijken naar de data, maar puur theorie/trekken vooropstellen

Lexicale en statistische benadering worden vaak gecombineerd

3 benaderingen ontwikkeling van taxonomieën

HISTORISCH RELEVANTE PERSOONLIJKHEIDSTAXONOMIEËN: ALLPORT

Eerste classificatie‐systeem van persoonlijkheidstrekken o.b.v. woordenboekstudie (~

lexicale benadering)

o Hij was de eerste die een pool van 4000-5000 persoonlijkheidseigenschappen

samenstelde

Eerste universitaire cursus persoonlijkheidspsychologie

Eerste link naar zenuwstelsel ook het fysieke aspect werd door hem erkend

Integratieve benadering van persoonlijkheid: het gaat om een interactie tussen

persoonlijkheid en omgeving

Aanhanger van nomothetische én idiografische benadering (kiest niet voor één van de twee)

o Common personality traits nomothetisch

o Personality disposition idiografisch

Page 24: PERSOONLIJKHEIDS...Bronnen 23 Zelfrapportering 23 Observer ratings 23 Methoden 24 ... Definiëring forensische psychologie 197 Predictie van geweld 198 2. Conceptualisatie psychopathie

Inle

idin

g

14

Classificatie van trekken op 3 niveaus:

o Cardinale trekken: trekken die zodanig overheersend zijn in iemands functioneren

dat je er niet naast kunt kijken: obsessies, passies

o Centrale trekken

o Secundaire trekken: voorkeuren (smaak, stijl, …)

Ontwikkelde geen persoonlijkheidsmaat/persoonlijkheidsinstrument (wel een lijst)

Significante bijdragen:

o Trekbenadering: nadruk op beperkingen van trektheorieën zoals ze toen

gehanteerd werden

o Theorie van zelfconcept: van belang over theorieën heen (zelfbeeld en zelfbesef

zijn in ontwikkeling doorheen de hele levensloop)

HISTORISCH RELEVANTE PERSOONLIJKHEIDSTAXONOMIEËN: EYSENCK (BOEK P. 58‐72)

Klemtoon: erfelijkheid en psycho‐fysiologische basis van trekken

o Dit was in de periode dat men ervan uitging dat persoonlijkheid gevormd wordt

door de omgeving

Constructie hiërarchische typologie het functioneren van mensen is op 3 niveaus te

beschrijven:

o Specifieke responsen: hoe mensen gaan reageren op een bepaalde specifieke

situatie

o Habituele responsen: gewoonteresponsen

o Trait niveau: op het niveau van een trek

o Gecorreleerde trekken = super‐trait

Extraversie

Neuroticisme

Psychoticisme

Eysenck werkte een nieuwe factor uit: psychoticisme

o Dit is een verwarrende term omdat mensen denken dat dat refereert naar het

hebben van een psychose, maar is niet zo deze factor is breder dan dat

o Wel hoger risico op psychotisch gerelateerde ervaringen (dagdromen, zeer

levendige fantasie, …)

o Het is in feite een factor die een beetje het laagwelwillende aspect omvat, samen

met het creatieve

o Factor die empirisch gezien het minst onderschreven is (t.o.v. e-factor en n-factor

die je er altijd zal zien uitkomen)

o Heeft de EPQ-questionnaire ontwikkeld

Mensen gaan anders reageren op verschillende prikkels in de omgeving en

op verandering

Page 25: PERSOONLIJKHEIDS...Bronnen 23 Zelfrapportering 23 Observer ratings 23 Methoden 24 ... Definiëring forensische psychologie 197 Predictie van geweld 198 2. Conceptualisatie psychopathie

Inle

idin

g

15

Hiërarchische structuur trekken volgens Eysenck:

Oorspronkelijk enkel N en E

Specifieke uitwerking P‐factor

o Kritiek: P‐factor insinueert hoger risico op psychose

o Hoog P ~ hoger risico op psychotisch‐gerelateerde ervaringen

o P‐factor empirisch minst onderschreven

Page 26: PERSOONLIJKHEIDS...Bronnen 23 Zelfrapportering 23 Observer ratings 23 Methoden 24 ... Definiëring forensische psychologie 197 Predictie van geweld 198 2. Conceptualisatie psychopathie

Inle

idin

g

16

Assessment volgens Eysenck: EPQ

o EPQ: verschillen in scores op supertrekken ~ verschillen in gedrag

Omgevingsprikkels

Risico‐gedrag

Veranderingen

o Cross‐cultureel onderzoek : replicatie 3 factoren ok

In meer dan 24 landen

Zowel bij mannen als vrouwen

Support voor genetische basis

o EPQ‐versie voor jongeren

o Cross‐culturele replicatie

o Stabiliteit van de drie factoren over leeftijd heen

Bijdrage Eysenck

o Beschrijving + verklaring van individuele verschillen

o Ontwikkeling robuuste maat voor persoonlijkheid

o Aandacht voor biologische – genetische basis van persoonlijkheid dit is zijn

belangrijkste bijdrage: de expliciete link naar de bioloigsch-genetische basis

o KRITIEK:

3 factoren voldoende?

Biologisch criterium te rigide? als iets niet biologisch geënt was, sloot hij

het in principe uit

HISTORISCH RELEVANTE PERSOONLIJKHEIDSTAXONOMIEËN: CATTELL

Empirische reductie van extensieve lijsten van persoonsbeschrijvende trekken

o Hij gebruikte die grote lijst van Allport om er een factoranalyse op te gaan draaien

en op die manier op zijn onderliggende constructen te komen

Toepassing factor‐analyse: structuur van persoonlijkheid

Distinctie/onderscheid tussen genetisch vs omgevingsgestuurde trekken

Distinctie/onderscheid tussen types van trekken

o Ability‐traits

o Temperament‐traits

o Dynamic traits: motivationele factoren van gedrag

Distinctie/onderscheid common vs unique traits: bv. sociabiliteit vs specifieke interessen

o Common: gedeelde/gemeenschappelijke trekken over alle individuen heen waar

men lager of hoger op scoort (bv. sociabiliteit)

Page 27: PERSOONLIJKHEIDS...Bronnen 23 Zelfrapportering 23 Observer ratings 23 Methoden 24 ... Definiëring forensische psychologie 197 Predictie van geweld 198 2. Conceptualisatie psychopathie

Inle

idin

g

17

o Unique: specifieke interesses

Distinctie/onderscheid tussen surface traits en source traits:

o Surface traits: clusters van trekken die samengaan (~ Eysenck)

o Source traits: meer latent, geven richting aan de surface traits

Assessment volgens Cattell: 16PF (16 factoren)

o Onderliggende structuur van persoonlijkheid bestaat uit 16 source trekken

o Een van de grootste taxonomieën in termen van aantal factoren

o Elke factor geoperationaliseerd als continuüm

Bijdrage Cattell

o Moeilijkheidsgraad: moeilijk te scoren

o Moeilijkheden m.b.t replicatie (in nieuwe studies) van de 16 factoren

o Problemen interne consistentie voor een aantal schalen (en dus niet zo

betrouwbaar)

HIËRARCHISCHE VERSUS CIRCUMPLEXMODELLEN

Hiërarchisch model, bv. Vijffactorenmodel (FFM) (NEO PI‐R)

Schalen (persoonlijkheidsfacetten) toewijzen aan de factor waarop dit facet primair/het

hoogst op laadt

Secundaire /tertiaire ladingen niet in rekening gebracht: deze tellen dus niet mee

Gevolg:

o Gecorreleerde domeinscores (want: geen factorzuivere factoren gezien deze ook

correleren met andere factoren)

o Gemeenschappelijke versus unieke variantie van een facet

Circumplex model, bv. interpersoonlijk model van Wiggins

cirkel

Visuele voorstelling van interpersoonlijk gedrag

Secundaire ladingen wel in rekening gebracht: in dit model gaat men er wel rekening mee

houden

o Er wordt niet enkel gekeken naar hoe een eigenschap een aspect is van één

bepaalde factor, maar ook naar de secundaire ladingen; hoe een andere factor

daar ook toe bijdraagt

Love – status: 2 assen van het circumplex model elke persoonlijkheidseigenschap die te

maken heeft met ons interpersoonlijk functioneren, kan je binnen die cirkel positioneren

Replicatie bij kinderen

Kritiek: interpersoonlijk gedrag: slechts 2 betrokken dimensies?

Expliciete definitie van interpersoonlijk gedrag

Specificatie van de relaties tussen elke trek en elke andere trek in het model

Aandacht vestigen op hiaten in onderzoek naar interpersoonlijk gedrag (bv. naar trekken die

tussen twee ‘pure’ trekken liggen)

Page 28: PERSOONLIJKHEIDS...Bronnen 23 Zelfrapportering 23 Observer ratings 23 Methoden 24 ... Definiëring forensische psychologie 197 Predictie van geweld 198 2. Conceptualisatie psychopathie

Inle

idin

g

18

Interpersoonlijk Circumplex model

Specificatie van relatie tussen trekken:

1. Nabijheid: + correlatie

Nabijheid: hoe dichter trekken bij elkaar staan, hoe sterker ze positief met

elkaar gaan correleren

2. Bipolariteit: ‐ correlatie

Bipolariteit (loodrecht t.o.v. elkaar): negatieve correlatie

3. Orthogonaliteit: geen correlatie

Hebben niets met elkaar te maken in termen van correlatie (loodrechte

assen?)

HEDENDAAGS MULTI‐TRAIT KADER

Five‐Factor Model: bronnen van evidentie

Vertrekpunt: de lexicale & statistische benadering

o Her‐analyse Allport‐lijst: 5 factoren

o Significante reeks studie met trekadjectieven: 5 factoren

In het boek: uitgebreide beschrijving van die factoren en wat ze precies meten

heel belangrijk om te kennen!

Factor‐analytische evidentie: Costa & McCrae

o Data‐driven

o Hiërarchisch model

o Model met grootste consensus binnen de trait psychology

Page 29: PERSOONLIJKHEIDS...Bronnen 23 Zelfrapportering 23 Observer ratings 23 Methoden 24 ... Definiëring forensische psychologie 197 Predictie van geweld 198 2. Conceptualisatie psychopathie

Inle

idin

g

19

Vijf basisfactoren van algemene persoonlijkheid

Five‐Factor Theory

Achterliggende raamwerk van het vijffactorenmodel

o Basistendensen: latente tendensen die ons gedrag gaan sturen en die een sturend

effect hebben op adaptief en maladaptief functioneren: hoe we ons in ons

dagelijks leven algemeen gaan gedragen

o Ook rekening gehouden met omgevingsinvloeden

o Vanuit die karakteristieke adaptaties wordt ons zelfbeeld gedestilleerd en wordt

onze levensloop op die manier een stukje geschreven

o Die vijf factoren zijn die latente basic tendensies die we gaan meten aan de hand

van vragenlijsten of andere methoden

o Het vijffactorenmodel is cross-cultureel zeer valide, genetische basis ook sterk

aangetoond en ook sterk voorspellende waarde voor later functioneren of

disfunctioneren

o Hoe meten we nu persoonlijkheid vanuit het vijffactorenmodel?

Zie onder: variable centred assessment

Page 30: PERSOONLIJKHEIDS...Bronnen 23 Zelfrapportering 23 Observer ratings 23 Methoden 24 ... Definiëring forensische psychologie 197 Predictie van geweld 198 2. Conceptualisatie psychopathie

Inle

idin

g

20

o Een andere manier om naar persoonlijkheid te gaan kijken vanuit het

vijffactorenmodel is person centered assessment (daarnet variable assessment)

3 types die in de literatuur uitgebreid beschreven zijn

Overgecontroleerd

Ondergecontroleerd

Veerkrachtig

Op basis van data-analytische methoden telkens opnieuw teruggevonden:

terugkerende patronen op die manier tot die types komen van person-

centered assessment

Five‐Factor Model: empirische evidentie

Replicatie vanuit structuur trek‐adjectieven (Goldberg) en ‘zinnen’‐items (McCrae & Costa)

Cross‐cultureel valide (talen/culturen)

Valide over leeftijdsgroepen heen

Genetische basis

Sterke predictieve validiteit: unieke bijdrage vs combinatie van factoren

FFM: variable centred assessment

NEO PI‐R: 240 zinnen‐items, 30 facetten, hiërarchisch gestructureerd onder 5 dimensies

NEO‐FFI: 60 zinnen‐items, verkorte NEO PI‐R versie, enkel scores 5 dimensies

BFI: 44 korte zinnetjes, enkel scores 5 dimensies

Adjectievenlijsten

Keuze tussen gedifferentieerd maar uitgebreid VS minder gedifferentieerd maar economisch

FFM person centred assessment

Person‐centered >< variable centered

Terugkerende specifieke combinatie van hoge/lage scores op de Big Five over n personen

o Overcontrolled: hoog N, laag E

o Undercontrolled: laag A, laag C

o Resilient: laag N, hoog A, hoog C

Op basis van data‐analytische methoden

o Cluster‐analyse

o Latente klasse‐analyse

Page 31: PERSOONLIJKHEIDS...Bronnen 23 Zelfrapportering 23 Observer ratings 23 Methoden 24 ... Definiëring forensische psychologie 197 Predictie van geweld 198 2. Conceptualisatie psychopathie

Inle

idin

g

21

FFM Persoonlijkheidstypes

Voordeel:

o Brede toepassingsmogelijkheden:

Klinisch: zicht op at‐risk voor psychopathologie

Overcontrollers: internaliserende pathologie

Undercontrollers: externaliserende pathologie

Selectie‐doeleinden: bv. normprofiel voor verschillende beroepsgroepen

Men gaat kijken naar mensen als geheel (holistisch)

Nadeel:

o Verlies van informatie: mensen toewijzen aan een bepaald type zonder echt

rekening te houden met scores op andere dimensies die daar niet echt mee te

maken hebben

o Categoriale toewijzing aan 1 bepaald type

Kritiek FFM

A‐theoretisch: het is puur empirisch

Page 32: PERSOONLIJKHEIDS...Bronnen 23 Zelfrapportering 23 Observer ratings 23 Methoden 24 ... Definiëring forensische psychologie 197 Predictie van geweld 198 2. Conceptualisatie psychopathie

Inle

idin

g

22

Biedt geen verklaring voor onderliggende psychologische processen: het is zeer

beschrijvend

Additionele factoren van persoonlijkheid niet inbegrepen (vb. fysieke aantrekkelijkheid,

religiositeit)

Voorbeeld examenvraag les 1

Persoonlijkheid kan vanuit twee verschillende benaderingen worden onderzocht, waarbij

A. De idiografische benadering het bestaan van universele persoonlijkheidstypes ontkent

o Juist

B. De nomothetische benadering vooral naar gelijkenissen tussen groepen kijkt op basis van

kwalitatieve methoden

o Fout

C. De idiografische benadering op basis van case studies poogt om algemeen geldende principes

van persoonlijkheidsontwikkeling af te lijnen

o Fout

D. De nomothetische benadering de universele basisstructuur van persoonlijkheid tracht te

onderzoeken door in depth onderzoek te doen bij individuen

o Fout

Tip: lees elk woord, kijk ook naar het taalkundige, niet enkel de inhoud!

Page 33: PERSOONLIJKHEIDS...Bronnen 23 Zelfrapportering 23 Observer ratings 23 Methoden 24 ... Definiëring forensische psychologie 197 Predictie van geweld 198 2. Conceptualisatie psychopathie

Met

en v

an p

erso

on

lijkh

eid

23

Meten van persoonlijkheid

Waarop kunnen we ons allemaal baseren om persoonlijkheid te beschrijven? Boek p.19 e.v.

Bronnen

Zelfrapportering

Meest courant, toegang tot innerlijke wereld

o Meest gebruikte bron: vrij gemakkelijk + heel veel informatie over hoe iemand

innerlijk allerlei zaken beleeft

Ongestructureerd: interviews, open vragen

Gestructureerd: forced choice (dwingen te kiezen tussen alternatieven: ja – neen), likert schaal

Adjectieven‐lijsten (opsomming van adjectieven: speels, vrolijk, irriteerbaar, …) of

zinnen‐items (bv. ik ben een vrolijke persoon)

Special format: projectieve technieken (iemand vragen om een bepaalde ambigue stimulus te

gaan beoordelen)

o Vaak gebruikt binnen de psychoanalyse

o Op basis daarvan bepaalde informatie afleiden over iemands persoonlijkheid

Experience sampling: gedragspatronen over tijdstippen heen (vaak aan de hand van een

dagboekopdracht, bv. emotionele labiliteit dagboekinformatie analyseren)

Observer ratings

Info omtrent sociale reputatie (hoe komt iemand over op iemand), kwaliteit interacties

(warm, vijandig, …), status binnen groep

Bekenden/onbekenden als beoordelaar

o Meestal worden er bekenden gebruikt

Kinderen: ouders, leerkracht

Volwassenen: partner

In natuurlijke of artificiële setting

o Natuurlijke setting: voordeel = realistisch

vs

o Artificiële setting: voordeel = controleerbaar

Meerdere beoordelaars mogelijk (ouders, leerkrachten, …); aggregatie over informanten

(over beoordelaars bemiddelen) i.f.v. interbeoordelaarsbetrouwbaarheid

o MAAR: ook belangrijk elk perspectief apart in beeld te brengen

Page 34: PERSOONLIJKHEIDS...Bronnen 23 Zelfrapportering 23 Observer ratings 23 Methoden 24 ... Definiëring forensische psychologie 197 Predictie van geweld 198 2. Conceptualisatie psychopathie

Met

en v

an p

erso

on

lijkh

eid

24

Methoden

Test‐data (bv. Megargee experiment)

Gestandaardiseerde testsituatie (labo)

o Gedrag uitlokken dat indicatief is voor persoonlijkheid (indicatief voor die trek

waarin men geïnteresseerd is)

Bv. building a bridge test je krijgt touw, … en die persoon krijgt 2

helpers en hij/zij wordt zogezegd getest op leiderschap, maar in feite kijkt

men naar frustratietolerantie, wat men gaat uitlokken

Dat is dan indicatief voor die range aan persoonlijkheidsverschillen m.b.t.

die trek

o ! Link tussen S‐ en T‐data: validiteit

Hoe heeft die persoon zichzelf beoordeeld met betrekking tot die trek?

o Voordelen: controle over context, testen van specifieke hypothesen

o Beperkingen: raden (over wat het gaat, gedrag bijsturen), interpersoonlijke

situatie (de proefleider blijft in interactie treden met de proefpersoon)

Nieuwe tools:

o Bewegingsmeter:

Actometer: ~ energie‐level: sterke associatie met bv. leerkracht-

beoordelingen

Soort polsband: 24u mate van beweging registreren

Zeer valide instrument voor testen van energie-level

Voordelen: geen bias zoals bij informanten, kan verzameld worden in

natuurlijke setting

Beperkingen: slechts beperkt aantal trekken leent zich hiertoe (alle meer

internaliserende trekken kun je daar moeilijk mee meten)

MEGARGEE‐EXPERIMENT: EFFECT VAN DOMINANTIE OP LEIDERSCHAP

Om controle over de context te gaan nuanceren

Geïnteresseerd in de trek ‘dominantie’ op leiderschap

o Deelnemers lijst laten invullen m.b.t. dominantie (CPI-test) voor alle

deelnemers score op trek dominantie

o Dan proefpersonen indelen in koppels

o De taak van de mensen die deelnamen was: er moest een leider zijn en er moest

een volger zijn en zij moesten dan samen een bepaalde taak gaan uitvoeren

o Hij heeft ook alle communicatie opgenomen: laatste conditie: vrouw zei tegen de

man: “jij moet de leider zijn”

o Er zijn dus triviale effecten die je voordien niet voor ogen had: dus zoveel mogelijk

ook die non-triviale zaken in kaart brengen (door bv. de communicatie te

registreren)

Creatie van 4 condities cfr. dominantie‐niveau (CPI‐test)

Opdracht voor elk koppel: wie wordt leider – volger?

o Hoog dominante man – laag dominante man: 75%

o Hoog dominante vrouw – laag dominante vrouw: 70%

o Hoog dominante man – laag dominante vrouw: 90%

Page 35: PERSOONLIJKHEIDS...Bronnen 23 Zelfrapportering 23 Observer ratings 23 Methoden 24 ... Definiëring forensische psychologie 197 Predictie van geweld 198 2. Conceptualisatie psychopathie

Met

en v

an p

erso

on

lijkh

eid

25

o Hoog dominante vrouw –laag dominante man: 20% de man neemt toch de

leiding op zich

91%: leiderschapsrol man toegekend door dominante vrouw:

~ mannen en vrouwen uiten hun dominantie anders

Test‐data

Fysiologische data

o Meten van arousal (fysieke excitatie), reactiviteit, snelheid van

info‐verwerking,…

o Bv. oogknipper‐reflex studie bij psychopaten

Bij het zien van gruwelijke foto’s

Die reflex is een soort parameter voor reactiviteit en is in feite een soort

normale adaptieve reactie op een dreigende prikkel

Schrikken: hoofd wacht achteruit trekken en met ogen knipperen

Psychopaten tonen dit soort reflex niet

Studie naar voor geschoven als argument dat psychopathie wel degelijk

een stoornis is waarbij emotionele reactiviteit een stukje is uitgeschakeld

o Recente techniek: FMRI

O2 meting in verschillende hersengebieden bij uitvoering van taken

hersenactiviteit via een beeld in kaart brengen

Detectie van ijzer gedragen door O2 in rode bloedcellen

Activiteit van hersengebieden gelinkt aan persoonlijkheid, IQ of stoornis

Nadelen: gevoelig aan bias, artificieel

Bij FMRI gaat men altijd eerst kijken naar de hersenactiviteit in rust

dan geeft men een bepaalde taak en kijkt men welke

hersenregio’s oplichten of geactiveerd worden

Heel vaak vindt men verschillen tussen mannen en vrouwen op

een bepaalde taak, maar betekent nog niet dat zij anders reageren

op een bepaalde taak

o Vaak is het zo dat de gegeven taak niet geslachtsneutraal

is: een bepaalde taak kan dichter aanleunen bij de

rustmodus van mannen of vrouwen, en dan krijg je een

ander soort activiteit wanneer die taak uitgevoerd wordt

Voordelen: controle over faking

De activiteit van je hersenen kun je als individu niet controleren

Projectieve technieken

o Iedereen krijgt dezelfde soort stimulus in dezelfde situatie, vandaar dat het ook

onder testdata beschouwd kan worden

o Interpretatie van ambigue stimuli veel debat en discussie: dat deze niet zo

betrouwbaar/valide zijn

o Validiteit? Betrouwbaarheid?

Life‐outcome data

o Informatie vanuit activiteiten & events waar iemand aan deelneemt in het

dagelijkse leven

o Bv. telefoonrekening ~ sociabiliteit

Page 36: PERSOONLIJKHEIDS...Bronnen 23 Zelfrapportering 23 Observer ratings 23 Methoden 24 ... Definiëring forensische psychologie 197 Predictie van geweld 198 2. Conceptualisatie psychopathie

Met

en v

an p

erso

on

lijkh

eid

26

Als daar heel veel sms’en zijn verstuurd en heel veel telefoongesprekken:

indicator voor de mate waarin iemand sociabel is, en dus ook indicator

voor extraversie

o MAAR: altijd een accurate indicatie? Cfr. omgevingsfactoren (net verhuisd, …)

o Huidige trends:

Gebruik van life‐outcome data door verzekeringsmaatschappijen (bv.

boetes wel/niet willen toekennen van een verzekering)

Facebook

Soort email‐adres (bv. [email protected])

Huidige trends in verzamelen van life‐outcome data

Grote studie in de VS bij 75 000 mensen

o Moesten zichzelf beoordelen op vragenlijsten

o Dan profielen geanalyseerd

Geslachtsverschillen:

vrouwen VS mannen

Page 37: PERSOONLIJKHEIDS...Bronnen 23 Zelfrapportering 23 Observer ratings 23 Methoden 24 ... Definiëring forensische psychologie 197 Predictie van geweld 198 2. Conceptualisatie psychopathie

Met

en v

an p

erso

on

lijkh

eid

27

Links boven: extravert

Rechts boven: intravert

Links onder: neuroten

Rechts onder: emotioneel stabiele mensen (mate van activiteit, bv. sport, kwam bij die

mensen ook veel aan bod in de taal)

o Daarvoor werd dat enkel gezien als extraversie-indicator

Overeenkomst tussen deze methoden/bronnen?

Hoe meer overeenkomst er is, hoe meer argumenten dat je hebt dat je verschillende bronnen

van informatie allemaal argumenten zijn voor hetzelfde onderliggende construct

Observeerbaarheid van de trek bepaalt mee de overeenkomst (hoe meer

observeerbaar/externaliserend, hoe meer overeenkomst)

Agreement: alternatieve indicatoren van hetzelfde construct

Disagreement:

o Assessment van verschillende fenomenen?

o Feilbaarheid van de maat (iets mis met de maat zelf)

Oplossing: triangulation = replicatie over verschillende methoden nastreven

o Filmpje: informatie uit experiment en uit vragenlijsten bij ouders over

consciëntieusheid

Page 38: PERSOONLIJKHEIDS...Bronnen 23 Zelfrapportering 23 Observer ratings 23 Methoden 24 ... Definiëring forensische psychologie 197 Predictie van geweld 198 2. Conceptualisatie psychopathie

Met

en v

an p

erso

on

lijkh

eid

28

Meten van persoonlijkheid: evaluatie van maten (boek p31‐35)

Betrouwbaarheid

o Interne consistentie

o Interbeoordelaarsbetrouwbaarheid

o Test‐hertest betrouwbaarheid

Validiteit constructvaliditeit

o “Face”validiteit

o Predictieve validiteit (~criteriumvaliditeit)

o Convergente/discriminante validiteit

Veralgemeenbaarheid: groepen/condities

Meten = weten? Methodologische dwalingen

Zelfrapportage

o Response sets = non‐content responding

Response sets: het beantwoorden van vragenlijsten die niets te maken

hebben met de inhoud van de vragen

Instemming/extreem antwoorden

o Sociale wenselijkheid (zelfpresentatie‐bias of impression management)

Tendens die in alle vormen van psychologisch onderzoek meespeelt

Beter/wenselijker voordoen dan men effectief is

Zelfpresentatie-bias: mensen hebben soms ook gewoon een verkeerd

beeld over zichzelf zonder dat men dit bewust gaat reflecteren in de

antwoorden op een vragenlijst

Impression management: een aantal individuen hebben heel veel nood aan

sociale goedkeuring en willen een goede indruk maken (soort

persoonlijkheidstrek)

o Random antwoorden

Random bolletjes kleuren

Oplossing: vraag laten terugkeren (iemand die niet random antwoordt, zal

op dezelfde vraag hetzelfde antwoorden), infrequency schaal (bijna

niemand scoort hier positief op) – boek p.88

o Faking

Externe informanten

o Halo‐effect

o Self‐based heuristic bias

Sociaal wenselijk antwoorden

Bron van systematische vertekening

Antwoorden volgens bepaalde verwachting i.f.v. sociale aantrekkelijkheid

o Zelf‐presentatie bias (self‐deception)

o Impression management

Sociale wenselijkheid als persoonlijkheidstrek en dan ook mogelijk dat er te gaan uit

filteren

Page 39: PERSOONLIJKHEIDS...Bronnen 23 Zelfrapportering 23 Observer ratings 23 Methoden 24 ... Definiëring forensische psychologie 197 Predictie van geweld 198 2. Conceptualisatie psychopathie

Met

en v

an p

erso

on

lijkh

eid

29

Determinanten:

o Sociaal gevoelige onderwerpen (hoe gevoeliger, hoe meer kans op sociaal

wenselijke antwoorden)

Bv. over manier van straffen bij ouders VS ouderlijke supervisie

Bv. bescheidenheid (wordt als belangrijk gezien)

o Selectie‐procedures (sollicitatiegesprekken), juridische procedures (hoederecht,

…)

Correlaten: leeftijd, geslacht, opleiding, ras

o Oudere mensen hebben de neiging om meer sociaal wenselijk te antwoorden

te verklaren vanuit het tijdperk waarin die oudere mensen opgegroeid zijn

(taboes, …)

o Vrouwen gaan ook meer sociaal wenselijk antwoorden dan mannen

o Lager opgeleiden gaan ook meer sociaal wenselijk antwoorden

o Kinderen van allochtonen gaan meer sociaal wenselijk antwoorden gevoelig

onderwerp!

HOE SOCIALE WENSELIJKHEID METEN?

Minnesota Multiphasic Personality Inventory (MMPI‐Lie scale)

Edwards Social Desirability Scale (ESDS)

o Gebaseerd op MMPI

o Vooral geassocieerd met psychopathologie (vb ontkenning)

o Self‐deception

Marlowe‐Crowne Social Desirability Scale (M‐CSDS)

o Meest gebruikt

o Er bestaan een aantal verkorte versies hierbij (want heel wat vragenlijsten zijn al

uitgebreid en was dan vermoeiend om nog een lange vragenlijst daarbij in te

vullen)

o Need for approval

Balanced Inventory of Desirable Responding (BIDR)

o Self‐deception en impression management

Eysenck Personality Questionnaire – Revised Lie Scale (EPQ)

Page 40: PERSOONLIJKHEIDS...Bronnen 23 Zelfrapportering 23 Observer ratings 23 Methoden 24 ... Definiëring forensische psychologie 197 Predictie van geweld 198 2. Conceptualisatie psychopathie

Met

en v

an p

erso

on

lijkh

eid

30

HOE VOORKOMEN?

Specifieke schalen inbouwen

o Nadeel: lengte van de lijst, psychometrische kwaliteiten niet altijd ok, sociale

wenselijkheid meet ook persoonlijkheidseigenschap (bv. neiging tot conformisme

of sociale naïviteit)

Vooraf waarschuwen

o “in het vragenlijstonderzoek zullen er vragen zitten die peilen naar het feit of je

sociaal wenselijk antwoordt”

o Die waarschuwing werkt meestal al goed

Antwoordformat met gedwongen keuze

‘Sociaal wenselijk’ vrije lijsten construeren

Anderzijds: predictieve waarde van persoonlijkheidsmeting m.b.t. succes in werk en prognose

therapie wordt niet beïnvloed door sociale wenselijkheid

o Toont wat de relativiteit aan van dat construct: vaak overroepen

o Niet een betere of meer comprehensieve voorspelling als je sociale wenselijkheid

eruit haalt

Geen significante stijging in validiteit bij verwijderen van sociale wenselijkheid

Faking (boek p.89‐90)

Faking

Het bewust verstoord antwoorden op tests: heel bewust anders invullen

Vals negatieven ‐ vals positieven; onderscheid moeilijk te maken

HOE DETECTEREN?

Analog designs (Fake good – fake bad studies)

o Men vraagt aan een grote groep participanten om bewust te faken

o Dan genereer je empirische profielen van die beide populaties

Antwoorden matchen met prototypisch profiel hoe beter die overeenstemmen, hoe meer

kans je hebt dat iemand gefaket heeft

Blijft moeilijk…

Page 41: PERSOONLIJKHEIDS...Bronnen 23 Zelfrapportering 23 Observer ratings 23 Methoden 24 ... Definiëring forensische psychologie 197 Predictie van geweld 198 2. Conceptualisatie psychopathie

Met

en v

an p

erso

on

lijkh

eid

31

2 condities waar je als psycholoog een fout kan maken:

o Vals positief: eerlijk beantwoord, maar is eigenlijk niet waar

o Vals negatieven: het is niet eerlijk beantwoord, maar eigenlijk wel

Conclusie: valkuilen bij test‐interpretatie

Zelfrapportering:

o Response sets (random antwoorden, sociale wenselijkheid, instemmingstendens,

…)

o Faking

Observer‐ratings:

o Halo‐effect (effect waarbij dat je iemand gaat beoordelen op basis van een andere

positieve eerste indruk die je hebt)

Iemand ziet er bv. aantrekkelijk uit heel vaak zo dat als jij diezelfde

persoon moet beoordelen in termen van persoonlijkheid, is er grote kans

dat jij die persoon positieve eigenschappen toeschrijft

“First impressions last”

Videofragment: ‘the science of attraction’ hoe goed is onze

beoordeling echt? We kunnen onszelf makkelijk misleiden…

Bv. reclame met een bekend persoon: beoordeling van een

product op basis van de positieve eigenschappen van de

bekendheid die het product aanraadt

Waarom negeren we soms wel en soms niet de dingen die we niet

goed vinden?

Halo-effect zeer krachtig: de meisjes die eerst het niet-

enthousiaste filmpje zagen veranderden na de debriefing niet

meer van mening

o Self‐based heuristic bias: eigen persoonlijkheid speelt mee in de beoordeling van

een ander

Vaak opgelost om ook aan de beoordelaar zelf te vragen de eigen

persoonlijkheid te beschrijven, en dan kun je daarvoor controleren

Barnum statements in test (boek p.90)

o Statements die voor iedereen van toepassing zijn

o Je kan een test maken waarbij je items erin steekt die voor iedereen van

toepassing zijn (bv. soms twijfel ik eens of ik de juiste beslissing genomen heb)

o Deze zijn een slecht item om persoonlijkheid te gaan meten: differentiëren te

weinig tussen mensen

o Dit is op vlak van testitems

o Maar ook op vlak van testconstructie (bv. populaire boekjes met sterrenbeelden:

dit staat vol met barnum statements)

Page 42: PERSOONLIJKHEIDS...Bronnen 23 Zelfrapportering 23 Observer ratings 23 Methoden 24 ... Definiëring forensische psychologie 197 Predictie van geweld 198 2. Conceptualisatie psychopathie

Met

en v

an p

erso

on

lijkh

eid

32

Page 43: PERSOONLIJKHEIDS...Bronnen 23 Zelfrapportering 23 Observer ratings 23 Methoden 24 ... Definiëring forensische psychologie 197 Predictie van geweld 198 2. Conceptualisatie psychopathie

Bio

log

isch

e th

eori

eën

/ben

ader

ing

van

per

soo

nlij

khei

d

33

Biologische theorieën/benadering van

persoonlijkheid

Wat is nu de onderliggende etiologie van persoonlijkheid?

Twee belangrijke stromingen

o Psycho-biologie

o Gedragsgenetica

3 niveaus om gedrag te analyseren/beschrijven:

Evidentie voor biologische basis van persoonlijkheid? Boek p.

161‐189

Historisch: oude Grieken (lichaamssappen, fysiognomie, frenologie) vorig hoofdstuk

o Historische voorlopers van een biologische benadering van persoonlijkheid

Evidentie vanuit recente(re) theorieën (Eysenck, Gray, Cloninger, Zuckerman): verband

persoonlijkheid ~ neurotransmitters en arousal‐systemen

o Link tussen persoonlijkheid en bepaalde fysiologische systemen

Hormonaal onderzoek: verband persoonlijkheid ~ testosteron, cortisol, oxytocine

Persoonlijkheidsverandering na hersenletsel (evidentie voor het bestaan van een biologische

component van persoonlijkheid)

Page 44: PERSOONLIJKHEIDS...Bronnen 23 Zelfrapportering 23 Observer ratings 23 Methoden 24 ... Definiëring forensische psychologie 197 Predictie van geweld 198 2. Conceptualisatie psychopathie

Bio

log

isch

e th

eori

eën

/ben

ader

ing

van

per

soo

nlij

khei

d

34

Psycho‐biologische benadering van persoonlijkheid

Centrale assumptie: psychologische verschillen tussen mensen resulteren uit verschillen in

fysiologische systemen

2 terreinen: Psycho‐fysiologie en neuro‐psychologie

o Neuropsychologie: invloed van de hersenen op ons gedrag

o Psychofysiologie: alle andere biologische processen, los van de hersenen, met een

invloed op ons gedrag

o Enerzijds wordt dit sterk door onderzoek onderschreven, anders gaan deze

stromingen soms heel eng kijken en reduceren ze mensen en hun gedrag tot pure

biologie

Betrouwbare meting fysiologische karakteristieken

o Zenuwstelsel

o Hart‐ en vaatstelsel

o Spier‐ en beenderstelsel

o Hormoon‐level

Sterke vooruitgang van onderzoek

Zeer toegankelijk, niet saai boek

o Heel bekende hersenonderzoeker

o Mate waarin onze hersenen onze manier van functioneren gaan beïnvloeden of

sturen

o Kon rekenen op enorm veel kritiek

o Maar voor een aantal zaken konden de feiten niet genegeerd worden

o Hij gaat ervan uit dat alles van onze menselijke persoonlijkheid al voor een groot

deel bepaald is vanuit de baarmoeder

In‐utero ontwikkeling van hersenstructuur bepaalt wie we zijn:

o Seksuele oriëntatie

o Geslachtsverschillen

o Psychopathologie

Belang van invloed tijdens zwangerschap:

o Roken – alcohol effect op de hersenstructuur van de ongeboren baby

Page 45: PERSOONLIJKHEIDS...Bronnen 23 Zelfrapportering 23 Observer ratings 23 Methoden 24 ... Definiëring forensische psychologie 197 Predictie van geweld 198 2. Conceptualisatie psychopathie

Bio

log

isch

e th

eori

eën

/ben

ader

ing

van

per

soo

nlij

khei

d

35

o Antidepressiva idem (en effect later: vertraagde taalontwikkeling)

Beperkingen psychotherapie?

o Wat is het effect van therapie, als alles toch vroeg in de hersenen bepaald wordt?

Het is volgens hem inderdaad zinloos om te zeggen dat mensen kunnen

veranderen (bv. therapie voor pedofielen), maar je kan dan bv. wel die mensen

leren omgaan met de impulsen die ze hebben (maar die impulsen zullen ze wel

altijd blijven voelen)

Morele verantwoordelijkheid?

o Criminele feiten en straffen: je kan mensen wel nog straffen hiervoor, maar niet

vanuit het idee van afschrikking…

Conceptueel kader voor onderzoek naar persoonlijkheid en fysiologische

parameters

Die fysiologische indicator gaat men meten om zicht te krijgen op dat introvert proces

o Centraal ZS

o Autonoom ZS

Page 46: PERSOONLIJKHEIDS...Bronnen 23 Zelfrapportering 23 Observer ratings 23 Methoden 24 ... Definiëring forensische psychologie 197 Predictie van geweld 198 2. Conceptualisatie psychopathie

Bio

log

isch

e th

eori

eën

/ben

ader

ing

van

per

soo

nlij

khei

d

36

Fysiologische metingen: autonoom zenuwstelsel

= meten van de systemen die betrokken zijn bij de regulatie van arousal

Electro‐dermale metingen (EDA: electrodermal activity) (huidgeleiding)

o Zweetklieren in handpalm (sympathisch zenuwstelsel – fight or flight)

(parasympatisch zenuwstelsel – rust)

o Gevoeliger aan psychologisch significante stimuli dan aan thermale stimuli

o Externe stimuli: lawaai, visuele stimuli (emo‐foto’s)

o Methode tot meting emotionele arousal

o Hoog N: chronisch geactiveerd sympathisch zenuwstelsel

o Leugen‐detectie (dat systeem is daar ook op gebaseerd)

Wanneer mensen liegen, gaan ze ook een soort inwendige emotie

vertonen of stress hebben, waardoor de handpalmen beter geleiden

doordat men zweet

Cardiovasculaire metingen:

o Hartslag: tijd tussen 2 hartslagen meten

o Bloedvaten: bloeddruk

Systolisch: wanneer hartspier samentrekt: de druk afgegeven op de

binnenkant van de aders

Diastolisch: wanneer de hartspier ontspant (laagste cijfer)

o Stijging bij stress, angst, cognitieve inspanning, bv. taak

Cognitieve inspanning is een belangrijke ingang geweest voor

psychologen

Page 47: PERSOONLIJKHEIDS...Bronnen 23 Zelfrapportering 23 Observer ratings 23 Methoden 24 ... Definiëring forensische psychologie 197 Predictie van geweld 198 2. Conceptualisatie psychopathie

Bio

log

isch

e th

eori

eën

/ben

ader

ing

van

per

soo

nlij

khei

d

37

Één van de bekendste taken: achteruittellen van 1000 naar 0 in stappen

van 7 belangrijke verschillen in cardiale reactiviteit

o Individuele verschillen in cardiale reactiviteit, zie ook type A persoonlijkheid

Neurotische mensen (minder emotionele stabiliteit) gaan veel sneller

reageren in termen van cardiale reactiviteit (bij stress, cognitieve

inspanning, …)

Wil niet zeggen dat ze daardoor minder goed scoren

Staat los van de prestatie die mensen leveren op de taak die hen

wordt opgelegd

o Interesse vanuit persoonlijkheidsonderzoek: veranderingen in

bloeddruk/hartslag/EDA onder invloed van stress voor verschillende individuen

Toepassing op persoonlijkheid:

o Introverten en neuroten : hogere cardio‐vasculaire activiteit bij arousal

o Hogere huidgeleiding bij introverten bij stress of inname cafeïne

o Hoog N: chronische activatie van het sympatisch zenuwstelsel

Fysiologische metingen: centraal zenuwstelsel (hersenen)

EEG

o Elektrische activiteit, geproduceerd door de hersenen:

Alpha wave: rust = inverse indicator van activiteit

o Identificatie van activatiepatronen in verschillende regio’s in relatie tot

informatie‐processing (bv. geheugen)

ERP

o Elektrische activiteit in respons op omgeving

o Sterk gebruikt in onderzoek naar emoties

o = Brain asymmetry research (frontale hersenen)

o Interesse vanuit persoonlijkheidsonderzoek: verschillende activiteit in

verschillende regio’s voor verschillende persoonlijkheid?

Brain imaging technieken (fMRI)

o Functional magnetic resonance imaging

o Uittekenen van structuur en functie van hersenen

o Primair ontwikkeld voor medische doeleinden

o Activiteit specifieke regio itemresponstheorieën taak

Toepassing EEG/ERP op persoonlijkheid: waarom verschillen mensen in hun affectieve reactie

op films?

o Reflectie in verschillen in activiteit in linker vs rechter hersenhemisfeer

o Treshold of responding

Rechterhemisfeer meer geactiveerd: lagere treshold voor negatief affect

Linkerhemisfeer meer geactiveerd: lagere treshold voor positief affect

o = Affectieve stijl wordt deels bepaald door patroon van asymmetrie in frontale

hersenactivatie

Toepassing fMRI op persoonlijkheid (Canli et al., 2001):

o fMRI tijdens blootstelling aan positieve en negatieve beelden

o Resultaat: specifieke hersenveranderingen in relatie tot de foto’s

o Mate van hersenactiviteit hangt af van persoonlijkheid:

Page 48: PERSOONLIJKHEIDS...Bronnen 23 Zelfrapportering 23 Observer ratings 23 Methoden 24 ... Definiëring forensische psychologie 197 Predictie van geweld 198 2. Conceptualisatie psychopathie

Bio

log

isch

e th

eori

eën

/ben

ader

ing

van

per

soo

nlij

khei

d

38

N: stijgende frontale hersenactiviteit bij negatieve beelden

E: stijgende frontale hersenactiviteit bij positieve beelden

o = persoonlijkheid ~ hersenreactiviteit t.a.v. emotionele stimuli

Toepassing fMRI op persoonlijkheid (Grimm et al., 2012):

o fMRI tijdens blootstelling aan “smakelijke” prikkels na periode van vasten

o Resultaat: activatie bepaalde hersenregio’s (limbische structuren)

o MAAR: trait “self‐directedness” negatief gecorreleerd met activiteit in bv.

amygdala

Activatie niet bij iedereen even hoog

Meer self-directedness: minder activatie

o = persoonlijkheid ~ dynamische biologische processen in hersenen

DeYoung et al (2010): 4 van de Big Five (niet: openness) betekenisvol gelinkt aan

hersenscans

Biologische modellen van persoonlijkheid

Het biologisch model van persoonlijkheid en arousal (Eysenck)

2 soorten neurale mechanismen in het menselijk brein:

o Excitatorisch: alert, actief

o Inhibitorisch: inactief, rust

Page 49: PERSOONLIJKHEIDS...Bronnen 23 Zelfrapportering 23 Observer ratings 23 Methoden 24 ... Definiëring forensische psychologie 197 Predictie van geweld 198 2. Conceptualisatie psychopathie

Bio

log

isch

e th

eori

eën

/ben

ader

ing

van

per

soo

nlij

khei

d

39

Evenwicht tussen beide: Ascending reticular activating system (hersenstam)

o Reticulo‐corticaal systeem: corticale arousal (~Extraversie)

Corticale arousal laag voor extraverten: opzoeken van activiteiten,

stimulatie

Corticale arousal hoog voor introverten: daarom vermijdt men meer

activiteiten, veel volk, …

o Reticulo‐ limbisch systeem: arousal van emotie (~Neuroticisme)

Neuroten sneller aroused door emotie‐prikkels

“The biological basis of personality”:

o Verschillen tussen introverten‐extraverten vanuit ARAS‐systeem:

Introverten vs extraverten: hoge vs lage arousal

Gedrag + activiteiten‐keuze oriënteren i.f.v. streven naar optimale arousal

(cfr. Habb)

Werd experimenteel getoetst (Gale):

Geen verschil in basic level van corticale activiteit in rust (zei dus

dat een deel van die theorie niet klopte)

Verschil stijgt naarmate stimulatie stijgt (bv. luide muziek):

sterkere reactie van introvert

Revisie theorie door Eysinck: van arousal naar arousability

Experiment van Geen

Algemeen: extraverten zoeken hoger niveau van stimulatie

Page 50: PERSOONLIJKHEIDS...Bronnen 23 Zelfrapportering 23 Observer ratings 23 Methoden 24 ... Definiëring forensische psychologie 197 Predictie van geweld 198 2. Conceptualisatie psychopathie

Bio

log

isch

e th

eori

eën

/ben

ader

ing

van

per

soo

nlij

khei

d

40

Experimenten van Geen

1. Impact van achtergrondgeluid op de prestatie van introverten en extraverten op een

associatietaak:

o Verschillende voorkeur voor geluidsniveau: introvert (lager geluidsniveau) <

extravert (hoger geluidsniveau)

o Minder goede prestaties bij misfit: dus in een minder gepaste context

2. Link met electro‐dermale activiteit:

o Electrodermale activiteit van introverten = extraverten wanneer beide groepen

aan het niveau van voorkeur werken

o Misfit: grotere zweetsecretie bij introverten: gaan daar sterker op reageren

BIS/BAS theorie van Gray: reinforcement sensitivity theory

Gebaseerd op studies bij dieren

Uitgangspunt: individuele verschillen in conditioneerbaarheid

Persoonlijkheid: IA BIS/BAS systeem in de hersenen

o BIS (Behavioral inhibition system) sterk op de voorgrond: sensitiviteit voor straf

o BAS (Behavioral approach system) sterk op de voorgrond: sensitiviteit voor

beloning (heel impulsief gedrag, veel toenadering en dit zowel adaptief als

maladaptief)

BIS/BAS sensitiviteit = verantwoordelijk voor angst/impulsiviteit

Extreme scores ~ verhoogd risico psychopathologie

Algemeen:

o BIS= internalizing

o BAS= externalizing

Page 51: PERSOONLIJKHEIDS...Bronnen 23 Zelfrapportering 23 Observer ratings 23 Methoden 24 ... Definiëring forensische psychologie 197 Predictie van geweld 198 2. Conceptualisatie psychopathie

Bio

log

isch

e th

eori

eën

/ben

ader

ing

van

per

soo

nlij

khei

d

41

Impulsiviteit en herhaaldelijke delinquentie: zwak BIS systeem, leren niet uit straf; veel

gevoeliger voor beloning

Replicatie vanuit empirische studies/experimenten (Newman et al.)

Experimenten met dieren: evidentie dat BIS & BAS elk gereguleerd worden door andere

neurale mechanismen/circuits

TOEPASSING BIS/BAS WERKSETTING

Idee: de theorieën van Eysenck en Gray kun je integreren in een circumplex

30° rotatie

Biologische basis van “sensation seeking”

Theorievorming rond de specifieke trek sensation seeking (risicogedrag, …)

Gebaseerd op studies omtrent sensorische deprivatie

o Hoe reageren individuen als ze 24u lang in een donkere kamer zitten zonder enige

stimuli

Page 52: PERSOONLIJKHEIDS...Bronnen 23 Zelfrapportering 23 Observer ratings 23 Methoden 24 ... Definiëring forensische psychologie 197 Predictie van geweld 198 2. Conceptualisatie psychopathie

Bio

log

isch

e th

eori

eën

/ben

ader

ing

van

per

soo

nlij

khei

d

42

o Verschillen in mate waarop mensen reageren op die sensorische deprivatie

Resultaat: humane wezens streven in gedepriveerde situaties naar eender welke

sensorische input

Specifieke theorie: Hebb (~optimale level van arousal voor elk individu)

Zuckerman: variatie in stress n.a.v. sensorische deprivatie

o High versus low sensation seekers

Hoog: veel meer last van deprivatie

Laag: minder last van deprivatie

o Ontwikkeling sensation‐seeking scale

o Predictor van tolerantie van sensorische deprivatie, maar ook van functioneren in

dagelijks leven

o Fysiologische basis: neurotransmitters als oorzaak voor die verschillen in

sensation seeking

NT wordt afgebroken na prikkeloverdracht

Regulatie NT‐level: enzym monoamine oxidase (MAO: zorgt ervoor dat de prikkel stopt

wanneer zijn werk gedaan is)

o Te weinig MAO: overprikkeling (de prikkeloverdracht gebeurt steeds opnieuw)

o Te veel MAO: onderprikkeling (prikkel te veel of te snel afgebroken)

Page 53: PERSOONLIJKHEIDS...Bronnen 23 Zelfrapportering 23 Observer ratings 23 Methoden 24 ... Definiëring forensische psychologie 197 Predictie van geweld 198 2. Conceptualisatie psychopathie

Bio

log

isch

e th

eori

eën

/ben

ader

ing

van

per

soo

nlij

khei

d

43

Link met sensation seeking: lage MAO levels in bloed

Hypothese Zuckerman: minder inhibitie in zenuwcellen

minder controle over gedrag‐emoties

Neurotransmittors en persoonlijkheid

Neurotransmitters zijn zelf verantwoordelijk voor individuele verschillen in persoonlijkheid:

o Dopamine: functioneert als een beloningssysteem, “the feeling good chemical”,

cfr. werking cocaïne (deze bootst de werking van dopamine na, maar breekt je

natuurlijke level van dopamine af waardoor je je nadien superslecht voelt)

o Serotonine: speelt een rol bij depressie, angst.

Cfr. prozac: verhindert de heropname van serotonine blijft langer in de

synaps

o Norepinephrine: activatie sympathisch zenuwstelsel (fight of flight)

Model van Cloninger is hierop gebaseerd

Biologisch model van Cloninger

Interacties tussen temperament‐ en karakterdimensies zorgen voor de unieke

persoonlijkheid

~ eenzelfde temperament kan tot een ander gedrag leiden onder invloed van de

karakterontwikkeling

Maat: TCI

Populair binnen psychiatrische settings

15‐fasig model voor persoonlijkheidsontwikkeling

o Gelinkt aan theorie van Piaget, Freud en Erikson

o Klinisch toepasbaar

Link met andere theorieën:

o Novelty seeking ~ Extraversie/BAS

o Harm avoidance ~ BIS, Neuroticisme

o Reward dependence ~ BAS

Page 54: PERSOONLIJKHEIDS...Bronnen 23 Zelfrapportering 23 Observer ratings 23 Methoden 24 ... Definiëring forensische psychologie 197 Predictie van geweld 198 2. Conceptualisatie psychopathie

Bio

log

isch

e th

eori

eën

/ben

ader

ing

van

per

soo

nlij

khei

d

44

VERBANDEN MET HET VFM?

Beiden comprehensieve modellen van individuele verschillen

Hiërarchische opbouw, hogere‐en lagere‐orde dimensies

Cloninger’s model vs FFM: pathologie vs normaliteit

Belangrijke correlaties tussen beide taxonomieën

Belangrijke overeenkomsten tussen de verschillende dimensies van het DCI en het VFM

BIOLOGISCH MODEL VAN CLONINGER: PROBLEMEN

Verschil temperament – karakter?

o Erfelijkheid!

Kritiek: erfelijkheid is enkel gericht op temperament, nochtans blijkt dat

enorm achterhaald, het is allemaal gelinkt aan erfelijkheid

NT systemen niet specifiek gelinkt aan temperamentsdimensies

7‐factorstructuur niet repliceerbaar

Psycho‐biologisch FFM model

Page 55: PERSOONLIJKHEIDS...Bronnen 23 Zelfrapportering 23 Observer ratings 23 Methoden 24 ... Definiëring forensische psychologie 197 Predictie van geweld 198 2. Conceptualisatie psychopathie

Bio

log

isch

e th

eori

eën

/ben

ader

ing

van

per

soo

nlij

khei

d

45

Serotonine is een diffuus neurotransmitter die de emotionele stabiliteit aanstuurt

Dopamine heeft meer te maken met plasticiteit en aanpassing aan de omgeving

Andere stabiele disposities met biologische basis: ochtend‐avond types

Morningness – eveningness: dimensioneel construct

o Niet zomaar een gevoelsmatig iets: sterke etiologie

Te wijten aan verschillen in onderliggende biologische ritmes:

o Circadiane ritmes: gemiddeld 24u

MAAR: als je mensen in een free running design stopt (mensen gewoon

vrijlaten in wanneer ze wat gaan ondernemen): grote verschillen (bv.

ritme van 19u of 28u)

Kort: morgentypes

Lang: avondtypes

o Studie a.d.h.v. “temporal isolation designs”: free running time

o Grote variabiliteit in slaap‐waakcyclus zonder time cues: kort vs lang

o Realiteit: 24u cyclus voor iedereen, toch impact van biologische ritmes

Korte cyclus: ochtendtypes

Lange cyclus: avondtypes

OCHTEND‐AVONDTYPES

Sterke correlatie ME score (vragenlijst) met piek lichaamstemperatuur

Replicatie over geslacht, cultuur, SES = endogene etiologie

Empirische evidentie ondersteunt validiteit van dit construct

o Jobprestatie i.f.v. tijdstip

o Interpersoonlijke ME fit en relationele kwaliteit

Belangrijk ook in je relaties: kan verkeerd lopen na aantal jaar als je met een ochtend- en een

avondtype zit in een relatie

Avondtypes meer flexibel:

o Jetlag

o Slaaptekort

Ochtendtypes: gezondere levensstijl, betere QoL

Page 56: PERSOONLIJKHEIDS...Bronnen 23 Zelfrapportering 23 Observer ratings 23 Methoden 24 ... Definiëring forensische psychologie 197 Predictie van geweld 198 2. Conceptualisatie psychopathie

Bio

log

isch

e th

eori

eën

/ben

ader

ing

van

per

soo

nlij

khei

d

46

Page 57: PERSOONLIJKHEIDS...Bronnen 23 Zelfrapportering 23 Observer ratings 23 Methoden 24 ... Definiëring forensische psychologie 197 Predictie van geweld 198 2. Conceptualisatie psychopathie

Bio

log

isch

e th

eori

eën

/ben

ader

ing

van

per

soo

nlij

khei

d

47

Persoonlijkheidstypes geassocieerd met arousal

Type A en D: dimensioneel interpreteren!

Type A: constellatie van 3 centrale trekken:

o Prestatie‐motivatie

o Tijdsbewustzijn

o Vijandigheid

Verhoogd risico op hartfalen

Replicatieproblemen interview vs vragenlijst: andere klemtoon

o Vijandigheid als centraal construct!

o Belangrijke predictor voor hartfalen: verhoogde leukocyten (witte bloedcellen)

TYPE D PERSOONLIJKHEID

Type D (Distressed)

o Negatief affect

o Sociale inhibitie

Ontwikkeld o.b.v. onderzoek bij hartpatiënten (Denollet):

o Hogere scores op beide trekken geassocieerd met slechtere prognose in

vergelijking met niet‐type D patiënten:

Hogere mortaliteit

Meer posttraumatische stress na infarct

Lagere gezondheidsstatus en meer depressieve symptomen

Page 58: PERSOONLIJKHEIDS...Bronnen 23 Zelfrapportering 23 Observer ratings 23 Methoden 24 ... Definiëring forensische psychologie 197 Predictie van geweld 198 2. Conceptualisatie psychopathie

Bio

log

isch

e th

eori

eën

/ben

ader

ing

van

per

soo

nlij

khei

d

48

Type D en mortaliteit

Type D en prognose

VERKLAREND MECHANISME?

Verstoord stress‐respons systeem in de hersenen

o Overreactie op stress

o Hogere cortisol

o Groter risico op arteriële problemen

Factoren binnen levensstijl:

o Gezondheidsgedrag

Voeding

Beweging

Medisch onderzoek

o Sociale steun

Page 59: PERSOONLIJKHEIDS...Bronnen 23 Zelfrapportering 23 Observer ratings 23 Methoden 24 ... Definiëring forensische psychologie 197 Predictie van geweld 198 2. Conceptualisatie psychopathie

Bio

log

isch

e th

eori

eën

/ben

ader

ing

van

per

soo

nlij

khei

d

49

Persoonlijkheid en hormonen: testosteron

Ontwikkeling van mannelijke fysieke karakteristieken

Link naar persoonlijkheid:

o Hoog: meer wild gedrag, ongehoorzaam, onstuimig, zeer actief

o Laag: meer verantwoordelijk, welgemanierd, vriendelijk, rustig

o Gevangenispopulatie: meer geweld‐ en seksuele delicten bij hoog mean‐level

niveau van testosteron

Relativiteit: Groot geslachtsverschil in mean‐level niveau van testosteron niet gereflecteerd in

persoonlijkheidsverschillen

Kritiek: invloed van pre‐natale blootstelling aan (andere) hormonen omgevingseffect op

testosteron‐gehalte (bv. wedstrijd) dus: omgevingsgevoelig

Persoonlijkheid en hormonen: cortisol en oxytocine

CORTISOL

Komt vrij bij fysieke of psychologische stress (fight or flight)

Link met persoonlijkheid? Recente studie: Loney et al. (2006):

o Laag cortisol = hoge score op callous‐unemotional traits (laag qua emotionele

reactiviteit) lichaam gaat minder snel over in die actiemodus van fight or flight

o Enkel voor jongens!

o Indicator voor emotionele reactiviteit?

OXYTOCINE

Komt vrij bij bevalling, borstvoeding en bevredigende seksuele relatie (ook bij mannen!)

o Evolutionair te linken aan het feit dat mannen dan langer bij hun partner gaan

blijven

Stimuleert de affectieve band tussen ouders‐kind en tussen partners

Recente studie: hoog oxytocine ~ hoge score op “trust”‐gedrag

Persoonlijkheidsverandering na hersenletsel

Meest bekende case: Phineas Gage (NAH)

Schade in frontale hersenen geassocieerd met persoonlijkheidsverandering

o Pseudo‐depressie: apathie, bewegingsarmoede, initiatief‐ en interesse‐verlies

~depressief, maar geen uitgesproken somberheid

o Pseudo‐psychopathie: ontremd gedrag, lage frustratietolerantie,

regelovertredend gedrag, agressie maatschappelijk gezien een groter

probleem

o Stemmingswisselingen: typische moodswings

o Promiscuïteit: ongepast seksueel uitdagend gedrag

Beperkte psychotherapeutische effecten NAH heel vaak echt permanent en indicatie voor

de link tussen hersenfunctioneren en onze persoonlijkheid

Page 60: PERSOONLIJKHEIDS...Bronnen 23 Zelfrapportering 23 Observer ratings 23 Methoden 24 ... Definiëring forensische psychologie 197 Predictie van geweld 198 2. Conceptualisatie psychopathie

Bio

log

isch

e th

eori

eën

/ben

ader

ing

van

per

soo

nlij

khei

d

50

Voorbeeld examenvraag les 2

Studies naar de link tussen persoonlijkheid en biologische parameters veronderstellen dat:

1. De mate van hersenactiviteit gerelateerd is aan persoonlijkheid, waarbij extraverten een

stijgende frontale werking hebben bij blootstelling aan negatieve prikkels

a. Fout: positieve prikkels

2. Individuele verschillen in cardiale reactiviteit verantwoordelijk zijn voor het bestaan van

ochtend‐en avondtypes

a. Fout: het gaat over circadiane ritmes

3. Een sterke aanwezigheid van de trek ‘sensation seeking’ begrepen kan worden vanuit

een te laag MAO‐gehalte in het bloed

a. Juist: er blijft een overprikkeling bestaan van die neurotransmitter en daardoor

minder controle over gedrag en emoties

4. Hoog neurotische personen een chronische activatie vertonen van het parasympatisch

zenuwstelsel.

a. Fout: van het sympathisch zenuwstelsel

Antwoordalternatieven:

A. Enkel 1 en 2 zijn juist

B. Enkel 3 is juist

C. Enkel 2, 3 en 4 zijn juist

D. Enkel 1 en 4 zijn juist

Een gen-omgevingsperspectief op persoonlijkheid

Gedragsgenetica en erfelijkheid

GEDRAGSGENETICA

Studieterrein: relatie genen‐omgeving‐gedrag

In welke mate kunnen individuele verschillen toegeschreven worden aan effect van genen,

omgeving of hun interactie?

ERFELIJKHEID

Statistiek: proportie geobserveerde variantie binnen een GROEP die verklaard wordt door de

genetische variantie (het gaat altijd over het niveau van de groep)

o Genotypische variantie: individuele verschillen in de verzameling van genen van

een individu, enkel bepaald door genen

o Fenotypische variantie: observeerbare fenotypische verschillen, bepaald door

erfelijkheid én omgeving

Gedragsgenetica: een recent onderzoeksterrein – Hoe komt dit? Boek p.133‐159

Complexiteit van fenotypes: heel moeilijk te ontrafelen in individuele subcomponenten

onze manier van gedragen is zodanig complex, dat het lange tijd moeilijk was dat

gedragsgenetisch te gaan onderzoeken

Page 61: PERSOONLIJKHEIDS...Bronnen 23 Zelfrapportering 23 Observer ratings 23 Methoden 24 ... Definiëring forensische psychologie 197 Predictie van geweld 198 2. Conceptualisatie psychopathie

Bio

log

isch

e th

eori

eën

/ben

ader

ing

van

per

soo

nlij

khei

d

51

Grote menselijke ontwikkeling van baby tot volwassene: wat is nu een genetisch effect en

wat een omgevingseffect?

Plasticiteit van de hersenen: moeilijk om specifieke genetische aspecten te beschrijven

Ethische kwesties (Designer babies) sterke kritiek op gedragsgenetische stroming

De eugenetica‐beweging als hindernis voor de verdere uitbouw van het terrein

‘kinderen op bestelling maken’: alle genen die we kennen gebruiken in functie van het soort

baby dat we willen

Basisbegrippen

GENOOM

Complete set aan genen: 20.000‐25.000 genen (1 gen = 2 allelen) op 23 paar chromosomen

22 paar gelijk voor mannen en vrouwen – geslachtschromosoom verschilt

Chromosomen opgebouwd uit lange sequensen DNA (3 biljoen DNA sub‐units)

In vrijwel elke menselijke cel: complete set van menselijk genoom (Uitzondering: niet in rode

bloedcellen, zaad‐ en eicellen)

Centrale werkhypothese: genoom = constant gegeven doorheen onze ontwikkeling

DNA

= Drager erfelijke info

Sequensen van 4 basen

Veelvoud van basen = 1 gen

Gen codeert voor eiwitten

Grootste deel van DNA codeert niet voor eiwitten: “junk DNA” geen specifieke functie in

termen van codering naar eiwitten toe

99% van de genen gelijk voor iedereen

Variabele zones: sporen‐onderzoek (juridische, justitiële context)

Spontane genetische verandering in DNA = basis voor een syndroom (vb. schizofrenie)

Page 62: PERSOONLIJKHEIDS...Bronnen 23 Zelfrapportering 23 Observer ratings 23 Methoden 24 ... Definiëring forensische psychologie 197 Predictie van geweld 198 2. Conceptualisatie psychopathie

Bio

log

isch

e th

eori

eën

/ben

ader

ing

van

per

soo

nlij

khei

d

52

Genen komen in paren voor (cfr. liggen op chromosomen)

Allelen: varianten van hetzelfde gen

2 allelen van 1 paar: info voor bepaalde eigenschap

Maar: info kan verschillend zijn, coderen voor verschillende varianten

o Cfr. homozygoot vs heterozygoot

Dominant = bruin

Recessief = blauw

HUMAN GENOME PROJECT

Identificatie van menselijke genen

1990‐2003

Page 63: PERSOONLIJKHEIDS...Bronnen 23 Zelfrapportering 23 Observer ratings 23 Methoden 24 ... Definiëring forensische psychologie 197 Predictie van geweld 198 2. Conceptualisatie psychopathie

Bio

log

isch

e th

eori

eën

/ben

ader

ing

van

per

soo

nlij

khei

d

53

Centrale bevindingen:

o Slechts 2% van DNA omvat genetische instructies (cfr. junk DNA)

o Voor ½ van onze genen is hun functie onbekend

o ½ v ons DNA is gelijk aan dat van andere organismen

o Verschillen mens‐dier: wijze waarop proteïnen gedecodeerd worden

MISCONCEPTIES OMTRENT ERFELIJKHEID UITGEKLAARD:

Erfelijkheid is niet van toepassing op niveau van het individu

o Veel mensen denken dat dat wel zo is

o Erfelijkheid (statistiek): te begrijpen op het niveau van een groep of populatie

Erfelijkheid is een populatie‐parameter

Erfelijkheid is niet constant

o Erfelijkheid kan variëren doorheen de levensloop: het is een veranderlijke

parameter (beïnvloed door omgeving, …)

Erfelijkheid is een schatting

o Gebaseerd op observeerbaar gedrag

o De relatieve rol van erfelijkheid wordt geschat

Het erfelijkheidsaspect van een psychologische trek wordt bepaald door multipele genen

(QTL: quantitative trait loci)

o Dus niet gelinkt aan één specifiek gen kwantitatieve trekken

SINGLE‐GEN ERFELIJKHEID

Erfelijkheid volgens Mendeliaans patroon: 1 enkel gen is verantwoordelijk voor een

specifieke trek, voor het fenotype

Cfr. single gene‐defects (vb. ziekte van Huntington)

Geeft verkeerdelijk de indruk dat onze genetische blauwdruk bestaat uit een set

‘of‐of’genen, gelinkt aan specifieke fenotypes

o Wil niet zeggen dat heel onze persoonlijkheid gevormd wordt vanuit genetisch

perspectief

o Veel te simplistisch

Studie van normale trekken: shift naar inzicht dat populaties uit een uitzonderlijke range aan

genotypische én fenotypische variatie bestaan

Voorbeeld over‐ervingspatroon (single‐gene defect)

Page 64: PERSOONLIJKHEIDS...Bronnen 23 Zelfrapportering 23 Observer ratings 23 Methoden 24 ... Definiëring forensische psychologie 197 Predictie van geweld 198 2. Conceptualisatie psychopathie

Bio

log

isch

e th

eori

eën

/ben

ader

ing

van

per

soo

nlij

khei

d

54

GEN‐OMGEVINGSPERSPECTIEF OP LICHAAMSLENGTE

Stel: erfelijkheid van lichaamslengte volgt een Mendeliaans patroon en wordt veroorzaakt

door 1 gen (het is niet zo). Hoeveel fenotypes krijg je dan?

Menselijk functioneren: polygene trekken

Meerderheid menselijke trekken zijn polygenisch: multifactorieel bepaald door genen en

omgeving

o Genen betrokken bij groeihormonen

o Genen betrokken bij lengte beenderen

o …

o Specifieke omgevingsinvloeden

Genetische variabiliteit vergroot bovendien door mutatie (verandering in de basen) ~ cfr.

monozygote tweelingen zien er niet altijd identiek uit!

Vanuit evolutionair perspectief: variabiliteit ~ overleving van de soort

Distributie voor menselijke lichaamslengte

Continu gedistribueerd (normaalverdeling) met onnoemelijk variatie in termen van hoe groot

iemand effectief wordt

BASISBEGRIPPEN: TYPES VAN GENETISCHE VARIANTIE (BOUCHARD & MCGUE, 1981)

1. Additieve genetische variantie: genetische variatie in individueel gedrag die resulteert uit de

som van de overgeërfde genen van beide ouders

o = Narrow heritability (enge manier)

2. Niet‐additieve genetische variantie:

o Brede manier: additieve + niet-additieve genetische variantie

o Dominant: dominante vs recessieve genen

Page 65: PERSOONLIJKHEIDS...Bronnen 23 Zelfrapportering 23 Observer ratings 23 Methoden 24 ... Definiëring forensische psychologie 197 Predictie van geweld 198 2. Conceptualisatie psychopathie

Bio

log

isch

e th

eori

eën

/ben

ader

ing

van

per

soo

nlij

khei

d

55

o Epistatisch: interactief effect tussen genen (suppressie/expressie)

Bv. vergeet-mij-nietje: epistatisch gen (bloem geen klaar) dominant over

het gen dat codeert voor bloemkleur

(1) + (2) = broad heritability

BASISBEGRIPPEN: 2 TERREINEN

Kwantitatieve genetica:

o Schatten van gen‐omgevingsbijdragen in fenotypische variantie

o Meestal o.b.v. tweelingen‐ of adoptiestudies

Moleculaire genetica (wij gaan daar niet verder op in):

o Identificatie van specifieke genen in relatie tot een specifieke (persoonlijkheids- of

psychologische) trek: vb. DRD4 (codeert voor dopaminereceptor)

Bepaalde varianten van dit gen gelinkt aan novelty seeking

o 2 technieken:

Associatie analyse: associatie tussen gen en trek (vb. DRD4)

Kritiek!

Recente meta‐analyse: betrouwbare associatie tussen DRD4 en

Novelty seeking

Linkage analyse: lokaliseren van genen (adhv familie‐stambomen)

Indien genen dicht bij elkaar liggen, is er een grotere kans

dat ze samen worden doorgegeven bij de celdeling (hoe

kleiner de kans dat ze gaan splitsen en dus grotere kans dat

ze bij elkaar zullen blijven in de volgende generaties)

dit gebruikt men om bepaalde genen te lokaliseren die te

maken hebben met een specifieke ziekte

BASISBEGRIPPEN: KWANTITATIEVE GENETICA

Bestudeert trekken die door verschillende genen (combinaties) + omgevingsfactoren

worden beïnvloed

4 assumpties:

o Genetische verschillen leiden tot fenotypische verschillen

o Niet‐genetische verschillen kunnen ook leiden tot fenotypische variatie

Page 66: PERSOONLIJKHEIDS...Bronnen 23 Zelfrapportering 23 Observer ratings 23 Methoden 24 ... Definiëring forensische psychologie 197 Predictie van geweld 198 2. Conceptualisatie psychopathie

Bio

log

isch

e th

eori

eën

/ben

ader

ing

van

per

soo

nlij

khei

d

56

o Als genetische factoren belangrijk zijn, dan varieert het fenotype naargelang de

genetische similariteit

Naarmate men meer genetisch verwant zijn, zal er een sterker genetisch

effect optreden en zullen er minder verschillen zijn

o Als gedeelde omgevingsfactoren belangrijk zijn, dan varieert het fenotype

naargelang het samenleven van individuen

Kwantitatieve genetica: de traditionele additieve assumptie

Fenotype = erfelijkheid + omgeving = 100% verklaarde variantie

Genetische overerfbaarheid: proportie gedeelde variantie tussen ouder – kind voor bepaalde

trek

Schatting op populatieniveau van gemiddelde proportie van de variantie in gedrag die door

genetische factoren bepaald wordt (zie cursus ontw psy II (H4))

o Specifieke schatting van erfelijkheid enkel geldig voor:

Een bepaalde groep

Op één tijdstip

In zekere omstandigheden

SCHATTING VAN ERFELIJKHEIDSVARIANTIE VOLGENS KLASSIEKE METHODE: 5 UITGANGSPUNTEN

Gen‐omgevingscorrelatie is verwaarloosbaar klein

Non‐additieve effecten zijn klein (dominantie, epistasis)

Er bestaat geen correlatie tussen beide ouders voor een bepaalde trek (cfr. geen assortative

mating: het kiezen van een partner in functie van je eigen persoonlijkheidstrekken, en dan is

er wel een correlatie voor bepaalde eigenschappen)

o Assortative mating: lichaamslengte, IQ, …

Omgevingsgelijkheid is dezelfde voor monozygote en dizygote tweelingen

Gegevens over tweelingen kan men generaliseren naar niet-tweelingen populaties

METHODEN VOOR BESCHRIJVEN VAN GENETISCHE OVERERFBAARHEID VAN PERSOONLIJKHEID

Selective breeding (bij dieren): het selectief fokken van bepaalde rassen en kijken wat het

effect is van bepaalde genen

Familiestudies: 50% gedeelde genen binnen families (moeder-kind, vader-kind, kinderen

onderling)

Tweelingenstudies: monozygote (100%) vs dizygote (50%) tweelingen

o Simplistisch: verschillen tussen monozygote tweelingen = te wijten aan omgeving

Adoptiestudies: geen genetische effecten

o Sterke gelijkenissen tussen adoptiekinderen = te wijten aan omgeving

Combinatie van deze studies: assessment van genetische overerfbaarheid

Geen biologische maten: interviews en vragenlijsten die peilen naar biologische trekken

Wel o.b.v. persoonlijkheidsmaten (observatie, interview, vragenlijst)

Focus huidige les: FFM en model van Eysenck

Page 67: PERSOONLIJKHEIDS...Bronnen 23 Zelfrapportering 23 Observer ratings 23 Methoden 24 ... Definiëring forensische psychologie 197 Predictie van geweld 198 2. Conceptualisatie psychopathie

Bio

log

isch

e th

eori

eën

/ben

ader

ing

van

per

soo

nlij

khei

d

57

FAMILIE‐STUDIES

Makkelijk beschikbaar maar

Minst informatief:

o Elke ouder met elk kind: 50%

o Alle kinderen onderling: 50% weinig differentiatie

o Delen niet alleen genen, maar ook omgevingsinvloeden (zorgt opnieuw voor

soort vertroebeling)

TWEELINGENSTUDIES

Tweelingen vormen geen homogene groep: monozygote en dizygote tweelingen

Monozygoot vs dizygoot: identiek vs gemiddeld 50% zelfde genenmateriaal

Zygositeitsbepaling:

o Onderzoek van de moederkoek (vb. Oost‐Vlaams twinregister): niet 100% sluitend

o Zygositeitsvragenlijst

Designs:

o Samen opgevoed vs apart opgevoed

o Prospectief (cfr Paula & Elyse) vs retrospectief (Bouchard)

Paula en Elyse: geadopteerd en bewust sterk uit elkaar getrokken in

termen van omgeving

Kritiek: overrepresentatie genetische rol, cfr. tweelingen hebben meer gelijke omgeving i.t.t.

siblings

Fenotypische variantie = erfelijkheid + omgeving = 1

Dit betekent:

o rMZ = h2 + c2

o rDZ = ½ h2+c2

Page 68: PERSOONLIJKHEIDS...Bronnen 23 Zelfrapportering 23 Observer ratings 23 Methoden 24 ... Definiëring forensische psychologie 197 Predictie van geweld 198 2. Conceptualisatie psychopathie

Bio

log

isch

e th

eori

eën

/ben

ader

ing

van

per

soo

nlij

khei

d

58

Het verschil in overeenkomst tussen monozygote en dizygote twins reflecteert dus de helft

van het genetisch effect traditionele methode voor de schatting van de genetische

variantie

o Dat wil zeggen: h2 = 2(rMZ ‐ rDZ)

Verklaring formule

rMZ = h2 + c2

o rMZ: correlatie tussen paren MZ tweelingen

o h2: erfelijkheidsvariantie

o c2: gemeenschappelijke omgevingsvariantie

rDZ = ½ h2+c2

o rDZ: correlatie tussen paren DZ tweelingen

o h2: erfelijkheidsvariantie

o c2: gemeenschappelijke omgevingsvariantie

Hieruit blijkt:

o c2 = rMZ‐h2

o h2 = 2(rMZ‐rDZ) zie ook schattingen tabel eerder

= verschil in correlatie tussen MZ en DZ reflecteert de helft van het genetisch

effect

c2 = rMZ ‐ h2

rDZ = ½ h2 + c2

rDZ = ½ h2 + rMZ – h2

h2 – ½ h2 = rMZ – rDZ

½ h2 = rMZ – rDZ

h2 = 2 (rMZ – rDZ)

Correlaties VFM‐dimensies tussen monozygote en dizygote samenopgevoede tweelingen

(Riemann et al., 1997)

Erfelijkheidsschatting volgens de klassieke methode

56% van de trek extraversie is genetisch bepaald (binnen die bepaalde groep op dat bepaald

moment)

Correlaties voor Extraversie en Neuroticisme (Eysenck) voor MZ en DZ samenopgevoede

tweelingen in 3 verschillende landen (Loehlin, 1989)

Page 69: PERSOONLIJKHEIDS...Bronnen 23 Zelfrapportering 23 Observer ratings 23 Methoden 24 ... Definiëring forensische psychologie 197 Predictie van geweld 198 2. Conceptualisatie psychopathie

Bio

log

isch

e th

eori

eën

/ben

ader

ing

van

per

soo

nlij

khei

d

59

Erfelijkheidsschattingen voor de basisdimensies van persoonlijkheid, gebaseerd op major twin

studies

Correlaties voor persoonlijkheid bij MZ en DZ tweelingen (apart en samen opgevoed)

Scatterplot lichaamslengte voor monozygote samen opgevoede tweelingen

Page 70: PERSOONLIJKHEIDS...Bronnen 23 Zelfrapportering 23 Observer ratings 23 Methoden 24 ... Definiëring forensische psychologie 197 Predictie van geweld 198 2. Conceptualisatie psychopathie

Bio

log

isch

e th

eori

eën

/ben

ader

ing

van

per

soo

nlij

khei

d

60

Scatterplot novelty seeking MZ samen‐opgevoede tweelingen

Correlaties tussen geadopteerd kind en zijn/haar biologische en adoptie‐ouder

DE TRADITIONELE SCHATTINGSMETHODE: PROBLEMEN

Geen directe meting omgevingscomponent

Schatting van omgevingscomponent (100 – h2) houdt geen rekening met error/foutvariantie

Indien erfelijkheidscomponent groot, neemt men per definitie aan dat omgevingseffect klein

is, en omgekeerd (want som = altijd 1)

Van persoonlijkheid = genen + omgeving

Naar persoonlijkheid = genen + en x omgeving

Integratieve gedragsgenetische benadering

Houdt rekening met:

o Verschillende types genetische variantie

Additief

Non‐additief (dominantie, epistasis)

o Assortative mating

o Gedeelde en niet‐gedeelde omgeving

Within family factors

Outside family factors

o Gen‐omgevingscorrelaties en interacties

Page 71: PERSOONLIJKHEIDS...Bronnen 23 Zelfrapportering 23 Observer ratings 23 Methoden 24 ... Definiëring forensische psychologie 197 Predictie van geweld 198 2. Conceptualisatie psychopathie

Bio

log

isch

e th

eori

eën

/ben

ader

ing

van

per

soo

nlij

khei

d

61

ASSORTATIVE MATING

Basisassumptie: random partnerkeuze ~ random genetische similariteit

o Dus wanneer assortative mating: kinderen zullen meer op elkaar trekken dan die

50%

Random keuze draagt bij tot genetische variatie van de populatie

Maar: partnerkeuze i.f.v. gelijkaardige kenmerken:

o Fysieke karakteristieken (lichaamslengte!)

o Cognitieve capaciteiten (IQ)

o Persoonlijkheid

o Psychopathologie

Verhoogt de similariteit tussen eerstegraadsverwanten

Impliceert een onderschatting van de genetische contributie, want assortative mating draagt

bij tot de correlatie tussen dizygote twins

Niet van belang bij monozygote twins (zijn al 100% gelijk)

OMGEVING?

Indien 50% genetisch, wat dan met omgeving?

Gemeenschappelijke/gedeelde omgeving: consistent laag (5 à 10 %) cfr. lage similariteit

tussen geadopteerde kinderen

o KRITIEK: methodologisch effect (hangt af van vragenlijsten of interviews)

Wel groter gedeeld omgevingseffect voor attitudes/religie/politieke oriëntatie en voor

roken/drinken (en klein voor specifieke trekken)

Niet‐gedeelde omgeving (inclusief foutvariantie): significant, maar wisselende resultaten

GEDEELDE VS UNIEKE OMGEVINGSVARIANTIE

Historisch perspectief (Eysenck):

o Gedeelde omgeving slechts kleine bijdrage tot persoonlijkheid

o Belang van unieke omgeving

Huidige empirische evidentie: ‘within’ en ‘outside’ family factors

o WITHIN FAMILY FACTORS:

Passief model

Child‐effects model

Parent‐effects model

o OUTSIDE FAMILY FACTORS:

Context‐specifieke socialisatie

Socialisatie buitenshuis

Transmissie van cultuur via groepsprocessen

UNIEKE WITHIN‐FAMILY FACTOREN (MODEL VAN REISS)

Passief model:

o Klemtoon op algemene genetische overlap ouder‐kind

o Geen aandacht voor andere of interagerende factoren

Page 72: PERSOONLIJKHEIDS...Bronnen 23 Zelfrapportering 23 Observer ratings 23 Methoden 24 ... Definiëring forensische psychologie 197 Predictie van geweld 198 2. Conceptualisatie psychopathie

Bio

log

isch

e th

eori

eën

/ben

ader

ing

van

per

soo

nlij

khei

d

62

Child‐effects model:

o Kind = actor, ouders = reactor

o Gen veroorzaakt gedrag bij kind

o Gedrag kind veroorzaakt hetzelfde/gelijkaardig gedrag ouder

o Gedrag ouder niet als oorzaak van gedrag kind

= child‐driven effect (Harris, 1995): ouders reageren anders naargelang persoonlijkheid van het kind

o Ouderlijk gedrag gezien als resultante van het gedrag dat het kind zelf stelt

o Positieve feedback lus

Actief kind ouders stimuleren actief gedrag meer actief gedrag

o Negatieve feedback lus

Actief kind ouders beperken actief gedrag minder actief gedrag

Parent‐effects model:

o Ouders = actor, kind = reactor

o Gedrag ouder als respons op gedrag kind in overeenstemming met eigen

genetische make up

o Respons ouder lokt gedrag uit bij het kind cfr. genetische make up van het kind

Within family effects leidt tot bias bij schatting erfelijkheid!

o Overschatting erfelijkheid bij negatieve feedback loop

Kinderen afgeremd in hun eigen zijn, waardoor ze meer op elkaar gaan

lijken

Die gelijkenis wordt toegeschreven aan het genetisch effect

overschatting

o Onderschatting erfelijkheid bij positieve feedback loop

Stimuleren om nog meer zich te gaan gedragen zoals ze intuïtief zijn

omgevingseffect ouders en onderschatting erfelijkheidseffect

Reiss’ three models of genetic transmission

Page 73: PERSOONLIJKHEIDS...Bronnen 23 Zelfrapportering 23 Observer ratings 23 Methoden 24 ... Definiëring forensische psychologie 197 Predictie van geweld 198 2. Conceptualisatie psychopathie

Bio

log

isch

e th

eori

eën

/ben

ader

ing

van

per

soo

nlij

khei

d

63

UNIEKE OUTSIDE FAMILY FACTOREN

Basis: groeps‐socialisatie theorie

o Bv. genderrol

Ontwikkeling van sociale identiteit o.b.v. in‐en out‐groups waar we onszelf al of niet toe

rekenen

Sociale groepen = unieke omgevingsfactor met invloed op persoonlijkheid

Verschillende aspecten van beïnvloeding:

o Context‐specifieke socialisatie

o Socialisatie buitenshuis: identificatie met bepaalde sociale groepen (attitudes,

normen)

o Transmissie van cultuur via groepsprocessen: persoonlijkheid kind als resultant

van interacties met sociale identiteit van onze ouders

o Groepsprocessen die verschillen tussen sociale groepen versterken

Erfelijkheid versus omgeving?

Erfelijkheid van trekken verantwoordelijk voor stabiliteit

Maar: hoe interageren trekken met omgeving i.f.v. het produceren van gedrag?

o Gen‐omgevingscorrelatie

o Gen‐omgevingsinteractie

o Omgevingsmodulatie

GEN‐OMGEVINGSCORRELATIES

Verschillende genotypes worden op verschillende wijze blootgesteld aan omgevingen

Correlatie kan negatief of positief zijn

Soorten:

o Passief: ouders geven bv. hoog neurotische genen door, maar creëren tevens een

neurotische omgeving

o Reactief: genetische dispositie kind lokt specifiek gedrag uit bij omgeving

o Actief: kind zoekt actief een bepaalde omgeving op die past bij zijn/haar

genetische dispositie

Komt vaak voor binnen werkcontexten: zoeken context die past bij hun

persoonlijkheid

Filmpje: big 5 persoonlijkheidstest afgenomen en dan beroepsgroepen

indelen en linken aan de scores die men behaalde

GEN X OMGEVINGSINTERACTIES

Individuen met verschillend genotype antwoorden verschillend op eenzelfde omgeving

o ATS = antisociale persoonlijkheid

o MAO-A: moderator (enkel bij dan is er sprake van een ATS)

Page 74: PERSOONLIJKHEIDS...Bronnen 23 Zelfrapportering 23 Observer ratings 23 Methoden 24 ... Definiëring forensische psychologie 197 Predictie van geweld 198 2. Conceptualisatie psychopathie

Bio

log

isch

e th

eori

eën

/ben

ader

ing

van

per

soo

nlij

khei

d

64

Enkel kinderen met laag MAO‐A gehalte ontwikkelen ATS persoonlijkheid. Replicatie over

studies heen (Caspi et al., 2003: Jang et al., 2005) hertekenen van idee omtrent rechtstreekse

overerving van ATS persoonlijkheid

Gedragsgenetica en het FFM: samenvatting

Twee verschillende invalshoeken:

o Meta‐analyse

o Rechtstreekse meting met een VFM instrument

Bevindingen consistent:

o Genetisch effect FFM: 35 tot 50/60 procent (vooral E en N) maar: schattingen

op populatieniveau

Activity level: gemeten met een actometer: (GOSAT study): erfelijkheidscomponent .40

Psychopathie trekken (Blonigen et al., 2003)

o Vb. Gevoelloosheid: MZ: .34 – DZ: ‐.16

o Vb. Onbevreesd: MZ: .54 – DZ: .03

Morningness‐eveningness ook heel sterk genetisch bepaald

Impulsiviteit

MIJLPAAL‐ONDERZOEK NAAR ERFELIJKHEID VAN FFM‐FACETTEN (JANG ET AL., 1998)

Steekproef: Canadese en Duitse steekproeven MZ en DZ twins

Resultaten: (self‐reports NEO PI‐R):

o Genetische en omgevingsinvloeden: zelfde type en grootte‐orde van het

genetisch effect over beide culturen heen (26/30 facetten)

o Residuele facetscores:

Additief genetische schatting van 25 tot 65 procent;

Geen effect van common environment, wel unieke omgeving

Argumenten voor hiërarchisch model van persoonlijkheid:

o Facetten zijn meer dan een operationalisatie van de factor waarop ze laden (meer

dan zomaar een indicator)

o Constructen met erfelijke en dus biologische basis

Page 75: PERSOONLIJKHEIDS...Bronnen 23 Zelfrapportering 23 Observer ratings 23 Methoden 24 ... Definiëring forensische psychologie 197 Predictie van geweld 198 2. Conceptualisatie psychopathie

Bio

log

isch

e th

eori

eën

/ben

ader

ing

van

per

soo

nlij

khei

d

65

Page 76: PERSOONLIJKHEIDS...Bronnen 23 Zelfrapportering 23 Observer ratings 23 Methoden 24 ... Definiëring forensische psychologie 197 Predictie van geweld 198 2. Conceptualisatie psychopathie

Bio

log

isch

e th

eori

eën

/ben

ader

ing

van

per

soo

nlij

khei

d

66

examen: gewoon weten wat er uit die studie is gekomen, wat die heeft betekend

MINNESOTA STUDY TWINS REARED APART

Studie van 45 MZ en 26 DZ apart opgevoede tweelingen

Hoge correlaties, ook voor attitudes (zie tabel onder)

sterk genetische effecten

Page 77: PERSOONLIJKHEIDS...Bronnen 23 Zelfrapportering 23 Observer ratings 23 Methoden 24 ... Definiëring forensische psychologie 197 Predictie van geweld 198 2. Conceptualisatie psychopathie

Bio

log

isch

e th

eori

eën

/ben

ader

ing

van

per

soo

nlij

khei

d

67

ADDITIONELE BEVINDINGEN VANUIT GEDRAGSGENETISCH OZ:

Attitudes:

o Traditionalisme: zie vorige slide

o Conservatisme: sterk genetisch, reeds observeerbaar vanaf 12 jaar

Beroepsvoorkeuren:

o Aspecten van jobs gelijker beoordeeld in termen van aantrekkelijkheid door

genetische verwanten dan door genetisch niet‐gerelateerden

Klassiek voorbeeld: geneeskunde (over generaties heen vak dat

terugkeert: sterke voorkeur voor)

o Ondernemerschap

Religiositeit: stijging genetische invloed van adolescent naar volwassenheid

Drinken en roken:

o Roken: 50% genetische invloeden (initiation + persistence)

o Alcoholgebruik én alcoholisme: erfelijkheidscomponent is .50 of groter

Kans op geslaagd huwelijk

HAPPY MARRIAGE MAY BE ALL IN YOUR GENES

A study of married people and their genotypes over 13 years found that people with a certain type

of gene variant are less likely to tolerate emotional discord in their marriage, while people with a

different type of variant were less bothered by it.

Blijvend goed voelen in een huwelijk te maken met een bepaald gen dat te maken heeft

met excitatie/ergernis t.o.v. de partner

GENES AND ALCOHOLISM

Researchers have discovered a gene that regulates alcohol consumption and when faulty can

cause excessive drinking. They have also identified the mechanism underlying this phenomenon.

The study showed that normal mice show no interest in alcohol and drink little or no alcohol when

offered a free choice between a bottle of water and a bottle of diluted alcohol. However, mice

with a genetic mutation to the gene Gabrb1 overwhelmingly preferred drinking alcohol over

water, choosing to consume almost 85% of their daily fluid as drinks containing alcohol ‐‐ about

the strength of wine.

RECENTE BEVINDINGEN VANUIT DE MINNESOTA TWIN FAMILY STUDY

Partnerkeuze genetisch?

o Hebben twins gelijkaardige partners? Gelijkenis partners = random paren

o Vinden ze elkaars partner aantrekkelijk? 2/3 niet

Partnerkeuze = random (er speelt geen genetisch effect)

Gelijkenissen vs verschillen naarmate twins ouder worden? Minder gelijk voor fysieke

kenmerken; meer voor vaardigheden (enkel MZ) MZ sterven op meer gelijke leeftijd; DZ meer

op verschillende leeftijd

Page 78: PERSOONLIJKHEIDS...Bronnen 23 Zelfrapportering 23 Observer ratings 23 Methoden 24 ... Definiëring forensische psychologie 197 Predictie van geweld 198 2. Conceptualisatie psychopathie

Bio

log

isch

e th

eori

eën

/ben

ader

ing

van

per

soo

nlij

khe

id

68

GENERATION R STUDY

Prospectieve cohorte‐studie in Rotterdam, Nederland (N= 7893)

Foetale groei ‐ ontwikkeling ‐ gezondheid baby’s gevolgd vanaf conceptie

Genetische en omgevingsdeterminanten

DNA uit navelstrengbloed

Verschillende genetische onderzoekslijnen

Voorbeeld examenvraag

De stelling dat vijftig procent van onze persoonlijkheid erfelijk bepaald is, impliceert dat

A. De persoonlijkheid van elk menselijk wezen voor vijftig procent voortvloeit uit genetische

invloeden

a. Fout: is op het niveau van de populatie, is niet voor iedereen zo!

B. Biologische broertjes en zusjes binnen hetzelfde gezin doorgaans .50 met elkaar

correleren voor persoonlijkheidstrekken

a. Fout

C. De genetische overerfbaarheid van persoonlijkheid gemiddeld gezien geschat wordt op

vijftig procent

a. Juist

D. Vijftig procent van alle persoonlijkheidstrekken verklaard wordt door het onafhankelijk en

epistatisch effect van genen

a. Fout: nonsens !

Page 79: PERSOONLIJKHEIDS...Bronnen 23 Zelfrapportering 23 Observer ratings 23 Methoden 24 ... Definiëring forensische psychologie 197 Predictie van geweld 198 2. Conceptualisatie psychopathie

Per

soo

nlij

khei

dso

ntw

ikke

ling

69

Persoonlijkheidsontwikkeling

Temperament vs persoonlijkheid

2 centrale constructen: stabiliteit vs verandering

Wat is persoonlijkheidsontwikkeling?

Continuïteiten en verandering in persoonlijkheid

Verschillende vormen stabiliteit

o Rang‐orde

o Mean‐level

o Coherence

o Ipsatieve

Stabiliteit of verandering?

Is persoonlijkheid stabiel of is het een construct dat voortdurend verandert?

Beiden:

o Continuïteit/stabiliteit: genetisch‐biologisch + bijdrage van de omgeving

o Verandering: omgeving

De meeste mensen ondervinden doorheen hun leven weinig verandering in hun

persoonlijkheid

o Studies: meeste mensen vinden van zichzelf dat ze doorheen hun leven niet

zoveel veranderen qua persoonlijkheid

~ persoonlijkheid: aanhoudende, relatief duurzame patronen van denken, voelen en

handelen

Onveranderlijkheid ≠ onveranderbaarheid

~ het niet veranderen van de persoonlijkheid na intensieve pogingen daartoe, vb.

behandeling PD

Verandering:

o True change >< Measurement error?

Binnen in onze change is er altijd een proportie true change en een

proportie measurement error

o Random of gerichte verandering?

Stabiliteit: Gekleurd door perceptie van de informant?

o De perceptie die de ouder heeft over het kind, dat cognitief idee zal meespelen in

de latere beoordelingen van dat kind

Types van continuïteit

Differentiële continuïteit (= rangordestabiliteit):

o Verwijst naar stabiliteit in scores t.o.v. de referentiegroep: het behouden van een

bepaalde positie in de groep (gelijk blijven van de rangorde)

o Zo niet: differentiële verandering of discontinuïteit

Page 80: PERSOONLIJKHEIDS...Bronnen 23 Zelfrapportering 23 Observer ratings 23 Methoden 24 ... Definiëring forensische psychologie 197 Predictie van geweld 198 2. Conceptualisatie psychopathie

Per

soo

nlij

khei

dso

ntw

ikke

ling

70

o ~ Rangorde van personen binnen een groep over de tijd

o Uitgedrukt in correlatie

o Onafhankelijk van absolute continuïteit (mean‐level)

Er kan differentiële stabiliteit zijn samen met mean-level verandering

(verandering van de groep als gemiddelde)

Absolute continuïteit: vergelijking van de gemiddelde score van een groep/populatie over de

tijd

o Voorwaarde 1: meting zelfde trek op meerdere tijdstippen

Longitudinaal (groep volgen van bv. 3e naar 5e jaar) of cross‐sectioneel

design (bv. 3e en 5e jaars)

Interessant perspectief: cross‐cultureel design

Verschillende culturen geven op unieke wijze vorm aan persoonlijkheid

Integratie van cultuur biedt juistere interpretatie van cross‐sectionele

vergelijkingen

o Voorwaarde 2: structurele continuïteit (zie voorbeeld verderop)

Structurele continuïteit: similariteit van de covariantiematrix over leeftijd ~ structurele

variatie = ontwikkelingstransformatie van het construct

o Wordt onderzocht met SEM: fit van 2 modellen vergelijken:

Model 1: correlaties vrij geschat voor elk tijdstip

Model 2: correlaties als gelijkend beschouwen voor elk tijdstip

Coherence: mate waarin onderliggende trek over de tijd stabiel blijft, terwijl de fenotypische

manifestatie kan veranderen

Ipsatieve continuïteit: stabiliteit van de configuratie en de organisatie van trekken binnen

het individu en over de tijd

o Blijven tonen van een bepaald type persoonlijkheid op verschillende tijdstippen

INFORMATIEVE DESIGNS

Cross‐sectioneel design:

o 2 verschillende groepen vergelijken op hetzelfde tijdstip

o Vb. eerstejaars en laatstejaars in 2002

Longitudinaal design:

o Dezelfde groep vergelijken op 2 tijdstippen

o Vb. eenzelfde groep bestuderen met tussentijd van 5 jaar

Page 81: PERSOONLIJKHEIDS...Bronnen 23 Zelfrapportering 23 Observer ratings 23 Methoden 24 ... Definiëring forensische psychologie 197 Predictie van geweld 198 2. Conceptualisatie psychopathie

Per

soo

nlij

khei

dso

ntw

ikke

ling

71

VOORBEELD STRUCTURELE CONTINUÏTEIT JONGVOLWASSENEN (ROBINS ET AL, 2001, N=270)

Manier waarop dimensies onderling met elkaar gecorreleerd zijn, moet stabiel blijven

o Structurele verandering: ontwikkelingstransformatie van het construct

5 kolommen met elk van de 5 dimensies

o Diagonaal: 2 puntjes

o Onder de diagonaal: intercorrelaties tussen de 5 factoren van het FFM

o Boven de diagonaal: correlaties tussen de dimensies 5 jaar later

o Wordt getoetst aan de hand van structurele vergelijkingsmodellen (SEM)

3 analyseniveaus

Populatie

o Universele veranderingen, algemene trends

Vb. stijging seksuele interesse naarmate men ouder wordt, daling

risico‐gedrag

Groep

o Ontwikkelingsverschillen tussen groepen (sekse, cultuur, persoonlijkheid)

Bv. impulsiviteit gaat minder sterk dalen bij mannen dan bij vrouwen

Individu

o Verandering voorspellen o.b.v. individuele verschillen in persoonlijkheid

Persoonlijkheid als predictor nemen voor latere verschillen

Zijn deze vroege persoonlijkheidskarakteristieken stabiel?

Page 82: PERSOONLIJKHEIDS...Bronnen 23 Zelfrapportering 23 Observer ratings 23 Methoden 24 ... Definiëring forensische psychologie 197 Predictie van geweld 198 2. Conceptualisatie psychopathie

Per

soo

nlij

khei

dso

ntw

ikke

ling

72

Algemene evidentie voor het belang van vroege individuele verschillen: de

Dunedin study (Caspi, 2000)

Epidemiologische studie van een geboortecohorte:

o °1 april 1972 – 31 maart 1973 in Dunedin

o Perinatale data + assessments op 3, 5, 7, 9, 11, 13, 15, 18, 21,..jaar

Kinderen van bij de geboorte getaxeerd score

Daarnaast ook bevraagd op al die verschillende leeftijden (laatste meting:

38 jaar)

Zowel kinderen als ganse netwerk bevraagd: ouders, partners,

peers, …

o N=1.037 (52% mannen, 48 % vrouwen; 91 % participatie)

o Alle assessments: 60 dagen rond hun verjaardag

o Fysieke en psycho‐sociale modules

o Psychiatrisch onderzoek

o Individuen + hun interpersoonlijk netwerk

UNIEKE KENMERKEN

Prospectieve longitudinale studie

Zeer beperkte uitval: 97‐98% participeert

Multidisciplinair team: verschillende predictoren + veel criteria

Grote steekproef: controle voor confounders (intelligentie, SES, …) en representatief

onderzoek van sexe‐verschillen

Page 83: PERSOONLIJKHEIDS...Bronnen 23 Zelfrapportering 23 Observer ratings 23 Methoden 24 ... Definiëring forensische psychologie 197 Predictie van geweld 198 2. Conceptualisatie psychopathie

Per

soo

nlij

khei

dso

ntw

ikke

ling

73

Huidige fase: assessment op 38‐jarige leeftijd; focus op cardiovasculaire status en andere

gezondheidsparameters

HUIDIGE LOCATIE VAN DEELNEMERS

Om aan te tonen hoeveel moeite ze doen om die mensen te blijven onderzoeken

CENTRALE BEVINDING

Observatie van 3‐jarige kinderen

o 90‐minuten / strange‐situation test

o Beoordeling op 22 gedragsschaaltjes

Cluster analyse: 3 clusters:

o ‘Goed aangepaste’ cluster, veerkrachtig: zelf‐controle, zelfvertrouwen, niet

overstuur bij confrontatie met nieuwe elementen

o ‘Geremde’ cluster: sociaal teruggetrokken, angstig, niet op gemak bij vreemde

mensen

o ‘Ongecontroleerde’ cluster: impulsief, rusteloos, negatief, onvoorspelbaar in

reactie

TYPES OP 3‐JARIGE LEEFTIJD VOORSPELLEN…

Persoonlijkheidsstructuur op 18 (zelf) en 21 (peer)

o Bv. overgecontroleerde kinderen op 21 jaar vaker beoordeeld als hoogneurotisch

Kwaliteit van de sociale relaties op leeftijd van 21 jaar, met familie en in liefdesrelaties

Sociale ondersteuning (materieel, mentaal en emotioneel) tijdens de jongvolwassenheid

o Ondergecontroleerd: zeer laag

o Overgecontroleerd: zeer hoog

Werk‐werkloosheid

o Veerkrachtige kinderen: stabiele werkomgeving

o Ongecontroleerde kinderen: veel vaker werkloos

Psychiatrische stoornissen tijdens de jongvolwassenheid (DSM‐III, psychiatrisch interview)

Crimineel gedrag (zelfrapportering + strafblad)

Page 84: PERSOONLIJKHEIDS...Bronnen 23 Zelfrapportering 23 Observer ratings 23 Methoden 24 ... Definiëring forensische psychologie 197 Predictie van geweld 198 2. Conceptualisatie psychopathie

Per

soo

nlij

khei

dso

ntw

ikke

ling

74

o Ook m.b.v. een soort objectieve maat: het strafblad (wel/niet hebben + aantal

records)

BIJDRAGE DUNEDIN STUDY

Pionierstudie m.b.t. betekenis van vroege individuele verschillen (gedragsschalen) voor later

functioneren

Eerste grootschalige evidentie: sterke associatie tussen temperament op 3 jarige leeftijd en

multipele, onafhankelijke indexen van functioneren op latere leeftijd/in verschillende

contexten

PSYCHOMETRISCHE TEKORTKOMINGEN

Geen modelmatige representatie van vroege individuele verschillen:

o Temperament?

o Persoonlijkheid?

Aanleiding om deze terreinen verder te gaan uitbouwen

Bemoeilijkt onderzoek naar specifieke types van continuïteit

Hoe meer systematisch onderzoeken?

= Verschillende types van continuïteit in verschillende leeftijdsfasen a.d.h.v. specifieke maten

Stabiliteit en verandering van individuele verschillen in baby‐en

peutertijd: hoe meten?

Temperamentsmodellen

o Thomas & Chess

o Buss & Plomin

o Rothbart & Derryberry

Temperament als basis voor individuele verschillen

Temperamentsmodellen >< Behaviorisme

Psychodynamica

o Men gaat uit van aangeboren patronen: aangeboren reactiepatronen los van of

i.t.t. die extern sturende factoren

Aangeboren/primaire reactiepatronen >< externe factoren die ontwikkeling van kind sturen

Genetische invloed

Stabiel over tijd

Temperamentsmodellen

Geen consensus tussen modellen:

o Aard en aantal dimensies

o Verschillende klemtoon op emotionele ‐ en aandachtsprocessen

o Verschillende onderzoekstradities: vragenlijsten / observaties

heterogeniteit die je terugvindt in die temperamentstraditie

Page 85: PERSOONLIJKHEIDS...Bronnen 23 Zelfrapportering 23 Observer ratings 23 Methoden 24 ... Definiëring forensische psychologie 197 Predictie van geweld 198 2. Conceptualisatie psychopathie

Per

soo

nlij

khei

dso

ntw

ikke

ling

75

THOMAS & CHESS: NEGEN‐DIMENSIONEEL SYSTEEM

Negen dimensies relevant voor psychologische ontwikkeling (9 constructen die een aspect

van temperament op jonge leeftijd gaan omschrijven):

o Activity‐level (tempo, kracht, …)

o Adaptability (al of niet makkelijk aanpassen aan verandering in de omgeving)

o Approach‐withdrawal (mate waarin kinderen zelf op zoek gaan naar nieuwe

prikkels, of die zich daarvan terugtrekken)

o Regularity /rhytmicity (mate waarin kinderen een soort voorspelbaar patroon

gaan vertonen in termen van biologische functies: slapen, waken, eten, …)

o Threshold of responsiveness (de hoeveelheid externe stimuli die nodig is om te

reageren)

o Intensity of reaction (de intensiteit waarmee een kind gaat reageren op een

prikkel, zowel intern als extern)

o Quality of mood (mate waarin kinderen veel positief of negatief affect vertonen)

o Distractibility (snelle afleidbaarheid vs. blijven spelen, zich niet laten afleiden)

o Task persistence (het doorzetten en het aandacht blijven houden voor hetgeen

waar men mee bezig is)

Vragenlijsten voor baby’s tot lagere schoolleeftijd; multi‐informant

New York Longitudinal Study (NYLS): doorbraak in de ontwikkelingspsychologie en

pediatrie

Temperament: het hoe‐aspect van gedrag

o De manier waarop kinderen zich uiten

Klemtoon op:

o Stilistische component van temperament

o Reciprociteit kind – omgeving

Uniek

Introductie concept:

o “Goodness‐of‐fit”

Stelt dat een kind altijd een goede of minder goede fit heeft met de

omgeving, en die fit gaat bepalen hoe het kind zich gaat gedragen:

probleemgedrag = teken van misfit tussen kind en omgeving

o “Easy/difficult temperament”

Page 86: PERSOONLIJKHEIDS...Bronnen 23 Zelfrapportering 23 Observer ratings 23 Methoden 24 ... Definiëring forensische psychologie 197 Predictie van geweld 198 2. Conceptualisatie psychopathie

Per

soo

nlij

khei

dso

ntw

ikke

ling

76

De drie configuraties van persoonlijkheidseigenschappen bij jonge kinderen volgens Thomas

& Chess (1977)

Thomas & Chess: kritiek

Weinig empirische evidentie voor negen‐dimensionele structuur

o Blijkt niet zo te zijn je krijgt niet 9, maar 4 dimensies

o Eerste belangrijke kritiek: die structuur van temperament is niet zo

gedifferentieerd als zij zeggen

FA: vier dimensies: irritable distress, social inhibition, activity en attention

Onderwaardering voor emotionele en motivationele componenten van temperament (kijken

niet waarom een kind zich zo gaat gedragen)

o Intensiteit/ snelheid van de reactie

o Duur van de reactie

BUSS & PLOMIN’S EAS(I) MODEL

Aanpassing van het Thomas & Chess model : temperament als ontwikkelingsvoorloper van

volwassen persoonlijkheid (leggen de link met later)

5 criteria voor een temperaments‐trek:

o Erfelijk

o Relatief stabiel tijdens kindertijd

o Continuïteit tot in de volwassenheid

o Evolutionair adaptieve functie

o Terug te vinden bij genetisch verwante diersoorten (apen)

Aanvankelijk 4 dimensies:

o Emotionaliteit: intensiteit van emoties

Doorheen het 1e levensjaar beschouwen zijn emotionaliteit als één

gegeven, component van emotionaliteit

Later (peutertijd): onbehagen, angst en woede meer differentiatie

o Activiteit: kwantiteit van motorische activiteit (ook hier: tempo en kracht)

o Sociabiliteit: voorkeur om bij anderen te zijn

o Impulsiviteit hebben ze op een bepaald moment weggelaten uit hun model

Page 87: PERSOONLIJKHEIDS...Bronnen 23 Zelfrapportering 23 Observer ratings 23 Methoden 24 ... Definiëring forensische psychologie 197 Predictie van geweld 198 2. Conceptualisatie psychopathie

Per

soo

nlij

khei

dso

ntw

ikke

ling

77

3‐ of 4‐factorenstructuur bevestigd in onderzoek

ICC van EAS dimensies voor MZ tweelingen > DZ tweelingen: evidentie voor

gedragsgenetische basis (ook voor impulsiviteit!)

ROTHBART & DERRYBERRY

Stylistische component emotie, motivatie, en aandacht

Centrale componenten:

o Reactiviteit: fysiologisch excitatorische mechanisme in neuraal systeem

De eersten die de link van dat neurologische naar temperament

gelegd hebben

Emotionaliteit: positieve vs negatieve emoties

Activiteit

o Zelf‐regulatie: modulatie van automatische activiteit

Aandachtsprocessen: vigilantie, switchen van aandacht, aandacht voor

semantische informatie

Inhibitie: de mate waarin kinderen bepaald gedrag kunnen inhiberen als

het nodig is

FA over leeftijd heen: 3 grote factoren (die het geheel aan temperamentsverschillen gaat

dekken):

o Surgency: sociale oriëntatie (intensiteit van plezier, positieve anticipatie, weinig

verlegenheid), positieve emotie (lachen), motorische activiteit

o Negatief affect: angst, stress voor het nieuwe, driftbuien, verdriet, moeilijk te

troosten

o Effortful Control: inhibitie, aandacht, zintuiglijke sensitiviteit, plezier vinden in

rustige, routinematige activiteiten

worden volgens de onderzoekers geïmplementeerd in vragenlijsten over

verschillende leeftijden heen

Heterogeniteit van constructen over leeftijdsgroepen heen

GEMEENSCHAPPELIJKE ELEMENTEN UIT VERSCHILLENDE TEMPERAMENTSMODELLEN (MERVIELDE

& ASENDORPF, 2000)

Elk van die modellen hebben een component die peilt naar emotionaliteit, extraversie,

activiteit en persistentie (dit laatste in 2 van de 3 modellen)

o Je meet dus eigenlijk in grote lijnen dezelfde grote factoren (ondanks inhoudelijke

verschillen): dit is op conceptueel niveau

Page 88: PERSOONLIJKHEIDS...Bronnen 23 Zelfrapportering 23 Observer ratings 23 Methoden 24 ... Definiëring forensische psychologie 197 Predictie van geweld 198 2. Conceptualisatie psychopathie

Per

soo

nlij

khei

dso

ntw

ikke

ling

78

Stabiliteit en verandering van individuele verschillen in baby‐en

peutertijd: bevindingen

Onderzoek van Rothbart tijdens baby‐tijd: temperament

RANG‐ORDE STABILITEIT VAN INDIVIDUELE VERSCHILLEN TIJDENS DE BABYTIJD: STUDIE VAN

ROTHBART

Al die correlaties zijn positief: kind die op tijdstip 1 hoog scoort voor een bepaalde trek, zal dat

op tijdstip 2 ook doen

Als je kijkt naar de rijen, zie je dat de correlatiecoëfficiënten in de eerste twee rijen groter zijn

dan die van de laatste rijen

o Ondanks stabiliteit, toch verschillen m.b.t. het soort trek (dus ene trek meer

stabiliteit)

Als je kolomsgewijs kijkt, is het doorgaans zo dat de rechterkolommen iets grotere correlaties

tonen dan de linkerkolommen: rangordestabiliteit neemt toe naarmate de baby’s ouder

worden

Hoe groter de tijd tussen twee metingen, hoe lager de rangordestabiliteit

BESLUIT

Stabiele individuele verschillen zijn reeds vroeg in de babytijd observeerbaar

De meeste temperamentstrekken zijn doorheen het eerste levensjaar gemiddeld gezien

stabiel

Stabiliteit is groter bij klein tijdsinterval

Mate van stabiliteit stijgt naar einde eerste levensjaar (maturiteit)

Stabiliteit en verandering van individuele verschillen in de kindertijd:

hoe meten?

Temperament of persoonlijkheid?

Validiteit FFM op jonge leeftijd:

o Top‐down

o Bottom‐up

Page 89: PERSOONLIJKHEIDS...Bronnen 23 Zelfrapportering 23 Observer ratings 23 Methoden 24 ... Definiëring forensische psychologie 197 Predictie van geweld 198 2. Conceptualisatie psychopathie

Per

soo

nlij

khei

dso

ntw

ikke

ling

79

Temperament of persoonlijkheid?

Klassieke visie:

o Sequentiële relatie (eerst temperament en daarrond gaat de persoonlijkheid zich

ontwikkelen)

o Temperament persoonlijkheid o.i.v. interacties met omgeving

o Longitudinale studies: negative emotionality ~ N

persistence ~ C

sociability/activity ~ E

MAAR:

o Genetische basis voor persoonlijkheid = temperament

o FFM is betrouwbaar en valide model voor kinderen: evidentie vanuit 2

invalshoeken (top-down en bottom-up)

FFM toepasbaar op jonge leeftijd? 2 invalshoeken:

o Top‐down: volwassen instrumenten toepassen op jongere leeftijdsgroepen (vb.

adjectievenlijsten) kijken in welke mate daar betrouwbaarheid en validiteit in

wordt gevonden

Digman (volwassenen als informant)

Goldberg (volwassenen als informant)

Toepassing NEO PI‐R (adolescenten als informant)

Peer‐nominatiestudie

Belangrijk die studies te kennen!

o Bottom‐up: onderliggende dimensies onderzoeken van geheel aan individuele

verschillen bij kinderen

TOP‐DOWN STUDIES: VOLWASSENEN ALS INFORMANTEN

Digman en collega’s (1959 – 1967):

o Zes steekproeven, N=2572 (7 – 13 jaar) beoordeeld door leerkrachten

o Trekadjectieven gebruikt bij volwassenen, uitgewerkt met gedragsdefinities

relevant voor gedrag in de klas

o Replicatie van de Big Five a.d.h.v. die trekadjectieven volgens die

leerkrachtbeoordeling

Goldberg (2001): heranalyse van het Digman‐materiaal

o Replicatie van 5 factoren over elk van de steekproeven

o Met die 5 kom je er als je comprehensief wilt beschrijven

o Geen terugkerende additionele factoren

o Mate van differentiatie in beschrijven van kinderen is gelijk aan die van

volwassenen

De differentiatie in onze persoonlijkheidsstructuur is gelijk op

verschillende leeftijden

TOP‐DOWN STUDIES: KINDEREN EN ADOLESCENTEN ALS INFORMANTEN

Parker en collega’s: replicatie vijf factoren a.d.h.v. NEO‐FFI (verkorte versie van de NEO-PI-R)

bij adolescenten conclusie: betrouwbaar instrument voor adolescenten

Uitbreiding door De Fruyt et al (2000): afname NEO‐PI‐R bij representatieve groep jongeren

(12‐17 jaar):

Page 90: PERSOONLIJKHEIDS...Bronnen 23 Zelfrapportering 23 Observer ratings 23 Methoden 24 ... Definiëring forensische psychologie 197 Predictie van geweld 198 2. Conceptualisatie psychopathie

Per

soo

nlij

khei

dso

ntw

ikke

ling

80

o Replicatie factorstructuur: OK (zie tabel onder)

o Betrouwbaarheid OK

o Zowel in jongere als oudere leeftijdsgroep (zie tabel onder)

o Substantiële relaties met de HiPIC‐factoren (zie tabel onder)

o NEO PI‐3 versie:

Makkelijker leesbaar voor jongeren (APPOC‐project)

Cross‐culturele replicatie (zie tabel onder)

Uit: De Fruyt et al. (2000)

Factorladingmatrix

1) Volwassenen (de ladingen bij hen gevonden)

2) Adolescenten (de ladingen)

grote gelijkenissen: dus te repliceren voor adolescenten

Page 91: PERSOONLIJKHEIDS...Bronnen 23 Zelfrapportering 23 Observer ratings 23 Methoden 24 ... Definiëring forensische psychologie 197 Predictie van geweld 198 2. Conceptualisatie psychopathie

Per

soo

nlij

khei

dso

ntw

ikke

ling

81

Wat toont die tabel? Dat voor beide leeftijdsgroepen die factorstructuur repliceerbaar is

VCC: coëfficiënt die de mate van congruentie gaat berekenen tussen de lading die je bekomt

en de oorspronkelijke lading die vooropgesteld werd

Heel belangrijke correlaties voor elk van de 5 dimensies: omschrijft de constructvaliditeit van

de NEO-PI-R bij adolescenten

Page 92: PERSOONLIJKHEIDS...Bronnen 23 Zelfrapportering 23 Observer ratings 23 Methoden 24 ... Definiëring forensische psychologie 197 Predictie van geweld 198 2. Conceptualisatie psychopathie

Per

soo

nlij

khei

dso

ntw

ikke

ling

82

NEO over culturen heen bij adolescenten dezelfde psychometrische kwaliteiten?

Voor elk van die landen een representatieve steekproef

Interne consistentie = betrouwbaarheid

o In Oeganda en Maleysië niet zo ok, in de meeste landen wel

Congruentiecoëfficiënten in grote lijnen ok

In grote lijnen kan de NEO-PI-R toegepast worden bij adolescenten: over culturen heen die

constructen op eenzelfde intern consistente wijze bevragen

PEER‐ NOMINATIESTUDIE MERVIELDE & DE FRUYT (2000)

Wat is de onderliggende structuur van gedragsverschillen geobserveerd door kinderen zelf?

25 positieve en 25 negatieve nominatieschalen; markers voor de Big Five, geïnspireerd op

markers voor volwassenen

89 klassen, 10 kinderen per klas, allen tussen 8 en 12 jaar

Nominatieprocedure, met teruglegging van namen voor de 25 positieve en 25 negatieve

schalen

o Gevraagd aan de kinderen om een kind uit hun klas aan te duiden dat het best

past bij een bepaalde trek

Score kind

o Score per itempaar = proportie positieve min proportie negatieve nominaties voor

dit paar

o Resultaat: minder scheve verdelingen dan wanneer enkel positieve schalen

Page 93: PERSOONLIJKHEIDS...Bronnen 23 Zelfrapportering 23 Observer ratings 23 Methoden 24 ... Definiëring forensische psychologie 197 Predictie van geweld 198 2. Conceptualisatie psychopathie

Per

soo

nlij

khei

dso

ntw

ikke

ling

83

Als je al die scores op al die factoren gaat factoranalyseren

Zelfde factoren, maar relatief toch andere proporties terug te vinden (bv. meer

consciëntieusheid in China omdat men daar meer belang aan hecht) ??? bij deze figuur ??

Page 94: PERSOONLIJKHEIDS...Bronnen 23 Zelfrapportering 23 Observer ratings 23 Methoden 24 ... Definiëring forensische psychologie 197 Predictie van geweld 198 2. Conceptualisatie psychopathie

Per

soo

nlij

khei

dso

ntw

ikke

ling

84

Mervielde & De Fruyt: resultaten

3‐factorenoplossing: duidelijk interpreteerbaar volgens VFM:

o Agreeableness

o Extraversion‐Emotional Stability

o Intellect‐Conscientiousness

Verschil kinderen –volwassenen:

o Lager niveau van differentiatie in gepercipieerde persoonlijke structuur bij

kinderen; cfr. uitbreiding van gedragsrepertoire met stijgende leeftijd

o OF:

Beperkte cognitieve mogelijkheden van het kind

Evaluatieve aard van beoordelingen

Geselecteerde nominatieschalen/nominatieprocedure op zich

BOTTOM‐UP STRATEGIEËN

Vertrekken van het domein waarin men geïnteresseerd is en kijken welke factoren men

daarin kan terugvinden

Wat met een bottom‐up strategie waarbij informanten de inhoud en de breedte van het

terrein van individuele verschillen beschrijven?

Vb: Vrije ouderlijke beschrijvingen: Constructie van de HiPIC (Mervielde & De Fruyt, 1999)

ONDERLIGGENDE DIMENSIES VAN VRIJE BESCHRIJVINGEN?

FASE 1

o Beschrijvingen van kinderen uit 4 leeftijdsgroepen: 3, 6, 9, 12 jaar: focus op 6‐, 9‐,

en 12‐jarigen

o Classificatie beschrijvingen in persoonsbeschrijvend lexicon: 14 categorieën:

Goede representatie binnen de eerste vijf categorieën (70 tot 80

procent), die reflectie vormen van de Big Five

Biedt geen zicht op de onderliggende structuur; is enkel classificatiewerk

FASE 2

o 14 categorieën verder opgedeeld in homogene clusters

o Schrijven van items voor elke inhoudelijke cluster

HIPIC: ITEM‐ EN VRAGENLIJSTCONSTRUCTIE

Itemconstructie voor drie verschillende leeftijdsgroepen

Afname van de items bij drie beoordelaars

Resultaat: 3 leeftijdsspecifieke itemsets

o Sterk gelijkende domeinstructuur

o Bijna identieke facetten

o Uitzondering:

Extra facet ‘onafhankelijkheid’ 9‐jarigen

Ontbreken ‘Altruïsme’ 6‐jarigen

o Betrouwbaarheden over 3 leeftijdsgroepen ok

Page 95: PERSOONLIJKHEIDS...Bronnen 23 Zelfrapportering 23 Observer ratings 23 Methoden 24 ... Definiëring forensische psychologie 197 Predictie van geweld 198 2. Conceptualisatie psychopathie

Per

soo

nlij

khei

dso

ntw

ikke

ling

85

Factor‐analyse over drie leeftijdsgroepen: sterk gelijkende facetten

o Hoge overlap tussen 3 versies

o Beslissing: constructie van 1 enkele vragenlijst met gelijke itemset

o Stabiele structuur over geslacht (zie figuur onder) en leeftijd (zie figuur onder met

de Q’s: leeftijdskwartielen)

Page 96: PERSOONLIJKHEIDS...Bronnen 23 Zelfrapportering 23 Observer ratings 23 Methoden 24 ... Definiëring forensische psychologie 197 Predictie van geweld 198 2. Conceptualisatie psychopathie

Per

soo

nlij

khei

dso

ntw

ikke

ling

86

Besluit

FFM is valide op jonge leeftijd

o Vanuit bestaande instrumenten bij volwassenen

o Vanuit niet‐geprestructureerde bron (vrije beschrijvingen)

Hoe integreren met temperamentsmodellen?

Belangrijke relaties tussen beiden:

“temperament and personality are much more alike than different”

Perspectief op continuïteit van individuele verschillen historisch vanuit

temperamentsmodellen, recentelijk meer en meer vanuit FFM

Page 97: PERSOONLIJKHEIDS...Bronnen 23 Zelfrapportering 23 Observer ratings 23 Methoden 24 ... Definiëring forensische psychologie 197 Predictie van geweld 198 2. Conceptualisatie psychopathie

Per

soo

nlij

khei

dso

ntw

ikke

ling

87

Studie naar stabiliteit vanuit FFM perspectief: voordelen

Omvat een variëteit aan domeinen en facetten: mogelijkheid tot onderzoek naar specifieke

differentiële en absolute continuïteit

Identificeert de trekken die moeten opgenomen worden in de covariantiestructuur en

configuraties in het individu: structurele en ipsatieve continuïteit

o Je krijgt specifieke methoden om die meer ingewikkelde statistische analyses te

gaan doen

Hiërarchische modellen zijn bijzonder geschikt om homo‐ en heterotypische

ontwikkelingspaden te bestuderen: coherence

o Bepaalde aspecten of de wijze waarop bepaalde trekken zich gaan tonen over de

leeftijd heen, kan verschillen maar onderliggend gezien kan dat nog altijd over

dezelfde soort trek gaan

Cross‐cultureel onderzoek (NEO PI‐R)

Veelheid aan studies biedt mogelijkheid tot meta‐analyses (over studies over

persoonlijkheidsontwikkeling vanuit het FFM)

Stabiliteit en verandering van individuele verschillen in de kindertijd

Bevindingen o.b.v. actometer

Studies naar stabiliteit van agressie (komt in de kindertijd vaak aan bod)

Bevindingen o.b.v. FFM‐studies

Bevindingen o.b.v. actometer (Saudino, 2012)

Belangrijke studie geweest: gedragsgenetisch design: actometer rond ledematen en

gedurende 2 dagen alle activiteiten registreren

Sample: N=304 twins (MZ en DZ)

Actigraaf gedurende 48u: leeftijd 2 jaar en leeftijd 3 jaar + parental ratings + labo‐observaties

Stability coefficients: ok (eerste kolom)

Validity coefficients: ok (andere kolommen: eenzelfde construct door verschillende methoden

gemeten)

Correlaties MZ > DZ: genetisch effect

Page 98: PERSOONLIJKHEIDS...Bronnen 23 Zelfrapportering 23 Observer ratings 23 Methoden 24 ... Definiëring forensische psychologie 197 Predictie van geweld 198 2. Conceptualisatie psychopathie

Per

soo

nlij

khei

dso

ntw

ikke

ling

88

Stabiliteit van agressie over tijdsintervallen: Olweus

Naarmate er meer tijd tussen de metingen zit, zal de rangordestabiliteit dalen (in alle

studies), maar blijft nog altijd significant, ook als er een groot tijdsinterval tussen de

verschillende metingen zit

RANG‐ORDE STABILITEIT VAN INDIVIDUELE VERSCHILLEN TIJDENS DE KINDERTIJD:

AGRESSIE‐STUDIES (DE COLUMBIA COUNTY LONGITUDINAL STUDY)

Studie: kinderen gemeten op leeftijd van 8 jaar m.b.t. agressie en dan opnieuw op 19, 30 en 48

jaar

Sterke correlaties

Naarmate mensen ouder worden, stijgt de rangordestabiliteit

Bevindingen vanuit FFM kader: continuity‐change o.b.v. de HiPIC

Algemene populatie (tijdsinterval 3 jaar)

o Steekproef1: 498 kinderen (gemiddeld 10.9 jaar)

Page 99: PERSOONLIJKHEIDS...Bronnen 23 Zelfrapportering 23 Observer ratings 23 Methoden 24 ... Definiëring forensische psychologie 197 Predictie van geweld 198 2. Conceptualisatie psychopathie

Per

soo

nlij

khei

dso

ntw

ikke

ling

89

o Steekproef 2: broers/zussen en tweelingen (gem 8.65 jaar)

Structurele continuïteit

Differentiële continuïteit: hoog, zowel op niveau domeinen als facetten

Absolute continuïteit/mean-level continuïteit: hoge stabiliteit

Individual level continuity: ongeveer ¾ van de kinderen verandert niet, indien verandering

dan meestal slechts op 1 domein

o Echt op het niveau van het individu kijken: voor elk kind kijken: hoe sterk

verandert dat kind over een tijdspanne van 3 jaar

o Zeer weinig kinderen veranderen echt significant op vlak van persoonlijkheid

Page 100: PERSOONLIJKHEIDS...Bronnen 23 Zelfrapportering 23 Observer ratings 23 Methoden 24 ... Definiëring forensische psychologie 197 Predictie van geweld 198 2. Conceptualisatie psychopathie

Per

soo

nlij

khei

dso

ntw

ikke

ling

90

HiPIC mean‐level continuïteit

(ns = niet significant) (ε²: grootte van het effect/verschil)

Absolute/Differentiële stabiliteit in kindertijd ‐ adolescentie vanuit

cross‐cultureel FFM‐perspectief (McCrae, et al., 2002)

Longitudinale data van hoogbegaafde Amerikaanse adolescenten (interval = 4j)

o Speciaal gekozen voor een leeftijd waarvan men zegt dat kinderen enorm veel

veranderen

o Tussen 12‐18 jaar: kleine mean‐level stijging N bij meisjes, stijging O bij beide

geslachten

o Geen verandering op E, A, C op mean‐level niveau

Wel in differentiële verandering: de rangorde neigt wel meer naar

verandering daar zit de turbulentie

o Replicatie met Vlaamse gegevens (zie HiPIC)

o Herinterpretatie van adolescentie als “turbulente fase”

o Turbulentie wél gereflecteerd in differentiële verandering: eerder lage correlaties

doorheen de adolescentie‐tijd (zie vlg slide)

Page 101: PERSOONLIJKHEIDS...Bronnen 23 Zelfrapportering 23 Observer ratings 23 Methoden 24 ... Definiëring forensische psychologie 197 Predictie van geweld 198 2. Conceptualisatie psychopathie

Per

soo

nlij

khei

dso

ntw

ikke

ling

91

DIFFERENTIËLE STABILITEIT IN ADOLESCENTIE VANUIT FFM‐PERSPECTIEF (MCCRAE, ET AL., 2002)

Rang‐orde stabiliteit van individuele verschillen tijdens de kindertijd: besluit

Individuen behouden hun relatieve positie t.a.v. de groep: kinderen die op T1 relatief hoog

scoren op een trek, doen dat ook op T2

Gelijkaardige resultaten vanuit temperaments‐ als persoonlijkheidsstudies, alsook vanuit

studies met focus op meer klinische constructen (vb. agressie)

Adolescentie als turbulente fase gereflecteerd in lagere coëfficiënten tijdens deze periode

Continuïteit kinderen veel hoger dan verondersteld

Absolute stabiliteit

Maturatie

Relatieve stabiliteit, indien verandering dan slechts op beperkt aantal FFM domeinen

Stabiliteit en verandering van individuele verschillen in de

volwassenheid

Differentiële stabiliteit

Mean‐level stabiliteit

Ipsatieve stabiliteit

Verandering na therapie?

Differentiële continuïteit in volwassenheid

Groot aantal studies bij volwassenen met als centrale bevinding: matige tot grote rang‐orde

stabiliteit (zelf‐rapportering) van FFM dimensies

Replicatie met partner‐ en peerbeoordelingen, zelfbeoordelingen, …

Over kleine en grote tijdsintervallen

Page 102: PERSOONLIJKHEIDS...Bronnen 23 Zelfrapportering 23 Observer ratings 23 Methoden 24 ... Definiëring forensische psychologie 197 Predictie van geweld 198 2. Conceptualisatie psychopathie

Per

soo

nlij

khei

dso

ntw

ikke

ling

92

Wat met jongvolwassenen? Cfr studie Robins et al (2001)

o Steekproef: studenten

o Replicatie van eerdere bevindingen: matige tot grote rang‐ordestabiliteit

Gelijkaardige bevindingen met niet FFM‐constructen

o Gevoel van zelfwaardering

o Interpersoonlijke empathie

Page 103: PERSOONLIJKHEIDS...Bronnen 23 Zelfrapportering 23 Observer ratings 23 Methoden 24 ... Definiëring forensische psychologie 197 Predictie van geweld 198 2. Conceptualisatie psychopathie

Per

soo

nlij

khei

dso

ntw

ikke

ling

93

Vanuit meta‐analytisch perspectief: bestaat er een piek in rang‐orde stabiliteit

op bepaalde leeftijd? (Roberts & DelVechhio, 2000)

152 longitudinale studies

Rang‐orde stabiliteit stijgt naarmate men ouder wordt:

o Vb. tienerjaren: .47, twintigers: .57, dertigers: .62, vijftigers: .75

o “As people age, personality appears to become more and more ‘set’”

Daling in coëfficiënten bij stijgend interval tussen 2 metingen

Geen verschil in stabiliteitscoëfficiënten m.b.t.

o Soort trek

o Informant

o Geslacht

Piek in stabiliteit varieert naargelang de trek die je gaat meten

RANG‐ORDE STABILITEIT OVER LEEFTIJDEN HEEN (SPECHT ET AL., 2011)

Page 104: PERSOONLIJKHEIDS...Bronnen 23 Zelfrapportering 23 Observer ratings 23 Methoden 24 ... Definiëring forensische psychologie 197 Predictie van geweld 198 2. Conceptualisatie psychopathie

Per

soo

nlij

khei

dso

ntw

ikke

ling

94

Piek in rangordestabiliteit voor extraversie valt vroeger dan bv. voor openheid

4 van de 5 dimensies volgen eenzelfde curve: eerst stijging en dan lineaire daling naarmate

mensen heel oud worden

o Consciëntieusheid blijft stijgen doorheen de levensloop

Mean‐level/Absolute continuïteit in volwassenheid

2 visies:

o Trekperspectief: geen verandering na volwassenheid, indien wel dan genetisch

gestuurd

o Omgevingsperspectief: verandering door significante levensgebeurtenissen en

rol‐transities

Wat vertellen de data?

o Centrale bevindingen: (Roberts et al., 2006)

MA 80 longitudinale studies ‐ Instrument: NEO PI‐R

Neuroticisme daalt in jongvolwassenheid (naarmate ouder: emotioneel

stabieler)

Openness stijgt in adolescentie en daalt met ouder worden

Extraversie (brede construct) daalt over de tijd:

Dominantie stijgt van adolescentie tot midden volwassenheid

Sociabiliteit stijgt in adolescentie, daalt in volwassenheid

Agreeableness en Consciëntieusheid stijgen in vroeg en midden

volwassenheid

Page 105: PERSOONLIJKHEIDS...Bronnen 23 Zelfrapportering 23 Observer ratings 23 Methoden 24 ... Definiëring forensische psychologie 197 Predictie van geweld 198 2. Conceptualisatie psychopathie

Per

soo

nlij

khei

dso

ntw

ikke

ling

95

Cross‐cultureel ondersteund (McCrae et al., 1999)

o Evidentie voor maturationele hypothese

o Ontkrachting van omgevingshypothese (cfr. sterk verschillende omgevingen over

culturen heen dezelfde soort tendensen in termen van

persoonlijkheisontwikkeling, over culturen heen)

Geen geslachtsverschillen in patronen van continuïteit >< mean‐level verschillen tussen

geslachten blijven behouden

Grootste persoonlijke verandering in jongvolwassenheid >< adolescentie !

Ook na de jongvolwassenheid is er nog (kleine) verandering

Actuele persoonlijkheidsverandering matig gecorreleerd met zelf‐perceptie van verandering

BESLUIT MEAN‐LEVEL CONTINUÏTEIT

Trekken bereiken GEEN ‘plateau’ ergens vroeg in de volwassenheid (>< Costa & McCrae – ‘no

considerable change after 30’)

Stabiliteit bereikt een hoogtepunt na 50, maar dit punt is niet absoluut

Discussie: herinterpretatie van Costa and McCrae’s claim vanuit een historisch perspectief

(James, 1890‐1950; ‘Set like plaster’)

Ipsatieve continuïteit in de volwassenheid

Centrale focus: blijven individuele profielen stabiel over de tijd?

Asendorpf & Van Aken (1999): resilients, under‐, en overcontrolled: stabiel over een interval

van 6 maanden

Robins, Fraley, Roberts & Trzesniewski (2001): ipsatieve stabiliteit over 4 jaar: slechts een

beperkt deel van de steekproef toont een verschillende configuratie na 4 jaar

Individual‐level continuity

Studie van verandering op een trek die niet is toe te schrijven aan meetfouten

o Wordt bepaald per trek (FFM) en bekeken voor elk individu

o True change wordt geïsoleerd van verandering te wijten aan meetfouten

Concreet: N subjecten die stijgen, dalen, gelijk blijven op een bepaalde trek traceren

Frequentie van veranderingen berekenen

Op basis van de reliable change index (RCI = (X2‐X1) /Sdiff)

Informatief m.b.t. SOORT EN RICHTING van verandering

Indicatie voor veranderingen die eigen zijn aan bepaalde levensfase

Persoonlijkheidsverandering na behandeling? Een empirische studie m.b.t.

behandeling voor depressie

N = 600 patiënten in behandeling voor depressie

T1: start therapie, T2: 6 maanden na afronding therapie

Differentiële continuïteit ~ correlatie T1‐T2 voor de FFM dimensies

Page 106: PERSOONLIJKHEIDS...Bronnen 23 Zelfrapportering 23 Observer ratings 23 Methoden 24 ... Definiëring forensische psychologie 197 Predictie van geweld 198 2. Conceptualisatie psychopathie

Per

soo

nlij

khei

dso

ntw

ikke

ling

96

Correlatiecoëfficiënt tussen T1 en T2 rangordecoëfficiënten voor persoonlijkheid vrij

significant hoog

MEAN‐LEVEL/ABSOLUTE STABILITEIT

Mensen stijgen op vlak van emotionele stabiliteit na die behandeling voor depressie

Laatste kolom: norm populatie toont de relativiteit van die verandering: toch nog stuk onder

de norm, het blijven emotioneel gevoelige mensen

ANALYSE OP INDIVIDUEEL NIVEAU

het aantal personen dat doorheen de therapie gelijk gebleven is

Voorbeeld examenvraag

Differentiële continuïteit:

1. Wordt uitgedrukt door een correlatiecoëfficiënt en kan bestudeerd worden in een

cross‐sectioneel design

Kan nooit in een cross-sectioneel design bestudeerd worden

Absolute continuïteit wel

2. Is afhankelijk van absolute continuïteit

Fout

3. Stijgt naarmate mensen ouder worden

Juist

4. Is onafhankelijk van absolute continuïteit

Juist

5. Stijgt naarmate het tijdsinterval toeneemt

Fout