Patiënten- en consumentenbescherming in de gezondheids- …

164
Faculteit Rechtsgeleerdheid Universiteit Gent Academiejaar 2011-12 Patiënten- en consumentenbescherming in de gezondheids- en lichaamszorg Masterproef van de opleiding “Master in de rechten” Ingediend door Aurélie Desmet (studentennr. 00700474) (major Sociaal & Economisch recht) Promotor: Prof. Dr. Gert Vermeulen Commissaris: Prof. Dr. Freya Vander Laenen

Transcript of Patiënten- en consumentenbescherming in de gezondheids- …

Page 1: Patiënten- en consumentenbescherming in de gezondheids- …

Faculteit Rechtsgeleerdheid

Universiteit Gent

Academiejaar 2011-12

Patiënten- en consumentenbescherming in de gezondheids- en

lichaamszorg

Masterproef van de opleiding

“Master in de rechten”

Ingediend door

Aurélie Desmet

(studentennr. 00700474)

(major Sociaal & Economisch recht)

Promotor: Prof. Dr. Gert Vermeulen

Commissaris: Prof. Dr. Freya Vander Laenen

Page 2: Patiënten- en consumentenbescherming in de gezondheids- …

I

Woord vooraf

Het beëindigen van de bachelorjaren aan de Faculteit Rechtsgeleerdheid nu exact twee jaar

geleden, luidde meteen ook een nieuw tijdperk in; namelijk een periode waarin we als student

voorbereid zouden worden op een leven als “Master in de rechten” en waarbij het schrijven

van de masterproef het sluitstuk vormt van vijf intensieve en leerrijke, maar vooral plezierige

jaren.

De zoektocht naar een voor mezelf uitdagend, boeiend en actueel onderwerp waarin ik mij

gedurende twee jaar zou verdiepen, was er een van korte duur. Zowel mijn fascinatie voor de

geneeskunde als mijn interesse voor de “beautycultuur” zoals zij thans bestaat, hebben mij in

mijn keuze voor dit onderzoeksonderwerp gesterkt. Deze masterproef zou evenwel niet tot

stand zijn gekomen zonder de steun van een aantal mensen.

In eerste instantie wens ik dan ook mijn promotor, Prof. Dr. Gert Vermeulen, te bedanken

voor de kans die hij mij heeft gegeven om deze masterproef te schrijven alsook voor zijn

steun en motivatie wanneer het even wat minder ging. Daarnaast wil ik in het bijzonder mijn

ouders, broer en vriend bedanken voor hun onvoorwaardelijke liefde en steun, niet alleen

tijdens mijn opleiding maar in alles wat ik reeds ondernomen heb in mijn jonge leven.

Bedankt! Tot slot wens ik Prof. Dr. Phillip Blondeel van het UZ Gent en lid van de raad van

bestuur van de Royal Belgian Society for Plastic Surgery en de heer Bruno Aga, distributeur

voor de schoonheidssector, te bedanken voor hun waardevolle bijdrage aan deze masterproef.

Page 3: Patiënten- en consumentenbescherming in de gezondheids- …

II

Inhoudstafel

Woord vooraf .................................................................................................................... I Inhoudstafel ..................................................................................................................... II Lijst van gebruikte afkortingen ......................................................................................... VI Inleiding ........................................................................................................................... 1

Hoofdstuk I. De gezondheidszorg ...................................................................................... 4

1. Algemeen kader .......................................................................................................................... 4

1.1 Relatie arts – patiënt ................................................................................................................ 4

1.1.1 Situering.............................................................................................................................. 4 1.1.2 Juridische kwalificatie ......................................................................................................... 5 1.1.3 Het belang van een goede arts-patiëntrelatie ................................................................... 9

1.2 De Wet van 22 augustus 2002 betreffende de rechten van de patiënt ................................. 10

1.2.1 Juridisch kader .................................................................................................................. 10 1.2.2 Gewaarborgde rechten .................................................................................................... 13

1.2.2.1 Algemene bespreking ................................................................................................ 14

1.2.2.2 Recht op kwaliteitsvolle dienstverstrekking.............................................................. 16

1.2.2.3 Recht op informatie ................................................................................................... 17

1.2.2.4 Recht om toestemming te geven of te weigeren ...................................................... 20

1.3 Patiëntveiligheid ...................................................................................................................... 25

2. De wettelijke organisatie van de beroepsuitoefening in de gezondheidszorg ......................... 27

2.1 Opzettelijke slagen en verwondingen (artikel 398 Sw.) .......................................................... 27

2.2 De strafrechtelijke immuniteit: het KB nr. 78 van 10 november 1967 ................................... 27

2.3 Grenzen aan de strafrechtelijke immuniteit ........................................................................... 29

2.4 Controle/toezicht: de Orde van Geneesheren ........................................................................ 31

Hoofdstuk II. De esthetische chirurgie (met inbegrip van de esthetische tandheelkunde) 34

1. Plastische chirurgie, een erkende medische discipline in België .............................................. 34

1.1 Algemeen ................................................................................................................................. 34

1.1.1 Historiek ........................................................................................................................... 34 1.1.2 De plastische, reconstructieve en esthetische heelkunde ............................................... 34 1.1.3 Esthetische chirurgie in de praktijk ................................................................................ 35

1.2 Bijzondere beroepstitel en bekwaamheden ........................................................................... 36

1.2.1 De bijzondere beroepstitel: het KB van 25 november 1991 ........................................... 36 1.2.2 De erkenning van geneesheren-specialisten, stagemeesters, stagediensten voor de specialiteit heelkunde: het MB van 12 december 2002 ............................................................ 37

Page 4: Patiënten- en consumentenbescherming in de gezondheids- …

III

1.2.2.1 Opleiding ................................................................................................................... 37

1.2.2.2 De erkenningscommissie ........................................................................................... 38

2. De commercialisering van de esthetische/cosmetische chirurgie ............................................ 39

2.1 Algemeen ................................................................................................................................. 39

2.2 De Ethische Code van de Royal Belgian Society for Plastic Surgery ........................................ 40

2.3 Reclame ................................................................................................................................... 41

2.3.1 Ontstentenis van een algemeen juridisch kader .............................................................. 42 2.3.2 Het algemeen juridisch kader: Wet van 6 juli 2011 tot instelling van een verbod op reclame voor ingrepen van medische esthetiek en tot regeling van de informatie over dergelijke ingrepen .................................................................................................................... 43

2.3.2.1 Algemeen ................................................................................................................... 43

2.3.3.2 De wet van 6 juli 2011: on(grond)wettelijk? ............................................................. 45

2.3.4 Reclame in de praktijk ...................................................................................................... 50

2.4 Instellingen buiten het ziekenhuis .......................................................................................... 52

2.4.1 Ontstentenis van een algemeen juridisch kader .............................................................. 52 2.4.2 Op weg naar een algemeen juridisch kader? ................................................................... 53 2.4.3 Belgian Society for Private Clinics..................................................................................... 56 2.4.4 Nederlandse kwaliteitsnormen voor particuliere klinieken ............................................. 57

2.5 Bekwaamheid en ingrepen van medische cosmetiek ............................................................. 58

2.5.1 Algemeen .......................................................................................................................... 58 2.5.2 Competentie- en opleidingsvereisten .............................................................................. 59 2.5.3 De geneesheer-specialist in de plastische, reconstructieve en esthetische heelkunde versus de beoefenaar van de medische esthetiek .................................................................... 60

2.6 Productveiligheid ..................................................................................................................... 62

2.7 “Chirurgisch toerisme” ............................................................................................................ 66

2.8 De niet-terugbetaling van esthetische chirurgie in de ziekteverzekering. Een wapen tegen de commercialisering? ....................................................................................................................... 70

3. De patiëntenrechten in het licht van de esthetische chirurgie ................................................. 71 4. The European Standard for Aesthetic Surgery Services (CEN/TC 403) ..................................... 73 5. De esthetische tandheelkunde .................................................................................................. 74

5.1 Algemeen ................................................................................................................................. 74

5.2 De wettelijke organisatie van de beroepsuitoefening van tandarts ....................................... 75

5.2.1 Juridisch kader .................................................................................................................. 75 5.2.2 Bijzondere beroepstitel en bekwaamheden .................................................................... 76

Page 5: Patiënten- en consumentenbescherming in de gezondheids- …

IV

5.3 De commercialisering van de esthetische tandheelkunde ..................................................... 77

5.3.1 Reclame: de Wet van 15 april 1958 .................................................................................. 77 5.3.2 De uitoefening van de esthetische tandheelkunde door niet-tandartsen ....................... 80

5.3.2.1 Algemeen ................................................................................................................... 80

5.3.2.2 Tandversieringen ....................................................................................................... 81

5.3.2.3 Bleaching ................................................................................................................... 84

5.3.2.3.1 Probleemstelling ................................................................................................. 84

5.3.2.3.2 Standpunt van de tandheelkundigen ................................................................. 85

5.3.2.3.3 Standpunt van de schoonheidsindustrie ............................................................ 88

5.3.2.3.4 Een mogelijkheid tot compromis? ..................................................................... 91

6. De esthetische chirurgie en tandheelkunde versus de noodzaak aan wetgevend optreden ... 93

Hoofdstuk III. Tatoeages en piercings .............................................................................. 95

1. Algemeen ................................................................................................................................... 95 2. Het legitiem karakter van lichaamsversieringen ....................................................................... 96

2.1 Opzettelijke slagen en verwondingen (artikel 398 Sw.) .......................................................... 96

2.2 De strafrechtelijke immuniteit ................................................................................................ 97

2.2.1 Algemeen .......................................................................................................................... 97 2.2.2 Grondslagen van de strafrechtelijke immuniteit.............................................................. 97 2.2.3 Het Koninklijk Besluit van 25 november 2005.................................................................. 99

3. De wettelijke organisatie van de beroepsuitoefening van tatoeëerder en piercer ................ 100

3.1 De consument als de te beschermen partij in de relatie tot lichaamsversieringen.............. 100

3.2 Competentie- en opleidingsvereisten .................................................................................. 101

3.2.1 Wettelijke voorschriften ................................................................................................. 101 3.2.2 De wettelijke beroepsuitoefening in de praktijk ............................................................ 101 3.3.3 Het misnoegen van de tatoeëerders en piercers ........................................................... 102

3.3 Te respecteren hygiëneregels ............................................................................................... 104

3.3.1 Belgian Hygiene Quality Label ........................................................................................ 104 3.3.2 Hygiëne in de tattoo- en piercingshops: de praktijk ...................................................... 106

4. De veiligheid van de consument in het kader van lichaamsversieringen ............................... 107

4.1 Algemeen ............................................................................................................................... 107

4.2 Het voornemen zijn recht op kunstvrijheid te uiten ............................................................. 107

4.2.1 De instemming van de klant ........................................................................................... 107 4.2.2 Informatieplicht .............................................................................................................. 108

4.3 De daadwerkelijke uitoefening van zijn recht op kunstvrijheid ............................................ 109

Page 6: Patiënten- en consumentenbescherming in de gezondheids- …

V

4.3.1 Productveiligheid ............................................................................................................ 109 4.3.2 Tatoeages en kanker: een mogelijk causaal verband? ................................................... 110

4.4 Tatoeages en piercings versus de noodzaak aan wetgevend optreden ............................... 112

4.4.1 Opleiding en hygiëne ...................................................................................................... 112 4.4.2 Veilgheid van de consument .......................................................................................... 113

4.4.2.1 De invoering van een bedenktermijn ...................................................................... 113

4.4.2.2 Tatoeage-inkt .......................................................................................................... 115

Hoofdstuk IV. Schoonheidsspecialisten .......................................................................... 117

1. Algemeen ................................................................................................................................. 117 2. De wettelijke organisatie van de beroepsuitoefening van schoonheidsspecialisten ............. 117 3. De commercialisering van de schoonheidsindustrie ............................................................... 118

3.1 (Semi)permanente make-up ................................................................................................. 119

3.1.1 Algemene situering ......................................................................................................... 119 3.1.2 Probleemstelling ............................................................................................................. 120 3.1.3 Advies van de Hoge Gezondheidsraad ........................................................................... 121

3.1.3.1 Opleiding ................................................................................................................. 121

3.1.3.2 Hygiëne .................................................................................................................... 122

3.1.3.3 Het gebruik van kleurstoffen ................................................................................... 122

3.1.3.4 Controle ................................................................................................................... 124

3.1.4 Op zoek naar een wetgevend kader ............................................................................... 125

3.2 Definitieve ontharing ............................................................................................................. 126

3.2.1 Algemene situering ......................................................................................................... 126 3.2.2 Probleemstelling ............................................................................................................. 126 3.2.3 Definitieve ontharing: een medische handeling of niet? ............................................... 128 3.2.4 Advies van de Hoge Gezondheidsraad ........................................................................... 130

3.2.4.1 Gerechtigde beoefenaars van IPL of lasertherapie ................................................. 130

3.2.4.2 Modaliteiten inzake uitoefening ............................................................................. 130

3.2.4.3 Opleidings- en competentievereisten ..................................................................... 132

3.2.5 Op zoek naar een wetgevend kader ............................................................................... 132 4. Reclame in de schoonheidsindustrie ....................................................................................... 133

4.1 Bleaching van tanden ............................................................................................................ 134

4.2 De definitieve ontharing ........................................................................................................ 136

5. De schoonheidsspecialisten versus de noodzaak aan wetgevend optreden .......................... 137

Conclusie ....................................................................................................................... 139

Bibliografie .................................................................................................................... 143

Page 7: Patiënten- en consumentenbescherming in de gezondheids- …

VI

Lijst van gebruikte afkortingen

CEN European Committee for Standardization

IPL Intense Pulsed Light

ISAPS International Society of Aesthetic Plastic Surgery

PAHs polycyclische aromatische koolwaterstoffen

RBSPS Royal Belgian Society for Plastic Surgery

SCCP Scientific Committee on Consumer Products

VBS - GBS Verbond der Belgische Beroepsverenigingen van Geneesheren-

Specialisten – Groupement des Unions Professionnelles Belges des

Médecins Spécialistes

Page 8: Patiënten- en consumentenbescherming in de gezondheids- …

1

Inleiding

1. We kunnen er niet meer omheen: de beautycultuur is een feit. Esthetische chirurgie is in

volle opmars, tatoeages en piercings verschijnen bij jong en oud, de Colgate-glimlach is

alomtegenwoordig, definitieve ontharing heeft zijn intrede gedaan en gelnagels versieren

menige handen. Het streven naar het schoonheidsideaal en het onderdrukken van het

natuurlijk verouderingsproces zijn, mede onder impuls van de media, sterk aanwezige

maatschappelijke fenomenen geworden.

2. In een maatschappij waarin het ideaalbeeld voorop staat, is de nood aan een “u vraagt, wij

draaien”-politiek bijzonder groot. Patiënten, dan wel consumenten, beschouwen het menselijk

lichaam als een goed waarover men vrij kan beschikken en aanzien de esthetische chirurgie,

de cosmetische tandheelkunde, de schoonheidszorgen en de tatoeage- en piercingpraktijken

als het consumptieproduct bij uitstek om aan de maatschappelijke eisen inzake uiterlijke

schoonheid te voldoen. Het consumptiegedrag beperkt zich evenwel niet tot de patiënt of de

consument, maar strekt zich uit tot eenieder die actief is binnen het kader van de esthetische

lichaamsbehandelingen. Het aantal artsen dat ingrepen van medische esthetiek verricht is niet

alleen fenomenaal gestegen, ook de schoonheidsspecialisten wagen zich meer en meer in het

vaarwater van de geneeskunde, de tandheelkunde en de tatoeagepraktijken. De hoeveelheid

tatoeage- en piercingshops bevestigt tot slot de heersende attitude om vrij over het lichaam te

beschikken.

3. De opzet van deze masterproef bestaat erin een antwoord te verkrijgen op de vraag of de

patiënt - of de consument - voldoende bescherming geniet in het licht van de door

schoonheidsconsumptie gekenmerkte beautycultuur. Het gebrek aan of de afwezigheid van

een duidelijke en aan zijn tijd aangepaste wetgeving zet immers de deur voor misbruiken

vanwege de beautysector wagenwijd open. Gelet op het bijzonder kwetsbare karakter van

eenieders recht op fysieke integriteit dient de veiligheid van de patiënt of de consument te

allen tijde gegarandeerd te zijn. De loutere aanwezigheid van het esthetisch doel in het kader

van de steeds verdergaande beautycultuur kan daar in geen enkel opzicht afbreuk aan doen.

4. Opdat men op gestructureerde wijze een antwoord zou verkrijgen op de voorliggende

onderzoeksvraag, wordt deze masterproef ingedeeld in vier hoofdstukken. De opzet van

Page 9: Patiënten- en consumentenbescherming in de gezondheids- …

2

Hoofdstuk 1 bestaat erin de lezer te introduceren in de complexe, doch boeiende wereld van

de gezondheidszorg. Die kennis is van belang wil men de esthetische chirurgie als onderdeel

van de gezondheidszorg op een efficiënte manier benaderen. Een analyse van de heersende

rechtspraak en rechtsleer moet in eerste instantie de nadruk leggen op het belang van een

goede arts-patiëntrelatie als fundament van onze gezondheidszorg. Vervolgens zal een

theoretische uiteenzetting worden gegeven van de Wet Patiëntenrechten om die later

(Hoofdstuk 2) op het veld van de esthetische chirurgie toe te kunnen passen. Na kort

stilgestaan te hebben bij het concept “patiëntveiligheid”, zal dieper ingegaan worden op de

wettelijke organisatie van de beroepsuitoefening in de gezondheidszorg aangezien de

beoefenaar van de geneeskunde zich in principe schuldig maakt aan het misdrijf opzettelijke

slagen en verwondingen.

5. Eenmaal de lezer op de hoogte is gebracht van de bouwstenen van onze gezondheidszorg,

is het in Hoofdstuk 2 tijd om na te gaan in welke mate de commercialisering van de

esthetische chirurgie de veiligheid van de patiënt in het gedrang brengt. Na een algemene

bespreking van de opleiding tot geneesheer-specialist in de plastische, reconstructieve en

esthetische heelkunde, wordt ingegaan op de vijf fenomenen die samengaan met de groeiende

consumptie van esthetische chirurgie, zijnde de reclame, de instellingen buiten de erkende

ziekenhuizen, de kwantiteit van de esthetische beroepsbeoefenaars, de productveiligheid en

tot slot het chirurgisch toerisme. Bij elk van die vijf topics zal nagegaan worden of ze al dan

niet een schadelijke invloed hebben op de esthetische chirurgie en zal onderzocht worden in

welke mate eventueel acties ondernomen dienen te worden opdat de patiënt op een veilige

wijze voor esthetische chirurgie zou kunnen opteren. Het onderzoek zal gebeuren aan de hand

van de huidige wetsvoorstellen, internetonderzoek en een bevraging van specialisten in hun

vakgebied. Vervolgens zal kort worden stilgestaan bij de initiatieven die Europa onderneemt

om de commercialisering van de esthetische chirurgie een halt toe te roepen. Tot slot zal dan

worden ingegaan op de commercialisering van de esthetische tandheelkunde en in het

bijzonder op de uitoefening van cosmetische tandverzorging door niet-tandartsen. De

tandheelkundigen en de schoonheidsindustrie zijn immers als water en vuur wat het

“bleachen” van tanden en tandversieringen betreft. Een dossieranalyse en een bevraging van

de onderscheiden belangengroepen waren noodzakelijk opdat men de standpunten van beide

partijen zou kennen en kunnen vergelijken.

Page 10: Patiënten- en consumentenbescherming in de gezondheids- …

3

6. Hoofdstuk 3 tracht de lezer vervolgens te wijzen op de problemen die thans bestaan

omtrent de tatoeage- en piercingpraktijken. Naast het contact met de Bond der Belgische

Tatoeëerders was het internet een belangrijke informatiebron. Na een uiteenzetting over de

strafrechtelijke immuniteit van de tatoeëerders en piercers en de wettelijke organisatie van

hun beroepsuitoefening, zal er in het bijzonder aandacht worden geschonken aan de veiligheid

van de consument. Het gebrek aan een efficiënte wetgeving inzake de competentie- en

opleidingsvereisten van de beoefenaars, de te respecteren hygiëneregels en de veiligheid van

de producten voor tatoeages en piercings staat een adequate bescherming van de consument in

de weg.

7. Tot slot wordt er in Hoofdstuk 4 stilgestaan bij de commercialisering van de

schoonheidsindustrie. Heel wat schoonheidscentra hebben naast het bleachen van tanden ook

het aanbrengen van (semi)permanente maquillage en definitieve ontharing in hun

schoonheidsassortiment opgenomen. Hoewel de schoonheidsspecialisten zich met die

praktijken in het vaarwater van de geneeskunde, de tandheelkunde en de tatoeëerders

begeven, oefenen zij die activiteiten uit zonder dat zij daarvoor steeds de gepaste opleiding

hebben genoten en zonder dat zij dus over de vereiste bekwaamheid beschikken. Opnieuw

kan men zich afvragen of die praktijken te verzoenen zijn met een adequate bescherming van

de patiënt. Daarbij staat ook het voeren van reclame voor dergelijke esthetische

behandelingen door de schoonheidsspecialisten ter discussie. Hoewel ieder hoofdstuk gepaard

gaat met een tussenbesluit, zal deze masterproef besluiten met een algemene conclusie.

Page 11: Patiënten- en consumentenbescherming in de gezondheids- …

4

Hoofdstuk I. De gezondheidszorg

1. Algemeen kader

1.1 Relatie arts – patiënt

1.1.1 Situering

8. Een goede en efficiënte gezondheidszorg vindt haar fundamenten in een evenwichtige arts-

patiëntrelatie waarin het wederzijds vertrouwen tussen de geneeskundige en de patiënt

centraal staat. Deze vertrouwensrelatie tussen de arts en de patiënt steunt op twee

fundamentele principes die onderling sterk met elkaar verbonden zijn, doch elkaar niet

uitsluiten: de autonomie en de menselijke waardigheid. Dit laatste principe dat als

overkoepelend beginsel van de mensenrechten en zodoende ook van de patiëntenrechten het

uitgangpunt van de arts-patiëntrelatie vormt, heeft hierbij een dubbele rol.1

9. In de onderliggende verhouding tussen de arts en de patiënt is er vooreerst sprake van de

menselijke waardigheid als empowerment dat betrekking heeft op het zelfbeschikkingsrecht

van de patiënt. Als onderdeel van de menselijke waardigheid wordt de autonomie van de

patiënt binnen de arts-patiëntrelatie vervolgens uitgelegd in termen van relationele autonomie.

De patiënt bevindt zich immers in een vertrouwelijke relatie waarin hij naast zijn eigen

aanwezigheid de aanwezigheid en dus de inspraak van de geneesheer moet dulden. Dit heeft

tot gevolg dat de absolute beslissingsvrijheid waarover de patiënt beschikt, vervangen wordt

door een “shared-decision-making” wat betekent dat de arts de patiënt begeleidt en voor zover

nodig in een vanuit het oogpunt van de patiënt goede richting stuurt. Naast de menselijke

waardigheid empowerment vervult de menselijke waardigheid als constraint de tweede rol

van het fundamentele uitgangspunt van de arts-patiëntrelatie. Dit tweede principe plaatst de

onderliggende relatie tussen de geneesheer en de patiënt in zijn geheel binnen de samenleving

en wordt binnen deze relatie gedefinieerd als het streven van de arts naar goede zorg. Het is

zodoende de maatschappij die de krijtlijnen uittekent waarbinnen de arts-patiëntrelatie vorm

kan krijgen en die de patiënt en de arts beperken in de vraag en de uitoefening van om het

1 T. GOFFIN, De professionele autonomie van de arts: de rechtspositie van de arts in de arts-patiëntenrelatie,

Brugge, Die Keure, 2011, 461, nr. 1052.

Page 12: Patiënten- en consumentenbescherming in de gezondheids- …

5

even welke behandeling. Uit deze principes kan men zonder meer afleiden dat menselijke

waardigheid en autonomie onlosmakelijk met elkaar verbonden zijn.

10. De tweepartijverhouding die bestaat tussen de geneeskundige en de patiënt wordt

onterecht wel eens gereduceerd tot de minimale voorstelling waarbij een patiënt en een arts

elkaar doelbewust en vrij treffen en zodoende een vertrouwensband tot stand brengen. Een

arts-patiëntrelatie is evenwel complexer dan dat. Zo dient men onder meer rekening te houden

met de aard van de medische handeling, de diverse specialisaties binnen de gezondheidzorg

en de machtspositie van de arts. Daarnaast kan men niet ontkennen dat ook patiënten in

zekere mate deze in twee richtingen werkende relatie sturen en zodoende beïnvloeden. Het

doel bestaat er dan ook in al deze elementen in acht te nemen en het middelpunt te zoeken

tussen de belangen van de arts enerzijds en de belangen van de patiënt anderzijds. Enkel het

wederzijds vertrouwen tussen deze beide partijen zal de sleutel zijn tot het welslagen van een

goede gezondheidszorg.2

1.1.2 Juridische kwalificatie

11. Omtrent de juridische grondslag van de arts-patiëntrelatie bestaat er in België sinds

geruime tijd discussie. Noch de wetgever noch het Hof van Cassatie lijken zich hierover

uitdrukkelijk uit te spreken. Dit in tegenstelling tot onder meer Frankrijk waar het Franse Hof

van Cassatie in het befaamde MERCIER-arrest3 de arts-patiëntrelatie juridisch gekwalificeerd

heeft als zijnde een overeenkomst. Ook Nederland heeft de controverse definitief beslecht

door de kwalificatie van de geneeskundige behandelingsovereenkomst als een bijzondere

vorm van overeenkomst van opdracht in de Wet Geneeskundige Behandelingsovereenkomst4

op te nemen.

2 T. GOFFIN, De professionele autonomie van de arts: de rechtspositie van de arts in de arts-patiëntenrelatie,

Brugge, Die Keure, 2011, 281–283. 3 Cass. (Fr.) 20 mei 1936, DP 1936, I, 88, noot E.P., concl. P. MATTER; S. 1937, I, 321, noot A. BRETON en Bull.Ass.

1936, 748, concl. 4 Wet 17 november 1994 tot wijziging van het Burgerlijk Wetboek en enige andere wetten in verband met de

opneming van bepalingen omtrent de overeenkomsten tot het verrichten van handelingen op het gebied van geneeskunst, Stb. 22 december 1994.

Page 13: Patiënten- en consumentenbescherming in de gezondheids- …

6

12. Niettemin de wetgever en het Hof van Cassatie in een aantal van haar arresten impliciet de

contractuele rechtsverhouding lijken te erkennen5, spreken noch de Belgische wetgever noch

het Hof van Cassatie zich expliciet uit over de juridische grondslag van de arts-patiëntrelatie.

Zodoende is men genoodzaakt zich te beperken tot een analyse van de lagere rechtspraak en

rechtsleer. Uit onderzoek blijkt dat de meerderheid van de heersende Belgische rechtspraak en

rechtsleer de relatie arts-patiënt kwalificeert als zijnde een contractuele rechtsverhouding.6 Dit

in de overtuiging dat zowel de arts als de patiënt zich ten opzichte van elkaar verbinden in die

zin dat de arts de verplichting heeft de patiënt op medisch vlak te behandelen en dit in ruil

tegen een vergoeding vanwege de te behandelen patiënt.

13. Nochtans is er binnen de rechtsleer geenszins sprake van unanimiteit wat de contractuele

kwalificatie van de arts-patiëntrelatie betreft. Zo wordt onder meer het nut van een

contractuele kwalificatie in twijfel getrokken nu een medische fout dikwijls als een misdrijf

gekwalificeerd kan worden en de patiënt in dat geval zijn vordering zowel ex contractu als op

een onrechtmatige daad kan steunen. Zodoende is de contractuele aard van de relatie niet zo

belangrijk.7

5 Art. 2277bis, 1

e lid BW; Art. 30 Wet 10 juli 2008 betreffende de ziekenhuizen en andere

verzorgingsinrichtingen, BS 7 november 2008; Cass. 4 oktober 1973, Arr.Cass. 1974, 132; Pas. 1974, I, 121, JT

1874, 296, noot; Cass. 16 mei 1974, Arr.Cass. 1974, 1039, concl. W.G.; Pas. 1974, I, 967; Cass. 28 februari 2002,

T.Gez. 2002-03, 12-20; Cass. 16 december 2004, RW 2004-05, 1553-1554; T. GOFFIN, De professionele autonomie van de arts: de rechtspositie van de arts in de arts-patiëntenrelatie, Brugge, Die Keure, 2011, 286-288. H. NYS “De overeenkomst in het kader van de uitoefening van de geneeeskunde gisteren, vandaag en morgen” in M. STORME, Y. MERCHIERS en J. HERBOTS (eds.) De overeenkomst vandaag en morgen. XVIe Postuniversitaire cyclus Willy Delva 1989-1990, Antwerpen, Kluwer Rechtswetenschappen, 1990, 497-498. 6 Bergen 19 april 1989, JLMB 1989, 1085; Antwerpen 16 november 1992, Limb.Rechtsl. 1993, 27; Luik 4 januari

2001, T.Gez. 2002-03, 330; G. BAETEMAN, “De burgerrechtelijke component van het gezondheidsrecht”, Vl.T.Gez. 1990-91, 105; R.O. DALCQ, “L’évolution de la responsabilité médicale”, Bull.Ass. 1981, 650; R. D’HAESE, “Medische contracten in het licht van het recht op eerbied voor de fysieke integriteit. De informed consent-vereiste als raakpunt”, TBBR 2010, 432, nr. 10; Y.-H. LELEU en G. GENICOT, Le droit médical: aspects juridiques de la relation médecin-patient, Brussel, De Boeck en Larcier, 2001, 48; G. GENICOT, Droit médical et biomédical, Brussel, Larcier, 2010, 96-97; T. GOFFIN, De professionele autonomie van de arts: de rechtspositie van de arts in de arts-patiëntenrelatie, Brugge, Die Keure, 2011, 285-286, nr. 689; H. NYS, Geneeskunde: recht en medisch handelen, Brussel, Story-Scientia, 2005, 140, nr. 316; X. RYCKMANS en R. MEERT-VAN DE PUT, Les droits et des obligations des médecins ainsi que les dentistes , accoucheuses et infirmières, Brussel, Larcier, 1971, 163, nr. 219; M. VAN QUICKENBORNE, “De instemming van de patiënt in de therapeutische relatie” in A. HEYVAERT, R. KRUITHOF en T. VANSWEEVELT (eds.) Juridische aspecten van de geneeskunde, Antwerpen, Kluwer Rechtswetenschappen, 1989, 219-220, nr. 10; T. VANSWEEVELT, De civielrechtelijke aansprakelijkheid van de geneesheer en het ziekenhuis, Antwerpen, Maklu, 1997, 48-49. 7 K. GEENS, Het vrij beroep: enkele theoretische beschouwingen aan de hand van een vergelijkende studie naar

Belgisch recht van de reglementering ter zake van de beroepen van arts, advocaat, architect en bedrijfsrevisor, onuitg. doctoraatsthesis Rechten K.U. Leuven, 1986, 226-229, nr. 362; T. GOFFIN, De professionele autonomie van de arts: de rechtspositie van de arts in de arts-patiëntenrelatie, Brugge, Die Keure, 2011, 289, nr. 694; H. NYS “De overeenkomst in het kader van de uitoefening van de geneeeskunde gisteren, vandaag en morgen” in

Page 14: Patiënten- en consumentenbescherming in de gezondheids- …

7

14. Anderen menen dat er in het kader van een therapeutische relatie geenszins sprake kan

zijn van een contract in de strikte zin van het woord daar het contract uitsluitend via allerlei

kunstgrepen en uitzonderingen te herkennen zou zijn nu de klassieke voorwaarden voor de

totstandkoming van een geldige overeenkomst (toestemming, bekwaamheid, voorwerp en

oorzaak) nauwelijks vervuld en te vervullen zijn.8 Bovendien zou in een dergelijke

therapeutische verhouding de arts veeleer belast zijn met een wettelijke opdracht dan met een

contractuele verbintenis. Een contract is in dat opzicht enkel noodzakelijk om de patiënt te

wijzen op zijn verplichting het honorarium te betalen, niet om de arts te wijzen op zijn

verplichting de patiënt op medisch vlak bij te staan.9

15. Bovendien zou het belang van het onderscheid tussen de contractuele en de quasi-

delictuele aansprakelijkheid als juridische grondslag van de arts-patiëntrelatie vooral

theoretisch zijn nu men in de praktijk de zorgvuldigheidsnorm aanwendt ter beoordeling van

het gedrag in kwestie. Aangezien zowel de contractuele als de quasi-delictuele

aansprakelijkheid hun grondslag vinden in de fout en de beoordelingscriteria voor de fout in

beide gevallen identiek zijn, lijkt de vraag naar de juridische grondslag van de arts-

patiëntrelatie overbodig. Gelet op de mogelijke problemen en het gebrek aan flexibiliteit die

een contractuele kwalificatie met zich kan meebrengen, moet men de overeenkomst als

juridische grondslag van de arts-patiëntrelatie terzijde schuiven en moet men zich

concentreren op de beslissingen die binnen deze relatie worden genomen in het kader van de

Wet Patiëntenrechten en in het bijzonder op de menselijke waardigheid.10

16. Deze kritiek werd recent in de rechtsleer aanvaard, doch onder het voorwendsel dat de

kwalificatie als overeenkomst behouden blijft naast het principe van menselijke waardigheid.

Zo dient er een duidelijk onderscheid gemaakt te worden tussen de contractuele medische

behandelingsovereenkomst als rechtsverhouding tussen de arts en de patiënt enerzijds en de

vertrouwelijke arts-patiëntrelatie anderzijds. Dit vertrouwen wordt gegarandeerd binnen het

M. STORME, Y. MERCHIERS en J. HERBOTS (eds.) De overeenkomst vandaag en morgen. XVIe Postuniversitaire cyclus Willy Delva 1989-1990, Antwerpen, Kluwer Rechtswetenschappen, 1990, 497, nr. 5. 8 X. DIJON, Le sujet de droit en son corps: une mise à l’épreuve du droit subjectif, Namen, Société d’études

morales, sociales et juridiques, 1982, 422 e.v.; T. GOFFIN, De professionele autonomie van de arts: de rechtspositie van de arts in de arts-patiëntenrelatie, Brugge, Die Keure, 2011, 289, nr. 694; T. VANSWEEVELT, De civielrechtelijke aansprakelijkheid van de geneesheer en het ziekenhuis, Antwerpen, Maklu, 1997, 52, nr. 16. 9 R. SAVATIER, noot onder Cass. (1

e k.) 16 december 1948, JT 1949, 85; M. VAN QUICKENBORNE, “De instemming

van de patiënt in de therapeutische relatie” in A. HEYVAERT, R. KRUITHOF en T. VANSWEEVELT (eds.) Juridische aspecten van de geneeskunde, Antwerpen, Kluwer Rechtswetenschappen, 1989, 224, nr. 15. 10

G. GENICOT, Droit médical et biomédical, Brussel, Larcier, 2010, 99-101.

Page 15: Patiënten- en consumentenbescherming in de gezondheids- …

8

juridisch kader waarin de arts-patiëntrelatie zich afspeelt. Dit kader wordt alsdan gevormd

door de contractuele medische behandelingsovereenkomst langs de ene kant en de figuur van

de bonus medicus en de patiënt als bonus aeger langs de andere kant. Deze plichtsverhouding

komt alsdan tot uiting in de zorgvuldigheidsplicht van de arts en de medewerkingsplicht van

de patiënt.11

Het juridisch kader van de medische behandelingsovereenkomst dient bijgevolg

te worden geherinterpreteerd in het licht van de menselijke waardigheid, doch zonder dat zij

evenwel uitgesloten kan worden als juridische grondslag van de arts-patiëntrelatie.12

17. Hoewel noch het Hof van Cassatie noch de wetgever zich hebben uitgesproken omtrent de

juridische kwalificatie van de arts-patiëntrelatie en er geen eensgezindheid heerst in de

rechtsleer, kan men er thans van uitgaan dat deze tweepartijverhouding haar juridische

grondslag vindt in de medische behandelingsovereenkomst.13

Een kleine kanttekening kan

gemaakt worden bij het gegeven dat er binnen de rechtsleer geen unanimiteit heerst omtrent

de contractuele kwalificatie in die zin dat het veelal gaat om rechtsleer van zo’n twintig à

dertig jaar geleden. Dit in tegenstelling tot de huidige rechtsleer die, op enkele uitzonderingen

na, de meerderheid binnen de rechtspraak volgt en uitgaat van een contractuele grondslag van

de arts-patiëntrelatie.

18. De meerderheidsopvatting lijkt terecht het fundament van onze gezondheidszorg juridisch

te kwalificeren als een overeenkomst. De loutere wilsovereenstemming tussen de arts en de

patiënt heeft immers tot gevolg dat beide partijen een wederzijdse verbintenis aangaan met het

oog op een adequate en efficiënte behandeling van de patiënt. Een contractuele kwalificatie

van de arts-patiëntrelatie kan daarenboven bijdragen tot een verhoogd bewustzijn van de

geneesheer met betrekking tot de doelstelling van zijn geneeskundige opdracht. Tot slot kan

men zich afvragen wat het alternatief is voor de kwalificatie van de arts-patiëntrelatie nu de

bestaande tegenargumenten weinig overtuigend zijn.14

11

T. GOFFIN, De professionele autonomie van de arts: de rechtspositie van de arts in de arts-patiëntenrelatie, Brugge, Die Keure, 2011, 290, nr. 695. 12

T. GOFFIN, De professionele autonomie van de arts: de rechtspositie van de arts in de arts-patiëntenrelatie, Brugge, Die Keure, 2011, 465, nr. 1061. 13

T. GOFFIN, De professionele autonomie van de arts: de rechtspositie van de arts in de arts-patiëntenrelatie, Brugge, Die Keure, 2011, 322, nr. 772. 14

H. NYS “De overeenkomst in het kader van de uitoefening van de geneeeskunde gisteren, vandaag en morgen” in M. STORME, Y. MERCHIERS en J. HERBOTS (eds.) De overeenkomst vandaag en morgen. XVIe Postuniversitaire cyclus Willy Delva 1989-1990, Antwerpen, Kluwer Rechtswetenschappen, 1990, 500-501.

Page 16: Patiënten- en consumentenbescherming in de gezondheids- …

9

1.1.3 Het belang van een goede arts-patiëntrelatie

19. Een goede en efficiënte gezondheidszorg valt of staat met de kwaliteit van de tussen de

arts en de patiënt bestaande tweepartijverhouding. Wederzijds vertrouwen is hierbij het

sleutelwoord. Dit vertrouwen steunt in de eerste plaats op de vaststelling dat de patiënt er op

moet kunnen vertrouwen dat de geneesheer op een vakkundige wijze de juiste diagnose stelt

en de patiënt vervolgens op een adequate wijze behandelt. Niettemin is dit slechts mogelijk

voor zover de arts op zijn beurt er op kan vertrouwen dat de patiënt hem de noodzakelijke

informatie verschaft met het oog op een correcte diagnose en doeltreffende behandeling.

20. Vertrouwen kan in het kader van de gezondheidszorg evenwel in vele opzichten een

betekenis hebben en moet onderscheiden worden al naargelang de aard en de impact van de

medische behandeling.15

Zo is wederzijds vertrouwen in het kader van een

kankerbehandeling, de palliatieve zorgen of de amputatie van een lichaamsdeel van essentieel

belang. Dit omwille van de immense impact die deze behandelingen veroorzaken op het leven

van de patiënt. Anders zijn de situaties waarbij een hoofdwonde gehecht moet worden, een

gipsverband moet worden aangebracht of een routinecontrole bij de oogarts. Deze medische

tussenkomsten vragen weliswaar vertrouwen van de patiënt in de arts, doch hebben niet een

zodanige impact op de patiënt dat een even groot vertrouwen aanwezig moet zijn als bij een

kankerbehandeling. De intensiteit van het vertrouwen verschilt bijgevolg al naargelang de

impact van de medische behandeling op het leven van de patiënt.

21. Ook de frequentie waarmee men een arts treft zal een invloed uitoefenen op de

vertrouwensband. Zo zal het vertrouwen van de patiënt in de huisarts bijzonder groot zijn daar

deze vaak de eerste in lijn is tot wie men zich met een medisch dan wel met een niet-medisch

probleem richt. Het tegenovergestelde zal het geval zijn wanneer men onverwacht op de

spoeddienst van het ziekenhuis terechtkomt. Een vertrouwensrelatie kan evenwel reeds van

het eerste contact worden opgebouwd en de uiting zijn van een goede arts-patiëntrelatie.

22. Naast het vertrouwen vergt een arts-patiëntrelatie respect. Dit veronderstelt in eerste

instantie een wederzijdse erkenning van elkaars rechten en plichten doch ook het respect voor

elkaars autonomie. Dit moet de machtspositie van de arts ten aanzien van de patiënt indijken

15

T. GOFFIN, De professionele autonomie van de arts: de rechtspositie van de arts in de arts-patiëntenrelatie, Brugge, Die Keure, 2011, 281, nr. 677.

Page 17: Patiënten- en consumentenbescherming in de gezondheids- …

10

en het veeleisende gedrag van de patiënt ten aanzien van de geneesheer aan banden leggen.16

Het in aanschouw nemen van deze twee fundamenten leidt onvermijdelijk tot de vaststelling

dat een goede arts-patiëntrelatie bijzonder veel inspanningen vergt van zowel de arts als de

patiënt. Het komt er op aan een gebalanceerd evenwicht te vinden tussen de inspanningen van

beide partijen opdat er sprake zou zijn van een goede arts-patiëntrelatie. In de rechtsleer wordt

dit gevisualiseerd aan de hand van een slinger met aan de ene kant de arts en aan de andere

kant de patiënt. Een ideale arts-patiëntverhouding wordt gekenmerkt door een slinger die in

het midden hangt tussen de geneesheer en de patiënt en zodoende een evenwicht schept tussen

de autonomie van de arts en het zelfbeschikkingsrecht van de patiënt. Dit evenwicht is, gelet

op de machtspositie van de arts en de eerder zwakke positie van de patiënt in de

onderliggende verhouding, niet altijd even gemakkelijk te bereiken.17

Het is in dat opzicht dat

de Wet Patiëntenrechten18

een essentiële rol speelt in de arts-patiëntrelatie.

23. Daar waar de slinger aanvankelijk doorhing in het voordeel van de arts en de uiting was

van paternalisme, lijkt deze sinds de invoering van de Wet Patiëntenrechten naar de zijde van

de patiënt verschoven te zijn. Patiënten hun rechten zijn thans wettelijk verankerd daar waar

een duidelijk afgelijnd juridisch kader ontbreekt voor de arts. Een herinterpretatie van de arts-

patiëntrelatie in die zin dat er een wettelijke regeling wordt uitgewerkt betreffende de

rechtspositie van de arts an sich en in de relatie tot de patiënt, lijkt aangewezen opdat de

slinger opnieuw in balans zou zijn.19

1.2 De Wet van 22 augustus 2002 betreffende de rechten van de patiënt

1.2.1 Juridisch kader

24. De aanvankelijk paternalistische houding van de arts had zonder meer tot gevolg dat de

geneesheer op dominante wijze de arts-patiëntrelatie aanstuurde. Als zwakkere partij in deze

onderliggende machtsverhouding kon de patiënt zich weliswaar beroepen op een aantal

16

T. GOFFIN, De professionele autonomie van de arts: de rechtspositie van de arts in de arts-patiëntenrelatie, Brugge, Die Keure, 2011, 473, nr. 1075. 17

T. GOFFIN, De professionele autonomie van de arts: de rechtspositie van de arts in de arts-patiëntenrelatie, Brugge, Die Keure, 2011, 3 , 4 en 281–283, nrs. 1–2 en 676–682. 18

Wet 22 augustus 2002 betreffende de rechten van de patiënt, BS 26 september 2002 (ed.2) , erratum BS 20 december 2002. 19

T. GOFFIN, De professionele autonomie van de arts: de rechtspositie van de arts in de arts-patiëntenrelatie, Brugge, Die Keure, 2011, 473-474, nr. 1076.

Page 18: Patiënten- en consumentenbescherming in de gezondheids- …

11

grondwettelijke bepalingen zoals het recht op privéleven en het recht op gezondheidszorg20

,

doch was voor de rest aangewezen op een aantal algemene rechtsbeginselen, strafrechtelijke

bepalingen en internationale verdragen. De hoeveelheid aan onderscheiden rechten en

principes bleek evenwel onvoldoende en weinig efficiënt ter vrijwaring van de rechten van de

patiënt. Daarnaast ontbrak iedere vorm van rechtsbescherming voor de wilsonbekwame

patiënt en was een patiënt met een klacht wegens de afwezigheid van een laagdrempelige

behandeling, aangewezen op een gerechtelijke procedure. Ook onduidelijke, dubbelzinnige,

tegenstrijdige en patiëntonvriendelijke bepalingen vormden de voedingsbodem voor een

uniforme wet betreffende de rechten van de patiënt. Het is pas in het regeerakkoord van 7 juli

1999 dat een werkgroep werd opgericht met het oog op de uitwerking van een handvest voor

patiëntenrechten. De activiteiten van deze werkgroep leidden uiteindelijk tot de hoofdlijnen

van de op 22 augustus 2002 uitgevaardigde Wet betreffende de rechten van de patiënt21

.22

Het

primaire doel van de wetgever bestond er in een rechtsbeschermend kader te scheppen met het

oog op het verstevigen van de positie van de patiënt in zijn onderlinge relatie met de arts om

zodoende de autonomie van de patiënt binnen deze tweepartijverhouding uitdrukkelijk te

erkennen.23

25. Opdat de patiënt zich zou kunnen beroepen op de door de Wet Patiëntenrechten

gewaarborgde rechten moet er sprake zijn van een contractuele of buitencontractuele

privaatrechtelijke of publiekrechtelijke rechtsverhouding inzake gezondheidszorg verstrekt

door een beroepsbeoefenaar aan een patiënt.24

Men onderscheidt hierbij drie cumulatieve

voorwaarden. Zo moet er in de eerste plaats logischerwijze sprake zijn van een patiënt. De

wetgever is hierbij uitgegaan van een zeer brede definitie en omschrijft de patiënt als “iedere

natuurlijke persoon aan wie gezondheidszorg wordt verstrekt, al dan niet op eigen verzoek”25

.

20

Art. 22 en 23 GW. 21

Wet 22 augustus 2002 betreffende de rechten van de patiënt, BS 26 september 2002, erratum BS 20 december 2002 (hierna verkort Wet Patiëntenrechten) 22

W. DIJKHOFFZ, Je rechten als patiënt, Berchem, EPO, 2008, 22–23; T. GOFFIN, De professionele autonomie van de arts: de rechtspositie van de arts in de arts-patiëntenrelatie, Brugge, Die Keure, 2011, 21–22, nrs. 45–48; C. TROUET en I. DREEZEN, “Rechtsbescherming van de patiënt. De wet van 22 augustus 2002 betreffende de rechten van de patiënt”, NJW 2003, afl. 16, 2–3, nrs. 1-4; T. VANSWEEVELT, “De Wet Patiëntenrechten. Deel I. Definities en toepassingsgebied van de Wet Patiëntenrechten”, T.Gez. 2003-04, 66, nr. 1. 23

T. GOFFIN, De professionele autonomie van de arts: de rechtspositie van de arts in de arts-patiëntenrelatie, Brugge, Die Keure, 2011, 3, nr. 1. 24

Art. 3, § 1 Wet Patiëntenrechten. 25

Ar. 2, 1° Wet Patiëntenrechten.

Page 19: Patiënten- en consumentenbescherming in de gezondheids- …

12

26. Het personeel toepassingsgebied van de Wet Patiëntenrechten vereist bovendien de

aanwezigheid van een beroepsbeoefenaar. Dit is “de beoefenaar zoals bedoeld in het

Koninklijk Besluit nr. 78 betreffende de uitoefening van de gezondheidszorgberoepen alsmede

de beroepsbeoefenaar van een niet-conventionele praktijk”.26

Hieruit volgt dat een zeer ruime

categorie van zorgverleners onderworpen is aan de Wet Patiëntenrechten. Het gaat hierbij

zowel om de artsen, tandartsen, vroedvrouwen, apothekers, kinesisten, verpleegkundigen als

de paramedici en de zorgkundigen. Wat de beoefenaars van de niet-conventionele praktijken

betreft, moet gewezen worden op het gegeven dat de Wet betreffende de niet-conventionele

praktijken tot op heden nog maar gedeeltelijk in werking is getreden27

. Het toepassingsgebied

van de Wet Patiëntenrechten is hierdoor beperkter dan deze doet uitschijnen.28

27. De wettelijke omschrijving van het personeel toepassingsgebied leidt ons naar het

materieel toepassingsgebied dat bestaat uit de vereiste van een rechtsverhouding inzake

gezondheidszorg opdat de patiënt zich op de door de wet gegarandeerde rechten zou kunnen

beroepen. De gezondheidszorg wordt door de wetgever omschreven als “diensten verstrekt

door een beroepsbeoefenaar met het oog op het bevorderen, vaststellen, behouden, herstellen

of verbeteren van de gezondheidstoestand van een patiënt of om de patiënt bij het sterven te

begeleiden”29

. Deze wettelijke omschrijving is eerder beperkt en omvat niet alles wat

enigszins betrekking heeft op de gezondheidszorg in de brede zin.30

Bovendien heeft deze

definitie tot gevolg dat het wegnemen van een orgaan bij een donor, het verrichten van een

zwangerschapsafbreking of het toepassen van euthanasie niet onder de toepassing van de Wet

Patiëntenrechten vallen. Deze ingrepen vallen immers onder het toepassingsgebied van een

afzonderlijke wet. Dit moet evenwel genuanceerd worden daar een voorafgaand medisch

onderzoek, de behandeling en de na-zorg bij het wegnemen van een orgaan wel onder de

toepassing van de Wet Patiëntenrechten vallen. Het is dus enkel de wegneming van het

orgaan an sich dat buiten het toepassingsgebied van de wet valt.31

26

Art. 2, 3° Wet Patiëntenrechten. 27

Art. 12 Wet 29 april 1999 betreffende de niet-conventionele praktijken inzake de geneeskunde, de artsenijbereidkunde, de kinesitherapie, de verpleegkunde en de paramedische beroepen, BS 24 juni 1999. 28

H. Nys, Geneeskunde: recht en medisch handelen, Brussel, Story-Scientia, 2005, 137–138, nrs. 309–311; T. GOFFIN, De professionele autonomie van de arts: de rechtspositie van de arts in de arts-patiëntenrelatie, Brugge, Die Keure, 2011, 23, nr. 50. 29

Art. 2, 2° Wet Patiëntenrechten. 30

T. GOFFIN, De professionele autonomie van de arts: de rechtspositie van de arts in de arts-patiëntenrelatie, Brugge, Die Keure, 2011, 24, nr. 51. 31

H. NYS, “De Wet betreffende de rechten van de patiënt”, RW 2002-03, 1121-1122, nr. 4; C. TROUET en I. DREEZEN, “Rechtsbescherming van de patiënt. De wet van 22 augustus 2002 betreffende de rechten van de

Page 20: Patiënten- en consumentenbescherming in de gezondheids- …

13

28. Vooraleer men kan overgaan tot een bespreking van de door de Wet Patiëntenrechten

gewaarborgde rechten, moet een kanttekening worden gemaakt bij het toepassingsgebied van

deze rechten. Naast de zuivere patiëntenrechten zoals deze in de Wet Patiëntenrechten zijn

opgenomen, moet men evenwel ook rekening houden met de rechten van de patiënt die in

meer algemene wetgeving en in specifieke medische situaties tot uiting komen. Men kan

hierbij denken aan het beroepsgeheim, de medisch begeleide voortplanting of euthanasie.32

De vraag of de Wet Patiëntenrechten al dan niet een lex generalis is en welke wetten gelden

als leges speciales, lijkt van ondergeschikt belang te zijn nu de Wet betreffende de rechten

van de patiënt beschouwd kan worden als materiële rechtsregels met een algemene gelding

die tevens van toepassing zouden zijn daar waar de wet materieelrechtelijk niet van toepassing

is.33

Tot slot kan gewezen worden op de Europese richtlijn 2011/24/EU34

die de rechten van

de patiënt moet verzekeren in het kader van de grensoverschrijdende gezondheidszorg.

1.2.2 Gewaarborgde rechten

29. De Wet Patiëntenrechten onderscheidt acht gegarandeerde rechten waarop de patiënt zich

ten aanzien van de arts kan beroepen in de onderliggende rechtsverhouding. Meteen moet

hierbij opgemerkt worden dat deze rechten beperkt zijn tot de meest fundamentele rechten

met het oog op eenheid, duidelijkheid en bescherming. Met dezelfde doelstelling werden ook

de uitzonderingen op en de inperkingen van deze acht rechten tot het absolute minimum

beperkt.35

30. Met het oog op de verdere behandeling van de esthetische chirurgie en de cosmetische

tandheelkunde als onderdeel van de gezondheidszorg, is het van essentieel belang aandacht te

schenken aan de voor de patiënt gewaarborgde rechten in zijn onderlinge relatie met de

esthetische beoefenaar. Dit is des te meer het geval nu de esthetische chirurgie en de

tandheelkunde het voorwerp uitmaken van een sterk gecommercialiseerde beautycultuur. Een

patiënt”, NJW 2003, afl. 16, 4, nr. 9; T. VANSWEEVELT, “De Wet Patiëntenrechten. Deel I. Definities en toepassingsgebied van de Wet Patiëntenrechten, T. Gez. 2003-04, 70-71, nrs. 11-13. 32

W. DIJKHOFFZ, Je rechten als patiënt, Berchem, EPO, 2008, 20. 33

T. GOFFIN, De professionele autonomie van de arts: de rechtspositie van de arts in de arts-patiëntenrelatie, Brugge, Die Keure, 2011, 328, nr. 781. 34

Richtlijn 2011/24/EU van het Europees Parlement en de Raad van 9 maart 2011 betreffende de toepassing van de rechten van patiënten bij grensoverschrijdende zorg, Pb.L. 4 april 2011, afl. 88, 45. 35

T. VANSWEEVELT, “De Wet Patiëntenrechten. Deel I. Definities en toepassingsgebied van de Wet Patiëntenrechten, T.Gez. 2003-04, 66-67, nr. 2; T. GOFFIN, De professionele autonomie van de arts: de rechtspositie van de arts in de arts-patiëntenrelatie, Brugge, Die Keure, 2011, 3, nr. 1.

Page 21: Patiënten- en consumentenbescherming in de gezondheids- …

14

zodanige evolutie kan evenwel niet tot gevolg hebben dat de veiligheid en de bescherming

van de patiënt naar de achtergrond zouden treden. De esthetische chirurgie en de cosmetische

tandheelkunde zijn en blijven een aspect van de gezondheidszorg en vereisen dezelfde

waarborgen als ieder andere discipline binnen de gezondheidszorg. Het loutere gegeven dat

cosmetische chirurgie en esthetische tandheelkunde worden verricht ter verwezenlijking van

een esthetisch doel, kan daaraan geen afbreuk doen.

31. Wat volgt is een overzicht en korte bespreking van vijf door de wet gewaarborgde

patiëntenrechten enerzijds en een meer uitgebreide bespreking van het recht op kwaliteitsvolle

dienstverstrekking, het recht op informatie en het recht op toestemming anderzijds. Dit

onderscheid in behandeling doet in geen enkel opzicht afbreuk aan het belang en de

noodzakelijkheid van de door de wet gewaarborgde rechten, maar wordt uitsluitend gemaakt

omwille van de diversiteit tussen de gezondheidszorg in het algemeen en de esthetische

chirurgie en de tandheelkunde in het bijzonder.

1.2.2.1 Algemene bespreking

32. In eerste instantie heeft de patiënt recht op vrije keuze van de beroepsbeoefenaar en recht

op wijziging van deze keuze behoudens, in beide gevallen, beperkingen opgelegd krachtens

de wet.36

Dit recht dient in eerste instantie beschouwd te worden als een specifieke toepassing

van het recht op zelfbeschikking waarover iedere burger beschikt en is noodzakelijk opdat het

vertrouwen de hoeksteen van een goede arts-patiëntrelatie zou vormen.37

De overeenkomst

tussen de arts en de patiënt kan als dusdanig gekwalificeerd worden als een overeenkomst die

intuitu personae is aangegaan.38

Het biedt de patiënt naast de mogelijkheid om zich tot

verscheidene beroepsbeoefenaars te wenden ook de mogelijkheid een second opinion in te

winnen bij een andere beroepsbeoefenaar.39

33. Dit recht is geenszins een voor de patiënt absoluut recht. Zo zijn in eerste orde

beperkingen mogelijk “krachtens de wet”. Men kan hierbij denken aan de situatie van de

36

Art. 6 Wet Patiëntenrechten. 37

Memorie van toelichting bij het wetsontwerp betreffende de rechten van de patiënt, Parl.St. Kamer 2001-02, nr. 50K1642/001, 18 (hierna verkort Memorie van toelichting, Parl.St. Kamer 2001-02, nr. 50K1642/001). 38

C. TROUET en I. DREEZEN, “Rechtsbescherming van de patiënt. De wet van 22 augustus 2002 betreffende de rechten van de patiënt”, NJW 2003, afl. 16, 5, nr. 14. 39

Memorie van toelichting, Parl.St. Kamer 2001-02, nr. 50K1642/001, 19; P. SCHOUKENS en F. DEWALLENS, “De Wet Patiëntenrechten. Deel IV. De vrije keuze van de beoefenaar”, T.Gez. 2003-04, 153.

Page 22: Patiënten- en consumentenbescherming in de gezondheids- …

15

arbeidsgeneeskunde, de medische behandeling van gedetineerden en geïnterneerden alsook de

gedwongen opname van geesteszieken. Een beknotting van dit recht wordt daarnaast

onvermijdelijk ook ingegeven door de interne organisatie van de instellingen voor de

gezondheidszorg alsook door een beperking van het aanbod.40

34. Eenieder van ons wordt vroeg of laat op een of andere wijze met de gezondheidszorg

geconfronteerd. Opdat men het medisch overzicht over elke patiënt zou kunnen bewaren, is

het aangewezen eenheid te brengen in onder meer de diagnose, de toepasselijke

behandelingen, de nodige onderzoeken en de medicatie. In dat opzicht bepaalt de Wet

Patiëntenrechten dat de patiënt ten opzichte van de beroepsbeoefenaar recht heeft op een

zorgvuldig bijgehouden en veilig bewaard patiëntendossier dat op diens verzoek door de

beroepsbeoefenaar kan worden aangevuld met de door de patiënt verstrekte documenten.41

Daarnaast beschikt de patiënt over een rechtstreeks dan wel onrechtstreeks inzagerecht42

in

het hem betreffende patiëntendossier alsook over het recht om tegen betaling van de

werkelijke kostprijs een afschrift van het geheel of een gedeelte van het hem betreffende

dossier te bekomen43

.

35. De bescherming van de patiënt wordt vervolgens gewaarborgd door het recht op

bescherming van zijn persoonlijke levenssfeer bij iedere tussenkomst van de

beroepsbeoefenaar en inzonderheid betreffende de informatie die verband houdt met zijn

gezondheid. Bovendien heeft de patiënt recht op respect voor zijn intimiteit. Zonder akkoord

van de patiënt mogen geen personen aanwezig zijn bij de behandeling waarvan de

aanwezigheid niet is verantwoord door dienstverstrekking.44

Elke patiënt behoort daarnaast

van de beroepsbeoefenaars in de zorgsector de meest aangepaste zorg te krijgen om de pijn te

voorkomen, er aandacht voor te hebben, te evalueren, in aanmerking te nemen, te behandelen

en te verzachten.45

Dit recht valt te kwalificeren als een onderdeel van het recht op

40

Memorie van toelichting, Parl.St. Kamer 2001-02, nr. 50K1642/001, 18–19; M. DE HERT, G. MAGIELS en E. THYS, Over mijn lijf. Bijsluiter bij de wet over de rechten van de patiënt, Antwerpen, Houtekiet, 2003, 38–39; W. DIJKHOFFZ, Je rechten als patiënt, Berchem, EPO, 2008, 34; T. GOFFIN, De professionele autonomie van de arts: de rechtspositie van de arts in de arts-patiëntenrelatie, Brugge, Die Keure, 2011, 358–359, nrs. 842–845; H. Nys, Geneeskunde: recht en medisch handelen, Brussel, Story-Scientia, 2005, 146–148, nrs. 327–328; P. SCHOUKENS en F. DEWALLENS, “De Wet Patiëntenrechten. Deel IV. De vrije keuze van de beoefenaar”, T.Gez. 2003-04, 153-155. 41

Art. 9, §1 Wet Patiëntenrechten. 42

Art. 9, §2 Wet Patiëntenrechten. 43

Art. 9, §3 Wet Patiëntenrechten. 44

Art. 10, §1 Wet Patiëntenrechten. 45

Art. 11bis Wet Patiëntenrechten.

Page 23: Patiënten- en consumentenbescherming in de gezondheids- …

16

kwaliteitsvolle dienstverstrekking maar werd als een afzonderlijk recht in de Wet

Patiëntenrechten opgenomen.

36. Het toekennen van rechtsbescherming aan de patiënt heeft slechts zin voor zover er

zekerheid bestaat omtrent de naleving en de afdwingbaarheid van de patiëntenrechten. In dat

opzicht heeft iedere patiënt het recht om een klacht in verband met de uitoefening van zijn

rechten neer te leggen bij de bevoegde ombudsfunctie.46

1.2.2.2 Recht op kwaliteitsvolle dienstverstrekking

37. Hoewel alle door de Wet Patiëntenrechten gewaarborgde rechten dermate belangrijk en

noodzakelijk zijn dient ingevolge de commercialisering van de cosmetische chirurgie en de

esthetische tandheelkunde de focus in eerste instantie gelegd te worden op het recht op

kwaliteitsvolle dienstverstrekking. “De patiënt heeft, met eerbiediging van zijn menselijke

waardigheid en zijn zelfbeschikking en zonder enig onderscheid op welke grond ook,

tegenover de beroepsbeoefenaar recht op kwaliteitsvolle dienstverstrekking die beantwoordt

aan zijn behoeften.47

38. Kwaliteitsvolle dienstverstrekking veronderstelt in de eerste plaats dat de geldende

standaarden, zoals deze voortvloeien uit de stand van de wetenschap, worden nageleefd. Het

kan hierbij gaan om standaarden uitgewerkt door wetenschappelijke verenigingen maar het is

daar niet toe beperkt.48

Op grond van dit eerste door de wet gewaarborgde recht is de

geneesheer bijgevolg ertoe gehouden zich te gedragen als een goede huisvader die handelt

conform de zorgvuldigheidsnorm zoals die in het aansprakelijkheidsrecht tot uiting is

gekomen. Hij moet zich met andere woorden gedragen als een bonus medicus of als een

zorgvuldig handelend arts geplaatst in dezelfde omstandigheden.49

39. Dit recht is geenszins beperkt tot de bekrachtiging van het zorgvuldigheidsbeginsel en

omvat naast het verbod van discriminatie op grond van leeftijd, geslacht of religie tevens het

46

Art. 11 Wet Patiëntenrechten. 47

Art. 5 Wet Patiëntenrechten. 48

Memorie van toelichting, Parl.St. Kamer 2001-02, nr. 50K1642/001, 18. 49

T. GOFFIN, De professionele autonomie van de arts: de rechtspositie van de arts in de arts-patiëntenrelatie, Brugge, Die Keure, 2011, 347, nr. 819; H. NYS, “De Wet betreffende de rechten van de patiënt”, RW 2002-03, 1124, nr. 13; C. TROUET en I. DREEZEN, “Rechtsbescherming van de patiënt. De wet van 22 augustus 2002 betreffende de rechten van de patiënt”, NJW 2003, afl. 16, 4, nr. 12.

Page 24: Patiënten- en consumentenbescherming in de gezondheids- …

17

principe van eerbiediging van de zelfbeschikking van de patiënt. Hoewel dit recht een zeer

ruime uitwerking heeft is dit recht, gelet op de bewoordingen “…dienstverstrekking die

beantwoordt aan zijn behoeften”, geenszins absoluut. Het garanderen van dit recht impliceert

immers niet dat aan alle mogelijke individuele behoeften moet worden tegemoet gekomen of

dat er geen voorwaarden kunnen worden gesteld aan de omstandigheden waaronder de

kwaliteitsvolle dienstverlening ter beschikking wordt gesteld.50

Zo kan de patiënt geen type

behandeling vorderen waarvoor er geen medische indicatie bestaat. Deze beperking wordt

onvermijdelijk ook ingegeven door schaarse middelen. Het recht op kwaliteitsvolle

dienstverstrekking is tot slot een individueel recht van de patiënt in zijn onderlinge relatie met

de arts en kan als dusdanig niet worden verward met het voor eenieder door de Grondwet

gewaarborgde recht op gezondheidszorg51

.52

1.2.2.3 Recht op informatie

40. Recht op kwaliteitsvolle dienstverstrekking gaat noodzakelijkerwijze gepaard met het

recht op informatie. Dit door de wet gegarandeerde recht vormt naast het recht op

toestemming wellicht een van de belangrijkste fundamenten van een optimale arts-

patiëntrelatie en vloeit noodzakelijkerwijze voort uit de informatieverplichting van de arts.

Hoewel de patiënt er ook toe gehouden is zijn medische voorgeschiedenis en andere aspecten

van zijn gezondheidstoestand mede te delen aan de arts, is de informatieverplichting van deze

laatste ruimer, complexer en meer vergaand.53

Het recht op informatie veronderstelt dat er een

onderscheid wordt gemaakt tussen enerzijds de “diagnose-informatie” en anderzijds de

“toestemmings-“ of “behandelingsinformatie”.54

Een zodanig onderscheid is evenwel vanuit

juridisch opzicht niet erg relevant aangezien elke informatieverplichting in de

buitencontractuele arts-patiëntrelatie zijn grondslag vindt in het recht op fysieke integriteit

50

Memorie van toelichting, Parl.St. Kamer 2001-02, nr. 50K1642/001, 18. 51

Art. 23 GW. 52

M. DE HERT, G. MAGIELS en E. THYS, Over mijn lijf. Bijsluiter bij de wet over de rechten van de patiënt, Antwerpen, Houtekiet, 2003, 33–37; W. DIJKHOFFZ, Je rechten als patiënt, Berchem, EPO, 2008, 36; T. GOFFIN, De professionele autonomie van de arts: de rechtspositie van de arts in de arts-patiëntenrelatie, Brugge, Die Keure, 2011, 344–348, nrs. 815–822; H. NYS, Geneeskunde: recht en medisch handelen, Brussel, Story-Scientia, 2005, 145–146, nrs. 324–326. 53

T. GOFFIN, De professionele autonomie van de arts: de rechtspositie van de arts in de arts-patiëntenrelatie, Brugge, Die Keure, 2011, 360, nr. 847. 54

Rb. Namen 25 januari 2008, RGAR 2009, afl. 6, nr. 14530, D. CLARYSSE, “De modaliteiten en het bewijs van de geïnformeerde toestemming in de relatie zorgverlener-patiënt”, Jura Falc. 2001-02, 17; S. TACK en T. BATHAZAR, Patiëntenrechten. Informed consent in de zorgsector: recente evoluties in Cahiers Antwerpen Brussel Gent, Brussel, Larcier, 2007/5-6, 3-4.

Page 25: Patiënten- en consumentenbescherming in de gezondheids- …

18

daar waar de informatieverplichting in de contractuele relatie begrepen is in de geneeskundige

behandelingsovereenkomst.55

41. Zo heeft de patiënt in eerste instantie “recht op alle hem betreffende informatie die nodig

is om inzicht te krijgen in zijn gezondheidstoestand en de vermoedelijke evolutie ervan.”56

Opgemerkt moet worden dat dit recht op zichzelf bestaat zonder dat er reeds sprake is van een

voorgenomen behandeling en zonder dat dit verbonden is met een latere toestemming.57

Er

bestaan immers heel wat situaties waarbij een behandeling onbestaande is ofwel omdat deze

in de huidige stand van de wetenschap ontbreekt ofwel omdat de patiënt te kennen heeft

gegeven geen behandeling meer te willen ondergaan.58

Niettemin heeft de patiënt ook in die

situaties waar er sprake is van een infauste prognose, recht op informatie.

42. Bovendien moet het gaan om alle informatie die nodig is om inzicht te krijgen in zijn

gezondheidstoestand en de vermoedelijke evolutie ervan. Volgens de Minister beoogt deze

bepaling dat de beroepsbeoefenaar de informatie waarover hij beschikt niet voor zich houdt,

maar aan de patiënt meedeelt.59

In die zin zou informatie waarover de beroepsbeoefenaar nog

niet beschikt geen onderdeel vormen van het recht op informatie. In de rechtsleer wordt dit

bekritiseerd in die zin dat naast de reeds beschikbare gezondheidsinformatie tevens de nog

niet-beschikbare informatie die later via geïndiceerde onderzoeksmethoden aan het licht kan

komen, deel uitmaakt van het recht op informatie. Het bestaan van een recht op medisch-

geïndiceerd onderzoek als onderdeel van het recht op informatie kan men bovendien afleiden

uit het bestaan van het recht op kwaliteitsvolle dienstverstrekking.60

43. Wat de vorm van de diagnose-informatie betreft, heeft de wetgever uitdrukkelijk bepaalt

dat de informatie in beginsel mondeling en in een duidelijke taal geschiedt. Hetgeen meteen

ook inhoudt dat de wijze van informatieverstrekking aangepast moet worden aan de

55

W. DIJKHOFFZ, “De Wet Patiëntenrechten. Deel III. Het recht op informatie en geïnformeerde toestemming”, T.Gez. 2003-04, 108; T. VANSWEEVELT, “De toestemming van de patiënt”, TPR 1991, 305, nr. 26. 56

Art. 7, §1 Wet Patiëntenrechten. 57

Rb. Namen 25 januari 2008, RGAR 2009, afl. 6, nr. 14530. 58

Memorie van toelichting, Parl.St. Kamer 2001-02, nr. 50K1642/001, 19–20. 59

Hand. Kamer 2001-02, 8 juli 2002, 77. 60

W. DIJKHOFFZ, ”De Wet Patiëntenrechten. Deel III. Het recht op informatie en geïnformeerde toestemming”, T.Gez. 2003-04, 105; T. GOFFIN, De professionele autonomie van de arts: de rechtspositie van de arts in de arts-patiëntenrelatie, Brugge, Die Keure, 2011, 361, nr. 850; H. NYS, “De wet betreffende de rechten van de patiënt”, RW 2002-03, 1125.

Page 26: Patiënten- en consumentenbescherming in de gezondheids- …

19

individuele patiënt. Zo dient men onder meer rekening te houden met de leeftijd of de door de

patiënt genoten opleiding.61

44. Het recht op informatie van de patiënt ten aanzien van de betrokken beroepsbeoefenaar

kent twee uitzonderingen in welk geval de verplichting tot informatie wordt geconverteerd in

een tegenovergesteld verbod op informatie. Het gaat hierbij om het uitzonderingsregime van

het recht om niet te weten enerzijds en de therapeutische exceptie anderzijds. Het recht om

niet te weten houdt in dat de patiënt geen diagnose-informatie verkrijgt indien hij hierom

uitdrukkelijk verzoekt, tenzij wanneer het niet meedelen van deze informatie een

klaarblijkelijk ernstig nadeel voor de gezondheid van de patiënt of een derde veroorzaakt en

mits de arts voorafgaandelijk een collega of de eventuele vertrouwenspersoon hierover heeft

geconsulteerd.62

Het recht om niet te weten is dus geenszins absoluut en kent een uitzondering

in het geval dat er sprake is van een klaarblijkelijk ernstig nadeel voor de gezondheid van de

patiënt of een derde. Men kan hierbij denken aan een erfelijke of een besmettelijke ziekte

doch ook aan de situatie waarbij een ziekte een nadelige invloed heeft op de rijvaardigheid

van de betrokken patiënt.63

Het recht om niet te weten moet dus beschouwd worden als een

soort van afweerrecht tegen schadeverwekkende gezondheidsinformatie.64

45. De therapeutische exceptie betreft daarentegen de omgekeerde situatie waarbij de arts de

mogelijkheid bezit om tijdelijk informatie te onthouden wanneer het meedelen ervan een

klaarblijkelijk ernstig nadeel voor de patiënt zou meebrengen en mits de beroepsbeoefenaar

hierover een andere beroepsbeoefenaar heeft geraadpleegd.65

Zo zullen hevige emoties niet

bevorderlijk zijn voor een hartpatiënt of is het niet aangewezen een diagnose mede te delen

wanneer men een vermoeden heeft dat de betrokkene suïcidaal gedrag zal vertonen na het

horen van de diagnose. Het gaat dus in wezen om een noodtoestand waarbij de betrokken arts

een afweging dient te maken tussen enerzijds zijn plicht om te informeren en anderzijds zijn

plicht om geen schade toe te brengen.66

61

Memorie van toelichting, Parl.St. Kamer 2001-02, nr. 50K1642/001, 20. 62

Art. 7, §3 Wet Patiëntenrechten. 63

M. DE HERT, G. MAGIELS en E. THYS, Over mijn lijf. Bijsluiter bij de wet over de rechten van de patiënt, Antwerpen, Houtekiet, 2003, 48; W. DIJKHOFFZ, Je rechten als patiënt, Berchem, EPO, 2008, 41. 64

W. DIJKHOFFZ, ”De Wet Patiëntenrechten. Deel III. Het recht op informatie en geïnformeerde toestemming”, T.Gez. 2003-04, 105. 65

Art. 7, §4 Wet Patiëntenrechten. 66

M. DE HERT, G. MAGIELS en E. THYS, Over mijn lijf. Bijsluiter bij de wet over de rechten van de patiënt, Antwerpen, Houtekiet, 2003, 51–52; W. DIJKHOFFZ, ”De Wet Patiëntenrechten. Deel III. Het recht op informatie en geïnformeerde toestemming”, T.Gez. 2003-04, 107.

Page 27: Patiënten- en consumentenbescherming in de gezondheids- …

20

1.2.2.4 Recht om toestemming te geven of te weigeren

46. Hoewel de diagnose-informatie onderscheiden dient te worden van de zogenaamde

toestemmingsinformatie is de informatie over de gezondheidstoestand en haar vermoedelijke

evolutie essentieel doch onvoldoende opdat men met volledige kennis van zaken zou kunnen

toestemmen in een bepaalde door de arts voorgestelde behandeling.67

Zodoende beschikt de

patiënt naast het recht op informatie over het recht om geïnformeerd, voorafgaandelijk en vrij

toe te stemmen in iedere tussenkomst van de beroepsbeoefenaar alsook over het recht deze

toestemming te weigeren, dan wel in te trekken.68

Het recht op toestemming is bijgevolg de

wettelijke bekrachtiging van het informed-consentbeginsel dat in de regel wordt afgeleid uit

het recht op fysieke integriteit en uit het ruimere recht op zelfbeschikking.69

Het begrip

“tussenkomst” dient hierbij ruim geïnterpreteerd te worden en slaat zowel op de onderzoeken

of behandelingen waarbij de fysieke integriteit van de patiënt in het geding is als de medische

tussenkomsten waarbij dit niet het geval is.70

In beide situaties is evenwel de geïnformeerde

toestemming van de patiënt vereist.

47. De geïnformeerde toestemming dient uitdrukkelijk door de patiënt te worden gegeven,

tenzij wanneer de beroepsbeoefenaar, na de patiënt voldoende te hebben geïnformeerd, uit de

gedragingen van de patiënt redelijkerwijze diens toestemming kan afleiden.71

Opdat de

stilzwijgende toestemming geldig zou zijn en dezelfde waarde zou hebben als de

uitdrukkelijke toestemming is evenwel vereist dat zowel de informatie van de betrokken arts,

het gedrag van de patiënt en de handeling van de arts met elkaar overeenstemmen.72

Op

verzoek van de patiënt of van de beroepsbeoefenaar en met de instemming van de

beroepsbeoefenaar of de patiënt kan bovendien de toestemming schriftelijk worden

vastgelegd en toegevoegd worden aan het patiëntendossier.73

Deze wettelijke bepaling werd

ingevoerd met de bedoeling het gebruik van toestemmingsformulieren te beperken aangezien

67

W. DIJKHOFFZ, ”De Wet Patiëntenrechten. Deel III. Het recht op informatie en geïnformeerde toestemming”, T.Gez. 2003-04, 108-109; T. GOFFIN, De professionele autonomie van de arts: de rechtspositie van de arts in de arts-patiëntenrelatie, Brugge, Die Keure, 2011, 365 – 366, nr. 859; S. TACK en T. BALTHAZAR, Patiëntenrechten. Informed Consent in de zorgsector: recente evoluties in Cahiers Antwerpen Brussel Gent, Brussel, Larcier, 2007/5-6, 4. 68

Art. 8, §1, 1e lid en §4, 1

e lid Wet Patiëntenrechten.

69 W. DIJKHOFFZ, ”De Wet Patiëntenrechten. Deel III. Het recht op informatie en geïnformeerde toestemming”,

T.Gez. 2003-04, 108. 70

Memorie van toelichting, Parl.St. Kamer 2001-02, nr. 50K1642/001, 24. 71

Art. 8, §1, 2e lid Wet Patiëntenrechten.

72 H. NYS, Geneeskunde: recht en medisch handelen, Brussel, Story-Scientia, 2005, 159–160, nrs. 357–358.

73 Art. 8, §1, 3

e lid Wet Patiëntenrechten.

Page 28: Patiënten- en consumentenbescherming in de gezondheids- …

21

deze een gevaar van uniformisering en standaardisering van de communicatie binnen de arts-

patiëntrelatie inhouden.74

48. Het gegeven dat de patiënt diens geïnformeerde toestemming moet geven voor iedere

medische tussenkomst vereist een ruimere informatieplicht dan de loutere kennisgeving van

de gegevens omtrent zijn gezondheidstoestand en diens vermoedelijke evolutie. Zo moet de

beroepsbeoefenaar met het oog op de geïnformeerde toestemming van de patiënt, de patiënt

bijkomende inlichtingen verstrekken over onder meer het doel, de aard van de tussenkomst,

de graad van urgentie, de duur, de frequentie, de voor de patiënt relevante tegenaanwijzingen,

nevenwerkingen en risico’s verbonden aan de tussenkomst, de nazorg, de mogelijke

alternatieven en de financiële gevolgen.75

De meerderheid in de rechtspraak en rechtsleer gaat

er van uit dat de verplichting om deze inlichtingen te verstrekken met het oog op het bekomen

van een geïnformeerde toestemming rust op de arts die de ingreep zal uitvoeren. Zijn er

verschillende geneeskundigen bij een zelfde behandeling betrokken, dan dient elke arts die

informatie te verstrekken die tot zijn vakgebied behoort.76

Deze informatie dient bovendien

voorafgaandelijk en tijdig te worden verstrekt zodat de patiënt over de mogelijkheid beschikt

een weloverwogen beslissing te nemen dan wel een second opinion in te winnen bij een

andere arts alvorens zijn toestemming tot de ingreep te verlenen.77

Ook hier moet de

informatieverstrekking geschieden in een voor de patiënt duidelijke en begrijpelijke taal en

aangepast zijn aan de individuele patiënt.

74

R. D’HAESE, “Medische contracten in het licht van het recht op eerbied voor de fysieke integriteit. De informed consent-vereiste als raakpunt”, TBBR 2010, 446, nr. 72; W. DIJKHOFFZ, ”De Wet Patiëntenrechten. Deel III. Het recht op informatie en geïnformeerde toestemming”, T.Gez. 2003-04, 115; C. TROUET en I. DREEZEN, “Rechtsbescherming van de patiënt. De wet van 22 augustus 2002 betreffende de rechten van de patiënt”, NJW 2003, afl. 16, 6, nr. 26. 75

Art. 8, §2 Wet Patiëntenrechten. 76

Rb. Antwerpen 13 mei 1993, T.Gez. 1996-97, 190, noot; Antwerpen 20 september 1999, T.Gez. 2001-02, 159-160; R. D’HAESE, “Medische contracten in het licht van het recht op eerbied voor de fysieke integriteit. De informed consent-vereiste als raakpunt”, TBBR 2010, 439-440, nr. 42; J.-L. FAGNART, “Information du patient et responsabilité du médecin” in E. THIRY, J.-L. FAGNART en I. LUTTE (eds.) Actualités de droit médical. Procédures disciplinaires et administrative information du patient et responsabilité du médecin. Le dossier du patient, Brussel, Bruylant, 2006, 75-76, nr. 54; G. GENICOT, Droit médical et biomédical, Brussel, Larcier, 2010, 157-158; T. GOFFIN, De professionele autonomie van de arts: de rechtspositie van de arts in de arts-patiëntenrelatie, Brugge, Die Keure, 2011, 373, nr. 865; H. NYS, Geneeskunde: recht en medisch handelen, Brussel, Story-Scientia, 2005, 154, nr. 342; S. TACK en T. BALTHAZAR, Patiëntenrechten. Informed Consent in de zorgsector: recente evoluties in Cahiers Antwerpen Brussel Gent, Brussel, Larcier, 2007/5-6, 4; M. VAN QUICKENBORNE, “De instemming van de patiënt in de therapeutische relatie” in A. HEYVAERT, R. KRUITHOF en T. VANSWEEVELT (eds.) Juridische aspecten van de geneeskunde, Antwerpen, Kluwer Rechtswetenschappen, 1989, 232, nr. 24; T. VANSWEEVELT, “Le débiteur de l’information, le lien de causalité et le consentement éclairé” (noot onder Bergen 11 januari 1999), T.Gez. 1999-2000, 281. 77

Memorie van toelichting, Parl.St. Kamer 2001-02, nr. 50K1642/001 26.

Page 29: Patiënten- en consumentenbescherming in de gezondheids- …

22

49. De betrokken beroepsbeoefenaar dient de patiënt een algemeen beeld te schetsen van het

soort behandeling, het nut en het doel ervan en dit zonder in medisch-technische details te

vervallen.78

Daarnaast dient hij de patiënt te informeren omtrent het spoedeisend en al dan

niet pijnlijk of invasief karakter van de medische tussenkomst.79

Ook omtrent de duur en de

frequentie van de behandeling moet gecommuniceerd worden. Zo moet de initiële

informatieverstrekking te kennen geven voor welke tussenkomst in het verdere verloop van de

arts-patiëntrelatie de toestemming opnieuw zal moeten gevraagd worden.80

Tot slot dient de

patiënt geïnformeerd te worden over de nazorg, de controle en de financiële gevolgen van een

medische tussenkomst. Dit laatste is van belang daar patiënten steeds meer neigen naar

consumenten. Het niet-limitatieve karakter van deze wettelijke opsomming stelt de patiënt in

staat om bijkomende informatie te vragen aan de beroepsbeoefenaar.81

50. De arts dient de patiënt vervolgens in te lichten omtrent alle relevante persoonsgebonden

tegenaanwijzingen en de niet-persoonsgebonden nevenwerkingen en risico’s verbonden aan

de ingreep.82

Welke risico’s de betrokken beroepsbeoefenaar nu al dan niet moet meedelen

aan de patiënt is omstreden en maakt in de rechtsleer het voorwerp uit van discussie. In België

lijkt de heersende rechtspraak en rechtsleer deze discussie te beslechten in het voordeel van de

theorie van de relevante risico’s.83

Krachtens deze opvatting moet een risico worden

78

W. DIJKHOFFZ, “De Wet Patiëntenrechten. Deel III. Het recht op informatie en de geïnformeerde toestemming”, T.Gez. 2003-04, 109; M. VAN QUICKENBORNE, “De instemming van de patiënt in de therapeutische relatie” in A. HEYVAERT, R. KRUITHOF en T. VANSWEEVELT (eds.), Juridische aspecten van de geneeskunde, Antwerpen, Kluwer Rechtswetenschappen, 1989, 232-233, nr. 25. 79

W. DIJKHOFFZ, ”De Wet patiëntenrechten. Deel III. Het recht op informatie en geïnformeerde toestemming”, T. Gez. 2003-04, 109; T. GOFFIN, De professionele autonomie van de arts: de rechtspositie van de arts in de arts-patiëntenrelatie, Brugge, Die Keure, 2011, 366–367 nr. 860; H. NYS, Geneeskunde: recht en medisch handelen, Brussel, Story-Scientia, 2005, 156, nr. 346. 80

Memorie van toelichting, Parl.St. Kamer 2001-02, nr. 50K1642/001, 24–25. 81

C. TROUET en I. DREEZEN, “Rechtsbescherming van de patiënt. De wet van 22 augustus 2002 betreffende de rechten van de patiënt”, NJW 2003, afl. 16, 7, nr. 28. 82

H. NYS, Geneeskunde: recht en medisch handelen, Brussel, Story-Scientia, 2005, 156, nr. 347. 83

Cass. (1e k.) 26 juni 2009, NJW 2009, 812, noot I. BOONE en RW 2009-10, 1522, noot H. NYS, E. DELBEKE, “De

informatieplicht over relevante risico’s van een medische ingreep: draagwijdte, determinerende factoren en gevolgen bij miskenning”, T.Gez. 2007-08, 355-369; R. D’HAESE, “Medische contracten in het licht van het recht op eerbied voor de fysieke integriteit. De informed consent-vereiste als raakpunt”, TBBR 2010, 436, nr. 27; W. DIJKHOFFZ, “De Wet Patiëntenrechten. Deel III. Het recht op informatie en de geïnformeerde toestemming”, T.Gez. 2003-04, 109-110; G. GENICOT, Droit médical et biomédical, Brussel, Larcier, 2010, 165-172; T. GOFFIN, De professionele autonomie van de arts: de rechtspositie van de arts in de arts-patiëntenrelatie, Brugge, Die Keure, 2011, 368-369; C. LEMMENS, “De invulling van het begrip “relevant risico” aan de hand van de frequentie en de ernst van het risico” (noot onder Rb. Hasselt 15 april 2010) , T.Gez. 2010-11, 156; H. NYS, “De plicht van een arts de patiënt te informeren over een zeldzaam risico op een ernstige complicatie” (noot onder Cass. 26 juni 2009), RW 2009-10, 1524-1526; H. NYS en T. GOFFIN, “Recente ontwikkelingen met betrekking tot de autonomie van de arts” in H. NYS en S. CALLENS (eds.), Medisch recht, Brugge, Die Keure, 2011, 101, nr. 90; T. VANSWEEVELT, “De toestemming van de patiënt”, TPR 1991, 329-330, nr. 62.

Page 30: Patiënten- en consumentenbescherming in de gezondheids- …

23

meegedeeld wanneer het voor een normaal redelijke patiënt, geplaatst in dezelfde

omstandigheden relevant is om met kennis van zaken te kunnen toestemmen in de

voorgenomen medische behandeling.84

De relevantie van het risico wordt volgens de

verdedigers van deze theorie ingegeven door drie, soms vier, factoren.

51. Zo wordt de relevantie van het risico in eerste instantie ingegeven door de

risicofrequentie. Hoe vaker een risico zich voordoet, des te meer deze een invloed zal hebben

op de uiteindelijke beslissing van de patiënt. Dit betekent echter niet automatisch dat een

risico minder relevant zou zijn naarmate de frequentie ervan kleiner wordt.85

In die zin

oordeelde het Hof van Cassatie in haar arrest van 26 juni 200986

dat het zeldzaam karakter

van een risico de zorgvuldige arts niet ontslaat van zijn verplichting dit risico aan de patiënt

ter kennis te brengen. De relevantie van het risico wordt daarnaast ook ingegeven door de

ernst van het risico. Hoe ernstiger het risico, des te relevanter dit zal zijn voor de betrokken

patiënt. Zo zal het risico op overlijden zwaarder doorwegen dan risico’s van voorbijgaande of

tijdelijke aard. Ook de persoon van de patiënt speelt een essentiële rol bij de

relevantiebeoordeling van het risico daar zij de gevolgen van een risico ernstiger kan maken

dan wel de kans op een risico kan doen toenemen. Zo gaat men onder meer rekening houden

met de lichamelijke gesteldheid, de beroepsuitoefening, de levenssfeer, de familiale situatie

en de persoonlijkheid van de patiënt.87

52. Omtrent de noodzakelijkheid of de electiviteit van de ingreep als vierde component ter

beoordeling van de relevantie van het risico bestaat geen unanimiteit.88

Zo meent een aantal

auteurs dat de informatieverplichting van de arts met betrekking tot de risico’s toeneemt

naarmate het therapeutisch karakter van de ingreep afneemt. In dat opzicht zou de arts

onderworpen zijn aan een informatieplicht in de meest ruime zin van het woord wanneer de

voorgenomen behandeling de esthetische chirurgie, een geslachtsveranderende operatie of een

84

T. GOFFIN, De professionele autonomie van de arts: de rechtspositie van de arts in de arts-patiëntenrelatie, Brugge, Die Keure, 2011, 368, nr. 861; E. DELBEKE, “De informatieplicht over relevante risico’s van een medische ingreep: draagwijdte, determinerende factoren en gevolgen bij miskenning”, T.Gez. 2007-08, 358. 85

E. DELBEKE, “De informatieplicht over relevante risico’s van een medische ingreep: draagwijdte, determinerende factoren en gevolgen bij miskenning”, T.Gez. 2007-08, 358, nr. 12. 86

Cass. (1e k.) 29 juni 2006, NJW 2009, 812, noot I. BOONE en RW 2009-10, 1522, noot H. NYS.

87 E. DELBEKE, “De informatieplicht over relevante risico’s van een medische ingreep: draagwijdte,

determinerende factoren en gevolgen bij miskenning”, T.Gez. 2007-08, 358-361. 88

T. GOFFIN, De professionele autonomie van de arts: de rechtspositie van de arts in de arts-patiëntenrelatie, Brugge, Die Keure, 2011, 370-371, nr. 861.

Page 31: Patiënten- en consumentenbescherming in de gezondheids- …

24

niet-therapeutisch experiment betreft.89

Anderen menen dat het onderscheid met betrekking

tot het al dan niet therapeutische karakter van de ingreep gebaseerd is op zuiver morele

overwegingen waarbij ingrepen met een geringer therapeutisch nut nog niet als een

volwaardige medische handeling worden beschouwd. Zij pleiten er dan ook voor om ofwel

deze ingrepen als ongeoorloofd te beschouwen ofwel deze ingrepen te aanvaarden maar

zonder ze aan een strenger aansprakelijkheidsregime te onderwerpen.90

53. In de Belgische rechtspraak en rechtsleer bestond er gelet op de afwezigheid van een

wettelijke bepaling in de Wet Patiëntenrechten lange tijd onduidelijkheid omtrent de

bewijsvoering inzake de informatieverstrekking door de arts.91

Daar waar de bewijslast

aanvankelijk op de patiënt rustte92

, kwam er meer en meer kritiek op deze voor de patiënt

negatieve bewijslast.93

De onvrede met de bestaande praktijk gaf aanleiding tot een omkering

van de bewijslast94

en een jarenlange controverse in de rechtspraak en rechtsleer.95

De

89

Gent (13e k.) 26 mei 1999, T.Gez. 2000-01, 231-232 ; N. COLETTE-BASECQZ en M.-N. VERHAEGEN, “Le devoir

d’information du médecin et le consentement libre et éclairé du patient” (noot onder Luik 20 oktober 1994), T.Gez. 1996-97, 188; Y.-H. LELEU en G. GENICOT, Le droit médical: aspects juridiques de la relation médecin-patient, Brussel, De Boeck en Larcier, 2001, 64; H. Nys, Geneeskunde: recht en medisch handelen, Brussel, Story-Scientia, 2005, 158, nr. 352; S. TACK en T. BALTHAZAR, Patiëntenrechten. Informed Consent in de zorgsector: recente evoluties in Cahiers Antwerpen Brussel Gent, Brussel, Larcier, 2007/5-6, 7; M. VAN

QUICKENBORNE, “De instemming van de patiënt in de therapeutische relatie” in A. HEYVAERT, R. KRUITHOF en T. VANSWEEVELT (eds.) Juridische aspecten van de geneeskunde, Antwerpen, Kluwer Rechtswetenschappen, 1989, 235, nr.26. 90

E. DELBEKE, “De informatieplicht over relevante risico’s van een medische ingreep: draagwijdte, determinerende factoren en gevolgen bij miskenning”, T.Gez. 2007-08, 361-362; J.-L. FAGNART, “Information du patient et responsabilité du médecin” in E. THIRY, J.-L. FAGNART en I. LUTTE (eds.) Actualités de droit médical. Procédures disciplinaires et administrative information du patient et responsabilité du médecin. Le dossier du patient, Brussel, Bruylant, 2006, 72-73, nr. 46; T. VANSWEEVELT, “De toestemming van de patiënt”, TPR 1991, 336-337, nrs. 71-72; T. VANSWEEVELT, De civielrechtelijke aansprakelijkheid van de geneesheer en het ziekenhuis, Antwerpen, Maklu, 1997, 304-305, nrs. 392-393. 91

Zie hierover: W. DIJKHOFFZ, “De Wet Patiëntenrechten. Deel III. Het recht op informatie en geïnformeerde toestemming”, T.Gez. 2003-04, 120-124; D. CLARYSSE, “De modaliteiten en het bewijs van de geïnformeerde toestemming in de relatie zorgverlener-patiënt”, Jura Falc. 2001-02, 30-38; H. NYS en T. GOFFIN, “Recente ontwikkelingen met betrekking tot de autonomie van de arts” in H. NYS en S. CALLENS (eds.), Medisch recht, Brugge, Die Keure, 2011, 80-84. 92

Art. 1315, 1e lid BW; Cass. (Fr.) 29 mei 1951, D. 1952, 53, noot R. SAVATIER; JCP 1951, II, 6421, noot R. PERROT.

93 P. ARNOU, “De strafrechtelijke immuniteit van de medicus. Grondslag en grenzen”, Jura Falc. 1979-80, 432; M.

VAN QUICKENBORNE, “De instemming van de patiënt in de therapeutische relatie” in A. HEYVAERT, R. KRUITHOF en T. VANSWEEVELT (eds.), Juridische aspecten van de geneeskunde, Antwerpen, Kluwer Rechtswetenschappen, 1989, 252, nr. 38. 94

Cass. (Fr.) 25 februari 1997, T.Gez. 1997-98, 337, noot J.-L. Fagnart; Luik 30 april 1998, T.Gez. 1998-99, 139, noot T. VANSWEEVELT, Antwerpen (1

e k.) 28 juni 2001, T. Gez. 2003-04, 181; Rb. Antwerpen 13 mei 1993, T.Gez.

1996-87, 190, noot N. COLETTE-BASECQZ en M.-N. VERHAEGEN. 95

Bergen (1e k.) 11 januari 1999, T.Gez. 1999-2000, 278, noot T. VANSWEEVELT; Rb. Antwerpen 12 mei 2004,

T.Gez. 2005-06, 221.

Page 32: Patiënten- en consumentenbescherming in de gezondheids- …

25

discussie lijkt beslecht nu het Hof van Cassatie in haar arrest van 14 december 200196

de

bewijslast van de geïnformeerde toestemming tot een medische ingreep bij de patiënt legt. Het

Hof rechtvaardigt haar uitspraak door te stellen dat “de patiënt die zijn burgerlijke vordering

steunt op een strafrechtelijk misdrijf, moet bewijzen dat de constitutieve bestanddelen van het

misdrijf aanwezig zijn, dat dit misdrijf toerekenbaar is aan de arts en dat indien de

verweerder een rechtvaardigingsgrond aanvoert, hij moet bewijzen dat diens

rechtvaardigingsgrond niet bestaat, voor zover aan die aanvoering enige geloofwaardigheid

kan worden gehecht”. Voor zover er na het arrest van 14 december 2001 nog twijfel bestond

omtrent de bewijslast die de patiënt draagt in het kader van de geïnformeerde toestemming, is

de onzekerheid thans volledig weggewerkt nu het Hof van Cassatie haar opvatting in

meerdere arresten97

bevestigd heeft.

54. Hoewel de opvatting van het Hof van Cassatie tot gevolg heeft dat de patiënt de bewijslast

inzake het recht op geïnformeerde toestemming draagt en zo dus een gebrek in de

informatieverplichting van de arts dient aan te tonen, is deze opvatting vanuit een tweevoudig

standpunt niet geheel slachtofferonvriendelijk. Indien men de bewijslast bij de geneeskundige

zou leggen zou dit immers zonder meer tot gevolg hebben dat de arts zich zal trachten in te

dekken door middel van onpersoonlijke toestemmingsformulieren die het mondelinge gesprek

dreigen te vervangen. Bovendien laat het huidige standpunt van het Hof van Cassatie toe dat

het bewijs door de patiënt met de nodige souplesse kan worden geïnterpreteerd.98

1.3 Patiëntveiligheid

55. Patiëntenrechten kennen een nutteloos bestaan wanneer de veiligheid van de patiënt geen

topprioriteit is binnen de gezondheidszorg. Iedere patiënt heeft als centrale actor binnen de

gezondheidszorg immers recht op een maximum aan veiligheid. Veiligheid in alle facetten

van het woord. Daar waar de veiligheid van de patiënt in het verleden gewaarborgd werd door

96

Cass. 14 december 2001, T.Gez. 2001-02, 239-245, noot J.-L. FAGNART, C. Trouet, “De bewijslast van de geïnformeerde toestemming tot een medische ingreep” (noot onder Cass. 14 december 2001), TBBR 2002, afl. 6, 335-340. 97

Cass. (1e k.) 28 februari 2002, T.Gez. 2002-03, 12, concl. Adv. Gen. DUBRULLE; Cass. 16 december 2004, T.Gez. 2004-05, 298-302, noot S. LEIRMAN en RW 2004-05, 1553-1554, noot H. NYS. 98

S. LEIRMAN, “Het pleit beslecht: de patiënt draagt de bewijslast van de informatiemiskenning door de arts” (noot onder Cass. 16 december 2004), T.Gez. 2004-05, 308, nr. 21; H. NYS en T. GOFFIN, “Recente ontwikkelingen met betrekking tot de autonomie van de arts” in H. NYS en S. CALLENS (eds.), Medisch recht, Brugge, Die Keure, 2011, 82, nr. 95; S. TACK en T. BALTHAZAR, Patiëntenrechten. Informed consent in de zorgsector: recente evoluties in Cahiers Antwerpen Brussel Gent, Brussel, Larcier, 2007/5-6, 79.

Page 33: Patiënten- en consumentenbescherming in de gezondheids- …

26

clinical risk management, maakt zij vandaag zowel op Europees99

als op internationaal niveau

het voorwerp uit van het streven naar een integraal en multidisciplinair beleid dat gericht is op

het voorkomen van schade aan de patiënt als gevolg van de zorg of door het contact met het

zorgsysteem. Deze strategie wordt thans aangeduid als “patiëntveiligheid”, een beleid dat

zich richt op de klinische risico’s die verwant zijn met medicatiegebruik, ziekenhuishygiëne,

chirurgische ingrepen, medische materialen enzovoort.

56. Opdat deze doelstelling bereikt zou worden, werd in België een nationaal beleid inzake

patiëntveiligheid uitgewerkt. Eén van de beleidspunten bestaat er in een meldsysteem tot

stand te brengen van incidenten en bijna-incidenten met het oog op het optimaliseren van de

kwaliteit van de gezondheidszorg. Hoewel de ziekenhuizen en zorginstellingen er alles aan

doen om het aantal incidenten te beperken tot het absolute minimum is het irrealistisch te

denken dat incidenten volledig uit de gezondheidssector verdreven kunnen worden. Openheid,

transparantie en een goede communicatie binnen de zorginstellingen moeten de zorgverleners

aanmoedigen om incidenten en bijna-incidenten te melden. De registratie van deze meldingen

moet het vervolgens mogelijk maken om de gesignaleerde knelpunten te verbeteren of indien

mogelijk, weg te werken. Een specifiek daartoe opgericht orgaan zou dan moeten instaan voor

het toezicht op de “patiëntveiligheid”.100

Dat men in België op zoek gaat naar manieren om

de veiligheid van de patiënt en de kwaliteit van de gezondheidszorg te optimaliseren mag

onder meer blijken uit de nationale campagne die momenteel gevoerd wordt met betrekking

tot het gebruik van een “Safe Surgery Checklist” in het operatiekwartier.101

57. Het concept “patiëntveiligheid” impliceert noodgedwongen een onderscheiden betekenis

al naargelang het betrokken aspect van de gezondheidszorg en moet in dat opzicht in haar

meest ruime betekenis begrepen worden. Zo zal het begrip “patiëntveiligheid” met betrekking

tot een chirurgische ingreep een heel andere betekenis krijgen dan in het kader van een

psychologisch gesprek binnen een zorginstelling. Aangezien chirurgische ingrepen gepaard

gaan met potentiële risico’s en complicaties tijdens en na de ingreep zal het concept

“patiëntveiligheid” zich noodzakelijkerwijze veeleer richten op het fysieke aspect van de

99

Recommendation Rec(2006)7 of the Committee of Ministers to member states on management of patient safety and prevention of adverse events in health care, Committee of Ministers 2006 May 24, https://wcd.coe. int/ViewDoc.jsp?id=1005439&Site=CM. 100

http://www.health.belgium.be/eportal/Healthcare/Healthcarefacilities/Patientsafety/Policy/index.htm (consultatie 11 april 2012). 101

http://www.health.belgium.be/eportal/Healthcare/Healthcarefacilities/Patientsafety/SafeSurgery/index .htm (consultatie 11 april 2012).

Page 34: Patiënten- en consumentenbescherming in de gezondheids- …

27

patiënt dan op diens mentale toestand, daar waar dit in het kader van een psychiatrische

opname net het omgekeerde zal zijn. Dit betekent evenwel niet dat het mentale welzijn van

een patiënt bij een chirurgische ingreep geheel naar de achtergrond kan worden verschoven of

omgekeerd, dat er op de psychiatrische afdeling van het ziekenhuis geen oog moet zijn voor

hygiëne, medicatiegebruik of de organisatorische, functionele of architecturale indeling van

de afdeling. Integendeel, patiëntveiligheid omvat de veiligheid van de patiënt in alle facetten

van het woord. Alleen moet de focus in sommige gevallen iets meer verschoven worden in

functie van de individuele patiënt.

2. De wettelijke organisatie van de beroepsuitoefening in de gezondheidszorg

2.1 Opzettelijke slagen en verwondingen (artikel 398 Sw.)

58. Iedere medische tussenkomst gaat noodzakelijkerwijze gepaard met een aantasting van de

fysieke integriteit van de patiënt. Vanuit strafrechtelijk oogpunt betekent dit dat de arts die

een geneeskundige handeling verricht zich in principe schuldig maakt aan het misdrijf

opzettelijke slagen en verwondingen102

. Het materieel bestanddeel van dit misdrijf is

voltrokken van zodra er een aantasting is van de fysieke integriteit. De preventieve of

curatieve drijfveer van het handelen is hierbij irrelevant daar het moreel bestanddeel slechts

een algemeen opzet vereist.103

Dit is het wetens en willens stellen van de bij de wet verboden

handeling die bestaat in het aantasten van de fysieke integriteit van de persoon aan wie de

verwondingen of slagen worden toegebracht.104

In dat opzicht is de medicus die een

chirurgische ingreep wetens en willens heeft verricht met het oog op de behandeling en de

genezing van de patiënt, schuldig aan opzettelijke slagen en verwondingen.

2.2 De strafrechtelijke immuniteit: het KB nr. 78 van 10 november 1967

59. De strafrechtelijke kwalificatie van opzettelijke slagen en verwondingen in het kader van

medische tussenkomsten is vanuit maatschappelijk oogpunt onhoudbaar. Het strafrechtelijk

102

Art. 398 Sw. 103

P. ARNOU, “De strafrechtelijke immuniteit van de medicus. Grondslag en grenzen”, Jura Falc. 1979-80, 432; D. CLARYSSE, “De modaliteiten en het bewijs van de geïnformeerde toestemming in de relatie zorgverlener-patiënt”, Jura Falc. 2001-02, 18; A. DE NAUW, Inleiding tot het bijzonder strafrecht, Mechelen, Kluwer, 2010, 203-204, nr. 252 ; H. NYS, “De toestemming van de patiënt”, Vl.T.Gez. 1983-84, 253; C. VAN DEN WYNGAERT, Strafrecht en strafprocesrecht in hoofdlijnen, I, Antwerpen-Appeldoorn, Maklu, 2011, 178-182 en 251. 104

Cass. (2e k.) 6 januari 1998, Rév.dr.pén. 1999, 562, noot A. DE NAUW.

Page 35: Patiënten- en consumentenbescherming in de gezondheids- …

28

vervolgen van medici zou niet alleen aanleiding geven tot een tekort aan zorgverleners, doch

ook en in het bijzonder de kwaliteit van de gezondheidszorg sterk aantasten dan wel

onbestaande maken. Bovendien verzet de publieke opinie zich tegen het strafbaar karakter van

medische tussenkomsten aangezien de uitoefening van de geneeskunde een eeuwenoud

aanvaard gebruik is dat noodzakelijkerwijze gepaard gaat met een inbreuk op een van de

meest fundamentele rechten waarover eenieder beschikt, met name het recht op fysieke

integriteit.

60. Vanuit dit standpunt werd in het verleden zowel in de rechtspraak als in de rechtsleer op

zoek gegaan naar een juridische grondslag ter rechtvaardiging van de strafrechtelijke

immuniteit van de geneesheer. Meerdere opvattingen werden reeds naar voren geschoven

maar tegelijkertijd ook weer verdrongen. Zo werd de toestemming van de patiënt, de

afwezigheid van een misdadig opzet of de noodtoestand aangereikt ter rechtvaardiging van de

strafrechtelijke immuniteit. Geen van deze theorieën leek evenwel overtuigend te zijn.105

De

strafrechtelijke immuniteit van de medicus vindt vandaag haar grondslag in de door

Procureur-Generaal TAHON106

tot ontwikkeling gebrachte theorie van de toelating door de

wet.107

Door het medisch beroep te organiseren geeft de wetgever de toelating tot het stellen

van geneeskundige handelingen.

105

Zie hierover: P. ARNOU, “De strafrechtelijke immuniteit van de medicus. Grondslag en grenzen” Jura Falc. 1979-80, 431-434; P. ARNOU, “De strafrechtelijke aansprakelijkheid van de geneesheer” in A. HEYVAERT, R. KRUITFHOF, T. VANSWEEVELT (eds.), Juridische aspecten van de geneeskunde, Antwerpen, Kluwer Rechtswetenschappen, 1989, 167-172; J. CONSTANT, La loi pénale, l’infraction, le délinquant in Traité élémentaire de droit pénal. Principes généraux du droit pénal positif Belge, I, Liège, Impr. Nationales, 1965, 517-520; A. DIERICKX, Toestemming en strafrecht. Een strafrechtsdogmatische analyse van de toestemming en de strafrechtelijke bescherming van lijf en leven, Antwerpen–Oxford, Intersentia, 2006, 135-138; H. NYS, “De toestemming van de patiënt”, Vl.T.Gez. 1983-84, 252-254; F. SWENNEN, “Juridische grondslagen voor de strafrechtelijke immuniteit van de geneesheer i.h.b. de vereiste van het therapeutisch oogmerk”, T.Gez. 1997-98, 5-9; A. VANDEPLAS, “Kanttekeningen bij de immuniteit van de geneesheer”, Vl.T.Gez. 1990-91, 111-114. 106

R. TAHON, “Le consentement de la victime”, Rév.dr.pén. 1951-52, 323-342. 107

Cass. (2e k.) 6 januari 1998, Rév.dr.pén. 1999, 562, noot A. De Nauw; Corr. Brussel 27 september 1969, JT

1969, 635; Pas. 1969, III, 115; P. ARNOU, “De strafrechtelijke aansprakelijkheid van de geneesheer” in A. HEYVAERT, R. KRUITFHOF, T. VANSWEEVELT (eds.), Juridische aspecten van de geneeskunde, Antwerpen, Kluwer Rechtswetenschappen, 1989, 167, nr. 10; J. CONSTANT, La loi pénale, l’infraction, le délinquant in Traité élémentaire de droit pénal. Principes généraux du droit pénal positif Belge, I, Liège, Impr. Nationales, 1965, 518; A. DIERICKX, Toestemming en strafrecht. Een strafrechtsdogmatische analyse van de toestemming en de strafrechtelijke bescherming van lijf en leven, Antwerpen–Oxford, Intersentia, 2006, 136-143; W. DIJKHOFFZ, “De Wet Patiëntenrechten. Deel III. Het recht op informatie en geïnformeerde toestemming”, T.Gez. 2003-04, 107-108; H. NYS, “De toestemming van de patiënt”, Vl.T.Gez. 1983-84, 254; C. VAN DEN WYNGAERT, Strafrecht en strafprocesrecht in hoofdlijnen, I, Antwerpen-Appeldoorn, Maklu, 2011, 251.

Page 36: Patiënten- en consumentenbescherming in de gezondheids- …

29

61. De rechtvaardiging van het medisch handelen vloeit thans voort uit het wettelijk

voorschrift van artikel 70 van het Strafwetboek108

dat bepaalt “dat er geen misdrijf is,

wanneer het feit door de wet voorgeschreven, en door de overheid bevolen is.” Hieruit volgt

dat tegenover een door de wet verboden gedraging een tegennorm wordt geplaatst waardoor

die gedraging toelaatbaar wordt geacht.109

Die tegennorm wordt gevonden in het Koninklijk

Besluit nr. 78 betreffende de uitoefening van de gezondheidszorgberoepen110

. Door de

beroepsuitoefening in de gezondheidszorg wettelijk te organiseren en te reglementeren, heeft

de wetgever de geneesheer ertoe gemachtigd een inbreuk te plegen op de fysieke integriteit

van de patiënt. Dit omwille van de noodtoestand waarin de patiënt verkeert. Men kan als

behandelende arts immers niet tegelijkertijd voor de gezondheid van de patiënt instaan en

toch diens fysieke integriteit respecteren.111

2.3 Grenzen aan de strafrechtelijke immuniteit

62. De impliciete wettelijke toelating van geneeskundige ingrepen op grond van de Wet

uitoefening gezondheidszorgberoepen impliceert geenszins dat dit zou leiden tot de absolute

onaantastbaarheid van de geneesheer. De straffeloosheid volgt immers pas uit de vervulling

van een aantal bijkomende voorwaarden. Zo moet er in ieder geval sprake zijn van een

therapeutisch oogmerk en moet de patiënt zijn vrije en voorgelichte toestemming tot de

betrokken medische handeling gegeven hebben. In de rechtsleer worden daarnaast soms nog

een aantal bijkomende voorwaarden gesteld opdat de medicus strafrechtelijke immuniteit zou

genieten.112

108

Art. 70 Sw. 109

C. VAN DEN WYNGAERT, Strafrecht en strafprocesrecht in hoofdlijnen, I, Antwerpen-Appeldoorn, Maklu, 2011, 247. 110

KB nr. 78 10 november 1967 betreffende de uitoefening van de gezondheidszorgberoepen, BS 14 november 1967, erratum BS 12 juni 1968 (hierna verkort Wet uitoefening gezondheidszorgberoepen). 111 C.J. VANHOUDT en W. CALEWAERT, Belgisch strafrecht, II, Gent, Story-Scientia, 1976, 442, nr. 887; J. VELAERS,

“Het menselijk lichaam en de grondrechten” in J. TAELS et al., Over zichzelf beschikken? Juridische en ethische bijdragen over het leven, het lichaam en de dood, Antwerpen, Maklu, 1996, 195-196, nr. 106. 112

P. ARNOU, “De strafrechtelijke aansprakelijkheid van de geneesheer” in A. HEYVAERT, R. KRUITFHOF, T. VANSWEEVELT (eds.), Juridische aspecten van de geneeskunde, Antwerpen, Kluwer Rechtswetenschappen, 1989, 170-172; A. DIERICKX , Toestemming en strafrecht. Een strafrechtsdogmatische analyse van de toestemming en de strafrechtelijke bescherming van lijf en leven, Antwerpen–Oxford, Intersentia, 2006, 138-143; Y.-H. LELEU en G. GENICOT, Le droit médical: aspects juridiques de la relation médecin-patient, Brussel, De Boeck & Larcier, 2001, 17-20; F. SWENNEN, “Juridische grondslagen voor de strafrechtelijke immuniteit van de geneesheer i.h.b. de vereiste van het therapeutisch oogmerk”, T.Gez. 1997-98, 7-9; C. VAN DEN WYNGAERT, Strafrecht en strafprocesrecht in hoofdlijnen,I, Antwerpen-Appeldoorn, Maklu, 2011, 251; J. VELAERS, “Het menselijk lichaam en de grondrechten” in J. TAELS et al., Over zichzelf beschikken? Juridische en ethische bijdragen over het leven, het lichaam en de dood, Antwerpen, Maklu, 1996, 195-197.

Page 37: Patiënten- en consumentenbescherming in de gezondheids- …

30

63. Vooreerst bepaalt de Wet uitoefening gezondheidszorgberoepen: “de geneeskunst omvat

de geneeskunde, de tandheelkunde inbegrepen, uitgeoefend ten aanzien van menselijke

wezens en de artsenijbereidkunde, onder hun preventief of experimenteel, creatief, continu en

palliatief voorkomen.”113

Daar waar vroeger het therapeutisch doel slechts aanwezig was bij

ingrepen met een preventief of curatief doel wordt vandaag, gelet op de medische consensus

omtrent de ontwikkeling en de evolutie van de begrippen preventief en curatief, het legitiem

karakter ook toegeschreven aan ingrepen met een ander doel. Een mooi voorbeeld hiervan is

de esthetische chirurgie. Daar waar men begin de twintigste eeuw een borstvergroting zal

hebben aanzien als zijnde een rariteit, als iets wat niet werd gedaan, ziet men dat midden de

twintigste eeuw de esthetische chirurgie wordt aanvaard voor het reconstrueren van

bijvoorbeeld een hazenlip. De idee is dat dergelijke ingrepen, tenzij in uitzonderlijke gevallen,

geen negatieve resultaten voor de patiënt inhouden. In de jaren zeventig durft men alweer een

stap verder te gaan door ingrepen te verrichten die gericht zijn op het reconstrueren van

natuurlijke processen zoals het wegnemen van rimpels en epilatie. Gelet op de zeer ruime

invulling van het begrip “gezondheid” door de Wereldhandelsorganisatie als zijnde “niet

enkel de afwezigheid van ziekte, doch ook een toestand van algeheel fysisch, geestelijk en

sociaal welzijn, die de volle ontplooiing van de persoonlijkheid toelaat”, is de esthetische

chirurgie thans zonder meer te beschouwen als een medische handeling waarvoor de

beoefenaar strafrechtelijke immuniteit geniet.114

64. Naast de aanwezigheid van een therapeutisch oogmerk is steeds de toestemming van de

patiënt vereist opdat de medicus zich niet schuldig zou maken aan opzettelijke slagen en

verwondingen. Men dient zich er evenwel van bewust te zijn dat de toestemming voor het

aangaan van een medische behandelingsovereenkomst onderscheiden dient te worden van de

toelating voor de inbreuk op de fysieke integriteit die met een medische handeling gepaard

gaat. In het eerste geval spreekt men van een toestemming of consentement daar waar er in

113

Art. 1 Wet uitoefening gezondheidszorgberoepen. 114

P. ARNOU, “De strafrechtelijke aansprakelijkheid van de geneesheer” in A. HEYVAERT, R. KRUITFHOF, T. VANSWEEVELT (eds.), Juridische aspecten van de geneeskunde, Antwerpen, Kluwer Rechtswetenschappen, 1989, 171-172; A. DIERICKX, Toestemming en strafrecht. Een strafrechtsdogmatische analyse van de toestemming en de strafrechtelijke bescherming van lijf en leven, Antwerpen–Oxford, Intersentia, 2006, 138-142; Y.-H. LELEU en G. GENICOT, Le droit médical: aspects juridiques de la relation médecin-patient, Brussel, De Boeck & Larcier, 2001, 18, nr. 12; F. SWENNEN, “Juridische grondslagen voor de strafrechtelijke immuniteit van de geneesheer i.h.b. de vereiste van het therapeutisch oogmerk”, T.Gez. 1997-98, 8; C. VAN DEN WYNGAERT, Strafrecht en strafprocesrecht in hoofdlijnen, I, Antwerpen-Appeldoorn, Maklu, 2011, 251-252; J. Velaers, “Het menselijk lichaam en de grondrechten” in J. TAELS et al., Over zichzelf beschikken? Juridische en ethische bijdragen over het leven, het lichaam en de dood, Antwerpen, Maklu, 1996, 196-197, nrs. 108-109.

Page 38: Patiënten- en consumentenbescherming in de gezondheids- …

31

het tweede geval sprake is van een toelating, instemming of assentiment.115

De instemming

van de patiënt is een noodzakelijke, doch onvoldoende voorwaarde ter rechtvaardiging van

het medisch handelen. Dit in de overtuiging dat, gelet op het openbare orde karakter van de

strafwet, het lichaam een rechtsgoed is waarover men niet vrij kan beschikken en waarvan

men dus niet bij overeenkomst kan van afwijken.116

65. In de rechtsleer wordt soms naast het therapeutisch oogmerk en de toestemming van de

patiënt het criterium van de voldoende noodzakelijkheid ingeroepen als een vereiste voor de

strafrechtelijke immuniteit van de medicus. Dit veronderstelt een proportionaliteitstoets tussen

het risico en het voordeel van een medische behandeling. De ingreep mag met andere

woorden niet vanuit een ondoordachte beslissing worden gesteld.117

Zonder afbreuk te doen

aan de strafrechtelijke immuniteit zal de arts die wegens een gebrek aan voorzorg of

voorzichtigheid een fout heeft begaan bij het stellen van de diagnose of bij het uitvoeren van

een heelkundige ingreep, zich schuldig maken aan het misdrijf onopzettelijke slagen en

verwondingen118

. Dit houdt meteen ook de bevestiging in van het principe dat de arts zich als

een bonus medicus moet gedragen.

2.4 Controle/toezicht: de Orde van Geneesheren

66. De Orde van Geneesheren werd opgericht door de Wet van 25 juli 1938 en maakt thans

het voorwerp uit van het Koninklijk Besluit nr. 79119

. Hoewel in het verleden reeds meerdere

voorstellen en ontwerpen tot afschaffing of tot grondige herziening van de Orde werden

115

H. NYS, Geneeskunde: recht en medisch handelen, Brussel, Story-Scientia, 2005, 154-155, nrs. 344-345. 116

A. DIERICKX, Toestemming en strafrecht. Een strafrechtsdogmatische analyse van de toestemming en de strafrechtelijke bescherming van lijf en leven, Antwerpen–Oxford, Intersentia, 2006, 142; H. NYS, Geneeskunde: recht en medisch handelen, Brussel, Story-Scientia, 2005, 155, nr. 345; F. SWENNEN, “Juridische grondslagen voor de strafrechtelijke immuniteit van de geneesheer i.h.b. de vereiste van het therapeutisch oogmerk”, T.Gez. 1997-98, 8-9; C. VAN DEN WYNGAERT, Strafrecht en strafprocesrecht in hoofdlijnen, I, Antwerpen-Appeldoorn, Maklu, 2011, 261-263; J. VELAERS, “Het menselijk lichaam en de grondrechten” in J. TAELS et al., Over zichzelf beschikken? Juridische en ethische bijdragen over het leven, het lichaam en de dood, Antwerpen, Maklu, 1996, 195, nr. 106. 117

P. ARNOU, “De strafrechtelijke aansprakelijkheid van de geneesheer” in A. HEYVAERT, R. KRUITFHOF, T. VANSWEEVELT (eds.), Juridische aspecten van de geneeskunde, Antwerpen, Kluwer Rechtswetenschappen, 1989, 171; Y.-H. LELEU en G. GENICOT, Le droit médical: aspects juridiques de la relation médecin-patient, Brussel, De Boeck & Larcier, 2001, 19. 118

Art. 418-422 Sw. 119

KB nr. 79 10 november 1967 betreffende de Orde der Geneesheren, BS 14 november 1967, erratum BS 12 juni 1968 (hierna verkort Artsenwet).

Page 39: Patiënten- en consumentenbescherming in de gezondheids- …

32

ingediend120

, houdt de Orde van Geneesheren stand en is zij vandaag belast met een

drievoudige opdracht.

67. Opdat de arts gerechtigd zou zijn de geneeskunde in België uit te oefenen wordt naast een

wettelijk diploma van doctor in de genees-, heel- en verloskunde een visum vereist dat

uitgereikt wordt door de dienst Medische Bewaking van de FOD Volksgezondheid. De

toegang tot het beroep wordt daarnaast gecontroleerd door de Orde der Geneesheren in die zin

dat de arts slechts gerechtigd is de geneeskunde in België uit te oefenen indien hij

ingeschreven is op de lijst van de Orde van de provincie waar hij zijn medische woonplaats

heeft. Dit is de plaats waar de arts zijn voornaamste bedrijvigheid uitoefent.121

Elke

uitoefening van de geneeskunde zonder ingeschreven te zijn op de lijst van de Orde zal

vervolgd worden wegens de onwettige uitoefening van de geneeskunde.122

68. De Orde oefent daarnaast ook controle uit doordat de provinciale raad de inschrijving op

de lijst kan weigeren of uitstellen wanneer de aanvrager zich schuldig heeft gemaakt aan een

zo zwaarwichtig feit dat het voor een lid van de Orde de schrapping van de lijst tot gevolg zou

hebben of aan een zware fout die afbreuk doet aan de eer of waardigheid van het beroep. Te

denken valt aan de situatie waarin de student geneeskunde illegale geneesmiddelen heeft

verkocht of toegediend. Bovendien kan de naam van de arts steeds weggelaten worden op de

lijst wanneer de arts hierom verzoekt of wanneer de arts niet meer voldoet aan de

voorwaarden om de geneeskunde zonder een gevaar voor de veiligheid van de patiënt uit te

oefenen en diens visum werd ingetrokken door de provinciale geneeskundige commissie.123

69. De belangrijkste taak van de Orde situeert zich evenwel in de deontologie of plichtenleer.

Het is de nationale raad van de Orde die belast is met het vaststellen van de deontologische

regels via het uitvaardigen van de tot op heden nog niet algemeen bindend verklaarde Code

van geneeskundige plichtenleer en het expliciteren van ongeschreven deontologische regels

via adviezen.124

De eigenlijke tuchtrechtelijke bevoegdheid komt toe aan de provinciale orden

120

Zie hierover: E. DE GROOT, De Orde van Geneesheren. Een voorstel tot hervorming, Brussel, VUBPRESS, 1998, 167-189. 121

Art. 2, §1 en 7 Wet uitoefening gezondheidszorgberoepen; Art. 2 Artsenwet. 122

E. DE GROOT, “De orde van geneesheren: tuchtrechtelijke aspecten” in A. HEYVAERT, R. KRUITHOF en T. VANSWEEVELT (eds.), Juridische aspecten van de geneeskunde, Antwerpen, Kluwer Rechtswetenschappen, 1989, 453. 123

Art. 6, 1° Artsenwet. 124

Art. 15 Artsenwet.

Page 40: Patiënten- en consumentenbescherming in de gezondheids- …

33

die de naleving van de deontologische regels trachten te handhaven door middel van

tuchtsancties.125

Een tuchtrechtelijke procedure is gewoonlijk het gevolg van een klacht die

bij de provinciale raad werd ingediend. Eenieder heeft, ongeacht zijn publieke of private

hoedanigheid, het recht om een klacht in te dienen.126

70. Het indienen van een klacht bij de Orde doet evenwel geen afbreuk aan de mogelijkheid

van de klager een burgerlijke of strafrechtelijke procedure op te starten met het oog op de

bescherming van de privébelangen. Het belang van de tuchtrechtelijke procedure situeert zich

daarentegen in de wens die de bevolking heeft ten aanzien van de Orde om de professionele

uitoefening van de geneeskunde op een maximale wijze te waarborgen en de feiten waarvan

men het slachtoffer is geweest, disciplinair te straffen.127

Het naast elkaar bestaan van een

wettelijk en deontologisch kader verplicht de medicus niet alleen een maximale zorg aan de

dag te leggen wil hij zich niet schuldig maken aan een wettelijke of deontologische inbreuk,

doch draagt ook bij tot een kwaliteitsvolle dienstverlening en een adequate bescherming van

de patiënt.

125

Art. 6 , 2° Artsenwet. 126

E. DE GROOT, “De orde van geneesheren: tuchtrechtelijke aspecten” in A. HEYVAERT, R. KRUITHOF en T. VANSWEEVELT (eds.), Juridische aspecten van de geneeskunde, Antwerpen, Kluwer Rechtswetenschappen, 1989, 459. 127

http://www.ordomedic.be/nl/orde/disciplinaire-bevoegdheid/ (consultatie 12 april 2012).

Page 41: Patiënten- en consumentenbescherming in de gezondheids- …

34

Hoofdstuk II. De esthetische chirurgie (met inbegrip van de esthetische

tandheelkunde)

1. Plastische chirurgie, een erkende medische discipline in België

1.1 Algemeen

1.1.1 Historiek

71. Plastische chirurgie is in tegenstelling tot wat velen misschien denken geen recent

maatschappelijk fenomeen. Eeuwenlang gaat men reeds op zoek naar manieren die

onvolmaaktheden, al dan niet aangeboren, van het uiterlijk corrigeren. De eerste primitieve

neuscorrecties werden reeds in de zevende eeuw voor Christus uitgevoerd in India. Het

afhakken van de neus was in die tijd de gangbare straf voor diegenen die zich bezoldigden aan

overspel, diefstal of een ander zwaar misdrijf. In de Middeleeuwen richtte de plastische

chirurgie zich voornamelijk op de reconstructie van hazenlippen en gespleten gehemelten. De

grote doorbraak van de esthetische chirurgie vindt evenwel haar oorzaak in de Eerste

Wereldoorlog. Artsen werden er toe aangezet zich te specialiseren en te verdiepen in de kunst

van de plastische chirurgie omwille van het groot aantal gewonde en verminkte soldaten die

van het front werden afgevoerd. Vanaf de jaren twintig van de vorige eeuw werden de voor de

plastische chirurgie ontwikkelde technieken in grote mate ingeschakeld in het kader van de

esthetische chirurgie.128

Dit was het startschot van een heuse “booming business”. Daar waar

de esthetische chirurgie aanvankelijk beperkt was tot de meer gegoede klassen is zij vandaag

meer en meer toegankelijk voor de modale man of vrouw in de straat.

1.1.2 De plastische, reconstructieve en esthetische heelkunde

72. De plastische chirurgie, ook wel eens de “chirurgie van vormen en rondingen” genoemd,

refereert aan het Griekse woord Plastikos129

, wat zoveel betekent als kneden, vormgeven. De

plastische chirurgie is een in België erkende medische discipline en omvat zowel de

128

J. BRAECKMAN, A. DE BAETS en J. DECLERCQ, Goed, beter, best? Over de maakbaarheid van de mens, Gent, Academia Press, 2011, 114-115. 129

Ibid.

Page 42: Patiënten- en consumentenbescherming in de gezondheids- …

35

reconstructieve als de esthetische chirurgie. Daar waar de reconstructieve chirurgie zich richt

op de correctie en behandeling van misvormingen (afwijkingen) die aangeboren zijn of tijdens

het leven werden opgelopen, richt de esthetische chirurgie zich op de correctie van

constitutionele (grote neus, kleine borsten, vetophoping, …) of verworven (rimpels,

huidoverschot, verslapping,…) vormafwijkingen. Hoewel het opzet van beide disciplines zeer

verschillend is, zijn de gebruikte technieken zeer nauw met elkaar verweven. 130

1.1.3 Esthetische chirurgie in de praktijk

73. De esthetische chirurgie wordt veelal toegeschreven aan het streven naar het

schoonheidsideaal en wordt sterk in de hand gewerkt door de overmediatisering. De “u

vraagt, wij draaien”-politiek maakt van de schoonheidsindustrie een heus consumptieproduct

waarbij de mogelijkheden onbeperkt zijn. Een aantal esthetisch chirurgen pikt maar al te

graag in op de nieuwste modetrends en is niet beducht de patiënt/consument een achterwerk à

la Jennifer Lopez of Pippa Middleton te bezorgen.

74. Het hoeft dan ook niet te verwonderen dat heel wat vrouwen en mannen de stap wagen

naar de esthetische chirurg met het verzoek de natuurlijke onvolmaaktheden van hun lichaam

te corrigeren. De redenen daartoe zijn legio. Doch, niet iedereen ziet in de esthetische

chirurgie het ultimum remedium op een gelukkiger bestaan. Onderzoek toont immers aan dat

slechts 1 op de 3 vrouwen een cosmetische ingreep zou overwegen daar waar dit bij de

mannen bijna 4 op de tien is. Slechts 1 op de 10 mannen en vrouwen ziet er geen graten in een

esthetische ingreep te ondergaan. De aanvaardbaarheid van cosmetische ingrepen bij de

partner ligt nog een pak moeilijker. Het percentage vrouwen dat esthetische chirurgie voor de

partner onaanvaardbaar acht ligt 10% hoger dan het percentage dat men voor zichzelf

inacceptabel vindt. Bij mannen is dit maar liefst 15%.131

In tegenstelling tot wat de media

soms laat uitschijnen, is de esthetische chirurgie nog niet geheel aanvaard bij de publieke

opinie en maakt zij het voorwerp uit van een beladen discussie tussen zowel de tegenstanders

als de liefhebbers van cosmetische ingrepen. Daar waar de esthetische chirurgie voor

130

http://www.bspras.org/nl/infos/infos.php?cat=3&id=2&userChoice=patient&langue=nl&cpt=2 (consultatie 15 februari 2012). 131

Dit blijkt uit een kwantitatieve studie van de verbruikersorganisatie OIVO die werd uitgevoerd in februari 2011 en waarvan het rapport verschenen is in februari 2012, http://www.oivo-crioc.org/files/nl/6436nl.pdf (consultatie 27 april 2012).

Page 43: Patiënten- en consumentenbescherming in de gezondheids- …

36

sommigen het middel is om er mooi, jong en fris uit te zien, aanschouwen anderen de

cosmetische chirurgie als verminking van een gezond lichaam.

1.2 Bijzondere beroepstitel en bekwaamheden

1.2.1 De bijzondere beroepstitel: het KB van 25 november 1991

75. In België heeft iedere houder van het diploma geneeskunde het recht alle takken van de

geneeskunde uit te oefenen binnen de grenzen van wat hij als zijn bekwaamheid

beschouwt.132

Dit heeft tot gevolg dat elke arts, gaande van een huisarts tot een anesthesist,

het recht heeft ingrepen van medische cosmetiek te verrichten indien hij zich hiertoe

bekwaam acht. De zinsnede “binnen de grenzen van wat hij als zijn bekwaamheid

beschouwt”, doet echter enige twijfel rijzen omtrent de adequate bescherming ten aanzien van

de patiënt. De competenties waarover een geneesheer beschikt zijn immers niet alleen

afhankelijk van de opleiding die men heeft genoten, doch ook van de ervaring die men tijdens

de uitoefening van zijn specialisatie verworven heeft.

76. De algemene bevoegdheid waarover iedere houder van het diploma geneeskunde beschikt,

wordt enigszins ingeperkt door het Koninklijk Besluit van 25 november 1991 houdende de

lijst van bijzondere beroepstitels voorbehouden aan de beoefenaars van de geneeskunde133

.

Het beschikken over een bijzondere beroepstitel verschaft niet alleen voordelen aan de arts die

een erkenning van zijn bekwaamheid geniet, het biedt de patiënt tevens de mogelijkheid om

de specialist van de niet-specialist te onderscheiden. Het voeren van een bijzondere

beroepstitel veronderstelt dat de medicus aan een aantal voorwaarden inzake opleiding,

erkenning en behoud van erkenning voldoet.

132

H. NYS, Geneeskunde: recht en medisch handelen, Brussel, Story-Scientia, 2005, 3-4, nrs. 6-9. 133

KB 25 november 1991 houdende de lijst van bijzondere beroepstitels voorbehouden aan de beoefenaars van de geneeskunde, met inbegrip van de tandheelkunde, BS 14 maart 1993.

Page 44: Patiënten- en consumentenbescherming in de gezondheids- …

37

1.2.2 De erkenning van geneesheren-specialisten, stagemeesters, stagediensten voor

de specialiteit heelkunde: het MB van 12 december 2002

1.2.2.1 Opleiding

77. De officiële erkenning van de titel “Geneesheer-Specialist in de Plastische,

Reconstructieve en Esthetische heelkunde” is in België onderworpen aan de goedkeuring van

de Minister van Sociale Zaken, Volksgezondheid en Leefmilieu bij de Ministeriële Besluiten

van 18 juli 1979 en 12 december 2002.134

78. Na het bekomen van het wettelijk diploma geneeskunde moet de kandidaat-specialist die

wenst erkend te worden als geneesheer-specialist in de plastische, reconstructieve en

esthetische chirurgie minimum twee jaar stage lopen in een erkend centrum van Algemene

Heelkunde, gevolgd door een stageperiode van vier jaar in een erkende stagedienst van

Plastische Heelkunde.135

De stageperiodes hebben tot doel de kandidaat-specialist vertrouwd

te maken met de belangrijkste gebieden van de heelkunde en een globale kennis te doen

verwerven in de klinische en technische aspecten op het vlak van de diagnose en de therapie

van heelkundige aandoeningen. Bovendien moeten de kandidaten bedreven raken in de

chirurgische technieken door ze in de praktijk toe te passen onder het toezicht van een ervaren

chirurg.136

79. Het Collegium Chirurgicum Plasticum dat in België het onderwijs aanbiedt voor de

kandidaat-specialisten in de plastische chirurgie, staat daarnaast ook in voor de jaarlijkse

kennistoets van die kandidaten. Dit door het organiseren van een schriftelijk examen op

nationaal niveau. Het slagen in het mondelinge examen na afloop van de vorming levert de

titel van “Fellow of the Collegium Chirugicum Plasticum” op waarbij het diploma wordt

134

MB 18 juli 1979 tot vaststelling van de bijzondere criteria voor de erkenning van geneesheren-specialisten, stagemeesters en stagediensten voor de specialiteiten van heelkunde, neurochirurgie, plastische heelkunde, urologie en orthopedie, BS 7 augustus 1979. Dit Ministerieel Besluit werd opgeheven bij MB 12 december 2002 tot vaststelling van de bijzondere criteria voor de erkenning van geneesheren-specialisten, stagemeesters en stagediensten voor de specialiteit heelkunde, BS 20 februari 2003. 135

http://www.bspras.org/who/who.php?cat=4&id=1&userChoice=patient&langue=nl&cpt=2 (consultatie 15 februari 2012). 136

Art. 2 MB 12 december 2002 tot vaststelling van de bijzondere criteria voor de erkenning van geneesheren-specialisten, stagemeesters en stagediensten voor de specialiteit heelkunde, BS 20 februari 2003; http://www.rbsps.org/nl/position/position.php?cat=26&id=20&userChoice=journalist&langue=nl&cpt=2 (consultatie 15 februari 2012).

Page 45: Patiënten- en consumentenbescherming in de gezondheids- …

38

uitgereikt door de Belgische Vereniging voor Plastische, Reconstructieve en Esthetische

Chirurgie.137

Op Europees niveau worden de kwaliteitsnormen van de opleiding bepaald door

de European Board of Plastic, Reconstructive and Aesthetic Surgery. Het slagen in het

Europees examen levert de titel van “Diplomate of the European Board of Plastic Surgery”

op.138

1.2.2.2 De erkenningscommissie

80. Het is de erkenningscommissie van het Ministerie van Sociale Zaken, Volksgezondheid

en Leefmilieu dat belast is met de controle op de opleiding van de kandidaat-specialist in de

Plastische Heelkunde. Jaarlijks moet door de kandidaat-specialist een verslag aan de

commissie worden verstrekt zodat deze kan oordelen in welke mate de kandidaat-specialist

zijn verplichtingen is nagekomen.139

Het is aan de erkenningscommissie om op het einde van

de door de kandidaat-specialist doorlopen stage te oordelen of de kandidaat voldoet aan de

vereisten van de opleiding en of hij bekwaam is om de betrokken specialiteit zelfstandig en op

eigen verantwoordelijkheid uit te oefenen.140

De commissie staat eveneens in voor de

kwaliteitscontrole van de stagecentra.141

81. Eenmaal erkend is de geneesheer-specialist ertoe gehouden uitsluitend zijn specialiteit uit

te oefenen. Bovendien is hij ertoe gehouden gedurende zijn ganse loopbaan zijn bekwaamheid

te behouden en te ontwikkelen door praktische en wetenschappelijke activiteiten.142

137

http://www.bspras.org/nl/who/who.php?cat=14&id=8&userChoice=patient&langue=nl&cpt=2 (consultatie 15 februari 2012). 138

http://www.ebopras.org/index.php (consultatie 15 februari 2012). 139

Art.3,§ 1 MB 30 april 1999 tot vaststelling van de algemene criteria voor de erkenning van geneesheren-specialisten, stagemeesters en stagediensten, BS 29 mei 1999. 140

Art. 3, §3 MB 30 april 1999 tot vaststelling van de algemene criteria voor de erkenning van geneesheren-specialisten, stagemeesters en stagediensten, BS 29 mei 1999. 141

http://www.bspras.org/nl/who/who.php?cat=13&id=6&userChoice=patient&langue=nl&cpt=2 (consultatie 16 februari 2012). 142

Art. 4 MB 30 april 1999 tot vaststelling van de algemene criteria voor de erkenning van geneesheren-specialisten, stagemeesters en stagediensten, BS 29 mei 1999.

Page 46: Patiënten- en consumentenbescherming in de gezondheids- …

39

2. De commercialisering van de esthetische/cosmetische chirurgie

2.1 Algemeen

82. Geen tak van de geneeskunde is zo onderhevig aan maatschappelijke invloeden dan de

esthetische chirurgie. In alle uithoeken van de wereld worden mensen geconfronteerd met het

natuurlijk verouderingsproces, met akkefietjes van Moeder Natuur of met een niet te

onderdrukken drang naar perfectie. Deze confrontaties met zichzelf worden sterk in de hand

gewerkt door de prominente rol die de media speelt in het commercialiseringsproces van de

esthetische chirurgie. Reclamecampagnes op televisie, internet, billboards of in tijdschriften

benadrukken steeds opnieuw het veeleisende karakter van onze samenleving op het vlak van

uiterlijke schoonheid. Daar waar men zich vroeger slechts kon vergelijken met het mooiste

meisje of de mooiste jongen van het dorp, worden we vandaag in contact gebracht met de

mooiste mannen en vrouwen ter wereld. Zich spiegelend aan deze modellen, verwacht de

hedendaagse samenleving dat we er fit, jong en gezond uitzien. Velen aanzien de technieken

van de esthetische chirurgie dan ook als het consumptieproduct bij uitstek om aan de

verwachtingen van de huidige beautycultuur te voldoen. Dit evenwel zonder dat er steeds

wordt stilgestaan bij de mogelijke gevaren en risico’s van een cosmetische ingreep. De

publiciteit rond de esthetische chirurgie heeft immers onterecht de neiging deze medische

discipline te banaliseren.

83. Het toenemend commercialiserend karakter van de medische cosmetiek uit zich tevens in

het kader van de instellingen waar ingrepen van medische cosmetiek worden verricht. Heel

wat cosmetische ingrepen worden thans niet meer verricht in een openbaar ziekenhuis maar in

privéklinieken, huisartsenkabinetten of andere instellingen buiten een erkend ziekenhuis. Het

aanbod van deze schoonheidsinstellingen strekt zich doorgaans uit van de invasieve

cosmetische chirurgie en de esthetische tandheelkunde tot niet-chirurgische ingrepen. In een

aantal gevallen kan men zelfs spreken van heuse “beautyklinieken”. Opnieuw moet men zich

afvragen in welke mate deze verschuiving tegemoet komt aan de veiligheid van de patiënt

inzake de bekwaamheid van de esthetische beoefenaars, de hygiëne en de controle van de

instellingen buiten een erkend ziekenhuis.

Page 47: Patiënten- en consumentenbescherming in de gezondheids- …

40

84. Gelet op het onnatuurlijk karakter van implantaten en allerhande soorten injecties die in

het menselijk lichaam worden gebracht, speelt productveiligheid een essentiële rol opdat de

patiënt op een veilige en verantwoorde wijze een cosmetische ingreep zou ondergaan. Het

belang en de gebreken inzake productveiligheid werden nogmaals uitdrukkelijk bevestigd

naar aanleiding van het PIP-schandaal. Tot slot dient de aandacht gevestigd te worden op het

fenomeen van medical shopping. Medisch toerisme en cosmetische chirurgie gaan zonder

twijfel hand in hand. Het wereldwijd aanbod van cosmetische ingrepen lokt patiënten over de

landsgrenzen heen naar alle uithoeken van de wereld. Het probleem dat hierbij potentieel aan

bod komt, is er opnieuw een van de bescherming van de patiënt. Patiëntveiligheid staat

immers niet in alle landen even hoog aangeschreven zoals dit het geval is in België, vaak met

alle gevolgen van dien.

85. De commercialisering van de esthetische chirurgie is ronduit een feit. We evolueren als

het ware naar een supermarktmodel waar de meest uiteenlopende zaken worden aangeboden,

waar men zijn winkelkar naar hartelust kan vullen, om dan nog even langs de kassa te

passeren en met een grote glimlach op de mond terug naar huis te keren. Doch, dergelijke

evolutie is niet zonder gevaar. De kans bestaat immers dat patiënten het slachtoffer worden

van het succesverhaal van de esthetische chirurgie. Het is bijgevolg van groot belang dat er

een antwoord wordt verkregen op de vraag hoe de commercialisering in het kader van de

esthetische chirurgie te harmoniseren valt met de bescherming van de patiënt/consument.

2.2 De Ethische Code van de Royal Belgian Society for Plastic Surgery

86. De toenemende commercialisering van de medische cosmetiek is duidelijk voelbaar

binnen de beroepssector zelf. Daar waar vroeger de esthetische chirurgie incidenteel

aanleiding gaf tot problemen, gaf zij in een daaropvolgende fase aanleiding tot een duidelijke

toename van het aantal complicaties. Dit als gevolg van een sterke stijging in de vraag naar

cosmetische chirurgie. Dit in acht genomen hebben de besturen van de Royal Belgian Society

for Plastic Surgery143

en het Verbond der Belgische Beroepsverenigingen van Geneesheren-

Specialisten144

sinds het midden van de jaren ‘90 getracht om de overheid te overtuigen van

143

Royal Belgian Society for Plastic Surgery - Koninklijke Belgische Vereniging voor Plastische, Reconstructieve en Esthetische Chirurgie (hierna verkort RBSPC). 144

Verbond der Belgische Beroepsverenigingen van Geneesheren-Specialisten - Groupement des Unions Professionnelles Belges de Médecins Spécialistes (hierna verkort VBS-GBS).

Page 48: Patiënten- en consumentenbescherming in de gezondheids- …

41

de absolute noodzaak om een juridisch kader rond de uitoefening van de chirurgische en niet-

chirurgische medische cosmetiek uit te werken. De overheid leek de problematiek wel te

erkennen maar een daadwerkelijke uitwerking van een juridisch kader bleef uit.145

87. Het is de RBSPS zelf die in 2005 de overheid ter orde riep met het opstellen van een

Ethisch Handvest met de bedoeling de overheid te interpelleren een wettelijk kader te creëren

dat een einde kan maken aan de commercialisatie van de esthetische chirurgie. Zij verklaren

daarin onder meer hun beroep uit te oefenen volgens de regels van de ethiek, steeds

kwaliteitszorg te verstrekken met respect voor de mens, geen reclame te maken voor de eigen

praktijk en hun patiënten te beschermen tegen inadequate behandelingen uitgevoerd door

onbekwame geneesheren.146

88. Het Ethisch Handvest heeft haar doel niet gemist. Na vier jaar beraadslagingen wordt in

de Senaat een wetsvoorstel147

ingediend met het oog op de langverwachte regulering van de

cosmetische chirurgie inzake de reclame, de instellingen buiten een erkend ziekenhuis en de

vereisten inzake bekwaamheid van de beoefenaars die ingrepen van medische esthetiek

verrichten. De voorstellen worden door de nationale raad van de Orde der Geneesheren geacht

in overeenstemming te zijn met de Code van geneeskundige plichtenleer en strekken ertoe het

belang van de patiënt te beschermen en de kwaliteit van de hen toegediende zorg te

bevorderen148

.

2.3 Reclame

89. Het staat buiten kijf dat reclame het koopgedrag van de consument in aanzienlijke mate

beïnvloedt. Het voeren van publiciteit is daardoor wellicht een van de belangrijkste

communicatiemiddelen om een product te verkopen. Heel wat esthetisch chirurgen

beschikken over een eigen website waar ze hun behandelingen voorstellen en aanprijzen,

145

http://www.rbsps.org/nl/position/position.php?cat=37&id=29&userChoice=journalist&langue=nl&cpt=2 (consultatie 12 april 2012). 146

http://www.rbsps.org/nl/position/position.php?cat=28&id=18&userChoice=journalist&langue=nl&cpt=2 (consultatie 12 april 2012). 147

Wetsvoorstel (D. TILMANS c.s.) tot regeling van de invasieve medische cosmetiek, Parl.St. Senaat 2010-11, nr. 5–383/1 (hierna verkort Wetsvoorstel D. TILMANS, Parl.St. Senaat 2010-11, nr. 5-383/1). 148

Orde van Geneesheren, Advies aangaande drie wetsvoorstellen betreffende cosmetische ingrepen van 20 november 2010, nr. a132004, http://www.ordomedic.be/nl/adviezen/advies/advies-aangaande-drie-wetsvoor stellen-betreffende-cosmetische-ingrepen.

Page 49: Patiënten- en consumentenbescherming in de gezondheids- …

42

promoties aankondigen of de patiënt aanspreken met een herkenbaar verhaal; het verhaal van

een gelukkiger bestaan na een cosmetische ingreep. Ook het visuele aspect komt doorgaans

aan bod op deze websites. Voor- en na-foto’s moeten de patiënt niet alleen overtuigen van de

bekwaamheid en het professionalisme van de chirurg maar ook van de mogelijkheid tot

zelfbeschikking over zijn/haar lichaam.

90. Het voeren van publiciteit rond de esthetische chirurgie staat evenwel op gespannen voet

met het algemeen beginsel dat de cosmetische chirurgie een medische discipline is en

geenszins opgevat mag worden als een commerciële activiteit met winstbejag.149

Het komt er

bijgevolg op aan na te gaan in welke mate het voeren van reclame in het kader van de

esthetische chirurgie toegelaten is en daar waar de publiciteit absoluut uitgesloten is. Dit

opnieuw vanuit het perspectief van een adequate bescherming van de patiënt. Men dient

immers te verhinderen dat patiënten, verblindt door het schoonheidsideaal, zich laten leiden

door reclame om een esthetische ingreep te ondergaan zonder hierbij een doordachte en

weloverwogen keuze te maken.

2.3.1 Ontstentenis van een algemeen juridisch kader

91. De Code van geneeskundige plichtenleer bepaalt dat het de geneesheren is toegelaten hun

medische activiteit kenbaar te maken aan het publiek, doch onder zeer strikte voorwaarden.

Zo dient de verstrekte informatie waarheidsgetrouw, objectief, relevant, verifieerbaar, discreet

en duidelijk te zijn en mag zij in geen geval misleidend of vergelijkend zijn. Bovendien mag

de publiciteit het algemeen belang inzake de volksgezondheid niet schaden noch aanzetten tot

overbodige onderzoeken of behandelingen of het ronselen van patiënten. Het is de medici

daarentegen wel toegelaten hun medewerking te verlenen aan de media met het oog op het

verstrekken van medische informatie die belangrijk of nuttig kan zijn voor het publiek.150

Bij

de uitvaardiging van haar deontologische regels heeft de Orde zodoende een onderscheid

willen maken tussen enerzijds de toegelaten informatieve reclame en anderzijds de verboden

ronselreclame. De provinciale raden van de Orde ondervinden echter heel wat moeilijkheden

bij het handhaven van de reclamevoorschriften. Dit als gevolg van de zodanig grote omvang

149

Art. 10 Code van geneeskundige plichtenleer (Nationale Raad van de Orde van Geneesheren). 150

Art. 12- 17 Code van geneeskundige plichtenleer.

Page 50: Patiënten- en consumentenbescherming in de gezondheids- …

43

en de technische beperktheid om het internet te controleren op inbreuken. Bovendien is het

opleggen van een tuchtsanctie afhankelijk van de indiening van een klacht.151

92. Naast de algemene bepalingen die vervat liggen in de Code van geneeskundige

plichtenleer is er slechts één wettelijke bepaling inzake reclame voor esthetische chirurgie

voorhanden. Zo bepaalt de in 2005 gewijzigde Geneesmiddelenwet dat het voor elke fysieke

persoon of rechtspersoon verboden is reclame te maken voor implanteerbare hulpmiddelen.

Het is daarnaast ook verboden reclame te maken voor daden die bestaan in het plaatsen of

inplanten van implanteerbare hulpmiddelen.152

Het gaat hierbij om de borstimplantaten.

2.3.2 Het algemeen juridisch kader: Wet van 6 juli 2011 tot instelling van een verbod

op reclame voor ingrepen van medische esthetiek en tot regeling van de informatie

over dergelijke ingrepen

2.3.2.1 Algemeen

93. Het ontbreken van een duidelijk afgelijnd juridisch kader betreffende de publiciteit inzake

de esthetische chirurgie en de moeilijk afdwingbare bepalingen uit de Code van

geneeskundige plichtenleer, zetten de deur tot misbruiken wagenwijd open. Het is de

beroepssector zelf die samen met de politici deze misbruiken en de daaruit voortvloeiende

commercialisering een halt hebben willen toeroepen. Na een hele reeks van wetsvoorstellen153

over de verschillende legislaturen heen, wordt het juridisch kader inzake de publiciteit thans

beheerst door de Wet van 6 juli 2011154

.

94. Opdat iedere vorm van reclame onder het verbod zou vallen wordt er in de context van de

wet uitgegaan van een zeer ruime omschrijving van het begrip “reclame”. Het omvat “iedere

151

Wetsvoorstel D. TILMANS, Parl.St. Senaat 2010-11, nr. 5–383/1, 3. 152

Art. 9, §4 Wet 25 maart 1964 op de geneesmiddelen, BS 17 april 1964. 153

Wetsvoorstel (C. DEFRAIGNE) tot regeling van de reclame voor cosmetische ingrepen, Parl.St. Senaat 2006-07, nr. 3–2382/1; Wetsvoorstel (C. DEFRAIGNE en D. TILMANS) tot regeling van de reclame voor cosmetische ingrepen, Parl.St. Senaat BZ 2007, nr. 4–177/1; Wetsvoorstel (D. TILMANS) tot regeling van de reclame voor cosmetische ingrepen, Parl.St. Senaat BZ 2010, nr. 5–61/1; Wetsvoorstel D. TILMANS, Parl.St. Senaat 2010-11, nr. 5–383/1; Wetsvoorstel (T. GIET c.s.) tot reglementering van de praktijkvoering en reclame inzake cosmetische chirurgie en geneeskunde, Parl.St. Kamer 2010-11, nr. 53K0783/001; Wetsvoorstel (C. DEFRAIGNE) tot regeling van de reclame voor cosmetische ingrepen, Parl.St. Senaat 2010-11, nr. 5–720/1. 154

Wet 6 juli 2011 tot instelling van een verbod op reclame voor ingrepen van medische esthetiek en tot regeling van de informatie, BS 5 augustus 2011 (hierna verkort Wet medische esthetiek).

Page 51: Patiënten- en consumentenbescherming in de gezondheids- …

44

vorm van mededeling of handeling die rechtstreeks of onrechtstreeks tot doel heeft ingrepen

van medische esthetiek te bevorderen, zulks ongeacht de daartoe aangewende plaats, drager

of technieken, reality-tv-uitzendingen inbegrepen”. Een ingreep van medische esthetiek moet

hierbij begrepen worden als “elke ingreep van een beoefenaar van de geneeskunde als

bedoeld in het Koninklijk Besluit nr. 78 van 10 november 1967 betreffende de uitoefening van

de gezondheidszorgberoepen, om iemands uiterlijk op diens vraag te veranderen om

esthetische redenen, zonder therapeutisch of reconstructief doel. Dit behelst tevens de

inspuitingen, evenals laser klasse IV- en IPL-behandelingen”.155

95. Het verbod op reclame wordt enkel ter zijde geschoven voor wat de persoonlijke

informatie betreft en dit voor zover er voldaan is aan een aantal voorwaarden. Zo dient deze

informatie waarheidsgetrouw, objectief, relevant, verifieerbaar, discreet en duidelijk te zijn en

mag zij niet misleidend noch vergelijkend zijn of financiële argumenten aanwenden.

Daarenboven is het diegene die een ingreep van medische esthetiek uitvoert verboden de

resultaten van onderzoeken en behandelingen aan te wenden. De wetgever doelt hiermee op

de foto’s van voor en na de ingreep en op de persoonlijke getuigenis van de patiënt.

Persoonlijke informatie moet daarnaast steeds de vermelding bevatten van de bijzondere

beroepstitel waarover men beschikt krachtens het Koninklijk Besluit van 25 november 1991.

Tot slot heeft de wetgever uitdrukkelijk bepaalt dat de bepalingen van de wet gelden

onverminderd de toepassing van de Wet Patiëntenrechten voor zover die betrekking heeft op

informatie over handelingen als bedoeld in deze wet.156

96. Naast de bestaande sanctioneringsmechanismen van een gevangenisstraf en/of een

geldboete wordt tevens voorzien in de mogelijkheid voor de rechtbank te bevelen dat het

vonnis of de samenvatting ervan op kosten van de overtreder, in drie kranten en op enige

andere wijze wordt bekendgemaakt. Daarnaast voorziet de wet in de gelegenheid tot het

opleggen van een administratieve geldboete door de ambtenaar die daartoe aangesteld zal

worden door de Koning157

binnen de FOD Volksgezondheid, Veiligheid van de Voedselketen

en Leefmilieu.158

155

Art. 2, 1° en 5° Wet medische esthetiek. 156

Art. 3 Wet medische esthetiek. 157

KB 7 november 2011 tot aanwijzing van de ambtenaar bevoegd om een administratieve geldboete op te leggen overeenkomstig artikel 5 van de wet van 6 juli 2011 tot instelling van een verbod op reclame voor ingrepen van medische esthetiek en tot regeling van de informatie over dergelijke ingrepen, BS 6 februari 2012. 158

Art. 3–5 Wet medische esthetiek.

Page 52: Patiënten- en consumentenbescherming in de gezondheids- …

45

2.3.3.2 De wet van 6 juli 2011: on(grond)wettelijk?

97. Nu de wetgever de commercialisering van de esthetische chirurgie een halt heeft willen

toeroepen door de invoering van een verbod op reclame voor ingrepen van medische

esthetiek, lijken niet alle beoefenaars van de esthetische chirurgie opgezet te zijn met een

zodanig verbod. Dit blijkt onder meer uit de verscheidene beroepen tot gehele of gedeeltelijke

nietigverklaring van de Wet medische esthetiek die recent bij het Grondwettelijk Hof werden

ingediend.159

98. Vooreerst zou de bovengenoemde wet discriminerend zijn daar het verbod op reclame

slechts geldt voor de beoefenaars van de geneeskunde zoals bedoeld in artikel 2, §1 van de

Wet uitoefening gezondheidszorgberoepen en dus niet van toepassing is op de

schoonheidsspecialisten of andere spelers op de esthetische markt. Het zou niet logisch zijn

dat wanneer schoonheidsspecialisten gebruik maken van laser klasse IV- en IPL-

behandelingen zij daarvoor publiciteit mogen voeren daar waar dit de beoefenaars van de

geneeskunde voor identieke behandelingen absoluut verboden is.160

De RBSPS meent dat de

beroepen tot vernietiging op grond van het gelijkheids- en non-discriminatiebeginsel

ingegeven worden door puur commerciële overwegingen van de betrokken beoefenaars van

de esthetische chirurgie.161

Dit argument dient zonder meer te worden bijgetreden daar de

geneeskunde in geen enkel geval en op geen enkele wijze als een handelszaak mag worden

opgevat162

en het voeren van publiciteit nu net de uiting is van een commerciële activiteit met

winstoogmerk. Het lijkt er op dat diegenen die de Wet medische esthetiek met kritiek

benaderen met argumenten naar voren komen die eigenlijk niet ter zake doen. Het voeren van

publiciteit is immers reeds beknot op grond van de deontologie en wordt nogmaals bevestigd

in de Wet medische esthetiek. Beoefenaars van de geneeskunde mogen, behoudens

persoonlijke informatie, geen reclame maken. Het argument dat schoonheidsspecialisten wel

reclame mogen voeren, onder voorbehoud evenwel van de regels inzake vergelijkende en

misleidende reclame163

, lijkt dan ook niet op zijn plaats te zijn.

159

GwH 3 februari 2012, nr. 5304, BS 16 maart 2012. 160

http://www.bspc.be/images/downloads/Apparences%20NL.pdf (consultatie 12 april 2012). 161

Dit blijkt uit een gesprek met Prof. dr. Blondeel als lid van de Raad van Bestuur van de RBSPS op 30 maart 2012. 162

Art. 10 Code van geneeskundige plichtenleer. 163

Art. 19 en 83-94 Wet 6 april 2010 betreffende marktpraktijken en consumentenbescherming, BS 12 april 2010.

Page 53: Patiënten- en consumentenbescherming in de gezondheids- …

46

99. Opdat men een antwoord zou verkrijgen op de vraag of de Wet medische esthetiek al dan

niet discriminerend is, dringt zich een analyse van zowel het materieel als het personeel

toepassingsgebied van het reclameverbod op. Het oorspronkelijke wetsvoorstel omschreef de

ingrepen van medische esthetiek als “alle handelingen die een onderdeel zijn van de

geneeskunde in het algemeen, of meer in het bijzonder van de heelkunde, en die het uiterlijk

van een individu wijzigen, op diens vraag, om cosmetische redenen, zonder therapeutisch of

reconstructief doel. Dit behelst ook de verschillende inspuitingen, laser klasse IV en IPL.”164

Het is pas na de opmerkingen van het Federaal Kenniscentrum voor de Gezondheidszorg dat

de ingrepen van medische esthetiek worden toegeschreven aan de arts.165

100. De huidige verwijzing naar de beoefenaars van de geneeskunde zoals bedoeld in de Wet

uitoefening gezondheidszorgberoepen is volgens een expert inzake medisch recht voor een

tweevoudige interpretatie vatbaar. Volgens het feitelijk criterium is er slechts sprake van een

ingreep van medische esthetiek indien deze ingreep door een beoefenaar van de geneeskunde

is gesteld. Een strikte interpretatie van het materieel toepassingsgebied heeft tot gevolg dat

wanneer een zodanige ingreep wordt verricht door een tandheelkundige of een niet-arts zoals

een schoonheidsspecialiste, er geen sprake is van een ingreep van medische esthetiek in de zin

van artikel 2, 5° Wet medische esthetiek. Bijgevolg ontsnapt elke niet-beoefenaar van de

geneeskunde zoals bedoeld in artikel 2, §1 van de Wet uitoefening gezondheidszorgberoepen

aan het reclameverbod inzake medische esthetiek. De expert ter zake oordeelt terecht dat dit

niet de bedoeling kan zijn geweest van de wetgever.166

101. Het normatief criterium houdt daarentegen volgens de rechtsgeleerde in dat de

verwijzing naar artikel 2, §1 Wet uitoefening gezondheidszorgberoepen zo geïnterpreteerd

moet worden dat een ingreep van medische esthetiek slechts door een beoefenaar van de

geneeskunde mag worden gesteld. Er wordt hierbij gewezen op de bedoeling van de wetgever

om via de verwijzing naar de Wet uitoefening gezondheidszorgberoepen de ingrepen van

medische esthetiek te laten vallen onder het toepassingsgebied van de (onwettige) uitoefening

van de geneeskunde zoals bedoeld in artikel 2, §1. Een strikte interpretatie van de wettelijke

164

Wetsvoorstel (D. TILMANS c.s.) tot regeling van de reclame voor cosmetische ingrepen, Parl.St. Senaat BZ 2010, nr. 5-61/1, 6. 165

Verslag over het wetsvoorstel tot regeling van de reclame voor esthetische ingrepen, Parl.St. Senaat 2010-11, 3 mei 2011, nr. 5-61/4, 8. 166

T. GOFFIN en H. NYS, “De ontwikkelingen in het medisch recht in 2011” in VRG ALUMNI (ed.), Recht in beweging – 19

de VRG Alumnidag 2012, Antwerpen-Appeldoorn, Maklu, 2012, 151; H. NYS, Recente ontwikkelingen in het

gezondheidsrecht, Mechelen, Kluwer, 2012, 8-10, nr. 11.

Page 54: Patiënten- en consumentenbescherming in de gezondheids- …

47

definitie uit artikel 2, §1 zou evenwel ertoe kunnen leiden dat ingrepen met een louter

esthetisch doel niet als een geneeskundige handeling beschouwd kunnen worden daar zij geen

therapeutisch of reconstructief doel nastreven. Esthetische ingrepen zijn geen medische

handelingen op zich, doch vallen onder de categorie medisch handelen bij uitbreiding. De

expert meent dat het oorspronkelijke wetsvoorstel hieraan tegemoet kwam door te poneren dat

de ingrepen van medische esthetiek uit hun aard tot de geneeskunde behoren.167

102. Deze tweevoudige interpretatie van het materieel toepassingsgebied staat een duidelijk

en goed afgelijnd juridisch kader inzake het reclameverbod in de weg. Het is omwille van de

duidelijkheid en de rechtszekerheid dan ook bijzonder jammer dat de wetgever de

oorspronkelijke definitie van de ingrepen van medische cosmetiek heeft laten varen en de

nadruk heeft willen leggen op het voorbehouden karakter van de ingrepen van medische

esthetiek. Het materieel toepassingsgebied van het reclameverbod lijkt zich hierdoor te

beperken tot een reclameverbod waaraan slechts de beoefenaars van de geneeskunde zoals

bedoeld in artikel 2, §1 van de Wet uitoefening gezondheidszorgberoepen, onderworpen zijn.

Dit kan onmogelijk de bedoeling zijn geweest van de wetgever.

103. Naast het materieel toepassingsgebied verdient ook het personeel toepassingsgebied een

grondige doorlichting opdat men tot een correct en eerlijk antwoord zou komen op de vraag

of de Wet medische esthetiek al dan niet een discriminerend karakter vertoont. Het

oorspronkelijke wetsvoorstel ging in eerste instantie uit van een zeer ruim personeel

toepassingsgebied. Het reclameverbod zou van toepassing zijn op zowel de beoefenaars van

de geneeskunde en de tandheelkunde als de instellingen die, ongeacht hun vorm of hun

benaming, een beroep doen op de diensten van deze beoefenaars en tot slot op alle natuurlijke

of rechtspersonen die reclame maken voor ingrepen van medische esthetiek.168

In een

daaropvolgende fase in de voorbereidende werkzaamheden werd het personeel

toepassingsgebied terzijde geschoven met de enkele verantwoording dat de publiciteit inzake

tandzorg reeds bij wet geregeld is en de tandheelkundigen zodoende uitgesloten worden van

de Wet medische esthetiek.169

De rechtsgeleerde meent evenwel dat deze uitsluiting in de

167

H. NYS, Geneeskunde: recht en medisch handelen, Brussel, Story-Scientia, 2005, 18, nr. 37; H. NYS, Recente ontwikkelingen in het gezondheidsrecht, Mechelen, Kluwer, 2012, 10-11, nr. 12. 168

Wetsvoorstel (D. TILMANS c.s) tot regeling van de reclame voor cosmetische ingrepen, Parl.St. Senaat BZ 2010, nr. 5-61/1, 6-7. 169

Amendement (D. TILMANS) op het wetsvoorstel tot regeling van de reclame voor esthetische ingrepen, Par.St. Senaat 2010-11, nr. 5-61/2.

Page 55: Patiënten- en consumentenbescherming in de gezondheids- …

48

voorbereidende werkzaamheden zonder invloed is op het huidige toepassingsgebied van de

Wet medische esthetiek. Het reclameverbod in artikel 3 is zodanig kort en bondig

geformuleerd dat het geen enkele uitzondering duldt. Zowel de tandheelkundigen als de niet–

artsen vallen bijgevolg onder het reclameverbod.170

Zodoende is het de

schoonheidsspecialisten net zoals de beoefenaars van de geneeskunde verboden reclame te

maken voor ingrepen van medische esthetiek en kan de wet geenszins een discriminerend

karakter worden verweten.

104. Gelet op de bedoeling van diegenen die aan de wieg stonden van de totstandkoming van

deze wet en de bedoeling van de wetgever, dient dit standpunt zonder meer te worden

bijgetreden. Artikel 3 is zeer duidelijk: “reclame voor ingrepen van medische esthetiek is

verboden”. De omschrijving van de ingrepen van medische esthetiek refereert weliswaar naar

de beoefenaars van de geneeskunde zoals bedoeld in artikel 2, §1 Wet uitoefening

gezondheidszorgberoepen, maar het lijkt erop dat deze verwijzing in haar normatieve

betekenis begrepen dient te worden aangezien de wetgever niet de bedoeling kan hebben

gehad het reclameverbod niet van toepassing te verklaren op de niet-artsen. Het is opnieuw

omwille van de duidelijkheid en de rechtszekerheid jammer te noemen dat het huidige

wetsvoorstel een afgeslankte versie is van het oorspronkelijke wetsvoorstel. Het uitdrukkelijk

opnemen van een duidelijk omschreven personeel toepassingsgebied had immers heel wat

interpretatieproblemen kunnen voorkomen.

105. Naast het gegeven dat de Wet medische esthetiek in strijd zou zijn met het beginsel van

non-discriminatie menen de indieners van het beroep tot vernietiging bij het Grondwettelijk

Hof dat de wet eveneens in strijd zou zijn met de Europese mededinging, de vrijheid van

vestiging en het vrij verrichten van diensten.171

Het is vaste rechtspraak van het Hof van

Justitie dat een beperking van de uitoefening van de verkeersvrijheden die voortvloeit uit een

nationale maatregel die zonder onderscheid van toepassing is, gerechtvaardigd kan zijn voor

zover zij niet discriminerend is en zij beantwoordt aan een dwingende reden van algemeen

belang, mits daardoor de verwezenlijking van het vooropgestelde doel wordt gewaarborgd en

zij niet verder gaat dan voor het bereiken van dat doel noodzakelijk is. De bescherming van de

170

H. NYS, Recente ontwikkelingen in het gezondheidsrecht, Mechelen, Kluwer, 2012, 14-15, nr. 19. 171

http://www.bspc.be/images/downloads/Apparences%20NL.pdf (consultatie 12 april 2012).

Page 56: Patiënten- en consumentenbescherming in de gezondheids- …

49

volksgezondheid is één van de dwingende redenen van algemeen belang die de uitoefening

van de door het Verdrag gewaarborgde vrijheden van verkeer kunnen beperken172

106. In het arrest Doulamis173

oordeelde Hof van Justitie dat het verbod op reclame inzake

tandverzorging het Europees mededingsrecht niet schendt, maar in zijn conclusie voegt

advocaat-generaal BOT daar onmiddellijk aan toe dat “een dergelijke regeling een beperking

vormt van de vrijheid van vestiging en het vrij verrichten van diensten in de zin van de

artikelen 43 en 49 EG174

die slechts gerechtvaardigd is uit hoofde van de bescherming van de

volksgezondheid wanneer de in geding zijnde nationale wetgeving tandverzorgers niet

verbiedt een eenvoudige en neutrale vermelding te doen opnemen in een telefoongids of in een

ander openbaar informatiemedium teneinde aan hun praktijk bekendheid te geven zoals een

vermelding van hun identiteit, de activiteiten die zij mogen uitoefenen, de plaats waar zij deze

uitoefenen, hun werktijden en de mogelijkheden contact met hen op te nemen175

.”176

De Wet

medische esthetiek lijkt hieraan tegemoet te komen krachtens de voor persoonlijke informatie

voorziene uitzondering op het reclameverbod.

107. In het arrest Corporacion Dermoestética177

oordeelde het Hof van Justitie dat “indien de

Italiaanse wetgever de bedoeling had gehad om door een verbod van televisiereclame voor

medisch-chirurgische esthetische behandelingen de gezondheid van de televisiekijker te

beschermen, hij dat verbod ook had moeten laten gelden voor de lokale televisienetwerken”.

Het Hof van Justitie oordeelde dan ook dat het verbod verder ging dan noodzakelijk was voor

de bescherming van de gezondheid en er zodoende sprake was van een ongerechtvaardigde

beperking van de artikelen 43 en 59 EG. De Wet medische esthetiek maakt een zodanig

onderscheid al naargelang het distributiekanaal van de reclame niet.

108. In de rechtsleer wordt geponeerd dat het opleggen van een reclameverbod voor ingrepen

van medische esthetiek verder gaat dan datgene wat noodzakelijk is om de volksgezondheid

172

HvJ C-446/05, Doulamis, Jur. 2008, I, 01377, nrs. 107-108. 173

HvJ (2e k.) 13 maart 2008, T Gez. 2009-10, 280-282, noot D. FORNACIARI; D. FORNICIARI, S. CALLENS en W. DEVROE,

“Mededinging in de gezondheidszorg. Gezondheidsrechtelijke aspecten”, NJW 2009, 55, nr. 17; H. LAMON, “Vrije beroepen en het mededingingsrecht: een aflopend intermezzo?”, Juristenkrant 2008, 9. 174

Respectievelijk art. 46 en 56 Verdrag van 25 maart 1957 betreffende de werking van de Europese Unie, Pb.C. 30 maart 2010. 175

HvJ C-446/05, Doulamis, Jur. 2008, I, 01377. 176

D. FORNACIARI, “Verbod op reclame en het Europees mededingingsrecht” (noot onder HvJ (2e k.) 13 maart

2008), T.Gez. 2009-10, 283-284. 177

HvJ C-500/06, Corporacion Dermoestética, Jur. 2008, I, 05785.

Page 57: Patiënten- en consumentenbescherming in de gezondheids- …

50

te beschermen.178

Er wordt hierbij verwezen naar het bestaan van een wettelijk kader179

dat

misleidende reclame steeds verbiedt en dat tevens voorziet in de mogelijkheid voor de Koning

om met het oog op de vrijwaring van de volksgezondheid, de vergelijkende reclame te

beperken of te verbieden. Men stelt zich bovendien de vraag of het opleggen van een dergelijk

reclameverbod wel überhaupt nodig is om de volksgezondheid te beschermen.180

Men zou er

immers vanuit kunnen gaan dat een verstandige consument de betekenis van reclame weet te

plaatsen.181

Dit laatste argument lijkt nogal kort door de bocht te zijn. Het verstandig karakter

van de consument mag misschien dan wel verschillen van consument tot consument, men kan

niet ontkennen dat reclame hoe dan ook, zelfs onbewust, een invloed heeft op het shopgedrag

van de patiënt/consument. Opdat men de patiënt tegen mogelijke misbruiken zou kunnen

beschermen en zodoende de volksgezondheid zou kunnen garanderen, is het bestaan van een

reclameverbod inzake medische esthetiek een noodzakelijk kwaad. Men kan zich tot slot ook

afvragen dat wanneer een arts reclame dient te voeren of kortingen moet aanbieden om

patiënten te lokken dit geen teken aan de wand is. Ofwel beschikt men over dermate weinig

patiënten/consumenten wegens een gebrek aan bekwaamheid, professionalisme en kwaliteit

ofwel aanziet men de esthetische chirurgie als een commerciële activiteit uit louter

winstbejag. Professionele en vakbekwame esthetische chirurgen hebben immers geen reclame

of kortingen nodig opdat zij over een mooi patiëntenaantal zouden beschikken. Kwaliteit en

professionalisme staan voor naambekendheid en vormen het recept van een goede mond-tot-

mondreclame. Het bestaan van het reclameverbod inzake ingrepen van medische esthetiek

lijkt dan ook te worden gerechtvaardigd uit hoofde van de volksgezondheid.

2.3.4 Reclame in de praktijk

109. Hoewel de Wet medische esthetiek reeds in werking trad op 15 augustus 2011182

, lijken

er zich nog heel wat problemen voor te doen met betrekking tot de naleving van de wet en de

178

R. VAN GOETHEM, “Het reclameverbod voor tandartsen houdt stand” (noot onder Cass. 22 juni 2010), T.Gez. 2010-11, 414-415. 179 Wet 2 augustus 2002 betreffende de misleidende en vergelijkende reclame, de onrechtmatige bedingen en

de op afstand gesloten overeenkomsten inzake de vrije beroepen, BS 20 november 2002. 180

E. De Bock en E. Janssens, “Blijft het reclameverbod voor artsen de facto behouden?” (noot onder Cass. 12 november 2004), T.Gez. 2005-06, 216-217, nrs. 10-11; R. VAN GOETHEM, “Het reclameverbod voor tandartsen houdt stand” (noot onder Cass. 22 juni 2010), T.Gez. 2010-11, 414-415. 181

R. VAN GOETHEM, “Het reclameverbod voor tandartsen houdt stand” (noot onder Cass. 22 juni 2010), T.Gez. 2010-11, 414-415. 182

Met uitzondering van artikel 5 dat betrekking heeft op het opleggen van een administratieve geldboete. Het komt aan de Koning toe de procedure met betrekking tot de vaststelling van overtredingen en het opleggen

Page 58: Patiënten- en consumentenbescherming in de gezondheids- …

51

concrete opvolging en bestraffing van inbreuken. Dat er tot op heden nog geen enkele

veroordeling heeft plaatsgevonden lijkt moeilijk te begrijpen wanneer men op het internet met

de ene inbreuk na de andere geconfronteerd wordt. Onderzoek toont immers aan dat, hoewel

dit uitdrukkelijk verboden is, maar liefst vier van de tien nagetrokken websites gebruik maakt

van de zogeheten voor- en na-foto’s.

110. Het reclameverbod maakt andere beoefenaars van de esthetische chirurgie dan weer

bijzonder vindingrijk om de wettelijke regels te omzeilen. Zo probeert men in een enkel geval

de patiënt te overtuigen met getuigenissen en scores van patiënten die gepubliceerd staan op

een website met een Nederlandse domeinnaam. De vraag is echter in welke mate een

dergelijke praktijk te harmoniseren valt met de vigerende regelgeving. Het lijkt erop dat men

via dit achterpoortje in de wet tracht te ontsnappen aan de uiteindelijke bedoeling van de wet,

met name het verbieden van elke vorm van reclame die geen persoonlijke reclame is. Het

aanmaken van een buitenlandse website kan, gelet op de definitie van wat reclame in de zin

van de wet is, wel degelijk beschouwd worden als reclame. Een zodanige buitenlandse

website is een vorm van mededeling die rechtstreeks of onrechtstreeks tot doel heeft ingrepen

van medische esthetiek te bevorderen, zulks ongeacht de daartoe aangewende drager. Ook

financiële argumenten worden nog steeds aangewend om patiënten te ronselen. Een

botoxbehandeling aan de helft van de prijs of een borstvergroting voor de tijdelijke prijs van

1999 euro zijn hier maar enkele voorbeelden van.

111. Daar waar realityprogramma’s zoals “De Hoffkliniek” en “The Swan” tot voor kort

menig televisietoestel kleurden, behoren zij thans tot het verleden. Het reclameverbod omvat

immers ook de reality-tv-uitzendingen. Dergelijke programma’s nemen het taboe rond

esthetische chirurgie weg en kennen een soort van banaliteit toe aan cosmetische ingrepen.

Reality-tv-uitzendingen zijn zodanig ontworpen dat ze de leefwereld van de modale man of

vrouw in de straat dermate benaderen en het onderwerp van de uitzending voorstellen als een

alledaagse zaak. Het hoeft dan ook niet te verwonderen dat in een maatschappij waar

uiterlijke schoonheid wordt verheven tot het hoogste goed, dergelijke tv-uitzendingen de

esthetische chirurgie voorstellen als het consumptieproduct bij uitstek om dat hoogste goed te

van boetes, vast te stellen. Tot op heden (8 mei 2012) is hieraan nog geen uitvoering gegeven. Zie KB 7 november 2011 tot aanwijzing van de ambtenaar bevoegd om een administratieve geldboete op te leggen overeenkomstig artikel 5 van de wet van 6 juli 2011 tot instelling van een verbod op reclame voor ingrepen van medische esthetiek en tot regeling van de informatie over dergelijke ingrepen, BS 6 februari 2012.

Page 59: Patiënten- en consumentenbescherming in de gezondheids- …

52

verwerven. Het aan banden leggen van de commercialisering in het kader van de esthetische

chirurgie is dan ook niet mogelijk zonder het uitsluiten van zodanige praktijken.

2.4 Instellingen buiten het ziekenhuis

112. Naast het bestaan van de publiciteitsproblematiek in het kader van de medische

esthetiek, wordt de commercialisering rond het esthetisch gebeuren sterk in de hand gewerkt

door het stijgend aantal instellingen buiten de erkende ziekenhuizen. Heel wat esthetisch

chirurgen beschikken over een privépraktijk, associëren zich met meerdere artsen in een

groepspraktijk of maken deel uit van een privékliniek. Het gaat hierbij veelal om heuse

beautyklinieken die zowel chirurgische als niet-chirurgische ingrepen inzake medische

cosmetiek aanbieden.

2.4.1 Ontstentenis van een algemeen juridisch kader

113. Erkende ziekenhuizen zijn onderworpen aan een strikte regelgeving183

inzake het beheer

van het ziekenhuis, de structurering van de medische en verpleegkundige activiteit, de rechten

van de patiënt alsook inzake de programmatie, financiering en erkenning van de ziekenhuizen

en het statuut van de ziekenhuisgeneesheer. Een dergelijke consistente wetgeving is geheel

afwezig voor artsen die opereren in instellingen buiten het ziekenhuis. Zij zijn zelfs aan geen

enkele controle of toezicht onderworpen.

114. Het ontbreken van een algemeen juridisch kader voor de inrichtingen buiten de erkende

ziekenhuizen zet de deur voor misbruiken wagenwijd open. Naast de overgrote meerderheid

van artsen die het algemeen belang van de patiënt vooropstellen, is de kans reëel dat er een

minuscule groep charlatans werkzaam is in de instellingen buiten de ziekenhuizen. Zij nemen

het niet zo nauw met de voorschriften op het vlak van de hygiëne, veiligheid of gezondheid

van de patiënt. Hun enige drijfveer is veelal winst maken met een zo klein mogelijke

uitgavenkost. Doch, de patiënt is hier veelal het slachtoffer van. De RBSPS meent dat het

gebrek aan normen voor de instellingen buiten de erkende ziekenhuizen bovendien tot gevolg

heeft dat sommige beoefenaars van de esthetische chirurgie zich verplicht voelen hun

183

Wet betreffende de ziekenhuizen en andere verzorgingsinrichtingen, gecoördineerd op 10 juli 2008, BS 7 november 2008.

Page 60: Patiënten- en consumentenbescherming in de gezondheids- …

53

instellingen te laten accrediteren door buitenlandse instanties. Dit om te bewijzen dat hun

instelling voldoet aan de buitenlandse veiligheidsnormen.184

2.4.2 Op weg naar een algemeen juridisch kader?

115. Net zoals in het kader van de publiciteitsproblematiek wordt de vraag naar het

wetgevend optreden in het kader van de instellingen buiten de ziekenhuizen ingegeven door

de beroepssector zelf. Negatieve ervaringen die patiënten ondervinden in privéklinieken waar

de hygiëne, veiligheid en gezondheid van de patiënt met de voeten wordt getreden, kennen

aan de medische esthetiek een negatieve connotatie toe. Het opzet bestaat er in om de

excessen die momenteel bestaan in de wereld van de esthetische chirurgie er uit te halen. Een

liposuctie uitvoeren in een huisartsenkabinet zonder de aanwezigheid van

reanimatieapparatuur is niet alleen levensgevaarlijk en immoreel, doch getuigt ook van weinig

professionalisme en verantwoordelijkheid van de betrokken arts. Het is ten slotte niet de

eerste patiënt die komt te overlijden tijdens of net na een zodanige ingreep bij de huisarts. De

betrokken arts zal weliswaar strafrechtelijk veroordeeld worden, maar elke patiënt die komt te

overlijden door een gebrek aan apparatuur, materiaal of infrastructuur is er één te veel.

116. Met het oog op het voorkomen van misbruiken en het waarborgen van de veiligheid van

de patiënt maken de vereisten en de verwachtingen inzake de instellingen buiten een erkend

ziekenhuis thans het voorwerp uit van een wetsvoorstel185

. De RBSPS pleit net zoals de

indieners van het wetsvoorstel voor het van overheidswege onderwerpen van deze

instellingen aan architecturale, functionele, organisatorische en materiële normen. De

instellingen waarop men hier doelt moeten in hun meest ruime betekenis begrepen worden en

omvatten zowel de privéklinieken als het huisartsenkabinet. Anderzijds is men sterk gekant

tegen de idee deze inrichtingen aan dezelfde regels te onderwerpen als de ziekenhuizen. Een

dergelijke ingreep zou de instellingen van hoge kwaliteit doen verdwijnen ten voordele van de

klassieke ziekenhuizen die niet bij machte zijn de extra patiënten op te vangen186

.

184

http://www.rbsps.be/nl/position/position.php?cat=29&id=22&userChoice=journalist&langue=nl&cpt=2 (consultatie 29 april 2012). 185

Wetsvoorstel (D. TILMANS c.s.) tot regeling van de instellingen buiten de ziekenhuizen waar invasieve esthetische ingrepen worden uitgevoerd, Parl.St. Senaat BZ 2010, nr. 5–63/1; Wetsvoorstel D. TILMANS, Parl St. Senaat 2010-11, nr. 5–383/1. 186

Wetsvoorstel D. TILMANS Parl.St. Senaat 2010-11, nr. 5–383/1; http://www.rbsps.be/nl/position/position .php?cat=29&id=22&userChoice=journalist&langue=nl&cpt=2 (consultatie 29 april 2012).

Page 61: Patiënten- en consumentenbescherming in de gezondheids- …

54

117. De toepasselijke normen zouden verschillen al naargelang het soort ingreep en de soort

anesthesie en betrekking hebben op de infrastructuur, het personeel en het noodzakelijke

medische materiaal. Er wordt hierbij een onderscheid gemaakt tussen A-, B-, C- en D-

normen. De veiligheid en controle zouden bovendien verzekerd worden doordat naast de

registratie bij de FOD Volksgezondheid, Veiligheid van de Voedselketen en Leefmilieu deze

instellingen voor de twee zwaarste categorieën van ingrepen onderworpen zijn aan een

vergunning van de Koning. Deze vergunning zal afhangen van het positief resultaat van een

conformiteitsbezoek door de bevoegde regionale controlediensten. Het is ten slotte het

college, bestaande uit artsen voorgedragen door de representatieve beroepsverenigingen in de

plastische chirurgie, dat de ingrepen zal omschrijven die in de betrokken instellingen mogen

worden uitgevoerd en dat het advies zal geven over de architecturale, functionele en

organisatorische normen die vereist zijn per type instelling.187

De RBSPS benadrukt dat deze

vereisten niet al te streng zijn en deze zonder meer als evident zullen worden beschouwd door

diegenen die zich nu reeds als een bonus medicus gedragen.188

118. Ook op Vlaams niveau is er een wetgevend initiatief waar te nemen. In de Vlaamse

Regering werd onlangs op initiatief van de Vlaamse Minister van Welzijn, Volksgezondheid

en Gezin Jo Vandeurzen en na het advies van de Raad van State een ontwerp van decreet

houdende een meldingsplicht voor risicovolle medische praktijken189

goedgekeurd. Het

beginsel dat geneesheren die optreden buiten de muren van een erkend ziekenhuis aan geen

enkele regelgeving, zelfs geen inspectie, onderworpen zijn, strookt volgens de Minister niet

met het recht van elke patiënt op een optimale waarborg inzake veiligheid en kwaliteit van de

gezondheidszorg.190

119. Het ontwerp van decreet houdt een meldingsplicht in bij het Vlaams Agentschap Zorg en

Gezondheid voor alle instellingen van de Vlaamse Gemeenschap die een risicovolle medische

praktijk uitvoeren. Dit zijn de instellingen waar invasieve, chirurgische of medische ingrepen

met een diagnostisch, therapeutisch of esthetisch doel worden uitgevoerd hetzij onder

algemene anesthesie hetzij onder een andere, zwaardere vorm van anesthesie of sedatie en die

187

Art. 7–14 Wetsvoorstel D. TILMANS, Parl. St. Senaat 2010-11, nr. 5–383/1. 188

Dit blijkt uit een gesprek met Prof. dr. Blondeel op 30 maart 2012. 189

Ontwerp van decreet houdende verplichte melding van risicovolle medische praktijken, Parl.St. Vl.Parl. 2011-12, nr.1568/1. 190

Belgisch Congres voor Ambulante Chirurgie 11 februari 2011, http://baas.be/congres2011/presentations /Vandeurzen.pdf.

Page 62: Patiënten- en consumentenbescherming in de gezondheids- …

55

een verlengd medisch of verpleegkundig toezicht van verschillende uren vereisen nadat de

ingreep beëindigd is.191

Naast het melden van de risicovolle medische praktijk moet het

Agentschap in kennis worden gesteld van de maatregelen die de instelling neemt om de

kwaliteit van de zorg en de veiligheid van de patiënt te waarborgen. Dit alles onder het

toezicht van de Vlaamse regering en de mogelijkheid tot het opleggen van administratieve

boetes.192

120. Gelet op de bevoegdheidsrechtelijke bezwaren die met het huidig federaal wetsvoorstel

gepaard gaan, is er, hoewel de nood bijzonder groot is, thans nog geen duidelijk wetgevend

kader voor de instellingen buiten de ziekenhuizen waar invasieve ingrepen van medische

esthetiek worden uitgevoerd. De gemeenschappen zijn in België wat het gezondheidsbeleid

betreft onder meer bevoegd voor het beleid betreffende de zorgverstrekking in en buiten de

verplegingsinrichtingen. Op deze principiële bevoegdheid bestaat echter een uitzondering

voor wat de “organieke wetgeving”193

betreft. Opdat deze uitzondering van toepassing zou

zijn is evenwel vereist dat ze betrekking heeft op de basisregeling inzake de ziekenhuizen in

de zin van de ziekenhuiswet of op de basisregeling inzake zorginstellingen die een geheel van

zorgverstrekking bieden waardoor het verblijf in het ziekenhuis kan worden ingekort of

voorkomen. De Raad van State meent dat, gelet op de aard van de instellingen zoals die

worden bedoeld in het wetsvoorstel, de voorgestelde regeling niet kan worden ingepast in de

bevoegdheid van de federale overheid inzake de “organieke wetgeving”. Bovendien is de

Raad van State van oordeel dat er moet worden afgezien van de voorgestelde regeling met

betrekking tot het conformiteitstoezicht door de gemeenschappen. Het is de federale overheid

die daarvoor zal moeten instaan, net zoals voor de vergunning en de registratie.194

121. Het is nu af te wachten welke impact het advies van de Raad van State zal hebben op de

totstandkoming van een wetgevend kader. Het ontwerp van decreet lijkt daarentegen wel op

weg te zijn naar een eerste mogelijkheid om de instellingen buiten de ziekenhuizen aan een of

andere vorm van controle en inspectie te onderwerpen. Hoewel het federale wetsvoorstel in

een meer vergaande bescherming van de patiënt voorziet, is het ontwerp van decreet alvast

191

Art. 2, 2° en 3° Ontwerp van decreet houdende verplichte melding van risicovolle medische praktijken, Parl.St. Vl.Parl. 2011-12, nr.1568/1. 192

Art. 3, 6 en 8 Ontwerp van decreet houdende verplichte melding van risicovolle medische praktijken, Parl.St. Vl.Parl. 2011-12, nr.1568/1. 193

Art. 5, §1, I, 1°, a) Bijzondere wet 8 augustus 1980 tot hervorming der instellingen, BS 15 augustus 1980. 194

Adv. RvS 49.795/VR/3 bij het Wetsvoorstel (D. TILMANS c.s.) tot regeling van de vereiste kwalificaties om ingrepen van invasieve medische cosmetiek uit te voeren, Parl.St. Senaat 2010-11, nr. 5-62/2, 5-10.

Page 63: Patiënten- en consumentenbescherming in de gezondheids- …

56

een stap in de goede richting. Elke bijkomende bescherming, hoe minimaal ook, verhoogt de

veiligheid van de patiënt in het kader van de esthetische chirurgie.

2.4.3 Belgian Society for Private Clinics

122. In afwachting van enig wetgevend optreden werd vanuit de beroepssector zelf de Belgian

Society for Private Clinics in het leven geroepen. De vereniging, opgericht als een vzw, telt

momenteel drie leden die patiëntveiligheid als basisrecht van iedere patiënt vooropstellen. Het

is de intentie van de huidige leden om privéklinieken die handelen conform de filosofie van

de vereniging, te associëren met het oog op een hoogstaande uitoefening van de

gezondheidszorg en de geneeskunst in privéklinieken. Dit trachten zij te realiseren aan de

hand van een aantal vooropgestelde richtlijnen inzake ruimtelijke indeling volgens functie,

gekwalificeerd personeel, veiligheid en hygiëne. Elke instelling die actief werkzaam is buiten

de muren van een erkend ziekenhuis heeft, ongeacht de uitgevoerde disciplines, de

mogelijkheid om lid te worden van de vereniging. Dit op voorwaarde dat de kwalificatietoets

inzake de vooropgestelde criteria wordt doorstaan.195

123. Hoewel de vereniging sinds geruime tijd in het leven werd geroepen telt zij vandaag

slechts drie leden. Dit is enigszins opmerkelijk daar er vanuit de sector van de esthetische

chirurgie een grote vraag is naar een normering van de instellingen buiten de erkende

ziekenhuizen. Men kan zich afvragen of het beperkt ledenaantal te wijten is aan desinteresse

bij de cosmetische chirurgen zelf, dan wel het gevolg is van het feit dat heel wat

privéklinieken er niet in slagen de door de vereniging vooropgestelde richtlijnen te realiseren

omwille van organisatorische of financiële redenen. Een zodanig argument lijkt allerminst een

excuus om patiëntveiligheid naar de achtergrond te verdringen. Per slot van rekening is er

beter geen privékliniek dan een privékliniek die niet in staat is te voldoen aan de

verwachtingen van de patiënt op het vlak van ruimtelijke organisatie, hygiëne, veiligheid en

gezondheid. Een ander struikelblok is mogelijks het gebrek aan naambekendheid.

Privéklinieken hebben mogelijks geen behoefte zich te associëren met de vereniging in de

overtuiging dat het merendeel van de bevolking niet op de hoogte is van het bestaan van de

Belgian Society for Private Clinics. De kosten-batenanalyse van het lidmaatschap en het

195

http://www.bspc.be/NL/bspc.html; http://www.bspc.be/NL/images/downloads/artikel_Artsenkrant.pdf (consultatie 27 februari 2012).

Page 64: Patiënten- en consumentenbescherming in de gezondheids- …

57

voordeel dat men hiervan ondervindt ten opzichte van het publiek is potentieel negatief en dus

mogelijks geen overtuigend argument om toe te treden tot de associatie.

124. Uit navraag bij de Belgian Society for Private Clinics blijkt dat er momenteel zeven

privéklinieken actief bezig zijn met het auditproces of met de voorbereidingen hiervan. De

vraag of deze zeven kandiaat-leden zullen toetreden hangt onder meer af van het

auditresultaat. De vereniging hoopt dat het ledenaantal spoedig zal toenemen in de

veronderstelling evenwel dat de privéklinieken beantwoorden aan de door de vzw

vooropgestelde richtlijnen.196

2.4.4 Nederlandse kwaliteitsnormen voor particuliere klinieken

125. Ook Nederland zag de laatste jaren de groei van het aantal privéklinieken die plastische

chirurgie en esthetische behandelingen uitvoeren spectaculair toenemen. Opdat de veiligheid

van de patiënt tot het hoogste niveau verheven zou worden binnen deze privéklinieken heeft

de Nederlandse Vereniging voor Plastische Chirurgie (NVPC) op 1 november 2011

ingestemd met de invoering van kwaliteitsnormen197

. Deze normen die gelden als een leidraad

voor de privéklinieken moeten in combinatie met de bestaande regelgeving in Nederland

bijdragen tot een patiëntveilige omgeving. De kwaliteitsnormen staan voor kwaliteitsgarantie

en strekken er toe een continue verbetering van de kwaliteit van de zorg af te dwingen.198

126. De vraag of het bestaan van zo’n leidraad naar Nederlands voorbeeld in België van

belang kan zijn dient bevestigend beantwoord te worden doch moet tegelijkertijd genuanceerd

worden. Het invoeren van kwaliteitsnormen door de esthetische beroepssector kan zonder

twijfel bijdragen tot een betere patiëntveiligheid aangezien het de betrokken beoefenaars ertoe

aanzet te handelen volgens die voorwaarden die door de sector zelf als van primordiaal belang

worden beschouwd voor het uitvoeren van plastische chirurgie buiten de muren van een

erkend ziekenhuis. Zodoende wordt men verplicht na te denken over de invulling en de

uitvoering van esthetische behandelingen in privéklinieken. Kwaliteitsnormen hebben echter

als nadeel dat ze niet afdwingbaar zijn en dus slechts gelden in de zin van een

196

Dit blijkt uit e-mailverkeer met de Belgian Society for Private Clinics (28 februari 2012). 197

http://www.kwaliteitskoepel.nl/assets/structured-files/2011/Definitieve_leidraad_NVPC_versie_1_% 20 november_201190.pdf (consultatie 14 april 2012). 198

http://www.kwaliteitskoepel.nl/nieuws_en_agenda/nieuws/nvpc_betere_kwaliteit_en_veiligheid_zorg_ priveklinieken.html (consultatie 14 april 2012).

Page 65: Patiënten- en consumentenbescherming in de gezondheids- …

58

kwaliteitskeurmerk. In België bestaat er thans nog geen enkele regelgeving zodat de

kwaliteitsnormen de bestaande wetgeving geen kracht kunnen bijzetten, maar op zichzelf

zouden bestaan. Daarentegen biedt een privékliniek die voldoet aan de eisen van een

kwaliteitskeurmerk aan de patiënt een garantie op veiligheid, daar waar dit in de

tegenovergestelde situatie niet het geval is.

2.5 Bekwaamheid en ingrepen van medische cosmetiek

2.5.1 Algemeen

127. De commercialisering in het kader van de esthetische chirurgie wordt in België ook

ingegeven, zij het in mindere mate, door de vaststelling dat elke houder van het wettelijk

diploma geneeskunde gerechtigd is alle takken van de geneeskunde uit te oefenen binnen de

grenzen van wat hij als zijn bekwaamheid beschouwt. Hoewel dit enigszins wordt ingeperkt

door het Koninklijk Besluit houdende de lijst van bijzondere beroepstitels voorbehouden aan

de beoefenaars van de geneeskunde199

, uit dit algemeen beginsel zich in de constatering dat

het aantal erkende plastische chirurgen dat werkzaam is op het Belgisch grondgebied

beduidend lager is dan het aantal artsen dat zich bekwaam acht in de plastische chirurgie. Het

gaat om zo’n tweehonderdtal erkende plastische chirurgen tegenover zo’n vierhonderdvijftig à

zeshonderd artsen die ingrepen van medische cosmetiek uitvoeren.200

128. Het gegeven dat men in de gezondheidszorg, waar toch mensenlevens centraal staan, zo

soepel omgaat met de scheiding van bevoegdheden, wekt toch enige verwondering op en is

moeilijk te harmoniseren met een adequate bescherming van de patiënt. De huidige

beautycultuur doet sommige artsen misschien meer dan anderen dromen van een job als

plastisch chirurg zonder hiervoor de vereiste opleiding te hebben genoten. Wettelijk gezien

stelt er zich geen probleem voor zover men ingrepen verricht waarvoor men zich bekwaam

acht. Doch, de vraag die hierbij naar voren komt is er een van de bescherming van de patiënt.

Want wanneer is een arts bekwaam om esthetische ingrepen te verrichten? De ene arts zal

zich misschien bekwaam achten op basis van het wettelijk diploma geneeskunde daar waar

199

KB 25 november 1991 houdende de lijst van bijzondere beroepstitels voorbehouden aan de beoefenaars van de geneeskunde, met inbegrip van de tandheelkunde, BS 14 maart 1993. 200

“Plastische chirurgie. De bijsluiter.” Brochure van de VZW De Maakbare Mens, 17, http://www.demaakbare mens.org/download/Bijsluiter_def.pdf (consultatie 28 februari 2012).

Page 66: Patiënten- en consumentenbescherming in de gezondheids- …

59

andere artsen de basisgeneeskunde als ontoereikend beschouwen om ingrepen van medische

cosmetiek te verrichten. De bekwaamheidstest maakt bijgevolg het voorwerp uit van een

subjectieve belangenafweging zonder dat er hierbij sprake is van enige externe controle. Dit

zet de deur tot misbruiken wagenwijd open.

2.5.2 Competentie- en opleidingsvereisten

129. In haar strijd tegen de negatieve connotatie die de medische cosmetiek dreigt te

verwerven als gevolg van het consumentisme pleit de RBSPS voor een goed afgeschermde

uitoefening van de plastische chirurgie. Als wetenschappelijk orgaan is zij van oordeel dat

men een adequate opleiding moet hebben gevolgd opdat men met een minimum aan

veiligheid chirurgische handelingen kan verrichten.201

Doch, de RBSPS voert deze strijd niet

alleen. Ook op politiek vlak zien meer en meer politici in dat de esthetische chirurgie

evolueert naar een heus consumptieproduct. Een product dat als het ware op elke hoek van de

straat wordt aangeboden zonder dat er specifieke regels voorhanden zijn inzake de opleiding

en bekwaamheid van diegenen die invasieve ingrepen van medische cosmetiek verrichten. Zij

delen dan ook de bezorgdheid van de RBSPS en beogen een duidelijk omlijnd kader

waarbinnen ingrepen van medische cosmetiek mogen worden uitgevoerd. Het betoog heeft

zich reeds geuit in een reeks van wetsvoorstellen202

tot regeling van de vereiste kwalificaties

om ingrepen van invasieve medische cosmetiek uit te oefenen.

130. De bedoeling bestaat er in de uitoefening van alle invasieve cosmetische ingrepen

voortaan te onderwerpen aan vereiste beroepstitels en genoten opleidingen. Zo wordt

uitdrukkelijk bepaald dat enkel de beoefenaars met een beroepstitel “plastisch chirurg” of

“specialist in de heelkunde”, chirurgische of niet-chirurgische invasieve ingrepen van

medische cosmetiek kunnen verrichten. Beoefenaars van andere medische specialismen

zouden slechts bepaalde heelkundige en niet-heelkundige cosmetische ingrepen mogen

verrichten en dit binnen het anatomische kader van hun specialisme. Het gaat hierbij onder

meer om de stomatologie, de gynaecologie en de urologie. De houders van een wettelijk

201

http://www.rbsps.org/nl/position/position.php?cat=26&id=20&userChoice=journalist&langue=nl&cpt=2 (consultatie 28 februari 2012).. 202

Wetsvoorstel (T. GIET c.s.) tot reglementering van de praktijkvoering en reclame inzake cosmetische chirurgie en geneeskunde, Parl.St. Kamer 2010-11, nr. 53K0783/001; Wetsvoorstel (D. TILMANS c.s.) tot regeling van de vereiste kwalificaties om ingrepen van invasieve medische cosmetiek uit te voeren, Parl.St. Senaat BZ 2010, nr. 5–62/1; Wetsvoorstel D. TILMANS, Parl.St. Senaat 2010–11, nr. 5–383/1.

Page 67: Patiënten- en consumentenbescherming in de gezondheids- …

60

diploma van dokter in de genees-, heel- en verloskunde zouden slechts gerechtigd zijn tot het

uitvoeren van niet-chirurgische ingrepen van invasieve medische cosmetiek, met uitzondering

van intramammaire inspuitingen en haartransplantaties. Dit evenwel op voorwaarde dat zij

daartoe een opleiding in “niet-heelkundige medische cosmetiek” hebben genoten.203

131. Het voorstel voorziet daarnaast in een aantal bijzondere maatregelen ter bescherming van

de patiënt. Het gaat onder meer om bepalingen inzake minderjarige patiënten, het verspreiden

van de nodige informatie, de opmaak van een bestek en het voorzien van een bedenktijd. Zo

zou voor elke heelkundige ingreep van invasieve medische cosmetiek de patiënt tijdens een

voorafgaande raadpleging geïnformeerd moeten worden over de technieken en de

omstandigheden waaronder de ingreep zal worden uitgevoerd, alsook over de risico’s en de

eventuele gevolgen en verwikkelingen. Bovendien zou de patiënt voor elke heelkundige of

niet-heelkundige ingreep schriftelijk informatie moeten verkrijgen over het ingeplante of

ingespoten materiaal.204

2.5.3 De geneesheer-specialist in de plastische, reconstructieve en esthetische

heelkunde versus de beoefenaar van de medische esthetiek

132. Gelet op de thans geldende praktijken in het kader van de esthetische chirurgie is een

wetgevend optreden inzake de vereiste beroepskwalificaties voor ingrepen van medische

cosmetiek wenselijk. Eens men houder is van het wettelijk diploma geneeskunde heeft men

het recht alle takken van de geneeskunde uit te oefenen binnen de grenzen van wat hij als zijn

bekwaamheid beschouwt. De zinsnede “binnen de grenzen van wat hij als zijn bekwaamheid

beschouwt”, lijkt moeilijk te verzoenen met een adequate bescherming van de patiënt. De

basiskennis geneeskunde staat immers niet gelijk met de kennis waarover een geneesheer-

specialist in de plastische, reconstructieve en esthetische heelkunde beschikt. Het zou

bijgevolg niet meer dan logisch zijn dat chirurgische en niet-chirurgische invasieve ingrepen

van medische cosmetiek uitsluitend door de houders van die bijzondere beroepstitel mogen

worden uitgevoerd. Een erkend plastisch chirurg staat immers garant voor een opleiding van

dertien jaar waarvan minimum twee jaar stage in een erkend centrum van Algemene

203

Art. 5, 6 en 8 Wetsvoorstel (D. TILMANS c.s.) tot regeling van de vereiste kwalificaties om ingrepen van invasieve medische cosmetiek uit te voeren, Parl.St. Senaat BZ 2010, nr. 5–62/1. 204

Art. 13–15 Wetsvoorstel (D. TILMANS c.s.) tot regeling van de vereiste kwalificaties om ingrepen van invasieve medische cosmetiek uit te voeren, Parl.St. Senaat BZ 2010, nr. 5-62/1.

Page 68: Patiënten- en consumentenbescherming in de gezondheids- …

61

Chirurgie, gevolgd door een stageperiode van vier jaar in een erkende stagedienst van

Plastische Heelkunde.205

Een bijzondere beroepstitel biedt de patiënt veiligheid en

bescherming op het vlak van de bekwaamheid en de professionaliteit van de betrokken arts.

Bovendien zal een erkend plastisch chirurg tijdens zijn stage heel wat praktijkervaring onder

de supervisie van een ervaren chirurg hebben opgedaan, daar waar die coaching en ervaring

vreemd zijn aan een niet-erkende beoefenaar van de medische esthetiek.

133. Experten in hun vakgebied achten een wettelijk optreden betreffende de reglementering

inzake beroepsbekwaamheid meer dan nodig voor wat het uitvoeren van een liposuctie

betreft. Deze populaire ingreep waarbij plaatselijke onderhuidse vetkussens weggezogen

worden206

, wordt in grote getale uitgevoerd door zowel erkende plastische chirurgen als

andere beoefenaars van de geneeskunde. Het spreekwoordelijke gezegde “bezint eer ge

begint” is hier evenwel op zijn plaats. In tegenstelling tot wat velen misschien denken is het

uitvoeren van een liposuctie immers niet zonder gevaar of risico. Met enige frequentie doen er

zich zowel tijdens als na de ingreep complicaties voor. Bekwaamheid en opleiding zijn naast

de vereisten inzake infrastructuur en apparatuur dan ook twee essentiële factoren opdat men

het hoofd zou kunnen bieden aan onverwachte omstandigheden.

134. Niet-erkende plastische chirurgen of zelfs huisartsen die zich wagen aan het uitvoeren

van een liposuctie hebben een opleiding van hooguit enkele dagen of weken genoten daar

waar erkende plastische chirurgen zes jaar ervaring opdoen tijdens hun stage. Het behoeft dan

ook geen betoog dat een erkend plastisch chirurg in heel wat opzichten over meer

bekwaamheid en professionalisme beschikt en bijgevolg op een zo best mogelijke manier in

staat is om in alle opzichten op een adequate wijze te reageren op onverwachte complicaties

en situaties. Specialisten ter zake pleiten dan ook voor een duidelijke afbakening van

diegenen die gerechtigd zijn om een zodanige ingreep uit te voeren. Men verwijst hierbij naar

Frankrijk waar het uitvoeren van een liposuctie tot het voorbehouden werkterrein van de

plastisch chirurg behoort. In het verleden werd reeds een preliminair akkoord inzake

liposuctie bereikt, maar de regeringsperikelen van de voorbije jaren stonden een stemming

van het akkoord in de weg.

205

http://www.rbsps.org/nl/who/who.php?cat=4&id=1&userChoice=patient&langue=nl&cpt=2 (consultatie 29 februari 2012). 206

H. TYTGAT, P. TONNARD, P. VAN DE PUTTE, P. BLONDEEL, S. COOPMAN, S. SWIMBERGHE en L. RAATS, Van top tot teen. Alles over plastische chirurgie, Antwerpen, Standaard Uitgeverij, 2004, 248-262.

Page 69: Patiënten- en consumentenbescherming in de gezondheids- …

62

135. Het lijkt evenwel aangewezen een uitzondering te voorzien op het monopolie van de

geneesheer-specialist in de plastische, reconstructieve en esthetische heelkunde. Dit als wapen

in de strijd tegen de illegale circuits die dreigen te ontstaan als gevolg van het alleenrecht en

het groeiende consumentisme. Een tegemoetkoming ten aanzien van diegenen die beschikken

over een wettelijk diploma van dokter in de genees-, heel- en verloskunde om invasieve

ingrepen van medische esthetiek te verrichten, lijkt dan ook wenselijk. De esthetische vrijheid

van de niet-erkende plastische chirurgen dient evenwel beperkt te zijn tot de niet-heelkundige

ingrepen en kan slechts bestaan voor zover daartoe een specifieke educatie werd genoten. De

opleiding kan mogelijks slaan op de bestaande technieken, risico’s, mogelijke complicaties en

voorschriften inzake hygiëne, veiligheid en gezondheid van de patiënt. Bovendien lijkt het

aangewezen deze artsen aan een periodieke controle te onderwerpen in de vorm van

praktische examens waaruit hun competentie blijkt evenals hen de verplichting op te leggen

zich regelmatig bij te scholen. Dit eventueel op straffe van verlies van het privilege om

ingrepen van medische esthetiek te verrichten. Tot slot zou het raadzaam zijn een lijst op te

stellen van de artsen die voldoen aan bovengenoemde voorwaarden. Het vrij kunnen

consulteren van een dergelijke lijst zou de patiënt in staat stellen om met kennis van zaken de

bevoegde artsen te onderscheiden van de charlatans indien men overweegt een niet-

heelkundige esthetische ingreep te ondergaan.

136. De vereisten inzake beroepskwalificaties vormen een belangrijke en vergaande

uitzondering op het algemeen beginsel dat iedere arts gerechtigd is alle takken van de

geneeskunde uit te oefenen. Doch, men kan niet streng genoeg zijn. Al te vaak wordt vergeten

dat esthetische chirurgie een medische discipline is en dus de nodige risico’s en gevaren met

zich meebrengt. Het banaal karakter dat de esthetische chirurgie vandaag verworven heeft,

kan geenszins tot gevolg hebben dat de essentie van de gezondheidszorg, met name de

patiënt, in de vergetelheid geraakt. De patiënt moet als leek van overheidswege beschermd

worden tegen potentiële misbruiken in het kader van de esthetische chirurgie, in het bijzonder

op het vlak van de vereiste beroepskwalificaties.

2.6 Productveiligheid

137. Naast de vereisten inzake reclame, de bekwaamheid van de esthetische beoefenaars en de

kwaliteit van de instellingen waar ingrepen van medische esthetiek worden verricht, is

Page 70: Patiënten- en consumentenbescherming in de gezondheids- …

63

productveiligheid een essentiële voorwaarde opdat de patiënt een adequate bescherming zou

genieten in het kader van de esthetische chirurgie. Dit vloeit noodzakelijkerwijze voort uit de

omstandigheid dat heel wat cosmetische ingrepen gepaard gaan met het inbrengen van

producten of stoffen die vreemd zijn aan het menselijk lichaam. Het gebruik van implantaten,

botulinetoxine en fillers zijn wellicht de meest gekende voorbeelden van medische

hulpmiddelen in het kader van de esthetische chirurgie. Het gezondheidsschandaal dat naar

aanleiding van de frauduleuze PIP-implantaten is losgebarsten bevestigt niet alleen het belang

en de absolute noodzaak om te werken met veilige en duurzame producten, maar houdt tevens

de bevestiging in dat de markt van de medische hulpmiddelen een of meerdere juridische

leemtes vertoont.

138. Het begrip medisch hulpmiddel dekt een zeer omvangrijk en onderscheiden

toepassingsgebied en maakt inzake productveiligheid het voorwerp uit van zowel Europese207

als nationale208

regelgeving betreffende het in de handel brengen en de ingebruikneming van

zodanige producten. Al naargelang het laag, matig of hoog risico dat verbonden is aan het

gebruik van een medisch hulpmiddel, worden zij onderverdeeld in vier klassen (I, IIa, IIb en

III). Het uitgangspunt is dat medische hulpmiddelen slechts in de handel mogen worden

gebracht voor zover zij zodanig ontworpen en vervaardigd zijn dat het gebruik ervan geen

gevaar oplevert voor de klinische toestand of de veiligheid van de patiënten of de gebruikers

wanneer ze worden gebruikt op de voorgeschreven wijze en overeenkomstig hun beoogde

gebruik. Fabrikanten dienen in dat opzicht heel wat procedures te doorlopen opdat er

zekerheid zou bestaan omtrent de conformiteit van de door hen geproduceerde medische

hulpmiddelen en de wettelijke veiligheidsvoorschriften. Bovendien dienen alle medische

hulpmiddelen, met uitzondering van de op maat gemaakte hulpmiddelen en de medische

hulpmiddelen bestemd voor klinisch onderzoek, voorzien te zijn van een CE-markering.209

139. Niettegenstaande de medische hulpmiddelen reeds het voorwerp uitmaken van een

strenge regelgeving inzake productveiligheid, bracht de heisa rond het PIP-schandaal

meerdere pijnpunten aan het licht inzake de veiligheid van de patiënt. Zo moeten de medische

207

Richtlijn 93/42/EEG 14 juni 1993 van de Raad betreffende medische hulpmiddelen, Pb.L. 12 juli 1993, afl. 169, 1-65. 208

Wet 9 februari 1994 betreffende de veiligheid van de producten en diensten, BS 1 april 1994; KB 15 juli 1997 betreffende de actieve implanteerbare medische hulpmiddelen, BS 1 augustus 1997; KB 18 maart 1999 betreffende de medische hulpmiddelen, BS 14 april 1999. 209

Bijlage I, I, 1. en bijlage II bij het KB 18 maart 1999 betreffende de medische hulpmiddelen, BS 14 april 1999.

Page 71: Patiënten- en consumentenbescherming in de gezondheids- …

64

hulpmiddelen klasse III zoals bijvoorbeeld de borstprothesen, grondig geëvalueerd worden

vooraleer zij in de handel worden gebracht. Onderzoek toont evenwel een discrepantie tussen

de theorie en de praktijk. Bovendien zijn de vereisten inzake medische hulpmiddelen minder

streng dan die voor de geneesmiddelen en is Europa op dat vlak minder veeleisend dan de

Verenigde Staten.210

Dit blijkt onder meer uit de omstandigheid dat de Verenigde Staten de

verkoop van de PIP-implantaten reeds in 2000 had opgeheven daar waar zij op de Europese

markt nog steeds verkocht werden.211

140. Het grote probleem inzake de veiligheid van de medische hulpmiddelen situeert zich

evenwel in de periode nadat deze middelen bij de patiënt werden ingebracht. Zo moeten alle

incidenten die zich op het Belgische grondgebied voordoen in verband met een medisch

hulpmiddel onmiddellijk worden gemeld aan het Federaal Agentschap voor Geneesmiddelen

en Gezondheidsproducten (FAGG).212

Gevaarlijke producten zouden op die manier uit de

handel moeten worden gehaald. Opnieuw bestaat er een gebrek aan overeenstemming tussen

datgene wat de wetgever verwacht dat men doet en datgene wat er in de praktijk gebeurt.

Redenen die hiertoe aangehaald worden zijn dat sommige artsen het meldingssysteem niet

zouden kennen daar waar anderen een te nauwe relatie met de industrie zouden

onderhouden.213

141. De belangrijkste conclusie uit het frauduleuze PIP-verhaal is echter het gebrek aan

traceerbaarheid van de medische hulpmiddelen. Dit blijkt zonder meer uit de paniekreactie die

ontstond nadat het nieuws omtrent de niet-conforme borstprothesen bekend was gemaakt. Het

ontbreken van een repertorium van alle geïmplanteerde borstprothesen had tot gevolg dat heel

wat vrouwen die in het verleden een borstvergroting hadden ondergaan gedurende enkele

dagen dan wel weken in het ongewisse bleven over het feit of er bij hen al dan niet PIP-

implantaten werden geïmplanteerd. Het is bijzonder opmerkelijk dat daar waar de

voedingsindustrie dermate gecontroleerd wordt en elke stap binnen het productie- en

210

http://www.test-aankoop.be/het-gezondheidsbeleid/borstimplantaten-enco-gebuisd-over-de-hele-lijn-s747633.htm (consultatie 23 april 2012). 211

Hoge Gezondheidsraad, Advies inzake de Poly Implant Protèse (PIP)©-implantaten. Belgische aanbevelingen voor de verzorging van patiënten met PIO/M-implant© borstprotheses, 1 februari 2012, nr. 8834, 1, http://www.health.belgium.be/internet2Prd/groups/public/@public/@shc/documents/ie2divers/19076139.pdf. 212

Art. 11 KB 18 maart 1999 betreffende de medische hulpmiddelen, BS 14 april 1999. 213

http://www.test-aankoop.be/het-gezondheidsbeleid/borstimplantaten-enco-gebuisd-over-de-hele-lijns74 7633.htm (consultatie 23 april 2012).

Page 72: Patiënten- en consumentenbescherming in de gezondheids- …

65

distributieproces traceerbaar is, dit niet het geval is in het kader van de medische

hulpmiddelen. Een verschil in behandeling lijkt bedenkelijk vanuit het standpunt van de

bescherming van de volksgezondheid. Onnatuurlijke producten zoals implantaten en

allerhande vloeistoffen kunnen immers net zoals voedingsmiddelen ernstige schade

toebrengen aan het menselijk lichaam. Het is dan ook van fundamenteel belang dat wanneer

er zich een probleem inzake de medische hulpmiddelen voordoet, de betrokken producten

binnen een zo kort mogelijke termijn van de markt worden gehaald en de getroffen patiënten

getraceerd worden met het oog op een aangepaste behandeling. De RBSPS pleit in dat opzicht

voor de invoering van een Europees register van implantaten. Bovendien meent dit

wetenschappelijk orgaan dat men moet streven naar de verplichting om aan de patiënt een

geschreven en geformaliseerd document met alle kenmerken van het materiaal die ingeplant

of ingespoten werd, mee te geven. Dit zowel in het kader van de esthetische chirurgie als

binnen alle andere medische disciplines.214

142. De perikelen rond de PIP-implantaten hebben de Hoge Gezondheidsraad215

alsook de

politici ertoe aangezet te concluderen dat de kwaliteitscontrole en de traceerbaarheid van de

borstprothesen en die van de medische hulpmiddelen in het algemeen, verbeterd moeten

worden. Ook op Europees vlak216

is de aandacht omtrent de veiligheid van de medische

hulpmiddelen bijzonder groot nu het PIP-schandaal de zwaktes van het systeem heeft

blootgelegd. Een herziening van de Richtlijn 93/42/EEG217

betreffende de medische

hulpmiddelen staat dan ook op de politieke agenda van 2012. Één van de opties die

momenteel op tafel ligt is de inplanting van een zogenaamde chip in elk borstimplantaat. Het

valt af te wachten in welke mate de heisa rond het PIP-schandaal veranderingen zal

teweegbrengen op het vlak van de medische hulpmiddelen, doch, de grote aandacht voor deze

214

http://www.rbsps.org/faq/faq.php?cat=16&id=44&userChoice=patient&langue=nl&cpt=2 (consultatie 23 april 2012). 215

Hoge Gezondheidsraad, Advies inzake de Poly Implant Protèse (PIP)©-implantaten. Belgische aanbevelingen voor de verzorging van patiënten met PIO/M-implant© borstprotheses, 1 februari 2012, nr. 8834, 2, http://www.health.belgium.be/internet2Prd/groups/public/@public/@shc/documents/ie2divers/19076139.pdf. 216

Scientific Committee on Emerging and Newly Identified Health Risks (SCENIHR), The safety of PIP Silicone Breasts Implants, 1 februari 2012, http://ec.europa.eu/health/scientific_committees/emerging/docs/scenihr _o_034.pdf; “Medical devices: European Commission asks for further scientific study and draws first lessons from the recent fraud on breast implants”, persbericht Europese Commissie, 2 februari 2012, http://europa.eu/rapid/pressReleasesAction.do?reference=IP/12/96&format=%20HTML&aged=0&language=EN&guiLanguage=en. 217

Richtlijn 93/42/EEG 14 juni 1993 van de Raad betreffende medische hulpmiddelen, Pb.L. 12 juli 1993, afl. 169, 1-65.

Page 73: Patiënten- en consumentenbescherming in de gezondheids- …

66

problematiek stimuleert in ieder geval het zoeken naar een adequate oplossing en is alvast een

stap in de goede richting.

2.7 “Chirurgisch toerisme”

143. Doordat de esthetische chirurgie herhaaldelijk wordt opgevat als een consumptieproduct

hoeft het bijgevolg niet te verwonderen dat heel wat kandidaten voor medische cosmetiek hun

pijlen richten op het buitenland. Patiënten/consumenten gaan als het ware shoppen in de

wereld op zoek naar de beste behandeling, de specialist der specialisten of de beste prijs-

kwaliteitverhouding om hun wens op een nieuw uiterlijk te verwezenlijken. Nochtans is het

chirurgisch toerisme niet vrij van risico’s en is de kans bestaande dat de patiënt van een

bedrogen reis terugkomt.

2.7.1 Medical shopping en patiëntveiligheid

144. Het is niet ongewoon dat “beautyreizen” naar Afrikaanse, Oost-Europese of Aziatische

landen worden georganiseerd met de bedoeling daar een cosmetische ingreep te ondergaan.218

Een enkele klik op het internet verschaft een waaier van websites die toegespitst zijn op het

medisch toerisme of die het chirurgisch toerisme naar Thailand, Turkije, Tunesië of

Argentinië promoten. Cosmetische ingrepen worden in het buitenland vaak tegen veel lagere

prijzen uitgevoerd dan in België. Gelokt door deze scherpe tarieven, korte wachttijden en

exotische bestemmingen die de schoonheidsreizen beloven, wordt door de patiënt wel eens

vergeten dat het om een medische ingreep gaat. Men staat niet stil bij de mogelijke risico’s en

gevaren van zo’n ingrepen in het buitenland. Het is immers goed mogelijk dat er van in

België afwijkende normen en kwaliteitseisen inzake hygiëne, bekwaamheid en nazorg worden

vooropgesteld.

145. Dergelijke beautyreizen worden bovendien veelal via het internet geboekt waardoor de

communicatie zich dikwijls beperkt tot het e-mailverkeer zonder dat er een rechtstreeks

contact is met de instelling waar de ingreep zal plaatsvinden. Eenmaal aangekomen op de

plaats van bestemming kan de patiënt dan wel eens voor verrassingen komen te staan op het

vlak van hygiëne of patiëntveiligheid. Aangezien de reis en de ingreep dikwijls reeds op

218

http://www.rbsps.org/infos/infos.php?cpt=2&cat=8&id=6&userChoice=patient&langue=nl (consultatie 1 maart 2012)

Page 74: Patiënten- en consumentenbescherming in de gezondheids- …

67

voorhand betaald zijn, is terugkrabbelen voor sommige patiënten dan ook geen optie. Dit met

alle potentiële gevolgen van dien natuurlijk. Het grote nadeel van zo’n reizen is daarenboven

dat het hele esthetische gebeuren binnen een zeer korte tijdspanne moet gebeuren. Binnen de

dag of maximum een aantal dagen moet het voorbereidend gesprek, de diagnose en de ingreep

plaatsvinden. Dit in tegenstelling tot België waar het esthetisch proces zich uitstrekt over een

langere periode.219

Deze langere periode is absoluut noodzakelijk. Het is voor de patiënt

immers van cruciaal belang dat hem de tijd wordt geboden een weloverwogen en doordachte

beslissing te nemen. Deze mogelijkheid is echter dikwijls afwezig in het kader van esthetische

reizen. De patiënt kan goed nagedacht hebben over een esthetische ingreep in het buitenland,

de uitvoering ervan is toch een ander paar mouwen. De kans is steeds bestaande dat de patiënt

een negatieve gevoelsband heeft met de betrokken chirurg of dat hij constateert dat er van in

België afwijkende veiligheidsnormen worden vooropgesteld. Omwille van het financiële

aspect zullen vele patiënten toch doorgaan met de cosmetische ingreep. Een beslissing

waarvan zij achteraf, gelet op de eventuele complicaties, spijt van kunnen hebben.

146. Medisch toerisme werkt niet enkel in die zin dat Belgische patiënten actief op zoek gaan

naar cosmetische ingrepen in het buitenland, medisch toerisme werkt ook in die zin dat

buitenlandse chirurgen naar België komen of omgekeerd, dat Belgische chirurgen naar het

buitenland trekken. Tot slot richten heel wat buitenlandse patiënten zich tot de Belgische

markt als het op esthetische chirurgie aankomt. Deze tendens valt te verklaren vanuit de

vaststelling dat de kwaliteit van de gezondheidszorg in België bijzonder hoog is en België

bovendien wereldleider is op het vlak van de plastische chirurgie. De toestroom van de

buitenlandse patiënten is dan ook het gevolg van de goede naam en faam die de esthetische

chirurgen in België genieten. Bovendien zijn cosmetische ingrepen in België relatief

goedkoop in vergelijking met de buurlanden.220

Heel wat Belgische privéklinieken spelen hier

maar al te graag op in en voorzien op hun website een afzonderlijke rubriek “buitenlandse

patiënten”.

147. Het medisch toerisme bevestigt als dusdanig het groeiend consumentisme binnen de

esthetische chirurgie. Patiënten zien er al te vaak het voordeel van in zonder echt stil te staan

bij de mogelijke consequenties. Het sensibiliseren van patiënten voor de mogelijke gevaren

219

http://www.gezondheid.be/index.cfm?fuseaction=art&art_id=7447; http://www.rbsps.org/infos/infos.php? cpt=2&cat=8&id=6&userChoice=patient&%20langue=nl (consultatie 29 februari 2012). 220

Dit blijkt uit een gesprek met Prof. dr. Blondeel op 30 maart 2012.

Page 75: Patiënten- en consumentenbescherming in de gezondheids- …

68

van buitenlandse beautyreizen is dan ook broodnodig. Zo wijst de RBSPS op de mogelijke

valkuilen van een cosmetische ingreep in het buitenland. Hoewel de vereniging van oordeel is

dat er bijna overal ter wereld uitstekende medische teams actief zijn, bestempelt zij het

chirurgisch toerisme als gevaarlijk. Dit omwille van de twijfel die kan bestaan rond de

steriliteit, de opleiding en de competenties van de in sommige landen werkzame artsen.221

148. Men dient zich volgens de specialisten in de plastische chirurgie grote zorgen te maken

rond de complicaties die met een esthetische ingreep in het buitenland gepaard kunnen gaan.

Men denkt hierbij onmiddellijk aan het niet ter beschikking staan van reanimatieapparatuur.

Bovendien stelt er zich een groot probleem wanneer de complicaties zich zo’n enkele dagen

na de ingreep voordoen. In een dergelijk geval richt de patiënt zich veelal tot de spoeddienst

van een Belgisch ziekenhuis. Het resultaat hiervan is dat de Belgische belastingbetaler moet

instaan voor de onkunde en het onprofessionalisme waarmee de patiënt geconfronteerd wordt

als gevolg van diens medical shopping. In die zin kan verwezen worden naar het gigantisch

probleem waarmee Engeland te kampen kreeg als gevolg van het medisch toerisme naar

India. Het stijgend aantal behandelingen van complicaties die het gevolg waren van die

massale uittocht werd onhoudbaar voor de “commonwealth”. In Engeland worden de

behandelingen naar aanleiding van complicaties die men heeft opgelopen ten gevolge van het

medisch toerisme vandaag niet langer terugbetaald.222

149. Ook de top van de plastische chirurgen in België meent dat patiënten die het slachtoffer

zijn geworden van het chirurgisch toerisme wel degelijk in België geholpen dienen te worden,

maar op eigen kosten. Een dergelijke opvatting is geheel terecht. De reden waarom het in die

“beautylanden” veel goedkoper is, is heel vaak te wijten aan het gegeven dat de normen

inzake hygiëne en veiligheid niet gehandhaafd worden. De ongewenste nevenwerkingen en

complicaties zijn helaas dikwijls de prijs die men betaalt voor het zich laten verleiden tot

cosmetische ingrepen tegen heel scherpe tarieven. Bovendien dient men te beletten dat een

dergelijke attitude bij de patiënt het sociale zekerheidsstelsel onderuit zou halen. Zuiver

esthetische ingrepen worden in geen enkel geval terugbetaald, maar wanneer men op de

spoeddienst van het ziekenhuis terecht komt met complicaties en nevenwerkingen die men

heeft opgelopen naar aanleiding van het medisch toerisme zou men opeens wel onder het

221

http://www.rbsps.org/nl/infos/infos.php?cat=8&id=6&userChoice=patient&langue=nl&cpt=2 (consultatie 14 april 2012). 222

Dit blijkt uit een gesprek met Prof. dr. Blondeel op 30 maart 2012.

Page 76: Patiënten- en consumentenbescherming in de gezondheids- …

69

terugbetalingssysteem vallen. Dit is alleszins niet logisch en correct. België is wereldleider op

het vlak van de plastische chirurgie en bovendien is de kwaliteit van onze gezondheidszorg

bijzonder hoog. Dit uit zich uiteraard in een hogere prijs. Indien men alsnog scherpere

tarieven verkiest boven veiligheid en kwaliteit, dan is dat volledig de verantwoordelijkheid

van de patiënt of de consument zelf.

2.7.2 De International Society for Aesthetic Plastic Surgery (ISAPS)

150. Nu het duidelijk is dat het medisch toerisme een gevaarlijk karakter vertoont en

meerdere patiënten reeds het slachtoffer zijn geworden van dit wereldwijd fenomeen, komt

het er op aan een evenwicht te vinden tussen enerzijds de vrije keuze die de patiënt heeft in

het kader van de gezondheidszorg en anderzijds de bescherming van de patiënt tegen

mogelijke misbruiken. In het licht hiervan werden door de International Society of Aesthetic

Plastic Surgery (ISAPS) een aantal richtlijnen opgesteld die de patiënt in staat moeten stellen

op een veilige manier het medisch toerisme te ontdekken. De internationale vereniging

vertegenwoordigt meer dan 1900 van ’s werelds meest gerenommeerde en erkende plastische

chirurgen. De door de ISAPS opgestelde richtlijnen weerspiegelen het groeiend medisch

toerisme en bieden een antwoord op de duizenden vragen die de vereniging ontvangen heeft

van consumenten, medische professionals, media en gouvernementele organisaties om de

problemen daaromtrent aan te pakken.223

151. De richtlijnen zijn door de vereniging in vraagvorm opgesteld en kunnen als het ware

beschouwd worden als een lijst die de patiënt bij het zoeken van een cosmetische chirurg in

het buitenland moet afvinken. Het gaat hierbij onder meer om de volgende vragen. Welke

opleiding heeft de chirurg genoten, geniet hij erkenning als esthetische chirurg, is het centrum

of de instelling waar de ingreep wordt uitgevoerd officieel geregistreerd, hoe is het gesteld

met de nazorg, wat indien er complicaties zijn, enzovoort.224

152. Het bestaan van dergelijke richtlijnen zijn een referentiestandaard voor patiënten die in

het buitenland een cosmetische ingreep willen ondergaan, maar de draagwijdte van dit

223

http://www.isaps.org/medical-procedures-abroad-guidelines-for-plastic-surgery-tourists.html (consultatie 1 maart 2012). 224

http://www.isaps.org/medical-procedures-abroad-the-key-guidelines-for-plastic-surgery-travelers.html (consultatie 1 maart 2012).

Page 77: Patiënten- en consumentenbescherming in de gezondheids- …

70

initiatief lijkt nogal beperkt. Patiënten zijn als leek doorgaans niet op de hoogte van het

bestaan van de ISAPS. Hierdoor lopen zij de richtsnoeren van de vereniging mis evenals de

wereldwijde lijst van erkende plastische chirurgen. Dit is enigszins betreurenswaardig daar

deze richtlijnen wel degelijk het aantal slachtoffers van medisch toerisme kunnen

terugschroeven.

2.8 De niet-terugbetaling van esthetische chirurgie in de ziekteverzekering. Een wapen

tegen de commercialisering?

153. In tegenstelling tot de reconstructieve heelkunde die bestaat in het corrigeren van

aangeboren of tijdens het leven opgelopen misvormingen, behoort de zuivere esthetische

chirurgie in principe niet tot het vergoedingsdomein van de sociale zekerheid. Tussen beide

disciplines in bevindt zich een schemerzone van ingrepen die balanceren tussen de

reconstructie en esthetiek. Het gaat hierbij onder meer om een borstverkleining, een

buikwandcorrectie of het corrigeren van oren, neus en oogleden. Deze zogeheten “borderline

ingrepen” worden slechts terugbetaald in de mate dat er sprake is van functionele hinder. Of

dergelijke ingrepen worden terugbetaald, hangt dan ook af van het advies van de

ziekenfondsarts of chirurg die geval per geval bekijkt.225

154. Het thans geldende vergoedingssysteem in het kader van de plastische, reconstructieve

en esthetische heelkunde is een wapen tegen de opkomende commercialisering van de sector.

Zuivere esthetische chirurgie moet zonder meer buiten het terugbetalingsstelsel van de sociale

zekerheid worden gehouden. Dit ter bescherming van de patiënt. Het financiële aspect vormt

in heel wat gevallen een rem op de banalisering van de medische cosmetiek en doet patiënten

stilstaan bij de vraag welke ingreep of ingrepen men wenst te ondergaan en in welke mate

prioriteit aan een ingreep of aan een reeks van ingrepen wordt toegekend. Het terugbetalen

van zuivere esthetische chirurgie zou een vrijgeleide tot het onbeperkt verbouwen van het

lichaam betekenen en het sociale zekerheidsstelsel compleet ondergraven. Esthetische

chirurgie is en blijft een luxechirurgie die geenszins gefinancierd kan worden met

overheidsmiddelen die afkomstig zijn van de bevolking. Bovendien is de kans reëel dat heel

wat patiënten een beautyverslaving ontwikkelen wanneer het financiële kostenplaatje wordt

225

“Plastische chirurgie: terugbetalingscriteria onduidelijk en bescherming tegen wanpraktijken nodig.” persbericht Federaal Kenniscentrum voor de Gezondheidszorg (KCE), publicatiedatum 14 juli 2008, https://kce.fgov.be/nl/press-release/plastische-chirurgie-terugbetalingscriteria-onduidelijk-en-bescherming-tegen-wanprakti (consultatie 3 maart 2012).

Page 78: Patiënten- en consumentenbescherming in de gezondheids- …

71

weggenomen. Om de patiënt tegen zichzelf en de maatschappij te beschermen tegen de

gevolgen van het consumentisme, is een financiële tegemoetkoming in het kader van de

esthetische chirurgie absoluut niet wenselijk.

155. De financiële tegemoetkoming moet daarentegen onbeperkt gelden voor de

reconstructieve chirurgie. In geen enkel opzicht kan hier sprake zijn van een luxechirurgie. De

reconstructieve plastische chirurgie is een volstrekt noodzakelijke chirurgie. Het corrigeren

van misvormingen is voor heel wat patiënten onafwendbaar willen zij de draad van het leven

weer opnemen na bijvoorbeeld een ongeval of ziekte. Ook het corrigeren van aangeboren

afwijkingen kan voor de patiënt aanvoelen als een vereiste opdat men zich aanvaard zou

voelen in de maatschappij. Een financiële bijstand is tevens aangewezen in het kader van de

“borderline ingrepen”. Een borstverkleining kan medisch noodzakelijk zijn wanneer de vrouw

hevige rugpijnen heeft, een ooglidcorrectie kan gewenst zijn wanneer het openen van de ogen

een moeilijke opgave is en een oorcorrectie kan voor een kind de oplossing tegen pestgedrag

zijn. Dergelijke ingrepen zijn medisch en ethisch verantwoord zodat zij in tegenstelling tot de

esthetische chirurgie het voorwerp moeten uitmaken van het sociale zekerheidsstelsel.

3. De patiëntenrechten in het licht van de esthetische chirurgie

156. Net zoals in alle andere takken van de gezondheidszorg dienen de door de Wet

Patiëntenrechten gewaarborgde rechten een essentiële functie te vervullen ter bescherming

van de patiënt in zijn onderlinge relatie met de esthetische beroepsbeoefenaar. Dit is des te

meer het geval nu de esthetische chirurgie een steeds populairder karakter aanneemt en zich

bij wijze van spreken op elke hoek van de straat aanbiedt. Het recht op kwaliteitsvolle

dienstverstrekking226

kan in dat opzicht een belangrijke rol spelen aangezien zij impliceert dat

de instellingen buiten een erkend ziekenhuis beschikken over een functionele, architecturale

en organisatorische opbouw die beantwoordt aan de behoeften van een medische ingreep. Zo

dienen deze extramurale instellingen in ieder geval te beschikken over de nodige apparatuur,

geneesmiddelen en infrastructuur. Patiëntveiligheid en kwaliteit volgen bovendien uit de

bekwaamheid en het professionalisme van diegene die de ingreep verricht.

226

Art. 5 Wet Patiëntenrechten.

Page 79: Patiënten- en consumentenbescherming in de gezondheids- …

72

157. De afwezigheid van een wetgevend kader inzake de instellingen en de competenties van

de esthetische beoefenaars en de daarmee gepaard gaande misbruiken bevestigen de

omstandigheid dat het recht op kwaliteitsvolle dienstverlening nog onvoldoende gegarandeerd

wordt in het kader van de esthetische chirurgie. Het enkele feit dat cosmetische ingrepen

binnen dan wel buiten de muren van het ziekenhuis worden verricht kan in geen enkel opzicht

afbreuk doen aan de voor de patiënt noodzakelijke kwaliteits- en veiligheidsnormen. De thans

geldende mogelijkheid voor de medici om ingrepen van medische esthetiek te verrichten voor

zover zij zich daartoe bekwaam achten stelt bovendien de veiligheid en de kwaliteit van zo’n

ingrepen in vraag. Het invoeren van een bekwaamheidsniveau al naargelang de aard van de

ingreep zoals deze door het wetsvoorstel zou worden ingevoerd is volgens de Federale

Commissie Rechten van de Patiënt dan ook vereist opdat de beoefenaars tot kwalitatieve

prestaties komen.227

158. Opdat de patiënt een weloverwogen en doordachte beslissing zou kunnen nemen in het

kader van een cosmetische ingreep is een vergaande informatieverstrekking vanwege de

esthetische beroepsbeoefenaar noodzakelijk. De Wet medische esthetiek omvat naast het

verbod op reclame ook de regeling betreffende de informatie over ingrepen van medische

esthetiek. Deze bepalingen gelden onverminderd de toepassing van de Wet Patiëntenrechten

voor zover die betrekking heeft op informatie voor de ingrepen van medische esthetiek.228

Patiënten die een cosmetische ingreep ondergaan dienen zonder meer geïnformeerd te worden

over de relevante tegenaanwijzingen, risico’s en nevenwerkingen, doch ook over de financiële

gevolgen en de nazorg.

159. Deze informatieverstrekking is van bijzonder groot belang aangezien de esthetische

chirurgie in de media veelal wordt voorgesteld als een routineklus zonder weinig gevaar voor

diegene die een zodanige ingreep ondergaat. Het tegenovergestelde is evenwel waar.

Esthetische ingrepen zijn en blijven medische ingrepen die noodzakelijkerwijze gepaard gaan

met mogelijke risico’s en complicaties. Het komt bijgevolg aan de beroepsbeoefenaar toe de

patiënt met beide voeten op de grond te trekken en hem of haar te wijzen op die zaken die de

media niet of in zeer geringe mate naar buiten brengt. Er kan hierbij ook verwezen worden

naar de discussie die bestaat omtrent de omvang van de informatieplicht in het kader van de

227

Federale Commissie van de Rechten van de Patiënt, Advies wetsvoorstel tot regeling van de invasieve medische cosmetiek, 11 februari 2011, http://www.health.belgium.be/filestore/19068745/20110211%20 Advies%20wetsvoorstel%20tot%20%20regeling%20van%20de%20invasieve%20medische%20cosmetiek%20FR.pdf. 228

Art. 3 Wet medische esthetiek.

Page 80: Patiënten- en consumentenbescherming in de gezondheids- …

73

esthetische chirurgie.229

Een informatieverplichting in de meest ruime zin van het woord lijkt

gelet op het streven naar een maximale bescherming van de patiënt, de meest aangewezen

oplossing. Onderzoek toont echter aan dat een meest ruime informatieverplichting in de

praktijk eerder de uitzondering dan de regel is.230

Het advies van de Federale Commissie

Rechten van de Patiënt om de patiënt schriftelijk te informeren over de samenstelling van

implantaten of via injectie toegediende producten231

voorziet in een uitbreiding van de thans

geldende informatieverplichting en lijkt na de heisa rond het PIP-schandaal wenselijk.

160. Hoewel de door de Wet Patiëntenrechten ter beschikking gestelde waarborgen de patiënt

reeds bescherming bieden in het kader van de esthetische chirurgie komen zij gelet op de

gebrekkige regelgeving moeilijk tot uiting. De totstandkoming van een juridisch kader zou in

dat opzicht naast een adequate bescherming van de patiënt, de patiëntenrechten ten volle

garanderen.

4. The European Standard for Aesthetic Surgery Services (CEN/TC 403)

161. Nu de esthetische chirurgie het voorwerp uitmaakt van een sterk gecommercialiseerde

beautycultuur die de bestaande landsgrenzen ver overschrijdt is er ook vanuit de Europese

Unie belangstelling voor de vraag hoe men het geëvolueerde commerciële karakter van de

esthetische chirurgie kan harmoniseren met een adequate bescherming van de patiënt.

162. Het gegeven dat er heel wat landen geconfronteerd worden met een juridische leemte op

het vlak van de esthetische chirurgie en in het bijzonder met betrekking tot de veiligheid van

de patiënt, heeft het European Committee for Standardization (CEN)232

in 2010 ertoe

aangezet in te stemmen met de vraag van het Oostenrijkse normalisatie-instituut (ASI) een

229

Supra 23-24, nr. 52. 230

Dit blijkt uit een onderzoek van Test-Aankoop dat werd uitgevoerd in april 2011. A. VAN LAERE en D. VAN

LISSUM, “Plastische chirurgie: slecht ingelicht onder het mes”, Test Gezondheid augustus-september 2011, nr. 104, 12-14; “RBSPS betreurt de gebruikte methodologie in het onderzoek van Test-Aankoop”, persbericht RBSPS, 28 juli 2011, http://www.rbsps.be/press/press.php?cat=1&id=29&userChoice=journalist&langue=nl& cpt=2. 231

Federale Commissie van de Rechten van de Patiënt, Advies wetsvoorstel tot regeling van de invasieve medische cosmetiek, 11 februari 2011, http://www.health.belgium.be/filestore/19068745/20110211%20 Advies%20wetsvoorstel%20tot%20%20regeling%20van%20de%20invasieve%20medische%20cosmetiek%20FR.pdf. 232

Het European Committee for Standardization (CEN) is het Europese normalisatie-instituut. Voor België is dit het Bureau voor Normalisatie (NBN).

Page 81: Patiënten- en consumentenbescherming in de gezondheids- …

74

“Project Committee Aesthetic Surgery Services” op te richten. De bedoeling bestaat er in een

Europese norm voor dienstverlening rond esthetische chirurgie tot stand te brengen met het

oog op patiëntveiligheid en dit ongeacht of de patiënt in zijn thuisland dan wel in een andere

lidstaat een esthetische ingreep ondergaat.233

Opdat men deze doelstelling zou bereiken

worden afspraken gemaakt omtrent de vereiste competenties, het management en de

communicatie met de patiënt alsook met betrekking tot de instellingen, de procedures en de

kwaliteitsgarantie en –verbetering.234

163. Hoewel Europese standaarden gekenmerkt worden door hun juridisch niet-afdwingbare

karakter is de CEN ervan overtuigd dat een Europese norm voor de dienstverlening rond

esthetische chirurgie wel degelijk haar impact zal hebben op de commercialisering van de

esthetische chirurgie. Niet alleen zal deze norm een toegevoegde waarde genereren voor de

markt van de esthetische chirurgie zij zal hoofdzakelijk haar functie bewijzen daar waar de

bestaande nationale wetgeving en standaarden tekort schieten.235

Het door het Europese

normalisatie-instituut in december 2011 gepubliceerde normontwerp prEN 16372236

bevindt

zich thans onder de status “onder goedkeuring”. De definitieve versie wordt verwacht in

2013.237

5. De esthetische tandheelkunde

5.1 Algemeen

164. De esthetische chirurgie en de schoonheid van het gebit gaan hand in hand. Het gebit

wordt door menig mens aanzien als het visitekaartje bij uitstek. Men kan er nog zo jong, fris

en gezond uitzien; wanneer het gebit niet in orde is, voelen velen zich onzeker. Tanden zijn

uiterlijk waarneembaar en nemen een centrale plaats in het aangezicht aan. Tot ver in de

233

“Patient safety in aesthetic surgery soon to be ensured by European Standards”, persbericht CEN 25 april 2010, http://www.cen.eu/cen/News/PressReleases/Pages/Aestheticsurgery.aspx (consultatie 16 april 2012). 234

European Standard, Aesthetic surgery services, Draft prEN 16372, December 2011, http://www.sfai.se /files/pren_16372_41_e_stf.pdf (consultatie 16 april 2012). 235

“Patient safety in aesthetic surgery soon to be ensured by European Standards”, persbericht CEN 25 april 2010, http://www.cen.eu/cen/News/PressReleases/Pages/Aestheticsurgery.aspx (consultatie 16 april 2012). 236

European Standard, Aesthetic surgery services, Draft prEN 16372, December 2011, http://www.sfai.se /files/pren_16372_41_e_stf.pdf. 237

http://www.cen.eu/cen/Sectors/TechnicalCommitteesWorkshops/CENTechnicalCommittees/Pages/WP .aspx?param=766801&title=CEN/TC%20403 (consultatie 9 mei 2012).

Page 82: Patiënten- en consumentenbescherming in de gezondheids- …

75

geschiedenis was de tandarts diegene die instond voor de gezondheid van de mond. Gaatjes

opvullen, kiezen trekken en het opsporen en genezen van tand- en mondziekten behoorden tot

het takenpakket van de tandarts. Enkele jaren geleden deden de eerste beugelbekjes nog hun

intrede, vandaag zit de esthetische tandheelkunde meer dan ooit in de lift. Naast het

basispakket mondverzorging richten heel wat tandartsen zich op de esthetiek van het gebit.

Het gaat hierbij zowel om de klassieke behandelingen zoals het plaatsen van kronen, bruggen

of implantaten als de meer moderne technieken zoals bleaching en het aanbrengen van

tandversieringen. Het is vooral op het vlak van die moderne technieken dat er zich misbruiken

voordoen. De tandheelkunde is echter net zoals de plastische chirurgie een tak van de

geneeskunde zodat ook hier de patiënt/consument de nodige bescherming moet genieten.

5.2 De wettelijke organisatie van de beroepsuitoefening van tandarts

5.2.1 Juridisch kader

165. Tandheelkundige behandelingen vormen een aantasting van het recht op fysieke

integriteit van de patiënt. Bijgevolg vallen de tandheelkundigen net zoals de medici onder de

strafrechtelijke kwalificatie van opzettelijke slagen en verwondingen.238

Aangezien het

strafrechtelijk vervolgen van geneeskundige handelingen vanuit maatschappelijk oogpunt

onhoudbaar is, vallen de tandheelkundigen net zoals de geneeskundigen onder de

strafrechtelijke immuniteit van de zorgverlener zoals deze voortvloeit uit de Wet uitoefening

gezondheidszorgberoepen.239

166. Opdat men gerechtigd zou zijn de tandheelkunde uit te oefenen moet men beschikken

over het diploma van licentiaat in de tandheelkunde of daarvan wettelijk zijn vrijgesteld.240

De wet voorziet daarnaast in de mogelijkheid tot het uitoefenen van de tandheelkunde door

diegenen die voldoen aan de door de wet opgesomde vereisten.241

Als wapen in de strijd tegen

238

Art. 398 Sw. 239

A. DIERICKX, Toestemming en strafrecht. Een strafrechtsdogmatische analyse van de toestemming en de strafrechtelijke bescherming van lijf en leven, Antwerpen-Oxford, Intersentia, 2006, 135-138; C. VAN DEN

WYNGAERT, Strafrecht en strafprocesrecht in hoofdlijnen, I, Antwerpen-Appeldoorn, Maklu, 2011, 251-252 en 265; J. VELAERS, “Het menselijk lichaam en de grondrechten” in J. TAELS et al., Over zichzelf beschikken? Juridische en ethische bijdragen over het leven, het lichaam en de dood, Antwerpen, Maklu 1996, 195-196. 240

Art. 1 KB van 1 juni 1934 houdende reglement op de beoefening der tandheelkunde, BS 7 juni 1934 (hierna verkort Reglement der tandheelkunde); Art. 3, 1

e lid Wet uitoefening gezondheidszorgberoepen.

241 Art. 2 Reglement der tandheelkunde.

Page 83: Patiënten- en consumentenbescherming in de gezondheids- …

76

de kwakzalverij en het misbruik van patiënten is het voorbehouden werkterrein van de

tandarts negatief omschreven. Moeten worden beschouwd als onwettige uitoefening van de

tandheelkunde “het gewoonlijk verrichten door een persoon die het geheel van de

voorwaarden gesteld bij de wet niet vervult, van alle bewerkingen of handelingen uitgevoerd

in de mond der patiënten en die het behoud, de genezing, het herstellen of vervangen van het

gebit daarin begrepen het weefsel van de tandkas, op het oog hebben, meer bepaald die welke

behoren tot de operatieve tandheelkunde, de orthodontie en de mond- en tandprothese.”242

5.2.2 Bijzondere beroepstitel en bekwaamheden

167. Aan de titularissen van een wettelijk diploma van licentiaat in de tandheelkunde worden

drie bijzondere beroepstitels voorbehouden. Het gaat hierbij om algemeen tandarts, tandarts-

specialist in de orthodontie en tandarts-specialist in de parodontologie. Deze bijzondere

beroepstitels worden tevens voorbehouden aan de beoefenaars die krachtens de Wet

uitoefening gezondheidszorgberoepen gemachtigd zijn de tandheelkunde uit te oefenen en die

geen houder zijn van het wettelijk diploma van licentiaat in de tandheelkunde.243

168. Opdat men erkend zou worden als houder van een bijzondere beroepstitel van algemeen

tandarts, tandarts-specialist in de orthodontie of tandarts-specialist in de parodontologie,

moeten een aantal criteria worden vervuld. Naast een aantal erkenningsmodaliteiten die van

toepassing zijn op de beoefenaars van de tandheelkunde worden per bijzondere beroepstitel

afzonderlijke criteria opgesteld inzake opleiding en stage. Elk van de betrokken specialisaties

bevat tot slot een duidelijk omschreven werkterrein.244

242

Art. 3, 2e lid Wet uitoefening gezondheidszorgberoepen.

243 Art. 3 en 4 KB 25 november 1991 houdende de lijst van bijzondere beroepstitels voorbehouden aan de

beoefenaars van de geneeskunde, met inbegrip van de tandheelkunde, BS 14 maart 1993, Art. 51 Wet uitoefening gezondheidszorgberoepen. 244

KB 10 november 1996 tot vaststelling van de erkenningsmodaliteiten van de beoefenaars van de tandheelkunde, houders van een bijzondere beroepstitel, BS 4 maart 1997; MB 28 mei 2001 tot vaststelling van de bijzondere criteria voor de erkenning van de beoefenaars van de tandheelkunde, houders van de bijzondere beroepstitel van tandarts-specialist in de orthodontie, alsook van stagemeesters en stagediensten in de orthodontie, BS 10 juli 2001; MB 11 juni 2001 tot vaststelling van de gemeenschappelijke criteria voor de erkenning van tandarts-specialisten, BS 5 juli 2001; MB 27 juli 2001 tot vaststelling van de bijzondere criteria voor de erkenning van beoefenaars van de tandheelkunde, houders van de bijzondere beroepstitel van tandarts-specialist in de parodontologie, alsook van stagemeesters en stagediensten in de parodontologie, BS 29 november 2001; MB 29 maart 2002 tot vaststelling van de criteria voor de erkenning van beoefenaars van de tandheelkunde, houders van de bijzondere beroepstitel van algemeen tandarts, BS 31 mei 2002.

Page 84: Patiënten- en consumentenbescherming in de gezondheids- …

77

5.3 De commercialisering van de esthetische tandheelkunde

169. Net zoals de esthetische chirurgie ontsnapt de tandheelkunde niet aan het groeiende

consumentisme. Niet alleen het lichaam moet er piekfijn uitzien, ook het gebit moet aan het

schoonheidsideaal van onze samenleving voldoen. Het gebit is immers het aandachtspunt bij

uitstek in een communicatieve relatie tussen twee of meer personen. Een verzorgd en stralend

gebit is voor velen dan ook essentieel. Esthetische tandheelkunde is dan ook de oplossing om

scheve, afgebroken of verkleurde tanden te corrigeren.

170. Ook hier is de tendens van commercialisering niet zonder gevaar en moet de patiënt of

consument al naargelang het geval, worden beschermd. Een passende bescherming van de

patiënt is niet alleen vereist voor wat de reclame inzake de cosmetische tandheelkunde betreft,

ook de patiëntveiligheid en professionaliteit van de beoefenaars van de tandheelkunde dient

gegarandeerd te worden.

5.3.1 Reclame: de Wet van 15 april 1958

171. De publiciteit inzake tandverzorging wordt thans beheerst door de Wet van

15 april 1958245

. De wetgever heeft hierbij geopteerd voor de invoering van een verbod op

reclame inzake tandverzorging. “Niemand mag voor het verzorgen of voor het doen

verzorgen door een al dan niet bevoegd persoon, in België of in het buitenland, van

aandoeningen, letsels of afwijkingen van de mond en van de tanden direct of indirect enige

reclame maken.”246

De wet geeft hierbij een opsomming van de kanalen waarlangs het

verboden is reclame te voeren alsook van de niet toegelaten vormen van reclame. Het gaat

onder meer om uitstallingen of uithangborden, opschriften of platen die kunnen misleiden

omtrent de wettelijke aard van de opgegeven activiteit, brochures, strooibiljetten, de belofte of

het verlenen van allerhande voordelen enzovoort. Daarnaast rust op ieder tot het beoefenen

van de tandheelkunde gerechtigd persoon het verbod zijn beroepsactiviteit te presteren in een

kabinet of een inrichting voor tandverzorging waarvan de eigenaar of de exploitant direct of

indirect reclame zou maken. Dit zelfs buiten het nationaal grondgebied. Inbreuken op het

245

Wet van 15 april 1958 betreffende de publiciteit inzake tandverzorging, BS 5 mei 1958. 246

Art. 1, 1e lid Wet van 15 april 1958 betreffende de publiciteit inzake tandverzorging, BS 5 mei 1958.

Page 85: Patiënten- en consumentenbescherming in de gezondheids- …

78

verbod worden strafrechtelijk gesanctioneerd en de bij toepassing van de wet gewezen

vonnissen en arresten worden openbaargemaakt.247

172. Op de vraag of het door de wetgever ingevoerde reclameverbod inzake tandverzorging

de mededingingsregels schendt, oordeelde het Hof van Justitie in het arrest Doulamis dat

“artikel 81 EG, gelezen in samenhang met de artikelen 3, lid 1, sub g en 10, tweede alinea EG

niet in de weg staat aan de Wet van 1958 die eenieder en de tandverzorgers verbiedt in het

kader van een vrij beroep of een kabinet voor tandverzorging, op welke wijze ook, reclame

inzake tandverzorging te maken.”248

Hoewel een dergelijk verbod de mededingingsregels niet

schendt, kan zij wel een impact hebben op het vrij verkeer van vestiging en diensten.249

173. Hoewel de publiciteit in het kader van de tandheelkunde aan banden wordt gelegd, gaat

het in wezen om sterk verouderde regelgeving die weinig efficiënt lijkt. Het gaat niet alleen

om wetgeving die meer dan vijftig jaar oud is, het gaat vooral om wetgeving die niet

aangepast is aan de geëvolueerde moderne samenleving waarin de esthetische tandheelkunde

haar plaats veroverd heeft. Zo staat in de rechtspraak en de rechtsleer de vraag ter discussie of

de populaire esthetische tandheelkundige ingrepen zoals tandversieringen en het bleachen van

tanden al dan niet tandheelkundige behandelingen zijn die zodoende onder het verbod op

reclame vallen.250

174. Eén enkele klik op het internet bevestigt de vaststelling dat de wet niet aangepast is aan

de moderne tijd en dat heel wat tandartsen menen dat de regels inzake de publiciteit niet

gelden voor de cosmetische tandheelkundige ingrepen. Heel wat websites bieden een ruim

assortiment cosmetische tandheelkunde aan waarbij duidelijk publiciteit voor deze ingrepen

wordt gevoerd. Het gaat hierbij zowel om de tandartsen als de niet-tandartsen. Onderzoek

toont verder ook aan dat heel wat websites net zoals in het kader van de esthetische chirurgie

gebruik maken van voor- en na-foto’s, de patiënt aanspreken met een herkenbaar verhaal of

talloze aanbiedingen of promoties aankondigen.

247

Art. 1, 1e lid; 2 en 3-8 Wet van 15 april 1958 betreffende de publiciteit inzake tandverzorging, BS 5 mei 1958.

248 HvJ (2

e k.) 13 maart 2008, T.Gez. 2009-10, 280-282.

249 D. FORNACIARI, “Verbod op reclame en het Europees mededingingsrecht”, T.Gez. 2009-10, 2283-284.

250 Cass. (2

e k.) 22 juni 2010, T.Gez. 2010-11, 411-412, noot; Antwerpen 21 oktober 2009, T.Gez. 2010-11, 406-

410; H. NYS, “Overzicht van rechtspraak. Medisch recht 2005-2010”, TPR 2011, afl. 3, 860-861; R. VAN GOETHEM, “Het reclameverbod voor tandartsen houdt stand” (noot onder Cass. 22 juni 2010), T.Gez. 2010-11, 414.

Page 86: Patiënten- en consumentenbescherming in de gezondheids- …

79

175. De ingrepen van medische esthetiek zijn sinds kort onderworpen aan het door de Wet

medische esthetiek ingevoerde reclameverbod. Of de tandheelkundigen onderworpen zijn aan

het reclameverbod indien zij aan cosmetische tandverzorging doen, maakt het voorwerp uit

van discussie.251

Het oorspronkelijke wetsvoorstel252

oordeelde in ieder geval van wel. In een

daaropvolgende fase werden de tandheelkundigen echter uitdrukkelijk van het

toepassingsgebied uitgesloten met de enige verantwoording dat de publiciteit inzake

tandverzorging reeds bij wet geregeld is.253

Een verwijzing naar de thans geldende Wet van

1958 lijkt evenwel onvoldoende wil men de reclame inzake de cosmetische tandheelkundige

behandelingen een halt toeroepen daar er in geen enkel opzicht melding is van esthetische

ingrepen. Interpretatieproblemen in de rechtspraak en rechtsleer zijn hier noodzakelijkerwijze

het gevolg van. Rechtsgeleerden inzake het medisch recht menen evenwel dat uit het kort en

bondig geformuleerd reclameverbod van artikel 3 van de Wet medische esthetiek zonder meer

moet worden afgeleid dat deze van toepassing is op de tandheelkundigen aangezien het

verbod in geen enkele uitzondering voorziet.254

176. De verouderde regelgeving en de daarmee gepaard gaande interpretatieproblematiek op

het vlak van de esthetische tandheelkunde gaat ook de politieke wereld niet voorbij. In

navolging van het verbod op reclame voor de ingrepen van medische esthetiek werd een

wetsvoorstel255

ingediend met het oog op een duidelijk verbod op reclame voor

tandheelkundige esthetische ingrepen en een aanpassing van de straffen aan de huidige

normen. Met dit wetsvoorstel hopen de indieners de onduidelijkheid en de rechtsonzekerheid

die in de heersende wetgeving bestaat weg te werken.

251

Supra 47-48, nrs. 102-104. 252

Wetsvoorstel (D. TILMANS c.s.) tot regeling van de reclame voor cosmetische ingrepen, Parl.St. Senaat BZ 2010, nr. 5-61/1, 7. 253

Amendementen (D. TILMANS) op het wetsvoorstel tot regeling van de reclame voor esthetische ingrepen, Parl.St. Senaat 2010-11, nr. 5-61/2, 3. 254

H. NYS, Recente ontwikkelingen in het gezondheidsrecht, Mechelen, Kluwer, 2012, 14-15, nr. 19. 255

Wetsvoorstel (E. SLEURS c.s.) tot wijziging van de wet van 15 april 1958 betreffende de publiciteit inzake tandverzorging met het oog op een duidelijk verbod op reclame voor tandheelkundige esthetische ingrepen en met het oog op een aanpassing van de straffen aan de huidige normen, Parl.St. Senaat 2011-12, nr. 5–1297/1.

Page 87: Patiënten- en consumentenbescherming in de gezondheids- …

80

5.3.2 De uitoefening van de esthetische tandheelkunde door niet-tandartsen

5.3.2.1 Algemeen

177. De uitoefening van de tandheelkunde is voorbehouden aan de houders van het wettelijk

diploma van licentiaat in de tandheelkunde. Niettemin wordt dit monopolie door de wetgever

uitgebreid tot vier categorieën van personen. Het gaat hierbij in de eerste plaats om de doctors

in de genees-, heel- en verloskunde die gediplomeerd zijn krachtens de wetten op het

toekennen van de academische graden of op grond daarvan vrijgesteld zijn; de personen die in

het bezit zijn van het bekwaamheidsgetuigschrift van tandarts; de personen welke de

voorwaarden gesteld bij de Wet van 15 april 1958 vervullen en tot slot de doctors in de

genees-, heel- en verloskunde, houders van een getuigschrift van specialisatie in de

stomatologie.256

Buiten deze door de wet opgesomde personen is niemand ertoe gerechtigd de

tandheelkunde uit te oefenen. Zo niet, maakt men zich schuldig aan de onwettige uitoefening

van het beroep. Een zonde die strafrechtelijk gesanctioneerd wordt.

178. Nochtans is het vandaag niet ongewoon dat schoonheidsinstituten, zonnebankcentra,

kapsalons of nagelstudio’s het witten van tanden of het aanbrengen van tandversieringen in

hun assortiment hebben opgenomen. Dergelijke praktijken zijn evenwel niet zonder gevaar en

moeten met de nodige voorzorg worden uitgevoerd. Vooraleer dieper in te gaan op deze

problematiek moet men in eerste instantie op de hoogte zijn van welke praktijken of

handelingen al dan niet onder het toepassingsgebied van de tandheelkunde vallen.

179. In tegenstelling tot de Wet uitoefening gezondheidszorgberoepen die de tandheelkunde

negatief definieert door de kwalificatie van “onwettige uitoefening”, gaat het Reglement der

tandheelkunde uit van een positieve definitie. De tandheelkunde omvat conform dit

Reglement “alle bloedige of onbloedige behandelingen, alsmede de zelfs bijkomende

bewerkingen uitgevoerd in de mond der patiënten en die ten doel hebben de kauworganen te

beschutten, te genezen, recht te zetten of te vervangen; behandelingen en bewerkingen

begrepen in de operatieve tandheelkunde, de mondprothese en de orthodontie. Dit geldt

evenzeer voor de diagnosen en prognosen, die aan deze behandelingen en bewerkingen

256

Art. 1 Reglement der tandheelkunde; Art. 51 Wet uitoefening gezondheidszorgberoepen.

Page 88: Patiënten- en consumentenbescherming in de gezondheids- …

81

voorafgaan”.257

Opnieuw lijkt de vigerende wetgeving niet aangepast te zijn aan de

geëvolueerde beautymaatschappij. Het Reglement der tandheelkunde maakt ook hier geen

melding van de behandelingen die gericht zijn op de esthetiek van het gebit. Net zoals voor de

publiciteit inzake tandverzorging wordt men bijgevolg geconfronteerd met onduidelijkheden

en interpretatieproblemen over het al dan niet van toepassing zijn van het Reglement op de

esthetische ontwikkelingen van de jongste jaren. Hoewel het witten van tanden en het

aanbrengen van tandversieringen niet tot doel hebben de kauworganen te beschutten, te

genezen, recht te zetten of te vervangen, gaat het niettemin om behandelingen die in de mond

gebeuren en dus mogelijks onder het toepassingsgebied van de wet vallen.

5.3.2.2 Tandversieringen

180. Een stralende glimlach kan in de verf worden gezet door het aanbrengen van een

tandjuweel, ook wel Skyces genoemd. De meest populaire vorm van tandversiering is

momenteel het aanbrengen van een diamant. Daarnaast bestaan er echter nog andere, soms

ietwat bizarre, vormen van tandversiering. Zo liet de Amerikaanse rapper Kanye West zijn

onderste tanden verwijderen en vervangen door diamanten, maar kan men evengoed zijn

tanden laten vervangen door gouden tanden of laten omkapselen met een gouden omhulsel

(“Caps”) Ook de zogeheten “Grills” zijn verkrijgbaar op de markt. Deze gepimpte ordinaire

tandbeugel die als een roostertje over de tanden wordt geschoven, is gemaakt uit goud of

zilver en wordt soms opgefleurd met edelstenen. De tandtatoeage vervolledigt tot slot het

rijtje van tandversieringen. In tegenstelling tot een tatoeage heeft de tandtatoeage een beperkte

levensduur.258

Daar een klein nepdiamantje op de tand de meest frequente en de meest

populaire vorm van tandversiering is en diamanten of gouden tanden alsook de Caps, de

Grills en de tandtatoeages de uitzonderingen vormen in het kader van de esthetische

tandheelkunde door niet-tandartsen, wordt hierna uitsluitend ingegaan op de tanddiamant.

181. In tegenstelling tot wat men verwacht, wordt het aanbrengen van een diamant op de tand

veelal uitgevoerd in nagelstudio’s, schoonheidscentra of zelfs in tattooshops en niet bij een

erkende tandarts. Onder de tandartsen bestaat er dikwijls weinig bereidheid hun medewerking

te verlenen aan de wens van een patiënt om een tandjuweel te laten plaatsen. Dit omwille van

de potentieel schadelijke gevolgen die een dergelijke tandversiering voor het gebit kan

257

Art. 3 Reglement der tandheelkunde. 258

http://nl.yunomi.be/artikel/tandversiering (consultatie 3 april 2012).

Page 89: Patiënten- en consumentenbescherming in de gezondheids- …

82

meebrengen. De kans bestaat immers dat het tandglazuur wordt beschadigd of dat er zich een

probleem inzake mondhygiëne voordoet wanneer de diamant niet volgens de regels des kunst

op de tand is aangebracht. Vooral de permanente tandsteentjes brengen onherstelbare schade

aan de tand teweeg aangezien men in dit geval de diamant rechtstreeks in de tand boort. Naast

de tanddiamanten met een permanent karakter bestaan er eveneens diamanten met een

tijdelijke levensduur. In dat geval gaat het aanbrengen van het tandjuweel gepaard met het

reinigen van de tand waarna het oppervlak wordt geëtst met fosforzuur. Vervolgens brengt

men hechtmiddel aan op zowel het tandglazuur als op het tandjuweel waarna het tot slot

wordt uitgehard met een lichtbron. Deze tandjuwelen die veelal worden aangebracht in

schoonheidscentra of nagelstudio’s vallen er volgens de tandartsen dan ook veel sneller af.259

182. Zoals reeds werd opgemerkt260

, is het Reglement der tandheelkunde geenszins aangepast

aan de evoluties inzake de esthetische tandheelkunde en bijgevolg dus ook niet aan het

fenomeen van de tandversieringen. Gelet op de afwezigheid van een uitdrukkelijke bepaling

die het aanbrengen van tandversieringen voorbehoudt aan de tandheelkundigen, heerst er

discussie of het aanbrengen van tandjuwelen toegelaten is door eenieder wie, zo niet, beperkt

is tot het wettelijk monopolie van de tandheelkundigen.

183. De tandartsen zijn er alleszins steevast van overtuigd dat het aanbrengen van

tandjuwelen net zoals alle andere ingrepen die plaatsvinden in de mond, uitdrukkelijk

voorbehouden is voor de tandheelkunde.261

Desalniettemin lijken de tandartsen dit monopolie

moeilijk te kunnen handhaven daar de meerderheid van de tandjuwelen vandaag geplaatst

worden door schoonheidsspecialisten of nagelstylistes. Men kan zich evenwel afvragen of het

plaatsen van een tandjuweel in een schoonheidssalon of nagelstudio al dan niet in hygiënische

en veilige omstandigheden plaatsvindt. Een positief antwoord op deze vraag lijkt alleszins

essentieel aangezien de mondholte een bijzonder kwetsbare omgeving vormt. Bovendien lijkt

er ook geen regelgeving voorhanden omtrent de lijm die wordt gehanteerd. Nochtans gaat het

om een situatie waarbij een niet-natuurlijk product het menselijk lichaam wordt

binnengebracht zodat de nodige veiligheidsvoorschriften en beschermingsmaatregelen in acht

moeten worden genomen. Men moet er zich als beoefenaar steeds van vergewissen dat de

259

Dit alles blijkt uit een gesprek met een algemeen tandarts (22 maart 2012). 260

Supra 78-79, nrs. 173-176. 261

Art. 3 Reglement der tandheelkunde.

Page 90: Patiënten- en consumentenbescherming in de gezondheids- …

83

patiënt, al kan men in dit geval beter spreken van een consument, niet blootgesteld wordt aan

de voor het lichaam schadelijke stoffen en dus potentiële gezondheidsproblemen.

184. Een ander heikel punt vindt men in de omstandigheid dat tandartsen aan een absoluut

verbod op reclame262

onderworpen zijn, daar waar schoonheidscentra, nagelstudio’s en

tatoeageshops aan geen enkel verbod op reclame onderworpen zijn. Als onderneming mogen

zij zich evenwel niet schuldig maken aan vergelijkende of misleidende reclame263

, doch voor

de rest is het hen toegestaan publiciteit te voeren voor de door hen aangeboden producten of

diensten. Dit heeft tot gevolg dat tandartsen in geen enkel geval gerechtigd zouden zijn om

reclame te voeren voor het plaatsen van tandjuwelen, terwijl dit wel toegelaten zou zijn voor

alle andere beoefenaars van een zodanige identieke praktijk. Dit neigt naar een mogelijke

discriminatie van de tandheelkundigen. Opnieuw kan men verwijzen naar de discussie die

bestaat omtrent het toepassingsgebied van de Wet medische esthetiek.264

Het wetsvoorstel tot

wijziging van de Wet van 1958 betreffende de publiciteit inzake tandverzorging met het oog

op een duidelijk verbod op reclame voor tandheelkundige esthetische ingrepen265

tracht in

ieder geval hieraan tegemoet te komen.

185. Men kan aldus concluderen dat de vigerende wetgeving op meerdere vlakken tekort

schiet wat de tandversieringen betreft. Het is dan ook zeer wenselijk dat er een duidelijk en

afgebakend antwoord komt op de vraag of tandjuwelen onder het wettelijk monopolie van de

tandartsen vallen, dan wel onder het uitgebreid toepassingsgebied van de beautysector in haar

geheel. Het kan bovendien aangewezen zijn een onderscheid te maken al naargelang de

impact die de tandversiering heeft. Zo lijkt het verwijderen van alle tanden om deze te

vervangen door gouden of diamanten exemplaren een erg vergaande ingreep die zowel tijdens

als na de ingreep met complicaties gepaard kan gaan. Dergelijke ingrepen zouden bijgevolg

het wettelijk monopolie van de tandheelkundigen niet mogen overschrijden. Al is het

daarentegen bedenkelijk dat een professionele tandarts die geheel achter de filosofie van de

tandheelkunde staat, zijnde de gezondheid van het gebit, een dergelijke ingreep zal uitvoeren.

262

Wet 15 april 1958 betreffende de publiciteit inzake tandverzorging, BS 5 mei 1958. 263

Art. 19 en 83–94 Wet 6 april 2010 betreffende marktpraktijken en consumentenbescherming, BS 12 april 2010. 264

Supra 47-48, nrs. 102-104. 265

Wetsvoorstel (E. SLEURS c.s.) tot wijziging van de wet van 15 april 1958 betreffende de publiciteit inzake tandverzorging met het oog op een duidelijk verbod op reclame voor tandheelkundige esthetische ingrepen en met het oog op een aanpassing van de straffen aan de huidige normen, Parl.St. Senaat 2011-12, nr. 5–1297/1.

Page 91: Patiënten- en consumentenbescherming in de gezondheids- …

84

186. Een diamant op de tand of een tandtatoeage zijn daarentegen van een andere orde en

kunnen gelet op de geringe bereidheid van de tandheelkundigen om aan deze vorm van

tandversiering te doen en de grote vraag bij de consument, mogelijks overgedragen worden

aan schoonheidsspecialisten of tatoeëerders. Zij het evenwel onder zeer strikte voorwaarden

inzake opleiding, uitvoering en hygiëne. Zo kan het aangewezen zijn om een officieel erkende

opleiding inzake tandjuwelen te organiseren waarbij zowel de basiskennis tandheelkunde als

de hygiënevoorschriften aan bod komen. Het lijkt evenwel verstandig de bevoegdheid van de

schoonheidsspecialisten om een tanddiamant te plaatsen, te beperken tot de lijmtechniek. Het

doorboren van de tand zou daarentegen, gelet op de onherstelbare beschadiging van de tand,

nog steeds het voorbehouden werkterrein van de tandartsen moeten zijn en blijven. Men zou

bovendien de uitoefening van deze praktijken afhankelijk kunnen maken van een

tandheelkundig attest waaruit de gezondheid van het gebit blijkt. Enkel indien uit de

tandheelkundige screening zou blijken dat het gebit gezond is, zou men als niet-tandarts een

tandjuweel mogen plaatsen. In het omgekeerde geval dient de niet-tandarts zich te onthouden.

Regelgeving heeft echter slechts zin wanneer de naleving ervan op een doelgerichte en

efficiënte wijze wordt gecontroleerd. Dit zou men onder meer kunnen bereiken door een

jaarlijkse controle inzake de hygiëne van de schoonheidscentra of nagelstudio’s die

tandjuwelen plaatsen, net zoals dit reeds het geval is bij de tatoeage- en piercingshops266

.

5.3.2.3 Bleaching

5.3.2.3.1 Probleemstelling

187. Het schoonheidsideaal zoals het thans bestaat duldt geen onvolmaaktheden van het

menselijk lichaam noch van het gebit. Naast de esthetische tandheelkunde kent het bleachen

of het witten van tanden de laatste jaren een fenomenale groei en dit zowel binnen als buiten

de tandartsenpraktijk. Naast tandpasta’s die een parelwitte glimlach beloven, kan men bij heel

wat tandheelkundigen, schoonheidsinstituten, zonnebankcentra en zelfs het kapsalon terecht

voor stralend witte tanden. Ook de doe-het-zelf-kitjes die via het internet of via de

bovenvernoemde instituten worden gedistribueerd, kleuren de markt van de esthetische

tandheelkunde. Witte tanden en een stralende glimlach zijn zodoende tot synoniemen

266

Art. 13 KB 25 november 2005 betreffende de reglementering van tatoeages en piercings, BS 21 december 2005.

Page 92: Patiënten- en consumentenbescherming in de gezondheids- …

85

verheven en maken het voorwerp uit van menig reclamecampagnes op televisie, internet en in

tijdschriften.

188. Het gecommercialiseerde karakter van het tanden bleken maakt sinds geruime tijd het

voorwerp uit van een hevige strijd tussen enerzijds de tandheelkundigen en anderzijds de

schoonheidsindustrie. Beide protagonisten claimen het recht om tanden te witten, zij het

evenwel op zeer onderscheiden rechtsgronden. Aangezien zowel het standpunt van de

tandartsen als het standpunt van de schoonheidssector van essentieel belang is opdat men

inzicht zou krijgen in deze problematiek, komen beide partijen aan bod.

5.3.2.3.2 Standpunt van de tandheelkundigen

189. Dat het bleachen van tanden door niet-tandartsen bijzonder gevoelig ligt binnen de

tandheelkundige sector zelf, kan men zonder meer aan de lijve ondervinden door enkele

tandartsen de vraag te stellen of bleaching voorbehouden is aan de tandheelkundigen, dan wel

ook uitgeoefend mag worden door bijvoorbeeld schoonheidsinstituten of zonnebankcentra.

Unanimiteit in de ontkenning wordt gegarandeerd.267

Het Verbond der Vlaamse Tandartsen

reageerde zelfs zeer kordaat door te stellen dat het bleken van tanden uitsluitend uitgevoerd

mag worden door tandartsen en het daar strikt gereglementeerd is.268

Dit gezegd zijnde is het

meteen ook zeer duidelijk dat tandartsen geen schoonheidsspecialisten naast zich dulden in de

uitoefening van de tandheelkunde en dus ook niet in het kader van bleaching.

190. Dossieranalyse bevestigt de vaststelling dat tandartsen de praktijk van het bleachen als

een tandheelkundige behandeling claimen die strikt voorbehouden is aan de tandheelkundigen

op grond van hun wettelijk monopolie. In eerste instantie steunen zij hun vordering op zowel

de positieve als de negatieve definitie van de tandheelkunde. Zo behoren op grond van de

positieve definitie tot de tandheelkunde “alle bloedige of onbloedige behandelingen, alsmede

de zelfs bijkomende bewerkingen uitgevoerd in de mond der patiënten en die ten doel hebben

de kauworganen te beschutten, te genezen, recht te zetten of te vervangen… Dit geldt

eveneens voor de diagnosen en prognosen, die aan deze behandelingen en bewerkingen

voorafgaan”.269

Het actief opsporen van waar te nemen verschijnselen aan de tanden en het

tandvlees alsook het vaststellen van de oorzaak van de verkleuring van de tanden zijn volgens

267

Dit blijkt uit gesprekken met een aantal algemeen tandartsen (22 maart 2012). 268

Dit blijkt uit e-mailverkeer met het Verbond der Vlaamse Tandartsen (21 maart 2012). 269

Art. 3 Reglement der tandheelkunde.

Page 93: Patiënten- en consumentenbescherming in de gezondheids- …

86

de tandheelkundigen ontegensprekelijk een onderdeel van een tandheelkundige diagnose die

het bleachen van de tanden verplicht moeten voorafgaan. Zij vervolgen hun uiteenzetting door

te stellen dat het bleken van tanden bovendien tot doel heeft om via een externe bleking de

kleur van het glazuur te corrigeren of via een interne bleking de kleur van de tand zelf te

corrigeren. Dit zijn volgens de tandheelkundigen dan ook twee handelingen die onmiskenbaar

voldoen aan het wettelijk toepassingsgebied van de tandheelkunde.

191. De tandartsen beroepen zich daarnaast op de huidige rechtspraak door te verwijzen naar

een arrest van het hof van beroep te Brussel van 23 april 2002270

waarin de rechter

uitdrukkelijk te kennen heeft gegeven dat het bleken van tanden een tandheelkundige ingreep

is in de zin van het Reglement der tandheelkunde en de Wet uitoefening

gezondheidszorgberoepen en bijgevolg uitdrukkelijk voorbehouden is aan de tandartsen. De

tandheelkundige sector beroept zich tot slot op het toepassingsgebied van de Wet van 1958

betreffende de reclame inzake tandverzorging. Zo mag “niemand voor het verzorgen of het

doen verzorgen door een al dan niet bevoegd persoon, in België of in het buitenland, van

aandoeningen, letsels of afwijkingen van de mond en van de tanden direct of indirect enige

reclame maken…”271

In haar zelfde arrest van 23 april 2002 oordeelde de Brusselse

appelrechter dat het vergelen van tanden een afwijking van de tanden kan zijn en dat het

bleachen van tanden bijgevolg een tandheelkundige behandeling is die valt onder het

toepassingsgebied van de wet van 1958.

192. Het hof van beroep te Antwerpen en in navolging daarvan het Hof van Cassatie lijken

het standpunt van de tandartsen bij te treden op grond van de publiciteit inzake

tandverzorging. Zo oordeelde het hof van beroep te Antwerpen272

dat het bleken van tanden

het wegwerken of het verminderen van tandverkleuring tot doel heeft. De redenen van

tandverkleuring dient men volgens het hof niet alleen te zoeken in het roken of het nuttigen

van bepaalde voedingswaren of dranken, maar ook bijvoorbeeld in het gebruik van

welbepaalde geneesmiddelen of als gevolg van bepaalde traumata of veroudering. Een

zodanige behandeling die erop gericht is dergelijke verkleuringen weg te werken of te

verminderen heeft volgens het hof ongetwijfeld betrekking op het verzorgen van een

aandoening, een letsel of een afwijking van de tanden in de zin van artikel 1 van de Wet van

270

Brussel 23 april 2002, 2001/AR/1493, onuitg. 271

Art. 1,1e lid Wet 15 april 1958 betreffende de publiciteit inzake tandverzorging, BS 5 mei 1958.

272 Antwerpen 21 oktober 2009, T.Gez. 2010-11, 406-410, noot. R. VAN GOETHEM.

Page 94: Patiënten- en consumentenbescherming in de gezondheids- …

87

1958. Het enkele feit dat een dergelijke behandeling met een esthetisch doel wordt

verwezenlijkt, doet daaraan geen afbreuk.

193. Het Hof van Cassatie grijpt in haar arrest van 22 juni 2010273

terug naar de positieve en

negatieve definitie van de tandheelkunde om te oordelen dat het bleken van tanden als een

tandheelkundige behandeling kan beschouwd worden die tot doel heeft het behoud, de

genezing of het herstel van een gebit te verwezenlijken. Het Hof tracht haar standpunt kracht

bij te zetten door te oordelen dat noch uit de voorbereidende werken van de Wet van 1958

noch uit de bewoordingen van de op de tandheelkundigen van toepassing zijnde Koninklijke

Besluiten blijkt dat de wetgever bij het begrip aandoening, letsel of afwijking alleen die

handelingen zou viseren die de verzorging op het oog hebben van een aandoening, letsel of

afwijking die het gebruik van de tand onmogelijk maakt of verhindert. Het Hof van Cassatie

besluit dan ook dat de tandverzorging van een tandverkleuring waarvoor de tussenkomst van

een arts nodig is, onder het toepassingsgebied van Wet van 1958 valt en zodoende een

tandheelkundige behandeling is die voorbehouden is aan het wettelijk monopolie van de

tandartsen.

194. Dat het bleken van tanden een ingreep is die in de mond plaatsvindt kan met geen enkele

reden worden ontkend. Doch, het argument dat deze behandelingen als tandheelkundige

ingrepen strikt voorbehouden zijn aan het wettelijk monopolie van tandartsen, blijkt niet

vanzelfsprekend te zijn gelet op de interpretatieproblemen die kunnen rijzen in verband met

het toepassingsgebied van de desbetreffende wetgeving. Noch het Koninklijk Besluit van

1 juni 1934 noch het Koninklijk Besluit nr. 78 en noch de Wet van 1958 betreffende de

publiciteit inzake tandverzorging lijken qua toepassingsgebied aangepast te zijn aan het

geëvolueerde schoonheidsideaal van het gebit en de daarmee gepaard gaande

gecommercialiseerde esthetische tandheelkundige ingrepen. Zonder evenwel afbreuk te willen

doen aan het gegeven dat het bleachen van tanden een ingreep is die in de mond gebeurt en

los van de vraag of deze praktijk nu al dan niet het voorwerp uitmaakt van het voorbehouden

werkgebied van de tandheelkundigen, staat mijn inziens een strikte interpretatie van het

huidige toepassingsgebied het bleachen van tanden als een tandheelkundige behandeling in de

weg.

273

Cass. (2e k.) 22 juni 2010, T.Gez. 2010-11, 411-412, noot R. VAN GOETHEM.

Page 95: Patiënten- en consumentenbescherming in de gezondheids- …

88

195. Een aanpassing van de vigerende wetgeving in die zin dat het bleken van tanden een

esthetische tandheelkundige ingreep is lijkt dan ook wenselijk willen de tandartsen het

bleachen van tanden uitdrukkelijk als een voorbehouden tandartsenpraktijk kunnen blijven

claimen. Het gebrek aan een duidelijk afgelijnd kader en een niet aan zijn tijd aangepast

toepassingsgebied en de daaruit voortvloeiende rechtsonzekerheid staan in zekere zin deze

claim momenteel in de weg. De schoonheidssector lijkt dan ook van deze zwakte in de

wetgeving te profiteren om de grenzen van het wettelijk monopolie van de tandheelkundigen

af te tasten. Dit blijkt zonder meer uit de omstandigheid dat hoewel heel wat

schoonheidsinstituten reeds veroordeeld werden wegens de onwettige uitoefening van de

tandheelkunde, het bleachen van tanden thans in de meerderheid van de gevallen nog steeds

uitgevoerd wordt door niet-tandartsen.

196. Net als de tandheelkundigen beschikt de schoonheidsindustrie over argumenten om zich

de praktijk van het bleachen van tanden toe te eigenen. Hun standpunt en argumentatie wordt

hieronder uiteengezet en besproken. Het afwegen van de standpunten van beide

belangengroepen is dan ook noodzakelijk opdat men tot een adequate en efficiënte oplossing

zou komen. Dit is een oplossing waarbij in de eerste plaats de veiligheid van de patiënt of

consument voorop dient te staan en waar pas in ondergeschikte orde de eigen belangen van de

tandheelkundigen en de schoonheidsspecialisten naar voren mogen komen.

5.3.2.3.3 Standpunt van de schoonheidsindustrie

197. Daar waar de tandheelkundigen vastberaden zijn in hun argument dat het bleachen van

tanden zonder meer een tandheelkundige ingreep is die behoort tot het wettelijk monopolie

van de tandheelkunde, blijkt uit dossieronderzoek dat de schoonheidsindustrie sinds geruime

tijd het Koninklijk Besluit betreffende cosmetica aanreikt krachtens hetwelk zij gerechtigd

zouden zijn tanden te witten. Cosmetica wordt omschreven als zijnde “stoffen of preparaten

die bestemd zijn om in aanraking te worden gebracht met de verschillende delen van het

menselijk lichaamsoppervlak of met de tanden en de mondslijmvliezen, uitsluitend of

hoofdzakelijk om deze te reinigen…”274

. Deze definitie is de nationale bevestiging van de

door de Europese Richtlijn 76/768/EEG275

naar voren geschoven omschrijving van

cosmetische producten. Het witten van tanden dient volgens de schoonheidsindustrie dan ook

274

Art. 1, 1 KB 15 oktober 1997 betreffende cosmetica, BS 16 januari 1998. 275

Richtlijn 76/768/EEG 27 juli 1976 van de Raad betreffende de onderlinge aanpassing van de wetgeving der Lid-Staten inzake kosmetische produkten, Pb.L. 27 september 1967, afl. 262, 169-200.

Page 96: Patiënten- en consumentenbescherming in de gezondheids- …

89

beschouwd te worden als een cosmetische behandeling en niet als een medische behandeling.

Uit hetzelfde dossieronderzoek blijkt evenwel dat tandartsen dit trachten te weerleggen door

te stellen dat de loutere vaststelling van tandbleekmiddelen als zijnde cosmetica niets afdoet

aan het gegeven dat het bleachen van tanden met een zodanig cosmetisch product, een

tandheelkundige behandeling is.

198. Een volgend discussiepunt betreft de aanwezigheid van de toegelaten wettelijke

concentratie waterstofperoxide in tandbleekmiddelen. Thans is het krachtens het Koninklijk

Besluit betreffende cosmetica verboden om cosmetica in de handel te brengen indien deze

meer dan 0,1% waterstofperoxide zou bevatten.276

Bijgevolg is het enkel de tandheelkundigen

toegelaten tandbleekmiddelen te gebruiken die meer dan 0,1% waterstofperoxide bevatten.

Opdat het witten van tanden resultaat zou boeken is evenwel een concentratie van 6%

waterstofperoxide vereist. De schoonheidsindustrie heeft de voorbije jaren dan ook alles in

het werk gesteld om de wettelijke concentratie waterstofperoxide te doen stijgen van 0,1%

naar 6%. Zodoende zouden schoonheidscentra op een doeltreffende wijze het bleachen van

tanden kunnen uitvoeren als een cosmetische behandeling.

199. De Scientific Committee on Consumer Products (SCCP)277

heeft in haar advies van

18 december 2007 verklaard dat een maximale concentratie van 0,1% waterstofperoxide in

mondhygiëneproducten en tandbleekmiddelen geen enkel risico vormt voor de gezondheid

van de consument. Wat de tandbleekmiddelen betreft waarin een concentratie tussen 0,1% en

6% waterstofperoxide vrijkomt of die mengsels of verbindingen bevatten waaruit dit

percentage vrijkomt, meent het wetenschappelijk orgaan dat het gebruik van deze producten

slechts veilig kan zijn voor zover aan een aantal voorwaarden is voldaan. Zo dient in eerste

instantie een klinisch onderzoek te worden uitgevoerd opdat men zeker zou zijn dat er geen

sprake is van risicofactoren of ernstige mondaandoeningen. Bovendien moet de blootstelling

aan deze producten op een zodanige wijze beperkt worden dat verzekerd wordt dat deze

producten uitsluitend op de voorgeschreven wijze worden gebruikt wat de

toepassingsfrequentie en –duur betreft. Het in acht nemen van deze voorwaarden moet een

redelijkerwijze voorzienbaar verkeerd gebruik uitsluiten. Tandbleekmiddelen die meer dan

276

Bijlage, Hoofdstuk III, Eerste deel, 12 bij het Koninklijk Besluit betreffende cosmetica 15 oktober 1997, BS 16 januari 1998. 277

Dit is het Wetenschappelijk Comité voor consumentenveiligheid (WCCV).

Page 97: Patiënten- en consumentenbescherming in de gezondheids- …

90

6% waterstofperoxide bevatten kunnen tot slot niet als veilig worden beschouwd wanneer

deze door de consument worden aangewend.278

200. Het advies van de SCCP heeft als basis gediend voor de nieuwe Richtlijn 2011/84/EU279

en strekt er toe de consument op een vergaande wijze te beschermen. De mondproducten met

inbegrip van mondspoelmiddelen, tandpasta en tandbleekmiddelen mogen nog steeds

rechtstreeks aan de consument ter beschikking worden gesteld voor zover zij de 0,1%

waterstofperoxide niet overschrijden. Een opmerkelijke vernieuwing situeert zich evenwel op

het vlak van de tandbleekmiddelen waarbij tussen de 0,1% en 6% waterstofperoxide aanwezig

is of vrijkomt. Deze producten worden zodanig gereglementeerd dat zij niet rechtstreeks aan

de consument beschikbaar zijn aangezien deze producten uitsluitend verkocht mogen worden

aan de beoefenaren der tandheelkunde. Voor elke eerste gebruikscyclus van die producten

dient het eerste gebruik bovendien voorbehouden te worden aan de beoefenaren der

tandheelkunde of onder hun rechtstreeks toezicht plaats te vinden indien een gelijkwaardig

veiligheidsniveau gegarandeerd is. De tandheelkundige dient vervolgens die producten alleen

ter beschikking te stellen aan de consument voor de rest van de gebruikscyclus. Tot slot kan

gewezen worden op de verplichte etikettering en het verbod om deze producten te gebruiken

bij minderjarigen. De lidstaten dienen uiterlijk op 30 oktober 2012 deze Europese Richtlijn

omgezet te hebben in hun nationale wetgeving.

201. Het pleidooi van de schoonheidsindustrie om de toegelaten wettelijke concentratie

waterstofperoxide van 0,1% naar 6% te verhogen lijkt als dusdanig door de Richtlijn

2011/84/EU ingewilligd doch ook beperkt te zijn nu de distributiemogelijkheden vanwege de

schoonheidsindustrie gelimiteerd zijn tot de tandartsen. De rechtstreekse verkoop aan de

consument van tandpasta’s of tandbleeksetjes met meer dan 0,1% waterstofperoxide is en

blijft door deze nieuwe Europese Richtlijn uitgesloten.

278

Scientific Committee on Consumer Products (SCCP), Opinion on hydrogen peroxide, in its free form or when released, in oral hygiene products and tooth whitening products, 18 december 2007, 70-71, http://ec.europa.eu/health/ph_risk/committees/04_sccp/docs/sccp_o_122.pdf. 279

Richtlijn 2011/84/EU 20 september 2011 van de Raad tot wijziging van Richtlijn 76/768/EEG inzake cosmetische producten met het oog op de aanpassing van bijlage III aan de technische vooruitgang, Pb.L. 29 oktober 2011, afl. 283, 36-38.

Page 98: Patiënten- en consumentenbescherming in de gezondheids- …

91

5.3.2.3.4 Een mogelijkheid tot compromis?

202. Nu de tandheelkundigen ervan overtuigd zijn dat, hoewel de wet op dat vlak enigszins

onduidelijk is, het witten van tanden een tandheelkundige ingreep is die tot het wettelijk

monopolie van de tandarts behoort en de schoonheidssector deze behandeling aanziet als een

cosmetische behandeling, rijst de vraag of het niet mogelijk is een compromis te vinden

tussen beide belangengroepen. De situatie zoals ze thans bestaat sluit de excessen en de

misbruiken in het kader van de bleachingpraktijken niet uit, doch leidt vooral tot algemene

rechtsonzekerheid.

203. Het is vooral opmerkelijk dat hoewel de tandheelkundige sector het bleachen van tanden

als een tandheelkundige behandeling claimt, er heel wat tandartsen zijn die een dergelijke

cosmetische behandeling niet aanmoedigen. Het witten van tanden dient volgens hen de

uitzondering op de regel te zijn en als techniek uitsluitend aangewend te worden in die

situaties waarin bijvoorbeeld iemands tanden komen te verkleuren door een welbepaald

medicatiegebruik. De gecommercialiseerde hype rond het bleachen van tanden is volgens de

tandheelkundigen geen goed idee.280

Gelet op de bijzonder hoge vraag vanwege de patiënt of

de consument naar het bleken van tanden is dit een bijzonder gevaarlijke attitude. Een

consument wiens verlangen naar parelwitte tanden niet bevredigd wordt door een

tandheelkundige, gaat zonder meer gaan shoppen op de markt. Dit shopgedrag is evenwel niet

zonder gevaar. Te denken valt aan de doe-het-zelf-kitjes die men aankoopt via het internet

zonder dat men op de hoogte is van wat men nu effectief gekocht heeft of de situatie waarin

schoonheidsspecialisten zich aan het bleken van tanden wagen zonder hiervoor ook maar ooit

een opleiding gevolgd te hebben. Daar het opzet er steeds in bestaat de patiënt/consument te

beschermen tegen schadelijke invloeden van buitenaf, is het reguleren van deze praktijken dan

ook een absolute noodzaak.

204. Vanuit politieke kringen werden reeds een aantal mogelijkheden naar voren geschoven

die de problematiek inzake het bleken van tanden zouden kunnen reguleren. In eerste instantie

wordt hierbij gewezen op de mogelijkheid van de Koning om na het advies van de Hoge

Gezondheidsraad die beroepsactiviteiten te reglementeren die gevaarlijk kunnen zijn voor de

gezondheid en die uitgevoerd worden door beoefenaars waarvan het beroep niet of nog niet

280

Dit blijkt uit navraag bij enkele algemene tandartsen.

Page 99: Patiënten- en consumentenbescherming in de gezondheids- …

92

erkend is.281

Deze oplossing werd in het verleden reeds aangewend ter regulering van de

tatoeage-en piercingshops. Een andere oplossing zou kunnen bestaan in het uitvaardigen van

nieuwe wetgeving die de erkenning van een nieuw type zorginstellingen beoogt of nog, de

mondhygiënisten beschouwen als een paramedisch beroep.282

205. De schoonheidssector heeft zelf reeds te kennen gegeven voorstander te zijn van een

systeem waarbij het bleachen van tanden door specifiek daartoe opgeleide

schoonheidsspecialisten gebeurt en dit onder de strikte goedkeuring en begeleiding van een

tandheelkundige. Dit vanuit de opvatting dat de consument momenteel tussen wal en schip

valt omwille van de grote vraag naar het witten van tanden en het tekort aan tandartsen. Een

dergelijke compromis zou er alsdan in bestaan dat het gezondheidsrechtelijke aspect van het

gebit voorbehouden blijft voor de tandheelkundigen, daar waar de uitvoering ervan

overgedragen wordt aan vakkundig opgeleide schoonheidsspecialisten.

206. Het door de schoonheidsindustrie aangereikte voorstel lijkt alleszins voor discussie

vatbaar te zijn. Des te meer nu dit voorstel tegemoet lijkt te komen aan de drie

belanghebbende partijen, zijnde de tandartsen, de schoonheidsindustrie en de consument. Het

delegeren van de uitvoering van deze cosmetische tandverzorging aan de

schoonheidsspecialisten zou de tandheelkundigen in eerste instantie in staat stellen hun

tijdsbesteding beter te oriënteren en zich te focussen op de gezondheid van het gebit; wat nog

steeds de hoofddoelstelling van het beroep als tandarts is. Een zodanige delegatie kan evenwel

slechts mogelijk zijn voor zover de schoonheidsindustrie de nodige inspanningen en

verantwoordelijkheden levert. Er dienen dan ook zeer stringente eisen te worden gesteld wat

de bekwaamheid, de opleiding en de hygiëne betreft opdat men als schoonheidsspecialiste

gerechtigd zou zijn tanden te bleken. Te denken valt aan een van overheidswege

georganiseerde opleiding en het volgen van bijkomende cursussen opdat men op de hoogte

zou zijn en blijven van de nieuwste technieken inzake het bleken van tanden. Een op

periodieke tijdstippen opgelegde bekwaamheidstest zou daarnaast een bijkomende garantie

281

Art. 37 Wet uitoefening gezondheidszorgberoepen. 282

Vraag om uitleg van de heer Louis Ide aan de vice-eersteminister en Minister van Sociale Zaken en Volksgezondheid over het bleachen van tanden door schoonheidscentra, Hand. Senaat 2009-10, 17 december 2009, nr. 4-1288; Vraag om uitleg van mevrouw Lieve Van Ermen aan de vice-eersteminister en minister van Sociale Zaken en Volksgezondheid over “het bleken van tanden buiten het tandartsenkabinet, Hand. Senaat 2009-10, 17 december 2009, nr. 4-1323.

Page 100: Patiënten- en consumentenbescherming in de gezondheids- …

93

inzake bekwaamheid kunnen leveren. Dit alles onder het toezicht van een specifiek daartoe

opgericht controleorgaan.

207. Overleg tussen de schoonheidsindustrie en de tandheelkundigen lijkt aangewezen opdat

men tot een adequate oplossing zou komen inzake opleiding en bekwaamheid. Het door de

schoonheidssector naar voren geschoven voorstel lijkt op die manier de consument de nodige

bescherming te bieden en aangepast te zijn aan de shoppingtendens die momenteel bestaat

inzake het bleken van tanden. Het witten van tanden wordt zodoende een door de tandartsen

gewaarborgde tandheelkundige cosmetische behandeling die onder hun strikte goedkeuring en

toezicht wordt uitgeoefend door specifiek daartoe opgeleide schoonheidsspecialisten. De

veiligheid van de consument wordt hierdoor als voornaamste aspect binnen het streven naar

het schoonheidsideaal gegarandeerd.

6. De esthetische chirurgie en tandheelkunde versus de noodzaak aan wetgevend

optreden

208. De commercialisering van de esthetische chirurgie is een feit. Die vaststelling ontkennen

is niet alleen incorrect, maar vooral onverantwoord wil men de patiënt/consument op een

passende wijze beschermen. Het ontbreken van een algemeen juridisch kader inzake

esthetische chirurgie en cosmetische tandverzorging zet niet alleen de deur voor misbruiken

vanwege de sector zelf wagenwijd open, het dreigt tevens de volksgezondheid in gevaar te

brengen. Dat wordt in eerste instantie bevestigd door de omstandigheid dat het aantal erkende

plastische chirurgen beduidend lager is dan het aantal beoefenaars van de medische esthetiek.

Krantenartikels met als titel “Vrouw overlijdt na liposculptuur”283

zijn het jammerlijke bewijs

dat ingrepen van medische esthetiek in principe voorbehouden dienen te worden voor erkende

plastische chirurgen.

209. Ook de vaststelling dat de instellingen buiten de erkende ziekenhuizen thans aan geen

enkele architecturale, organisatorische en functionele normen onderworpen zijn, doet menige

wenkbrauwen fronsen. Er is immers geen enkel argument voorhanden dat een verschil in

behandeling kan verantwoorden tussen de ingrepen die plaatsvinden in het ziekenhuis en deze

die plaatsvinden in de extramurale instellingen. De patiënt heeft waar de medische handeling

283

http://www.standaard.be/artikel/detail.aspx?artikelid=DST26022003_025 (consultatie 9 maart 2012).

Page 101: Patiënten- en consumentenbescherming in de gezondheids- …

94

ook moge plaatsvinden, recht op kwaliteitsvolle dienstverstrekking en op de garantie dat de

hygiëne- en veiligheidsnormen worden nageleefd. Productveiligheid en het groeiende

medisch toerisme zijn eveneens “hot topics” binnen de esthetische chirurgie. Ook wat dat

betreft dient men op zoek te gaan naar wettelijke oplossingen opdat men tegemoet zou kunnen

komen aan de daaraan verbonden problematiek.

210. De cosmetische tandverzorging ontsnapt evenmin aan de noodzaak tot wetgevend

optreden. In tegenstelling tot de esthetische chirurgie, die geconfronteerd wordt met een

afwezigheid van wetgeving, heeft de tandheelkundige sector te kampen met een sterk

verouderde en voor interpretatie vatbare regelgeving. Deze wettelijke tekortkoming uit zich in

een ware veldslag tussen de tandheelkundigen en de schoonheidsindustrie met als inzet het

aanbrengen van tandversieringen en het bleachen of witten van tanden. Omwille van de

rechtszekerheid en ter bescherming van de patiënt/consument is het van primordiaal belang

dat de wetgever ook in die dubieuze materie tussenkomt.

211. Die onduidelijkheid met betrekking tot de regelgeving inzake esthetische chirurgie en

cosmetische tandheelkunde is een bijzonder actueel thema; beide disciplines maken thans het

voorwerp uit van een hele reeks wetgevende initiatieven met de bedoeling de ongewenste

effecten van de commercialisering aan banden te leggen en dat met het oog op een adequate

bescherming van de patiënt. Het indijken van de negatieve consequenties die verbonden zijn

aan het steeds populairder wordende karakter van esthetische chirurgie en tandheelkunde

blijkt echter bijzonder moeizaam te verlopen. Eén en ander heeft wellicht te maken met het

gegeven dat de esthetische chirurgie een “booming business” is die zich op een relatief korte

tijdspanne ontwikkeld heeft en dat de regeringsperikelen van de voorbije jaren de

totstandkoming van een algemeen juridisch kader in de weg stonden. Ook de onenigheid

tussen de verschillende belangengroepen bemoeilijkt de totstandkoming van een efficiënte en

aan zijn tijd aangepaste wetgeving. Desalniettemin werden er reeds wetsvoorstellen

uitgevaardigd die een eerste stap in de goede richting betekenen en die de patiënt alvast op

een meer efficiënte wijze kunnen beschermen dan voorheen. De Wet medische esthetiek is het

bewijs dat - mits de inzet van de betrokken belangengroepen en de politici - de nodige stappen

kunnen worden ondernomen om de commercialisering van de esthetische chirurgie een halt

toe te roepen en bijgevolg de patiënt op een veilige manier esthetische chirurgie te laten

beleven.

Page 102: Patiënten- en consumentenbescherming in de gezondheids- …

95

Hoofdstuk III. Tatoeages en piercings

1. Algemeen

212. Lichaamsversieringen zijn van alle tijden en culturen.284

Doch, de westerse samenleving

wordt gekarakteriseerd door gemengde gevoelens als het op tatoeages en piercings aankomt.

Je houdt ervan of je houdt er niet van, de gulden middenweg bestaat niet. Dit in tegenstelling

tot heel wat niet-westerse culturen waar de tatoeage met de sociale orde verweven is. Zo is bij

de Maori in Nieuw-Zeeland de sociale rang waartoe men behoort, af te leiden uit de tatoeëring

van het aangezicht. Hoe omvattender de tatoeages, des te hoger de standing.285

Niettemin ziet

men in onze huidige westerse samenleving een toenemend aantal mensen die tatoeages en

piercings lijken te appreciëren. Ook deze waardering bevestigt het vermoeden dat we in het

westen van de wereld aan het evolueren zijn naar een heuse beautymaatschappij waarin

uiterlijke schoonheid centraal staat. De liefhebbers aanzien tatoeages en piercings als

kunstvrijheid van het lichaam, de tegenstanders vinden het pure verminking. Maar, zoals de

Duitse filosoof Emmanuel Kant zei: “over smaak valt wel te twisten, maar niet te

discussiëren”.286

213. Nieuwe trends brengen nieuwe problemen met zich mee. Dit is tevens het geval voor

tatoeages en piercings. Een tatoeage is een permanente tekening die wordt aangebracht op de

huid door het inbrengen van kleurstoffen in de diepe huidlaag terwijl een piercing wordt

omschreven als het doorboren van een lichaamsdeel om er vervolgens een juweel in aan te

brengen.287

Uit deze omschrijving volgen enkele bedenkingen. Zo is het aanbrengen van

tatoeages op en het piercen van lichaamsdelen een onnatuurlijk proces dat gepaard gaat met

een inbreuk op diens fysieke integriteit. De kans op een allergische reactie of een ontsteking is

steeds bestaande zodat de gezondheid van de consument steeds in het gedrang kan komen.

Ook het permanent karakter van zo’n tekening kan na verloop van tijd of op latere leeftijd roet

in het eten gooien. Modetrends zijn vaak vergankelijk en de eerste lichting oma’s en opa’s

met ruige tatoeages staat voor de deur. Op latere leeftijd heeft men echter soms spijt van

284

I. TAUCHER, “Mijn lichaam, mijn kunstwerk”, EOS oktober 2011, nr. 10, 30-33. 285

L. VANDEKERCKHOVE, Tatoeage: over de sociogenese van schoonheidsnormen, Leuven, Acco, 2004, 5 en 13-14. 286

Duits filosoof Emmanuel Kant 1724-1804. 287

http://www.health.belgium.be/eportal/Myhealth/Healthylife/Tattoosandbodypiercing/index.htm (consultatie 10 maart 2012).

Page 103: Patiënten- en consumentenbescherming in de gezondheids- …

96

jeugdige en onbezonnen beslissingen. Tatoeages kunnen weliswaar verwijderd worden, maar

de restanten van een tatoeage blijven steeds zichtbaar in de vorm van littekens.

214. Nochtans richten deze bedenkingen zich niet enkel tot de consument. Ook de

beoefenaars van het tatoeëren en het piercen hebben de plicht te waken over de gezondheid en

de veiligheid van de consument. Het zijn in eerste instantie zij die ervoor kunnen zorgen dat

de liefhebbers van tatoeages en piercings hun liefde voor lichaamsversieringen op een veilige

wijze kunnen uiten. De veiligheid van de consument dienen zij dan ook te garanderen door te

werken in hygiënische en verantwoorde omstandigheden, daaronder begrepen een goede

vorming en opleiding van de betrokken beoefenaar.

215. Vooraleer in te gaan op de problematiek met betrekking tot de wettelijke

beroepsuitoefening van de tatoeëerder of piercer, wordt eerst stilgestaan bij de juridische

kwalificatie van lichaamsversieringen.

2. Het legitiem karakter van lichaamsversieringen

2.1 Opzettelijke slagen en verwondingen (artikel 398 Sw.)

216. Het misdrijf opzettelijke slagen en verwondingen288

is voltrokken van zodra drie

constitutieve elementen verenigd zijn. Zo moet er sprake zijn van een “slag” of een

“verwonding” aan een andere levende menselijke persoon en moet dit opzettelijk zijn in de

zin van artikel 392 van het strafwetboek. De wet omschrijft niet wat moet worden verstaan

onder de begrippen “slagen” en “verwondingen” zodat het aan de rechter toekomt te oordelen

welke feiten hieronder begrepen zijn.289

De klassieke rechtspraak neemt echter aan dat onder

een “slag” of “verwonding” moet worden verstaan elk uitwendig of inwendig letsel, hoe licht

ook, dat van buiten uit door een mechanisch of chemisch op de lichaamsgesteltenis

inwerkende oorzaak, aan het menselijk lichaam wordt toegebracht.290

288

Art. 398 Sw. 289

A. DE NAUW, Inleiding tot het bijzonder strafrecht, Mechelen, Kluwer, 2010, 202, nr. 249. 290

Cass. 12 april 1983, Arr.Cass. 1982-83, 952; Pas. 1983, I, 852; Cass. 7 oktober 1986, Arr.Cass. 1986-87, 154; Pas. 1987, I, 144; Cass. 18 februari 1987, Arr.Cass. 1986-87, 803; Pas. 1987, I, 720.

Page 104: Patiënten- en consumentenbescherming in de gezondheids- …

97

2.2 De strafrechtelijke immuniteit

2.2.1 Algemeen

217. Het aanbrengen van tatoeages en het prikken van piercings brengen onverwijld een

inbreuk op het recht op fysieke integriteit met zich mee. Beoefenaars van dergelijke

praktijken vallen hierdoor in principe onder de strafrechtelijke kwalificatie van opzettelijke

slagen en verwondingen. De toestemming van de betrokkene is op zichzelf geen

rechtvaardigingsgrond om de strafwet te overtreden en het materieel bestanddeel is voltrokken

van zodra de tatoeëerder de inkt in de huid brengt of het lichaamsdeel doorboort en hierdoor

wondjes veroorzaakt.291

Het strafrechtelijk vervolgen van tatoeëerders en piercers is vanuit

maatschappelijk oogpunt echter niet aangewezen. Steeds meer mensen zoeken toenadering tot

de bijzondere wereld van de tatoeages en piercings, zodat het bijgevolg niet wenselijk is om

de uitoefening van lichaamsversieringen te sanctioneren. Het is veeleer aangewezen de wijze

waarop zulke praktijken geschieden te reguleren en te controleren.

2.2.2 Grondslagen van de strafrechtelijke immuniteit

218. De strafrechtelijke immuniteit voor het aanbrengen van tatoeages en piercings kan

vooreerst haar grondslag vinden in de rechtspraak. Zo oordeelde het hof van beroep te Gent292

“dat er geen sprake is van opzettelijke slagen en verwondingen in de zin van de artikelen 392

tot 398 van het Strafwetboek indien de tatoeage perfect is uitgevoerd en geen letsels van

allergie veroorzaakt”. Hiermee stelt het hof dat het tatoeëren op zich geen opzettelijke slagen

veroorzaakt in de zin van artikel 398 van het Strafwetboek maar voegt daar onmiddellijk aan

toe dat dit slechts het geval is op voorwaarde dat de tatoeage technisch perfect is uitgevoerd.

219. Het verantwoorden van de strafrechtelijke immuniteit door de afwezigheid van het

materieel en moreel bestanddeel van het misdrijf opzettelijke slagen en verwondingen, werd

291

P. ARNOU, “Tatoeage, piercings en de strafwet” (noot onder Gent 26 maart 1991), RW 1991-92, 407-408, nrs. 5–9; A. DE NAUW, Inleiding tot het bijzonder strafrecht, Mechelen, Kluwer, 2010, 202-205; A. DIERICKX, Toestemming en strafrecht. Een strafrechtsdogmatische analyse van de toestemming en de strafrechtelijke bescherming van lijf en leven, Antwerpen–Oxford, Intersentia, 2006, 152; J. VELAERS, “Het menselijk lichaam en de grondrechten” in J. TAELS et al., Over zichzelf beschikken? Juridische en ethische bijdragen over het leven, het lichaam en de dood, Antwerpen, Maklu, 1996, 181–182, nr. 83. 292

Gent 26 maart 1991, RW 1991-92, 406.

Page 105: Patiënten- en consumentenbescherming in de gezondheids- …

98

in de rechtsleer bekritiseerd. Het loutere insnijden of inprikken van de huid is voldoende

opdat er sprake is van “opzettelijke slagen en verwondingen” in de zin van artikel 398

Strafwetboek, zelfs al is de tatoeage technisch perfect uitgevoerd. Bovendien is het duidelijk

dat het moreel element aanwezig is bij de praktijk van het tatoeëren. Een tatoeëerder voert per

slot van rekening het insnijden of inprikken van de huid gewild uit en niet bij onachtzaamheid

of toeval. De grondslag van de strafrechtelijke immuniteit is bijgevolg te vinden in het

gegeven dat het tatoeëren van lichaamsdelen en het piercen van de huid een maatschappelijk

voldoende aanvaard fenomeen is om geacht te worden door de wet te worden geduld en

hierdoor strafrechtelijke immuniteit te genieten. Men voegt daar aan toe dat de onzorgvuldige

uitvoering van een tatoeage of piercing de strafrechtelijke immuniteit niet teniet doet wanneer

hierdoor lichamelijk leed, zoals een allergie of een ontsteking, zou zijn veroorzaakt. Dit neemt

evenwel niet weg dat een gebrek aan voorzorg of voorzichtigheid aanleiding kan geven tot de

strafrechtelijke kwalificatie van onopzettelijke slagen en verwondingen.293

220. De vraag rijst bijgevolg of het tatoeëren van lichaamsdelen en het piercen van de huid

hun strafrechtelijke immuniteit kunnen laten verantwoorden door een expliciet dan wel een

impliciet wettelijk voorschrift294

. In haar arrest van 6 januari 1998295

erkent het Hof van

Cassatie in ieder geval dat het zetten van een tatoeage of het aanbrengen van een piercing

impliciet door de wet is toegelaten. Niettemin was het onduidelijk uit welke regelgeving die

wettelijke toelating zou voortvloeien.

221. Een indirecte toelating werd onder meer gezocht in de Commissie voor de Veiligheid

van de Consumenten296

die belast was met opdrachten in het kader van tatoeages en piercings.

Ook artikel 8 EVRM dat de eerbiediging van het privéleven omvat, zou de strafrechtelijke

immuniteit van tatoeëerders en piercers kunnen verantwoorden. De door dit artikel

beschermde vrijheid van de persoonlijke levenssfeer omvat tevens het recht om uiting te

geven aan zijn persoonlijkheid. Op grond hiervan is de mensheid gerechtigd zijn eigen

293

P. ARNOU, “Tatoeage, piercings en de strafwet” (noot onder Gent 26 maart 1991), RW 1991-92, 408, nrs. 5–14 en 16. 294

Art. 70 Sw.. 295

Cass.(2e k.) 6 januari 1998, Rév.dr.pén. 1999, 562, noot A. DE NAUW.

296 Art. 1, 1° KB 28 maart 2003 tot toekenning van bijkomende opdrachten aan de Commissie voor de Veiligheid

van de Consumenten, BS 26 mei 2003 (opgeheven).

Page 106: Patiënten- en consumentenbescherming in de gezondheids- …

99

uiterlijk te bepalen in de zin van haartooi, klederdracht maar ook in de keuze voor tatoeages

en piercings297

.298

2.2.3 Het Koninklijk Besluit van 25 november 2005

222. Gedurende lange tijd was er geen enkele wetgeving voorhanden die de praktijken van het

tatoeëren en het piercen van lichaamsdelen reglementeerde.299

Op grond van de Wet

uitoefening gezondheidszorgberoepen beschikt de Koning over de mogelijkheid die

beroepsactiviteiten te reglementeren die gevaarlijk zijn voor de gezondheid en die uitgevoerd

worden door beoefenaars waarvan het beroep niet of nog niet erkend is.300

De Koning heeft in

het kader van lichaamsversieringen gebruik gemaakt van deze mogelijkheid.

223. Thans wordt het wettelijk voorschrift voor het tatoeëren en het piercen van

lichaamsdelen naar voren geschoven door het Koninklijk Besluit van 25 november 2005301

.

Het reglementeren van tatoeages en piercings met het oog op de bescherming en de veiligheid

van de consument staat hierin centraal. Naast de regeling inzake de uitoefening van dergelijke

praktijken en de vereiste opleiding wordt voorzien in voorwaarden qua gezondheid en

instemming van de klant, een informatieplicht ten aanzien van de consument en regels inzake

hygiëne, lokalen, materiaal en meubilair. De naleving van deze bepalingen wordt

gegarandeerd door de gezondheidsinspecteurs van de FOD Volksgezondheid, Veiligheid van

de Voedselketen en Leefmilieu of door hun afgevaardigden.

297

P. DE HERT, Artikel 8 EVRM en het Belgisch recht: de bescherming van privacy, gezin, woonst en communicatie, Gent, Mys en Breesch, 1998, 63–64, nr. 65; J. VELAERS, “Het menselijk lichaam en de grondrechten” in J. TAELS et al., Over zichzelf beschikken? Juridische en ethische bijdragen over het leven, het lichaam en de dood, Antwerpen, Maklu, 1996, 180, nr. 81. 298

A. DIERICKX, Toestemming en strafrecht. Een strafrechtsdogmatische analyse van de toestemming en de strafrechtelijke bescherming van lijf en leven, Antwerpen–Oxford, Intersentia, 2006, 153–154. 299

H. POLEUNUS, “Aanbrengen tatoeages en andere lichaamsverminkingen onvoldoende wettelijk geregeld”, Juristenkrant, afl. 102, 26 januari 2005, 7. 300

Art. 37ter, 1e lid Wet uitoefening gezondheidszorgberoepen.

301 KB 25 november 2005 betreffende de reglementering van tatoeages en piercings, BS 21 december 2005

(hierna verkort KB tatoeages en piercings).

Page 107: Patiënten- en consumentenbescherming in de gezondheids- …

100

3. De wettelijke organisatie van de beroepsuitoefening van tatoeëerder en piercer

3.1 De consument als de te beschermen partij in de relatie tot lichaamsversieringen

224. Ter bescherming van de consument en de volksgezondheid is het noodzakelijk dat de

praktijken van het tatoeëren en het piercen aan regels onderworpen worden. Tatoeëren of

piercen van lichaamsdelen betekent immers dat onnatuurlijke producten in het lichaam

worden gebracht, zodat de nodige voorzorgsmaatregelen in acht moeten worden genomen. Dit

in eerste instantie door de beoefenaar zelf. Opleiding en hygiëne zijn hierbij cruciale aspecten

opdat de gezondheid van de consument niet in het gedrang zou komen. Tatoeëerders en

piercers hebben de plicht en de verantwoordelijkheid om deze wezenlijke factoren zonder

enige uitzondering na te leven en kunnen deze geenszins buiten toepassing verklaren.

225. Zowel het tatoeëren als het piercen van lichaamsdelen houden in dat naalden in het

lichaam worden gebracht. Besmettelijke ziektes zoals hepatitis en HIV worden onder meer

overgedragen via het bloed. Het is bijgevolg van fundamenteel belang dat de consument erop

kan vertrouwen dat er gebruik wordt gemaakt van steriel materiaal. Doch, de consument als

leek is daartoe niet altijd in staat. Niet alleen ziektes kunnen het leven van tatoeage- en

piercingsliefhebbers overhoop halen, ook allerlei infecties, bloedingen, beschadiging van het

tandvlees enzovoort kunnen een ernstige weerslag hebben op de gezondheid van de

consument.302

De klant dient derhalve op de hoogte te zijn van de mogelijke risico’s en

complicaties die met een tatoeage of een piercing gepaard kunnen gaan alvorens te beslissen

zijn recht op kunstvrijheid van het lichaam uit te oefenen.

226. Wat volgt is een toetsing van het fenomeen van de lichaamsversieringen aan de

veiligheid van de consument op het vlak van de competentie- en opleidingsvereisten en

voorschriften inzake hygiëne.

302

Zie hierover: http://www.gezondheid.be/index.cfm?fuseaction=art&art_id=1655; http://www.gezondheid .be/index.cfm?fuseaction=art&art_id=69; http://www.gezondheid.be/index.cfm?fuseaction=art&art_id=3016 (Consultatie 11 maart 2012).

Page 108: Patiënten- en consumentenbescherming in de gezondheids- …

101

3.2 Competentie- en opleidingsvereisten

3.2.1 Wettelijke voorschriften

227. Krachtens het Koninklijk Besluit van 25 november 2005 zijn enkel de personen die door

de Minister van Volksgezondheid een erkenning hebben bekomen gerechtigd om tatoeages en

piercings te verrichten. Opdat men deze erkenning zou verkrijgen, moeten de betrokken

personen kunnen aantonen dat ze hiertoe een opleiding van minstens twintig uren hebben

genoten. Deze opleiding omvat zowel theoretische als praktische lessen en heeft onder meer

betrekking op de basisprincipes inzake infecties en bloedingsrisico’s, eerste hulp, de

basisconcepten van ontsmetting en steriliteit en het onderhoud van de lokalen en het

meubilair. Het komt aan de Minster van Volksgezondheid toe de modaliteiten voor erkenning

te bepalen. Het met succes beëindigen van deze opleiding verschaft de cursist een attest van

slagen, dat geldig blijft. Het piercen van de oorlel kan evenwel ook uitgevoerd worden door

personen die ingeschreven zijn in het handelsregister onder de rubriek “de kleinhandel in

sieraden of edelsmeedwerk” of door hun aangestelden zonder dat zij daartoe een opleiding

hebben genoten.303

Daarnaast moeten tatoeëerders en piercers hun activiteiten aangeven bij de

FOD Volksgezondheid, Veiligheid van de Voedselketen en Leefmilieu vooraleer zij van start

kunnen gaan met hun tattoo- of piercingshop. Dit door ofwel het formulier “verklaring van

uitvoering” ofwel het formulier “bekendmaking van een toekomstige activiteit van piercing

en/of tatoeage” ingevuld op te sturen naar de FOD Volksgezondheid.304

3.2.2 De wettelijke beroepsuitoefening in de praktijk

228. In de praktijk komen deze competentie- en opleidingsvereisten tot uiting in een opleiding

die in augustus 2008 van start ging in een door de FOD Volksgezondheid goedgekeurd

opleidingscentrum met door hen goedgekeurde lesgevers van Attentia. Voor de

Nederlandstaligen is deze hygiënecursus van twintig uren, verdeeld over drie dagen, enkel te

303

Art. 4 en 14 KB tatoeages en piercings. 304

Art. 14, 2e lid KB tatoeages en piercings. Er wordt hierbij een onderscheid gemaakt al naargelang men reeds

actief was als beroepsbeoefenaar of niet op het ogenblik van de inwerkingtreding van het KB. Indien dit het geval was, was men ertoe gehouden zijn activiteit aan te geven ten laatste op 1 april 2006 via een “verklaring van uitvoering”. De personen die een activiteit als tatoeëerder of piercer wensen aan te vangen na het in werking treden van het KB, kunnen dit slechts doen indien ze dit aangegeven hebben via het formulier “bekendmaking van een toekomstige activiteit van piercing en/of tatoeage” en dit vijftien werkdagen voor de voorziene datum voor de aanvang van de activiteit. Art. 14, 2

e lid KB tatoeages en piercings.

Page 109: Patiënten- en consumentenbescherming in de gezondheids- …

102

volgen in het opleidingscentrum van Syntra te Ukkel. Een officiële erkenning door de

Minister van Volksgezondheid werd tot op heden nog niet uitgereikt. Achter de vraag waarom

blijft het gissen. Het uitgangspunt voor de legale uitoefening van het tatoeëren en het piercen

van lichaamsdelen is thans dan ook beperkt tot de verplichting de door de FOD

Volksgezondheid ingerichte opleiding te volgen en de bijkomende verbintenis om vijftien

dagen voor de aanvang van zijn activiteiten een aangifte van uitvoering te doen bij de FOD

Volksgezondheid. Veertien dagen voor de opening van de tattoo- of piercingshop vindt dan

een eerste controle plaats door de gezondheidsinspectie.305

229. Ondanks het gegeven dat tatoeëerders en piercers wettelijke verplichtingen moeten

vervullen vooraleer ze hun activiteiten mogen aanvangen, is er een groot aantal tatoeëerders

en piercers die de wet naast zich neerlegt. Het gaat hierbij om de zogenaamde zwartwerkers.

De balans tussen de geregistreerde en niet-geregistreerde tattooshops is bijzonder

zorgwekkend. België telt zo’n 750 geregistreerde shops tegenover minstens evenveel illegale

beoefenaars.306

De woonkamer of keuken van de consument, een achterkamer in een café of

een garage omgevormd tot een werkruimte zijn niet de plaatsen om een tatoeage of piercing te

laten zetten. Dergelijke praktijken zijn niet alleen erg gevaarlijk, ze gaan bovendien vaak

gepaard met ernstige complicaties. Doordat deze ondeskundigen zich in de illegaliteit

bevinden, zijn zij moeilijk op te sporen. Slachtoffers van deze ondeskundige praktijken

richten zich nadien veelal tot de geregistreerde beoefenaars met de vraag het geklungel van de

amateur op te lossen. Deze categorie van tatoeëerders en piercers ziet maar al te graag de

amateurs uit het circuit verdwijnen en zijn niet beducht deze zwartwerkers over te dragen. Het

zwartwerkmilieu verziekt niet alleen de sector van het tatoeëren en piercen, zij brengt vooral

de gezondheid en veiligheid van de consument ernstig in het gedrang.

3.3.3 Het misnoegen van de tatoeëerders en piercers

230. Het volgen van een opleiding met betrekking tot de basisconcepten inzake hygiëne is

voldoende opdat men als tatoeëerder of piercer aan de slag kan gaan. Hiermee wordt de

indruk gewekt dat door de loutere kennisname van de hygiënevoorschriften eenieder in staat

305

Dit blijkt uit e-mailverkeer met mevrouw Lieve Steemans van de Cel Tatoeages en Piercings van de FOD Volksgezondheid (9 en 12 maart 2012). 306

Cijfer meegedeeld door mevrouw Lieve Steemans in februari 2011, “Tattooshop cleaner dan tandartspraktijk”, 18 februari 2011, http://www.supo.be/artikel/2979/Tattooshop_cleaner_dan_tandarts praktijk (consultatie 14 maart 2012).

Page 110: Patiënten- en consumentenbescherming in de gezondheids- …

103

is om lichaamsdelen te tatoeëeren of te piercen. Het is bedenkelijk en ook wel merkwaardig

dat er geen enkele vereiste wordt opgelegd met betrekking tot het tatoeëren of piercen an sich.

Tatoeëren is immers meer dan een tekening binnen de lijntjes inkleuren en piercings plaatsen

is meer dan het lichaam verfraaien met een juweel.

231. De kandidaat-tatoeëerder is veelal aangewezen op de goodwill van een andere

tatoeëerder die hem of haar de knepen van het vak wil leren. Een veel voorkomende frustratie

van diegenen die zich het tatoeëren of piercen eigen willen maken is dat de tatoeagewereld

een nogal besloten wereld is waarin men als buitenstaander niet gauw binnenkomt. Bijgevolg

gaat men op zoek naar andere manieren van zelfonderricht zoals “how to”-boeken en DVD’s.

Het is zelfs niet uitgesloten dat men op zichzelf gaat experimenteren of, zelfs zonder enige

kennis, bij anderen tatoeages en piercings gaat plaatsen.307

Dit met alle gevolgen van dien.

Het gegeven dat men in de leer is gegaan bij een andere tatoeëerder of piercer is bovendien

geen garantie op bekwaamheid. Met bijna evenveel geregistreerde als niet-geregistreerde

beoefenaars is de kans reëel dat de leermeester werkzaam is in het zwartwerkmilieu en dus de

wettelijke vereisten inzake hygiëne naast zich neerlegt. In dat geval hebben we niet alleen te

maken met een ondeskundig opgeleide persoon, doch ook met een persoon die niet op de

hoogte is van de wettelijke hygiënevoorschriften.

232. De vaststelling dat er geen enkele regelgeving bestaat op het vlak van de vereiste

opleiding en competentie doet vragen rijzen. Tatoeëren en piercen zijn handelingen die

plaatsvinden op het menselijk lichaam en dus in dat opzicht te situeren zijn binnen de andere

categorieën van lichaamsbehandelingen zoals de esthetische chirurgie en de

schoonheidszorgen. Zowel in het kader van de esthetische chirurgie als in het kader van de

schoonheidszorgen dient men een opleiding in de geneeskunde dan wel in de

schoonheidszorgen te hebben genoten opdat men tot de uitoefening van zijn activiteiten kan

overgaan. Het lijkt dan ook absurd dat er geen verplichte opleiding bestaat in het kader van

lichaamsversieringen.

233. In het licht van deze problematiek werd de Education Center for Tattoo Art te

Antwerpen opgericht als Europa’s eerste school voor tatoeëren. Deze school richt zich niet

alleen tot de basisconcepten inzake hygiëne en veiligheid, maar tracht een totaalpakket aan te

307

Tot deze vaststelling komt men ingevolge een onderzoek op het internet naar de vraag “hoe leer ik tatoeëren?”.

Page 111: Patiënten- en consumentenbescherming in de gezondheids- …

104

bieden zodat men op een veilige en professionele manier de tatoeagepraktijk kan beoefenen.

Zo komen zowel de tatoeagetechniek als de voorbereiding en nazorg van de tatoeage integraal

aan bod tijdens de opleiding. Het met succes afronden van deze opleiding verschaft de cursist

een certificaat.308

Dit is geen officieel diploma, maar een dergelijke opleiding kan de

consument zeker en vast ten goede komen. Elke opleiding die uitgaat van vakbekwame

beoefenaars van de tatoeagepraktijk, ook al wordt zij van overheidswege niet erkend, is

immers beter dan geen opleiding of een opleiding in het zwartwerkmilieu.

3.3 Te respecteren hygiëneregels

3.3.1 Belgian Hygiene Quality Label

234. Uit het advies van de Hoge Gezondheidsraad309

blijkt dat het tatoeëren en het piercen

van lichaamsdelen op geen enkele wijze bijdragen tot de gezondheid, doch louter strekken tot

het verfraaien van het lichaam. Niettemin moeten krachtens het advies de hygiënische

voorzorgsmaatregelen ten minste gelijk worden gesteld met die voorwaarden die gelden in de

geneeskunde. Dat hygiëne in het kader van de lichaamsversieringen van primordiaal belang

is, wordt niet alleen door de hogere instanties van onze samenleving onderschreven, maar

wordt tevens door de beroepssector zelf als een topprioriteit aanzien. Dit met uitzondering van

de amateuristische beoefenaars die werkzaam zijn in het illegale circuit waar de hygiëne

beneden alle peil is.

235. De Belgian Hygiene Quality Label is een “code van goede praktijk” voor eenieder die

zich bezighoudt met het uitvoeren van tatoeages en piercings. Het gaat om een co-regulering

tussen de overheid en de beroepsverenigingen van tatoeëerders, piercers, juweliers,

schoonheidsspecialisten, permanente make-up en de consumentenorganisaties. De code is

thans evenwel niet van toepassing op permanente make-up uitgevoerd door

schoonheidsspecialisten aangezien de beroepsverenigingen van schoonheidsspecialisten zich

hebben teruggetrokken omwille van de niet-haalbaarheid van de normen voor haar leden. De

308

http://www.ec4tattooart.net/nl/tattoo-training-cursus.php (consultatie 14 maart 2012). 309

Hoge Gezondheidsraad, Advies betreffende de te formuleren aanbevelingen aan de tatoueurs en pierceurs inzake de hygiëne van het door hen gebruikte instrumentarium, teneinde de overdracht van infectieuze en vooral virale ziektes te vermijden, 31 januari 2002, nr. 7674, http://www.health.belgium.be/internet2Prd/ groups/public/@public/@shc/documents/ie2divers/4438387.pdf.

Page 112: Patiënten- en consumentenbescherming in de gezondheids- …

105

hygiënenormen die door het Belgian Hygiene Quality Label naar voren worden geschoven

zijn thans in een sterk afgeslankte versie als bijlage opgenomen in het Koninklijk Besluit van

25 november 2005 betreffende de reglementering van tatoeages en piercings. Tattoo- en

piercingshops die de voorschriften van de Belgian Hygiene Quality Label in acht nemen

krijgen hiervoor een kwaliteitslabel. Dit kwaliteitslabel is een consumentvriendelijk label en

moet de klant in staat stellen een onderscheid te maken tussen de shops die van hygiëne een

topprioriteit maken en de shops die dit niet doen. Enkel diegenen die aan de wettelijke

normen en het Belgian Hygiene Quality Label voldoen, kunnen toetreden tot de Bond der

Belgische Tatoeëerders.310

236. Het wettelijk kader inzake de hygiëne waaraan de huidige tatoeëerders en piercers

moeten beantwoorden bestaat naast een verplichte hygiënecursus bij Syntra uit de beknopte

hygiënevoorwaarden zoals deze zijn opgenomen als bijlage bij het Koninklijk Besluit van

25 november 2005.311

Het betreft onder meer de hygiëneprocedure, het materiaal en de

sterilisatie van het materiaal, het gebruik van producten voor tatoeage, de hygiëne en het

onderhoud betreffende de lokalen en het meubilair en de voorwaarden voor het piercen van de

oorlel.

237. Het gebruik van naalden en ander materiaal is niet zonder gevaar. Heel wat ziektes maar

ook ontstekingen kunnen via gebruikte naalden overgedragen worden of het gevolg zijn van

besmet materiaal. Om deze bedreigende risico’s uit te sluiten wordt er bijzondere aandacht

geschonken aan het gebruik van en de sterilisatie van het materiaal. Aangezien de Europese

wetgever het hersteriliseren van klein materiaal niet langer toelaat, is de basisregel vandaag

dat het materiaal zo mogelijk wegwerpmateriaal moet zijn. Zo mogen naalden en

handschoenen slechts eenmalig gebruikt worden. Als de verpakking voor eenmalig gebruik

niet op de markt is, dan moet het materiaal gesteriliseerd worden. Iedere tatoeëerder en

piercer moeten daarom beschikken over een autoclaaf.312

238. De vigerende hygiënenormen zijn weinig omvangrijk en efficiënt. Zo wordt er geen

woord gerept over wat men met het gebruikte materiaal moet aanvangen, hoe men het

310

http://www.tattoo.be/WD160AWP/WD160Awp.exe/CTX_5888-2-aEcxlmpZgA-A86E6D29/PAGE_hygiene /SYNC_-1885439776?M3 (consultatie 14 maart 2012). 311

Bijlage I bij het KB tatoeages en piercings. 312

Bijlage I bij het KB tatoeages en piercings.

Page 113: Patiënten- en consumentenbescherming in de gezondheids- …

106

materiaal moet ontsmetten of hoe men de ultrasone reiniging moet aanpakken. Dit is

betreurenswaardig daar een goede, doch niet afdwingbare ”code van goede praktijk”

voorhanden is die uitgaat van de beroepssector zelf en die streeft naar strengere eisen voor het

uitoefenen van het beroep van tatoeëerder of piercer. De wetgever koos echter voor een veel

beknoptere versie en dus voor een minder adequate bescherming van de consument.

3.3.2 Hygiëne in de tattoo- en piercingshops: de praktijk

239. Eenmaal de tatoeëerder of piercer zijn activiteiten heeft aangevangen volgt een jaarlijkse

routinecontrole van de shop. Piercers worden iets vaker dan tatoeëerders aan een

hygiënecontrole onderworpen omdat heel wat klachten over ontstoken piercings worden

gemeld bij de FOD Volksgezondheid die dan overgaat tot een extra controle van de betrokken

shop. Een ontsteking is in heel wat gevallen eerder te wijten aan de onzorgvuldigheid en

onvoorzichtigheid van de consument, dan aan een gebrekkige hygiëne op de plaats waar de

piercing werd uitgevoerd. Uit navraag bij de FOD Volksgezondheid blijkt dat de

routinecontroles op het gebied van de hygiëne geen al te noemenswaardige problemen

opleveren. De overgrote meerderheid van de geregistreerde shops respecteert, op enkele

uitzonderingen na, uitdrukkelijk de wettelijke voorschiften inzake hygiëne.313

240. Indien alsnog een overtreding wordt vastgesteld, wordt een proces-verbaal opgesteld. De

bevoegde gezondheidsinspecteurs zijn bovendien gemachtigd beslag te leggen op het

materiaal en de lokalen te sluiten waarin de activiteiten plaatshebben die een overtreding

vormen op het Koninklijk Besluit betreffende de reglementering van tatoeages en piercings.314

De Cel tatoeages en piercings van de FOD Volksgezondheid kan dit evenwel niet zo maar.

Opdat zij een niet-reglementaire shop zouden kunnen sluiten die een gevaar vormt voor de

volksgezondheid, is steeds de tussenkomst van de politie of van de gezondheidsinspecteur van

de desbetreffende provincie vereist. De inspecteurs van de FOD Volksgezondheid pleiten

voor een aanpassing van het Koninklijk Besluit in die zin dat zij in staat zouden zijn het

313

Dit alles blijkt uit e-mailverkeer met mevrouw Lieve Steemans van de Cel tatoeages en piercings van de FOD Volksgezondheid (9 en 12 maart 2012). 314

Art. 37ter, 2e lid Wet uitoefening gezondheidszorgberoepen.

Page 114: Patiënten- en consumentenbescherming in de gezondheids- …

107

certificaat meteen in beslag te nemen en de shop te kunnen sluiten eenmaal zij een overtreding

vaststellen.315

4. De veiligheid van de consument in het kader van lichaamsversieringen

4.1 Algemeen

241. De consument behoeft niet alleen bescherming op het vlak van de hygiëne, de

professionaliteit en de competentievereisten van de betrokken beoefenaar, de klant heeft

evenzeer behoefte aan een adequate bescherming op het vlak van zijn gezondheid en

veiligheid. Opnieuw moet de consument beschermd worden tegen de mogelijke risico’s en

complicaties van een tatoeage of piercing. Deze praktijken gaan, zoals reeds werd

aangegeven, gepaard met het inbrengen van onnatuurlijke producten in het menselijk lichaam.

Bijgevolg moet men er zich van vergewissen dat datgene wat men in het lichaam brengt,

veilig is en dat de consument een weloverwogen beslissing tot lichaamsversiering genomen

heeft. Opdat de consument een weloverwogen en doordachte beslissing zou kunnen nemen, is

het niet alleen noodzakelijk dat de klant over de nodige maturiteit beschikt, maar ook dat hij

of zij hierover degelijke en duidelijke informatie verwerft van de betrokken beoefenaar. Een

aantal algemene en specifieke bepalingen werden zowel op Europees als op nationaal niveau

uitgevaardigd om aan deze kwestie tegemoet te komen.

4.2 Het voornemen zijn recht op kunstvrijheid te uiten

4.2.1 De instemming van de klant

242. Opdat men de trotse eigenaar zou kunnen worden van een tatoeage of piercing moet de

beroepsbeoefenaar er zich van vergewissen dat de klant moreel en fysiek in staat is om de

verrichting te ondergaan. Dit doelt in eerste instantie op de vaststelling dat de klant zich niet

bevindt in een staat van alcoholintoxicatie noch onder invloed is van drugs of andere

geneesmiddelen die hun beslissingsvermogen beïnvloeden. Weddenschappen in beschonken

toestand of onder invloed van drugs draaien wel eens rond het zetten van een tatoeage of

315

“Tattooshop cleaner dan tandartspraktijk”, 18 februari 2011, http://www.supo.be/artikel/2979/Tattooshop _cleaner_dan_tandarts praktijk (consultatie 14 maart 2012).

Page 115: Patiënten- en consumentenbescherming in de gezondheids- …

108

piercing. Niet nuchter zijnde zou men dan wel eens durven opteren voor een ietwat kinderlijke

tekening of een tatoeage met “I love…”. Eens men zijn roes heeft uitgeslapen kan dit voor

onaangename verrassingen en heel veel spijt zorgen. Het is bijgevolg van groot belang de

consument te beschermen tegen situaties waarin men niet geheel beschikt over zijn

beslissingsvermogen en mogelijks beïnvloed wordt van buitenaf. De tatoeëerder of piercer

dient zich bovendien ervan te verzekeren dat de betrokken kandidaat over de nodige maturiteit

beschikt. Een minimumleeftijd bevat het Koninklijk Besluit niet, maar als algemene regel

geldt dat minderjarigen niet beschikken over hun beslissingsvermogen. Het binnentreden van

een tattoo- of piercingshop mag daarenboven in geen geval de indruk wekken noch de

verplichting meebrengen onmiddellijk een tatoeage of piercing te laten plaatsen zonder dat

men het ganse gebeuren even kan laten bezinken. De consument moet daarentegen over de

mogelijkheid beschikken om na te denken over zijn voornemen een tatoeage of piercing te

laten zetten en bij een positieve afweging de mogelijkheid hebben later terug te komen.316

243. Zo de consument na een weloverwogen beslissing en in een aanvaardbare fysieke

toestand een tattoo- of piercingshop binnenkomt, moet de tatoeëerder of piercer zich ervan

vergewissen dat de klant instemt met de betrokken handeling. Deze instemming blijkt uit een

schriftelijk document dat in twee exemplaren wordt opgesteld. Dit geschrift bevat niet alleen

de risico’s en mogelijke complicaties, ook de voorschriften inzake wondverzorging en de

kenmerken van het gehanteerde product maken deel uit van het toestemmingsdocument.317

4.2.2 Informatieplicht

244. Alvorens over te gaan tot de daadwerkelijke uitvoering van een tatoeage of piercing dient

de betrokken beroepsbeoefenaar de consument zowel mondeling als schriftelijk te informeren

over de mogelijke risico’s en gevaren. Iedere tatoeëerder of piercer heeft in dat opzicht de

verplichting in de wachtkamer en/of werkruimte een schriftelijk informatiedocument op te

hangen dat duidelijk leesbaar en goed zichtbaar is.318

245. Gelet op de risico’s en gevaren die lichaamsversieringen met zich kunnen meebrengen,

is een dergelijke informatieplicht absoluut noodzakelijk in het beschermingsproces van de

316

Art. 6 KB tatoeages en piercings. 317

Art. 7 KB tatoeages en piercings. 318

Art. 8 KB tatoeages en piercings.

Page 116: Patiënten- en consumentenbescherming in de gezondheids- …

109

consument. Aan de hand hiervan dient de klant een voor zichzelf gunstige afweging te maken

tussen de kosten en baten die een dergelijke ingreep voor zijn of haar gezondheid teweeg

kunnen brengen.

4.3 De daadwerkelijke uitoefening van zijn recht op kunstvrijheid

4.3.1 Productveiligheid

246. Eenmaal alle formaliteiten ter verrichting van een tatoeage of piercing werden vervuld,

kan worden overgegaan tot de daadwerkelijke uitoefening van het recht om zijn of haar

lichaam te verfraaien zoals hij of zij dit wenst. Naast de vereisten inzake hygiëne en

registratie werd de consument tot nu toe enkel en alleen op papier beschermd tegen de

mogelijke risico’s en gevaren die deze onnatuurlijke producten met zich meebrengen. Eens

wordt overgegaan tot de daadwerkelijke uitvoering van een tatoeage of piercing dient de

bescherming zich te verplaatsen naar de fysieke hoedanigheid van de consument. Het is in dat

opzicht dat zowel op Europees als op nationaal niveau algemene en specifieke bepalingen

werden uitgevaardigd met betrekking tot de gehanteerde producten en de veiligheid van de

consument.

247. In het licht hiervan kan vooreerst gewag worden gemaakt van de algemene bescherming

die de consument geniet op grond van de Wet van 9 februari 1994 betreffende de veiligheid

van producten en diensten319

. Krachtens deze wet rust een algemene veiligheidsverplichting

op de producenten van goederen en diensten. Fabrikanten zijn ertoe gehouden uitsluitend

veilige producten en diensten op de markt aan te bieden. Een product of dienst dat niet

voldoet aan de wettelijke bepalingen zal door de bevoegde ambtenaren worden opgespoord,

vastgesteld en mogelijks strafrechtelijk gesanctioneerd worden.320

248. Naast een algemene bescherming wordt tevens voorzien in een meer specifieke

bescherming van de consument. In eerste instantie kan hierbij verwezen worden naar de

Europese richtlijn 94/27/EG321

die bepaalde substanties zoals nikkel, verbiedt in onder meer

319

Wet 9 februari 1994 betreffende de veiligheid van producten en diensten, BS 1 april 1994. 320

Art. 2, 19 en 23-26 Wet 9 februari 1994 betreffende de veiligheid van producten en diensten, BS 1 april 1994. 321

Richtlijn 94/27/EG van het Europees Parlement en de Raad van 30 juni 1994 tot twaalfde wijziging van Richtlijn 76/769/EEG betreffende de onderlinge aanpassing van de wettelijke en de bestuursrechtelijke

Page 117: Patiënten- en consumentenbescherming in de gezondheids- …

110

oorbellen en sieraden die worden gebruikt voor piercings. Deze richtlijn werd

geïmplementeerd door het Koninklijk Besluit van 19 januari 1998322

. Zo is het verboden in de

handel te brengen, gebruiksartikelen zoals oorbellen, bestemd om in direct en langdurig

contact met de huid te komen evenals staafjes om al dan niet tijdelijk in gaatjes in de oren en

in andere delen van het menselijk lichaam te plaatsen. Dit voor zover deze producten een

bepaalde in het Koninklijk Besluit opgenomen nikkelconcentratie overschrijden. Opnieuw

zullen overtreders worden opgespoord, vervolgd en gestraft.323

Wat het gebruik van de

producten voor tatoeage betreft, kan verwezen worden naar de Resolutie van de Raad van

Europa over tatoeages en permanente maquillage324

. De gebruikte inkt voor de tatoeages moet

overeenstemmen met de samenstellingsvoorwaarden en steriliteitvoorwaarden zoals deze door

de resolutie worden vooropgesteld.325

4.3.2 Tatoeages en kanker: een mogelijk causaal verband?

249. Dat de controle op de samenstelling van tatoeage-inkten van wezenlijk belang is, blijkt

uit meerdere internationale onderzoeken betreffende de chemische samenstelling van

tatoeage-inkt. De resultaten zijn allesbehalve geruststellend en positief te noemen.326

Zo werd

het onheilspellend nieuws over een mogelijk causaal verband tussen tatoeages en kanker een

tiental jaar geleden door de Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit publiek gemaakt. Het

door hen uitgevoerde onderzoek bracht bijzonder zorgwekkende resultaten aan het licht. In

niet minder dan 17% van de onderzochte tatoeagekleurstoffen werd een hoge concentratie

kankerverwekkende aromatische aminen aangetroffen, de zogenaamde azokleurstoffen. Ook

zware metalen zoals lood, cadmium, cobalt, nikkel en zink werden regelmatig aangetroffen in

de onderzochte monsters.327

bepalingen der Lid-staten inzake de beperking van het op de markt brengen en van het gebruik van bepaalde gevaarlijke stoffen en preparaten, Pb.L. 22 juli 1994, afl. 188, 1-2. 322

KB 19 januari 1998 betreffende de handel in bepaalde gebruiksartikelen die in direct contact met de huid komen en die nikkel bevatten, BS 4 maart 1998. 323

Art. 1, 1° en 3° en art. 3 KB 19 januari 1998 betreffende de handel in bepaalde gebruiksartikelen die in direct contact met de huid komen en die nikkel bevatten, BS 4 maart 1998. 324

Resolution ResAP (2003)2 on tattoos and permanent make-up, Committee of Ministers (19 june 2003), https://wcd.coe.int/ViewDoc.jsp?id=45869. 325

Bijlage I bij het KB tatoeages en piercings. 326

Zie hierover: “Inkling of concern: Chemicals in tattoo inks face scrutiny”, Environmental Health News, 31 augustus 2011, http://www.environmentalhealthnews.org/ehs/news/2011/tattoo-inks-face-scrutiny (consultatie 20 maart 2012). 327

“Kleurstoffen voor tatoeage en permanente make-up. Een oriënterend onderzoek naar chemische en microbiologische samenstelling en wetgeving”, Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit, november 2001, nr. ND COS 012, 15–24, http://www.vwa.nl/txmpub/files/?p_file_id=10622 (consultatie 20 maart 2012).

Page 118: Patiënten- en consumentenbescherming in de gezondheids- …

111

250. Het rijtje wetenschappelijke onderzoeken dat een mogelijk causaal verband aantoont

tussen tatoeages en kanker dikt ondertussen verder aan. Nochtans is dit geenszins een

afgesloten hoofdstuk. Zo toont een onderzoek van de Franse universiteit van Montpellier in

2008 aan dat hoewel de laatste veertig jaar gevallen van huidkanker werden gerapporteerd,

het onduidelijk blijft welke rol tatoeages spelen in hun pathogenese.328

Niettemin zullen

tatoeage-inkten die zijn samengesteld uit zware metalen of andere gevaarlijke stoffen, de

gezondheid van de consument niet bevorderen. De Duitse universiteit van Regensburg329

bevestigde met haar onderzoek in 2010 dat tatoeage-inkten veelal samengesteld zijn uit roet

en polycyclische aromatische koolwaterstoffen (PAHs) bevatten. Deze PAHs bevatten

benzo(a)pyreen , een van de meest krachtige en bewezen huidkankerverwekkende stoffen.330

251. Ook de Amerikaanse Food and Drug Administration wijst op de mogelijke gevaren van

tatoeages en permanente maquillage.331

Naast de algemeen gekende risico’s zoals allergieën

en infecties kunnen nog andere problemen ontstaan in het kader van lichaamsversieringen. Zo

kunnen tatoeages vervagen door de blootstelling aan zonlicht of verwijderd worden door

middel van lasertherapie. Restanten van de tatoeage-inkt zouden hierdoor terecht kunnen

komen in de lymfeklieren.332

Uit een recent wetenschappelijk onderzoek blijkt bovendien dat

sommige tatoeage-inkten stoffen zoals ftalaten, metalen en koolwaterstoffen bevatten die niet

alleen kankerverwekkend zouden zijn maar bovendien de hormoonhuishouding van het

lichaam zouden kunnen verstoren. Opnieuw wordt gewezen op de problematische

aanwezigheid van benzo(a)pyreen in tatoeage-inkten.333

Ook de inkt voor gekleurde tatoeages

gaat niet vrijuit. Deze bevatten vaak zware metalen die ernstige allergieën of ziektes kunnen

veroorzaken.334

328

“Skin cancers arising in tattoos: coincidental or not?”, http://www.ncbi.nlm.nih.gov/pubmed/18617744 (consultatie 20 maart 2012). 329

“Tattoo inks contain polycyclic aromatic hydrocarbons that additionally generate deleterious singlet oxygen”, http://www.ncbi.nlm.nih.gov/pubmed/20545755 (consultatie 21 maart 2012). 330

“Toxicity Summary for Benzo(a)pyrene”, OAK Ridge Reservation Environmental Restoration Program, december 1994, http://cira.ornl.gov/documents/Benzoapyrene.pdf (consultatie 20 maart 2012). 331

“Think before you ink. Are tattoos safe?”, http://www.fda.gov/downloads/ForConsumers/Consumer Updates/UCM143401.pdf (consultatie 21 maart 2012). 332

“Tattoo pigment in sentinel lymph nodes: a mimicker of metastatic malignant melanoma”, http://www.ncbi. nlm.nih.gov/pubmed/15748555 (consultatie 21 maart 2012). 333

“Black tattoo inks are a source of problematic substances such as dibutyl phthalate”, http://www.ncbi.nlm.nih.gov/pubmed?term=phthalate%20%20tattoo (consultatie 21 maart 2012). 334

“Verhogen tatoeages risico op kanker?”, http://www.eosmagazine.eu/home/ctl/Detail/mid/485/xmid /3987/xmfid/12.aspx (consultatie 21 maart 2012).

Page 119: Patiënten- en consumentenbescherming in de gezondheids- …

112

252. Hoewel meer en meer wetenschappelijke onderzoeken aantonen dat de bestanddelen van

tatoeage-inkten veelal een gevaar kunnen betekenen voor de volksgezondheid, is er nog geen

uitsluitsel over het mogelijk causaal verband tussen tatoeages en kanker. Doorgedreven en

verdergaand onderzoek is in dat opzicht absoluut noodzakelijk. Tatoeageliefhebbers hebben

immers het recht hun kunstvrijheid van het lichaam op een veilige wijze te beleven zonder

daar later ernstige gezondheidsproblemen van te ondervinden. Niettemin lijken de meeste

kandidaten voor een tatoeage niet wakker te liggen van huidkanker. Of dit nu uit

onwetendheid is of een ver-van-mijn-bed-probleem, de overheid dient erover te waken dat de

consument in de eerste plaats aan veilige tatoeageproducten wordt onderworpen en in de

tweede plaats op de hoogte is van een eventueel causaal verband tussen tatoeages en

huidkanker.

4.4 Tatoeages en piercings versus de noodzaak aan wetgevend optreden

253. Tatoeages en piercings mogen dan wel een succesvol maatschappelijk fenomeen zijn, de

wetgeving daaromtrent is allesbehalve geslaagd te noemen. Niet alleen de opleiding en de

hygiënevoorschriften laten hier en daar te wensen over, ook op het vlak van de veiligheid van

de consument is een verbetering en een aanpassing van de vigerende wetgeving wenselijk.

4.4.1 Opleiding en hygiëne

254. Uit al het voorafgaande kan men in eerste instantie concluderen dat de huidige

regelgeving inzake de opleidings- en competentievereisten allerminst een toonbeeld van

efficiëntie vormt. “Een tatoeage kan iemand mooi maken of compleet verminken“; vanuit dat

standpunt is de Bond der Belgische Tatoeëerders vragende partij voor een strengere

wetgeving als het op de opleidings- en competentievereisten van tatoeëerders en piercers

aankomt. De Bond uit haar ongenoegen door in eerste instantie te wijzen op de afwezigheid

van een erkenning van het beroep van tatoeëerder. Die afwezigheid van erkenning, die haar

oorzaak vindt in het gegeven dat er eigenlijk geen enkele opleiding tot tatoeëerder bestaat, is

volgens de Bond reeds jarenlang een probleem. Zij pleit er dan ook voor om dat probleem aan

banden te leggen en te voorzien in een controleorgaan dat kan nagaan of iemand bekwaam is

om het vak van tatoeëerder uit te oefenen. Het louter volgen van een hygiënecursus die

volgens de Bond bovendien compleet verkeerdelijk is opgesteld, is dan ook onvoldoende

opdat men gerechtigd zou zijn zich als tatoeëerder te vestigen. Op voorwaarde van een nauwe

Page 120: Patiënten- en consumentenbescherming in de gezondheids- …

113

samenwerking met de Education Center for Tattoo Art is de Bond bereid te praten over het

initiatief van de tattooschool om te komen tot goed opgeleide tatoeëerders.335

4.4.2 Veilgheid van de consument

4.4.2.1 De invoering van een bedenktermijn

255. Iedereen kent het bijzondere, ietwat twijfelachtige verhaal van “het sterrenmeisje” dat

zich enkele jaren geleden heeft afgespeeld. Een toen 18-jarig meisje had de wens drie kleine

sterren te laten tatoeëren naast haar linkeroog. Uiteindelijk werden het maar liefst 56 sterren

die het aangezicht van de jongvolwassene (ont)sierden. Het verhaal doet de ronde dat het

meisje tijdens het tatoeëren in slaap was gevallen en bijgevolg niet had opgemerkt dat de

tatoeëerder meer sterren tatoeëerde dan gewenst. Anderen zeggen dan weer dat het meisje wel

degelijk 56 sterren verlangde en daarop terugkwam na de ingreep omwille van de negatieve

reacties uit haar omgeving.

256. Naar aanleiding van die gebeurtenis uitte de politieke wereld haar bekommernis omtrent

lichaamsversieringen en de maatschappelijke en professionele gevolgen ervan, in het

bijzonder wanneer het gaat om tatoeages in het aangezicht. Het Koninklijk Besluit betreffende

de reglementering van tatoeages en piercings stelt een aantal maatregelen ter bescherming van

de consument voorop. Zo moet de klant voorafgaand aan de ingreep zijn instemming met de

betrokken handeling geven en rust op de tatoeëerder zelf een informatieplicht. Ondanks het

gegeven dat de instemming moet blijken uit de ondertekening van een schriftelijk document,

is de cliënt niet geheel beschermd tegen de handelingen van de tatoeëerder. De grootte of

omvang van de tatoeage maakt weliswaar deel uit van de mondelinge communicatie tussen de

tatoeëerder en de klant, maar moet niet verplicht het voorwerp uitmaken van een schriftelijk

document. Een mondelinge overeenkomst is echter, in tegenstelling tot een geschrift, een

bijzonder zwak bewijsmiddel.

257. Opdat de consument zich voldoende bewust zou zijn van de gevolgen van een tatoeage

of piercing en in het kader daarvan de nodige bescherming zou genieten, werd een voorstel

335

Dit alles blijkt uit e-mailverkeer met de Bond der Belgische Tatoeëerders (11 april 2012).

Page 121: Patiënten- en consumentenbescherming in de gezondheids- …

114

van resolutie336

ingediend dat zich in het bijzonder toespitst op twee extra maatregelen om de

positie van de consument aanzienlijk te verbeteren. Het voorstel voorziet in de eerste plaats in

de invoering van een bedenktijd. Het huidige Koninklijk Besluit voorziet wel in de

mogelijkheid337

, doch niet in de verplichting de klant de nodige tijd te geven om na te denken

over zijn of haar voornemen het recht op kunstvrijheid van het lichaam uit te oefenen.

Niettemin kan het zetten van een tatoeage of het aanbrengen van een lichaamsjuweel het

voorwerp uitmaken van een impulsieve beslissing zonder dat daarbij stilgestaan wordt bij de

mogelijke gevolgen op sociaal of professioneel vlak. Het voorstel tracht hiermee rekening te

houden in die zin dat drie onderscheiden bedenktermijnen worden vooropgesteld. In eerste

instantie wordt een bedenktermijn van twee dagen voorzien voor tatoeages en piercings die

niet groter zijn dan 4 cm op 5 cm. Die termijn wordt verlengd tot zeven dagen van zodra de

lichaamsversiering een grotere omvang aanneemt. Tot slot is er een bedenktermijn van dertig

dagen voor tatoeages en piercings die het aangezicht zullen sieren.

258. In de ogen van de werkelijke liefhebbers van tatoeages en piercings kan deze bijkomende

maatregel overbodig lijken aangezien zij ten volle achter de beslissing staan om hun lichaam

te decoreren. Het verfraaien van het lichaam met tatoeages en piercings is voor hen een

levenswijze die de uiting is van hun persoonlijkheid en levensfilosofie. Zo zal een persoon die

reeds meerdere tatoeages en piercings heeft en daar een blijvende fascinatie voor voelt, zich

niet bedenken na een reflectietermijn en evenmin wakker liggen van de mogelijke sociale en

professionele gevolgen. Niettemin lijkt het slechts de minderheid te zijn die minder belang

hecht aan de meer algemeen geldende normen. Mensen die weliswaar van tatoeages en

piercings houden, maar toch rekening houden met de mogelijke maatschappelijke en

professionele gevolgen, hebben mogelijks wel baat bij een bedenktermijn. Een tatoeage is,

behoudens lasertherapie, immers permanent en kan niet worden beschouwd als een of ander

gadget waarvan men zich na verloop van tijd kan ontdoen.

259. Het voorstel voorziet daarnaast in de aanvulling van de verplichte gegevens die thans in

het schriftelijk document tussen de beroepsbeoefenaar en de consument moeten worden

opgenomen. Zo moeten de omschrijving van de tatoeage of piercing, de ware grootte ervan,

de precieze plaats op het lichaam – en ook een waarschuwing voor de eventuele sociale

336

Voorstel van resolutie (K. dELLA FAILLE c.s.) tot invoering van een bedenktijd bij het aanbrengen van tatoeages en piercings, Parl.St. Kamer 2008-09, nr. 52K2097/001. 337

Art. 6, 3e lid KB tatoeages en piercings.

Page 122: Patiënten- en consumentenbescherming in de gezondheids- …

115

gevolgen -, het gegeven dat er een bedenktijd is en de uitdrukkelijke vermelding dat het

document niet bindend is voor de klant, ook deel uitmaken van het anti-impulsdocument

tussen de klant en de beoefenaar. Dit document moet de klant in staat stellen om zich een

globaal en visueel beeld te vormen van de tatoeage of piercing en zo de mogelijke gevolgen

voor zichzelf en zijn omgeving in te schatten. Bovendien lijkt een opname van deze gegevens

in het schriftelijk document een belangrijke bewijswaarde te genereren. Het recht op een

bedenktermijn, dat door iedere tatoeëerder of piercer verplicht moet worden uitgehangen in de

wachtzaal en/of werkruimte, dient tot slot uitdrukkelijk opgenomen te worden in het

schriftelijk document.

4.4.2.2 Tatoeage-inkt

260. Het gebruik van tatoeage-inkten kan, gelet op de aanwezigheid van kankerverwekkende

stoffen of zware metalen, mogelijk schadelijk zijn voor de gezondheid. In Nederland is het

gebruik van azokleurstoffen voor tatoeage en permanente make-up sedert 2004 verboden door

het Warenwetbesluit Tatoeagekleurstoffen338

. België lijkt op dat punt achterop te hinken. De

wetgever heeft in 2003339

weliswaar voorzien in een verbod op het gebruik van

azokleurstoffen in textiel- en lederproducten die langdurig rechtstreeks in aanraking kunnen

komen met de menselijke huid of mondholte, maar voorziet in geen enkele regelgeving

betreffende het gebruik van dergelijke kleurstoffen in het licht van tatoeages en permanente

make-up. Dit is opmerkelijk daar tatoeage-inkten niet alleen in aanraking komen met de huid,

maar ook in de huid worden ingebracht. De Bond der Belgische Tatoeëerders wijt dit aan de

omstandigheid dat er geen enkele minister is die interesse toont in de verbetering van de

sector van tatoeages en piercings. Er wordt weliswaar nauwlettend toegekeken op de inkten

zelf, maar dat is volgens de Bond dan ook alles.340

261. Het Koninklijk Besluit betreffende de reglementering van tatoeages en piercings bevat

een enkele bepaling wat het gebruik van producten voor tatoeages betreft. De gebruikte inkt

moet overeenstemmen met de steriliteit- en samenstellingsvoorwaarden zoals bepaald in de

338

Besluit van 14 augustus 2003 tot het stellen van regels betreffende de veiligheid van tatoeagekleurstoffen (Warenwetbesluit tatoeagekleurstoffen), Stb. 14 augustus 2003. 339

KB 30 oktober 2003 inzake de beperking van het op de markt brengen van producten die bepaalde azokleurstoffen bevatten, BS 24 december 2003. 340

Dit blijkt uit e-mailverkeer met de Bond der Belgische Tatoeëerders (11 april 2012).

Page 123: Patiënten- en consumentenbescherming in de gezondheids- …

116

Resolutie van de Raad van Europa over tatoeages en permanente maquillage341

. Ondertussen

werd reeds een nieuwe resolutie342

uitgevaardigd die gebruik maakt van een negatieve lijst

van aromatische amines die niet aanwezig mogen zijn in producten voor tatoeages. België

heeft die Europese regelgeving tot op heden nog niet omgezet in nationaal recht. Een

duidelijke wetgeving op nationaal vlak is volgens de Hoge Gezondheidsraad dan ook

wenselijk met betrekking tot de producten die gebruikt kunnen worden voor tatoeage en

(semi)permanente make-up.343

262. De Hoge Gezondheidsraad meent dat een strikte toepassing van de Europese resolutie

momenteel aanleiding zou geven tot de afkeuring van heel wat producten. Niettemin is zij van

oordeel dat het hanteren van een verkorte lijst van gevaarlijke producten, zoals de zware

metalen en aromatische amines, in de praktijk doeltreffender zou zijn dan de negatieve lijst

zoals die in de resolutie is opgenomen. In afwachting van een dergelijke positieve lijst is het

volgens deze federale overheidsdienst aangewezen om de aankoop van producten te beperken

tot de erkende leveranciers en het verpakkingsmateriaal op zijn minst te voorzien van de

vermelding van de chemische samenstelling en houdbaarheidsdatum van de producten.

263. De noodzaak tot het wetgevend optreden betreffende het gebruik van producten voor

tatoeages wordt, naast het garanderen van de veiligheid van de consument in het algemeen,

onvermijdelijk ook ingegeven door de recente wetenschappelijke onderzoeken inzake een

eventueel causaal verband tussen tatoeages en kanker. Een mogelijk toekomstig wetgevend

initiatief moet dan ook rekening houden met de ontwikkelingen en de vaststellingen die

voortvloeien uit de wetenschappelijke onderzoeken.

341

Resolution ResAp (2003)2 on tattoos and permanent make-up, Committee of Ministers (19 june 2003), https://wcd.coe.int/ViewDoc.jsp?id=45869. 342 Resolution ResAP( 2008)1 on requirements and criteria for the safety of tattoos and permanent make-up

(superseding Resolution ResAP(2003)2 on tattoos and permanent make-up), Committee of Ministers (20 february 2008), http://www.coe.int/t/e/social_cohesion/soc-sp/resap_2008_1%20e.pdf. 343

Hoge Gezondheidsraad, Advies betreffende semipermanente make-up en tatoeage, 2 februari 2011, nr. 8631, http://www.beldonor.be/internet2Prd/groups/public/@public/@shc/documents/ie2divers/19067668 .pdf.

Page 124: Patiënten- en consumentenbescherming in de gezondheids- …

117

Hoofdstuk IV. Schoonheidsspecialisten

1. Algemeen

264. Een aantal mannen, maar zeker elke vrouw ondergaat in zijn of haar leven minstens

eenmaal een schoonheidsbehandeling in de ruime zin van het woord. Dit kan gaan van een

algemene lichaamsverzorging zoals een pedicure, een massage of een gelaatsverzorging tot

een zeer specifieke lichaamsbehandeling. Tegenwoordig nemen heel wat schoonheidscentra

naast de klassieke schoonheidsbehandelingen het bleachen van tanden, de permanente

maquillage en de definitieve ontharing op in hun wellnessaanbod. Deze ontwikkeling gaat

noodgedwongen gepaard met de vraag naar een adequate bescherming van de patiënt. Net

zoals de esthetische chirurgie en de tatoeagepraktijk focust de schoonheidssector zich immers

op het verbeteren of het verfraaien van het menselijk lichaam.

265. Doordat de schoonheidsspecialisten zich evenwel bezighouden met het bleken van

tanden, de permanente maquillage en de definitieve ontharing worden de grenzen met de

geneeskunde, de tandheelkunde en de tatoeagepraktijk bijzonder vaag en lijken deze te

worden overtreden. De huidige situatie doet dan ook vermoeden dat we evolueren naar een

situatie waarin de schoonheidscentra zich de hele beautysector, gaande van de esthetische

tandheelkunde tot de permanente maquillage, schijnen toe te eigenen. Dit evenwel zonder dat

er steeds rekening wordt gehouden met de vereisten inzake hygiëne, kwaliteit, bekwaamheid

en professionaliteit van de beoefenaars.

2. De wettelijke organisatie van de beroepsuitoefening van schoonheidsspecialisten

266. De wettelijke organisatie van de activiteiten van schoonheidsspecialisten ligt vervat in

het Koninklijk Besluit van 21 december 2006344

. Het werkterrein van schoonheidsspecialisten

wordt in eerste instantie ruim omschreven en bestaat uit het verzorgen van het menselijk

lichaam en dit alleen om het uiterlijk van de mens in stand te houden of mooier te maken.

Hieronder vallen eveneens het epileren en de semi-permanente make-up. De wetgever

voorziet daarnaast in een hele reeks van activiteiten die uitdrukkelijk buiten het

344

KB 21 december 2006 betreffende de beroepsbekwaamheid voor de uitoefening van zelfstandige activiteiten op het gebied van lichaamsverzorging, van opticien, dentaaltechnicus en begrafenisondernemer, BS 23 maart 2007 (hierna verkort Vestigingswet schoonheidsspecialisten).

Page 125: Patiënten- en consumentenbescherming in de gezondheids- …

118

toepassingsgebied van de schoonheidsspecialist(e) valt. Het gaat onder meer om het piercen,

het plaatsen van kunstnagels, de voetverzorging of het masseren.

267. Opdat men evenwel gerechtigd zou zijn het menselijk lichaam te verzorgen met het oog

op het in stand houden of het mooier maken van het uiterlijk van de mens, moet men

beschikken over de basiskennis bedrijfsbeheer en de sectorale beroepsbekwaamheid345

. Deze

beroepsbekwaamheid bestaat uit de basiskennis van het menselijk lichaam en de huid, alsook

uit een goede kennis van de nagels, de hygiënemaatregelen, de te nemen voorzorgen en de in

een schoonheidssalon gebruikelijke chemische en andere producten. Bovendien moeten de

beoefenaars in staat zijn tot het onderzoeken en het analyseren van de opperhuid en het

toepassen van alle gebruikelijke schoonheidstechnieken en de nodige niet-medische

apparaten.346

268. Thans zijn er heel wat schoonheidssalons die een totaalpakket beautyverzorging

aanbieden gaande van de algemene lichaamsverzorging tot massages, kunstnagels en

voetverzorging. Het algemeen, doch strikt werkterrein van de schoonheidsspecialist(e)

beperkt enigszins de uitbating van heuse wellnesscentra in die zin dat de daar werkzame

schoonheidsverzorgers ofwel zelf over meerdere diploma’s dienen te beschikken ofwel

specifiek daartoe opgeleid personeel dienen aan te werven. Zo kan een

schoonheidsspecialist(e) in principe geen voetverzorging of massage uitvoeren noch

kunstnagels plaatsen, tenzij daartoe een specifieke opleiding werd gevolgd.

3. De commercialisering van de schoonheidsindustrie

269. De omstandigheid dat de schoonheidsspecialisten het bleachen van tanden, de

permanente maquillage en de definitieve ontharing naar zich toe trekken bevestigt het

vermoeden dat ook de schoonheidsindustrie sterk onderhevig is aan de commercialisering van

de uiterlijke schoonheid en bijgevolg op zoek gaat naar allerhande mogelijkheden om de

beautycultuur in eigen handen te houden. Daar waar mensen zich vroeger beperkten tot de

klassieke schoonheidsbehandelingen om er mooi, jong en fris uit te zien, worden thans de

esthetische chirurgie en tandheelkunde alsook de tatoeages en piercings aangereikt als het

345

Programmawet 10 februari 1998 tot bevordering van het zelfstandig ondernemerschap, BS 21 februari 1998, erratum BS 2 december 1998. 346

Art. 3 en 7-9 Vestigingswet schoonheidsspecialisten.

Page 126: Patiënten- en consumentenbescherming in de gezondheids- …

119

middel bij uitstek om het lichaam te verbeteren of te verfraaien. Hierbij tracht iedere sector op

zich zijn plaats in het beautygebeuren te veroveren of te behouden. Dit heeft onvermijdelijk

aanleiding gegeven tot een heuse veldslag tussen enerzijds de schoonheidsspecialisten en

anderzijds de medici, tandheelkundigen en de tatoeëerders.

270. Aangezien de problematiek inzake het bleachen van tanden reeds besproken werd in het

kader van de esthetische tandheelkunde,347

wordt de aandacht in dit hoofdstuk gevestigd op de

(semi)permanente maquillage en de definitieve ontharing.

3.1 (Semi)permanente make-up

3.1.1 Algemene situering

271. Tatoeëerders en schoonheidsspecialisten leven op gespannen voet met elkaar als het op

de uitoefening van (semi)permanente make-up aankomt. De tatoeëerders verwijten de

schoonheidsspecialisten de uitoefening van de permanente maquillage zonder dat zij daarvoor

onderworpen zijn aan de regels inzake tatoeages en piercings.348

Opdat men inzicht in deze

problematiek zou kunnen verwerven, is het noodzakelijk dat er kennis wordt verkregen inzake

de technieken van tatoeages en (semi)permanente make-up.

272. Een tatoeage is de handeling bestaande in, via intradermale injectie van kleurproducten,

het creëren op de huid van een permanent en/of duurzaam merkteken of een permanente en/of

duurzame tekening of het versterken van de gelaatstrekken.349

Permanente of semipermanente

make-up vallen daarentegen onder de noemer van micropigmentatie of dermografie. Dit is een

techniek bestaande uit de inplanting van pigmentkorrels in de huid om zo de natuurlijke

schoonheid te benadrukken of om huidfoutjes zoals littekens, pigmentvlekken of

verkleuringen te verdoezelen. Dermografie is dus een techniek die zowel in een esthetische

als in een medische context kan worden aangewend. Vooral de wenkbrauwen, de

oogcontouren en de lippen maken het voorwerp uit van permanente maquillage.350

347

Supra 84-93, nrs. 187-207. 348

Art. 2.2 KB tatoeages en piercings. 349

Art. 1.2 KB tatoeages en piercings. 350

H. TYTGAT et al., Van top tot teen. Alles over plastische chirurgie, Antwerpen, Standaard Uitgeverij, 2004, 69-70.

Page 127: Patiënten- en consumentenbescherming in de gezondheids- …

120

273. Daar waar halfpermanente make-up wordt omschreven als de techniek waarbij de

kleurstoffen in de huid worden gekrast, spreekt men van permanente make-up in het geval dat

de kleurstoffen met een naald in de lederhuid of de dermis gebracht worden. Ondanks het

verschil inzake applicatietechniek meent de Hoge Gezondheidsraad dat er geen wezenlijk

verschil bestaat tussen beide handelingen. Zowel bij permanente als bij semipermanente

maquillage wordt de kleurstof tot in de dermis gebracht en lijkt er geen eenduidigheid te

bestaan over een duidelijke afgrenzing van de diepte van inbrengen die nog als

semipermanent beschouwd kan worden. Ook inzake de bestaansduur bestaat er geen

duidelijkheid over het permanent of het halfpermanent karakter van de maquillage.351

274. Men kan uit de analyse van beide technieken concluderen dat de tatoeages en de

permanente make-up technisch gezien, zeer gelijklopende kenmerken vertonen; zodat de

permanente maquillage bijgevolg als een tatoeage beschouwd moet worden.352

3.1.2 Probleemstelling

275. In heel wat schoonheidscentra maakt de (semi)permanente maquillage thans deel uit van

het schoonheidsassortiment. Daar is op zich niks mis mee daar de semipermanente make-up,

in tegenstelling tot de permanente tatoeëring, uitdrukkelijk behoort tot het werkterrein van de

schoonheidsspecialist(e).353

Het probleem situeert zich evenwel in het Koninklijk Besluit

betreffende de reglementering van tatoeages en piercings dat uitdrukkelijk de activiteiten van

de schoonheidsspecialisten uitsluit.354

Dit heeft tot gevolg dat de schoonheidsspecialist(e) in

tegenstelling tot de tatoeëerder, bij de uitoefening van (semi)permanente maquillage niet

onderworpen is aan de regels inzake opleiding en hygiëne. Dit is bedenkelijk nu men weet dat

deze vorm van lichaamsversiering technisch gezien te beschouwen is als een tatoeage en

bijgevolg met identieke risico’s en gevaren gepaard gaat. Permanente make-up zou dus net

zoals tatoeages en piercings aan dezelfde reglementering inzake opleiding en

hygiënevoorschriften moeten voldoen.

351

Hoge Gezondheidsraad, Advies betreffende semipermanente make-up en tatoeage, 2 februari 2011, nr. 8631, 3-4, http://www.beldonor.be/internet2Prd/groups/public/@public/@shc/documents/ie2divers/19067 668 .pdf. 352

Hoge Gezondheidsraad, Advies betreffende semipermanente make-up en tatoeage, 2 februari 2011, nr. 8631, 4, http://www.beldonor.be/internet2Prd/groups/public/@public/@shc/documents/ie2divers/19067 668 .pdf.; H. TYTGAT et al., Van top tot teen. Alles over plastische chirurgie, Antwerpen, Standaard Uitgeverij, 2004, 69. 353

Art. 7 Vestigingswet schoonheidsspecialisten. 354

Art. 2.2 KB tatoeages en piercings.

Page 128: Patiënten- en consumentenbescherming in de gezondheids- …

121

276. In het kader van deze problematiek heeft de Hoge Gezondheidsraad een advies

uitgebracht dat recent aanleiding heeft gegeven tot een nieuw wetgevend initiatief in de vorm

van een wetsvoorstel betreffende permanente make-up. Wat volgt is een bespreking van dit

advies en in navolging daarvan, het wetsvoorstel.

3.1.3 Advies van de Hoge Gezondheidsraad

3.1.3.1 Opleiding

277. De Hoge Gezondheidsraad meent dat de uitoefening van permanente make-up

voorbehouden dient te worden aan diegenen die daartoe een specifieke opleiding hebben

genoten. Dit onderricht zou dan moeten bestaan uit de basisopleiding tot

schoonheidsspecialist(e) en een bijkomende specifieke opleiding. Deze bijkomende vorming

zou dan de verschillende onderwerpen die aan bod komen in de verplichte opleiding voor de

tatoeëerders en piercers, moeten omvatten.355

278. Binnen de verenigingen van schoonheidsspecialisten356

worden reeds opleidingen inzake

permanente make-up georganiseerd. Hiervoor werkt de schoonheidssector samen met Coach

vzw.357

Deze vereniging heeft tot doel om binnen de drie sectoren van de haartooi, de

schoonheidszorgen en de fitness, op een continue niveau vormingen en opleidingen aan te

bieden die de competenties van de medewerkers en de werkgevers versterken om op die

manier de kwaliteit van de sectoren te handhaven.358

De opleiding permanente maquillage

bevat zowel een theoretisch als een praktisch gedeelte en heeft onder meer betrekking op

bacteriën en andere ziekteverwekkers, hygiëne en veiligheidsvoorschriften, anatomie en

weefselleer van de huid, inleiding in de chemie, beroepsethiek en de mogelijke reacties.359

Deze door de sector zelf georganiseerde opleiding kan volgens de Hoge Gezondheidsraad als

uitgangspunt dienen ter reglementering van de vorming en competenties van de beoefenaars

van permanente make-up.

355

Hoge Gezondheidsraad, Advies betreffende semipermanente make-up en tatoeage, 2 februari 2011, nr. 8631, 5, http://www.beldonor.be/internet2Prd/groups/public/@public/@shc/documents/ie2divers/19067 668 .pdf. 356

Besko, Union Nationale des Estheticiennes de Belgique en de Wellnessfederatie. 357

http://www.besko.be/home.html; http://www.uneb-nube.be/spip/spip.php?article1 (consultatie 24 maart 2012). 358

http://www.coachbelgium.be/Default.aspx?tabid=143&language=nl-BE (consultatie 24 maart 2012). 359

http://www.uneb-nube.be/spip/spip.php?article1 (consultatie 24 maart 2012).

Page 129: Patiënten- en consumentenbescherming in de gezondheids- …

122

3.1.3.2 Hygiëne

279. Het gegeven dat de activiteiten van schoonheidsspecialisten uitdrukkelijk uitgesloten zijn

van de regelgeving inzake tatoeages en piercings, brengt de verontrustende vaststelling met

zich mee dat de schoonheidsspecialisten in tegenstelling tot de tatoeëerders en piercers, aan

geen enkele hygiënevoorschriften onderworpen zijn bij de uitoefening van (semi)permanente

maquillage. Dit zet niet alleen kwaad bloed bij de tatoeëerders, ook op maatschappelijk vlak

kan men een dergelijke nonchalance niet tolereren. Net zoals de hygiëne essentieel is in het

kader van tatoeages en piercings, is een doorgedreven gezondheidsleer in het licht van de

(semi)permanente make-up noodzakelijk. Ook hier bestaat immers de kans op infecties of

ziektes als gevolg van besmet materiaal. Het negeren van de absolute noodzaak aan hygiëne

bij de uitoefening van deze cosmetische behandeling brengt niet alleen de volksgezondheid in

gevaar, het is bovendien immoreel en maatschappelijk onverantwoord.

280. De Hoge Gezondheidsraad wijst dan ook terecht op de invoering van

hygiënemaatregelen in het kader van de uitoefening van (semi)permanente make-up. Dit naar

analogie van de hygiënevoorschriften inzake tatoeages en piercings.360

Niettemin kan hier als

opmerking verwezen worden naar de kritiek die werd geuit op de hygiënevoorschriften die als

bijlage bij het Koninklijk Besluit zijn opgenomen.361

Het is dan ook de vraag of een loutere

verwijzing naar de hygiënevoorschriften zoals deze thans gelden in het kader van tatoeages en

piercings, voldoende adequaat en efficiënt zijn. Deze vraag dient wellicht negatief

beantwoord te worden.

3.1.3.3 Het gebruik van kleurstoffen

281. Net zoals de kleurstoffen in tatoeage-inkten schadelijk kunnen zijn voor de gezondheid,

kunnen de kleurstoffen die worden aangewend in het kader van de (semi)permanente make-up

een schadelijke invloed hebben op het menselijk lichaam. Onderzoek van de Nederlandse

Voedsel- en Warenautoriteit toonde aan dat in 17% van de onderzochte monsters (zowel

tatoeage- als PMU-kleurstoffen362

) een hoge concentratie cancerogene aromatische aminen

360

Hoge Gezondheidsraad, Advies betreffende semipermanente make-up en tatoeage, 2 februari 2011, nr. 8631, 6, http://www.beldonor.be/internet2Prd/groups/public/@public/@shc/documents/ie2divers/19067 668 .pdf. 361

Supra 105-106, nr. 238. 362

Kleurstoffen die aanwezig zijn in permanente make-up.

Page 130: Patiënten- en consumentenbescherming in de gezondheids- …

123

aanwezig was. Ook de aanwezigheid van zware metalen in PMU-kleurstoffen werd

bevestigd.363

De aanwezigheid van kankerverwekkende stoffen en zware metalen is ook hier

bijzonder zorgwekkend. Ook al kan men nog niet met zekerheid stellen welke impact de

aanwezigheid van deze stoffen heeft op het menselijk lichaam, de veiligheid van de

consument staat alleszins ter discussie.

282. De Hoge gezondheidsraad meent dat het gebruik van kleurstoffen en inkten die bedoeld

zijn voor tatoeages en halfpermanente make-up aan de definities van het Koninklijk Besluit

inzake cosmetische producten364

moeten voldoen. Dit in de overweging dat tatoeages en

(semi)permanente maquillage gekarakteriseerd worden als cosmetische ingrepen en geenszins

beschouwd kunnen worden als een medische handeling.365

283. Hoewel de Hoge Gezondheidsraad refereert naar het Koninklijk Besluit betreffende de

cosmetica, pleit zij tevens voor de invoering van een duidelijke en specifieke nationale

regelgeving betreffende het gebruik van producten voor tatoeages en (semi)permanente make-

up. Dit in navolging van de tot op heden nog niet geïmplementeerde Europese resolutie

betreffende tatoeages en permanente make-up366

. Concreet zou dit betekenen dat elk product

vertegenwoordigd moet worden door een veiligheidsdossier dat wordt neergelegd bij de

overheid van het land waar het product voor het eerst op de markt kwam. Bovendien moeten

alle producten gelabeld en voorzien zijn van een ingrediëntenlijst. Enkel producten die aan

deze vereisten voldoen, kunnen rechtsgeldig aangeboden en verkocht worden. De Europese

wetgever beoogt met de invoering van deze resolutie de verantwoordelijkheid inzake de

veiligheid van producten voor tatoeages en (semi)permanente make-up te verdelen onder de

drie protagonisten in dit verhaal, zijnde de fabrikanten, de autoriteiten en de beoefenaars van

tatoeages en (semi)permanente maquillage.367

363

“Kleurstoffen voor tatoeage en permanente make-up. Een oriënterend onderzoek naar chemische en microbiologische samenstelling en wetgeving”, Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit, november 2001, nr. ND COS 012, 15–24, http://www.vwa.nl/txmpub/files/?p_file_id=10622 (consultatie 20 maart 2012). 364

KB 15 oktober 1997 betreffende cosmetica, BS 16 januari 1998. 365

Hoge Gezondheidsraad, Advies betreffende semipermanente make-up en tatoeage, 2 februari 2011, nr. 8631, 7, http://www.beldonor.be/internet2Prd/groups/public/@public/@shc/documents/ie2divers/19067 668 .pdf. 366

Resolution ResAP( 2008)1 on requirements and criteria for the safety of tattoos and permanent make-up (superseding Resolution ResAP(2003)2 on tattoos and permanent make-up), Committee of Ministers (20 february 2008), http://www.coe.int/t/e/social_cohesion/soc-sp/resap_2008_1%20e.pdf. 367

Hoge Gezondheidsraad, Advies betreffende semipermanente make-up en tatoeage, 2 februari 2011, nr. 8631, 7-8, http://www.beldonor.be/internet2Prd/groups/public/@public/@shc/documents/ie2divers/19067 668 .pdf.

Page 131: Patiënten- en consumentenbescherming in de gezondheids- …

124

284. België beperkt zich wat de controles betreft vooral tot de gemelde problemen en in het

bijzonder tot het risico op besmetting. Op heden vindt er geen doorgedreven onderzoek plaats

naar de samenstelling en de traceerbaarheid van deze producten, maar beperkt de controle

zich tot de CE-markering. Net zoals in het kader van tatoeages368

zouden heel wat producten

die thans gebruikt worden in het kader van permanente maquillage de strenge Europese

veiligheidseisen niet doorstaan.369

3.1.3.4 Controle

285. Mede dankzij de risico’s die tatoeages en (semi)permanente make-up met zich kunnen

meebrengen voor de volksgezondheid, is het volgens de Hoge Gezondheidsraad essentieel om

te voorzien in een controle van deze praktijken door een gezondheidsdienst. Een zodanige

inspectie zou zich op regelmatige basis en op verschillende punten moeten manifesteren.

Bovendien lijkt het aangewezen een dergelijke controle te koppelen aan een beperkte duur

van erkenning.

286. Niet alleen de producten en de instituten dienen aan een of andere vorm van inspectie

onderworpen te worden, ook de reglementaire beoefenaars en hun opleidingen dienen van

overheidswege gereglementeerd te worden met het oog op een adequate bescherming van de

consument. Ter verwezenlijking van dit doel is het bovendien noodzakelijk dat toezicht wordt

voorzien in het kader van de informatieoverdracht aan de patiënt en diens geïnformeerde

toestemming. In navolging van de problematiek betreffende de tatoeages in het aangezicht en

het daaruit voortvloeiende voorstel tot invoering van een bedenktijd370

, lijkt het aangewezen

een reflectietermijn te voorzien voor (semi)permanente maquillage. Een bedenktermijn van

minstens een week is volgens de Hoge Gezondheidsraad aanbevelingswaardig.371

368

Supra 116, nr. 262. 369

Hoge Gezondheidsraad, Advies betreffende semipermanente make-up en tatoeage, 2 februari 2011, nr. 8631, 8, http://www.beldonor.be/internet2Prd/groups/public/@public/@shc/documents/ie2divers/19067 668 .pdf. 370

Supra 113-115, nrs. 255-259. 371

Hoge Gezondheidsraad, Advies betreffende semipermanente make-up en tatoeage, 2 februari 2011, nr. 8631, 8-9, http://www.beldonor.be/internet2Prd/groups/public/@public/@shc/documents/ie2divers/19067 668 .pdf.

Page 132: Patiënten- en consumentenbescherming in de gezondheids- …

125

3.1.4 Op zoek naar een wetgevend kader

287. Hoewel de (semi)permanente maquillage thans haar plaats in de schoonheidssector

veroverd heeft en aldaar tot een vaste waarde verheven is, lijkt de vigerende wetgeving niet

aangepast te zijn aan de allesomvattende schoonheidsevolutie die onze hedendaagse

samenleving kleurt. Dit gegeven ontgaat ook de politieke wereld niet. Zo werd in de vorige

legislatuur reeds een voorstel van resolutie372

ingediend in de verwachting de federale

regering wakker te schudden en bijgevolg ook aan te zetten tot het reguleren van deze

cosmetische behandeling.

288. Aangezien de (semi)permanente maquillage ondergebracht kan worden onder de

categorie van beroepsactiviteiten die gevaarlijk kunnen zijn voor de gezondheid, beschikt de

Koning, op advies van de Hoge Gezondheidsraad, over de mogelijkheid deze categorie van

beroepsactiviteiten te reglementeren.373

De Hoge Gezondheidsraad heeft zich, zoals hierboven

werd uiteengezet, over deze problematiek gebogen. Zij kwam hierbij zonder meer tot de

vaststelling dat een wettelijke regulering inzake permanente maquillage absoluut wenselijk is.

Dit niet alleen op het vlak van de vereisten inzake vorming en competenties, maar ook in het

kader van de hygiënische condities en het gebruik van kleurstoffen.374

Dit allemaal ter

verwezenlijking van een enkel doel, zijnde het harmoniseren van de praktijk van permanente

make-up met een adequate bescherming van de consument.

289. Nu deze federale overheidsdienst aangegeven heeft dat een regulering inzake permanente

make-up noodzakelijk is opdat men de veiligheid van de consument zou kunnen garanderen,

lijkt ook het politiek halfrond de maatschappelijke behoefte ervan in te zien. Laatst werd in de

Senaat een wetsvoorstel375

ingediend met het oog op het reglementeren van zowel de

medische als de esthetische dermopigmentatie. Een techniek waaronder ook de

(semi)permanente maquillage ressorteert. Het voorstel koppelt ter verwezenlijking van dit

372

Voorstel van resolutie (D. TILMANS) betreffende permanente make-up, Parl.St. Senaat 2010-11, nr. 5–378/1. 373 Art. 37ter, 1

e lid Wet uitoefening gezondheidszorgberoepen.

374 Hoge Gezondheidsraad, Advies betreffende semipermanente make-up en tatoeage, 2 februari 2011, nr.

8631, http://www.beldonor.be/internet2Prd/groups/public/@public/@shc/documents/ie2divers/19067 668 .pdf. 375

Wetsvoorstel (D. TILMANS) tot wijziging van het koninklijk besluit nr. 78 betreffende de uitoefening van de gezondheidszorgberoepen met het oog op het reglementeren van dermopigmentatie, Parl.St. Senaat 2011-12, nr. 5–1472/1.

Page 133: Patiënten- en consumentenbescherming in de gezondheids- …

126

wetgevend initiatief uitdrukkelijk terug naar de door de Hoge Gezondheidsraad uiteengezette

adviespunten.

290. Het indienen van een wetsvoorstel tot wijziging van de Wet uitoefening

gezondheidszorgberoepen met het oog op het reglementeren van de dermopigmentatie houdt

niet alleen de erkenning en bevestiging in van het gegeven dat permanente make-up een

gevaar voor de volksgezondheid kan betekenen, doch betekent evenzeer dat de consument op

een veiligere manier zijn schoonheidsideaal kan beleven. Een zodanig initiatief is dan ook de

eerste stap in de richting van een aan haar tijd en aan de evoluties aangepaste wetgeving.

3.2 Definitieve ontharing

3.2.1 Algemene situering

291. In tegenstelling tot wat de meerderheid van de publieke opinie mogelijkerwijze denkt, is

het ontharen van welbepaalde lichaamsdelen een eeuwenoud ritueel dat zowel uit praktische,

hygiënische als godsdienstige redenen voortvloeit. Daar waar lichaamsontharing aanvankelijk

bestond uit de klassieke methodes en technieken zoals het scheermesje, een ontharingscrème

of het laten waxen van de desbetreffende lichaamsdelen, is er de laatste jaren een andere

tendens waar te nemen. De definitieve ontharingstechnieken hebben hun intrede gedaan in

onze allesomvattende beautycultuur. Uiterlijke schoonheid gaat in deze samenleving

noodzakelijkerwijze gepaard met het verwijderen van overtollige lichaamsbeharing. In dat

opzicht heeft de lichaamsontharing naast de bovenvernoemde argumenten een vierde reden

verworven, zijnde de esthetiek.

3.2.2 Probleemstelling

292. De praktijk van de definitieve ontharing maakt momenteel deel uit van een discussie

tussen artsen en schoonheidsspecialisten omtrent de toepassing van de laser- en

lichttechnieken die met de uitoefening van deze praktijken gepaard gaan. Heel wat

schoonheidsspecialisten gaan aan de slag met laser- of IPL-toestellen terwijl de

geneeskundigen ervan uitgaan dat het gebruik van dergelijke toestellen uitdrukkelijk

voorbehouden is voor de medici en de schoonheidsindustrie zich aldus schuldig maakt aan de

illegale uitoefening van de geneeskunde. Anderzijds wordt de definitieve ontharing door

Page 134: Patiënten- en consumentenbescherming in de gezondheids- …

127

middel van IPL- of lasertherapie niet uitdrukkelijk uitgesloten van de activiteiten van de

schoonheidsspecialist(e) en behoort de klassieke ontharing zonder meer tot het werkterrein

van de schoonheidsspecialisten.376

Opdat men een goed inzicht zou verwerven in deze

problematiek, is het opnieuw aangewezen om eerst stil te staan bij deze technieken en de

mogelijke gevaren die daarmee gepaard kunnen gaan.

293. Een laserbehandeling valt in eerste instantie te kwalificeren als een dermatobehandeling

en is bijgevolg onder te brengen in de medische tak van de dermatologie. Dit betekent dat een

laserbehandeling aangewend kan worden in het kader van allerhande problemen die zich op

het vlak van de huid of de daarmee complementaire deelgebieden voordoen. In het kader van

de laserbehandelingen dient men een onderscheid te maken tussen diverse soorten lasers,

maar algemeen kan men stellen dat een laser een lichtbron met heel specifieke eigenschappen

is waarbij het laserlicht een welbepaalde golflengte heeft en bestaat uit geordende (coherente)

golven. Door de ontwikkeling van nieuwe types van lasertoestellen is het mogelijk om

weefselstructuren in de huid zoals bijvoorbeeld lichaamshaar, geïsoleerd te behandelen. 377

294. Naast de lasertoestellen, zijn het vooral de flitslampen die een belangrijke en succesvolle

rol spelen in het verhaal van de definitieve ontharing. Belangrijk is dat deze flitslampen, ook

wel flashlampen genoemd, geen lasers zijn. Daar waar lasers dus één welbepaalde golflengte

uitstralen om een welbepaald specifiek doelwit in de huid te benaderen, zenden flitslampen

een heel gamma van golflengten uit, net zoals een gewone lamp. Niettemin zijn deze

flashlamps veel krachtiger en spreekt men dan ook van Intense Pulsed Light, oftewel IPL.

Doordat IPL in tegenstelling tot lasers gepaard gaat met een heel gamma van golflengten, is

de kans dat zij een impact hebben op of schade berokkenen aan andere weefselcomponenten

van de huid bestaande.378

295. Hoewel lasertoestellen zeer veilig zijn wanneer zij op een correcte manier worden

gehanteerd, is er steeds een risico op wonden. Deze wonden kunnen aanleiding geven tot

infecties, littekens of pigmentafwijkingen. Men kan daarnaast ook oogschade oplopen

wanneer er zich een reflectie op metalen voorwerpen voordoet. Bovendien is er een potentieel

brand- of explosiegevaar wanneer deze toestellen in contact komen met ontvlambare stoffen.

376

Art. 7 Vestigingswet schoonheidsspecialisten. 377

H. TYTGAT et al., Van top tot teen. Alles over plastische chirurgie, Antwerpen, Standaard Uitgeverij, 2004, 61-62. 378

H. TYTGAT et al., Van top tot teen. Alles over plastische chirurgie, Antwerpen, Standaard Uitgeverij, 2004, 66.

Page 135: Patiënten- en consumentenbescherming in de gezondheids- …

128

Het is daarenboven van bijzonder groot belang dat de toestellen voor de juiste aandoeningen

worden aangewend en dat de instellingen voor de betrokken behandeling correct zijn.379

Dit in

acht genomen is er vanuit de geneeskundige sector enige bezorgdheid omtrent het aanwenden

van IPL- of lasertoestellen door schoonheidsspecialisten met het oog op een esthetische

ontharing.

3.2.3 Definitieve ontharing: een medische handeling of niet?

296. Opdat men tot een adequate oplossing zou komen in de discussie die momenteel bestaat

tussen enerzijds de medische wereld en anderzijds de schoonheidsindustrie, is het essentieel

een antwoord te verkrijgen op de vraag of de definitieve ontharing door middel van laser of

IPL al dan niet een medische handeling is.

297. De Koninklijke Academie voor Geneeskunde van België meent alvast dat lasertherapie

een medische handeling is die voorbehouden dient te worden aan de geneesheren. Tot die

conclusie komt zij naar aanleiding van een tweede advies dat werd aangevraagd door de

Belgische Beroepsvereniging van Geneesheer-specialisten in de Plastische, Reconstructieve

en Esthetische Chirurgie en dit in verband met de behandeling door niet-artsen van tatoeages

en andere huidaandoeningen met laserapparatuur.380

Hiermee bevestigde de Koninklijke

Academie haar reeds in 1999 uitgebracht advies waarin zij uitdrukkelijk te kennen gaf dat de

onwettige uitoefening van lasertherapie door niet-artsen in het kader van tatoeages, evenzeer

geldt voor lasertherapie uitgevoerd met andere doeleinden, zoals bijvoorbeeld epilatie.381

298. In de lijn van dit advies oordeelde de Koninklijke Academie enkele jaren later dat het

gebruik van IPL-toestellen evenzeer aan de artsen voorbehouden moet worden en als

dusdanig een medische handeling is. Tot deze vaststelling komt zij op basis van de

omstandigheid dat IPL een precieze indicatiestelling vergt en dit op grond van een correcte

medische diagnose. Deze vorm van therapie kan bovendien gepaard met nevenwerkingen die

zowel letsels van voorbijgaande als van permanente aard kunnen veroorzaken. Het gebruik

379

H. TYTGAT et al., Van top tot teen. Alles over plastische chirurgie, Antwerpen, Standaard Uitgeverij, 2004, 67. 380

Koninklijke Academie voor Geneeskunde van België, Tweede advies over de toepassing van lasertherapie, 28 april 2001, http://www.zorg-en-gezondheid.be/Over-ons/KAGB/Adviezen/Advies,-28-april-2001,laser therapie/. 381

Bijlage I Koninklijke Academie voor Geneeskunde van België, Tweede advies over de toepassing van lasertherapie, 28 april 2001, http://www.zorg-en-gezondheid.be/Over-ons/KAGB/Adviezen/Advies,-28-april-2001,-lasertherapie/.

Page 136: Patiënten- en consumentenbescherming in de gezondheids- …

129

van deze toestellen veronderstelt volgens de Academie dan ook een grondige kennis van de

aandoeningen en de invloed van IPL op de huid en de onderhuidse weefsels zodat men zonder

discussie moet aannemen dat IPL een medische handeling is die expliciet deel uitmaakt van

het wettelijk monopolie van de arts.382

299. De problematiek betreffende het gebruik van laser en IPL in het kader van de definitieve

ontharing heeft ondertussen ook de Hoge Gezondheidsraad383

bereikt. Deze federale

overheidsdienst volgt het advies van de Koninklijke Academie dat behandelingen met laser en

IPL als een medische handeling beschouwd moeten worden, zij het evenwel tot op een

bepaalde hoogte. Het epileren an sich kan volgens de Hoge Gezondheidsraad niet als

dusdanig per definitie beschouwd worden als een medische handeling. Opdat men zou kunnen

spreken van een medische handeling, dient er volgens deze overheidsdienst immers sprake te

zijn van een onderliggende pathologie. Van belang is het antwoord op de vraag of de IPL- of

lasertechniek al dan niet aangewend wordt ter behandeling van een onderliggende pathologie.

300. In deze opvatting kan een mechanische epilatie die door de persoon zelf wordt

uitgevoerd door middel van een pincet of waxstrips, geenszins gekwalificeerd worden als een

medische handeling. Een dergelijke handeling wordt enkel en alleen verricht ter

verwezenlijking van een esthetisch doel zonder dat er sprake is van een onderliggende

pathologie. Wat moeilijker is, is de situatie waarbij in het kader van de definitieve ontharing

gebruik wordt gemaakt van laser of IPL. Deze technieken kunnen aangewend worden ter

behandeling van een onderliggende pathologie dan wel met een louter esthetisch doel. In het

eerste geval is er, gelet op de behandeling van de onderliggende pathologie, zonder meer

sprake van een medische handeling. In het tweede geval meent de Hoge Gezondheidsraad dat

men kan afzien van het begrip medische handeling sensu stricto. Dit op voorwaarde dat men

de IPL- of lasertechniek in het kader van de definitieve ontharing louter en alleen aanwendt

ter verwezenlijking van haar esthetisch doel en zonder dat er sprake is van een onderliggende

pathologie.384

382

Koninklijke Academie voor Geneeskunde van België, Advies over het gebruik door niet-artsen van een nieuwe therapievorm met polychromatisch licht, 25 februari 2006, http://www.zorg-en-gezondheid.be/Over-ons/KAGB/Adviezen/Advies,-25-februari-2006,-polychromatisch-licht/. 383

Hoge Gezondheidsraad, Advies betreffende de impact op de volksgezondheid van het gebruik van laser in het kader van epilatie, 18 oktober 2006, nr. 8160, http://www.health.fgov.be/internet2Prd/groups/public/@ public/@shc/documents/ie2divers/9202406.pdf (hierna verkort Hoge Gezondheidsraad, nr. 8160). 384

Hoge Gezondheidsraad, nr. 8160, 2–3.

Page 137: Patiënten- en consumentenbescherming in de gezondheids- …

130

3.2.4 Advies van de Hoge Gezondheidsraad

301. Nu de Hoge Gezondheidsraad zich uitgesproken heeft over het al dan niet medisch

karakter van de handelingen die gepaard gaan met het gebruik van IPL- of lasertoestellen,

wijst zij op de noodzaak om het gebruik van dergelijke apparatuur voor epilatie of voor

andere doeleinden, alsook het gebruik van de toestellen gebaseerd op andere vormen van

energie zoals radiofrequentie, infrarode stralen en ultrasonen, strikt te reglementeren en te

controleren.

3.2.4.1 Gerechtigde beoefenaars van IPL of lasertherapie

302. Wat het gebruik van IPL- en lasertoestellen betreft, dient volgens de Hoge

Gezondheidsraad in eerste instantie een onderscheid gemaakt te worden al naargelang de

onderliggende doelstelling van IPL- of lasertherapie. Gaat het in wezen om een niet-

epilatiebehandeling of een epilatiebehandeling met een vermoedelijke onderliggende

pathologie, dan kan een dergelijke behandeling uitsluitend uitgevoerd worden door een

bevoegde arts of door hiertoe specifiek opgeleide derden die een dergelijke handeling onder

de directe en continue supervisie en verantwoordelijkheid van de bevoegde arts uitvoeren.

303. Wanneer daarentegen de IPL- of lasertechniek aangewend wordt in het kader van een

epilatiebehandeling met een zuiver esthetisch doel, zijn naast de bevoegde arts of de onder

zijn supervisie werkzame derden, ook de specifiek daartoe opgeleide paramedici en/of

schoonheidsspecialisten toegelaten lasers klasse IV en IPL-apparatuur aan te wenden met het

oog op de definitieve ontharing. Dit zonder de directe supervisie van een arts, wat meteen ook

inhoudt dat zij dergelijke handelingen volledig op hun eigen verantwoordelijkheid verrichten.

Dit evenwel onder zeer strikte voorwaarden.385

Met het door de Hoge Gezondheidsraad

gemaakte onderscheid al naargelang de onderliggende doelstelling, wordt het wettelijk

monopolie van artsen op het vlak van de lasertherapie doorbroken.

3.2.4.2 Modaliteiten inzake uitoefening

304. In haar advies heeft de Hoge Gezondheidsraad tevens bijzondere aandacht voor de

omstandigheden waaronder dergelijke behandelingen uitgevoerd mogen worden. Opgemerkt

385

Hoge Gezondheidsraad, nr. 8160, 3.

Page 138: Patiënten- en consumentenbescherming in de gezondheids- …

131

moet worden dat het hierbij zowel om de epilatie- als de niet-epilatiebehandelingen gaat

waarbij gebruik wordt gemaakt van IPL- of lasertherapie. Als algemene regel wordt

vooropgesteld dat deze praktijken uitsluitend uitgevoerd mogen worden in hiertoe erkende

IPL- en lasercentra die aan een aantal vooropgestelde normen voldoen en dit steeds onder de

verantwoordelijkheid van een bevoegde arts. In het kader van epilatiebehandelingen kan deze

verantwoordelijkheid echter overgedragen worden aan een zelfstandig werkende

schoonheidsspecialist(e) of paramedicus die daartoe een specifieke opleiding heeft genoten.

Ook een derde die opgeleide schoonheidsspecialisten of paramedici in dienst heeft, kan

verantwoordelijk zijn voor een zodanig centrum.

305. Het komt vervolgens aan de overheid toe om de officiële kwaliteitscriteria waaraan de

centra moeten voldoen, verder te concretiseren. Het opleggen van kwaliteitscriteria is echter

weinig efficiënt wanneer er geen toezicht of controle van bovenaf plaatsvindt. De Hoge

Gezondheidsraad pleit dan ook terecht voor de oprichting van een controlecommissie die op

geregelde tijdstippen de betrokken centra zou controleren in het licht van het handhaven en

het naleven van de van overheidswege opgelegde kwaliteitsvoorschriften. Dit op straffe van

het verliezen van hun erkenning.386

306. Een cosmetische, dan wel een medische behandeling, die gebruik maakt van laser of IPL,

dient steeds voorafgegaan te worden door een medische screening van de patiënt/consument

door de bevoegde arts. Een dergelijke doorlichting kan ook gebeuren door

schoonheidsspecialisten of paramedici in geval van een epilatiebehandeling met IPL- of

lasertherapie. Dit volgens een vooraf vastgelegd medisch onderbouwd protocol. Enkel indien

de screening negatief is in die zin dat er geen sprake is van een onderliggende pathologie, kan

een epilatie door middel van IPL of lasertherapie worden uitgevoerd door

schoonheidsspecialisten of paramedici. Bij een positief resultaat moet de betrokkene

daarentegen worden doorverwezen naar een bevoegde arts.

307. Een belangrijke rol is tot slot weggelegd voor de “informed consent” in het kader van

IPL- of lasertherapie. Dit houdt in dat er geen gebruik van deze apparatuur mag worden

gemaakt vooraleer de patiënt of de consument, zijn uitdrukkelijke schriftelijke toestemming

tot de betrokken behandeling heeft gegeven nadat hij of zij werd ingelicht en geïnformeerd

386

Hoge Gezondheidsraad, nr. 8160, 5.

Page 139: Patiënten- en consumentenbescherming in de gezondheids- …

132

omtrent de mogelijke risico’s en de te overwegen alternatieve oplossingen.387

Aldus wordt

één van de belangrijkste patiëntenrechten (het recht op toestemming) geïntroduceerd in de

schoonheidszorg. Hoewel de Hoge Gezondheidsraad meent dat een epilatiebehandeling met

een louter esthetisch doel geen medische handeling sensu stricto is, acht zij een bescherming

als ware het een medische handeling, wenselijk. Dit is ook logisch daar IPL- of lasertherapie

niet zonder gevaar of risico is en dus geenszins gebanaliseerd kan worden als een

consumptieproduct ter verwezenlijking van een esthetisch doel in het kader van de definitieve

ontharing.

3.2.4.3 Opleidings- en competentievereisten

308. Net omwille van die potentiële risico’s en de technische implicaties die met het gebruik

van IPL- en laserapparatuur gepaard gaan, is het van essentieel belang dat diegenen die deze

toestellen hanteren, over de nodige praktische vaardigheden en technieken beschikken. Thans

bestaat er geen officieel erkende opleiding inzake IPL- en lasertherapie. Het zijn daarentegen

de fabrikanten van de IPL- en laserapparatuur zelf die de cursussen betreffende het gebruik

van IPL- of lasertherapie organiseren.388

Dit is bedenkelijk. Niet alleen richten de producenten

zich in hoofdzaak op de technische aspecten van deze apparatuur waardoor het menselijk

karakter naar de achtergrond dreigt te verschuiven, bovendien bestaat er geen conformiteit

tussen de diverse opleidingen, wat ruimte biedt voor willekeur.

309. De Hoge Gezondheidsraad pleit dan ook voor de organisatie van een professionele en

officieel erkende opleiding betreffende het gebruik van laser of IPL. Dit zowel voor de

schoonheidsspecialisten, de paramedici, de derden die onder directe en continue supervisie

van een arts werken, alsook voor de artsen zelf. Het volgen van een bijkomende opleiding zal

de betrokken arts een erkenning als bevoegde arts inzake IPL- en lasertherapie verschaffen.389

3.2.5 Op zoek naar een wetgevend kader

310. De definitieve ontharing is de laatste jaren uitgegroeid tot een succesvol maatschappelijk

fenomeen. Een dergelijke evolutie gaat noodzakelijkerwijze gepaard met mogelijke negatieve

387

Hoge Gezondheidsraad, nr. 8160, 4. 388

Wetsvoorstel (N. LIJNEN en G. DE PADT) tot reglementering van laser- of lichttherapie bij het epileren om esthetische redenen, Parl.St. Senaat BZ 2010, nr. 5–125/1, 6. 389

Hoge Gezondheidsraad, nr. 8160, 4.

Page 140: Patiënten- en consumentenbescherming in de gezondheids- …

133

gevolgen en dus potentiële klachten. Zo steeg de laatste jaren het aantal patiënten of

consumenten dat een klacht indiende wegens een letsel dat ze opliepen tijdens een

epilatiebehandeling om esthetische redenen. Dit gegeven is ook de politieke wereld niet

ontgaan en heeft zich reeds geuit in een wetsvoorstel betreffende de reglementering van laser-

of lichttherapie bij het epileren om esthetische redenen390

.

311. In navolging van het advies van de Hoge Gezondheidsraad trachten de indieners van het

wetsvoorstel de patiënt, dan wel de consument, een adequate bescherming te bieden tegen de

potentiële gevaren en risico’s die met een definitieve ontharing gepaard kunnen gaan. Dit

door expliciet de IPL- en laserpraktijken welke niet onder de geneeskundige praktijk vallen, te

regelen. Alle niet-epilatiebehandelingen en epilatiebehandelingen met een onderliggende

pathologie blijven daarentegen als medische handelingen stikt voorbehouden aan de arts.

312. Het uitwerken van een wetgevend kader inzake IPL- en lasertherapie uitgevoerd door

schoonheidsspecialisten met het oog op een esthetische epilatie is noodzakelijk opdat men de

consument tegen de thans bestaande risico’s en gevaren zou kunnen beschermen. Dit

wetgevend initiatief is een eerste stap in de goede richting maar dient mogelijks verder

geconcretiseerd te worden in die zin dat het huidige wetsvoorstel bijzonder vaag is omtrent de

opleiding en bekwaamheid van de schoonheidsspecialisten en paramedici. Het wetsvoorstel

spreekt van deskundige opgeleide mensen, maar naar het antwoord op de vraag hoe men die

deskundigheid verwerft of hoe de opleiding daartoe georganiseerd moet worden, blijft het

gissen.

4. Reclame in de schoonheidsindustrie

313. Zoals reeds eerder is aangetoond391

, is het voeren van publiciteit door

schoonheidsspecialisten op het vlak van bleaching, (semi)permanente make-up en definitieve

ontharing een ietwat moeilijke kwestie. Dit onder meer omdat in elk van deze drie gevallen de

schoonheidssector in het vaarwater komt van de tandheelkundigen, de tatoeëerders of de

medici en zowel de tandheelkundigen als de artsen onderworpen zijn aan een zeer specifieke

390

Wetsvoorstel (N. LIJNEN en G. DE PADT) tot reglementering van laser- of lichttherapie bij het epileren om esthetische redenen, Parl.St. Senaat BZ 2010, nr. 5–125/1. 391

Supra 45-48, nrs. 97-104.

Page 141: Patiënten- en consumentenbescherming in de gezondheids- …

134

en strikte regelgeving inzake het voeren van publiciteit.392

Tatoeëerders daarentegen, zijn net

zoals de schoonheidsspecialisten aan geen enkele specifieke regelgeving inzake reclame

onderworpen. Dit neemt echter niet weg dat zij als onderneming393

steeds onderworpen zijn

aan de regels inzake de vergelijkende reclame en oneerlijke handelspraktijken jegens

consumenten.394

314. Een verschil in behandeling betreffende het voeren van publiciteit voor het bleken van

tanden en de definitieve ontharing dreigt echter het non-discriminatiebeginsel in het gedrang

te brengen indien de schoonheidsspecialisten dezelfde activiteiten als de tandheelkundigen of

de beoefenaars van de geneeskunde verrichten, zonder dat zij evenwel onderworpen zouden

zijn aan de voor de tandartsen en de geneeskundigen toepasselijke regelgeving inzake de

publiciteit.

4.1 Bleaching van tanden

315. Nu de discussie tussen de tandheelkundigen en de schoonheidsindustrie nog steeds aan

de gang is omtrent de al dan niet gerechtigde uitoefening van het bleachen van tanden door

schoonheidsspecialisten, stelt zich onder meer ook de vraag of schoonheidsspecialisten

reclame mogen maken voor het witten van tanden. De Wet betreffende de publiciteit inzake

tandverzorging bepaalt het volgende: “Niemand mag voor het verzorgen of voor het doen

verzorgen door een al dan niet bevoegd persoon, in België of in het buitenland, van

aandoeningen, letsels of afwijkingen van de mond en van de tanden direct of indirect enige

reclame maken…”395

. De wetgever heeft in ieder geval in een zeer ruim personeel

toepassingsgebied voorzien daar niemand ertoe gerechtigd is direct of indirect reclame te

maken. In dat opzicht is het ook de schoonheidsspecialisten verboden om reclame te maken.

392 Wet van 15 april 1958 betreffende de publiciteit inzake tandverzorging, BS 5 mei 1958; Wet 2 augustus 2002

betreffende de misleidende en vergelijkende reclame, de onrechtmatige bedingen en de op afstand gesloten

overeenkomsten inzake de vrije beroepen, BS 20 november 2002; Art. 12–17 Code Geneeskundige Plichtenleer

(Nationale Raad van de Orde van Geneesheren). 393

“Een onderneming is elke natuurlijke persoon of rechtspersoon die op duurzame wijze een economisch doel nastreeft, alsmede zijn verenigingen.” Art. 2, 1° Wet 6 april 2010 betreffende marktpraktijken en consumentenbescherming, BS 12 april 2010. 394

Art. 19 en 83-94 Wet 6 april 2010 betreffende marktpraktijken en consumentenbescherming, BS 12 april 2010. 395

Art. 1, 1e lid Wet 15 april 1958 betreffende de publiciteit inzake tandverzorging, BS 5 mei 1958.

Page 142: Patiënten- en consumentenbescherming in de gezondheids- …

135

316. Het probleem lijkt zich evenwel te situeren in het materieel toepassingsgebied van het

reclameverbod. Of het bleken van tanden nu al dan niet onderworpen is aan het

reclameverbod zoals het thans door de wetgever omschreven is, maakt het voorwerp uit van

discussie. Een strikte interpretatie van het materieel toepassingsgebied lijkt in eerste instantie

een negatief antwoord te formuleren daar er in de verste verte geen sprake is van een

esthetische tandheelkundige behandeling en het bleachen van tanden bezwaarlijk als een

aandoening, letsel of afwijking van de tanden kan worden beschouwd.

317. Volgens het Hof van Cassatie396

moet het bleken van tanden zonder meer als een

tandheelkundige behandeling beschouwd worden die onder het toepassingsgebied van de Wet

van 1958 valt. Het Hof is immers van oordeel dat “uit niets kan worden afgeleid dat de

wetgever bij het begrip aandoening, letsel of afwijking alleen die handelingen viseert die de

verzorging op het oog hebben van een aandoening, letsel of afwijking die het gebruik van de

tand onmogelijk maakt of vermindert”. Volgens het Hof beoogt de Wet van 1958 derhalve

ook de tandverzorging van een tandverkleuring waarvoor de tussenkomst van een tandarts

nodig is.

318. Niet iedereen lijkt het echter eens te zijn met het standpunt van het Hof van Cassatie. Zo

wordt in de rechtsleer geponeerd dat een loutere verkleuring van de tand, ongeacht de oorzaak

van de verkleuring van die tand, die de kwaliteit van die tand niet aantast, geenszins

beschouwd kan worden als een aandoening van die tand. Het bleachen van tanden strekt

volgens de criticus bovendien slechts tot het witter maken van de tanden zonder dat deze

behandeling de preventieve of curatieve verzorging van de tand tot doel heeft. Dit vloeit voort

uit het gegeven dat alle producten voor het bleachen van tanden gereglementeerd zijn als

cosmetica397

en niet als medische hulpmiddelen.398

319. Het is duidelijk dat de Wet van 1958 geenszins aangepast is aan de evoluties inzake de

cosmetische tandverzorging. Interpretatieproblemen, onduidelijkheid en rechtsonzekerheid

zijn hier onvermijdelijk het gevolg van. De Wet medische esthetiek had hieraan ongetwijfeld

tegemoet kunnen komen door de cosmetische tandverzorging aan het reclameverbod inzake

de ingrepen van medische esthetiek te onderwerpen. Hoewel dit oorspronkelijk de bedoeling

396

Cass. (2e k.) 22 juni 2010, T.Gez. 2010-11, 411-412, noot R. VAN GOETHEM.

397 Art. 1, 1° KB 15 oktober 1997 betreffende cosmetica, BS 16 januari 1998.

398 R. VAN GOETHEM, “Het reclameverbod voor tandartsen houdt stand” (noot onder Cass. (2ek.) 22 juni 2010),

T.Gez. 2010-11, 414.

Page 143: Patiënten- en consumentenbescherming in de gezondheids- …

136

was van de indieners van het wetsvoorstel, zijn de tandheelkundigen thans uitgesloten van het

personeel toepassingsgebied van de Wet medische esthetiek met de loutere verantwoording

dat de publiciteit inzake tandverzorging reeds bij wet geregeld is.399

Geleerden inzake het

medisch recht menen evenwel dat gelet op het kort en bondig geformuleerd reclameverbod,

de tandheelkundigen wel degelijk onder de toepassing van het reclameverbod vallen.400

320. Teneinde alle onzekerheden en interpretatieproblemen in het kader van de publiciteit

voor het bleken van tanden en alle andere esthetische tandheelkundige behandelingen uit te

sluiten, werd laatst in de Senaat een wetsvoorstel ingediend tot wijziging van de Wet van

1958 met het oog op een duidelijk verbod op reclame voor tandheelkundige esthetische

ingrepen401

. Het welslagen van dit wetsvoorstel zal tot gevolg hebben dat het eenieder, ook de

schoonheidsspecialisten, verboden is reclame te maken voor het bleken van tanden en alle

andere ingrepen van cosmetische tandverzorging.

4.2 De definitieve ontharing

321. Ondanks het gegeven dat er thans nog geen wettelijke duidelijkheid bestaat omtrent het

toegelaten gebruik van IPL- en lasertechnieken door schoonheidsspecialisten in het kader van

de esthetische epilatie, voeren heel wat schoonheidscentra reclame voor de definitieve

ontharing door middel van deze technieken.

322. Het is de beoefenaars van de geneeskunde in ieder geval sinds de invoering van de Wet

medische esthetiek verboden om publiciteit te voeren voor de ingrepen van medische

esthetiek. Dit is “iedere ingreep van een beoefenaar van de geneeskunde zoals bedoeld in

artikel 2, §1 van het Koninklijk Besluit nr. 78 van 10 november 1967, om iemands uiterlijk op

diens vraag te veranderen om esthetische redenen, zonder therapeutisch of reconstructief

doel. Dit behelst ook de inspuitingen, evenals laser klasse IV- en IPL-behandelingen”.402

Een

strikte interpretatie van deze wettelijke definitie leidt volgens sommige beoefenaars van de

medische esthetiek onvermijdelijk tot de vaststelling dat het thans geldende reclameverbod

399

Amendementen (D. TILMANS) op het wetsvoorstel tot regeling van de reclame voor esthetische ingrepen, Parl.St. Senaat 2010-11, nr. 5-61/2, 3. 400

H. NYS, Recente ontwikkelingen in het gezondheidsrecht, Mechelen, Kluwer, 2012, 14-15, nr. 19. 401

Wetsvoorstel (E. SLEURS c.s.) tot wijziging van de wet van 15 april 1958 betreffende de publiciteit inzake tandverzorging met het oog op een duidelijk verbod op reclame voor tandheelkundige esthetische ingrepen en met het oog op een aanpassing van de straffen aan de huidige normen, Parl.St. Senaat 2011-12, nr. 5-1297/1. 402

Art. 2, 5° Wet medische esthetiek.

Page 144: Patiënten- en consumentenbescherming in de gezondheids- …

137

het non-discriminatiebeginsel schendt aangezien het verbod niet van toepassing zou zijn op de

schoonheidsspecialisten of op de andere spelers op de esthetische markt die IPL- of

laserbehandelingen aanbieden met het oog op een esthetische epilatie.403

323. Zoals reeds eerder in deze uiteenzetting werd aangegeven, zijn zowel de RBSPS als de

geleerden inzake het medisch recht het niet eens met deze benadering van de wet. Vanuit het

opzet van de wet, met name een maximale bescherming van de consument in het kader van de

esthetische chirurgie, moet dit standpunt worden bijgetreden. De wetgever kan immers niet de

bedoeling hebben gehad om de schoonheidsspecialisten van het reclameverbod uit te sluiten,

daar waar het de beoefenaars van de geneeskunde voor identiek dezelfde activiteiten verboden

zou zijn om reclame te voeren. Het in algemene bewoordingen en bondig opgestelde

reclameverbod is tevens een argument voor de vaststelling dat de wetgever de reclame voor

ingrepen van medische esthetiek zonder een enkele uitzondering voor wat het personeel

toepassingsgebied betreft, heeft willen verbieden.404

Men kan bovendien opwerpen dat de

schoonheidsindustrie door het uitoefenen van IPL- en laserbehandelingen op de grens van het

wettelijk monopolie van de arts balanceert. Het is bijgevolg niet meer dan logisch dat de

schoonheidsspecialisten op dit vlak aan dezelfde regelgeving inzake publiciteit onderworpen

worden.

5. De schoonheidsspecialisten versus de noodzaak aan wetgevend optreden

324. Uit al hetgeen voorafgaat kan men concluderen dat de vigerende wetgeving in geen enkel

opzicht aangepast is aan de geëvolueerde beautycultuur en bijgevolg geen rekening houdt met

de behoeften en de eisen die de huidige samenleving stelt op het vlak van de uiterlijke

schoonheid. Eén van de belangrijkste vragen die op heden in het kader van de

schoonheidszorgen voorligt, is de vraag naar wie gerechtigd is welke activiteiten uit te

oefenen en onder welke voorwaarden. Opdat de schoonheidscentra niet achterop zouden

hinken in deze beautymaatschappij zijn zij de klassieke schoonheidsbehandelingen gaan

uitbreiden tot de meer specifieke behandelingen zoals het witten van tanden, de

(semi)permanente maquillage en de definitieve ontharing. Met die verschuiving van hun

activiteiten komen zij echter in het vaarwater van de geneeskunde, de tandheelkunde en de

tatoeagepraktijk terecht. Bij gebrek aan een duidelijke en goed afgelijnde wetgeving oefenen

403

Supra 45-48, nrs. 97-104. 404

H. NYS, Recente ontwikkelingen in het gezondheidsrecht, Mechelen, Kluwer, 2012, 8-15.

Page 145: Patiënten- en consumentenbescherming in de gezondheids- …

138

bijgevolg heel wat schoonheidsspecialisten die cosmetische behandelingen uit daar waar de

tandheelkundigen en de beoefenaars van de geneeskunde het bleachen van tanden en de

definitieve ontharing claimen. Ook de vraag of de schoonheidsspecialisten aan dezelfde

regelgeving inzake publiciteit onderworpen moeten worden als de artsen en de

tandheelkundigen wanneer zij identieke activiteiten uitoefenen, eist een snel en duidelijk

antwoord.

325. De grote rechtsonzekerheid zoals die vandaag bestaat brengt zonder meer ook de

veiligheid van de patiënt of de consument in het gedrang. De praktijk van het bleachen, de

(semi)permanente maquillage en de definitieve ontharing zijn niet geheel risicoloos.

Onkunde, onhygiënische omstandigheden of onverwachte complicaties kunnen die praktijken

zelfs ronduit gevaarlijk maken. Het toelaten van de schoonheidsspecialisten tot die bijzondere

activiteiten kan dan ook uitsluitend onder zeer strikte en identieke voorwaarden zoals die

momenteel gelden voor artsen, tandheelkundigen en tatoeëerders. Een toelating voor de

schoonheidsspecialisten zal immers ook een toegeving van de schoonheidssector zelf vragen.

Als zij zich willen begeven op andermans werkterrein is het niet meer dan logisch dat zij zich

onderwerpen aan dezelfde eisen en voorwaarden die men stelt ten aanzien van de betrokken

beoefenaars.

326. Het is van essentieel belang erop te wijzen dat de patiënt of de consument en diens

veiligheid te allen tijde centraal moeten staan in de beautybehandeling en dat hiervan afwijken

geen optie is. Het belang van de patiënt of de consument moet steeds primeren op het belang

dat men heeft om welbepaalde activiteiten naar zich toe te trekken. Enkel indien de veiligheid

van de patiënt of consument gegarandeerd kan worden, kan men nadenken over een eventuele

toekenning van de bevoegdheden aan de schoonheidsindustrie. In het tegenovergestelde geval

is dit absoluut uitgesloten.

Page 146: Patiënten- en consumentenbescherming in de gezondheids- …

139

Conclusie

327. In een maatschappij waarin de uiterlijke schoonheid verheven is tot het hoogste goed

voelen jong en oud de noodzaak om aan de steeds dwingendere eisen van het

schoonheidsideaal te voldoen. Opdat men die behoefte zou kunnen bevredigen, gaat men op

zoek naar allerhande mogelijkheden om aan die nood tegemoet te komen. Daar waar de een

zich zal wenden tot de esthetische chirurgie of cosmetische tandverzorging, zal de ander zich

beperken tot de meer klassieke schoonheidsbehandelingen en zal nog een ander zijn lichaam

versieren met een tatoeage of piercing. Zij geven allen uiting aan het recht dat men heeft om

het lichaam vrij te verzorgen zoals hij of zij dit wenst.

328. Net zoals in alle andere takken van de gezondheidszorg is het bestaan van een

evenwichtige arts-patiëntrelatie noodzakelijk opdat men tot een kwaliteitsvolle

dienstverlening inzake esthetische chirurgie en cosmetische tandverzorging zou komen.

Wederzijds vertrouwen is het sleutelwoord bij uitstek in die contractuele verhouding. Als

centrale actor binnen de arts-patiëntrelatie heeft iedere patiënt bovendien recht op een

maximum aan veiligheid, in alle facetten van het woord. Dat recht wordt aangeduid als

“patiëntveiligheid” en moet in haar meest ruime betekenis begrepen worden. In het kader van

de esthetische chirurgie en de cosmetische tandheelkunde rijzen evenwel een aantal

bedenkingen rond het concept “patiëntveiligheid”.

329. De evolutie naar een beautycultuur heeft de patiënt ertoe aangezet de esthetische

chirurgie en de cosmetische tandheelkunde, tegen hun deontologische natuur in, te

beschouwen als het consumptieproduct bij uitstek om aan de maatschappelijke eisen inzake

uiterlijke schoonheid te voldoen. De banalisering van esthetische ingrepen is evenwel, gelet

op de mogelijke risico’s en complicaties die met een cosmetische ingreep gepaard kunnen

gaan, niet zonder gevaar. Het voeren van publiciteit voor ingrepen van medische esthetiek

was één van de oorzaken die het consumentisme van de esthetische chirurgie aanwakkerde.

Het recent ingevoerde reclameverbod maakt daar echter een einde aan in die zin dat reclame

voor ingrepen van medische esthetiek, behoudens persoonlijke informatie, verboden is. De

discussie omtrent het al dan niet discriminerende karakter van het reclameverbod en de

moeilijkheden die men momenteel nog ondervindt bij de concrete opvolging en bestraffing

van mogelijke inbreuken, staan voorlopig het succesverhaal van het reclameverbod in de weg.

Page 147: Patiënten- en consumentenbescherming in de gezondheids- …

140

330. Het gebrek aan regulering van de instellingen buiten de erkende ziekenhuizen waar

ingrepen van medische esthetiek worden verricht en de ontstentenis van een juridisch kader

inzake de competentie- en opleidingsvereisten van de esthetische beroepsbeoefenaars, maken

de situatie nog problematischer. De afwezigheid van architecturale, organisatorische en

functionele normen voor de particuliere schoonheidsklinieken en de onkunde en het gebrek

aan professionalisme van sommige esthetische beoefenaars dreigen de volksgezondheid en

het concept “patiëntveiligheid” ernstig in gevaar te brengen. De afwezigheid van een

algemeen juridisch kader belet bovendien de volle ontplooiing van het recht op kwaliteitsvolle

dienstverlening.

331. Vanuit de behoefte aan een adequate bescherming van de patiënt dient bovendien

gewezen te worden op de productveiligheid in het kader van de esthetische chirurgie. Dat

werd onlangs nog bevestigd met de heisa die ontstond als gevolg van het PIP-schandaal. Het

wereldwijde karakter van de esthetische chirurgie heeft bovendien tot gevolg dat de

esthetische chirurgie de landsgrenzen ver overschrijdt. Steeds meer patiënten begeven zich

immers naar het buitenland om daar een esthetische ingreep te ondergaan. Kwaliteit en

veiligheid gaan in het kader van deze beautyreizen veelal verloren ten voordele van de

scherpe tarieven. Dat met alle schadelijke gevolgen van dien.

332. De cosmetische tandheelkunde maakt, in tegenstelling tot de esthetische chirurgie, het

voorwerp uit van een sterk verouderde en voor interpretatie vatbare wetgeving. De vraag of

tandversieringen en het bleachen van tanden als een tandheelkundige behandeling beschouwd

moeten worden, maakt momenteel het voorwerp uit van een hevige discussie tussen de

tandheelkundigen en de schoonheidsindustrie. De grote vraag naar tandversieringen en het

witten van tanden en het beperkte aanbod van tandheelkundigen die bereid zijn om die

cosmetische ingrepen te verrichten, zetten de patiënt/consument aan tot een gevaarlijk

“shopgedrag”. De situatie zoals ze thans bestaat stimuleert excessen en de misbruiken in het

kader van de cosmetische tandheelkunde. Een compromis dat zowel aan de tandheelkundigen,

de schoonheidsspecialisten als aan de patiënt/consument tegemoet komt bestaat er mogelijks

in dat het gezondheidsrechtelijke aspect van het gebit voorbehouden blijft voor de

tandheelkundigen, daar waar de uitvoering van het bleachen en het aanbrengen van

tandversieringen overgedragen wordt aan vakkundig opgeleide schoonheidsspecialisten. Dat

evenwel onder zeer strikte voorwaarden.

Page 148: Patiënten- en consumentenbescherming in de gezondheids- …

141

333. De tatoeage- en de piercingpraktijken bepalen, net zoals de esthetische chirurgie en de

cosmetische tandheelkunde, het landschap van de schoonheidsbehandelingen. Hoewel het

tatoeëren en het piercen van lichaamsdelen succesvolle fenomenen zijn, rijzen er een aantal

bedenkingen bij de veiligheid van de consument. Een eerste bedenking wordt ingegeven door

het gebrek aan wettelijke competentie- en opleidingsvereisten. Naast het verplicht volgen van

een hygiëneopleiding bestaat er op heden geen officiële opleiding voor het tatoeëren en het

piercen an sich. Nochtans is tatoeëren meer dan binnen de lijntjes kleuren en is piercen meer

dan het louter doorboren van een lichaamsdeel. Bijzonder problematisch is de immense

hoeveelheid tatoeëerders en piercers die werkzaam zijn in het zwartwerkmilieu. De hygiëne is

er vaak beneden alle peil en, gelet op de potentiële overdracht van besmettelijke ziektes en

ontstekingen via besmette naalden, zijn het bijzonder gevaarlijke praktijken.

334. Hoewel de wetgever reeds voorzien heeft in een aantal maatregelen om de consument te

beschermen in zijn relatie tot de beoefenaar, heeft het verhaal van “het sterrenmeisje”

aangetoond dat die maatregelen onvoldoende zijn. De invoering van een bedenktijd zou

dergelijke voorvallen in de toekomst moeten uitsluiten. Een laatste bedenking wordt

ingegeven door het gebrek aan een duidelijke regelgeving inzake de tatoeage-inkten. Dat is

des te belangrijker nu meerdere onderzoeken reeds hebben aangetoond dat er een mogelijk

causaal verband bestaat tussen tatoeages en kanker.

335. De commercialisering van de beautycultuur gaat noodzakelijkerwijze gepaard met een

sterk geëvolueerde sector van de schoonheidszorgen. Heel wat schoonheidscentra hebben de

laatste jaren hun klassieke schoonheidsbehandelingen uitgebreid met het bleachen van tanden,

(semi)permanente maquillage en definitieve ontharing. Schoonheidsspecialisten zijn evenwel

niet of slechts in zeer geringe mate opgeleid om die activiteiten te verrichten en bovendien

zijn de omstandigheden waarin die activiteiten plaatsvinden soms verre van ideaal. De grote

vraag van de consument naar (semi)permanente maquillage en definitieve ontharing door

schoonheidsspecialisten heeft de Hoge Gezondheidsraad ertoe aangezet zich over de

problematiek te buigen. In beide gevallen lijkt de Hoge Gezondheidsraad tegemoet te komen

aan de behoefte die thans bestaat om die cosmetische behandelingen door

schoonheidsspecialisten te laten uitvoeren, maar dan onder zeer strikte voorwaarden. Het

uitoefenen van die praktijken door schoonheidsspecialisten veronderstelt tot slot dat zij aan

dezelfde regelgeving inzake publiciteit onderworpen worden wanneer zij identieke activiteiten

Page 149: Patiënten- en consumentenbescherming in de gezondheids- …

142

uitoefenen als artsen en tandheelkundigen. Daar anders over oordelen zou het non-

discriminatiebeginsel in het gedrang brengen.

336. Men kan uit deze masterproef concluderen dat de patiënt, of de consument, onvoldoende

bescherming geniet in het licht van de geëvolueerde beautycultuur. Dat zowel wat de

esthetische chirurgie, cosmetische tandheelkunde en tatoeage- en piercingpraktijken als de

schoonheidszorgen betreft. De rode draad doorheen deze masterproef is dan ook de noodzaak

aan wetgevend optreden. Hoewel reeds meerdere wetsvoorstellen werden ingediend en het

een bijzonder actueel thema betreft, is het nog steeds wachten op de totstandkoming van

efficiënte wetgeving die een einde zal stellen aan de tekortkomingen inzake de adequate

bescherming van de patiënt/consument.

Page 150: Patiënten- en consumentenbescherming in de gezondheids- …

143

Bibliografie

Wetgeving, voorbereidende documenten en andere documenten

Europese insta nties

Richtlijn 76/768/EEG 27 juli 1976 van de Raad betreffende de onderlinge aanpassing

van de wetgeving der Lid-Staten inzake kosmetische produkten, Pb.L. 27 september

1967, afl. 262, 169-200.

Richtlijn 93/42/EEG 14 juni 1993 van de Raad betreffende medische hulpmiddelen,

Pb.L. 12 juli 1993, afl. 169, 1-65.

Richtlijn 94/27/EG van het Europees Parlement en de Raad van 30 juni 1994 tot

twaalfde wijziging van Richtlijn 76/769/EEG betreffende de onderlinge aanpassing

van de wettelijke en de bestuursrechtelijke bepalingen der Lid-staten inzake de

beperking van het op de markt brengen en van het gebruik van bepaalde gevaarlijke

stoffen en preparaten, Pb.L. 22 juli 1994, afl. 188, 1-2.

Richtlijn 2011/24/EU van het Europees Parlement en de Raad van 9 maart 2011

betreffende de toepassing van de rechten van patiënten bij grensoverschrijdende zorg,

Pb.L. 4 april 2011, afl. 88, 45-65.

Richtlijn 2011/84/EU 20 september 2011 van de Raad tot wijziging van Richtlijn

76/768/EEG inzake cosmetische producten met het oog op de aanpassing van bijlage

III aan de technische vooruitgang, Pb.L. 29 oktober 2011, afl. 283, 36-38.

Resolution ResAP (2003)2 on tattoos and permanent make-up, Committee of

Ministers (19 june 2003), https://wcd.coe.int/ViewDoc.jsp?id=45869.

Recommendation Rec(2006)7 of the Committee of Ministers to member states on

management of patient safety and prevention of adverse events in health care,

Committee of Ministers (24 May 2006), https://wcd.coe.int/ViewDoc.jsp?id=100

5439& Site=CM.

Resolution ResAP( 2008)1 on requirements and criteria for the safety of tattoos and

permanent make-up (superseding Resolution ResAP(2003)2 on tattoos and permanent

make-up), Committee of Ministers (20 february 2008), http://www.coe.int/t/e/social_

cohesion/socsp/resap_2008_1%20e. pdf.

Page 151: Patiënten- en consumentenbescherming in de gezondheids- …

144

European Standard, Aesthetic surgery services, Draft prEN 16372, December 2011,

http://www.sfai.se /files/pren_16372_41_e_stf.pdf.

Belgische instanties

Burgerlijk Wetboek, BS 21 maart 1804.

Grondwet, BS 7 februari 1831.

Wet van 15 april 1958 betreffende de publiciteit inzake tandverzorging, BS 5 mei

1958.

Wet 25 maart 1964 op de geneesmiddelen, BS 17 april 1964.

Bijzondere wet 8 augustus 1980 tot hervorming der instellingen, BS 15 augustus 1980.

Wet 9 februari 1994 betreffende de veiligheid van de producten en diensten, BS 1 april

1994.

Programmawet 10 februari 1998 tot bevordering van het zelfstandig ondernemerschap,

BS 21 februari 1998, erratum BS 2 december 1998.

Wet 29 april 1999 betreffende de niet-conventionele praktijken inzake de

geneeskunde, de artsenijbereidkunde, de kinesitherapie, de verpleegkunde en de

paramedische beroepen, BS 24 juni 1999.

Wet 2 augustus 2002 betreffende de misleidende en vergelijkende reclame, de

onrechtmatige bedingen en de op afstand gesloten overeenkomsten inzake de vrije

beroepen, BS 20 november 2002.

Wet 22 augustus 2002 betreffende de rechten van de patiënt, BS 26 september 2002

(ed.2) , erratum BS 20 december 2002 (Wet Patiëntenrechten).

Wet betreffende de ziekenhuizen en andere verzorgingsinrichtingen, gecoördineerd op

10 juli 2008, BS 7 november 2008.

Wet 6 april 2010 betreffende marktpraktijken en consumentenbescherming, BS 12

april 2010.

Wet 6 juli 2011 tot instelling van een verbod op reclame voor ingrepen van medische

esthetiek en tot regeling van de informatie, BS 5 augustus 2011 (Wet medische

esthetiek).

KB van 1 juni 1934 houdende reglement op de beoefening der tandheelkunde, BS 7

juni 1934 (Reglement der tandheelkunde).

Page 152: Patiënten- en consumentenbescherming in de gezondheids- …

145

KB nr. 78 10 november 1967 betreffende de uitoefening van de

gezondheidszorgberoepen, BS 14 november 1967, erratum BS 12 juni 1968 (Wet

uitoefening gezondheidszorgberoepen).

KB nr. 79 10 november 1967 betreffende de Orde der geneesheren, BS 14 november

1967, erratum BS 12 juni 1968 (Artsenwet).

KB 25 november 1991 houdende de lijst van bijzondere beroepstitels voorbehouden

aan de beoefenaars van de geneeskunde, met inbegrip van de tandheelkunde, BS 14

maart 1993.

KB 10 november 1996 tot vaststelling van de erkenningsmodaliteiten van de

beoefenaars van de tandheelkunde, houders van een bijzondere beroepstitel, BS 4

maart 1997.

KB 15 juli 1997 betreffende de actieve implanteerbare medische hulpmiddelen, BS 1

augustus 1997.

KB 15 oktober 1997 betreffende cosmetica, BS 16 januari 1998.

KB 19 januari 1998 betreffende de handel in bepaalde gebruiksartikelen die in direct

contact met de huid komen en die nikkel bevatten, BS 4 maart 1998.

KB 18 maart 1999 betreffende de medische hulpmiddelen, BS 14 april 1999.

KB 28 maart 2003 tot toekenning van bijkomende opdrachten aan de Commissie voor

de Veiligheid van de Consumenten, BS 26 mei 2003 (opgeheven).

KB 30 oktober 2003 inzake de beperking van het op de markt brengen van producten

die bepaalde azokleurstoffen bevatten, BS 24 december 2003.

KB 25 november 2005 betreffende de reglementering van tatoeages en piercings, BS

21 december 2005 (KB tatoeages en piercings).

KB 21 december 2006 betreffende de beroepsbekwaamheid voor de uitoefening van

zelfstandige activiteiten op het gebied van lichaamsverzorging, van opticien,

dentaaltechnicus en begrafenisondernemer, BS 23 maart 2007 (Vestigingswet

schoonheidsspecialisten).

KB 7 november 2011 tot aanwijzing van de ambtenaar bevoegd om een

administratieve geldboete op te leggen overeenkomstig artikel 5 van de wet van 6 juli

2011 tot instelling van een verbod op reclame voor ingrepen van medische esthetiek

en tot regeling van de informatie over dergelijke ingrepen, BS 6 februari 2012.

MB 18 juli 1979 tot vaststelling van de bijzondere criteria voor de erkenning van

geneesheren-specialisten, stagemeesters en stagediensten voor de specialiteiten van

Page 153: Patiënten- en consumentenbescherming in de gezondheids- …

146

heelkunde, neurochirurgie, plastische heelkunde, urologie en orthopedie, BS 7

augustus 1979 (opgeheven).

MB 30 april 1999 tot vaststelling van de algemene criteria voor de erkenning van

geneesheren-specialisten, stagemeesters en stagediensten, BS 29 mei 1999.

MB 28 mei 2001 tot vaststelling van de bijzondere criteria voor de erkenning van de

beoefenaars van de tandheelkunde, houders van de bijzondere beroepstitel van

tandarts-specialist in de orthodontie, alsook van stagemeesters en stagediensten in de

orthodontie, BS 10 juli 2001.

MB 11 juni 2001 tot vaststelling van de gemeenschappelijke criteria voor de

erkenning van tandarts-specialisten, BS 5 juli 2001.

MB 27 juli 2001 tot vaststelling van de bijzondere criteria voor de erkenning van

beoefenaars van de tandheelkunde, houders van de bijzondere beroepstitel van

tandarts-specialist in de parodontologie, alsook van stagemeesters en stagediensten in

de parodontologie, BS 29 november 2001.

MB 29 maart 2002 tot vaststelling van de criteria voor de erkenning van beoefenaars

van de tandheelkunde, houders van de bijzondere beroepstitel van algemeen tandarts,

BS 31 mei 2002.

MB 12 december 2002 tot vaststelling van de bijzondere criteria voor de erkenning

van geneesheren-specialisten, stagemeesters en stagediensten voor de specialiteit

heelkunde, BS 20 februari 2003.

Code van geneeskundige plichtenleer (Nationale Raad van de Orde van Geneesheren).

Memorie van toelichting bij het wetsontwerp betreffende de rechten van de patiënt,

Parl.St. Kamer 2001-02, nr. 50K1642/001.

Hand. Kamer 2001-02, 8 juli 2002, 77.

Wetsvoorstel (C. DEFRAIGNE) tot regeling van de reclame voor cosmetische ingrepen,

Parl.St. Senaat 2006-07, nr. 3–2382/1.

Wetsvoorstel (C. DEFRAIGNE en D. TILMANS) tot regeling van de reclame voor

cosmetische ingrepen, Parl.St. Senaat BZ 2007, nr. 4–177/1.

Voorstel van resolutie (K. dELLA FAILLE c.s.) tot invoering van een bedenktijd bij het

aanbrengen van tatoeages en piercings, Parl.St. Kamer 2008-09, nr. 52K2097/001.

Vraag om uitleg van de heer Louis Ide aan de vice-eersteminister en minister van

Sociale Zaken en Volksgezondheid over het bleachen van tanden door

schoonheidscentra, Hand. Senaat 2009-10, 17 december 2009, nr. 4-1288.

Page 154: Patiënten- en consumentenbescherming in de gezondheids- …

147

Vraag om uitleg van mevrouw Lieve Van Ermen aan de vice-eersteminister en

minister van Sociale Zaken en Volksgezondheid over “het bleken van tanden buiten

het tandartsenkabinet, Hand. Senaat 2009-10, 17 december 2009, nr. 4-1323.

Wetsvoorstel (D. TILMANS) tot regeling van de reclame voor cosmetische ingrepen,

Parl.St. Senaat BZ 2010, nr. 5–61/1.

Wetsvoorstel (D. TILMANS c.s.) tot regeling van de vereiste kwalificaties om ingrepen

van invasieve medische cosmetiek uit te voeren, Parl.St. Senaat BZ 2010, nr. 5–62/1.

Wetsvoorstel (D. TILMANS c.s.) tot regeling van de instellingen buiten de ziekenhuizen

waar invasieve esthetische ingrepen worden uitgevoerd, Parl.St. Senaat BZ 2010, nr.

5–63/1.

Wetsvoorstel (N. LIJNEN en G. DE PADT) tot reglementering van laser- of lichttherapie

bij het epileren om esthetische redenen, Parl.St. Senaat BZ 2010, nr. 5–125/1.

Wetsvoorstel (T. GIET c.s.) tot reglementering van de praktijkvoering en reclame

inzake cosmetische chirurgie en geneeskunde, Parl.St. Kamer 2010-11, nr.

53K0783/001.

Amendementen (D. TILMANS) op het wetsvoorstel tot regeling van de reclame voor

esthetische ingrepen, Par.St. Senaat 2010-11, nr. 5-61/2.

Adv. RvS 49.795/VR/3 bij het Wetsvoorstel (D. TILMANS c.s.) tot regeling van de

vereiste kwalificaties om ingrepen van invasieve medische cosmetiek uit te voeren,

Parl.St. Senaat 2010-11, nr. 5-62/2.

Verslag over het wetsvoorstel tot regeling van de reclame voor esthetische ingrepen,

Parl.St. Senaat 2010-11, 3 mei 2011, nr. 5-61/4.

Voorstel van resolutie (D. TILMANS) betreffende permanente make-up, Parl.St.

Senaat 2010-11, nr. 5–378/1.

Wetsvoorstel (D. TILMANS c.s.) tot regeling van de invasieve medische cosmetiek,

Parl.St. Senaat 2010-11, nr. 5–383/1.

Wetsvoorstel (C. DEFRAIGNE) tot regeling van de reclame voor cosmetische ingrepen,

Parl.St. Senaat 2010-11, nr. 5–720/1.

Wetsvoorstel (E. SLEURS c.s.) tot wijziging van de wet van 15 april 1958 betreffende

de publiciteit inzake tandverzorging met het oog op een duidelijk verbod op reclame

voor tandheelkundige esthetische ingrepen en met het oog op een aanpassing van de

straffen aan de huidige normen, Parl.St. Senaat 2011-12, nr. 5–1297/1.

Page 155: Patiënten- en consumentenbescherming in de gezondheids- …

148

Wetsvoorstel (D. TILMANS) tot wijziging van het koninklijk besluit nr. 78 betreffende

de uitoefening van de gezondheidszorgberoepen met het oog op het reglementeren van

dermopigmentatie, Parl.St. Senaat 2011-12, nr. 5–1472/1.

Ontwerp van decreet houdende verplichte melding van risicovolle medische

praktijken, Parl.St. Vl.Parl. 2011-12, nr.1568/1.

Koninklijke Academie voor Geneeskunde van België, Tweede advies over de

toepassing van lasertherapie, 28 april 2001, http://www.zorg-en-gezondheid.be/Over-

ons/KAGB/Adviezen/Advies,-28-april-2001,laser therapie/.

Hoge Gezondheidsraad, Advies betreffende de te formuleren aanbevelingen aan de

tatoueurs en pierceurs inzake de hygiëne van het door hen gebruikte instrumentarium,

teneinde de overdracht van infectieuze en vooral virale ziektes te vermijden, 31 januari

2002, nr. 7674, http://www.health.belgium.be/internet2Prd/groups/public/@public

/@shc/documents/ie2divers/4438387.pdf.

Koninklijke Academie voor Geneeskunde van België, Advies over het gebruik door

niet-artsen van een nieuwe therapievorm met polychromatisch licht, 25 februari 2006,

http://www.zorg-en-gezondheid.be/Over-ons/KAGB/Adviezen/Advies,-25-februari-

2006,-polychromatisch-licht/.

Hoge Gezondheidsraad, Advies betreffende de impact op de volksgezondheid van het

gebruik van laser in het kader van epilatie, 18 oktober 2006, nr. 8160,

http://www.health.fgov.be/internet2Prd/groups/public/@public/@shc/documents/ie2di

vers/9202406.pdf.

Scientific Committee on Consumer Products (SCCP), Opinion on hydrogen peroxide,

in its free form or when released, in oral hygiene products and tooth whitening

products, 18 december 2007, http://ec.europa.eu/health/ph_risk/committees/04_

sccp/docs/sccp_o_122.pdf.

Orde van Geneesheren, Advies aangaande drie wetsvoorstellen betreffende

cosmetische ingrepen, 20 november 2010, nr. a132004, http://www.ordomedic

.be/nl/adviezen/advies/advies-aangaande-drie-wetsvoorstellen-betreffende-

cosmetische-ingrepen.

Hoge Gezondheidsraad, Advies betreffende semipermanente make-up en tatoeage, 2

februari 2011, nr. 8631, http://www.beldonor.be/internet2Prd/groups/public/@public

/@shc/documents/ie2divers/19067668 .pdf.

Page 156: Patiënten- en consumentenbescherming in de gezondheids- …

149

Federale Commissie van de Rechten van de Patiënt, Advies wetsvoorstel tot regeling

van de invasieve medische cosmetiek, 11 februari 2011, http://www.health.belgium

.be/filestore/19068745/20110211%20Advies%20wetsvoorstel%20tot%20%20regeling

%20van%20de%20invasieve%20medische%20cosmetiek%20FR.pdf.

Scientific Committee on Emerging and Newly Identified Health Risks (SCENIHR),

The safety of PIP Silicone Breasts Implants, 1 february 2012, http://ec.europa.eu

/health/scientific_committees /emerging/docs/scenihr_o_034.pdf.

Hoge Gezondheidsraad, Advies inzake de Poly Implant Protèse (PIP)©-implantaten.

Belgische aanbevelingen voor de verzorging van patiënten met PIO/M-implant©

borstprotheses, 1 februari 2012, nr. 8834, http://www.health.belgium.be/internet2Prd

/groups/public/@public/@shc/documents/ie2divers/19076139.pdf.

Nederlandse instanties

Wet 17 november 1994 tot wijziging van het Burgerlijk Wetboek en enige andere

wetten in verband met de opneming van bepalingen omtrent de overeenkomsten tot

het verrichten van handelingen op het gebied van geneeskunst, Stb. 22 december 1994.

Besluit van 14 augustus 2003 tot het stellen van regels betreffende de veiligheid van

tatoeagekleurstoffen (Warenwetbesluit tatoeagekleurstoffen), Stb. 14 augustus 2003.

Rechtspraak

HvJ C-446/05, Doulamis, Jur. 2008, I, 01377.

HvJ (2e k.) 13 maart 2008, T Gez. 2009-10, 280-282, noot FORNACIARI, D.

HvJ C-500/06, Corporacion Dermoestética, Jur. 2008, I, 05785.

GwH 3 februari 2012, nr. 5304, BS 16 maart 2012.

Cass. (Fr.) 20 mei 1936, DP 1936, I, 88, noot E.P., concl. MATTER, P.; S. 1937, I, 321,

noot BRETON, A. en Bull.Ass. 1936, 748, concl.

Cass. (Fr.) 29 mei 1951, D. 1952, 53, noot SAVATIER, R ; JCP 1951, II, 6421, noot

PERROT, R.

Cass. 4 oktober 1973, Arr.Cass. 1974, 132, Pas. 1974, I, 121; JT 1974, 296, noot

Fagnart, J.-L.

Cass. 16 mei 1974, Arr.Cass. 1974, 1039, concl. W.G., Pas. 1974, I, 967.

Cass. 12 april 1983, Arr.Cass. 1982-83, 952-956; Pas. 1983, I, 852-855.

Page 157: Patiënten- en consumentenbescherming in de gezondheids- …

150

Cass. 7 oktober 1986, Arr.Cass. 1986-87, 154; Pas. 1987, I, 144.

Cass. 18 februari 1987, Arr.Cass. 1986-87, 803; Pas. 1987, I, 720.

Cass. (Fr.) 25 februari 1997, T.Gez. 1997-98, 337, noot Fagnart, J.-L.

Cass. (2e k.) 6 januari 1998, Rév.dr.pén. 1999, 562-572, noot DE NAUW, A.

Cass. 14 december 2001, T.Gez. 2001-02, 239-241, noot FAGNART, J.-L; TBBR 2002,

328-335, noot TROUET, C.

Cass. 28 februari 2002, T.Gez. 2002-03, 12-15, concl. Adv. Gen. DUBRULLE.

Cass. 16 december 2004, RW 2004-05, 1553-1554, noot NYS, H. en T.Gez. 2004-05,

298-302, noot LEIRMAN, S.

Cass. (1e k.) 26 juni 2009, NJW 2009, 812-816, noot BOONE, I. en RW 2009-10, 1522-

1524, noot NYS, H.

Cass. (2e k.) 22 juni 2010, T.Gez. 2010-11, 411-412, noot VAN GOETHEM, R.

Bergen 19 april 1989, JLMB 1989, 1085-1087.

Gent 26 maart 1991, RW 1991-92, 406-407, noot ARNOU, P.

Antwerpen 16 november 1992, Limb.Rechtsl. 1993, 27-30.

Luik 30 april 1998, T. Gez. 1998-99, 139-143, noot VANSWEEVELT, T.

Bergen (1e k.) 11 januari 1999, T.Gez. 1999-2000, 278-281, noot VANSWEEVELT, T.

Gent (13e k.) 26 mei 1999, T.Gez. 2000-01, 231-232.

Antwerpen 20 september 1999, T.Gez. 2001-02, 159-160.

Luik 4 januari 2001, T.Gez. 2002-03, 330-333.

Brussel 23 april 2002, 2001/AR/1493, onuitg.

Antwerpen (1e k.) 28 juni 2001, T.Gez. 2003-04, 181-186.

Antwerpen 21 oktober 2009, T.Gez. 2010-11, 406-410, noot Van GOETHEM, R.

Corr. Brussel 27 september 1969, JT 1969, 635-642; Pas. 1969, III, 115-128.

Rb. Antwerpen 13 mei 1993, T.Gez. 1996-97, 190-192, noot COLETTE-BASECQZ, N. en

VERHAEGEN, M.-N.

Rb. Antwerpen 12 mei 2004, T.Gez. 2005-06, 221-224.

Rb. Namen 25 januari 2008, RGAR 2009, afl. 6, nr. 14530.

Page 158: Patiënten- en consumentenbescherming in de gezondheids- …

151

Rechtsleer

Boeken

ARNOU, P., “De strafrechtelijke aansprakelijkheid van de geneesheer” in A.

HEYVAERT, R. KRUITFHOF, T. VANSWEEVELT (eds.), Juridische aspecten van de

geneeskunde, Antwerpen, Kluwer Rechtswetenschappen, 1989, 163-190.

BRAECKMAN, J., DE BAETS, A. en DECLERCQ, J., Goed, beter, best? Over de

maakbaarheid van de mens, Gent, Academia Press, 2011, 210 p.

CONSTANT, J., La loi pénale, l’infraction, le délinquant In Traité élémentaire de droit

pénal. Principes généraux du droit pénal positif Belge, I, Liège, Impr. Nationales,

1965, 606 p.

DE GROOT, E., “De orde van geneesheren: tuchtrechtelijke aspecten” in A. HEYVAERT,

R. KRUITHOF en T. VANSWEEVELT (eds.), Juridische aspecten van de geneeskunde,

Antwerpen, Kluwer Rechtswetenschappen, 1989, 449-465.

DE GROOT, E., De Orde van Geneesheren. Een voorstel tot hervorming, Brussel,

VUBPRESS, 1998, 198 p.

DE HERT, P., Artikel 8 EVRM en het Belgisch recht: de bescherming van privacy,

gezin, woonst en communicatie, Gent, Mys en Breesch, 1998, 367 p.

DE HERT, M., MAGIELS, G. en THYS, E., Over mijn lijf. Bijsluiter bij de wet over de

rechten van de patiënt, Antwerpen, Houtekiet, 2003, 135 p.

DE NAUW, A., Inleiding tot het bijzonder strafrecht, Mechelen, Kluwer, 2010, 471 p.

DIERICKX, A., Toestemming en strafrecht. Een strafrechtsdogmatische analyse van de

toestemming en de strafrechtelijke bescherming van lijf en leven, Antwerpen-Oxford,

Intersentia, 2006, 561 p.

DIJKHOFFZ, W., Je rechten als patiënt, Berchem, EPO, 2008, 258 p.

DIJON, X., Le sujet de droit en son corps: une mise à l’épreuve du droit subjectif,

Namen, Société d’études morales, sociales et juridiques, 1982, 789 p.

FAGNART, J.-L., “Information du patient et responsabilité du médecin” in THIRY, E.

FAGNART, J.-L. en LUTTE, I. (eds.), Actualités de droit médical. Procédures

disciplinaires et administrative information du patient et responsabilité du médecin.

Le dossier du patient, Brussel, Bruylant, 2006, 156 p.

GEENS, K., Het vrij beroep: enkele theoretische beschouwingen aan de hand van een

vergelijkende studie naar Belgisch recht van de reglementering ter zake van de

Page 159: Patiënten- en consumentenbescherming in de gezondheids- …

152

beroepen van arts, advocaat, architect en bedrijfsrevisor, onuitg. doctoraatsthesis

Rechten K.U. Leuven, 1986, xx+640 p.

GENICOT, G., Droit médical et biomédical, Brussel, Larcier, 2010, 858 p.

GOFFIN, T., De professionele autonomie van de arts: de rechtspositie van de arts in de

arts-patiëntenrelatie, Brugge, Die Keure, 2011, 494 p.

GOFFIN, T. en NYS, H., “De ontwikkelingen in het medisch recht in 2011” in VRG

ALUMNI (ed.), Recht in beweging – 19de

VRG Alumnidag 2012, Antwerpen-

Appeldoorn, Maklu, 2012, 397 p.

LELEU, Y.-H. en GENICOT, G., Le droit médical: aspects juridiques de la relation

médecin-patient, Brussel, De Boeck & Larcier, 2001, 243 p.

NYS, H., “De overeenkomst in het kader van de uitoefening van de geneeeskunde

gisteren, vandaag en morgen” in M. STORME, Y. MERCHIERS en J. HERBOTS (eds.) De

overeenkomst vandaag en morgen. XVIe Postuniversitaire cyclus Willy Delva 1989-

1990, Antwerpen, Kluwer Rechtswetenschappen, 1990, 493-542.

NYS, H., Geneeskunde: recht en medisch handelen, Brussel, Story-Scientia, 2005, 714

p.

NYS, H. en GOFFIN, T., “Recente ontwikkelingen met betrekking tot de autonomie van

de arts” in H. NYS en S. CALLENS (eds.), Medisch recht, Brugge, Die Keure, 2011, 106

p.

NYS, H., Recente ontwikkelingen in het gezondheidsrecht, Mechelen, Kluwer, 2012,

138 p.

RYCKMANS, X. en MEERT-VAN DE PUT, R., Les droits et des obligations des médecins

ainsi que les dentistes , accoucheuses et infirmières, Brussel, Larcier, 1971, 487 p.

TACK, S. en BATHAZAR, T., Patiëntenrechten. Informed consent in de zorgsector:

recente evoluties in Cahiers Antwerpen Brussel Gent, Brussel, Larcier, 2007/5-6, 100

p.

TYTGAT, H., TONNARD, P., VAN DE PUTTE, P., BLONDEEL, P., COOPMAN, S.,

SWIMBERGHE, S. en RAATS, L., Van top tot teen. Alles over plastische chirurgie,

Antwerpen, Standaard Uitgeverij, 2004, 331 p.

VANDEKERCKHOVE, L., Tatoeage: over de sociogenese van schoonheidsnormen,

Leuven, Acco, 2004, 131 p.

VAN DEN WYNGAERT, C., Strafrecht en strafprocesrecht in hoofdlijnen, I, Antwerpen-

Appeldoorn, Maklu, 2011, 568 p.

Page 160: Patiënten- en consumentenbescherming in de gezondheids- …

153

VANHOUDT, C.J. en CALEWAERT, W., Belgisch strafrecht, II, Gent, Story-Scientia,

1976, 1114 p.

VAN QUICKENBORNE, M., “De instemming van de patiënt in de therapeutische relatie”

in A. HEYVAERT, R. KRUITHOF en T. VANSWEEVELT (eds.), Juridische aspecten van de

geneeskunde, Antwerpen, Kluwer Rechtswetenschappen, 1989, 507 p.

VANSWEEVELT, T., De civielrechtelijke aansprakelijkheid van de geneesheer en het

ziekenhuis, Antwerpen, Maklu, 1997, 960 p.

VELAERS, J., “Het menselijk lichaam en de grondrechten” in TAELS, J.,

VANHEESWIJCK, G., REYNAERT, P., BRAECKMANS, L., WEYNS, W., DIJON, X.,

VELAERS, J., NYS, H., KEMPEN, M., VAN SLYCKEN, L., VAN OEVELEN, A., DE BOECK,

A., VANHEULE, D., ADAMS, M., CUYPERS, D., DE DONCKER, A., VAN NESTE, F. en

TANGHE, F., Over zichzelf beschikken? Juridische en ethische bijdragen over het

leven, het lichaam en de dood, Antwerpen, Maklu, 1996, 628 p.

Bijdragen in tijdschriften

ARNOU, P., “De strafrechtelijke immuniteit van de medicus. Grondslag en grenzen.”

Jura Falc. 1979-80, 431-436.

ARNOU, P., “Tatoeage, piercings en de strafwet” (noot onder Gent 26 maart 1991),

RW 1991-92, 407–409.

BAETEMAN, G., “De burgerrechtelijke component van het gezondheidsrecht, Vl.T.Gez.

1990-91, 105-109.

CLARYSSE, D., “De modaliteiten en het bewijs van de geïnformeerde toestemming in

de relatie zorgverlener-patiënt”, Jura Falc. 2001-02, 13-38.

COLETTE-BASECQZ, N. en VERHAEGEN, M.-N., “Le devoir d’information du médecin

et le consentement libre et éclairé du patient” (noot onder Luik 20 oktober 1994),

T.Gez. 1996-97, 185-190.

DALCQ, R.O., “L’évolution de la responsabilité médicale”, Bull.Ass. 1981, 633-656.

De BOCK, E. en JANSSENS, E., “Blijft het reclameverbod voor artsen de facto

behouden?” (noot onder Cass. 12 november 2004), T.Gez. 2005-06, 215-221.

DELBEKE, E., “De informatieplicht over relevante risico’s van een medische ingreep:

draagwijdte, determinerende factoren en gevolgen bij miskenning”, T.Gez. 2007-08,

355-369.

Page 161: Patiënten- en consumentenbescherming in de gezondheids- …

154

D’HAESE, R., “Medische contracten in het licht van het recht op eerbied voor de

fysieke integriteit. De informed consent-vereiste als raakpunt”, TBBR 2010, 430-457.

DIJKHOFFZ, W., “De Wet Patiëntenrechten. Deel III. Het recht op informatie en de

geïnformeerde toestemming”, T.Gez. 2003-04, 104–124.

FORNICIARI, D., CALLENS, S. en DEVROE, W., “Mededinging in de gezondheidszorg.

Gezondheidsrechtelijke aspecten”, NJW 2009, 50-62.

FORNACIARI, D., “Verbod op reclame en het Europees mededingingsrecht” (noot

onder HvJ (2e k.) 13 maart 2008), T.Gez. 2009-10, 283-284.

LAMON, H., “Vrije beroepen en het mededingingsrecht: een aflopend intermezzo?”,

Juristenkrant 2008, 9.

LEIRMAN, S., “Het pleit beslecht: de patiënt draagt de bewijslast van de

informatiemiskenning door de arts” (noot onder Cass. 16 december 2004), T.Gez.

2004-05, 302-308.

LEMMENS, C., “De invulling van het begrip “relevant risico” aan de hand van de

frequentie en de ernst van het risico” (noot onder Rb. Hasselt 15 april 2010) , T.Gez.

2010-11, 156-157.

NYS, H., “De toestemming van de patiënt”, Vl.T.Gez. 1983-84, 251-261.

NYS, H., “De wet betreffende de rechten van de patiënt”, RW 2002-03, 1121-1133.

H. NYS, “De plicht van een arts de patiënt te informeren over een zeldzaam risico op

een ernstige complicatie” (noot onder Cass. 26 juni 2009), RW 2009-10, 1524-1526.

NYS, H., “Overzicht van rechtspraak. Medisch recht 2005-2010”, TPR 2011, afl. 3,

851-920.

POLEUNUS, H., “Aanbrengen tatoeages en andere lichaamsverminkingen onvoldoende

wettelijk geregeld”, Juristenkrant, afl. 102, 26 januari 2005, 7.

SAVATIER, S., noot onder Cass. (1e k.) 16 december 1948, JT 1949, 85.

SCHOUKENS, P. en DEWALLENS, F., “De Wet Patiëntenrechten. Deel IV. De vrije keuze

van de beoefenaar”, T.Gez. 2003-04, 151-159.

SWENNEN, F., “Juridische grondslagen voor de strafrechtelijke immuniteit van de

geneesheer i.h.b. de vereiste van het therapeutisch oogmerk”, T.Gez. 1997-98, 3-21.

TAHON, R., “Le consentement de la victime”, Rév.dr.Pén. 1951-52, 323-342.

Trouet, C., “De bewijslast van de geïnformeerde toestemming tot een medische

ingreep” (noot onder Cass. 14 december 2001), TBBR 2002, afl. 6, 335-340.

TROUET, C. en DREEZEN, I., “Rechtsbescherming van de patiënt. De wet van 22

augustus 2002 betreffende de rechten van de patiënt”, NJW 2003, afl. 16, 2–11.

Page 162: Patiënten- en consumentenbescherming in de gezondheids- …

155

VANDEPLAS, A., “Kanttekeningen bij de immuniteit van de geneesheer”, Vl.T.Gez.

1990, 111-114.

VAN GOETHEM, R., “Het reclameverbod voor tandartsen houdt stand” (noot onder

Cass. 22 juni 2010), T.Gez. 2010-11, 413-415.

VANSWEEVELT, T., “De toestemming van de patiënt”, TPR 1991, 285-373.

VANSWEEVELT, T., “Le débiteur de l’information, le lien de causalité et le

consentement éclairé” (noot onder Bergen 11 januari 1999), T.Gez. 1999-2000, 281-

282.

VANSWEEVELT, T., “De Wet Patiëntenrechten. Deel I. Definities en toepassingsgebied

van de Wet Patiëntenrechten, T.Gez. 2003-04, 66-73.

Internetbronnen

http://baas.be

www.besko.be

www.bspc.be

www.bspras.org

www.coachbelgium.be

www.cen.eu

www.demaakbaremens.org

www.ebopras.org

www.ec4tattooart.net

www.gezondheid.be

www.health.belgium.be

www.isaps.org

www.kce.fgov.be

www.kwaliteitskoepel.nl

www.oivo-crioc.org

www.ordomedic.be

www.rbsps.org

www.tattoo.be

www.test-aankoop.be

www.uneb-nube.be

http://nl.yunomi.be/artikel/tandversiering

Page 163: Patiënten- en consumentenbescherming in de gezondheids- …

156

Persberichten

“Vrouw overlijdt na liposculptuur”, De Standaard 26 februari 2003, http://www.

standaard.be/artikel/detail.aspx?artikelid=DST26022003_025.

“Plastische chirurgie: terugbetalingscriteria onduidelijk en bescherming tegen

wanpraktijken nodig”, persbericht Federaal Kenniscentrum voor de Gezondheidszorg

(KCE) 14 juli 2008, https://kce.fgov.be/nl/press-release/plastische-chirurgieterug

betalingscriteria-onduidelijk-en-bescherming-tegen-wanprakti.

“Patient safety in aesthetic surgery soon to be ensured by European Standards”,

persbericht CEN 25 april 2010, http://www.cen.eu/cen/News/PressReleases/Pages/

Aestheticsurgery.aspx.

“Tattooshop cleaner dan tandartspraktijk”, 18 februari 2011, http://www.supo.be

/artikel/2979/Tattooshop_cleaner_dan_tandarts praktijk.

“RBSPS betreurt de gebruikte methodologie in het onderzoek van Test-Aankoop”,

persbericht RBSPS 28 juli 2011, http://www.rbsps.be/press/press.php?cat=1&id=29

&userChoice=journalist&langue=nl& cpt=2.

“Inkling of concern: Chemicals in tattoo inks face scrutiny”, Environmental Health

News 31 augustus 2011, http://www.environmentalhealthnews.org/ehs/news/2011

/tattoo-inks-face-scrutiny.

“Medical devices: European Commission asks for further scientific study and draws

first lessons from the recent fraud on breast implants”, persbericht Europese

Commissie 2 februari 2012, http://europa.eu/rapid/pressReleasesAction.do?reference

=IP/12/96&format=%20HTML&aged=0&language=EN&guiLanguage=en.

Brochures en magazines

“Plastische chirurgie. De bijsluiter.” Brochure van de VZW De Maakbare Mens,

http://www.demaakbare mens.org/download/Bijsluiter_def.pdf.

“Think before you ink. Are tattoos safe?”, American Food and Drug Administration,

23 february 2009, http://www.fda.gov/downloads/ForConsumers/ConsumerUpdates

/UCM143401.pdf.

VAN LAERE en D. VAN LISSUM, “Plastische chirurgie: slecht ingelicht onder het mes”,

Test Gezondheid augustus-september 2011, nr. 104, 12-14.

TAUCHER, “Mijn lichaam, mijn kunstwerk”, EOS oktober 2011, nr. 10, 30-33.

Page 164: Patiënten- en consumentenbescherming in de gezondheids- …

157

“Verhogen tatoeages risico op kanker?”, http://www.eosmagazine.eu/home/ctl/Detail

/mid/485/xmid /3987/xmfid/12.aspx.

Wetenschappelijke onderzoeken

“Kleurstoffen voor tatoeage en permanente make-up. Een oriënterend onderzoek naar

chemische en microbiologische samenstelling en wetgeving”, Nederlandse Voedsel-

en Warenautoriteit, november 2001, nr. ND COS 012, http://www.vwa.nl/txmpub

/files/?p_file_id=10622.

“Skin cancers arising in tattoos: coincidental or not?”, http://www.ncbi.nlm.nih.gov

/pubmed/18617744.

“Tattoo inks contain polycyclic aromatic hydrocarbons that additionally generate

deleterious singlet oxygen”, http://www.ncbi.nlm.nih.gov/pubmed/20545755.

“Toxicity Summary for Benzo(a)pyrene”, OAK Ridge Reservation Environmental

Restoration Program, december 1994, http://cira.ornl.gov/documents/Benzoapyrene

.pdf.

“Tattoo pigment in sentinel lymph nodes: a mimicker of metastatic malignant

melanoma”, http://www.ncbi. nlm.nih.gov/pubmed/15748555.

“Black tattoo inks are a source of problematic substances such as dibutyl phthalate”,

http://www.ncbi.nlm.nih.gov/pubmed?term=phthalate%20%20tattoo.

Contacten

E-mailverkeer met de Belgian Society for Private Clinics (28 februari 2012).

E-mailverkeer met mevrouw Lieve Steemans van de Cel Tatoeages en Piercings van

de FOD Volksgezondheid (9 en 12 maart 2012).

E-mailverkeer met de Bond der Belgische Tatoeëerders (15 maart en 11 april 2012).

E-mailverkeer met het Vlaams Verbond der Tandartsen (21 maart 2012).

Gesprek met algemeen tandarts Nathalie Vuylsteke (22 maart 2012).

Telefonisch contact met algemeen tandarts An De Witte (22 maart 2012).

Gesprek met Prof. dr. Phillip Blondeel van het UZ Gent en lid van de raad van bestuur

van de RBSPS (30 maart 2012).

Gesprek met de heer Bruno Aga, distributeur voor de schoonheidssector (10 april

2012).