pantheon// '05-'06 - vervreemding

52
pantheon// vervreemding stylos BKbeats essay Stranger in the city reportage "They all consider..." foto-essay Watcha lookin' at? tweemaandelijkse uitgave van d.b.s.g. stylos / nummer 4 / jaargang ’05’06

description

pantheon// is een twee maandelijkse uitgave van de Bouwkundige studievereniging Stylos, waarin vakgerelateerde artikelen en interviews staan, gericht op verschillende thema’s die wisselen per edititie. Ook wordt er verslag gedaan van zaken waar Stylos zich mee bezig houdt.

Transcript of pantheon// '05-'06 - vervreemding

Page 1: pantheon//  '05-'06 - vervreemding

pantheon//vervreemding

stylosBKbeats

essayStranger in the city

reportage"They all consider..."

foto-essayWatcha lookin' at?

tweemaandelijkse uitgave van d.b.s.g. stylos / nummer 4 / jaargang ’05’06

kaft_vervreemding.indd 1 8-5-2006 16:29:10

Page 2: pantheon//  '05-'06 - vervreemding

Van de voorzitter

tweemaandelijkse uitgave van D.B.S.G. Stylos

pantheon//

Het Delftsch Bouwkundig Studenten Gezelschap Stylos werd in 1894 opgericht ter behartiging van studie- en studentenbelangen van studenten aan de faculteit Bouwkunde van de TU Delft.

bestuur 112 D.B.S.G. Stylos voorzitter: Inge de Boersecretaris / PR: Regien Kroezepenningmeester: Erik van het Schiponderwijs bachelor: Sanne van Manenonderwijs master: Joost van Nesevenementen: Pieter Versteeg

adresD.B.S.G. Stylos, kab. 1.01Faculteit Bouwkunde Berlageweg 12628 CR Delft

telefoonnummersbestuurskamer 015 2783697commissiekamer 015 2784168secretariaat 015 2781369fax 015 2783059

[email protected]://www.stylos.nl

lidmaatschap Stylos 10 euro per jaargironummer 296475

Stylos Bookshopgeopend maandag t/m vrijdag 12.45 tot 13.45 uur

Stylos Stichting De Stylos Stichting vervult een vliegwielfunctie ter stimulering van initiatieven van en voor studenten van de faculteit Bouwkunde TU Delft. Zij kunnen bij het bestuur van de Stylos Stichting terecht voor financiële en inhoudelijke ondersteuning van hun project. Om u hiervan op de hoogte te houden ontvangt u elke 2 weken B-nieuws en 5 maal per jaar de Pantheon//.Wij vragen om een donatie van 45,- per jaar (pas afgestudeerden betalen de eerste twee jaar 10,-). Aan bedrijven vragen wij 90,-.gironummer 1673413

De lente is begonnen en dat is te merken aan alle energie die van Stylos af

komt. Al vanaf half maart zijn er elke week wel activiteiten door ons of door

een van de commissies georganiseerd. Na het, voor sommige toehoorders,

moeilijk te begrijpen Projective Landscape, was de LSD vrouwenweek

een stuk toegankelijker en goed bezocht. De winnaars van de paviljoen

prijsvraag zijn bekend gemaakt (voor die het nog niet weten, BlackBox is

de winnaar), er is een weekend excursie naar Berlijn geweest, het nieuwe

bestuur is gepresenteerd en als één van de hoogtepunten van dit jaar het

(uitverkochte!) BK Beats. Het jaar begint nu lekker te lopen en met nog vier

maanden te gaan ben je nog niet van 112 af!

Natuurlijk denken we ook na over “hoe het volgend jaar zal zijn”. We hebben

nog zoveel ideeën, maar langzaam raakt de tijd om die uit te voeren een

beetje op. Er komen van allerlei kanten activiteiten en plannen aanwaaien.

Maar veel van deze dingen laat je liggen of speel je door aan het volgende

bestuur. Vooral het laatste gaat vaak gepaard met een lange discussie tijdens

de bestuursvergaderingen. Je gaat niet een jaar Stylos bestuur doen om

alleen maar van te voren opgelegde activiteiten uit te voeren. Het is juist

Stylos die het mogelijk maakt jou ideeën en plannen werkelijkheid te maken.

Totdat wij na de zomer weer in de collegebanken zitten, zullen wij lekker

doorgaan met het uitvoeren van onze plannen en jullie v-ermaken! //

Inge de Boer

colofonjaargang 9, editie 4, mei 2006oplage: 2000Stylosleden en vrienden van de Stylos Stichting ontvangen pantheon//vijf maal per jaar

redactieadresBerlageweg 12628 CR [email protected]

hoofdredactieSara van der PloegAnselm van Sintfiet

redactieAbram de Boer - van BrugMarten DashorstCaspar FrenkenAnne GeenenArie GruijtersRegien KroezePieter van der KooijTim LochTim PeetersAlexandra Sonnemans

aan dit nummer werkte meeInge de Boer, Loet Smeets, Sanne van Manen, Joost van Nes, Erik van het Schip, Pieter Versteeg

advertentiesRegien Kroeze, Anselm van Sintfiet

drukker Koninklijke De Swart, ‘s-Gravenhage

omslagSara van der Ploeg

pantheon// commissie

Over de voorkant

Zie het als vervaging. Wat zijn de

grenzen? Waar bevinden we ons?

Een ruimte in twee contrasterende

werelden. Terug naar de natuur? Of

menselijke dwaasheid die leidt tot

menselijke hoogstandjes? Als je in

de spiegel kijkt, wat zie je dan?

kaft_vervreemding.indd 2 8-5-2006 16:29:19

Page 3: pantheon//  '05-'06 - vervreemding

1i n h o u d s o p g a v e pantheon 4 ’05’06

Stylos

2 Leerfabriek TU DelftSanne van Manen

3 Explore-labJoost van Nes

4 PaviljoenSanne van ManenMartijn de Geus & Philip Mannaerts

5 BKbeats 2006Loet Smeets

6 Stylos-excursie BerlijnInge de BoerChris Cornelissen

7 Het Paleis voor VolksvlijtSanne van Manen

Algemeen

42 Schreiende, desolate musculatuurArie Gruijters

46 Een nieuwe Amsterdamse School?Abram de Boer - van Brug

48 LiberoAnselm van SintfietMarten Dashorst

00 Agenda

Thema// vervreemding

10 Vervreemding...Anselm van Sintfiet

11 Column - Hier wordt de massa bediendAnselm van Sintfiet

12 Volmaakte audiobubblesCaspar Frenken

15 Transformatie van het Groene HartTim Loch

16 Stranger in the CityMarten Dashorst

22 Whatcha lookin' at?Marten DashorstAnselm van Sintfiet

28 Sloppenwijken in de slopRegien Kroeze

30 Publieke ruimtenAnne Geenen

32 KafkaTim Peeters 33 "They all consider them more famous than you are" Sara van der PloegAlexandra Sonnemans

34 Een persoonlijke architectuurTim Peeters

36 VervormingAlexandra Sonnemans

37 Column - VreemdelingenSara van der Ploeg

38 Hey! I'm new here...Peter van der Kooij

p01-p09 Stylos 01_2.indd 1 8-5-2006 16:31:29

Page 4: pantheon//  '05-'06 - vervreemding

2 pantheon 4 ’05’06 s t y l o s / / v e r v r e e m d i n g / / a l g e m e e n

Explore-labLeerfabriek TUDelftSanne van Manen

Wat is de harde knip?

De harde knip is een harde scheiding tussen de bachelor en de Master.

Wanneer de harde knip ingevoerd wordt, mag een student pas aan de Master

beginnen als alle (!) punten uit de Bachelor behaald zijn.

Het College van Bestuur wil de harde knip invoeren om de Bacheloropleiding

te scheiden van de Masteropleiding. Op deze manier kunnen studenten

binnen Nederland en Europa makkelijker bewegen tussen verschillende

Masteropleidingen. Wanneer je als student je Master op een andere faculteit

wil volgen, moet je de hele Bachelor hebben afgerond.

Het feit dat er nu weinig mobiliteit is tussen verschillende Masteropleidingen,

heeft helemaal niets te maken met wel of geen harde knip, maar met een

gebrek aan voorlichting. Veel studenten weten niet wat de mogelijkheden

zijn en maken dus geen gebruik van andere Masters.

Veel docenten en decanen zijn voor de harde knip, omdat ze in de Master

regelmatig te maken krijgen met studenten die hun vakken niet goed kunnen

volgen, omdat ze nog te veel vakken binnen de bachelor moeten inhalen.

Dit is niet het probleem van de docent, maar van de student. De student moet

zelf verantwoordelijkheid nemen om zich in te zetten voor een vak. Wanneer

hij/zij dat niet doet, haalt hij/zij het vak gewoon niet. Docenten kunnen

zich strenger opstellen door studenten een onvoldoende te geven of ze te

verbieden een vak nog langer te volgen bij gebrek aan inzet.

Stylos is faliekant tegen de harde knip.

Op de eerste plaats zorgt de harde knip voor onnodige vertraging.

Iedereen die zelfs maar één studiepunt mist, wordt niet toegelaten tot de

Master. In tegenstelling tot de x-2 regel mag de desbetreffende student dan

ook geen tentamenvakken volgen.

Naast de onnodige vertraging hebben wij zelf ook een principieel bezwaar

tegen de harde knip, wat voor ons eigenlijk nog zwaarder telt. Studeren is

namelijk meer dan alleen vakken volgen en punten halen. Studeren is je

ontwikkelen, ervaringen opdoen en op zoek gaan naar je eigen interesses

binnen het vakgebied. Vooral bij een studie als Bouwkunde worden er

veel dingen extra-curriculair aangeboden, die een grote toevoeging zijn

aan de studie. Lezingen op de faculteit, in het Berlage Instituut en het NAi,

workshops, stages, prijsvragen en (buitenlandse) excursies.

Een weerlegging vanuit de kant van de voorstanders is dat studenten in de

tijd dat ze onnodige vertraging hebben opgelopen, gemakkelijk dit soort

nevenactiviteiten kunnen doen. Zoals al eerder gezegd moeten studenten

zelf hun studieplanning kunnen maken. Wanneer er een leuke workshop

wordt aangeboden, is het aan de student de vrije keuze om daar aan mee te

doen of niet. Bovenstaande nevenactiviteiten zijn er altijd en zullen zich niet

aanpassen aan wanneer iemand opgescheept zit met zijn/haar onnodige

vertraging.

Door regels als de harde knip ligt de nadruk van het studeren steeds meer

op een snelle doorstroom. Een trage student kost de TU en de faculteiten

namelijk veel geld. Zodoende is een snelle doorstroom gewenst.

De studentenraad heeft het College van Bestuur al verschillende alternatieven

aangeboden, zoals de P+90. Dit is een regel waarbij studenten pas naar

de mogen als ze hun propedeuse hebben plus negentig studiepunten

uit het tweede en derde jaar. Het College is echter heel star en komt de

studentenraad niet tegemoet. Zodoende heeft de studentenraad nu

een advocaat in de arm genomen die heeft uitgezocht dat zij wettelijk

instemmingsrecht hebben bij dit soort ingrijpende veranderingen in het

Onderwijs- en Examenregelement of OER. Volgens het College hebben

studenten namelijk geen instemmingsrecht bij de beslissing over de harde

knip.

Het is belangrijk dat zoveel mogelijk studenten hun mening geven over dit

onderwerp. Hoe meer weerstand het College volgt, hoe moeilijker het voor

hen wordt om de harde knip door te laten gaan.

Op de eerste verdieping voor de liften staat een stellage met informatie over

de harde knip.

Hierin hangen ook posters waarop je jouw mening kan geven.

Wij hopen dat het College van Bestuur zich nog op tijd bedenkt en van de

TU geen leerfabriek te makenzich nog op tijd bedenkt en van de TU geen

leerfabriek zal maken. //

Er is al veel gezegd en geschreven over de harde knip. Blijkbaar toch niet genoeg aangezien het College van Bestuur het plan kostte wat kost door wil voeren en vele docenten en decanen het hiermee eens zijn. Daarom wederom een artikel over dit onderwerp in de hoop dat het College gedwongen wordt toch eens naar de studenten te luisteren.

Studeren is je ontwikkelen, ervaringen opdoen en op zoek gaan naar je eigen interesses binnen het vakgebied.

Wij hopen dat het College van Bestuur zich nog op tijd bedenkt en van de TU geen leerfabriek zal maken.

p01-p09 Stylos 01_2.indd 2 8-5-2006 16:31:29

Page 5: pantheon//  '05-'06 - vervreemding

3s t y l o s / / v e r v r e e m d i n g / / a l g e m e e n pantheon 4 ’05’06

Explore-lab

Explore-lab is een afstudeerlab dat vorig jaar is ontstaan vanuit de onvrede

over het huidige afstuderen op Bouwkunde. Studenten kunnen niet meer vrij

een onderwerp kiezen en zijn gebonden aan de mogelijkheden die de diverse

Mastertracks binnen onze faculteit bieden. Vanuit dit uitgangspunt heeft

Stylos, samen met veel andere partijen, de basis voor Explore-lab opgezet.

Explore-lab is gebaseerd op de eigen keuzes en fascinaties van de individuele

student. Nadat deze duidelijk bekend zijn wordt er gekeken naar een

collectieve overeenkomst binnen de gehele groep. Dit is een belangrijke

factor, want zo ontstaat er een krachtig team dat overtuigend geïnteresseerd

is in elkaars werk.

De ambitie van het Explore-lab is gebaseerd op een zestal basiselementen,

die een afspiegeling zijn van de huidige eindtermen die de faculteit

Bouwkunde nastreeft. Helaas worden deze in de praktijk vaker niet dan wel

gehaald. De elementen die Explorelab wel tracht te behalen zijn:

- Een combinatie tussen verbreding en verdieping. Hierdoor ontstaat er

een essentiële blik op het gehele onderzoeksgebied van de faculteit. Dit

is belangrijk om een goed inzicht te krijgen in de mogelijkheden van het

afstuderen/van het vakgebied en hierdoor bewuste keuzes te maken in het

afstudeerjaar;

- Inzet van creativiteit is belangrijk om de complexe zaken tijdens het

ontwerpproces aan te pakken. Hierdoor is het mogelijk om orde te scheppen

op een zelf ontwikkelde manier. Hier is vrijheid voor zowel het inhoudelijke

als het procesmatige van het onderzoek van belang;

- Persoonlijke verantwoordelijkheid en initiatief zijn belangrijk om de vrijheid

in het eigen werk aan te voelen. Hierdoor is er ruimte om je eigen weg te

bepalen en van deze persoonlijke ervaringen te leren;

- Niemand houd je zo scherp als een medestudent die met overtuiging is

geïnteresseerd in jouw werk. In het Explore-lab zijn de onderlinge discussies

en reflecties dan ook expliciete leermiddelen. De kracht van een team inzien

en gebruiken;

- Het afstudeerjaar is het enige jaar in het gehele academische leven dat de

ruimte schept om zeer grondig op een kleine selectie van onderwerpen te

concentreren. Het Explore-lab nodigt uit om hier grondig over na te denken;

- Het afstuderen is bij velen de schakel tussen studie en beroepspraktijk. Het

is daarom belangrijk om een beeld te hebben van je benodigde kennis en

vaardigheden die benodigd zijn om af te studeren - maar belangrijker nog - te

bepalen welke vaardigheden en houding nodig zijn in de beroepspraktijk.

In september 2005 is de eerste groep van veertien studenten gestart in

het Explore-lab rond het thema enviroMENTAL design. Deze gezamenlijke

focus heeft als doel een bijdrage te leveren aan sustainable development

in de meest brede zin van het begrip. De verdeling binnen het lab bestaat

uit twaalf afstudeerders voor Architecture, één voor Building Technology

en één voor Urbanism. Om de groepsbinding te bevorderen zijn er enkele

workshops en excursies geweest. Een van deze workshops heeft bijvoorbeeld

plaatsgevonden bij een faculteit in Manchester.

Explore-lab 1 heeft zijn vaste atelier op de vijfde verdieping. Hier heeft

iedereen een eigen werkplek en er is genoeg ruimte om met elkaar te

brainstormen en te discussiëren over de diverse plannen. Hierdoor blijft de

student actiever en dit versterkt tevens de motivatie binnen de groep.

Op dit moment loopt het gehele lab aardig op schema en zullen de eerste

'explore-labbers' in juni afstuderen.

Nadat Explore-lab 1 in september gestart is, moest er natuurlijk een Explore-

lab 2 komen. Hiervoor hebben zich zelfs tweeëntwintig studenten aangemeld

en zijn zij gestart rond de gezamenlijke thema's Architectoniek, Landschap,

Theorie en User perception.

Voor de opleidingsdirecteur was dit gelijk een aanleiding om aan dit lab de

reguliere faciliteiten toe te kennen. Helaas dus geen eigen atelier ruimte,

maar een die voor twee dagdelen in de week beschikbaar is. Hierdoor heeft

niemand een eigen werkplek en zijn er minder mogelijkheden te overleggen

met, en reflectie te krijgen van je medestudenten. Om de groepsdynamiek te

bevorderen zijn de gezamenlijke activiteiten voor dit lab nog belangrijker.

Maar ook in dit lab zijn de studenten razend enthousiast en tevreden dat ze

hebben gekozen voor een lab met bijzonder veel vrijheid en dat ze kunnen

afstuderen in een gebied waarin zij gefascineerd zijn.

Explore-lab 1 en 2, twee bijzondere, verschillende labs met hetzelfde

uitgangspunt. Het zal niemand verbazen dat ook Explore-lab 3 op dit

moment in de startblokken staat. De eerste twee Explore-labs waren pilots,

wat wil zeggen dat ze nog niet verankerd zijn in het afstudeersysteem van de

faculteit. Maar door alle positieve reacties van zowel studenten als docenten

staat de faculteit Explore-lab 3 niet in de weg. In september zal er weer een

groep van maximaal 20 studenten beginnen in een nieuw Explore-lab. Het

thema bepalen ze zelf. De faciliteiten: Een gedeeld atelier met werkplekken

voor Explore-lab 2 en 3, interactie tussen nieuwe 'Explore-labbers' en een

gevestigde groep.

Explore-lab, vervreemding van het afstuderen? Een beetje wel, maar er

zijn nu eenmaal mensen die behoefte hebben aan meer dan de faculteit

aanbiedt. Hierdoor hebben zij meer mogelijkheden om zichzelf in bredere

zin te ontwikkelen. Misschien juist wel een versterking van het afstuderen. In

juli zullen de eerste 'Explore-labbers' afstuderen; we zullen hun uiteindelijke

bevindingen afwachten. //

Explore-lab, een afstudeerlab dat niet onder één van de master tracks past die de faculteit aanbiedt. Een afstudeerlab, geïnitieerd vanuit een studentenpopulatie die zich niet thuis voelt in de bestaande labs.

Joost van Nes

De definitie voor Explore-lab luidt als volgt: > Onderzoeksgestuurd afstudeerlaboratorium voor de verkenning van fascinaties in het bouwkundige vakgebied.

> Handboek Explore-lab, 2005-2006, 14-11-2005

p01-p09 Stylos 01_2.indd 3 8-5-2006 16:31:29

Page 6: pantheon//  '05-'06 - vervreemding

4 pantheon 4 ’05’06 s t y l o s / / v e r v r e e m d i n g / / a l g e m e e n

BKbeats 2006Paviljoen

Dinsdag 28 maart was voor Stylos een spannende dag. De bekendmaking van

de winnaar van de paviljoenprijsvraag. Het paviljoen is voor Stylos meer dan

alleen een ruimte om feestjes, workshops, lezingen of tentoonstellingen in

te laten plaatsvinden. Het paviljoen is ook ons gezicht naar de buitenwereld.

Als er bekende sprekers komen, laten wij graag vol trots het paviljoen aan

hen zien. Samen met het zeer complexe programma van eisen levert dit een

moeilijke opgave op. De twaalf overgebleven deelnemers van de prijsvraag

lieten hun definitieve plannen zien.

Elk duo kreeg dertig minuten om het plan toe te lichten en vragen te

beantwoorden voor de jury* en geïnteresseerden in de zaal. Jeroen

Steenvoorden en Jeroen Spee begonnen met het paviljoen Tubo, dat

volledig is opgebouwd uit zwarte rioleringsbuizen. Na een paar kritische

vragen rondom de afwerking van de buizen, werden zij opgevolgd door Tom

Vandeputte en Sander Rutgers.

In de eerste juryronde waren zij door met een plan genaamd ByCycle.

Het plan was inmiddels zo veranderd dat het niet meer onder deze naam

door kon gaan en dus geen naam droeg. Dit plan, bestaande uit een

aantal kasdelen met daarin verrijdbare doosjes met functies als bar, wc en

vergaderzaal, werd onder andere bekritiseerd op het weinig innovatieve van

het kasbouwprincipe.

De derde presentatie werd gegeven door Martijn de Geus en Philip

Mannaerts. De Blackbox, zoals hun plan heet, bestaat uit een kubus van

10x10x10 meter, die geheel is bedekt met kokosvezelplaten, waar allerlei

planten op kunnen gaan groeien. Op deze manier wordt de Blackbox binnen

drie maanden een Greenbox. De jury had bij dit plan vooral vragen over de

constructie en de openheid waar Stylos naar vroeg.

Het vierde plan van Jeroen Jochems en Sven Jaspers werd gekenmerkt door

een zeer innovatief gebruik van materialen. Het paviljoen 1930 is namelijk

opgebouwd uit een EPS composiet waar nog zeer weinig ervaring in de

bouw mee is. De vragen uit de jury waren vooral gericht op de vorm van het

paviljoen. Als een na laatste waren Bobby Bol en Peter van den Tol aan de

beurt met het paviljoen Fundamentum. Ook dit paviljoen is nogal veranderd

ten opzichte van de laatste juryronde. De kern van Fundamentum is het

gebruik van bamboe. De jury vroeg zich echter onder andere af of de bamboe

wel optimaal benut werd als constructiemateriaal in het paviljoen.

Als laatste waren Lieke van Hooijdonk en Philip Lühl aan de beurt met de

VillaEPS. Dit plan bestaat uit een EPS-landschap met daarbovenop een zwarte

doos (de villa), ook gemaakt van EPS. Het landschap vormt de benedenruimte

met de bar. Op het landschap rust een grotere ruimte met aparte

vergaderzaal. De jury stelde een paar vragen over de constructie.

Na de presentaties trok de jury zich een uur terug om één winnaar uit te

kiezen. Elk paviljoen werd even kort toegelicht, waarna de jury haar twee

favorieten bekend maakte: VillaEPS en Blackbox. Uiteindelijk heeft de jury

Blackbox als winnaar uitgeroepen. Stylos feliciteert de winnaars van harte.

Paviljoen Blackbox

Omwille van het tijdelijke en dynamische karakter van het gebruik, is het

ontwerp opgevat als een grote kubus waarbinnen verschillende activiteiten in

wisselende configuraties kunnen plaatsvinden. Tijdelijkheid is hierin opgevat

als veranderlijk, levend. Een gebouw waarvan het uiterlijk elke dag verschilt.

Geprobeerd is dit organische, levende karakter verder door te zetten. We

hebben een leefomgeving willen creëren waar planten en dieren zich fijn

voelen; alleen daar kunnen ook mensen goed bestaan.

Voor de gevel is daarom gekozen voor een - op dit moment nog nooit

eerder toegepast - ‘levend’ materiaal: een systeem met bevloeide, biologisch

verlijmde kokosvezelplaten. Het unieke van dit materiaal is dat het als

natuurlijk substraat kan dienen om, zonder constructieve verzwaringen, in

verticale richting planten te laten groeien. Na een paar jaar is het materiaal

compleet begroeid geraakt met allerhande planten (en diertjes; vlindertjes

bijvoorbeeld).

Het paviljoen is zodoende ook ingepast in een ecologisch afgestemd

omgevingsplan. Het werken met levend materiaal is een interessante

combinatie van tijdelijkheid en ecologie, wat als voorbeeld kan dienen voor

de slinkende ruimte voor groen in steden, als gevolg van urbanisatie.

Zoals eerder gezegd is ook intern het concept tijdelijkheid sterk doorgevoerd.

Er is hier gebruik gemaakt van een systeem met bijv. ophijsbare stoelen, zodat

de ‘grote zaal’ op de begane grond kon blijven en er per activiteit vanuit het

plafond op commando de gewenste opstelling naar beneden gehaald kan

worden (lezingen, tentoonstellingen, workshops, feestjes, etc.).

Daarnaast is ook aandacht besteed aan een vorm van interactiviteit in

deze grote zaal. Het boxje dat in de kubusvormige ruimte staat - waarin de

voedende functies als bar, vergaderruimte en opslag zijn ondergebracht – is

volledig bekleed met een systeem van LED-lampjes. Hiermee kan voor elke

activiteit een verschillende sfeer opgeroepen worden, al dan niet door de

bezoeker zelf. Dit benadrukt ook de tijdelijkheid en uniciteit van de beleving

in het paviljoen.

Het feit dat het vijf jaar blijft staan is ook bepalend voor het feit dat het weer

afgebroken moet kunnen worden. Er is daarom gekozen voor een houten

demontabel en remontabel bouwsysteem, dat, zoals beoogd, ook eenvoudig

door studenten in elkaar gezet kan worden. //

Sanne van ManenMartijn de Geus & Philip Mannaerts

*De jury bestaat uit dhr. drs. ing. J.P. Soeter, dhr. prof.dr.ir. J.M.J. Coenen, dhr. prof.ir.B. van Reeth, dhr. prof.dr.ir.A.C.J.M. Eekhout, dhr. ir. K. Kaan, mw. ir. A.E. Klinkhamer, dhr P.J.A.M. van Dijk en dhr. ir. T. Paardekooper.

p01-p09 Stylos 01_2.indd 4 8-5-2006 16:31:34

Page 7: pantheon//  '05-'06 - vervreemding

5s t y l o s / / v e r v r e e m d i n g / / a l g e m e e n pantheon 4 ’05’06

BKbeats 2006

Donderdag 20 april 13.52 uur

Het grootste indoor faculteitsfeest van Nederland is uitverkocht. Er worden

kaarten gevraagd en te koop aangeboden op internet. Iemand koopt een

kaartje over voor 60 euro!

Vrijdag 21 april 21.00 uur

De deuren gaan open, BKbeats 2006 kan beginnen! Eens in de twee jaar trilt

de faculteit Bouwkunde van de TUDelft op haar grondvesten, deze avond is

het weer zover.

Zaterdag 22 april 05.30 uur

De 17e editie van BKbeats is voorbij. Alle 2500 bezoekers, beschonken of niet,

zijn naar huis. De schoonmaakploeg en afbouwers staan voor de opgave het

gebouw weer in schone en ordelijke staat te krijgen.

Sommigen bezoekers kwamen puur om te feesten, anderen kwamen

speciaal voor de optredens. Lefties Soul Connection doorbrak de intieme

sfeer in de jazz/funk zaal met hun rauwe soul. In deze zaal was Rundfunk

verantwoordelijk voor dansbare funky muziek tussen de bands door. De

afgeladen Continu-rock zaal ging los op Relax. Hun hiphop/funk/rock knalde

met veel energie van het podium. Pete Philly & Perquisite kan je niet in

hetzelfde straatje plaatsen. Deze vijfmans-formatie speelt ook een combinatie

van hiphop en funk, maar dan met jazzinvloeden. Ondanks dat ze iets te laat

kwamen, gaven ze nog een tof optreden met hits als Grateful, Insomnia en

Mellow.

De verrassing in de Kooyker-Dance zaal was DJ Funkerman. Hij draaide niet

te hard, maar dankzij goede mixing skills zeker dansbaar. Na hem kreeg Don

Diablo de zaal plat, met zijn niet-in-hokjes-te-plaatsen stijl.

De acts in de Straat maakten het festival compleet. Schaars geklede modellen

werden door bodypainter Joost Konings zorgvuldig beschilderd, een van

hen zelfs met het logo van BKbeats 2006. Dansgroep Dattah Dans trok veel

bekijks. Bij de eerste korte show gebruikten ze beamers, waardoor bijzondere

bewegingen van licht en lichamen ontstonden.

De fatboys in de lounge waren geen minuut onbelegen. Misschien was

lounge in de loop van de nacht niet helemaal de goede benaming meer,

aangezien de DJ’s aardig stevig draaiden en er een feestje op zich bouwden.

Wij zijn als commissie blij met het verloop van het festival. Na maanden van

voorbereiding geeft het een goed en toch ook vreemd gevoel dat het voorbij

is. //

Loet Smeets

De BKBeats commissie 2006:Linda, Tony, Carine, Leonie, Jeroen, Jurriaan, Roland, Loet & Pieter.

p01-p09 Stylos 01_2.indd 5 8-5-2006 16:31:58

Page 8: pantheon//  '05-'06 - vervreemding

6 pantheon 4 ’05’06 s t y l o s / / v e r v r e e m d i n g / / a l g e m e e n

Het Paleis voor VolksvlijtStylos-excursie Berlijn

Na een introductie van Willem Hermans (stedenbouwkundige) enkele

dagen voor vertrek, over het ontstaan en de groei van Berlijn, vertrokken we

zaterdag 8 april vanaf station Delft. Een heel ontspannen treinreis bracht ons

binnen 6 uur in Berlijn. Tijdens de rit naar ons hostel, net buiten het centrum,

kregen we een eerste indruk van wat de stad allemaal te bieden heeft. Van

hele moderne glazen gevels tot typische Oostblok flats.

De stadswandeling van zaterdag begon bij het Documentationszentrum van

de Berlijnse muur. Velen waren verbaasd over het zien van de muur. Je stapt

uit de S-Bahn en opeens loop je langs de befaamde en beruchte muur: 3,5m

hoog met bovenaan een betonnen rioolpijp die ervoor moest zorgen dat het

onmogelijk was hier overheen te klimmen.

Tijdens de wandeling richting Alexanderplatz zijn we langs een van de

vele gekraakte panden in Berlijn gelopen. Een oud warenhuis is in gebruik

genomen door kunstenaars. Zij hebben hier hun atelier of galerie, geven er

feesten en draaien films. Het Alexanderplatz is een groot, weinig sfeervol

plein door de vele bouwwerkzaamheden die er plaatsvinden. De Fernsehturm

en het Rotes Rathaus (het stadhuis van Berlijn) zijn de grote blikvangers

op het zuidwestelijke deel van het plein. Meer naar het noorden staan

het Alexanderhaus en Berolinahaus van Peter Behrens. Beiden worden op

dit moment gerenoveerd. Op het Museum Insel was het vooral het Altes

Museum van Schinkel dat de aandacht trok. Deze was echter, net als alle

andere musea al gesloten, waardoor we niet verder zijn gekomen dan het

maken van foto’s van de buitenzijde.

In de avond werd er, na een pauze waarin iedereen heeft kunnen proeven

van de overheerlijke Duitse keuken, nog een bezoek gebracht aan de

Brandenburger Tor (enorm fotogeniek in het donker) en de Reichstag.

De laatste is niet alleen ontworpen als toeristenattractie vanwaar je een

mooi uitzicht hebt op het centrum van Berlijn, maar doet vooral dienst als

lichtkoepel. In de koepel zit een trechter die met behulp van spiegels het

daglicht in het hart van de Reichstag brengt. De politici kunnen hierdoor bij

daglicht vergaderen zonder dat er (extra) kunstmatige verlichting nodig is.

Voor de zondag stond een flinke wandeling op het programma. Het Pariser

Platz, inclusief Brandenburger Tor, werd nog éénmaal bij daglicht bezocht,

waarna we verder wandelden naar het Holocaust monument van Peter

Eisenmann. Vooral na het bezoek aan het museum onder het monument was

iedereen akelig stil.

Tijdens de wandeling naar de toeristische attractie Checkpoint Charlie zijn

we langs de Britse ambassade gekomen en langs een bijzonder woonblok

ontworpen door Aldo Rossi.

De middagwandeling werd gestart op Potsdamer Platz. Het Sony Centre van

Murphy-Jahn, Kollhoffs’ Daimler-Chrysler gebouw, een kantoorgebouw van

Renzo Piano en twee kantoorgebouwen van Richard Rogers maken dit een

extreem duur, maar indrukwekkend plein.

Onderweg naar de ambassadewijk, vlakbij Potsdamer Platz, zijn we gestopt

bij de Neue Nationalgalerie van Mies van der Rohe. Iedereen kent dit gebouw

wel uit de geschiedenisboeken, maar pas als je er werkelijk voor staat zie

je hoe enorm groot het eigenlijk is. Het gebouw lijkt door de zware daklijst

onverplaatsbaar en degelijk genoeg om de museumstukken die het bevat

te beschermen tegen alle invloeden van buiten. De galerie vormt een

aangenaam contrast met alle krachtpatserij van de Potsdamer Platz.

De ambassadewijk laat vele contrasten zien. Aan de ene kan zie je de

nieuwe gebouwen van de Duitse Bondsrepublieken en van de ambassades

van landen als India en Oostenrijk. Aan de andere kant staan er ruines van

monumentale panden die in de oorlog verlaten zijn vanwege verplaatsing

van de hoofdstad van Duitsland naar Bonn.

De laatste dag werd begonnen met een bezoek aan de Nederlandse

ambassade. Een korte rondleiding en twee films gaven een indruk van het

werk van Koolhaas. Doordat er mensen in het gebouw werken, mochten we

niet verder komen dan de entree en een receptieruimte.

De laatste bezienswaardigheid die nog op het programma stond, was het

Joods Museum ontworpen door Daniel Libeskind. Het gebouw is bij velen

bekend en zeer indrukwekkend. Vooral de Holocaust Turm en de Garten des

Exils maakten indruk. Helaas hebben de curatoren in het museum zoveel

willen laten zien, dat het museum een overvolle indruk achterlaat. Daarbij

opgeteld het grote bezoekersaantal maakt het moeilijk om te ervaren wat

Libeskind heeft bedoeld met zijn ontwerp.

Tijdens de terugreis werd veel nagepraat over de excursie. Berlijn is niet

zomaar een stad. Een stad met een lang verhaal wat nog lang niet afgelopen

is. De hereniging van de Oost en West is ruim 15 jaar na de val van de muur

nog volop in gang. En of het ooit lukt om de stad echt te herenigen is nog

maar de vraag.

Onze volgende excursie is op vrijdag 19 mei en zal weer naar Duitsland gaan,

ditmaal Keulen. Schrijf het in je agenda en ga mee! //

Inge de BoerChris Cornelissen

Dertig enthousiaste studenten schreven zich in voor de weekendexcursie naar Berlijn. Haast zonder te weten wat er allemaal op het programma stond, was de excursie binnen vijf minuten vol!

Nederlandse ambassade in Berlijn, door OMA

p01-p09 Stylos 01_2.indd 6 8-5-2006 16:31:59

Page 9: pantheon//  '05-'06 - vervreemding

7s t y l o s / / v e r v r e e m d i n g / / a l g e m e e n pantheon 4 ’05’06

Het Paleis voor Volksvlijt

Deze Stichting heeft twee doelen. Zoals de volledige titel van de stichting al

zegt, willen ze niet alleen het paleis herbouwen naar oude bouwtekeningen,

maar het ook exploiteren op de wijze waarop dat vroeger gebeurde.

Het Paleis

Samuel Sarphati, een Amsterdams projectontwikkelaar, bezocht in 1851

de wereldtentoonstelling te Londen, gehouden in het Crystal Palace.

Teruggekomen was hij zo onder de indruk dat hij vond dat in Amsterdam

ook zo’n 'Huis van handel, nijverheid, cultuur en wetenschap' moest komen.

Zodoende richtte hij de Vereeniging voor Volksvlijt op en pleitte daarbij voor

het bouwen van een permanent tentoonstellingsgebouw in Nederland. De

vereniging schreef voor dit nieuwe gebouw een prijsvraag uit, met als motto

"Sieraad der Stad en roem voor het vaderland". Deze prijsvraag leverde niks

op en men vroeg architect Cornelis Outshoorn, die ook verantwoordelijk was

voor het ontwerp van het Amstel Hotel te Amsterdam, als bouwmeester. In

1851 werd begonnen met de bouw van het 126 meter lange en 81 meter

brede gebouw. In 1864 werd het enorme gebouw met 8000 vierkante meter

tentoonstellingsruimte geopend. Het gebouw, dat overeenkomsten vertoont

met het Crystal Palace in Londen, was inclusief de koepel 6 meter hoger dan

het Koninklijk Paleis op de dam en bevatte naast ijzer, lood en zink, 5700

vierkante meter glas.

Achter het paleis werd een klassiek park aangelegd, omringt door het

huizen- en winkelcomplex De galerij, dat in 1881 werd gebouwd naar de hand

van architect A.L. van Gendt.

Gebruik

Het gebouw was oorspronkelijk bedoeld voor "nationale, algemene en

doorlopende tentoonstellingen van nijverheid, landbouw en koophandel,

dat tevens zalen zal bevatten ten dienste van openbare inrichtingen voor

kunsten en wetenschappen". De resultaten vielen zodanig tegen dat het

gebouw zich ook op andere cultuuruitingen moest gaan richten. De grote

zaal werd gesplitst in een concert- en toneelzaal. In de loop van de tijd zou

het gebouw ruimte bieden aan opera's, balletten, concerten, toneelstukken,

een Bal Masqué, een rolschaatsbaan, een rijwielschool (de RAI) en (politieke)

vergaderingen.

Brand

In de nacht van 18 april 1929 brandde het gebouw volledig af. De ramp

trok veel publiciteit. Lange tijd werd er gespeculeerd over de herbouw of

nieuwbouw van een operagebouw, maar in 1961 toen de Galerij - die de

brand had overleefd - werd gesloopt, kwam aan deze gedachten abrupt een

einde.

Op de plek waar het paleis stond, vlakbij de Utrechtsepoort, verrijst bijna

veertig jaar later in 1968 het gebouw van de Nederlandse Bank. Bij het zien

van de Nederlandse Bank is het onvoorstelbaar dat op deze plek ooit een

gebouw heeft gestaan met zo'n allure.

Herbouw

Wim T. Schippers vond dit ook en zette daarom een actie op tot herbouw

van het Paleis voor Volksvlijt. In 2002 brak hier het ideale klimaat voor aan,

aangezien het belang van een Nederlandse bank door de komst van de Euro,

was afgenomen.

In eerste instantie klinkt het misschien als een soort grap om een stichting op

te richten tot herbouw van een gebouw. Dat is het zeker niet.

De stichting heeft inmiddels al flink wat mensen achter zich geschaard. De

stichting gaat ook verder dan alleen de herbouw in de publiciteit brengen.

Zo zijn er al verschillende (positieve) gesprekken met de gemeente geweest

en hebben bouweconomen een berekening gemaakt van de te verwachten

kosten en baten. Daarnaast zijn bijvoorbeeld architect Carel Weeber en

schrijver Geert Mak groot voorstander van het plan.

Tegenwoordig worden er zeer veel gebouwen vooral op het gebied van

woningbouw 'herbouwd'. De nieuwbouwwijken met huizen in jaren '30-stijl,

verkopen zeer goed. Brandevoort, nabij Eindhoven is hier natuurlijk een

mooi voorbeeld van. Een gebouw zo groot en indrukwekkend als het Paleis

voor Volksvlijt is nog nooit herbouwd. Toch noemt Herman Hertzberger het

herbouwen van het paleis een 'schandalige nostalgie', al gaat dit deels ook

over de haalbaarheid van het plan.

Op maandag 15 mei zal Emile Wennekes toelichten hoe ver de stichting is in

het proces tot daadwerkelijke herbouw. Daarna zal Wim T. Schippers vertellen

waarom het paleis herbouwd moet worden. Kom kijken in de pauze in zaal A

en beslis voor jezelf of dit project een aanwinst zal vormen voor Amsterdam

of dat het niet meer is dan 'schandalige nostalgie'. //

Wim T. Schippers en Emile Wennekes:

Het Paleis voor Volksvlijt

15 mei, 12.45 - 13.45, Zaal A

toegang is gratis

Sanne van Manen

In juni 2002 richtte Wim T. Schippers in zijn programma Flogiston (VPRO) de 'Stichting tot Herbouw en Exploitatie van het Paleis voor Volksvlijt'. 15 Mei in de pauze, zaal A, zal Wim T. Schippers, samen met Emile Wennekes, voorzitter van de stichting en schrijver van het boek 'Het Paleis voor Volksvlijt, Edele uiting eener stoute gedachte!', het project toelichten.

> www.paleisvoorvolksvlijt.nl> www.volksvlijt.nl> Emile Wennekes, Het paleis voor Volksvlijt - 'Edele uiting eener stoute gedachte', SDU uitgevers, Den Haag, 1999

p01-p09 Stylos 01_2.indd 7 8-5-2006 16:32:00

Page 10: pantheon//  '05-'06 - vervreemding

8 pantheon 4 ’05’06 s t y l o s / / v e r v r e e m d i n g / / a l g e m e e n

p01-p09 Stylos 01_2.indd 8 8-5-2006 16:32:12

Page 11: pantheon//  '05-'06 - vervreemding

9s t y l o s / / v e r v r e e m d i n g / / a l g e m e e n pantheon 4 ’05’06

p01-p09 Stylos 01_2.indd 9 8-5-2006 16:32:16

Page 12: pantheon//  '05-'06 - vervreemding

10 pantheon 4 ’05’06 s t y l o s / / v e r v r e e m d i n g / / t h e m a

Vervreemding...Anselm van Sintfiet

Hier wordt de massa bediend

Als primitieve volken iets niet snapten (bliksem, tsunami's, verliefdheid, ziekte)

dan zochten ze de hulp van door hen zelf geconstrueerde goden. Godsdienst,

volgens Karl Marx1, keert de echte verhouding tussen de mens en de wereld

om. Voor een oppervlakkige geest schijnt het dat zijn goden de mens hebben

geschapen. Dit terwijl de mens zijn goden zelf creëert. De mens vereert dus

zijn eigen creatie, geholpen door diegene die dit mechanisme doorzien en

het gebruiken om macht uit te oefenen. De afstand tussen goden en de

massa van gelovigen wordt dan ook wel gezien als een weerspiegeling van de

vervreemding van de mens van zijn medemensen en zijn onderwerping aan

de natuurlijke omgeving.

onnavolgbaar zijn. Het systeem is onbeheersbaar geworden; er is geen

instituut of andere macht meer die alleen of in combinatie met andere

beslissende en voorspelbare ingrepen kan doen. Het is niet meer dat staten

de economie kunnen beheersen. De politiek zou geen bevelen meer moeten

geven maar navigeren tussen supranationale instellingen (Europese Unie) en

lokale spelers (scholen, politie, etc.), die het leven van de mens bepalen.

Voordeel van de nieuwe economische netwerken is dat mensen in de oude

‘Eerste Wereld’ net zo gemakkelijk buiten het systeem kunnen vallen als

mensen in de ‘Derde Wereld’. In die zin is dit onderscheid tussen Eerste,

Tweede en Derde Wereld verdwenen. Maar er is een andere scheiding

voor in de plaats gekomen, die van de connected en disconnected. Eerst

werd gestreefd naar verschil en specialisatie, naar helderheid en reductie

om de wereld te vatten in berekenbare stukjes. Nu zijn het termen als

gelijktijdigheid, veelsoortigheid, onzekerheid, netwerken, hubs en hybrid

Vervreemding is de situatie waarin de mens zich niet meer op een positieve manier betrokken voelt bij de hem omringende wereld.

De vervreemding is in het digitale tijdperk alleen maar groter geworden

in onze huidige geglobaliseerde wereld, zo stelt Manuel Castells in zijn

driedelige magnum opus.4 De mondiale economie van tijdloze en continue

geldstromen is een virtuele economie geworden met haar eigen regels

en eigen dynamiek waarvan de relaties met de werkelijke economie

Vervreemding is dan ook eerst en vooral een sociale uitdrukking van het feit dat de mens in zekere mate hulpeloos is ten op zichte van natuurkrachten en bijgevolg nog geen controle heeft verworven over de bronnen van het dagelijkse overleven.2

Georg Hegel stelde begin 18de eeuw al dat vervreemding eigen is aan de

ontwikkeling die de mens nastreeft.3 Voor Hegel is vervreemding dus een

fenomeen. Karl Marx echter zag vervreemding als een gevolg van politieke

economie. In het kapitalistische systeem wordt de mens vervreemd van het

product van zijn arbeid, omdat hij zijn eigen positie in het industriële proces

niet kan overzien. Deze vervreemding tussen mens en product zorgt op haar

beurt weer voor een vervreemding van de mens zelf, als sensibel en sociaal

wezen.

Permanente verandering van het culturele en maatschappelijke leven is

hetgeen de twintigste eeuw onderscheidt van alle voorgaande eeuwen.

Veel van deze veranderingen lijken te breken met traditie en vinden hun

basis niet in de historie. Industriële revolutie, de verschrikkingen van de

Wereldoorlogen, automatisering en massaconsumptie zijn processen en

gebeurtenissen waarin mensen niet meer duidelijk hun eigen plek of invloed

kunnen duiden. Altijd maar voorruit naar een onbekende toekomst die in

ieder geval anders moet zijn dan het verleden en heden. En er te laat achter

komen dat het ontdekken van nieuwe perspectieven soms ook zorgt voor het

verlies van waardevolle ervaringen.

waar ons doen en laten aan afgemeten wordt. Deze ontwikkelingen nopen

ons tot een herdefinitie van begrippen als democratie, natie en solidariteit; de

basis van onze samenleving.

Deze vervreemding op sociaal, economisch en cultureel vlak heeft

natuurlijk zo zijn uitwerking op het bouwkundige vakgebied. Het almaar

groeiende verschil tussen praktijk en theorie in onze discipline is een interne

vervreemding die misschien wel illustratief is voor deze tijd. Waarom schrijven

architecten bijna niet meer? Alberti en Palladio schreven hun traktaten als

voorbeeld voor de rest van de wereld hoe te bouwen. Is de huidige generatie

te bescheiden om hun eigen stijl/methode als leidend neer te zetten? Of

realiseren we ons allemaal dat alles mogelijk is; niets is goed of fout, alles is

goed en fout.

De vervreemding kent verschillende verschijningsvormen die soms leiden

tot een gewenste onaangepastheid, zie het essay Stranger in the City.

Technologische hoogstandjes als een iPod beïnvloeden ons gedrag op

een manier die onze ervaring van de gebouwde omgeving een totaal

nieuwe impuls geeft. Maar ook op een veel directere manier kunnen we ons

vervreemd voelen. In een andere stad waar je een half jaar gaat studeren kom

je erachter dat juist Delft toch ook anders is. //

"Want vervreemding leidt uiteindelijk tot strijd." 5

> 1. Marx baseerde zich voornamelijk op Ludwig Feuerbach’s (1804-1872) Das Wesen des Christentums uit 1841.> 2. vrij naar Marxisme en vervreemding, George Novack 1967 in Understanding History> 3. Phänomenologie des Geistes, Georg Hegel 1807, Translated by J. B. Baillie,http://www.class.uidaho.edu/mickelsen/ToC/Hegel%20Phen%20ToC.htm> 4. The Rise of the Network Society (1996), The Power of Identity (1997), End of Millennium (1998), Manuel Castells> 5. Interview met Manuel Castells door Irene van der Linde, verschenen in Computable 19 dec. 1997 nr. 51, p. 49

p10-p21 vervreemding 02.indd 10 8-5-2006 16:35:00

Page 13: pantheon//  '05-'06 - vervreemding

11s t y l o s / / v e r v r e e m d i n g / / t h e m a pantheon 4 ’05’06

Sommige dingen zijn onvermijdelijk. Sommige dingen heb je nou eenmaal

nodig. En dan ontkom je er niet aan om naar bepaalde winkels te gaan.

Laatst was het dus weer zo ver; ik had twee plantenpotjes en nieuw

beddengoed nodig, IKEA dus. Jammer genoeg heb ik een genetisch bepaalde

bloedhekel aan de IKEA, bedankt pa. Ze hebben prachtige dingen voor een

nog prachtigere prijs, dus dat is het niet. Het is meer die winkel waar je als

verdoofd door een doolhof loopt samen met heel Ypenburg, mede-studenten

(evenveel hallo-momenten als tijdens een willekeurige avond in de Tango) en

andere 'starters-op-de-woningmarkt'.

Na 10 minuten meanderend te hebben rondgelopen ben ik elke richting kwijt

en zie ook geen meubeltjes meer. Erop vertrouwend dat IKEA me de goede

aanwijzingen geeft, volg ik de bordjes. Edgy en geïrriteerd loop ik tussen

KARLANDA, BILLY, IVAR en EXPEDIT en verwens de mensen om me heen. Maar

het kan altijd erger.

Zo was ik een keer in een Costco's in Amerika. Bij Costco kun je alles krijgen,

van digitale camera tot kingsize waterbed, van een moederdagboeket tot

een bistrosetje voor op het terras. Op een bepaalde manier was het een van

de eerlijkste en meest oprechte vorm van architectuur of misschien wel het

uitblijven van architectuur. Op geen enkele manier probeerde deze staal- en

betonbox zich anders voor te doen dan ze is. Je komt binnen en er is geen

ontsnappen aan het gevoel van onderdrukking alleen al door de enorme

schaal (15.000 m2) van de winkel. Als mens in een groot gebouw probeer

je je vast te houden aan intieme details of aan een gevoel van charme of

intrige. In de zes meter hoge valleien van koopwaar voel je je als individu niet

aangesproken; hier wordt de massa bediend.

In Nederland zijn deze grote betonnen koopboxen ook steeds prominenter

in het landschap te vinden. Langs snelwegen, als entree voor steden, als

paddestoelen springen ze uit de grond. Deze bedrijventerrein architectuur

is het domein van de Retail binnengedrongen en wordt door iedereen

geaccepteerd. En het lijkt wel besmettelijk. Nu de magazijnarchitectuur

zich buiten de bedrijventerreinen laat zien, zijn we deze boxen ook gaan

accepteren om allerhande andere activiteiten te huisvesten; bioscopen,

amusementscomplexen en in Amerika zelfs kerken. Goedkoop, lelijk en

opportuun zijn de mode. Het is overal, dus het zal wel oké zijn.

Ik ben me er bewust van dat mijn commentaar als elitair kan worden opgevat.

Net als iedereen vind ik het namelijk ook prettig als mijn 51cm LCD TV maar

500 Euro kost; elke opsmuk waardoor de overhead kosten van de retailer

stijgen zijn niet nodig en zelfs niet gewenst.

Maar ik bedenk me wel dat de rijkdom van een maatschappij niet gemeten

wordt aan de hand van alle gave gadgets die in iemands woning liggen

opgestapeld. Deze rijkdom zou af te lezen moeten zijn aan de kwaliteit van

de natuurlijke en bebouwde omgeving en het weefsel van intermenselijk

gedrag.

Gemeten naar deze standaard, is de huidige trend van de beton en staal

magazijnarchitectuur onheilspellend en zelfs triest te noemen. //

Hier wordt de massa bediendAnselm van Sintfiet

p10-p21 vervreemding 02.indd 11 8-5-2006 16:35:03

Page 14: pantheon//  '05-'06 - vervreemding

12 pantheon 4 ’05’06 s t y l o s / / v e r v r e e m d i n g / / t h e m a

Volmaakte audiobubblesCaspar Frenken

Zoals vaak het geval is bij nieuwe technologische ontwikkelingen ontstonden

er al meteen na de introductie van de eerste generatie iPods wilde speculaties

over de invloed die het ding zou hebben, uiteenlopend van alweer 'het einde

van de radio' tot onheilspellende waarschuwingen voor een onomkeerbare

aantasting van sociale interactie. Wat betekent de iPod voor onze ervaring

van de openbare ruimte?

Michael Bull is verbonden aan de Universiteit van Sussex en schreef midden

jaren negentig het boek Sounding out the City, waarin hij onderzoek deed

naar Walkman-gebruikers. In het boek dat naar aanleiding van zijn huidige

onderzoek verschijnt, analyseert Bull de wijze waarop we geluid doelgericht

inzetten in de inrichting van ons dagelijkse leven en ervaringen. Het gebruik

van mp3-spelers speelt een belangrijke rol in nieuwe ontwikkelingen in de

manier waarop we ons gedragen in de openbare ruimte.2

Er zijn verschillende factoren die verantwoordelijk zijn voor de

populariteit van de iPod. Bull schrijft het succes van de iPod toe aan de

controlemogelijkheden die het de gebruiker biedt. Het feit dat je op elke plek,

op elk moment je hele muziekcollectie met een enkele vingerbeweging kunt

beheren, geeft iPod bezitters een enorm gevoel van vrijheid.3

Een respondent van Bulls onderzoek zei: ‘In alledaagse situaties heb je weinig

controle over je leven. Ga je naar een winkel, dan staat daar hun zoete muzak

op, die je aanspoort om meer te kopen. Ga je naar huis, dan bepalen niet

ik, maar de files wanneer ik eindelijk thuis kom. De iPod geeft me weer een

klein beetje controle over mijn leven. Ik kan in ieder geval zelf mijn eigen

soundtrack bepalen.’4

De behoefte aan controle komt voort uit de voordurende blootstelling

aan media om ons heen. Geluid is overal en beïnvloedt iedereen, ook als

we er niet actief naar luisteren. De iPod functioneert in eerste instantie

als een soundproof box, een geluidsdichte omgeving, die de gebruiker

in staat stelt zijn eigen geluidsomgeving te bepalen en een deel van de

omgevingsinvloeden uit te schakelen.

In 1977 schreef R. Murray Schafer al: "The radio was the first sound wall,

enclosing the individual with the familiar and excluding the enemy. Today

the world suffers from an overpopulation of sounds; there is so much

acoustic information that little of it can emerge with clarity. In the ultimate

lo-fi soundscape the signal-to-noise ratio is one-to-one and it is no longer

possible to know what, if anything, is to be listened to." 5 In 1985 vervolgt

Roland Barthes over geluidsvervuiling: "If the auditive background invades

the whole of phonic space (if the ambient noise is too loud), then selection of

intelligence of space is no longer possible, listening is injured; the ecological

problem that is today called pollution – and which is becoming a black myth

of our technological civilization – is precisely the intolerable corruption of

human space, insofar as humanity needs to recognise itself in that space." 6

De iPod is een middel voor stedelingen om een eigen, private sfeerervaring te

creëren in hun dagelijks bestaan in de stad dat hen de mogelijkheid verschaft

om iedere denkbare situatie te perfectioneren. Bull vergelijkt de iPod met

de middeleeuwse kathedraal, als een plek waar de wereld weer even wordt

gecentreerd. Buiten was de wereld chaotisch en onoverzichtelijk, maar in

de kathedraal werd het universum weer tot overzichtelijke en geordende

proporties teruggebracht. De iPod zou je kunnen beschouwen als een nieuwe

fase in deze traditie. Wanneer je destijds collectief naar heilige muziek wilde

luisteren moest je naar de kathedraal. Met de grammofoon en radio kwam

muziek in de privé-omgeving binnen bereik. De autoradio veranderde de

auto in een rijdende privé-capsule en de Walkman en nu de iPod maakte de

muziek nog draagbaarder.7 "De stad biedt een overvloed aan indrukken, je

kunt niet op alles reageren. Door je bijvoorbeeld in de trein achter een krant

te verschuilen, geef je aan: ik ben niet beschikbaar voor conversatie," schreef

Georg Simmel ooit. De witte iPod-oordopjes zenden een vergelijkbaar signaal

uit. We reageren op de overstimulatie van de buitenwereld door die stimuli te

vervangen door onze eigen, zelfgekozen audiowereld.8

Bulls bevindingen staan hiermee lijnrecht tegenover de gangbare

postmoderne filosofische theorieën waarin wordt verkondigd dat mensen

de radicale decentrering van ervaringen juist zouden omarmen als een

bevrijding. Uit de interviews die hij hield bleek dat men juist op zoek is naar

een gecentreerde, geordende ervaring. Die gecentreerde ervaring wordt niet

meer beleefd als een collectieve ervaring, die een hele samenleving deelt,

maar het individu is het centrum van zijn eigen universum geworden.9

Een van de respondenten omschreef zijn dag als volgt. ‘s Ochtends om 6 uur

stond hij op en luisterde hij op z’n iPod naar het nieuws terwijl z’n vrouw

nog in bed lag en maakte hij ontbijt. Onderweg naar kantoor – hij reisde

twee uur heen en terug – luisterde hij naar taalcursussen om Spaans te leren.

Tijdens werktijd gaf hij de voorkeur aan het luisteren naar klassieke muziek.

In de pauze, wanneer hij ging lunchen, luisterde hij naar audiobooks. In de

namiddag op weg naar huis was het tijd voor z’n eigen favoriete muziek en

als het al later was luisterde hij ook naar het nieuws. Wanneer hij thuis z’n

vrouw aantrof deed hij iPod uit om samen met haar te eten. Was ze er niet,

dan liet hij het ding gewoon aanstaan. Tijdens het fitnessen luisterde hij naar

sportmuziek en als hij in de avond nog wat ging lezen of werken was het weer

tijd voor klassieke muziek. Contact met z’n vrouw had hij ‘s avonds, in bed,

met de televisie op de achtergrond.

Dit is natuurlijk een extreem geval, maar het is typerend voor iPod-bezitters

om verspreid over de hele dag, gedurende een relatief lange tijd gebruik te

maken van het ding. Daarin zit ook het grote verschil met z'n voorgangers,

die minder intensief werden gebruikt. Het is opvallend hoe doelgericht de

gebruikers het apparaat gebruiken om hun stemming of ervaring te sturen.

De iPod wordt zo naast z'n functie als sound wall ook direct ingezet voor

mood-management. De iPod maakt het voor gebruikers mogelijk hun muziek

te ervaren op een manier die bij hun levensstijl past.

Het luisteren naar muziek is voor hen zelden een op zichzelf staande

bezigheid. Wanneer iemand met een iPod over straat gaat, is dat een middel

Begin februari sprak Michael Bull op de Transmediale in Berlijn over zijn recente onderzoek naar de invloed van de iPod op ons dagelijks leven. Het afgelopen jaar ondervroeg hij duizend iPod-bezitters over de betekenis van wat hij het eerste ‘urban cultural icon’ van de 21ste eeuw noemt.1

p10-p21 vervreemding 02.indd 12 8-5-2006 16:35:03

Page 15: pantheon//  '05-'06 - vervreemding

13s t y l o s / / v e r v r e e m d i n g / / t h e m a pantheon 4 ’05’06

om de ervaring van die omgeving te beïnvloeden. De wereld om hen heen

wordt geësthetiseerd en geperfectioneerd. "Gebruikers geven aan dat ze met

behulp van muziek bepaalde stemmingen op kunnen roepen. Dat is weer een

groot verschil met de Walkman: iPod gebruikers kunnen die sfeer heel exact

micromanagen omdat ze hun hele muziekcollectie met zich meedragen."10

Playlists kunnen onderling snel gewisseld worden en heel nauwkeurig

worden afgestemd op de gepaste sfeer die men wil bereiken. Uit Bull’s

onderzoek bleek dat iPod gebruikers voor ieder onderdeel van hun dagelijks

ritme bepaalde tracks of zelf samengestelde playlists hebben, die met grote

regelmaat terugkeren en over langere tijd onveranderd blijven. Gebruikers

ervaren dit als een vorm van vrijheid en originaliteit, terwijl de muziek die

ieder op z’n eigen iPod heeft staan uiteindelijk vaak grotendeels overeenkomt

met de keuze van anderen.

In zijn artikel Sound Connections: An Aural Epistemology of Proximity

and Distance in Urban Culture beschrijft Bull hoe consumenten steeds

meer gewend raken aan de aanwezigheid van allerlei media in hun eigen

privé-omgeving en de manier waarop ‘accompanied solitude’, 'vergezelde

eenzaamheid' (misschien is 'alleenheid' een beter woord) de gangbare

toestand lijkt te worden waarin we (vrijwillig) verkeren. Hij verwijst daarbij

naar Claude Lefort, die dit fenomeen beschreef als een 'constante illusie

van gezelschap, van een entre-nous,' waarbij de media een 'hallucinatie

van nabijheid opwekt die alle gevoelens van afstand, vervreemding en

onoverzichtelijkheid … alle gevoelens van onbekendheid wegneemt.'11

Naast het actieve contact dat we via mobiele telefoons hebben kan een

iPod-gebruiker er voor kiezen in gezelschap te verkeren van een artiest of

radiopresentator. Bull noemt dit het combineren van ‘the everyday and the

faraway’.12 Door de ontwikkeling van nieuwe, effectievere geluidsdragers

zijn gebruikers steeds meer in staat deze toestand ook te ervaren buiten de

grenzen van de eigen privé-terrein, in de publieke ruimte. Paradoxaal genoeg

bieden iPods zowel privacy als gezelschap.

De reclameposters die Apple gebruikt zijn een passende visualisering van

wat de iPod op deze manier volgens velen teweegbrengt: zwarte anonieme

schimmen die zich uitleven als of er niemand is aan wie ze zich aan zouden

moeten passen, alsof ze thuis voor hun spiegel staan, aangestuurd door de

witte oordopjes. De iPod verandert publieke ruimte in private ruimte: de bus

veranderd in een lounge, straten veranderen in woonkamers.

De voorkeur om zich af te sluiten in een private geluidsomgeving stelt de

dynamiek van sociale contacten en relaties in de stad op de proef. Gebruikers

zijn niet langer genoodzaakt om deel te nemen aan een gesprek met een

willekeurige persoon naast hen in de bus, of een winkelbediende die hen

aanspreekt. De iPod-gebruikers ‘verdwijnen’ als contactpersoon binnen

de openbare ruimte, teruggetrokken in een door hen zelf vervolmaakte

audiobubble.13

Het gebruik van iPods veroorzaakt een reorganisatie van de publieke en

private belevingswereld. De New York Times wijdde afgelopen jaar een

uitgebreid artikel aan de vraag wat er van de publieke ruimte overblijft

wanneer deze steeds verder geprivatiseerd wordt. Is het waar dat de publieke

ruimte killer wordt naarmate de private geluidsruimte prevaleert?

p10-p21 vervreemding 02.indd 13 8-5-2006 16:35:06

Page 16: pantheon//  '05-'06 - vervreemding

14 pantheon 4 ’05’06 s t y l o s / / v e r v r e e m d i n g / / t h e m a

Transformatie van het Groene Hart

Wat betekent publieke ruimte hier? Mensen die je in de supermarkt

tegenkomt spreek je over het algemeen niet aan. Het is algemeen bekend

dat mensen zich veiliger voelen naarmate zich meer mensen in een zelfde

ruimte bevinden. Omdat ze er zijn, niet omdat je met ze communiceert.

Bull concludeert dat het juist de iPod-bezitter is die de publieke ruimte

weer claimt door deze naar eigen inzicht te vormen, in plaats van passief de

openbare geluidswereld te ondergaan. De ervaring van privé-ruimte wordt

naar de openbare ruimte geëxporteerd door het individueel luisteren naar

de iPod. Mensen kiezen zelf met wie ze in contact staan en zijn tegelijkertijd

evengoed onderdeel van de ruimtelijke omgeving waarin ze zich bevinden.

Maar, besloot Bull zelf: “…As it appears that as we become immersed in

our mobile media sound bubbles of communication so those spaces we

habitually pass through in our daily lives increasingly lose significance for

us and progressively turn into the ‘non-spaces’ of daily lives which we try,

through those self same technologies, to transcend. Is this the negative

dialectic of creating a ‘home’ from ‘home’?”14

Bovenstaande tekst bestaat uit door mij geparafraseerde elementen uit de lezing die Michael Bull op 5 februari 2006 hield op de Transmediale in Berlijn.> 1. http://www.routledge.com/catalogues/0418221103.pdf> 2. Michael Bull, Sound Moves: Ipod Culture and Urban Experience> 3. Michael Bull, The Intimate Sounds of Urban Experience: An Auditory Epistemology of Everyday Mobility, The University of Sussex, 2002> 4. Michael Bull: Vijf Observaties over de iPod, http://www.denieuwereporter.nl/?p283, 29 maart 2006> 5. Schafer, R.M., The Tuning of the World, McClelland & Stewart, 1977, Toronto, p.71> 6. Barthes, R., ‘Listening’, in, The Responsibility of Forms, Hill & Wang, 1985, New York, p247> 7. Sennett, R., Flesh and Stone. The Body and the City in Western Civilization. New York, 1994, Norton.> 8. Bull, M., Sound Connections: An Aural Epistemology of Proximity and Distance in Urban Culture, Environment and Planning D: Society and Space, 2002, vol. 22, pp. 103-116.> 9. Michael Bull, The Intimate Sounds of Urban Experience: An Auditory Epistemology of Everyday Mobility, The University of Sussex, 2002> 10. Michael Bull: Vijf Observaties over de iPod, http://www.denieuwereporter.nl/?p283, 29 maart 2006> 11. Bull, M., Sound Connections: An Aural Epistemology of Proximity and Distance in Urban Culture, Environment and Planning D: Society and Space, 2002, vol. 22, pp. 114-116.> 12. ibid.> 13. ibid.> 14. Michael Bull, The Intimate Sounds of Urban Experience: An Auditory Epistemology of Everyday Mobility, The University of Sussex, 2002

p10-p21 vervreemding 02.indd 14 8-5-2006 16:35:09

Page 17: pantheon//  '05-'06 - vervreemding

15s t y l o s / / v e r v r e e m d i n g / / t h e m a pantheon 4 ’05’06

Transformatie van het Groene HartTim Loch

De tijd dat de scheiding tussen Stad en ommelanden gelijk liep met de

stadsmuren, is over. Nederland urbaniseert steeds meer en de steden groeien

als kool. Sinds de afloop van de Tweede Wereldoorlog zijn steden als

Den Haag-Rijswijk-Delft, Rotterdam-Schiedam-Vlaardingen en Amsterdam-

Amstelveen aan elkaar gegroeid tot grote agglomeraties. Sinds 2005 is

het aantal stedelingen in Nederland zelfs groter dan het aantal mensen in

plattelandsgebieden1. Om de vraag naar groei op te vangen wordt in rap

tempo in de polder gebouwd. De gemiddelde Nederlander ervaart het land

als 'vol', voelt geen ruimte meer. Adriaan Geuze (West8) trok onlangs aan

de bel om het 'Hollands Polderlandschap' te redden; het Groene Hart dient

behouden te worden.

Nederland staat in het buitenland bekend om haar ruimtelijke ordening. De

totale inrichting van het landschap, dat door mensen gevormd is, verbaast

bezoekers uit de gehele wereld al generaties lang. De cumulatie van duizend

jaar inpoldering, inrichting en herinrichting is uiteindelijk het 'Groene Hart'

geworden. Het Groene Hart is een groot weidegebied binnen de Randstad,

dat voor het eerst in 1958 als zodanig werd benoemd en in 1977 als 'open

landbouwgebied' werd bestempeld. Het doel hiervan was het beperken van

de opkomende woningbouw in dit gebied. Maar ondanks deze inspanningen

werd in de loop der tijd, stukje bij beetje, het landschap geconsumeerd door

steden als Zoetermeer en Alphen a/d Rijn. Hierdoor verdwijnt de 'groene long'

van de Randstad langzaam. In de laatste nota Ruimtelijke Ordening heeft

het Groene Hart de status 'nationaal landschap' gekregen. Het lijkt alsof het

gebied dus beter beschermd gaat worden. Bij nader inzien blijkt het echter

dat er verdere ontwikkeling plaats gaat vinden, in plaats van het behouden

van het huidige groene gebied.

Volgens Joost Schrijnen, directeur ruimte en mobiliteit bij de Provincie

Zuid-Holland, is de ontwikkeling van het Groene Hart het logische gevolg

van de functie die het in het verleden heeft gespeeld. Rotterdam is gericht

naar de Maas, Den Haag richting de Noordzee en Amsterdam naar het IJ.

Voor alle grote steden die onderdeel vormen van de Randstad geldt dat

het Groene Hart aan de achterkant van de bebouwing ligt2. Doordat de

oriëntatie van de stad deels de beleving van de bewoners bepaald wordt

het Groene Hart en de ruimte hier niet als zodanig ervaren. Men lijkt het

zelfs niet belangrijk te vinden. Als het Groene Hart echt belangrijk zou zijn,

zouden mensen in opstand komen tegen het langzaam verloren gaan van het

gebied. Waarom zouden we een open weiland beschermen als 'echte' natuur

als het Waddengebied of de Veluwe ook om aandacht vragen. Daarbij komt

dat hele gebieden nu al niet meer als open ruimte functioneren. Een goed

voorbeeld hiervan is het Westland, dat vrijwel geheel is volgebouwd met

tuinbouwkassen.

Is de Nederlander vervreemd van zijn eigen land en omgeving? De meeste

Het Nederlandse polderlandschap verdwijnt onder invloed van (sub)urbanisatie en 'naturisatie'. Wijdse landschappen verdwijnen langzaam maar zeker, en het klassieke beeld van de polder wordt moeilijker te vinden. Het is echter de vraag of deze veranderingen betreurd moeten worden of juist toegejuicht.

mensen verplaatsen zich met de auto van punt A naar B. Het valt niet te

ontkennen dat wanneer wij een rondje Randstad rijden, wij weinig van

de ruimtelijkheid van de polder ervaren. Grote delen van de rijkswegen

gaan langs geluidsmuren of door bedrijventerreinen3. Toch zijn de weidse

uitzichten nog steeds te vinden. In vrijwel iedere stad geldt dat men binnen

15 minuten op de fiets in open gebieden kan zijn.

Nederland is minder vol dan het voor de meeste mensen lijkt. Het lijkt samen

te hangen met de manier van verplaatsing van mensen. Het hoeft ook niet

te betekenen dat wij een einde maken aan onze beroemde landschappen,

sterker nog, het Nederlandse landschap is een opeenvolging van menselijke

ingrepen. De urbanisatie en 'naturisatie' van het oude polderlandschap zijn

hierin slechts nieuwe stappen. De Zaanstreek, het eerste 'industriële' gebied

ter wereld, de afgravingen van veengebieden en de latere inpoldering van de

hierdoor veroorzaakte plassen, zijn slechts enkele oude voorbeelden in het

almaar veranderende Nederlandse landschap.

Het veranderen van ons landschap is altijd onderdeel geweest van onze

cultuur. Steeds wanneer het landschap niet meer voldeed, werd een

nieuwe transformatie toegepast, meestal binnen het bestaande grid van

afwateringssystemen om zo het gebied niet te zwaar te belasten. Hierin

is eigenlijk geen verschil te zien met de huidige situatie, ook in nieuwe

projecten zoals polder Schieveen worden oude elementen uit het landschap

behouden. Veranderingen binnen het klimaat vragen om een nieuwe aanpak

van landpolitiek in Nederland. Meer zoute kwel vanuit zee, door de stijgende

zeespiegel, meer neerslag en toevoer door de grote rivieren en toenemende

urbane druk maken landbouw steeds moeilijker. Dit en het veranderende

grondgebruik zetten een groot gebied onder druk. Er zal dus naar een nieuwe

manier gezocht moeten worden om Nederland ook in de toekomst leefbaar

te houden. Als het opofferen van stukken 'klassiek' polderlandschap hiervoor

noodzakelijk is dan zal dat moeten gebeuren; de geschiedenis leert dat dit

meestal met respect gebeurt. //

> 1 Metro 19-03-2006 "Meer mensen wonen in stad dan op platteland"> 2 VPRO Tegenlicht: New Orleans in de Polder, 26 maart 2006> 3 Francine Houben, Mobility, a Room with a View> Een stad die durft investeert in de natuur: Polder Schieveen. Informatiebrochure Gemeente Rotterdam> Het Nederlands Landschap; Een geografische benadering.

Als het Groene Hart echt belangrijk was, zouden mensen in opstand komen...

p10-p21 vervreemding 02.indd 15 8-5-2006 16:35:10

Page 18: pantheon//  '05-'06 - vervreemding

16 pantheon 4 ’05’06 s t y l o s / / v e r v r e e m d i n g / / t h e m a

Prologue. Vangelis in Beaubourg

In 1978, the Greek musician Vangelis released his sixth album, Beaubourg.1

Critics quickly described it as one of his least accessible works, due to the very

atonal setup of the album and its apparent lack of a beginning and an end.

Almost entirely created on a Yamaha CS-80 synthesizer, Beaubourg is said to

be a musical representation of the Beaubourg area, where Vangelis lived at

the time. It is also said to be a musical interpretation of the architecture of the

Centre Pompidou, then just recently opened for the public. Listening to the

album, one can hardly understand how this could be a musical version of the

famous building. But then again, is the building as easy to understand as it is

to be distinguished in its surroundings?

Building the Centre Pompidou

The idea for the Centre Pompidou rose from the pressing wish of the

Parisiennes to finally have their own central library and cultural centre. The

resources were available and the motivation was there, there just was no site.

Yet.

The Beaubourg quarter had known a very rough period in recent history.

In the 1930s the quartier was infamous for its violence, prostitution and

dilapidated houses, so decided was to demolish a large part of the old,

cramped houses. An open square was left, which quickly turned into a

parking lot for trucks providing goods for the nearby Les Halles food market.

When, in the 1960s, the decision was made to move the food market to

the outskirts of the city, the trucks disappeared from the square. From

that moment on, Paris' plans for a central library and cultural were initially

focused on the Les Halles area. The controversy over the choice between Les

Halles and the Plateau Beaubourg was then suddenly settled in 1968, when

President Le Gaulle decided the building would be built on the latter, and that

a completely different concept would be designed for the former.

In 1969, the new French president, Georges Pompidou decided to make the

building his own building. As a real French ruler, with the need to leave a mark

in history (Remember Louis Quatorze's Versailles palace, or Mitterrand's Grand

Projets?), he decided that it should be both a library and a cultural centre. The

Centre Pompidou was born.

Georges Pompidou was not the only reason the plans for the centre gained

more speed and weight. The May 1968 events had shown that France was in

a crisis with the world and herself. Yet one year later, when the feared violent

revolution failed to occur, French national spirit appeared to be stronger then

ever. With this new confidence, people realized that France was capable of

creating great things and erect great buildings. The centre was one of those

and perhaps the one building that has shown best the spontaneity of May

1968:

"The way the piazza of the Centre Pompidou looks today with its fire-eaters,

mimes, spontaneous gatherings, street theatre, and hawkers is, in one sense,

an organized, focused version of the more truly ad hoc (and frightening)

groupings and events of 1968."2

In 1971, an international competition was announced for the new Centre

national d'art et de culture. When the competition ended in 1971, over 600

architecture firms had sent in a design, from which the jury, presided by Jean

Prouvé3, choose the plan of Renzo Piano and Richard Rogers with Ove Arup

as the winning design. The principal's idea of the building, to challenge

conventional ideas about cultural institutions, was perfectly embodied in

their design. As Pontius Hulten, the centre’s first director had seen an 'open

museum [where there would be] natural contact between artists and the

public in developing the most contemporary elements of creativity'4, the

physical shape of the building (initially) turned out to be just like that. All

construction taken to the outside, together with installations and circulation

space, its interior offered an uninterrupted space, ready to be occupied by

artists and visitors, engaging in an interactive debate about the arts and

society.

And then came the controversy, at its opening, not by Georges Pompidou,

but by his successor (and rival) Valery Giscard d'Estaing. It was a total

disappointment to the architects, while the president did not even mention

their names, only focusing on the political impact of the building.5 Soon

after its opening, critics began to argue the validity of the building in its

surroundings. Characterizations of the centre being 'a utopian oil refinery'

or simply 'a monstrosity' were commonplace in the fierce debate that

overshadowed the huge success of the building in its fist years. Let’s not

forget the fact that only in its first year, the Centre Pompidou welcomed over

six million visitors.

So how can the success of this building be explained? Did people simply

ignore the debate going on in the higher cultural elites of our society, or did

the building contain a deeper layer, one that could easily overcome its initial

dissociation with its surroundings?

And that is where George Simmel comes in.

"The development of modern culture is characterized by the preponderance

of what one may call the 'objective spirit' over the 'subjective spirit'"6

Perhaps the problems and successes of the Centre Pompidou have a much

deeper origin then the simple one of controversy as an attractor of public

attention. Perhaps the Centre Pompidou announced a much broader change

in our society, a shift that started in the sixties and perhaps still is going on

today.

Georg Simmel (1858-1918) was one of the first philosophers who made the

Stranger in the CityMarten Dashorst

The Centre Pompidou, Georg Simmel & Roemer van Toorn

"The way the piazza of the Centre Pompidou looks today with its fire-eaters, mimes, spontaneous gatherings, street theatre, and hawkers is, in one sense, an organized, focused version of the more truly ad hoc (and frightening) groupings and events of 1968."2

p10-p21 vervreemding 02.indd 16 8-5-2006 16:35:10

Page 19: pantheon//  '05-'06 - vervreemding

17s t y l o s / / v e r v r e e m d i n g / / t h e m a pantheon 4 ’05’06

association between sociology and the city. Educated as a philosopher and

historian, he was one of the founders of the German Society for Sociology,

and he lived and worked most of his life in Berlin, though his students

wandered out over the entire world, establishing institutes such as the

Department of Sociology at the University of Chicago.7

In his writings on the city, Simmel addresses a wide range of processes going

on in the dense fabric of human interactions known as the city. Since it is in

this case impossible as well as unnecessary to focus on all his theories, I will

only research into Simmel's writings about the concept of strangeness and

strangers8 and his concepts on the change of the human psyche due to the

enormous growth of the city in the last few centuries.9 Both articles revolve

around the central theme of the city and its influence on the behaviour of

humans.

One of the most apparent themes in Simmel's writings is the ongoing

struggle between subjectivity and objectivity. According to Simmel, there

are two major contributors to the ever growing distance between those

two concepts of subjectivity and objectivity. On the one hand, the immense

scale of the city has faced urbanites with a new, indifferent attitude towards

experiences and happenings in our physical environment. Simmel calls this

attitude blasé, and this 'I don’t care' way of living has driven a deep wedge

between the rural, communal way of living in the old villages, and the hasty,

individual way of life we experience in our cities.

Simmel's other distinction is in the way industrialization has made individuals

even more individual and specialized. We cannot be compared to each other

anymore. However, a strange but unavoidable paradox that arises from

this statement can perhaps explain the intricate functioning of the Centre

Pompidou in its surroundings. Simmel writes: "[…] this specialization makes

each man the more directly dependent upon the supplementary activities of

all others."10 The Centre Pompidou cannot work without the neighbourhood,

just as the neighbourhood needs the centre as a vital part of life.

A certain amount a blasé allows for the Centre Pompidou to exist. Even

though the first reactions were altogether very negative, and mostly focusing

on the building's inability to communicate with its surroundings, these critics

were soon pushed to the background by the sheer enthusiasm of the millions

of visitors. They did not care for the fact that the building indeed looks like

some totalitarian oil refinery, or that its scale is completely out of proportion.

They just wanted to visit the building, be part of the 'Pompidou experience'.

These feelings of blasé, or indifference, have nevertheless never completely

consumed our perception of the building. Perhaps the contrast it poses on its

surroundings has provided us with the necessary distance, and so ability to

understand it. Simmel explains this with his concept that a mental distance is

always created by a bodily proximity.11 In other words, since the confrontation

with the building is always so direct, we realize that it is working on a different

level then its surroundings, and therefore it validates its presence at the scene.

Simmel's writings for a large part contributed to the concept of modernity.

His views of the ancient concept of community (on which Heidegger later

bases his writings about dwelling) show a very ambiguous concept of the

city and where to go with it. In the city, the community with its bond based

on personal contact and unspoken rules, ceases to exist and is replaced by

a much more regulated form of interaction, the society. The organic bonds

of the community are replaced by the physical, created bonds of society.

The extreme number of impersonal experiences forces the individual to, as

With the Centre Pompidou, the visitor is nothing more than a cog, making the building go round and round.

p10-p21 vervreemding 02.indd 17 8-5-2006 16:35:11

Page 20: pantheon//  '05-'06 - vervreemding

18 pantheon 4 ’05’06 s t y l o s / / v e r v r e e m d i n g / / t h e m a

Simmel says, "[summon] the utmost in uniqueness and particularization, in

order to preserve his most personal core".12

For if we do not do this, we will become nothing but a mere cog in the

enormous machinery the city has become.13 With the Centre Pompidou, the

visitor is nothing more than a cog, making the building go round and round.

This somewhat nihilistic world view, where there is nothing to be done, could

be dubbed negative and counter-pastoral. But is this really true? Does Simmel,

and in his view, the Centre Pompidou, not offer a small chance of escape for

the urbanite caught in the jaws of modernization?

Simmel does offer another option. The enormous amount of experiences

coming right for us makes life easy, it provides a fluid network through which

the individual can freely move and make his decisions. This almost pragmatic

approach to the construction of the city, combined with the blasé attitude the

urbanite developed over the years, can offer an explanation for the seemingly

easy acceptance of the Centre Pompidou in its surroundings.

But there must be more reasons why this building was built exactly there

where it was built, and why it was built when it was built. Is there perhaps

another, hidden layer in the functioning of the building that allows for it to

exist as it does?

Micro-Urbanism

According to Simmel, truth is relational.14 In a way, our social environment

is the reflection of our physical environment. In the human spirit, there is

an unstoppable will to relate everything to each other, and in that process,

we bridge separated events and create a feeling of society.15 Society, and

in a more abstract way, wholeness of a city is a product of our mind. We

sometimes, unconsciously connect events and structures with each other,

thereby generating a new, larger structure.16

The Centre Pompidou can be described as a physical structure that expresses

the mental state of the city. It shows structures that were already in existence,

but before never had been understood in such a way that it could be

translated into a physical form. There have been critics who compared the

Centre Pompidou with another building in its near environments, the church

of the Notre Dame on the Ile de la Cité. They both share a very apparent

characteristic, namely that of an external construction, providing an interior

space that allows for a wide variety of events.17 Exactly that comparison shows

us that with the Centre Pompidou, the city, or society of Paris, found a way to

translate their unconscious ideas of the urban fabric into something within

the built environment. To put it in Simmel's words, the Centre Pompidou

is a subjective, physical effect of the objective, mental condition of the

metropolis.

One aspect that has been left relatively undiscussed yet, is the sheer physical

contrast the Centre Pompidou has with its surroundings. Next to the blasé

response of most Parisians, Simmel provides another possible explanation for

the coming into existence of the building in its days.

UFO in Beaubourg

"[…] spatial relations are only the condition, on the one hand, and the symbol,

on the other, of human relations."18

In his article 'the Stranger', Simmel discusses the physical entity of the

stranger and its impact of the functioning of a group. Though he uses the

example of a human stranger, most of his concept of strangeness can also be

applied to the built environment of the city, and the complex network this

generates. So does the Centre Pompidou represent a condition of the human

relations existing in the Beaubourg area, or is it a symbol of this complex

urban environment? Through its construction, the Centre Pompidou connects

neither to its surroundings, nor does it generate some conversation with the

interior spaces. It is merely a shell, both negating outside and inside.

It does not participate in the urban network, because it is of such a different

scale and materiality than its environment. This would be an easy conclusion

in order to reject the Centre Pompidou as a good building. But is exactly

this indifference to the city not what makes the building a rather intelligent

building? It shows the audience a mirror of its own functioning. There is no

physical participation, there even are physical borders, but on a mental level

the participation is more present then in any other building is the same

context.19

If we follow Simmel's ideas on the stranger, there still is one thing that needs

explaining. Distance, according to Simmel, "means that he, who is close by,

is far, and strangeness means that he, who also is far, is actually near."20 Being

strange, or a stranger, is a very specific form of interaction, happening on and

transcending in between the two levels of physical and mental interaction.

The Centre Pompidou combines both distance as well as strangeness in its

existence. It is distanced to its environments, because it has no apparent

physical relation to it (it is an 'oil refinery' in the city). At the same time, it

generates a sense of strangeness through the contents it provides, being art,

and in the way it functions within the mental network of the city. Perhaps

these words of Simmel describe the relational state of the Centre Pompidou

best: "The stranger […] is an element of the group itself. His position as a

full-fledged member involves being both outside it and confronting it." This

ambiguous state makes it possible to generate a certain objectivity, thereby

exactly fitting in Simmel's idea of the city as an objective entity.

We are nowhere near a conclusion here. After all, we must not remind that the

Centre Pompidou was conceived and built in a very specific time. The time

of the soixante-huitards, of hippies, of Communist violence against people.

A time of social unrest. So is Centre Pompidou a product of its time, and is

the way Simmel describes the transformation from community to society,

through a process of individualization and growing discrepancy between

subjectivity and objectivity, or is there more?

Question: is the Centre Pompidou a product of the first modernity, of the Either-Or society, or is it a harbinger of the second modernity, of the society of the AND?

p10-p21 vervreemding 02.indd 18 8-5-2006 16:35:11

Page 21: pantheon//  '05-'06 - vervreemding

19s t y l o s / / v e r v r e e m d i n g / / t h e m a pantheon 4 ’05’06

Roemer van Toorn and the Centre Pompidou of the AND

In recent times, there has risen a new conscience on the process of

modernization. A shift is occurring, away from the dialectical writings of

the early-twentieth century essayists, towards a more interactive way of

describing the city and its networks.21 One of the more recent contributions in

the architectural debate on modernity has been made by Roemer van Toorn.

Over the years, Roemer van Toorn has devised a critical theory that has

occupied its own spot in recent architectural theory and criticism. His

writings comprise themes as the functioning of the market in recent Dutch

architectural design, the city of the 21st century, but most importantly his

conception of a successor of 20th century's first modernity, consistently

dubbed the second modernity.22

According to van Toorn, the first modernity is characterized by a very

dialectical view on the way society and our urban environment works.23 In first

modernity, the world was very simple. On a macro-scale, you had East versus

West. On a national scale, you had Left versus Right. You had the Good Guys

versus the Bad Guys. This polarized concept of society, van Toorn writes, can

be dubbed the Either-Or society.24 In the Either-Or society, it was very clear

which way to go. But now, van Toorn states, the end of the first modernity,

of the Either-Or society, is near. It is soon to be replaced by a new concept of

modernity, the concept of the And.

Let's not directly discuss van Toorn’s proposed alternative for the Either-Or

society. First, let us look at our building and its position within this society.

The Centre Pompidou can easily be dubbed an Either-Or building. It obviously

engages in a very strong discussion with its surroundings. There is no

(apparent) attempt to converse on a normal level with its neighbours; there

is no attempt for approach. The Centre Pompidou could be called the good,

because it shows the people the truth, it is not hiding anything. The buildings

around it, they are wrong. They do not show what they are housing; they do

not offer the people a mirror of reality and criticism.

Whereas Simmel talks about 'greyness' in the aspect of not knowing who your

neighbour is, and eventually convicting this, naming it 'a latent antipathy'25,

van Toorn almost idolizes this ambiguity, this apparent chaos. Van Toorn

names this complete freedom of interpretation, of movement on both a

mental as well as on a physical level the society of the AND. "We are no longer

surrounded by technology as in our first modernity, we are in it, part of it."26

This second modernity, the modernity of flows and freedom, does not replace

its predecessor. It cannot replace its predecessor, for the idea of the AND

allows for everything to exist next to each other, at the same time. Is this why

the Centre Pompidou functions the way it does?

Question: is the Centre Pompidou a product of the first modernity, of the

Either-Or society, or is it a harbinger of the second modernity, of the society

of the AND?

Answers, and more questions…

In the first part of this article, I tried to analyse the Centre Pompidou through

the ideas and concepts of modernity as devised by Georg Simmel. Its strong

dialectical physical quality, together with the way the building participates on

a physical and even more on a mental level, undoubtedly make it a product

of first modernity. There are however a few aspects that do not exactly fit

in Simmel's concept of modernity. For example, it can be questioned if the

Centre Pompidou is really part of the urban fabric, as it, according to Simmel,

p10-p21 vervreemding 02.indd 19 8-5-2006 16:35:12

Page 22: pantheon//  '05-'06 - vervreemding

20 pantheon 4 ’05’06 s t y l o s / / v e r v r e e m d i n g / / t h e m a

should have become by offering a product that is desired. It legitimizes its

existence, but is it accepted on all levels?

Where Simmel leaves us no choice but to accept the building, van Toorn says

that it is our own choice, even though it is on an unconscious level. In the city,

we physically try to avoid all confrontations, but the mental state of a city can

only flourish if it inhibits a certain amount of discussion, of confrontation.27

And perhaps, Centre Pompidou does just that. It invited discussion right from

the moment it was built. First, discussion was about the way it looked. Then, it

was about the way it functioned.

Is the real secret of the Centre Pompidou in the way it works, and not

necessarily in the way it looks, compared to its surroundings? The initial

concept of the Centre Pompidou as a building where artists and visitors

would come together and practice arts, has long ago been abandoned.

People where too anxious to participate, and artists found the interior not the

best space for working on their projects.28 This idea can clearly be understood

as an idea that harbours all of van Toorn’s views of second modernity. It

engages in conversation with its visitors, it does not offer a clear view of

what's right and wrong, only a wide set of possible directions to go to.

What the Centre Pompidou does, is functioning as a node in the urban

network rather than offer a spatial solution to a given problem. Let us look

at the way the square in front of the building is more than a grandiose entry

piazza for a church of art. The way the building, together with the square,

injected a new level of interactivity for this part of the city, is altogether very

'AND-ish'. It operates on a mental level rather than on a physical level. The

building does not need to be understood in order to be accepted, for the

processes it initiates, the jugglers, the freedom and artistic vividness of the

area around it, can be seen as an integral part of the city. It has validated its

own existence by adding a new layer to the city. Uninstitutionalized art.

"The city of the third millennium can therefore only be understood if we

conceive of it in our analysis as a process instead of a place."29

And yes, we can see the Centre Pompidou as a process, and not just as a

physical entity. Take, for example, a look at its façade. This clearly is more

than simply an architectural solution for a spatial problem. By bringing all

construction, installations and circulation facilities to the outside of the

building, the architects have given the building a place in the urban network,

instead of next to it. It avoids the traditional concept of the city, with its clearly

separated systems and physical entities, the entities of street, square, building

and park. Is the Centre Pompidou a building, or is it a street? It is all in one. It is

an interactive façade, a façade offering us information.

The if and the why

Face it. Even more than it is a product of the first modernity, the Centre

Pompidou is a product of second modernity. Its place in the mental urban

network acknowledges a deep connection to the multiple layers that

together form the urban fabric. It is more than a building; it is a process, both

in its architectural form as in its functioning. But this quick conclusion does

raise another question, a question perhaps even more important than the

question if the building is a building of one of the two modernities.

Was the Centre Pompidou deliberately built as a building that harbours

qualities of both the first as well as the second modernity, or has it cleverly

adapted itself to the ever evolving world around it?

The reason Centre Pompidou still works after all those years, is that it has

never been afraid to adapt itself to changing circumstances, both in the world

of art as in the world of the city. It could be dubbed a pity that the original

intention of a place where artists and visitors interact in making art has been

abandoned pretty quickly, but the centre has never made itself obsolete to

the city. It has gained its own position in the city. It now lives not only in the

p10-p21 vervreemding 02.indd 20 8-5-2006 16:35:13

Page 23: pantheon//  '05-'06 - vervreemding

21s t y l o s / / v e r v r e e m d i n g / / t h e m a pantheon 4 ’05’06

> 1. http://en.wikipedia.org/wiki/beaubourg_%28album%29> 2. p4 in: Silver, N., The Making of Beaubourg – A building biography of the Centre Pompidou, Paris, The MIT Press, Cambridge 1994> 3. ibid, p38> 4. http://www.eyestorm.com/feature/ed2n_article.asp?article_id=68> 5. http://www.telegraph.co.uk/arts/main.jhtml?xml=/arts/2002/01/26/bapomp26.xml&ssheet=/arts/2002/01/26/ixartright.html> 6. p130 in: Simmel, G., The Metropolis and Mental Life, 1902. Translation by Wolff, K.H. (ed.), The Sociology of Georg Simmel, Free Press, New York 1950> 7. in: Lee Erickson, V., On the town with Georg Simmel: A socio-religious understanding of urban interaction, in Cross Currents, spring 2001, vol 51, no 1> 8. Simmel, G., The Stranger. Translation by Wolff, K.H. (ed.), The Sociology of Georg Simmel, Free Press, New York 1950> 9. Simmel, G., The Metropolis and Mental Life, 1902. Translation by Wolff, K.H. (ed.), The Sociology of Georg Simmel, Free Press, New York 1950> 10. ibid, p130> 11. ibid, p133 “This is because the bodily proximity and narrowness of space makes the mental distance only the more visible.”> 12. ibid, p135> 13. ibid, p134> 14. in: Lee Erickson, V., On the town with Georg Simmel: A socio-religious understanding of urban interaction, in Cross Currents, spring 2001, vol 51, no 1: “Michael Karen’s new translation of Simmel’s The Bridge and the Door (1994) provides fresh insight into his epistemology. For Simmel, truth is relational.”> 15. ibid.> 16. ibid.> 17. http://www.planetware.com/paris/georgespompidou-nationalcenter-for-art-andculture-f-p-cpb.htm> 18. Simmel, G., The Stranger. Translation by Wolff, K.H. (ed.), The Sociology ofGeorg Simmel, Free Press, New York 1950> 19. The concept of non-participation is described by Simmel as follows: “objectivity is by no means nonparticipation, but a positive and specific kind of participation.” The Centre Pompidou shows a certain kind of objectivity, by not engaging in conversation with its surroundings. It does participate, on a higher, mental level because it questions the people of their own existence and their concept of the city.> 20. Simmel, G., The Stranger. Translation by Wolff, K.H. (ed.), The Sociology of Georg Simmel, Free Press, New York 1950> 21. In his 1990s writings, Ulrich Beck was the first one to discuss this paradigm shift. He described two different kinds of modernity, a first modernity, dialectical and polarized, and a second modernity, ambiguous, broad and interactive.> 22. The notion of second modernity as a successor to first modernity was first conceived by the German writer and sociologist Ulrich Beck, in his 1996 article Risikogesellschaft - Auf dem Weg in eine andere Moderne> 23. Toorn, R. van, The And - Space in the third millennium, Amsterdam 1998> 24. ibid.> 25. p133 in: Simmel, G., The Metropolis and Mental Life, 1902. Translation byWolff, K.H. (ed.), The Sociology of Georg Simmel, Free Press, New York 1950> 26. Toorn, R. van, Time in Transit: A travelogue through the Society of The And in search of And/otherness, lecture.> 27. In his article, Lost in paradise, van Toorn talks about the consensus paradise, where everything is solved through compromises and bureaucratic intervention. This simply cannot go together with our ever growing wish of individual spaces and influences. Van Toorn rightly strives for a more chaotic society, however not dialectical. There is not one solution, there are many solutions.> 28. http://www.planetware.com/paris/georgespompidou-nationalcenter-for-art-andculture-f-p-cpb.htm> 29. Toorn, R. van, The And - Space in the third millennium, Amsterdam 1998> 30. ibid.> 31. ibid.> 32. p59-82 in: Baudrillard, J., Kool Killer, oder Der Aufstand der Zeichen, Merve Verlag, Berlin 1978> 33. P45 in: Silver, N., The Making of Beaubourg – A building biography ofthe Centre Pompidou, Paris, MIT Press, Cambridge 1994> 34. p86 in: Fils, A., Das Centre Pompidou in Paris, Idee – Baugeschichte – Funktion, Heinz Moos Verlag, Munich 1980> 35. http://www.archined.nl/archined/4505.0.html

> photos: http://ibftp.free.fr/collages1.htm

physical environment, but also in 'real virtuality' van Toorn speaks about.30

If we follow van Toorn even more precisely, it would be all but alright to try

to place the Centre Pompidou in a category of modernity. History, van Toorn

states, "can no longer be based on either-or thinking because we live in a time

where the space of flows calls the shots."31

Perhaps we need to take a certain distance from our subject know, and

inject some fresh ideas on the Centre Pompidou into our thoughts. His

name is Jean Baudrillard, and he discussed the Centre in his 1978 essay ‘Der

Beaubourg-Effekt, Implosion und Dissuasion'.32 According to Baudrillard,

there is nothing else to do for the Centre Pompidou than to be left empty.

The difference between outside and inside no longer exists, so it should not

be questioned what the building should contain. The masses are its contents.

This idea can also be found in the writings of van Toorn. In the society of the

And, van Toorn writes, architecture is no more about space or time, but about

information. The people are its contents, it reason for existence.

When built, the Centre Pompidou clearly was a product of its time, of Simmel's

writings on subjectivity and objectivity. It fits perfectly his descriptions of the

stranger in the city. But its functionality, the Centre Pompidou is indeed more

a process than a building. In van Toorn's words, Centre Pompidou can only be

understood as a process instead of a place.

"In appearance, its form is simple. But one does not know many buildings

resembling this one: not a tower or a skyscraper, but, seen from afar, an

immense screen, and closer, a mirror offering a constantly changing play of

images and reflections." – The jury report on the design of Rogers & Piano33

The Centre Pompidou represents the public. In its flexibility, in its sheer refusal

to conform to any convention. It is a product of our modern day society,

conceived in history. A true harbinger.

Epilogue: Les Halles 2005

After the decision of the Paris city council to move the Les Halles meat market

to La Vilette, in 196234, not only the Plateau Beaubourg was left without a

function. Whereas this area was quickly occupied by the Centre Pompidou,

the larger area of Les Halles was left unoccupied for a longer time. Only the

old garden construction from Baltard remained, later completed with the

underground forum and a new garden design by Ricardo Bofill. Nevertheless

it has never gained so much popular attraction as the Centre Pompidou area.

Something needed to be done.

Paris' new mayor, Bernard Delanoë, decided in 2001 to restructure the area.

In 2004, four architecture firms, OMA, MVRDV, Atelier Jean Nouvel and SEURA

(David Mangin), were chosen as the final contestants. And apparently, Paris

had lost her spontaneity. Instead of going for the extreme ideas of OMA or

MVRDV, like Piano and Rogers were chosen for the Centre Pompidou, the jury

chose the most conservative design, that of David Mangin. It was a choice

for certainty, for only 7 years of construction, a choice to keep the local

community befriended. Or as one shopkeeper said: "Mangin ou la guerre."35

And after all, time will probably tell, if the Centre Pompidou was just an

aberrancy of time and zeitgeist, or that it really was a part of a larger historical,

modern process. //

p10-p21 vervreemding 02.indd 21 8-5-2006 16:35:13

Page 24: pantheon//  '05-'06 - vervreemding

22 pantheon 4 ’05’06 s t y l o s / / v e r v r e e m d i n g / / a l g e m e e n

Whatcha lookin'at?Sometimes you can wonder if we have lost our ability to look at something

and be intruiged. In this era of images appearing and disappearing with the

speed of light, we should take some time off to look at things well more often.

Because sometimes, things are not what they appear to be. //

Santiago Calatrava, Library Zürich

Bytes on flash disk, 2006Marten Dashorst

p22-p27 vervreemding 03.indd 22 8-5-2006 15:44:04

Page 25: pantheon//  '05-'06 - vervreemding

23s t y l o s / / v e r v r e e m d i n g / / a l g e m e e n pantheon 4 ’05’06

Chris Jordan - Diesel Tank44x56 inchuit Intolerable BeautySeattle 2004

p22-p27 vervreemding 03.indd 23 8-5-2006 15:44:12

Page 26: pantheon//  '05-'06 - vervreemding

24 pantheon 4 ’05’06 s t y l o s / / v e r v r e e m d i n g / / a l g e m e e n

Amie Dicke - The Darkness of Lightnesscut-out, ink on magazine paper, 200416 x 22,6 inchestext: ‘The Invisible Man’ by Ralph Ellison.courtesy: Peres Projects, Los Angeles / Berlin and Diana Stigter, Amsterdam.

p22-p27 vervreemding 03.indd 24 8-5-2006 15:44:37

Page 27: pantheon//  '05-'06 - vervreemding

25s t y l o s / / v e r v r e e m d i n g / / a l g e m e e n pantheon 4 ’05’06

p22-p27 vervreemding 03.indd 25 8-5-2006 15:44:49

Page 28: pantheon//  '05-'06 - vervreemding

26 pantheon 4 ’05’06 s t y l o s / / v e r v r e e m d i n g / / a l g e m e e n

Airplane graveyardcourtesy of www.jar2.com

p22-p27 vervreemding 03.indd 26 8-5-2006 15:45:06

Page 29: pantheon//  '05-'06 - vervreemding

27s t y l o s / / v e r v r e e m d i n g / / a l g e m e e n pantheon 4 ’05’06

Chris Jordan - Chassis yard #244x70 inchuit Intolerable Beauty2005

p22-p27 vervreemding 03.indd 27 8-5-2006 15:45:21

Page 30: pantheon//  '05-'06 - vervreemding

28 pantheon 4 ’05’06 s t y l o s / / v e r v r e e m d i n g / / a l g e m e e n

Regien Kroeze

Meer dan 70% van de stedelingen in Afrika, wonend in steden ten zuiden van de Sahara, leven in sloppenwijken. Wereldwijd leven in ontwikkelingslanden in totaal 2,2 miljard mensen in stedelijk gebied. Binnen dertig jaar zal dit aantal verdubbelen en daarmee, opgeteld bij de overige gebieden, zal de helft van de wereldbevolking in sloppenwijken wonen.

Sloppenwijken in het slop

Zijn de feiten u bekend? Waarschijnlijk niet. De meeste westerlingen hebben

geen idee in wat voor omstandigheden 1,1 miljard mensen op deze wereld

leven; Slums, Favela’s, Bidonvilles, Chanty Towns, Townships, Barria, Villa

Miseria; de benaming verschilt per land.

Een sloppenwijk is een nederzetting die grenst aan een stad en wordt

gekarakteriseerd door ontoereikende huizen en basisvoorzieningen.

De nederzetting wordt niet erkend door de publieke autoriteit als een

geïntegreerd en gelijk deel van de stad. Het bestaan ervan is in landen buiten

Europa meer regel dan uitzondering. Volgens UN-Habitat leven ongeveer 1,1

miljard mensen, 32% van de wereldbevolking, in een sloppenwijk. Volgens

onderzoek (2001 UN-habitat) woont 78% van de inwoners van de minst

ontwikkelde landen in stedelijke sloppenwijken; dit zijn 140 miljoen mensen.

In ontwikkelingslanden is dat 43%, wat neer komt op 870 miljoen mensen.2

UN-Habitat is wereldwijd verantwoordelijk voor het monitoren van het doel

de sloppenwijken te laten verdwijnen uit de steden. Dit is onderdeel van het

doel om de duurzaamheid van woongebieden te kunnen verzekeren. Rond

2020 moet het aantal bewoners in deze wijken teruggebracht worden met

100 miljoen personen. Het doel staat beschreven in 'Guide to monitoring

Target 11: Improving the lives of 100 million slum dwellers. Progress towards

the millenium development goals'.

Als wij aan slechte woonomstandigheden denken in Europese steden, dan

noemen wij bijvoorbeeld de Bijlmermeer, de Banlieus van Parijs of de grote

betonnen woonblokken in Oost-Europa. Geen luxe huizen, geen goede

sfeer. Maar dit is niet te vergelijken met de slechtste woonomstandigheden

buiten de westerse wereld. We moeten in Europa ver zoeken voordat we in de

buurt komen van een nederzetting die voldoet aan de kenmerken van een

sloppenwijk. Als we over echt onleefbare situaties praten dicht bij huis, zijn

het bijvoorbeeld kleine tentenkampen van vluchtelingen in de bossen van

Calais. Hier wonen de illegale vluchtelingen die wachten op een overzeese

ontsnapping. Ze slapen in zelfgemaakte tenten zonder enige voorzieningen.

Elders in Europa zouden we nog het één en ander tegen moeten komen, want

er schijnen ook in ontwikkelde continenten zoals Europa en Amerika al 54

miljoen mensen niet aan dergelijke leefomstandigheden te ontkomen.

Wij westerlingen weten af van het bestaan van sloppenwijken, al is deze

kennis pas van de afgelopen zestig jaar; daarvoor kende de Nederlander

het woord ontwikkelingshulp nog niet. Pas vanaf die tijd ontstonden

hulporganisaties zoals de Verenigde Naties en specifiek in Nederland NOVIB,

respectievelijk opgericht in 1945 en 1956.

Westerse toeristen willen tegenwoordig graag een kijkje nemen in een

sloppenwijk als we op vakantie zijn en betalen daar graag €50 voor aan de

gids. Dit geld komt overigens niet bij de bewoners terecht. Of ze kijken vol

verbazing hoe aan de kant van de modderige weg prefab golfplaten huisje

verkocht worden. Maar dat er enorm grote gebieden volgebouwd zijn met

brakke hutjes, kunnen wij niet bevatten. Een sloppenwijk is niet iets waar

in eerste instantie bij wordt stilgestaan als een immens groot wereldwijd

probleem. Het lijkt voor de meeste westerlingen meer op een goede

toeristische attractie. Wat een sensatie, maar wat een vervreemding!

Sloppenwijken worden gekarakteriseerd door een tekort aan basis behoeften,

slechte huizen, illegale structuren, overbevolking, slechte levensconditie,

armoede en sociale uitsluiting. Dit heeft meerdere oorzaken. De grootste

factor die de ontwikkeling in het verbeteren van woning en levensconditie

tegenhoudt, is een tekort aan aandacht van de overheid op alle niveaus, van

lokale tot nationale politiek2. Gevolg hiervan is dat het niet lukt de bevolking

boven de armoedegrens te houden, waardoor mensen op straat komen

te staan. Een andere oorzaak van het ontstaan van een sloppenwijk is het

vestigen van terugkerende soldaten die dakloos zijn geworden na een oorlog

of vluchtelingen en slaven die een nieuwe woonplaats zoeken.

De voorbereiding tot het terugbrengen van het aantal sloppenwijken moet

gepaard gaan met een goede internationale samenwerking en hulpverlening.

Ten eerste moet geanalyseerd worden wat er mis is in de wijken en waar de

bewoners behoefte aan hebben. Dit moet uiterst kritisch gebeuren zonder

afzwakkingen. Er moet een managementplan opgezet worden, naast een

demografisch en stedenbouwkundig plan voor de enorme gebieden. De

infrastructuur moet in alle facetten vernieuwd of toegevoegd worden.

De kosten die gemaakt worden, moeten gefinancierd worden vanuit de

regeringen, door schenkingen en ontwikkelingshulp. Deze geldstromen gaan

jammer genoeg nooit gepaard met zekerheid van continuïteit.

Doordat een sloppenwijk zonder enige structuur ontstaan is, functioneert

deze in vele opzichten zeer slecht. De sloppenwijk ligt meestal, door de

ongestructureerde manier van bouwen, in een ander grid dan de stad. Dit

is moeilijk weer te herstellen in de leidende demografische trend, omdat de

oppervlakte van een sloppenwijk soms groter is dan die van de stad zelf. Het

is moeilijk om voorzieningen in te plannen of hier toegang toe te verlenen,

want bewoners zijn hier niet vermogend genoeg voor.

Naast deze problemen, die vooral op grote schaal de mogelijkheden

beperken om op korte termijn sloppenwijken terug te brengen, zijn de

problemen die voor de bewoners dichter bij huis liggen even belangrijk om

op te lossen.

Bewoners kampen met armoede en werkeloosheid. Dit zijn de belangrijkste

oorzaken die de negatieve vicieuze cirkel direct beïnvloeden. Daarnaast

moet de bestaanssituatie zekerder worden. Deze is gekoppeld aan voeding

en huisvesting. Ook rolpatronen tussen man en vrouw kunnen af en toe de

ontwikkeling beperken. Hygiëne is ondermaats en drinkwater is zeer slecht,

waardoor veel ziekten en kindersterfte voorkomen.

UN-habitat heeft een rapport opgesteld met de speerpunten waar de

sloppenwijken aan moeten voldoen voordat ze humaan genoemd kunnen

worden. Dit zijn de volgende; toegang tot schoon drinkwater, toegang

tot sanitair, bescherming vanuit de overheid, goede infrastructuur en

stedenbouwkundig plan en een maximaal aantal personen per oppervlakte.

Als er gekeken wordt naar deze eisen, zullen deze problemen voor het

Benamingen sloppenwijkenZuid Afrika Squatter campBrazilië FalvaFilippijnen, Argentinië Villas miseriaVenezuela BarrioPeru Pueblos jovenesAmerika HoovervilleZuid Amerika Township

aantal; totale bevolking (miljoen)wereld totaal 6.1343e werld landen 4.940ontwikkelde landen 1.194opkomende landen 685

aantal en % stedenlingen (miljoen)wereld totaal 2.923 47.7%3e werld landen 2.022 40,9%ontwikkelde landen 902 75.5%opkomende landen 179 26.2% Zuid centraal Azie 452 30,3%Oost Azie 533 39.1%Zuid Afrika 231 34.6%

aantal en sloppen % t.o.v. stad (miljoen)wereld totaal 924 31.6%3e werld landen 870 43% ontwikkelde landen 54 6%opkomende landen 140 78.2%

Zuid centraal Azie 262 58%Oost Azie 194 36.4%Zuid Afrika 166 71.9%

> UN-HABITAT, Global Urban Observatory, 2003

p28-p35 vervreemding 04.indd 28 8-5-2006 15:50:08

Page 31: pantheon//  '05-'06 - vervreemding

29s t y l o s / / v e r v r e e m d i n g / / a l g e m e e n pantheon 4 ’05’06

grootste gedeelte kunnen worden opgelost door goede huisvesting

en infrastructuur. Watervoorziening met daaraan gekoppeld sanitair en

bescherming tegen weersinvloeden kunnen in één woning samengebracht

worden.

Maar de huizen in sloppenwijken zijn ondermaats en voldoen niet aan

de eisen waaraan ze zouden moeten voldoen. Een huis heeft een goede

structuur qua dak, muren en vloer als er met duurzame en sterke materialen

wordt gebouwd. Sommige huizen kunnen voor locale begrippen goed

gebouwd zijn met materialen die voor hen gekwalificeerd zijn als duurzaam,

maar door onprofessionaliteit niet van goede kwaliteit zijn. Op deze manier

wordt de bewoner nog steeds aan weer en wind blootgesteld. Anderzijds kan

een materiaal niet duurzaam lijken in onze ogen, maar het wel zijn omdat het

gemakkelijk en goedkoop te herstellen is. Dit is vaak het geval bij inheemse

huizen, gemaakt van natuurlijke materialen die in stand gehouden worden,

al generaties lang. Duurzaamheid van materialen is een complex onderwerp

door locale condities, locale constructies en door het rekening houden met

gehandhaafde tradities en vaardigheden. Wat voor bewoners duurzaam is,

is voor experts totaal niet bruikbaar. Dit is ook het probleem voor bewoners

in half stedelijke gebieden. Ze wijken af van het stedenbouwkunde patroon

door inheemse materialen te gebruiken die in de stad niet duurzaam zijn.

Een huis is pas duurzaam als het op een niet gevaarlijke plek gebouwd is

en een permanente constructie heeft die de bewoners genoeg beschermd

tegen extremen van het klimaat. Er moet rekening gehouden worden met

locale bouwgewoonten, standaard en wet. Het is gevaarlijk als huizen in

geologische gevaarlijke zones, op vuilnisbelten, in een zwaar industrieel

vervuild gebied of naast infrastructuren – vliegveld, treinstation - gevestigd

zijn. Dit moet dus voorkomen worden.

Het aantal personen per oppervlakte hangt nauw samen met de typologie

van het huis. Nu is het zo dat meestal vijf of meerdere personen een kamer

delen. Deze ruimte wordt daarnaast ook nog gebruikt voor koken, slapen

en andere huishoudelijke activiteiten. In Bangkok wonen in sloppenwijken

bijvoorbeeld vijftien personen per 1600 m2. De oppervlakte dichtheid in

Bangkok kun je vergelijke met het Voorhof in Delft, waar één persoon per 100

m2 woont. Alleen is dit slechts in een oppervlakte van 1 km2 en in Bangkok

gaat dit kilometers door. Deze dichtheid van mensen veroorzaakt veel vuilnis,

dat door smalle straten en gebrek aan voorzieningen niet wordt opgeruimd.

Uit het rapport van UN-Habitat blijkt dat huisvesting erg belangrijk is bij het

oplossen van de problemen. Wat niet genoemd wordt bij het oplossen van

het sloppenwijkprobleem, maar naar mijn mening net zo belangrijk is, is

scholing en werkgelegenheid. De armoede kan op deze manier bestreden

worden en men kan voedsel kopen van de inkomsten die verdiend worden

met werk. (als voedsel voorradig is).

Samenvattend kan er gesteld worden dat om een sloppenwijk te kunnen

transformeren naar een humane wijk, er vele aspecten veranderd en

verbeterd moeten worden.

Ik heb het idee dat het niet gaat lukken de sloppenwijken te laten

verdwijnen of op grote schaal terug te dringen. Het is mogelijk een betere

stedenbouwkundige opzet te ontwikkelen met de juiste voorzieningen en

goedkope huizen die bescherming bieden tegen extremen. Maar ten eerste

is de ligging en omvang van een wijk al zo bepaald, dat daar niet veel aan te

doen is. Meestal liggen de wijken naast industriegebieden, of vuilnishopen,

omdat hier dingen te halen vallen. Deze plaatsen worden echter aangewezen

als gevaarlijk. Daarnaast zijn de wijken zeer dicht bebouwd. Om aan de

speerpunten te voldoen die UN-Habitat noemt en aan het maximum aantal

personen per oppervlakte, zal er per huis veel meer ruimte nodig zijn.

Hierdoor zal de omvang van een wijk nog groter worden en niet snel uit

te voeren zijn. Het zou zo moeten zijn dat mensen niet meer gedwongen

hoeven te zijn in sloppenwijken te wonen en een kans krijgen te verhuizen

naar een betere plek. Maar dit kan niet gebeuren als het grootste probleem

niet opgelost wordt; armoede en werkeloosheid. Hierdoor hebben bewoners

niet de middelen zichzelf te ontwikkelen. Stukje bij beetje een sloppenwijk

opknappen kan helpen, maar daarnaast moet een programma worden

ontwikkeld om de bewoners de kans te geven zich zelfstandig te kunnen

onderhouden met alles wat daarbij hoort op humaan niveau. Scholing,

werkgelegenheid en voedselvoorzieningen zijn net zo belangrijk als goed

onderdak. //

> 1. Guide to monitoring Target 11: Improving the lives of 100 million slum dwellers. > 2. http://www.warmafrica.com/index/geo/8/cat/1/a/a/artid/541> http://www.unhabitat.org/mdg/Progress towards the millennium development goals, Nairobi, may 2003, ISBN 92-1-131682-0>www.wikipedia.nl

p28-p35 vervreemding 04.indd 29 8-5-2006 15:50:09

Page 32: pantheon//  '05-'06 - vervreemding

30 pantheon 4 ’05’06 s t y l o s / / v e r v r e e m d i n g / / a l g e m e e n

Publieke ruimtenAnne Geenen

Het internet en andere moderne media zijn niet meer weg te denken uit het

leven van de meeste (westerse) mensen. Waar vroeger gebruik werd gemaakt

van concretere en meer tastbare publieke ruimten binnen een stedelijke

context, zoals het plein of het koffiehuis, spelen deze moderne middelen nu

een belangrijke rol om te communiceren, discussiëren en informatie over te

brengen. De versnellende informatietechnologische maatschappij waarin we

leven vraagt misschien om deze vorm van publiek domein, maar wat is het

effect daarvan op de publieke ruimten in een stad?

Publieke ruimten

Een publieke ruimte is een plaats voor het publiek, waar discussie en

interactie tussen mensen onderling en mensen en de maatschappij ontstaan.

Het is geen autonoom gebied, maar het komt voort uit de interactie tussen

de openbare ruimte en de stedelijkheid. Het is dus het product van de

wisselwerking tussen de openbare fysieke ruimten in de stad en het sociale

en culturele gebruik daarvan.2 Bij fysieke ruimten kan men denken aan

pleinen en cafés.

Voor een optimale publieke sfeer moet er volgens de theorie van Jürgen

Habermas,3 Duits filosoof en socioloog geboren in 1929, een ruimte zijn

waarbinnen rationele discussies kunnen worden gevoerd vrij van dwingende

machten. Volgens Habermas was hier sprake van in de bourgeoise

maatschappij van de achttiende eeuw en is er door de komst van de

massamedia en de vervaagde grenzen tussen privé en staat een publieke

sfeer overgebleven die in niets lijkt op een optimale situatie.3

Angst voor andere culturen, angst en onzekerheid voor en in de politiek en de

versnellende informatiesamenleving zijn aspecten die de publieke ruimten en

voornamelijk het gebruik ervan hebben beïnvloed.4

Moderne media in de publieke sfeer

De invloed van moderne media op de publieke sfeer van de maatschappij

was als eerste waar te nemen bij kranten, radio en televisie. Deze vormen

van media bevatten het sociale en culturele aspect van de publieke ruimte

voor het uiten van meningen. Bij deze media is echter de mogelijkheid van

reactie en interactie, kenmerkend voor de publieke sfeer, gering. Het gaat hier

vaak om een informatiestroom die slechts één kant op werkt. Het is enerzijds

een goede bron voor het vormen van een mening, maar anderzijds kent het

weinig tot geen mogelijkheden om die mening te uiten. Ook is het publiek

bij deze vormen van media selectief voor de soort informatie die het wil

ontvangen, wat in een optimale publieke ruimte niet mogelijk zou moeten

zijn. Iedereen zou vrij moeten zijn in het uiten van zijn of haar mening,

ongeacht of de ontvanger daar voor open staat of niet, en eenieder is vrij om

te reageren op meningen en uitingen van anderen.

Tegenwoordig heeft het internet binnen de samenleving en zeker ook binnen

de publieke sfeer een belangrijke rol ingenomen. Dit medium biedt net zoals

het café of het plein wél de mogelijkheid van reactie en interactie tussen

mensen onderling en de maatschappij. Hierdoor kan het internet als een

betere publieke ruimte gezien worden, in tegenstelling tot de televisie en

de krant. Internet geeft meer ruimte voor respons op uitingen en meningen

van anderen, en het vraagt om een actieve rol van de gebruikers, zoals bij

e-mailen, weblogs, en internetfora.

Virtualiteit

Het grootste verschil tussen de fysieke publieke ruimten in een stad, en de

virtuele publieke ruimte op het internet is dat je op het internet tastbaarheid

mist. Metaforen als de 'digitale snelweg' wijzen op het ongemak van het

in het hoofd visualiseren van deze ruimten voor de mens.5 De moderne

massamedia hebben een publieke sfeer gecreëerd die niet meer afhangt

van fysieke ruimten. Het fysieke verdwijnt en in de plaats komen virtuele

ruimten. Het sociale en culturele aspect van de oorspronkelijke publieke

ruimte blijft over. Dit zou kunnen betekenen dat men vat verliest op wat de

publieke ruimte voorstelt. Het fysieke binnen deze virtuele publieke ruimte

verplaatst zich naar de privé ruimte, naar het bureau met de computer. Zelfs

in de stedelijke publieke ruimte kan een verplaatsing van het fysieke naar het

private waargenomen worden. Door bijvoorbeeld mobiele telefoons, iPod's,

en laptops, bevindt men zich vaak in privésfeer in de openbare ruimten.

De publieke ruimten spelen een grote rol binnen het debat in de samenleving. Door nieuwe media als het internet is een verschuiving waar te nemen van het publieke domein. Wat betekent dit voor de publieke ruimten in een stad?

Metaforen als de 'digitale snelweg' wijzen op het ongemak van het in het hoofd visualiseren van virtuele ruimten voor de mens.

Fysiek publiek?

Hoe belangrijk is het fysieke aspect van de publieke ruimte? In feite heeft

men met de introductie van het internet een spiegel voor de werkelijke

wereld gehouden en dit beeld geprojecteerd, zodat er een reproductie van

de bestaande wereld online ontstond.6 Er wordt geen nieuwe informatie

weergegeven, internet biedt alleen een nieuwe manier aan om naar dezelfde

informatie te kijken. De beleving van de publieke ruimte zou dus niet zozeer

beïnvloed worden door de fysieke ruimte die deze eventueel inneemt, omdat

het doel van het medium, het voorstellen van een publiek domein, hetzelfde

is.

Intussen vormt zich online wel een andere 'maatschappij' dan in de

werkelijkheid, doordat de fysieke en virtuele publieke ruimte in gebruik zo

van elkaar verschillen. De aanwezigheid van mensen in een virtuele ruimte is

geheel anders dan als men bijvoorbeeld met elkaar op een plein staat.

Toegankelijkheid virtuele ruimten

Een voordeel van het virtuele domein is dat het voor elke doelgroep,

hoe afwijkend of vreemd deze ook mag zijn, toegankelijk is.7 Op internet

spelen verschillen in geslacht, ras, klasse, enzovoorts geen rol omdat men

anoniem kan blijven, zodat iedereen eenzelfde kans en inbreng heeft in het

publieke debat. Historicus Mark Poster vindt deze ontwikkelingen zo ver

gaan dat je zou kunnen spreken van een geheel nieuwe publieke ruimte.8

De participatie van het publiek is op het internet veel gemakkelijker dan bij

de oorspronkelijke publieke ruimte, waar onderwerpen minder eenvoudig

ingebracht kunnen worden. De journalistiek kan hier gemakkelijk op in

spelen, wat de rol van het publiek in de maatschappij nog eens benadrukt.

p28-p35 vervreemding 04.indd 30 8-5-2006 15:50:09

Page 33: pantheon//  '05-'06 - vervreemding

31s t y l o s / / v e r v r e e m d i n g / / a l g e m e e n pantheon 4 ’05’06

Een andere wetenschapper genaamd Lister is van mening dat de

toegankelijkheid van het internet niet zo groot is om te kunnen spreken

van een nieuwe publieke ruimte. 9 De benodigdheden om gebruik te

kunnen maken van internet, een pc, modem en een internetverbinding, en

de kennis die nodig is om dit medium in te kunnen zetten om je mening

te verkondigen, zoals de vaardigheid om een website te kunnen bouwen,

verkleinen de brede doelgroep die een ideale publieke ruimte zou moeten

omvatten.7 Maar is deze virtuele publieke ruimte niet juist kenmerkend voor

deze en onze maatschappij, waar inmiddels iedereen in het bezit is van een

computer, of op een andere manier toegang heeft tot het internet? Zeker met

het oog op de toekomst zal internet een nog prominentere rol gaan spelen in

de samenleving.

Bereik van virtueel publiek

Het bereik van het internet lijkt lang niet zo groot als het doet

veronderstellen. Websites zijn, evengoed als gebouwen en pleinen in een

stad, bereikbaar voor degene die er naar op zoek zijn of er toevalligerwijs

langs komen. Het publiek is niet zo groot als de mensen die het internet

gebruiken, net zoals het publiek van een publieke ruimte in een stad niet

zo groot is als de bewoners en bezoekers van de stad. En daarbij kan de

anonimiteit die de gebruikers kunnen aannemen negatieve effecten met zich

meebrengen, wat afschrikwekkend kan werken voor het gebruik van internet,

zoals de gevolgen die hackers teweegbrengen door misbruik van privacy

gegevens.

Het bereik zal door deze virtuele vorm van publiek domein op een indirecte

manier echter wel vergroten, doordat de toegankelijkheid veel groter is

dan bij fysieke publieke ruimten. Uiteindelijk gaat alles virtueel sneller

en eenvoudiger, zeker wanneer dit medium verder is geïntegreerd in de

samenleving en bij het publiek.

De virtuele ruimten op het internet bieden mogelijkheden voor de

ontwikkeling van de publieke sfeer in de maatschappij. De grote stroom van

informatie die wij dagelijks over ons heen krijgen, of ze nu op ons gericht

is of niet, dwingt ons om selectief om te gaan met dat wat we waarnemen.

Internet is een medium waardoor we veel van deze informatie ontvangen,

maar waarbinnen we ook een mening kunnen vormen en kunnen uiten over

datgene wat we tot ons nemen. Er ontwikkelt zich een virtuele maatschappij,

die goed aansluit bij de snelheid van de huidige samenleving en die het

publieke debat een grotere betekenis zou kunnen geven. Het persoonlijke

van het publiek en het fysieke van de publieke ruimte vervaagt dan wel door

de afwezigheid van personen, daarentegen kan het publieke domein in deze

virtuele ruimten een democratischere vorm aannemen, omdat het enkel nog

gaat om gedachten, visies en opinies waarbij achtergronden van personen er

niet meer zozeer toe doen. //

Websites zijn, evengoed als gebouwen en pleinen in een stad, bereikbaar voor degene die er naar op zoek zijn of er toevalligerwijs langs komen.

> 1 Wikipedia> 2 voorbereiding op de ‘Hot Summer of Psychogeography 2002’ http://www.nettime.org/Lists-Archives/nettime-nl-0203/msg00054.html> 3 Habermas, Jürgen. Strukturwandel Der Öffentlichkeit. 1962. The Structural Transformation of the Public Sphere. Cambridge, USA: The MIT Press, 1989.> 4 Lieven de Cauter, Essay: Kleine archeologie van de nieuwe angst, Open ‘(on)veiligheid’ 2004/no. 6 > 5 Metaforen van de digitale publieke ruimte, Marianne van den Boomen en Jos de Mul, april 2003> 6 Buidling the internet, Andreas Angelidakis http://www.angelidakis.com/_PAGES/Text-BuildingTheInternet.htm> 7 Internet als publieke ruimte, Joop Broek, 2005> 8 Mark Poster, ‘Cyberdemocracy: the internet and the public sphere’ in Holmes, David. Virtual Politics. Californië: Thousand Oaks, 1997.> 9 M.Lister, New Media: A Critical Introduction. Londen en New York: Routledge, 2003. Blz 177.

p28-p35 vervreemding 04.indd 31 8-5-2006 15:50:10

Page 34: pantheon//  '05-'06 - vervreemding

32 pantheon 4 ’05’06 s t y l o s / / v e r v r e e m d i n g / / a l g e m e e n

"They all consider them more

�����������������������������

��������������������������������������������������������������������������������������������������������������������������������������������������

p28-p35 vervreemding 04.indd 32 8-5-2006 15:50:13

Page 35: pantheon//  '05-'06 - vervreemding

33s t y l o s / / v e r v r e e m d i n g / / a l g e m e e n pantheon 4 ’05’06

"They all consider them more Sara van der PloegAlexandra Sonnemans

Lawaai, kunst en bier. We bevinden ons op de tweede Pecha Kucha avond

in Rotterdam. Sigaretten blijven in hun beschermende verpakking; we zijn

immers in het Boijmans van Beuningen.

Deze duidelijk informele avond is overgewaaid uit Tokyo en geeft kunstenaars

en ontwerpers de kans hun eigen werk te presenteren waarvan de invulling

vrij is. De enige opgave is 20 slides te tonen en aan te vullen met 20 seconden

'gepecha kucha' per slide. Deze manier van kletsen wilden wij wel eens een

avondje meemaken. De avond zou beginnen om 20h20 (‘oh twintig slides,

twintig seconden, twintig uur twintig, we snappen ‘m’). Nederland zou

Nederland niet zijn als het dan ook echt begon. Een uurtje later waren we

binnen.

Langs een opstelling van kartonnen platen die voorzien waren van

projectieschermen, betraden we de ruimte. Wat opviel was dat de sfeer van

de ruimte overeenstemde met het publiek. Koltruien, zwarte brillen; het

schrale licht van de projecties in de donkere ruimte. Jurken en gympen, de

muziek en de bar. De informaliteit bleek, toen we op het blok bestemd voor

de sprekers waren gaan zitten; Of we ons toch even naar de kussens wilden

verplaatsen.

De opener rees noch zijn stem, noch zijn voet. Het blok leek inderdaad voor

andere doeleinden bestemd. Al struikelend kondigde hij het enige wat we

konden verstaan aan, en dat was ‘free beer at 11 o’clock and no smoking is

obviously aloud’. De toon was gezet.

Het struikelblok werd achtereenvolgens beklommen door de eerste paar

sprekers. Jeroen Jongeleen, bedenker van een spel om met graffiti silhouetten

van soldaten op openbare gebouwen te spuiten om zo een territorium af te

bakenen. De volgende spreker, Martin Roedolf, vroeg gelijk of het niet sneller

mocht om vervolgens de microfoon uit te drukken met de woorden: ‘Oh hij

doet het niet meer. Hoe kan dat?’

Afaina de Jong sprak wel Engels. Zij vertelde lachend hoe zij haar eigen

restaurant had ontworpen en gerealiseerd. Iemand die de aandacht van het

publiek wist vast te houden!

Duidelijk in contrast met zijn voorgangster, presenteerde Frank Havermans

zijn houten architectuurprijs winnende project aan zijn eigen slides. Hij vergat

zich even om te draaien.

Kunstenaar Niels Smid van Burgst was naar eigen mening niet zo spontaan

en las daarom wel even voor, in leren klompjes en dito stropdas. Aan de hand

van zelfgemaakte schilderijen vertelde hij het verhaal van... zichzelf. Laatste

zin: ‘Rest mij .. de schilderkunst!’ Joost mag weten wat hij daarmee bedoelde.

En dat bedoelde hij waarschijnlijk ook.

Er werd niet alleen door de sprekers gesproken. Naarmate de pauze naderde,

overstemde het publiek rondom de bar de spreker. Nadat we ook zelf een

biertje op hadden, vormden de presentaties van na de pauze voor ons een

stortvloed van woorden; oordeel zelf.

Gaat het op zo’n avond om een beeld te geven van de projecten zelf of

hebben we een nieuwe manier van uitgaan gevonden, waarbij we onze

interesses direct betrekken? In hoeverre geeft een informele gelegenheid

iemand de kans zijn project op een serieuze manier uit te leggen?

Het waren de sprekers, en het was ook het publiek. Een overheersende factor

was er niet, en door deze vaagheid bleef een speciaal soort aandacht voor

de sprekers achterwege. De presentaties leken meer een aanvulling op de

aankleding van de avond.

Iedereen die hier deze avond kwam om zijn ideeën aan de wereld bekend

te maken, is toch gedesillusioneerd uitgekomen. In Tokyo schijnen de Pecha

Kucha avonden meer tot kosmische grootheden te leiden.

Rest ons: Ticket Tokyo? Of de volgende Pecha Kucha Night; zaterdag 3 juni,

Lantaren Venster, Rotterdam. Check www.pechakucha.nl //

"Mijn inspiratiebron is oppervlakkigheid. Lolita is één van m'n kindjes, metafoor van een meisje die ook haar zintuigen gebruikt. Kleur, kleur en nog eens kleur. Ik wil niet depressief worden, ik wil niet depressief zijn. Elke avond voelen, ruiken, proeven et cetera. Is het publiek belangrijker dan de artiest? Andy Warhol zei het al: ‘They all consider them more famous than you are.’ Een vakantiefoto uit Sicilië zou niet misstaan. Is het de schoonheidsspecialist? Nee, het is de masseuse. Nee, Samba is Samba. De meisjes, de meisjes, de meisjes. Zijn ze 16? Zijn ze 15? Zijn ze 14? Dit is het podium, heel leuk, maar zo gaat het nou eenmaal. Is het ‘Clockwork orange’? Nee. Is ie dood dan? Is het een capuchon? Nee, het is Lolita. Bier drinken uit een flesje mag weer. Wie is belangrijk? We weten het uiteindelijk niet. Beat the clock, beat the clock. 400 seconden duurden toch langer dan ik dacht. Ik vind het moeilijk geen muziek te horen. Nee, het beeld spreekt voor zich. Kom langs. Dankjewel."

"Tanz mit der Herzen. Give the people what they want."

"Kutschema, kutkrantenknipsels. Het is geweldig, als je straks naar buiten loopt, kun je het zien. Pisbakboom. Tiet van een hoer. Geen foto, wel brainstorm. Geen compromis. Budget = low. Uiteindelijk is het heel anders geworden! Safe sex! Opblaaspoppen van beton. Zwaar en licht tegelijk. Uiteindelijk zoek je altijd naar iets briljants. Analyses hebben geen zin. Pas achteraf ligt het voor de hand."

"We zijn heel goed in het ontwerpen van logo’s, visuele identiteiten. Hij zit heel goede namen te noemen. Ongeveer 100 jaar geleden wisten ze nog heel goed hoe het moest. Een beetje idiotie. Abstractie heeft niks te maken met de werkelijkheid. Het krijgt een soort nikserigheid. Waarom vertelt Coca Cola me op dat moment me niet een goeie mop of probeert me te versieren? Veel meer bitterballen dan voetballen."

Pecha Kucha is een open avond voor architecten, interieur ontwerpers, grafisch ontwerpers, artiesten, mode ontwerpers, uitvinders, creatieve studenten en iedereen die verder zijn ideeën aan de wereld bekend wil maken.

famous than you are"

�����������������������������

��������������������������������������������������������������������������������������������������������������������������������������������������

p28-p35 vervreemding 04.indd 33 8-5-2006 15:50:16

Page 36: pantheon//  '05-'06 - vervreemding

34 pantheon 4 ’05’06 s t y l o s / / v e r v r e e m d i n g / / a l g e m e e n

Een persoonlijke architectuur Tim Peeters

Als reactie op de in zijn ogen misdadige opsluiting van mensen in wat

architecten en projectontwikkelaars (en de meeste andere mensen in

hun naïviteit trouwens ook) abusievelijk 'woningen' noemen, schrijft de

Oostenrijkse kunstenaar, theoreticus en architect Hundertwasser in 1958

een 'beschimmelingsmanifest tegen het rationalisme in de architectuur.'

Daarin, en in andere essays, voordrachten en demonstraties gaat hij fel

tekeer tegen de (orthogonale) onmenselijkheid van de wereld waarin hij

woont – een omgeving die wat hem betreft volstrekt onbewoonbaar is.

"De moderne architectuur is crimineel steriel (…) We worden door schandelijke

voorschriften van onze menselijkheid beroofd." Hoewel Hundertwasser hierin

redelijk ver gaat (verderop in het manifest noemt hij elk gebruik van rechte

lijnen misdadig en zielloos), kan niet worden ontkend dat er enige kern van

waarheid in zijn observaties zit; de mislukking van de Bijlmer en de sloop

van een aantal Unitées van Le Corbusier bevestigen dat. "We zouden nu de

bouwsels van Mies van der Rohe, Neutra, Bauhaus, Gropius, Johnson, Le Corbusier

enzovoort moeten slopen, omdat ze al na één generatie ouderwets en moreel

onverdraaglijk zijn geworden." Inderdaad behoren de meeste modernistische

gebouwen in een willekeurige Nederlandse stad niet tot de populairste, dit in

tegenstelling tot gebouwen die er al vele malen langer staan.

Wat Hundertwasser betreft gaat het echter niet zozeer om de specifieke

tekortkomingen van het modernisme, maar om de onpersoonlijkheid van

bijna álle architectuur (de Spanjaard Gaudí, en een aantal gebouwen uit de

Jugendstilperiode krijgen wél zijn goedkeuring trouwens). De kern van zijn

problemen met de hedendaagse bouwcultuur wordt gevormd door de in zijn

ogen totale onpersoonlijkheid van het westerse wonen, en de beperkingen

die door ‘de maatschappij’ aan de woonexpressie worden opgelegd. Hij vraagt

om een grondige herwaardering van de vrijheid van het individu, vooral

ten opzichte van de betonnen waarheid van projectontwikkelaars. In de

praktijk is dit grofweg terug te voeren op de vraag hoe een mens kan wonen

in een huis dat hij niet (deels) zélf maakte, óf door hem (of haar) aan zichzelf

is aangepast. Hij beschouwt de woning – een thuis! – als een derde huid

(kleding is de tweede) en ageert tegen een maatschappij die mensen verbiedt

deze beschermlaag zelf vrijelijk vorm te geven: voor het ingrijpen in wat nota

bene je éigen huis is, zijn bijna altijd vergunningen nodig, en beperkende

regels om aan te voldoen. Daarnaast wordt het mensen, in contracten en

wetten zeer nadrukkelijk verboden op eigen initiatief, bijvoorbeeld een

verdieping op hun huis te bouwen , of zelfs alleen maar de buitengevel ervan

naar eigen believen aan te passen1. Vooral huurwoningen zijn hierdoor erg

‘star’. Een zekere persoonlijkheid kan nog wel worden bereikt door een eigen

architect in te schakelen (mocht je daar het geld voor hebben), maar zelfs als

iemand persoonlijk een architect inschakelt en intensief contact met hem (of

haar) onderhoudt over het te bouwen woonhuis, blijven opdrachtgever en

architect twee verschillende personen met twee verschillende opvattingen

over wonen. En als een dergelijk contact (zoals in de meeste gevallen) niet

heeft plaatsgevonden, en de architect en de toekomstige bewoners van

zijn gebouwen elkaar niet eens van naam kennen, is er helemaal geen

wederzijdse relatie meer mogelijk tussen gebouw en bewoner, of die kent, op

zijn minst, niet een ideale start .

Vinex

Op de vraag, of in Duitsland eenzelfde onvrede kan ontstaan als in Frankrijk,

die leidde tot de recente rellen in een aantal voorsteden, antwoordt de

prominente Duitse politicus Wolfgang Schauble ontkennend, ‘want wij

hebben niet van die gigantische hoogbouwprojecten als in de randen van

veel Franse steden.’ Hoewel misschien wat kort door de bocht – hij geeft

indirect Le Corbusier en de door hem geïnspireerde architecten die de Franse

banlieues ontwierpen de schuld voor de onlusten – verwoordt Schauble de

(terechte) angst voor de problemen die de anonimiteit en deprimerende

onpersoonlijkheid van massale hoogbouw met zich meebrengt. In Nederland

heeft dit, na het falen van onder andere de Bijlmer, geleid tot een politiek

van langzaam afbreken van wooncomplexen die er in sommige gevallen

minder dan dertig jaar stonden. Ervoor in de plaats komen wijken met een

groot percentage grondgebonden woningen, een vriendelijker uitstraling

en een eigen gezicht. Er komt aandacht voor de woonomgeving (die tussen

grote flatgebouwen nogal eens vergeten werd of simpelweg te groot was

om fatsoenlijk vorm te geven), die een aangenaam, positief karakter moet

krijgen. Belangrijkste instrumenten zijn schaalverkleining en differentiatie:

‘gezellig’ en ‘divers’ worden planologische toverwoorden. Vreemd (?) genoeg

Hoewel Hundertwasser er wellicht wat extremer opvattingen op na houdt

dan de meeste andere mensen (en dat is een understatement), heeft iedereen

behoefte aan het creëren van een band met zijn woning, zijn thuis. De

mislukking van tall buildings in (bewezen zeer vervreemdende) open space,

heeft vervolgens aangetoond dat het net zo goed misgaat als dit thuis stopt

bij de voordeur: ook het gebied rondom het privé-domein moet in ieder geval

mentaal kunnen worden toegeëigend. Hundertwasser vat dit gegeven zeer

letterlijk op: zo stelt hij dat het eenieder die een gebouw betreedt vrij moet

zijn op de gevel ervan, bijvoorbeeld met gips, een sculptuur aan te brengen

en zo het gebouw te veranderen, voordat hij of zij er naar binnen gaat. Op

deze manier wordt tastbaar dat het gebouw leeft, dat er dingen in gebeuren,

en krijgt een anders kille structuur ineens een menselijk karakter. Het

bouwproces gaat door, terwijl het gebouw in gebruik is; het evolueert, net

als haar functie. Daarbij kan ik me voorstellen dat het een zeer aangenaam en

misschien zelfs geruststellend gevoel geeft de ruimte die je gaat betreden op

een bepaalde manier te brandmerken, blijvend te veranderen: iets wat ook

graffitiartiesten, stickerplakkers en andere straatkunstenaars motiveert.

"De materiele onbewoonbaarheid van de krottenwijk is te prefereren boven de morele onbewoonbaarheid van de functionele, doelmatige architectuur. In de zogenaamde krottenwijken gaat slechts het lichaam van de mens kapot, maar in de voor de mensen geplande architectuur gaat zijn ziel kapot."

p28-p35 vervreemding 04.indd 34 8-5-2006 15:50:16

Page 37: pantheon//  '05-'06 - vervreemding

35s t y l o s / / v e r v r e e m d i n g / / a l g e m e e n pantheon 4 ’05’06

heeft dit in Nederland nog niet geleid tot een meer persoonlijk en expressief

vrijer woonklimaat zoals Hundertwasser beschrijft2. Het lijkt er een beetje op

dat men genoegen neemt – of moet nemen – met uit commercieel oogpunt

opgeleukte woonwijken en seriematige geproduceerde baksteengeveltjes.

De belangrijkste reden hiervoor lijkt te liggen in het feit dat de Nederlandse

stedenbouwtraditie zich het afgelopen decennium staande moest houden

temidden van het geweld van een kapitalistische vrije markteconomie.

Deze lijkt in toenemende mate gebaat bij een ietswat kleinburgerlijk

conservatisme. Zo manifesteerde de stedenbouw zich de afgelopen tien

jaar met wisselende kritieken, onder andere in het door het ministerie

van VROM geïntroduceerde concept van Vinex-locaties3: door de regering

geselecteerde uitbreidingsgebieden aan de rand van grote(re) steden,

bestemd voor grootschalige woningbouwprojecten. Dat een dergelijk

stedenbouwkundig beginsel niet de meest optimale voorwaarden schept

voor een kleinschalige, vriendelijke architectuur is duidelijk: planologisch

wordt op sommige punten terug gegaan naar de modernistische massaliteit.

De architectonische invulling van de Vinex-locaties lijkt vooraf als enige taak

te krijgen; de grootschaligheid te verdoezelen door er een knus, kleinschalig

karakter aan te geven: 'lieve' bakstenen huisjes, gesimuleerde 'dorpskerntjes'

en op de omgeving en historische achtergrond gefundeerde wijkopzetten4.

Dat dit in sommige gevallen goed zal lukken, en de architectuur het (vanuit

dit perspectief bekeken) wat oneerbiedige doel van decoreren zelfs ontstijgt,

neemt niet weg dat het resultaat er door de massale opzet en seriematige

uitvoering van het geheel helemaal niet persoonlijker en slechts kunstmatig

gezelliger op geworden is. De relatie tussen woonomgeving en bewoner is

er alleen op cosmetisch gebied op vooruit gegaan; Het Vinex-concept kan

dan ook onmogelijk als oplossing voor het probleem van de modernistische

onpersoonlijkheid worden gezien; misschien is het ergste nog wel dat het

dat af en toe niet eens probéért te zijn. Het gevoel iets te kunnen veranderen

aan de directe omgeving van je huis, óf het idee dat er in het verleden

door individuen iets aan veranderd is – iets dat wat mij betreft een zeer

belangrijke kwaliteit van historische stedenbouw is – ontbreekt nog steeds:

in plaats van het beton zijn dit keer de bakstenen geveltjes nét iets te steriel.

Dat veel Vinex-wijken daarbij in een moordend tempo en zo gepland en

seriematig mogelijk worden gebouwd (want geld voor een meer ambachtelijk

bouwproces en frivole uitspattingen is er uiteraard niet) draagt niet bij aan de

aangename en oorspronkelijke uitstraling van het eindresultaat.

Raamrecht en Antroposofie

Dat er ook in de praktijk wel degelijk goede alternatieven zijn voor de

oppervlakkige vriendelijkheid van veel moderne architectuur wordt, naast

door Hundertwasser zelf5, bewezen door een paar architectenbureaus die zich

op het gladde ijs van de 'mensvriendelijke' architectuur begeven – de link met

hippies en antroposofen is wellicht te snel gelegd voor veel opdrachtgevers6.

Een goed voorbeeld van een dergelijk bureau, met een op het individu en

omgevingsvriendelijke gerichte architectuur, is het bureau Alberts en van

Huut: met het ING-hoofdkantoor in Amsterdam bewijzen ze dat het mogelijk

is ook kantoorpanden met meer zorg voor de mensen die er in werken vorm

te geven. Een bejaardentehuis in Zevenaar werd ontworpen in samenspraak

met de eerste bewoners, die allemaal mochten meeontwerpen aan hun

woning. Het resultaat is een ensemble van unieke appartementen in een door

de onregelmatigheid van de woningen bijna landschappelijk grillig gebouw,

gecentreerd rond een zeer groene en natuurlijk aandoende binnenplaats. De

associatie met een wachthuis voor bijna-doden is plotseling ver te zoeken.

Wat nu te doen aan je eigen huis? Woon je in een mormel van een flat en kan

je tussen de honderden identieke ramen de jouwe niet meer terug vinden?

Hundertwasser zelf beschrijft in 1990 de oplossing: “Een bewoner (…) moet de

mogelijkheid hebben zich uit het raam te buigen en – zo ver zijn handen reiken

– het metselwerk weg te krassen. Hij moet toestemming krijgen met een lange

kwast – zo ver hij kan reiken – buiten alles te beschilderen, zodat van verre, vanaf

de straat, te zien is dat daar iemand woont die zich onderscheidt van zijn buren,

die ingekwartierde, slaafse normmensen.” Toestemming of niet, je weet wat je

te doen staat. //

> 1 “Hij (de huurder) moet muren mogen doorbreken (…), ook als daardoor het architectonisch-harmonische beeld van een zogenaamd architectonisch meesterwerk wordt vernield, en moet zijn kamer met modder of plasticine mogen opvullen”> 2 De introductie van ‘het Wilde Wonen’ door Carel Weeber is een stap in de goede richting, maar heeft, afgezien van een hoop kritiek, in de praktijk eigenlijk nog niets opgeleverd. > 3 De afkorting Vinex is een afkorting van Vierde Nota Ruimtelijke Ordening, een publicatie van het ministerie van VROM waarin het vinex-concept wordt geïntroduceerd.> 4 Het gridvormig stratenpatroon van Nesselande (Rotterdam) is bijvoorbeeld ontleend aan een door de polder ernaast lopende hoogspanningsleiding. > 5 Hoewel zijn gebouwde oeuvre niet zo groot is, heeft hij als ‘architectuurdokter’ een groot aantal modernistische, grijze gebouwen weer leefbaar gemaakt – waaronder onder andere een wegrestaurant in de buurt van Bad Fischau en een vuilverbrandingsoven in Wenen, beide in Oostenrijk. > 6 Geïnteresseerden kunnen terecht op antroposofie.startpagina.nl voor een shortlist.

p28-p35 vervreemding 04.indd 35 8-5-2006 15:50:17

Page 38: pantheon//  '05-'06 - vervreemding

36 pantheon 4 ’05’06 s t y l o s / / v e r v r e e m d i n g / / a l g e m e e n

VervormingAlexandra Sonnemans

Vitruvius is de bedenker van het functionalisme. In De architectura stelt hij

dat de constructie en het uiterlijk van een gebouw bepaald moeten worden

door de functie die het gebouw heeft. Alle uiterlijke kenmerken moeten een

afspiegeling zijn van functionele elementen. De vorm komt dus voort uit de

functie.

Omdat schoonheid geen doel op zich is, mag er geen versiering zijn, zonder

dat deze toevallig ook een functie voor het gebouw heeft. De schoonheid is

terug te vinden in de mate van functionaliteit van het gebouw.

Mies van der Rohe was de eerste moderne architect die dit toepaste in zijn

ontwerpen. Daaruit is de functionalistische of moderne architectuur van de

jaren vijftig en zestig ontstaan.

Waar bij het functionalisme de functie de vorm van het gebouw bepaalt,

bepaalt bij het deconstructivisme de functie de sfeer van het gebouw.

Bij deze eigentijdse stroming wordt er van uit gegaan dat de maatschappij

verwarrend en onzeker is, en dit wordt geprobeerd tot uiting te brengen in

de bouwwerken. Eigenlijk heeft in deze stroming de vorm zelf een functie. De

stroming kenmerkt zich door sculpturale vormen. Enkele architecten van deze

stroming zijn Zaha Hadid, Daniel Libeskind en Frank O. Gehry.

Het maken van deze vormen is mogelijk door de huidige techniek; met

computerprogramma’s kunnen alle mogelijke vormen getekend en

geproduceerd worden.

Wat ik hiermee bedoel, zal ik uitleggen aan de hand van twee gebouwen:

Het Guggenheim museum in Bilbao, ontworpen door Frank. O. Gehry en het

Vrije Universiteitsgebouw in Amsterdam, ontworpen door Jeanne Dekkers

(lees verderop in deze pantheon//). Het museum in Bilbao heeft een redelijk

vrije indeling van de ruimte, de ruimte kan groot zijn, er hoeft niet een scala

van meubilair in en je hoeft niet in ieder hoekje te lopen. De functie van het

gebouw, een museum, laat een 'absurde' vorm toe.

Het gebouw van de VU van Dekkers is het omgekeerde. Het programma en

de ruimtes zijn van groot belang. Wil hier een ronde vorm toegepast worden,

dan moet dat wel heel voorzichtig gebeuren. Door eerst bezig te zijn met de

vorm - de vorm belangrijker te maken dan de ruimtes - blijven er ruimtes over

waar je niks mee kan, terwijl de functie van dit gebouw een universiteit is,

waar veel kleine kamers ingepast moeten worden. Dat er geen tafel past in de

ronde ruimte vormt hier dus wel een probleem.

De huidige techniek weet de architect te verleiden tot het maken van alle

mogelijke vormen, het laten uitkomen van zijn dromen, maar kan er ook voor

zorgen dat hij vervreemdt van zijn doel. Door zo veel bezig te zijn met de

vorm, lijkt het alsof de architect meer bezig is als een kunstenaar, en zo zijn

eigen functie vergeet: een evenwicht zoeken tussen vorm en functionaliteit.

Misschien volstaat voor de deconstructivisten een iets andere interpretatie

van Mies van der Rohes 'less is more': A little less is more. //

Het lijkt tegenwoordig soms wel alsof er door de huidige technische mogelijkheden meer aandacht wordt besteed aan de door deze mogelijkheden te maken vormen, dan aan de te maken bruikbare ruimtes.

‘De architectuur steunt op drie principes: schoonheid (venustas), stevigheid (firmitas) en bruikbaarheid (utilitas), waarbij de een de anderen niet mag overheersen.’ Vitruvius, De architectura.

'What is architecture? It's a three-dimensional object, right? So why can't it be anything?' Frank O. Gehry

Een gevaar van deze stroming is dat door deze mogelijkheden de aandacht

zich verplaatst naar de mogelijk te maken vormen, het beeldende-kunst

aspect van de architectuur. En door zo veel bezig te zijn met de vorm, komt de

bruikbaarheid van de ruimtes op de tweede plaats te staan. De functionaliteit

raakt ondergeschikt aan de vorm.

Het is zonde als dit gebeurt. Een oplossing is niet dat deze groep zich niet

meer mag bezighouden met de vorm. Ze moeten zoeken naar iets meer

functionaliteit. Om terug te komen op Vitruvius: in de architectuur gaat het

om evenwicht tussen vorm en functie.

Misschien moet het functionalisme opnieuw geïnterpreteerd en aangepast

worden aan hun stroming. Dus niet zo dat de vorm voort moet komen uit de

functie, het letterlijke idee van het functionalisme, maar zo, dat de functie de

vorm toelaat. Een door Frank O. Gehry met de computer getekende structuur.

> 1. Frank Owen Gehry, Flowing in all directions, CIRCA Publishing, California, 2003> 2. http://www.vitruvius.be

Vreemdelingen

p36-p41 vervreemding 05.indd 36 8-5-2006 16:02:33

Page 39: pantheon//  '05-'06 - vervreemding

37s t y l o s / / v e r v r e e m d i n g / / a l g e m e e n pantheon 4 ’05’06

Als je denkt iemand te kennen, terwijl je eigenlijk wel weet dat je diegene

helemaal niet kent, dan kan diegene dingen zeggen waardoor je gaat denken

dat ze echt over jou gaan. Waar het om draait, daar draait het niet om.

Het kan altijd over jou gaan. Of het is altijd de ander. Je kan zoveel geven en

zoveel nemen. Het is altijd de wederkerigheid die je de das omdoet. Het zijn

je idealen die nooit bloeden. Ze doden lukt niet.

Wat je ziet en wat je niet ziet. Wat je denkt te zien. Het is allemaal echt of

onecht. Het draait niet om jou of je gebouw. Het draait om alle verzinsels. De

miscommunicaties, om de keren dat je jezelf niet kon uitleggen. Om de keren

dat je iets niet wou vertellen. Om de idealen die je had. Of het ideaalbeeld

van jezelf.

VreemdelingenSara van der Ploeg

Altijd maar zeggen wat je vindt, wat je denkt, wat je lekker vindt. Pindakaas,

appelstroop of toch maar gestampte muisjes. Gatver.

Wie je adoreert, wie je voorbeelden zijn. Welke boeken je hebt gelezen, welke

je nog wil lezen, welke er in je boekenkast staan, welke je vooral niet hebt

gelezen. Waarom je hebt gehuild. Waarom je nooit zou huilen, tenzij je aan

kindertjes in Afrika denkt.

Het toneelspel. De grijns, de grimas, de lach of zelfs de vreugdesprong. De

misplaatste arrogantie. Je weet niet wie het spelletje wint, je weet niet wat je

vindt.

Je eigen lot, je eigen handen. Dromen van een andere wereld. Jezelf niet

voordoen zoals je bent. Naar de Eiffeltoren in Las Vegas willen. //

p36-p41 vervreemding 05.indd 37 8-5-2006 16:02:34

Page 40: pantheon//  '05-'06 - vervreemding

38 pantheon 4 ’05’06 s t y l o s / / v e r v r e e m d i n g / / a l g e m e e n

Hey! I'm new here...Pieter van der Kooij

"Do you want to spend the weekend in Barcelona or in Stockholm?"

"Can't stand 'tapas' any more and Sweden's too expensive. We better go there

in the summer, at least you have more than 3 hours of daylight, so that you

can see some' of the city."

"What about Prague? The Czechs are so melancholic – goes perfectly with the

season."

"Too depressing, let's rather go to Budapest, Hungarians have funny beards...

or to the seaside, to Naples!"

"I'd rather go to Hiddensee - if it wasn't that far..."

"Come on, if we don’t book soon, tickets will get too expensive and we'll

spend another weekend at the 'Weekend', ha, ha."

"How much is Naples?"

"70 – but Bilbao is only 5 Euro to go and 20 to come back on Monday at

noon!"

"Thus Bilbao – no tapas, whatsoever."

Tigges, 2006 1

Nowadays it’s very easy for us to move around the cities of Europe and across

the world. We can take a plane, train or bus and sometimes even a car to reach

our location. And we can do it within our budget; prices are affordable, even

for students. With this new freedom a difficulty arises: We are alien to the new

city we are visiting and of course we don’t want to spend too much time on

investigating what we are suppose to do. We want to have a nice time, have

some fun and see some of the sights.

This article will give the reader a general guide of 'what to do' in his or hers

foreign destination. It is a strategy consisting of four parts that can very

well work for all of the civilized western cities of the world. It is a strategy of

common sense, but nevertheless it is a good thing to have it on paper for all.

Part 1 – Before you leave

Before a wanderer heads out for his or hers foreign destination, there are

Branderburger Tor, Berlin International brands

three very important things to be taken care of. The first is to make sure he

has a good general impression of the city he is traveling to, this can easily

be found on the internet or from common knowledge. Every city has an

image and this is most certainly what attracted the traveler in the first place.

Second is to make sure that it is possible to pay at the foreign destination.

It is no fun telling friends about eating from a trash can or sleeping under a

bridge for the weekend. The third thing is to find out how to travel around

in the foreign city, this can be by public transport, taxi or privately. The last

takes of course some more preparation, but in all cases it is always essential

to bring a map.

Part two – shortly after arriving

When arriving it will probably become very soon clear to the visitor what

globalization means. The transnational exchange of goods, capital, labor and

people [Tigges, 2006 2] has already gone a long way. International brands

to be found in the foreign metropolis will most probably include Starbucks,

McDonalds, Dunkin’Donuts, Easy internet cafes, Burger King, H&M, and so on

and so on. Perhaps this will be a disillusion, but it is also very convenient for

the first few hours. These brands are known and available worldwide!

Then there will also be local food to discover. People need to eat to survive,

so finding a place to eat will really never be a problem. The variety is of course

from fast food bought at a shop to slow food enjoyed in a local restaurant.

The writer prefers the latter. Next the visitor will need information about

the city. This can be found on site in literature, folders, advertisements or of

course the information booth. These seem to be everywhere nowadays and

will provide valuable information.

Part three – Getting to know people

Without people a city would be nothing but an empty shell, so getting to

know the locals is essential. Their tips can make the traveler’s visit so much

p36-p41 vervreemding 05.indd 38 8-5-2006 16:02:40

Page 41: pantheon//  '05-'06 - vervreemding

39s t y l o s / / v e r v r e e m d i n g / / a l g e m e e n pantheon 4 ’05’06

> 1 Tigges 2006, http://www.a.tu-berlin.de/intclass/PAGES/COMPETINGCITIES-text1.htmlMay 1, 2006> 2 Tigges 2006 (2), During seminar „Competing Cities“, April 28, 2006

> All pictures are made in Berlin, around the Friedrichstrasse, Potzdammerplatz and Zoolgischer Garten station

nicer. They will know the city and can tell you what is really nice to do and

what really is not. A point of advice is to stray away from the major tourist

attractions, in these places there will be only tourists so meeting anyone from

around will be that more difficult. In any case language proficiency in at least

English is essential, being able to speak the native language is of course a

real bonus.

Part four – Building up a daily life

When the traveler decides to stay, he or she will have to start a daily routine.

Getting to know people is then of course essential. They’ll know where to do

grocery shopping, where to go out, where to eat, what to eat and so on. The

inhabitant will then need to decide how to fill in the days, by choosing for

example an occupation or deciding on studying. This last part of the strategy

is specific, no real general statement can be made. This is because this will be

that which will attract the traveler into becoming an inhabitant!

In any case, remember that this is only a guide written from the private

experience of the writer. You will need to decide how to go about this, but

of course this can be a starting point. Nevertheless I hope to have offered

some clarity and to have taken away some of the inhibitions that might have

existed. Being in some other place is always great! //

Local food, Berlin

Information booth, Berlin

S + U Bahn map, Berlin

Local foodstore, Berlin

p36-p41 vervreemding 05.indd 39 8-5-2006 16:02:44

Page 42: pantheon//  '05-'06 - vervreemding

Only in June!Order online at www.framemag.com

MARK#2Spring 2006This second issue lives up to its expectations. Loaded with projects from the fringes of architecture, Mark looks like a fashion magazine and reads like a novel. Contents: Portraits of PLOT and

NENO / Skate Parks / 100 Years Las Vegas / Dutch Noise Wall by ONL / Tomihiro Art Museum / Carsten Nicolai Meets Kengo Kuma / 10 Years Stirling Prize and much more.240 pages / 320 x 240 mm / soft cover

€ 35Only in June: Europe € 25 Rest of World € 33

_ ‘Mark is wonderful: interesting projects, good paper, well printed, compliments!’ Monolab Architects

MARK#1Winter 2005-2006First issue of what probably is the most refreshing architecture periodical in years. A collector’s item already. Contents: Portraits of Cloud9 and Michael Jantzen / The Architecture of Tree Houses /

Herzog & de Meuron’s Allianz Arena / Jean Nouvel’s Torre Agbar / OMA’s Casa da Musica / UN Studio’s La Defense Office / Brick House by Caruso St John / Urban Planning in Pyongyang and more.240 pages / 320 x 240 mm / soft cover

€ 35Only in June: Europe € 25 Rest of World € 33

DRESS CODEInterior Design for Fashion Shops_

Shopping for the latest in fashion retail has never been this easy

Fuelled by the success of Powershop: New Japanese Retail Design, the makers of Frame magazine have created a brand-new book devoted to the design of exclusive clothing shops and boutiques. Dress Code: Interior Design for Fashion Shops presents a selection of 50 innovative retail interiors from the fashionable cities across the globe. Between the covers of this book are cutting-edge shops, showrooms, boutiques and flagship stores crafted by the world’s most influential designers. Each shop featured is accompanied by an in-depth commentary, a wealth of images and floor plans.

Shonquis Moreno et al. / graphic design by Lesley Moore / 320 pages / 240 x 320 mm / hardback

€ 65Only in June: Europe € 49 Rest of World € 57

_ ‘Where do you draw the line between the display of merchandise and the creation of a concept?’ Evert Crols of B-architecten, Belgium

FRAME:The BackIssue

_ The Essential Guide to Frame’s First 50 Issues

Frame: The Back Issue is a celebration of 50 issues of a design magazine. It gives lovers of Frame the ultimate fan book to read, to keep, to use. This publication features 50 exceptional articles on designs that helped shape the magazine. The Back Issuecontains interviews with the editor and the publisher, the graphic designers and nine shops, one exhibition, three bars, two school, four museums, four clubs, one restaurant, four offices, one port terminal, two hotels, two libraries, two articles on trade-fair stands, one church, two stage sets, eight designer portraits, one airport, two visual essays and four hair

salons. Frame editors / graphic design by Robin Uleman / 592 pages / 224 x 176 mm / soft cover

€ 50Only in June:Europe € 39Rest of World € 47

_ ‘I got asked to do 100 interiors after that article in Frame. I declined them all.’ Michael Young

NIGHT FEVERInterior Design for Bars and Clubs

Night Fever takes you inside 39 of the world’s most creative, most stylish and best-designed bars and nightclubs. 312 pages / 297 x 230 mm / hardback

€ 65Only in June: Europe € 40Rest of World € 48

_MATERIAL WORLD 2Innovative Materials for Architecture and Design

Encyclopaedic survey of 150 materials. Complete with all the information you need to track down every item featured in the book.400 pages / 230 x 170 mm / soft cover

€ 55Only in June:Europe € 35Rest of World € 43 _FOREFRONTThe Culture of Shop Window Design

The definitive overview of today’s shop window culture. Featured are more than 200 bold and lyrical window displays. A must-have for everyone involved in retail.216 pages / 297 x 230 mm / hardback

€ 65Only in June: Europe € 40Rest of World € 48 _THE OTHER OFFICECreative Workplace Design

A global overview of prevailing trends in office design, featuring case studies of 34 pioneering design projects drawn from practices all over the world.244 pages / 297 x 230 mm / hardback

€ 65Only in June: Europe € 40Rest of World € 48

Summer SaleOrder online at www.framemag.com

p36-p41 vervreemding 05.indd 40 8-5-2006 16:02:46

Page 43: pantheon//  '05-'06 - vervreemding

Only in June!Order online at www.framemag.com

MARK#2Spring 2006This second issue lives up to its expectations. Loaded with projects from the fringes of architecture, Mark looks like a fashion magazine and reads like a novel. Contents: Portraits of PLOT and

NENO / Skate Parks / 100 Years Las Vegas / Dutch Noise Wall by ONL / Tomihiro Art Museum / Carsten Nicolai Meets Kengo Kuma / 10 Years Stirling Prize and much more.240 pages / 320 x 240 mm / soft cover

€ 35Only in June: Europe € 25 Rest of World € 33

_ ‘Mark is wonderful: interesting projects, good paper, well printed, compliments!’ Monolab Architects

MARK#1Winter 2005-2006First issue of what probably is the most refreshing architecture periodical in years. A collector’s item already. Contents: Portraits of Cloud9 and Michael Jantzen / The Architecture of Tree Houses /

Herzog & de Meuron’s Allianz Arena / Jean Nouvel’s Torre Agbar / OMA’s Casa da Musica / UN Studio’s La Defense Office / Brick House by Caruso St John / Urban Planning in Pyongyang and more.240 pages / 320 x 240 mm / soft cover

€ 35Only in June: Europe € 25 Rest of World € 33

DRESS CODEInterior Design for Fashion Shops_

Shopping for the latest in fashion retail has never been this easy

Fuelled by the success of Powershop: New Japanese Retail Design, the makers of Frame magazine have created a brand-new book devoted to the design of exclusive clothing shops and boutiques. Dress Code: Interior Design for Fashion Shops presents a selection of 50 innovative retail interiors from the fashionable cities across the globe. Between the covers of this book are cutting-edge shops, showrooms, boutiques and flagship stores crafted by the world’s most influential designers. Each shop featured is accompanied by an in-depth commentary, a wealth of images and floor plans.

Shonquis Moreno et al. / graphic design by Lesley Moore / 320 pages / 240 x 320 mm / hardback

€ 65Only in June: Europe € 49 Rest of World € 57

_ ‘Where do you draw the line between the display of merchandise and the creation of a concept?’ Evert Crols of B-architecten, Belgium

FRAME:The BackIssue

_ The Essential Guide to Frame’s First 50 Issues

Frame: The Back Issue is a celebration of 50 issues of a design magazine. It gives lovers of Frame the ultimate fan book to read, to keep, to use. This publication features 50 exceptional articles on designs that helped shape the magazine. The Back Issuecontains interviews with the editor and the publisher, the graphic designers and nine shops, one exhibition, three bars, two school, four museums, four clubs, one restaurant, four offices, one port terminal, two hotels, two libraries, two articles on trade-fair stands, one church, two stage sets, eight designer portraits, one airport, two visual essays and four hair

salons. Frame editors / graphic design by Robin Uleman / 592 pages / 224 x 176 mm / soft cover

€ 50Only in June:Europe € 39Rest of World € 47

_ ‘I got asked to do 100 interiors after that article in Frame. I declined them all.’ Michael Young

NIGHT FEVERInterior Design for Bars and Clubs

Night Fever takes you inside 39 of the world’s most creative, most stylish and best-designed bars and nightclubs. 312 pages / 297 x 230 mm / hardback

€ 65Only in June: Europe € 40Rest of World € 48

_MATERIAL WORLD 2Innovative Materials for Architecture and Design

Encyclopaedic survey of 150 materials. Complete with all the information you need to track down every item featured in the book.400 pages / 230 x 170 mm / soft cover

€ 55Only in June:Europe € 35Rest of World € 43 _FOREFRONTThe Culture of Shop Window Design

The definitive overview of today’s shop window culture. Featured are more than 200 bold and lyrical window displays. A must-have for everyone involved in retail.216 pages / 297 x 230 mm / hardback

€ 65Only in June: Europe € 40Rest of World € 48 _THE OTHER OFFICECreative Workplace Design

A global overview of prevailing trends in office design, featuring case studies of 34 pioneering design projects drawn from practices all over the world.244 pages / 297 x 230 mm / hardback

€ 65Only in June: Europe € 40Rest of World € 48

Summer SaleOrder online at www.framemag.com

p36-p41 vervreemding 05.indd 41 8-5-2006 16:02:48

Page 44: pantheon//  '05-'06 - vervreemding

42 pantheon 4 ’05’06 s t y l o s / / v e r v r e e m d i n g / / a l g e m e e n

Schreiende, desolate musculatuur

De kwantitatieve analyse van een stad of gebouw beperkt zich tot functie

en gebruik. De kwalitatieve onderzoekt echter de synthese waarin deze

tot stand is gebracht, de betekenis van de structuur en zijn geheugen. Een

analyse die zich niet behept met de leesbaarheid van de vormen, veeleer het

gebouw in een historisch perspectief plaatst, waardoor de betekenis voor

het collectieve geheugen kan worden verklaard. Dit is nodig om het stedelijk

feit1 te kwantificeren op mogelijke architectonische interventies, waardoor

het zijn oorspronkelijke functie verliest2. Zo heeft de honderdzestigjarige

ontwikkeling van de Hördese staalindustrie, vanaf de opening van de

Hermannshütte in 1841 tot de stillegging in 2001, het tempo en de aard

van de stedelijke dynamiek aangrijpend veranderd. De naam ‘Phoenix’

kwam in 1906 na fusie van een gelijknamig bedrijf uit Aken en de Hörder

Bergwerks- en Hüttenverein naar Dortmund en zou later het synoniem

worden van de plaatselijke ijzer- en staalindustrie, die in zijn hoogtijdagen

werk bood aan 10.000 arbeiders. Phoenix is een mythische vogel, volgens de

Griekse overlevering dienaar van de zonnegod Phoebus. Om de duizend jaar

bouwde hij een nest, alwaar hij als symbool van vernieuwing verbrandde en

uit zijn eigen as herrees. Op de deïndustrialisatie echter, als gevolg van een

grootschalige sluiting van kolen- en staalindustrie, blijft het Ruhrgebied na

een periode van dertig jaar het antwoord nog altijd schuldig.

Werk in de staalindustrie werd begeerd om zijn stabiele inkomen, welke

arbeiders behoedde van voorindustrieel cyclisch terugkerende hongersnood,

waardoor vooral in de tweede helft van de 19e-eeuw duizenden mensen naar

Hörde trokken. De schaduwzijden tot op heden zijn echter de economische

crisissen en massale werkloosheid, niet op de laatste plaats door unilaterale

ontwikkelingen en de monostructuur.

Aan de twijfel over het voortbestaan van de Hördese staalindustrie, als

gevolg van de staalcrisis van de jaren ’70 werd een eind gemaakt door de

oprichting van Estel, waarin zowel Hoesch AG als Hoogovens een aandeel

van 50% bezat. Ondanks de staalcrisis, in het spoor van de wereldrecessie als

gevolg van de oliecrisis wist de onderneming te overleven door de bouw van

een oxystaalfabriek en saneringswerkzaamheden, waaronder sluiting van

de staalgieterij. Als gevolg van de globalisering in de staalmarkt, alsook een

capaciteitsafname bij toenemende productiekosten werd op 27 april 2001

het laatste staal in de Westfalenhütte gegoten. Hiermee kwam een einde aan

de tijd waarin zich elke twintig minuten de Hördese hemel bij het verhitten

van een nieuwe lading staal verduisterde. In honderdzestig jaar is ruim zes

miljard ton steen verplaatst en door afval van gesmolten metalen, kolenslik en

as is plaatselijk de grond alsook de Emscher als gevolg van afvallozing sterk

verontreinigd.

In de industriële revolutie ontstond industrie als fragmenten, analoog aan de

bestaande stad. Zij bouwde hierop voort en vormde samen met de projectie

van arbeiderswijken een continuïteit van permanente bestaande structuren.

De locatie werd gekozen in de nabijheid van kolenmijnen en de mogelijkheid

tot aanleg van spoorwegen, voor de aanvoer van grondstoffen en distributie

van fabrikaten. In de 19e-eeuw werden fabrieken opgeworpen naar

classicistisch voorbeeld, als weerspiegeling van zelfbewust en vooruitstrevend

ondernemerschap alsook de fabrieksfotografie, als trots op de productie.

Het driebeukige schakelhuis bood ruimte aan een viertal gasmachines, een

pomphuis en kantoorvertrekken. Naastgelegen Phoenixhal deed dienst als

windmachinehal en werd later gebruikt voor opslag. De bakstenen hallen

zijn voorzien van een adequate vormentaal en bieden in analogie met de

sociale bedrijfsvoering compensatie voor de destructieve bebouwing van

de stalen hoogovens en betonnen opslagbunkers. De Phoenixhal is grondig

gerenoveerd en doet heden dienst als evenementenhal. De bebouwing

aan de overzijde van de straat is herbestemd en huisvest bedrijven in de

micro- en nanotechnologie. De naastgelegen windmachinehal biedt ruimte

aan startende bedrijven en heeft daardoor een bijzondere betekenis bij

de structurele verandering van het gebied. Verwijdering van de veelheid

spoorlijnen alsook het ontbreken van enig voertuig heeft afbreuk gedaan

aan de leesbaarheid van de industrie waardoor een onbestemd, desolaat

gebied ontstaat, welke de stalen kolos lijkt terug te geven aan de reeds lang

verdwenen rurale omgeving. Het patina van de tijd heeft een aanzienlijke

grip op de corroderende en met mos bedekte hoogoven, welke geheel lijkt

overgeleverd aan de oprukkende fijntechniek, wat op bijna banale wijze

weergeeft dat hij volledig op zijn retour is. De met spuitbus aangebrachte

opschriften, gebroken ruiten en vernielingen alsook de welhaast willekeurig

doorgeslepen pijpleidingen verraden dat de bebouwing geen bedrijvigheid

meer huisvest. Verstoorde en doorbroken connecties maken de gebouwen

tot prothesen aan een dood lichaam. Ondanks de veranderende modaliteit

en daarmee de conversie van relaties tussen ruimtefactoren, blijven de

oorspronkelijke motieven bewaard.

Is hier sprake van architectuur? Er is een bepaalde autonomie van de vorm

waarbij men niet kan spreken van een artefact, veeleer van een archetype.

In tegenstelling tot het doorbouwen op bestaande artefacten, als onderdeel

van een empirische ontwikkeling, lijkt hier sprake van een nieuwe typologie.

Een bebouwingsensemble die door de jaren als gevolg van voortschrijdende

technologie radicaal andere vormen aannam, waardoor de preïndustriële

en huidige mijnbouw nagenoeg geen gelijkenissen vertonen. Rationele

principes komen overeen met staal- en mijnindustrieën elders en zijn in

tegenstelling tot steden niet gemodificeerd door locatie en geologie, of

door politiek omgevormd tot specifieke gevallen. Door een gemis aan

dialectiek vallen het conventionele parole en arbitraire langue3 samen en lijkt

er in plaats van diachrone verandering op locaal niveau alleen sprake van

synchrone verandering op mondiaal niveau. Het ensemble bestaat steeds

opnieuw uit hoogovens, erts- en kooksbunkers, gasreservoirs, windverhitters,

giethallen, ketelhuizen en watertorens. Voor een efficiënt industriële

productie was een functionalistische, op mobiliteit geënte planning

onontbeerlijk waardoor de vorm bijna geheel kan worden verklaard aan de

hand van de functie. Door het gebrek aan uniciteit en esthetische intenties

zou men veronderstellen dat het hier niet handelt om een kunstwerk4. De

Op de deïndustrialisatie blijft het Ruhrgebied na een periode van dertig jaar het antwoord nog altijd schuldig.

De stagflatie als gevolg van de oliecrisis alsook de globalisering in de staalmarkt hebben geleid tot de grootschalige sluiting van de staal- en kolenindustrie in het Ruhrgebied. Deze eens zo florerende economische agglomeratie lijkt daarmee op sterven na dood.

Arie Gruijters

p42-p48 vervreemding 06.indd 42 8-5-2006 16:23:16

Page 45: pantheon//  '05-'06 - vervreemding

43s t y l o s / / v e r v r e e m d i n g / / a l g e m e e n pantheon 4 ’05’06

industrie is echter wel een verbeelding van maatschappelijke intenties en

vormt een symbool van gemeenschappelijke doelen. Ik ben van mening dat

hier géén sprake is van architectuur omdat de bebouwing voortkomt uit

een empirisch, zuiver technologische ontwikkeling in tegenstelling tot een

sociologische ontwikkeling. Gebouwen zonder herbergzaamheid met als enig

doel het dienen van een proces; het werk van een ingenieur.

Bij het naderen van de locatie ontvouwt zich een enorme in een impasse

verkerende gestrektheid welke schuld heeft aan de eliminatie van enig schaal-

en verhoudingsgevoel. De versmolten bebouwing op de horizon vormt

het beeld van een rudiment, een conglomeraat waardoor de autonomie

verdwijnt en plaatsmaakt voor een allegorisch beeld, gelijkend een vergezicht

van de Hollandse barokschilders. De apperceptie van industriële bebouwing

– een compositie van beton en staal welke elkaar niet frustreren veleer elkaar

wederkerig in bezit nemen – komt geheel tot rust. De bebouwing is volledig

naar zijn capaciteit gedimensioneerd en door het gebrek aan menselijke maat

kan worden gesproken van een civiel werk. Het verleden lijkt hier, hoewel

de laatste rookpluim reeds lang is vervlogen, te overleven. Door molestering

en monumentalisering van de geschiedenis zal de staalindustrie over enkele

generaties slechts een mythe zijn. Herstructurering elders in het Ruhrgebied,

zoals het lijmen van ecologie en openstelling van voormalige industrie

voor expositie- en museumdoeleinden vervalt veelal in banaliteit en lijkt

onderdeel van de sociale neergang. De nurkse ovens en de aan industriële

processen gelieerde omgeving moeten plaatsmaken voor een idyllische

herstructurering. Het tafereel van hoogwaardige woningen en recreatie aan

een groot meer contradiceert het nog immer niet opgevangen verlies van

banen in de oude industrie. In het belang van de economische, morfologische

ontwikkeling van de stad, worden zelfstandige voorsteden bevorderd tot

nevencentra.5 Oostelijk en westelijk van de stadskern Hörde ontpopt zich een

wijk over een oppervlak van 200 ha en biedt 15.000 nieuwe arbeidsplekken,

waardoor het winkeloppervlak in de kern naar verwachting kan worden

uitgebreid met 10.000 m2. De ongenaakbare monumenten van een

onverbrekelijk collectief die eens het Ruhrgebied dicteerden, vallen nu ten

prooi aan herbebossing als onderdeel van de ecologische aaneenschakeling

van het braakliggende industrielandschap aan de oevers van de Emscher.

Door waterzuivering en hermeandering poogt men ecosystemen te

herstellen en de cultivatie terug te dringen, waardoor de natuur weer

de overhand krijgt. De kegvormige groenstrook, welke voor een fysieke

verbinding met het aanliggende Westfalenpark zorgt, verloopt van noord

naar zuid van biotoop tot recreatiezone en huisvest daardoor verschillende

stedebouwkundige kwaliteiten. Architectuur en natuur zijn ten nauwste

verweven.6 Omdat hier aan architectuur als een noodzakelijk feit wordt

voorbijgegaan, verdwijnt naast de industriële semantiek en doelmatigheid,

ook de potentie van wijzigende ontwikkelingsmotieven. Door een gebrek aan

identiteit en urbaniteit ontstaat sereniteit.

Naar de reactivering van het industriegebied Phoenix Hörde is in 1983 door

Stark onderzoek gedaan. De industrie was nog geheel in gebruik en de

activiteiten zouden in 1987 worden verplaatst naar een nieuwe staalfabriek op

het terrein van de Westfalenhütte in het noorden van Dortmund. Stark stelde

een industriële herbestemming voor om inname van vrije ruimte buiten

de bestaande stad te voorkomen. Van alternatieve gebruiksmogelijkheden

zoals wonen, werd afgezien omdat andere locaties door de kavelvorm en

belendende amper potentieel hadden zware industrie te dragen. ‘Binnen

afzienbare tijd komen door bedrijfssluiting meer industriekavels vrij, die

voor uitbreiding, verplaatsing of vestiging van andere ondernemingen kan

worden aangevraagd.’7 De definiëring van Starks onderzoek heeft in analogie

met zijn tijd vooral technisch financiële grondslagen. In tegenstelling tot de

ontwikkeling die hij voor ogen had is de hedendaagse stedebouw vooral

geënt op sociaal-economische veranderingen en de ontwikkeling van

openbare ruimte. Door de hoogwaardige woningen aan het water en de

verdubbeling van het toeristenaantal kan een vergelijking worden getrokken

met herstructureringsprojecten elders. De binnenhaven van Duisburg en de

Hollandse havensteden vertonen hetzelfde fenomeen, waarbij de industrie

wordt verdreven en de rivier een stedelijk project wordt met potentieel

nieuwe woonmilieus. In Rotterdam verwijdert de haven zich steeds verder

van de stad en op de vrijgekomen rivieroevers vindt verstedelijking plaats

alsook de transformatie van de stad als geheel.8 Door recente transformaties

dreigt voor veel steden een radicale breuk met het verleden, waarbij het

uitwissen van sporen onderdeel lijkt van herontwikkelingsprojecten. In de

hang naar herinneringen wordt vaak een gekunstelde sculptuur geplaatst

zoals de verlichting op het Schouwburgplein in Rotterdam, als metafoor van

de kranen in het voormalige havenfront.

Wat biedt een oplossing? In de hedendaagse architectuur vindt een

toenemende segregatie plaats van object en proces. Naïef behoud

van overleden monumenten zou plaats moeten maken voor het helen

van stedelijke feiten door betekenisdragende vormen en materialen.

Revitalisering vraagt hier om een architectonische injectie in tegenstelling

tot projectie. De culbuterende industrie en daarmee de economisch

maatschappelijke structuur vraagt om een conjunctuurcurerende

herbestemming. Gebaseerd op het aanzienlijk verlies van werkgelegenheid

en vertrouwen in economische verbetering door de grootschalige sluiting

van de staal- en kolenindustrie. Zo is het sterk door subsidiegelden

De nurkse ovens en de aan industriële processen gelieerde omgeving moeten plaatsmaken voor een idyllische herstructurering.

p42-p48 vervreemding 06.indd 43 8-5-2006 16:23:17

Page 46: pantheon//  '05-'06 - vervreemding

44 pantheon 4 ’05’06 s t y l o s / / v e r v r e e m d i n g / / a l g e m e e n

gesteunde Landschaftspark Duisburg-Nord een paradigma voor recente

herstructureringen. Volgens Poète berust het eigenlijke bestaansrecht

van de stedelijke feiten op continuïteit en stelt de kennis van het verleden

een norm voor de toekomst.9 Deze esoterische theorie, congeniaal aan

Rossi’s gedachtegoed is een norm voor stadsontwikkelingen over een

groot tijdsbestek. Hier is echter sprake van een typologie, amper berust op

empirische ontwikkelingen, welke abrupt in zijn functioneren is gestopt.

De monovalente, van menselijke maat ontberende gebouwonderdelen

vormen losse entiteiten, als onderdeel van het productieproces. Hierdoor

lijkt herstructurering een schier onmogelijke opgave. Bij het gemis van een

doel – waarvan ik in deze context liever spreek dan van het gemis van een

functie – werpt de bebouwing zich op als een barrière en verstoort het

bestaande en nieuwe stedebouwkundige structuren. Ondanks het ontbreken

van stilistische bijzonderheden etaleert de bebouwing een representatie

van vormen met een eigen betekenis, waarvan de motieven echter zijn

verdwenen.

Elke locatie is volgens Rossi een locus solus10, ofwel een ‘eenzame plek’.

Locus wordt in de biologie gebruikt om aan te geven waar het gen zich op

een chromosoom bevindt. Het gen is een stoffelijke drager van erfelijke

eigenschappen, een geheugen. De solus geeft hem zijn individualiteit,

waardoor het bij een ingreep om een unieke toepassing van algemene

planningscriteria vraagt. Een plek is onverwrikbaar verbonden met zijn

herinneringen, zo ook laat de Phoenix als hij verrijst, zijn assen achter. ‘De

jonge vogel rolt de as op tot een ei, brengt dat naar Heliopolis en vertrekt

Door recente transformaties dreigt voor een veelheid steden een radicale breuk met het verleden.

> 1. Aldo Rossi, L’architettura della città. Padua 1966. Ned. vert. De architectuur van de stad. Nijmegen 2002. Rossi beschrijft op p. 16 de definitie van een stedelijk feit: ‘De uitein-delijke geconstrueerde uitkomst van een complexe bewerking, en rekening houden met alle gegevens van die bewerking waaraan door de architectuurgeschiedenis, de sociologie of een andere wetenschap geen recht kan worden gedaan.’> 2. Ibidem. (pp. 23 e.v.) Rossi beschrijft als voorbeeld Palazzo della Raione te Padua, welke ondanks de verandering in functie zijn oorspronkelijke kwaliteiten heeft behouden. Zo stelt hij dat de stad naast een structuur van stedelijke feiten ook een ziel heeft (‘l’âme de la cité), met andere woorden de kwaliteit van de stedelijke feiten.> 3. Ferdinand de Saussure, Cours de linguistique générale. In 1916 postuum gepub-liceerd. Hij introduceerde de systematische benadering van taal, waarbij hij onderscheid maakte in ‘la parole’ (systeem van talige tekens) en ‘la langue’ (individuele taaluitingen).> 4. Idem noot 1. (pp. 26-33)> 5. Kurt Leibbrand, Verkehr und Städtebau. Basel 1964. (p. 259)> 6. Idem noot 1. (p. 13)> 7. Klaus-Dieter Stark, Reaktivierung eines Industriestandortes. Dargestellt am Beispiel des Hoesch Hochofenwerkes Phönix in Dortmund. Dortmund 1983. (p. 75)> 8. Han Meyer, In Dienst van de Stad, Amsterdam 2005. In dit boek gaat Meyer in op de recente stedebouwkundige ontwikkelingen in Amsterdam, Den Haag en Rotterdam.> 9. Idem noot 1. (p. 45)> 10. Idem noot 1. (pp. 14 e.v.)> 11. Openbaringen 22: 10, 13

vervolgens naar zijn nest in het oosten, waar hij de cyclus van leven, dood en

wedergeboorte voortzet.’ Zo zei Jezus: ‘Ik ben de alfa en de omega, het begin

en het einde, de eerste en de laatste.’11 //

p42-p48 vervreemding 06.indd 44 8-5-2006 16:23:21

Page 47: pantheon//  '05-'06 - vervreemding

45s t y l o s / / v e r v r e e m d i n g / / a l g e m e e n pantheon 4 ’05’06

p42-p48 vervreemding 06.indd 45 8-5-2006 16:23:23

Page 48: pantheon//  '05-'06 - vervreemding

46 pantheon 4 ’05’06 s t y l o s / / v e r v r e e m d i n g / / a l g e m e e n

Een nieuwe Amsterdamse School?

Naast de hightech kantoorgiganten van de Zuidas in Amsterdam, staat een opmerkelijke verschijning in baksteen. Hij valt niet zozeer op door zijn hoogte, de 60 meter is namelijk voor Zuidas-begrippen relatief normaal, maar de sculpturale vorm is opmerkelijk.

Het materiaalgebruik maakt dit Vrije Universiteitsgebouw tot een statement

in haar omgeving. Dit statement is echter niet het uitgangspunt geweest

in het langdurige ontwerpproces. De inspiratie voor de vorm heeft Jeanne

Dekkers gehaald uit een gevoelsmatige interpretatie van het aspect

onderwijs en zorg. Ze associeert dit met ronde, zachte en herkenbare vormen.

De Aveiro's bibliotheek van Alvaro Siza heeft model gestaan voor dit elf

verdiepingen tellende gebouw. De baksteengevel van Siza's bibliotheek

kent een geweldige welving waar de vorm een spel speelt met schaduw en

strijklicht. Het doel was verder om een 'Amsterdams' gebouw te maken. De

keuze voor baksteen en het gebruik hiervan refereren aan de Amsterdamse

school uit de tijd van Michel de Klerk.

Door de jaren heen zijn de stedelijke context en de stedenbouwkundige

plannen rondom het gebouw nogal veranderd. Het eerste uitgangspunt was

dat de toren onderdeel zou worden van een zorggebied. De hoofdingang zou

tussen de zorginstellingen en het naastgelegen ziekenhuis komen te liggen.

Stedenbouwkundig supervisor van de Zuidas, Pi de Bruijn, vindt het gebouw

echter zo sterk dat hij het graag ziet als een gebouw dat los staat van zijn

omgeving. Op deze manier vervult het onderwijsgebouw de rol van ijkpunt.

Door deze benadering vanuit de stedelijke context is de ingang aan de kopse

kant ter plaatse van het WTC nu de tijdelijke hoofdingang van het gebouw.

De centrale hal getuigt gelijk bij binnenkomst al van een grote ruimtelijkheid.

Opvallend is hier het auditorium. Het auditorium is een blob die strak wit

gestuct is. Eigenlijk jammer dat de blob nog beschilderd wordt met de

verbeelding van een kloppend hart aangezien de blob onbeschilderd een

hoge mate van licht- en schaduwspel kent.

De roltrap, die uitnodigend in de ruimte hangt, is georiënteerd op dat

wat de hoofdingang zou moeten zijn of nog wordt. De bedoeling van de

ruimtelijkheid in de centrale hal is de ontmoeting tussen de scholieren van de

vier verschillende zorgopleidingen. Vanuit de centrale hal is het mogelijk voor

iedereen om meteen op niveau twee te komen. Hierdoor wordt het gebruik

van liften vermeden. Volgens Jeanne Dekkers hoort een lift niet bij het

onderwijs. Onderwijs gaat om interactie tussen mensen en de routes dienen

hier op aangepast te zijn.

De visie op onderwijs van het bureau Jeanne Dekkers vertaalt zich in de

circulatiemogelijkheden van het gebouw. De opzet van de plattegrond

kent per verdieping een terugkomende structuur. Enerzijds de ruggengraat,

die bestaat uit sanitaire voorzieningen en vluchttrappen, van het gebouw.

Anderzijds de kantoren aan de kopse kanten. Door de heldere opzet van de

plattegrond is het mogelijk om flexibel om te gaan met onderwijsruimten.

Het onderwijs vindt voornamelijk plaats tussen de kantoren en naast de

ruggengraat.

Abram de Boer - van Brug

'Duidelijkheid' lijkt het sleutelwoord voor de uitstraling van de vier

verschillende instellingen. Zo heeft elke instelling zijn eigen kleur. Om echter

geen kakofonie van kleuren te krijgen is de regenboog geïntroduceerd als

uitgangspunt voor een kleurenstudie. De regenboogstructuur kwam goed

overeen met de kleuren van de huisstijlen van de gebruikers.

Vanuit deze hoofdkleur zijn de kleuren voor de vier afdelingen, aan de hand

van verschillende accenten, voor vloer en wand gekozen.

Verbazend is hoe, ondanks de 20.000 m2 van het gebouw, de ruimtes

ontzettend compact beleefd worden. Dit wordt bereikt door de grote vides

die als een trap door de verschillende onderwijsruimten heen lopen. Op

deze manier ontstaan er visuele relaties tussen ruimten. Door middel van

grote raampartijen aan de zuidkant valt het daglicht door de vides diep het

gebouw in.

Licht en lucht zorgen op deze manier voor een variëteit aan ruimtes die een

hoogwaardige kwaliteit bezitten voor het hedendaagse onderwijsmilieu. Zo

is er ook maar één gezamenlijke collegezaal te vinden, aangezien de rest van

het onderwijs plaatsvindt in de zogenaamde 'projectgroepjes'.

De keuze voor de extravagante buitenkant van het gebouw kan men

discutabel noemen, maar de ruimtelijke indeling en de opeenvolging van

ruimten is zeer aannemelijk en logisch. Hoe de verschillende afdelingen hun

eigen karakter en identiteit uitstralen is helder voor de gebruiker. Toch is het

niet zo dat de afdelingen als losse eilanden functioneren. Het is daarom knap

hoe het licht samen met het zicht de verscheidene afdelingen tot een geheel

smeedt.

De vraag is echter of je deze expressieve ronde vormen nodig hebt om de

ruimtelijke kwaliteit te behalen. Want kennen de expressieve bakstenen

buitengevel en het ruimtelijke interieur hier niet een zekere mate van

ambivalentie? De ruimtelijke kwaliteit wordt namelijk voornamelijk bereikt

door de orthogonaal bepaalde ruimten.

De Vrije Universiteit Amsterdam heeft, als opdrachtgever, samen met het

bureau Jeanne Dekkers in ieder geval een uitgesproken mogelijkheid

geboden voor zorgopleidingen om zich hier te vestigen. Het is de taak van de

architect om mogelijkheden en kwaliteiten aan te bieden in een gebouw. De

opdrachtgever, het College van Bestuur van de VU, heeft dan ook het nut van

de voorstellen van het architectenbureau betreffende ruimtelijke kwaliteiten

ingezien.

Want zo wordt de contradictie tussen het bakstenen 'massief' en de

aluminium en stalen torens van de Zuidas niet alleen een vorm- en

materiaalkwestie maar ook een kwestie van vloeroppervlakte. Jeanne Dekkers

heeft de hoge ruimten en de ruimtelijkheid weten te behouden, zodat de

ruimten niet dichtgezet werden om een gunstige floorspaceindex te

behalen. //

De keuze voor de extravagante buitenkant van het gebouw kan men discutabel noemen.

Gebouw Opleidingscentrum Zorg en Welzijn, Zuidas, Amsterdam >>

p42-p48 vervreemding 06.indd 46 8-5-2006 16:23:26

Page 49: pantheon//  '05-'06 - vervreemding

47s t y l o s / / v e r v r e e m d i n g / / a l g e m e e n pantheon 4 ’05’06

Een nieuwe Amsterdamse School?

p42-p48 vervreemding 06.indd 47 8-5-2006 16:23:27

Page 50: pantheon//  '05-'06 - vervreemding

48 pantheon 4 ’05’06 s t y l o s / / v e r v r e e m d i n g / / a l g e m e e n

Libero

Manuelle Gautrand, geboren 1961, werd in 1985 architect. In 1991 startte ze

haar eigen praktijk in Lyon, die ze in 1994 naar Parijs verplaatste. Sindsdien

heeft ze een vijftiental grote projecten opgeleverd, allemaal in Frankrijk.

Hoewel haar werk al vaker is verschenen in internationale bladen, heeft ze

nog geen projecten in het buitenland gedaan en is daarom buiten Frankrijk

nog niet echt bekend. En dat is jammer.

Gelukkig is er nu een monografie van haar bureau die het werk van de

periode 1991-2005/2008 laat zien.

Het is fraai om weer eens een architectenmonografie te zien met een

vormgeving die aansluit bij het werk van de architect en ook nog eens

goed uitgevoerd is. Door het boek heen kronkelt een zwarte 'lijn' die soms

uitbarst in bloemen, soms uitgroeit tot een Rorsarch vlek en soms dient om

tussenkopjes in de tekst te benadrukken. Nergens stoort dit grafisch element

de afbeeldingen of de tekst. Integendeel, vaak wordt het concept van de

opgave door dit element juist versterkt.

"Innovation always proceeds from disobedience, a

certain refusal of established models" – Gautrand in DD Series 06 pag. 9

Maar nu even over de architectuur van Gautrand. Haar gebouwen zijn

allemaal erg verschillend, maar allemaal delen ze eenzelfde interpretatie van

functionaliteit en context. Daarnaast delen haar ontwerpen een uitgesproken

Manuelle Gautrand ArchitecturePaul ArdenneEngels, 2005, ISBN 3764372869Birkhäuser, Basel208 blz.euro 52.95

leukheid en stralen plezier uit. Soms zijn de gebouwen vreemd; staan ze als

een vriendelijke anomalie in de stad, op een manier die meteen vertrouwd

is, maar altijd vernieuwend. Wat Gautrand vindt is verscheidenheid en

een continue herbeoordeling van context en opgave, die resulteert in

een enorm interessante architectonisch geësthetiseerde lappendeken.

Maar hoe voorkomt Gautrand een ongegronde esthetiek, mooi maar

hol? Ze zorgt er ten eerste altijd voor dat haar ornamenten, versieringen

en andere esthetische uitdrukkingen een citerende functie hebben. Dit

kunnen elementen zijn die ze in de omgeving of traditie van de streek heeft

gevonden. L'art pour l'art wordt voorkomen op eenzelfde manier als de

Parnassiens dit deden. Zij verzetten zich tegen de gevoelsuitingen van de

Romantiek en schreven onpersoonlijke maar sterk visuele gedichten. Op

diezelfde manier behandelt Gautrand haar gebouwen; propagandistisch

talent dat niet alleen plezierig is maar ook logisch en direct merkbaar.

Manuelle Gautrand's architectuur heeft een harmonieuze manier om de plek

en de tijd te bewonen, dit zie je zeker ook in het boek. //

Manuelle Gautrand Architecture

Who's afraid of Niketown?

Goede vraag. En zoals veel boeken met vragende titels loopt ook dit boek

de kans zich veel problemen op de hals te halen. De lezer wil de vraag

beantwoord zien, en het liefst nog bevredigend ook.

Friedrich von Borries, architect en zelfbenoemd 'ruimtelijk tacticus', lanceert

met veel rumoer de term Nike-urbanism in zijn zoektocht naar stedelijke

identiteit in het geval van Berlijn. Nike heeft altijd al voorgelopen als het om

inventieve, non-conformistische marketingstrategieën ging. Niet alleen de

methodes om hun producten te marketen worden constant geëvalueerd

en aangepast, ook de plaatsingsmethoden voor de marketing zijn aan een

voortdurende evolutie onderhevig. Na de Wende van eind jaren tachtig werd

Berlijn door Nike uitverkozen om als proefgebied voor nieuwe, agressieve

marketingcampagnes te dienen. Berlijn had zich door de jaren heen reeds

ontwikkeld tot een stad van uitersten, zowel in de bevolking als in de ervaring

van de stedelijke ruimte. Met deze campagnes in Berlijn heeft Nike zich op

een bijna profetische wijze ingelaten met de sociologie van de stad in fysieke

en mentale vorm.

Von Borries, geboren en getogen in Berlijn, analyseert de methodes van

Nike op een ingetogen maar wetenschappelijk onderbouwde wijze. Elke

campagne, van de Bolzplatz-campagne uit 1999, waarbij Nike de ontelbare

voetbalveldjes van Berlijn op ingenieuze wijze infiltreerde, tot het Presto-

concept, een club met Nike-sneakers in de bar, wordt door von Borries

geduid en gekoppeld aan theoretische teksten en concepten. Het is geen

architectuur meer, maar veeleer sociologie op het stedelijke vlak. Guy Debord

en de situationisten worden aangehaald om de 'guerrilla'-tactieken van Nike

te beschrijven, net zoals psychologische principes als camouflage.

Von Borries' schrijfstijl is activerend en stimuleert tot nadenken. Gezien het

uitgangspunt van het boek is dit een goede keuze. Naast een gevatte analyse

van hedendaagse marketingtechnieken probeert het boek ons vooral ook

te leren op een kritische manier naar de stad te kijken en de mechanismen

te ontdekken die juist nu, in ons gehaaste tijdperk, de dienst in de stad

uitmaken.

Moeten we nu echt bang zijn voor Niketown, of komt het allemaal nog

wel goed? Zonder pretentieus of paternalistisch te zijn poogt von Borries

een antwoord te geven op deze vraag, die na het lezen van Who's afraid of

Niketown?, toch minder retorisch lijkt te zijn, dan hij in eerste instantie deed

vermoeden. //

Who's afraid of Niketown? Nike-urbanism, branding and the city of tomorrowFriedrich von BorriesEngels, 2004, ISBN 9 0597 30 143Episode Publishers, Rotterdam104 blz. euro 13.00

p42-p48 vervreemding 06.indd 48 8-5-2006 16:23:28

Page 51: pantheon//  '05-'06 - vervreemding

Gispen in Rotterdam; representing modernism

Gebouwen alleen zijn niet genoeg om een stad te maken.

Agenda

t/m 28 mei

t/m 31 mei

17 mei

t/m 24 juni

22 / 23 mei

t/m 6 juni

t/m 10 juni

t/m 28 mei

t/m 28 mei

7 t/m 25 juni

19 mei

Wim T. Schippers en Emile Wennekes vertellen over de herbouwplannen van het Paleis voor Volksvlijt.

Non-places (everywhere / nowhere) tentoonstelling

In Between Architecture lezingenreekslocatie: Glaspaleis, Heerlen info: www.vitruvianum.nl 045-5772205 prijs: gratis

Excursie naar Keulen excursie

Wim T. Schippers en Emile Wennekes lezinglocatie: TU Delft, Zaal A info: www.stylos.nl prijs: gratis

locatie: Keulen info: www.stylos.nl prijs: 35,- euro voor stylosleden

Stylos 24 uurs workshop workshoplocatie: Ontwerperscafé Den Haag info: www.stylos.nl prijs: nog niet bekend Nadere informatie volgt nog.

lezingenreekslocatie: volgt nog info: www.stylos.nl prijs: gratis

Winkelen // 75 jaar Bijenkorf Rotterdam tentoonstellinglocatie: Historisch museum, Rotterdam info: www.hmr.rotterdam.nl prijs: 8,- euro

Dromen van Amerika tentoonstelling

locatie: Sportcentrum, TU Delft info: www.tgmax.nl prijs: 10,- euro

Stylos biedt weer een nieuwe excursie aan. Deze keer gaat de excursie naar Keulen. Schrijf je snel in, want de plaatsen zijn beperkt.

Nederlandse architecten en Frank Lloyd Wright. De navolging die wordt gepresenteerd in de tentoonstelling betreft vooral de periode voor de Tweede Wereldoorlog, toen de invloed van Frank Lloyd Wright in veel gevallen heel aanwijsbaar was.

Documentaire reeks

Paradiso, stad van de toekomst

Samen met Stylos heeft Max. in november 2005 een workshop gepresenteerd voor TU-studenten op de grens van architectuur en theater. De winnende ontwerpen worden gebruikt als decor voor Paradiso, stad van de toekomst.

locatie: 66 East, Centre for Urban Culture info: www.museumhilversum.nl prijs: gratis

tentoonstellinglocatie: Architectuurcentrum Aorta info: www.aorta.nu tel: 030-2321686 prijs: gratis

In Nieuwe Lading zijn zes opmerkelijke Utrechtse, relatief jonge, architectenbureaus samengebracht. De bureaus verschillen qua grootte, ervaring en opdrachtportefeuille. De overeenkomst tussen de bureaus zit met name in het hoge ambitieniveau.

DynamiCity - Tactieken voor de veranderende stad tentoonstellinglocatie: NAi info: www.nai.nl tel: 010-4401200. prijs: 8,- euro

Unorthodocks tentoonstellinglocatie: Timmerloods RDM terrein, Heijplaat Rotterdam info: www.unorthodocks.nl prijs: gratis

locatie: NAi info: www.nai.nl tel: 010-4401200 prijs: 8,- euro

tentoonstelling

De expositie weerspiegelt de tegenstrijdige omgeving waarin wij leven, gebruik makend van verschillende media zoals schilderkunst, fotografie en video, met Delphine Bedel, Arnout Killian Ilya Rabinovich en Ayako Yoshimura.

In de tentoonstelling staan niet de Gispen-meubelen zelf centraal, maar de wijze waarop fotografen en grafisch vormgevers de producten en interieurs van Gispen verbeeldden.

Nieuwe lading; jonge architectenbureau's uit Utrecht

Eind 2005 startte Stadshavens Rotterdam met een ontwerpwedstrijd. De tentoonstelling geeft een beeld van de ideeën die zo’n 100 ontwerpteams hebben ingeleverd over een tijdelijke en flexibele invulling van de Dokhaven op Heijplaat.

t/m 18 juni

theater

locatie: Museum Hilversum Museum info: www.museumhilversum.nl prijs: 3,- euro

23 & 30 mei,6 juni

Reeks van 3 documentaires in de pauze: Daniel Libeskind (RAM-Special), Aldo van Eijck in Brazilië en Lagos van Rem Koolhaas.

kaft_vervreemding.indd 3 8-5-2006 16:29:19

Page 52: pantheon//  '05-'06 - vervreemding

kaft_vervreemding.indd 4 8-5-2006 16:29:21