OVL-MONITOR 2018€¦ · Interview Joannes Melis, Lichtvormgevers BV - 108. 9. Storingen, klachten,...
Transcript of OVL-MONITOR 2018€¦ · Interview Joannes Melis, Lichtvormgevers BV - 108. 9. Storingen, klachten,...
OVL-MONITOR
2018
getallen, trends en ontwikkelingen
met dit jaar extra aandacht voor
omgevingsgericht ontwerpen
2
VOORWOORD
Beste lezer,
Voor u ligt alweer de derde editie van de OVL-monitor. En hoe blij zijn wij met het, ook dit jaar weer toegenomen, aantal respondenten. Waren het vorig jaar de marktpartijen die zich aansloten, zo zijn er dit jaar aanzienlijk meer gemeenten die hebben meegedaan. De OVL-monitor is nu echt volwassen aan het worden!
Er gebeurt veel op het gebied van openbare verlichting, er zijn ontwikkelingen op vele gebieden tegelijk. Technische ontwikkelingen in masten en armaturen en ook slimme regelingen en connectiviteit. Maatschappelijke ontwikkelingen zoals Circulariteit krijgen veel aandacht. En ook de toepassing van normen en richtlijnen ondergaat een verandering. Dit jaar hebben we dan ook als thema van de OVL-monitor gekozen voor het door OVLNL in het leven geroepen ‘omgevingsgericht ontwerpen van openbare verlichting’, waarin het welbevinden van mens en natuur centraal staat.
Mooi om te zien dat de OVL-monitor als instrument hier een belangrijke rol inneemt door inzicht te geven in de verschillende ideeën die leven, en de kansen en risico’s die benoemd worden. De interviews met vakgenoten, de input uit de IGOV Kenniscafés en de Expertmeetings die OVLNL organiseert geven veel informatie waar we mee aan de slag kunnen.
Mijn dank gaat uit naar allen die de moeite hebben genomen om de enquête in te vullen. Maar ook naar de klankbordgroep die steeds weer met verbeteringen komt. En de geïnterviewden, die hun visie met ons hebben gedeeld. Met het groter worden van het aantal respondenten is ook de hoeveelheid informatie enorm gegroeid. Ik heb grote bewondering voor de professionele wijze waarop de informatie geordend en geanalyseerd is en de OVL-monitor 2018 tot stand gekomen is.
Arthur Klink,
voorzitter stichting Openbare Verlichting Nederland. (OVLNL)
3
Inhoudsopgave
INLEIDING - 4
LEESWIJZER - 5
Interview Duco Schreuder, zelfstandig raadgever - 6
DEEL A – ANALYSES - 8
1. Wie deden er mee? - 9
Interview Arthur Klink, voorzitter OVLNL - 11
2. Overheden versus marktpartijen - 13
Interview Robbert Dijkema, Montad - 20
3. Kleine versus grote organisaties - 22
Interview Marc Verheijen, Gemeente Rotterdam + TU Delft - 28
4. Omgevingsgericht ontwerpen - 30
Interview Filip van der Heijden, Lichtvormgevers BV - 35
DEEL B – ENQUETE OVERHEDEN
1. Wie hebben de enquête voor overheden ingevuld (vraag 1 t/m 6) - 40
Interview Hans Akkerman, Gemeente Amsterdam - 47
2. Organisatie van het werk (vraag 7 t/m 10) - 49
Interview Petra Hulst, Signify - 54
3. Inwoners, lichtpunten en budget (vraag 11 t/m 16) - 56
Interview Ronald Gijzel, Nobralux - 63
4. Beheer, eigendom en net (vraag 17 t/m 23) - 65
Interview Ritsert Huisman, Studio DL - 73
5. Visie, maatschappelijke thema’s (vraag 24 t/m 28) - 75
Interview Victor Loehr, Rijkswaterstaat - 81
6. Led-verlichting (vraag 29 t/m 33) - 83
Interview Hans Meeuwissen, DE NOOD - 89
7. Overige technische ontwikkelingen (vraag 34 t/m 42) - 91
Interview Siegrid Siderius, ontwerpbureau Arup - 101
8. Aanbesteding (vraag 43 t/m 46) - 103
Interview Joannes Melis, Lichtvormgevers BV - 108
9. Storingen, klachten, calamiteiten (vraag 47 t/m 50) - 110
Interview Martin Vergeer, Ziut - 115
10. Omgevingsgericht ontwerpen en OVLNL (vraag 51 t/m 54) - 117
Interview Michel Joosse, Gemeente Middelburg - 122
BIJLAGE: ENQUÊTE MARKTPARTIJEN - 124
COLOFON - 145
4
Inleiding
Doelstelling Het doel van de monitor is om meer inzicht te krijgen in de ‘Facts & Figures’ en de belangrijkste ontwikkelingen op het gebied van openbare verlichting (OVL). Door regelmatig te monitoren, zien we trends en de factoren die hierbij een rol spelen. Zo kunnen overheden en marktpartijen nieuwe inzichten verkrijgen en leren van ervaringen. De OVL-monitor is een initiatief van OVLNL/IGOV en startte in 2016. Dit is de derde OVL-monitor.
Werkwijze De OVL-monitor 2018 heeft als basis de enquête voor overheden (57 vragen), met daarnaast de enquête voor marktpartijen (20 vragen). Bij het opstellen van beide vragenlijsten is een klankbordgroep betrokken (zie colofon). De enquête stond open van 16 april t/m 31 augustus 2018. Via OVLNL/IGOV, Acquire Publishing, Rijkswaterstaat en het netwerk van de klankbordgroep zijn mensen op diverse manieren opgeroepen om de enquêtes in te vullen. 141 medewerkers van overheden en 46 marktpartijen gaven hieraan gehoor. De resultaten zijn geanalyseerd en verwerkt in dit rapport. Ook hierbij is de klankbordgroep betrokken.
Anoniem De enquêtes zijn anoniem geanalyseerd. In dit rapport staan geen namen van respondenten en ook niet van de organisaties waar zij werkzaam zijn. Deze gegevens worden ook niet op een andere manier openbaar gemaakt. De uitkomsten zijn zo objectief mogelijk weergegeven. Het gaat daarbij nadrukkelijk over de 187 respondenten en niet over ‘het gehele werkveld OVL’.
Mensenwerk OVL is mensenwerk. We vinden het daarom belangrijk dat dit rapport niet alleen grafieken en getallen bevat. We willen het ook een gezicht geven. Om die reden hebben we vakgenoten gevraagd naar hun persoonlijke visie. Het thema van de interviews is dit jaar omgevingsgericht ontwerpen. Wat is de essentie hiervan en met welke aspecten moet in ieder geval rekening gehouden worden? De interviews zijn in willekeurige volgorde bij de verschillende hoofdstukken geplaatst en tonen een kleurrijk pallet aan visies en meningen.
Tot slot De OVL-monitor is geen wetenschappelijk rapport en heeft niet de pretentie representatief te zijn voor het hele werkveld OVL. Wel geeft het een boeiend beeld van de belangrijkste ontwikkelingen op dit moment en de verschillende ideeën die er nu leven. Door vragen in volgende OVL-monitoren terug te laten komen (en nieuwe vragen toe te voegen) krijgen we inzicht in hoe technieken en ideeën zich ontwikkelen. Zo krijgen we een uniek inkijkje in de wereld van de openbare verlichting!
5
Leeswijzer
Nieuw opzet Dit jaar zijn er meer gegevens dan vorig jaar. Dit komt doordat er een vergelijking gemaakt kan worden met de uitkomsten van 2017 en 2016. Om deze grote hoeveelheid gegevens op een overzichtelijke manier te ordenen en te presenteren, is ervoor gekozen om de antwoorden van de verschillende jaren per vraag weer te geven in een tabel.
Deel A – analyses Dit deel begint met een korte schets van de respondenten die dit jaar de enquêtes invulden. Daarna volgen er drie hoofdstukken met verdiepende analyse. Hoofdstuk A2 gaat over de belangrijkste verschillen van visie tussen overheden en marktpartijen. Hoofdstuk A3 richt zich op de verschillen in de antwoorden van respondenten van kleine en grote organisaties. In hoofdstuk A4 kijken we specifiek naar het onderwerp omgevingsgericht ontwerpen.
Deel B – enquête overheden Dit deel van het rapport bestaat uit tien hoofdstukken en volgt daarmee de indeling van de enquête voor overheden. Elk hoofdstuk begint met de belangrijkste uitkomsten per thema, weergegeven in een ‘infographic’. Vervolgens worden de enquêtevragen bij dit thema besproken. De antwoorden zijn weergegeven in een grafiek, die voorzien is van een korte toelichting. Onderaan de pagina staat een tabel met daarin de antwoorden van de diverse jaren naast elkaar. Ook hierbij staat een korte toelichting.
Interviews Om de OVL-monitor het menselijke, kleurrijke gezicht te geven dat past bij het werkveld openbare verlichting, zijn er vijftien personen geïnterviewd. Aan deze mensen zijn vijf vragen gesteld die betrekking hebben op omgevingsgericht ontwerpen. De interviews zijn voorzien van een kort CV en foto van de geïnterviewde.
Meer informatie op de website Op de website van OVL-monitor staat meer informatie. Ontdek de powerpointpresentatie, die u in enkele minuten door de opvallendste enquêteresultaten van 2018 leidt. Of blader door de eindrapporten van vorige jaren. Ga naar: www.ovlmonitor.nl
¨
Duco Schreuderzelfstandig raadgever
6
Duco werd in 1931 geboren in Rotterdam. Hij studeerde technische natuurkunde
in Delft, is gepromoveerd in Eindhoven en studeerde filosofie en psychologie
aan de Internationale Faculteit te Haarlem. Hij was 10 jaar werkzaam bij Philips
en werkte daarna 25 jaar als wetenschappelijk medewerker bij de SWOV.
Sinds 1993 is hij zelfstandig raadgever. Hij is auteur van enkele boeken en van
honderden artikelen en technische rapporten.
‘Het gaat om de leefomgeving, en eigenlijk
om de hele aarde.’
Wat is, naar uw idee, de essentie van omgevingsgericht ontwerpen ? Wat maakt het anders dan
‘gewoon’ lichtontwerp?
Gewoon lichtontwerp gaat over functionele vereisten. Centraal staan het gemotoriseerde snelverkeer,
de waarneming van (kleine) objecten, efficiency en lichttechniek. Omgevingsgericht ontwerpen is meer
omvattend. Daarbij is er ook aandacht voor:
- inpassen van de verlichting in een groter geheel
- gebruikers van de openbare ruimte
- beleving en gevoelens van veiligheid
- vermijden van lichtverblinding en lichthinder
Wat zijn volgens u de belangrijkste aspecten waarmee rekening gehouden dient te worden bij
omgevingsgericht ontwerpen?
Men dient zich te realiseren dat omgevingsgericht ontwerpen een onderdeel van een onderdeel is. Het
gaat om de leefomgeving, en eigenlijk om de hele aarde. Essentieel bij omgevingsgericht ontwerpen is
dat men alle relevante gegevens verzamelt en op elkaar afstemt. Daarvoor is adequate software nodig.
En dient men rekening te houden met de privacy van de gebruikers van de openbare ruimte.
Interview
Wat zou volgens u de relatie moeten zijn tussen omgevingsgericht ontwerpen en richtlijnen (zoals de
NPR)?
Omgevingsgericht ontwerpen moet niet nu al in richtlijnen en zeker niet in normen worden vastgelegd.
Daarvoor is het nog te abstract. In de toekomst zijn handleidingen beter dan richtlijnen. Elke weg is
anders. Dit vereist meer kennis bij de ontwerpers.
Waar zit volgens u ‘the bottleneck’ bij omgevingsgericht ontwerpen? Bij (voldoende/onvoldoende)
kennis of bij het proces (bijv. integraal werken)?
Bottleneck is de gewoonte om richtlijnen en normen als recept te gebruiken. Dit staat het eigenlijke
ontwerpwerk in de weg. Het vereist een andere mentaliteit bij de ontwerper, minder klakkeloze
gehoorzaamheid en meer inzicht. Het kennisniveau is echter veelal ontoereikend. Het is noodzakelijk
om de kennis over de fundamentele aspecten te verbreden en te verdiepen. Ook de kennis die al
beschikbaar is, dient op de relevantie voor omgevingsgericht ontwerpen te worden getoetst. En dan
met name wat betreft de toepassing van leds in de buitenverlichting. Ten slotte is het noodzakelijk om
de gemakzucht van het in gevestigde patronen denken en handelen te doorbreken. Geldgebrek is een te
gemakkelijk excuus om het ‘maar zo te laten’. Ik betwijfel of er in feite geldgebrek is!
Hoe ziet u de toekomst van omgevingsgericht ontwerpen?
Het wordt alleen wat wanneer er minder aan korte-termijn geld verdienen wordt gedacht en als alle
gebruikers van de weg gelijkwaardig worden geacht. Dus ook: kinderen, senioren, vrouwen, enz. De
toekomst vereist een omslag in de mentaliteit van de ontwerpers: minder routine, meer diepgaande
overwegingen. Als dat lukt, dan heeft omgevingsgericht ontwerpen een grote toekomst!
7
¨
‘Bottleneck is de gewoonte om richtlijnen
en normen als recept te gebruiken.
Dit staat het eigenlijke ontwerpwerk in de weg.’
DEEL A
ANALYSES
¨
A1. Wie deden er mee
9
141 46respondenten in 2018 respondenten in 2018
taak: beheer OVL
bedrijf: fabrikant/leverancier
van armaturen
95 16
taak: (ook) beleid OVL bedrijf: adviesbureau
taak: (ook) adviseur OVL bedrijf: installatiebedrijf
45 16
42 10
overheden marktpartijen
10
A1. Wie deden er mee
Dit jaar vulden 187 mensen de enquêtes in. Dat zijn er 42 meer dan vorig jaar.
Deze toename is te danken aan de overheden. Dit jaar vulden vanuit de overheden
141 respondenten de enquête in. Vorig jaar waren dat er 90, in 2016 waren het er 92.
I. De overheden
Van de 141 respondenten werken er 117
(= 83%) voor een gemeente, 11 voor
een provincie en 8 voor Rijkswaterstaat.
95 respondenten zijn werkzaam als
beheerder OVL, 45 zijn (tevens) beleids-
medewerker OVL. Adviseur OVL is door
42 mensen aangevinkt.
II. De marktpartijen
Van de 46 respondenten werken er 16 voor een fabrikant en/of leverancier van armaturen,
eveneens 16 voor een adviesbureau en 10 voor een installatiebedrijf.
17 respondenten werken bij een bedrijf waar 1 tot 5 personen zich bezighouden met OVL, 10
bij een bedrijf waar 6 tot 15 personen dit doen, 6 bij een bedrijf waar 15-30 personen bezig
zijn met OVL en 13 bij een bedrijf waar meer dan 60 mensen zich bezighouden met OVL.
¨
Arthur Klinkvoorzitter OVLNL
11
Arthur is werkzaam bij de Gemeente Utrecht als senior adviseur openbare
verlichting. Daarnaast is hij voorzitter en oprichter van het InterGemeentelijk-
overleg Openbare Verlichting (IGOV) en voorzitter van de stichting Openbare
Verlichting Nederland (OVLNL). Zijn missie is: verlichten met kennis en verstand.
‘Het ontbreekt vaak aan praktijkkennis van
openbare verlichting, opgedaan uit feedback
door avondschouwen bij voorkeur
samen met bewoners.’
Wat is, naar uw idee, de essentie van omgevingsgericht ontwerpen? Wat maakt het anders dan
‘gewoon’ lichtontwerp?
Elke omgeving verdient een passend ontwerp, bekeken vanuit comfort en het functioneren van de
gebruiker (mensen, natuur, flora en fauna). En dus niet enkel ontworpen vanuit de getalletjes uit normen
of richtlijnen.
Wat zijn volgens u de belangrijkste aspecten waarmee rekening gehouden dient te worden bij
omgevingsgericht ontwerpen?
De belangrijkste aspecten zijn wat mij betreft:
• Het welbevinden van de mens en de beleving, functie en gewenst gebruik van de openbare ruimte
staan centraal.
• Infrastructuur, waarbij faciliteiten zoals straatmeubilair, bomen en toegepaste materialen bij de
inrichting van de openbare ruimte centraal staan. Belangrijk punt hierbij is het combineren van
functies, zodat het ruimtegebruik optimaal is.
• Lichttechniek, waarbij we kijken naar wegdekreflectie, Ti, gelijkmatigheid, Ev, en dergelijke. Het
comfort van de weggebruiker en de kwaliteit van verlichting staan hierbij centraal.
• Verkeersveiligheid en sociale veiligheid.
• Duurzaamheid, waarbij we kijken naar natuur en milieu, flora en fauna, maar ook naar
materiaalgebruik, circulariteit, energie en CO2.
• Innovatie en techniek, waarbij we kijken naar Smart Cities, Smart Lighting en technieken als digitale
connectiviteit en IoT.
Interview
Wat zou volgens u de relatie moeten zijn tussen omgevingsgericht ontwerpen en richtlijnen (zoals de
NPR)?
De regelgeving is niet het uitgangspunt, maar kan als toetsing worden gebruikt. En kan mogelijk ter
discussie worden gesteld.
Waar zit volgens u ‘the bottleneck’ bij omgevingsgericht ontwerpen? Bij (voldoende/onvoldoende)
kennis of bij het proces (bijv. integraal werken)?
Het ontbreekt vaak aan praktijkkennis van openbare verlichting, opgedaan uit feedback door
avondschouwen bij voorkeur samen met bewoners. Ontwerpers moeten wat mij betreft altijd hun
gerealiseerd ontwerp in de nachtelijke uren beoordelen, bij voorkeur bij verschillende omstandigheden.
Dat maakt het gesprek met andere vakdisciplines makkelijker, omdat er dan vanuit de praktijk gesproken
kan worden en niet alleen vanuit de normen. Te vaak wordt er in het proces vanuit bestaande patronen
en gewoontes gedacht door alle betrokkenen. Dat werpt drempels op.
Ik zie de samenwerking zelf niet zozeer als een bottleneck. Er is nog wel veel te doen om de angstcultuur
te doorbreken. Als iedereen zich achter regelgeving en in hokjes blijft verschuilen om zich in te dekken
voor ieder mogelijk risico, dan komen we er niet. Daarom vind ik het zo belangrijk dat er snel een nieuw
handvat komt waaraan we kunnen refereren.
Hoe ziet u de toekomst van omgevingsgericht ontwerpen?
Daar ben ik positief over. Je ziet de beweging al opkomen. Het fenomeen Smart City draagt er goed aan
bij. De techniek is er ook klaar voor. De organisaties passen zich gestaag aan op een andere manier van
denken en werken.
12
¨
‘Als iedereen zich achter regelgeving en in hokjes
blijft verschuilen om zich in te dekken voor ieder
mogelijk risico, dan komen we er niet.’
¨
13
A2. Overheden versus marktpartijen
led smart city/
smart lighting
ziet geen belemmeringen
bij overstap naar led
ziet geen belemmeringen
bij overstap naar led
is belangrijkste belemmering
bij innovatie
is belangrijkste belemmering
bij innovatie
80% 43%
30% 74%
overheden marktpartijen
smart city/smart lighting
is grote kans
smart city/smart lighting
is grote kans
belangrijkste
technische ontwikkeling
belangrijkste
technische ontwikkeling
gebrek aan
tijd
gebrek aan
ambitie
14
A2. Overheden en marktpartijen
Waar lopen de ideeën van overheden en marktpartijen over openbare verlichting het meest uiteen? Wat springt er, als je de reacties vergelijkt, het meest in het oog? Die vraag staat centraal in dit hoofdstuk. De volledige weergave van de antwoorden van de respondenten van overheden zijn te vinden in deel B van dit document. De antwoorden van de marktpartijen staan in de bijlage.
I. Smart lighting/smart city en andere technische ontwikkelingen
De meningen over smart lighting/smart city zijn nog altijd verdeeld. Dat blijkt uit drie vragen.
Overheden Marktpartijen
1. Smart lighting/smart city staat op de8ste (laagste) plaats als belangrijkmaatschappelijk thema OVL(vraag 24, enquête overheden)
1. Smart lighting/smart city staat op de3de plaats als belangrijk maatschappelijkthema OVL(vraag 4, enquête marktpartijen)
2. Smart lighting/smart city staat op de5de plaats als de belangrijke technischeontwikkeling OVL(vraag 29, enquête overheden)
2. Smart lighting/smart city staat op de1ste plaats als de belangrijke technischeontwikkeling OVL(vraag 7, enquête marktpartijen)
3. 30% van de respondenten ziet smartlighting/smart city als een grote kans(vraag 37, enquête overheden)
3. 74% van de respondenten ziet smartlighting/smart city als een grote kans(vraag 10, enquête marktpartijen)
Ook wat betreft led, schakelen/dimmen, telemanagement, elektrische veiligheid en DC/gelijkstroom zijn er grote verschillen als je kijkt naar de scores wat betreft belangrijkheid. Zie hiervoor de grafieken op de volgende pagina.
15
Overheden:
Marktpartijen:
16
II. Led
Led staat bij de respondenten van de overheden voor het derde jaar met stip op 1 als belangrijkste technische ontwikkeling. Bij de marktpartijen stond led in 2016 en 2017 ook op 1, maar is dit jaar ingehaald door smart lighting/smart city en telemanagement.
Op de vraag wat voor overheden de belangrijkste belemmering is bij de overstap naar led reageren de respondenten van overheden en marktpartijen net als voorgaande jaren verdeeld (vraag 32 enquête overheden, vraag 9 enquête marktpartijen). Bij de overheden zegt 80% dat er geen belemmeringen zijn. 9% noemt de kosten een belemmering, 2% de betrouwbaarheid en 2% de lichtkwaliteit. Bij de marktpartijen kiest slechts 43% voor geen belemmeringen. 22% noemt de kosten als belemmering, 0% de lichtkwaliteit en 0% de betrouwbaarheid van led.
De marktpartijen hadden dit jaar voor het eerst een extra antwoordoptie, namelijk ‘Kennis’. Dit antwoord scoort opvallend hoog. Maar liefst 30% van de respondenten ziet (gebrek aan) kennis als belangrijkste belemmering bij de overheden voor de overstap naar led. We gaan deze extra antwoordoptie bij de volgende OVL-monitor ook aan de overheden voorleggen.
Overheden: Marktpartijen:
III. Belemmeringen bij innovaties
Dit jaar is voor het eerst de vraag gesteld: ‘Wat zijn volgens u de belangrijkste belemmeringen voor innovaties?’ (vraag 41 enquête overheden, vraag 17 enquête marktpartijen). Men mocht hierbij maximaal twee antwoorden aanvinken. Ook bij deze vraag zijn de verschillen tussen overheden en marktpartijen duidelijk zichtbaar.
Bij de respondenten van de overheden scoort gebrek aan tijd het hoogst (48%), gevolgd door gebrek aan geld (33%) en gebrek aan kennis (26%). Bij de marktpartijen staat gebrek aan ambitie en durf met stip op 1 (59%), gevolgd door gebrek aan kennis (41%) en gebrek aan geld (30%). Gebrek aan tijd scoort hier slechts 7%. In de volgende OVL-monitor gaan we deze vraag verder specificeren: bij wie ontbreekt kennis of ambitie en durf? Hebben de marktpartijen het over hun klanten of over henzelf?
17
Overheden:
Marktpartijen:
18
IV. Circulariteit
Bij overheden staat circulariteit op de 3de plaats als het gaat om de belangrijkste (maatschappelijke) thema’s van dit moment. Bij de marktpartijen staat het op de 2de plaats (vraag 24 enquête overheden, vraag 4 enquête marktpartijen).
Vervolgens is gevraagd op welke manier men in de organisatie bezig is met circulariteit. Men mocht daarbij meerdere antwoorden aanvinken. Omdat overheden en marktpartijen een andere postie hebben in de keten, zijn de antwoordopties in de twee enquêtes verschillend (vraag 26 enquête overheden, vraag 6 enquête marktpartijen).
Hieronder staan de antwoordopties van de overheden, met daarvoor de score van het betreffende antwoord: 68%: Zorgen dat afgedankte producten gedemonteerd en gesorteerd worden door
erkende verwerker (recycle). 51%: Afgedankte producten (masten, armaturen) die nog bruikbaar zijn elders opnieuw
gebruiken (re-use). 41%: Bij inkoop van producten zoals masten en armaturen eisen stellen inzake
circulariteit. 37%: Levensduur producten verlengen door opknappen/moderniseren (refurbish). 29%: Afgedankte onderdelen die nog bruikbaar zijn elders opnieuw gebruiken
(remanufacture). 29%: Bij aanbesteding van beheer/onderhoud eisen opstellen inzake circulariteit
(transport, schoonmaak, reparaties, etc). 25%: Minder lichtbronnen, armaturen en masten gebruiken, waardoor minder
materiaal nodig is (reduce/refuse). 18%: Nog niet concreet mee bezig, denken er wel over na. 6%: Door een pilot te starten. 3%: We zijn er niet mee bezig.
Uit deze antwoorden blijkt dat veel overheden bezig zijn met circulariteit wat betreft OVL. Recyling door een erkende verwerker scoort het hoogst met 68%.
Recycling is slechts een beperkt onderdeel van circulariteit. De respondenten geven aan dat men zich ook richt op andere aspecten, zoals het langer in de keten houden van producten en productonderdelen (re-use, refurbish, remanufacture) en het stellen van eisen op het gebied van circulariteit bij de inkoop van producten en diensten.
Dit is een belangrijke en noodzakelijke ontwikkeling gezien de rijksdoelstelling Nederland Circulair in 2050.
19
De marktpartijen konden kiezen uit de volgende antwoordopties:
• We werken samen met andere (keten)partijen, om zo te komen tot meer circulariteit.
• In onze adviezen nemen we het thema mee, het lukt ons daarbij goed om aan te gevenhoe men concreet invulling kan geven aan het thema.
• In onze adviezen nemen we het thema mee, maar het is nog lastig om het te koppelenaan concrete acties.
• Onze producten zijn al behoorlijk circulair.
• We zijn bezig om onze producten meer circulair te maken.
• We zijn er nog niet concreet mee bezig, maar denken er wel over na hoe we invullingkunnen geven aan circulariteit bij OVL.
• We zijn er niet mee bezig.
• Weet ik niet/geen mening.
De antwoorden van de marktpartijen leveren de volgende grafiek op:
Hieruit blijkt dat ook de marktpartijen op diverse manieren bezig zijn met circulariteit.
Vooral het samenwerken met andere (keten)partijen om zo te komen tot meer circulariteit
scoort hoog. Daarnaast zijn partijen bezig om producten meer circulair te maken, om
adviezen te geven en/of denkt men na over een goede invulling van het thema.
In de komende OVL-monitoren zal zichtbaar worden hoe dit zich verder ontwikkelt.
¨
Robbert Dijkema Montad
20
Robbert is als vestigingsmanager Montad-Noord verantwoordelijk voor
het opzetten en leiden van de vestiging van Montad in Assen. Als adviseur/
projectmanager is hij betrokken bij de inhoudelijke invulling van projecten op
het gebied van verlichting en verkeerstechniek. Tevens is hij voorzitter van het
Netwerk Kennis van OVLNL.
‘Met de op te stellen leidraad trachten we (OVLNL)
de positieve ervaringen en hoogwaardige
kennis te delen.’
Wat is, naar uw idee, de essentie van omgevingsgericht ontwerpen? Wat maakt het anders dan
‘gewoon’ lichtontwerp?
Als adviseur/ontwerper van verlichting ben ik van mening dat elk ‘gewoon’ ontwerp omgevingsgericht
ontworpen moet en kan worden en dat er dus geen verschil is. Vanuit mijn civiele achtergrond ben
ik gewend om integraal vanuit meer disciplines te kijken naar onze leefomgeving. Verlichting is een
onderdeel van de totale omgeving. De omgeving in de breedste zin van het woord bepaalt de wijze
waarop de verlichting ingericht dient te worden. De essentie van omgevingsgericht ontwerpen zoals wij
er nu over spreken is dat er aandacht komt voor de integraliteit van een ontwerp en er nadruk wordt
gelegd op het invullen van licht op maat.
Wat zijn volgens u de belangrijkste aspecten waarmee rekening gehouden dient te worden bij
omgevingsgericht ontwerpen?
Zoals de term al aangeeft is het belangrijkste dat het lichtontwerp zodanig wordt vormgegeven dat het
optimaal rekening houdt met (alle aspecten in) de omgeving. Bijvoorbeeld groen, inrichting en gekozen
verharding, maar bovenal de gewenste beleving. Om dit goed te kunnen bepalen dienen de gebruikers
van de openbare ruimte te worden geanalyseerd. Welke doelgroep maakt gebruik van het gebied en met
welk doel? Zijn het passanten, is het verkeer of betreft het een gebied waar de gebruikers juist langer
willen verblijven? Het achterhalen van de doelgroep en het doel van het verblijf geeft de basis voor het
uiteindelijke ontwerp op maat.
Interview
Wat zou volgens u de relatie moeten zijn tussen omgevingsgericht ontwerpen en richtlijnen (zoals de
NPR)?
De richtlijn biedt handvatten om te komen tot een goed lichtontwerp, maar er blijft zeker ruimte voor
interpretatie of zelfs afwijken van de richtlijnen. Door op een juiste manier gebruik te maken van de
handvatten die een richtlijn biedt, kan een optimaal lichtbeeld gecreëerd worden voor elke situatie.
In sommige gevallen is het zelfs zo dat de richtlijn juist niet de oplossing biedt. Zo heb ik recent een
centrumplan ontworpen waar de sfeer diende te zorgen voor een prettig verblijf, waar mensen zich op
hun gemak voelen en de sfeer bijdraagt aan het langer willen verblijven in het gebied. Om deze sfeer te
benaderen hebben we gekozen voor een groter contrast tussen licht en donker i.p.v. de gelijkmatigheid
die de richtlijnen voorschrijven. Dit draagt bij aan gezelligheid en het ‘huiskamer-gevoel’, zonder de
veiligheid uit het oog te verliezen.
Waar zit volgens u ‘the bottleneck’ bij omgevingsgericht ontwerpen? Bij (voldoende/onvoldoende)
kennis of bij het proces (bijv. integraal werken)?
Mijn gevoel zegt dat de oplossing ligt in het delen van kennis en ervaring. Met de op te stellen leidraad
trachten we (OVLNL) de positieve ervaringen en hoogwaardige kennis te delen. Deze kennis en ervaring
is beschikbaar voor diverse vakgebieden en stakeholders. Zo kunnen zij een kijkje nemen in de keuken
van het vakgebied licht en verlichting en willen we integraal ontwerpen bevorderen. Dit moet het
eenvoudiger maken om de richtlijnen te interpreteren en oplossingen op maat te creëren.
Hoe ziet u de toekomst van omgevingsgericht ontwerpen?
Ik denk dat dit altijd in ontwikkeling blijft en zal veranderen. Onze omgeving verandert, behoeften,
wensen, eisen en uiteraard de technologie blijft zich ontwikkelen. Het blijft mijns inziens dan ook een
onderwerp dat continu in beweging zal zijn en waar we gezamenlijk over in gesprek moeten blijven. We
moeten blijven leren van elkaars successen maar ook zeker van de mindere ervaringen. Zo moeten we
niet bang zijn om af en toe onze nek uit te steken en nieuwe inzichten en mogelijkheden te proberen.
Alleen zo kunnen we blijven leren en het licht-op-maat-principe mee laten evalueren met onze
omgeving.
21
¨
‘We moeten blijven leren van
elkaars successen maar ook zeker van
de mindere ervaringen.’
¨
A3. Kleine versus grote organisaties
22
burgers worden actief betrokken
bij belangrijke wijzigingen OVL
burgers worden actief betrokken
bij belangrijke wijzigingen OVL
belangrijk thema belangrijk thema
smart city/smart lighting
is een grote kans
belangrijke belemmering
voor innovatie
belangrijke belemmering
voor innovatie
smart city/smart lighting
is een grote kans
18%
41%
35%
5%
overheden
>200.000 inwoners
overheden
<25.000 inwoners
circulariteit
regels inkoop/
aanbesteding
beleving van licht
gebrek aan
kennis
23
A3. Kleine versus grote organisaties
In hoeverre geven de respondenten van kleine(re) organisaties andere antwoorden dan de
respondenten van grote(re) organisaties? Deze nuancering staat centraal in dit hoofdstuk.
Startpunt daarbij is vraag 11:
Voor deze analyse zijn, net als in 2017, de categorieën 50.000-100.000 en 100.000-200.000 inwoners samengevoegd, evenals de categorieën 200.000-300.000 en > 300.000 inwoners. We komen zo tot de volgende indeling met vier groepen:
Groep Aantal inwoners Percentage A meer dan 200.000 inwoners 13% van de respondenten B 50.000 tot 200.000 inwoners 33% van de respondenten C 25.000 tot 50.000 inwoners 32% van de respondenten D minder dan 25.000 inwoners 15% van de respondenten
Groep A bestaat voor 55% uit gemeenten, 39% uit provincies en 6% uit Rijkswaterstaat. Bij groep B, C en D gaat het om (vrijwel) allemaal gemeenten.
I. Logische verschillen tussen klein en groot
Sommige relaties zijn zo logisch, dat ze geen uitwerking behoeven:
• weinig inwoners - minder fte’s - minder lichtmasten - meer landelijk
• veel inwoners - meer fte’s - meer lichtmasten - meer stedelijk
Daarnaast laten de antwoorden van 2018 zien dat, naarmate de organisatie kleiner is:
• het beheer vaker wordt uitbesteed
• men minder eigen netwerk heeft
• men vaker tevreden is over de netwerkbeheerder
• de installatieverantwoordelijkheid minder vaak goed is geregeld
• er minder verlichting wordt gedimd
• er ’s nachts meer verlichting wordt uitgeschakeld
• men vaker kiest voor aanbesteding op basis van laagste kosten of laagste prijs
24
II. Maatschappelijke thema’s (Q24, Q26, Q28)
Bij alle groepen staat energiebesparing/CO2-reductie met stip op 1 als belangrijkste
maatschappelijke thema. Daarna lopen de meningen uiteen.
Vraag 24: Wat zijn binnen uw organisatie de belangrijkste thema’s m.b.t. OVL?
Groep A (> 200.000) Groep B Groep C Groep D (< 25.000) 1 energiebesparing energiebesparing energiebesparing energiebesparing 2 circulariteit lichtvervuiling/hinder burgerparticipatie beleving van licht 3 lichtvervuiling/hinder circulariteit lichtvervuiling/hinder stadsmarketing 4 beleving van licht beleving van licht social return circulariteit 5 social return burgerparticipatie circulariteit burgerparticipatie 6 stadsmarketing social return beleving van licht smart lighting/city 7 burgerparticpatie + smart lighting/city smart lighting/city lichtvervuiling/hinder 8 smart lighting/city stadsmarketing stadsmarketing social return
+ burgerparticpatie en smart lighting/smart city scoren bij groep A allebei even hoog
Wat opvalt is dat elke groep een ander thema op de 2de plaats heeft staan. Lichtvervuiling/ -hinder scoort hoog bij groep B (2de plaats) en laag bij groep D (7de plaats). Burgerparticipatiescoort hoog bij groep C (2de plaats) en laag bij groep A (laagste plaats).Verder valt op dat stadsmarketing het hoogst scoort bij de kleine gemeenten.
Bij groep A scoort het thema circulariteit hoog. Dit is ook terug te zien in de antwoorden op de verdiepingsvraag (vraag 26). Daaruit blijkt dat men in groep A op veel manieren bezig is met circulariteit. De verschillen met groep D zijn groot. Zo geeft bij groep A 71% van de respondenten aan dat er bij de inkoop van OVL-producten eisen worden gesteld inzake circulariteit. Bij groep D is dit 20%. Bij groep A start 35% een pilot, bij groep D 0%.
Vraag 26: Op welke manier(en) is uw organisatie bezig met circulariteit OVL?
Groep A Groep B Groep C Groep D Afgedankte producten komen bij erkende verwerker (recycle) 71% 84% 66% 60% Afgedankte onderdelen elders hergebruiken (remanufacture) 41% 37% 27% 15% Levensduur producten verlengen door opknappen (refurbish) 59% 53% 32% 10% Afgedankte producten elders hergebruiken (re-use) 53% 56% 56% 40% Minder lichtbronnen/materialen gebruiken (reduce/refuse) 47% 21% 22% 20% Bij inkoop producten eisen stellen inzake circulariteit 71% 49% 32% 20% Bij aanbesteding beheer/onderhoud eisen inzake circulariteit 29% 42% 22% 20% Starten van een pilot 35% 5% 0% 0% Nog niet concreet mee bezig, denken er over na 0% 14% 27% 15% We zijn er niet mee bezig 0% 5% 0% 10%
Anders 24% 9% 10% 0%
Dat een onderwerp laag scoort, wil overigens niet automatisch zeggen dat men er weinig mee heeft of mee doet. Een voorbeeld is het thema burgerparticipatie. Dit staat slechts op de 5de plaats bij groep D. Uit de verdiepingsvraag over burgerparticipatie (vraag 28) blijkt echter dat maar liefst 35% van de respondenten uit deze groep aangeeft dat de burgers actief worden betrokken bij belangrijke wijzigingen OVL. Dit percentage is bij de andere groepen aanmerkelijk lager, namelijk 18% (groep A), 21% (groep B) en 17% (groep C).
25
III. Ledverlichting (Q29 t/m Q33)
Led scoort bij alle groepen het hoogst als belangrijke technische ontwikkeling. Als het gaat om het percentage van de huidige verlichting dat voorzien is van led, dan scoort groep C (25.000 tot 50.000 inwoners) het hoogst. Van deze groep geeft 61% van de respondenten aan dat meer dan een kwart van de OVL voorzien is van led. Groep A (> 200.000 inwoners) scoort het laagst met 30%.
Als het gaat om de aanschaf van nieuwe verlichting, dan scoort groep D (< 25.000 inwoners) het hoogst: 100% van de nieuw aangeschafte verlichting is hier led. Bij groep A, B en C is dit respectievelijk 94%, 93% en 95%. Bij alle groepen zegt de overgrote meerderheid dat er geen belemmeringen zijn bij de overstap naar led.
Dit jaar zijn iets meer respondenten positief over retrofit dan vorig jaar (zie ook deel B van dit rapport, vraag 33). De verschillen tussen de vier groepen zijn groot. Bij groep A en groep D maakt minder dan een kwart gebruik van retrofit, bij groep B en C meer dan de helft. 58% van de respondenten van groep D vindt retrofit geen goede oplossing. Bij groep A, B en C is dit respectievelijk 25%, 35% en 29%.
Groep A Groep B
Groep C Groep D
Ja, (op sommige plaatsen) een goede oplossing * Ja, vanwege kostenoverwegingen/energiedoelstellingen * Nee, maar dit komt (mogelijk) nog * Nee, we vinden retrofit is geen goede oplossing * Weet ik niet
26
IV. Smart city/smart lighting (Q36 t/m Q38)
Bij groep A vindt 47% dat smart city/smart lighting overschat wordt en ziet 41% het als een grote kans (zie ook deel B van dit rapport, vraag 37). Bij groep C is een soortgelijke verdeling: hier kiest 45% voor overschat en 38% voor grote kans.
Bij groep B en groep D kiezen er duidelijk meer mensen voor overschat. Bij groep B is dit 53% en bij groep D zelfs 79%. Bij groep B ziet 30% smart city/smart lighting als een grote kans. Bij groep D is dit slechts 5%.
Groep A Groep D
Als we kijken naar hetgeen er op dit moment gekoppeld wordt aan de OVL-installatie, dan zien we eveneens grote verschillen. Bij organisaties met meer inwoners worden er meer sensoren en camera’s aan de OVL-installie gekoppeld. De onderstaande tabel maakt dit duidelijk.
Vraag 36 : Welke zaken die elektriciteit vragen zijn gekoppeld aan de OVL-installatie?
Groep Sensoren OVL-gerelateerd Camera’s Sensoren niet OVL-relateerd A 47% 47% 18% B 42% 16% 16% C 18% 10% 15% D 5% 5% 5%
Aan de respondenten is tevens gevraagd wat zij denken dat moeilijk te regelen is in het
kader van smart city/smart lighting.
De respondenten van alle vier de groepen zijn van mening dat het ‘regelen van de
verantwoordelijkheden’ en ‘zorgen voor permanente voeding’ het moeilijkst te regelen zijn
als het gaat om smart city/smart lighting. Op de derde plaats als zijnde moeilijk te regelen
staat bij groep A en groep B ‘standaardisatie van de aansturing’. Bij groep C en groep D staat
het ‘regelen van budgetten voor onderhoud’ op de derde plaats.
27
V. Innovatie, inkoop en duurzaamheid (Q40, Q41, Q44)
De meeste koplopers zitten bij groep A. Van deze groep noemt 41% van de respondenten de eigen organisatie een koploper. Bij groep B is dit 14%. Bij groep C en groep D noemt niemand de eigen organisatie een koploper. Bij groep B volgt 60% de ontwikkelingen op de voet. Bij groep C volgt 79% de ontwikkelingen van een afstand. Bij groep D volgt 43% op de voet en 50% van een afstand.
Tevens is gevraagd wat de belangrijkste belemmering is voor innovatie. Bij alle vier de groepen scoort ‘gebrek aan tijd’ het hoogst. Daarna lopen de meningen uiteen. Bij groep A staan de regels voor inkoop en aanbesteding op de tweede plaats als belemmering voor innovatie, bij groep B en C is het gebrek aan geld en bij groep D gebrek aan kennis. In de tabel hieronder staat de top 5 van alle groepen.
Vraag 41: Wat zijn volgens u de belangrijkste belemmeringen voor innovatie?
TOP Groep A (> 200.000) Groep B Groep C Groep D (< 25.000) 1 gebrek aan tijd gebrek aan tijd gebrek aan tijd gebrek aan tijd + 2 regels inkoop/aanb. gebrek aan geld gebrek aan geld gebrek aan kennis 3 gebrek aan ambitie gebrek aan kennis gebrek aan kennis gebrek aan geld + 4 gebrek aan geld gebrek aan ambitie regels inkoop/aanb gebrek aan ambitie 5 gebrek samenwerking gebrek samenwerking gebrek aan ambitie regels inkoop/aanb.
+ gebrek aan tijd en gebrek aan kennis scoren bij groep D allebei even hoog (53%)+ gebrek aan geld en gebrek aan ambitie scoren bij groep D allebei even hoog (21%)
Vervolgens zijn er diverse stellingen voorgelegd over wie & wat er betrokken worden bij de inkoop van OVL. In de antwoorden wordt het verschil zichtbaar tussen met name groep A en groep C en D. Bij groep A geeft 44% van de respondenten aan dat de medewerker duurzaamheid erbij wordt betrokken, bij groep D is dit slechts 5%. Bij groep A geeft 44% aan dat er een prestatie wordt gevraagd inzake de energietransitie en inzake circulariteit. Bij groep C is dit slechts 13%. Bij groep A vraagt 54% een prestatie inzake innovatie. Bij groep B is dit 35%, bij groep C 15% en bij groep D 11%.
Groep A Groep C
Inkoper betrokken * Medewerker duurzaamheid betrokken * Milieucriteria Pianoo * Prestatie gevraggd inzake energietransitie * Prestatie gevraagd inzake circulariteit * Prestatie gevraagd inzake innovatie
¨
Marc Verheijen Gemeente Rotterdam & TU Delft
28
Marc heeft het geluk gehad een verkeerde studie te kiezen. Opgeleid als
verkeerskundige merkte hij dat hij tekort kwam op ontwerpgebied. Daarom ging
hij in de avonduren architectuur studeren. Niet om architect te worden, maar
om een betere ontwerper infrastructuur te worden. Hij werkt voor de Gemeente
Rotterdam. Tevens schrijft hij boeken, is als lector verbonden geweest aan de
Hogeschool Rotterdam en is medeverantwoordelijk voor de minor Integrated
Infrastructure Design aan de TUDelft.
‘Lullen over licht kunnen we allemaal, maar
ontwerpen aan, met en van licht vergt een gedegen
technisch/functionele lichtkennis als basis.’
Wat is, naar uw idee, de essentie van omgevingsgericht ontwerpen? Wat maakt het anders dan
‘gewoon’ lichtontwerp?
Ik redeneer vanuit stad, stedelijkheid en stedelijke kwaliteit. Vanuit die stedelijke invalshoek zijn
begrippen als meervoud, diversiteit, veelvuldigheid, inclusiviteit en gelijktijdigheid belangrijk. Vandaar
mijn pleidooi voor daadwerkelijk integraal ontwerpen. Onder integraal versta ik het vanuit alle
invalshoeken ‘belichten ;-)’ van een vraagstuk, dit in zijn geheel doorgronden en daarbij volledigheid te
betrachten in aanpak, analyse en ontwerp. Het komt neer op oplossingen ontwikkelen waaraan niets
ontbreekt, waarin alles in beschouwing wordt genomen en alle belangen zijn meegewogen. Dat is wat
mij betreft de essentie van omgevingsgericht ontwerpen. Waar een lichtontwerp voldoet aan eisen,
dient een omgevingsontwerp te voldoen aan verlangens.
Wat zijn volgens u de belangrijkste aspecten waarmee rekening gehouden dient te worden bij
omgevingsgericht ontwerpen?
Lullen over licht kunnen we allemaal, maar ontwerpen aan, met en van licht vergt een gedegen
technisch/functionele lichtkennis als basis. Die basis vormt in mijn ogen een fundament om überhaupt
te kunnen ontwerpen. Voor een omgevingsontwerp is vervolgens vooral nieuwsgierigheid van belang.
Oprechte interesse in de ‘ander’. In expertise van andere ontwerpers, maar ook van allerlei specialisten
die acteren in (de openbare ruimte van) de stad. Enkel door rioleurs, boomexperts, stadsecologen,
verkeerskundigen te begrijpen, zijn aanleidingen te ontdekken die tot een specifiek omgevingsontwerp
Interview
kunnen leiden. Tel daar de (latente) verlangens van bewoners, ondernemers en bezoekers bij op en het
is duidelijk dat het proces van een omgevingsontwerp echt wel wat anders is dan van een lichtontwerp.
Wat zou volgens u de relatie moeten zijn tussen omgevingsgericht ontwerpen en richtlijnen (zoals de
NPR)?
Richtlijnen zijn voor mij, zoals het woord al aangeeft, richtlijnen. Deze geven richting. Niet meer en niet
minder. Althans, zo ga ik met richtlijnen om. Ik waardeer de kennis die er achter schuil gaat, ik maak
dankbaar gebruik van de wetenschap en al het onderzoek dat er aan ten grondslag ligt. Maar ik ben
ontwerper en laat het niet gebeuren dat richtlijnen mijn ontwerp dicteren. Ik zie te vaak om me heen dat
mensen zich achter richtlijnen verschuilen, ze als keiharde eisen interpreteren, niet zelf meer nadenken
maar overgaan tot klakkeloos toepassen. Een soort copy-paste mentaliteit. De wereld zal een stuk
fleuriger worden als we richtlijnen weer gaan gebruiken als richtinggevend en niet als dicterend, als we
weer per opgave na gaan denken en tot specifieke oplossingen komen.
Waar zit volgens u ‘the bottleneck’ bij omgevingsgericht ontwerpen? Bij (voldoende/onvoldoende)
kennis of bij het proces (bijv. integraal werken)?
De bottleneck zit nooit bij een ander, bij de context of de omstandigheden. De bottleneck voor dit soort
zaken zit altijd bij jezelf. Als je het echt belangrijk vindt dan moet je ook het lef hebben een opdracht
die daar geen ruimte voor laat te weigeren. Enkel dan ontstaat ruimte voor dialoog over de opgave,
over proces, over ambitie, doelen en criteria. Het zal blijken dat je als individu meer invloed op dit soort
zaken hebt dan je van te voren kunt vermoeden. Ga het gesprek aan. Op argumenten uiteraard, spreek
’de ander’ aan op zijn verantwoordelijkheid, daag hem uit, inspireer hem. In dit geval is ‘hem’ uiteraard
vervangbaar door haar, het of hen.
Hoe ziet u de toekomst van omgevingsgericht ontwerpen?
Er is maar 1 toekomst en dat is de toekomst van omgevingsgericht ontwerpen. Althans, dat hoop ik. Er
zullen best plekken zijn waar je met een eenvoudig lichtberekeningetje wegkomt, maar ik hoop dat die
plekken ver van mijn bed af liggen. Succesvolle steden zijn steden met overtuigend goede openbare
ruimte. Succesvolle steden zijn steden die 24/7, of op zijn minst 18/7 toegankelijk en aantrekkelijk zijn.
Het belang van aantrekkelijke avond/nacht ambiance wordt daardoor steeds belangrijker. Dat verwacht
ik van omgevingsontwerp: de aantrekkelijkheid van de stad vergroten nadat de zon ondergegaan is.
29
¨
‘De wereld zal een stuk fleuriger worden
als we richtlijnen weer gaan gebruiken als
richtinggevend en niet als dicterend.’
¨
A4. Omgevingsgericht ontwerpen
30
gebruikt NPR 13201
eens met stelling over
omgevingsgericht ontwerpen
gebruikt ROVL2011
oneens met stelling over
omgevingsgericht ontwerpen
wil online tool
richtlijnen
zijn het uitgangspunt
wil handboek
of nieuwe richtlijn
omgevingsgericht ontwerpen
is het uitgangspunt
38%
45%
75%
31%
45%
41%
0%
69%
RESULTATEN LIVE VOTE
31
A4. Omgevingsgericht ontwerpen
Dit jaar besteden we in de OVL-monitor extra aandacht aan omgevingsgericht ontwerpen. De interviews laten een boeiend en kleurrijk pallet aan meningen zien vanuit verschillende invalshoeken. Daarnaast zijn er enkele vragen gesteld over het onderwerp. Daar gaan we in dit hoofdstuk dieper op in.
I. Bepalen van het verlichtingsniveau
Aan de respondenten is gevraagd hoe in de ontwerpfase het verlichtingsniveau wordt bepaald. Uit de antwoorden blijkt dat de NPR 13201 meer wordt toegepast dan vorig jaar, maar dat de ROVL2011 nog altijd meer wordt gebruikt (38% versus 45%).
Als we de resultaten uitsplitsen naar grote en kleinere organisaties wat betreft het aantal inwoners (zie hoofdstuk hiervoor), dan blijken er grote verschillen te zijn. Bij groep A geeft 69% van de respondenten aan dat de NPR 13201 wordt gebruikt. Bij groep C gebruikt 60% de ROVL. Bij groep D geeft 26% aan dat er eigen beleid is.
Vraag 51: hoe wordt in de ontwerpfase het verlichtingsniveau bepaald?
Groep A Groep B Groep C Groep D NPR 13201 strikt 25% 14% 10% 5% NPR 13201 als richtlijn 44% 28% 15% 16%
ROVL2011 strikt 6% 14% 13% 21% ROVL2011 als richtlijn 25% 33% 47% 21%
Eigen beleid 0% 2% 10% 26% Weet ik niet 0% 9% 5% 11%
In alle groepen kiest de meerderheid voor ‘gebruik als richtlijn’, waarbij afwijkingen regelmatig voorkomen. Een kwart tot een derde kiest (in alle groepen) voor strikte toepassing van de richtlijnen.
II. Stelling over omgevingsgericht ontwerpen
Vervolgens is aan de respondenten gevraagd of ze het eens of oneens zijn met de volgende stelling:
‘In een duurzame, veilige en leefbare participatie-maatschappij past het niet om mono-disciplinair en op basis van technische normen de openbare verlichting te ontwerpen en moet vanuit het belang van alle stakeholders en de weggebruiker ontworpen worden.’
Men kon kiezen uit de volgende antwoorden:
1. Eens, als dit niet gebeurt dan zal de OVL-vakspecialist uiteindelijk geheel buiten spel
komen te staan.
2. Eens, dit gebeurt al steeds meer, we moeten zo snel mogelijk naar een nieuwe standaard
voor OVL.
32
3. Oneens, als we de richtlijnen teveel los laten dan heeft dat gevolgen voor de
aansprakelijkheid van de wegbeheerder.
4. Oneens, we moeten ons conformeren aan de Europese regelgeving die door
deskundigen tot stand is gekomen.
5. Weet ik niet/geen mening.
Uit de antwoorden blijkt dat men erg verdeeld is: 45% is het eens met de stelling, 41% is het er niet mee eens. Het hoogst scoort antwoord 3 over de aansprakelijkheid (30%), gevolgd door antwoord 2 over de nieuwe standaard (26%). Antwoord 1 scoort 19% en antwoord 4 scoort 11%.
Als we de resultaten uitsplitsen naar grote en kleinere organisaties, dan blijken er grote verschillen te zijn. Bij groep A is 57% van de respondenten het eens met de stelling. Men name antwoord 2 scoort hier hoog (38%). 31% is het oneens met de stelling, allen vanwege de gevolgen voor de aansprakelijkheid. Bij groep C is 53% het oneens met de stelling en is 38% het ermee eens. Bij groep B en D zijn er vrijwel evenveel voorstanders als tegenstanders. Het grootste percentage ‘niet weters’ is te vinden bij groep D. Hier kiest maar liefst 37% voor het antwoord ‘weet ik niet/geen mening’.
Groep A Groep C
Eens, anders OVL-vakspecialist buiten spel * Eens, zo snel mogelijk nieuwe standaard * Oneens, gevolgen voor aansprakelijkheid * Oneens, conformeren aan Europese regelgeving * Weet ik niet/geen mening
Bij deze vraag is er gekeken of er opvallende verschillen zijn wat betreft het taakveld van de respondenten. Geven beheerders OVL andere antwoorden dan bijvoorbeeld adviseurs? Uit deze analyse blijkt dat bij de beheerders OVL en de beleidsmedewerkers het antwoord ‘oneens, vanwege de aansprakelijkheid’ het hoogst scoort. Bij de adviseurs OVL en de projectleiders scoort het antwoord ‘eens, snel een nieuwe standaard’ het hoogst.
Beheerder OVL Beleidsmede. Adviseur OVL Projectleider Eens, anders buiten spel 15% 16% 23% 16% Eens, nieuwe standaard 24% 21% 33% 29% Oneens, aansprakelijkheid 34% 30% 23% 16% Oneens, Europese regels 12% 9% 8% 19% Weet niet/geen mening 15% 23% 15% 19%
33
Bij de vraag of men het eens of oneens is met de stelling over omgevingsgericht ontwerpen,
hebben diverse respondenten een opmerking gemaakt. Hieronder een bloemlezing.
‘Verlichten is een vak. het wordt te vaak gezien als iets bijkomends. Omdat het te lang duurt voordat men dat door heeft, is het van belang om de vakkennis te bewaken en er steeds op te blijven wijzen dat verlichten meer is dan een paar lampjes laten branden.’
‘In de technische normen is het belang van de weggebruiker ook meegenomen. In ontwerp nemen we altijd klachten en wensen van bewoners mee. We willen komende periode onderzoeken of en hoe we eigen beleid willen gaan vormen.’
De richtlijnen zijn over het algemeen redelijk toe te passen, echter er kan op bepaalde punten best wat afgeweken worden als de situatie dat toelaat. De lichtberekeningen zou de beheerder eigenlijk zelf moeten maken, waarbij voldoende kennis van de werkelijke situatie noodzakelijk is. Op die manier kan best veel energie worden bespaard.’
‘De praktijk leert dat de meeste inwoners tevreden zijn met de verlichting die ze gewend zijn. Ook in straten waar de verlichting beneden de norm is. De bewoners willen dan vaak niet meer licht. Die wens respecteren we.’
‘Het toepassen van de richtlijnen geeft een richting aan betreft de hoeveelheid licht en de gelijkmatigheid die een verkeersdeelnemer nodig heeft of kan hebben. Hier zal van afgeweken kunnen en mogen worden, het zijn immers richtlijnen en geen wetten. Door het toepassen van smart city (en o.a. calamiteiten- verlichting) is het mogelijk om nog meer kwaliteit te leveren voor de maatschappij. Daar zou een standaard die flexibel is prima bij passen.
Zo lang het binnen een wettelijk kader en afspraken past, is er bij een claim weinig risico.’
‘Er is geen nieuwe standaard nodig, de technische normen bieden voldoende ruimte en via het beleid kan een ieder daar op maat van afwijken. Daarmee voorkom je aansprakelijkheid van de wegbeheerder of OVL beheerder.’
‘Regels dienen de mens en niet andersom.’
‘Er is mijns inziens altijd een wisselwerking tussen normen/richtlijn als vertrekpunt en interactieve invulling als resultaat.’
34
III. Live vote
Op de Vakbeurs van 5 juni 2018 is een Live Vote gehouden over omgevingsgericht ontwerpen. Het aantal respondenten was beperkt (10 à 14 personen, afhankelijk van de vraag). Hieronder staan de resultaten van deze peiling.
1. OVLNL werkt aan een publicatie “omgevingsgericht ontwerpen OVL”, een handreiking
om vanuit de functie van de openbare ruimte, de bebouwing en het welbevinden van
mens en natuur een OVL plan te ontwerpen. Wat vindt u hier van?
93%: Een goed idee, hier is behoefte aan want richtlijnen en normen passen niet meer in deze tijd van
snelle technische en beleidsmatige ontwikkelingen.
7%: Ik zie daar het nut en de noodzaak niet van in, we hebben toch de NPR als richtlijn.
2. Wat zou volgens u de relatie tussen omgevingsgericht ontwerpen en richtlijnen (NPR)
moeten zijn?
0%: Geen, de richtlijn is het enige uitgangspunt.
31%: Richtlijnen zijn het uitgangspunt. Omgevingsgericht ontwerpen is een aanvulling ter verfijning.
69%: Omgevingsgericht ontwerpen is het uitgangspunt. Richtlijnen vormen daarbij één van de zaken
waarmee je rekening houdt (en waar je van kunt afwijken als daar goede redenen voor zijn).
3. Kennis of proces, waar zit volgens u ‘the bottleneck’ bij omgevingsgericht ontwerpen?
31%: Kennis is het belangrijkst, we weten nog te weinig van andere disciplines en/of de kennis is te
weinig gebundeld.
69%: Het proces is het belangrijkst, de diverse disciplines moeten meer en in een vroeger stadium gaan
samenwerken.
4. Wat voor publicatie is er volgens u nodig in het kader van omgevingsgericht ontwerpen?
25%: Een inspiratiedocument.
75%: Geen document maar een interactieve website of online tool.
De overige drie antwoorden (afvinklijstje, handboek, nieuwe richtlijn) scoorden elk 0%.
5. Als OVLNL een publicatie gaat maken, wat is daarbij dan de belangrijkste doelgroep?
67%: Primair de OVL-ers, het is belangrijk dat wij breder leren kijken.
33%: Primair de niet-OVL-ers, het is belangrijk dat zij meer inzicht krijgen in OVL.
¨
Filip van der Heijden Lichtvormgevers BV
35
Filip is (mede)eigenaar van Lichtvormgevers BV en voorzitter van het Netwerk
Licht + Omgeving van OVLNL. Hij werkt dagelijks aan lichtontwerpen, waarbij hij
licht inzet als instrument om mensen te ontroeren, te boeien, te verrassen, te
verleiden, een verhaal te vertellen of zich gewoon lekker te laten voelen in de
omgeving waarin zij zich bevinden.
‘Licht staat nooit op zichzelf.
Het moet afgestemd zijn op alle andere
ontwerp-disciplines.’
Wat is, naar uw idee, de essentie van omgevingsgericht ontwerpen? Wat maakt het anders dan een
traditioneel lichtontwerp?
Bij omgevingsgericht (licht)ontwerpen wordt een nachtbeeld ontwikkeld dat aansluit bij de behoefte
van mensen in de omgeving. Er wordt daarbij rekening gehouden met de verschillende gebruikers, hun
perceptie, de reden waarom ze in de omgeving zijn en het moment waarop ze er zijn. Tevens is er het
besef dat licht nooit op zichzelf staat. Het moet afgestemd zijn op alle andere ontwerp-disciplines.
Dit in tegenstelling tot traditionele lichtontwerpen, waarbij het type omgeving een klasse krijgt met
daaraan gekoppeld technische uitgangspunten als lichtniveau en gelijkmatigheid.
Wat zijn volgens u de belangrijkste aspecten waarmee rekening gehouden dient te worden bij
omgevingsgericht ontwerpen?
De belangrijkste aspecten zijn wat mij betreft:
• Je verdiepen in de gebruiker (wie bevinden zich in de omgeving, wat gaan zij daar doen, wanneer zijn
zij daar, wat voor licht hebben zij nodig, waarmee kan het passende licht worden opgewekt).
• Een bijdrage leveren aan de ‘leesbaarheid’ van een omgeving, waardoor we meteen overzicht hebben
(waar lopen, waar verblijven) en we ons comfortabel voelen.
• Licht is onderdeel van het afgestemde integrale ruimtelijke ontwerp.
• Licht moet zo duurzaam mogelijk en met zo min mogelijk middelen worden gerealiseerd.
• Zo min mogelijk negatieve beïnvloeding van de omliggende omgevingen (onder andere geen
lichtvervuiling, geen onnodige verstoring van flora en fauna).
Interview
Wat zou volgens u de relatie moeten zijn tussen omgevingsgericht ontwerpen en richtlijnen (zoals de
NPR)?
NPR richtlijnen zouden niet als uitgangspunt, maar alleen als toetsing van het gemaakte lichtontwerp
moeten worden ingezet.
Waar zit volgens u ‘the bottleneck’ bij omgevingsgericht ontwerpen? Bij (voldoende/onvoldoende)
kennis of bij het proces (bijv. integraal werken)?
Veel opdrachtgevers beseffen onvoldoende wat de impact is van licht in een omgeving en op het
welbevinden van mensen. Ook kunnen opdrachtgevers zich nauwelijks een voorstelling maken van
een toekomstbeeld. Daarom vallen zij nog te veel terug op traditionele adviseurs en dekken zich zo
in uit angst voor mogelijke risico’s. De traditionele adviseur (beheerders, engineers en technische
adviesbureaus) blijven nog te veel in hun comfortzone en stimuleren niet het integraal ontwerpen. Ook
zijn er nog te veel aannemers met een verouderde identiteit, waardoor ze niet in staat zijn om goede
installaties te realiseren die voortkomen uit omgevingsgericht ontwerpen.
Hoe ziet u de toekomst van omgevingsgericht ontwerpen?
Goede voorbeelden zullen aantonen dat een omgeving en de mensen daarin beter functioneren als
het licht een onderdeel wordt van een integraal ruimtelijk ontwerp. Een ontwerp dat is afgestemd op
de gebruiker van de omgeving. Omgevingsgerichte (licht)ontwerpen kunnen omgevingen versterken
en het gebruik ervan verlengen zonder dat exploitatiekosten veel zullen afwijken van traditionele
lichtontwerpen. Zodra bestuurders van gemeenten en ruimtelijke ontwerpers dit inzien, en zij ontdekken
dat er lichtexperts zijn die met succes hierin verantwoordelijkheid kunnen nemen, zullen meer en meer
opdrachtgevers willen profiteren van een omgevingsgericht (licht)ontwerp.
36
¨
‘Goede voorbeelden zullen aantonen dat een
omgeving en de mensen daarin beter functioneren
als het licht een onderdeel wordt van een
integraal ruimtelijk ontwerp.’
DEEL B
ENQUÊTE
OVERHEDEN
38
Inhoudsopgave
B1. WIE HEBBEN DE ENQUÊTE VOOR OVERHEDEN INGEVULDDe belangrijkste uitkomsten Vraag 1: Wat is de naam van de organisatie waarvoor u werkt? Vraag 2: Wat is uw taak/werkveld binnen deze organisatie? Vraag 3: Wat is uw leeftijd? Vraag 4: Werkt u voor gemeente, provincie of Rijkswaterstaat? Vraag 5: In welke provincie ligt uw gemeente? Vraag 6: Is uw gemeente landelijk, stedelijk of een mix?
Interview Hans Akkerman, Gemeente Amsterdam
B2. ORGANISATIE VAN HET WERK De belangrijkste uitkomsten Vraag 7: Hoeveel fte is er beschikbaar in uw organisatie voor OVL? Vraag 8: Wat is uw mening over dit aantal fte? Vraag 9: Organisatie van het werk: zelf doen of uitbesteden? Vraag 10: Wat vindt u van de ontwikkeling van het kennisniveau?
Interview Petra Hulst, Signify
B3. INWONERS, LICHTPUNTEN EN BUDGET De belangrijkste uitkomsten Vraag 11: Hoeveel inwoners heeft uw gemeente of provincie? Vraag 12: Hoeveel lichtpunten OVL heeft uw organisatie? Vraag 13: Is het aantal lichtpunten gelijkgebleven, toegenomen of afgenomen? Vraag 14: Is het beschikbare budget meer of minder dan in 2017? Vraag 15: Wat is uw mening over het budget? Vraag 16: Is er sprake van achterstalligheid?
Interview Ronald Gijzel, Nobralux
B4. BEHEER, EIGENDOM EN NET De belangrijkste uitkomsten Vraag 17: Wie is verantwoordelijk voor het bijhouden van het beheersysteem? Vraag 18: Heeft uw organisatie een bemeterd net voor OVL? Vraag 19: Bent u aangesloten als grootverbruiker of kleinverbruiker? Vraag 20: Maakt uw organisatie gebruik van net van netwerkbeheerder of van eigen net? Vraag 21: Indien uw organisatie (deels) een eigen netwerk heeft, hoe bevalt dit? Vraag 22: Indien uw organsatie (deels) netwerk van netwerkbeheerder gebruikt, hoe bevalt dit? Vraag 23: Is de installatieverantwoordelijkheid goed geregeld?
Interview Ritsert Huisman, Studio DL
B5. VISIE, MAATSCHAPPELIJKE THEMA’S De belangrijkste uitkomsten Vraag 24: Wat zijn binnen uw organisatie de belangrijkste thema’s m.b.t. OVL? Vraag 25: Gaat uw organisatie de Energieakkoord-doelstelling halen in 2020? Vraag 26: Op welke manier(en) is uw organisatie bezig met circulariteit OVL? Vraag 27: Fietspaden verlichten buiten de bebouwde omgeving: welke stelling kiest u? Vraag 28: Op welke manier(en) worden burgers betrokken bij belangrijke wijzigingen OVL?
Interview Victor Loehr, Rijkswaterstaat
39
B6. LED-VERLICHTING De belangrijkste uitkomsten Vraag 29: Wat zijn voor uw organisatie de drie belangrijkste technische ontwikkelingen? Vraag 30: Hoeveel procent van uw OVL is voorzien van led? Vraag 31: Hoeveel van de nieuwe verlichting die u aanschaft is led? Vraag 32: Wat is de belangrijkste belemmering bij de overstap naar led? Vraag 33: Maakt uw organisatie gebruik van retrofit-led?
Interview Hans Meeuwissen, DE NOOD
B7. OVERIGE TECHNISCHE ONTWIKKELINGEN De belangrijkste uitkomsten Vraag 34: Hoeveel procent van uw OVL wordt (op bepaalde tijden) gedimd? Vraag 35: Hoeveel procent van uw OVL wordt 's nachts uitgeschakeld? Vraag 36: Welke zaken die elektriciteit vragen zijn er gekoppeld aan de OVL-installatie? Vraag 37: Smart City/Smart Lighting: grote kans of overschat? Vraag 38: Waar liggen uw zorgen voor wat betreft Smart Lighting? Vraag 39: Smart City/Smart Lighting: wat wordt moeilijk om te regelen? Vraag 40: Bent u koploper of volgt u ontwikkelingen op de voet of op afstand? Vraag 41: Wat zijn de belangrijkste belemmingen voor innovatie? Vraag 42: De relatie tussen overheden en marktpartijen: welke stelling kiest u?
Interview Siegrid Siderius, ontwerpbureau Arup
B8. AANBESTEDING De belangrijkste uitkomsten Vraag 43: Voor welke vorm van aanbesteding kiest uw organisatie? Vraag 44: Inkoop van OVL, welke stellingen zijn juist voor uw organisatie? Vraag 45: Kennisniveau van de opdrachtgever: welke stelling kiest u? Vraag 46: Hoe wordt aanbesteed werk gecontroleerd?
Interview Joannes Melis, Lichtvormgevers BV
B9. STORINGEN, KLACHTEN, CALAMITEITEN De belangrijkste uitkomsten Vraag 47: Waar ontstaan bij uw organisatie de meeste storingen in de OVL? Vraag 48: Wat vindt u het belangrijkste verbeterpunt als het gaat om storingen? Vraag 49: Wat vindt u het belangrijkste verbeterpunt als het gaat om de gecontracteerde partij? Vraag 50: Hoe is het registreren van storingen en schades georganiseerd?
Interview Martin Vergeer, Ziut
B10. OMGEVINGSGERICHT ONTWERPEN en OVLNL De belangrijkste uitkomsten Vraag 51: Hoe wordt in de ontwerpfase het verlichtingsniveau bepaald? Vraag 52: Ontwerpen OVL: technische normen of omgevingsgericht? Vraag 53: Wat is een belangrijke reden om lid te zijn van OVLNL/IGOV? Vraag 54: Heeft u de enquête voor de OVL-monitor vorig jaar ook ingevuld?
Interview Interview Michel Joosse, Gemeente Middelburg
¨
B1. Wie hebben de enquête ingevuld
40
141respondenten enquête
overheden
werkt bij een gemeente
83%
ouder dan 55 jaar
8%werkt bij een provincie
Top3-werkveld:Top3-regio:
1. beheer
2. beleid
3. advies
1. Zuid-Holland
2. Noord-Brabant
3. Overijssel
45%
41
Toelichting vraag 1 De rapportage is geheel anoniem. Bij de achterliggende analyse van de gegevens heeft het echter meerwaarde om te weten van welke organisatie de reactie komt, onder andere om te kunnen bepalen hoeveel mensen van één organisatie gereageerd hebben.
34 respondenten gaven op deze vraag geen antwoord. Circa 1/4 deel van de respondenten kiest er dus voor om de enquête anoniem in te vullen.
42
Toelichting vraag 2 Bij deze vraag kon men meerdere taken/werkvelden aanvinken. Er zijn in totaal 243 vakjes aangevinkt door 141 respondenten. De grafiek geeft de absolute getallen weer, niet de percentages. 95 respondenten werken als beheerder OVL, 45 (ook) als beleidsmedewerker OVL. Verder hebben 42 respondenten de taak van adviseur aangevinkt en 33 de taak projectleider.
___________________________________________________________________________ Vergelijking
2018 2017 2016
Beheerder OVL 95 58 58 Beleidsmedewerker OVL 45 40 46 Adviseur OVL 42 38 25 Projectleider OVL 33 19 24 Werkvoorbereider OVL 19 15 11 Anders 5 1 6 Uitvoerder OVL 4 5 4
43
Toelichting vraag 3 3% van de respondenten is jonger dan 35 jaar en 16% is tussen de 35 en 45 jaar. Circa een derde van de respondenten (37%) is tussen de 46 en 55 jaar. Het grootste deel, namelijk 45%, is ouder dan 55 jaar.
___________________________________________________________________________ Vergelijking
2018 2017 2016
Jonger dan 35 3% 3% 3% 35 - 45 jaar 16% 13% 30% 46 - 55 jaar 37% 37% 33% Ouder dan 55 45% 47% 34%
44
Toelichting vraag 4
Ruim driekwart van de respondenten (83%) is werkzaam bij een gemeente. 8% werkt bij een provincie en 6% bij Rijkswaterstaat. Vijf respondenten hebben ‘anders’ aangevinkt. Het gaat daarbij om organisatievormen gekoppeld aan gemeente(n), zoals een bestuursdienst of een Overheids BV.
___________________________________________________________________________ Vergelijking
2018 2017
Gemeente 83% 76% Provincie 8% 10% Rijkswaterstaat 6% 8% Anders 4% 6%
45
Toelichting vraag 5 De anonimiteit van de respondenten is bij de OVL-monitor gegarandeerd. Om inzicht te krijgen in de regionale spreiding van de respondenten wordt daarom deze vraag gesteld. De grafiek geeft de absolute getallen weer, niet de percentages.
___________________________________________________________________________ Vergelijking
In 2017 was de verdeling als volgt: 15 Noord-Holland, 14 Gelderland, 13 Zuid-Holland, 11 Noord-Brabant, 9 Overijssel, 6 Groningen, 5 Limburg, 5 Utrecht, 3 Friesland, 2 Flevoland, 1 Zeeland, 0 Drenthe, 6 n.v.t.
46
Toelichting vraag 6 Het grootste deel, namelijk 39%, geeft aan dat de gemeente waarvoor hij/zij werkt een mix is van landelijk en stedelijk. 26% van de respondenten geeft aan dat diens gemeente voornamelijk stedelijk is, 25% vinkt ‘voornamelijk landelijk’ aan.
___________________________________________________________________________ Vergelijking
2018 2017
Mix van landelijk en stedelijk 39% 36% Voornamelijk stedelijk 26% 23% Voornamelijk landelijk 25% 27% Niet van toepassing 10% 13% Weet ik niet 0% 1%
¨
Hans Akkerman Gemeente Amsterdam
47
Hans is senior adviseur openbare verlichting en stadsilluminatie bij de Gemeente
Amsterdam. Hij woont nu in Haarlem, maar is een geboren en getogen Amster-
dammer. Hans studeerde politieke wetenschappen in Leiden en erfgoedstudies
aan de VU.
‘Bij projecten moet de lichtontwerper
vanaf het begin bij de processtappen en de
inhoudelijke keuzes worden betrokken.’
Wat is, naar uw idee, de essentie van omgevingsgericht ontwerpen? Wat maakt het anders dan
‘gewoon’ lichtontwerp?
Omgevingsgericht ontwerp speelt in op de specifieke eigenschappen en functie(s) van de locatie, het
gebruik ervan en de verschillende momenten in de avond en nacht. Voorts wordt eerst ontworpen
vanuit een gewenst beeld en een verwachte beleving. Pas daarna volgt de vertaling naar concrete
verlichtingsinstrumenten.
Wat zijn volgens u de belangrijkste aspecten waarmee rekening gehouden dient te worden bij
omgevingsgericht ontwerpen?
De belangrijkste aspecten zijn wat mij betreft:
• Zorgvuldige analyse van de aard van de locatie en zijn omgeving (geschiedenis, ontwikkeling, gebruik
en gebruikers).
• Optimale afstemming met landschapsarchitect/ontwerper openbare ruimte/(toekomstige) beheerder.
• Zicht op en contact met alle stakeholders (bewoners, verkeersdeelnemers, ondernemers,
dienstverleners).
• Bij projecten moet de lichtontwerper vanaf het begin bij de processtappen en de inhoudelijke keuzes
worden betrokken.
• Kennis van de toepassingsmogelijkheden van het brede palet aan verlichtingsinstrumenten.
Interview
Wat zou volgens u de relatie moeten zijn tussen omgevingsgericht ontwerpen en richtlijnen (zoals de
NPR)?
De NPR kan een nuttige toets zijn van het gemaakte omgevingsgericht ontwerp.
Waar zit volgens u ‘the bottleneck’ bij omgevingsgericht ontwerpen? Bij (voldoende/onvoldoende)
kennis of bij het proces (bijv. integraal werken)?
Bij beide. Het gaat niet uitsluitend om een licht-technische benadering. Ook gedrag en
gedragsbeïnvloeding moeten meegewogen worden. Dit maakt het proces complexer (en wellicht
langduriger).
Hoe ziet u de toekomst van omgevingsgericht ontwerpen?
De behoefte aan een ontwerp dat rekening houdt met een bredere benadering dan alleen de
technische omgeving zal toenemen. Mede dankzij de almaar toenemende mogelijkheden van nieuwe
verlichtingstechniek is dit steeds beter realiseerbaar.
48
¨
‘Het gaat niet uitsluitend om een licht-technische
benadering. Ook gedrag en gedragsbeïnvloeding
moeten meegewogen worden.’
¨
B2. Organisatie van het werk
49
58%heeft 1 fte of minder
voor OVL in de organisatie
kennisniveau is lager
geworden
13%
vindt aantal fte
onvoldoende
54%kennisniveau is hoger
geworden
uitbesteden:zelf doen:
• ontwerp
• onderhoud
• beleid
• beheer
47%
50
Toelichting vraag 7 Het gaat hierbij om het aantal fte dat er in totaal beschikbaar is voor OVL, dus voor visie, beleid, ontwerp, aanleg, beheer en onderhoud.
In totaal werkt het merendeel van de respondenten (58%) voor een organisatie waar 1 fte of minder beschikbaar is voor OVL (24% + 34%). Bij 39% van de respondenten is er meer dan 1 fte beschikbaar.
___________________________________________________________________________ Vergelijking
2018 2017 2016
Minder dan 0,5 fte 24% 22% 40% Tussen 0,5 en 1 fte 34% 29% 24%
Tussen 1,1 en 2 fte 16% 23% 16% Tussen 2,1 en 3 fte 6% 8% 4% Tussen 3,1 en 5 fte 9% 10% 9% Meer dan 5 fte 8% 7% 6% Weet ik niet 2% 1% 1%
51
Toelichting vraag 8 50% is tevreden: 9% van de respondenten vindt het aantal beschikbare fte’s goed en 41% vindt het voldoende. 47% is van mening dat het aantal beschikbare fte’s onvoldoende is.
Opmerkingen van respondenten
• ‘Als alle medewerkers op 1 afdeling zouden werken kan er met een aantal minder mensen
hetzelfde werk gedaan worden.’
• ‘Als we kiezen voor het anders omgaan met onze verlichting, bijvoorbeeld door hetinkopen/leasen van licht, kan het aantal fte gehalveerd worden.’
• ‘De markt heeft de kennis en de kunde, dus kun je hier uitgebreid shoppen om kennis in te
huren.’
• ‘We missen vakinhoudelijke kennis. Persoonlijk zou ik dit graag toegevoegd zien in onze
organisatie. Dit wordt nu ad hoc ingehuurd.’
• ‘In praktijk blijkt 1 fte genoeg voor brandjes blussen, de rest komt alleen aan bod als er
tijd voor is.’
• ‘Voor toezicht is te weinig tijd, dit gaat ten koste van de kwaliteitsborging.’
___________________________________________________________________________ Vergelijking
2018 2017 2016
Goed 9% 9% 13% Voldoende 41% 53% 44% Onvoldoende 47% 37% 40% Geen mening 4% 1% 3%
52
Toelichting vraag 9 De vraag luidde: ‘Hoe is het werk voor OVL op hoofdlijnen georganiseerd bij uw organisatie? Ligt het zwaartepunt bij zelf doen of bij uitbesteding van werkzaamheden?’
Bij beleid- en visievorming en bij beheer ligt het zwaartepunt duidelijk bij zelf doen. Bij ontwerp en bij onderhoud ligt het zwaartepunt bij uitbesteden.
___________________________________________________________________________ Vergelijking
2018 2017 2016
Beleid en visie 78% 83% 80% zelf doen 22% 16% 20% uitbesteed
Ontwerp OVL 26% 33% 34% zelf doen 72% 67% 65% uitbesteed
Onderhoud 8% 8% 13% zelf doen 92% 92% 86% uitbesteed
Beheer OVL 69% 79% 65% zelf doen 31% 21% 34% uitbesteed
53
Toelichting vraag 10 De volledige vraag luidt: ‘Wat vindt u over het algemeen van de ontwikkeling van het kennisniveau de afgelopen jaren van u en uw collega’s als het gaat om OVL?’
54% van de respondenten vindt dat het kennisniveau aangaande OVL bij henzelf en collega’s de afgelopen jaren hoger is geworden. 28% denkt dat het gelijk is gebleven en 13% vindt dat het kennisniveau lager is geworden.
Opmerkingen van respondenten Diverse mensen merken op dat zij de enige binnen hun organisatie zijn met kennis van OVL. Andere opmerkingen zijn:
• ‘Het is iets hoger geworden, o.a. door de inhuur van expertise waar wij ook van leren.’
• ‘Bij de mensen werkzaam in het vakgebied is de kennis toegenomen, bij mensen die
alleen regierol hebben is kennis niet toegenomen.’
• ‘Het kennisniveau is sterk teruggelopen, zeker als het gaat om het inhoudelijk beoordelen
van aangeleverde ontwerpen door ing.bureaus en aannemers.’
• ‘Door de enorme snelle innovaties en ontwikkelingen is het moeilijker geworden om alle
kennis en kunde bij te houden.’
___________________________________________________________________________ Vergelijking
2018 2017 2016
Hoger geworden 54% 59% 52% Gelijk gebleven 28% 28% 36% Lager geworden 13% 10% 8% Geen mening 4% 3% 3%
¨
Petra Hulst Signify
54
Petra is afgestudeerd aan de Gerrit Rietveld Academie en werkt sinds 2005
als lichtontwerper bij Signify (voorheen Philips Lighting). Haar inzet is om
architectuur en de stedelijke omgeving te verrijken door licht als middel in
te zetten. Om ’s avonds een gebied tot leven te wekken, om een verhaal te
vertellen. Zij is actief lid van het Netwerk Licht + Omgeving van OVLNL.
‘Verplaats je in de gebruiker en de routes
die deze aflegt en blijf niet bij de tekentafel
als uitgangspunt.’
Wat is, naar uw idee, de essentie van omgevingsgericht ontwerpen? Wat maakt het anders dan
‘gewoon’ lichtontwerp?
De essentie van omgevingsgericht ontwerpen is integraal ontwerpen. Het lichtontwerp wordt in
co-creatie met de ruimtelijk ontwerpers zorgvuldig ingepast in het gebied, getest en vervolgens
gerealiseerd. De verschillende ontwerpdisciplines dagen elkaar uit en vormen zich. Ook de gebruikers
van de openbare ruimte worden betrokken: zo wordt de zaak letterlijk van meerdere kanten belicht en
borg je dat na realisatie deze gebruikers het beste avondbeeld hebben.
Wat zijn volgens u de belangrijkste aspecten waarmee rekening gehouden dient te worden bij
omgevingsgericht ontwerpen?
In eerste instantie het gebruik en de gebruikers van de ruimte. Is het een verblijfsplek of een
verkeersgebied? Zorg voor een duidelijk leesbaar avondbeeld, neem de ‘wanden’ mee in het ontwerp.
Verder, in het verlengde daarvan, sfeer en mogelijk verwondering brengen in het avondbeeld. Uiteraard
is het ook belangrijk om veiligheid te borgen door het ontwerp te toetsen aan de richtlijnen. Maar dan
wel in de volgorde die ik hier noem. Niet eerst het gebied ‘platstralen’ om het volgens de norm veilig te
krijgen en dan sfeer proberen toe te voegen.
Interview
Wat zou volgens u de relatie moeten zijn tussen omgevingsgericht ontwerpen en richtlijnen (zoals de
NPR)?
Het ontwerp zorgt voor de juiste balans en afwegingen. De richtlijn wordt gevolgd/getoetst, maar is
niet de eerste stap voor het ontwerp. Zo voorkom je de valkuil te kiezen voor een ontwerpstandaard.
Zo kies je voor het best passende ontwerp voor deze ruimte (maaiveld en wanden) en optimaliseer je je
ontwerp naar de richtlijnen toe. Zo ontwerp je ‘out of the box’.
Waar zit volgens u ‘the bottleneck’ bij omgevingsgericht ontwerpen? Bij (voldoende/onvoldoende)
kennis of bij het proces (bijv. integraal werken)?
De “bottleneck” zit hem in het ontwerpen naar standaardoplossingen en richtlijnen, en je teveel op
het maaiveld richten. Neem in de eerste opzet van je ontwerp de wanden, objecten en materialen mee
en kijk welk effect dat heeft. Verplaats je in de gebruiker en de routes die deze aflegt en blijf niet bij de
tekentafel als uitgangspunt. Hiermee samenhangend is het een valkuil om de gebruikers, voor wie de
ruimte uiteindelijk ontworpen wordt, er niet bij te betrekken.
Hoe ziet u de toekomst van omgevingsgericht ontwerpen?
Ik zie een duidelijke vooruitgang. Bij steeds meer projecten is co-creatie het uitgangspunt. Verlichting
wordt al in het beginstadium meegenomen, nog voordat het ruimtelijk ontwerp in een definitieve fase
komt. Steeds meer ruimtelijk ontwerpers en architecten zijn zich bewust van het avondbeeld van hun
ontwerp en denken actief mee over het lichtbeeld en de dynamiek die mogelijk is door de verlichting
aanstuurbaar te maken en met scenario’s te werken. Ze denken mee over het integreren van de
benodigde armaturen en installatiematerialen in het ontwerp.
55
¨
‘Steeds meer ruimtelijk ontwerpers en architecten
zijn zich bewust van het avondbeeld van hun
ontwerp en denken actief mee over het lichtbeeld
en de dynamiek die mogelijk is.’
¨
B3. Inwoners, lichtpunten en budget
56
79%budget voor exploitatie
is gelijk gebleven
geen achterstalligheid
vervanging OVL-objecten
budget voor exploitatie
= goed/voldoende
16%
82%
budget voor vernieuwing
is gelijk gebleven
84%
66%
wel achterstalligheid
vervanging OVL-objecten
budget voor vernieuwing
= goed/voldoende
60%
57
Toelichting vraag 11 47% van de respondenten werkt voor een gemeente met minder dan 50.000 inwoners. 46% werkt voor een gemeente of provincie met meer dan 50.000 inwoners.
___________________________________________________________________________ Vergelijking
2018 2017 2016
Minder dan 25.000 inwoners 15% 15% 28% Tussen 25.000 en 50.000 32% 32% 34% Tussen 50.000 en 100.000 22% 16% 13% Tussen 100.000 en 200.000 11% 18% 10% Tussen 200.000 en 300.000 3% 2% 4% Meer dan 300.000 inwoners 10% 9% 8% Weet niet/niet van toepassing 7% 8% 3%
58
Toelichting vraag 12
49% van de respondenten werkt voor een organisatie met minder dan 10.000 lichtpunten. 49% werkt voor een organisatie met meer dan 10.000 lichtpunten.
___________________________________________________________________________ Vergelijking
2018 2017 2016
Minder dan 5.000 lichtpunten 14% 18% 30% Tussen 5.000 en 10.000 35% 32% 32% Tussen 10.000 en 20.000 24% 18% 17% Tussen 20.000 en 40.000 18% 20% 11% Tussen 40.000 en 60.000 1% 3,5% 3% Meer dan 60.000 lichtpunten 6% 3,5% 4% Weet ik niet 1% 5% 3%
59
Toelichting vraag 13Deze vraag gaat over de toe- of afname van het aantal lichtpunten in het afgelopen jaar bij de organisatie waar de respondenten werken. Toe- of afname is daarbij gedefinieerd als een verschil dat groter is dan 1%.
57% van de respondenten geeft aan dat het aantal lichtpunten OVL het afgelopen jaar vrijwel gelijk is gebleven. Bij 39% is het aantal lichtpunten toegenomen. Bij slechts 3% is het aantal lichtpunten afgenomen.
Opmerkingen van respondenten
• ‘Door reconstructies van wegen en wat nieuwbouw is het aantal masten gestegen.’
• ‘I.v.m. gemeentelijke herindeling is areaal groter geworden.’
• ‘Meer lichtpunten door verbetering t.b.v. richtlijnen en uitbreiding woningen= straten =OVL.’
___________________________________________________________________________ Vergelijking
2018 2017
Gelijk gebleven 57% 43% Meer dan vorig jaar 39% 51% Minder dan vorig jaar 3% 5% Weet ik niet 1% 1%
60
Toelichting vraag 14
79% van de respondenten geeft aan dat het beschikbare budget voor exploitatie van het bestaande areaal (exclusief energiekosten) in 2018 nagenoeg hetzelfde is als in 2017. 9% heeft meer budget in 2018 en 6% heeft minder.
Wat betreft het beschikbare budget voor vernieuwing van het areaal geeft 60% aan dat het in 2018 nagenoeg hetzelfde is als in 2017. 26% heeft meer budget in 2018 en 8% heeft minder budget.
Opmerkingen van respondenten Enkele respondenten geven aan extra budget te hebben ontvangen voor het ‘verledden’ van het areaal.
___________________________________________________________________________ Vergelijking
Bestaande Areaal 2018 2017 2016 Vernieuwing areaal 2018 2017 2016
Meer 9% 13% 5% Meer 26% 25% 15% Hetzelfde 79% 67% 81% Hetzelfde 60% 55% 71% Minder 6% 9% 10% Minder 8% 7% 8% Weet ik niet 5% 11% 4% Weet ik niet 6% 13% 6%
61
Toelichting vraag 15Een grote meerderheid, namelijk 82%, is tevreden: 23% vindt het budget voor exploitatie goed, 59% vindt het voldoende. Slechts 13% vindt het budget voor exploitatie onvoldoende. Bij het budget voor vernieuwing van het areaal zijn de meningen meer verdeeld. 66% is tevreden (22% goed, 44% voldoende). 27% van de respondenten vindt het budget voor vernieuwing onvoldoende.
Opmerkingen van respondenten
• ‘Er is geen budget om versneld door led te vervangen, terwijl dat wel wenselijk is ivm de
energie- en CO2-doelstellingen.’
• ‘Basis voor budgetten stamt uit 2013. Veranderende tarieven maken actualisatie
noodzakelijk.’
• ‘Het budget is voldoende omdat de bespaarde energiekosten de komende jaren ingezet
kunnen worden voor versnelde vervanging van armaturen door ledarmaturen.’
• ‘Op dit moment is er een nieuwe integrale samenhang met rioolbeheer, wegbeheer en
groenbeheer en komt er daardoor wat meer financiële ruimte.’
___________________________________________________________________________ Vergelijking
Bestaande Areaal 2018 2017 2016 Vernieuwing areaal 2018 2017 2016
Goed 23% 20% 16% Goed 22% 22% 11% Voldoende 59% 55% 71% Voldoende 44% 41% 43% Onvoldoende 13% 19% 9% Onvoldoende 27% 31% 41% Weet ik niet 5% 6% 4% Weet ik niet 6% 6% 5%
62
Toelichting vraag 1616% van de respondenten geeft aan dat er geen achterstalligheid is wat betreft de vervanging van OVL-objecten. 40% geeft aan dat er wel achterstalligheid is. Bij 44% van de respondenten is er sprake van achterstalligheid, maar is deze minimaal.
Opmerkingen van respondenten Meerdere respondenten geven aan dat er hard gewerkt wordt om de achterstand weg te werken en dat dit over enkele jaren volbracht is. Een andere opmerking die meerdere keren gemaakt wordt, is dat achterstalligheid vaak samenhangt met integrale gemeentelijke projecten die niet op tijd starten of een lange doorloop hebben.
___________________________________________________________________________Deze vraag is nieuw in de enquête, een vergelijking met vorig jaar is dus niet mogelijk.
¨
Ronald Gijzel Nobralux
63
Ronald is senior lichtadviseur en -ontwerper bij Nobralux. Als stedenbouw-
kundige heeft hij een fascinatie voor de openbare ruimte en de rol die licht
hierin speelt. Hij heeft al veel lichtontwerpen op zijn naam staan. Hij leidt binnen
Nobralux het expertteam V.O.L.K. (Voorbereiding, Ontwerp en LichtKwaliteit).
‘Nog te vaak voeren verlichtingsklassen,
lichtniveaus en gelijkmatigheid de boventoon
bij opdrachten.’
Wat is, naar uw idee, de essentie van omgevingsgericht ontwerpen? Wat maakt het anders dan
‘gewoon’ lichtontwerp?
De meeste lichtontwerpen worden gemaakt puur op basis van cijfermatige uitgangspunten en technische
mogelijkheden of onmogelijkheden. Terwijl het voor mij als stedenbouwkundige vanzelfsprekend is om
de omgeving als uitgangspunt te nemen. Dus het gebruik, de mens, het landschap, de natuur en de
beleving. Door omgevingsgericht te ontwerpen, sluit het ontwerp naadloos aan op de omgeving. Dat
maakt dat elk ontwerp uniek is en op zichzelf staat en bijdraagt aan een betere leefomgeving.
Wat zijn volgens u de belangrijkste aspecten waarmee rekening gehouden dient te worden bij
omgevingsgericht ontwerpen?
Leuke vraag. Binnen Nobralux hebben wij hier ook over gediscussieerd. Naar mijn idee kun je
omgevingsaspecten het beste indelen aan de hand van de volgende thema’s:
• Veiligheid
• Leefbaarheid & Gezondheid
• Flora & Fauna
• Architectuur & Stedenbouw
• Connectiviteit & Media
• Milieu & Duurzaamheid
Interview
Sommige thema’s spreken daarbij voor zich, andere wellicht wat minder. Neem het thema leefbaarheid
en gezondheid. In mijn optiek gaat leefbaarheid vooral over aspecten als comfort, gebruik,
toegankelijkheid en criminaliteit. Bij gezondheid kun je denken aan lichthinder, alertheid, zicht van
ouderen, slaapproblematiek, skyglow en verstoring van biologische ritme. Allemaal aspecten waar licht
invloed op heeft.
Wat zou volgens u de relatie moeten zijn tussen omgevingsgericht ontwerpen en richtlijnen (zoals de
NPR)?
Het is belangrijk dat we goed opgeleide lichtontwerpers hebben. Ontwerpers die de NPR goed
beheersen. Dat betekent dat ze gevoel hebben bij lichtniveaus, gelijkmatigheden en lichthinder. Het gaat
hierbij echter niet alleen om kennis uit de boekjes, maar ook uit de praktijk. Licht is immers beleving.
Proefopstellingen en praktijkruimtes zijn hierbij belangrijk. Is deze basis eenmaal gelegd, dan moet de
focus komen te liggen op de context en daarmee op het omgevingsgericht ontwerpen. De richtlijnen,
zoals de NPR, zullen bij een ontwerper dan meer dienen als final check. Grote afwijkingen zul je altijd
moeten onderbouwen, maar de cijfers achter de komma zijn mijns inziens niet van doorslaggevend
belang.
Waar zit volgens u ‘the bottleneck’ bij omgevingsgericht ontwerpen? Bij (voldoende/onvoldoende)
kennis of bij het proces (bijv. integraal werken)?
Veel technische lichtontwerpers hebben die bredere context nog niet op hun netvlies staan. Iets waar
opdrachtgevers naar mijn idee ook meer op mogen sturen. Nog te vaak voeren verlichtingsklassen,
lichtniveaus en gelijkmatigheid de boventoon bij opdrachten. Terwijl de crux hem zit in het omdraaien
van de uitgangspunten. Niet de armaturen, masten, hoogtes en uithouders moeten centraal staan in het
ontwerp, maar juist de mens, het gebruik, het landschap, de natuur en de beleving.
Hoe ziet u de toekomst van omgevingsgericht ontwerpen?
Het is een goede eerste stap dat OVLNL het omgevingsgericht ontwerpen heeft aangekaart binnen de
OVL-wereld. Daardoor zal het steeds meer als algemeen gedachtegoed worden verspreid. Maar de echte
uitdaging zit bij de technisch lichtontwerpers zelf. Zij zullen een lichtontwerp op een hele andere manier
moeten gaan benaderen. Dat betekent: je niet laten leiden door de cijfers, maar door de omgeving.
64
¨
‘Niet de armaturen, masten, hoogtes en uithouders
moeten centraal staan in het ontwerp,
maar juist de mens, het gebruik, het landschap,
de natuur en de beleving.’
¨
B4. Beheer, eigendom en net
65
57%houdt zelf beheersysteem bij
eigen netwerk bevalt goed
installatie-
verantwoordelijkheid
is goed geregeld
77%
46%
heeft volledig
bemeterd net
24%
43%
netwerk van
netwerkbeheerder
bevalt goed
is bezig installatie-
verantwoordelijkheid
goed te regelen
46%
66
Toelichting vraag 17Een kleine meerderheid, namelijk 57% van de respondenten, geeft aan dat zijn organisatie het beheersysteem zelf bijhoudt. Bij 33% van de respondenten wordt het beheersysteem bijgehouden door een externe partij: in 19% van de gevallen is dit een externe partij alleen voor beheer, bij 14% is het gekoppeld aan realisatie/installatie.
Opmerkingen van respondenten De respondenten geven aan dat er bij het bijhouden van het beheersysteem vaak sprake is van samenwerking tussen de eigen organisatie en een externe partij. Daarnaast werken sommige gemeenten in een samenwerkingsverband, waarin de gegevens worden bijgehouden.
___________________________________________________________________________ Vergelijking
2018 2017 2016
Organisatie zelf 57% 67% 55% Externe partij, alleen voor beheer 19%
29% 39% Externe partij, gekoppeld aan install/realisatie 14% Anders 10% 3% 6% Weet ik niet 0% 1% 0%
67
Toelichting vraag 1846% van de respondenten heeft een bemeterd net voor openbare verlichting. Daarnaast heeft 26% een deels bemeterd net, waarbij de percentages sterk uiteen lopen (van 3% tot 95% bemeterd). 25% heeft helemaal geen bemeterd net.
___________________________________________________________________________ Vergelijking
2018 2017 2016
Ja 46% 53% 39% Nee 26% 20% 31% Deels 25% 23% 28% Weet ik niet 3% 4% 2%
68
Toelichting vraag 1946% van de respondenten geeft aan dat de organisatie als grootverbruiker is aangesloten bij de elektriciteitsbeheerder. In 44% van de gevallen is de organisatie aangesloten als kleinverbruiker. 9% weet het niet. Dat is aanmerkelijk minder dan vorig jaar, toen 22% het niet wist.
Opmerkingen van respondenten Diverse respondenten melden dat ze overgaan van grootgebruik naar kleinverbruik. Een andere opmerking:
• ‘De eigen netwerken vallen onder klein verbruik (3x25Ampere aansluitingen).
De onbemeterde openbare verlichting valt onder groot verbruik.’
___________________________________________________________________________ Vergelijking
2018 2017 2016
Grootverbruiker 46% 44% 41% Kleinverbruiker 44% 34% 38% Weet ik niet 9% 22% 21%
69
Toelichting vraag 20 49% van de respondenten heeft deels een eigen netwerk. De percentages lopen daarbij sterk uiteen, van 95% eigen net tot minder dan 1% (voor bijvoorbeeld grondspots of ‘feestnet’). 43% gebruikt voor 100% het netwerk van de netbeheerder. 7% heeft 100% eigen netwerk.
___________________________________________________________________________ Vergelijking
2018 2017 2016
Deels eigen netwerk 49% 57% 36% 100% netwerkbeheerder 43% 28% 60% 100% eigen netwerk 7% 13% 4% Weet ik niet 1% 2% 0%
70
Toelichting vraag 21 41% geeft aan dat het hebben van een eigen netwerk goed bevalt. Bij 9% scoort het voldoende, bij 3% bevalt het slecht. 46% kiest voor geen mening of niet van toepassing. Als we deze 46% er uithalen, dan komen we op: 77% kiest voor goed, 17% voor voldoende en 6% voor slecht.
Opmerkingen van respondenten
• ‘Snelheid m.b.t. aanpassingen en het verhelpen van storingen kun je zelf regelen. Dekosten van aanleg en aanpassingen kun je beperken door het openbaar aan te besteden.’
• ‘Het heeft z'n voordelen en nadelen. Schakelen kan gemakkelijk vanuit de kast zonder datnetbeheerder ingeschakeld moet worden. De aannemer mag indien gecertificeerd ookaan onze eigen netwerken zitten.’
• ‘Het werkt maar bij gebreken moet je de administratie goed op orde hebben om snel een
oplossing te kunnen bieden.’
___________________________________________________________________________ Vergelijking
2018 2017 2016
Goed 77% 74% 69% Voldoende 17% 19% 31% Slecht 6% 7% 0%
71
Toelichting vraag 22 20% geeft aan dat het gebruik van het netwerk van de netwerkbeheerder goed bevalt. Bij 51% scoort het voldoende en 14% bevalt het slecht. 15% kiest voor geen mening of niet van toepassing. Als we deze 15% er uithalen, dan komen we op: 24% kiest voor goed, 60% voor voldoende en 16% voor slecht.
Opmerkingen van respondenten
• ‘Storingscoördinator netbeheerder is zeer pro actief. Veel contact en overleg overprioritering storingen planning en info uitwisseling om terug te koppelen aan debewoners.’
• ‘We hebben goede contacten met de netwerkbeheerder. Een klein nadeel is dat netwerkstoringen niet altijd even snel worden opgelost.’
• ‘Voordeel dat het beheer geregeld is door een partij met expertise. Zelf geen zorg. Nadeelis trage afhandelen van aanvragen, de hoge kosten voor mastvervanging/verplaatsing enhet feit dat je minder grip hebt op het tempo waarmee storingen worden afgehandeld.’
• ‘De netbeheerder is traag bij aanleg en het verhelpen van storingen loopt soms op totenkele maanden. De kosten zijn zeer hoog.’
• ‘Netwerk is verouderd, waardoor veel kabelstoringen ontstaan.’
___________________________________________________________________________ Vergelijking
2018 2017
Goed 24% 24% Voldoende 60% 50% Slecht 16% 26%
72
Toelichting vraag 2346% geeft aan dat de installatieverantwoordelijkheid goed geregeld is. Bij 43% is het niet goed geregeld, maar is men er wel mee bezig. Bij 10% is het niet goed geregeld (en is men er niet mee bezig). 1% van de respondenten weet het niet.
Opmerkingen van respondenten Er worden onder andere de volgende opmerkingen gemaakt bij deze vraag:
• ‘Voor het eigen net is het wel geregeld, voor de verlichting nog niet.’
• ‘Binnen de organisatie is dat allemaal goed geregeld. Buiten, qua controle van de
installaties is nog wel wat verbetering te halen.’
• ‘In samenwerking met 3 andere gemeenten zijn 2 fte's aangenomen om dit goed aan te
pakken en bij te houden voor alle e-installaties in de openbare ruimte (OVL, rioolpompen
en gemalen, verkeerslichten, marktvoorzieningen, beweegbare obstakels, kunstwerken).’
• ‘Op papier is het goed geregeld.’
___________________________________________________________________________ Vergelijking
2018 2017
Ja, goed geregeld 46% 45% Nee, wel mee bezig 43% 41% Nee, niet goed geregeld 10% 9% Weet ik niet 1% 5%
¨
Ritsert Huijsman Studio DL
73
Ritsert is opgeleid als industrieel ontwerper met affiniteit voor openbare
ruimte. Hij werkte onder andere bij Ziut als senior lichtontwerper. Sinds 2012 is
hij verantwoordelijk voor de Nederlandse projecten en klanten van Studio DL.
Zijn focus ligt op het managen van het ontwerpproces. Recente projecten zijn
o.a. de Nieuwe Markt met het Forum te Groningen en Jaarbeursplein Utrecht.
‘Het gevaar is dat er een checklist ontstaat,
die je kunt afvinken zonder
de essentie te vatten.’
Wat is, naar uw idee, de essentie van omgevingsgericht ontwerpen? Wat maakt het anders dan
‘gewoon’ lichtontwerp?
Een mooie term, die op meerdere manieren te interpreteren is:
• Perceptie – ontwerpen vanuit hoe een gebruiker de omgeving waarneemt.
• Identiteit – ontwerpen vanuit het karakter van de plek, de genius loci.
• Fysieke omgeving – ontwerpen vanuit de gedachte goed voor elkaar en de planeet te zorgen
Dit omschrijft ook hoe we bij Studio DL ontwerpen. Wij noemen het organic lighting design. Het grote
verschil met ‘gewoon’ lichtontwerpen is dat we ruimtelijk ontwerpen. We geven vorm aan de lightspace
en richten ons niet slechts op het horizontale vlak.
Wat zijn volgens u de belangrijkste aspecten waarmee rekening gehouden dient te worden bij
omgevingsgericht ontwerpen?
Liever benoem ik een manier van denken om die aspecten per project in kaart te brengen. Want het
gevaar is dat er een checklist ontstaat, die je kunt afvinken zonder de essentie te vatten. Denk vanuit
het vraagstuk. Wat is de identiteit van de plek? Welke interactie met het onderwerp is gewenst en om
welk avondbeeld vraagt dat? Definieer gebruikers in de meest brede zin van het woord - mensen, flora,
fauna. Breng dat in kaart opdat je zorgvuldig afwegingen en keuzes kunt maken en de belangrijkste
uitgangspunten voor het ontwerp ontstaan.
Interview
Wat zou volgens u de relatie moeten zijn tussen omgevingsgericht ontwerpen en richtlijnen (zoals de
NPR)?
Richtlijnen zijn geen kapstok waar je omgevingsgericht ontwerpen aan op kunt hangen. Ze zijn
deel van een groter geheel van parameters die ten grondslag liggen aan het lichtontwerpen. Door
omgevingsgericht te denken, ontstaat inzicht over hoe dergelijke richtlijnen geïnterpreteerd en
toegepast dienen te worden in een specifiek project.
Waar zit volgens u ‘the bottleneck’ bij omgevingsgericht ontwerpen? Bij (voldoende/onvoldoende)
kennis of bij het proces (bijv. integraal werken)?
De bottleneck zit bij de integrale aanpak en tijd. Vraagstukken zijn soms complexer dan ze lijken.
Het is makkelijk om te laat met licht te beginnen. Als licht alleen mag volgen in tijd en aandacht bij
het inrichten van de openbare ruimte, dan is dat een gemiste kans voor integratie van landschap en
licht. Zoals gezegd is het waardevol belangen te definiëren vanuit een breed perspectief - dat kost tijd
en vraagt bijdragen van diverse disciplines en belanghebbenden. Bij Studio DL hebben we de ervaring
en methodes om binnen die complexiteit met stakeholders de taal van het ontwerp (Lighting DNA) te
definiëren.
Hoe ziet u de toekomst van omgevingsgericht ontwerpen?
Het ís de toekomst en de techniek maakt het mogelijk. Het wordt steeds duidelijker dat led niet alleen
energiebesparing mogelijk maakt, maar ook enorme kansen biedt voor ruimtelijke kwaliteit en comfort.
De volgende stap is het aanbrengen van flexibiliteit. Met Studio DL richten we momenteel een Europees
‘Streetflex’ platform op - een concept voor armaturentechnologie waarbij met digitale data licht op maat
geleverd wordt. Dit doen we met de TU Berlin, de hogeschool voor toegepaste kunsten HAWK en de
ZVEI (de Duitse elektro-industrie vereniging). We staan er overigens voor open in dialoog te gaan met
potentiële partners voor dit project!
74
¨
‘Het wordt steeds duidelijker dat led niet
alleen energiebesparing mogelijk maakt,
maar ook enorme kansen biedt voor ruimtelijke
kwaliteit en comfort.’
¨
B5. Visie, maatschappelijke thema’s
75
1ste plaats:
informeert burgers over
belangrijke wijzigingen OVL
haalt doelstelling
Energieakkoord in 2020
66%
57%
lichthinder/
luchtvervuiling
68%
79%
werkt met erkende
afvalverwerker
fietspaden alleen verlichten in
uitzonderlijke gevallen
energiebesparing/
CO2-reductie
2de plaats:
76
Toelichting vraag 24 Respondenten is gevraagd om aan te geven welke maatschappelijke, bestuurlijke thema’s (naast veiligheid) het meest belangrijk zijn binnen hun organisatie met betrekking tot OVL. Zij moesten het cijfer 1 t/m 8 uitdelen, waarbij 1 het belangrijkst is. Om de grafiek leesbaar te houden is alleen weergegeven hoe de respondenten hun hoogste scores (1ste, 2de en 3de plaats) toekenden.
Als we de hoogste scores bij elkaar optellen (zonder weging toe te passen) dan scoort ‘Energiebesparing/reductie CO2 emissie’ het hoogst met 80%. ‘Lichthinder/ lichtvervuiling’ staat op de tweede plaats met 48%. De derde plaats wordt ingenomen door ‘circulariteit’ met 42%.
___________________________________________________________________________ Vergelijking
2018 Ranking 2017 Ranking 2016 Ranking
1 Energiebesparing 80% Energiebesparing 81% Energiebesparing 92% 2 Lichthinder/-vervuiling 48% Lichthinder/-vervuiling 58% Lichthinder/-vervuiling 67% 3 Circulariteit 42% Circulariteit 49% Circulariteit 41%
Beleving van licht 41% 4 Burgerparticipatie 36% Burgerparticipatie 36% 5 Beleving van licht 31% Social Return 28%
Smart city/smart lighting 28% Burgerparticipatie 35%
6 Social Return 30% Social Return 15% 7 Stadsmarketing 22% Beleving van licht 27% Smart city/smart lighting 14% 8 Smart city/smart lighting 20% Stadsmarketing 12% Stadsmarketing 9%
77
Toelichting vraag 25 Bij deze vraag gaat het om de Energieakkoord-doelstelling ‘20% energiebesparing bij OVL en VRI’s in 2020 ten opzichte van 2013’. 57% van de respondenten geeft aan deze Energiedoelstelling in 2020 te halen. 30% haalt de doelstelling niet. De belangrijkste reden hiervoor is veel besparing vóór 2013 (13%). Bij 6% lukt het niet vanwege uitbreiding van het areaal, bij 11% zijn er andere redenen.
Opmerkingen van respondenten Als andere oorzaken van het niet halen van de doelstelling worden onder andere genoemd onvoldoende budget, onvoldoende capaciteit en achterstallig onderhoud.
___________________________________________________________________________ Vergelijking
2018 2017 2016
Ja 57% 48% 45% Nee, vóór 2013 veel besparing 13% 24% 29% Nee, uitbreiding areaal 6% 10% 6% Nee, andere redenen 11% 7% 6% Weet ik niet 13% 11% 4%
78
Toelichting vraag 26 Hieronder staan de volledige beschrijvingen van de opties waartussen de respondenten konden kiezen. Men kon bij deze vraag meerdere antwoorden aanvinken. • Door te zorgen dat afgedankte producten gedemonteerd en gesorteerd worden door een erkende verwerker, zodat
materialen hergebruikt worden (recycle)
• Door afgedankte producten (masten, armaturen) die nog bruikbaar zijn opnieuw elders te gebruiken (re-use)
• Door bij de inkoop van producten zoals masten en armaturen eisen te stellen op het gebied van circulariteit
• Door de levensduur van producten te verlengen door ze op te knappen en/of te moderniseren (refurbish)
• Door afgedankte onderdelen die nog bruikbaar zijn opnieuw elders te gebruiken (remanufacture)
• Door bij de aanbesteding van beheer en/of onderhoud eisen te stellen op het gebied van circulariteit(transportmiddelen, schoonmaakmiddelen, reparaties, etc)
• Door minder lichtbronnen, armaturen en masten te gebruiken, waardoor er minder materiaal nodig is (reduce/refuse)
• We zijn er nog niet concreet mee bezig, maar denken wel na over hoe we invulling kunnen geven aan circulariteit OVL
• Door een pilot te starten
• We zijn er niet mee bezig
De antwoordgrafiek laat zien dat veel organisaties bezig zijn met circulariteit. Daarbij scoort recyling door een erkende verwerker het hoogst (68%).
__________________________________________________________________________Deze vraag is nieuw in de enquête, een vergelijking met vorig jaar is dus niet mogelijk.
79
Toelichting vraag 27 De volledige stellingen uit deze vraag zijn: 1. Het verlichten van fietsroutes buiten de bebouwde omgeving draagt bij aan de sociale veiligheid en de
verkeersveiligheid. Het is daarom goed om deze fietspaden te verlichten, zeker als burgers daar omvragen.
2. Het verlichten van fietsroutes buiten de bebouwde omgeving kan schijnveiligheid geven. Bovendien zijn er’s avonds vaak weinig fietsers. Het is daarom goed om fietspaden buiten de bebouwde omgeving niet teverlichten.
3. Het verlichten van fietspaden buiten de bebouwde omgeving dient niet vanzelfsprekend te zijn. Alleen inuitzonderlijke gevallen, bijvoorbeeld als sprake is van een veelgebruikte hoofdfietsroute met eenverkeersfunctie, is het goed om deze fietspaden te verlichten.
Een ruime meerderheid, namelijk 79% van de respondenten, kiest voor stelling 3: alleen verlichten in uitzonderlijke gevallen. 13% kiest voor niet verlichten, 6% voor wel verlichten.
Opmerkingen van respondenten Meerdere respondenten geven aan te kiezen voor ‘vraaggestuurd’ verlichten met behulp van sensoren. Ofwel: dynamische verlichting op maat. Ook wijst men op mogelijkheden als solarverlichting, wegdekverlichting, actieve markering en retroreflecterende belijning.
___________________________________________________________________________ Vergelijking
2018 2017 2016
In uitzonderlijke gevallen 79% 76% 75% Niet verlichten 13% 13% 16% Verlichten 6% 9% 7% Geen mening 2% 2% 2%
80
Toelichting vraag 28 De volledige vraag luidt: ‘Op welke manier(en) worden burgers door uw organisatie betrokken bij belangrijke wijzigingen inzake OVL (vernieuwing/wijziging areaal, nieuw beleid)?’ Men kon bij deze vraag meerdere antwoorden aanvinken: • Burgers worden geïnformeerd over belangrijke wijzigingen d.m.v. website, krant, infobrieven,
bijeenkomsten
• Burgers kunnen hun mening geven d.m.v. belevingsonderzoeken, opiniepeilingen, inspraakavonden
• Burgers worden actief betrokken en/of mogen meebeslissen
• Burgers worden niet betrokken, we hebben hier geen plannen voor
• Burgers worden niet betrokken, in de toekomst willen we dit wel gaan doen
• Weet ik niet
66% van de respondenten informeert haar burgers over belangrijke wijzigingen op het gebied van OVL. Bij 32% kunnen de burgers hun mening geven en bij 21% worden burgers actief betrokken en/of mogen zij meebeslissen.
__________________________________________________________________________ Vergelijking
2018 2017 2016
Informeren 66% 56% 60% Mening geven 32% 39% 38% Actief betrokken 21% 18% 23% Niet, geen plannen voor 15% 18% 14% Niet, in toekomst wel 10% 16% 8%
¨
Victor Loehr Rijkswaterstaat
81
Victor Loehr is gepromoveerd ecoloog en werkt sinds 1997 bij Rijkswaterstaat.
Zijn huidige functie is die van senior eco-engineer, waarin hij ecologie en techniek
met elkaar verbindt in contractvoorbereidingen, aanbestedingen en uitvoering.
Licht en natuur is daarbij een focuspunt.
‘Er kunnen onverwachtse omgevingspartijen
opduiken, zoals bijvoorbeeld stadsvogels die
graag verlichting hebben die hun bioritme niet
in de war stuurt.’
Wat is, naar uw idee, de essentie van omgevingsgericht ontwerpen? Wat maakt het anders dan
‘gewoon’ lichtontwerp?
De essentie van omgevingsgericht ontwerpen is dat de omgeving centraal geplaatst wordt. In plaats
van primair naar degenen te kijken voor wie de verlichting bedoeld is en door wie deze beheerd wordt,
wordt in een omgevingsgericht ontwerpproces veel breder gekeken wie en wat er allemaal door
de verlichting ‘geraakt’ wordt. Daartoe moet eerst in kaart gebracht worden waaruit de omgeving
precies bestaat en welke eisen of wensen de omgeving heeft ten aanzien van de verlichting. Er kunnen
onverwachtse omgevingspartijen opduiken, zoals bijvoorbeeld stadsvogels die graag verlichting hebben
die hun bioritme niet in de war stuurt.
Wat zijn volgens u de belangrijkste aspecten waarmee rekening gehouden dient te worden bij
omgevingsgericht ontwerpen?
Om ontwerpprocessen eenvoudig te houden, hebben we de neiging om op voorhand al zoveel mogelijk
af te bakenen en te categoriseren. Om tot een omgevingsgericht ontwerp te komen moeten we dat
echter los durven laten: bij het opstellen van een specifiek ontwerp bepalen we onder invloed van
de omgeving welke aspecten het belangrijkst zijn. Dat neemt niet weg dat we zelf al thema’s kunnen
bedenken die we in het ontwerpproces met de omgeving sowieso de revue willen laten passeren. Ik
denk dan bijvoorbeeld aan functionaliteit voor de gebruiker, veiligheid, duurzaamheid, effecten op
derden en effecten op dieren.
Interview
Wat zou volgens u de relatie moeten zijn tussen omgevingsgericht ontwerpen en richtlijnen (zoals de
NPR)?
Omgevingsgericht ontwerpen is vooral gebaat bij richtlijnen die het ontwerpproces beschrijven en
uitvoerbaar maken. Richtlijnen die voorschrijven in welke situaties welke oplossingen gekozen moeten
worden, passen niet goed bij het – van buiten naar binnen gerichte – omgevingsgerichte ontwerpproces.
Waar in een omgevingsgericht ontwerpproces juist weer wél behoefte aan is, zijn richtlijnen die
resultaten van onderzoeken naar effecten van verlichtingsontwerpen toegankelijk maken. Wat voor
oplossingen zijn bijvoorbeeld empirisch (on)veilig gebleken? En van wat voor oplossingen hebben dieren
(geen) last? Met zulke informatie kunnen in een omgevingsgericht ontwerpproces goed onderbouwde
keuzes worden gemaakt.
4. Waar zit volgens u ‘the bottleneck’ bij omgevingsgericht ontwerpen? Bij (voldoende/onvoldoende)
kennis of bij het proces (bijv. integraal werken)?
Ik denk dat ontwerpprocessen geëvolueerd zijn in een richting waarbij aan de hand van richtlijnen, op
afstand van de omgeving, ‘uitgerekend’ wordt welke kant-en-klare oplossing toegepast kan worden.
Daarbij komt dat niet alle richtlijnen gestoeld zijn op een integrale basis. Omgevingsgericht ontwerpen
vergt deskundigheid die nu niet gebruikt wordt. Hoe vaak zitten verlichtingsdeskundigen bijvoorbeeld
met ecologen om de tafel? Omgevingsgericht ontwerpen vraagt ook om meer flexibiliteit en om
inhoudelijke onderbouwingen waarom een ontwerp is zoals het is. Mijns inziens is er echter geen sprake
van een bottleneck, maar van een natuurlijke ontwikkeling.
5. Hoe ziet u de toekomst van omgevingsgericht ontwerpen?
De trend om meer oog voor de omgeving te hebben bij de inrichting van openbare ruimte is niet beperkt
tot verlichting. Van bouwbedrijven wordt bijvoorbeeld ook verwacht dat ze voortdurend zoeken naar
manieren om de omgeving zo min mogelijk te belasten, zowel qua hinder als qua duurzaamheid. Het
is mijn verwachting dat de maatschappij met betrekking tot verlichtingsoplossingen in toenemende
mate een omgevingsgericht ontwerpproces zal verwachten. Er zijn reeds voorbeelden van ontevreden
omgevingen, daar waar zo’n ontwerpproces niet heeft plaatsgevonden. Het is dus logisch dat de
ontwikkeling wordt doorgezet naar omgevingsgericht ontwerpen.
82
¨
‘Richtlijnen die voorschrijven in welke situaties
welke oplossingen gekozen moeten worden passen
niet goed bij het – van buiten naar binnen gerichte –
omgevingsgerichte ontwerpproces.’
¨
B6. Led-verlichting
83
heeft retrofit-led
aankoop nieuwe verlichting
is (vrijwel) geheel led
42%
95%
87%geen belemmeringen
bij overstap naar led
36%
45%
80%
vindt retrofit geen
goede oplossing,
heeft het daarom niet
meer dan een kwart
van de huidige OVL is led
led = belangrijke
technische ontwikkeling
84
Toelichting vraag 29Bij deze vraag mochten respondenten maximaal drie dingen aanvinken. Led staat ook dit jaar op één als belangrijkste technische ontwikkeling, gevolgd door schakelen/dimmen.
Opmerkingen van respondenten Sommigen merken op dat led vanzelfsprekend is geworden en dat men daarom kijkt naar andere technische mogelijkheden.
___________________________________________________________________________ Vergelijking
2018 2017 2016
Led 87% 88% 95% Schakelen/dimmen 71% 62% 69% Elektrische veiligheid 48% 42% 44% Telemanagement 29% 37% 34% Smart lighting/smart city 28% 35% 14% Eigen net 10% 14% 8% DC/gelijkstroom 9% 7% 5% Botsvriendelijke masten 3% 7% 3% Anders 2% 2% 5% Weet ik niet 0% 5% 0%
85
Toelichting vraag 30 In de tabel hieronder staan de scores in procenten. De scores van de jaren ervoor zijn er naast gezet.
Het percentage respondenten dat aangeeft dat minder dan een kwart van de OVL is voorzien van led is dit jaar in totaal 54%. Het percentage dat aangeeft dat meer dan een kwart voorzien is van led is in totaal 45%. Vorig jaar waren deze getallen 76% (minder dan een kwart led) en 21% (meer dan een kwart led). De hoeveelheid ledverlichting stijgt dus snel.
___________________________________________________________________________ Vergelijking
2018 2017 2016
76 - 100% 6% 2% 1% 51 - 75% 8% 5% 2% 26 - 50% 31% 14% 11%
16 - 25% 22% 25% 49%
11 – 15% 19% 23% 6 - 10% 9% 11%
36% 0 - 5% 4% 17% Weet ik niet 2% 3% 1%
86
Toelichting vraag 31 In de tabel hieronder staan de scores in procenten. Bij een grote meerderheid, namelijk 95% van de respondenten, is 91 tot 100% van de nieuwe verlichting led.
___________________________________________________________________________ Vergelijking
2018 2017 2016
91 - 100% 95% 91% 88%
81 - 90% 2% 6% 61 - 80% 2% 1% 6% 41 - 60% 1% 0% 4% 0 - 40% 1% 1% 1% Weet ik niet 0% 0% 1%
87
Toelichting vraag 32 Een ruime meerderheid van 80% van de respondenten geeft aan dat er in zijn/haar organisatie geen belemmeringen zijn bij de overstap naar led. 9% noemt de kosten een belemmering, 2% de betrouwbaarheid en 2% de lichtkwaliteit.
Opmerkingen van respondenten Als andere belemmingen worden genoemd:
• organisatie en transitie overgang van conventioneel naar led
• beschikbaarheid van kwalitatief hoogwaardige led armaturen (met name paaltop haaltmet led niet altijd de kwaliteit van conventioneel)
• vormgeving
• de meerjaren budgettering
___________________________________________________________________________ Vergelijking
2018 2017 2016
Geen belemmering 80% 84% 79% Kosten 9% 10% 15% Betrouwbaarheid 2% 4% 4% Lichtkwaliteit 2% 2% 2% Andere belemmering 7%
88
Toelichting vraag 33
36% van de respondenten heeft geen retrofit-led omdat men dit geen goede oplossing vindt. 42% heeft wel retrofit, 31% omdat men dit (op sommige plaatsen) een goede oplossing vindt en 11% vanwege kostenoverwegingen en/of het halen van energiedoelstellingen. 18% heeft geen retrofit, maar dit komt mogelijk nog in de toekomst.
Opmerkingen van respondenten
• ‘Prima oplossing voor armaturen jonger dan 10 jaar.’
• ‘We zijn voor onze klassieke armaturen aan het kijken naar een retrofit oplossing, voor deandere reguliere armaturen is het niet van toepassing.’
• ‘Hangt ervan af wat onder retrofit wordt verstaan in ieder geval geen retrofit lampen.Wel compartimenten.’
• ‘Dit jaar een proef opgestart maar de kosten zijn naar verwachting, rekening houdendmet het verlies van de restafschrijving, hoger dan de baten.’
• ‘Producten zijn lichttechnisch niet gelijk, vaak lager niveau.’
___________________________________________________________________________ Vergelijking
2018 2017
Ja, soms goede oplossing 31% 28% Ja, kostenoverweging/energie 11% 10% Nee, komt (mogelijk) nog 18% 17% Nee, geen goede oplossing 36% 40% Weet ik niet/geen mening 4% 5%
¨
Hans MeeuwissenDE NOOD
89
Hans heeft een zeer ruime ervaring in verkoop van product en dienst, in diverse
functies en disciplines. Momenteel is hij werkzaam als Key Accountmanager
bij DE NOOD, een bedrijf dat gericht is op het produceren van maatwerk
verlichtingsobjecten, design (led)armaturen, masten en toebehoren.
‘Zie de omgeving als de klant.’
Wat is, naar uw idee, de essentie van omgevingsgericht ontwerpen? Wat maakt het anders dan
‘gewoon’ lichtontwerp?
Zie de omgeving als de klant. Bovendien heeft de omgeving ook zijn éigen klant: de gebruiker. Wat heeft
deze klant nodig voor inrichting en wat is daarbij het gewenste licht? Het traditionele lichtontwerp is
voornamelijk afgestemd op het idee van de ontwerper en de richtlijnen. Bij omgevingsgericht ontwerpen
is dit precies andersom. Wát is er nodig voor deze omgeving (lees: centrum, wijk, gebouw, rijweg enz.)
om de gebruiker de omgeving optimaal te laten ervaren en gebruiken.
Wat zijn volgens u de belangrijkste aspecten waarmee rekening gehouden dient te worden bij
omgevingsgericht ontwerpen?
De klant op nummer één! Inspraak en samenwerking in een ontwerpteam is noodzakelijk. Dénk als de
klant en stel je adviserend en stimulerend op.
Voorbeeld: bij ontwerp van een rotonde met druk verkeer zal vooral behoefte zijn aan veiligheid.
Bij ontwerp van een klassiek centrum of uitgaansgebied zal gevraagd worden naar minder licht en
meer sfeer. Bij de rotonde zal de technische invalshoek (richtlijnen!) prevaleren, terwijl je die bij het
centrumvoorbeeld juist moet durven loslaten.
Wat zou volgens u de relatie moeten zijn tussen omgevingsgericht ontwerpen en richtlijnen (zoals de
NPR)?
Met gebruik van gezond verstand zijn de richtlijnen vrij interpreteerbaar.
Interview
Waar zit volgens u ‘the bottleneck’ bij omgevingsgericht ontwerpen? Bij (voldoende/onvoldoende)
kennis of bij het proces (bijv. integraal werken)?
Het proces van omgevingsgericht ontwerpen begint bij de omgeving met zijn gebruiker. Ontwerpers en
adviseurs zijn in Nederland meer dan voldoende geschoold. Het is de kunst om deze kennis en kunde te
gebruiken om de wensen van de omgeving met haar gebruiker te vertalen naar het ontwerp. En dus niet
om de gebruiker een ontwerp op te leggen.
Hoe ziet u de toekomst van omgevingsgericht ontwerpen?
Vele nieuwe technieken zullen hun intrede doen om de omgeving leidend te kunnen inrichten. De
omgeving vraagt om een behoefte en deze dient te worden ingevuld.
Voorbeelden: centrumgebieden dienen sfeervol te zijn, met allerhande gebruiksgemakken zoals
oplaadsystemen voor auto’s, fietsen, smart phones, wifi voorzieningen, en meer. In woonwijken is licht
op verzoek. Snelwegen worden aangelicht door geleidingssystemen en lichtgevend asfalt. Auto’s zijn
zelfrijdend, dus licht is daar niet meer nodig. Vanwege de vraag van de omgeving naar veiligheid zullen
er steeds minder masten op straat komen te staan.
90
¨
‘Het is de kunst om deze kennis en kunde te
gebruiken om de wensen van de omgeving met haar
gebruiker te vertalen naar het ontwerp. En dus niet
om de gebruiker een ontwerp op te leggen.’
¨
B7. Overige technische ontwikkelingen
91
gebrek aan tijd = belangrijkste
belemming bij innovatie
smart city/smart lighting
wordt overschat
48%
53%
71%past dimmen toe bij meer
dan een kwart van de OVL
42%
62%
52%
volgt ontwikkelingen
van een afstand
regelen verantwoordelijkheden
bij smart city/smart lighting
lastig te regelen
schakelen/dimmen =
belangrijke technische
ontwikkeling
92
Toelichting vraag 34 Er zijn grote verschillen als het gaat om de hoeveelheid OVL die gedimd wordt. Bij een kleine meerderheid van de respondenten (52%) wordt meer dan een kwart van de OVL gedimd. Bij 44% van de respondenten wordt er minder dan een kwart gedimd.
Dit is een omslag: in de voorgaande jaren waren de respondenten die aangaven dat er minder dan een kwart van de OVL werd gedimd in de meerderheid.
Opmerkingen van respondenten Diverse respondenten merken op dat alle nieuwe (led)verlichting wordt gedimd, dan wel dimbaar wordt uitgevoerd.
___________________________________________________________________________ Vergelijking
2018 2017 2016
76 - 100% 12% 4% 7% 51 - 75% 14% 11% 12% 26 - 50% 26% 26% 16%
11 – 25% 17% 15% 23% 6 - 10% 15% 23%
37% 0 - 5% 12% 20% Weet ik niet 4% 1% 5%
93
Toelichting vraag 35 Het overgrote deel van de respondenten, namelijk 73%, geeft aan dat er nachts (vrijwel) geen OVL (0-5%) wordt uitgeschakeld.
___________________________________________________________________________ Vergelijking
2018 2017 2016
76 - 100% 0% 0% 0% 51 - 75% 0% 1% 1% 26 - 50% 9% 7% 6% 11 – 25% 6% 6% 6% 6 - 10% 8% 4%
78% 0 - 5% 73% 74% Weet ik niet 4% 8% 9%
94
Toelichting vraag 36 De volledige vraag luidt: ‘Welke zaken die elektriciteit vragen via het netwerk van OVL zijn bij uw organisatie op dit moment gekoppeld aan de OVL-installatie naast bewegwijzering en verkeersborden?’ De respondenten konden meerdere zaken aanvinken.
Lichtreclamebakken en ‘stand alone’-reclame en/of abri’s scoren, net als voorgaande jaren, het hoogst. Uit de respons blijkt verder dat er steeds vaker sensoren gekoppeld worden aan OVL: 41% dit jaar (28% + 13%) tegenover 19% in 2016 (16% + 3%).
Bij ‘anders’ noemt men onder andere feestverlichting, plattegronden, DRIS (Dynamisch Reizigers Informatie Systeem), parkeerautomaten, aanlichting monumenten, VRI’s, wifi, tellussen en snelwegsignalering (MTM).
___________________________________________________________________________ Vergelijking
2018 2017 2016
Lichtreclamebak gekopppeld aan lichtmast 64% 59% 63% ‘stand alone’reclame, abri’s 61% 62% 58% Sensoren OVL-gerelateerd (bijv. beweging) 28% 19% 16% Anders 20% 20% 22% Camera’s 19% 19% 15% Sensoren niet OVL-gerelateerd (bijv. fijnstof) 13% 6% 3% Laadpaal/punt voor elektrische auto’s 5% 7% 3% Weet ik niet 4% 7% 5%
95
Toelichting vraag 37 De respondenten konden bij deze vraag kiezen tussen twee stellingen: 1. Ik zie Smart Lighting als een grote kans. Door sensoren aan lichtmasten te verbinden kunnen we veel
informatie binnenhalen. Dit maakt het mogelijk beter te sturen en zo de kwaliteit van de openbare ruimtete verbeteren.
2. Smart Lighting heeft mogelijkheden, maar ik denk dat het allemaal wat overschat wordt. Het is eentechniek die ver weg staat van de organisatie waar ik werk en nog verder van de mensen op straat.
30% kiest voor stelling 1 en ziet Smart Lighting/Smart City als een grote kans. 53% denkt dat het allemaal wat overschat wordt. 16% weet het niet of heeft geen mening.
Opmerkingen van respondenten
• ‘Momenteel wordt alles opgehangen aan Big Data. Maar iemand moet deze dataanalyseren, verwerken en conclusies toepassen. Gelet op de vele diverse systemen diehaast maandelijks op de markt komen met ieder een eigen protocol zijn wij hier nogterughoudend in.’
• ‘Smart city wordt overschat. Smart lighting daarentegen kan wel helpen bij eenduurzamere gebruiksvriendelijke samenleving. Smart lighting is een techniek die we in deorganisatie toepassen.’
• ‘De vraag is tot welk niveau je gegevens zou moeten willen verzamelen, daarnaast creëerje nog meer straling in de openbare ruimte. Hoe gewenst is dat?’
• ‘De organisatie wil graag maar kan niet tot zinvolle toepassing komen dus er gebeurtweinig.’
___________________________________________________________________________ Vergelijking
2018 2017 2016
Overschat 53% 62% 40% Grote kans 30% 28% 40% Geen mening 16% 10% 20%
96
Toelichting vraag 38 De respondenten konden kiezen tussen twee stellingen:
1. Mijn grootste zorg bij Smart Lighting is de techniek: hoe kunnen we alles zo regelen dat het goedwerkt, dat netwerken niet overbelast raken en dat het gegevens oplevert die bruikbaar zijn.
2. Mijn grootste zorg bij Smart Lighting is de ethiek: hoe waarborgen we privacy van burgers en wiewordt eigenaar van de vergaarde gegevens.
40% van de respondenten heeft de meeste zorgen over de technische aspecten, 29% maakt zich het meest zorgen over de ethische aspecten.
Opmerkingen van respondenten Andere zorgen van de respondenten zijn o.a.:
• het beheer van de gehele keten (wie is verantwoordelijk voor het geheel van
samengestelde delen en wie gaat wat betalen)
• het beheer en onderhoud i.r.t. de snelheid van de ontwikkelingen
• de markt bepaalt en niet de behoefte van de burger
___________________________________________________________________________ Vergelijking
2018 2017 2016
Techniek 40% 48% 41% Ethiek 29% 32% 26% Geen mening 31% 20% 33%
97
Toelichting vraag 39 Bij deze vraag konden respondenten meerdere antwoorden aanvinken. In de tabel hieronder zijn de volledige antwoordopties weergegeven. De optie die dit jaar is toegevoegd – ‘regelen van verantwoordelijkheden (wie wordt er verantwoordelijk voor het beheer?)’ – scoort met 62% het hoogst. Op de tweede plaats staat het omzetten van geschakelde naar permanente voeding (58%). Het afspreken van standaardisatie staat met 43% op de derde plaats. Vorig jaar stond dit punt op de eerste plaats.
___________________________________________________________________________ Vergelijking
2018 2017
Regelen van verantwoordelijkheden (wie wordt er verantwoordelijk voor het beheer?) 62% - Omzetten van geschakelde naar permanente voeding 58% 49% Standaardisatie afspreken voor aansturing (zoals ALiS protocol) 43% 54% Budgetten beschikbaar krijgen voor onderhoud nieuwe apparatuur 36% 40% Beheersystemen aanpassen om ook de nieuwe attributen in te kunnen voeren 24% 28% Toepassingen bedenken waarvoor het nodig is om sensoren in/aan OVL te monteren 19% 19% Anders 6% 15% Weet ik niet/geen mening 16% 10%
98
Toelichting vraag 40 De respondenten konden kiezen tussen drie beschrijvingen:
1. We zijn graag koploper als het gaat om nieuwe technische ontwikkelingen en durven teexperimenteren.
2. Nieuwe technische ontwikkelingen volgen we op de voet, als we de mogelijkheid zien proberen we zetoe te passen.
3. We volgen nieuwe technische ontwikkelingen van een afstand, pas als een techniek zich bewezenheeft kiezen we voor toepassen ervan.
13% vindt de eigen organisatie een koploper, 43% volgt nieuwe technische ontwikkelingen op de voet en 42% volgt van een afstand. Dit is een andere uitslag dan vorige jaren, toen er aanmerkelijk meer ‘volgers op de voet’ dan ‘volgers van een afstand’ waren.
___________________________________________________________________________ Vergelijking
2018 2017 2016
Koploper 13% 12% 12% Volgen op de voet 43% 62% 58% Volgen van afstand 42% 25% 30% Weet ik niet 2% 1% 0%
99
Toelichting vraag 41 De respondenten konden bij deze vraag kiezen tussen de volgende antwoorden. Men kon maximaal twee antwoorden aanvinken. • Gebrek aan geld
• Gebrek aan kennis
• Gebrek aan tijd
• Gebrek aan ambitie en durf binnen de eigen organisatie
• Gebrek aan samenwerking tussen overheden en marktpartijen
• De huidige regels voor inkoop en aanbesteding
• Weet ik niet/geen mening
Gebrek aan tijd scoort het hoogst met 48%, gevolgd door gebrek aan geld (33%) en gebrek aan kennis (26%).
Opmerkingen van respondenten Als andere belemmeringen worden genoemd:
• Veiligheid en betrouwbaarheid
• Praktische toepasbaarheid
• Innovaties kunnen in strijd zijn met wet, regelgeving en lokale belangen
• Het levert onvoldoende voordeel op, alles is nog niet uitgekristalliseerd
___________________________________________________________________________Deze vraag is nieuw in de enquête, een vergelijking met vorig jaar is dus niet mogelijk.
100
Toelichting vraag 42 Deze vraag gaat over de relatie tussen overheden en marktpartijen op het gebied van OVL. De respondenten konden kiezen tussen drie stellingen:
1. Ik denk dat de verhouding tussen overheden en marktpartijen de komende vijf jaar wezenlijk zalveranderen. Overheden zullen meer een regierol nemen, marktpartijen gaan steeds meer takenuitvoeren.
2. Ik denk dat de verhouding tussen overheden en marktpartijen de komende vijf jaar wezenlijk zalveranderen. Er komt meer samenwerking, waarbij samen gewerkt wordt aan belangrijke innovaties(co-creatie).
3. Ik denk dat de verhouding tussen overheden en marktpartijen de komende vijf jaar niet wezenlijk zalveranderen.
De respondenten zijn verdeeld: 28% kiest voor stelling 1, 41% stelling 2 en 29% stelling 3.
Opmerkingen van respondenten
• ‘Regierol. Wel zie ik een gevaar dat de overheid de marktpartijen te weinig zal kunnencontroleren door gebrek aan vakkennis.’
• ‘Meer samenwerking. Wanneer alle verlichting slim is uitgerust en via het systeem (beelden tekst) de storingen in beeld komen zal er een andere vorm van onderhoud gaanplaatsvinden. Bij wijze van spreken heb je in de toekomst alleen nog een (goed en hoogopgeleide) servicemonteur nodig, die de storingen en schades vanzelf op zijn tabletontvangt en kan herstellen.’
• ‘Er zal iets anders veranderen: we zullen terugkeren naar RAW bestekken dus allesuitgekristalliseerd. Nu zijn we doorgeschoten.’
___________________________________________________________________________ Vergelijking
2018 2017 2016
Meer samenwerking 41% 35% 33% Verandert niet wezenlijk 29% 27% 30% Overheden regierol 28% 36% 32% Geen mening 2% 2% 5%
¨
Siegrid Siderius ontwerpbureau Arup
101
Siegrid is lichtontwerper en sinds 2006 verbonden aan onafhankelijk ingenieurs-
en adviesbureau Arup in Amsterdam. Zij is tevens voorzitter van Lichtontwerp
Nederland, een platform dat verbetering van de kwaliteit van verlichting
in Nederland nastreeft door het inzetten van het ontwerpproces om tot
optimalisatie en innovatie te komen. Hierbij wordt nauw samengewerkt met
alle ketenpartners.
‘In Nederland wordt onder ‘gewoon’ lichtontwerp
een technisch ontwerp bedoeld.
Dit heeft niets met lichtontwerp te maken.’
Wat is, naar uw idee, de essentie van omgevingsgericht ontwerpen? Wat maakt het anders dan
‘gewoon’ lichtontwerp?
In Nederland wordt onder ‘gewoon’ lichtontwerp een technisch ontwerp bedoeld. Dit heeft niets met
lichtontwerp te maken. Omgevingsgericht ontwerpen gaat meer de richting op van een lichtontwerp,
omdat het ook de omgeving meeneemt en niet alleen het afvinken van de technische eisen. Dat is een
stap in de goede richting.
Wat zijn volgens u de belangrijkste aspecten waarmee rekening gehouden dient te worden bij
omgevingsgericht ontwerpen?
Het belangrijkste bij een lichtontwerp is dat er gestart wordt met een idee, een concept, dat
rekening houdt met alle aspecten van de plek en de licht- en/of donkertebehoefte. De belangrijkste
aspecten daarbij zijn: veiligheid, dagbeeld, nachtbeeld, ‘way-finding’ en de kwaliteit van licht (licht en
armatuurtechniek, duurzaamheid, aansturing, etc).
Wat zou volgens u de relatie moeten zijn tussen omgevingsgericht ontwerpen en richtlijnen
(zoals de NPR)?
De ideale relatie zou zijn dat de NPR het omgevingsgericht ontwerpen ondersteunt, het kader vormt,
zonder dwingend te zijn. Het zou mooi zijn als er met lichtontwerp meer met gelijkwaardigheid
Interview
gewerkt zou kunnen worden, om zo verder te kunnen gaan dan de NPR en zo beter licht in de openbare
ruimte te kunnen realiseren. Met gelijkwaardigheid bedoel ik dat fysieke en sociale veiligheid ook op
andere manieren gerealiseerd kunnen worden dan alleen volgens de NPR. Juist door het loslaten, van
bijvoorbeeld gelijkmatigheid, kan meer sfeer en plaats worden gemaakt. Dat verhoogt de beleving van
de ruimte en daarmee ook de veiligheid
Waar zit volgens u ‘the bottleneck’ bij omgevingsgericht ontwerpen? Bij (voldoende/onvoldoende)
kennis of bij het proces (bijv. integraal werken)?
Er is alleen bewustzijn in de Nederlandse markt voor technisch ontwerp. Als men om een lichtontwerper
vraagt, dan krijgt men een technisch ontwerper. Bewustzijn creëren van het verschil is de eerste stap. Dit
is ook een van de doelstellingen van Lichtontwerp Nederland: www.lichtontwerpnederland.nl
Hoe ziet u de toekomst van omgevingsgericht ontwerpen?
Door bezuinigingen bij gemeenten en veranderingen in lichttechniek is er minder expertise in huis
om lichtvragen goed te beantwoorden. Dit zou kunnen worden opgelost met het inhuren van een
lichtontwerper op alle projecten. Die heeft de expertise om alle aspecten mee te nemen die nodig zijn,
met als belangrijkste onderdeel omgevingsgericht ontwerpen. Soms lijkt het of wij verlichting bepalen op
grond van onderhoud en kosten en daarna aan conformeren aan de NPR. Veelal komt de mens, waar het
licht eigenlijk voor wordt gerealiseerd, helemaal niet in beeld. En dat terwijl je juist nu ziet dat de burger
steeds mondiger wordt en steeds meer betrokken wil worden bij het inrichten van haar omgeving. Dit
kan met omgevingsgericht ontwerpen prima worden opgepakt, ik zie er dan ook een mooie toekomst
voor.
102
¨
‘De ideale relatie zou zijn dat de NPR het
omgevingsgericht ontwerpen ondersteunt,
het kader vormt,
zonder dwingend te zijn.’
¨
B8. Aanbesteding
103
controleert nauwkeurig
wat er geleverd wordt
inkoper betrokken bij
inkoop van OVL
48%
86%
70%voldoende kennis
voor aanbesteden op waarde
43%
34%
47%
controleert globaal
wat er geleverd wordt
medewerker duurzaamheid
betrokken bij inkoop van OVL
kiest voor
aanbesteden op waarde
104
Toelichting vraag 43 Een ruime meerderheid, namelijk 70%, geeft aan dat men in het algemeen kiest voor aanbesteden op waarde. De laagste kosten op basis van kosteneffectiviteit scoort 13%, de laagste prijs scoort 15%.
Opmerkingen van respondenten
• ‘Binnen de OVL is de gewenste kwaliteit in detail te beschrijven. Zorg voor een goedhandhaving en boetestelsel voor als de kwaliteit niet gehaald wordt.‘
• ‘Voor het onderhoud RAW + EMVI, voor vervangingen Laagste prijs.’
• ‘EMVI bestekken onderhoud hebben geen meerwaarde. Het meeste in bestek isomschreven als eis en marktpartijen kunnen meerwaarde EMVI niet waarmaken.’
• ‘Aanbesteding is vaak meervoudig onderhands. Hierdoor is er voor de aanbesteding aleen check op kwaliteit.’
• ‘EMVI is voor onderhoud achterhaald. Grote bedrijven beloven van alles, maar kunnen ditniet waarmaken. Kleine bedrijven zijn minder bedreven in schrijven van plannen vanaanpak, maar leveren betere kwaliteit, maar kunnen wat betreft prijs niet mee met degrote jongens. Lastig op te lossen, onderhoud zou eigenlijk alleen op uitnodigingenmoeten mogen (een utopie).’
___________________________________________________________________________ Vergelijking
2018 2017 2016
Beste prijs/kwaliteit 70% 68% 62% Laagste kosten(effectiviteit) 13% 16% 17% Laagste prijs 15% 16% 16% Weet ik niet 2% 0% 5%
105
Toelichting vraag 44 Hieronder staan de volledige antwoordopties uit de vraag: • Bij inkoop van OVL wordt een inkoper betrokken
• Bij inkoop van OVL wordt de medewerker duurzaamheid betrokken
• Bij inkoop van OVL worden de milieucriteria OVL van Pianoo mede als uitgangspunt genomen
• Bij inkoop van OVL wordt een prestatie gevraagd inzake de energietransitie
• Bij inkoop van OVL wordt een prestatie gevraagd inzake de opgave voor circulariteit
• Bij inkoop van OVL wordt een prestatie gevraagd inzake innovatie
De overgrote meerderheid, namelijk 86%, geeft aan dat de inkoper betrokken wordt bij de inkoop van OVL. Alle andere antwoordopties scoren tussen de 23% en 34%.
Opmerkingen van respondenten
• ‘Eigenlijk geen van allen. De betreffende personen hebben voorwaarden opgezet,waardoor ze zelf niet meer erbij gehaald moeten worden.’
• ‘In de EMVI-criteria komen veel van deze zaken (niet altijd allemaal tegelijk) en wordendan gewogen.’
___________________________________________________________________________Deze vraag is nieuw in de enquête, een vergelijking met vorig jaar is dus niet mogelijk.
106
Toelichting vraag 45 Aanbesteden op waarde (beste prijs-kwaliteitverhouding) vraagt om kennis aan de kant van de opdrachtgever. Aan de respondenten is gevraagd in welke van de onderstaande stellingen men zich het beste kan vinden: 1. Mijn organisatie heeft ruim voldoende kennis en expertise in huis om goed te kunnen aanbesteden op
waarde.2. Aanbesteden op waarde is een lastige klus. Soms merken we dat onze kennis en expertise net wat te kort
schieten.3. Aanbesteden op waarde is voor ons lastig. Er wordt kennis en expertise gevraagd die we zelf niet in huis
hebben.
47% is van mening dat er bij de eigen organisatie ruim voldoende kennis en expertise in huis is om goed te kunnen aanbesteden op waarde. 27% kiest voor stelling 2 en 21% voor stelling 3.
Opmerkingen van respondenten
• ‘Dit is een van de belangrijkste redenen om aan te besteden met Best Value Procurement.De markt heeft de kennis.’
• ‘Wij kopen in in samenwerkingsverbanden. Hier zit voldoende kennis, welke in onze eigen
organisatie ontbreekt.’
• ‘Aanbesteden mbv EMVI wordt voor OVL gedaan als onderdeel van een reconstructie. De
civiele projectleider heeft dan de expertise. De OVL is dan een onderdeel dat alleen nog
op prijs wordt gewogen.
___________________________________________________________________________
Vergelijking
2018 2017 2016
Voldoende kennis/expertise 47% 43% 41% Kennis schiet soms te kort 27% 36% 36% Hebben we zelf niet in huis 21% 19% 19% Weet ik niet 5% 2% 4%
107
Toelichting vraag 46
Zeker bij aanbesteden op waarde is controle belangrijk: wordt hetgeen dat aangeboden is ook werkelijk geleverd? Klopt de geleverde kwaliteit met hetgeen is afgesproken? De respondenten konden kiezen tussen drie stellingen:
1. Wij controleren nauwkeurig of hetgeen aangeboden is ook geleverd wordt. Als dit niet het geval is,gaan wij hierover in gesprek met de aannemer. Als deze in gebreke blijft, worden er consequentiesverbonden aan het niet nakomen van de verplichtingen.
2. Wij controleren globaal of hetgeen aangeboden is ook geleverd wordt. Als er belangrijke zaken nietkloppen, gaan wij hierover in gesprek met de aannemer.
3. Wij controleren (vrijwel) niet.
48% van de respondenten geeft aan dat men nauwkeurig controleert. 43% controleert globaal en 4% controleert (vrijwel) niet.
___________________________________________________________________________ Vergelijking
2018 2017 2016
Nauwkeurig 48% 49% 49% Globaal 43% 42% 40% (Vrijwel) niet 4% 6% 3% Weet ik niet 5% 3% 8%
¨
Joannes Melis Lichtvormgevers BV
108
Joannes is mede-eigenaar van Lichtvormgevers BV, een bureau gespecialiseerd
in lichtontwerp en industrieel ontwerp van verlichtingsmiddelen. Recente
opdrachten zijn het maken van een lichtplan voor gemeente Leeuwarden
en het schrijven van een lichtvisie voor de gemeente Amersfoort. Tevens is
Joannes senior adviseur, ontwerper en mede-eigenaar van Eccolo, een bureau
gespecialiseerd in way-finding en is hij actief lid van het Netwerk Licht + Omgeving
van OVLNL.
‘Het functioneren en welbevinden van
de gebruikers is het uitgangspunt.
Niet de regelgeving, het onderhoud of
de bestaande situatie.’
Wat is, naar uw idee, de essentie van omgevingsgericht ontwerpen? Wat maakt het anders dan
‘gewoon’ lichtontwerp?
Bij omgevingsgericht ontwerpen wordt ontworpen vanuit de werkelijke behoefte van de gebruikers van
de ruimte, in de breedste zin. Het functioneren en welbevinden van deze gebruikers (mensen, maar ook
planten en dieren) is het uitgangspunt. Niet de regelgeving, het onderhoud of de bestaande situatie.
Als mensen een ruimte gebruiken, dan is dat vaak in een heel verschillende hoedanigheid. Soms zijn ze
bewoner, voetganger, incidenteel gebruiker, automobilist of recreant. Al deze gebruikers hebben een
verschillende behoefte. De belangen lijken vaak tegenstrijdig. De kunst is om een goed gewogen en
onderbouwde set met uitgangspunten te definiëren en die te faciliteren.
Wat zijn volgens u de belangrijkste aspecten waarmee rekening gehouden dient te worden bij
omgevingsgericht ontwerpen?
De belangrijkste aspecten zijn:
• bewustzijn en inleving
• uitgebreide inventarisatie van behoefte en het vastleggen en vaststellen daarvan
• nauwkeurig (onderbouwd) afstemmen van behoeften en randvoorwaarden
• interdisciplinair benaderen van de geïnventariseerde en gewogen wensen en eisen
• nauwkeurige bewaking van proces en uitvoering met herhaaldelijke toetsing aan de uitgangspunten
Interview
Wat zou volgens u de relatie moeten zijn tussen omgevingsgericht ontwerpen en richtlijnen (zoals de
NPR)?
Richtlijnen zijn een platte en veel te eenvoudige weergave van een op andere gronden vastgestelde
behoefte. Door de werkelijke behoefte te inventariseren en deze te faciliteren, zal in veel gevallen aan al
de richtlijnen worden voldaan. Waar dit niet het geval is, is er meteen een duidelijke en onderbouwde
reden om van deze richtlijnen af te wijken.
De richtlijnen forceren zo een extra toets, zodat de belangrijke zaken die de richtlijnen proberen te
waarborgen nog eens extra duidelijk benoemd moeten worden. Ze dienen als verzekering dat de hierbij
behorende waarden niet worden genegeerd in de uitgangspunten.
Waar zit volgens u ‘the bottleneck’ bij omgevingsgericht ontwerpen? Bij (voldoende/onvoldoende)
kennis of bij het proces (bijv. integraal werken)?
• De bovengenoemde werkwijze is veel arbeidsintensiever en dus ook kostbaarder dan het maken van
een ‘gewoon’ lichtplan.
• Het interdisciplinaire aspect om tot het plan te komen, maar ook om tot een goede uitwerking en
realisatie te komen, is nog ongebruikelijk en verloopt daardoor niet altijd even vloeiend of snel.
• Om een goede inventarisatie te kunnen doen, is raadplegen van stakeholders van belang. Een vorm van
inspraak is onvermijdelijk en wordt vaak gevreesd.
• Er zit niet een duidelijk verdienmodel voor leveranciers in omgevingsgericht ontwerpen. Zij hebben
nog een behoorlijke invloed bij realisatie van plannen.
Belangrijkste obstakels lijken dus; budget, (doorloop)tijd, onervarenheid en commercie.
Grote voordelen (naast de kwaliteit van de eindoplossing) zijn betrokkenheid en draagvlak.
Hoe ziet u de toekomst van omgevingsgericht ontwerpen?
Het proces naar werkelijk omgevingsgericht ontwerpen zal met vallen en opstaan gepaard gaan. Met
name de niet geijkte disciplines die nodig zijn om alle aspecten op een evenwichtige manier aan
bod te laten komen, hebben tijd nodig om ervaring en kennis (gericht op licht) op te doen. In veel
opleidingstrajecten van deze disciplines (psychonomie, landschapsarchitectuur, stedenbouw, enz.) wordt
nog te weinig aandacht besteed aan licht.
Het zal jaren kosten voor omgevingsgericht ontwerpen echt zichtbaar wordt in de omgeving. Het tonen
van resultaten, geheel of gedeeltelijk geslaagd, zal hieraan bijdragen. Goed licht spreekt voor zich.
De positieve gevolgen ervan (veiligheidsbeleving, natuurbehoud en -ervaring, aantrekkelijkheid van
omgeving) zullen de verandering gaan versnellen.
109
¨
‘In veel opleidingstrajecten (psychonomie,
landschapsarchitectuur, stedenbouw, enz.) wordt
nog te weinig aandacht besteed aan licht.’
¨
B9. Storingen, klachten, calamiteiten
110
belangrijkste verbeterpunt
bij uitvoering onderhoud
registreert zelf
storingen en schades
communicatie
49%
59%in kabelnet
meeste storingen
kwaliteit
19%
22%
belangrijkste verbeterpunt
bij uitvoering beheer
sneller oplossen storing/schade
belangrijkste verbeterpunt
in armatuur of lichtbron
meeste storingen
111
Toelichting vraag 47Ruim de helft, namelijk 59% van de respondenten, geeft aan dat het merendeel van de storingen ontstaat in het armatuur of de lichtbron. Bij 22% van de respondenten ontstaan de meeste storingen in het kabelnet, bij 6% in de aansturing/schakeling van de OVL.
___________________________________________________________________________ Vergelijking
2018 2017 2016
In armatuur of lichtbron 59% 61% 66% In kabelnet 22% 18% 20% In aansturing/schakeling 6% 9% 3% Anders 5% 5% 8% Weet ik niet 8% 7% 3%
112
Toelichting vraag 48 Bij deze vraag mochten de respondenten slechts één antwoord aanvinken. Dit jaar is er een antwoordoptie toegevoegd, namelijk ‘De communicatie met de onderhoudspartij verdient verbetering.’ In het schema hieronder staan de scores van dit jaar en van vorige jaren. Daarbij is de score van 2018 (aflopend) als volgorde gekozen.
Het is opvallend dat veel verbeterpunten dit jaar ongeveer even hoog scoren. Het hoogst scoort ‘Het duurt te lang voordat storingen/schades worden opgelost, dit moet sneller’ met 19%. Het punt dat voorgaande jaren het hoogst scoorde, ‘De communicatie met de netbeheerder verdient verbetering’, staat dit jaar op een gedeelde tweede plaats.
___________________________________________________________________________ Vergelijking
2018 2017 2016
Het duurt te lang voordat storingen/schades worden opgelost, dit moet sneller 19% 15% 18% De communicatie met de netbeheerder verdient verbetering 12% 23% 28% Het aantal storingen en/of schades is te hoog, dit moet teruggedrongen worden 12% 16% 8% Beheersysteem is niet optimaal, dit moet beter 12% 9% 8% Er zijn geen verbeterpunten, het gaat prima 11% - - De kwaliteit van de onderhoudspartij verdient verbetering 10% - - De communicatie met de onderhoudspartij verdient verbetering 7% 5% - Anders 7% 19% 10% De communicatie met de inwoners/burgers verdient verbetering 5% 10% 8% Weet ik niet 6% 3% 20%
113
Toelichting vraag 49 Ook bij deze vraag mochten de respondenten slechts één antwoord aanvinken. Als het gaat om onderhoud, dan wordt communicatie als belangrijkste verbeterpunt genoemd (30%). Ook kwaliteit (25%) en snelheid (24%) scoren hoog als verbeterpunt. Bij beheer scoort de kwaliteit het hoogst als verbeterpunt (22%), gevolgd door communicatie (18%) en meerwaarde (11%).
Opmerkingen van respondenten
• ‘Ook snelheid en communicatie zijn voor verbetering vatbaar, maar op dit moment is dekwaliteit bij oplevering van projecten niet goed. Ofwel de uitvoering van projectenverloopt niet zoals ze moeten.’
• ‘Kwaliteit, maar eigenlijk ook snelheid en communicatie. De prijzen zijn te laag, wat ookniet positief werkt op de kwaliteit van het werk.’
• ‘We werken nog niet zo lang samen met onze huidige onderhoudspartij, maar op basisvan het vorige contract is kwaliteit het belangrijkste punt (communicatie en snelheidmaken daar ook onderdeel van uit).’
___________________________________________________________________________Deze vraag is nieuw in de enquête, een vergelijking met vorig jaar is dus niet mogelijk.
114
Toelichting vraag 50 49% van de respondenten geeft aan dat de organisatie zelf de storingen en schades registreert. 37% heeft dit uitbesteed en 13% heeft het anders georganiseerd.
Opmerkingen van respondenten
• ‘Registratie in eigen beheer. Lampvervanging vindt plaats in eigen beheer. Schadesworden uitbesteed.’
• ‘Wij registreren zelf de storingen in een extern beheersysteem.’
• ‘Alle meldingen over de openbare ruimte worden door het KCC van de gemeentegeregistreerd. Storingen/schades aan OVL worden na registratie in het algemenemeldingensysteem doorgestuurd aan de aannemer, die dit vervolgens in het OVL-portaalregistreert.’
• ‘De meldingen komen bij de organisatie binnen en worden doorgezet naar de aannemer.Deze registreert en rapporteert.’
• ‘Voor het regulier onderhoud zijn we als gemeente aangesloten binnen een (regionale)gemeenschappelijke regeling.’
___________________________________________________________________________ Vergelijking
2018 2017 2016
Wij doen dit zelf 49% 57% 44% Uitbesteed 37% 39% 40% Anders 13% 4% 15% Weet ik niet 1% 0% 1%
¨
Martin Vergeer Ziut
115
Martin is productmanager Openbare Verlichting bij Ziut/Spie. Daarnaast is hij
lid van het kernteam Outdoor van de NSVV, lid van het Netwerk Kennis van
OVLNL en docent ABC-verlichtingscursus.
‘Vaak wordt omgevingsgericht
ontwerpen gezien als argument
om de richtlijnen niet meer te hoeven volgen.
Dit is een volstrekt onjuiste benadering.’
Wat is, naar uw idee, de essentie van omgevingsgericht ontwerpen? Wat maakt het anders dan
‘gewoon’ lichtontwerp?
Omgevingsgericht ontwerpen is eigenlijk een onnodige benaming. Het is blijkbaar zo dat een gewoon
ontwerp gelijk staat aan een slecht ontwerp. Bij het maken van een lichtontwerp moet de ontwerper
altijd rekening houden met de omgevingsfactoren, de gebruikers en de sfeer die bij de omgeving en
omstandigheden past. Een ontwerp van een dorpscentrum zal dan ook totaal anders zijn dan dat van
een industrieterrein. In een luxe restaurant plaats je ook geen kantoorverlichting.
Wat zijn volgens u de belangrijkste aspecten waarmee rekening gehouden dient te worden bij
omgevingsgericht ontwerpen?
Ten eerste de gebruikers. Hoe is de samenstelling van de gebruikersgroep? Wat zijn hun activiteiten? We
ontwerpen verlichting tenslotte voor hen. Mensen moeten zich veilig voelen en het moet een prettige
omgeving zijn. Bij verkeerswegen staat uiteraard de verkeersveiligheid voorop, maar bij een woonwijk
of stadcentrum is sociale veiligheid een belangrijker aspect. Energiebesparing is tegenwoordig ook
een belangrijke ontwerpeis. Dit mag echter niet ten koste gaan van de kwaliteit van de verlichting, de
veiligheid en het comfort.
Wat zou volgens u de relatie moeten zijn tussen omgevingsgericht ontwerpen en richtlijnen (zoals de
NPR)?
Vaak wordt omgevingsgericht ontwerpen gezien als argument om de richtlijnen niet meer te hoeven
volgen. Dit is een volstrekt onjuiste benadering. De richtlijnen zijn er juist om de ontwerper te helpen
bij het maken van een goed lichtontwerp. De determinatietabellen van de richtlijn bevatten ook de
Interview
nodige omgevingsfactoren, die helpen het juiste lichtniveau en gelijkmatigheid te bepalen. Maar met het
invullen van deze tabellen ben je er natuurlijk niet. Een ontwerp dat aan de NPR voldoet kan nog steeds
een slecht ontwerp zijn. Een ontwerper kan altijd van de NPR afwijken als daar de juiste argumenten
voor zijn.
Waar zit volgens u ‘the bottleneck’ bij omgevingsgericht ontwerpen? Bij (voldoende/onvoldoende)
kennis of bij het proces (bijv. integraal werken)?
Lichtontwerpen is een vak. Dat is niet zoiets als de NPR bestellen, vervolgens de determinatietabel
invullen en wat lichtpunten rondstrooien. Een lichtontwerp is pas een goed ontwerp als het niet opvalt
en een logisch geheel is met de omgeving. Het lichtontwerp mag niet het sluitstuk van een project
zijn. De nachtsituatie is even belangrijk als de dagsituatie. Ontwerpen worden vaak beoordeeld op de
dagsituatie, echter de veiligheidsbeleving als het donker is kan heel anders zijn. Een slecht lichtontwerp
kan ‘s avonds het dagbeeld volledig tenietdoen. Het is dan ook verstandig om vanaf het begin rekening
te houden met het avond/nachtbeeld en de lichtontwerper al in de opstartfase van het ontwerp te
betrekken.
Hoe ziet u de toekomst van omgevingsgericht ontwerpen?
Omgevingsgericht ontwerpen krijgt steeds meer aandacht. De opdrachtgevers hechten hier in
toenemende mate belang aan. Dit is een goede zaak. Argumenten als energiebesparing en richtlijnen
zijn belangrijk, maar een goed lichtontwerp bestaat uit een goede afweging van alle aspecten.
Omgevingsgericht ontwerpen zal steeds meer de standaard worden.
116
¨
‘Een lichtontwerp is pas een goed ontwerp
als het niet opvalt en een logisch geheel is met
de omgeving.’
¨
B10. Omgevingsgericht ontwerpen
117
lid van OVLNL om
op de hoogte te blijven
eens met stelling over
omgevingsgericht ontwerpen
45%
70%
32%NPR als richtlijn
41%
53%
24%
lid van OVLNL om algemeen
belang OVL te steunen
oneens met stelling over
omgevingsgericht ontwerpen
ROVL2011 als richtlijn
118
Toelichting vraag 51 38% van de respondenten gebruikt de nieuwe NPR. 14% hanteert deze als uitgangspunt (strikte toepassing), 24% gebruikt de NPR als richtlijn (waarbij afwijkingen regelmatig voorkomen). De ROVL2011 wordt door 45% van de respondenten gebruikt. Ook hier kiezen de meesten ervoor om deze als richtlijn te gebruiken en niet als uitgangspunt.
Opmerkingen van respondenten
• ‘Er wordt minimaal volgens de determinering van de NPR verlicht. Veelal wordt een
hogere klasse gekozen.’
• ‘Niveau is 70% t.o.v. de ROVL 2011 is uitgangspunt. Vanaf daar wordt er
situatieafhankelijk ontworpen.’
• ‘Eigen beleid met bewuste afwijking op basis van ROVL.’
• ‘Ervaring speelt een grote rol. Berekeningen worden slechts incidenteel gemaakt.’
___________________________________________________________________________
Vergelijking
2018 2017 2016
NPR 13201 strikt 14% 7% - NPR 13201 als richtlijn 24% 13% - ROVL 2011 strikt 13% 24% 25% ROVL 2011 als richtlijn 32% 40% 59% Eigen beleid 9% 11% 15% Weet ik niet 8% 5% 1%
119
Toelichting vraag 52 De vraag was wat men vindt van de volgende stelling: ‘In een duurzame, veilige en leefbare participatie-maatschappij past het niet om mono-disciplinair en op basis van technische normen de openbare verlichting te ontwerpen en moet vanuit het belang van alle stakeholders en de weggebruiker ontworpen worden.’
Hieronder staan de vijf antwoorden waaruit de respondenten konden kiezen, inclusief het
percentage dat voor het betreffende antwoord koos:
• Eens, als dit niet gebeurt dan zal de OVL-vakspecialist uiteindelijk geheel buiten spel komen te staan (19%)
• Eens, dit gebeurt al steeds meer, we moeten zo snel mogelijk naar een nieuwe standaard voor OVL (26%)
• Oneens, als we de richtlijnen teveel los laten dan heeft dat gevolgen voor de aansprakelijkheid van de
wegbeheerder (30%)
• Oneens, we moeten ons conformeren aan de Europese regelgeving die door deskundigen tot stand is
gekomen (11%)
• Weet ik niet/geen mening (15%)
Uit de antwoorden blijkt dat de respondenten erg verdeeld zijn. 45% is het eens met de stelling, 41% is het er niet mee eens.
___________________________________________________________________________Deze vraag is nieuw in de enquête, een vergelijking met vorig jaar is dus niet mogelijk
120
Toelichting vraag 53 Hieronder staan de volledige antwoordopties uit de vraag:
• Op de hoogte blijven van actuele ontwikkelingen in het werkveld
• Het steunen van het algemeen belang van openbare verlichting
• Deel uitmaken van een netwerk, waarin je o.a. vragen kunt stellen
• De informatie via nieuwsbrieven en website
• De kenniscafés zijn dan gratis
• Mijn organisatie is geen lid
• Weet ik niet/geen mening
Men kon meerdere antwoorden aanvinken. Het op de hoogte blijven van de actuele ontwikkelingen in het werkveld scoort het hoogst, gevolgd door het steunen van het algemeen belang van openbare verlichting en het deel uitmaken van een netwerk.
___________________________________________________________________________Deze vraag is nieuw in de enquête, een vergelijking met vorig jaar is dus niet mogelijk.
121
Toelichting vraag 54 39% van de respondenten heeft de enquête vorig jaar ook ingevuld. 37% vult hem dit jaar voor het eerst in. 24% van de respondenten weet het niet.
___________________________________________________________________________ Vergelijking
2018 2017
Ja 39% 32% Nee 37% 40% Weet ik niet 24% 28%
¨
Michel Joosse Gemeente Middelburg
122
Michel is senior projectleider civiele techniek en coördinator van het cluster
beheer leefomgeving in de Gemeente Middelburg. Daarnaast is hij secretaris
van Samenwerking openbare verlichting Zeeland.
‘Iedereen ervaart licht op een andere
manier en die ervaring verandert
ook nog eens met de tijd.’
Wat is, naar uw idee, de essentie van omgevingsgericht ontwerpen? Wat maakt het anders dan
‘gewoon’ lichtontwerp?
Eigenlijk zou je verwachten dat er geen groot verschil is, want ook in eerdere methodieken mag
je ervan uitgaan dat een lichtontwerp op de omgeving is afgestemd. In de term omgevingsgericht
ontwerpen wordt dit uitgangspunt expliciet, waardoor er meer bewustwording wordt gecreëerd bij de
verantwoordelijke beheerders en ontwerpers.
Wat zijn volgens u de belangrijkste aspecten waarmee rekening gehouden dient te worden bij
omgevingsgericht ontwerpen?
De belangrijkste aspecten zijn wat mij betreft: verkeersveiligheid, sociale veiligheid, leefbaarheid,
beperking energieverbruik en flora/fauna.
Wat zou volgens u de relatie moeten zijn tussen omgevingsgericht ontwerpen en richtlijnen (zoals de
NPR)?
De kunst gaat worden om beide inzichten op elkaar af te stemmen en te integreren. De kwaliteit van de
verlichting verhogen (dus niet het lichtniveau) en daarbij een lager energieverbruik realiseren. Ook zal
het praktisch en pragmatisch toepasbaar en betaalbaar moeten blijven.
Waar zit volgens u ‘the bottleneck’ bij omgevingsgericht ontwerpen? Bij (voldoende/onvoldoende)
kennis of bij het proces (bijv. integraal werken)?
Uiteindelijk gaat het niet om de omgeving, maar om de gebruikers van die omgeving. De bottleneck
zit enerzijds bij de lichtvraag van de gebruikers. Iedereen ervaart licht op een andere manier en die
Interview
ervaring verandert ook nog eens met de tijd. Ik verwacht dat het uiteindelijk leidt tot meer licht, en
dat de methode meer kennis vraagt van de beheerders. In de methodiek zit namelijk een ingebakken
professionalisering, die meer kennis vraagt en neigt naar ‘optimalisatie tot op de vierkante cm’. De kunst
wordt om bij de basisvraag te blijven: wat is een gewenst lichtniveau en hoe kunnen we de hoeveelheid
licht en het energieverbruik beperken?
Daarnaast verwacht ik dat er meer betrokkenheid en input zal komen van gebruikers van het licht.
Tijdens die gesprekken zal de beheerder de kennis over de omgeving en het gewenste lichtontwerp
ontvangen en tegelijkertijd sturen op een ontwerp dat voor de verschillende gebruikers acceptabel is.
Dat vraagt nogal wat en maakt het niet eenvoudiger. Als laatste vraag ik me af of de lichttechnische
ontwerpen in de uitvoering straks ook kunnen worden gerealiseerd. De afstelling tijdens de montage
wordt steeds nauwgezetter en het beheer complexer.
Hoe ziet u de toekomst van omgevingsgericht ontwerpen?
Het is een fase die uiteindelijk leidt tot nieuwe inzichten, kennis en lichttechnieken. Er zullen na
omgevingsgericht ontwerpen weer andere nieuwe inzichten ontstaan en optimalisaties plaatsvinden.
Voor de een zal het leiden tot bewustwording en kwalitatief beter afgestemde verlichting. Voor de ander
zal het leiden tot het inzicht dat we niet alles hoeven na te streven wat technisch mogelijk is.
123
¨
‘Er zullen na omgevingsgericht ontwerpen
weer andere nieuwe inzichten ontstaan en
optimalisaties plaatsvinden.’
124
Bijlage – enquête marktpartijen
In deze bijlage vindt u de twintig vragen die gesteld zijn aan de respondenten van de
marktpartijen, inclusief de bijbehorende antwoordgrafieken, aantallen en percentages.
Deze bijlage is automatisch gegenereerd door Survey Monkey en is daarom anders van opzet
dan deel B van dit rapport.
Inhoudsopgave
WIE HEBBEN DE ENQUÊTE VOOR OVERHEDEN INGEVULD - 1/20
Vraag 1: Wat is de naam van uw organisatie? Vraag 2: Wat voor soort organisatie/bedrijf is dit? Vraag 3: Hoeveel mensen houden zich binnen uw organisatie bezig met OVL?
MAATSCHAPPELIJKE THEMA’S - 4/20Vraag 4: Wat zijn op dit moment de belangrijkste thema’s in het werkveld OVL? Vraag 5: Met welke thema’s houdt uw organisatie zich bezig in relatie tot OVL? Vraag 6: Op welke manier(en) is uw organisatie bezig met circulariteit OVL?
LED EN ANDERE TECHNISCHE ONTWIKKELINGEN - 7/20Vraag 7: Wat zijn volgens u de drie belangrijkste technische ontwikkelingen voor OVL? Vraag 8: Wat zijn volgens u de drie belangrijkste technische ontwikkelingen voor OVL over 2 tot 5 jaar? Vraag 9: Wat is de belangrijkste belemmering voor overheden bij de overstap naar led?
SMART LIGHTING/SMART CITY - 10/20Vraag 10: Smart City/Smart Lighting: grote kans of overschat? Vraag 11: Waar liggen uw zorgen voor wat betreft Smart Lighting? Vraag 12: Smart City/Smart Lighting: wat wordt moeilijk om te regelen?
INNOVATIE - 13/20Vraag 13: Hoe groot is het budget voor innovatie bij uw organisatie t.o.v. 2017? Vraag 14: Wie neemt/nemen het voortouw bij innovaties? Vraag 15: Innovaties testen: welke stelling kiest u? Vraag 16: Wat vindt u van budget dat overheden uittrekken voor innovatie? Vraag 17: Wat zijn volgens u de belangrijkste belemmeringen voor innovatie?
OVERIGE VRAGEN - 18/20Vraag 18: De relatie tussen overheden en marktpartijen: welke stelling kiest u? Vraag 19: Wat is voor u/uw organisatie een belangrijke reden om lid te zijn van OVLNL/IGOV?Vraag 20: Heeft u de enquête voor de OVL-monitor vorig jaar ook ingevuld?
Q1 Wat is de naam van uw organisatie? (De rapportage is anoniem. Bijde analyse van de gegevens heeft het echter meerwaarde om te weten
van welke organisatie de reactie komt, o.a. om te weten hoeveel mensenvan één bedrijf gereageerd hebben.)
Answered: 37 Skipped: 9
1 / 20
OVL-Monitor vragenlijst marktpartijen 2018 SurveyMonkey
35% 16
35% 16
22% 10
15% 7
13% 6
13% 6
7% 3
7% 3
7% 3
2% 1
Q2 Wat voor soort organisatie/bedrijf is dit?Answered: 46 Skipped: 0
Totale aantal respondenten: 46
Adviesbureau
Fabr./leveranc.armaturen
Installatie-bedrijf
Fabr./leveranc.masten
Bureau voorlichtontwerp
Fabr./leveranc.telemanagement
Handels-maatschappij
Fabr./leveranc.kabels, kasten
Anders
Kennisinstituut
0 2 4 6 8 10 12 14 16 18 20
16
16
16
16
16
16
16
16
16
16
16
16
16
16
10
10
10
10
10
10
10
7
7
7
7
7
7
7
6
6
6
6
6
6
6
6
6
6
6
6
6
6
3
3
3
3
3
3
3
3
3
3
3
3
3
3
3
3
3
3
3
3
3
1
1
1
1
1
1
1
ANTWOORDKEUZEN REACTIES
Adviesbureau
Fabr./leveranc. armaturen
Installatie- bedrijf
Fabr./leveranc. masten
Bureau voor lichtontwerp
Fabr./leveranc. telemanagement
Handels- maatschappij
Fabr./leveranc. kabels, kasten
Anders
Kennisinstituut
2 / 20
OVL-Monitor vragenlijst marktpartijen 2018 SurveyMonkey
37% 17
22% 10
13% 6
0% 0
28% 13
Q3 Hoeveel mensen houden zich binnen uw organisatie bezig met OVL?Answered: 46 Skipped: 0
TOTAAL 46
1 tot 5 personen
1 tot 5 personen
1 tot 5 personen
1 tot 5 personen
1 tot 5 personen
1 tot 5 personen
1 tot 5 personen
6 tot 15 personen
6 tot 15 personen
6 tot 15 personen
6 tot 15 personen
6 tot 15 personen
6 tot 15 personen
6 tot 15 personen
16 tot 30 personen
16 tot 30 personen
16 tot 30 personen
16 tot 30 personen
16 tot 30 personen
16 tot 30 personen
16 tot 30 personen
meer dan 60
meer dan 60
meer dan 60
meer dan 60
meer dan 60
meer dan 60
meer dan 60personen
personen
personen
personen
personen
personen
personen
ANTWOORDKEUZEN REACTIES
1 tot 5 personen
6 tot 15 personen
16 tot 30 personen
31 tot 60 personen
meer dan 60 personen
3 / 20
OVL-Monitor vragenlijst marktpartijen 2018 SurveyMonkey
Q4 Wat zijn op dit moment de belangrijkste thema’s in het werkveld OVL?Answered: 46 Skipped: 0
37%16
19%8
5%2
16%7
5%2
2%1
7%3
9%4
43
13%5
18%7
18%7
20%8
10%4
8%3
10%4
5%2
40
8%3
15%6
18%7
13%5
23%9
13%5
8%3
3%1
39
8%3
11%4
8%3
13%5
16%6
18%7
18%7
8%3
38
2%1
10%4
12%5
15%6
15%6
17%7
10%4
20%8
41
7%3
2%1
10%4
2%1
14%6
12%5
31%13
21%9
42
14%6
10%4
17%7
2%1
17%7
24%10
7%3
10%4
42
7%3
22%10
16%7
22%10
7%3
9%4
11%5
7%3
45
1 2 3 4 5 6 7 8
EnergiebesparenCO2-reductie
Circulariteit
Lichthinderlichtvervuiling
Burger-participatie
Social Return
Stadsmarketing
Belevingvan licht
Smart citysmart lighting
0% 10% 20% 30% 40% 50% 60% 70% 80% 90% 100%
1 2 3 4 5 6 7 8 TOTAAL
Energiebesparen CO2-reductie
Circulariteit
Lichthinder lichtvervuiling
Burger- participatie
Social Return
Stadsmarketing
Beleving van licht
Smart city smart lighting
4 / 20
OVL-Monitor vragenlijst marktpartijen 2018 SurveyMonkey
93% 43
78% 36
76% 35
67% 31
63% 29
54% 25
33% 15
17% 8
Q5 Met welke thema's houdt uw organisatie zich bezig in relatie tot OVL?(Meerdere antwoorden mogelijk)
Answered: 46 Skipped: 0
Totale aantal respondenten: 46
EnergiebesparenCO2-reductie
Lichthinderlichtvervuiling
Smart citysmart lighting
Circulariteit
Belevingvan licht
Social Return
Burger-participatie
Stadsmarketing
0% 10% 20% 30% 40% 50% 60% 70% 80% 90% 100%
93%
93%
93%
93%
93%
93%
93%
78%
78%
78%
78%
78%
78%
78%
76%
76%
76%
76%
76%
76%
76%
67%
67%
67%
67%
67%
67%
67%
63%
63%
63%
63%
63%
63%
63%
54%
54%
54%
54%
54%
54%
54%
33%
33%
33%
33%
33%
33%
33%
17%
17%
17%
17%
17%
17%
17%
ANTWOORDKEUZEN REACTIES
Energiebesparen CO2-reductie
Lichthinder lichtvervuiling
Smart city smart lighting
Circulariteit
Beleving van licht
Social Return
Burger- participatie
Stadsmarketing
5 / 20
OVL-Monitor vragenlijst marktpartijen 2018 SurveyMonkey
48% 22
28% 13
28% 13
22% 10
20% 9
13% 6
4% 2
2% 1
Q6 Op welke manier(en) is uw organisatie bezig met circulariteit OVL?Answered: 46 Skipped: 0
Totale aantal respondenten: 46
Samenwerking(keten)partijen
In adviezen,lukt goed
In adviezen,nog lastig
Producten zijnal circulair
Bezig metcirculair maken
Denken na overinvulling
Niet mee bezig
Weet niet/geen mening
0% 10% 20% 30% 40% 50% 60% 70% 80% 90% 100%
48%
48%
48%
48%
48%
48%
48%
28%
28%
28%
28%
28%
28%
28%
28%
28%
28%
28%
28%
28%
28%
22%
22%
22%
22%
22%
22%
22%
20%
20%
20%
20%
20%
20%
20%
13%
13%
13%
13%
13%
13%
13%
4%
4%
4%
4%
4%
4%
4%
2%
2%
2%
2%
2%
2%
2%
ANTWOORDKEUZEN REACTIES
Samenwerking (keten)partijen
In adviezen, lukt goed
In adviezen, nog lastig
Producten zijn al circulair
Bezig met circulair maken
Denken na over invulling
Niet mee bezig
Weet niet/ geen mening
6 / 20
OVL-Monitor vragenlijst marktpartijen 2018 SurveyMonkey
65% 30
61% 28
52% 24
50% 23
30% 14
13% 6
7% 3
4% 2
4% 2
2% 1
Q7 De drie belangrijkste technische ontwikkelingen voor OVLAnswered: 46 Skipped: 0
Totale aantal respondenten: 46
Smart citysmart lighting
Tele-management
Led
Schakelendimmen
DC/gelijkstroom
Elektrischeveiligheid
Eigen net
Weet ik niet
Anders
Botsvriendelijkmasten
0% 10% 20% 30% 40% 50% 60% 70% 80% 90% 100%
65%
65%
65%
65%
65%
65%
65%
61%
61%
61%
61%
61%
61%
61%
52%
52%
52%
52%
52%
52%
52%
50%
50%
50%
50%
50%
50%
50%
30%
30%
30%
30%
30%
30%
30%
13%
13%
13%
13%
13%
13%
13%
7%
7%
7%
7%
7%
7%
7%
4%
4%
4%
4%
4%
4%
4%
4%
4%
4%
4%
4%
4%
4%
2%
2%
2%
2%
2%
2%
2%
ANTWOORDKEUZEN REACTIES
Smart city smart lighting
Tele-management
Led
Schakelen dimmen
DC/gelijkstroom
Elektrische veiligheid
Eigen net
Weet ik niet
Anders
Botsvriendelijk masten
7 / 20
OVL-Monitor vragenlijst marktpartijen 2018 SurveyMonkey
85% 39
57% 26
41% 19
26% 12
26% 12
24% 11
17% 8
9% 4
2% 1
0% 0
Q8 De drie belangrijkste technische ontwikkelingen over 2 tot 5 jaarAnswered: 46 Skipped: 0
Totale aantal respondenten: 46
Smart citysmart lighting
Tele-management
DC/gelijkstroom
Led
Eigen net
Schakelendimmen
Elektrischeveiligheid
Anders
Weet ik niet
Botsvriendelijkmasten
0% 10% 20% 30% 40% 50% 60% 70% 80% 90% 100%
85%
85%
85%
85%
85%
85%
85%
57%
57%
57%
57%
57%
57%
57%
41%
41%
41%
41%
41%
41%
41%
26%
26%
26%
26%
26%
26%
26%
26%
26%
26%
26%
26%
26%
26%
24%
24%
24%
24%
24%
24%
24%
17%
17%
17%
17%
17%
17%
17%
9%
9%
9%
9%
9%
9%
9%
2%
2%
2%
2%
2%
2%
2%
ANTWOORDKEUZEN REACTIES
Smart city smart lighting
Tele-management
DC/gelijkstroom
Led
Eigen net
Schakelen dimmen
Elektrische veiligheid
Anders
Weet ik niet
Botsvriendelijk masten
8 / 20
OVL-Monitor vragenlijst marktpartijen 2018 SurveyMonkey
43% 20
22% 10
0% 0
0% 0
30% 14
2% 1
2% 1
Q9 Wat is naar uw idee de belangrijkste belemmering voor overheden bijde overstap naar led?
Answered: 46 Skipped: 0
TOTAAL 46
Geen belemmering
Geen belemmering
Geen belemmering
Geen belemmering
Geen belemmering
Geen belemmering
Geen belemmering
Kosten
Kosten
Kosten
Kosten
Kosten
Kosten
Kosten
Kennis
Kennis
Kennis
Kennis
Kennis
Kennis
Kennis
Weet ik niet
Weet ik niet
Weet ik niet
Weet ik niet
Weet ik niet
Weet ik niet
Weet ik niet
Anders
Anders
Anders
Anders
Anders
Anders
Anders
ANTWOORDKEUZEN REACTIES
Geen belemmering
Kosten
Betrouwbaarheid van led
Lichtkwaliteit
Kennis
Weet ik niet
Anders
9 / 20
OVL-Monitor vragenlijst marktpartijen 2018 SurveyMonkey
74% 34
24% 11
2% 1
Q10 Smart city/smart lighting: grote kans of overschatAnswered: 46 Skipped: 0
TOTAAL 46
Grote kans
Grote kans
Grote kans
Grote kans
Grote kans
Grote kans
Grote kans
Overschat
Overschat
Overschat
Overschat
Overschat
Overschat
Overschat
Geen mening
Geen mening
Geen mening
Geen mening
Geen mening
Geen mening
Geen mening
ANTWOORDKEUZEN REACTIES
Grote kans
Overschat
Geen mening
10 / 20
OVL-Monitor vragenlijst marktpartijen 2018 SurveyMonkey
43% 20
39% 18
17% 8
Q11 Waar liggen uw zorgen voor wat betreft smart lighting?Answered: 46 Skipped: 0
TOTAAL 46
Techniek
Techniek
Techniek
Techniek
Techniek
Techniek
Techniek
Ethiek
Ethiek
Ethiek
Ethiek
Ethiek
Ethiek
Ethiek
Geen mening
Geen mening
Geen mening
Geen mening
Geen mening
Geen mening
Geen mening
ANTWOORDKEUZEN REACTIES
Techniek
Ethiek
Geen mening
11 / 20
OVL-Monitor vragenlijst marktpartijen 2018 SurveyMonkey
59% 27
54% 25
46% 21
28% 13
24% 11
15% 7
9% 4
7% 3
Q12 Smart city/smart lighting: wat wordt moeilijk om te regelen?(Meerdere antwoorden mogelijk)
Answered: 46 Skipped: 0
Totale aantal respondenten: 46
Regelenverantwoord.h.
Permanentevoeding
Standaardisatieaansturing
Budgetten vooronderhoud
Toepassingenbedenken
Beheersystemenaanpassen
Anders
Weet ikniet/geen...
0% 10% 20% 30% 40% 50% 60% 70% 80% 90% 100%
59%
59%
59%
59%
59%
59%
59%
54%
54%
54%
54%
54%
54%
54%
46%
46%
46%
46%
46%
46%
46%
28%
28%
28%
28%
28%
28%
28%
24%
24%
24%
24%
24%
24%
24%
15%
15%
15%
15%
15%
15%
15%
9%
9%
9%
9%
9%
9%
9%
7%
7%
7%
7%
7%
7%
7%
ANTWOORDKEUZEN REACTIES
Regelen verantwoord.h.
Permanente voeding
Standaardisatie aansturing
Budgetten voor onderhoud
Toepassingen bedenken
Beheersystemen aanpassen
Anders
Weet ik niet/geen mening
12 / 20
OVL-Monitor vragenlijst marktpartijen 2018 SurveyMonkey
43% 20
24% 11
0% 0
20% 9
13% 6
Q13 Hoe groot is het budget voor innovatie bij uw organisatie t.o.v. 2017?Answered: 46 Skipped: 0
TOTAAL 46
In 2018 meer
In 2018 meer
In 2018 meer
In 2018 meer
In 2018 meer
In 2018 meer
In 2018 meerbudget dan in 2017
budget dan in 2017
budget dan in 2017
budget dan in 2017
budget dan in 2017
budget dan in 2017
budget dan in 2017
In 2018 hetzelfde
In 2018 hetzelfde
In 2018 hetzelfde
In 2018 hetzelfde
In 2018 hetzelfde
In 2018 hetzelfde
In 2018 hetzelfdebudget als in 2017
budget als in 2017
budget als in 2017
budget als in 2017
budget als in 2017
budget als in 2017
budget als in 2017
Er is geen
Er is geen
Er is geen
Er is geen
Er is geen
Er is geen
Er is geeninnovatiebudget
innovatiebudget
innovatiebudget
innovatiebudget
innovatiebudget
innovatiebudget
innovatiebudget
Weet ik niet
Weet ik niet
Weet ik niet
Weet ik niet
Weet ik niet
Weet ik niet
Weet ik niet
ANTWOORDKEUZEN REACTIES
In 2018 meer budget dan in 2017
In 2018 hetzelfde budget als in 2017
In 2018 minder budget dan in 2017
Er is geen innovatiebudget
Weet ik niet
13 / 20
OVL-Monitor vragenlijst marktpartijen 2018 SurveyMonkey
37% 17
52% 24
2% 1
9% 4
Q14 Welke stelling beschrijft naar uw mening het beste de huidigesituatie?
Answered: 46 Skipped: 0
TOTAAL 46
Bij innovaties
Bij innovaties
Bij innovaties
Bij innovaties
Bij innovaties
Bij innovaties
Bij innovatiesnemen markt en
nemen markt en
nemen markt en
nemen markt en
nemen markt en
nemen markt en
nemen markt enoverheden samen het
overheden samen het
overheden samen het
overheden samen het
overheden samen het
overheden samen het
overheden samen hetvoortouw
voortouw
voortouw
voortouw
voortouw
voortouw
voortouw
Bij innovaties
Bij innovaties
Bij innovaties
Bij innovaties
Bij innovaties
Bij innovaties
Bij innovatiesneemt de markt het
neemt de markt het
neemt de markt het
neemt de markt het
neemt de markt het
neemt de markt het
neemt de markt hetvoortouw
voortouw
voortouw
voortouw
voortouw
voortouw
voortouw
Bij innovaties
Bij innovaties
Bij innovaties
Bij innovaties
Bij innovaties
Bij innovaties
Bij innovatiesneemt de overheid
neemt de overheid
neemt de overheid
neemt de overheid
neemt de overheid
neemt de overheid
neemt de overheidhet voortouw
het voortouw
het voortouw
het voortouw
het voortouw
het voortouw
het voortouw
Geen mening
Geen mening
Geen mening
Geen mening
Geen mening
Geen mening
Geen mening
ANTWOORDKEUZEN REACTIES
Bij innovaties nemen markt en overheden samen het voortouw
Bij innovaties neemt de markt het voortouw
Bij innovaties neemt de overheid het voortouw
Geen mening
14 / 20
OVL-Monitor vragenlijst marktpartijen 2018 SurveyMonkey
39% 18
48% 22
13% 6
Q15 Welke stelling kunt u zich het beste in vinden?Answered: 46 Skipped: 0
TOTAAL 46
Makkelijk
Makkelijk
Makkelijk
Makkelijk
Makkelijk
Makkelijk
Makkelijkoverheden te vinden
overheden te vinden
overheden te vinden
overheden te vinden
overheden te vinden
overheden te vinden
overheden te vindendie innovaties
die innovaties
die innovaties
die innovaties
die innovaties
die innovaties
die innovatieswillen testen
willen testen
willen testen
willen testen
willen testen
willen testen
willen testen
Weinig overheden
Weinig overheden
Weinig overheden
Weinig overheden
Weinig overheden
Weinig overheden
Weinig overhedendie innovaties
die innovaties
die innovaties
die innovaties
die innovaties
die innovaties
die innovatieswillen testen
willen testen
willen testen
willen testen
willen testen
willen testen
willen testen
Geen mening
Geen mening
Geen mening
Geen mening
Geen mening
Geen mening
Geen mening
ANTWOORDKEUZEN REACTIES
Makkelijk overheden te vinden die innovaties willen testen
Weinig overheden die innovaties willen testen
Geen mening
15 / 20
OVL-Monitor vragenlijst marktpartijen 2018 SurveyMonkey
11% 5
72% 33
17% 8
Q16 Het budget dat overheden uittrekken voor (het uittesten van)innovaties vind ik over het algemeen
Answered: 46 Skipped: 0
TOTAAL 46
(Ruim) voldoende
(Ruim) voldoende
(Ruim) voldoende
(Ruim) voldoende
(Ruim) voldoende
(Ruim) voldoende
(Ruim) voldoende
(Te) gering
(Te) gering
(Te) gering
(Te) gering
(Te) gering
(Te) gering
(Te) gering
Weet ik niet/geen
Weet ik niet/geen
Weet ik niet/geen
Weet ik niet/geen
Weet ik niet/geen
Weet ik niet/geen
Weet ik niet/geenmening
mening
mening
mening
mening
mening
mening
ANTWOORDKEUZEN REACTIES
(Ruim) voldoende
(Te) gering
Weet ik niet/geen mening
16 / 20
OVL-Monitor vragenlijst marktpartijen 2018 SurveyMonkey
59% 27
41% 19
30% 14
28% 13
22% 10
7% 3
2% 1
Q17 Wat zijn volgens u de belangrijkste belemmeringen voor innovatie?Answered: 46 Skipped: 0
Totale aantal respondenten: 46
Gebrek aanambitie/durf
Gebrek aankennis
Gebrek aangeld
Regels inkoopaanbesteding
Gebrek aansamenwerking
Gebrek aantijd
Weet ik niet
0% 10% 20% 30% 40% 50% 60% 70% 80% 90% 100%
59%
59%
59%
59%
59%
59%
59%
41%
41%
41%
41%
41%
41%
41%
30%
30%
30%
30%
30%
30%
30%
28%
28%
28%
28%
28%
28%
28%
22%
22%
22%
22%
22%
22%
22%
7%
7%
7%
7%
7%
7%
7%
2%
2%
2%
2%
2%
2%
2%
ANTWOORDKEUZEN REACTIES
Gebrek aan ambitie/durf
Gebrek aan kennis
Gebrek aan geld
Regels inkoop aanbesteding
Gebrek aan samenwerking
Gebrek aan tijd
Weet ik niet
17 / 20
OVL-Monitor vragenlijst marktpartijen 2018 SurveyMonkey
39% 18
39% 18
13% 6
9% 4
Q18 De relatie tussen overheden en marktpartijen: welke stelling kiest u?Answered: 46 Skipped: 0
TOTAAL 46
Overheden regierol
Overheden regierol
Overheden regierol
Overheden regierol
Overheden regierol
Overheden regierol
Overheden regierol
Meer samenwerking
Meer samenwerking
Meer samenwerking
Meer samenwerking
Meer samenwerking
Meer samenwerking
Meer samenwerking
Verandert niet
Verandert niet
Verandert niet
Verandert niet
Verandert niet
Verandert niet
Verandert nietwezenlijk
wezenlijk
wezenlijk
wezenlijk
wezenlijk
wezenlijk
wezenlijk
Geen mening
Geen mening
Geen mening
Geen mening
Geen mening
Geen mening
Geen mening
ANTWOORDKEUZEN REACTIES
Overheden regierol
Meer samenwerking
Verandert niet wezenlijk
Geen mening
18 / 20
OVL-Monitor vragenlijst marktpartijen 2018 SurveyMonkey
62% 28
58% 26
33% 15
20% 9
7% 3
4% 2
4% 2
0% 0
Q19 Wat is voor u/uw organisatie een belangrijke reden om lid te zijn vanOVLNL?
Answered: 45 Skipped: 1
Totale aantal respondenten: 45
Steunen belangOVL
Op de hoogteblijven
Deel uitmakenvan netwerk
Organisatie isniet lid
Nieuwsbrievenen website
Anders
Geen mening
Kenniscafészijn dan gratis
0% 10% 20% 30% 40% 50% 60% 70% 80% 90% 100%
62%
62%
62%
62%
62%
62%
62%
58%
58%
58%
58%
58%
58%
58%
33%
33%
33%
33%
33%
33%
33%
20%
20%
20%
20%
20%
20%
20%
7%
7%
7%
7%
7%
7%
7%
4%
4%
4%
4%
4%
4%
4%
4%
4%
4%
4%
4%
4%
4%
ANTWOORDKEUZEN REACTIES
Steunen belang OVL
Op de hoogte blijven
Deel uitmaken van netwerk
Organisatie is niet lid
Nieuwsbrieven en website
Anders
Geen mening
Kenniscafés zijn dan gratis
19 / 20
OVL-Monitor vragenlijst marktpartijen 2018 SurveyMonkey
36% 16
53% 24
11% 5
Q20 Heeft u de enquête voor de OVL-monitor vorig jaar ook ingevuld?Answered: 45 Skipped: 1
TOTAAL 45
Ja
Ja
Ja
Ja
Ja
Ja
Ja
Nee
Nee
Nee
Nee
Nee
Nee
Nee
Weet ik niet
Weet ik niet
Weet ik niet
Weet ik niet
Weet ik niet
Weet ik niet
Weet ik niet
ANTWOORDKEUZEN REACTIES
Ja
Nee
Weet ik niet
20 / 20
OVL-Monitor vragenlijst marktpartijen 2018 SurveyMonkey
145
COLOFON De OVL-monitor is een uitgave van: Stichting Openbare Verlichting Nederland (OVLNL)
Website www.ovlnl.nl E-mail [email protected]
Handelsregister Amsterdam 65.13.8961
Opdrachtgever OVLNL/IGOV, maart 2018
Uitvoering Beatrijs Oerlemans & Daaf de Kok Licht en Donker Advies
Klankbordgroep Arthur Klink gemeente Utrecht | OVLNL/IGOV Dyana Loehr Rijkswaterstaat Hans van Bakel Spectrum Advies & Design Jaap Nuesink Dekra Menno van Noort Nobralux Wilco Knip Bureau OVL Lek & Merwede Diverse personen Acquire Publishing
Vormgeving de Bladenkamer | grafisch ontwerpers i.s.m. Licht en Donker Advies
Disclaimer
OVLNL en degenen die aan deze publicatie hebben meegewerkt, hebben de hierin opgenomen gegevens zorgvuldig verzameld. Desondanks is het mogelijk dat de informatie die hier wordt gepubliceerd onvolledig is of fouten kan bevatten. Hoewel OVLNL haar best doet om alle informatie, diensten en producten zo goed en foutloos mogelijk aan te bieden, kan het niet verantwoordelijk gesteld worden voor eventuele fouten of andere consequenties, voortkomend uit het gebruik van deze publicatie en de gegevens. Gebruikers aanvaarden het risico daarvan. OVLNL wijst derhalve, mede ten behoeve van degenen die aan deze publicatie hebben meegewerkt, elke aansprakelijkheid van de hand.
STICHTING OPENBARE VERLICHTING NEDERLAND
BUNDELT KRACHTEN.
‘KENNIS’NETWERK
‘LICHT ENOMGEVING’
NETWERK
‘EVENEMENTEN’NETWERK
MARKTPARTIJENOVERHEDEN
‘MAATSCHAPPIJ’NETWERK
‘SMART LIGHTING’NETWERK
Alle vragen beantwoord
OVLMONITOR VERLICHTING
HANDBOEK OPENBARE
OVL 2030 VISIE
BIBLIOTHEEK
Een organisatie van en voor de openbare verlichting. Die midden in de samenleving staat, gevoel heeft voor ontwikkelingen en veranderingen,
daarop anticipeert en ontwikkelingen initieert. Brengt overheid, ondernemers, onderwijs, onderzoek en omgeving samen.
Meedoen? Schrijf in op www.ovlnl.nl
OVLNL geeft impulsen, denkt mee en deelt.Om de sector openbare verlichting verder te laten ontwikkelen
en in de spotlights te houden.
Hét Openbare Verlichting Kennisplatform van Nederland
OVLNL_A4 ADV_22okt2018.indd 1 22-10-18 11:14