Over lijstjes, pannenkoeken en een geheim plan Lesmap · 2018. 1. 26. · – 2 – Voorwoord Deze...

26
Leen van den Berg Illustraties van Kaatje Vermeire Over lijstjes, pannenkoeken en een geheim plan Lesmap

Transcript of Over lijstjes, pannenkoeken en een geheim plan Lesmap · 2018. 1. 26. · – 2 – Voorwoord Deze...

  • Leen van den BergIllustraties van Kaatje Vermeire

    Over lijstjes, pannenkoeken en een geheim plan

    Lesmap

  • – 2 –

    Voorwoord

    Deze lesmap bij het jeugdboek Over lijstjes, pannenkoe-

    ken, en een geheim plan van Leen van den Berg, kan

    worden gebruikt in de drie laatste jaren van het lager

    onderwijs (bij leerlingen van 9 tot 12 jaar).

    De lesmap is aangepast aan de recentste leerplannen

    en aan de nieuwste visies op werken met literatuur. De

    opdrachten en werkvormen trainen diverse basisvaardig-

    heden zoals lezen, spreken, luisteren, kijken en inleven.

    Daarnaast levert deze lesmap heel wat stof om met het

    boek aan de slag te gaan in de lessen wereldoriëntatie

    (mens en maatschappij, tijd, ruimte,…) en in de lessen

    muzische vorming (beeld, drama, muziek, beweging, me-

    dia). Heel wat opdrachten combineren ook basisvaardig-

    heden en muzische vaardigheden.

    Je kan zelf een keuze maken uit de opdrachten en er cre-

    atief mee omgaan in functie van je eigen doelstelling en

    van de groep waarmee je werkt.

    Ook ouders, pleegouders en zorgverleners die meer spe-

    cifiek met pleegkinderen rond het boek willen werken,

    vinden in deze map hun gading.

    Leen van den Berg

    Thema’s

    ✽ familie✽ zelfbeeld: wie ben ik? wat kan ik?✽ toelaten van gevoelens, ze leren benoemen

    en ermee leren omgaan✽ nood aan geborgenheid✽ schuldgevoel✽ fantasie✽ humor✽ pleegkinderen

  • – 3 –

    Overzicht opdrachten

    01 | Kijken en observeren (voor het lezen)

    1.1 de cover

    1.2 de flaptekst

    02 | Lezen

    2.1 Voorlezen als een acteur

    2.2 Levensweg: het echte begin van het verhaal

    2.3 Opsporing verzocht (personages)

    2.4 Een verhaal met plaatjes

    (waar speelt het verhaal zich af?)

    2.5 De klok tikt (wanneer speelt het verhaal zich af?)

    2.6 De stem van de verteller

    2.7 Speurtocht naar symbolen in het verhaal

    03 | Spreken en luisteren

    3.1 Een eigen mening formuleren in een

    klasgesprek

    3.2 Een scène naspelen

    3.3 Reclame!

    04 | Inleven

    4.1 Ik ben iemand anders (een personage naspelen)

    4.2 Reporter spelen (een interview afnemen)

    4.3 Kruip in je pen (een brief schrijven)

    4.4 Lijstjes, lijstjes en nog eens lijstjes

    05 | Wereldoriëntatie

    5.1 Zoek het eens op (info zoeken en verwerken)

    5.2 Op bezoek: bezoek aan een pleegdienst, bezoek

    van een pleegouder

    06 | Muzische vorming:

    6.1 Een brief schrijven

    6.2 Een gedicht schrijven

    6.3 Een tekening maken

    6.4 Een gezelschapsspel maken

    6.5 Een vervolg schrijven

    6.6 Een scène anders doen aflopen en spelen

    6.7 Pannenkoeken met letters!

    6.8 Top secret!

    07 | Informatie voor de leerkracht

  • – 4 –

    01Kijken en observeren (voor het lezen)

    1.1 De cover (in groep)

    De leerkracht laat de cover zien.

    •Wie? - Wie is de auteur?

    - Wie is de illustrator?

    - Wie is de uitgever?

    •Wat? - De leerkracht laat de kinderen hun verwachtingen uiten rond de cover van het boek: Welke sfeer roepen

    de cover, de titel, de kleuren,… op? Welk soort verhaal verwacht je?

    - Nadat de leerlingen het boek gelezen hebben:

    Kan je nu uitleggen waarom het boek deze titel heeft?

    Beantwoordde het verhaal aan je verwachtingen?

    1.2 De flaptekst

    - De leerkracht leest de flaptekst (of het eerste hoofdstuk) voor en vraagt naar de verwachtingen over het vervolg.

    - Wil je dit boek graag lezen? Waarom? Waarom niet?

  • – 5 –

    02 Lezen

    2.1 Voorlezen als een acteur (expressief voorlezen)

    De leerlingen kiezen zelf een passage uit het boek die ze expressief willen voorlezen, een fragment dat hen

    om één of andere reden aanspreekt.

    De leerkracht geeft enkele aandachtspunten waarmee ze bij de voordracht rekening dienen te houden

    (intonatie, tempo, overbrengen van de juiste stemming, articulatie,…)

    2.2 Levensweg: het echte begin van het verhaal

    - Het verhaal begint op een moment dat Raf al heel wat heeft meegemaakt.

    Kan je de levensweg van Raf tekenen en daarop aangeven waar hij allemaal heeft gewoond voor hij bij

    Ruud en Conny is komen wonen?

    - Kan je ook jouw levensweg tekenen? Waar heb jij allemaal gewoond?

    - Beide levenswegen kunnen worden vergeleken. Wat zijn de verschillen?

    2.3 Opsporing verzocht (de personages)

    - Stap 1: De klas maak samen een lijstje van alle personages in het boek

    - Stap 2: De klas wordt opgedeeld in groepjes. Elk groepje bestudeert één bepaald personage. Ze maken

    er op een groot vel een portret van. De naam van het personage komt niet op het blad. Onder het portret

    schrijven ze, in de stijl van ‘opsporing verzocht’:

    •Hoeziethetpersonageeruit?

    •Watzijnbelangrijkekaraktertrekkenvandatpersonage.

    •Waarishij/zijhetlaatstgezien?

    - Stap 3: Elk groepje stelt zijn portret voor. Samen zoekt de klas over welk personage het gaat. Wie

    verandert het meest doorheen het verhaal (wie is het hoofdpersonage)? Wat is zijn houding bij het begin

    van het verhaal? En op het einde? Wat heeft hij bijgeleerd of niet bijgeleerd?

  • – 6 –

    2.4 Een verhaal met plaatjes (Waar speelt het verhaal zich af?)

    - De klas zoekt samen naar de verschillende plekken waar het verhaal zich afspeelt (de school, de

    woonkamer, keuken, slaapkamer van Raf bij Conny en Ruud, het tekenatelier van Bep,…).

    - Elk groepje kiest één van deze plekken. Ze zoeken naar een stuk uit het verhaal dat zich daar afspeelt

    en tekenen die plek op basis van wat ze erover lezen, aangevuld met hun eigen fantasie.

    - Van de tekeningen wordt een tentoonstelling gemaakt

    2.5 De klok tikt (Wanneer speelt het verhaal zich af?)

    - In welke tijd speelt het verhaal zich af, historisch gezien? De speurneuzen gaan op zoek naar iets in het

    verhaal waardoor je weet dat het zich nu afspeelt (bv. de GPS).

    - In welke tijd van het jaar speelt het verhaal zich af? Ga in het verhaal op zoek naar aanwijzingen daarvan

    (bv. ‘herfstvakantie’, ‘geschoren veldjes’, ‘bladeren die moeten geharkt worden’,…)

    - Hoe lang duurt het verhaal? Hoeveel dagen? Hoe weet je dat? (bv. ‘schoolrapport’, ‘herfstvakantie’,…).

    - Soms gaat de verteller terug in de tijd. Dat noemen we een flashback.

    Duid een stukje aan waarin dat gebeurt.

    2.6 De stem van de verteller

    - Stap 1: Wie vertelt het verhaal? (de ik-verteller (Raf): we lezen het verhaal door zijn ogen)

    - Stap 2: De klas wordt verdeeld in 5 groepjes die respectievelijk op zoek gaan naar:

    - zinnen waarin de ik-verteller boos is.

    - zinnen waarin de ik-verteller bang is.

    - zinnen waarin de ik-verteller verdrietig is.

    - zinnen waarin de ik-verteller grappig is.

    - zinnen waarin de ik-verteller blij of opgelucht is.

    - Stap 3: Om beurten roept elk groepje een zin uit zijn lijstje. De zinnen moeten elkaar snel opvolgen zodat

    de leerlingen merken hoe Raf heen en weer wordt geschud door een mengelmoes van gevoelens.

    - Elk groepje kan ook een tekening maken of een muziekinstrument kiezen dat dit gevoel illustreert. Voor

    er een zin wordt geroepen kan de groep het bordje met de tekening omhoog steken of het gekozen geluid

    laten klinken.

    2.7 Speurtocht naar symbolen in het verhaal

    - De klas gaat samen op zoek naar elementen in het verhaal die vaak terugkomen (bv. het ‘Grote-reis-naar-

    mama-spel’, papa en kindje olifant, pannenkoeken, beer,…)

    - In kleine groepjes maken de leerlingen in klei of plasticine een figuurtje van dit symbool.

    - De figuurtjes kunnen toegevoegd worden aan de tentoonstelling van prenten (zie 2.4).

  • – 7 –

    03Spreken en luisteren

    3.1 Een eigen mening formuleren in een klasgesprek

    - Stap 1: Vooralleer het boek klassikaal wordt besproken, gaan de leerlingen zelf na wat ze van het boek

    vonden. Om hun eigen mening weer te geven, vullen ze onderstaande waardeschalen in. Is het boek

    erg spannend, dan omcirkel je een 4 of 5 naast het woord ‘spanning’. Is het boek volgens jou helemaal

    niet spannend, dan omcirkel je 1 of 2. Bij jongere kinderen kan je ook met symbolen werken die een

    waardering uitdrukken i.p.v. cijfers.

    1. Het is een origineel verhaal. 1 2 3 4 5

    2. Het is een spannend verhaal. 1 2 3 4 5

    3. Het verhaal kan echt gebeurd zijn. 1 2 3 4 5

    4. Het einde was zoals ik verwachtte. 1 2 3 4 5

    5. Het verhaal is moeilijk te volgen. 1 2 3 4 5

    6. Het verhaal boeide me. 1 2 3 4 5

    7. Ik kon me inleven in het verhaal. 1 2 3 4 5

    8. Ik voelde mee met Raf. 1 2 3 4 5

    9. Ik vond het goed geschreven. 1 2 3 4 5

    10. Ik kon me voorstellen wat er gebeurde. 1 2 3 4 5

    11. Het is duidelijk hoe het verhaal afloopt. 1 2 3 4 5

    - Stap 2: De individuele antwoorden van de waardeschalen zijn het vertrekpunt voor een gesprek in groep

    of in subgroepjes. Volgende vragen kunnen het gesprek richten:

    1. Wat vind je origineel aan dit verhaal? De inhoud? De personages?

    (Welke personages wel? Welke minder of niet? Waarom?)

    De manier waarop het geschreven is? De plek waar het zich afspeelt?

    2. Welke waren de meest spannende momenten? Op welk moment had je het gevoel dat je echt wou

    doorlezen?

    3. Wat vind je geloofwaardig? Ken je iemand zoals Raf? Zoals Conny en Ruud? Zoals Sam en Bep?

    Zoals de ouders van Raf? Wat vond je minder of niet geloofwaardig in dit verhaal?

    4. Welk einde had je verwacht? Zou je liever een ander einde hebben gehad?

    5. Waar kon je het verhaal moeilijk volgen? Hoe komt dat, denk je?

    6. Wat boeide je aan dit verhaal? Waarom heb je het graag gelezen?

    Waarom heb je het niet graag gelezen?

    7. Met wie leefde je het meest mee? Waarom? Heb je ooit al gevoeld wat dat personage voelt?

    Meegemaakt wat hij of zij meemaakt?

    8. Wat voor iemand is Raf? Hoe voelt hij zich? Heb jij dat ook al gevoeld?

    Wanneer? In welke omstandigheden?

  • – 8 –

    9. Waarom vond je het goed geschreven? Welke stukjes heb je het liefst gelezen? Waarom vond je het

    niet goed geschreven?

    10. Kon je in je hoofd ‘zien’ wat er gebeurde? ‘Waar’ het gebeurde? Kan je beschrijven hoe het huis van

    Ruud en Conny eruit ziet? En dat van Bep en Sam? De eerste school van Raf? En de tweede? Kan

    je beschrijven hoe de verschillende personages eruit zien? Zoek een stukje uit het verhaal dat voor

    jou heel visueel is, dat je als het ware met je ogen kan zien.

    11. Hoe loopt het af? Hoe denk je dat het leven van Raf verder zal verlopen? Blijft hij bij Sam en Bep?

    Gaat hij terug naar mama? Wanneer?

    12. Wat wil de schrijver volgens jou met dit verhaal zeggen?

    3.2 Een spannende scène naspelen

    - De klas wordt ingedeeld in groepjes van twee of drie.

    - Elk groepje kiest een spannende scène in het boek.

    - Vervolgens spelen ze die scène na voor de klas.

    3.3 Reclame!

    - Maak een reclamespotje van 1 minuut voor het boek. In die ene minuut vertel je in 1 zin waar het verhaal

    over gaat en probeer je het boek aan te prijzen zodat de luisteraar het boek gaat lezen. Er kan gewerkt

    worden met en klankopname of met een Powerpoint-presentatie (media).

  • – 9 –

    04Inleven

    4.1 Ik ben iemand anders (een personage naspelen) (zie 3.2)

    4.2 Een scène herschrijven vanuit een ander standpunt

    De leerlingen herschrijven een stukje uit het boek vanuit het standpunt van een ander personage. Geschikte

    passages zijn bijvoorbeeld p.8: de ruziescène vanuit het standpunt van Conny; p. 43: de scène waarin mama

    op de mat moet blijven staan vanuit het standpunt van mama; p.72: de scène waarin Raf met de boeken gooit

    vanuit het standpunt van Bep. De situatie blijft dezelfde, maar de leerling dient er bij het herschrijven op te

    lettendathijdegedachtenweergeeftvanhetpersonageuitwiensstandpunthij/zijschrijft.

    4.3 Reporter spelen (een interview afnemen)

    De leerlingen maken groepjes van twee. Iemand is de reporter, de ander de geïnterviewde.

    De geïnterviewde leeft zich in in één van de personages uit het verhaal.

    De reporter stelt vragen (vb. Wat vind je van Raf? Waar is hij goed in? Welk probleem heb je met Raf?

    Hoe voel je je daarbij?...)

    4.4 Kruip in je pen (een brief schrijven)

    De leerlingen krijgen de opdracht in de huid van een van de personages te kruipen en een

    brief te schrijven naar een ander personage uit het verhaal.

    Enkele mogelijkheden:

    •NinaschrijfteenantwoordopdebriefdieRafaanheteindschrijft.

    •Rafschrijfteenbriefaanmama.

    •Rafschrijfteenbriefaanpapa.

    •RafschrijfteenbriefaanConnyenRuud.

    •RuudofConnyschrijveneenbriefaanRafnadathijverhuisdisnaarBepenSam.

    •MamaschrijfteenbriefaanRaf.

    •PapaschrijfteenbriefaanRaf.

    •DeleerlingenschrijveneenbriefaanRafwaarinzezeggenwatzeknapvindenvanhem,waarinzehem

    goede raad geven, troosten, moed inspreken,…

  • – 10 –

    4.5 Lijstjes, lijstjes en nog eens lijstjes

    De kinderen maken lijstjes:

    •Eenlijstjevandingenwaarzegoedinzijn.

    •Eenlijstjevandingenwaarzenietgoedinzijn.

    •Eenlijstjevandingendiezezoudenwillenmeenemenalszeineenpleeggezinzoudenmoetengaanwonen.

    •Eenlijstjevandingendiezemoeilijkzoudenvindenalszeineenpleeggezinzoudenwonen,waarzehet

    meest bang van zouden zijn

    (vb. slapen in een kamer die je niet kent, dingen eten die je niet lust,…).

  • – 11 –

    05Wereldoriëntatie

    5.1 Zoek het eens op (info zoeken en verwerken)

    De leerlingen zoeken in de bib en op internet informatie over pleegzorg (www.pleegzorgvlaanderen.be).

    Ze maken een collage met het gevonden materiaal of een powerpoint-presentatie. Eventueel kan men

    opzoeken wat er in vroegere tijden gebeurde met kinderen die thuis niet konden worden opgevangen.

    5.2 Op bezoek: bezoek aan een pleegdienst, bezoek van een pleegouder

    (adressen van pleegdiensten via Pleegzorg Vlaanderen)

  • – 12 –

    06Muzische vorming:

    6.1 Een brief schrijven (zie 4.4)

    6.2 Een gedicht schrijven

    Raf houdt erg van pannenkoeken en van spaghetti.

    De leerlingen brengen iets mee dat ze erg lekker vinden. Ze proeven ervan en bedenken associaties erbij.

    (Als ik dit eet, zie ik…, als ik dit eet, moet ik denken aan…)

    Ze schrijven vervolgens op hoe ze zich voelen als ze dat eten en gaan bij de gevonden woorden vergelijkingen

    bedenken (spinassociatie).

    Op basis van de gevonden woorden en vergelijkingen schrijven ze een stapelgedicht. Het gedicht wordt

    afgesloten met een uitsmijter (1 woord)

    vb. Pannenkoek

    Hemelse pannenkoek

    Hemelse pannenkoek die me doet kwijlen als een hond.

    Slik

    6.3 Een tekening maken

    Raf maakt in het verhaal veel tekeningen.

    Maak een tekening naar keuze:

    •Eentekeningvanwatjijlaterzouwillengaandoen(vgl.Rafstekeningvanderaket).

    •Eentekeningvooriemanddiejeheelergmist(vgl.Rafstekeningvanmama).

    •Eentekeningvanhoejedroomhuiseruitzouzienalsjeergensanderszoumoetengaanwonen.

    6.4 Een gezelschapsspel maken

    Elkkindhaaltuitzijnlijstjevan‘dingendiehij/zijgoedkan’,ietswathij/zijgoedkan(zie4.5)endat

    uitgevoerd kan worden in de klas of buiten op de speelplaats. Hij formuleert dat op een kaartje als een

    opdracht (vb. ‘Ik kan goed buitelen’ wordt ‘Maak een buiteling’; ‘Ik kan goed breuken maken’ wordt

    ‘Schrijf het volgende getal … als een breuk’; ‘Ik kan goed voetballen’ wordt ‘Maak een goal van op …

    meter afstand’, …).

    In de klas of op de speelplaats maakt de klas een ganzenbord met daarop alle opdrachtkaartjes. Je kan

    het spel individueel of in groepjes van twee of drie spelen.

  • – 13 –

    Als de spelers op een opdrachtvakje komen, voeren ze de opdracht uit (bv. een buiteling maken). Wie als

    eerste aan het eindpunt komt, wint.

    Doelvanhetspel:elkkindkomtnaarbuitenmetietswathij/zijgoedkan.Deanderenproberendatuit(als

    ze op een opdrachtvak komen) en krijgen zo meer waardering voor wat een ander kan.

    Tip: het ganzenbord kan later nog gebruikt worden.

    6.5 Een vervolg schrijven

    De leerlingen schrijven een vervolg op het laatste hoofdstuk.

    6.6 Een scène anders doen aflopen en spelen

    •Deleerlingenkiezeneenscèneuithetboek.Zespelendiescènena,maarlatenzeanderseindigen.

    •Een moeilijke: De leerkracht bespreekt de thema’s van het boek met de leerlingen. De leerlingen

    vormen nu groepjes en kiezen één thema uit. Elk groepje gaat nu improviseren rond het opgegeven

    thema en verzint een conflictsituatie die met dat thema te maken heeft. Ze verdelen de rollen en spelen

    de verzonnen scène.

    6.7 Pannenkoeken met letters!

    In het boek schrijven Bep en Sam met chocoladesaus een troetelnaam op elkaars pannenkoek. We gaan

    samen met de kinderen pannenkoeken bakken. Ze verzinnen een troetelnaam voor iemand van de klas. Die

    naam zegt iets over waar die ander goed in is, het liefst een verzonnen woord (vb. turnprinses, danserientje,…).

    Ze schrijven die naam met chocoladesaus op een pannenkoek die ze aan de betrokkene geven.

    6.8 Top secret!

    De leerlingen maken, net als Raf, een map waarin ze hun geheimpjes kunnen bewaren

  • – 14 –

    07Informatie voor de leerkracht

    7.0 Korte inhoud

    Raf en zijn zusje verhuizen van pleeggezin naar pleeggezin. Raf hoopt dat ze uiteindelijk terug bij hun

    moeder mogen gaan wonen. Hij heeft alvast een plan bedacht om dat te bereiken…

    7.1 Intrige

    Raf woont met zijn zusje Saar bij Ruud en Conny. Deze pleegouders zorgen voor hen tot ze weer bij

    mama kunnen gaan wonen. Maar dat duurt Raf veel te lang. Over de reden waarom hij bij pleegouders

    is geplaatst, rept hij met geen woord. Zelfs niet tegen Nina, zijn boezemvriendin, die twee klassen hoger

    zit. Maar Nina weet wel dat hij geplaagd wordt op school en dat hij zijn mama mist. Daarvoor heeft ze

    zelfs geen woorden nodig, zo goed kent ze hem. Raf heeft haar verteld over het geheime plan dat hij heeft

    bedacht om zo snel mogelijk terug naar mama te kunnen: het ‘Grote Reis naar Mama Spel’. Hij speelt het

    spel niet alleen in zijn fantasie maar ook in de werkelijkheid. Je zou het ook ‘Pleegoudertje Pesten’ kunnen

    noemen. Als hij maar lastig genoeg doet bij Ruud en Conny thuis en slechte punten haalt op school, zullen

    ze hem wel aan de deur zetten, ‘als een lastig pakje’. Tot er geen pleegouders meer over zijn en hij terug

    naar mama kan.

    Op een dag vertellen Ruud en Conny hem dat hij de volgende dag met vakantie vertrekt. En dan blijkt

    dat het helemaal geen vakantie is, maar dat Raf naar een ander pleeggezin wordt gebracht. Zijn nieuwe

    pleegouders zijn twee zonderlinge vrouwen: de ene maakt tekeningen voor kinderboeken en de andere

    heeft een kinderboekenwinkel. Deze vrouwen sturen zijn plan in de war. Met hun verhalen en vreemde

    gedrag brengen ze hem niet alleen aan het lachen maar ook aan het huilen. Voor het eerst brokkelt het

    muurtje af waarachter hij zich al jaren verborgen houdt…

    7.2 Verhaalstructuur en sleutelpassages

    Inleiding / expositieRaf heeft een slecht schoolrapport en toont het fier aan zijn boezemvriendin Nina. Met dit rapport zal zijn

    plannetje vast opschieten, denkt hij. Hij klimt met Nina in de toren op het schoolplein en denkt aan zijn

    mama. Nina weet niet wat er vroeger bij Raf thuis is gebeurd, maar ze weet wel dat hij aan zijn mama denkt,

    als hij over de daken van het dorp tuurt. Daar ergens, ver weg, woont Rafs mama in een caravan. (p.5-7)

  • – 15 –

    Verwikkelingen- Als Raf met zijn schoolrapport thuiskomt, krijgt hij de wind van voren van pleegvader Ruud die hij geen

    ‘papa’ Ruud wil noemen. Conny is helemaal overstuur door zijn rebelse gedrag. (Hij heeft net een glas

    fruitsap tegen de muur gekeild.) Als Ruud Raf de les leest, vlucht hij naar zijn zolderkamertje, boos op

    Ruud en boos op alle pleegouders die hij voordien al versleten heeft. Zijn zusje daarentegen lijkt zich veel

    beter te schikken in de situatie. Ze blinkt uit in alles, behalve in eten… (p.8-13)

    - In zijn kamer haalt Raf zijn map met geheime plannen boven, die hij zorgvuldig achter de kast bewaart. In

    die map zitten ook de lijstjes die hij over van alles en nog wat maakt. Zijn lijstje van ‘dingen waar hij goed

    in is’ bracht hem op het idee van zijn geheime plan: het ‘Grote-reis-naar-mama-spel’. Op het speelbord

    passeer je langs de verschillende instellingen en pleeggezinnen waar Raf ooit gewoond heeft. Het einddoel

    is het ‘huis van mama’. Hoe meer je spuugt, roept en stampt, des te sneller geraak je bij je einddoel. Raf

    speelt dat spel in zijn fantasie, maar ook in de werkelijkheid. Hij maakt het leven van zijn pleegouders

    onmogelijk in de hoop zo sneller terug naar mama te mogen.

    Terwijl Raf zijn ‘Grote-reis-naar-mama-spel’ bekijkt, sluipt zusje Saar zijn kamer in. Bijna heeft ze zijn

    geheim ontdekt. (p.14-23)

    - Omwille van de ruzies met Saar deelt Raf niet langer de slaapkamer met zijn zusje. Hij heeft een eigen

    kamertje gekregen op de zolder. Dat Saar ook schuld heeft aan die ruzies weten Ruud en Conny niet, maar

    Raf wil zijn zusje niet verklikken. Hij vindt het best zo, op zijn kamertje. Hier kan hij naar de sterren

    kijken en dromen over later als hij in het circus gaat werken, samen met zijn boezemvriendin Nina. Samen

    met haar en met zijn zusje wil hij dan met een raket naar de sterren vliegen. (p.24-28)

    - Raf moet de volgende dag niet naar school. Hij verheugt zich al op een uitje met Conny, maar dan blijkt dat

    hij naar de psycholoog moet in het ziekenhuis. De testjes die hij er moet afleggen maken hem zenuwachtig

    tot hij uiteindelijk de puzzel die hij moet maken door de spreekkamer van de psycholoog gooit. (p.29-40)

    - Mama komt vandaag op bezoek. Raf en Saar gaan met haar naar de kermis. Per abuis schiet mama bij het

    schietkraam een teddybeer in plaats van een raket, maar Raf pruttelt niet tegen. Hij is bang dat mama

    anders nog een keer gaat schieten en al haar centen opmaakt. En dan kan ze nooit het huisje kopen of

    huren waar ze met z’n allen kunnen gaan wonen. Op weg naar huis pest Saar Raf met de teddybeer.

    ‘Jongens van 10 zijn te groot voor een teddybeer,’ pest ze, ‘maar jij niet want er is iets mis in je hoofd.’ Raf

    houdt z’n woede in en geeft de beer aan Saar. Bij het afscheid van mama, aan de deur van Conny en Ruud,

    ziet Raf de blauwe plekken in mama’s nek. Hij weet dat papa weer hardhandig tekeer is gegaan en wordt

    woest omdat mama zijn papa weer heeft binnengelaten. Maar onmiddellijk heeft hij spijt en geeft mama de

    tekening die hij voor haar heeft gemaakt. (p.40-48)

    WendingRaf speelt met Nina piraat en prinses in de klimtoren in de tuin van Conny en Ruud. Conny roept hem naar

    binnen om pannenkoeken te komen eten. Raf begrijpt er niks van. Hij heeft geen pannenkoeken verdiend

    want hij heeft die ochtend nog kamerarrest gekregen omdat hij de dag voordien Saar van de trap heeft

    geduwd. Eigenlijk is ze gevallen toen hij haar een duwtje gaf. En dat duwtje had ze verdiend, vindt Raf,

    omdat ze in zijn spullen had zitten neuzen. Maar dat heeft hij niet verteld aan Conny en Ruud. ‘Je zusje

    verlink je niet.’ Tijdens de pannenkoekenmaaltijd zijn Ruud en Conny erg gespannen. Ze vertellen hem dat

    hij morgen met vakantie gaat. Saar reageert jaloers. Raf is enthousiast over de reis, maar bedenkt ’s avonds

    dat hij een briefje moet achterlaten voor Nina, want die komt morgen spelen. Hij sluipt uit bed om het briefje

    op te hangen in de klimtoren en botst op z’n zusje, die hem de beer meegeeft op vakantie. Zo is hij niet alleen.

    ‘Je kan het niet helpen dat er iets mis is in je hoofd,’ voegt ze er nog aan toe. Raf begrijpt niet waar ze het over

    heeft, maar houdt opnieuw zijn woede in. (p.49-57)

  • – 16 –

    Nieuwe verwikkelingen- Raf voelt dat er iets niet klopt als hij de volgende dag met Ruud naar zijn vakantieadres rijdt. Als ze

    aankomen bij een huis dat op het huis van de heks uit Hansje en Grietje lijkt, raakt hij in paniek. Bep, de

    vrouw die opendoet, ziet er niet echt als een heks uit en dat stelt hem wat gerust. ‘We hebben hem laten

    testen,’ zegt Ruud bij het afscheid tegen de vrouw, ‘er is iets mis in zijn hoofd’. Nu begrijpt Raf wat zijn

    zusje eerder bedoelde. Ze moet een gesprek tussen Ruud en Conny hebben afgeluisterd.

    Bep reageert verrassend op de woorden van Ruud: ‘Iets mis in zijn hoofd? Dat komt goed uit,’ zegt ze, ‘we

    hebben er hier allemaal een beetje last van’ en ze trekt er een gekke snoet bij. Ruud maakt zich verveeld

    uit de voeten en Raf gaat samen met Bep pannenkoeken bakken want Sam komt straks thuis van het werk.

    Sam blijkt, tot Rafs verrassing, een vrouw te zijn. Ze lijkt al even kierewiet als Bep. Onder het pannenkoeken

    eten vliegt de fles chocoladesaus over de tafel en maken beide vrouwen grapjes. (p.58-69)

    - Raf is al vier dagen bij Bep en Sam. Hij mist Nina maar heeft toch een fijne tijd op zijn vakantieadres. Bep

    heeft een tafel bij geschoven in haar tekenatelier, waar Raf nu ook mag zitten tekenen. Ze zegt dat hij ‘een

    hele goede hand heeft’. Zelf wil het tekenen bij haar vandaag niet lukken. Eindelijk heeft ze het verdrietige

    olifantje op papier. Als Bep aan Raf vertelt waar het verhaal over gaat, een olifantje dat op zoek is naar zijn

    vader, gaat Raf door het lint. Hij rent naar de woonkamer waar hij alle boeken van het boekenrek maait.

    Sam ruimt samen met hem alles netjes op. Raf verwacht dat hij een uitbrander van Sam zal krijgen, maar

    hij krijgt een boek van haar cadeau. ’s Avonds in bed kan Raf niet in slaap geraken omdat hij steeds aan

    Nina en Saar moet denken. Hij leest dan maar het boek dat hij van Sam gekregen heeft. Het verhaal gaat

    over een ridder, die alles wat op zijn weg komt met zijn zwaard neer maait, zodat hij op het eind helemaal

    alleen overblijft op de wereld. Raf vindt het een stom boek. (p.70-76)

    - Als Raf, samen met Bep en Sam, de volgende dag even zit uit te rusten na het bladeren harken, zegt Bep

    dat ze straks even naar zijn nieuwe school gaan. Raf begrijpt er niks van, tot blijkt dat hij hier niet met

    vakantie is, maar blijft wonen. Dit is zijn nieuwe pleeggezin. Bep en Sam zijn verbaasd dat Ruud en Conny

    dat verzwegen hebben voor Raf. ‘Leugenaars! brult Raf. Hij loopt naar binnen, verscheurt in het tekenatelier

    de tekening die Bep gemaakt heeft van de olifant, pakt z’n spullen bij elkaar en rent de heuvel af. Hij wil

    naar mama toe, maar kan geen kant op. Hij weet niet eens waar ze woont. Naar Conny en Ruud kan hij ook

    niet terug en aan Bep en Sam durft hij zich niet meer te vertonen omdat hij vreselijke dingen tegen hen heeft

    geroepen en die tekening heeft gescheurd. Hij kruipt in de boomhut in de tuin van Bep en Sam, haalt zijn

    geheime map uit zijn reistas om een nieuw plan te bedenken. Hij moet naar mama, maar eerst moet hij Saar

    gaan halen. Hoe krijgt hij dat voor elkaar? Hij breekt er zijn hoofd over en valt uiteindelijk in slaap. (p.77-85)

    Crisis’s Ochtends merkt Raf dat Sam en Bep naast hem hebben geslapen in de boomhut. Ze ontbijten ‘gezellig’ in

    de boomhut; Sam en Bep reppen met geen woord over wat er de vorige dag is gebeurd. Raf is verwonderd

    dat ze niet boos zijn. Uiteindelijk vraagt hij waarom ze in de boomhut hebben geslapen. ‘Omdat we je

    graag zien, sufferd,’ lacht Bep. Dan komt bij Raf het verdriet. Zijn muurtje barst. Eerst uit hij zijn verdriet

    in woede, maar dan komen eindelijk de tranen. ‘Huil maar, kleine prins,’ fluistert Bep terwijl ze hem in

    haar armen houdt. ‘Het is allemaal de schuld van papa’, hikt Raf en dan loopt hij pas echt leeg. (p.85-90)

    AfwikkelingRaf vertelt Bep over vroeger. Over wat er thuis is gebeurd. Over hoe zijn vader zijn moeder sloeg. Samen

    met Bep en Sam gaat hij zijn nieuwe school bezoeken. De meester geeft hem een tekenkoffertje. Deze

    school zal wel meevallen, denkt Raf, maar hij mist Saar en Nina. Thuis maakt hij een tekening voor Bep,

    om het goed te maken van die verscheurde tekening. (p.91-97)

  • – 17 –

    Ontknoping- Raf geeft de tekening aan Bep. Het is een tekening van de olifant die zijn papa heeft gevonden. Bep is

    ontroerd door de tekening en neemt Raf op schoot. Opnieuw begint hij te huilen en vertelt dan over hoe

    zijn eigen gedrag voor papa telkens de aanleiding vormde om mama te slaan. En over die ene dag, toen hij

    zich niet het telefoonnummer van de politie kon herinneren, toen papa mama weer bont en blauw sloeg.

    Die dag is mama met hem en Saar het huis uit gevlucht, naar het politiekantoor. Diezelfde dag nog werden

    hij en zijn zusje geplaatst in een instelling.

    ‘En nu denk jij dat het allemaal door jou komt,’ raadt Bep. Het hoge woord is eruit. Raf voelt zich schuldig

    en dat gevoel sleept hij al enkele jaren met zich mee.

    Bep vraagt hem of zijn nieuwe tekening in haar nieuwe boek mag. Raf is in de wolken. (p.98-102)

    - Raf is Sam gaan helpen op een voorleesdag in haar boekenwinkel. Hij moet, verkleed in een drakenpak, drankjes

    aanbieden aan de kinderen. Als Sam en hij in het naar huis gaan, nog steeds in drakenpak, langs de bakker gaan,

    schaamt hij zich eerst te pletter, maar dan krijgt hij er wel smaak in. Als ze thuiskomen blijkt er bezoek te zijn:

    mama zit in de keuken bij een kopje koffie. Raf vertelt haar over zijn nieuwe school en is blij als hij hoort dat ze

    volgende week Saar gaan ophalen en samen naar mama op bezoek gaan. Voorgoed terug naar mama kan nog niet.

    Daarvoor moet hij nog veel oefenen in geduld. Tot mama weer op haar eigen benen staat. (p.103-108)

    - De laatste avond van de herfstvakantie kan Raf de slaap niet vatten. Hij schrijft een brief naar Nina over

    waar hij nu woont. En hij nodigt haar uit om een keertje te komen logeren. Dat mag gerust, hebben Sam en

    Bep gezegd. Hij sluit zijn brief af met een ‘lijstje van wat ik je nog wilde vertellen’. (p.109-112)

    7.3 Personages

    RafRaf is het hoofdpersonage. Hij is 10 jaar in het verhaal.

    Elke keer als zijn vader zijn moeder sloeg, kreeg hij een grote verantwoordelijkheid. Hij moest de politie

    bellen, zijn zusje troosten en beschermen.

    Na één van die vechtpartijen is hij, samen met zijn drie jaar jongere zusje, in een instelling geplaatst

    omdat zijn moeder psychisch labiel was en niet meer voor haar kinderen kon zorgen. Vader kreeg verbod

    zijn kinderen nog te zien.

    Van de instelling gingen de kinderen naar een pleeggezin. In het eerste pleeggezin, bij Peter en Marth, ging

    het fout omdat Saar er heel bang was voor de hond. Raf probeerde voor zijn zusje op te komen door zich te

    misdragen, zodat ze naar een ander pleeggezin moesten. In het nieuwe pleeggezin, bij Conny en Ruud, blijft

    Raf zich misdragen. Hij heeft ontdekt dat, als hij vervelend doet, de pleegouders het opgeven, zodat ze naar

    een nieuw pleeggezin gaan. In zijn hoofd (en op papier) heeft hij een plan bedacht: als hij maar lang genoeg

    doorgaat met zich te misdragen zullen ze wel terug mogen naar mama. Dat is zijn einddoel.

    Raf mist niet alleen zijn mama, maar voelt zich ook schuldig over wat er is gebeurd met zijn ouders. Telkens

    wanneer hij niet deed wat papa vroeg, werd papa agressief tegen zijn mama. En op het kritieke moment

    vergat hij het telefoonnummer van de politie. Onmiddellijk nadien werden hij en zijn zusje geplaatst in

    een instelling. In zijn hoofd is het dus zijn schuld dat zijn vader zijn moeder sloeg en dat ze gescheiden

    werden van mama. Hij heeft een spraakgebrek ontwikkeld (kan de ‘r’ niet zeggen’) door de traumatische

    gebeurtenissen thuis (alle scheldwoorden met een ‘r’ die zijn vader riep tegen zijn moeder).

    Hijkan/wilmetniemandoverzijnproblemenpraten.Doorhetverhuizenvanschoolnaarschoolendoor

    zijn geslotenheid maakt hij geen vrienden. De kinderen van de klas plagen hem met zijn spraakgebrek,

    dus zwijgt hij zoveel mogelijk. Zijn enige vriendinnetje is Nina, die twee klassen hoger zit.

  • – 18 –

    Raf is een fantasierijke jongen, vaak is zijn duik in de fantasiewereld een middel om de werkelijkheid aan

    te kunnen.

    vb. - zijn tekeningen

    - p. 31: hij probeert zichzelf wijs te maken dat ze naar een kasteel gaan in plaats van naar een ziekenhuis

    - p. 49: het spel dat hij speelt met Nina

    - p. 62: hij beeldt zich in dat hij bij de heks van Hans en Grietje is

    - p. 70: ‘Als ik mijn ogen dichtknijp zijn het geen auto’s maar paarden. Op een van die paarden zit Nina.’

    Hijdurft/kanzijngevoelensnietonderogentezien.

    vb. - p. 6: hij krijgt tranen in zijn ogen als hij aan mama denkt, maar hij maakt zichzelf wijs dat de tranen

    komen door de wind daarboven op de klimtoren.

    - p. 76: hij verzet zich tegen het boek over de boze ridder, wil niet zien dat hij zich net zo gedraagt als

    die ridder.

    Hij is een gevoelige jongen die alle indrukken om zich heen opneemt.

    vb. - p. 9: ‘Zijn linkeroog knippert de hele tijd. Alsof er binnen in zijn hoofd iemand aan een elastiekje trekt.’

    -p. 101: ‘ In het hoekje van haar ogen zit een traan.’

    Door wat hij heeft meegemaakt, is hij hard voor de wereld en voor zichzelf.

    vb. - p. 11: ‘Hadden ze maar niet zo idioot moeten zijn. Wie haalt er nu vreemde kinderen in huis?

    Ze hadden beter een hond genomen…’

    - p. 12: ‘Ze kakelen als kippen die op hun ei zitten…’

    - p. 20: ‘Dat vond ik pas echt achterlijk. Zo’n oude vent die met poppen speelt.’

    - p. 37: zijn harde oordeel over ‘kale Karel’, de psycholoog

    - p. 72: ‘Ik wil niet gaan zitten grienen.’

    - p. 73: ‘…dat ik helemaal geen cadeautje heb verdiend.’

    Hij heeft een rauwe, sarcastische humor:

    vb. - p. 21: ‘Daar gingen we weer met onze doos. Gelukkig niet erin. Met zo’n strik eromheen. Als cadeautje

    voor onder de boom.’

    - p. 81: ‘God was niet thuis. Of potdoof, net zoals al die andere keren toen ik hem riep als papa mama

    weer verrot sloeg.’

    Het vertrouwen in grote mensen is hij kwijt.

    vb. - p. 22: ‘Ik doe niet aan handen geven.’

    - p. 63: ‘Ik hoefde dat natte vingertje niet.’

    Hij ziet zijn moeder graag, wil haar beschermen en zo weinig mogelijk last berokkenen.

    vb. - p. 45: ook al is hij niet blij met de beer, hij zegt het niet.

    - p. 46: als hij de blauwe plekken in mama’s hals ziet, is hij boos omdat ze zichzelf weer in gevaar heeft

    gebracht door papa binnen te laten. Hij is boos op haar, maar heeft al meteen spijt.

    Hij is loyaal naar zijn zusje toe.

    vb. - p. 26: Hij verraadt niet dat zijn zusje stickers steelt.

  • – 19 –

    SaarSaar is drie jaar jonger dan Bram. Bij Ruud en Conny heeft ze zich goed aangepast. Ze is verstandig,

    doet het goed op school en gedraagt zich voorbeeldig in het pleeggezin. Maar ze is sluw, luistervinkt en

    manipuleert haar omgeving. Dat is haar manier om te overleven, controle te houden en dus veiligheid voor

    zichzelf in te bouwen.

    Raf raakt vaak geïrriteerd door haar, maar hij verraadt haar nooit als hij weet dat ze iets heeft mispeuterd.

    Hij blijft haar beschermen, een rol die hij thuis vroeger ook al op zich nam.

    Nina Nina is Rafs enige vriendin, twee jaar ouder dan hijzelf. Ze is kwajongensachtig, doet het niet zo best op

    school en heeft, net als hij, een rijke fantasie. Samen spelen ze ‘piraat sterrenkijker’ en ‘prinses heen en

    weer van trapeze’. Ze dromen allebei van acteren in het circus, zij aan de trapeze, hij als stuntman die met

    een raket door de nok van de tent vliegt. Door hun rijke fantasie en hun slechte prestaties op school zijn ze

    allebei een beetje een buitenbeentje. Daardoor hebben ze elkaar gevonden. Nina heeft niet veel woorden

    nodig om te begrijpen wat er omgaat in Raf.

    Ruud en ConnyRuud en Conny proberen hun taak als pleegouders zo goed mogelijk te vervullen. Ze zijn allebei eerder

    van het rationele type (hij is boekhouder, zij erg gesteld op netheid in huis) en erg perfectionistisch. Ze

    willen het zo goed mogelijk doen, maar slagen er niet in een manier te vinden om Raf succesvol aan te

    pakken. Ze geraken niet door zijn muur van agressie en verzet. Ze stellen Saar als voorbeeld voor hem,

    maar dat werkt averechts.

    Bep en Sam Bep en Sam zijn extravagante types met een creatieve job, veel fantasie en zin voor humor. Ze hebben

    het kind in zichzelf bewaard, kunnen nog uitgelaten en gek doen. Ze zien Raf onvoorwaardelijk graag,

    zelfs als hij woedeaanvallen heeft en de huisraad door de kamer slingert. Ze lossen conflicten op met een

    kwinkslag, maken contact met hem via humor en fantasie, een taal die hij begrijpt. Deze aanpak schijnt te

    werken. Ze laten ook meer ruimte voor de mama van Raf. Bij hen mag ze wel binnen, terwijl ze bij Ruud

    en Conny op de deurmat moet blijven staan.

    Mama Mama ziet Raf en Saar graag. Als ze met hen haar de kermis gaat, verwent ze haar kinderen met allerlei

    eten, snoep en attracties.

    Ze is een vrouw die niet geleerd heeft op eigen benen te staan en die niet opkomt voor zichzelf. Haar

    centen kan ze moeilijk beheren. Haar man, die haar mishandelt en die een belangrijke oorzaak is van de

    scheiding van haar kinderen, laat ze telkens opnieuw binnen. Zelfs nu nog, nu de kinderen geplaatst zijn

    in een pleeggezin.

    Papa Papa heeft een drankprobleem en kan de stress van werk en gezin niet aan. Net als Rafs mama, is hij labiel.

    Goede voornemens kan hij niet lang volhouden. Zijn kinderen graag zien, verwart hij met ze materieel

    verwennen. Hij heeft zelf een moeilijke jeugd met weinig nestwarmte achter de rug, net als zijn vrouw.

  • – 20 –

    7.4 Thema

    Op het eerste niveau gaat deze roman over pleegzorg: het verhaal toont een pleegzorgsituatie en de evolutie

    daarvan.

    Het toont hoe pleegkinderen zich vaak voelen, wat er in hen omgaat en wat het betekent een veilige thuis

    te moeten missen, ver weg van papa en mama.

    In de roman schuilen echter een aantal thema’s die herkenbaar zijn voor alle kinderen, ook voor kinderen die in

    een ‘normale’ gezinssituatie leven.

    - Nood aan geborgenheid:

    Raf is op een agressieve manier ontworteld. Veel van zijn agressief gedrag kan worden verklaard door zijn gemis

    aan geborgenheid en veiligheid.

    - De rol van fantasie en humor:

    Het verhaal toont hoe fantasie en humor kunnen helpen bij het verwerken van problemen. Het helpt de situatie en

    jezelf te relativeren, je eigen gebreken, fouten en situatie te aanvaarden.

    - Het leren herkennen, benoemen en toelaten van gevoelens:

    Soms ben je ergens verdrietig over, teleurgesteld of voel je je schuldig en uit je dat in woede. In dit verhaal leert

    Raf zijn gevoelens adequaat te uiten. Hij leert een onderscheid te maken tussen al deze gevoelens en hij leert ook

    dat hij ze mag toelaten. Dat leert hij niet via praatsessies maar door te tekenen, creatief bezig te zijn en verhalen te

    lezen. Spelenderwijs dus, zonder dat er druk op hem wordt gezet. Hij mag zijn wie hij is, wordt graag gezien zoals

    hij is en daardoor breekt zijn muurtje af en maakt hij contact met zichzelf.

    - Schuldgevoel en negatief zelfbeeld:

    Raf voelt zichzelf schuldig, vindt zichzelf dom en een lastpak. Daardoor stormt het in zijn hoofd. Als er verandering

    komt in dat zelfbeeld (doordat Bep en Sam hem het gevoel geven dat hij wel iets kan en dat ze hem graag zien)

    komt er ook rust bij hem vanbinnen.

    7.5 Verhaalmotieven en symboliek

    - De raket waarmee Raf naar de sterren wil vliegen, is een metafoor voor zijn vlucht uit de reële wereld, die voor

    hem te zwaar om dragen is. Hij hoopt tussen de sterren een veilige plek te vinden.

    - De lijstjes die Raf maakt zijn een metafoor voor de greep die hij op zijn eigen leven wil houden. Zolang hij de

    wereld om zich heen kan ordenen in lijstjes, kan hij controle houden, een controle die hem houvast biedt, de

    veiligheid die hij mist.

    - Het tekenen is eerst een middel om weg te vluchten uit de werkelijkheid, zijn dromen waar te maken op papier.

    Nadien wordt het een manier om met zijn gevoelens om te gaan.

    - Zijn spraakgebrek is een metafoor voor zijn trauma. Naarmate hij het verleden weer onder ogen durft te zien en

    zich veiliger voelt, verdwijnt het spraakgebrek ook een beetje. Het feit dat hij, door zijn spraakgebrek, zijn eigen

    naam uitspreekt als ‘Laf’ en ook met die naam geplaagd wordt, voedt zijn schuldgevoel. Hij vindt van zichzelf dat

    hij laf is geweest, telkens papa mama sloeg. Hij had mama ter hulp moeten snellen en vindt dat hij daarin tekort

    geschoten is.

    - De teddybeer staat voor zijn verlangen naar veiligheid, naar ‘kind mogen zijn’.

    - Het ‘Grote-reis-naar-mama-spel’ staat symbool voor zijn overlevingsstrategie.

  • – 21 –

    7.6 Ruimte

    Het begin van het verhaal speelt zich af in een niet nader bepaald dorp. Bep en Sam daarentegen wonen

    afgelegen. Het huis van Ruud en Conny is netjes en ordelijk; dat van Sam en Bep is een beetje excentriek,

    zit vol fantasie, net als de dames zelf. En er zijn veel boeken.

    De twee scholen waar Raf naartoe gaat; het ziekenhuis; de kermis; de boekenwinkel van Sam.

    7.7 Tijd

    Het hele verhaal speelt zich af vanaf de tweede dag voor de herfstvakantie tot aan het eind van de herfstvakantie.

    7.8 Vertelperspectief

    Het verhaal is geschreven vanuit een vertellende en belevende ik. We lezen het verhaal door de ogen van Raf.

  • – 22 –

    7.9 Stijl

    De auteur roept in haar stijl de denkwereld van een 10-jarige op. Sommige woorden of uitspraken begrijpt

    hij niet of vat hij letterlijk op.

    vb. - p. 39: Hij gaat de betekenis van het woord ‘psycholoog’ opzoeken.

    - p. 66: Het halve brilletje: ‘misschien had ze geen geld genoeg om een heel brilletje te kopen.’

    - p. 94 en p. 96: De uitspraak ‘op je eigen benen staan’ vat hij letterlijk op, net zoals de uitspraak ‘wij

    kopen geen kat in een zak’.

    De gedreven en directe stijl geeft de storm weer die woedt in Rafs hoofd en zijn ontgoocheling in zichzelf

    en de wereld.

    Raf is een jongen die fantasierijk is en erg visueel ingesteld. Hij denkt ‘in beelden’, metaforen,

    vergelijkingen,…

    Personificaties:

    vb. - p. 70: ‘de boeken groeien…’

    - p. 62: ‘alsof de wind mijn naam zou vertellen aan die natte vinger.’

    Vergelijkingen:

    vb. - p. 86: ‘gesnurk als een verkouden kat die te lang in de regen heeft gelopen.’

    - p. 87: ‘haar wang is gekreukt als een tekening die te lang in een reistas heeft gezeten.’

    Metaforen:

    vb. - p. 88: ‘de boomhut lijkt wel een bijennest.’

    - p. 91: ‘ik leek een lekke kraan.’

    - p. 93: ‘er loeiden binnen in huis sirenes. Van mama die gilde en van Saar die lag te huilen in haar wieg.’

    - p. 100: ‘die kraan in mijn buik is weer lek.’

    - p. 106: ‘drakenbloed’ i.p.v. kersensap.

    Figuurlijk i.p.v. letterlijk:

    vb. - p. 99: ‘met mijn hoofd in mijn schoenen.’

    7.10 Genre

    Over lijstjes, pannenkoeken en een geheim plan is een realistisch verhaal over een pleegjongen die via zijn

    fantasie probeert te overleven in de wereld.

  • – 23 –

    7.11 Vertelstructuur

    Het verhaal is opgebouwd volgens een chronologische structuur.

    Nu en dan wordt deze structuur doorbroken door flashbacks die opgeroepen worden door het associatieve

    denken van het hoofdpersonage.

    vb. - p. 24 e.v.: Raf vertelt hoe het komt dat hij een eigen kamertje heeft gekregen. Hij vertelt dus over wat

    er voordien is gebeurd.

    - p. 77: hij zit in de boomhut en blikt terug op wat er eerder die dag is gebeurd.

    Tegelijk is het ook een ontvouwende roman. Stilaan komt de lezer te weten wat er precies aan de hand is

    met Raf en wat er in het verleden is gebeurd.

    7.12 De schrijver in beeld

    Leen van den Berg werd op 8 april 1956 geboren in Brussel en woont nu in Rotselaar bij Leuven. Ze

    studeerde geschiedenis en later psychoanalyse. Ze gaf een tijdje les, werkte als museumconservator en

    deed meer dan tien jaar lang psychologisch onderzoek naar het gedrag van mensen. Dat laatste bracht

    haar in alle uithoeken van de wereld. Ze schrijft scenario’s en sinds 1996 ook jeugdboeken.

    Ze organiseert schrijfateliers en geeft les als schrijfdocente in Vlaanderen, Nederland, Zuid-Afrika en

    Suriname. Ze vertaalt ook werk van buitenlandse collega’s.

    Meerinfoop:http://users.belgacom.net/leenvandenberg

    e-mail: [email protected]

    Reacties en neerslag van je werk rond dit boek in de klas kan je opsturen of mailen naar Leen van den

    Berg

    Panoramalaan 9

    3110 Rotselaar

    e-mail: [email protected]

    Je kan de auteur ook uitnodigen voor een lezing of workshop in je klas.

  • – 24 –

  • – 25 –

  • – 26 –

    Over pleegouders en pannenkoeken Nele De Ganseman

    “Hoe is het in godsnaam mogelijk?’ briest hij terwijl hij rondjes om me heen gaat draaien. Typisch Ruud.

    Als hij het niet van me kan halen, sleurt hij er God bij. God heeft wel wat anders aan zijn hoofd. Die houdt

    zich heus niet bezig met rapporten en al helemaal niet met het mijne. God weet niet eens waar ik woon,

    anders had ie er allang voor gezorgd dat Saar en ik weer bij mama waren. (...) Hadden ze maar niet zo

    idioot moeten zijn. Wie haalt er nu wildvreemde kinderen in huis?”

    (Uit: Over lijstjes, pannenkoeken en een geheim plan door Leen van den Berg, uitgeverij De Eenhoorn)

    Meer dan 4000 gezinnen in Vlaanderen en Brussel halen pleegkinderen in huis, zo bleek op de

    boekvoorstelling van Over lijstjes, pannenkoeken en een geheim plan. Leen van den Berg, auteur van het

    boek en zelf pleegmoeder, schreef het verhaal van Raf. Hij is een pleegkind dat lijstjes maakt over wat hij

    kan en niet goed kan (het ene lijstje al wat langer dan het andere) en bovenal plannen blijft smeden om

    opnieuw bij zijn moeder te kunnen gaan wonen.

    “Respect van de pleegouders voor de echte ouders is erg belangrijk”, zegt Marijke Wieërs, directeur

    Jeugdzorg in Gezin vzw, en ook zelf pleegmoeder. “Pleegkinderen moeten de kans hebben om hun

    verdriet en pijn weer te geven, maar toch ook positieve gevoelens ten aanzien van hun ouders te blijven

    houden.” Dat dit continu zoeken naar evenwicht en omgaan met de loyaliteitsconflicten van het pleegkind

    geen eenvoudige klus is, wordt treffend omschreven in het boek. Veel pannenkoeken bakken blijkt te

    helpen, maar vooral ook: rust en vertrouwen bieden aan het gekwetste kind dat aan je wordt toevertrouwd.

    Pleegzorg Vlaanderen is blijvend op zoek naar alleenstaanden, koppels of gezinnen die zich daartoe

    willen verbinden. Op www.pleegzorgvlaanderen.be vind je meer informatie

    (LAPP, van en voor Leuvense afgestudeerde psychologen en pedagogen)