Over dit boek Martelaars... · Zoo ging het ook ons, niet lang geleden, bij het lezen van het...

205
Over dit boek Dit is een digitale kopie van een boek dat al generaties lang op bibliotheekplanken heeft gestaan, maar nu zorgvuldig is gescand door Google. Dat doen we omdat we alle boeken ter wereld online beschikbaar willen maken. Dit boek is zo oud dat het auteursrecht erop is verlopen, zodat het boek nu deel uitmaakt van het publieke domein. Een boek dat tot het publieke domein behoort, is een boek dat nooit onder het auteursrecht is gevallen, of waarvan de wettelijke auteursrechttermijn is verlopen. Het kan per land verschillen of een boek tot het publieke domein behoort. Boeken in het publieke domein zijn een stem uit het verleden. Ze vormen een bron van geschiedenis, cultuur en kennis die anders moeilijk te verkrijgen zou zijn. Aantekeningen, opmerkingen en andere kanttekeningen die in het origineel stonden, worden weergegeven in dit bestand, als herinnering aan de lange reis die het boek heeft gemaakt van uitgever naar bibliotheek, en uiteindelijk naar u. Richtlijnen voor gebruik Google werkt samen met bibliotheken om materiaal uit het publieke domein te digitaliseren, zodat het voor iedereen beschikbaar wordt. Boeken uit het publieke domein behoren toe aan het publiek; wij bewaren ze alleen. Dit is echter een kostbaar proces. Om deze dienst te kunnen blijven leveren, hebben we maatregelen genomen om misbruik door commerciële partijen te voorkomen, zoals het plaatsen van technische beperkingen op automatisch zoeken. Verder vragen we u het volgende: + Gebruik de bestanden alleen voor niet-commerciële doeleinden We hebben Zoeken naar boeken met Google ontworpen voor gebruik door individuen. We vragen u deze bestanden alleen te gebruiken voor persoonlijke en niet-commerciële doeleinden. + Voer geen geautomatiseerde zoekopdrachten uit Stuur geen geautomatiseerde zoekopdrachten naar het systeem van Google. Als u onderzoek doet naar computervertalingen, optische tekenherkenning of andere wetenschapsgebieden waarbij u toegang nodig heeft tot grote hoeveelhe- den tekst, kunt u contact met ons opnemen. We raden u aan hiervoor materiaal uit het publieke domein te gebruiken, en kunnen u misschien hiermee van dienst zijn. + Laat de eigendomsverklaring staan Het “watermerk” van Google dat u onder aan elk bestand ziet, dient om mensen informatie over het project te geven, en ze te helpen extra materiaal te vinden met Zoeken naar boeken met Google. Verwijder dit watermerk niet. + Houd u aan de wet Wat u ook doet, houd er rekening mee dat u er zelf verantwoordelijk voor bent dat alles wat u doet legaal is. U kunt er niet van uitgaan dat wanneer een werk beschikbaar lijkt te zijn voor het publieke domein in de Verenigde Staten, het ook publiek domein is voor gebruikers in andere landen. Of er nog auteursrecht op een boek rust, verschilt per land. We kunnen u niet vertellen wat u in uw geval met een bepaald boek mag doen. Neem niet zomaar aan dat u een boek overal ter wereld op allerlei manieren kunt gebruiken, wanneer het eenmaal in Zoeken naar boeken met Google staat. De wettelijke aansprakelijkheid voor auteursrechten is behoorlijk streng. Informatie over Zoeken naar boeken met Google Het doel van Google is om alle informatie wereldwijd toegankelijk en bruikbaar te maken. Zoeken naar boeken met Google helpt lezers boeken uit allerlei landen te ontdekken, en helpt auteurs en uitgevers om een nieuw leespubliek te bereiken. U kunt de volledige tekst van dit boek doorzoeken op het web via http://books.google.com

Transcript of Over dit boek Martelaars... · Zoo ging het ook ons, niet lang geleden, bij het lezen van het...

Page 1: Over dit boek Martelaars... · Zoo ging het ook ons, niet lang geleden, bij het lezen van het Maandschrift voor Christenen van den be schaafden Stand (D. VII, nr. 3). Wij vonden daarin:

Over dit boek

Dit is een digitale kopie van een boek dat al generaties lang op bibliotheekplanken heeft gestaan, maar nu zorgvuldig is gescand door Google. Datdoen we omdat we alle boeken ter wereld online beschikbaar willen maken.

Dit boek is zo oud dat het auteursrecht erop is verlopen, zodat het boek nu deel uitmaakt van het publieke domein. Een boek dat tot het publiekedomein behoort, is een boek dat nooit onder het auteursrecht is gevallen, of waarvan de wettelijke auteursrechttermijn is verlopen. Het kan per landverschillen of een boek tot het publieke domein behoort. Boeken in het publieke domein zijn een stem uit het verleden. Ze vormen een bron vangeschiedenis, cultuur en kennis die anders moeilijk te verkrijgen zou zijn.

Aantekeningen, opmerkingen en andere kanttekeningen die in het origineel stonden, worden weergegeven in dit bestand, als herinnering aan delange reis die het boek heeft gemaakt van uitgever naar bibliotheek, en uiteindelijk naar u.

Richtlijnen voor gebruik

Google werkt samen met bibliotheken om materiaal uit het publieke domein te digitaliseren, zodat het voor iedereen beschikbaar wordt. Boekenuit het publieke domein behoren toe aan het publiek; wij bewaren ze alleen. Dit is echter een kostbaar proces. Om deze dienst te kunnen blijvenleveren, hebben we maatregelen genomen om misbruik door commerciële partijen te voorkomen, zoals het plaatsen van technische beperkingen opautomatisch zoeken.

Verder vragen we u het volgende:

+ Gebruik de bestanden alleen voor niet-commerciële doeleindenWe hebben Zoeken naar boeken met Google ontworpen voor gebruik doorindividuen. We vragen u deze bestanden alleen te gebruiken voor persoonlijke en niet-commerciële doeleinden.

+ Voer geen geautomatiseerde zoekopdrachten uitStuur geen geautomatiseerde zoekopdrachten naar het systeem van Google. Als u onderzoekdoet naar computervertalingen, optische tekenherkenning of andere wetenschapsgebieden waarbij u toegang nodig heeft tot grote hoeveelhe-den tekst, kunt u contact met ons opnemen. We raden u aan hiervoor materiaal uit het publieke domein te gebruiken, en kunnen u misschienhiermee van dienst zijn.

+ Laat de eigendomsverklaring staanHet “watermerk” van Google dat u onder aan elk bestand ziet, dient om mensen informatie over hetproject te geven, en ze te helpen extra materiaal te vinden met Zoeken naar boeken met Google. Verwijder dit watermerk niet.

+ Houd u aan de wetWat u ook doet, houd er rekening mee dat u er zelf verantwoordelijk voor bent dat alles wat u doet legaal is. U kunt erniet van uitgaan dat wanneer een werk beschikbaar lijkt te zijn voor het publieke domein in de Verenigde Staten, het ook publiek domein isvoor gebruikers in andere landen. Of er nog auteursrecht op een boek rust, verschilt per land. We kunnen u niet vertellen wat u in uw gevalmet een bepaald boek mag doen. Neem niet zomaar aan dat u een boek overal ter wereld op allerlei manieren kunt gebruiken, wanneer heteenmaal in Zoeken naar boeken met Google staat. De wettelijke aansprakelijkheid voor auteursrechten is behoorlijk streng.

Informatie over Zoeken naar boeken met Google

Het doel van Google is om alle informatie wereldwijd toegankelijk en bruikbaar te maken. Zoeken naar boeken met Google helpt lezers boeken uitallerlei landen te ontdekken, en helpt auteurs en uitgevers om een nieuw leespubliek te bereiken. U kunt de volledige tekst van dit boek doorzoekenop het web viahttp://books.google.com

1

Page 2: Over dit boek Martelaars... · Zoo ging het ook ons, niet lang geleden, bij het lezen van het Maandschrift voor Christenen van den be schaafden Stand (D. VII, nr. 3). Wij vonden daarin:
Page 3: Over dit boek Martelaars... · Zoo ging het ook ons, niet lang geleden, bij het lezen van het Maandschrift voor Christenen van den be schaafden Stand (D. VII, nr. 3). Wij vonden daarin:
Page 4: Over dit boek Martelaars... · Zoo ging het ook ons, niet lang geleden, bij het lezen van het Maandschrift voor Christenen van den be schaafden Stand (D. VII, nr. 3). Wij vonden daarin:
Page 5: Over dit boek Martelaars... · Zoo ging het ook ons, niet lang geleden, bij het lezen van het Maandschrift voor Christenen van den be schaafden Stand (D. VII, nr. 3). Wij vonden daarin:
Page 6: Over dit boek Martelaars... · Zoo ging het ook ons, niet lang geleden, bij het lezen van het Maandschrift voor Christenen van den be schaafden Stand (D. VII, nr. 3). Wij vonden daarin:

DE MARTELAARS

DER

PROTESTANTSCHE KERKEN

WAN

HONGARIJE.

IN DE ZEVENTIENDE EEUW -

Page 7: Over dit boek Martelaars... · Zoo ging het ook ons, niet lang geleden, bij het lezen van het Maandschrift voor Christenen van den be schaafden Stand (D. VII, nr. 3). Wij vonden daarin:

De poorten der helle, zullen mijne Gemeente niet overweldigen.

CHRISTUs.

Page 8: Over dit boek Martelaars... · Zoo ging het ook ons, niet lang geleden, bij het lezen van het Maandschrift voor Christenen van den be schaafden Stand (D. VII, nr. 3). Wij vonden daarin:

DE MARTELAARS

DER

JPIRO" "IEST TAN" "SCIHIIE IKKIERIKIEN

VAN

HONGARIJE,

LIN LIDLE ZZLEVIENT TI I EN DE LEEUVW.

GEDENKSCHRIFT

HUNNER

HIEWIGE WERWOLGING IDODOIR IDE JEZUITEN,

WODCIDIRE HELE EILLIDLIGLE ST MAN DWAST NLIGHEILEILID

EN

LEI IN DE LIJKE WEER LODSSING,

D00R

J. P. SPRENGER VAN EIJK,

PREDIKANT TE ROTTERDAM,

--><Q-Es

TE DORDRECHT, BIJ

H. LA G ER WE IJ.

1845,

Page 9: Over dit boek Martelaars... · Zoo ging het ook ons, niet lang geleden, bij het lezen van het Maandschrift voor Christenen van den be schaafden Stand (D. VII, nr. 3). Wij vonden daarin:
Page 10: Over dit boek Martelaars... · Zoo ging het ook ons, niet lang geleden, bij het lezen van het Maandschrift voor Christenen van den be schaafden Stand (D. VII, nr. 3). Wij vonden daarin:

WOOR RE D E.

->geene

Het groote belang van de studie der Kerkelijke

Geschiedenis, is thans ook in ons vaderland, algemeen

erkend. Ten gevolge hiervan, zijn gelukkig die tijden

voorbij, waarin zij zoodanig veronachtzaamd werd, dat

zelfs somtijds aan onze Hoogescholen, alle, onderwijs

daarin ontbrak, of slechts zoo oppervlakkig gegeven

werd, dat men b. v. eene geheele eeuw, in een paar

lessen, zoo niet minder, hoorde afhandelen. Nog voor

een vijftig jaren was het zoo. En thans ? - Al wat

tot die geschiedenis behoort, wordt grondig onderzocht

cn naauwkeurig onderwezen, het reeds gekende, niet

zelden in een nieuwen, beteren vorm voorgedragen, wat

tot aanvulling of verheldering dienen kan, uit het stof

der vergetelheid opgedolven, en daardoor de weg ge

baand, om ook te dezen opzigte, tot het binnenste van

Page 11: Over dit boek Martelaars... · Zoo ging het ook ons, niet lang geleden, bij het lezen van het Maandschrift voor Christenen van den be schaafden Stand (D. VII, nr. 3). Wij vonden daarin:

WI W 0 0 R RED E.

den tempel der waarheid door te dringen, of wil men,

dien zoo hoog mogelijk op te trekken, ten einde hij zich

allerwege in zijne schoonheid vertoome. Iedere steen

daartoe aangebragt, is welkom, dankbaar wordt hij

aangenomen, en, ofschoon altijd met verlangen naar

nog meer, gaarne gebruikt.

Zoo ging het ook ons, niet lang geleden, bij het

lezen van het Maandschrift voor Christenen van den be

schaafden Stand (D. VII, nr. 3). Wij vonden daarin:

Iets uit de geschiedenis van het Protestantismus in Hon

garije (1523-1676), dat ons, wij moeten het belijden,

bijna geheel vreemd was. Slechts enkele wenken, hier

en daar aangetroffen, en herinneringen uit het leven

van den Admiraal M. Az. DE RUITER, daartoe betrek

kelijk, speelden ons voor den geest, maar dit fiksch en

onderhoudend geschreven stukje, verplaatste ons zoodanig

in dat land, te dien tijde, dat wij met den staat en

het lot der Protestantsche kerken aldaar, vooral onder

LEoPoLD I , aanvankelijk bekend werden, en het onze

weetgierigheid opwekte, om dit gedeelte der geschie

denis, nog meer in de bijzonderheden, na te vorschen.

Wij verlangden dit vooral, wegens de snoode rol,

door het Jezuitismus, toen ook in dit Koningrijk ge

speeld, en het moedige, standvastige gedrag zijner

slagtoffers, - werkelijk gebeurde zaken, door niemand

Page 12: Over dit boek Martelaars... · Zoo ging het ook ons, niet lang geleden, bij het lezen van het Maandschrift voor Christenen van den be schaafden Stand (D. VII, nr. 3). Wij vonden daarin:

W 0 0 R R E D E. VII

te betwijfelen, en de deugdelijkste bewijzen voor het

geen tegen die orde, vroeger en later, met zoo veel

regt , wordt aangevoerd.

Wij zagen dan nu ook naar goede bronnen van uitge

breider kennis uit, en vonden ze, meer dan ergens elders,

bij hen, die tijdens het gebeurde, of niet lang daarna,

geleefd en er over geschreven hebben, authentieke staats

stukken, brieven en bescheiden.

Het eerste dat wij raadpleegden, was, het in ge

noemd maandschrift aangegevene boekje in kl. 8e for

maat, met eene groote letter gedrukt en getiteld: Kort

en waarachtig verhaal van de laatste vervolginge der Evan

gelische Leeraren in Hungarien, vertoonende haar onschuld

en de uijtstekende wreedheden van partijdige regters, uit

haat van Godsdienst, aan haar gepleegd, in nette, kopere

platen afgebeeld, Amst. 1677. De schrijver geeft een

overzigt vol?? het gebeurde, deels uit den mond van ver

loste lijders, die ons vaderland bezochten, deels uit

brieven, van Napels en elders ontvangen. De in koper

gegraveerde prentjes vertoonen : De vierschaar te Pres

burg, - De vervoering naar de gevangenissen, - De

kruiwagenstraf te Leopoldstad, - Gepleegd geweld, om

voor de hostie te doen knielen, - Mishandeling in den

kerker, - Afbeelding van dien te Sar-var, - Gepleegde

Page 13: Over dit boek Martelaars... · Zoo ging het ook ons, niet lang geleden, bij het lezen van het Maandschrift voor Christenen van den be schaafden Stand (D. VII, nr. 3). Wij vonden daarin:

VIII W 0 0 R R E D E.

wreedheden op den weg naar Wapels, - De galeislaven

aan den arbeid. In deze afbeeldingen is veel teekening.

Zij maken diepen indruk, en wij vertoeven er gaarne bij,

om met te meerdere deelneming, het boekje te lezen.

Weinige jaren later, en wel in f684, verscheen mede

te Amsterdam in het licht: Naauwkeurig verhaal van de

vervolginge, aangericht tegen de Euangelische Leeraren in

Hungarije, door ABRAHAM VAN DER PooT, Med. Doct. ,

in 4° formaat, met koperen platen voorzien. Ook hier

vinden wij afgebeeld. De regtbank te Presburg, - Ver

voering van daar, - De kruiwagenstrafte Leopoldstad, -

De gevangenis, - Strafoefening aan eene vrouw, wegens

betoond medelijden met de gevangenen, - Mishandeling bij

de kerk, - Geweld bij de processie gepleegd, - Martelingen

op weg naar de galeijen, - Gelijksoortige folteringen. -

De verkoop tot galeislaven, - De verlossing door den

Admiraal DE RUITER, - Afbeeldingen, mede niet van

waarde ontbloot.

Intusschen bevreemdt het ons, dat de schrijver geene

kennis schijnt gedragen te hebben van het, zoo even door

ons genoemde, boekje. Ook hij was ten jare f678, in

kennis geraakt met eenigen der van de galeijen verloste

Predikanten, van welke hij een aantal merkwaardige

bijzonderheden vernomen had. Hij gevoelde toen reeds

Page 14: Over dit boek Martelaars... · Zoo ging het ook ons, niet lang geleden, bij het lezen van het Maandschrift voor Christenen van den be schaafden Stand (D. VII, nr. 3). Wij vonden daarin:

W 0 0 R R E D E. - IX

lust, om er een verhaal van in het licht te geven, doch

het ontbrak hem, gelijk hij meldt, aan de noodige stuk

ken en bewijzen, tot dat hij, door de welwillendheid

van BERNARDUS SOMER, schoonzoon van den Admiraal

DE RUITER en Predikant te Amsterdam, in het bezit van

echte bescheiden werd gesteld. Nu ging hij aan het

werk, maar het blijkt duidelijk, dat de goede Doctor

geen meester van zijne taal was, en allermoeijelijkst

stelde , 't welk dan ook het lezen van zijn boek zeer on

aangenaam maakt. Met dat al, straalt daarin overal

liefde tot de waarheid door, en wij gelooven hem gaarne,

als hij meldt: « Ik hebbe met zoo goed vertrouwen en

oprechtigheid gehandeldt, dat ik ja zelf, niet een eenig

woord van het mijne daarbij gedaan, of iets anders ge

schreven hebbe, als hetgeen ik met waarachtige blijken

kan bewijzen. » Het boek heeft, wat de verhaalde zaken

aangaat, boven het vorige dit vooruit, dat het, behalve

meerdere uitgebreidheid en naauwkeurigheid, ons brieven

van de Hollandsche vloot en van de galeijen doet lezen,

die de geschiedenis toelichten, ons eene schriftuur van

NICOLAAS BETHLEN uit Zevenbergen, in het belang der ver

volgden, mededeelt, en ons met een aangelegen staatsstuk

bekend maakt, getiteld: De onschuld der Euangelische

Leeraars aan de rebellie in Hongarien, door IIAMEL BRUININx,

Resident van ons gemeenebest te Weenen, anno 1675.

Page 15: Over dit boek Martelaars... · Zoo ging het ook ons, niet lang geleden, bij het lezen van het Maandschrift voor Christenen van den be schaafden Stand (D. VII, nr. 3). Wij vonden daarin:

X W 0 0 R R E D E.

Geene geringe dienst bewees ons ook F. A. LAMPE, in

zijn Kort verhaal van de onderdrukte vrijheid der Hongaar

sche kerken (Narratio brevis de oppressa libertate Eccle

siarum Hungaricarum), in f676 uitgegeven. Hierop had

waarschijnlijk de eerst door ons genoemde, onbekende

schrijver van het Kort en waarachtig verhaal enz., het oog,

wanneer hij in zijne voorrede meldt: « Veel netter en

wijdloopiger vertoog van hun onschuld, met omstandige be

wijzen, daartoe dienende, berust onder betere hand, waar

van Gods Kerk en 't Vaderland, groote diensten ontvangen

hebben, en onder zijne genade nog meer te ontvangen

staan; » Dit zoo genoemd kort verhaal (NB. van niet

minder dan vier honderd bladzijden in 4°) is door HAR

SANYI en andere Hongaarsche leeraars, van de galeijen

ontslagen, behoorlijk nagezien en goedgekeurd. De lecture

daarvan is wel door langwijligheid, en het in 't onein

dige terugkomen van dezelfde woorden, b. v. verbera

(slagen) en subscriptio renversalium (onderteekening der

renversalen) allervervelendst, maar met dat al, komen

er bijzonderheden in voor, die van het grootste gewigt

zijn, en elders te vergeefs zullen gezocht worden. Het

is eene goede commentarie op de beide, vroeger in het

licht verschenene geschriften, en na haar gebruikt te

hebben, behoeft men met Heideggeri historia Papatus, en nog

een paar andere werken, waarop LAMPE zich beroept,

geene kennis te maken.

Page 16: Over dit boek Martelaars... · Zoo ging het ook ons, niet lang geleden, bij het lezen van het Maandschrift voor Christenen van den be schaafden Stand (D. VII, nr. 3). Wij vonden daarin:

W 0 0 R R E D E. x

*,

Eindelijk kwamen ons zeer te stade, de brieven over

de vervolging der Predikanten en Rectoren, door voorname

mannen geschreven, en hier en daar verstrooid, inzon

derheid die, welke G. BRANDT ons heeft medegedeeld, in

zijne beschrijving van het roemvol aandeel onzes vader

lands aan de eindelijke verlossing der martelaars van

galei- en kerkerstraf (*), die het zegel op alles drukt.

Van deze hulpmiddelen voorzien, werden wij met dit

treurig tijdvak der Hongaarsche Kerken, meer en meer

gemeenzaam, en vonden een en ander zoo hoogst gewig

tig, dat wij tot het vervaardigen van dit gedenkschrift

besloten. Het kostte wel veel moeite, over zoo veel en

velerlei, als ons voorkwam, beknopt en toch voldoende,

te schrijven, maar wij beproefden het, en wenschen,

dat het ons gelukt moge zijn !

Ons verhaal is voor allen, de aanteekeningen en bij

lagen, moeten het voor hen verhelderen, aanvullen of

staven, die zulks verlangen, en wij vleijen ons, dat

zij zich niet teleurgesteld zullen vinden, Zoo hebben wij

b. v. in het eerste, de beschuldiging der vervolgden,

slechts hoofdzakelijk, in de laatste, de geheele acte der

(*) Zie zijn leven en bedrijf van den Heer MICHIEL DE RUITER. Hun,

die dit werk missen , zal , vertrouwen wij , ook Bijlage C , daaruit

overgenomen, welkom zijn.

Page 17: Over dit boek Martelaars... · Zoo ging het ook ons, niet lang geleden, bij het lezen van het Maandschrift voor Christenen van den be schaafden Stand (D. VII, nr. 3). Wij vonden daarin:

XII W 0 0 R RED E.

*-

zelve, in het eerste de eed van afzweering, den Protes

tanten afgevorderd, bij wijze van uittreksel, in de laatste,

het gansche formulier gegeven, en hierdoor, maar wij

meenen, het gebruik van ons werk gemakkelijker en

aangenamer gemaakt. Elken lezer echter, moeten wij

'inzonderheid wijzen op de 35ste Aanteekening, en Bijlage

F, waarin het gebeurde te Thorn aan den Weichsel,

door ons aangevoerd ten betooge, dat ook nog later,

het Jezuitismus elders, gelijke gruwelen heeft gepleegd,

wordt gevonden.

Wat wij verder, te dezer gelegenheid, wilden doen

opmerken, zal in het laatste hoofdstuk gelezen worden,

waarbij wij echter nu nog voegen willen, dat, hoezeer

wij in de laatste dagen met blijdschap, de gunstige

beslissing van het pleit, betrekkelijk de Jezuiten in

Frankrijk, vernamen, die Orde toch nog elders blijft

bestaan, en hare leden in stilte kunnen beproeven, wat

hun verboden wordt in het openbaar te doen, zoodat

ons, door de ondervinding geleerd, bestendige waak

zaamheid in dezen, ernstig blijft aanbevolen en daartoe

God, de vader der lichten, ook deze lettervrucht, mil

delijk zegene ! - n

Page 18: Over dit boek Martelaars... · Zoo ging het ook ons, niet lang geleden, bij het lezen van het Maandschrift voor Christenen van den be schaafden Stand (D. VII, nr. 3). Wij vonden daarin:

INH () U |).

- Bladz.

INLEIDING . . . . . . . . . . . 1 - 7.

- EERSTE HOOFDSTUK.

AANVANG DER VERvoLGING. . . . . . . . 8-1 4.

TWEEDE HOOFDSTUK. w

wAT IN HET KLEINE GELUKT wAs, IN HET GRooTE

MET ONGELIJK GEVOLG, BEPROEFD . . . . . 15-24.

DERDE HOOFDSTUK.

vONNIS, wEGvOERING EN KERKERTUCHT DER VERooR

DEELDEN . . . . . . . . . . . . 25-40.

e v VIERDE HOOFDSTUK.

b

VERBANNING NAAR DE GALEIJEN. . . . . . . 41 -57.

VIJFDE HOOFDSTUK.

DE MORGENSTOND DER REDDING BREEKT AAN . . . 58-70.

ZESDE HOOFDSTUK.

DE VERLOSSING . . . . . . . . . . . 71-8 1.

ZEVENDE HOOFDSTUK.

BESLUIT. . . . . . . . . . . . . 82-91.

Page 19: Over dit boek Martelaars... · Zoo ging het ook ons, niet lang geleden, bij het lezen van het Maandschrift voor Christenen van den be schaafden Stand (D. VII, nr. 3). Wij vonden daarin:

XIV INHOUD.

AANTEEKENINGEN . . . . . .

BIJLAGEN

A.

B.

ACTE VAN BESCHULDIGING DER PROTESTANT

SCHE PREDIKANTEN , WAN BEIDE GELOOFSBELIJ

DENISSEN . . . . . . . . . .

BELIJDENIS DER NIEUWE KATHOLIJKEN IN HON

GARIJE. . . . . . . . . . .

BRIEVEN VAN EN AAN DE STATEN-GENERAAL,

EN DEN ADMIRAAL M. AZ. DE RUITER. . .

BRIEVEN DER HONGAARSCHE PREDIKANTEN VAN

DE GALEIJEN . . . . . . . . .

BRIEF VAN DEN KEURvORST VAN SAKSEN AAN

KEIZER LEOPOLD I. . . . . . . . .

NOG TWEE KONINKLIJKE BRIEVEN OVER HET

VOORGEWALLENE TE THORN . . . . .

I-XXXI.

XXXII-XXXVIII.

XXXIX-XLIX.

L-LXXII.

LXXIII-LXXX.

LXXXI-LXXXIV.

LXXXV-XC.

Page 20: Over dit boek Martelaars... · Zoo ging het ook ons, niet lang geleden, bij het lezen van het Maandschrift voor Christenen van den be schaafden Stand (D. VII, nr. 3). Wij vonden daarin:

I N L E I D IN G.

--300€9de-amer

Tot de schoonste landen van ons werelddeel, behoort

voorzeker Hongarije. Het is zoo rijk in voortbrengsels

der natuur, dat het niet slechts in zijne eigene behoef

ten , maar ook in die van andere staten kan voorzien.

Beemden en bosschen wisselen elkander bekoorlijk af; de

akkers zijn, vooral in het zuiden, ongemeen vruchtbaar,

de wijnstokken mild , onderscheidene delfstoffen overvloe

dig, en naauwelijks vindt men elders betere veeteelt. De

Donau doorstroomt het grootste gedeelte, en bevordert

door uitgebreide scheepvaart, den handel en de nijverheid

van een, over het geheel genomen, degelijk volk.

Zoo echter, vertoonde het zich, gedurende de eerste

eeuwen onzer jaartelling, niet, toen de Romeinen en

Gothen dit Pannonië, zoo als zij het noemden, elkander

betwistten , en de Hunnen, uit het noorden van Azië,

het inmiddels veroverden. Hunnen, die zelden eenig

eigendom eerbiedigden, alles aan hunne roofzucht opof

1

Page 21: Over dit boek Martelaars... · Zoo ging het ook ons, niet lang geleden, bij het lezen van het Maandschrift voor Christenen van den be schaafden Stand (D. VII, nr. 3). Wij vonden daarin:

- 2 -

ferden, steden en vlekken te vuur en te zwaard ver

woestten, en hunne ruwheid van zeden ook op dezen

grond overplantten. Allengs namen zij evenwel, van de

kunsten en wetenschappen der verwonnene volken over,

en ontvingen, in de tweede helft der tiende eeuw, de

weldaden van het, onder hen ingevoerde, Christendom.

Hetzelve had ook daar afwisselende lotgevallen, die

meestal met staatkundige bemoeijingen van inboorlingen

en buitenlanders in verband stonden, maar toch bleef het

bewaard, bloeide onder verschillende heerschappijen, en

kreeg beminnelijker, heilzamer aanzien, toen het licht der

gezegende Kerkhervorming ook Hongarije bestraalde, en

beschaving, aan de hand van verlichting, hetzelve al

lengs in een geregelden, bloeijenden Staat herschiep (1).

Iets, dat nogtans reeds vroeger en in ruimer mate het

geval zou zijn geweest, zoo de genoemde Hervorming

zulke vorderingen had blijven maken, als in den be

ginne, en niet telkens dien geduchten tegenstand had

ontmoet, welke haar ten laatste met volstrekte vernietiging

bedreigde. Het is wel waardig, dat wij dit meer in de

bijzonderheden nagaan.

Toen het Christendom ook in dat land, jammerlijk

door het bijgeloof, was misvormd geworden, maakten

de Duitschers, die het, vooral wegens handelszaken, in

grooten getale bezochten, het volk met de schriften van

LUTHER en wat later, met die van CALVIJN bekend (2).

Over welke leerstukkcn en vormen, de aanhangers van die

beide verschilden, de veelvuldige dwalingen en misbruiken

der Roomsche kerk werden duidelijk aangewezen, en de

oogen van duizenden voor de reine waarheid geopend. De

lust tot godsdienstig onderzoek, nam hand over hand toe.

Jonge lieden bezochten de Protestantsche school te Wit

Page 22: Over dit boek Martelaars... · Zoo ging het ook ons, niet lang geleden, bij het lezen van het Maandschrift voor Christenen van den be schaafden Stand (D. VII, nr. 3). Wij vonden daarin:

- 3 -

tenberg, om daar te studeren, keerden met een schat van

verkregene kennis terug, en bevorderden, zoo veel zij

konden, de goede heilige zaak, in hun vaderland. De

voornaamste steden en een groot getal edelen, verklaarden

zich voor de Hervorming, die zich zoodanig uitbreidde,

dat men naauwelijks meer naar priesters en monniken

hoorde, de zuivere Evangelieleer overal zegepraalde, en

in het begin der zeventiende eeuw, ver het grootste ge

deelte der bevolking Protestantsch was geworden (3).

De Roomsche kerk, altijd gerugsteund door het Oos

tenrijksche Hof en een Koning van hare belijdenis, zag

dit, natuurlijkerwijze, met leede oogen aan. Zij vergramde

zelfs dermate, dat hare geestelijkheid, reeds ten jare 1523,

op den Rijksdag te Ofen, het bloedige voorstel deed, om

« alle Lutheranen en begunstigers derzelve, mitsgaders

alle openbare ketters en vijanden der allerheiligste

Maagd MARIA, met den dood en verbeurdverklaring

hunner goederen te straffen: » welk voorstel door den

toenmaligen Koning, LoDEWIJK II, in een besluit veran

derd werd. In 1525 ging het nog verder, en keurde

dezelfde Koning mede goed, dat, « waar Hervormden

gevonden zouden worden, zij niet slechts door ker

kelijke, maar ook door wereldlijke personen, vrijelijk

konden gevangen genomen worden, om ze te verbran

den (4). »

Het eene baatte echter zoo min als het andere. De

Hervorming niet zelden, 't zij door de haar toegedane magten

voorgestaan en beschermd, 't zij, tijdens burgerlijke verdeeld

heden of oorlog, om staatkundige redenen ongemoeid ge

laten, hield stand en bleef zich uitbreiden. Wat zou

Rome nu doen ? - De Jezuiten werden in 1586, met

Pauselijke goedkeuring, door den Aartsbisschop GEoRG

Page 23: Over dit boek Martelaars... · Zoo ging het ook ons, niet lang geleden, bij het lezen van het Maandschrift voor Christenen van den be schaafden Stand (D. VII, nr. 3). Wij vonden daarin:

- 4 -

DRASKoVITs , in het land geroepen, waar zij zich gaarne

nestelden, en alles aanwendden, om hunne kerk voor een

gewissen ondergang te behoeden. Zoo verspreidden zij b. v.

in navolging der Hervormden, door middel der drukpers,

hunne gevoelens, en gaf inzonderheid PETER PAzzMANIJ,

een zeer schrander en welsprekend man, kanselredevoerin

gen, gebedenboeken en andere godsdienstige schriften, in

de Hongaarsche taal uit. Ook wisten zij aan de Roomsche

kerk, tegen het verbod der Rijkswetten aan, vaste goede

ren te bezorgen, en stichtten zelfs eene Hoogeschool te

Tijrnau, die geheel onder hun bestuur en leiding stond.

Voorts zochten zij de Protestantsche edellieden, door huwe

lijken met Roomsch-Katholijke vrouwen en meer dergelijke

doeltreffende middelen, tot de zoogenoemde moederkerk te

lokken, en werkten door dit een en ander uit, dat reeds,

op den Rijksdag van 1634, de meeste stemmen der Room

sche partij waren toegedaan (5). Nu ontnam men ook,

van tijd tot tijd, onder allerlei voorwendsels, den Protes

tanten hunne kerken en scholen, en pleegde omtrent hen

hier en daar, zoo veel geweld, dat zij, na vruchteloos zich

op den Rijksdag over velerlei hun aangedane grieven be

klaagd, ja zelfs een dreigend antwoord ontvangen te heb

ben, tot verdediging hunner regten opstonden. Het kwam

tot een bloedig strijden, en, door de Protestantsche Zeven

bergers bijgestaan, bragten zij het zoo ver, dat, bij den

Linzer-vrede in 1645, even als vroeger, bij dien van

Weenen, in 1606, aan de drie godsdienstige partijen

in het land, namelijk de Hervormden, Lutheranen en

Roomsch-Katholijken, gelijke godsdienstvrijheid werd toe

gestaan, met bijvoeging echter, dat dit zijn zoude: « zonder

benadeeling van de laatstgenoemden, en mits hunne gees

telijkheid, tempels en kerken, in derzelver geheel en

ongeschonden zouden blijven. »

Page 24: Over dit boek Martelaars... · Zoo ging het ook ons, niet lang geleden, bij het lezen van het Maandschrift voor Christenen van den be schaafden Stand (D. VII, nr. 3). Wij vonden daarin:

- 5 -

Die voorwaarde, listig daarin gevoegd, was voor de

Protestanten een altijd ondoorkomelijke slagboom; want

zelfs maar hun voorspoed en vermeerdering, moesten ten

nadeele der Roomsche kerk zijn, en onbegrijpelijk is het,

dat zij dit niet van hunne zijde terstond, zoo als later,

hebben ingezien (6).

De genoemde godsdienstvrijheid werd, wel is waar, niet

alleen in 1608 bevestigd, maar ook uitgestrekt tot het

grondgebied, in het oorspronkelijke tractaat niet genoemd;

ja, het artikel, daartoe betrekkelijk, tijdens de krooning

van FERDINAND II, in de koninklijke bulle ingeschre

ven, en ten jare 1655 , door LEoPoLD I plegtig beves

tigd (7); doch de Jezuiten zaten niet stil; zij lagen

zich niet slechts op het onderwijs der jeugd, dat hnn

eigenlijk werk was, toe, maar verkondigden tevens hunne

leer overal, op straat, in de kerk en bij plegtige omgan

gen, ook daar, waar zij er geen verlof van den Koning toe

bekomen hadden; ja, dat het ergste was, zij namen, uit

de genoemde voorwaarde in het vredesverdrag, telkens

aanleiding om, onder schijn van regt, zelfs met de wape

nen in de hand, de Protestanten te verdrukken en te ver

dringen. Daar de hooge geestelijkheid in het bezit zelfs

van geheele graafschappen was, kan men nagaan, wat zij,

vooral in haar gebied, tegen hare doodvijanden vermogt (8),

en eindelijk bereikte de geweldadige vervolging den hoog

sten top, onder de regering van den laatstgenoemden Kei

zerlijken Koning, wien wij wat nader willen leeren ken

nen, dewijl dit in 't vervolg van veel belang zal zijn,

om den gang van zaken wel te beoordeelen.

Eerst voor den geestelijken stand bestemd, sloot hij zich

reeds in zijne jeugd, zeer naauw aan priesters en monni

ken aan, had eene blooheid over zich, niet zelden aan

Page 25: Over dit boek Martelaars... · Zoo ging het ook ons, niet lang geleden, bij het lezen van het Maandschrift voor Christenen van den be schaafden Stand (D. VII, nr. 3). Wij vonden daarin:

- 6 -

het kloosterleven eigen, verwaarloosde uit lusteloosheid

de regering van zijn land geheel, liet haar aan zijne

staatsdienaars, meestal geestelijken, over, en verdeelde

zijnen tijd tusschen godsdienstoefeningen en de muzijk,

welke laatste hij zoo hartstogtelijk beminde, dat hij nog

in zijne laatste oogenblikken, na biecht en absolutie,

toonkunstenaars ontbood, en onder den klank der snaren

stierf (8). Over het geheel genomen, was hij goedhartlg,

behalve jegens de Protestanten, die hij doodelijk haatte,

en waaromtrent hij den Jezuitschen regel , van aan ket

ters geen geloof te geven, geredelijk volgde (9). Het

ontbrak hem aan verlichte , brave raadslieden, en de

heerschzucht der Roomsche kerk, straalde in zeer vele be

sluiten door, buiten zijne voorkennis genomen en blinde

ling van hem onderteekend.

LEoPoLD had hierdoor al het voorkomen, van zich

in Hongarije, eene onbepaalde heerschappij aantematigen

en den ouden regeringsvorm te vernietigen. In dit land

werd daarenboven een leger van vreemdelingen op de been

gehouden, 't welk, schaars en ongeregeld bezoldigd, zich

aan verregaande buitensporigheden schuldig maakte. De

hoogste staatsambten, waarop alleen Hongaren regt had

den, werden aan vreemden weggegeven, de belastingen

op eene willekeurige wijze geheven, adellijke jonkvrou

wen, die niet dan met koninklijke goedkeuring mogten hu

wen, aan Duitschers uitgeloofd, en zulken de weg gemak

kelijk gemaakt, om in het bezit van Hongaarsche, verbeurd

verklaarde eigendommen, te geraken. Dit alles hinderde

zoo wel de Roomsche als Protestantsche bevolking, welke

laatste zich daarbij, over toenemende verdrukking te be

klagen had, en wat het misnoegen ten top voerde, was

dit, dat LEoPoLD, na eene belangrijke overwinning, door

Page 26: Over dit boek Martelaars... · Zoo ging het ook ons, niet lang geleden, bij het lezen van het Maandschrift voor Christenen van den be schaafden Stand (D. VII, nr. 3). Wij vonden daarin:

- 7 -

zijnen veldheer MoNTECUCULI op de Turken behaald, met

deze een overijlden vrede sloot, bij welken menige stad,

door den vijand veroverd, aan denzelven afgestaan werd,

en deze alzoo gemakkelijk Opper-Hongarije, tot de gren

zen van Duitschland toe, verwoesten kon, gelijk hij dit

reeds in Neder-Hongarije had gedaan (10).

Wanneer wij dit alles vereenigen, dan bevreemdt ons

de zamenzwering niet, die, met verscheidene edelen aan

het hoofd, de afwerping van dit ondragelijk juk ten

doel had ; doch, op het oogenblik der uitvoering, werd

zij ontdekt, door den gewapenden arm verijdeld en de

straffe des doods, op vele aanzienlijken en minderen toege

past.

Deze gebeurtenis nu was het, waarvan de Jezuiten

meesterlijk partij wisten te trekken, om den Protestanten

de jammerlijke onheilen te berokkenen, aan wier vermel

ding de volgende bladen zullen zijn toegewijd.

Page 27: Over dit boek Martelaars... · Zoo ging het ook ons, niet lang geleden, bij het lezen van het Maandschrift voor Christenen van den be schaafden Stand (D. VII, nr. 3). Wij vonden daarin:

EERSTE HOOFDSTUK.

AANVANG DER WERVOLGING.

Ofschoon het eene bewezene waarheid was, dat, inzon

derheid de Roomsche adel, de hand in de reeds vermelde

zamenzwering had gehad, verzonnen de Jezuiten, dat zij

het werk der Protestanten was geweest en deze daarvoor

algemeen moesten boeten. De priesters doorkruisten dan

ook, op last hunner kerkelijke overheid, van krijgsvolk

vergezeld, die gedeelten des lands, welke onder de heer

schappij van Bisschoppen en andere Prelaten of Roomsch

gezinde Vorsten stonden, en moordden in sommige streken

verschrikkelijk; wierpen de onschuldige menschen van da

ken en torens, hingen hier en daar de leeraars, aan de

deuren en posten der kerken op, en verbrandden zelfs

eenen hunner levend; sloegen eene predikantsweduwe het

hoofd af; ja, verwoestten vlekken en stadjes bijna geheel,

en waar het, om deze of gene reden, zoo erg niet ging,

nam men toch de gemeenten kerken en scholen af, en be

roofde haar alzoo van het dierbaarste, dat zij bezaten.

Allertreurigst was de toestand van vele leeraars en kerke

dienaars, schoolonderwijzers en anderen , die door soldaten

---

Page 28: Over dit boek Martelaars... · Zoo ging het ook ons, niet lang geleden, bij het lezen van het Maandschrift voor Christenen van den be schaafden Stand (D. VII, nr. 3). Wij vonden daarin:

- 9 -

verjaagd of vrijwillig uitgeweken, naauwelijks wisten, wer

waarts het heen te wenden. Duitschland echter, het vader

land der Hervorming, nam er velen op, en Prins MICHAëL

APASI van Zevenbergen, hunne belangen geheel toegedaan,

ontving hen gastvrij, wees hun vaste verblijfplaatsen aan,

en zorgde voor hun benoodigd onderhoud. Het ongeluk

kigst waren zij er aan toe, die zich ergens in het land

schuil hielden en bittere armoede leden, terwijl zij, ont

dekt wordende, het ergste te vreezen hadden.

Men meene echter niet, dat die vervolging zoo maar

zonder slag of stoot doorging. Hier en daar stelde men

zich dapper te weer, en dit gaf tot tooneelen aanleiding,

die de hooge geestelijkheid beducht deden zijn, dat, zoo

men op die wijze voortging, het plan, om te dezer gele

genheid het Protestantismus in Hongarije, met wortel en

tak uit te roeijen, wel eens zou kunnen mislukken en de

gevolgen hiervan haar allernoodlottigst zouden zijn. Waar

bij nog dit kwam, dat men in de vrije erflanden van

Zijne Koninklijke Majesteit, niet zoo willekeurig als elders,

handelen kon.

Zij besloot derhalve een anderen weg inteslaan, en wist

bij het hof van Weenen te bewerken, dat er te Presburg

en te Tijrnau regtbanken, en wel twee in de eerste en

ééne in de laatste stad, werden benoemd, voor welke de

predikanten en rectoren der Protestantsche scholen, zich van

rebellie zouden moeten zuiveren (10). Dit had, begreep

men , al aanstonds het voordeel, dat de herders van hunne

kudden verwijderd, en de laatste daardoor te meer, onder

het bereik der Priesters zouden komen. Men kon dan ver

volgens zien, hoe ver het met de gedaagden te brengen

was, om hen, zoo al niet hun geloof te doen verzaken,

dan toch nutteloos te maken.

Page 29: Over dit boek Martelaars... · Zoo ging het ook ons, niet lang geleden, bij het lezen van het Maandschrift voor Christenen van den be schaafden Stand (D. VII, nr. 3). Wij vonden daarin:

- 10 -

De regters te Presburg waren enkel Roomschgezinden.

Het voorzittend gedeelte, 't welk het oor der overigen

had, bestond uit twee Aartsbisschoppen, twee Bisschop

pen en een Abt, Jezuiten, die algemeen als geslagene

vijanden van de Evangelische en Zwitsersche belijdenissen,

bekend stonden, en wier sluwheid hen eerst in het klein

eene proef deed nemen, om, wanneer zij gelukte, meer

in het groote denzelfden gang te gaan.

De eerste dagvaarding geschiedde tegen den 25sten Sep

tember 1673, en de opgeroepenen, ten getale van twee

en dertig, verschenen ten bepaalden tijd en plaats, waar

hun eene acte van beschuldiging werd voorgelezen, die

hoofdzakelijk bevatte, dat zij, met ter zijdestelling van

alle vrees voor God en menschen, en door welken geest

ook gedreven, zich niet geschaamd hadden : « den gan

schen staat des Rijks, de Roomsch - Katholijken, ja,

ook den Apostolischen Koning zelven, afgodisch te

noemen, tegen de heilige Maagd MARIA en de af

gestorvene heiligen in hunne prediking uittevaren,

het hoogwaardige sacrament des altaars met voeten

te treden, aan de rebellen, vijanden van Zijne Ma

jesteit, geld en leeftogt te verstrekken en zich over

hunne komst te verblijden, en eindelijk aan de Turken

den weg te hebben willen openen om Hongarije te ver

overen, » waarom tegen hen de straffe des doods, met ver

beurdverklaring van al hunne goederen, werd geëischt.

Op het hooren hiervan, verschrikten de beschuldigden

natuurlijkerwijze niet weinig, en rekenden zij zich verlo

ren, toen hun werd voorgehouden, dat zij niets te vreezen

hadden, wanneer zij, of, hunne bediening nederleiden,

om haar ten eeuwigen dage niet meer te aanvaarden, (in

welk geval zij, met al de overige ingezetenen, gelijke

Page 30: Over dit boek Martelaars... · Zoo ging het ook ons, niet lang geleden, bij het lezen van het Maandschrift voor Christenen van den be schaafden Stand (D. VII, nr. 3). Wij vonden daarin:

- 1 1 -

regten zouden behouden) of, Hongarije en de aangren

zende landen wilden verlaten, of eindelijk, het Roomsche

geloof omhelsden.

In de beide eerste gevallen moesten zij eene acte, door

de regters renversaal genoemd, onderteekenen, waarin

zij verklaarden, ( dat zij zich tegen Zijne Majesteit, hun

nen allergenadigsten heer, aan de misdaad van gekwetste

Majesteit, door deelgenootschap aan de rebellie, hadden

*chuldig gemaakt; - dat dit voor de buitengewone vier

schaar, tot onderzoek op hoog bevel gespannen, nadat zij,

volgens de regten des Vaderlands, gehoord waren, en al

wat ter zake diende, overwogen was, uit de aangevoerde

bewijsstukken en hunne eigene belijdenis, duidelijk gebleken

was; - dat zij derhalve den dood hadden verdiend, doch

uit zucht tot zelfbehoud, om genade smeekten; wanneer zij

zich, uit vergelding der hun bewezene barmhartigheid,

verbonden om, zoo zij in het land wilden blijven,

stil en rustig te zijn, en, zoo min in het geheim, als

openbaar, door woorden of in geschriften, onder wat

schijn dan ook, de predikdienst uitteoefenen of zich op

eenigerhande wijze met de verzorging der zielen in te

laten, maar ook, - zoo min in het geheim, als openbaar,

onder eenig voorwendsel, met degenen, die buiten waren,

en oproer tegen zijne Majesteit, het Katholijke geloof en

den Katholijken Staat voor zouden hebben, eenige zamen

zwering te voeden en ondernemen: ja, wanneer zij zulks

mogten zien of hooren, het terstond aan de overheden der

plaatsen, opperste Graven, of derzelver Stadhouders, aan

te brengen. Verkozen zij echter het Rijk te verlaten, dan

beloofden zij, met al hunne losse goederen, huisraad en

huisgezin, binnen dertig dagen, van den dag der onder

teekening af gerekend, uit het Koningrijk Hongarije en

Page 31: Over dit boek Martelaars... · Zoo ging het ook ons, niet lang geleden, bij het lezen van het Maandschrift voor Christenen van den be schaafden Stand (D. VII, nr. 3). Wij vonden daarin:

- 12 -

deszelfs aanhoorige landen, met een vrij paspoort te

zullen vertrekken, om daar nimmer weer binnen te ko

mmen.

Zulk eene onderteekening, in plaats van mondelinge

verklaring, moest in het plan der Jezuiten dienen, om

schriftelijke bewijzen van schuld in handen te krijgen,

waaraan het hun tot hiertoe, ten eenenmale ontbrak, en

zich daardoor in het oog des volks, van godsdiensthaat

vrij te waren. Vroeger (1623) had toch, bij de Boheem

sche vervolging der Protestanten, hetzelfde plaats gehad,

en was zeker formulier voorgeschreven, waarin men schuld

beleed en om vergeving smeekte, ten gevolge waarvan,

toen de Duitsche vorsten den Keizer onder het oog brag

ten, dat hij toch, om de misdaad van eenige weinigen,

niet allen zonder onderscheid mogt straffen, ten antwoord

ontvingen, dat niemand gestraft werd, als degenen, die

door eigene schuldbekentenis overwonnen waren.

Het is tevens uit de genoemde renversalen blijkbaar,

dat men liefst de vervolgden het land zag ruimen, want

hoe weinig beduidde dan hunne verbindtenis, in vergelij

king met die, bij welke men zijn ambt nederlag en waar

aan men zich hoogst moeijelijk houden kon. Ja, het komt

ons voor, dat de Jezuiten zelve, aan zulk eene emigratie

de voorkeur gaven boven verandering van godsdienst. Zij

wisten toch zeer wel, dat zij gedwongen en geveinsd zou

zijn, en men op dezulken, die daartoe besloten, geen

staat kon maken, terwijl, in geval de vervolgden het land

verlieten, de Protestanten, bij gemis van onderwijs in

hunne godsdienst, en de onvermoeide pogingen der Room

sche geestelijkheid, hand over hand, moesten afnemen en

eindelijk geheel verdwijnen. Zouden zij daarom ook niet

zulk een formulier van afzwering gekozen hebben, als

Page 32: Over dit boek Martelaars... · Zoo ging het ook ons, niet lang geleden, bij het lezen van het Maandschrift voor Christenen van den be schaafden Stand (D. VII, nr. 3). Wij vonden daarin:

- 13 -

niemand, wien een droppel Protestantsch bloed door de aderen

vloeide, en die waarachtigen eerbied voor God en CHRISTUS

had, kon overnemen ? Of moest men dan niet, om slechts

iets te noemen, plegtig betuigen, « dat al wat de Paus

binnen of buiten de Schrift ingevoerd en besloten zal

hebben, waarachtig, goddelijk en zaligmakend is,

derhalve door de leeken hooger moet geschat worden,

dan de bevelen van den levenden God , - en dat de

Maagd MARIA grooter eer van Engelen en menschen

waardig is, dan CHRISTUs, de Zoon van God zelf,

die alles naar haren wil moet doen, » besloten, met

vervloeking van ouders, leeraars en allen, die hen in

het Protestantsch geloof onderwezen en opgevoed had

den (11) ? Zulk eene taal van bijgeloovige razernij kon

immers geen leek, veel minder een Hervormd leeraar,

wien het aan kennis, zedelijk gevoel noch geweten ont

brak, overnemen, en de eisch daarvan, moest derhalve,

in het plan der Jezuiten, de keuze van emigratie krach

tig bevorderen. Wel is waar, aan den pligt der Roomsche

Kerk, om tot het alleen zaligmakend geloof te brengen,

werd daardoor te kort gedaan, maar naar hunne denkwijze

heiligde het doel de middelen, en dit doel, de uitroeijing

van het Protestantismus in Hongarije, was in haar oog

zoo heerlijk, dat al het overige daarvoor moest zwichten.

Hetgeen wij van deze eerste regtspleging weten, is aller

bedroevendst. Niet één der gedaagden bleef standvastig en

sprak een mannelijk woord tot zijne verdediging. Allen

bezweken en voldeden aan het verlangen der regters. Van

waar dit toch ? Zal men het vergoelijken, door te zeggen:

Page 33: Over dit boek Martelaars... · Zoo ging het ook ons, niet lang geleden, bij het lezen van het Maandschrift voor Christenen van den be schaafden Stand (D. VII, nr. 3). Wij vonden daarin:

- 14 -

het kwam den gedaagden geheel onverwacht voor ; zij

begrepen het gewigt der zaak niet, noch bemerkten het

doodelijk vergif, 't welk daarin schuilde ? Met een enke

len ja, kan dit het geval zijn geweest, maar van allen

laat het zich, naar het ons voorkomt, moeijelijk gelooven.

Liever zoeken wij de oorzaak in de keuze, door de Jezui

ten gedaan, wien er alles aan gelegen was, dat de proef

wel gelukte. Is het wel onwaarschijnlijk, dat zij zich

tot dezulken bepaald heeft, tegen wien het vermoeden,

van deel genomen te hebben aan de bewuste zamenzwering,

niet van allen grond ontbloot scheen (12), - ook wel tot

de zoodanigen, wier zwakheid men kende, en van welke

men veronderstellen kon, dat zij, met den dood bedreigd,

hun leven, tot wat prijs dan ook, zouden trachten te

redden, of ook nog wel tot anderen, die weinig om hun

ambt of eer gaven? Klaagden toch later de standvastig

geblevene broeders niet: « wij, die op hetgeen te Presburg

voorgevallen is, zeer wel gelet hebben, bevonden, dat

ook in den laatsten termijn, twee van de Gereformeer

den, die onderteekend hadden, slechthoofden waren, »

en was niet van zoodanig karakter, althans een der nu

gedaagden, tot wiens schande aangeteekend staat, dat hij

zijn geloof verzaakte en tot de Roomsche Kerk overging?

Kunnen er, mogen wij eindelijk nog vragen, ook niet wel,

even gelijk later plaats vond, omkoopingen in het spel

gekomen zijn, 't welk Rome zoo afschuwelijk speelde? -

Maar, hoe dan ook, de mare van het gebeurde, doorliep

weldra geheel Opper- en Neder-Hongarije, en veront

rustte de Protestanten niet weinig, die met reden daarin

de voorbode van een vreeselijk onweder zagen, dat over

al hunne gemeenten dreigde los te bersten.

-me

Page 34: Over dit boek Martelaars... · Zoo ging het ook ons, niet lang geleden, bij het lezen van het Maandschrift voor Christenen van den be schaafden Stand (D. VII, nr. 3). Wij vonden daarin:

TWEEDE HOOFDSTUK.

WAT IN HET KLEINE GELUKT WAS, IN HET GROOTE

MET ONGELIJK GEVOLG BEPROEFD.

De Jezuiten over het welslagen hunner zoogenaamde

regtspleging verheugd, besloten haar op ruimer schaal

voorttezetten, door een uitgebreider dagvaarding, tegen

den 5den Maart 1674. Het schijnt echter, dat onder de

regters geweest zijn, die, aangaande den afloop der zaak,

in het onzekere waren. Een hunner althans, liet zich ont

vallen: « Wij hebben een strop voor de Evangelische

Hongaren gedraaid, en kunnen wij hun dien om den

hals krijgen, dan zal hunne godsdienst nooit meer op

de been komen, doch kunnen wij dit niet, dan hebben

wij ons onnoodige moeiten bezorgd (13). »

De schriftelijke oproeping, door den voorzittenden Aarts

bisschop van Gran, stedehouder van den vorst palatijn

des Rijks, onderteekend, werd door priesters, onder ge

leide van soldaten , rondgebragt, waarbij het aan geene

grove beleedigingen ontbrak. Zij was, behalve nog aan

eenige anderen (14), aan alle predikanten en rectoren

Page 35: Over dit boek Martelaars... · Zoo ging het ook ons, niet lang geleden, bij het lezen van het Maandschrift voor Christenen van den be schaafden Stand (D. VII, nr. 3). Wij vonden daarin:

- 16 -

der Protestantsche scholen, die men naderen kon, gerigt,

en strekte zich ook tot dezulken uit, wier kerken en ver

dere gebouwen, vroeger gesloten of gesloopt waren.

De uitwerking hiervan op de gedaagden, was zeer ver

schillend. Sommigen, door angst beklemd, hielden zich

schuil of vlugtten; anderen, die, even als te Buda, aan

de Turken cijnsbaar waren, werden door dezen terug ge

houden (15): maar evenwel verschenen te Presburg, ten

bepaalden tijde, twee honderd en vijftig opgeroepene leer

aars, van welke zeven-en-vijftig Gereformeerd en de ove

rigen Luthersch waren. Zij begrepen toch, dat hun

wegblijven, door partij, als bewijs van medepligtigheid aan

de zamenzwering tegen LEoPoLD, zou kunnen uitgekreten

worden ; - dat men hen ook al spoedig zou komen gevan

gen nemen, of verbannen, - en zij voor hun geloof be

hoorden uit te komen, om hunne broeders in de goede be

lijdenis te versterken en hen in Christelijken moed en stand

vastigheid voortegaan (16). Zij waren inderdaad aan een fraai

jen boom in de lente gelijk , die, met vele bloesems getooid,

een overvloed van vruchten belooft. Jammer maar, wan

neer de eerste loslaten en afvallen, zoo als met de mees

ten dezer broeders, in het zedelijke, het geval is geweest.

Hun bijzonder en gezelschappelijk leven te Presburg, ligt

geheel in het donkere. Het is ons onbekend, waar zij hun

verblijf gehad hebben: zij spraken wel van hunne herber

gen, doch wij weten niet, wat wij daardoor te verstaan

hebben. Zoo ook weinig, wat er van hunne geldelijke aan

gelegenheden was (17), - waarmede zij zich, gedurende

den geruimen tijd, dat zij daar moesten vertoeven, heb

ben kunnen bezig houden, en dergelijke meer. Zij waren

in het verhalen hunner doorgestane ellenden onuitputtelijk,

maar lieten bijzonderheden, als de genoemde, onaange

Page 36: Over dit boek Martelaars... · Zoo ging het ook ons, niet lang geleden, bij het lezen van het Maandschrift voor Christenen van den be schaafden Stand (D. VII, nr. 3). Wij vonden daarin:

- 17 -

roerd, en wat zouden wij, wel bezien, eraan gehad

hebben, wanneer zij al naauwkeurig door hen opgeteekend

waren geworden ? -

Wij kunnen ons ook moeijelijk denkbeelden vormen van

de zoogenoemde regtspleging, over hen gehouden, maar

zeker leverde zij de droevigste tooneelen van ruwheid,

onregtvaardigheid en wanorde op. Naauwelijks kan men

gelooven, dat de regters beschaafde menschen waren, zoo

als toch hun rang en stand in de maatschappij medebrag

ten. Zij hadden geene behoorlijke naamlijsten van de ge

daagden, grepen telkens in den hoop, om eenigen in het

verhoor te nemen en voegden zich anderen uit nieuws

gierigheid daarbij, dan konden deze in hetzelfde lot deelen

en mede gevangen worden gezet. Dezelfde personen waren

somtijds regters, beschuldigers, getuigen en geregtsdie

naars tegelijk. - Zonderling sprong men ook met de

regtsgeleerden om, die hun toegevoegd of door hen verko

zen waren. Men poogde hen op allerlei wijze door be

dreigingen bang te maken, zoodat zij meer heimelijk door

hunne advijzen, dan door openbare pleitredenen, hunne

clienten moesten bijstaan. Meer nog dan dit. De vroeger

medegedeelde acte van beschuldiging werd ook hun voor

gelegd, maar de vraag: op wiens last zij tegen hen werd

aangevoerd? bleef onbeantwoord. Drongen de gedaagdon

daarop aan, dan sprak men wel van den Keizer, maar

zonder eenig bevelschrift van Z. M. te kunnen vertoo

nen, en wat den inhoud dier acte betreft, niet één der

daarin uitgedrukte feiten werd behoorlijk gestaafd, en

hetgeen men in de plaats gaf, was blijkbaar verzonnen

en kinderachtig. Zoo sprak men b. v. van een predikant,

die een priester de hostie uit de handen zou gestooten

hebben, even alsof daardoor alle Protestantsche leeraars,

2

Page 37: Over dit boek Martelaars... · Zoo ging het ook ons, niet lang geleden, bij het lezen van het Maandschrift voor Christenen van den be schaafden Stand (D. VII, nr. 3). Wij vonden daarin:

- 18 -

heiligschennis hadden bedreven; - van eene ontdekte, ont

cijverde briefwisseling, die van hun deelgenootschap aan de

bewuste zamenzwering zou getuigen; - van vijfhonderd

predikanten, op de grenzen vergaderd, met oogmerk om

Weenen te overrompelen; - van een optogt met trom

en vaandel, als vreugdebedrijf over den voortgang der

rebellie, en gaf hierdoor den gedaagden ruime stof,

om zich met waardigheid te verdedigen. Zoo dikwijls

wij, in onze verbeelding, de regtzaal binnentreden, en

ons de vierschaar vertegenwoordigen, ontdekt ons oog, in

de gelaatstrekken der regters, die sluwe boosheid, welke

niets dan het verderf der onschuld bedoelt, en in hunne

trotsche houding, overmoed, die daar, waar men niet

overreden kan, slechts verschrikken en verpletteren wil.

Staren wij daarentegen op het achtbaar tal van ver

dienstelijke mannen, die, met onbevlekt geweten, en al

de kracht van natuurlijke en geoefende welsprekendheid,

hunne zaak verdedigen, dan is het ons wellust, hunne

taal, met vunr en geestkracht uitgesproken, te beluiste

ren. Wij hooren geene sophismen, geen klink-klank van

gezochte woorden, geene vleijende betuigingen, geene krui

pende laagheden ; neen, zoo als een PAULUs voor den

Joodschen Raad sprak, spreken ook zij. -

«Wanneer (zeggen zij onder anderen) wanneer hebben wij

de Grooten van ons Koningrijk, die de Roomsche godsdienst

belijden, veel min den allergenadigsten Koning, door bijzon

dere toepassing, afgodendienaars genoemd ? - Wanneer de

Maagd MARIA geschandvlekt; tegen haar en de heiligen uit

gevaren? Wij gaven allen wel de verschuldigde eer, maar

veroordeelden hunne godsdienstige aanbidding en grondden

dit op de H. Schrift. - Wat hebben wij te maken met

Page 38: Over dit boek Martelaars... · Zoo ging het ook ons, niet lang geleden, bij het lezen van het Maandschrift voor Christenen van den be schaafden Stand (D. VII, nr. 3). Wij vonden daarin:

- 19 -

PAULUS REGIUs, die het sacrament zou ontheiligd hebben ,

wij, die niet wegens kerkschenderij, maar als medepligtigen

aan rebellie, opontboden zijn? Behalve dat eene enkele

daad, van een enkelen persoon, niet op rekening der

geheele Protestantsche geestelijkheid kan gesteld worden. -

Wij zouden schuldig staan aan opstand en verraad,

maar wat voert men hiervoor ten bewijze aan? Men

spreekt ja, van eene ontdekte, ontcijferde briefwisseling van

WITHUYÉDE, eenen nu reeds overleden Protestantschen

Edelman, met twee Evangelischen in Zevenbergen, waarin

zou gelezen worden, « dat de Predikanten in Hongarije

gereed en zeer wel toegerust waren om hunne toehoorders

gaande te maken; » maar om niet te zeggen, dat de wijze,

waarop men die briefwisseling in handen gekregen heeft,

ons hoogst verdacht voorkomt, wat doet zij, als zij waar

lijk bestaan heeft, af? Waarom wordt bij de regtspleging

niemand onzer aangewezen, die van WITHUYÉDE eenig

schrift ontvangen of eenige gemeenschap met hem gehou

den zou hebben ? Wij kunnen verzekeren, dat de mees

ten onzer, nooit van hem gehoord hadden, en vragen: of

in die briefwisseling iets van zoo groot belang gevonden

wordt, dat daarom alle herders en leeraars der Protes

tantsche kerken, voor rebellen kunnen gehouden en als

zoodanig behandeld mogen worden? - Men zegt, om

ons als oproerigen te brandmerken, dat vijfhonderd Pre

dikanten, op zekere plaats bijeenvergaderd, Weenen wil

den aantasten en overrompelen. Juist het werk van Pre

dikanten, niet waar ? - Hoe belagchelijk en leugenaehtig

tevens, dat men aan die honderd broeders van de Augs

burgsche belijdenis, die te Szilvara waren zamengeko

men, om over kerkelijke zaken te spreken, zulk eene on

derneming toeschrijft! - Wij hooren, dat « de scholieren

Page 39: Over dit boek Martelaars... · Zoo ging het ook ons, niet lang geleden, bij het lezen van het Maandschrift voor Christenen van den be schaafden Stand (D. VII, nr. 3). Wij vonden daarin:

- 20 -

van Papai, met trom en vaandel zijn opgetrokken, om over

de aankomst der rebellen vreugde te bedrijven », maar

weet men dan niet, dat dit elken Woensdag en Zaturdag

het spel der jeugd is, waarmede niets staatkundigs in

verband staat? - Wij zouden oproerlingen zijn, en tot

deelgenootschap daaraan, ophitsen; doch waar heerschen

meer rust en vrede, dan in de gemeenten door ons be

diend ? en dit nog daargelaten; - aan rebellen, onrust

zaaijers in het vaderland en verraders, mag men, naar

goddelijk en menschelijk regt, al leggen zij, bij ondertee

kening, hun dienst neér, of, al willen zij het land verla

ten, ja, al zweren zij hun geloof af, het leven niet

schenken , want het eene neemt, zoo min als het andere,

de gestrengheid der wet weg. Het is toch eene misdaad

van rebellie en verraad, en dus verderfelijk voor den Ko

ning en het Rijk. »

Op zulk eene taal viel niets degelijks te antwoorden ,

maar wel, met den Graaf FERGATI, een der leden van

de regtbank, den gedaagden op norschen toon toe te

voegen: « Is er een pest in het land, dan beijveren

wij ons, haar zoo spoedig mogelijk te verdrijven.

Maar, geen grooter pest dan de ketterij, en daar om

wil Zijne Koninklijke Majesteit haar uit het Koning

rijk uitroeijen. »

Men liet intusschen niets onbeproefd, om, voor en aleer

men tot gestrenge maatregelen overging, de beschuldigden

tot de onderteekening der bewuste verklaringen overte

halen, en nu weer met het ongelukkig gevolg, dat

enkelen, uit zwakheid en vreesachtigheid, tegen den raad

en de bede der volstandigen aan, hunne dienst nederleiden

of het land verlieten.

Om eenig denkbeeld te geven van de onderhandsche

Page 40: Over dit boek Martelaars... · Zoo ging het ook ons, niet lang geleden, bij het lezen van het Maandschrift voor Christenen van den be schaafden Stand (D. VII, nr. 3). Wij vonden daarin:

- 21 -

maatregelen en gesprekken van dien tijd, noemen wij het

volgende:

Men kende het verschil, 't welk in Hongarije, onder

de Lutherschen en Gereformeerden over zekere godsdienst

punten bestond, en de ongelukkige gevolgen, die dit had;

maar zag ook tevens in, dat hun tegenwoordig gelijk lot

hen verbroederde en eendragt magt maakte, daarom nu ,

ondervroeg men hen somtijds afzonderlijk, ten einde, naar

men meende, eene der partijen over te halen en daar

door voor de andere, de volharding moeijelijker te ma

ken.

De zoo even genoemde Graaf FERGATI, ontbood op zeke

ren tijd de Predikanten bij zich , gaf aan ieder hunner

de hand, en hield niet op hen te raden en te verma

nen, dat zij toch teekenen zouden, want dat, hoe men

ook ontkende aan de rebellie deelgenomen te hebben,

men toch daarvan door Zijne Koninklijke Majesteit ver

dacht zou gehouden worden, waarop MICHAël. MiscoLc1

NI, Predikant van Filck, uit aller naam antwoordde:

« Doorluchtige Graaf! Dewijl wij ons van geene

medepligtigheid aan de rebellie bewust zijn, zoo kun

men wij ons zelven niet beschuldigen. Ook kunnen

wij , behoudens een goed geweten, onze dienst niet

verlaten en haar ontrouw vaarwel zeggen, maar

steunende op de billijkheid der regters in uwe ver

gadering, hebben wij, voor haar verschijnende, onze

zaak met een vast vertrouwen aan derzelver beoordee

ling overgegeven, en zullen hare uitspraak gevolgelijk

afwachten. »

DE GRAAF : « Mijne kinderen / uw antwoord bevalt

mij, maar gij zult door de onderteekening uw gewe

ten niet bezwaren, want indien Zijne Majesteit ulieden

Page 41: Over dit boek Martelaars... · Zoo ging het ook ons, niet lang geleden, bij het lezen van het Maandschrift voor Christenen van den be schaafden Stand (D. VII, nr. 3). Wij vonden daarin:

- 22 -

gebood voor eene wijle te zwijgen, zoudt gij immers

daarom niet voor uwe dienst bedanken, maar u aan

den wil der hoogste overheid onderwerpen en volvaar

dig gehoorzamen. Ook zal daardoor de weg voor

uwe gemeente niet gesloten zijn, om de toevlugt tot

Zijne Majesteit te nemen, en uwe belangen, met de

hare verbonden, aan den voet des troons te bepleiten.

Ofschoon door de regtbank daartoe niet gemagtigd,

moet ik uit mij zelven, ter liefde van het Hongaar

sche volk, u aanraden om haar tewille te zijn, en

het gevaar aftewenden van halsstraf, eeuwigdurende

gevangenis of verbanning op de galeijen, dat, in een

tegenovergesteld geval, u in de diepste ellende dom

pelen zou / »

MIscoLCINI met waardigheid: « Indien het eene vaste

bepaling van Zijne Majesteit ware, ons in zijn Koning

rijk niet te willen dulden, uithoofde wij leeraars van

de Augsburgsche en Zwitsersche geloofsbelijdenis zijn,

en ons dit legaal werd bekend gemaakt, dan zou ons

in dat geval niets overblijven, als ons te onderwerpen

en te gehoorzamen. »

DE GRAAF: « Zijne Majesteit heeft zulks niet uit

drukkelijk gelast. Ook zal hij het niet doen, doch

'intusschen zou het u wel passen te zeggen: Heer!

treed niet in het gerigt met uwen knecht / »

Eenige dagen later liet de Aartsbisschop hen bij zich

komen, en was het : « Zeer geliefde kinderen ! Wat

meent gij wel ? Bedenkt toch, dat, zoo gij nog voor

het vellen van het vonnis, teekent, ik u een goedertie

ren vader zal zijn, maar dat, al hieldt gij honderd, ja

duizendmaal vol, om het niet te doen, gij daarmede

niets zoudt vorderen. Zoo gij de onderteekening wei

Page 42: Over dit boek Martelaars... · Zoo ging het ook ons, niet lang geleden, bij het lezen van het Maandschrift voor Christenen van den be schaafden Stand (D. VII, nr. 3). Wij vonden daarin:

- 23 -

geren blijft, zal ik, na het uitspreken van het vonnis,

u een gestreng regter zijn. Ziet! ik zal voor u allen

ijzeren schoenen laten maken. Gij zult in de gevan

genis geworpen worden. »

Een stil optrekken van de schouders, was het eenige

antwoord, dat hij ontving.

Hij ontbood ook eens een anderen, bij wien hij almede

op de onderteekening aandrong, doch die hem moedig

weêrstond, zoodat hij eindelijk verwoed uitriep : « Doet

gij het niet, dan zweer ik bij de heilige drievuldig

heid en al de heiligen, dat ik u en allen, die u na

volgen, het hoofd zal doen verliezen. » Waarop deze

zeide: « Doorluchtigste Vorst! Zoo ik, of wie onzer

ook, het hoofd verliest, weet ik toch zeker, dat het om

den naam van CHRISTUS zal zijn. »

DE AARTSBISSCHOP. « Meent gij dan, dat gij sterven

zult als de Apostelen ? »

HIJ. « Al sterven wij niet als de Apostelen, wij

sterven dan toch onschuldig. » -

Een onmiddellijk daarop gevolgd bevel, om het paleis te

verlaten, brak dit onderhoud af.

Niet alle regtere handelden echter uit hetzelfde beginsel,

zoodat, b. v., een hunner aan eene gemeente, die voor

haren leeraar sprak, woordelijk toevoegde : « Wil mij

toch niet langer lastig vallen, omdat ik, zoo waarlijk

God mij helpe, zelf niet veilig ben. Zoo ik maar één

enkel woord in uw voordeel spreek, zullen zij mij een

rebel noemen en in een gat smijten. Laten derhalve de

goede Predikanten maar onderteekenen. »

De laatste onderhandsche poging en hare uitkomst zijn

vooral opmerkelijk. De voorzitter der regtbank sprak de

gedaagden in het Hoogduitsch aan, en zeide : « Wij

Page 43: Over dit boek Martelaars... · Zoo ging het ook ons, niet lang geleden, bij het lezen van het Maandschrift voor Christenen van den be schaafden Stand (D. VII, nr. 3). Wij vonden daarin:

- 24 -

willen, mijne kinderen, alleen geregtigheid. Wie van

ulieden uit het Rijk wil gaan, begeve zich ter regter

zijde en men zal hem paspoort geven, om met huisge

zin en goederen in vrede te vertrekken, maar wie,

zijn ambt nederleggende, in het Rijk wil blijven, maar

de linkerkant, om , als hij van adel is, als een Edel

man, en anders als een burger, boer en huisman te

leven. Doch wie dit geen van beide verkiest en de uit

spraak van het regterlijk vonnis afwachten wil, ver

trekke naar het achterste gedeelte van het paleis. » -

Zoodra was dit niet gehoord, of allen begaven zich naar

achteren, en riepen uit éénen mond : « Wij zullen het

vonnis afwachten ! »

De regters hoorden het en zagen strak voor zich, totdat

eindelijk de Aartsbisschop, het stilzwijgen in dezer voege

afbrak : « Wij hebben Babylon willen genezen, maar

het is niet genezen. Uw verderf, o Israël, is uit u / »

En THOMAS PALFI, Kanselier des Rijks, liet daarop ter

stond volgen : « Die menschen zijn ten eenenmale blind,

domme beesten, die hunnen val en ondergang voorzien

noch begrijpen. »

Page 44: Over dit boek Martelaars... · Zoo ging het ook ons, niet lang geleden, bij het lezen van het Maandschrift voor Christenen van den be schaafden Stand (D. VII, nr. 3). Wij vonden daarin:

DERDE HOOFDSTUK.

VONNIS, WEGVOERING EN KERKERTUCHT

DER VEROORDEELDEN.

De vierde April des jaars 1674 brak aan. De vier

schaar werd nogmaals gespannen. De regters, ten getale van

twee-en-dertig (18), namen zitting en de gedaagde Kerk

leeraars verschenen. Nu werd hun de acte van be

schuldiging weer voorgelezen, en daarop die van het ge

velde vonnis, namelijk, « dat zij zouden gebragt worden

ter plaatse, waar men gewoon was in het openbaar

justitie te doen, om handen en voeten afgehouwen,

gesteenigd of verbrand te worden, met verbeurdverkla

ring van al hunne goederen ; » een vonnis, den zeven

den daaraanvolgende, ook over de standvastig geblevene

Rectoren, uitgesproken.

Staat er van den Heiland der wereld aangeteekend,

dat men hem, na zijn veroordeeling, bespotte, zoo ging

het ook hier. Men deed de ongelukkige menschen allerlei

laagheden aan, en wanneer zij zich op hunne volstrekte

Page 45: Over dit boek Martelaars... · Zoo ging het ook ons, niet lang geleden, bij het lezen van het Maandschrift voor Christenen van den be schaafden Stand (D. VII, nr. 3). Wij vonden daarin:

- 26 -

onschuld beriepen, was het ; « ha / ha / dan zouden

zeker uwe regters onregtvaardig en schuldig zijn. Gij

verdiendet al aanstonds gebragt te worden, waar geen

hond u het brood uit de handen zou rukken. »

Wij moeten hierbij, om misverstand voor te komen,

aanmerken, dat niet allen, bij de tweede dagvaarding te

Presburg verschenen, het vonnis afgewacht hebben. Som

migen, uit de nabuurschap der stad, zijn, toen de reg

ters met Paschen vacantie namen, tot hunne gemeenten

teruggekeerd, maar om verschillende redenen niet weër

gekomen, of hebben, toen de procedures zoo lang en

zoo eentoonig gerekt werden, uit loutere verveling, Opper

Hongarije weer opgezocht. Men vond er ook, die, hun

ambtsgewaad afleggende, zich slechts somtijds vertoonden,

om den loop van zaken te beter na te kunnen gaan,

zich op het einde terugtrokken en uit Presburg ver

dwenen. Een enkele is, wegens ziekte, gedurende zijn

verblijf aldaar, in stilte verpleegd, en vervolgens weg

geholpen. Het getal van allen te zamen, is echter niet

aanzienlijk, en zij zijn, door hunne volstandige broeders,

nimmer daarover hard gevallen.

-,

Men zou gedacht hebben dat, ten gevolge van het

vonnis, Presburg een openbaar bloedtooneel moest geworden

zijn, en de veroordeelden op de wreedaardigste wijze zou

den zijn omgebragt ; maar neen, niets hiervan vond

plaats, en het bleek ten duidelijkste, dat de geheele

regtspleging slechts ten doel had, hen te overbluffen en

uit vreeze te doen teekenen of hun geloof afzweeren.

Page 46: Over dit boek Martelaars... · Zoo ging het ook ons, niet lang geleden, bij het lezen van het Maandschrift voor Christenen van den be schaafden Stand (D. VII, nr. 3). Wij vonden daarin:

- 27 -

Op de vraag van den Procureur des Konings: « of men

hen niet in de boeijen zou sluiten ?» werd geantwoord,

dat men gebrek aan het benoodigde getal voor zoo velen

had, en werden dit slechts enkelen gedaan, om vervolgens

naar het kasteel te worden vervoerd , als een voorbeeld,

waaraan de anderen zich mogten spiegelen. Aan die allen

werd echter nog, hoe zonderling! een tijd van acht we

ken toegestaan, om zich te beraden, en daarbij mogten

zij in de stad en voorsteden gaan, waar zij wilden, mits

op hun woord van eer belovende, die niet te zullen

verlaten. Vanwaar dit onverwacht, ongehoord verschijn

sel? - Wij behoeven op die vraag geen antwoord schul

dig te blijven. De Jezuiten begrepen te regt, dat de

aangekondigde slagting niet slechts Opper- en Neder-Hon

garije in rep en roer zou brengeu, maar ook de Protes

tanten van Zevenbergen in het harnas zou jagen, en de

gevolgen daarvan op hun hoofd zouden nederkomen, zocht

men liever tijd te winnen, en de schorsing van het von

nis aan de genade des Konings toeschrijvende, nu eens op

deze, dan weder op gene, wijze, onderteekeningen te be

komen, dan zou men veel gevorderd zijn. Men gaf nu

ook maar ruimschoots gelegenheid tot het, door hen zoo

gewenschte, ontvlugten ; en bleven de veroordeelden hal

starrig, dan kon men hen, om zijn bloed te koelen, dui

zend dooden doen sterven, even als CALIGULA, die, toen een

gevangene hem smeekte, liever te mogen sterven, dan zoo

gepijnigd te worden, lagchend antwoordde: Wij zijn nog

geen maats genoeg, om u die dienst te bewijzen. De

onderteekening der renversalen werd nu ook gemakkelijk

gemaakt. Men had slechts zonder schuldbelijdenis schriftelijk

te verklaren: dat men zijne bediening neérlag, of voor

altijd het land zou ruimen ? De Aartsbisschop stelde hun

Page 47: Over dit boek Martelaars... · Zoo ging het ook ons, niet lang geleden, bij het lezen van het Maandschrift voor Christenen van den be schaafden Stand (D. VII, nr. 3). Wij vonden daarin:

- 28 -

dit, onder betuiging van hoogachting en welwillendheid,

ja, onder het aanbod van smakelijken wijn, in welks ge

bruik de veroordeelden echter omzigtig waren, voor, maar

- zij bleven het, om dezelfde redenen waarom zij vroe

ger niet gevlugt waren, volstandig weigeren, zonden liever

een ootmoedig smeekschrift aan den Keizer en Koning op,

- gaven daarin een overzigt van het gebeurde, betuigden

Z. M. hunne onschuld en smeekten hem om ontferming (19).

De laatste met hen genomene proef, was den negen

en-twintigsten Mei deszelven jaars. Het was omtrent

tien ure in den morgen, toen de broeders van de Augs

burgsche Confessie, op last van den Aartsbisschop, in

zijn paleis verzameld werden. Bij dezen hadden zich

twee broeders Calvinisten gevoegd, om te zien, wat

er gebeuren zou , en die een gelijk lot met hen hebben ge

deeld. Hun werd voor het laatst gevraagd: of men, op de

laatstgenoemde wijze, teekenen wilde, of in de gevangenis

gaan? - En nu bezweken velen hunner en werden ter

regterdeur uitgeleid, maar die van geene onderteekening

wilden hooren, toen nog drie-en-veertig sterk, met de

zoo evengenoemde Calvinisten, door eene andere deur,

naar de stadsgevangenis, of schepen op den Donau, ge

voerd.

De overige lijders verbonden zich thans te naauwer,

om CHRISTUs, onder alles, wat hen bejegenen zou , ge

trouw te blijven tot in den dood, en voor de geheele

wereld te toonen, dat de poorten der helle, zijne gemeente

niet overweldigen konden. Opgeroepen tegen den volgen

den dag, gingen zij, als schapen ter slagting, naar het

paleis van den Aartsbisschop. Zijne hovelingen vermoe

dende, dat zij niet meer naar hunne vroegere verblijven

dachten terugtekeeren , lachten hen uit en zonden hen

Page 48: Over dit boek Martelaars... · Zoo ging het ook ons, niet lang geleden, bij het lezen van het Maandschrift voor Christenen van den be schaafden Stand (D. VII, nr. 3). Wij vonden daarin:

n - 29 -

de ijselijkste vloeken achterna. Nogmaals werd eerst aan

allen te zamen, en vervolgens aan ieder afzonderlijk,

het vroegere voorstel gedaan, doch te vergeefs; en nu,

aan een vaandel soldaten overgegeven, voerde men hen,

onder een verbazenden toeloop van volk, even als de

vorigen, naar de gevangenis.

Weldra werd een groot gedeelte van hen, met de zoo

even vermelden, in grootere en kleinere troepen verdeeld,

en eenigen met stroppen om den hals. allen aan den

moedwil van ruw en roofzuchtig krijgsvolk blootgesteld,

naar oude Hongaarsche vestingen gevoerd, waar, over

eenkomstig de onbeschaafdheid en wreedheid dier tijden,

de akeligste holen en gaten tot gevangenissen dienden. Zij

waren : LEOPOLDSTAD , eene vesting tusschen den Donau

en de Dijrna, in een zeer moerassig oord gelegen, -

CoMoRRA (Comorn) op het eiland Schutt, in den Do

nau, - BERENTSI (Berents, Berigi, Brencs) aan de

Theize, digt bij een groot moeras. (Men vindt er nog

een vervallen slot.) - Kapu-var, aan een arm der Raab,

tusschen moerassen , - Sar-var, aan de Gems en de

Raab, als het vorige, derhalve ongezonde plaatsen, -

en EBERHARDI (Everhard), een kasteel, waarvan wij de

ligging niet kennen.

De overige drie-en-twintig, bleven nog zeven dagen in

den Presburger-kerker, niet weinig bemoedigd door de har

telijke deelneming en belangstelling hunner geloofsgenooten,

die hun allerlei ververschingen bezorgden, zonder dat dit

door de wacht verhinderd werd. Deze verbood ook het

Psalmgezang niet, dat eene groote menigte volks maar den

toren, waarin zij opgesloten waren, lokte, door de Room

sche geestelijkheid met leede oogen aangezien.

Intusschen vond men ook onder haar, die mensche

Page 49: Over dit boek Martelaars... · Zoo ging het ook ons, niet lang geleden, bij het lezen van het Maandschrift voor Christenen van den be schaafden Stand (D. VII, nr. 3). Wij vonden daarin:

- 30 -

lijker, ja, Christelijker dachten. Zoo werden, eenigen

van de broeders, toen zij nog op vrije voeten waren,

door twee monniken, zoogenoemde broeders van barmhar

tigheid (fratres misericordiae), aangesproken en op eenen

deelnemenden toon gevraagd: hoe zij het hadden ? - Dit

beantwoord zijnde, door een getrouw verhaal van het leed

hun aangedaan, drukten zij hun de hand, met deze woor

den : « God is magtig de harten uwer regters te bui

gen. De heer kastijdt degenen, die hij lief heeft: » en

daarop gingen zij, met tranen in de oogen, henen.

De ingezetenen van Presburg, in het algemeen, van

welk eene geloofsbelijdenis dan ook, waren, over hetgeen

zij zagen gebeuren, verbaasd en verontwaardigd. Hadden

zij de verdrukten kunnen redden, zij zouden het zeker

hebben gedaan, maar de vrees voor hen, die het be

wind over alles in handen hadden, hield hen terug. Het

is ons voorgekomen, dat zij , omstreeks dien tijd, over

vloedig van geld en kleederen moeten voorzien geworden

zijn, doch vanwaar, en langs wat weg, is ons niet

gebleken.

Eindelijk, zes Junij, des morgens zeer vroeg, was ook

aan de daar nog overgeblevene gevangenen de beurt, om

te zamen naar Leopoldstad, te vertrekken, en wat, zoo

daarbij, als vervolgens, voorviel, kunnen wij, als uit hun

eigen mond, vernemen.

« Onze wagens, » zeggen zij, « gewone veld- (boeren-)

wagens, maar voor ons goed genoeg geschat, waren van

Keizerlijk voetvolk omgeven, dat niet slechts de nieuws

gierige menigte, maar ook onze medelijdende vrienden,

Page 50: Over dit boek Martelaars... · Zoo ging het ook ons, niet lang geleden, bij het lezen van het Maandschrift voor Christenen van den be schaafden Stand (D. VII, nr. 3). Wij vonden daarin:

- 31 --

belette ons te naderen en eenige troostrijke woorden van

afscheid toe te spreken. De laatsten volgden ons ech

ter, na het afrijden, nog een eind wegs, terwijl hunne

beste wenschen ons bleven vergezellen. Wij konden dien

avond slechts Tyrnau bereiken, waar wij den nacht,

wel bewaakt, in de herberg doorbragten, Den volgenden

morgen vielen de soldaten ons bijster lastig met hunne

ongehoorde vragen: nu om dit dan weer om iets anders.

Buiten de stad gekomen, deden zij de wagens stil staan,

om ons te berooven, waardoor sommigen zelfs hunne reis

mantels verloren, en op onze klagten daarover, beriepen

zij zich op de vrijheid, hun daartoe door den Aartsbis

schop gegeven. « Wacht maar, » riepen zij ons toe,

« het zal u nog wel erger gaan. »

« Eindelijk kwamen wij te Leopoldstad, waar de Jezuit

KELLIo, over de gevangenis, welke hij zijn vagevuur plagt

te noemen, het toeverzigt had. Bij onze ontvangst liet

hij ons al spoedig bemerken, dat wij geen mededoogen

ter wereld, van hem te wachten hadden, zoo lang wij

de renversalen niet teekenden. Ook een andere, die

voorgaf, de gevangenen een bezoek te brengen, en ons

begroette, zocht ons bang te maken, doch wij hielden

ons alsof wij hem niet begrepen. Wij vernamen ook, tot

onze bittere droefheid, dat vijf der vroeger vertrokkene

broeders afvallig waren geworden, maar nu ook, van de

anderen afgezonderd, opgesloten bleven, tot dat zij be

lijdenis van de Roomsche godsdienst zouden hebben af

gelegd. Den volgenden dag bragt men ons uit het don

kere kot, waarin wij geworpen waren, in een lichter

vertrek, waarin wij, onder het oog van eenige Duitsche

officieren, moedermaakt uitgekleed en over ons geheele lijf

Page 51: Over dit boek Martelaars... · Zoo ging het ook ons, niet lang geleden, bij het lezen van het Maandschrift voor Christenen van den be schaafden Stand (D. VII, nr. 3). Wij vonden daarin:

- 32 -

betast werden, om, zoo men zeide, te zien, of wij ook

breekijzers en dergelijke middelen, om te ontsnappen, bij

ons hadden, maar eigenlijk om ons geheel uit te plunde

ren. Daar was naad noch plooi in onze broeken, hem

den, bovenkleederen, kousen en schoenen, die zij niet be

zagen, keerden en schudden, en wat zij van geld of gelds

waarde vonden, eigenden zij zich toe, zij namen ons, al

wat de liefdadigheid der Presburgers ons verstrekt had,

ja, zelfs onze aanteekeningen en schrijfgereedschap, af, en

lieten ons maar alleen de onontbeerlijkste kleedingstukken

over. Door de behendigheid echter van sommigen onzer,

behielden wij, met eenige andere kleine geschriften, tot

onze groote blijdschap, een Psalmboek en een Grieksch

Testament.

« Kort daarna werd aan de wacht, op zware straf,

verboden toetelaten, dat ons eenige spijs, drank of ver

sterking, door wien dan ook, bezorgd werd, en moesten

wij ons dagelijks met een sober rantsoen behelpen.

« Den achtsten Junij werd ons lijden niet weinig ver

zwaard door de boeijen en ketens, die nu gereed waren

en ons aangedaan werden. De boeijen waren zwaar en

naauw, de voetijzers gelijk aan die der Turken, met

een ketting van het eene been tot het andere, waardoor

onze gang naar dien van hoenders geleek, met de pooten

in touw of garen verward. Men maakte ook wel hand en

voet aan elkander vast, en in dien jammerlijken toestand

moesten wij, met de anderen, voor ons aangekomenen,

onder het geleide van de wacht, naar onze werkplaatsen

heen.

« Nu eens werden wij gelast riolen te ruimen, waar

van de stank onverdragelijk was, dan weer werkten wij

Page 52: Over dit boek Martelaars... · Zoo ging het ook ons, niet lang geleden, bij het lezen van het Maandschrift voor Christenen van den be schaafden Stand (D. VII, nr. 3). Wij vonden daarin:

- 33 -

-

aan de fondamenten der bolwerken, tot welke wij moesten

doorgraven, of ruimden het zand op, uit eene diepe val

lei, of bevloerden, waar het noodig was, den grond. Op

eenen anderen tijd dwong men ons langs een steilen steiger,

met onze kruiwagens, kalk tot bij de vorsten der daken

te brengen, waardoor wij, aan de voeten gekluisterd, maar

al te dikwijls struikelden en vielen; ja, het is te verwon

deren, dat niet wel deze of die, naar beneden is ge

stort. - Wij kunnen het werk niet opsommen, dat men

ons opleide, om onze krachten uitteputten en tot hetgeen

wij verfoeiden, te noodzaken.

« Behalve den zwaren arbeid, hadden wij veel te verduren

in het oude, bouwvallige gevangenhuis, waarin wij zoo

lang moesten blijven, totdat het nieuwe yoltooid zou zijn.

Het was een hol aan de zijde van den wal, voor weer

en wind open, waarin padden, rotten en ander ongedierte,

in menigte huisvestten, en wij afgemat, op den vochtigen

grond, als waren wij lastdieren, aan korte palen werden

vastgeboeid. Zwart soldatenbrood was ons eenigste voedsel.

Dorst leden wij zoo zeer niet, als wij aan den arbeid waren,

want onder weg vonden wij waterputten , maar als wij

's avonds in den kerker terug kwamen, onze flesschen spoedig

geledigd waren, en wij daardoor versmachtten, liet de wacht

zich soms zoo weinig verbidden, om ons nog wat water te

bezorgen, als om ons, bij een andere gelegenheid, aan eene

natuurlijke behoefte, op eene geschikte plaats, te laten

voldoen. Goede hemel ! hoe vele zulke jammerlijke nach

ten, hebben wij op zoodanige wijze moeten doorworstelen.

Met één woord, onze ellende was onbeschrijfelijk.

« Op onze eigenlijke vijanden de Jezuiten, werkte zij

echter volstrekt niets uit, en ten bewijze hiervan, kan

het volgende dienen. Men liet ons daar, zoo als wij zeiden,

3

Page 53: Over dit boek Martelaars... · Zoo ging het ook ons, niet lang geleden, bij het lezen van het Maandschrift voor Christenen van den be schaafden Stand (D. VII, nr. 3). Wij vonden daarin:

- 34 -

de oude gevangenis bouwvallig was geworden , voor ons zel

ven eene nieuwe graven. Daarmede zullende aanvangen, kwa

men er van hen voorbij, wien een onzer toeriep : « Wij

betuigen voor God, de Engelen en de menschen, dat

gij wreeder met ons handelt, dan eertijds de wreed

ste vervolgers met de Apostelen. Deze toch hebben wel

'in den kerker gezeten, maar zijn nooit genoodzaakt ge

worden, zichzelven eene gevangenis te graven. » Met

honend lagchen en zoutelooze scherts, beantwoordden

zij ons.

« Na eenige maanden zoo deerlijk gefolterd te zijn, kre

gen wij van eene andere zijde, eenige verademing en ver

ligting. De arbeidslieden toch, die voor geld werkten,

hadden het met bouwen, in en buiten het kasteel, onge

meen druk, zoodat wij in ploegen hun toegevoegd werden.

Daar hun getal groot was, konden onze wachters alles niet

genoeg nagaan om te ontdekken, dat zij, of uit eigene

beweging, of daartoe door onze vrienden in staat gesteld,

ons meermaal van spijs en geld voorzagen. Vrouwen en

kinderen, zelfs van naburige plaatsen, kwamen, als of

zij daar iets te doen hadden, in de stad, wierpen stil

letjes eene en andere versnapering in onze wagens, of in

het gras op plaatsen, die wij heen of weer langs moes

ten, en liepen dan weg. Werd dit echter ontdekt, dan

wachtte de zoodanigen eene gevoelige straf. Vier vrouwen

b. v. hadden eens in een wagentje wat spek en linzen voor

ons neêrgelegd, en gemeend, dat het niet was gezien.

KALLIo intusschen, had het uit zijn venster opgemerkt, en

gaf terstond last, haar te vatten. Drie ontvlugtten, maar

de vierde werd gevangen genomen, en om die enkele aal

moes door den beul, met hals en handen door een houten

strafbord gestoken, in de bitterste koude rondgevoerd en

Page 54: Over dit boek Martelaars... · Zoo ging het ook ons, niet lang geleden, bij het lezen van het Maandschrift voor Christenen van den be schaafden Stand (D. VII, nr. 3). Wij vonden daarin:

- 35 -

te pronk gesteld. Ook onder de soldaten vonden wij van

tijd tot tijd meer mededoogen. Zij zagen onze folteringen

en onze wijze van leven, kregen zekeren eerbied voor ons

karakter, en deelden ons wel eens iets van hunnen soberen

leeftogt en geringe soldij mede. Dan dankten wij den goe

den God hartelijk, die, hoe wij ook door anderen ver

stooten werden, ons niet verliet. Meer nog dan dit:

sedert langen tijd, waren onze vrienden en bekenden, die

ons wilden bezoeken, afgewezen, thans werd hun dit nu

en dan vergund. Wat zij bezorgden, kwam wel niet altijd

tot ons, maar later werd dit beter, nadat het gebleken was,

dat KELLI0, door wiens hand alles gaan moest, niet eerlijk

handelde, maar ons veel onthield. Hierover schijnt hij, door

wien, weten wij niet, lastig gevallen te zijn. Althans op

zekeren tijd kwam hij bij ons en leide ons drie ondersehei

denc kwitantien voor, eene voor de gereformeerde leeraars

van Opper-Hongarije, eene voor de broeders van de Aug

burgsche Confessie en eene voor de gereformeerde broe

ders uit Neder-Hongarije, waarbij wij verklaarden, dat

de eerwaarde vader MIcoLAUS KELLIo, ons het door

de onzen aan hem toegezonden geld (de verschillende som

men hierbij uitgedrukt) toegeteld, en van St. Michaëls

dag af, de spijs door goedwilligen hem voor ons be

zorgd, overhandigd, en de onzen toegelaten had met

ons te spreken. Hij wilde, dat wij dit onderteekenen zou

den; maar wij weigerden het, omdat ons geweten het ons,

als strijdig met de waarheid, verbood. Op zijn aanhouden

echter gaven wij hem , uit vrees voor zijne woede, een

ander certificaat, waardoor hij genoeg gedekt was, en waarin

hij genoegen nam.

« Wij hadden het, zoo als men bemerkt zal hebben,

een poos lang, dragelijker gehad, toen tegen de maand

Page 55: Over dit boek Martelaars... · Zoo ging het ook ons, niet lang geleden, bij het lezen van het Maandschrift voor Christenen van den be schaafden Stand (D. VII, nr. 3). Wij vonden daarin:

- 36 -

Januarij, de Bisschop CoLoNITz te Leopoldstad kwam,

om onderzoek te doen: of wij ons al betrekkelijk de ren

versalen goed beraden hadden ? en toen hij vernam , dat

wij in ons gevoelen te dien opzigte, niet in het minste ver

anderd waren, werd onze arbeid niet weinig verzwaard.

Het guurste weder zelfs, kon ons daarvan niet verschoonen,

zoodat wij op weg bijna van koude bevrozen, en onze

wacht het daar ook naauwelijks uithouden kon.

« Het ergste van alles was, dat men ons, bij het ver

voeren naar onze werkplaatsen, zoo leide, dat wij, of bij

het portaal eener Roomsche kerk kwamen, of grootere

en kleinere processien moesten zien voorbijgaan, in welk

geval het slagen en stooten regende, om ons, binnen of

buiten het kerkgebouw, tot deelneming aan hunne Gods

dienst, of tot kniebuiging voor de hostie te dwingen. De

mishandelingen, daarbij door ons ondergaan, laten zich

niet beschrijven, en dikwijls ging men daarmede zoo lang

voort, tot dat wij bont en blaauw, in ons bloed ter aarde

lagen, onkundig of wij er al dan niet, levend afkomen

zouden.... Zoo ver de ongelukkigen te Leopoldstad.

Het vervoer der overige gevangenen naar andere vestin

gen, verschilde niet veel van het straks verhaalde. De

bevelen aan elk geleide gegeven, stemden overeen , maar

evenwel werd daaraan niet altijd op gelijke wijze voldaan.

Dit hing van der soldaten luim en ook wel van hunne meer

dere of mindere menschelijkheid af. Het gebeurde wel,

dat men op deze of gene rustplaats, vrijheid gaf om het

transport te ververschen en te verkwikken. Dan zag men

duidelijk, hoe het volk, zoo wel Roomsch als Onroomsch,

dacht, dan werden rijkelijk brood, vleesch, wijn, enz.

aangebragt. Zoo onthaalde zelfs zekere Notaris ANDREAE

MINANTzKI, de doortrekkende gevangenen, op zijne land

Page 56: Over dit boek Martelaars... · Zoo ging het ook ons, niet lang geleden, bij het lezen van het Maandschrift voor Christenen van den be schaafden Stand (D. VII, nr. 3). Wij vonden daarin:

- 37 -

hoeve deftig, en wendde, al wat in zijn vermogen was aan,

om hen tot onderteekening over te halen, uit medelijden,

zoo als hij plegtig verklaarde, met hun onverdiend, aller

treurigst lot; ja, te Stompha een vlek, zullende ver

nachten, werden zij door een Roomschen cipier en zijne

vrouw, vriendelijk verwelkomd. Beide boden hun de hand

aan. « O, » zeide de man, « o, dat het Gode behaagd had,

ons u, in gelukkiger toestand, te doen zien, en wij u

van meerdere dienst konden zijn dan nu. Niet slechts

zijn wij, maar is het gansche land met u begaan. Blijft

kalm en bedaard, en berust in den wil der V.oorzienig

heid! » Des avonds aten zij aan zijn eigene tafel, en hun

nachtleger was zoo goed, als zij het konden wenschen.

Aan sommigen, werd onder weg een onbepaald stilzwij

gen opgelegd, anderen daarentegen, mogten onderling, mits

niet ten nadeele van den Koning, spreken. Zoo kwamen

eindelijk allen aan de plaatsen hunner opsluiting, en moe

ten wij nu, in weerwil van onszelven, het oog naar

andere kerkerholen wenden, als die ons te Leopoldstad

ophielden, om mategaan, wat onzen martelaren aldaar

wedervoer. -

Eenigen hunner werden te scheep naar Comorra ge

voerd, en door het geleide, van menig benoodigd klee

dingstuk beroofd, dat zij, om het te herkrijgen, moesten

inkoopen. De Bevelhebber van het kasteel, een Hon

gaar, kwam hun reeds aan de haven te gemoet, en nadat

hij den brief van CoLoNITz, die zijne orders bevatte,

gelezen en het hoofd geschud had, was zijne eerste vraag:

« maar goede hemel / mannen, waarom onderwerpt gij

u niet aan den wil uwer Overheid, om het u nog onbe

kende lijden der gevangenis te ontgaan ? Zij antwoord

den : de redenen, die zij hadden om dit te weigeren, voor

Page 57: Over dit boek Martelaars... · Zoo ging het ook ons, niet lang geleden, bij het lezen van het Maandschrift voor Christenen van den be schaafden Stand (D. VII, nr. 3). Wij vonden daarin:

- 38 -

den Aartsbisschop en CoLoNITz te hebben blootgelegd. Nu

werden zij aan de wacht overgegeven en in een vuil hok

geplaatst, waar zij in het gezelschap van het slechtste volk

moesten verblijven, om van zonne opgang tot 's avonds

laat, het zwaarste en ook onreinste werk te verrigten.

Zij werden, even als de ongelukkigen te Leopoldstad,

niet zelden door honger, maar meer nog door onlij

delijken dorst gekweld, en al dit lijden duurde onver

minderd voort, tot dat zij naar Leopoldopolis werden

gevoerd, om, met anderen vereenigd, naar Italië te wor

den overgebragt.

Te Berentsi hadden de ongelukkigen eerst veel smart te

verduren door het knellen hunner boeijen, ook waren zij bij

paren aan elkander geketend. Dit werd wel naderhand met

een blok aan het been verwisseld; doch toen sloot men hen,

op last van CoLoNITz, in een akelig hol, vol insecten,

op, 't welk zij niet dan op handen en voeten binnen

konden komen, en waarin het onmogelijk was overeind te

staan. De Bevelhebber van het kasteel, die zijne gevan

genen als goede, zachtzinnige menschen had leeren kennen

en medelijden met hunnen bitteren toestand had, schreef

aan den Graaf, dat zij bovenmate gekweld werden; dat

dit van den nadeeligsten invloed op hnnne gezondheid was,

en hij voor zich, geen deel aan hunnen dood wilde hebben,

waarop hij in antwoord ontving: « Bekommer u daarover

niet! Er zal te Berentsi wel een plaatsje zijn om hen

te begraven. »

Niemand werd bij hen toegelaten, en zoo het al dezen

of genen gelukte hun, waardoor dan ook, een of ander ter

verkwikking en ondersteuning te bezorgen, en men daarvan

iets ontdekte, viel dit doorgaans in hun nadeel uit, en

liepen ook hunne weldoeners gevaar. Zoo ging het, tot

Page 58: Over dit boek Martelaars... · Zoo ging het ook ons, niet lang geleden, bij het lezen van het Maandschrift voor Christenen van den be schaafden Stand (D. VII, nr. 3). Wij vonden daarin:

- 39 -

dat zij naar Solvienna werden vervoerd, dat wel in hun

nen toestand eenige verandering maakte, maar echter hun

lijden niet beperkte.Men bleef ook hen gedurig met het aan

zoek tot onderteekening, onder beloften en bedreigingen,

lastig vallen, doch altijd te vergeefs. Zoo zeide men eens:

« Gij handelt wel ten uiterste dwaas met in uwe weige

ring te volharden, wat uitzigt hebt gij toch op eene goede

uitkomst? - waarop vertrouwt gij?» En toen was hunne

waardige taal: « Wij vertrouwen op God, die nog de

zaak der verdrukte onschuld zal rigten; maar buiten

Hem ook nog op onzen Koning, want wij kunnen niet

gelooven, dat hij vermaak zou scheppen in de gru

welen ons aangedaan, zoo lang hij onze Koning blijft,

vestigen wij ook op hem onze hoop. » Op een anderen

tijd, dat men hen bang wilde maken, teekende men hun

de galeistraf met de zwartste kleuren, en zeide onder an

deren zekere Abt : « Ik sta verbaasd over de verhardheid

uwer harten. Moet gij u dan moedwillig in het verderf

storten, en gij bejaarde lieden, nog Italiaansch gaan

leeren ?» « Wij doen niets (was het nu) strijdig met

ons geweten, de wetten en regten des vaderlands en onze

Godsdienst. Moeten wij nog het Italiaansch gaan

leeren, het zal niet dan gedwongen zijn. »

In de kasteelen van Kapuvar en Sarvar, sloot men hen

aan een langen ketting, met ijzeren halsbanden aan elkan

der, des nachts op de koude steenen, met het hoofd op

een balk, en de voeten door een blok gestoken. Te Ever

hardi, het kasteel van den Aartsbisschop, waren de zes

gevangenen, door hem zelven gekozen, geplaatst. Hij

meende : zij waren de leerzaamste, en hij zou ze wel

tot goede menschen weten te maken. Om dit doel te

bereiken, mishandelde hij hen, zoo dikwijls hem zulks

Page 59: Over dit boek Martelaars... · Zoo ging het ook ons, niet lang geleden, bij het lezen van het Maandschrift voor Christenen van den be schaafden Stand (D. VII, nr. 3). Wij vonden daarin:

- 40 -

goed dacht, en verlamde daarbij een eerwaardigen grijs

aard de hand, vertoonde hen somtijds, als waren het

vreemde dieren, aan zijne gasten, - schaamde zich niet,

hen dan te bespuwen, en liet hen ten slotte, onder zijn

oog, tot den vermoeijendsten arbeid drijven.... Maar

genoeg hiervan; wij gruwen met reden, van zulke bar

baarsche wreedheden, door hen veroorzaakt en bedreven,

die zich op hunne namen en rangen in de Christelijke

kerk zoo veel lieten voorstaan, en hun stelsel van verdruk

king dier onschuldigen, ten einde toe, op eene den hemel

en de menschheid tergende wijze, hebben volgehouden.

Page 60: Over dit boek Martelaars... · Zoo ging het ook ons, niet lang geleden, bij het lezen van het Maandschrift voor Christenen van den be schaafden Stand (D. VII, nr. 3). Wij vonden daarin:

VIERDE HOOFDSTUK.

VERBANNING NAAR DE GALEIJEN.

Van tijd tot tijd liep wel het gerucht, dat men te

Weenen zachter en gematigder over de vervolgden begon

te denken, doch het werd niet bevestigd. Eindelijk echter,

gelukte het den Protestanten, door groote opofferingen van

geld, en zelfs met levensgevaar, een besluit te verwerven,

waarbij CoLoNITz bevolen werd de gevangenen te ont

slaan (dimitteren), 't geen verwachten deed, dat zij wel

dra in vrijheid zouden worden gesteld. Dit Keizerlijk

bevel moest echter door de handen van THOMAS PALF1,

Bisschop van Nitsi, den Koninklijken Kanselier, gaan, die

als regter over hen te Presburg gezeten had en hen doo

delijk haatte. Hij schreef achter op het stuk (in dorso)

ut orare (20). Dit was gezien, maar de zin dier woorden

niet begrepen. Genoeg, hij gaf aan de zaak geen gevolg,

en de uitkomst leerde, dat hij, die vroeger meer dan eens

tot de ongelukkigen gezegd had: « Gij vleit u zonder

grond met de goedertierenheid van uwen Koning, want

/

Page 61: Over dit boek Martelaars... · Zoo ging het ook ons, niet lang geleden, bij het lezen van het Maandschrift voor Christenen van den be schaafden Stand (D. VII, nr. 3). Wij vonden daarin:

- 42 -

gesteld, dat hij tienmaal een gunstig besluit omtrent u

nam, zou ik het wel honderdmaal weten te veranderen; »

ook nu woord hield.

Wat doet toch de Jezuit? Hij speelt met het woord

dimitteren, dat wel door LEOPOLD in de beteekenis van

ontslaan gemeend was, maar ook verzenden, wegzenden,

aanduiden kon. Wel nu, denkt hij, dat het dan buiten

hun vaderland, naar de galeijen zij, en hij spoedt zich

om daartoe, met den Aartsbisschop van Gran , alles in

gereedheid te brengen. Een gunstige gelegenheid doet zich

op. Er is in Hongarije krijgsvolk voor de kroon van

Spanje geworven, om het oproer te Messina te helpen

dempen, en het moet onder de bevelen van Oostenrijksche

officieren, GEORGE GEMANNER en FERDINAND, Graaf van

Remermaul, naar Napels heen. Men treft met den eersten

eene overeenkomst, waarbij al de vervolgden in zijne magt

worden gesteld, om er maar welgevallen mede te han

delen, en wat er bij hunne aankomst in de genoemde stad,

nog van hen overgebleven zal zijn, op de galeijen te plaatsen.

Zij moesten, hoe eer hoe liever, in stilte worden wegge

maakt, zoodat men niet te weten kon komen waar zij ge

bleven waren. Den ffden Maart 1675 werden, dien ten

gevolge, de gevangenen van Leopoldstad, na den ganschen

dag, door zwaren arbeid, onder hagel, sneeuw en een sner

penden noordewind, doodelijk afgemat te zijn, des avonds

weggevoerd, met achterlating van hunne dagelijksche benoo

digdheden en twee hunner, door jaren en folteringen onver

voerbaar. Zij moesten, ten getale van zes en dertig, door

een verborgen uitgang, naar buiten gaan, en werden daar

aan een geleide van soldaten overgegeven. De togt ging

op wagens, meestal buiten de steden, dorpen en andere

bewoonde plaatsen van Hongarije om. Op sommige rust

Page 62: Over dit boek Martelaars... · Zoo ging het ook ons, niet lang geleden, bij het lezen van het Maandschrift voor Christenen van den be schaafden Stand (D. VII, nr. 3). Wij vonden daarin:

- 43 -

plaatsen ondervonden zij mededoogen, en werden op spijs

en drank onthaald. « Het is ongehoord, » zeide men,

« dat gij zoo mishandeld wordt, waarom niet liever

uwe gevoelens onderzocht, en zoo gij dwaalt, u uit

het woord van God wederlegd? » Aan den anderen

kant, werd hun van tijd tot tijd door de Jesuiten geld,

zelfs tot twee honderd gulden per hoofd toe, aangebo

den, zoo zij nog onderteekenen wilden (21).

Te Schotwien, een klein dorpje, gekomen, vonden zij

daar vijf broeders uit de gevangenis van Berentsi, met

wien zij de verdere reis moesten maken. De ontmoeting

was aandoenlijk. Na zoo lange scheiding, hadden zij el

kander zeer veel te verhalen van hun lijden, en hunne

standvastigheid. « O, onze God/ » riep een hunner uit,

« welke tijden doet Gij ons beleven! - Geef maar, dat

wij, door een vast vertrouwen op u, al wat wij nog te

lijden zullen hebben, moedig teboven komen ! »

Men vroeg aan de gevangenen: of zij ook voor de verdere

reize wagens wilden gehuurd hebben? maar daartoe ont

brak hun het geld, en van dit oogenblik af, werden zij

met de uiterste wreedheid behandeld. Een troep krijgs

volk toog vooruit, een andere sloot den trein. Zij in het

midden, moesten, aan de beenen, even als in de gevan

genis, geketend, daarmede voort. Zoo stompelden de on

noozelen heen. Sommigen met grijze hoofden, anderen met

ziekelijke leden; allen te voren in de eerwaardigste bedie

ningen geplaatst, thans door onderaardsche kuilen en over

matigen arbeid, afgemat. Wat ze ook baden en smeekten,

geen medelijden werd hun betoond. Weinig was hunne nacht

rust en nog minder hun spijs (22). Hoe zij ook aanhielden

om verligting van boeijen en om brood: « Geen van beide, »

was het antwoord van den Overste, « tot het eerste heb ik

Page 63: Over dit boek Martelaars... · Zoo ging het ook ons, niet lang geleden, bij het lezen van het Maandschrift voor Christenen van den be schaafden Stand (D. VII, nr. 3). Wij vonden daarin:

- 44 -

geen last, en daar gij den Aartsbisschop geen gehoor

wilt geven, is er mij niet aan gelegen, of gij allen

van honger omkomt! » Den volgenden morgen eerst, deel

den zij eenig zwart brood met het krijgsvolk.

Te Marcks-Marck zag men de onmogelijkheid in, dat

zij zoo geketend, verder konden volgen. De gedurig strui

kelende ouden, waren reeds vruchteloos, ten bloede toe

geslagen, om er hen toe te dwingen. Nu werd hun

allen dan ook het eene been van de boei bevrijd, maar

het andere moest daarmede bezwaard blijven. Hun schoeisel

was versleten, dus moesten zij barrevoets, soms over steenach

- tige wegen voort, en wees het, uit hunne wonden vloeijende

bloed, hunne schreden aan. Zoo ging het door onder

scheidene landen heen, tot aan den oever der Mura. Hier

perste men hun geld voor de overvaart af - mishandelde

hen aan boord, en des avonds te Grecium ontscheept,

kregen zij in de herberg eenige ververschingen, maar

werden daarvoor door den waard, met behulp van den

Overste, uitgeplunderd. Men had gezorgd, dat geene Hon

garen, die in het genoemde stadje woonden, er de

lucht van kregen, dat van hunne landgenooten, in zulk

een deerniswaardigen toestand, daar aan wal gekomen

waren, en reeds des morgens vroeg bragt men hen weder

aan boord. Te Herren-Hauze gekomen, moest nu weer

de voetreize voortgezet worden, en vernieuwden zich de

vroegere tooneelen tot Triest toe, waar men eindelijk ge

heel uitgeput, ja, meer dood dan levend, aankwam, voor

het dom gepeupel, dat hen bespotte, een schouwspel, ge

worden. Verdriet u zulk leven nog niet, snaauwden hun

eenige Jezuiten toe, en het deftige antwoord was : « Wel

de folteringen, maar zeker de zaak niet, waarom wij

dezelve moeten ondergaan. »

Page 64: Over dit boek Martelaars... · Zoo ging het ook ons, niet lang geleden, bij het lezen van het Maandschrift voor Christenen van den be schaafden Stand (D. VII, nr. 3). Wij vonden daarin:

- 45 -

De ongelukkigen hoopten nu eenige rust en verademing

te zullen genieten, dan helaas! zij waren ook hier niet te

vinden. De Overste GEMANNER gaf last, dat men op staan

den voet hen zou ontkleeden, ja, naakt uitschudden. Dit

gebeurde, en men smeet de vodden, waarmede zij omhan

gen waren geweest, want kleederen konden zij niet meer

heeten, op een hoop. Nu betastte men hen, even als

vroeger nog eens geschied was, van het hoofd tot de voeten,

of men ook iets van waarde bij hen vinden kon, en ging

hierbij zoo schaamteloos te werk, dat onze pen weigert het te

beschrijven. Vervolgens schoor men hun baard en knevels,

de toenmalige nationale sieraad van den Hongaar, af, en

beval hun , zoo naakt als zij waren, zonder rusten, op en

neêr te gaan, 't welk hun, zoo door vermoeijenis als ge

wonde voeten, allerpijnlijkst viel, maar allergeduldigst

door hen verdragen werd. « Hij leeft nog ! » riepen zij

elkander toe, « die zich voormaals een wreker betoonde

van DAVIDs mishandelde gezanten. » In dien toestand

vroegen zij den Overste: wat hij toch met hen voor had ?

en nadat de militaire kleedingstukken te voorschijn waren

gebragt, zeide hij, in naam van Zijne Majesteit, volmagt

van CoLoNITz te hebben, om met hen naar welgevallen te

handelen, - dat hunne bestemming wel de galeistraf was,

doch dat zij de ellenden daarmede verbonden, nog konden

ontgaan, wanneer zij onder hem dienst wilden nemen. Zij

zouden dan, behalve hunne uitrusting, vijf grossen daags,

als soldij, ontvangen, en hadden nu maar hunne na

men, die hunner ouders en hunne geboorteplaatsen, op te

geven. . . .

Hevig ontroerd, weigerden zij eenparig aan het voor

stel te voldoen, en beriepen zich op hunnen stand,

jaren en zwakheid, waardoor zij geene Mogendheid, wie

Page 65: Over dit boek Martelaars... · Zoo ging het ook ons, niet lang geleden, bij het lezen van het Maandschrift voor Christenen van den be schaafden Stand (D. VII, nr. 3). Wij vonden daarin:

- 46 -

dan ook, als soldaten konden dienen. Ook begrepen zij,

dat het beneden de waardigheid van hunnen Keizer en

Koning was, dat men hen tot zoo iets dwong. « Wij

zijn, » zoo besloten zij, « gevangenen en in uwe handen.

Gij kunt met ons uitvoeren wat gij wilt, maar dienst

nemen, doen wij nooit / »

Nu kende de woede van den Overste en de zijnen, geene

grenzen, en wij schuiven hier liefst de gordijn voor de

barbaarschheid dier beulen.

Kort daarop werden de aangeworvene troepen, bij het

vernemen, dat zij voortaan geene Keizerlijke maar Spaan

sche soldij zouden trekken, oproerig, zoodat men te

rade werd hen, hoe eer hoe liever, naar Italië inte

schepen. Ook de gevangenen moesten mede, en werden

in het hol van een der vaartuigen geworpen, waar zij,

van versche lucht beroofd en in het donkere neergezeten,

een prooi van het vermenigvuldigend ongedierte waren,

en, daar het hun niet vergund werd een enkel luik te

openen, om lucht te scheppen en onreinheden naar buiten

te werpen, den ondragelijksten stank moesten verduren.

Daarbij beletten drie of vier der wreedste soldaten hun alle

rust. Het dagelijksch rantsoen was drie of ten hoogste vier

oncen scheepsbeschuit voor elk, ook nu en dan een stukje

kaas, en hierbij werd ook soms wel een glas wijn gevoegd,

zooals na het doorstaan van een storm in de golf van

Venetië, gedurende welken zij in het uiterste levensgevaar

verkeerden. Eindelijk werden zij, na veertien dagen rei

zens, te Piscara, aan de Adriatische Zee, aan land

gezet. -

Terwijl de soldaten in - de stad behoorlijk werden

verpleegd, om zich van de ongemakken der zeereize

te herstellen, leden de gevangenen, honger en dorst;

Page 66: Over dit boek Martelaars... · Zoo ging het ook ons, niet lang geleden, bij het lezen van het Maandschrift voor Christenen van den be schaafden Stand (D. VII, nr. 3). Wij vonden daarin:

- 47 -

voor de weinige koperen geldstukken, die zij elken dag

ontvingen, konden zij zelfs het benoodigde brood niet

koopen.

Hier echter, hadden zij eene onverwachte aangename

ontmoeting. Een Spanjaard, van een priester vergezeld,

deed met dezen, hun allerlei vragen over hun geloof,

en nooit te vrede met hetgeen zij antwoordden, viel hun

dit zeer lastig, toen een krijgsman uit de Nederlanden

het woord voor hen opvatte, en kort en goed zeide:

« Wilt gij het geloof dezer ongelukkigen kennen, zij

houden zich aan hetgeen de Profeten, CHRISTUs en de

Apostelen geleerd hebben. Zij eerbiedigen den ganschen

Bijbel, als regel van geloof en wandel. » Wat ge

beurt nu? Na drie dagen moet het transport gevangenen

vertrekken, en, tot hunne vreugde, is het dezelfde man,

onder wiens bevelen zij staan. Hij toont hun zijn innig

medelijden met hun lot, bezorgt voor de zieken en ge

kwetsten een wagen, laat onder allen ververschingen uit

deelen, en spreekt hun zoo veel mogelijk moed in. Jam

mer maar, dat dit slechts tot Theati duurde, waar zij in

handen van het stedelijk bestuur werden overgegeven. Men

deed hen daar langen tijd op de straatsteenen, in stof en

vuil nederzitten, tot dat de plaats van hun verblijf in ge

reedheid gebragt zou zijn, aan den schimp en spot der

ongevoelige voorbijgangers blootgesteld. Den volgenden dag

lieten zij smeeken, dat men toch in hunne nooddruft zou

voorzien, opdat geene Christenen onder Christenen van

honger mogten sterven. Dit vond gehoor, en men zond hun

een levend schaap en eenige broodjes. Zij ontvingen het

met blijdschap en slagtten het dier, maar de wacht weigerde

hun verder hetgeen zij noodig hadden, om het toetebe

reiden, tot dat daarin, na lang toeven, op eene andere

Page 67: Over dit boek Martelaars... · Zoo ging het ook ons, niet lang geleden, bij het lezen van het Maandschrift voor Christenen van den be schaafden Stand (D. VII, nr. 3). Wij vonden daarin:

- 48 -

wijze werd voorzien. Dit was echter niets bij hetgeen

hun wedervoer, die wegens krankheid daar moesten achter

blijven.

Bij het afscheid, dat zij van de vertrekkenden na

men, beloofden zij plegtig aan de goede zaak, voor welke

zij leden, getrouw te zullen blijven tot in den dood, doch

onbeschrijfelijk zwaar was de proef, die zij, al spoe

dig, moesten doorstaan. Men dreef hen naar de alge

meene gevangenis. Een hunner, die het niet op de been

kon houden, kroop op handen en voeten, de anderen

hompelden, op hunne stokken leunende, zoo goed of kwaad

zij konden, voort. Bij het stadhuis gekomen, hoorden zij

zich door den Gouverneur toeroepen: « voort, voort maar,

halstarrige martelaars van den Duivel/ » geheel ver

schillend met hetgeen de officier, die hen naar hier geleid

had en nu weer terug moest keeren, deed; hij was toch dien

morgen afscheid komen nemen, en had hun een warme,

krachtige soep bezorgd, met bijvoeging: « hoe beklaag ik u,

arme, ongelukkige menschen / Gij bevindt u toch onder

barbaren, die u denkelijk wel van honger zullen laten om

komen. » Ook had hij hun nog eenig geld ter ondersteu

ning toegereikt. Van een Duitsch soldaat ontvingen zij

mede een troostrijk bewijs van christelijke liefde, waartoe,

nu zij in de gevangenis gekomen waren, de gelegenheid

volstrekt was afgesneden. Daar bevonden zij zich onder

allerlei schuim van volk, ook Turken en Armeniërs.

Weldra verscheen er een monnik, die hun vroeg: of zij

Christenen waren ? « Ja, gewis, » was hun antwoord,

« want wij zijn gedoopt in den naam des Vaders, des

Zoons en des Heiligen Geestes. »

HIJ. « Gelooft gij ook in den Paus ? »

ZIJ. « Wij weten, dat hij te Rome is, doch onze

Page 68: Over dit boek Martelaars... · Zoo ging het ook ons, niet lang geleden, bij het lezen van het Maandschrift voor Christenen van den be schaafden Stand (D. VII, nr. 3). Wij vonden daarin:

- 49 -

belijdenis luidt niet: ik geloof in den Paus, maar ik

geloof in God den Vader, den Almagtigen Schepper

des hemels en der aarde, » enz.

HIJ. « Gelooft gij ook in een vagevuur?»

ZIJ. « Wij gelooven in de reinigende kracht van

CHRISTvs bloed, maar niet in zoo iets als gij daar

noemt, omdat de Heilige Schrift alleen van hemel en hel

spreekt. »

De monnik vertrok, en zij werden eerst in een eng

hok, buiten gemeenschap met de overige gevangenen, op

gesloten; later echter in een ruimer gebragt; maar, dat

van het verachtelijkste ongedierte krielde. Ofschoon in

ziekelijken toestand, hadden zij niets tot ligplaats dan de

gescheurde vloertegels, zonder stroo. Een hunner door het

voeteuvel hevig aangetast, deed dag en nacht de muren

van zijn gekerm weêrgalmen. Twee werden door koud

vuur in de wonden en hevigen buikloop aangetast, waar

onder zij bezweken, en toen moesten de overigen, de

naakte, afschuwelijk vervuilde lijken, naar buiten dragen

en neêrleggen, zonder te weten wat van hunne begraving

al of niet worden zou. Weldra verstrekte men hun geen

voedsel ter wereld meer ; maar liet het hen buiten hun

hok, op de plaats, of waar dan ook, zoeken; ja, zij

die vroeger in de gunstigste omstandigheden hadden ge

leefd, moesten zich met schillen van appelen en meloenen,

koolstronken, beschimmeld brood en afval uit de hal, ge

neren, ja soms langen tijd vasten. Hunne verscheurde

kleederen verschaften hun vodden, die zij voor een

mondvol spijs aanboden. Geene bedelaars ergens ellendiger

dan zij !

Onverwacht echter, werd hun toestand verbeterd. Een

vermogend Roomsgezinde, wegens manslag hun mede gevan

4

Page 69: Over dit boek Martelaars... · Zoo ging het ook ons, niet lang geleden, bij het lezen van het Maandschrift voor Christenen van den be schaafden Stand (D. VII, nr. 3). Wij vonden daarin:

- 50 -

gene geworden, hadden toestand onzer lijders niet vernomen,

of voorzag, uit zijne eigene middelen, in hunnen eersten

nood, en wees hun tevens den weg aan, om door hulp van

de Paters, ja van den Aartsbisschop zelven, wat zij behoef

den, te bekomen. Dit was niet zonder gevolg, en hierbij

hadden zij de genegenheid van den prefect der gevangenis,

door hun lijdzaam, onderworpen en braaf gedrag, dermate

gewonnen, dat ook deze deed wat hij kon. Gaarne sprak

hij met een hunner, HARSANIJI genaamd, door wien hij

zich het onderscheid tusschen de Roomsche leer en die der

Hervormde kerk liet aanwijzen, en van de waarheid der

laatste volkomen overtuigd werd. Weldra gevoelde hij zich

krank; maar door zijnen vriend vertroost, en stervende

waren zijne laatste woorden: « O, mijn- HARsANIJ1!

ongelukkige gevangene, wie zal na mijn dood voor u

zorgen ? » « De Heer, » antwoordde deze, « zal het

voorzien / » « Ja, dat is zoo, » zeide hij, « en ik houde

het voor zeker, dat God u niet verlaten zal.... »

Hij, die in de plaats des overledene optrad, was hun

mede gunstig. Op zijnen raad leverden zij nogmaals een

verzoek om onderstand in, en bekwamen dien in brood,

kaas, wijn en zelfs geld. Ook de Aartsbisschop betoonde

zich bijzonder mild ; doch weldra bleek het, dat dit slechts

ten doel had hen voor het Roomsche geloof te winnen;

wanneer zij toch antwoorden gaven, die hem niet bevielen,

werd weder voor een poos de ondersteuning ingehouden, en

hadden zij op nieuw veel door gebrek te lijden. Nog twee

anderen stierven, en toen een Duitsch Officier de gevangenen

kwam afhalen, om naar Napels gevoerd te worden, waren

er slechts twee over, tot het gebeente uitgemergeld, die met

touwen aan elkander gebonden, de genoemde stad bereikten.

Page 70: Over dit boek Martelaars... · Zoo ging het ook ons, niet lang geleden, bij het lezen van het Maandschrift voor Christenen van den be schaafden Stand (D. VII, nr. 3). Wij vonden daarin:

- 51 -

Om op het transport van Theati, waar wij de zes laatst

vermelde broeders achterlieten, terug te komen, het lust

ons niet al het duldeloos leed, dat zij nogmaals op

weg te verduren hadden, te vermelden. Dit alleen: nog

twee hunner bezweken van vermoeijenis en smarten, en

bleven onbegraven, ten spijze van de vogelen des hemels,

liggen. Drie wisten te ontvlugten; de overigen kwamen

meer dood dan levend te Wapels aan, waar zij door het

woeste krijgsvolk, als een behaalde buit, langs de straten

gevoerd en den volgenden dag, voor vijftig scudi (26)

per hoofd, aan de galeijen overgeleverd werden. Het was

den 9den Mei 1676, dat dit plaats vond, en zij op

het register der slaven ingeschreven werden, als of zij nooit

verlost zouden worden, waarvoor zich, ook toen nog, geene

de minste hoop opdeed. Thans zagen zij zich van elkander

gescheiden en zeven hunner in de gevangenis gehouden,

om op de galeijen in Sicilië, die tegen Frankrijk uitge

rust waren, te dienen. Hartverscheurend was het afscheid;

slechts vier van hen zijn den 11den October terug geko

men, maar de drie anderen overleden.

Onze martelaars werden op de galeijen, met het eene been

aan de roeibanken vastgeketend, elk voor zes slaven inge

rigt, die een riem van vijftig voeten lang, waarvan dertien

binnen boord, moesten hanteren. Zij waren zonder eenige

beschutting, aan al de onaangenaamheden van weër en

wind, blootgesteld. Hunne kleeding was van de grofste

stof, en bestond uit een wollen hemd en onderbroek,

weinig fijner dan ons zoogenaamd dweildoek; voorts één

paar kousen, een lange broek en rokje, in den vorm van

een korten kiel, met twee mouwen, die tot de elle

bogen kwamen. Eindelijk een nachtrok van koehaar,

met een kapucijner kap, die voor matras en deksel diende

Page 71: Over dit boek Martelaars... · Zoo ging het ook ons, niet lang geleden, bij het lezen van het Maandschrift voor Christenen van den be schaafden Stand (D. VII, nr. 3). Wij vonden daarin:

- 52 -

en des winters omgeslagen werd. De harde planken

waren hun bed en peluw. Meestal moesten zij, op de

hurken zittende, rusten. Hun voedsel van 's Rijks wege

was altijd hetzelfde, scheepsbeschuit namelijk en water;

wat zij meer gebruikten, een vrucht van weldadigheid;

doch, zoo zij het van de provoosten koopen moesten, duur

en slecht, en dezen was het mishandelen der slaven, zoo

tot eene gewoonte geworden, dat zij aan boord bijna niets

zeggen konden, zonder zelfs de onschuldigsten, die slechts

stonden te kijken of te rusten, te slaan. Stierven de onge

lukkigen, dan gunde men hun geene eerlijke begrafenis.

« Hebben wij het niet gezien, » schreven onze lijders,

« dat een knap jong mensch, onder de gruwelijkste mis

handelingen bezweek, en men zijn maakt uitgeschud lijk

van boord op de kade smeet, waar het drie dagen bleef

liggen ? Toen bonden een paar Turken er steenen aan

en wierpen het in zee, maar het bindsel ging los, de

golven spoelden het lijk weër aan wal, en toen zagen

wij en de Napolitanen, die in de nabijheid waren, het

door de honden verslinden. »

Het roeijen was het afmattendste werk, dat gedacht kon

worden, en werd bijna nooit dan met bebloede ruggen ver

rigt. Soms ja was men aan land in het tuighuis den tim

merlieden en matrozen behulpzaam, om balken, kabels,

enz. van de eene plaats naar de andere te dragen, maar hoe

menigmaal ging dit hunne krachten te boven, zonder dat

zij het minste mededogen bij hunne beulen vonden. Konden

andere slaven in hunne tusschenuren nog iets door eenig

handwerk verdienen, om hun droevig lot wat te verzach

ten, zij waren tot niets van dien aard in staat, en zouden,

zoo er geene redding geboren ware, al spoedig, ook

zelfs maar alleen van armoede en gebrek, omgekomen zijn.

Page 72: Over dit boek Martelaars... · Zoo ging het ook ons, niet lang geleden, bij het lezen van het Maandschrift voor Christenen van den be schaafden Stand (D. VII, nr. 3). Wij vonden daarin:

- 53 -

Toen zij aan boord gebragt werden, zeiden reeds de zee

officiers van hen: « wat hebben wij aan dat volk, zij

hebben voor ons slechts vleesch en beenen gekocht, » en

men kan dus nagaan, hoe zij in zulk een toestand,

van dag tot dag, moesten verzwakken. Het ergste van

alles echter, was het gezelschap, waarin zich deze eerwaar

dige mannen bevonden. Het was het snoodste schuim, ja

uitvaagsel des menschdoms, dat hun geene gemeenschappe

lijke Godsdienst-oefeningen toeliet, hun bidden belachte,

met al wat heilig is den spot dreef, ja Godslasteringen

uitbraakte, die hen door merg en been gingen, zoodat

zij als het ware de hel op aarde voor zich hadden.

Zij klaagden dit alles in hun brief van de galeijen den

25sten Augustus 1675 aan hunne broeders in Hongarije

geschreven en dus besloten: « Bidt voor ons en spreekt

voor ons bij den doorluchtigen Prince van Oranje,

de Keurvorsten, die van de onzen zijn en den Prince van

Zevenbergen, zendt tevens een Bijbel met een Italiaansch

Psalmboek, opdat wij alzoo, door lijdzaamheid en ver

troosting der Heilige schriften, op den God der heer

lijkheid mogen vertrouwen. »

In dit vertrouwen werden zij niet weinig versterkt door

het schrijven van eenen warmen Protestant, in eene der

aanzienlijkste betrekkingen in Zevenbergen geplaatst, NIKp

LAAS BETHLEN (27). In zijne handen was eene ontcijferde

briefwisseling gekomen, die aan het Hof van Weenen

zeer nadeelig voor de Protestantsche geestelijkheid werkte,

als daardoor bekend geworden in hunne ontwijfelbaare

medepligtigheid aan de meermaal genoemde rebellie. STE

PHANUS WITHUIJÉDE, zou onder anderen, daarin aan

hem, BETHLEN, uit Eperies gemeld hebben: « Het is

heilig besloten onze vrijheden met ons eigen bloed te

Page 73: Over dit boek Martelaars... · Zoo ging het ook ons, niet lang geleden, bij het lezen van het Maandschrift voor Christenen van den be schaafden Stand (D. VII, nr. 3). Wij vonden daarin:

- 54 -

verdedigen. Laat ons aan den Turkschen Keizer schat

ting geven, met het Rijk van Zevenbergen zullen wij

eensgezind zijn. De Koning van Frankrijk zal geld

geven, - door zijnen Gezant heeft hij het ons laten aan

bieden. Doet hij het niet, wij zullen onszelven wel

weten te helpen. Het zou zeer goed zijn, wanneer men

uit Zevenbergen, in het geheim, maar alle oorden, aan

de Predikanten brieven schreef, om zich gereed te hou

den tot de schatting en het opvatten der wapenen, zoodra

het teeken zal gegeven worden. De Evangelische Staat

heeft daarin wel en naar behooren voorzien. In het land

over den Donau hebben wij zulks aan de Predikanten

van Soppram en Koszegi bevolen. De Super-Intendant

en Ouderlingen van de bergsteden (hier volgen eenige

namen) en de overigen zijn vaardig en gereed. Wij

allen zullen voor God, de kerk en de vrijheid sterven

en de Paapsche honden leeren. God is voor ons, wie

zal tegen ons zijn? »

BETHLEN had zich aan die zaak bijzonder laten gelegen

zijn, den brief voor valsch en ondergeschoven verklaard,

en tevens schriftelijk het leugenachtige van den inhoud, zonne

klaar aangetoond. Hij had meer gedaan en het naar Weenen

opgezonden, met een adres aan Keizer LEoPoLD, waarin

men, met meer nog, dat den Vorst onbewimpeld onder het

oog werd gebragt, las: « Ik bidde u, o allergena

digste Keizer! bij den onsterfelijken God, zorg, dat

uw verheven naam, bij al de nakomelingschap niet

zuchtend uitgesproken worde/ - Zorg, dat Hongarije

nu gedurende eeuwen de voormuur van den Christelij

ken Staat, onder LEoPoLD I niet omgekeerd, of den

Turken tot een breede brug tegen Duitschland gelegd

worde. En dien naam zult gij kunnen ontgaan, wan

Page 74: Over dit boek Martelaars... · Zoo ging het ook ons, niet lang geleden, bij het lezen van het Maandschrift voor Christenen van den be schaafden Stand (D. VII, nr. 3). Wij vonden daarin:

W - 55 -

neer gij aan de Hongaren den Religions-vrede en andere

vrijheden, die gij hun met een plegtigen eed beloofd

hebt, wedergeeft. Iets, dat uwe Majesteit niet alleen

doen kan, maar ook om de heiligheid der eedzwering

doen moet. » - -

Zijn brief aan de verbannene broeders werd zeer gepast,

met deze woorden van Apostel PETRUs besloten: « Verne

dert u onder de krachtige hand Gods, opdat hij u

verhooge te zijner tijd. Werpt alle bekommeringen op

Hem, want Hij zorgt voor u, zijt nuchteren, waakt!

want uwe tegenpartij, de Duivel, gaat om, als een

brullende leeuw, zoekende wien hij zou mogen verslin

den. Den welken wederstaat, vast zijnde in het geloof,

wetende, dat hetzelve lijden aan uwe broederschap, dat

in de wereld is, volbragt wordt. »

Tot hunne kennis kwam ook, hoe mannen van naam,

onder de Protestanten in andere landen, zoo als N. SAFFIUS,

een beroemd Geneesheer te Venetië en F. BURMAN, Hoog

leeraar te Leiden, om van anderen niet te spreken, zich

hunne belangen, met de warmste belangstelling aantrokken,

en er eene briefwisseling tusschen hunne vrienden en be

gunstigers ontstaan was, die, naar menschelijke berekening,

hun niet dan voordeelig kon zijn. Nog na zoo veel tijd lazen

wij haar, als de vrucht der hartelijkste liefde tot de ver

drukte broeders, met het uiterste genoegen, en wat moet

zij derhalve niet voor dezen zelve, zijn geweest?

Wij moeten hier nog met een woord gewagen van de ge

vangenen te Sar-var en Kapu-var, vroeger vermeld. Deze,

ten getale van twintig, werden in de maand Julij des zelven

jaars, naar Triest gevoerd, nadat hun, bij het verlaten van

den kerker, door de Jezuiten, acht duizend gulden aange

boden waren, om onderling te verdeelen, zoo zij nog tee

Page 75: Over dit boek Martelaars... · Zoo ging het ook ons, niet lang geleden, bij het lezen van het Maandschrift voor Christenen van den be schaafden Stand (D. VII, nr. 3). Wij vonden daarin:

- 56 -

kenen wilden. Hunne volstandige weigering berokkende hun

gelijke ellenden als aan de anderen. In de genoemde stad

gekomen, wilde de Overste van het geleide de gevangenen

over de Aziatische zee naar de plaats hunner bestemming

voeren, doch door de weigering der Venetianen gelukte dit

niet. Nu sloegen de soldaten aan het muiten en nam de

desertie onder hen hand over hand toe, zoodat hij er

op bedacht was om zich, op de best mogelijke wijze, van

de gevangenen te ontslaan, en hun voorstelde zich bij hem

vrijtekoopen. Eerst sloten daartoe vijf hunner met hem

een contract voor elf honderd Rijksdaalders, daarna de

overigen voor vijftien honderd.

Van de eerstgenoemden werd er een in gezelschap hem

door den Overste medegegeven, naar Weenen gezonden,

om daar de genoemde som te bekomen. Hier vond hij

zekeren heer MICHAEL ZoLLIKOFER bereid om haar voor te

schieten. Het geld werd betaald en ontvangen, - de afge

vaardigde op vrije voeten gesteld, maar aan zijne vier lotge

nooten geen ontslag verleend; zij moesten gekerkerd blijven.

Van de andere vijftien trok er een, onder geleide van een

paar soldaten, naar Venetië, om te zien, of men daar ge

holpen kon worden. De heer N. SAFFIUs, geneesheer al

daar en een ijverig Protestant, sprak er over met eenige

kooplieden, van dezelfde geloofsbelijdenis, met het gelukkig

gevolg, dat de afgezondene voor minder dan bepaald was,

zijne vrijheid bekwam, maar hetzij men al het geld zoo

spoedig niet bijeen kon krijgen, hetzij men de zaak niet

vertrouwde, hetzij om beide redenen te zamen, men zond

de soldaten terug, met de verzekering, dat alles betaald zou

worden, zoodra al de gevangenen ontslagen zouden zijn.

Hierin nam de Overste niet alleen geen genoegen, maar zelfs

van dat oogenblik af, werden zij harder behandeld en in de

Page 76: Over dit boek Martelaars... · Zoo ging het ook ons, niet lang geleden, bij het lezen van het Maandschrift voor Christenen van den be schaafden Stand (D. VII, nr. 3). Wij vonden daarin:

- 57 -

maand October naar Bucari, een zeekasteel aan de Adria

tische zee, onder de heerschappij des Konings van Hon

garije, gevoerd. Daar zagen zij, met uitzondering van

eenmaal dat zij door een Jezuit, die het oude lied zong,

ondervraagd werden, in tachtig dagen zon noch maan. In

volle vijftien dagen, kregen zij geen bete broods over de

lippen, maar moesten door eenige onreine spijzen en wat

water, hun ellendig leven onderhouden. Op het laatst kon

den hunne magen geen voedsel meer verteeren. Het schijnt

dat er een slagthuis in de nabijheid is geweest, want zij

lagen wel eens 's nachts in water en bloed. De boeijen

waren omtrent tot het been doorgegaan, zoodanig was het

vleesch afgesleten en verteerd. ... Het gevolg is dan ook

geweest, dat de meesten voor het geweld, door afval of

marteldood bezweken. Vijf slechts zijn standvastig gebleven.

Wij komen later op hen terug.

Page 77: Over dit boek Martelaars... · Zoo ging het ook ons, niet lang geleden, bij het lezen van het Maandschrift voor Christenen van den be schaafden Stand (D. VII, nr. 3). Wij vonden daarin:

VIJFDE HOOFDSTUK.

DE MORGENSTOND DER REDDING

BREEKT AAN.

Hoewel de ondervinding aller eeuwen leert, dat Gods

troon van wolken omringd is, leert zij niet minder, dat

Hij menigmaal een heerlijk licht uit die wolken doet stra

len, dat verkwikt en verblijdt. Zoo ging het ook ten

aanzien van onze standvastige, aan hunne goede beginsels

getrouwe martelaars, en aangenaam is het ons, na de

vermelding van zoo veel treurigs, den lezer allengs te zullen

kunnen wijzen op de onverwachte gunstige wending van

hun lot.-

Er woonde te Napels een man van hoofd en hart,

met name GEORGE VELTz, een ijverig Protestant en voor

beeldig Christen, wiens nagedachtenis door alle tijden heen

in zegenend aandenken moet blijven, en wien ook wij niet

beter kunnen vereeren, dan door de eenvoudige vermel

ding van hetgeen hij voor zijne lijdende broeders heeft ge

daan.-

Page 78: Over dit boek Martelaars... · Zoo ging het ook ons, niet lang geleden, bij het lezen van het Maandschrift voor Christenen van den be schaafden Stand (D. VII, nr. 3). Wij vonden daarin:

- 59 -

Zoodra vernam hij hunne ellende niet, of hij had zijn

geld, raad en tusschenkomst geheel voor hen veil. Hunne

verlossing, uit de handen hunner beulen, was zijn edel

doel, verstandig zijne keuze der middelen, om het te

treffen, en wijs het gebruik daarvan, door hem gemaakt.

Van eersten af zorgde hij, met behulp van zijnen broeder

PHILIPPUs, den Hollandschen Consul VAN DAALEN, en an

dere Protestantsche vrienden, voor hunne betere voeding

en meest mogelijke verkwikking, hun om den derden dag

gebragt. Ook vermogende vreemdelingen, die de galeijen

bezochten, volgden dit voorbeeld, en zoo werd hun lijden

een weinig verzacht, maar VELTz deed nog oneindig meer.

Hij gaf aan alle Christelijke Hoven kennis van den mede

lijdenswaardigen toestand en volstrekte onschuld der ver

drukten, en beval hen, in krachtige taal, hunner ontfer

ming aan. Inmiddels bemerkende, dat de zee-officieren

zich op de magt beroemden, die zij over de galeislaven

hadden, zocht hij deze heeren, op allerlei wijzen, door

kostbare geschenken, prachtige gastmalen, ja, het aanbod

van een aanzienlijk losgeld, tot hun ontslag overtehalen, en

waarschijnlijk zou hij hierin geslaagd zijn, zoo niet hun

biechtvader, een Jezuit, dit bemerkende, zijne pogingen

ten eenenmale verijdeld had. Nu zonden zij, op raad

van hunnen weldoener, een nadrukkelijk verzoekschrift aan

den Onderkoning van Napels op, waarin zij zich plegtig

op de regtvaardigheid hunner zaak en de bekende gevoelens

van Zijne Exellentie, beriepen, om hunne vrijlating te verwer

ven. Al weder te vergeefs. « Zij zullen, » was het ant

woord, « zonder de minste hoop op verandering of uit

zigt op rantsoenering, tot hunnen dood toe op de galeijen

dienen. »

Page 79: Over dit boek Martelaars... · Zoo ging het ook ons, niet lang geleden, bij het lezen van het Maandschrift voor Christenen van den be schaafden Stand (D. VII, nr. 3). Wij vonden daarin:

- 60 -

De waardige VELTz wendde vervolgens, wat later, bij

den opvolger des Onderkonings, PETRO ALVAREz, alles

aan, om, door het verzoekschrift der gevangenen en de

aanbieding van een aanzienlijk losgeld, tot zijn oogmerk te

geraken, doch ook nu hielden de Jezuiten dit zoodanig

tegen, dat er niets van kwam. Geen beter gevolg had

de poging van den Engelschen Consul LITTELToN, ofschoon

hij zelfs tot honderd Napelsche Dukaten toe, uitloofde voor

elk, die ontslagen zou worden. Wat gebeurde echter?

Een smaldeel der Hollandsche vloot, onder bevel van

den vice-admiraal JAN DE HAAN, verschijnt voor Napels

en de bijna geheel uitgedoofde hoop herleeft. De vloot

voogd zendt zijnen predikant AEGIDIUS VERETH naar de

galeijen, met een brief, in de beleefdste termen, aan

de predikanten, waarin hij een kort en zakelijk antwoord

verlangt op de volgende vragen: « Om wat reden zijt

gij naar Presburg opontboden? - Is dit op Keizerlijk

bevel geschied, en zoo neen, op wiens bevel dan ? -

Wanneer gebeurde dit ? - Van welke misdaad werd

gij beschuldigd en waarom wierp men u in de gevan

genis? - Hoe zijt gij daaruit tot uwe tegenwoordige

ellende op de galeijen gekomen ? - Is ook dit op Kei

zerlijk bevel, of op wiens last anders, gedaan ? - Zijt

gij voor slaven verkocht, en tot wat prijs dan ? - Hoe

heet een ieder uwer, en waar was vroeger zijne woon

plaats? - Hebben uwe broeders, in Hongarije, zich

uwe belangen niet aangetrokken en niets tot uwe be

vrijding gedaan? - Welk middel komt u het geschiktste

voor, om haar te verkrijgen en in uwe vorige waardig

heid hersteld te worden ?» Hierbij gaf de Vice-Admiraal

hun de verzekering, dat hij alles, wat onder zijn bereik

Page 80: Over dit boek Martelaars... · Zoo ging het ook ons, niet lang geleden, bij het lezen van het Maandschrift voor Christenen van den be schaafden Stand (D. VII, nr. 3). Wij vonden daarin:

- 61 -

was, aanwenden zou, om hunne boeijen te doen slaken.

De brief was geteekend den 24sten December 1675, en

al spoedig ontving hij het begeerde antwoord, in overeen

stemming met hetgeen wij reeds van hunne geschiedenis

weten. Alleen moeten wij opmerken, dat, hetgeen zij den

Admiraal op de beide laatste vragen berigtten, duidelijk

toonde, dat aan de zijde hunner land- en geloofsgenooten,

alle uitzigt op verlossing hopeloos scheen. Zij hadden wel

verschillende pogingen in hun voordeel te Weenen be

proefd , maar altijd te vergeefs, en stelden zich daarbij

aan het gevaar bloot van zelf in bittere ongelegenheid

te geraken. Dit was, onder anderen, in eenige Pro

testantsche soldaten gebleken, die bij den Keizer een ver

zoekschrift ingediend hadden, om het ontslag van hunnen

geliefden leeraar MICHAëL MIscoLCINI, te verkrijgen, die te

Theati ondragelijk leed aan eene ongeneeslijke wonde,

door het knellen van een voetboei veroorzaakt, maar te

Presburg gevangen genomen, en niet eer losgelaten werden,

dan nadat zij hun geloof afgezworen hadden en Roomsch

geworden waren. Zulke voorbeelden schrikten, natuurlij

kerwijze, af, en het kwam hun voor, dat zij niet op

vrije voeten zouden komen, dan alleen door den invloed

van hooge authoriteiten , waarom zij zich dan ook aan

Z. E. wel zeer aanbevolen. -

Reeds den 18den werd de vlootvoogd, van zijnen staf

vergezeld, door den Hollandschen Consul bij den Onder

koning binnengeleid, en bood hij dezen eene memorie

aan, waarin hij nadrukkelijk voor de ongelukkigen sprak

en op hunne vrijstelling aandrong. Dit gaf tot eene warme

woordenwisseling aanleiding, en DE HAAN kreeg zulke

schoone beloften, dat zijn predikant, die hem vergezelde,

Page 81: Over dit boek Martelaars... · Zoo ging het ook ons, niet lang geleden, bij het lezen van het Maandschrift voor Christenen van den be schaafden Stand (D. VII, nr. 3). Wij vonden daarin:

- 62 -

terstond na de audientie, zijnen broederen op de galeijen

het heugelijk berigt bragt, dat zij binnen drie dagen vrij

zouden zijn. Zij werden ook werkelijk ontketend en van

het werken ontslagen. Maar wat gebeurt? Onverwacht

komt er bevel, dat de vloot onverwijld vertrekken moet,

en naauwelijks is zij onder zeil gegaan, of de boeijen

worden hun weër aangedaan, en hun bevolen, de knevels

en baarden, die het hun vergund was geworden te laten

groeijen, te doen afscheren, waardoor alle hoop en ver

wachting, tot hunne bittere droefheid, geheel in rook

verdween.

Door de onvermoeide zorgen van VELTz werden echter

de gevangenen, die van Theati gekomen waren, niet

op de galeijen geworpen, en zie hier, hoe zich dit toe

droeg. Toen zij te Wapels, aan elkander gebonden, in

een herberg gebragt waren, om te wachten totdat zij

als galeislaven zouden te koop geveild zijn, ijlde VELTz

naar hen toe, vloog hen om den hals, maakte zich be

kend en verzekerde hun, dat hij, op de door den Vice

Admiraal, DE HAAN, ingediende memorie, weldra de vrij

stelling van al de predikanten verwachtte, maakte ook den

Intendant daarop opmerkzaam, zoodat zij, in plaats van

verkocht en weggevoerd te worden, naar de gevangenis

van St. Jakob geleid werden, waar men hem vergunde,

hen van alles te voorzien, voor hunne heelkundige hulp,

ter genezing hunner builen en striemen, te zorgen, en

zoo de wachters door geld en goede woorden in een luim

te brengen, waarvan hij zich voor zijne cliënten veel goeds

beloven mogt. -

Inmiddels was MICHIEL , ADRIAANSZ., DE RUITER, Neêr

lands beroemdste zeeheld, met zijne vloot, ter hulpe

Page 82: Over dit boek Martelaars... · Zoo ging het ook ons, niet lang geleden, bij het lezen van het Maandschrift voor Christenen van den be schaafden Stand (D. VII, nr. 3). Wij vonden daarin:

- 63 -

van Spanje, tegen Frankrijk, afgezonden, in de baan

van Melasso verschenen, en ontving Z. E. predikant

THEoDoRUs WESTHOF, door den heer VELTz schriftelijk

berigt van der Hongaarsche leeraars deerniswaardigen toe

stand, met de bede, dat hij toch alles bij den Admiraal

zou aanwenden, om hun ontslag uit de slavernij te beko

men. Zij waren drie-en-twintig in getal, en nog drie -

anderen deelden in hun lot op do Spaansche galeijen in

Sicilië.

WESTHOF voldeed hieraan terstond, en vond , zoo als

te verwachten was, den vlootvoogd geheel bereid tot red

ding der verdrukte onschuld. Terstond werd naar de drie

op de galeijen in Sicilië, onderzoek gedaan; doch men

gaf voor, niet te weten waar zij waren, en zond hen in

middels naar Napels. Nu vaardigde de Admiraal zijnen

Secretaris en den genoemden predikant naar den Onder

koning van Sicilië af, met verzoek, dat Z. E. deszelfs

goede diensten bij den Onderkoning van Napels geliefde

aantewenden, om het ontslag der veroordeelde Predikanten

te verwerven, waarop een vleijend antwoord gegeven werd.

De verstandige DE RUITER, die de Italianen en Span

jaarden grondig kende, zond echter gelijktijdig, tot het

zelfde doel, aan den Wapolitaanschen Onderkoning een

eigenhandigen brief.

Later met de vloot op de hoogte van Melasso aange

komen, voer de Onderkoning van Sicilië bij hem aan

boord , om, ware het mogelijk, den Admiraal te bewe

gen, eenigen tijd aldaar te vertoeven. Te dier gelegen

heid wenschte DE RUITER te vernemen: wat antwoord

er van Napels, betrekkelijk de Hongaarsche predikan

ten, gekomen was? en werd hem verzekerd: « Zoo

Page 83: Over dit boek Martelaars... · Zoo ging het ook ons, niet lang geleden, bij het lezen van het Maandschrift voor Christenen van den be schaafden Stand (D. VII, nr. 3). Wij vonden daarin:

- 64 -

gunstig, dat er aan hunne loslating niet te twijfelen

viel, » terwijl het er echter veraf was, dat toen reeds

hun ontslag volgde. De Goddelijke Voorzienigheid ging

intusschen haren gang en bereidde allengs een verblijdende

uitkomst.

De mare hunner wederregtelijke vervolging had in alle

Protestantsche Staten een alleronaangenaamsten indruk ge

maakt. De Keurvorst van Saksen had zelfs schriftelijk

den Roomschen Keizer daarover zijne verontwaardiging

betuigd (28), de Koning van Engeland luide in het voor

deel der martelaars gesproken (29); doch nergens trok men

zich hun belang meer aan, dan in Zwitserlaud en ons

Gemeenebest. Het laatste, muntte ook hier, in Christelijke

liefde en hulpvaardigheid, uit. Van onderscheidene kan

ten met den waren aard der zaak bekend geworden,

en tot hare ernstige behartiging, door mannen als een

F. BURMAN en J. LEUSDEN, nog meer opgewekt, gaven

de Staten-Generaal der Vereenigde Nederlanden, aan

hunne diplomaten te Weenen, en inzonderheid hunnen

Resident, HAMEL BRUININx, in last, om alles bij het

Oostenrijksche Hof, tot bevrijding der onschuldig verdruk

ten, aan te wenden. De brave Minister voldeed daaraan

gaarne , maar zijne woorden leden op het woord onschul

dig schipbreuk. De Hofkanselier, dien hij in den arm

genomen had, om zijne memorie bij den Keizer intedie

nen, was daartoe volstrekt ongenegen, omdat hij stellig

geloofde, dat de gestraften medepligtig aan de rebellie

waren geweest. BRUININx begreep derhalve, dat het vol

strekt noodig was, de geheele zaak, zoo als zij zich van

den beginne af, had toegedragen, te onderzoeken; al wat

voor de door hem veronderstelde onschuld pleiten kon, te

Page 84: Over dit boek Martelaars... · Zoo ging het ook ons, niet lang geleden, bij het lezen van het Maandschrift voor Christenen van den be schaafden Stand (D. VII, nr. 3). Wij vonden daarin:

- 65 -

verzamelen, en het verlangen van H. E. M. naar de

loslating der gevangenen, daarmede bij den Keizer aan

tedringen. Hij gaf zich hiertoe ongeloofelijk veel moeite,

onderzocht al wat voorgevallen was, tot in de geringste bij

zonderheden, en vond zich eindelijk in staat gesteld, om

de artikelen der acte van beschuldiging, in hunne onwaar

heid en boosaardigheid kenbaar te maken. Dit geschiedde in

eene zeer uitvoerige memorie, die het verstand en hart van

den Minister tot eer verstrekte, en waaruit wij gaarne het

een en ander willen mededeelen.

Na een allerbeleefdst adres aan Z. M. den Keizer en

Koning, en vrijwaring van zijne Meesters, de Staten

Generaal dezer landen, van den schijn, dat zij door dit

adres op de prérogativen van de Kroon inbreuk zouden

maken , bragt hij Z. M. onder het oog, welk gevaar

zijne erflanden liepen, om, tengevolge der verdeeldheid

van de bevolking, door de verdrukking der Protestanten

niet weinig gevoed, in handen der Turken te vallen.

Zoodanige verdrukking om der godsdienst wil, streed

geheel met de wet der liefde, door JEZUs en Zijne Aposte

len gepredikt, die hunne leer door geheel andere middelen

wilden voortgeplant zien, en de tegenwoordige was echter

duidelijk van dien aard, daar de regtspleging te Tijrnau

en Presburg had bewezen, dat zij niet tegen oproer,

maar tegen de Evangelische godsdienst, niet tegen op

roerigen, maar tegen predikanten was gerigt. - Z. M.

de Keizer werd jammerlijk misleid. « Dat men (schrijft

BRUININx) het proces op nieuw naauwkeurig onderzoeke,

en mijne Heeren de Staten twijfelen niet, of de be

driegerijen zullen worden ontdekt, door welke de haat

tegen het Evangelie, met het masker van getrouwheid-

5)

Page 85: Over dit boek Martelaars... · Zoo ging het ook ons, niet lang geleden, bij het lezen van het Maandschrift voor Christenen van den be schaafden Stand (D. VII, nr. 3). Wij vonden daarin:

- 66 -

aan den vorst, - de vervolging der religie, met dat

van rebellie, - de schandelijkste veroordeeling, met dat

van een regtvaardig vonnis, hebben bedekt, ja, dat zij

het bedriegelijk venijn der renversalen, kerkers, kluis

ters, slagen, pijnigingen ter dood toe, ballingschap,

galeijen, verkoopen van vrije menschen tot slaven, en

andere dergelijke zaken meer, voor middelen deden door

gaan, door het doel geheiligd, om den besten en vroom

sten vorst meesterlijk te bedriegen, - ja, zoo dat ge

schiedt, zal het openbaar worden, door wat uitvlugten,

verwen en kunstenarijen zij de gebeden en smeekingen

der Evangelischen ten deele gesmoord, ten deele uitge

steld en verschoven hebben, en als Uwe Majesteit, door

de voorspraak dergoeden, dit niet langer wilde dulden,

de waarheid sub- en obreptif zoo ingekleed hebben, dat

zij van ellendig nog ellendiger geworden en van het eene

onheil in het andere gestort zijn, totdat de dolle en

razende vervolgers hunnen wensch verkregen. Zoo,

eindelijk, het gevoerd proces naauwkeurig onderzocht

wordt, zal men bevinden, dat de Regering van Honga

rije, de smeekschriften der ongelukkigen nooit tot den

troon gebragt heeft, vooremaleer zij met hunne bitterste

vervolgers overeengekomen was, om de gevolgen daarvan

voortekomen en te verijdelen. »

En wat later: « Wie schrikt niet, dat Bisschoppen

er zich op toeleggen om de onschuld te verstrikken, om

ellendigen, die tusschen hoop en vrees dobberen, daar

beloften niets uitwerken, door bedreigingen tot hunnen

wil te brengen. Bisschoppen, zeg ik. die CHRISTvs

en hun eigen pligt hebben vergeten. CHR1sTvs, omdat

zij nooit onder het oog gehouden hebben, dat Hij in de

wereld gekomen is, niet om te verderven, maar om te

Page 86: Over dit boek Martelaars... · Zoo ging het ook ons, niet lang geleden, bij het lezen van het Maandschrift voor Christenen van den be schaafden Stand (D. VII, nr. 3). Wij vonden daarin:

- 67 -

behouden, niet om te verstrooijen, maar om te vergade

ren, en ook hun eigen pligt, daar der Bisschoppen last

medebrengt, als opvolgers der Apostelen, het overige

van den oogst, na CHRISTUs, hemelvaart, met alle

zachtmoedigheid, niet door bedreigingen of beloften,

maar door onderwijs, bestraffing, vermaning en ver

troosting, niet alleen uit de verlorene schapen van

Israël, maar ook uit de Heidenen, d. i. , uit allen

volke, uit alle soorten, staten en standen van men

schen , te vergaderen. »

Op de mishandelingen komende, door den Aartsbisschop

CoLoNITz den leeraren aangedaan, ontroert hij bij de ge

dachte : « Hoe de dienaars, discipelen van den Heer

JEZUS CHRISTUs, uitverkorenen Gods, door hem, ten

bloede toe, met stokken geslagen zijn, » noemt het:

een kruisigen van den Heer zelven in zijne leden, »

en verklaart het, in naam van de Heeren Staten, voor

een : « allersnoodst en verschrikkelijk grnwelstuk, dat

gestraft moest worden. » Hij wenschte wel die daad uit

zijn geheugen gewischt te zien , maar hoe kan dit, zoolang

de ellendige toestand, waarin de vervolgden zich bevinden,

haar telkens daarin terug roept? Hem blijft niets over, als

voor de vijanden zijner broederen te bidden : « dat de

stem : « Wat vervolgt gij mij, » die SAULUs, op den

weg naar Damascus, in zijne woede stuitte, hun zoo

diep in het hart zinke, dat zij van hnnne booze wer

ken afstand doen, en zich tot God bekeeren / »

Hierop volgde een slot, ook daarom merkwaardig, dat

het getuigenis geeft van het aanzien en gezag, 't welk onze

kleine Republiek, toenmaals, zelfs aan zulk een magtig

Hof als dat van Oostenrijk, had. Het luidt met eenige

verkorting : « Daarom hebben mijne Heeren de Staten

Page 87: Over dit boek Martelaars... · Zoo ging het ook ons, niet lang geleden, bij het lezen van het Maandschrift voor Christenen van den be schaafden Stand (D. VII, nr. 3). Wij vonden daarin:

geoordeeld, verpligt te zijn, voor de gevangene Evan

gelische Predikanten van beide de belijdenissen, ten

beste te spreken, biddende, dat hunne zaak op nieuw

onderzocht, en daartoe Roomsch-Katholijken, Evange

lischen van de Augsburgsche en ook van de Zwitser

sche geloofsbelijdenis, - beroemde mannen van gods

vrucht, billijkheid en regtvaardigheid, elke gezindte

in gelijken getale, worden benoemd. En dat, 't zij

dit voorstel aan Zijne Majesteit al dan niet bevalle,

de Evangelische Predikanten van beide de belijdenis

sen, die nog gevangen en op de galeijen gebannen

zijn, van hunne banden ontslagen en in volle vrijheid

bij hunne gemeenten hersteld worden, - dat aan

dezulken, die , uit vreeze voor het kwaad, hun

door de woede en razernij hunner vervolgers gedreigd,

eene vrijwillige ballingschap aangenomen hebben en bij

geen vonnis tot ballingschap verwezen zijn, vrijheid

gegeven worde om terug tekeeren, tot waarneming hun

ner dienst in hunne gemeenten, - dat de edelen,

baronnen, inwoners, boeren en soldaten, zoo die tot

eene verzaking van hunne godsdienst in schijn zijn

gedwongen, als die bij de Evangelische godsdienst

volstandig zijn gebleven, allerwegen in de steden, dorpen

en sterkten, zonder eenige uitzondering, onbelemmrde

uitoefening hunner godsdienst genieten en vrijheid van

geweten, zonder eenige vrees voor straf en vervol

ging, - en dat men eindelijk de kerken der Evan

gelischen, zoo in de vrije als andere steden, hoe

ven, dorpen, sterkten en grenzen, onder wat schijn

en voorwendsel dan ook, sedert het jaar 7647 inge

nomen, tegelijk met de parochien, scholen, toorens en

klokken, wederom herstelle! »

Page 88: Over dit boek Martelaars... · Zoo ging het ook ons, niet lang geleden, bij het lezen van het Maandschrift voor Christenen van den be schaafden Stand (D. VII, nr. 3). Wij vonden daarin:

- 69 -

« Op deze wijze, allerdoorluchtigste Keizer/ zal Uwe

Majesteit de veiligheid tegelijk met de onschuld bescher

men, - zal het haar nooit aan vrienden, hulp, sol

daten, wapenen, leeftogt en wat verder tot den oorlog

noodig is, ontbreken. Op deze wijze zal Hongarije

eene beschutting en behoorlijke sterkte voor Uwer Ma

jesteits erflanden, en voor de overige Koningrijken,

Staten en Landen der Christenwereld een bolwerk

en voormuur zijn, niet meer door eenig geweld of

bedrog te vermeesteren, dewijl die van de beide Evan

gelische belijdenissen, tegelijk met de Roomsche, even

moedig, wakker en zorgvuldig, tegen den inval der

ongeloovigen waken zullen. Op deze wijze zal Uwe

Majesteit voor hare conscientie, die onder de bitterheid

der vervolging, eindelijk niet ongeschonden zal kunnen

blijven, in hare behoudenis en zaligheid voorzien,

die noodzakelijk gevaar loopt, onder zoovele pijni

gingen, doodingen, martelingen, zuchten, tranen en

gebeden, die ten hemel opklimmen, de goedertierenheid

lijdzaamheid en verdraagzaamheid Gods, moede te ma

ken, en dezelve in toorn en eene regtvaardige wraak te

verkeeren. » Inderdaad Oud-Hollandsche, mannelijke taal!

Van deze deductie werd door den heer BRUININx, on

der adres van den heer griffier FAGEL, aan H. H. M.

berigt gezonden, met eene nadrukkelijke missive , waarin

deze merkwaardige zinsneden voorkomen : « God bewege

Uwe harten tot mededoogen met hen, van wier be

naauwdheid en droefheid ik een waarachtig getuige

ben voor God mijnen Vader en mijnen Zaligmaker

JEzws CHRISTUs, voor dewelke ik ook getuigenis geve

hunner onschuld, na een rijp onderzoek, in opregtheid

van mijn geloof en geweten. »

Page 89: Over dit boek Martelaars... · Zoo ging het ook ons, niet lang geleden, bij het lezen van het Maandschrift voor Christenen van den be schaafden Stand (D. VII, nr. 3). Wij vonden daarin:

- 70 -

H. H. M. ontvingen tevens eene missive van hunnen Resident

MALAPERT, uit Bazel, die geheel met den brief, zoo even

genoemd, overeenstemde, en het gevolg hiervan was, dat zij

onmiddellijk bevel aan den Admiraal DE RUITER gaven: « om

bij den Heer Prinse DE MowTESARChao, commanderende

de Spaansche galeijen, en alom waar zulks van vrucht

zou kunnen zijn, onophoudelijk alles aantewenden, ten

einde de Hongaarsche Predikanten van de galeijen ver

lost en in volkomene vrijheid gesteld mogten worden,

zonder daarvan eenigzins in gebreke te blijven, uit

hoofde die zaak H. H. M. zeer ter harte ging en ten

hoogste ernst was. »

Deze aanschrijving bekwam DE RUITER door den Vice

Admiraal DE HAAN, met zijn smaldeel mede te Melisso

verschenen, die aan Zijne Exellentie het paquet van Ma

pels overbragt, waarin ook de correspondentie, op welke

de bovengenoemde maatregel der Staten gegrond was, en

twee brieven, één van den heer BRUININx en één van den

heer MALAPERT , waarin beide de zaak der verlossing van

de onschuldige lijders, in de krachtigste bewoordingen bij

onzen zeeheld aandrongen. Van welken invloed dit een

en ander op zijn edel hart en vast besluit moet geweest

zijn, zal elk, die hem maar eenigzins heeft leeren kennen,

geredelijk beseffen.

Page 90: Over dit boek Martelaars... · Zoo ging het ook ons, niet lang geleden, bij het lezen van het Maandschrift voor Christenen van den be schaafden Stand (D. VII, nr. 3). Wij vonden daarin:

ZESDE HOOFDSTUK.

DE VERLOSSING.

Weldra moest de Admiraal, tegen alle verwachting aan,

de steven naar Napels wenden. Omtrent het eiland Ischia

gekomen, had de vloot nu eens stilte, dan weer koelte,

en ook volstrekten tegenwind, zoodat zij weinig vorderen

kon. Nu zond DE RUITER twee brieven, één aan den

Onderkoning van Napels en één aan den Consul VAN

DAALEN, om hen van zijne komst te verwittigen. Nog

dienzelfeen avond kwam de laatstgenoemde bij hem aan

boord met het antwoord van den Onderkoning, waarin

deze, na eenige laffe vleitaal, zooals b. v., dat hij zich

hoogstgelukkig zou keuren, wanneer nu zijne hoop, om

Zijne Exellentie de handen te kussen, vervuld werd,

schreef: « de vrijheid van de Hongaarsche religieusen

is toegestaan, van dien tijd af, dat ik weten zal, dat

het welbehagen van Uwe Exellentie zulks gebiedt, en ik

wacht alleen om hetzelve te bewerkstelligen, totdat Uwe

Exellentie zal aankomen, opdat ik die gunst door zijne

hand mag genieten. » -

Page 91: Over dit boek Martelaars... · Zoo ging het ook ons, niet lang geleden, bij het lezen van het Maandschrift voor Christenen van den be schaafden Stand (D. VII, nr. 3). Wij vonden daarin:

- 72 -

Intusschen bemerkte men te Napels genoeg, dat het

hem geen regte ernst was, en dat er weinig moest ge

beuren, om hem zijn woord te doen breken ; en dit

moet den Admiraal ter oore zijn gekomen. Hij deed

althans dien avond en den geheelen nacht zijn best, om

met de vloot de haven van Napels binnen te zeilen, dat

echter eerst den volgenden avond gelukte. Nu kwam de

Onderkoning zelf, met een grooten hofstoet aan boord, en

overlaadde hem met beleefdheden. Toen het gewoel in de

kajuit, door het vertrek van zijn gevolg, dat het Admi

raalsschip van onderen tot boven ging bezigtigen, vermin

derd was, en DE RUITER vrijer spreken kon, gaf WESTHOF

dezen een wenk, om den Onderkoning over de Hongaar

sche Predikanten te onderhouden , 't welk deze oogenblik

kelijk deed ; « Er is, » zeide hij, aan Uwe Exellen

tie, tot tweemalen toe, voor de Hongaarsche Predikan

ten, die op de galeijen gebannen zijn, geschreven, met

verzoek om hun ontslag. Nu is mij berigt, dat hunne

banden wel eenigzins zijn verligt, maar zij nog niet

'in vrijheid gesteld zijn, hetgeen ik derhalve nogmaals

aan Uwe Exellentie verzoek, dewijl ik niet weet, dat

die mannen zulk eene straf verdiend hebben. Uwe

Exellentie doet mij de eer aan van mij te verwelkomen

met vele teekenen van achting en toegenegenheid, waar

over ik mij behoor te verblijden. Doch Uwe Exellentie

gelieve te weten, dat ik nu niet blijde wezen kan. Wat

vreugde zou ik scheppen kunnen uit al de eer, die mij

geschiedt, zoolang mijne lieve broeders, de Predikanten.

daar op de galeijen zitten en zoo mishandeld worden,

Wil derhalve Uwe Exellentie iets voor mij doen, en

toonen, dat hij mij genegen is, hij ontsla dan deze el

lendigen van hunne banden.

Page 92: Over dit boek Martelaars... · Zoo ging het ook ons, niet lang geleden, bij het lezen van het Maandschrift voor Christenen van den be schaafden Stand (D. VII, nr. 3). Wij vonden daarin:

- 73 -

De Admiraal was, toen hij deze woorden sprak, hevig

bewogen en de Onderkoning niet minder : « Ik heb, »

antwoordde deze , « geene schuld bij hen gevonden, die

hen zulk eene zware straf zou doen verdienen, maar ik

sta onder de magt en het gezag van mijnen Koning

en weet niet wat hij voorheeft. Ik kan daarom in

dezen niet naar welgevallen handelen, en evenwel ,

hoe zou ik het aan zoo groot een man, beschermer dezer

Rijken, kunnen weigeren ? Welaan / Ik zal de ge

vangene Hongaren aan Uwe Exellentie, onder deze

voorwaarde, toestaan, dat Uwe Exellentie dezelve bin

nen boord houde, en niet toelate, dat zij een voet op

hel grondgebied van mijnen Koning en Keizer zetten,

opdat hen geene zwaardere straffen treffen. Ziedaar

dan ook de reden, dat ik hunnc vrijlating 25 Maart ll.

zoo kwalijk verwerven kon. » -

DE RUITER bedankte den Onderkoning wel zeer. Op

zijnen Predikant wijzende, voegde hij er bij. « Ik zal

dezen zenden om hen a/tehalen, » waarop hij ten ant

woord ontving : « Ik zal ze laten volgen, » en hiermede

liep dit onderhoud af.

Tegen den avond kwam er, nadat hunne namen op het

register der slaven doorgeschrapt waren, bevel op de ga

leijen, om hen te ontketenen. Iets later verscheen WESTHOF

met zijnen ambtgenoot VERETH, aan wien de Admiraal der

Napelsche vloot, die spoedig volgde, de ontslagenen, ten

getale van drie-en-twintig , als waren zij verkocht vee ,

toetelde. Geene grootere vreugde kunnen oudtijds de Is

raëlieten gevoeld hebben, bij hunnen uittogt uit Egypte,

dan nu onze verloste lijders, toen zij, onder het vriendelijk

geleide van diepgeroerde ambtgenooten en warme Napelsche

vrienden, als geheel vrije menschen die bodems, waarop zij

Page 93: Over dit boek Martelaars... · Zoo ging het ook ons, niet lang geleden, bij het lezen van het Maandschrift voor Christenen van den be schaafden Stand (D. VII, nr. 3). Wij vonden daarin:

- 74 -

zoo onregtvaardig en onmenschelijk gefolterd waren, verlie

ten, om nooit weer daarop teruggevoerd te worden. Zoo

kwamen zij aan de gereed liggende sloepen, waarin zij, onder

het gejuich der bootsgezellen, met de Predikanten, die hen

afgehaald hadden, plaats namen. Van wal gestoken, wier

pen zij nog een weemoedigen blik op het land hunner

slavernij, hieven de zamengevouwene handen ten hemel,

om Hem te danken, tot wien zoo vele bange zuchten

en ernstige gebeden niet vruchteloos waren opgezonden,

en gevoelden zeker innig, wat zij weldra in hunne taal

luide ontboezemden: -

- e"

Indien de Heer niet bij ons waar geweest,

Dan hadden zij ons levendig vernield.

Hun heete toorn had ons gewis vernield,

Bedolven in een diepen jammervloed,

Dan had een stroom, dien niemand tegenhield,

Ons gansch versmoord. Had God het niet verhoedt.

Dan had geen mensch naar onze klagt gehoord.

Dan had een zee van rampen ons versmoord.

Geloofd zij dus de Heer, die redt van 't graf,

Die ons, schoon wreed vervolgd van oord tot oord

Tot eenen roof niet in hun tanden gaf. !

3

We ontkwamen haast des vogelvangers net,

Den boozen strik, tot ons bederf gezet,

De strik brak los, en wij zijn vrij geraakt,

De Heer zij ons tot hulp op ons gebed !

Die God, die aard en hemel heeft gemaakt.

De eerste ontvangst op de Hollandsche vloot, was aan

boord van den Vice-Admiraal DE HAAN, die zich vroeger

zoo veel moeite voor de ongelukkigen gegeven had, en nu

zijne vurigste wenschen voor hun ontslag vervuld zag.

Page 94: Over dit boek Martelaars... · Zoo ging het ook ons, niet lang geleden, bij het lezen van het Maandschrift voor Christenen van den be schaafden Stand (D. VII, nr. 3). Wij vonden daarin:

- 75 -

Hoe onaanzienlijk zij ook waren, aarzelde hij geen oogenblik

hen, die hij zijne broeders noemde, te omhelzen en te

kussen. De overige Officieren bewezen hun mede den eer

bied, aan hunne jaren en bediening verschuldigd, en wisten

naauwelijks, wat zij doen zouden, om toch maar hunne blijd

schap en deelneming aan den dag te leggen. Voor over

vloed van spijs en drank was gezorgd, en terwijl zij die

gebruikten, was aller aandacht op de, door jaren en lijden,

meestal gekromde grijsaards, en hun deerniswaardig uiterlijk

gevestigd. Zij waren doodsbleek en gerimpeld; men zag hier

en daar, door het gescheurde slavenpak heen, builen en

wonden aan hunne uitgemergelde ligchamen, en de aandoe

ning, daardoor zelfs bij de ruwste matrozen verwekt, was

algemeen. Na den maaltijd vereenigden zij zich weer tot

gemeenschappelijke godsdienstoefening, waarvan zij zoo lang

waren verstoken geweest, en besloten haar met het zingen

uit Psalm 126 :

God heeft aan ons wat groots verrigt,

Hij zelf heeft onzen druk verligt,

Hij heeft door wondren ons bevrijd,

Dus juichen wij en zijn verblijd.

Breng Heer ! al Uw gevangnen weder;

Zie verder op Uw gunstvolk neder;

Verkwik het als de watervloed ,

Die 't zuiderland herleven doet.

Nu begaven zij zich ter ruste, - welk eene rust, na

zoo vele dagen en nachten van onrust!

Den volgenden dag haalde WESTHOF nog een Predikant

uit het slavenhospitaal, waar hij ziek, aan een zware

keten lag, en twee anderen uit de gevangenis van St.

Jakob, voer met dezen en de overigen, die hij van het

Vice-Admiraalschip innam , bij onzen zeeheld DE RUITER

Page 95: Over dit boek Martelaars... · Zoo ging het ook ons, niet lang geleden, bij het lezen van het Maandschrift voor Christenen van den be schaafden Stand (D. VII, nr. 3). Wij vonden daarin:

- 76 -

aan boord, en leide hen bij hem in. Hier vernienwde zich

het tooneel van den vorigen dag. Zij werden door den

Admiraal aan den ingang der kajuit, waarin allerlei ver

verschingen gereed stonden, allerminzaamst ontvangen en

op een toon aangesproken, die op nieuw van 's mans edel

karakter getuigenis gaf. « Van al de overwinningen, »

zeide hij, “ mijn leven lang op de vijanden behaald,

is deze, waardoor ik onschuldige dienaars van CHRIS

TUs, aan het ondragelijkste juk heb ontrukt, zeker de

grootste. » En toen zij hem hartelijk dankten, was het:

« Dankt uwen God; ik heb niets gedaan, dan hetgeen

'ik schuldig was. Maar ik heb verstaan, dat eenigen

van ulieden Gereformeerden en sommigen Lutherschen

zijn ! » - « Ja (zeiden zij), dat is waar/ en hierop

hernam hij : « Nu hebt gij ondervonden, dat de Pa

pisten, uwe vijanden, u als eenerlei volk en op ge

lijke wijze, hebben behandeld en evenzeer geplaagd. » -

« Wij zijn ook (zeide een der Gereformeerden), onder

het gemeene kruis, als broeders, ja, als 't ware één

hart en ééne ziel geweest, en als wij een aalmoes of

anderen onderstand kregen, was het ook voor de Luthe

ranen, en wat zij ontvingen, was ook voor ons, »

waarop hij hen met deze noodige en nuttige vermaning liet

vertrekken: « Gaat dan heen en doet uw best, een ieder

bij de zijnen, dat gij allen, tehuis komende, één moogt

zijn of worden, en ik zal nooit aangenamer dank

ontvangen. » « Zoo toonde, » gelijk G. BRANDT, zijn

geschiedschrijver, teregt aanmerkt, « die Christen-oorlogs

held zijne liefde tot den vrede der kerke. »

Weldra ontving ook de Eerw. B. SooMER, Predikant

te Amsterdam, van zijnen schoonvader den volgenden

brief:

Page 96: Over dit boek Martelaars... · Zoo ging het ook ons, niet lang geleden, bij het lezen van het Maandschrift voor Christenen van den be schaafden Stand (D. VII, nr. 3). Wij vonden daarin:

- 77 -

« Den elfden deser zijn op onse aankomste, op ons

instantelijk versoek, door den Heer Vice-Roij, de

Hongaarsche gevangen Predikanten, uit hunne slaafse

gevangenisse van de galeijen vrijgesteld, en, bijaldien

dese occasie niet hadde voorgevallen, 'k vertrouw, dat

dese arme gevangene, al haare leefdagen in die slaver

nie souden hebben moeten eindigen, en sijn denselven

dato, noch aan ons boort gekomen, seer armelik en

jammerlik om aantesten, als verscheurt en schier geen

kleederen aan het lijf, gelijk in het gemeen al de slaa

ven, die op de galeijen sitten, en hebbe haar aan

stonds op 's lands scheepen doen verdeelen, met order

aan de Officiers en Capiteinen, dat sij gemelde Predi

kanten in haar kajuit sullen tracteeren, gelijk haar

Ambt en respect meriteert, ende sijn daarbenevens aan

stonts van kleederen en alles voorsien en voor haar ge

maakt. Hebbe het haar in haar vrije keuse gesteld,

ofte sij op 's lands scheepen gelieven te blijven, tot onse

'thuiskomst, ofte, bijaldien sij eenige beter middel weeten

te beraamen, om sekuur naar haar vaderland te retour

neeren, dat sij daarin gelieven te resolveren, dat hun

best en bequaamst bevalt? 't Is mij van harten aange

naam, dat wij dese gevangene so uit de slavernie heb

ben bekoomen. Hier mede eindigende enz. , verblijve

ondertusschen

Waarde Heer soon en dochter SooMER ,

UEd. geaffectioneerde vader,

MICHIEL AD. DE RUITER.

Actum in 's lands schip

d” Eendracht, ten Ancker (30.)

leggende in de Baaij van

Napels, 18 Feb. 1676.

Page 97: Over dit boek Martelaars... · Zoo ging het ook ons, niet lang geleden, bij het lezen van het Maandschrift voor Christenen van den be schaafden Stand (D. VII, nr. 3). Wij vonden daarin:

- 78 -

Levendig drukten ook de verlosten naderhand hunne

vreugde, in hun verhaal van dit een en ander, uit, wan

neer het onder anderen was: « Ziedaar het vrolijk

einde van onzen strijd, ons door den hemel geschon

ken, - den genoegelijksten uitgang uit eene zoo bittere

gevangenis, die wij om CHRISTvs wil verdragen heb

ben. Zoo heeft God, als onze goedertierene Vader,

Zijne dienstknechten, die Hij zoo zeer verwond had,

genezen. Hen, welke Hij in het graf van zoo vele

ellenden gesloten had, wedergebragt. Hun heeft Hij

den dag van triomf, - de heerlijkste uitkomst aange

wezen en doen zien. Hen, die Hij vernederd en voor

een tijd de allerverachtsten had laten worden, zelfs

onder vorsten geplaatst en met de uitnemendste eere

verwaardigd! Daarom loven wij met vrolijke harten,

Zijne barmhartigheid en magt. Door Zijne genade

zijn wij overwinnaars. Groot en wonderlijk zijn

Zijne werken, regtvaardig en waarachtig Zijne we

gen! »

Zoo spoedig dit kon, werden de verlosten, gelijk DE

RUITER schreef, van al de benoodigde kleeding, met behulp

der Napelsche vrienden, behoorlijk voorzien en op de vloot

verdeeld, om op dezelve te blijven, totdat er gelegenheid zou

zijn, om hen, werwaarts zij het begeerden, te verzenden.

Zij waren echter beducht voor de gevaren, waaraan zij, bij

de voortduring van den oorlog ter zee , aan boord van de

Hollandsche vloot blootgesteld bleven , naardien ligt een of

ander ongeval hen weder in handen van den vijand kon bren

gen, die hen zoo lang gemarteld had. Zij verzochten der

halve den Admiraal DE RUITER, dat hij hen met een En

gelsch schip, 't welk in de haven van Melasso lag, naar

Venetiaansch grondgebied zou laten overbrengen, om van

Page 98: Over dit boek Martelaars... · Zoo ging het ook ons, niet lang geleden, bij het lezen van het Maandschrift voor Christenen van den be schaafden Stand (D. VII, nr. 3). Wij vonden daarin:

- 79 -

daar naar Zwitserland voorttereizen, en dan te bepalen,

wat verder te doen stond.

Dit verzoek werd gereedelijk ingewilligd. Rijkelijk van

leeftogt voorzien, namen zij een hartelijk afscheid van

de vlootelingen, en bijzonder van den Admiraal, waarop

deze zedig antwoordde: « Verheft mijne weldaden zoo

niet. Ik was slechts een werktuig der Voorzienigheid,

waaraan alleen de eer uwer verlossing toekomt, »

en nu was het laatste woord van hem, die uit aller

naam sprak : « Ja , Uwe Exellentie, maar ook aan de

waardige werktuigen der Voorzienigheid komt de ver

schuldigde lof toe. « De zeereis was ver van gemakkelijk,

dewijl zij, door zware stormen beloopen, met hooge stort

zeeën te worstelen hadden, maar zij landden toch gelukkig

in eene Venetiaansche haven, waarvan wij den naam niet

gevonden hebben, aan. Dit was ook het geval met de vijf

overgeblevenen te Bucari (bladz. 57). Zekere SzALoNTAI,

die betrekkingen aan het Weener-Hof moet gehad hebben,

had hun ontslag weten te verwerven. Zij werden te Uhemen

met alle zorgvuldigheid verpleegd, totdat zij de reis naar

Venetie konden aannemen, waar echter een hunner, ten

gevolge der doorgestane ellenden, overleed. Hier woonden

Protestanten, die al hunne broeders met opene armen en on

uitsprekelijke vreugde ontvingen. Van den vier-en-twintigsten

April tot den achtsten Mei aldaar uitgerust hebbende, be

kwamen zij zoodanige geldelijke ondersteuning, dat zij in

drie gezelschappen, den togt door de steden Patavia, Vin

centia, Verona, Briscia en andere, als ook door een

gedeelte van het Hertogdom Milaan, over Claverna, kon

den ondernemen en voortzetten, en eindelijk het oord hunner

begeerte bereikten. Hunne verschijning in Graauwbunder

land bragt alles in beweging. Zelfs de landlieden op de

Page 99: Over dit boek Martelaars... · Zoo ging het ook ons, niet lang geleden, bij het lezen van het Maandschrift voor Christenen van den be schaafden Stand (D. VII, nr. 3). Wij vonden daarin:

- 80 -

wegen dankten God, dat zij hen met eigene oogen mogten

zien, over wien zij zoolang hadden gezucht, en die,

door Zijne liefde gered, van hunne boeijen ontslagen en

tot hen overgekomen waren. Burgerlijke en kerkelijke

overheden aldaar, wedijverden om hun verblijf zoo ge

noegelijk mogelijk te maken en te verlengen. Moeijelijk

konden zij, in vergelding hiervan, aan aller weetgierig

heid voldoen, door eene telkens herhaalde vertelling van

hunne treurige lotgevallen. Onvergetelijk was hnn daarna

het Pinksterfeest, met de gemeente te Chur gevierd. Daar

hadden zich toen ook de drie gezelschappen, die elkander

spoedig gevolgd waren, vereenigd, en gebruikte men weer,

na zoo lang daarvan verstoken te zijn geweest, het Heilige

Avondmaal des Heeren. Toen weergalmde het bedehuis van

hunne lofzangen, en stegen met hunne hartelijke dankzeggin

gen, de vurigste gebeden ten hemel; - toen vernieuwden zij

hunne verbindtenis aan den Heer, die hen gesterkt, be

waard, vertroost, verlost en aan elkander als lot- en

geloofsgenooten verbonden had. Zulk een rein en zalig

genot, als zij smaakten, kon slechts door hen genoten

worden, en was inderdaad onuitsprekelijk. Aller gevoel

smolt ineen, om elkander toe te roepen: « Zie, hoe goed

de Heer is over degenen, die Hem vreezen. Zij worden

niet beschaamd, die op Hem vertrouwen, » en gedurende

de geheele feestviering mogt het wel zijn :

Men hoort der vroomen tent weergalmen

Van hulp en heil ons aangebragt,

Daar zingt men blij, met dankbre Psalmen :

Gods regterhand doet groote kracht !

In Hem gesterkt, vervorderden zij hunne reize, en

zetten zich eindelijk te Zurich neder, vanwaar sommi

gen, op onderscheidene tijden, verschillende Protestant

Page 100: Over dit boek Martelaars... · Zoo ging het ook ons, niet lang geleden, bij het lezen van het Maandschrift voor Christenen van den be schaafden Stand (D. VII, nr. 3). Wij vonden daarin:

- 81 -

sche landen, en ook het onze, hebben bezocht, en goed

getuigenis van allen, die hen leerden kennen, bekomen

hebben. f

De onvermoeide pogingen van den heer HAMEL BRUI

NINx, in het voordeel der vervolgden, aan het Weener

Hof, werden eindelijk nog met die uitkomst bekroond,

dat Zijne Keizerlijke Majesteit, « ten gevolge der voor

spraak van zijne lieve vrienden (?) de Staten-Gene

raal der Vereenigde Nederlanden, goedvond, de nog

elders gevangene broeders, op vrije voeten te stellen, mits

onderteekenende: « dat zij zich niet zouden wreken of

in Hongarije terugkeeren; » waarbij wij nog deze opmer

kelijke bijzonderheid voegen kunnen, dat, ten jare 1681,

de besluiten, zoowel als handelingen tegen de dienaren der

Evangelische kerken, van het jaar 1670 af, te Tijrnau

en Presburg, door de Staten des Rijks wederroepen, en

de geteekende renversalen, den leeraren afgeperst, voor

eeuwig vernietigd zijn.

Page 101: Over dit boek Martelaars... · Zoo ging het ook ons, niet lang geleden, bij het lezen van het Maandschrift voor Christenen van den be schaafden Stand (D. VII, nr. 3). Wij vonden daarin:

ZEVENDE HOOFDSTUK.

BESLUIT.

Met eene mengeling van aandoeningen, eindigen wij

onze beschouwing. Wij herinneren ons de eerste verga

deringen der Protestantsche leeraars, te Presburg, schijn

baar vol geloof, moed en de heiligste voornemens, om

in het belang der kerke in niets toetegeven, dat haar

benadeelen kon ; maar, hoe velen van de twee-honderd

vijftig zijn bezweken, wel gelooven wij van sommigen, in

weêrwil van zichzelven, door het bitter lijden, hun aan

gedaan, maar van anderen vreezen wij, omdat het hun

nooit ernst was geweest, en zij zulke wrange vruchten van

hunne schijnvertooning, niet hadden verwacht. Het smart

ons, als een nieuw bewijs voor de zwakheid, ja, het diep

bederf der menschelijke natuur, en daarbij zien wij hen,

tot onze droefheid, door Rome, dat in zijne zegepraal

juichtte, overwonnen.

En de getrouw geblevenenen (31), hoe gaarne zouden

wij die nog behouden hebben; hoe gaarne hen allen

te Chur, aan het Nachtmaal des Heeren hebben ver

eenigd gezien! maar neen, God, die niet antwoordt van

Page 102: Over dit boek Martelaars... · Zoo ging het ook ons, niet lang geleden, bij het lezen van het Maandschrift voor Christenen van den be schaafden Stand (D. VII, nr. 3). Wij vonden daarin:

-- 83 -

Zijne daden, bepaalde het anders, en geene menschelijke

wenschen, hoe rein en goed ook, konden • Zijnen raad

veranderen. Wij moesten sommigen in onderscheidene

akelige kerkerholen den geest zien geven, anderen onder

vermoeijenis en slagen, op weg of op de galeijen zien be

zwijken, of den dag hunner verlossing slechts kort zien

beleven, terwijl wij niet weten, wat van de ontvlodenen

geworden is. Wij nemen gevoelig deel in het lot der ge

storvenen, in hunne laatste oogenblikken van alle ver

kwikking verstoken, aan de onverschilligheid van dezen,

de spotlust van genen, of zelfs de mishandeling van velen

onderworpen, en slechts het vaste geloof, dat zij, die ten

einde toe volhardden, de kroon des levens ontvingen, doet

ons met stille gelatenheid, berusten in hun lot.

Wanneer wij intusschen nagaan, hoe veel en zwaar al

len geleden hebben, dan moeten wij er ons over verwon

deren, dat nog iemand der vervolgden, het leven heeft

kunnen behouden, en niet allen den marteldood gestorven

zijn. Hun behoud grenst, zouden wij haast zeggen, aan

het onmogelijke. Evenwel, het is gebeurd, en wan

neer wij het ons verklaren willen, kunnen wij niet aan

PAULUs denken, die 2 Kor. XI schrijft : « Vijfmaal heb

ik van de Joden, veertig min één slagen ontvangen,

driemaal ben ik met roeden gegeeseld, tienmaal ben ik

gesteenigd; driemaal heb ik schipbreuk geleden, een

dag en nacht heb ik in de diepte overgebragt. Op

menigvuldige reizen en gevaren van rivieren, roovers,

mijn volk, de Heidenen, in de stad, de woestijn, op

zee, onder valsche broeders, in arbeid en zwoegen, in

vele doorgewaakte nachten, in honger en dorst, in

menigvuldig vasten, in koude en naaktheid. » Paulus

toch, stond in eene geheel bijzondere betrekking tot den

Page 103: Over dit boek Martelaars... · Zoo ging het ook ons, niet lang geleden, bij het lezen van het Maandschrift voor Christenen van den be schaafden Stand (D. VII, nr. 3). Wij vonden daarin:

- 84 -

Heer, en ondervond zijne wonderdadige tusschenkomst zoo

danig, dat hij, die gisteren te Lijstre gesteenigd was,

en wien men voor dood had laten liggen, heden naar Derbe

kon gaan om te prediken. Zulk een voorbeeld laat zich op

niemand, na hem, toepassen. Wij ontkennen niet, dat

de krachten onzer lijders door God gesterkt zijn geworden;

maar daartoe moesten er ook krachten zijn, en zij waren

er bij die Hongaren, van een bijzonder sterken ligchaams

bouw, tot arbeid en lijden gehard. Ziedaar het raadsel op

gelost, en zulke verschijnselen zijn ook in de geschiedenis

niet vreemd. Zoo verduurden, om slechts iets te noemen,

JEAN MARTEILLE en zijne geloofsgenooten, uit het zuiden

van Frankrijk, dertien jaren lang de galeistraf, en leefden

nog geruimen tijd daarna, hier en elders, welvarend. Wat

moeten ook de slaven, daar, waar de verfoeijelijke handel

in menschen nog bestaat, verduren, eer zij uit de binnen

landen naar de kust zijn gevoerd, en evenwel zien dan en

vervolgens, op de schepen en plantagiën, velen hun aanzijn

verlengd.

Rijst mogelijk bij dezen of genen de bedenking: of onze

lijders wel gedaan hebben, met ten einde toe, volstrekt

niets toetegeven? Zegt men: dat zij onschuldigen, geene

schuldbelijdenis onderteekenden, en op grond daarvan, hunne

bediening niet nederleiden, zal elk moeten goedkeuren ;

maar, toen men gematigder werd, slechts wilde dat

men daartoe, zonder schuldbelijdenis, zou overgaan, en

er geen uitzigt ter wereld meer bestond, dat zij aan

hunne gemeenten teruggegeven zouden worden, moesten

zij toen niet op zelfbehoud bedacht zijn geweest? Vraagt

men zoo, dan moeten wij antwoorden : eene onderteeke

ning zonder schuldbelijdenis was een listig gespannen strik.

Men had tot zijn oogmerk slechts handteekeningen, en dat

Page 104: Over dit boek Martelaars... · Zoo ging het ook ons, niet lang geleden, bij het lezen van het Maandschrift voor Christenen van den be schaafden Stand (D. VII, nr. 3). Wij vonden daarin:

- 85 -

hoe meer hoe liever, noodig, om zich in schijn des

regts, van de Protestantsche leeraars te ontdoen en hunne

kerken te vernietigen. Dit oogmerk kenden onze braven

maar al te wel, en het volhouden in dezen, als zedelijk be

ginsel aangenomen zijnde, bewonderen wij hunnen moed en

standvastigheid, daar zij, aan pligt en geweten getrouw,

zich liever zoodanig op allerlei wijzen, martelen lieten ,

dan dat zij de heilige zaak huns Heeren verloochend, of

zich van de gemeenten, waarover zij door Hem gesteld

waren, losgerukt zouden hebben. Om dezelfde redenen,

waarom zij voor de regtbank te Presburg verschenen,

wilden zij in niets toegeven, waardoor de verlatene kud

den, als van zelve, eene prooi der wolven moesten wor

den. Zij lieten het daartoe gepleegd geweld voor rekening

van hen, die het bevolen, maar zonder dat zij zich

zelven over zwakheid te beschuldigen hadden (32). Hoe aan

genaam moet het hun dan ook geweest zijn, toen zij,

op de galeijen verbannen, brieven uit de gemeenten ont

vingen, waarin hun verzekerd werd: « dat hun voorbeeld

haar nog meer had gesticht, dan hun voormalig on

derwijs. » -

Voorzeker zullen ook onze lezers met ons, de bedaardheid

van geest in hen opgemerkt hebben, welke hen ook in

oogenblikken van spot en schimp bijbleef, en waardoor

zij dingtaal, tegen die van drift en woede konden over

stellen. Nergens vinden wij hen te veel opgewonden, of

hooren wij de woorden van dweeperij, maar wel altijd

die van waarheid en gezond verstand. Nooit verwenschten

zij hunne vijanden, maar altijd verdroegen zij hen in

liefde, gedachtig aan Hem, die als hij gescholden werd,

niet wederschold, maar het dien overgaf, die regtvaar

dig oordeelde. Zij schijnen nog altijd onder hun lijden,

Page 105: Over dit boek Martelaars... · Zoo ging het ook ons, niet lang geleden, bij het lezen van het Maandschrift voor Christenen van den be schaafden Stand (D. VII, nr. 3). Wij vonden daarin:

- 86 -

meerdere of mindere hoop op wending van hun lot, ge

voed te hebben , maar waren, bij telkens vernieuwde

teleurstelling, nimmer in opstand tegen God, aan wiens

wil zij zich onbepaald onderwierpen. Bestond er te voren

haat en vijandschap tusschen Lutheranen en Calvinisten,

bij hen werd die voor altijd vernietigd. Een gelijk lot

om dezelfde, hun heilige zaak, deed hen als broeders met

elkander leven en lijden, in het vaste geloof: « Ein

veste Burg ist unser Gott. » Zoo verspreidden zij al

lerwegen waar zij kwamen, een helder schijnend licht

van godsvrucht en deugd. Zoo leerden zij ook volgende

geslachten: hoe zich in boeijen te verblijden, als de on

schuld die om JEzUs draagt.

Zagen wij zoo even, hoeveel nut hun gedrag in hunne

gemeenten had gesticht, wie kan de heilzame gevolgen

berekenen, welke hun christelijk voorbeeld ook bij zulken

moet gehad hebben, die het onder hun lijden opmerk

ten, en niet alle menschelijkheid hadden uitgeschud.

De voorkomenheid van wachters en soldaten, die zij

hier en daar ondervonden, leverde hiervan aangename be

wijzen op, en wie weet, hoeveel goed zaad daardoor ge

strooid is, dat welligt al spoedig, of mogelijk later,

heizame vruchten voortbragt. Hunne personen mogten te

Leopoldstad, Eberhardi en elders, door een volgend

geslacht niet gekend worden, de overleveringen uit hunne

kerkers en van hunne werkplaatsen, die van hunne gods

vrucht getuigden, gingen voor hetzelve niet verloren. Het

Protestantismus moest in deszelfs belijders dáár vereerd

worden, waar men te voren daarvan niets had gehoord,

en zoo sproot ook hier, in menig opzigt, uit hetgeen

menschen ten kwade gedacht hadden, het goede voort.

Wij verblijden er ons over, danken er God voor, en gaarne

Page 106: Over dit boek Martelaars... · Zoo ging het ook ons, niet lang geleden, bij het lezen van het Maandschrift voor Christenen van den be schaafden Stand (D. VII, nr. 3). Wij vonden daarin:

- 87 -

rigten ook wij hun, door dit ons gedenkschrift, een eerezuil

op, als die voor het oog der gansche wereld getoond heb-

ben, wat de vaste overtuiging der waarheid, met edele

grondbeginsels gepaard, vermag, om in weerwil van den

bittersten Godsdiensthaat en de verschrikkelijkste vervol

gingen des bijgeloofs, geene enkele schrede af te wijken

van den eens ingeslagen weg, en eindelijk op allen tegen

stand te triomferen.

Wij hebben Hongarije, omtrent Protestantsch, maar

door den invloed der Jezuiten, eindelijk bijna geheel

Roomsch gezien. Zoo ging het ook elders. In Boheme

b. v., waar vroeger HUss en HIRoNYMUs van Praag ge

werkt en hunne prediking met hun bloed verzegeld hadden,

vond de Reformatie al vroeg zulken bijval, dat genoeg

zaam het geheele volk reeds omstreeks het jaar 1600 het

Protestantismus omhelsd had ; doch in het begin der

XVIIde eeuw gelukte het den Jezuiten, het aldaar weder

te verdringen, zoodat van toen af, het Katholicismus er

meer en meer heerschte, en er ten jare 1781 , bij het

Tolerantie Edict van Keizer JozEF II, nog slechts maar

weinigen waren, die, onder de benaming van Hussiten,

aan de voormaals bloeijende gemeenten van Boheme, denken

deden. Politiek gezag, gemengde huwelijken, onder voor

waarde, dat de kinderen daaruit gesproten, de Roomsche

Godsdienst zullen belijden, invloed op het school-onder

wijs en dergelijke, zijn altijd hunne middelen. Zij vonden

ze beproefd, en daarom wenden zij ze ook nu nog in de

XIXde eeuw, in Protestantsche landen, met het beste

gevolg, aan.

Page 107: Over dit boek Martelaars... · Zoo ging het ook ons, niet lang geleden, bij het lezen van het Maandschrift voor Christenen van den be schaafden Stand (D. VII, nr. 3). Wij vonden daarin:

- 88 -

Wat zij eens vastgesteld en ondernomen hebben, zetten

zij onvermoeid, onafgebroken voort. Ook deze geschie

denis getuigde daarvan. Het Protestantismus moest, zoo

wilden zij het, in Hongarije worden uitgeroeid. De on

menschelijkste vervolging zelfs, die gedacht kon worden,

werd daartoe volgehouden. De Hervormde Kerk- en

School-Leeraars moesten buiten dienst gesteld of uit

het land gezet worden. Zoo stond bij hen geschre

ven: en - of de renversalen al dan niet ondertee

kend werden, wat de Onderkoning van Napels, in over

eenstemming met hunnen vasten wil, zeide: dat de ontslage

men niet van boord aan wal komen ! was ook de taal van

Keizer LEoPoLD, toen Zijne Majesteit de ook elders gevange

nen, op verzoek der Staten-Generaal, in vrijheid stelde: « nooit

mogten zij naar de hunnen terugkeeren, » zoo toch, had

den de volgelingen van LoyoLA het onveranderlijk bepaald.

Men meene niet, dat de tijd van bloedige vervolgingen

om der Evangelische waarheid wil, met deze Hongaarsche

geschiedenis eindigde. Verre daaraf! Onder anderen was

niet lang daarna, de stad Thorn aan den Weichsel, ge

tuige van tooneelen, waarvan de menschheid gruwt, en

staat men verbaasd , bij het lezen van dat schandaal, hoe

de Jezuiten gelegenheid vonden om, te midden eener

meerendeels Protestantsche bevolking, zoo vele onschul

digen van die belijdenis, aan hunne wraakzucht op te

offeren (33). Maar wat vermag eene orde niet, waarom

trent nog verleden jaar, op den Zwitserschen Landdag

door een geacht Katholijk werd getuigd : « In haren

oorsprong eene vroome stichting, werd zij allengs eene

Page 108: Over dit boek Martelaars... · Zoo ging het ook ons, niet lang geleden, bij het lezen van het Maandschrift voor Christenen van den be schaafden Stand (D. VII, nr. 3). Wij vonden daarin:

- 89 -

demonische magt, in hare leden overal verspreid, in

hare inrigtingen en grondregels weinig bekend, eene

bedelorde, die niet bedelt en in rijkdom Vorsten over

treft, in hare grondbeginsels nu eens kerkelijk veroor

deeld, dan weder toegelaten, rijk aan voortreffelijke

leeraars , rijker nog aan arglistige verleiders, een

voudig als de duive onder de wilden, listig als de

slang aan de Hoven, in Paraguay eene priesteres en

stichtster der beschaving, in Europa hare ergste vijan

din, ieder lid een knecht zonder wil en tevens een

Souverein, des Pausen slaaf en dwingeland te ge

lijker tijd, onder alle hemelstreken, onder alle stan

den, onder alle omstandigheden steeds anders, en toch

overal en altijd dezelfde, een eeuwigdurende Proteus,

een raadsel in de wereldgeschiedenis (34) ; » maar,

moeten wij er bijvoegen, wegens hare grondstellingen

ook hoogstgevaarlijk en verderfelijk voor de Maatschappij.

Dit werd reeds voorlang, inzonderheid door PASCAL, in

zijne Lettres Provinciales en PERRAULT, in zijne Morale

des Jesuites zonneklaar aangetoond. Beide werken mogten

te Parijs, door den invloed van hen wien zij golden,

op de markt verbrand worden, nooit werden zij bondig

wederlegd. Wijselijk begrepen dan ook later, onderschei

dene Europesche regeringen, dat zij niet langer geduld

kon worden, en liet zich Paus CLEMENS XIV eindelijk

overhalen, om ze in zijne beroemde BULLE: Dominus

ac redemtor moster, gegeven ten jare 1773, opteheffen.

Al wat redelijk en zedelijk dacht, verheugde er zich over,

gelijk wij ons in onze verlichte eeuw, over hare herstelling

bedroeven. Zij had zich stil en, waar dit kon, in gezel

schappen en maatschappijen, met geheimzinnige namen,

vereenigd gehouden, en den Roomschen Stoel met alle

Page 109: Over dit boek Martelaars... · Zoo ging het ook ons, niet lang geleden, bij het lezen van het Maandschrift voor Christenen van den be schaafden Stand (D. VII, nr. 3). Wij vonden daarin:

- 90 -

magt, in de bedenkelijke tijden der Fransche revolutie en

later, ondersteund. Dit moest bij de restauratie erkend

worden, en vandaar in 1814 de Pauselijke BULLE : Solli

citudo omnium, waarbij zij door PIUs WII hersteld werd.

Rusland verbande haar in 1820, wegens ontdekte proselij

tenmakerij, elders worden zij echter, zoo niet voorgestaan,

dan toch geduld, en blijven zij BoRGIA's voorspelling ver

vullen : « Wij sluipen als lammeren binnen, en regeren

als wolven, men zal ons als honden verdrijven, maar

wij zullen weër als arenden verjongen. » Men bemerkt

wel nog niet, dat zij zich even als voorheen, met de

staatkunde der Hoven inlaten, en schijnen zich alleen

met het onderwijs bezig te houden, maar toch nestelen zij

zich in veilige hoeken, vanwaar zij hunne grondbeginsels

ongestoord kunnen verspreiden. Zij beproeven het b. v., in

Verviers en Lucern, en worden zij in Freijburg bedreigd,

zij rigten met hetzelfde doel, hunne schreden elders heen,

ja, werpen, terwijl wij dit schrijven, een bitteren twistappel

in het anders zoo rustige Europa ? Zoo lang die orde be

staat, kunnen wij niet bepalen, tot welke hoogte zij

weêr eenmaal haar magt en gezag zal opvoeren, en wat

kwaad zij ook ons Vaderland zal berokkenen. Wij herin

neren ons nog met schrik, de in 1839, te regt of onregt

aan haren Generaal toegekende taal : « Eere komt toe

aan de met heiligen ijver bezielde Geestelijken, die

in België, door de geloovigen op te wekken en een

verbond te sluiten met het verlorene volk, het zuivere

geloof hebben behouden, en eene secte van Godloochenaars

hebben gefnuikt, aan wier hoofd die bovenmate halstar

rige Koning staat, die, om slechts iets te noemen,

wijsgeerige Seminarien heeft doen stichten en oNs DE

MAGT HEEFT ONTNOMEN OM HET VOLKSONDERWIJS TE BE

Page 110: Over dit boek Martelaars... · Zoo ging het ook ons, niet lang geleden, bij het lezen van het Maandschrift voor Christenen van den be schaafden Stand (D. VII, nr. 3). Wij vonden daarin:

- 91 -

STUREN. Aan onze doorslepenheid is het dank te weten,

dat die landstreek nu behouden is, die door de ellen

digste kluisters van het ons zoo vijandige Holland, werd

bekneld (35). » Wij schrikken nog bij de gedachte er

aan, want zoo hebben wij het toch, maar al te zeer, zien

gebeuren, en ontdekken wij niet, dat dezelfde geest ook

in ons Vaderland is doorgedrongen, als wij de woelingen

en besluiten, betrekkelijk het volksonderwijs, nagaan ?

Waarvoor ons de Goddelijke Voorzienigheid ook beware,

het zij voor die zedelijke pest, en moge iedere Jezuitsche

stelling en maatregel, onder ons schipbreuk lijden, op gron

dige bijbelkennis, Evangelisch geloof, Christelijke deugd en

de broederlijke liefde van allen, wien vrijheid van Godsdienst

en geweten heilig is. Geen Protestant achte de vijanden te

ligt. Elk zij tegen hen op zijne hoede, en bestrijde hen,

waar hij kan, maar vergete daarbij echter niet, in navol

ging van onzen Heer, te blijven bidden : « Vader vergeef

het hun, want zij weten niet wat zij doen ! »

Page 111: Over dit boek Martelaars... · Zoo ging het ook ons, niet lang geleden, bij het lezen van het Maandschrift voor Christenen van den be schaafden Stand (D. VII, nr. 3). Wij vonden daarin:
Page 112: Over dit boek Martelaars... · Zoo ging het ook ons, niet lang geleden, bij het lezen van het Maandschrift voor Christenen van den be schaafden Stand (D. VII, nr. 3). Wij vonden daarin:

AANTEEKENINGEN.

w

Bl. 2. (1) Wij deelden van die Hervormingsgeschiedenis

alleen zoo veel mede, als ons noodig scheen, om den lezer op

de hoogte te plaatsen, van welke hij de vervolging, door

ons verhaald, juist kon leeren kennen.

Onder hetgeen daarover geschreven is, verdienen vooral

genoemd te worden, T. A. LAMPE, Historia Ecclesiae

Reformatae in Hungaria et Transylvania, Traj. ad Rhen.

1728; aan welk uitvoerig werk echter, ongelukkig, een

behoorlijk register ontbreekt, en P. RIBINI: Memorabilia

Augustinae Confessionis in Regno Hungariae de FERDI

NANDo I usque ad CARoLUM VI, 2 Tom. 1787. Ook nog

anderen vindt men opgeteld bij J. C. L. GIESELER, Lehr

buch der Kirchengesch., Bonn 1840, B. III. Abth. 1.

Bl. 3. (2) De Hongaren en Zevenbergers, werden door

de schriften van LUTHER en de dienst zijner leerlingen, over

gehaald, om van de dwalingen en bijgeloovigheden der

Roomsche Kerk afstand te doen; doch eenigen tijd daarna,

Page 113: Over dit boek Martelaars... · Zoo ging het ook ons, niet lang geleden, bij het lezen van het Maandschrift voor Christenen van den be schaafden Stand (D. VII, nr. 3). Wij vonden daarin:

II AANTEEKENINGEN.

begon MATHIAs DAVAY met andere leeraars, op eene hei

melijke wijze, aldaar de gevoelens der Zwitsersche kerken,

ten opzigte van het H. Avondmaal, alsmede hunne begin

sels van kerkbestuur, intevoeren. Deze leer en beginsels

werden omtrent den jare MDI openlijker verkondigd door

STEPHANUs SzEGADINUs en andere Calvijnsche Leeraars,

wier arbeid een gewenscht gevolg had. Verg. J. L. Mos

HEIM, Kerkel. Geschied. , Deel VII, bl. 185.

Bl. 3. (3) J. C. L. GIESELER, in de eerste aanteekening

reeds genoemd, deelt uit de geschriften van den Jezuit STE

PHANUs ARAToR het volgende mede: « Eo jam ventum fuerat

ut, ante introductionem publicarum Scolarum Societatis

JEsU in Hungaria, in toto regno nonnisi tres Mag

nates numerarentur Catholici, ex Mobilibus vero vix ulli. »

Lehrbuch I, S. 469.

Over den spoedigen voortgang der Hervorming aldaar, is

bijzonder lezenswaardig: Die wichtigsten Schiksale der

Evangelischen Kirche in Ungarn, von Jahre f5204608. Leipz. 1828. t

Bl. 4. (4) LAMPE haalt in zijne historia diplomatica Ec

clesiae Reformatae in Hungaria, (een gedeelte van het reeds

genoemde werk) art. LIV der acta van den genoemden

Rijksdag aan, luidende : « Omnes Lutheranos et eorum

fautores, ac factioni ipsi adhaerntes, tanquam publicos

haercticos, hostesque sacratissimae Virginis MARIAE,

poena capitis et ablatione omnium bonorum suorum, Majes

tas Regia, veluti Catholicus Princeps punire dignetnr: »

Ten jare 1525 in dezer voege verzwaard: « Lutherani om

nes de regno extipentur et ubicumque reperti fuerunt,

non solum per Ecclesiasticos, verum etiam per saeculares

personas, libere capiantur et comburantur. »

Page 114: Over dit boek Martelaars... · Zoo ging het ook ons, niet lang geleden, bij het lezen van het Maandschrift voor Christenen van den be schaafden Stand (D. VII, nr. 3). Wij vonden daarin:

AANTEEKENINGEN. III

Bl. 5. (5) Verg. Maandschrift voor Christenen van

den beschaafden stand, Deel VII, bl. 166.

Bl. 5. (6) Keizer MATTHIAs verklaarde naderhand, bij een

openbaar plakaat, dat de woorden in het vredesverdrag:

« zonder benadeeling van de Roomsch Katholijke Reli

gie, » daarin ter goeder trouw, in dezen zin geplaatst

waren: « dat niemand aan beide zijden in de Religie, .

hare dienst en kerken, beroerd of benadeeld zou worden; »

waaruit afteleiden is, dat de vermelde voorwaarde in het

traktaat, als eene privilegie voor de Roomsche Kerk, al

spoedig bedenking en opspraak moet gemaakt hebben. Het

is ons tevens opmerkelijk voorgekomen, dat, toen FERDI

NAND III genoodzaakt was in 1647 met het Protestantsche

Zevenbergen den vrede te sluiten, dit artikel van het

traktaat wel al weder zijne kracht had, maar dat wij

tevens daarin op het slot van art. V, cond. 4, hetgeen

den Roomschen tot hiertoe zoo voordeelig geweest was,

in dezer voege zien omgekeerd : « Ook zal Zijne Majes

teit (de Koning van Hongarije) die zwarigheden, welke

in toekomende tijden over de Religie zouden mogen ont

staan, zoo der Pausgezinden als der Evangelischen,

als ook de andere zwarigheden van beide, volgens de

XVII conditien, op iedere vergadering volkomen afma

ken, zoNDER DEN EVANGELISCHEN oNREGT TE DOEN. Zie

Aanhangsel tot de Hungarische vervolginge, bladz. 418,

419. Wij vinden hierin, dunkt ons, een stellig bewijs,

dat men, hetgeen in het Weener traktaat den Protestanten

zoo nadeelig was, heeft willen vernietigen en de Evan

gelische Godsdienst van alle vervolging vrijwaren.

Bl. 5. (7) Dit artikel bevatte, dat het werk der Religie

tusschen al de Staten en Orden van Hongarije, tot meer

Page 115: Over dit boek Martelaars... · Zoo ging het ook ons, niet lang geleden, bij het lezen van het Maandschrift voor Christenen van den be schaafden Stand (D. VII, nr. 3). Wij vonden daarin:

IV AANTEEKENINGEN.

dere rust van het Rijk, overeenkomstig de bepalingen van

het Weener traktaat, vrij , onverhinderd en ongeschonden

blijven, zoo namelijk, dat de uitoefening der Religie, zoo

voor de Baronnen, Grooten en Edelen, als ook voor de

vrije Steden en alle Staten en Orden van het Koningrijk

Hongarije, als ook de dorpen en vlekken, die dezelve

zouden aannemen, overal vrijgelaten zou worden en nie

mand, van wat staat of conditie ook, in het vrij gebruik

en de uitoefening van dezelve religie, door Zijne Doorluch

tigheid, noch door eenige andere wereldlijke Heeren, op

eenigerhande wijze, of onder eenigen schijn belet zou

worden. Alles besloten met deze woorden: « Wij dan

(LEoPoLD I) hebben al de voorschrevene artikelen en alle

bijzonderheden daarin begrepen, goedgekeurd en aange

nomen, belovende en verzekerende op ons woord, dat wij

dezelve gedurende onzen regering zullen onderhouden en

door al onze getrouwe onderdanen doen onderhouden.

Tot bevestiging waarvan wij deze brieven met onze eigene

hand onderteekend hebben en met ons zegel hebben doen

bekrachtigen. Zie Aanhangsel tot de Hungarische ver

volging, bladz. 417.

Bl. 6. (8) Verg. Allgemeine Deutsche Encyclopadie V,

litt. I, S. 556, 557.

Bl. 6. (9) Den Jezuitschen regel. Men vindt, onder an

deren, in een ten jare 1671 onder zijn oog te Weenen uitge

komen geschrift, te regt of te onregt aan GEORGIUS BARzoU,

een voornaam Prelaat en gunsteling van den Vorst, toege

kend, een betoog, dat Zijne Heilige Majesteit niet ge

houden is, de Luthersche en Kalvijnsche Godsdienst in

Hongarije te dulden, waarvoor hij de woorden uit Psalm

57 plaatste : « zij zullen u niets worden, als een weg

Page 116: Over dit boek Martelaars... · Zoo ging het ook ons, niet lang geleden, bij het lezen van het Maandschrift voor Christenen van den be schaafden Stand (D. VII, nr. 3). Wij vonden daarin:

AANTEEKENINGEN, - V

loopend water, » met bijvoeging van het volgende uit de

schriften van AUGUSTINUS : « Broeders / laat ons niet ver

schrikt worden door sommige rivieren, die men weg

stroomende noemt, Het water loopt af, het overstroomt

voor een tijd, het zal binnen kort ophouden. Zij kunnen

niet lang staande blijven. Vele ketterijen zijn reeds

verstorven. Zij zijn zoo snel zij konden, geloopen in

hare beeken. Zij zijn weggeloopen, even als de beeken

weggeloopen zijn. Hare nagedachtenis is naauwelijks

???ee?'. xx

BI. 9. (10) Tijrnau, eene kleine stad, ligt niet zeer ver

van het veel grootere Presburg. (Zie over het laatste, zoo

als het thans is, Aanteekeningen uit het reis-journaal van

Mr. W. A. C. DE JowGE, in DE GIDs, 8ste Jaargang,

n". 2). Volgens sommigen werd in elk dezer steden slechts

ééne regtbank benoemd, maar het is ons voorgekomen, dat,

zoo die te Presbnrg niet in tweeën gesplitst is geweest,

aldaar twee regtbanken zijn gevestigd. Voor die van Tijrnau

moesten de gedaagden van Presburg, en voor die daar, de

Tijrnauers verschijnen. Men had het voornamelijk gemunt

op de Predikanten van beide belijdenissen en de Rectoren

der Protestantsche scholen. Zoo worden de laatsten in de

geschiedenis en daartoe behoorende stukken getiteld. Zij

waren meer dan zulken, die men ludi magistri (school

meesters) noemde, meestal gegradueerde personen, niet

zelden geordende geestelijken, die op de illustre scholen,

ook onderwijs in de Godgeleerdheid gaven. LAMPE heeft

ons veel wetenswaardigs daarover in zijne hist. Eccl. Hung.

medegedeeld. Zij worden in de Staatsstukken, brieven,

enz. , tot de vervolgden betrekkelijk, meestal niet afzon

derlijk genoemd, maar onder de Predikanten begrepen.

- 7.

Page 117: Over dit boek Martelaars... · Zoo ging het ook ons, niet lang geleden, bij het lezen van het Maandschrift voor Christenen van den be schaafden Stand (D. VII, nr. 3). Wij vonden daarin:

VI A ANTEEKENINGEN.

Bl. 13. (11) Het geheele formulier komt voor in de libri

Ecclesiae Catholicae Conjuncti, opera et studio F. G.

STREITIwoLF et R. E. KLENER, Tom. II, pag. 343, 399,

en stemt, op weinig na, overeen met het Boheemsche

formulier, te vinden in HIGENs Zeitschrift für Hist. Theol.

1841, 3° Heft, S. 156, cart. overgenomen in de Evan

gelische Kerkbode voor 1842, n°. 52, bladz. 214 , enz,

verdeeld in de rubrieken Belijdenis, - Vervloeking, -

Eed, - bevestiging en Biecht, waarin vooral op het

Nachtmaal, als slechts onder ééne gestalte (zoo als het

heet) te gebruiken, wordt gedrukt. Wij geven in Bijlage B

het Hongaarsche formulier in het oorspronkelijke Latijn,

gelijk hetzelve, achter het meer aangehaald kort en waar

achtig verhaal, gevonden wordt, en zijn meerendeels de

vertaling aan het meergenoemde Maandschrift voor Chris

tenen van den beschaafden Stand, verschuldigd.

Bl. 14. (12) J. M. SCHRöcK meent stellig, dat sommige

Predikanten met den oproerigen adel in verbindtenis hebben

gestaan, wanneer hij schrijft : « De Hongaarsche Aarts

bisschoppen en Bisschoppen, bedienden zich gretig van

deze gelegenheid, om de Godsdienstoefening hunner

Protestantsche medeburgers, waar zij slechts konden,

te vernietigen. Dewijl eenigen van derzelver Predikers,

met de veroordeelde Grooten in verbindtenis hadden ge

staan, werden zij als oproermakers voorgesteld » Algem.

Gesch. VI, 351. Wij moeten hierbij echter aanmerken,

dat, voor zoo veel wij weten, geen Predikant in zijn privé

beschuldigd, en wegens bewezene schuld gevonnisd is ge

worden ; - dan toch zou hij met den dood gestraft zijn.

Zelfs de Hongaarsche Graven DE NADASTI, FRANGEPANI

en ZERINI, ofschoon van de Roomsche Godsdienst, zijn

Page 118: Over dit boek Martelaars... · Zoo ging het ook ons, niet lang geleden, bij het lezen van het Maandschrift voor Christenen van den be schaafden Stand (D. VII, nr. 3). Wij vonden daarin:

AANTEEKENINGEN, WII

alleen, omdat men eenige bescheiden van rebellie tegen

hen meende te hebben, openlijk onthalsd.

Bl. 15. (13) Hij, die zoo sprak, was GEoRGIUs SzECSENYI,

Aartsbisschop van Coloci en Bisschop van Rab, bij het uit

gaan uit het paleis, waarin de vierschaar gespannen was, in

antwoord op de vraag van eenige hovelingen : « wat men

toch met die Predikanten, wier onschuld niemand be

twijfelde, voorhad? Ook dit is bewijs hoe gunstig men

buitenaf over hen dacht, waarvan nog meer voorbeelden

in den loop der geschiedenis getuigen zullen.

Bl. 15. (14) De zuivering moest zich, zoo begreep men

het, ook tot studenten, koorzangers en klokkeluiders

uitstrekken, waardoor allerwege de openbare Godsdienst der

Protestanten, van wat aard ook, zou stilstaan, en de op

roeping ook van dezen, grondde zich waarschijnlijk op art. 5

van hoofd 3 der acte van beschuldiging, waarin voorkomt,

dat de Predikanten hen, die zij zeiden in hunne dienst

te staan, bij hun rebellie hadden gebruikt. Intusschen

zwijgt nu verder de geschiedenis van hen. Alleen blijkt

uit het smeekschrift aan den Keizer, later te vermelden,

dat zich in de achtste week der procedures, nog gedaagde

studenten te Presburg moeten opgehouden hebben. Over het

gebeurde te Tijrnau ligt een digte sluijer. Wij weten slechts,

dat de Leeraars van Presburg derwaarts zijn opgeroepen

geworden, waardoor ook hunne kerken moesten gesloten zijn.

Bl. 16. (15) Het is buiten allen twijfel, dat de Vizier

van Buda, tijdens het tweede algemeene opontbod, aan de

Gereformeerde dorpen onder zijn gebied, brieven vol van

vreeselijke bedreigingen schreef, en de regters wel uitdruk

kelijk gelastte, niemand der Kerkleeraars uit die streken,

Page 119: Over dit boek Martelaars... · Zoo ging het ook ons, niet lang geleden, bij het lezen van het Maandschrift voor Christenen van den be schaafden Stand (D. VII, nr. 3). Wij vonden daarin:

VIII AANTEEKENINGEN.

naar Presburg te laten vertrekken, om daar voor de

regtbank te verschijnen. Dit deed hij tot meerdere ge

rustheid van en om zijne goede trouw te betoonen aan

deze zijne Christelijke onderdanen. Ja, hij zwoer: allen, die

hiermede strijdig zouden handelen, te zullen doen spietsen.

Gemelde Vizier heeft ook zulken, die uit vrees voor de

vervolging gevlugt waren, te Oud Buda, gemeenlijk Si

cambria genoemd, opgenomen en schuilplaats verleend,

totdat de woede der vervolging was opgehouden, wanneer

hij hun toeliet tot de hunnen terug te keeren. Zie Hun

garische vervolginge, bladz. 87.

Bl. 16. (16) Wanneer wij later bij het edel karakter der,

ten einde toe, standvastig geblevenen, zullen stilstaan, wen

schen wij hierop nader terugtekomen.

Bl. 16. (17) Wat hunne herbergen aangaat, hebben wij

maar eenmaal van zoodanig verblijf, afzonderlijk gesproken

gevonden, als van dat, waar het witte paard uithing.

Hunne geldelijke aangelegenheden liggen ook voor ons in

het donkere. Zij schrijven uit Leopoldstad: « Wij waren

te voren met geene ledige beurzen uit onze gemeenten ver

trokken, wel wetende, dat wij tot geen gastmaal, noch

voor korten tijd opgeroepen waren: » maar in de achtste

week van hun verblijf te Presburg, waren zij, volgens

hun smeekschrift aan den Keizer, reeds bedel arm; op

reis echter, naar de verschillende gevangenissen, weer

ruim van geld voorzien. Wij zien hen niet minder dan

negenmaal geheel uitgeplunderd, en toch telkens op nieuw

gekleed. Zij moeten derhalve geheime hulpbronnen gehad

hebben, die zij voorzigtigheidshalve, of om van het goede

vertrouwen in hen gesteld, geen misbruik te maken, nergens

aanwezen; terwijl wij ook hier en daar aan hunne betrek

t

Page 120: Over dit boek Martelaars... · Zoo ging het ook ons, niet lang geleden, bij het lezen van het Maandschrift voor Christenen van den be schaafden Stand (D. VII, nr. 3). Wij vonden daarin:

AANTEEKENINGEN. IX

betrekkingen toegang verleend vinden, en deze met geene

ledige handen kwamen, maar in hunne behoeften voorzagen.

Bl. 25. (18) Het is ons niet onaannemelijk voorgekomen,

dat al de regters der verschillende vierscharen, deze en de

volgende vergadering hebben bijgewoond, maar hoe dan ook,

thans waren hier tegenwoordig:

GEoRGIUs SzELEPosENYI, Aartsbisschop van Gran en

Stedehouder van den Palantijn, Voorzitter.

Aan deszelfs regterhand zaten de Assessoren:

Georgius SzecséNY1, Aartsbisschop van Coloci en

Bisschop van Ra:

THOMAS PALF1, Cancelier des Rijks, Bisschop van

Nitra en Proost van Presburg.

LEoPoLDUs A CoLoNITz, Graaf, Overste van de kamer

te Presburg.

STEPHANUs SENNYEI, Bisschop van Westprim.

En verder als Leden.

STEPHANUs GUBAsoTSK1, Bisschop van de vijf kerken en

Vicaris van Gran.

STEPHANUs BALoG, Capitulaar van Tijrnau.

JoHANNEs KoRoMPAI, ook Capitulaar van Tijrnau.

JoHANNES LABSANTZKI, Secretaris van de Koninklijke

Tafel.

MELCH10R KEREKEs, Vicomte van het Graafschap

Mosoni en Assessor van de Koninklijke Tafel.

MICHAëL VALYI, Wotaris van het Kapittel van Gran.

GEoRGIUs TURCUs, Assessor van de Koninklijke Tafel.

Page 121: Over dit boek Martelaars... · Zoo ging het ook ons, niet lang geleden, bij het lezen van het Maandschrift voor Christenen van den be schaafden Stand (D. VII, nr. 3). Wij vonden daarin:

AANTEEKENINGEN.

Aan de linkerhand zaten :

ADAM FoRGATz, Graaf, Hofregter.

PAULUs EszTERHAZI, Graaf, Opperste-Generaal der

grenzen van Ersel.

NIcoLAUs PALFI, Graaf, Kroonbewaarder.

JoHANNES ANTHONIUS PALFI, Graaf

STEPHANUs ZITSI, Assessor der Kamer van Presburg

en Kroonbewaarder.

JoHANNES MARTINIUs, Stedehouder in de gerigten.

GEoRGIUS ERDóDI, Graaf.

VALENTINUs SENTE, tweede Stedehouder.

STEPHANUs MoRoTz, tweede Hofregter en Vicomte van

het graafschap Presburg.

JoHANNES MENNYANTzKI, eerste Notaris voor zijnen

Heer.

ANDREAs PEST1, eerste Notaris van den Hofregter.

GEoRGIUs TERSNYANTzKI, eerste Wotaris voor zijnen

Heer.

NIKoLAUs MAILATH, Fiskaal, Administrateur des

Konings.

PETRUS FoTHEOSKI, Procureur van den Fiskaal.

ADAM CzoBoT, Graaf:

VALENTINUs BALASSA, Graaf.

n

LADISLAUS CAROLYI, Baron.

JoHANNES MAHALANYI, Overste van het Aartsbisschop

pelijk Hof

PAULUS ORBAN, eerste Notaris.

DE ABT VAN ST. MARTIN, wiens naam ons onbekend ge

bleven is.

Page 122: Over dit boek Martelaars... · Zoo ging het ook ons, niet lang geleden, bij het lezen van het Maandschrift voor Christenen van den be schaafden Stand (D. VII, nr. 3). Wij vonden daarin:

AANTEEKENINGEN. XI

Wij gaven de titels, zoo als wij die vonden. Wat som

migen derzelve beteekenen, weten wij niet, maar uit de

lijst is blijkbaar, dat de vergadering uit de aanzien

lijkste mannen des Koningrijks, Edellieden en Prelaten,

bestaan, en het haar aan geene regtsgeleerden ontbroken

heeft. Wij kunnen ons derhalve niet genoeg verwonderen

over de wanorde, die in de handelingen der regters

zigtbaar is, en haar aan niets anders toeschrijven, als

aan de hevige hartstogten, die van den beginne af, in het

spel waren, en naauwelijks eene plaats voor bedaarde rede

nering overlieten. Reeds de vorm der dagvaarding, vroeger

vermeld, liep tegen allen regel, in art. 20 der Hongaar

sche wetten van het jaar 1622 bepaalde, dat in zooda

nige acte naauwkeurig moesten uitgedrukt staan, de zaak

waarover en de redenen, waarom de oproeping ge

schiedde, opdat de gedaagde zich van de bewijzen zijner

onschuld zou kunnen voorzien en voorbereiden, om te

antwoorden in het gerigt. » Iets, dat hier schandelijk

verzuimd werd. De oproeping luidde toch alleen, om op

dien tijd en die plaats voor de regtbank te verschijnen;

kan het wel slordiger worden gedacht?

Bl. 28. (19) Het smeekschrift luidde met eenige verkorting:

« Wij ongelukkige, en van alle kanten benaauwde

Predikanten van de Augburgsche en Zwitsersche belij

denzis, Rectors der scholen en studenten, thans in een

afgrond van ellenden en rampzaligheid neërgezonken,

moeten in alle ootmoedigheid tot den troon uwer aller

doorluchtigste, Keizerlijke en Koninklijke Majesteit,

onze toevlugt nemen, want, nadat wij, sedert lang,

niet alleen gedwongen zijn, onze parochiën en kerkelijke

bedieningen te verlaten, zijn wij tegen den vijfden

Page 123: Over dit boek Martelaars... · Zoo ging het ook ons, niet lang geleden, bij het lezen van het Maandschrift voor Christenen van den be schaafden Stand (D. VII, nr. 3). Wij vonden daarin:

XII AANTEEKENINGEN.

Maart van dit loopende jaar, door den Fiskaal van

uwe allerdoorluchtigste Majesteit, tot een buitengewonen

regtdag gedagvaard. Als de onderdanigste en getrouw

ste onderdanen, hebben wij, om die gehoorzaamheid

te betoonen, welke wij altijd bewaard en onderhou

den hebben, en tot onzen jongsten snik belooven te

zullen onderhouden, aan die dagvaarding voldaan en

zijn met ons twee honderden, ja meer, te Presbnrg

verschenen, waar wij, tot onze groote schrik en ont

steltenis, zeer wonderlijke aanklagten tegen ons ver

nomen hebben, waaromtrent wij verklaren kunnen, dat

van hetgeen, waarvan wij verdacht en beschuldigd

worden, ons nooit iets in de gedachten gekomen is, veel

min dat wij zoodanig gruwelstuk, waarvan alle Chris

tengeloovigen een afkeer hebben, zouden hebben willen

uitvoeren.

Men heeft intusschen, niet in het minste op onze meer

maal betuigde en bewezene onschuld gelet, maar integen

deel, tegen alle hoop en verwachting aan, het aller

zwaarste vonnis van veroordeeling over ons uitgesproken,

met de bijgevoegde bedreiging, dat, zoo iemand van ons

het wagen zoude van Presburg te vertrekken, voordat de

resolutie van uwe Keizerlijke en Koninklijke Majesteit

zou aangekomen zijn, hij op staanden voet aan den lijve

gestraft zoude worden. En nademaal wij ellendigen,

wier aantal groot is, gedurende zoo langen tijd (het

gaat nu reeds in de achtste week), hier opgehouden

worden, moet het meerendeel van ons, zijn brood bede

len, om niet van honger te sterven. Wij bidden derhalve

uwe Majesteit, bij de barmhartigheid Gods en de won

den van*den Middelaar CHRISTUS, ootmoedig, dat uwe

Majesteit onze rampzaligheid en bittere vervolging, met

Page 124: Over dit boek Martelaars... · Zoo ging het ook ons, niet lang geleden, bij het lezen van het Maandschrift voor Christenen van den be schaafden Stand (D. VII, nr. 3). Wij vonden daarin:

AANTEEKENINGEN. XIII

zijne hem aangeborene en al de wereld bekende meédo

gendheid gelieve optemerken en ons door een gunstig be

sluit verblijde, zoodat wij weder in vrijheid gesteld,

onze kost en kleeding onder uwer Majesteits magtige

bescherming vinden.

UWER KEIZERLIJKE EN KONINKLIJKE MAJESTEIT,

OOTMOEDIGE EN GETROUWE ONDERDANEN.

(was geteekend.)

Presburg, De Predikanten der Augsburgsche

25 Aug. 1675. en Zwitsersche belijdenis.

De Rectors der scholen en Studenten.

Hier in arrest.

Dit smeekschrift schijnt echter niet onder de oogen

van Z. M. gebragt te zijn, want later, schreven zij aan

hunne landgenooten : « Dit verzwaart onder anderen

meest onze smarten en dit pijnigt ons uitermate, dat

wij hem, op wiens last wij zoo verdrukt worden, niet

kennen, dewijl de Grootmagtige Keizer van Duitsch

land, dien wij ons rekwest toegezonden hadden, ge

zegd heeft, dat hij nooit van ons gehoord had, veel

minder dat hij ons daar (in de gevangenis) zou gezet

hebben. »

Bl. 41. (20) Ut orare. Wij vinden hier den histori

schen Infinitivus. De bedoeling was: ut orarunt (gelijk

zij gevraagd hebben), maar dezelve werd daarvoor in de

plaats gesteld. Zoo vindt men het bij Latijnsche schrijvers

meer, SALLUSTIUS b. v. in bello Catilinario, Cap. 27,

meldt: « Igitur C. Mallium Faesulas, atque in eam

Page 125: Over dit boek Martelaars... · Zoo ging het ook ons, niet lang geleden, bij het lezen van het Maandschrift voor Christenen van den be schaafden Stand (D. VII, nr. 3). Wij vonden daarin:

XIV AANTEEKENINGEN.

partem Etruriae, Septimium quemdam Camertem in

agrum Picenum, C. Julium in Apuliam dimisit, prae

terea alium alio, quem ubique opportunum sibi fore crede

bat. Interea Romae multa simul moliri, Consuli insidias

tendere, parare incendea, opportuna loca armatis homi

nibus oBSIDERE, ipse cum telo esse, item alios JUBERE,

HoRTARI, uti Temper intenti paratique essent; dies

noctesque FESTINARE , vigilare, neque insommes neque

labore FATIGAR 1 : » t

Maar vanwaar dit toch? NIcoLAS in zijne annotatien op

HEINEccII Fundam. Stili, I, 2, 57, pag. 245, geeft er

eene vernuftige reden van op. Deze historische infinitivi

zijn, meent hij, overblijfsels van de alleroudste manier van

spreken en schrijven, want de infinitivus was de eerste

vorm der werkwoorden: eten, drinken, slapen, enz. Wij

zien het nog in de kinderen: wanneer deze het denkbeeld

van eene daad willen uitdrukken, gebruiken zij in den be

ginne altijd de onbepaalde wijze van spreken. Een kind,

dat honger heeft, roept: eten, dat dorst heeft drinken,

dat vaak heeft slapen, enz. De onbepaalde wijze vervult

bij hen de plaats van al de buigingen, wijzen en tijden,

die wij in de werkwoorden hebben ingevoegd, en de voet

stappen van deze aloude kinderlijke wijze van zich uitte

drukken, vinden wij nog in den Latijnschen infinitivus

historicus terug. -

SCHELLER in zijne praecepta stili bene Latini, schrijft,

dat het alleen welwillendheidshalve is geschied. Men had

b. v. reeds driemaal een imperfectum gebruikt, zoo als

orabant, dicebant, agebant, en om nu in de vierde han

deling dat bant niet weer te laten hooren, schreven zij

voor orabant orare, voor dicebant dicere, voor agebant

“gere. Bij hem vindt men, dat met SALLUSTIUs, CAESAR

Page 126: Over dit boek Martelaars... · Zoo ging het ook ons, niet lang geleden, bij het lezen van het Maandschrift voor Christenen van den be schaafden Stand (D. VII, nr. 3). Wij vonden daarin:

AANTEEKENINGEN. XV

en LIVIUs, ook CICERO den historischen infinitivus gebruikt

heeft in oratione in Verrem II, 76.

Bl. 43. (21) Wij hebben de som verschillend opgegeven

gevonden. Minder dan deze is zij echter niet geweest.

Bl. 43. (22) Verg, het Maandschrift voorn. bladz.

173, waaruit deze episode meerendeels overgenomen is.

Bl. 51. (26 bij vergissing voor 23) Hoe veel waarde de

scudi toen had, kunnen wij niet bepalen, thans is zij ruim

2 francs, zoodat 50 scudi's omtrent 101 francs en alzoo

f 47,98 Holl. maken.

Bl. 53. (27) NIcoLAAS BETHLEN, heet in de geschie

denis: Overste Kapitein der wereldlijke regtbank van Ad

verhely.

Bl. 64. (28) Den inhoud van dien brief, vindt men in

de Bijlagen, uit het Latijn vertaald. -

Bl. 64. (29) KAREL II beval door geheel zijn Rijk, eene

collecte ten hunnen behoeve.

Bl. 77. (30) Dezen karakteristieken brief leest men

bij vAN DER PooTs Aanhangsel tot de Hungarische ver

volging, bl. 442-444. Hij schijnt aan BRANDT niet be

kend geweest te zijn.

Bl. 82. (31) De namen der martelaars, die ten einde

toe, aan hun grondbeginsel, getrouw gebleven zijn, moeten

ook hier, met vermelding van hunne voormalige standplaat

sen, der vergetelheid onttrokken worden.

Page 127: Over dit boek Martelaars... · Zoo ging het ook ons, niet lang geleden, bij het lezen van het Maandschrift voor Christenen van den be schaafden Stand (D. VII, nr. 3). Wij vonden daarin:

XVI AANTEEKENINGEN,

I.

IN ONDERSCHEIDENE KERKERS ZIJN OVERLEDEN :

- - MICHAëL MISKoLCZI,

Leeraar der Gereformeerde Gemeente te Ficlk.

JoHANNEs KoRoDI,

Leeraar der Gereformeente Gemeente te Cseglyci.

JoHANNEs SzECSEI,

Leeraar der Gereformeerde Gemeente te Saghi.

MICHAëL HUSZTI,

Leeraar der Gereformeerde Gemeente te Keszi.

ANDREAS SzENT-KIRALLYI,

Leeraar der Gereformeerde Gemeente te Sipi.

STEPHANUs TöKöLI,

Leeraar der Gereformeerde Gemeente te Doboczi.

GEORGIUS SzENDREI,

Leeraar der Gereformeerde Gemeente te Baloghi.

MARTINUs SzENDREI,

Leeraar der Gereformeerde Gemeente te Harmaczi.

Een broeder van de Augsburgsche Belijdenis, wiens

naam onbekend is, gestorven in den kerker van Kapuvar.

II.

OP WEG ZIJN ONDER VERMOEIJENIS EN SLAGEN

BEZWEKEN:

MICHAëL GOCss,

Leeraar der Luthersche Gemeente te Kalnovi.

GREGORIUS ELIAE,

Leeraar der Luthersche Gemeente te Malomsoki.

Page 128: Over dit boek Martelaars... · Zoo ging het ook ons, niet lang geleden, bij het lezen van het Maandschrift voor Christenen van den be schaafden Stand (D. VII, nr. 3). Wij vonden daarin:

AANTEEKENINGEN. XVII

STEPHANUS FILEKI,

Leeraar der Gereformeerde Gemeente te Napragi.

III.

OP DE GALEIJEN WONDEN HUNNEN DOOD:

STEPHANUs SzILváSI,

Leeraar der Gereformeerde Gemeente te Csaszari.

NICOLAUs BoRHIDAI,

Leeraar der Luthersche Gemeente te Szent-Andrast.

MICHAëL PAULOVICs,

Rector der Luthersche School te Martinstad.

DANIEL MASARIUS.

Leeraar der Luthersche Gemeente te Thamasi.

JoHANNES TINKOVITS.

Leeraar der Luthersche Gemeente te Test.

IW.

TEN GEVOLGE VAN HUN LIJDEN ZIJN, NA HUNNE

VERLOSSING, GESTORVEN:

STEPHANUs KALLAI.

Leeraar der Gereformeerde Gemeente te Vali.

ANDREAS VEGH TURoCIUs,

Leeraar der Luthersche Gemeente te Filck.

De eerste te Venetië. De tweede te Chur.

W.

DE VAN DE GALEIJEN VERLOSTEN,

A. DIE IN HOLLAND GEWEEST ZIJN,

2Uog?'e?? :

JoHANNES SzoMODI.

Leeraar der Gereformeerde Gemeente te Szendi.

Page 129: Over dit boek Martelaars... · Zoo ging het ook ons, niet lang geleden, bij het lezen van het Maandschrift voor Christenen van den be schaafden Stand (D. VII, nr. 3). Wij vonden daarin:

XVIII AANTEEKENINGEN.

STEPHANUS BAToRKESSI,

Leeraar der Gereformeerde Gemeente te Westprimi.

FRANCISCUS FoRIS OTROKoCSI,

Leeraar der Gereformeerde Gemeente te Szecsi.

JOHANNES JABLONCzAI,

Leeraar der Gereformeerde Gemeente te Beii.

BALTHASAR NICLETIUs,

Leeraar der Luthersche Gemeente in Alsostrehvu.

BASILIUs KöPECI,

Leeraar der Gereformeerde Gemeente te Szkarosi.

THOMAS STELLER,

Rector van de School te Movisoli.

B. DIE IN SAXEN GEBLEVEN ZIJN :

SAMUEL NICLETIUs,

Leeraar der Luthersche Gemeente te Convi-Banij.

GEORGIUS ALISTALI, -

Leeraar der Gereformeerde Gemeente te Szomiji.

NIcoLAUS LEPORINUs,

Leeraar der Luthersche Gemeente te Poltari.

JoHANNES UJVARI,

Leeraar der Gereformeerde Gemeente te Mezo-orsi,

STEPHANUS SEDENIJI,

Leeraar der Luthersche Gemeente te Dorgicsei.

C. DIE ZICH IN ZURICH HEBBEN NEERGEZEr:

STEPHANUS SELLIJEI,

Leeraar der Gereformeerde Gemeente te Papi.

STEPHANUS HARSANIJI,

Leeraar der Gereformeerde Gemeente te Rimas Zombathi.

Page 130: Over dit boek Martelaars... · Zoo ging het ook ons, niet lang geleden, bij het lezen van het Maandschrift voor Christenen van den be schaafden Stand (D. VII, nr. 3). Wij vonden daarin:

AANTEEKENINGEN, - xIx

STEPHANUS KOMAROMI,

Gereformeerd Leeraar te Raals, kort voor de dagvaar

ding beroepen te Acsi.

PETRUs KALNAI,

Leeraar der Gereformeerde Gemeente te Putnoki.

GEORGIUs KoRMENDI,

Leeraar der Gereformeerde Gemeente te Barsi.

PETRUs CzEGLÉDI,

Leeraar der Gereformeerde Gemeente te Levensi.

- MICHAëL KARASZNAI,

Leeraar der Gereformeerde Gemeente te Kelemeri.

LICHAëL SZAL0CSI,

Leeraar der Gereformeerde Gemeente te Zubogiji.

MARTINUs SzENT PETERI,

Leeraar der Gereformeerde Gemeente te Hetenz.

ANDREAs SzoDoI,

Leeraar der Gereformeerde Gemeente te Saroi.

NICOLAUS BUGANIJI,

Leeraar der Luthersche Gemeente te Comorra.

- VALENTINUs KocSI,

Rector der Gereformeerde Kerk te Papai.

PETRUS SIMONI,

Rector der Gereformeerde School te Simoni.

WI.

UIT DE GEVANGENSCHAP ZIJN ONTSLAGEN EN MEDE

IN ZWITSERLAND GEBLEVEN:

u

SAMUEL TATAI,

Leeraar der Gereformeerde Gemeente te Tornallyi,

Page 131: Over dit boek Martelaars... · Zoo ging het ook ons, niet lang geleden, bij het lezen van het Maandschrift voor Christenen van den be schaafden Stand (D. VII, nr. 3). Wij vonden daarin:

XX AANTEEKENINGEN.

STEPHANUS SZENT-PETERI,

Leeraar der Gereformeerde Gemeente te Simoni.

JoHANNEs RIMAszoMBATHI,

Leeraar der Gereformeerde Gemeente te Csotoi.

OOK IN SAXEN:

STEPHANUS LADM0CI,

Leeraar der Gereformeerde Gemeente te Serkei.

ONZEKER IS HET WAARHEEN VERTROKKEN ZIJN:

STEPHANUs BREGUGzASZI,

Leeraar der Gereformeerde Gemeente te Hannai.

NB. Deze is ook in Holland geweest, maar waar verder,

is even als ten aanzien der verlosten van de galeijen,

die ons bezochten, onzeker.

JACOBUs CzUSI.

Leeraar der Gereformeerde Gemeente te Losonci.

NB. De beide laatsten te Triest gerantsoeneerd.

STEPHANUs KAPosI,

Leeraar der Gereformeerde Gemeente te Rimas-Zombathi.

JoHANNES SzENT-MIKLoSI,

Leeraar der Luthersche Gemeente (waar, is onbekend).

WII.

ONTVLUGT ZIJN :

A. UIT DE GEVANGENIS TE EBERHARDI :

STEPHANUs NEMETI,

Leeraar der Gereformeerde Gemeente te Naijradi.

Page 132: Over dit boek Martelaars... · Zoo ging het ook ons, niet lang geleden, bij het lezen van het Maandschrift voor Christenen van den be schaafden Stand (D. VII, nr. 3). Wij vonden daarin:

AANTEEKENINGEN. XXI

DANIEL FARKASDI,

Leeraar der Gereformeerde Gemeente te Szemerei.

JoHANNES NEMETI,

Leeraar der Gereformeerde Gemeente te Szereosoni.

THOMAS WERESMARTI,

Rector der Gereformeerde School te Serkensi.

B. oP DEN WEG NAAR ITALIE:

GEORGIUS LANI,

Rector van de Luthersche School te Karponis.

NB. Van dezen bestaat: Historia miraculosae suae

ex immani Papistarum Captivitate Liberationis,

welke wij echter tot hiertoe niet hebben kunnen

bekomen.

ToBIAS MASNICIUs, n

Leeraar der Luthersche Gemeente te Havi.

JoHANNEs SIMoNIDEs,

Rector van de Luthersche School te Brizniji.

Bl. 85. (32) Hooren wij uit hun eigen mond, de rede

men hunner weigering. « Wij volhardden daarin (zeg

gen zij), voor EERST : omdat onze tegenpartijen in

dezen handel tegen CHRISTUs waren opgestaan en on

dernomen hadden deszelfs eer, door die gevaarlijke onder

teekeningen te verduisteren en de leere des Evangelies

te vernietigen. Al wat derhalve door hen begeerd en

geeischt werd, om tot hun doel te geraken, moest door

CHRISTvs dienaars veracht worden, als strijdig met

Gods eer en de hemelsche waarheid. TEN TWEEDE:

omdat wij door de onderteekening, onszelven, tegen onze

overtuiging en geweten aan, van rebellie beschuldigd en

8

Page 133: Over dit boek Martelaars... · Zoo ging het ook ons, niet lang geleden, bij het lezen van het Maandschrift voor Christenen van den be schaafden Stand (D. VII, nr. 3). Wij vonden daarin:

XXII AANTEEKENINGEN,

met ons eigen zwaard gedood zouden hebben. En alhoe

wel ten laatste te Presburg, na ontelbare genomene proe

ven, toegestaan was, dat men de beschuldiging van

MEDEPLIGTIGHEID AAN REBELLIE door wederbrieven

kon smooren, zoo zouden wij echter in het oog der

wereld, na onze onderteekening, schuldig geweest zijn,

want zij lag toch daar, en zou de wettigheid van het

over ons gevelde vonnis gestaafd hebben. TEN DERDE:

omdat het een verschrikkelijke zonde geweest zou zijn,

den eed aan God en de Gemeente, bij den aanvang onzer

bediening afgelegd, te schenden. TEN VIERDE: omdat het

dan, door onze omstandvastigheid, gedaan zou geweest

zijn met onze Hongaarsche kerken, zoowel Gereformeerde

als Luthersche; want, 't zij wij onze dienst neerge

legd hadden, of uit het Rijk vertrokken waren, zouden

wij zelve aan onze vijanden gelegenheid gegeven hebben,

om hunne priesters in de, door onze schuld verlatene

kerken, te zenden, onder voorwendsel, dat wij als re

bellen onszelven uitgestoten hadden en zij daarom volgens

hunnen pligt, de gemeenten van andere herders moesten

voorzien. TEN VIJFDE : omdat wij bij de tegenwoordige

Hongaren en hunne nazaten, met alle regt, voor pesten

en verraders des Vaderlands en bedervers der privilegien

zouden gehouden zijn, als die zelve door zoodanige

onderteekening toegestaan zouden hebben, dat de Konink

lijke bulle van vrije Godsdienstoefening, zoowel der

Gereformeerden als Lutherschen, geschonden werd, en

wat het uitwendige aangaat, welk eene schade zouden

wij door toetegeven, ons eigen volk hebben berokkend,

want onze vijanden zouden evenzoo als zij ons deden,

al de gemeenten van rebellie beschuldigd en mede ge

straft hebben. TEN LAATSTE: omdat onze tegenpartijen

Page 134: Over dit boek Martelaars... · Zoo ging het ook ons, niet lang geleden, bij het lezen van het Maandschrift voor Christenen van den be schaafden Stand (D. VII, nr. 3). Wij vonden daarin:

AANTEEKENINGEN. XXIII

zelve de onderteekening, ons eerst ten hoogste aange

prezen, ten laatste tot onze schande en bespotting zou

den gebruikt hebben, ons nagevende, dat wij alleen

maar huurlingen en geene herders geweest waren, zoo

als dit uit het droevige voorbeeld van hen, die zij door

onderscheidene streken tot hun doel gebragt hebben, ge

bleken is, en alzoo niet alleen onze personen, maar ook

de Evangelische leer tot schande en smaadheid zou ge

steld zijn geweest, niet zonder ergernis van velen,

waarvoor men zich het meest te wachten had.

« Deze zijn onze redenen van volstandige weigering

geweest, waaruit een tegelijk zien kan, dat wij rede

lijk en deugdelijk gehandeld hebben in nimmer te onder

teekenen. » Verg. v. D. PooT, Hung. vervolg. bl. 43-46.

Bl, 88. (33) Wij zijn de kennis van die ongehoorde ge

beurtenis, metertijd in vergetelheid geraakt, aan eene

schriftuur verschuldigd, ten jare 1725, te Amsterdam,

onder den titel van Getrouw en naauwkeurig verhaal van

het schrikkelijk treurspel, onlangs te Thorn vertoond, uit

gekomen, waaraan wij, tot staving van ons gezegde, niet

ongepast keuren het volgende te ontleenen. De stad Thorn

aan den Weichsel, had in het begin der 18de eeuw, een

meerendeels Luthersche bevolking en eigene regering, doch

stond ten gevolge van staatkundige voorvallen, onder de suse

reiniteit van den Poolschen Koning AUGUSTUS, die uit ge

meend eigenbelang, zijne Protestantsche belijdenis met de

Roomsche verwisseld had. Weldra begonnen de Jezuiten

zich ook daar intedringen, en bekwamen onderscheidene vrij

heden, waartoe ook de stichting eener school behoorde.

In de maand Julij 1724 ontstond er oproer, waartoe

heimelijk een Roomsch student aanleiding had gegeven.

Page 135: Over dit boek Martelaars... · Zoo ging het ook ons, niet lang geleden, bij het lezen van het Maandschrift voor Christenen van den be schaafden Stand (D. VII, nr. 3). Wij vonden daarin:

XXIV AANTEEKENINGEN.

Zijne makkers schoten op het volk, wierpen het met stee

nen, en vervoerden het tot grove buitensporigheden. De

regering intusschen, ging daarbij met onpartijdigheid, ma

tigheid en wijsheid te werk, en beproefde al het mogelijke

om de partijen te bevredigen, maar toen het oproer had

uitgewoed, klaagden de Jezuiten haar bij het Hooge Canselarij

Hof, dat in naam des Konings regt deed, in de hevigste

bewoordingen aan, en eischte dat de zaak, met de uiterste

gestrengheid, zoo tegen de Magistraat, als de geheele Pro

testantsche bevolking, zou vervolgd worden. Wat de eerst

genoemde daartegen ook aanvoerde en met bewijzen staafde,

alles was vergeefs. Bij eene regtbank, geheel uit Room

schen zamengesteld, was, onder den invloed der Jezuiten,

geen regt te verkrijgen, maar werd, overeenkomstig den

eisch van den Procureur Generaal, het gruwzaamste vonnis

geveld: Voor eerst, werden de President Burgemeester

RösNER en Vice-President CHERNIch, omdat zij het oproer

slechts aangezien en derhalve de pligten van hun ambt ver

onachtzaamd hadden, veroordeeld om onthoofd te worden,

met verbeurtverklaring van al hunne goederen, ter vergoe

ding der onkosten, anders ten gevolge van aangebragte

schaden te dragen en het verlies door de Jezuiten geleden.

Ten tweede, werden GERARD THOMAs, Burggraaf en ZIM

MERMAN, Vice-Burggraaf, omdat zij het hunne niet hadden

gedaan om de razende menigte te stillen, voor eerloos ver

klaard en onbekwaam om eenig ambt te bedienen, moetende

zij, gedurende een nader te bepalen tijd, gevangen blijven.

Ten derde, werden vijftien mannen, met name in de sen

tentie vermeld, veroordeeld om onthoofd te worden, als

de eerste aanvallers op het collegie der Jezuiten. Ten

vierde, werden vele anderen, mede met name aange

duid, gevonnisd, om, nadat hun de regterhand zou zijn

Page 136: Over dit boek Martelaars... · Zoo ging het ook ons, niet lang geleden, bij het lezen van het Maandschrift voor Christenen van den be schaafden Stand (D. VII, nr. 3). Wij vonden daarin:

AANTEEKENINGEN. XXV

afgekapt, gevierendeeld en verbrand te worden, dewijl zij

de heilige beelden van de Moeder Gods en anderen, schan

delijk mishandeld, ja, het allerheiligste ontheiligd hadden.

Ten vijfde, werden GNEFFORD en SILBER, omdat zij zich,

als officiers van het garnizoen, niet beijverd hadden, het

beschieten van het Jezuiten-klooster te beletten, tot eene

geldboete en gevangenisstraf verwezen. Ten zesde, de

boeten van deze en anderen in de sententie vermeld, moesten

dienen tot het oprigten van een steenen pilaar, met de beeld

tenis der allerheiligste maagd, ter plaatse waar men dezelve

geschonden en verbrand had. Ten zevende, moest voortaan

de helft der Magistraat van Thorn, Katholiek zijn en door de

Koninklijke commissarissen gekozen worden. Ten achtste,

moesten de Lutherschen, om eenigermate de eere Gods en

zijner moeder de H. Maagd, zoo Goddeloos en schrikkelijk

gehoond, te herstellen, eene harer kerken, in het vonnis

bepaald en aangewezen, aan de Benedictijner Monniken

overgeven, als aan deze oorspronkelijk teebehoorende, tege

lijk met het convent, door de Lutherschen tot eene school

ingerigt. Ten negende, moesten de Luthersche scholen en

seminarien uit de stad, naar een afgelegen gedeelte van de

voorstad worden verplaatst. Ten tiende, moesten de Room

sche processien, even als in het gansche Koningrijk Polen,

binnen Thorn, op bepaalde tijden gehouden worden, ten

einde de uitoefening van de R. K. Godsdienst, voor het toe

komende meer te verzekeren en aan te moedigen. Eindelijk

len elfde, zou de stad, zoo zij zich tegen de uitvoering van

dit alles verzette, geoordeeld worden aan hoog verraad schul

dig te staan, en als zoodanig behandeld worden.

Men kan nagaan, hoe de Protestantsche bevolking van

Thorn, op het vernemen van dit vonnis, te moede was,

doch daar het op den aanstaanden Rijksdag te Warschau

Page 137: Over dit boek Martelaars... · Zoo ging het ook ons, niet lang geleden, bij het lezen van het Maandschrift voor Christenen van den be schaafden Stand (D. VII, nr. 3). Wij vonden daarin:

XXVI AANTEEKENINGEN.

den Koning ter bekrachtiging moest worden voorgelegd,

vleiden de goede lieden zich met deszelfs bekenden zachten

inborst, en vorige betrekking tot zijne vroegere geloofsgenoo

ten. Te vergeefs echter, - op dien Rijksdag wist men het

toch zoo ver te brengen, dat het door hem geteekend en

commissarissen tot de uitvoering van hetzelve benoemd wer

den gelastende hij tevens, hen daartoe met de noodige troepen bij te staan. w

Om dien doodelijken slag te ontwijken, wierp de Raad

zich in de armen van den Koning van Pruissen, met bede

om zijne tusschenkomst bij AUGUSTUs, waarop die Vorst

onverwijld aan dezen schreef:

« Wij kunnen geene omwegen nemen, om Uwe Ma

jesteit door dezen te kennen te geven, hoe wij over de

harde sententie, die onlangs tegen de ingezetenen der

stad Thorn, wegens het daar ongelukkig ontstane op

roer, geveld is, ten uiterste bedroefd zijn. Wij kunnen

toch niet, zonder gevoelig medelijden aanzien, dat tegen

onze arme geloofsgenooten, onder voorwendsel van de

eere Gods, met vuur en zwaard wordt geprocedeerd,

hun hunne kerk wordt afgenomen, men hunne scholen

verwoest en de geheele iurigting der stad, tot groot

nadeel der Evangelische burgers, het onderste boven

keert. Wanneer de stad Thorn openlijk tegen Uwe

Majesteit en de Republiek gerebelleerd, of zoo er iets

zwaarders kon uitgedacht worden, waaraan zij zich zou

hebben schuldig gemaakt, zou er zeker geen strenger

vonnis tegen haar hebben kunnen uitgesproken worden,

dan nu over haar geveld is. Daar het bloot en alleen op

de bestraffing van het oproer aankomt, dat van het ge

ringste gepeupel, tegen eenige slechte Jezuiten verwekt,

en van hen zelve op eene boosaardige wijze aangestookt

Page 138: Over dit boek Martelaars... · Zoo ging het ook ons, niet lang geleden, bij het lezen van het Maandschrift voor Christenen van den be schaafden Stand (D. VII, nr. 3). Wij vonden daarin:

AANTEEKENINGEN. XXVII

en voortgezet is, zoo kan Zijne Majesteit, maar deszelfs

verlichte denkwijze, van zelve begrijpen, dat de zware

straf, in het vonnis vastgesteld, de begane misdaad ver

te boven gaat, en dat niemand kan billijken, dat, om de

dwaasheid van eenige weinigen, zoo vele onschuldigen

gestraft en eene gansche stad verwoest zou worden.

Alle redelijke menschen zullen voorwaar gelooven, en

de omstandigheden der zaak brengen dit meer dan te

veel aan den dag, dat die verschrikkelijke sententie tegen

de Protestanten, niet uit liefde tot de geregtigheid, maar

in tegendeel, door de bedriegerijen en kunstgrepen der

Jezuiten, en eene onverzoenlijke haat tegen onze Gods

dienst in de wereld gekomen is, en geene gelegenheid

hun geschikter dan deze voorgekomen is, om de Protes

lantsche inwoners van Thorn, van lijf en leven, goed en

bloed, en van hunne wel verkregene voorregten, eensklaps

te berooven. Uwe Majesteit heeft den roem van een regt

vaardig en genadig Vorst te zijn, derhalve willen wij

nooit hopen, dat zij de uitvoering van dit onregtvaardig

bloedvonnis, waardoor de glorie Uwer Majesteits rege

ring, bij de nakomelingschap verdoofd zou worden, dul

den zal. Wij verzoeken derhalve Uwe Majesteit, de

uitvoering van het vonnis te schorsen, en de zaak door

onpartijdige, regt en vredelievende lieden van beide de

religien, grondig te laten onderzoeken, de aangeklaag

den naar regten te hooren, en in allen gevalle genade

voor regt uitteoefenen. Voorts: de stad bij hare regten

en vrijheden Koninklijk te beschermen en te handhaven,

boven alles, het vergieten van zoo veel Christenbloed, 't

welk zonder het uiterste afgrijzen niet geschieden kan,

voortekomen en aftewenden. Het kan Uwer Majesteit

niet onaangenaam wezen, dat wij voor die stad tusschen

Page 139: Over dit boek Martelaars... · Zoo ging het ook ons, niet lang geleden, bij het lezen van het Maandschrift voor Christenen van den be schaafden Stand (D. VII, nr. 3). Wij vonden daarin:

XXVIII AANTEEKENINGEN.

beide treden. Wij zijn daartoe van conscientiewege

verbonden, dewijl het onze geloofsgenooten betreft, en de

Olivasche vrede ons regt geeft om voor haar behoud en

dat aller steden van Poolsch Pruissen in het vredes

verdrag vervat, te spreken en ons hunner, zoo veel noodig

is, aantetrekken. Wij houden ons ook verzekerd, dat

andere Mogendheden, bij de Olivasche vrede belang heb

bende, en wel in 't bijzonder de guarandeurs van de

zelve, met geene onverschillige oogen zullen kunnen aan

zien, dat zoodanig traktaat door de meergemelde sententie

zou ontzenuwd en verbroken worden. Daarentegen zal

het allen Protestantsche Vorsten bijzonder aangenaam

zijn en Uwer Majesteit tot eere strekken, zoo gij deze

arme, bijna tot wanhoop gebragte stad in hare bescher

ming neemt, en haar van haren geheelen ondergang, die

vele gevaarlijke gevolgen na zich slepen kan, gelieft te

redden. Wij recommanderen de geheele zaak aan onzen

afgezant en deszelfs broeder SWERIN, en verwachten van

Uwe Majesteit zoodanig antwoord, als van een Koning,

zoo regtvaardig en met ons zoo bevriend, kan gehoopt

worden. »

Gegeven te Berlijn, 28 Nov. 1724.

Daar de uitvoering van het vonnis op den 15den December

was bepaald, schoot er voor AUGUSTUS nog tijd over, om

aan dit Koninklijk verzoek te voldoen, en daarbij ook te

letten op een smeekschrift der veroordeelden, om ten minste

uitstel van executie te erlangen, en waarin zij tevens den

Koning, op het onlangs te Hamburg voorgevallene, dat

van veel strafbaarder aard was, wezen, en waarbij hij zich

slechts met eene geldboete had vergenoegd. Mogelijk zou

dit ook wel het geval zijn geweest; doch zoodra hadden de

Page 140: Over dit boek Martelaars... · Zoo ging het ook ons, niet lang geleden, bij het lezen van het Maandschrift voor Christenen van den be schaafden Stand (D. VII, nr. 3). Wij vonden daarin:

AANTEEKENINGEN. XXIX

Jezuiten daarvan de lucht niet gekregen, of zij wisten bij

de gedelegeerde Koninklijke Commissarissen uittewerken,

dat, buiten AUGUSTUS weten, de executie van het onmen

schelijke vonnis acht dagen vroeger plaats zou hebben.

Ten gevolge hiervan kwam den laatsten November de

Generaal LUBOMIRSKY, met zijne troepen, voor de stad,

welke hij geheel insloot. Vervolgens zond hij een detache

ment dragonders in dezelve om allen, die op zijne zwarte

lijst stonden, gevangen te nemen. Dit geschiedt zijnde,

wendden de Jezuiten alle pogingen aan om de gekerkerden

en inzonderheid den President Burgemeester RösNER tot het

Roomsche geloof overtehalen, maar 's mans deftig antwoord

was: « vergenoegt u met mijn ligchaam, mijne ziel be

hoort aan mijnen Zaligmaker. »

De Overste trok vervolgens met vijf honderd man, de stad

binnen en beval terstond een schavot opteslaan. In den

vroegen morgen van den 5den December, werd de President

Burgemeester. bij toorslicht, op het binnenhof, alleen ten

aanschouwen van Commissarissen en eenige Jezuiten, ont

hoofd. Te acht ure ging men op de markt tot de verdere

executie, overeenkomstig het gemelde vonnis, over, en

zoo beminnelijk zich de martelaars gedroegen, die b. v.

zeiden: « Onze goede vader (de Burgemeester namelijk) is

ons voorgegaan, laten wij, zijne onschuldige kinderen,

zijne voetstappen, met lijdzaamheid navolgen en voor onze

vijanden bidden, » zoo afschuwelijk was het aangerigte

bloedbad, bij 't welk men met eene kannibaalsche wreed

heid te werk ging, die wel in het getrouw verhaal beschre

ven en afgebeeld is, maar waarvoor liefst door ons het gor

dijn wordt geschoven. - -

Het laat zich begrijpen, dat zulk een afloop der zaak

door het Pruissische Hof zeer euvel werd opgenomen, ook

Page 141: Over dit boek Martelaars... · Zoo ging het ook ons, niet lang geleden, bij het lezen van het Maandschrift voor Christenen van den be schaafden Stand (D. VII, nr. 3). Wij vonden daarin:

XXX AANTEEKENINGEN.

-

de andere Protestantsche Hoven trokken met hetzelve eene

lijn, - en de briefwisseling daarover door deze gehouden,

is zeer lezenswaardig. Welke gevolgen dit intusschen voor

de staatkundige wereld en de Protestantsche kerk heeft ge

had, dit te vermelden, ligt buiten ons bestek. Gaarne

vereenigen wij ons met den wensch des schrijvers van deze

belangrijke oorkonde, als ook op onze leeftijd ten volle

toepasselijk : « dat het onschuldige bloed der martelaren

van Thorn, ook voor nu, niet vruchteloos gestort zij,

(maar daar het Jezuitismus onveranderd hetzelfde blijft) de

Protestanten uit hunnen doodelijken slaap opwekke en

hnn de oogen opene, om het algemeen gevaar te kunnen

zien en hen tot eene gewenschte vereeniging te brengen,

die alleen hunnen geheelen ondergang voorkomen kan. »

Bl. 89. (34) Verg. Haarlemsche Courant van 27

Aug. 1844, n". 103. Reeds zeer vroeg werd het ka

rakter en de geaardheid der Jezuiten verwonderlijk wel ge

troffen, en met hunne verrigtingen ook hunne lotge

vallen, met een bijkans profetisch, doorzigt, voorzegd in

eene ten jare MDLI uitgesprokene leerrede, te Dublin, door

Dr. GEORGE BRowN, Bisschop dier stad, waarvan een af

schrift medegedeeld werd aan den Heer JAKOB WARE, en te

vinden is in de Harleian Miscellany, vol. V, p. 566.

« Er is (zegt hij) kort geleden eene nieuwe broeder

schap te voorschijn gekomen, die zichzelven Jezuiten noe

men, die velen zullen bedriegen en veel hebben van het

gedrag der Schriftgeleerden en Fariseën. Onder de

Joden zullen zij zich bevlijtigen om de waarheid te niet

te doen en hun doel zeer nabij komen, want deze menschen

zullen verscheidene gedaanten aannemen, bij de Heidenen

zullen zij Heidensgezind, bij de Godverzakers een God

Page 142: Over dit boek Martelaars... · Zoo ging het ook ons, niet lang geleden, bij het lezen van het Maandschrift voor Christenen van den be schaafden Stand (D. VII, nr. 3). Wij vonden daarin:

AANTEEKENINGEN. XXXI

verzaker, bij de Joden een Jood, en bij de Hervormers,

Hervormingsgezind wezen, met oogmerk om uwe voor

nemens, uwe gemoederen, uwe harten en uwe neigingen

te kennen en u daardoor gelijk te doen worden aan dien

dwaze, die in zijn hart zeide: er is geen God. Deze

zullen zich over de geheele wereld verspreiden en zullen

toegelaten worden in de raadsvergaderingen der Vorsten,

maar zij zullen er niet wijzer door worden. Zij zullen

hen bekoren, ja, uwe Vorsten hunne harten en de gehei

men, daarin besloten, voor hen doen openleggen en nog

tans zullen zij het niet bemerken, hetwelk gebeuren zal

door hunnen afval van de wet Gods, door het verwaar

loozen van hare vervulling en door hunne zonden door de

vingeren te zien. Mogtans zal God, om Zijne wet te

regtvaardigen, op het einde deze Maatschappij afsnijden,

zelfs door de hand dergenen, die hun de meeste hulp ge

boden en zich van hen bediend hebben, zoodat zij op het

einde van alle volken zullen gehaat worden. Zij zullen

erger zijn dan de Joden, geene rustplaats op aarde heb

bende, en dan zal een Jood meer gunst hebben dan een

Jezuit.

Bl, 91. (35) verg, RoYAARDs en KIST, Archief voor

Kerkelijke Geschiedenis, inzonderheid van Nederland,

deel X, bladz. 359, enz. - -

Page 143: Over dit boek Martelaars... · Zoo ging het ook ons, niet lang geleden, bij het lezen van het Maandschrift voor Christenen van den be schaafden Stand (D. VII, nr. 3). Wij vonden daarin:
Page 144: Over dit boek Martelaars... · Zoo ging het ook ons, niet lang geleden, bij het lezen van het Maandschrift voor Christenen van den be schaafden Stand (D. VII, nr. 3). Wij vonden daarin:

BIJLAGE A.

ACTE WAN BESCHULDIGING

DER

PROTESTANTNTHE PREDIKANTEN WAN BEIJE GEL00RNBELIJI)ENINSEN.

NAAR

HAMEL BRUININX.

Page 145: Over dit boek Martelaars... · Zoo ging het ook ons, niet lang geleden, bij het lezen van het Maandschrift voor Christenen van den be schaafden Stand (D. VII, nr. 3). Wij vonden daarin:
Page 146: Over dit boek Martelaars... · Zoo ging het ook ons, niet lang geleden, bij het lezen van het Maandschrift voor Christenen van den be schaafden Stand (D. VII, nr. 3). Wij vonden daarin:

BIJLAGE A.

De acte van beschuldiging der Protestantsche Predikanten

van beide geloofsbelijdenissen, luidde:

HooFDSTUK I.

Dat de Evangelische Dienaren des Goddelijken woords

en Rectors der scholen van beide de belijdenissen, geen

acht gevende op de Katholijke Staten van het Rijk,

geene zwarigheid hebben gemaakt van tegen dezelve en

de algemeene rust, als ook het Katholijke geloof, met

ongewasschen en lasterlijken mond uittevaren en te bul

deren, en van al de Katholijken en bijgevolg van Zijne

Allerheiligste Koninklijke Majesteit, met verachting

kwalijk te spreken, ze voor verbondbrekers, godloozen,

afgodendienaars te houden, - ze schelmachtige Paap

sche honden te noemen, te lasteren en te onteeren, en

ook vele andere godlooze en ondeugende scheldwoorden,

die een Christenmensch niet passen, niet alleen heime

lijk, afzonderlijk en in het verborgen, maar ook in het

openbaar en voor ieders oor, zelfs van stoel, in hunne

predikatien en uitroepingen tot de Gemeente, te geven,

uitteschreeuwen, uittebraken, en daardoor het ruwe volk

tot ontsteltenis der gemoederen, haat, bitterheid, on

eenigheid, scheuring, oproer en vervolging van de

Christengeloovigen, te bereiden en gaande te maken.

Page 147: Over dit boek Martelaars... · Zoo ging het ook ons, niet lang geleden, bij het lezen van het Maandschrift voor Christenen van den be schaafden Stand (D. VII, nr. 3). Wij vonden daarin:

XXXVI BIJLAGE A.

HooFDSTUK II.

Dat zij geene zwarigheid hebben gemaakt van zich

zelven onregtvaardige en openbare vijanden te verklaren,

van de Heiligen en Uitverkorenen Gods, ja, ook van

de Heilige Maagd MARIA, haar bij hunne stinkende vrou

wen vergelijkende, en ook tegen de beeldtenis zelve van

CHRISTUS den Zaligmaker of de schilderij van zijne krui

siging, lijden en verlossing, en van de Kerken, door

het innemen, ontheiligen, berooven en plunderen van die

heilige plaatsen, het breeken en verbranden der beelden,

het vertrappen van de overblijfsels der heiligen en het

ligchaam van CHR1sTvs, en het besmetten derzelve met

kerkschendige handen, zoo als uit het voorbeeld van

LUDoV1CUS LUCIUs, voormaals Leeraar te Cremnitz,

gebleken is.

HooFDSTUK III.

A. Dat zij tegen de gemeene rust van het Koningrijk

Hongarije, het bolwerk en den voormuur van de gansche

Christenheid, raadplegingen en bijzondere vergaderingen

door de Koninklijke wet strengelijk verboden, aangegaan

en gehouden hebben.

B. Dat zij de vervloekte rebellie, die in deze tijden

ontstoken is, met den voormaligen schelmschen STE

PHAN Us WITHUYEDE , Ambnosavs Krezen en ander

dergelijk slag van menschen, hebben gesmeed.

C. Dat zij aan deze en aan de overige, hier en daar

opgestane rebellen, onder het beleid van den schelmschen

FRANCISCUs ISPAN, JoHANNEs SzUER, JoANNEs MosIK

en hunne medepligtigen, met raad, gunst, aanzetting,

onderstand, huisvesting, lijf en leeftogt, hulp hebben

verleend.

Page 148: Over dit boek Martelaars... · Zoo ging het ook ons, niet lang geleden, bij het lezen van het Maandschrift voor Christenen van den be schaafden Stand (D. VII, nr. 3). Wij vonden daarin:

BIJLAGE A. XXXVII

D. Dat zij de wijze en manier van rebelleren, met

de genoemde opstandelingen hebben overwogen en vast

gesteld.

E. Dat zij het volk, maar hun voorgeven, in hunne

kerkelijke dienst, tot gezegde rebellie, hebben besteld en

aangehitst. -

F. Dat zij het volk en de gemeenten, met de aan

komst der rebellen hebben bemoedigd.

G. Dat zij tegelijk met de voornaamste rebellen,

den Turk hebben uitgenoodigd om het Hongaarsche Rijk

onder het jok te brengen.

H. Dat zij aan de Turken, de doorgaande inkomsten

van het gansche Rijk beloofd, en bijgevolg hetzelve,

gelijk gezegd is, de voormuur der Christenwereld, te

koop geveild hebben.

I. Dat zij den Koning van Frankrijk het geld ge

vraagd hebben, om den Turk te bestellen en hem schat

ting te betalen.

K. Dat zij in den verkoop van het Rijk, met de

Zevenbergers en andere hun welbekende medepligtigen,

gemeenschap hebben gehouden en gevoed.

L. Dat zij brieven aan de ongeloovigen en vijanden

van Zijne Majesteit heimelijk en in 't verborgene hebben

gezonden.

M. Dat zij vreemde volken tegen Zijne Majesteit aan

gezocht en uitgenoodigd hebben.

N. Dat zij benevens zamenzwering ook andere schelm

stukken, die tot ondergang van het Rijk en zijne voor

noemde Majesteit konden bedacht en gevonden worden,

hebben voorgenomen.

0. Dat ook de onbetoomde en baldadige stoutheid van

sommigen hunner zoo ver gegaan is, dat zij in den

- 9

Page 149: Over dit boek Martelaars... · Zoo ging het ook ons, niet lang geleden, bij het lezen van het Maandschrift voor Christenen van den be schaafden Stand (D. VII, nr. 3). Wij vonden daarin:

XXXVIII BIJLAGE A.

termijn der tegenwoordige regtspleging hun toevlugt tot

de Turken genomen, de regters en edelen en de gezwo

rene assessoren der graafschappen, die bij de dagvaar

ding voorgingen, schandelijk verraden, beschuldigd en

geen afschrik gehad hebben van te bewerken, dat zij

door de Turken gevangen genomen, wreedelijk en op

Heidensche wijzen geslagen zijn, en zoo zij niet, na te

voren rantsoen betaald te hebben, ten gunste van som

mige Christenen en door Gods bijzondere hulp verlost

waren geworden, gepaald zouden zijn en algemeen heb

ben moeten beweend worden.

Page 150: Over dit boek Martelaars... · Zoo ging het ook ons, niet lang geleden, bij het lezen van het Maandschrift voor Christenen van den be schaafden Stand (D. VII, nr. 3). Wij vonden daarin:

BIJLAGE B.

BEILEIJIDENIS

DER

NIEUWE KATHOLIJKEN IN HONGARIJE.

Page 151: Over dit boek Martelaars... · Zoo ging het ook ons, niet lang geleden, bij het lezen van het Maandschrift voor Christenen van den be schaafden Stand (D. VII, nr. 3). Wij vonden daarin:
Page 152: Over dit boek Martelaars... · Zoo ging het ook ons, niet lang geleden, bij het lezen van het Maandschrift voor Christenen van den be schaafden Stand (D. VII, nr. 3). Wij vonden daarin:

BIJLAGE B.

CoNFEssio woVoRUM CA

ThoLIcoRvM IN HUNGARIA,

JURTA EXEMPLAR FRANco

FURTI ETALIBI IMPREssUM.

ART. I.

Fatemur et confttemur, nos

singulari cura supremi nos

tri Magistratus spiritualis

et secularis, diligentiá et

opere Dominorum Patrum S.

J. ab haeretica via et fide ad

veram Catholicam Romanam

salvificam unice deductos

esse. Eamque libere, sponte,

omni remota coactione am

plexos, ore nostro et lingua,

universo mundo aperte ad

notitiam velle dare.

BELIJDENIS DER NIEUWE

KATHOLIJKEN IN HONGARIJE,

NAAR HET EXEMPLAAR DAAR

VAN, TE FRANKFoRT EN ELDERS

GEDRUKT,

ART. I.

Wij bekennen en belijden,

dat wij door de bijzondere zorg

van onze hoogste geestelijke

en wereldlijke overheid, door

naarstigheid en toedoen der va

ders Jezuiten, van den weg en

het geloof der ketters zijn afge

bragt, tot het ware, alleen

zaligmakende Roomsch - Ka

tholijke, en dat wij hetzelve

vrijwillig en geheel ongedwon

gen hebben aangenomen en

zulks met onzen mond en

tong, openlijk de geheele we

reld willen doen weten.

Page 153: Over dit boek Martelaars... · Zoo ging het ook ons, niet lang geleden, bij het lezen van het Maandschrift voor Christenen van den be schaafden Stand (D. VII, nr. 3). Wij vonden daarin:

XLII BIJLAGE B.

ART. II.

Confitemur, Papam Roma

num caput esse Ecclesiae, mec

errare posse.

ART. III.

Confitemur et certi sumus

Papam Romanum Vicarium

esse CHRISTI, plenariamque

habere potestatem omnibus

hominibus pro voluntate sua,

peccata remittendi, in infe

rum detrudendi, ex commu

nicandique.

ART. IV.

Confitemur, quicquid Pa

pam instituerit novi, sive

intra, sive ertra Scriptu

ram, quicquid etiam de

mandaverit, esse verum, di

vinum et salvificum. Ideoque

a laicis majoris aestimari

debere Dei vivi praeceptis.

- ART. V.

Confitemur, Papam, Sanc

tissimuu ab omnibus divino

honore honorari debere, ma

jori cum genuflexione ºpst

CHR isTo debita.

ART. II.

Wij belijden dat de Room

sche Paus het hoofd der kerk

is, en niet kan dwalen.

ART. III.

Wij belijden en zijn ver

zekerd, dat de Roomsche Paus

de plaatsvervanger van CHRIS

TUs is, en de volkomene magt

heeft om aan alle menschen,

naar zijnen wil, de zonden te

vergeven, hen in de hel te

werpen en te bannen.

ART. IV.

Wij belijden, dat al wat

de Paus nieuws ingesteld

heeft, 'tzij in of buiten de

Schrift, waarachtig, Godde

lijk en zaligmakend is, en

daarom van de leeken hooger

geacht moet worden, dan de

geboden des levenden Gods.

ART. W.

Wij belijden, dat de aller

heiligste Paus van allen met

Goddelijke eer moet geëerd

worden, en met meerdere

kniebuiging dan die men aan

CHRISTUS verschuldigd is.

Page 154: Over dit boek Martelaars... · Zoo ging het ook ons, niet lang geleden, bij het lezen van het Maandschrift voor Christenen van den be schaafden Stand (D. VII, nr. 3). Wij vonden daarin:

BIJLAGE B. XLIII

ART. V 1.

Confitemur et afferimus,

Papam ab omnibus tanquam

Patrem Sanctissimum in om

nibus esse audiendum sine

ulla exceptione, ejus insti

tutis dirigentibus. Contra

facientes, sine omni miseri

cordia, tales Haereticos,

non solum zgne tollendos,

sed et cum corpore et anima

in inferno detrudendos.

ART. VII.

Comfitemur, lectionem

Scripturae Sacrae ortum esse

haeresium et sectarum, ori

ginemque blasphemiae.

ART. VIII.

Confitemur, mortuos Sanc

los et sanctas invocare, ima

gines eorum honorare, coram

eis genua incurvare, ad eos

peregrinari, vestire, lumina

eis accendere, bonum, pium,

Sanctum , utile et salutare.

-

ART. VI.

Wij belijden en houden

staande, dat de Paus, als de

allerheiligste vader, in alles,

zonder eenige uitzondering,

bij zijne besturende inrigtingen

moet gehoorzaamd worden,

dat zoodanige ketters, die

daartegen handelen, zonder

alle niet

slechts

weg geruimd, maar ook met

barmhartigheid,

door vuur uit den

ziel en ligchaam in de hel

moeten geworpen worden.

ART. WII.

Wij belijden, dat de lezing

der Heilige Schrift de oor

sprong is van ketterijen en

en eene bron van

Godslastering.

ART. WIII.

Wij belijden, dat de afge

storvene heilige mannen en

secten ,

vrouwen aanteroepen, der

zelver beelden te eeren, voor

hen de knieen te buigen,

naar hen ter bedevaart te

gaan, hen te kleeden, en

lichten voor hen te ontsteken,

goed, vroom, heilig, nuttig

en heilzaam is,

Page 155: Over dit boek Martelaars... · Zoo ging het ook ons, niet lang geleden, bij het lezen van het Maandschrift voor Christenen van den be schaafden Stand (D. VII, nr. 3). Wij vonden daarin:

XLIV BIJLAGE B.

ART. LI.

Confitemur, unumquemque

Sacerdotem multo majorem

esse Dei Pará B. Virgine

MARIA, quae semel solum

peperit ChrisTUM, nec am

plius parit. Sacerdos autem

Romanus non solum dum

vult, sed et quandocumque

vult, offert et facit CHRIS

TUM, imo et creatum absumit.

ART. K.

Confitemur, pro mortuis

Missas celebrare, Elcemo

synas distribuere, orare, utile

ac salutare esse.

ART. KI.

Comfitemur, Papam Roma

num habere potestatum Scrip

turam immutandi, pro vo

luntate augendi et minuendi

- S2tat.

ART. LYII.

"fetimur animas post

mortem z'n Purgatorio pur

&*”, “e Missas Sacerdotum

ets ozztacz lzum

tione €Sse.

cum libera

ART. IX.

Wij belijden, dat

Priester veel meer is dan de

Gods, de Heilige

Maagd MARIA, die CHRISTUS

slechts eenmaal gebaard heeft

ieder

moeder

en nu niet meer baart. Maar

de Roomsche Priester, niet

alleen wanneer hij wil, maar

ook zoo dikwijls hij wil, offert

en maakt CHRISTUS , ja ge

schapen zijnde , verteert hij

hem.

ART. X.

Wij belijden, dat voor de

dooden missen te doen, aal

moesen uittedeelen, te bidden,

dienstig en heilzaam is.

ART. XI.

Wij belijden, dat de Room

sche Paus magt heeft om de

schriftuur te veranderen, naar

zijnen wil te vermeerderen of

te verminderen.

ART. XII.

Wij belijden, dat de zielen,

na den dood in het vagevu"

gereinigd worden, en dat hun

de missen der Priesters "

hulp en bevrijding zijn.

Page 156: Over dit boek Martelaars... · Zoo ging het ook ons, niet lang geleden, bij het lezen van het Maandschrift voor Christenen van den be schaafden Stand (D. VII, nr. 3). Wij vonden daarin:

BIJLAGE B. XLW

ART. AKIII.

Confitemur, sub una Specie

Eucharistiam percipere bo

num et salutare, sub utraque

haereticum etdammabile esse.

ART. KIV.

Confitemur et afferimus,

hos qui sub una specie utan

tur, totum CHRISTUM cum

carne et sanguine, cum Dei

tate et ossibus uti vel perci

pere, qui vero sub utraque,

solz modo pane frui et vesci.

AR T. KV.

Confitemur, septem esse

vera et realia sacramenta.

ART. KVI.

Confitemur, Deum in ima

gimibus honorari, ac per eas

ab hominibus agnosci.

ART. KVII.

Confitemur MARIAM, B.

Virginem, majori honore

dignam ab Angelis et homi

nibus ipso CHRISTofilio Dei.

ART. XIII.

Wij belijden, dat het goed

en heilzaam is, het Avondmaal

onder ééne gestalte te gebrui

ken. Het onder twee te doen,

kettersch en verdoemelijk is.

ART. XIV.

Wij belijden en houden

staande, dat degenen, die het

(Avondmaal) onder ééne ge

daante gebruiken, den gehee

len CHRISTUS met vleesch en

bloed, met Godheid en beenen

genieten of ontvangen, maar

die onder beide, alleen brood

genieten en eten.

ART. XW.

Wij belijden, dat er zeven

ware en wezenlijke sacramen

ten zijn.

ART. XVI.

Wij belijden, dat God in

de beelden geëerd en door de

zelve van de menschen gekend

wordt.

ART. XVII.

Wij belijden, dat de ge

zegende MaagdMARIA, grootere

eer van engelen en menschen

waardig is, dan CHRISTUS den

zoon van God zelf.

Page 157: Over dit boek Martelaars... · Zoo ging het ook ons, niet lang geleden, bij het lezen van het Maandschrift voor Christenen van den be schaafden Stand (D. VII, nr. 3). Wij vonden daarin:

XLVI BIJLAGE B.

ART. KVIII.

Confitemur, B. Virginem

M. esse Reginam Coeli,

simulque cum Filio regnare,

cut Filium omnia ad volun

tatem ejus facere debere.

Anr. KIK.

Confitemur, ossa sancto

rum magnam habere virtu

tem, unde ab hominibus ho

noranda esse ipsisquefacella

extruenda.

ART. I X.

Confitemur, Doctrinam Ro

manam esse Catholicam, pu

ram, Divinam, salviftcam,

antiquam et veram. Evan

gelicam autem (a qua bene

vole recedimus) falsam,

erroneam, blasphemam, ma

ledictam, haereticam, dam

nosam, seditiosam, impiam,

excogitatam ac fictam ; cum

itaque in totum et plenarie

in omnibus explicationibus

Religio Romana, sub una

specie bona sit et salutarzs ,

Ideo maledicimus omnibns

illis, qui nos in haeresi ad

ART. XVIII.

Wij belijden, dat de geze

gende Maagd M. de Koningin

des hemels is, en tegelijk met

haren zoon regeert, voor

wie de zoon alles naar haren

wil moet doen.

ART. XIX.

Wij belijden, dat de been

deren der heiligen, groote

kracht hebben, waarom ze

van de menschen geëerd, en

kapellen voor dezelve gebouwd

moeten worden.

ART. XX.

Wij belijden, dat de Room

sche leer is Katholijk, zuiver,

Goddelijk, zaligmakend, oud

en waar , maar dat de Evan

gelische (van welke wij goed

willig afgaan) is valsch, dwa

lend, Godslasterlijk, vervloekt,

kettersch, rampzalig, oproe

rig, Goddeloos, verzonnen en

verdicht. Daar derhalve in

het geheel en volkomen de

Roomsche Godsdienst in alle

uitleggingen, onder ééne ge

daante, goed en heilzaam is,

zoo vervloeken wij al de

in de tegenen, die ons

Page 158: Over dit boek Martelaars... · Zoo ging het ook ons, niet lang geleden, bij het lezen van het Maandschrift voor Christenen van den be schaafden Stand (D. VII, nr. 3). Wij vonden daarin:

BIJLAGE B. XLWII

versa et impia sub utraque

erudierunt. Maledictospro

nunciamus Parentes nostros,

in fide illa haeretica nos

educantes. Maledicimus quo

que et illis, qui nobis Romano

Catholicam fiden, in du

bium vocarunt, sicut et duo

bus (vel ducibus) (*) illis, qui

nobis maledicto illo calice

subservierunt,imo nobis ipsis

maledicimus, maledictosque,

nos pronunciamus, eo quod

et illo maledicto calice hae

retico (ex quo nos bibere non

licebat), participavimus.

ART. KLYI.

Confitemur, Scripturam

Sacram esse imperfectam et

literam mortuam, quousque

a summo Pontifice ea non fue

rit explicata et laicis ad

legendum consessa.

, ART. Af KII.

Confitemur, umam Missam

Sacerdotis Romani utilio

(*) Hier verschilt de lezing.

Goddelooze

ketterij, onder beide gedaan

ten ,

Wij spreken den vloek uit

genstrijdige en

onderwezen hebben.

over onze ouders, ons opvoe

dende in dat kettersche geloof,

ook vervloeken wij allen, die

ons het Roomsch Katholijk

geloof twijfelachtig hebben

gemaakt, gelijk ook die twee

(of, leidslieden) (*) welke ons

dien vervloekten drinkbeker

toegediend hebben; ja, wij

vervloeken onszelven en spre

ken den vloek over ons uit,

daarom dat wij aan dien ver

vloekten, ketterschen drink

beker (waaruit het ons niet

geoorloofd was te drinken),

deelgenomen hebben.

ART. XXI.

Wij belijden, dat de Heilige

Schrift onvolkomen is en een

doode letter, voor zoo ver zij

niet door den Opperpriester is

uitgelegd en ter lezing aan de

leeken toegestaan.

ART. XXII.

Wij belijden, dat ééne misse

van een Roomsch Priester

Page 159: Over dit boek Martelaars... · Zoo ging het ook ons, niet lang geleden, bij het lezen van het Maandschrift voor Christenen van den be schaafden Stand (D. VII, nr. 3). Wij vonden daarin:

XLVIII BIJLAGE B.

rem esse centum el pluribus

Concionibus Euangelicorum.

Eac eo maledicimus libris

illis quos legimus, doctri

nam illam haereticam et

blasphemam comprehenden

tibus. Maledictionem etiam

inducimus super omnia

opera nostra (in fide illa

haeretica existendo) patra

ta, me in extremo die coram

Deo nobis aliquid mere

antur.

Haec omnia ex candido

pectore facimus, asserentes

Romanam Ecclesiam in his

et similibus articulis esse

Cum solemni

haereticae illius doctrinae,

verissimam.

coram vobis, Rev. D. Pater,

coram vobis viri honorati.

Matronae honoratae, juve

nes et virgines praesentes

Renunciatione. Juramus in

'super, nunquam amplius nos

ad haereticam zllam

utraque (etiam si licitum

esset velfuerit), vita durante

conversuros, Juramus etiam

sub

donec una gutta sanguinis

in corpore nostro extiterit,

nuttiger is dan honderd en

meer Predikatien der Evan

gelischen.-

Daarom vervloeken wij de

boeken, welke wij gelezen

hebben en die kettersche en

Godlasterlijke leer behelzen.

Daarenboven brengen wij ook

den vloek over al onze wer

ken (gedurende ons verkeer

in dit kettersche geloof), ver

rigt, opdat zij niet ten jongsten

dage in Gods tegenwoordig

heid, iets voor ons verdienen.

Dit alles doen wij van goe

derharte, houdende het daar

voor, dat de Roomsche kerk

in deze en dergelijke artikelen

zeer waarachtig is, met pleg

tige verzaking van die ketter

sche leer, in ul. tegenwoordig

heid eerwaardige D. Pater,

ook allen die hier tegenwoordig

zijt, geëerde mannen en vrou

wen, jongelingen en jonge

dochters, wij zweren daaren

boven, dat wij nooit meer,

ons leven lang, tot dat ket

tersche, onder beide gestalten

(al ware het geoorloofd ge

weest of nog geoorloofd), zullen

overgaan. Wij zweren tevens,

Page 160: Over dit boek Martelaars... · Zoo ging het ook ons, niet lang geleden, bij het lezen van het Maandschrift voor Christenen van den be schaafden Stand (D. VII, nr. 3). Wij vonden daarin:

BIJLAGE B. XLIX

doctrimam maledictam illam

Euangelicam, mos omni

modo, clam et aperte, vio

lenter et fraudulenter, verbo

et facto persecuturos, ense

quoque non excluso.

Ultimum juramus (immu

tatione fore in statu seculart

vel spirituali subsecutura)

nos coram Deo, Angelis et

vobis praesentibus, neque

metu aut gratia, ab hac

salvivica Romana Catholica

Ecclesia et divina, discessu

ros unquam et ad haeresin

Euangelicam maledictam

redituros et reversuros vel

amplecturos esse. -

dat wij tot den laatsten drop

pel bloed toe, die vervloekte

Evangelische leer, op allerlei

wijze, heimelijk en in het

openbaar, door geweld en be

drog, met woorden en daden

vervolgen zullen, zonder zelfs

het zwaard daarvan uitte

sluiten.

Eindelijk zweren wij voor

God, deEngelen en ul., die hier

tegenwoordig zijt, dat wij in

geval van toekomende veran

dering in den wereldlijken of

kerkelijken Staat, nimmer

meer , hetzij door vrees of

door gunst, van de zaligma

kende Roomsch Katholijke

kerk zullen afwijken en tot

de vervloekte Evangelische

ketterij wederkeeren en haar

omhelzen.

Page 161: Over dit boek Martelaars... · Zoo ging het ook ons, niet lang geleden, bij het lezen van het Maandschrift voor Christenen van den be schaafden Stand (D. VII, nr. 3). Wij vonden daarin:
Page 162: Over dit boek Martelaars... · Zoo ging het ook ons, niet lang geleden, bij het lezen van het Maandschrift voor Christenen van den be schaafden Stand (D. VII, nr. 3). Wij vonden daarin:

BIJ LA GE C.

BRIEWEN

WAN EN AAN DE STATEN-GENERAAL EN DEN ADMIRAAL

M. Az. DE RUITER,

OVER DE

HONGAARSCHIE PREDIKANTEN

0P

DE GALEIJEN.

NAAR

G. BRANDT.

Page 163: Over dit boek Martelaars... · Zoo ging het ook ons, niet lang geleden, bij het lezen van het Maandschrift voor Christenen van den be schaafden Stand (D. VII, nr. 3). Wij vonden daarin:

--

Page 164: Over dit boek Martelaars... · Zoo ging het ook ons, niet lang geleden, bij het lezen van het Maandschrift voor Christenen van den be schaafden Stand (D. VII, nr. 3). Wij vonden daarin:

BIJLAGE C.

I.

BRIEF VAN DE STATEN-GENERAAL DER WEREENIGDE

NEDERLANDEN AAN DEN ADMIRAAL DE RUITER.

EDELE, GESTRENGE, WRooME, LIEVE, GETROUWE.

Wat wij hebben geresolveerd aangaande de gevangene

Hongarische Predikanten, zult UE. hebben te verneemen

uit de hier achteraanvolgende resolutie, huiden in onze

vergaderinge genoomen, waarnaar UE. zich zult hebben te

reguleren : ende ons daartoe verlatende, beveelen UE.

in Godes heilige protectie. In den Hage, den 11 No

vember 1675.

Ter ordonnantie van de Hoog Moog. Heeren

Staaten Generaal.

EXTRACT UIT HET REGISTEB DER RESOLUTIEN

vAN DE Hoog Moog. HEEREN STAATEN

GENERAAL DER VEREENIGHDE NEDER

LANDEN.

Lunae, den ff November f675.

Ontvangen een missive van den Resident HAMEL BRUININx,

geschreeven tot Weenen, den 27 October lestleden, gead

dresseert aan den Griffier FAGEL, houdende een korte

deductie van 't geene hij Resident in de zaake van de

10

Page 165: Over dit boek Martelaars... · Zoo ging het ook ons, niet lang geleden, bij het lezen van het Maandschrift voor Christenen van den be schaafden Stand (D. VII, nr. 3). Wij vonden daarin:

LIV BIJLAGE C.

n

Hongarische Predikanten hadde gedaan ende verricht. Waar

op gedelibereert zijnde, is goedtgevonden en verstaan, dat

copije van de voorschreeve missive gestelt zal werden in

handen van de Heeren VAN HEUKELOM, ende ander haar Hoog

Moog. Gedeputeerden tot de Buitenlandtsche Zaaken, om

te visiteren, examineren, de retroacta naa te zien, ende

van alles alhier ter vergaderinge rapport te doen: dat voorts

exstract uit de voorschreeve missive, mitsgaders copije van

de missive van den voornoemden Resident HAMEL BRUININx,

geschreeven tot Weenen, den 22 September lestleden, in

de notulen van den 4 October lestleden breeder vermeldt,

alsmede copije van den Resident MALAPERT, geschreeven tot

Bazel, den 19 October lestleden, en in de notulen van

den 30 der voorschreeve maandt gementioneert, beide het

voorschreeve subject concernerende, zal werden gezonden

aan den L. Admiraal DE RUITER, om daar uit den misera

belen ende den droevigen staat der Hongarische Predikanten

te konnen afnemen, ende dat dezelve daarnevens zal werden

aangeschreeven, alle bedenkelijke en meest krachtige de

voiren en goede officien bij den Heere Prinsse DE MoNTE

sARCHIo, commanderende de Spaansche galeijen, ende al

omme daar zulks van vrucht zal weezen, onophoudentlijk

aan te wenden, ten einde de voorschreeve Hongarische Pre

dikanten van de galeijen verlost, ende in volkoomen vrijheit

gestelt moogen werden, zonder daarvan eenighzints in ge

breeke te blijven; geconsidereert haar Hoog Moog. de voor

schreeve zaake ter harten gaat, ende ten hooghsten ernst

is, ook haar Hoog Moog. berichtende, wat bij hem deezen

aangaande zal weezen geëffectueerd: ende zal den geschree

ven brief aan den voornoemden L. Admiraal, met de bij

laagen van dien, gezonden werden aan den Konsul vAN

DAALEN tot Napels, met last en ordre, om den zelven ten

Page 166: Over dit boek Martelaars... · Zoo ging het ook ons, niet lang geleden, bij het lezen van het Maandschrift voor Christenen van den be schaafden Stand (D. VII, nr. 3). Wij vonden daarin:

BIJLAGE C. - LW

spoedighsten op de bequaamste ende zeekerste maniere den

voornoemden L. Admiraal DE RUITER toe te zenden.

E. VAN B00TSMA, Vt.

Accordeert met het voorschreeve register,

H. FAGEL.

II.

BRIEF VAN DEN RESIDENT HAMEL BRUININX AAN DE

STATEN GENERAAL.

*

Ho0G MooG. HEEREN.

Mijne Heeren. Ik kan niet onderlaaten U. Hoog Moog.

op 't serieuste en kraghtigste te verzoeken, ende te bidden,

om CHRISTI wille, haare bermhertige reflexien te nemen

op den miserablen toestandt van de arme bedroefde en ver

volghde Predikanten in Hongarien, die haaren toevlucht

tot U Hoog Moog. met haar verzoekende smeekschriften heb

ben genoomen, ende mijne voorspraak bij dezelve hebben

verzocht, ten einde zij van haare banden en slavernije, die

zij in de gevangenisse, en op de Napelsche ende andere

galeijen lijden en uitstaan moeten, moogen werden verlost.-

Het zal U Hoog Moog. noch wel indachtigh zijn, hoe dat

de zelve den Heere HEEMSKERK en mij, een geruimen tijdt

geleden, gelast ende bevolen hebben gehadt, voor de Hon

garische Predikanten bij zijn Keizerlijke Majesteit te interce

deren, ende ook tot dien einde brieven aan zijn Majesteit

toegezonden hebben gehadt; maar alzoo die geclausuleert

waaren, dat U Hoog Moog, niet voor de rebellen, maar

•"

Page 167: Over dit boek Martelaars... · Zoo ging het ook ons, niet lang geleden, bij het lezen van het Maandschrift voor Christenen van den be schaafden Stand (D. VII, nr. 3). Wij vonden daarin:

LWI BIJLAGE C.

voor den onschuldigen en onnoselen pretendeerden te inter

cederen, zoo is men zeer veerdigh geweest ons te gemoet

te voeren, dat zij alle rebellen waaren, volgens haare eigen

confessie, ende de bewijzen, die haar daarvan hadden over

wonnen : zulks dat wij ons daar door vonden versteeken

van alle hoop, van 't geringhste in haar faveur bij zijn

Keizerlijke Majesteit, die van die opinie vooringenoomen

was, te zullen obtineren: het en zij dan dat men haar

onschult aanwees, ende klaar en naakt ontledighde, dat de

proceduren in Hongarien tegens de Evangelische wel haar

pretext hadden in 't point van rebellie, maar in der daat

alleen aangezien waaren om de Evangelische Religie in

Hongarien te vervolgen en uit te delgen. - Dat in 't

bijzonder de Evangelische Predikanten aan de gepretendeerde

rebellie geenzints schuldigh waaren. - Dat men zijn Kei

zerlijke Majesteit bij sub ende opreptie misleijde en quaalijk

informeerde, als of zij de rebellie bekent, ende daarvan

overwonnen waaren. - Maar mijn onbequaamheit hierom

trent aanmerkende, zoo in mij zelven, als door gebrek van

volkomene informatie, ende gelegentheid om die te bekoo

men, zoo hebbe ik zoo ras met mijne voorgenoomen de

ductie niet vaardig konnen zijn als ik wel geerne gezien

ende gewenscht hadde, ook somtijdts gedespereert die ten

einde te zullen konnen brengen. - Maar door Godts ge

naade moedt scheppende, zoo ben ik zoo verre gekoomen,

dat ik U Hoog Moog. eerstdaaghs mijn deductie verhoope

te zullen konnen toezenden, ende midts deezen dezelve

durve verzeekeren, dat U Hoog Moog. d'onschult van

d'Evangelische Hongaarische Predikanten, ende in 't bij

zonder van de Gereformeerde of Switsersche confessie, in

haare deliberatien ondertusschen vrij moogen supponeren,

ende haare cenclassien onbeschroomt daarop moogen neemen,

Page 168: Over dit boek Martelaars... · Zoo ging het ook ons, niet lang geleden, bij het lezen van het Maandschrift voor Christenen van den be schaafden Stand (D. VII, nr. 3). Wij vonden daarin:

BIJLAGE C. LVII

om de voorschreeve arme, bedrukte, beroofde, vervolgde,

onnozele en onschuldige Predikanten door d'uitterste vigeur

te verlossen, en ook te beschermen, is 't noot, naar dat alle

minnelijke, matige ende zedige intercessie ende interpellatie

niet zouden moogen helpen, bij aldien de vergaaderinge daar

toe zoude konnen verstaan. - Ik geeve U Hoog Moog.

onderdaanigh te bedenken, of mijn gedachten niet bequaa

melijk met hoop van succes in 't werk zoudeu konnen ende

dienen te worden gestelt, namentlijk, dat haar Hoog Moog.

hier te Hoof, en aan 't Hof te Madrid, neffens brieven

aan de respective Majesteiten, op 't vriendelijkste, en niet

min serieuste en krachtighste, zouden verzoeken en doen

negotieren, dat men alle noch gevangene en verzonde Gere

formeerde Predikanten op de galeijen herwaarts en derwaarts

in haare handen zoude willen overgeeven, om in en onder

haaren Staat zoo lange te moogen verblijven, tot dat Zijn

Keizerlijke Majesteit haare onschult aangeweezen zoude zijn,

alzoo hier door de Predikanten, bij provisie, uit de banden

en ijzers, elende en slavernije, zouden werden verlost, daar

't anderzints zeer langhzaam mede toe zal gaan, ende veele

geen einde van zullen zien als met de doodt; alzoo ook op

dit fondament, en deeze vertroostinge, met d'aanwijzinge

van haar onschult voortgegaan zoude konnen worden, ende

door dien den Staat daar door geen bezwaarnisse anders ge

geeven of veroorzaakt zal werden, als die de barmhertige

ende vroome harten vrijwilligh met vreughde en zeer geerne

zullen draagen, volgens de ordre en opzicht daar ontrent te

beraamen: behalven dat U Hoog Moog. hier door een aange

naame offerhande aan Godt en onzen Heilandt en Zaligh

maaker JESU CHRISTo, (die haar zoo genaadighlijk uit de

jonghste dreigende gevaaren hebben verlost) tot troost, blijdt

schap en verbuikking van d'ingewanden aller geloovigen,

Page 169: Over dit boek Martelaars... · Zoo ging het ook ons, niet lang geleden, bij het lezen van het Maandschrift voor Christenen van den be schaafden Stand (D. VII, nr. 3). Wij vonden daarin:

LVIII BIJLAGE C.

ende versterkinge van de dwalende schaapen CHRISTI in

Ungaren, zonder tijdelijken Harder en Opziender, ook

zonder twijfel tot vermeerdering van Gods genaadigen zegen

over derzelver gantschen Staat, ende allen en een ieder in

gezeten in 't bijzonder, zullen koomen te bewijzen. - Godt

beweege U Hoog Moog. barmhertige herten tot mededoogent

heit over de voorschreeve benaauwde, bedroefde, bekom

merde en vervolghde herten, van welkers benaautheit ende

droefheit ik een waarachtigh getuige ben voor Godt mijnen

Vader ende Zalighmaaker JESU CHRISTo, voor dewelke ik

ook getuigenisse geeve haarer onschult, naar een rijp ende

alle mogelijk onderzoek in oprechtigheit mijnes geloofs ende

gewisse, waar van ik U Hoog Moog met den eersten breeder

zal verzeekeren, door een pertinente communicatie van mijne

ondervindinge en arbeit.

Hier mede Hoog Moog. Heeren, etc.

Weenen, den 22 September /675.

(Get.) HAMEL BRUININX. .

III.

BRIEF VAN DEN RESIDENT HAMFL BRUININX AAN DEN

GRIFFIER H. FAGEL.

WELEDEL, GESTRENGE HEER.

Den 24 deezes heb ik den Heer Hofcancelier overgelevert

mijne deductie, aangaande de Predikanten in Hongarien,

met verzoek, om die te leezen, ende Zijn Keizerlijke Majes

teit te behandigen. - Zijn Excellentie heeft mij het leezen

Page 170: Over dit boek Martelaars... · Zoo ging het ook ons, niet lang geleden, bij het lezen van het Maandschrift voor Christenen van den be schaafden Stand (D. VII, nr. 3). Wij vonden daarin:

BIJLAGE C. LIX

versprooken, doch het overleveren niet. - Ik presumere dat

hij het eerst heeft willen leezen, eer hij het overleveren op

zich heeft willen neemen, daar ik hem geen ongelijk in kan

geven. - Ik hebbe hem ook bekent gemaakt, dat ik een

brief van haar Hoog Moog. hebbe aan Zijn Keizerlijke Ma

jesteit, over het subject van de Predikanten in Hongarien,

doch dat die wat out van datum is, door dien ik het over

leveren hebbe gediffereert gehadt, tot dat ik mij over de

onschult of schult der Predikanten hadde geinformeert, vol

gens de ordre van haar Hoog Moog. dewijl haare intentie

niet en was, noch als noch is, voor den schuldigen aan

de rebellie te intercederen, maar voor de ontschuldige. -

Dit informeren heb ik hooghnoodigh geacht, om d'inter

cessie van haar Hoog Moog. niet alleen kracht te doen

hebben, maar ook den quaadtwilligen alle middelen te be

nemen van haar Hoog Moog. intercessie, zoo wel als die

van alle andere Koningen, Chur- en Vorsten te illuderen,

door het voorgeeven van dat de Hongaren rebellen waaren,

om een ieder daarmede af te spijzen, gelijk zij den Heer

Ambassadeur OxENSTIERN, en alle andere Deensche, Bran

denburghsche, Lunenburghsche, etc. Ministers de facto

daarmede afgespijst hebben. - Derhalven, dewijle de Mi

nisters, die ik d'ordre van haar Hoog Moog. ende daar

beneder zelver modestie bekent maakte, in plaats van haar

door te beweegen, om de beschuldigingh der Predikanten

naaukeurigh te onderzoeken, en de bewijzen, tegens haar

overgelevert, met een onpartijdigh oordeel te examineren,

de maniere van procederen, tegens haar gehouden, en de

allegatien der Predikanten voor haar onschult wel in acht

te neemen en te overweegen, zich datelijk ende prompt,

gelijk als met de uitterste asseurantie, bedienden van de

zelve antwoordt, dat de Predikanten rebellen waaren, niet

Page 171: Over dit boek Martelaars... · Zoo ging het ook ons, niet lang geleden, bij het lezen van het Maandschrift voor Christenen van den be schaafden Stand (D. VII, nr. 3). Wij vonden daarin:

LX BIJLAGE C.

tegenstaande noch d'een noch d'ander het proces tegens de

Hongaren noch geleezen, noch gezien hadde, gelijk zij

zelfs daar naar genoegh doen blijken ende bekent hebben,

zoo hebbe ik mij, om mijn conscientie ende plicht voor

Godt, U Hoog Moog. mijn medegeloovigen, ende alle goede

christenen genoegh te doen, verobligeert gevonden de handt

aan 't werk te slaan, ende de schult of onschult der Predi

kanten te examineren, niet tegenstaande mij dit in den be

ginne uit verscheide redenen ende reflexien zeer zwaar voor

quam, en onder de handt onmoogelijk scheen; doch Godt

zij gelooft, dat hij mij de genaade gedaan heeft, dat ik

het werk ('t geen ik hoope dat hij door een gelukkige uit

komste, ende verlossinge van, de armen en bedrukten,

vervolghden en benaauwden, verder zal zegenen) zoodaanigh

uitgewerkt hebbe, dat ik vertrouwe, dat de onschult der

, onnozelen zonneklaar aan den dagh gebraght, en de waar

heit, die in ongerechtigheid ondergehouden wierde, naakt

ontdekt is geworden: waaromme ik den titul aan 't werk

te recht gegeeven meine te hebben, Veritas et innocentia

nuda et conspicua. - De waarheit en onnozelheit naakt en

klaar ontdekt.

De pointen, daarbij gedediceert, zijn in 't gros deeze

Vler:

I. Vooreerst, Amicam D. D. Ordd. Foederati Belgii

intercessionem pro innocentibus Praedicantibus in Hun

garia, nihil Regii derogare Juris: Dat de vriendelijke

intercessie van de Heeren Staaten der vereenighde Neder

landen voor d'onschuldige Predikanten in Hongarie het

Koningklijk recht niet benaadeelt. Omme voort te bouwen,

ende om verre te werpen het bedrieghlijk pretect van zom

migen, als dat deeze intercessie een onlijdelijke indraght

was van vremde in de domesticque affairen van Zijn Ma

Page 172: Over dit boek Martelaars... · Zoo ging het ook ons, niet lang geleden, bij het lezen van het Maandschrift voor Christenen van den be schaafden Stand (D. VII, nr. 3). Wij vonden daarin:

BIJLAGE C. LXI

jesteit, omme haar Hoog Moog. en aller andere intercessien

daardoor verhaat te maaken.

II. Ten tweeden, Persecutionem Religionis omnem,

praecipué in Hungaria, terris haereditariis, totique

Orbi Christiano ac socialibus armis, omnino damnosam,

periculosam, homini Christiano semper indignam afgne

saluti aeternae noxiam esse: Dat alle vervolging ter zaake

van de Religie, inzonderheit in Hongarie, voor d'Erflan

den, en de geheele christe werelt, en 't zaamen verbonde

wapenen, zeer schandelijk, gevaarlijk, en een christen

mensche altijdts onbetaamelijk, en voor d'eeuwige zaaligheit

nadeelig is. - Omme tegen te gaan 't geen de Roomsche

Geestelijkheit meest en in 't gemein in den boezem voert,

ende daar zij alle Koningen en Potentaten, die van haar

ingenoomen zijn, en, onder den schijn van zielbezorgers,

dependeren, door verleiden, ende ellendigh in 't gevaar

storten van een eeuwige straffe ende verdoemenisse, naa

mentlijk, dat de Evangelische ketters zijn, dat men Godt

door het uitroeijen der ketters te vuur en te zwaart een

aangenaame offerhande doet, ende daar door bij Godt een

stoel in den Hemel verdient : ende alzoo te verhinderen dat

Zijn Keizerlijke Majesteit, bezorght ende bekommert zijnde

voor zijn zaligheit, zoo het uitterlijk te oordeelen is, zich

door een valschen schijn niet laate bedriegen en misleiden,

ende zich alzoo niet moetwilligh en storte in een tastelijk

gevaar van een eeuwige verdoemenis, die aan alle vervol

gingen vast is, voornaamentlijk der geenigen, die niet an

ders trachten als om rechte Christenen te moogen zijn en

blijven, naar de gezonde leere des Evangeliums, ons naar

gelaaten in de heilige schriften der Evangelisten ende Apos

telen. - Want zoo lange dit in 't gemoedt des Keizers

ingeprent blijft, dat hij den Hemel, door 't vervolgen der

Page 173: Over dit boek Martelaars... · Zoo ging het ook ons, niet lang geleden, bij het lezen van het Maandschrift voor Christenen van den be schaafden Stand (D. VII, nr. 3). Wij vonden daarin:

LXII BIJLAGE C.

Evangelische te vuur en te zwaart, kan verdienen, zoo

hebbe ik geoordeelt, dat het te vergeefs was eenigh effect

van haar Hoog Moog. intercessie te hoopen, en de mitsdien

van mijnen plicht geacht, deeze prejudicie uit des Keizers

gemoedt wegh te neemen, door de demonstratie van 't

voorschreeve tweede point, op hoope, dat noch eenige

vroome zielen onder de Roomsche Geestelijkheit gevonden

zullen worden, die deeze demonstratie of in 't geheel, of

ten deele, als dat het niet vervolgen in allen gevalle het

zeekerst is voor des Keizers zaligheit, zullen bijstemmen

ende seconderen, voornaamentlijk dat Godt dezelve zal koo

men te zegenen door zijne oneindige wijsheit ende moogent

heit, waardoor hij alles regeert ende bestiert, ten besten

van zijne geloovigen, ende het poogen en trachten van den

onvermoogenen en zwakken met een goede uitkomste zegent

ende kroont, opdat hem d'eere zij, de welke hem toekomt

ende blijven zal in eeuwigheit. -

III. Ten derden, Posonniensis judicii processum, non

rebellionis, sed Religionis Evangelicae, non rebellium,

sed Praedicantium meram persecutionem esse, atque sub

et obreptionibus optimum falli principem : Dat het vonnis

van Presburg een loutere vervolging is, niet over oproer,

maar om d'Evangelische Religie, niet tegens oproerigen,

maar tegens Predikanten, en dat de goede Vorst met be

dekte streeken wordt misleidt. - Omme daar door wegh

te neemen de prejuditie waar mede den Keizer zoodanigh

is ingenoomen geworden, dat die gelooflijk bezwaarlijk wegh

genoomen zoude konnen worden, het en zij dan dat men

ondernam Zijn Majesteit naakt en klaar aan te wijzen,

Non rebellionem sed Religionem Posonienst in Hun

garia peti judicio: Dat met het vonnis van Presburg in

Hongarie niet het oproer, maar de Religie wierdt ver

Page 174: Over dit boek Martelaars... · Zoo ging het ook ons, niet lang geleden, bij het lezen van het Maandschrift voor Christenen van den be schaafden Stand (D. VII, nr. 3). Wij vonden daarin:

BIJLAGE C. LXIII

volght : ende dat op dezelve hoop, als op het tweede aan

geroert is. -

IV. Ten vierden, Mon convictos verum innocentos esse

Praedicantes Evangelicos in Hungaria, quotquot Anno

4674, ad purgandam tuendamque innocentiam, citationi

parendo, ad Posoniense comparuere judicium, ae proindé

iniquassime ad Reversalium subschriptionem urgeri Prae

dicantes: Dat d'Evangelische Predikanten in Hongarie,

die in 't jaar 1674, om zich zelve te zuiveren, en hun

onschuldt te toonen, de daghvaarding gehoorzaamende,

voor 't gerecht van Presburgh zijn verscheenen, van geen

misdaadt overwonnen, maar onschuldig zijn, en daarom de

Predikanten met groot onrecht tot het ondertekenen der

Renversalen worden gedrongen. - Omme de voornaamste

prejudicie wegh te neemen, waar mede het gemoedt van

zijn Keizerlijke Majesteit ingenoomen ende belegert wordt,

als dat de Hongarische Predikanten schuldigh zijn aan de

groote misdaadt van wederspannigheit en hoogh verraadt

tegens de Koninklijke achtbaarheit, ende 't geene den

quaadtwilligen of ongenegenen diende om alle intercessie te

illuderen, dewijle een ieder de modestie gebruikt van te

verklaaren, dat zij niet en intercedeerden voor den schul

digen aan hoogh verraadt of rebellie, maar voor den on

schuldigen aan die misdaadt : als meede om de replicque,

die gegeeven wierdt op d'antwoordt, van dat het niet ge

noegh was iemant van rebellie te beschuldigen, maar dat

men den beschuldighden van de misdaadt wettelijk moeste

overtuigen, uit den wegh te ruimen, daar inne bestaande,

dat alle de Predikanten van de misdaadt overwonnen waren.

Ik hebbe in gemelde deductie bezonderlijk de christelijke

zedigheit ende modestie, tegens zijn Majesteit voornaament

lijk, ende ook tegens de hooge Ministers zoodaanigh in acht

Page 175: Over dit boek Martelaars... · Zoo ging het ook ons, niet lang geleden, bij het lezen van het Maandschrift voor Christenen van den be schaafden Stand (D. VII, nr. 3). Wij vonden daarin:

LXIV BIJLAGE C.

genoomen, dat ik niet en meine dat iemant zich daar on

trent over eenigh exces met reden zal konnen beklaagen. -

Want alhoewel ik eenige drijvers ende voornaamste autheurs

van deze vervolginge in Hongarien niet hebbe verschoont,

zoo heeft de waarheit dat van mij gevorderdt, opdat die

bekent moghten werden, ende de schult niet gegeeven

wierde aan de zachtmoedige, hoewel ik voor mij niet en

twijfele of de politique schuilen onder deeze vervolginge

met de Geestelijke drijvers onder een dekmantel ende helpen

malkander de handen wasschen : die om een absolute heer

schappije, onder vernietinge van de Hongarische voorrecbten,

als hinderpalen aan het voorhebben, in Hongarien in te

voeren: deeze, om haar geestelijke maght door het gantsche

Koninkrijk, over alle zielen en persoonen te verbreiden, tot

gelijke verzadigingh van haar gierigheit en geestelijke heersch

zucht. Zulks dat alle 't geene in Hongarien omgaat tegen

woordigh, ende 't geene een tijdt herwaarts geschiet is,

niet anders is als een procedure, die exretroactis hervat

wordt, zoo dat misschien iemant niet verre van de waar

heit zoude dwalen, die in 't generaal zoude willen stellen,

Hongaros rebelles non fuisse, sed factos esse, vel ex

pugnata quorundam tandem patientia, vel valsa rebel

lionis imputatione! Dat de Hongaren geen rebellen zijn

geweest, maar dat ze 't zijn gemaakt: of dat zommigen

van hun, door de valsche opdichting van rebellij, ten lesten

hun geduldt verloren. Nademaal dit mijn voorschreeve

zeggen zijn patrocinium vindt, niet alleen bij veele vroome

Roomsgezinde, zoo in Hongarie, als in d'andere Erflan

den, gelijk ik daar van een medegetuige ben, neffens

anderen, die dat dikwils ende rondt uit van haar hebben

hooren bekennen, maar voornaamentlijk bij PAULUS PRA

sEcavs Episcopus Praemisliensis in Polonia, in zijn

Page 176: Over dit boek Martelaars... · Zoo ging het ook ons, niet lang geleden, bij het lezen van het Maandschrift voor Christenen van den be schaafden Stand (D. VII, nr. 3). Wij vonden daarin:

BIJLAGE C. - LXW

Chronica Gestorum in Europa ad Annum /604 : PAULUs

PRAscESIUS, Bisschop van Przemijsl of Premislavo, in

Poolen, in zijn kronijk van de geschiedenissen in Europa

tot het jaar 1604 voorgevallen : alwaar hij deeze leeswaar

dige woorden heeft over d'oorzaake, waaromme de Hon

garen te dier tijdt van den Keizer afvielen : « Daarna

begon ook de trouw van 't Hongarisch Rijk, ten aanzien

van den Keizer te waggelen, en dat des te lichter, om dat

al die volken nu al een langen tijdt, door de bittere ver

ongelijkingen, met de welke zij onder zijn regeering geduu

righlijk werden geplaaght, waaren ontroert. Want de

Keizer vergaf al de beste landtvooghdijen en waardigheden,

zoo wel krijgs- als rechterampten niet aan ingeboore Hon

garen, gelijk hij, uit kracht van zijn eedt, gehouden was,

maar aan uitheemsehe Duitschen. - D'edelste maaghden,

die veel huwlijksgoedt hadden, konden niet dan met des

Keizers bewilliging trouwen: en, in hun ten huwlijk te

besteeden, helde des Keizers gunst altijdts aan de zijde der

Duitschen. - Indien iemant veel erfgoedt bezat, met hem

een kleen lak van ontrouw op te leggen, wierden zijne

goederen verbeurt gemaakt, en de zelve goederen werden

niet aan andre getrouwer Hongaren, maar aan Duitschen

overgelevert. Op dat de Duitschen in 't kort, onder den

tijtel van huwlijksgoedt, en den naam van verbeurtmaaking,

de vruchtbaarstc akkers, naa 't verdrijven van de oude

Hongarische landtbouwers, zouden bezitten, en op dat de

Hongaren, van de Magistratuure en alle maght van regee

ring ontbloot, als in een vreemt landt, die vreemde Heeren

zouden moeten gehoorzaamen. - Ook wierden de schat

tingen niet met bewilliging der Gespanschappen, maar

gelijk het den Keiserschen Heerscheren lusste opgeleght.

En de Duitsche soldaat woedde tegens dat volk, door een

Page 177: Over dit boek Martelaars... · Zoo ging het ook ons, niet lang geleden, bij het lezen van het Maandschrift voor Christenen van den be schaafden Stand (D. VII, nr. 3). Wij vonden daarin:

LXVI BIJLAGE C.

ingebooren haat, veel meer dan de Turk: » Maar ver

schillende in 't stuk van de Religie, hebben ze bij dus

daanig een gemeene zaak hun eige gevoeght: meenende dat

een bequaame gelegentheit zou zijn, om hunne zaaken te

vernieuwen, en hunne vrijheden te bevestigen: en inzon

derheit waaren ze ontstelt, door het besluit van de Landts

vergaadering, in 't verleeden jaar te Presburg gehouden,

bij 't welk het gebruik van alle kettersche secten in dit

Rijk werdt verbooden, en den aanhangeren van zoodaanige

secte met de straffe der ballingschap zwaarlijk gedreight.

Hier tegen hebben ze de hooge aantuiging van ongelijk,

die in de Galsatische bijeenkomste was gestelt, tot meer

maalen vernieuwt, naa dat de Graaf van Belgiojosa,

Steehouder van Georg Basta, Keizerlijke Overste van

Cassovia of Casschaw, hun alle tempelen hadt benoomen,

en aan een ieder allerleij oefening, ook in 't bijzonder,

van zijne secte verbooden. En als de Hongaren over

zulke zaaken hun beklagh in 't Hof van den Keizer bragh

ten, en dikwils herstelling verzochten, zoo wierden van

de Ministers van dat Hof, die alle Duitschen waaren, of

aan de Duitschen naauw verbonden, afgeweezen, en men

liet hun nooit toe bij den Keizer te koomen, zoo dat ze

niet dan een droevige weigering thuis braghten. - Het

verzoek en slot van de voorschreeve deductie is tot onsla

ginge van de gevange Predikanten, herstellinge in de be

dieninge van haar beroep, op de reden van haar onschult,

of, zoo die voor suffisant voor als nogh niet aangenoomen

konde werden, tot revisie ende nader examen van het

proces tegens de voorschreeve Predikanten gehouden, met

de acten, actitaten en bewijzen daar toe gedient hebbende,

door onpartijdige Rechters, geschikte, Godtzalige en vroome

luiden, uit alle de drie confessien, in een gelijk getal

Page 178: Over dit boek Martelaars... · Zoo ging het ook ons, niet lang geleden, bij het lezen van het Maandschrift voor Christenen van den be schaafden Stand (D. VII, nr. 3). Wij vonden daarin:

BIJLAGE C. LXVII

te deligeren, ende bij Provisie tot herstellinge als voor,

onder cautie. - a

Ik zal niet onderlaaten de deductie, zoo die bij mij aan

den Heer Hofcancelier overgegeeven is, haar Hoog. Moog.

te laaten toekoomen, hebbende noch al bedenken, waar

omme ik dat met den post niet hebbe kunnen goedtvinden,

hoewel ik zeer wensche, dat haar Hoog. Moog, die tegen

woordigh hadden, dewijl ik uit de notulen gezien hebbe,

dat dezelve ontrent die materie in deliberatien begrepen zijn,

op het loflijk aandringen van de Provintie van Uitrecht, etc.

Waar mede, Weled. Gestr. Heer, etc. Weenen, den 27

Octob. 1675.

(Get.) HAMEL BRUININX.

IW.

BRIEF VAN DEN RESIDENT MALAPERT AAN DEN

GRIFFIER H. FAGEL.

HooGH EDELE, GESTR. HEER.

Mijn Heer, etc. Ik neeme de vrijmoedigheit van de

arme gevangene Hongarische Predikanten, die tot Napels

op de galeijen in de uiterste miserie en slavernije leeven,

Uw Hoogh. Ed. mitsdeezen indachtigh te maaken. - Ver

scheide droevige en lamentable brieven van deeze onnozele

menschen heb ik, niet zonder traanen, gezien. Op den

5den September resteerden noch tot Napels 27 van 41,

die men met Keiserlijke militie uit Hongarijen gevoert

heeft. Zes, van honger, dorst, slagen, en door de ijzere

banden gematteert, en jammerlijk verwondt, heeft men niet

langer konnen nasleepen, maar moeten achterlaaten. - Twee

Page 179: Over dit boek Martelaars... · Zoo ging het ook ons, niet lang geleden, bij het lezen van het Maandschrift voor Christenen van den be schaafden Stand (D. VII, nr. 3). Wij vonden daarin:

LXVIII BIJLAGE C.

andere stokoude luiden, van honger en kommer gefatigueert,

hebben den loop hares leevens dicht bij Napels geëindight.

Drie hebben haar met de vlucht gesalveert, en de reste

rende heeft men (geschooren en gekleedt na de maniere van

Mooren en Turken) op de galeijen geset, daar ze in de

uiterste miserie daagelijks de doodt voor oogen zien, ende

door de zelve haare verlossinge hoopen, gelijk ook op den

2 Julij lestleden drie op de galeijen dit droevigh leeven met

het gelukzalige hebben verwisselt. - Ik werde om Godts

barmhertigheit verzocht, haar Hoog. Moog. dit alles te re

monstreeren, ende dezelve tot prompte en spoedige hulpe te

bewegen, en verzoeke derhalven U Hoog. Ed. met behoorlijk

respect, deeze zaake, naa zijn bekenden ijver, tot Godts

eere te behertigen. - Waarmede Hoogh Edele, Gestr.

Heer, etc. Basel, den 19 October 1675.

(Get.) A. MALAPERT.

W.

BRIEF VAN DEN RESIDENT MALAPERT AAN DEN

ADMIRAAL DE RUITER. -

HoogH EDELE, GESTR. MANHAFTEN HEER.

Mijn Heer. Onder alle de uitsteekende qualiteiten, waar

mede Uwe Hoogh Ed. begaaft is, kan men met recht den

eersten rangh geeven den ijver tot Godes eere, en tot sou

lagement van zijn kerke, die in deeze werelt altijdt is mili

terende, en niet als in den Hemel met haaren Zalighmaaker

zal triumpheren in alle eeuwigheit. Deeze consideratie doet

mij de vrijmoedigheit neemen, Uwe Hoogh Ed. met behoor

lijke eerbiedigheit, te recommanderen een zaake, waar

Page 180: Over dit boek Martelaars... · Zoo ging het ook ons, niet lang geleden, bij het lezen van het Maandschrift voor Christenen van den be schaafden Stand (D. VII, nr. 3). Wij vonden daarin:

BIJLAGE C. LXIX

door Uwe Hoogh Ed. niet alleen zijn zelven, naa de vreeze

Godts, die in hem woont, zal konnen voldoen, nemaar ook

arme onnozele christen-menschen verlossen, ende veele Evan

gelische en Gereformeerde Gemeenten, Steden en Provincien

verheugen. Om met weinigh woorden de geheele zaake te

remonstreren, zoo is 't zulks, dat men zedert eenige tijdt

herwaarts in 't Koninkrijk van Hongarijen die van onze

Gereformeerde, alsook Luitersche Religie zoodaanigh heeft

gepersecuteert, dat het schijnt een besluit te zijn, dezelve

t'eenemaal uit te roeijen, en inzonderheit, onder pretext

van rebellie, die eenige quaade menschen hebben verwekt,

alle de Gereformeerde en Luitersche Predikanten te exter

mineren. - Op den 18 Maart deezes jaars heeft men 41

Predikanten, die volstandigh hebben geweigert de Roomsche

Religie aan te neemen, of haare Predikampten neer te leg

gen, ofte van zelfs haar Vaderlandt te verlaaten, uit de

gevankkenisse, gebonden, aan de militie (die in de Keiser

lijke Erflanden, ten dienste van Spanjen geworven, gereet

stondt om naar Napels te vertrekken, en van daar tegens de

Messinezen zoude werden geëmploijeert,) overgelevert, en

de zelve op de lange reis zeer mishandelt. - Zes, van hon

ger, dorst, slaagen, en van de ijzere banden zeer vermoeit,

en erbarmlijk verwondt, heeft men niet langer konnen naa

sleepen, maar moeten achterlaaten. Twee door mishande

linge en gebrek van spijze en drank gefatigueert, hebben den

loop haars levens dichte bij Napels geëindight. Drie andere

hebben haar, tot verwonderinge, alzoo ze quaalijk van ver

moeitheit en ellende voort konden, met de vlucht gesal

veert. -De resterende heeft men, op zijn Turks en Moorsch,

de hairen en baarden geschooren, in vreemde kleederen ge

steeken, en op de galeijen gebraght, daar ze een leeven

leiden dat erger is als de doodt. Op den 2 Julij zijn drie

11

Page 181: Over dit boek Martelaars... · Zoo ging het ook ons, niet lang geleden, bij het lezen van het Maandschrift voor Christenen van den be schaafden Stand (D. VII, nr. 3). Wij vonden daarin:

LXX BIJLAGE C.

daar van in zee zaligh in den Heere gestorven, zoo dat

op den 5 September van 41 niet meer als noch 27 over

waaren. - Het geruchte van alle de miserien, die deeze

Dienaaren Godts uitstaan, geevende getuigenis der waarheit

des Woordts Godts tot in der doodt, ontsteekt in alle

vroome Gereformeerde Christenen een hertelijk medelijden.

De Evangelische Switsersche Cantons betuigen groote liefde

voor deeze Geloofsgenooten. - In Duitslandt werden hier

en daar voor de zelve eenige collecten gedaan. - Ik heb

(daar toe bij de Evangelische Cantons verzocht) haar Hoog.

Moog. daar van verwittight, en met onderdaanighst respect

verzocht, alles te willen helpen contribueren wat tot ver

lossinge van deeze onnozele menschen dienen kan, vertrou

wende dat haar Hoog. Moog. in deeze zaake, volgens haare

groote liefde voor alle die geene, die om de belijdenisse

haares zaligmaakenden geloofs vervolginge lijden, meer zullen

doen als men van dezelve verwacht. - Maar aangezien de

disstantie tusschen de vereenighde Nederlanden en Napels,

en geconsidereert dat de voorschreeve resteerende Predikan

ten misschien haast van ellende en miserie moghten ver

gaan, zoo en heb ik geen tijdt willen laaten verlooren gaan,

Uw Hoogh Ed. daar van kennisse te geeven, en met eenen

ootmoedelijk te recommanderen, te meer, alzoo door des

zelfs faveur en intercessie haare verlossinge zonder groote

moeite kan werden geobtineert van den Viceroij van Na

pels, die Uw Hoogh Ed. deeze geringe vriendtschap niet

en zal weigeren. - Ik laate aan Uw Hoogh Ed. wijs

oordeel de maniere op de welke haare ontslaaginge zoude

konnen werden bevordert, sustinerende, onder correctie,

dat men zonder groot gerucht te maaken van het ongelijk

dat ze lijden alderbest daar in zoude reüsseren, en verzoe

kende zeer gedienstelijk in cas van succes, de voorschreeve

Page 182: Over dit boek Martelaars... · Zoo ging het ook ons, niet lang geleden, bij het lezen van het Maandschrift voor Christenen van den be schaafden Stand (D. VII, nr. 3). Wij vonden daarin:

BIJLAGE C. LXXI

Predikanten op zijn onderhebbende scheepen te willen ver

deelen, ofte addresse te geeven om herwaarts over te koomen

en tot Zurich haare vordere hulpe te haalen. - Uw Hoogh

Ed. zal hier door meer en meer den zeegen des Alder

hooghsten op zijn persoon en entreprises doen nederdaalen

en deeze verloste Dienaaren des Heeren onzes Godts zullen,

nevens veele duizenden, haare gebeden voor Uw Hoogh

Ed. uitstorten, en zeekerlijk verhoort werden. - Ik bidde

dien grooten Godt onophoudelijk, Uw Hoogh Ed. en alle

zijne actien met alle gewenschte successen te kroonen, en

blijve Hoogh Ed. Gestr. Manhaften Heer,

Uw. Hoogh Ed.

ootmoedigen en gehoorzaamen

Dienaar,

BAZEL ,

den 23 Octob. 1675. " A. MALAPERT.

Page 183: Over dit boek Martelaars... · Zoo ging het ook ons, niet lang geleden, bij het lezen van het Maandschrift voor Christenen van den be schaafden Stand (D. VII, nr. 3). Wij vonden daarin:
Page 184: Over dit boek Martelaars... · Zoo ging het ook ons, niet lang geleden, bij het lezen van het Maandschrift voor Christenen van den be schaafden Stand (D. VII, nr. 3). Wij vonden daarin:

BIJLAGE D.

BRIEWEN

DER

HONGAARSCHE PREDIKANTEN

VAN DE

GA LEIJEN

Page 185: Over dit boek Martelaars... · Zoo ging het ook ons, niet lang geleden, bij het lezen van het Maandschrift voor Christenen van den be schaafden Stand (D. VII, nr. 3). Wij vonden daarin:

zºu

Page 186: Over dit boek Martelaars... · Zoo ging het ook ons, niet lang geleden, bij het lezen van het Maandschrift voor Christenen van den be schaafden Stand (D. VII, nr. 3). Wij vonden daarin:

BIJLAGE ID.

I.

BRIEF VAN DE GEVANGENE HONGAARSCHE PREDIKANTEN

AAN HUNNE LANDGENOOTEN.

(NAAR HET LATIJN).

Opdat het ook Ul. bekend zij, in welken staat van el

lende wij gekomen zijn, zoo ontvangt dit kortelijk. Zij

hebben ons rampzaligen, ten gevolge onzer weigering om

hun te wille te zijn, den 8sten Mei 1675, geheel uitge

teerd door den uitermate lelijken stank en de afschuwelijk

heid der gevangenis, alsmede door dorst, honger, slagen

en boeijen, uit ons vaderland door Oostenrijk, Carniole

enz. als ballingen weggezonden, ons al de kleederen, tot

het hemd toe, negenmaal ontroofd, en onder de Mooren,

Morisken en Turken, gebannen op de galeijen te Napels.

De ellende, die wij daar ondervinden, en het gebrek, dat

wij daar lijden, laten zich niet beschrijven. Dit verzwaart

onder anderen, meest onze smarten, ja, het pijnigt ons

uitermate, dat wij den heer niet kennen, op wiens last

wij zoo verdrukt worden, nademaal de Grootmagtigste

Page 187: Over dit boek Martelaars... · Zoo ging het ook ons, niet lang geleden, bij het lezen van het Maandschrift voor Christenen van den be schaafden Stand (D. VII, nr. 3). Wij vonden daarin:

LXXVI BIJLAGE D.

Keizer van Duitschland, dien wij een smeekschrift hadden

toegezonden, geantwoord heeft, nooit van ons gehoord te

hebben, en veel minder ons hier te hebben laten zetten.

Wij leven nog met ons zeven-en-twintigen, waaronder

D. STEPHANUs SELIJCI, Superintendant van Papai, en

andere eerwaardige broeders. Sommigen zijn, door de ver

moeijenissen der reis achter gebleven, twee op weg en hier

drie door den dood van de gevangenis verlost. Derhalve

bidden wij u ernstig, smeekt voor ons en spreekt voor ons

ootmoediglijk, bij den doorluchtigsten Prins van Oranje, de

Keurvorsten, die van de onzen zijn, en den Prins van Zeven

bergen. Eindelijk zendt met een Bijbel, een Italiaansch

Psalmboek, opdat wij alzoo door lijdzaamheid en vertroos

ting der H. Schrift, op den God der heerlijkheid mogen

Vertrouwen.

Uwe broeders in CHRISTUS.

Van de galei St. Januarius,

te Napels, 25 Aug. 1675. (Hier volgen de onderteeke

ningen).

II.

BRIEF VAN DE GEREFORMEERDE PREDIKANTEN, AAN DE

HEEREN F. BURMAN EN J. LEUSDEN, UIT NAPELS.

(NAAR HET LATIJN). n

Die zeer doortrapte kunstenaar heeft, onder de werktuigen

zijner wreedheid, een zeer krachtig middel bedacht, om de

conscientiën voor een tijd in slaap te wiegen, en in het

Page 188: Over dit boek Martelaars... · Zoo ging het ook ons, niet lang geleden, bij het lezen van het Maandschrift voor Christenen van den be schaafden Stand (D. VII, nr. 3). Wij vonden daarin:

BIJLAGE D. LXXVII

kwade meer en meer te verharden, te weten, dat zij altijd

een schoonen schijn aannemen, om daarmede hunne tirannij,

dagelijks tegen de belijdenis der waarheid uitgeoefend, te

bewimpelen. Met zulken schijn heeft hij ACHAB en JEZABEL

gewapend, om ELIAs te vervolgen , met zulken schijn de

Oversten der Joden, stout gemaakt, om zamentespannen

tot den dood van JEZUS CHRISTUS, onzen onschuldigen

Zaligmaker, met zulken schijn, de Fariseën gerust gesteld

om den bloedigen moord van den Heiligen STEPHANUs,

den eersten martelaar, zonder vrees, te volvoeren.... met

dergelijken schijn heeft hij ook (zoo men kleine dingen bij

groote mag vergelijken), de vijanden des Evangelies in ons

ellendig vaderland, in staat gesteld om zulkcn, die niet

eens aan rebellie gedacht hebben, veel min iets van dien

aard, hebben kunnen ondernemen, onder voorwendsel daar

van eerst ter dood te veroordeelen, doch daarna (hoewel

niemand hunner het verzocht), dit te herroepen, niet alleen

met de afschuwelijkheid van kerkers, honger, dorst, naakt

heid, laster, meer dan slaafschen arbeid, zoowel in den

winter als zomer, en dergelijke andere ongemakken, die

bedacht konden worden, in verscheidene fortressen van ons

vaderland, bijna een geheel jaar lang, uittepijnigen. Zij

hebben hen ook, omdat zij hunnen wil niet deden, in de

renversalen te onderteekenen, of van godsdienst te veran

deren, en tot de hunne overtegaan (iets waartegen zij zich

met al hun vermogen verzetten), niet langer, binnen de

grenzen van ons vaderland kunnende verdragen, en in Maart

1675, één en veertig hunner, bij avond, door de geheime

wegen der schansen, of bij nacht weggevoerd, door middel

Van Duitsche soldaten, op marsch zijnde als hulptroepen,

tegen die van Messina. Zij hebben hen gebragt te Napels

in Italië, nadat zij veel moeijelijkheden, als honger, dorst,

Page 189: Over dit boek Martelaars... · Zoo ging het ook ons, niet lang geleden, bij het lezen van het Maandschrift voor Christenen van den be schaafden Stand (D. VII, nr. 3). Wij vonden daarin:

LXXVIII BIJLAGE A.

scheldwoorden en slagen hadden uitgestaan op hunne ge

dwongene reis te lande, en omdat zij niet vrijwillig dienst

wilden nemen onder den Koning van Spanje, ja, zij zijn

door die landreis zoo vermoeid geworden, dat zij zes hunner

hebben moeten achterlaten in de stad Theati, niet ver

van Brundusium, omdat hunne voeten door de boeijen,

bijna tot afsnijden toe, gekwetst waren. Drie zijn er

ontvlugt, maar twee, door de vermelde bezwarenissen,

met het getuigenis van een goed geweten, overleden. Toen

wij daar gekomen waren, hebben zij de dertig van ons

nog overigen (onder welke elf Luthersche Predikanten),

ofschoon bijna ademloos door zoo vele ongemakken, als wij

leden, den 8sten Mei tot de galeijen verwezen, alwaar zij

ook ons tegenwoordig, nadat nog drie, in den Heere ont

slapen zijn, houden, zonder onderscheid van jaren en krach

ten, aan denzelfden arbeid, waaraan Mooren, Morisken,

Turken en andere gevangenen, om hunne openbare schelm

stukken verwezen, onderworpen zijn. Het heeft ons goed

gedacht, zeer vermaarde, eerwaardige mannen! terwijl wij

nu nog, na zoo veel ellende, ten getale van zeven-en

twintig overig zijn, aan u te schrijven, daartoe genoodzaakt

door het zware juk en de rampen, die ons dagelijks druk

ken, opdat gijl. daarmede bekend, dit request moogt aan

bevelen, ook met toestemmming en hulpe van het eerwaar

dige, Theologische Consistorie, volgens ul. authoriteit en

gunst, waardoor wij meenen, dat gijl. gelukkiger bij de

Hoogmogende Staten zult uitwerken, dat zij om onze verlos

sing aanhouden, alsmede ons iets verstrekken tot noodwendig

ligchamelijk gebruik, in deze gevangenis, en dat alzoo aan

ons ellendige menschen, na enkele dagen, eenige verkwikking

moge toekomen. Door welke daad, het zeker zal geschieden,

dat, gelijk gij in alles overvloedig zijt, gij het ook zijn

Page 190: Over dit boek Martelaars... · Zoo ging het ook ons, niet lang geleden, bij het lezen van het Maandschrift voor Christenen van den be schaafden Stand (D. VII, nr. 3). Wij vonden daarin:

BIJLAGE D. LXXIX

moogt in deze genade. Voorts bevelen wij ul. zeer ver

maarde eerwaardigheden! met onze gedurige wenschen den

genen aan, die ul. in alle deugd volmaakt kan maken, om

zijnen wil te doen.

Wij, die onlangs Die

Van de galei St. Januarius, naars der Gereformeerde

25 Aug. 1675. Kerk in Hongarije geweest

zijn, maar nu op de Wapel

sche galeijen gevangen zit

ten, waardig, dat men zich

over ons ontferme.

Page 191: Over dit boek Martelaars... · Zoo ging het ook ons, niet lang geleden, bij het lezen van het Maandschrift voor Christenen van den be schaafden Stand (D. VII, nr. 3). Wij vonden daarin:
Page 192: Over dit boek Martelaars... · Zoo ging het ook ons, niet lang geleden, bij het lezen van het Maandschrift voor Christenen van den be schaafden Stand (D. VII, nr. 3). Wij vonden daarin:

B IJ LA GE E.

BRIEF

VAN DEN

KEURVORST VAN SAKSEN AAN KEIZER

LEOPOLD I,

OVER DE

W ER W 0L GDEN.

Page 193: Over dit boek Martelaars... · Zoo ging het ook ons, niet lang geleden, bij het lezen van het Maandschrift voor Christenen van den be schaafden Stand (D. VII, nr. 3). Wij vonden daarin:
Page 194: Over dit boek Martelaars... · Zoo ging het ook ons, niet lang geleden, bij het lezen van het Maandschrift voor Christenen van den be schaafden Stand (D. VII, nr. 3). Wij vonden daarin:

BIJLAGE E.

BRIEF VAN DEN KEURVORST VAN SAKSEN AAN KEIZER

LEOPOLD I, OVER DE VERVOLGDEN.

(NAAR HET LATIJN).

Zoo niet de onvergelijkelijke genade van uwe Keizerlijke

Majesteit, die de geheele wereld door geroemd wordt, ook

ons velerzijds overvloedig bekend ware, en zoo wij niet de

innige overtuiging hadden, dat uwe K. M. door die genade,

de ongelukkigen, die zich tot uwen troon wenden, opbeurt,

dan zouden wij uwe goedertierenheid en welwillendheid, bij

dezen niet durven inroepen.

Reeds lang, Doorluchtigste Keizer en Heer! is de over

groote ijver van sommige Hongaarsche Bisschoppen in het

Godsdienstige, zoo binnen als buiten het heilige Roomsche

Rijk, bekend geworden. Door het gezag van sommige ge

kroonde hoofden ondersteund, hebben zij de zaak zoo ver

gedreven, dat de Evangelie Dienaars en Rectoren der scholen

in Hongarije, niet alleen van hunne bedieningen zijn ontzet,

en uit hun vaderland en bezittingen zijn verdreven, maar

zelfs, om hen met geweld tot onderteekening van zekere

renversalen te dwingen, even als de ergste misdadigers, in

vochtige kerkers zijn geworpen, en eindelijk om hunne stand

vastige gehechtheid aan de Godsdienst hunner vaderen, in

ketenen geklonken zijn, ja, door vele streeken, ver van

hunne woningen verwijderd, op meer dan barbaarsche wijze

Page 195: Over dit boek Martelaars... · Zoo ging het ook ons, niet lang geleden, bij het lezen van het Maandschrift voor Christenen van den be schaafden Stand (D. VII, nr. 3). Wij vonden daarin:

LXXXIV BIJLAGE E.

als vee, behandeld en naar Napels gevoerd zijn. Daar wer

den zij als slaven aan de roeibanken gekluisterd, waarin men

zelfs de grijsaards en zieken niet heeft ontzien, en alzoo tot

eene schandelijke dienstbaarheid, gebrek en ellende gebragt,

waardoor de belangstelling en het mededoogen van al hunne

geloofsgenooten in Duitschland en elders, in hooge mate

zijn opgewekt.

Het geroep van zulke gruwelen, is voorwaar reeds ten

hemel opgeklommen tot den Heer, de bron van alle genade,

terwijl eene zoodanige zaak, die de geheele Christenheid voor

Muhamedanen en ongeloovigen, op eene schandelijke wijze

ten toon stelt, voorzeker buiten weten van uwe K. M. is

geschied. Uwe K. M. kan hierin niet hebben bewilligd,

veel min daartoe last hebben gegeven, en evenwel wordt

hierbij de Keizerlijke en Koninklijke Majesteit op eene verre

gaande wijze misbruikt, waardoor de troon uwer K. M. en

het allerdoor luchtigste huis der Aartshertogen, met een

stroom van tranen der onschuldige menschen, wordt be

sproeid, en duizende zuchten tot God, den allerregtvaar

digsten regter voor die ongelukkige, van alle hulp, buiten

die van boven, verstokene gevangenen, worden opgezonden.

Wij zijn daarom door onzen eed en ons Christelijk ge

loof, op het voetspoor onzer vaderen, gedrongen, om aan

uwe K. M. de onschuld, en treurigen, ja, rampzaligen toe

stand dezer ongelukkige, van ieder verlatene, predikanten,

bekend te maken. Wij smeeken daarbij eerbiediglijk uwe

K. M. eene zaak van zoo groot aanbelang, te willen over

wegen, en welwillend te gelasten, dat de genoemde ongeluk

kigen, die zich thans op de Spaansche galeijen, in de zee

engte van Sicilië, bevinden, losgelaten en hun vrijgelei

brieven gegeven worden: zoo moge God Uwe M. zegenen!

Gegeven te Dresden, 10 December, 1675.

Page 196: Over dit boek Martelaars... · Zoo ging het ook ons, niet lang geleden, bij het lezen van het Maandschrift voor Christenen van den be schaafden Stand (D. VII, nr. 3). Wij vonden daarin:

BIJLAGE F.

MNCDG TWEE KONINKLIJKE BRIEVEN

OVER HET WOORGEVALLENE

TTLE T'AIGDIRENV.

(Overgenomen uit het , Aanteekening 35, aangehaalde getrouw enw- naauwkeurig verhaal).

I.

BRIEF VAN DEN KONING VAN PRUISSEN, AAN DEN KONING

WAN ENGELAND. /

Uwe Majesteit kan niet onkundig zijn van de verschrik

kelijke sententie, door het Assessoriaal Tribunaal te

Warschouw, tegen de arme stad Thorn en hare Pro

testantsche inwoners, uitgesproken, waardoor verscheidene

voorname personen, en anderen van die gemeente, ter

oorzake van een oproer, door het volk tegen de Jezuiten

verwekt, en de buitensporigheden, daarbij begaan, tot

een wreeden en zeer smadelijken dood, zijn veroordeeld,

de stad van hare kerk en school is beroofd, de gansche

regeringsvorm omvergeworpen en haar, met één woord,

hare dierbaarste voorregten, bij het Olivasche vredestrac

taat bevestigd, zijn ontnomen, en dit alles, op het valsch

berigt der Jezuiten en door hen omgekochte getuigen,

12

Page 197: Over dit boek Martelaars... · Zoo ging het ook ons, niet lang geleden, bij het lezen van het Maandschrift voor Christenen van den be schaafden Stand (D. VII, nr. 3). Wij vonden daarin:

LxxxVI BIJLAGE F.

zonder dat men aan de beschuldigden, eenig gehoor tot

hunne verdediging heeft toegestaan. De geheele zaak, is

zoo onregtvaardig en bedroevend behandeld, dat er weinige

voorbeelden van zulk een wreed onregt, te vinden zijn.

De razernij der Roomsche Geestelijkheid in Polen, is

tot zulk eene hoogte geklommen, dat haar voornemen nu

is, niet alleen de stad Thorn, in den grond te ruineren,

maar ook al de Wonconformisten, in dat gansche Koning

rijk, te verdelgen. Zij schroomt niet, zich daarop openlijk

te beroemen, en het zou haar zeker gelukt zijn, zoo de

laatste Rijksdag, haar oogmerk had kunnen bereiken.

De constitutie van het Koningrijk Polen, en voorna

melijk de Pacta conventa of capitulatie, die de Repu

bliek met hare Koningen bij derzelver verkiezing aangaat,

en inzonderheid die, welke door den tegenwoordigen Ko

ning met solemnelen eede, betrekkelijk de bescherming der

dissenters, bevestigd is, is in zoo krachtige, en in hun

voordeel bondige termen, vervat, dat te dien opzigte, niets

meer begeerd kan worden. Daarop is echter, in het minst

geen acht geslagen, want het Hof van den Koning van

Polen geeft, door onverantwoordelijke oogluiking, aan de

Roomsche Geestelijkheid zoodanig den ruimen toom, in

hare voorgenomene vervolging der Protestanten, dat bijaldien

God Almagtig, het niet door buitengewone middelen en

wegen verhoedde, er niet anders te wachten zou zijn, als

het verlies van al de Protestantsche kerken, die in Polen

en Lithauwen nog overig zijn. In het kort: deze zaak is

zoo ver gekomen, dat het voor de Protestantsche Mogend

heden, en in 't bijzonder voor Uwe Majesteit, die zoo

vele roemrijke bewijzen van Uwe onvermoeide zorgen voor

de behoudenis van Gods Kerk gegeven heeft, onmogelijk is,

die verdrukkingen langer te kunnen aanzien, zonder het

Page 198: Over dit boek Martelaars... · Zoo ging het ook ons, niet lang geleden, bij het lezen van het Maandschrift voor Christenen van den be schaafden Stand (D. VII, nr. 3). Wij vonden daarin:

BIJLAGE F. LXXXVII

diepste medelijden te gevoelen, en aangemoedigd te worden

om, door eene godvruchtige en edelmoedige onderneming,

de verdrukte onnoozelen bijtestaan en te beschermen. Wat

mij betreft, ik ben gewillig en gereed, ja, van conscientie

wege verbonden, Uwe Majesteit, in alles wat zij daartoe

meest gepast zal oordeelen, bijtestaan en daartoe desnoods,

het alleruiterste van mijne magt te gebruiken.

Ik heb insgelijks een brief aan Zijne Poolsche Majesteit,

ten behoeve der stad Thorn, geschreven, waarvan ik de

kopij hier insluite, maar dewijl ik mij verbeelde, dat

mijne voorspraak, zonder Uwer Majesteits ondersteuning,

niet krachtig genoeg zal zijn, om de groote ellende dier stad

en van al de Protestanten in Polen en Lithauwen, afte

wenden, laat ik het aan Uwe Majesteits wijsheid over, of

het niet raadzaam zou zijn, eenen buitengewonen Minister

naar Polen te zenden, en meer andere bekwame middelen

ten behoeve dier troostlooze menschen, aantewenden? Ik

heb alreeds aan mijnen Gezant in Polen, bevel gezonden,

om in die zaak met Uwer Majesteits Ministers aldaar, ééne

lijn te trekken, om in 't vervolg, het vergieten van on

schuldig christenbloed voortekomen, de stad bij hare inrig

tingen, privilegien en vrijheden te bewaren, en ook iets

tot beveiliging der andere Protestanten in Polen en Lithau

wen te beramen. Uwe Majesteit, als Guarandeur van het

Olivasche vredestractaat, is in allen deele verbonden, zich

op eene bijzondere wijze de stad Thorn en het behoud harer

regten en vrijheden aantetrekken, en ik twijfel niet, of zij

zal hiertoe edelmoedig besluiten en alles doen, wat in dezen

wordt vereischt.

Berlijn, 2 December 1724.

Page 199: Over dit boek Martelaars... · Zoo ging het ook ons, niet lang geleden, bij het lezen van het Maandschrift voor Christenen van den be schaafden Stand (D. VII, nr. 3). Wij vonden daarin:

LXXXVIII BIJLAGE F.

II.

BRIEF VAN DEN KONING VAN DENEMARKEN AAN DEN

KONING VAN POLEN.

Uwe Majesteit zal nog wel in versche geheugenis hebben,

in wat voege ik verscheidene malen, en nog onlangs, in dato

14 Junij van dit loopende jaar, aan dezelve vriendelijk en

broederlijk heb te kennen gegeven, hoezeer het mij smart te

zien, dat, ofschoon ik zoo menigmaal, voor mijne geloofs

genooten, de zoogenoemde dissenters in Polen en Lithau

wen, wegens de zoo vele en ongehoorde verdrukkingen, die

zij van de Roomsche Geestelijkheid dagelijks moeten lijden,

bij Uwe Majesteit en de Republiek geintercedeerd heb, hun

nogthans tot nu toe, op hunne billijke klagten, niet het

minste regt is gedaan, ja, de tegenpartij veel eer voort

gaat, de Evangelischen van hunne kerken te berooven, en

hunne, door de grondwetten van het Poolsche Rijk, beves

tigde privilegien en vrijheden, onder allerlei onregtvaardige

voorwendsels, meer en meer te vernietigen.

Ofschoon ik gehoopt had, dat het geheel anders zou zijn

geweest, en mijne vriendelijke en broederlijke tusschenkomst

voor de verdrukte dissenters, het gewenschte effect zou heb

ben gehad, moet ik integendeel, tot mijne uiterste droefheid

vernemen, dat aan de zijde Uwer Majesteit, en de Republiek

Polen, noch op mijne voorspraak, noch op de billijkheid

der zaak zelve, niet alleen geen de minste acht is gegeven,

maar dat integendeel de klagten van deze, om vrijheid van

geweten smeekende dissenters, door de kwellingen der Room

sche Geestelijken, van dag tot dag vermeerderen, waarvan

geen luidruchtiger bewijs kan bijgebrägt worden, dan het

afgrijselijk vonnis, door het laatste Assessoriale Tribunaal te

Page 200: Over dit boek Martelaars... · Zoo ging het ook ons, niet lang geleden, bij het lezen van het Maandschrift voor Christenen van den be schaafden Stand (D. VII, nr. 3). Wij vonden daarin:

BIJLAGE F. LXXXIX

Warschauw, tegen de arme stad Thorn en deszelfs Evan

gelische inwoners geveld, waarbij verscheidene aanzienlijke

personen, om een tumult, en daarbij voorgevallene exces

sen, door het gemeen gepeupel, tegen de Jezuiten ge

pleegd, tot de allerwreedste en schandelijkste doodstraffen zijn

veroordeeld, aan de stad hare kerk ontweldigd, hare school

verwoest, de geheele Magistratuur het onderste boven ge

worpen, ja, de inwoners van al hunne verkregene en door

den Olivaschen vrede bevestigde privilegien, ontzet en

beroofd zijn, en zulks alleen op der Jezuiten valsch aan

geven, en versierde verklaringen van huns gelijken, terwijl

het waarschijnlijk is, dat genoemde Jezuiten het bedoelde

tumult, door eenigen van het geringste gepeupel verwekt,

zelve hebben aangestookt, met uitzigt, om daardoor gele

genheid te bekomen, tot het gruwzaam vermoorden en be

rooven der Evangelischen; gelijk dan ook de haatdragend

heid der Roomsche Geestelijken, zoo ver gegaan is, dat,

zoo God het niet verhoedt, het met de Evangelische Gods

dienst in geheel Polen en Lithauwen, volstrekt gedaan

zal zijn. Uwe Majesteit kan zich verzekerd houden, dat

ik al die gepleegde wreedheden, en vervolgingen niet dan

met het uiterste mededogen kan aanzien; doch ik sta in

de hoop en het vertrouwen, dat Uwe Majesteit de regt

matige en op de hoogste billijkheid steunende klagten, wel

zal willen ter harte nemen, de onregtvaardige sententie

tegen Thorn, te niete doen, en eene onpartijdige vierschaar

uit regt ervarene, vredelievende mannen van de beide reli

gien, benoemen zal, om die zaak te onderzoeken en daarin

te beslissen. Zoo doende zal Uwe Majesteit, Gode, die

geen behagen in het bloedvergieten van zoo vele onschul

dige menschen, hebben kan, en het heerschen over de ge

wetens der menschen, aan zich zelven voorbehouden heeft,

Page 201: Over dit boek Martelaars... · Zoo ging het ook ons, niet lang geleden, bij het lezen van het Maandschrift voor Christenen van den be schaafden Stand (D. VII, nr. 3). Wij vonden daarin:

XC BIJLAGE F.

eene aangename dienst bewijzen en te gelijk voorkomen, dat

Uwer Majesteits gevestige roem, door het ombrengen van

zoo vele degelijke regtschapene mannen, bezwalkt worde.

Ook aan mij zal daardoor een wezenlijk blijk van Uwer

Majesteits vriendschap gegeven worden, en ik weerkeerig,

bij alle gelegenheden, trachten te toonen, hoe gevoelig ik

daarvoor ben, enz.

Koppenhage, 12 December /724.

C 0 R R IG EN DA.

Lees: blz. 32, reg. 12 v. o. ketenen, blz. 33, reg. 1

v. o. Men liet ons, maardien, blz. 49, reg. 1 v. o.

Roomschgezinde, blz. 50, reg. 1 v. b. had den toestand

blz. 62, reg. 6 en 7 v. o en de wachters.

n /3%, :

&

it fr

Page 202: Over dit boek Martelaars... · Zoo ging het ook ons, niet lang geleden, bij het lezen van het Maandschrift voor Christenen van den be schaafden Stand (D. VII, nr. 3). Wij vonden daarin:

*

Page 203: Over dit boek Martelaars... · Zoo ging het ook ons, niet lang geleden, bij het lezen van het Maandschrift voor Christenen van den be schaafden Stand (D. VII, nr. 3). Wij vonden daarin:

-

-

-----

||

---

||

R

Page 204: Over dit boek Martelaars... · Zoo ging het ook ons, niet lang geleden, bij het lezen van het Maandschrift voor Christenen van den be schaafden Stand (D. VII, nr. 3). Wij vonden daarin:

PRoos T

Page 205: Over dit boek Martelaars... · Zoo ging het ook ons, niet lang geleden, bij het lezen van het Maandschrift voor Christenen van den be schaafden Stand (D. VII, nr. 3). Wij vonden daarin: