Ouders als partners betrekken in de buitenschoolse opvang

78
Ouders als partners betrekken in de buitenschoolse opvang Hoe kan een buitenschoolse opvang een warme band creëren tussen ouders en kinderbegeleiders in het belang van het welbevinden van het kind? Bachelorproef ingediend voor het behalen van het diploma Bachelor Pedagogie van het Jonge Kind Melina Roovers 2015-2016 Interne promotor: Geert De Raedemaeker Externe promotor: Lies Elsen Erasmushogeschool Jette Departement EDU Laarbeeklaan 121 1090 Jette

Transcript of Ouders als partners betrekken in de buitenschoolse opvang

Page 1: Ouders als partners betrekken in de buitenschoolse opvang

Ouders als partners betrekken in de

buitenschoolse opvang

Hoe kan een buitenschoolse opvang een warme band creëren

tussen ouders en kinderbegeleiders in het belang van het

welbevinden van het kind?

Bachelorproef ingediend voor het behalen van het diploma

Bachelor Pedagogie van het Jonge Kind

Melina Roovers

2015-2016

Interne promotor: Geert De Raedemaeker

Externe promotor: Lies Elsen

Erasmushogeschool Jette Departement EDU

Laarbeeklaan 121

1090 Jette

Page 2: Ouders als partners betrekken in de buitenschoolse opvang
Page 3: Ouders als partners betrekken in de buitenschoolse opvang

Ouders als partners betrekken in de

buitenschoolse opvang

Hoe kan een buitenschoolse opvang een warme band creëren

tussen ouders en kinderbegeleiders in het belang van het

welbevinden van het kind?

Page 4: Ouders als partners betrekken in de buitenschoolse opvang

Abstract

Ouders als partners betrekken in de buitenschoolse opvang

MELINA ROOVERS | Erasmus Hogeschool Brussel, België

Doel

Ouderbetrokkenheid en –participatie zijn actuele thema’s binnen de

kinderopvangsector. Het is echter geen vanzelfsprekendheid en bovendien ook

contextgebonden. Het doel van deze bachelorproef was om het op zoek gaan

naar een methode om een warme band tussen de kinderbegeleiding en de

ouders te creëren.

Theoretisch kader

Het betrekken van ouders in de kinderopvang heeft tal van voordelen. Zo is het

bevorderlijk voor het welbevinden en de ontwikkeling van de kinderen wanneer

ouders en kinderbegeleiders voldoende met elkaar in dialoog gaan, elkaar als

partners in opvoeding zien, etc. Voor het werkveld is het geen evidentie om een

visie en beleid rond dit thema uit te werken. Het is een proces van lange adem

dat stapsgewijs vorm wordt gegeven.

Methode

De literatuurstudie vormde de basis voor dit onderzoek. Om deze kracht bij te

zetten, werden verschillende fasen van het actieonderzoek doorlopen. Zo

zorgden de enquêtes voor een globaal beeld over het thema en gingen de

semigestructureerde interviews dieper in op de gegevens die hieruit naar boven

kwamen. Het hele proces werd ondersteund door het op regelmatige basis

voeren van individuele en gezamenlijke coachingsgesprekken met de

kinderbegeleiders.

Resultaten/conclusie

Door de focusgroepen kwam er bij de teams zowel een visie als enkele concrete

ideeën tot stand. Het onderzoek bood meer inzicht in het thema bij de teams en

een concrete visie en enkele ideeën werden uitgewerkt. Er werd een goede basis

gelegd, waardoor de teams verder zelfstandig aan de slag kunnen met het

verder creëren van een warme band met de ouders.

Sleutelwoorden: ouderbetrokkenheid, warme band, dialoog, welbevinden

kinderen, initiatief buitenschoolse opvang

Page 5: Ouders als partners betrekken in de buitenschoolse opvang

Involving parents in after-school care

MELINA ROOVERS | Erasmus University College of Brussels, Belgium

Goal

Partental involvement and participation are topical issues within the childcare

sector. It’s not something obvious and it is also highly dependent on the context.

The purpose of this bachelor thesis was to find a method to create a warm

relationship between childcare and parents.

Theoretical framework

Involving partens in the childcare has many advantages. When parents and child

caretakers go into dialogue sufficiently, see each other as parents in education,

etc. it contributes to the well-being and development of the children. It’s not just

a matter of creating a vision and a policy around these subject. It’s a long

process, step by step to a satisfying result.

Method

This research was based on a study of literature. To invigorate the theory,

multiple phases of the action research were used. The surveys offered a global

view on the topic while the semi-structured interviews made it possible to go

deeper into the date that emerged from the surveys. This entire process was

supported by frequent coaching sessions with child caretakers, both individually

and collectively.

Results/conclusions

Through the focus groups the teams were able to develop both a vision and

some practical ideas. The study offered more insight into the topic for the teams,

leading into the development of a specific vision and the elaboration of some

ideas. A good basis has been created, allowing the teams to continue their work

independently towards the further creation of a warm relationship with their

parents.

Keywords: parental involvement, warm relationship, dialogue, well-being

children, out of school care initiative

Page 6: Ouders als partners betrekken in de buitenschoolse opvang

“Great works are performed not by strength but by perseverance.”

- Samual Johnson

Page 7: Ouders als partners betrekken in de buitenschoolse opvang

I

Woord vooraf

De kinderopvangsector, het werken met en rond kinderen, het werken vanuit

ieders krachten, evenals het inspelen op de noden en behoeften van het

werkveld zijn voor mij belangrijke aspecten. Het zijn stimulansen waaruit ik

tijdens deze stage- en onderzoeksperiode kracht en voldoening putte. Het was

voor mij dan ook een meerwaarde om voor deze bachelorproef rond een thema

te kunnen werken dat vanuit het werkveld zelf kwam. Het onderzoeksthema en

de onderzoeksvraag kwamen hierdoor tot stand.

Ik wil dan ook in eerste instantie mijn externe promotor, Lies Elsen, bedanken

voor de gastvrijheid, de vele tips, begeleiding en de gekregen kans om binnen

Landelijke Kinderopvang Kortenberg praktijkervaring op te doen. De

kinderbegeleiding van de buitenschoolse opvanglocaties de Regenboog en

Everberg wil ik daarnaast ook bedanken voor hun medewerking aan dit

onderzoek. Zonder hen had deze bachelorproef immers niet tot stand kunnen

komen.

Bedankt aan Geert de Raedemaeker en Kaat Verhaeghe voor de ondersteuning

van dit proces. De mensen die voor mij tijd konden vrij maken om mij te woord

te staan, Reninka Vanden Dorpe en de ouders van opvanglocatie de Regenboog,

wil ik bij deze ook bedanken. Tot slot wil ik dan ook nog Thomas Versteele

bedanken voor het nalezen van dit werkstuk. In het geval ik iemand ben

vergeten, weet dat ik jou ook erg dankbaar ben voor elke geleverde bijdrage.

Page 8: Ouders als partners betrekken in de buitenschoolse opvang

II

Inhoudsopgave

Lijst van figuren ......................................................................................... 1

Lijst van grafieken ...................................................................................... 1

Inleiding .................................................................................................... 2

1. Literatuur ............................................................................................. 4

1.1. Ouderbetrokkenheid en ouderparticipatie ........................................... 4

1.2. Ouderbetrokkenheid ........................................................................ 4

1.2.1. Algemeen .................................................................................... 4

1.2.2. Vertaling naar de praktijk van de kinderopvang ................................ 5

1.2.3. Verschillende aspecten van ouderbetrokkenheid ............................... 6

1.2.4. Is de ouderbetrokkenheid wenselijk, praktisch en doeltreffend? ......... 9

1.2.5. Misvattingen .............................................................................. 10

1.3. Ouderparticipatie .......................................................................... 10

1.3.1. Algemeen .................................................................................. 10

1.3.2. Participatiepiramide .................................................................... 11

1.3.3. Participatievormen ...................................................................... 12

1.3.4. Vaderparticipatie ........................................................................ 15

1.4. Ouderbetrokkenheid en communicatie ............................................. 17

1.4.1. Algemeen .................................................................................. 17

1.4.2. De cirkel van vertrouwen ............................................................. 17

1.4.3. Het pedagogisch raamwerk .......................................................... 18

1.4.4. Warme band .............................................................................. 18

1.4.5. Anderstaligheid .......................................................................... 19

1.5. It takes a village to raise a child ...................................................... 20

1.6. Ouders en kinderbegeleiders als partners in opvoeding ...................... 21

1.6.1. Oudercontacten ter illustratie ....................................................... 21

Page 9: Ouders als partners betrekken in de buitenschoolse opvang

III

1.7. Samenwerking tussen school en opvang .......................................... 22

1.8. Ouderbetrokkenheid en het welbevinden van de kinderen .................. 23

1.8.1. De impact van ouderbetrokkenheid op de kinderen ......................... 23

2. Theoretisch kader ................................................................................ 25

3. Onderzoekscontext .............................................................................. 26

3.1. Inleiding ...................................................................................... 26

3.2. Initiatief buitenschoolse opvang (IBO) ............................................. 26

3.3. Landelijke Kinderopvang Stekelbees vzw .......................................... 26

3.3.1. Korte voorstelling ....................................................................... 26

3.3.2. Ouderbetrokkenheid ................................................................... 27

4. Methodologie: Actieonderzoek .............................................................. 29

4.1. Verklaring keuze ........................................................................... 29

4.2. Verloop actieonderzoek .................................................................. 29

4.2.1. Analyse ..................................................................................... 29

4.2.2. Ontwikkelen en plannen .............................................................. 30

4.2.3. Verklaring keuze dataverzamelingstechnieken ................................ 30

4.2.4. Samenvattend ........................................................................... 33

5. Resultaten .......................................................................................... 35

5.1. Inleiding ...................................................................................... 35

5.2. Ouderbetrokkenheid en –participatie ............................................... 35

5.3. Participatieniveau .......................................................................... 40

5.4. Communicatie ............................................................................... 42

5.5. Warme band ................................................................................. 44

5.6. Welbevinden kinderen .................................................................... 46

5.7. Samenwerking tussen school en opvang .......................................... 46

6. Conclusie en discussie.......................................................................... 48

6.1. Inleiding ...................................................................................... 48

Page 10: Ouders als partners betrekken in de buitenschoolse opvang

IV

6.2. Conclusie ..................................................................................... 48

6.3. Discussie ...................................................................................... 49

6.3.1. Knelpunt ................................................................................... 49

6.3.2. Onderzoekscontexten .................................................................. 49

6.3.3. Proces in ontwikkeling ................................................................. 49

6.4. Aanbevelingen .............................................................................. 50

6.4.1. Opvangteams van Stekelbees de Regenboog en Everberg ............... 50

6.4.2. Landelijke Kinderopvang vzw en initiatieven buitenschoolse opvang.. 51

6.4.3. Gemeente ................................................................................. 52

6.4.4. Vlaamse overheid. ...................................................................... 53

Bibliografie .............................................................................................. 54

Bijlagen ......................................................................................................

Page 11: Ouders als partners betrekken in de buitenschoolse opvang

1

Lijst van figuren

Figuur 1 Meaningfulness of parental involvement in early childhood

education: desirability, practicality, effectuality .......................... 8

Figuur 2 Participatiepiramide ................................................................ 11

Figuur 3 Cirkel van vertrouwen ............................................................. 17

Figuur 4 Fasen actieonderzoek, gebaseerd op de cyclus van Strien ........... 34

Lijst van grafieken

Grafiek 1 Tevredenheid ouders over de ouderbetrokkenheid in de opvang

(de Regenboog) ..................................................................... 36

Grafiek 2 Tevredenheid ouders over de ouderbetrokkenheid in de opvang

(Everberg) ............................................................................. 37

Grafiek 3 Het participatieniveau volgens de ouders in de opvang aanwezig

(de Regenboog) ..................................................................... 40

Grafiek 4 Het participatieniveau dat de ouders in de opvang wensen te

bereiken (de Regenboog) ........................................................ 41

Grafiek 5 Het participatieniveau volgens de ouders in de opvang aanwezig

(Everberg) ............................................................................. 41

Grafiek 6 Het participatieniveau dat de ouders in de opvang wensen te

bereiken (Everberg) ................................................................ 42

Page 12: Ouders als partners betrekken in de buitenschoolse opvang

2

Inleiding

Ouderbetrokkenheid en –participatie zijn thema’s die al enkele jaren leven in de

media, de praktijk en de literatuur. Zo zijn er momenteel enkele tendensen die

sterk in de samenleving aanwezig zijn en die een verband hebben met de

ouderbetrokkenheid en -participatie in de opvang.

Zo kwam er herhaaldelijk in het nieuws dat vele ouders met een grote tijdsdruk

kampen, waardoor de combinatie werk en gezin vaak moeilijk is voor hen.

Hierdoor pleit men voor flexibelere werkuren met mogelijks een beter evenwicht

tussen werk en gezin tot gevolg. Het nieuwe decreet Kinderopvang van Baby’s en

Peuters, evenals het pedagogisch raamwerk van Kind en Gezin spelen op deze

thema’s in. Ook de projecten ‘partners in opvoeding’, die het centrum voor

Vernieuwing in de Basisvoorzieningen voor Jonge Kinderen (VBJK) in enkele

Brusselse kinderopvangcentra uitvoerden, tonen de maatschappelijke relevantie

van ouderbetrokkenheid aan.

In samenspraak met IBO Kortenberg ontstond de keuze om te werken rond de

thema’s ‘ouderbetrokkenheid’ en ‘ouderparticipatie’. Uit observaties en

gesprekken met het team (verantwoordelijke en kindbegeleiders) kwam sterk

naar voren dat zij momenteel het warme contact met de ouders missen en het

jammer vinden dat deze zo weinig betrokken zijn. Ouders komen vaak in alle

haast hun kinderen afhalen, zonder eens te polsen hoe het opvangmoment is

verlopen, of dat alles goed is gegaan met hun kinderen, etc. Het is daarom een

relevant en interessant thema om onderzoek rond te doen.

In eerste instantie zal het een meerwaarde voor IBO Kortenberg betekenen,

maar ook andere opvanginitiatieven kunnen hier baat bij hebben. Het zijn

immers thema’s die in vele kinderopvanginitiatieven leven, waar ze nog mee

“worstelen” en/of vragen rond hebben. Het is daarom zinvol om iets concreets

voor de bredere praktijk betreffende kinderopvang (andere buitenschoolse

opvanginitiatieven, kinderdagverblijven, etc.) uit te werken.

De bachelorproef bestaat uit zes hoofdstukken. Het eerste hoofdstuk bevat de

literatuurstudie, waarin begrippen zoals ouderbetrokkenheid en –participatie,

communicatie, it takes a village to raise a child, partners in opvoeding en

welbevinden nader worden toegelicht. In het tweede hoofdstuk volgt hiervan een

schematische weergave. De onderzoekscontext wordt in het derde hoofdstuk

nader toegelicht. Er wordt enerzijds verduidelijkt wat het initiatief buitenschoolse

opvang (IBO) is en anderzijds wordt er een globaal beeld van de organisatie

Landelijke Kinderopvang vzw weergegeven.

Het vierde hoofdstuk biedt een antwoord op de aspecten die betrekking hebben

op de methodologie. Het onderzoek wordt hier nader toegelicht, alsook de

gebruikte dataverzamelingstechnieken. Het vijfde hoofdstuk biedt een uitvoerige

bespreking van de resultaten die uit de diverse dataverzamelingstechnieken

Page 13: Ouders als partners betrekken in de buitenschoolse opvang

3

voortvloeiden. De bekomen resultaten worden aan de hand van de

wetenschappelijke literatuur onderbouwd. Het zesde en laatste hoofdstuk biedt

een antwoord op de onderzoeksvraag. In het luik discussie worden vervolgens de

pijnpunten binnen dit onderzoek besproken en tot slot volgen de aanbevelingen

op micro-, meso- en macroniveau. Tot slot volgt de bibliografie met een

overzicht van al de geraadpleegde bronnen en enkele bijlagen.

Page 14: Ouders als partners betrekken in de buitenschoolse opvang

4

1. Literatuur

1.1. Ouderbetrokkenheid en ouderparticipatie

Ouderbetrokkenheid en ouderparticipatie zijn begrippen die vaak samen

voorkomen. Toch zijn deze begrippen in de literatuur van elkaar te

onderscheiden.

“Ouderbetrokkenheid is elke vorm van bezorgdheid om, interesse in en

ondersteuning van het eigen kind” (Cel ouderbetrokkenheid, z.d.). Het betekent

een gedeelde verantwoordelijkheid van zowel ouders als opvang voor een

succesvolle ontwikkeling van kinderen. Het voornaamste doel van dergelijke

betrokkenheid is dat de ouders zich geroepen voelen om actief deel te nemen

aan het leer- en ontwikkelingsproces van hun kinderen (Hilando, Kallemeyn &

Philips, 2013). Om van ouderbetrokkenheid te kunnen spreken en een gedeelde

verantwoordelijkheid te bekomen, dient er een goede wederzijdse relatie tussen

de ouders en de kinderbegeleiding te zijn (Kruispunt Migratie-Integratie, 2016).

Hiervoor toont de opvang de nodige inspanningen en voorziet allerlei activiteiten

om aldus de betrokkenheid van de ouders te bevorderen (Deboutte, 2004).

Ouderbetrokkenheid of het actief betrekken van ouders bij de opvoeding van hun

kind(eren) kan een mogelijke basis zijn voor ouderparticipatie. Ouderparticipatie

is in principe een visuele weergave van ouderbetrokkenheid (Cel

ouderbetrokkenheid, z.d.) en kan in verscheidene vormen voorkomen (Overmaat

& Boogaard, 2004). Het omvat alle inzet (initiatieven of acties) die de organisatie

doet om de ouders bij de organisatie te betrekken (Deboutte, 2004). Het doel

hiervan is dat de ouders een actieve rol kunnen innemen in bepaalde situaties

die zich in de opvang voordoen (Oostdam & de Vries, 2014, p.17).

1.2. Ouderbetrokkenheid

1.2.1. Algemeen

Ouderbetrokkenheid is een onderwerp dat de laatste jaren meer aandacht krijgt.

Zo werd het bijvoorbeeld opgenomen in het nieuwe decreet Kinderopvang van

Baby’s en Peuters (Kind en Gezin, 2016). Vanaf april 2016 dient iedere

groepsopvang verplicht een kwaliteitsbeleid te volgen. Kort samengevat wil dit

zeggen dat de kinderopvang brainstormt over wat ze wil bereiken en op welke

manier ze dit tracht te verwezenlijken. Voornoemde gebeurt zowel op

pedagogisch vlak als op vlak van ouderbetrokkenheid. Het doel is dat de

kinderopvang haar werking planmatig evalueert en verbetert. Zo kan

kinderopvang inzetten op kwaliteit (Kind en Gezin, 2016).

Ouderbetrokkenheid is ook bij onze buurlanden actueel. Zo zijn de Franse

‘crèches parentales’ een mooi voorbeeld van het actief inzetten op

ouderbetrokkenheid. De kinderdagverblijven hebben namelijk een grote ervaring

Page 15: Ouders als partners betrekken in de buitenschoolse opvang

5

in het bevorderen van de betrokkenheid van ouders binnen de opvang. Ze

onderscheiden hierbij drie niveaus: onderhandeling, participatie en

betrokkenheid. Belangrijk bij deze niveaus is dat zij elkaar opvolgen. Zo kan

bijvoorbeeld de tweede fase niet succesvol zijn als de basis bij de eerste fase niet

voldoende is gelegd (Vandenbroeck, 2013).

Vaak spreken we over ouderbetrokkenheid, maar een belangrijk aandachtspunt

hierbij is dat dit eigenlijk een eng begrip is. Zo dragen niet alleen ouders zorg

voor hun kind, maar in vele gevallen ook de grootouders, pleegouders, voogden,

oudere broers of zussen, etc. Het is daarom aan te raden om het ruimer te

bekijken, namelijk als ‘familiebetrokkenheid’ (Hilando, V. A. & Kallemeyn, L. &

Philips, L. 2013).

1.2.2. Vertaling naar de praktijk van de kinderopvang

Een visie rond ouderbetrokkenheid uitwerken en deze in de praktijk

implementeren, of kortom: investeren in ouderbetrokkenheid, is maatwerk

waarbij de betrokkenen stap voor stap te werk dienen te gaan (Van den Berg et

al., 2013, p.26). Om zo succesvol mogelijk te werk te gaan is het belangrijk om

niet alleen te focussen op het opvangteam, maar ook om de ouders vanaf het

begin van de uitwerking van een visie rond ouderbetrokkenheid te betrekken

(Van den Berg et al., 2013, p. 36).

Niet alleen het hebben van een gedragen visie inzake ouderbetrokkenheid is

essentieel, ook het creëren van een ‘samen-cultuur’ is een streefdoel. Het is een

cultuur waar ouders en het opvangteam met elkaar praten, ze als partners

samenwerken en beiden experts zijn die verschillende perspectieven met elkaar

delen (Van den Berg et al., 2013, p. 38). Kinderbegeleiders die vanuit dergelijke

‘samen-cultuur’ werken, willen door middel van het stellen van open vragen de

bevindingen, gevoelens en gedachtegang van de ouders nagaan (Van den Berg

et al., 2013, p. 39).

Het doorlopen van het proces om tot het niveau van betrokkenheid te komen

begint kleinschalig. Een belangrijke eerste stap die aan de basis ligt bij het

uitbouwen van een relatie met ouders in de kinderopvang is dat zij zich welkom

voelen (Van den Berg et al., 2013, p.12). Essentieel hierbij is dat het team van

de opvang hier bewust mee aan de slag gaat en het een routine in hun werking

wordt. Hierbij rekening houdend met de mogelijkheden van de opvang, de

wensen van het team en (in de mate van het mogelijke) de verwachtingen van

de ouders betreffende ouderbetrokkenheid. Zo is de kans reëler dat het een

gedragen concept wordt waar iedereen achter staat (Van den Berg et al., 2013,

p. 15).

Om rekening te kunnen houden met de wensen en verwachtingen van de ouders

is het raadzaam om wenmomenten te voorzien. Bij dergelijke wenmomenten

overloopt iemand van het opvangteam samen met de ouders de

Page 16: Ouders als partners betrekken in de buitenschoolse opvang

6

(opvoed)gewoontes van zowel het kind als van de ouders. Zo kunnen ze samen

tot een gunstige invulling hiervan in de opvang komen (De Kimpe, 2009).

Verder spelen ook vele kleine dagelijkse handelingen en ontmoetingen een

cruciale rol. De breng- en haalmomenten zijn hiervoor een ideale gelegenheid.

Niet in elke kinderopvang biedt dit evenveel kansen. Een mogelijkheid hiertoe is

het creëren van ‘ochtend- of avondcircuits’. Hier ga je de ruimte van de kinderen

herindelen, zodat de ouders genoodzaakt zijn om zich doorheen de leefgroep te

verplaatsen om hun kinderen te brengen en/of te halen. Ook evenementen zoals

koffieochtenden behoren tot de mogelijkheden (Vandenbroeck, 2013).

Belangrijk bij deze kleine ontmoetingen is dat de begeleiding effectief tijd maakt

om naar de ouders te luisteren. Ouders waarderen het immers wanneer je hen

een luisterend oor aanbiedt en hen verder helpt met praktische hulp en/of tips

(De Kimpe, 2009).

Kolle 37, een Berlijns project van het netwerk spel en cultuur biedt een antwoord

op het creëren van dergelijke ontmoetingen. De werking richt zich tot kinderen

van zes tot twaalf jaar die als gelijken worden behandeld en zoveel mogelijk door

de begeleiding bij de vorming van het aanbod worden betrokken. De grote

meerderheid van het aanbod is gratis en bovendien werkt de organisatie aan de

hand van vrijwillige bezoeken. Iedereen is vrij om te bepalen wanneer hij/zij

tijdens de openingsuren langskomt, alsook naar waar zijn/haar voorkeur uitgaat

(Kolle 37, 2013).

Oorspronkelijk was de vestigingsplaats van Kolle 37 een ontmoetingsplaats voor

geïnteresseerde buurtbewoners. Dit aspect werd behouden, waardoor sinds de

opening van het huis opbouwwerk uitdrukkelijk tot het concept behoort. Het

biedt immers mogelijkheden tot ontmoeting en vormt een uitgangspunt voor

allerlei acties (Kolle 37, 2013).

Het huis is niet alleen voor de kinderen en de begeleiding toegankelijk, ook

ouders of volwassenen in het algemeen zijn hier welkom, bijvoorbeeld voor het

bezichtigen van werken van de kinderen. Voor hen worden er eveneens

evenementen georganiseerd, deze vinden voornamelijk ’s avonds en in de

weekenden, buiten de educatieve werkingen, plaats. Het is met andere woorden

een ontmoetingsplaats voor mensen van alle generaties. Dergelijke

ontmoetingen dragen bij tot het bekomen van wederzijds begrip (Kolle 37,

2013).

1.2.3. Verschillende aspecten van ouderbetrokkenheid

Binnen het proces van ouderbetrokkenheid zijn er drie onderwerpen te

onderscheiden, dit blijkt onder andere ook uit onderzoek van Jan Peeters:

kinderbetrokkenheid, opvangbetrokkenheid en beleidsbetrokkenheid. Bij

kinderbetrokkenheid staat het eigen kind centraal in de opvang. Vele ouders

Page 17: Ouders als partners betrekken in de buitenschoolse opvang

7

hebben interesse in de beleving van hun kind, hoe het zich voelt in de opvang.

Tot de opvangbetrokkenheid behoort alles wat de ouders bezighoudt en te

maken heeft met de groep waarin hun kind zit. Kinderbegeleiders kunnen ouders

hier bijvoorbeeld betrekken bij hand- en spandiensten of uitnodigen om mee te

werken binnen de opvang (BOinK, z.d.). Het benutten van ouders door het

uitvoeren van hand- en spandiensten kan omwille van een tweetal redenen. Zo

kunnen ouders met bepaalde talenten, zoals bijvoorbeeld grimmeren, gitaar

spelen, ballon plooien, etc. worden ingezet om een bepaalde activiteit vorm te

geven. Hiertoe behoren ook ouders die als extra hulp worden ingeschakeld,

bijvoorbeeld tijdens een uitstap, het mee begeleiden van een grote activiteit, en

zo meer (Schreurder, Boogaard, Fukkink, Hoex, 2011, p. 93-94).

Beleidsbetrokkenheid, tot slot, betreft al datgene wat ouders bezighoudt

betreffende de gehele kinderopvang en hoe deze wordt georganiseerd, ook wel

het beleid van de opvang genaamd. Het beleidsgericht werken omvat vaak maar

een klein aantal ouders, vermits weinigen zich hiertoe geroepen voelen (BOinK,

z.d.).

De drie voornoemde onderwerpen zijn in te vullen naargelang de opvanglocatie

en de noden van het opvangteam. De wensen van de desbetreffende ouders

mogen hierbij niet uit het oog worden verloren. Het is dus best mogelijk dat in

opvanglocatie X enkel sprake is van kinderbetrokkenheid, terwijl er in

opvanglocatie Y sprake is van kinder-, opvang- en beleidsbetrokkenheid.

Hiervoor bestaan er geen kant-en-klare methoden en/of afspraken, dit moet

situatie per situatie worden bekeken.

Een in Nieuw-Zeeland gangbaar concept om de ouderbetrokkenheid in de

kinderdagverblijven te bevorderen, is ‘whanaungatanga’. Het begrip komt neer

op de menselijke relaties en verduidelijkt lokaal gesitueerde betekenissen in

ouderbetrokkenheid. Het betekent het bereiken en ondersteunen van relaties

(Zhang, 2015).

Er vallen binnen dit concept een drietal dynamieken van ouderbetrokkenheid te

onderscheiden. Een eerste is het hanteren van een opendeurenbeleid. Het doel

hiervan is om maximaal op ouderbetrokkenheid in te spelen. Via dit beleid

kunnen de ouders op ieder moment de opvang binnenstappen om te observeren.

(Zhang, 2015). Het principe is gelijkaardig aan de vrijwillige bezoeken die in het

Berlijnse Kolle 37 worden toegepast (Kolle 37, 2013).

Een tweede zijn de oudergeleide dynamieken. Hieronder verstaan ze enerzijds

het geloof dat de ouders hebben over hun eigen vermogen om hun kind(eren) te

ondersteunen en anderzijds het inzicht van de ouders in hun eigen

verantwoordelijkheden ten aanzien van hun kind(eren). Tot slot zijn er nog de

kindgeleide dynamieken, die het karakter (genegenheid, interesses en

vermogen) en de persoonlijkheid (lichamelijke en sociaal-emotionele kwaliteiten)

omvatten (Zhang, 2015).

Page 18: Ouders als partners betrekken in de buitenschoolse opvang

8

Bovenstaande dynamieken triggeren, activeren en motiveren

ouderbetrokkenheid. ‘Wenselijkheid’ is hierbij het allerbelangrijkste aspect.

Hiermee bedoelen ze dat het noodzakelijk is om zinvol aan ouderbetrokkenheid

te kunnen doen. Het moet met andere woorden iets gewild, nodig en geliefd zijn

en dit zowel bij de kinderbegeleiders, de ouders als bij de kinderen (Zhang,

2015).

Activiteiten die door verschillende betrokkenen een meerwaarde betekenen, zijn

in drie categorieën onder te verdelen. De ‘home-based involvement’ komt

overeen met het thuis leren waarbij ouderschap, speelgoed en spel, boeken en

verhalen, nummers en letters en gemeenschap de voornaamste aspecten zijn.

De tweede categorie, ‘home-centre conferencing’ is vergelijkbaar met

communicatie in zijn totaliteit en vormt een waardevolle vorm van

betrokkenheid. In de ‘Centre-based involvement’ is het vrijwilligerswerk

opgenomen, waarbij allerlei handelingen komen kijken: observeren, deelnemen,

spel, ouderschap, huishouden, etc. (Zhang, 2015).

De figuur hieronder geeft de bovenstaande tekst samenvattend weer. Het model

biedt een conceptueel kader dat als illustratie kan dienen om de zinvolheid van

ouderbetrokkenheid in de kinderopvanginitiatieven aan te geven (Zhang, 2015).

Figuur 1: Meaningfulness of parental involvement in early

childhood education: Desirability, practicality and effectuality

Page 19: Ouders als partners betrekken in de buitenschoolse opvang

9

Om na te gaan of ouderbetrokkenheid betekenisvol is, kan het opvangteam zich

drie cruciale vragen stellen: ‘Is het wenselijk?’, ‘Is het praktisch?’, ‘Is het

doeltreffend?’. Idealiter is het om op alle vragen een positief antwoord te

bekomen (Zhang, 2015).

1.2.4. Is de ouderbetrokkenheid wenselijk, praktisch en

doeltreffend?

Ouderbetrokkenheid in de kinderopvang is geen vanzelfsprekendheid en een veel

gestelde vraag in verband met dit thema is: ‘Wat te doen als ouders niet

betrokken blijken te zijn?’. Er kunnen diverse redenen zijn waarom ouders niet

kunnen of betrokken willen zijn (Van den Berg et al, 2013, p.19). Zo durft

bijvoorbeeld niet elke ouder initiatief te nemen om iemand van het team aan te

spreken. Mogelijke redenen hiervoor kunnen zijn: de persoonlijkheid van de

ouders, tijdsgebrek van zowel de ouders als het team, gemoedstoestanden, een

groot personeelsverloop, taalbarrières, etc. Wanneer de (dagelijkse) informatie-

uitwisseling uitblijft, gaat er immers belangrijke informatie verloren (De Weyer &

Van Laere, 2009).

Binnen een IBO kan de begeleiding vaststellen dat vele ouders voornamelijk met

de school gegevens over hun kinderen uitwisselen en dat de buitenschoolse

opvang pas op de tweede plaats komt te staan. Hier mag zeker niet uit het oog

worden verloren dat dit geen uitzonderlijke situaties zijn. Niet elke ouder heeft

immers behoefte om met de kinderbegeleiding te bespreken wat hun kind in de

opvang heeft gedaan, sommigen gaan ervan uit dat hun kind dit zelf wel aan hen

zal vertellen. Ouders vinden dit daarom niet onbelangrijk of zijn niet noodzakelijk

ongeïnteresseerd, maar niet elke ouder heeft hiertoe dezelfde behoefte. In

dergelijke gevallen is het belangrijk dat ouders en het opvangteam weten hoe,

waar en wanneer ze elkaar kunnen bereiken. Verder is het noodzakelijk dat het

team inspeelt op de behoeften van de ouders, door het verlenen van een andere

aanpak naar ouders toe die meer behoefte hebben aan het uitwisselen van

gegevens en dergelijke (Schreurder et al., 2011, p. 237).

Er kunnen hierbij vier grote groepen van belemmeringen worden onderscheiden:

ouderfactoren, kindfactoren, ouder-kinderbegeleider factoren, sociale factoren

(Hornby & Lafaele, 2011).

Onder ouderfactoren verstaan we het geloof van ouders in de

ouderbetrokkenheid. Zo zijn er bijvoorbeeld ouders die ervan overtuigd zijn dat

het voldoende is om hun kinderen enkel naar de opvang te brengen, zonder dat

zij contacten leggen met het opvangteam en bij de opvang betrokken worden.

Ouders vinden de manier waarop zij tot ouderbetrokkenheid worden uitgenodigd

belangrijk. De houding van de kinderbegeleiders speelt hierbij een cruciale rol.

Een positieve, uitnodigende houding spreekt immers aan. Iedereen draagt

voortdurend zijn eigen rugzakje met zich mee, gevuld met levenservaringen, dit

Page 20: Ouders als partners betrekken in de buitenschoolse opvang

10

is ook het geval bij de ouders en dus niet onbelangrijk om rekening mee te

houden bij het aangaan van contacten. Tot slot behoren ook de klasse, etniciteit

en het geslacht van de ouders onder de ‘ouderfactoren’ (Hornby & Lafaele,

2011). Zo zijn er bijvoorbeeld laaggeletterde ouders die niet betrokken durven te

zijn en elke situatie vermijden waarbij ze moeten lezen en/of schrijven (Van den

Berg et al., 2013, p.19).

De leeftijd, talenten en gedragsproblemen zijn aspecten die behoren tot de

kindfactoren. Niet elk kind vindt het prima dat zijn/haar ouders met hem/haar

mee naar school gaan, dit is verschillend naargelang de leeftijd van het kind.

Oudere kinderen hebben hier meer moeite mee dan jongere kinderen. De

talenten van de kinderen zijn vaak een ijsbreker om contacten met de

begeleiding en de ouders aan te gaan. Gedragsproblemen, echter, kunnen in

tegenstelling tot de talenten voor een terughoudendheid van de ouders zorgen.

In dergelijke gevallen zijn ouders vaak “bang” voor wat ze te horen gaan krijgen

(Hornby & Lafaele, 2011).

Ouder-kinderbegeleider factoren omvatten het gedrag dat zowel de ouders als de

kinderbegeleiders stellen, hoe zij zich tegenover elkaar gedragen en de gebruikte

taal (spreken zij dezelfde taal of zijn er taalbarrières?) (Hornby & Lafaele, 2011).

Sommige ouders zijn bijvoorbeeld niet betrokken, omdat ze teleurgesteld zijn in

de kinderbegeleider (Van den Berg et al., 2013, p. 19). Een vierde groep van

mogelijke belemmeringen is die van sociale factoren die de historische

achtergrond en demografische, politieke en economische factoren van de

betrokkenen omvatten (Hornby & Lafaele, 2011).

1.2.5. Misvattingen

Er bestaan vele misvattingen waarom slechts een beperkt aantal ouders

betrokken is. Te vaak gaat de kinderopvang er (onterecht) van uit dat de

oorzaak bij de ouders ligt, zoals desinteresse van de ouders ten aanzien van de

opvang en/of hun kinderen. Een cruciale stap om als opvangteam in dergelijke

situaties te zetten, is het uitzoeken wat de interesses van de ouders zijn. Zo kan

je activiteiten en dergelijke voorzien die hen boeien en waarbij de kans groter is

dat zij hieraan zullen deelnemen (De Kimpe, 2009).

1.3. Ouderparticipatie

1.3.1. Algemeen

Het is niet effectief om allerlei activiteiten voor ouders op te richten als zij niet bij

de opvang van hun kinderen worden betrokken. Alvorens met dergelijke

activiteiten te starten, is het aldus nodig om een goede basis inzake

ouderbetrokkenheid binnen de opvang uit te bouwen. Hier mogen geen

overhaaste stappen worden gezet, indien de organisatie een zo effectief

mogelijke ouderparticipatie wenst te bekomen (De Kimpe, 2009).

Page 21: Ouders als partners betrekken in de buitenschoolse opvang

11

De Kimpe (2009) stelt dat hoe meer je ouders bij de werking van de opvang

betrekt, des te rijker en veelzijdiger de werking. Hoe meer de ouders zich

gewaardeerd voelen, hoe groter hun motivatie is om te participeren. Twee niet te

vergeten stappen in heel het participatiegebeuren zijn dat je enerzijds goed

communiceert en duidelijke afspraken maakt met de ouders, zodat zij weten wat

er precies van hen wordt verwacht en dat de opvang anderzijds de ouders ook

waardeert voor hun inzet (Overmaat & Boogaard, 2004).

1.3.2. Participatiepiramide

Een vaak voorkomende figuur binnen ouderparticipatie is de participatiepiramide

van Godderis (2007). De figuur richt zich voornamelijk tot ouderparticipatie in

het onderwijs, maar kan evengoed gebruikt worden binnen de

kinderopvangsector.

De piramide kadert zowel belemmerende als stimulerende factoren binnen

ouderparticipatie. Het principe van deze piramide is dat iedere ouder op elk

niveau kan binnenkomen of uitvallen. De verschillende fasen dienen immers niet

stapsgewijs te worden doorlopen om een zo optimaal mogelijke ouderparticipatie

te bekomen (Godderis, 2007).

De piramide onderscheidt vier niveaus. Het interesseniveau vormt de basis voor

ouderparticipatie. Tot dit niveau behoren ouders die onder andere interesse

tonen in de organisatie, maar bovenal in het handelen en het welbevinden van

hun kinderen. Het communicatieniveau houdt het uitwisselen van gegevens

tussen ouders en kinderbegeleiders in, alsook het onderhouden van de

Figuur 2: Participatiepiramide (Godderis, 2007)

Page 22: Ouders als partners betrekken in de buitenschoolse opvang

12

contacten. Tot het aanwezigheidsniveau behoren ouders die daadwerkelijk fysiek

aanwezig zijn in de organisatie. Ouders die niet alleen fysiek aanwezig willen

zijn, maar ook actief willen deelnemen behoren tot slot tot de actieve participatie

(Dialoog Academie, z.d.).

Er zijn overeenkomsten met de begrippen van Jan Peeters inzake

ouderbetrokkenheid, die reeds in ‘1.2.3 De verschillende aspecten van

ouderbetrokkenheid’ werden besproken. De aspecten die Peeters hierbij

onderscheidt, namelijk kinder-, opvang- en beleidsbetrokkenheid, komen in de

participatiepiramide van Godderis terug in de overkoepelende term ‘actieve

participatie’. De basis van de piramide, het interesseniveau, zie je bovendien ook

terugkomen met wat Peeters onder kinderbetrokkenheid verstaat, namelijk dat

vele ouders interesse hebben in de beleving van hun kind (BOinK, z.d.).

1.3.3. Participatievormen

Jan Peeters onderscheidt vier categorieën binnen ouderparticipatie. De eerder

vermelde drie onderwerpen inzake ouderbetrokkenheid (kinder-, ouder- en

beleidsbetrokkenheid) kan je hieraan koppelen. De mate waarin en het niveau

waarop een ouder bereid is deel te nemen aan de opvang komt tot uiting in de

verschillende soorten categorieën van ouderparticipatie (Van den Berg et al.,

2013, p.31) (BOinK, n.d.).

Een eerste categorie is die van het meeleven, waarbij de ouders actief

geïnteresseerd zijn in het hele gebeuren binnen de opvang en hoe hun kind zich

daar bij voelt. Deze ouders hechten waarde aan een goede communicatie en

informatie-uitwisseling met het opvangteam. Een tweede is die van het

meedoen, waarbij ouders graag hun handen uit de mouwen steken. Meedenken

is een derde categorie, deze bevat ouders die graag inspraak hebben,

bijvoorbeeld over de inrichting van een snoezelruimte. Tot slot heb je ook nog

ouders die willen meebeslissen over het beleid van de kinderopvang, dit is

meestal een kleine groep ouders die hiervoor interesse heeft (BOinK, n.d.) (Van

den Berg et al., 2013, p.31).

Aansluitend bij de vier categorieën van Jan Peeters hanteren Van den Berg et al.

(2013, p. 32-33) vijf participatievormen, die hieronder worden verduidelijkt. De

categorieën en de participatievormen kunnen ook worden gekoppeld aan de

inzichten van De Kimpe (2009).

Het niveau van samenleven ontstaat wanneer ouders en kinderbegeleiders met

elkaar in contact komen en elkaar beter leren kennen. Het opbouwen van een

vertrouwensrelatie is hier essentieel. Een eerste stap hiertoe is het welkom heten

van de ouders in de opvang, bijvoorbeeld tijdens het intakegesprek. Ouders

dienen hier een drempel te passeren, wat niet voor elke ouder even evident is.

Page 23: Ouders als partners betrekken in de buitenschoolse opvang

13

Een eerste te zetten stap is om er als opvangteam voor te zorgen dat iedere

ouder en ieder kind, ongeacht hun achtergrond, cultuur en taal zich in de opvang

welkom voelt. Mogelijkheden om de vertrouwensrelatie verder op te bouwen

en/of in stand te houden, zijn: inloopmomenten, koffieochtenden, het stellen van

vragen, informele gesprekken tijdens het brengen en halen van de kinderen.

Zoals hierboven reeds kort werd aangehaald dienen de ouders een bepaalde

drempel te passeren wanneer zij met hun kind naar de kinderopvang wensen te

gaan. Opvanginitiatieven dienen zich hiervan bewust te zijn en het nodige te

doen om deze drempels zo veel mogelijk weg te werken. Er kan hier een

onderscheid worden gemaakt tussen formele en informele drempels. Onder

formele drempels worden onder andere de verschillende gebruikte procedures,

de wachtlijsten, administratie en dergelijke verstaan. Informele drempels zijn

een weergave van onder andere de manier waarop de opvanginitiatieven zich

bekend maken, de manier waarop zij met de ouders communiceren, het

gehanteerde taalgebruik, de samenstelling van het opvangteam, enzovoort.

De manier waarop de opvang ouders betrekt bij het reilen en zeilen wordt ook

verstaan onder het niveau van samenleven. Een toegankelijke manier om

hiermee aan de slag te gaan, is door middel van verhalen en foto’s. Zo kan je op

een laagdrempelige manier, waarbij je bijna alle ouders betrekt, met elkaar in

dialoog gaan.

Het niveau van samen weten omvat het beschikbaar stellen van al de praktische

informatie van de organisatie voor de ouders, wat de basis voor

ouderbetrokkenheid en partnerschap vormt. Hulpmiddelen hiertoe zijn:

nieuwsbrieven, sms-berichten en website.

In het derde niveau, het niveau van samen werken, gaan de ouders en het

opvangteam samen aan de slag. De ouders bieden hier een ondersteunende rol

door het verlenen van hulp bij allerlei activiteiten. Voorbeelden hiervan zijn:

feesten, voorlezen, hand- en spandiensten en doemiddagen.

Hier worden ouders niet enkel als gebruikers van de kinderopvang, maar ook als

partners beschouwd. Wanneer ouders in de opvang een ondersteunende rol

kunnen vervullen, biedt dit gelegenheid tot het leggen van contacten met leden

van het opvangteam, alsook met andere ouders. Het biedt dus met andere

woorden een gelegenheid tot het uitwisselen van ervaringen en informatie.

Ouders die meedenken en adviezen geven over opvanggerelateerde zaken,

behoren tot het niveau van samen denken. Het samen denken hoeft niet

noodzakelijk op grootschalig vlak te gebeuren. Belangrijk hierbij is om niet alleen

rekening te houden met de wensen en behoeften van de ouders, maar ook met

die van het team. Denk hierbij aan het praktisch mee vormgeven van uitstappen,

feesten, inhoudelijke taken en afspraken en thematische ouderavonden.

Page 24: Ouders als partners betrekken in de buitenschoolse opvang

14

Tot het niveau samen beslissen, tot slot, behoren ouders die mee adviezen

geven, mee denken of –beslissen over onder andere het opvangbeleid en

praktische zaken. Door ouders een grote stem in je opvang te geven, creëer je

een groter draagvlak voor je beleid en zorg je voor een kwaliteitsvollere opvang

op maat. Een voorbeeld dat tot dit niveau kan behoren, is het inzetten van

ouders die zich ontfermen over nieuwe en/of anderstalige ouders die het

Nederlands (nog) niet machtig zijn.

Ook Ellie Kuipers (2002) geeft vijf mogelijke niveaus van participatie weer. De

benamingen zijn anders, maar de inhoud komt in grote mate overeen, met

uitzondering van enkele aspecten. Een eerste participatieniveau is dat van

informeren of mee weten. In deze fase worden ouders als volwaardige partners

beschouwd. Je informeert de ouders of je krijgt informatie van hen. Ouders

worden beluisterd, hun stem wordt gehoord, etc. Ouders krijgen informatie die

hen aanbelangt, zij moeten op de hoogte zijn van wat er allemaal in de

kinderopvang gebeurt.

Het tweede niveau is dat van consulteren of meedenken. In deze fase vraag je

raad aan de ouders over bepaalde aspecten van de kinderopvang, je vraagt hen

naar hun mening en probeert er in de mate van het mogelijke rekening mee te

houden. Dit kan gaan over wat er goed gaat in de kinderopvang, wat er minder

goed gaat, over wat er allemaal kan veranderen, etc. Ouders worden

gestimuleerd om hun visies uit te drukken.

In het derde niveau, het niveau van overleggen of meepraten overleg je met

ouders, maak je samen plannen, enzovoort. Er wordt betekenis gegeven aan de

mening van de ouders.

Ouders participeren bij het niveau van meebeslissen actief bij het nemen van

beslissingen. In tegenstelling tot de vorige niveaus, waar er geen expliciete

rekening wordt gehouden met de benadering van de ouders, worden ouders hier

wel actief betrokken op het moment dat de beslissingen worden genomen.

Het niveau van beslissen of meedoen, het vijfde niveau tot slot, omvat ouders

die alleen en op zelfstandige basis beslissingen nemen. Hier gaat het mee mogen

beslissen niet om een gunst, het is vanzelfsprekend dat ze deel uitmaken van het

beslissend orgaan. Ouders worden er niet toe verplicht, zij kunnen ook kiezen om

geen verantwoordelijkheid op te nemen.

De verschillende participatievormen zoals hierboven beschreven volgen elkaar

op, maar zijn niet volgens een bepaalde volgorde samengesteld. Het is belangrijk

om voor ogen te houden dat deze delen samen een geheel vormen, vermits ze

allemaal even belangrijk zijn en daardoor niet geheel los van elkaar kunnen

worden gezien (De Kimpe, 2009).

Page 25: Ouders als partners betrekken in de buitenschoolse opvang

15

De participatiepiramide van Godderis (2007), die reeds werd besproken, vormt

een link met de participatieniveaus. De verschillende niveaus kunnen worden

onderverdeeld in de bovenste laag van de piramide, namelijk de actieve

participatie. De andere lagen van de piramide vormen de basis om dergelijke

participatieniveaus te bekomen.

Er zijn allerlei mogelijkheden om aan ouderparticipatie te doen. Het kunnen

zowel de ouders zelf als de begeleiders van de kinderopvang zijn die de noden

betreffende ouderparticipatie aankaarten. Net zoals vastgesteld bij de

ouderbetrokkenheid is het participatieniveau ook hier afhankelijk van de

opvangcontext en de doelgroep. Het is belangrijk om steeds voor ogen te houden

dat ouders of begeleiders van IBO X andere verwachtingen kunnen hebben dan

ouders of begeleiders van IBO Y. Deze verwachtingen dienen naargelang de

opvangcontext te worden ingevuld. Met andere woorden: je moet iedere

opvangcontext apart bekijken en kijken wat de mogelijkheden zijn om bepaalde

verwachtingen te kunnen invullen (De Weyer & Van Laere, 2009).

Zo kan voldoende informatie-uitwisseling met aandacht voor het persoonlijke

contact een belangrijke aspect zijn dat ouders tijdens een bevraging aangeven.

Een ander belangrijk aspect dat tot ouderparticipatie behoort, is het op diverse

manieren in contact brengen van ouders, kinderen en begeleiders (De Weyer &

Van Laere, 2009).

Samenvattend komt het erop neer dat al deze participatievormen in het centrum

van de eerder besproken figuur 1 ‘Meaningfulness of parental involvement in

early childhood education: desirability, practicality and effectuality’ terug te

vinden zijn. Het komt er namelijk op aan dat zowel de kinderbegeleiders, de

ouders als de kinderen een invloed op dit hele proces hebben. Het handelen van

al deze betrokkenen geeft op zijn beurt vorm aan de organisatie zelf, dit bepaalt

de sfeer en bovenal of er al dan niet betrokkenheid en participatie ontstaat. De

opvangcultuur die hierdoor ontstaat, heeft bovendien impact op zowel het

welbevinden en de sociale ontwikkeling van de kinderen, de opvoedervaring en

netwerking van de ouders en op de motivatie van de kinderbegeleiders (Zhang,

2015).

1.3.4. Vaderparticipatie

Kinderopvanginitiatieven slagen er nog onvoldoende in om vaders bij de

kinderopvang te betrekken. Uit verschillende onderzoeken blijkt dat de effecten

van vaderparticipatie en –betrokkenheid erg groot zijn (Demuynck, 2006).

Zo omschreven Riley & Shalala (2000) het belang van vaderbetrokkenheid als

volgt: “(…) even very young children who have experienced high father

involvement show an increase in curiosity and in problem solving capacity. Highly

involved fathers also contribute to increased mental dexterity in children,

increased empathy, less sterotyped sexrole beliefs and greater self-control”.

Page 26: Ouders als partners betrekken in de buitenschoolse opvang

16

Een Australisch meetinstrument dat hiervoor werd ontwikkeld, is het ‘Principles

of Father-Inclusive Practice’. Het omvat negen principes die je als professional, in

de brede zin van het woord, kan toepassen. De principes zijn:

1. Father Awareness: stilstaan bij de rol die vaders in de opvoeding van hun

kinderen opnemen en welke impact dit heeft op de ontwikkeling van

kinderen.

2. Respecting Fathers: respect hebben voor belevingen, ervaringen, talenten

en capaciteiten van vaders.

3. Equity and Access: vaders als gelijkwaardige ouders benaderen, waarbij er

voor hen een zo toegankelijk mogelijke dienstverlening en ondersteuning

wordt voorzien.

4. Father’s Strenghts: vaders aanspreken op hun krachten en welke invloed

dit heeft op de ontwikkeling van hun kinderen.

5. Advocacy and Empowerment: vaders positief benaderen, hen empoweren

in hun rol als betrokken ouder.

6. Practioners’ Strengths: professionals tot inzicht brengen dat het voor hen

belangrijk is om ook voldoende aandacht aan de vaders te besteden.

Hiervoor hebben ze speciale kwaliteiten, vaardigheden en kennis nodig.

7. Partnerships with Fathers: vaders als gelijke opvoedpartners.

8. Recruitment and Training: bij de werving, training en ondersteuning van

het opvangpersoneel rekening houden met o.a. een evenwichtige

sekseratio.

9. Research and Evaluation: onderzoeken en evalueren of de opvang erin is

geslaagd om vaders voldoende te betrekken.

De vraag die hierbij kan worden gesteld, is welke elementen typisch zijn voor

vaders. Rekening houdend met de bovenstaande principes kan er worden

geconcludeerd dat voor vaders de father awareness en recruitment and training

kenmerkend zijn. Het is immers belangrijk om niet uit het oog te verliezen dat

vaders ook een belangrijke rol spelen in de opvoeding en de ontwikkeling van de

kinderen. Ook het team kan idealiter uit zowel mannen als vrouwen bestaan. Er

kan met andere woorden het best een quota rond worden gevormd. Wanneer het

team ook uit mannelijke collega’s bestaat is het voor de vaders laagdrempeliger

om naar de opvang te komen en kan dit bovendien ook de vaderbetrokkenheid

en –participatie bevorderen (Oostdam & de Vries, 2014, p.93-94).

Wanneer je het belang van vaderparticipatie en de meerwaarde ervan inziet, is

het nog geen evidentie om dit zomaar in de praktijk te integreren. Het is iets wat

Page 27: Ouders als partners betrekken in de buitenschoolse opvang

17

niet vanzelf tot stand komt, maar waar extra inspanningen voor nodig zijn en

waar het hele team achter dient te staan (Demuynck, 2006).

1.4. Ouderbetrokkenheid en communicatie

1.4.1. Algemeen

Om een zo goed mogelijke werking te bekomen, is voldoende contact tussen

ouders en het opvangteam aangewezen. Hiervoor dienen ze elkaar te leren

kennen, maar bovenal elkaar te leren verstaan. Een goede communicatie vormt

dus met andere woorden de basis van dit hele gebeuren (Ten Brinke, 2006).

1.4.2. De cirkel van vertrouwen

Dialoog vormt een brug tot ouderbetrokkenheid, vermits je hierdoor in de

ouderrelatie en in het vertrouwen investeert. Een instrument dat je hiervoor kan

gebruiken, is de cirkel van vertrouwen (Van den Berg et al. 2013, p. 48).

De cirkel bevat vier onderdelen met elk zijn specifieke functie, maar die elkaar

steeds beïnvloeden. Informatie en uitleg geven dient zowel door de ouders als

door de kinderbegeleiding op regelmatige basis te gebeuren. Het uitgangspunt

hier is dat zowel de ouders als de kinderbegeleiders elk hun expertise hebben en

dat beiden van elkaar kunnen leren (De Kimpe, 2009). Beide partijen moeten

aan elkaar al het noodzakelijke meedelen, zodat zij hiermee rekening kunnen

houden en er zo nodig op kunnen anticiperen. Het uitwisselen van informatie is

Figuur 3: Cirkel van vertrouwen

Page 28: Ouders als partners betrekken in de buitenschoolse opvang

18

in het belang van het welbevinden van de kinderen (Van den Berg et al. 2013, p.

43).

Kinderbegeleiders die naar de ouders toe duidelijk communiceren wat er van hen

wordt verwacht, is een voorbeeld van structuur bieden. De kinderbegeleiders

kunnen respect voor autonomie naar voren laten komen door de ouders als

individuen en in hun totaliteit (gewoontes, gedrag, opvoedmethoden, etc.) te

respecteren (Van den Berg et al. 2013, p. 44-46).

Emotioneel ondersteunen, tot slot, stimuleert in zekere mate de

vertrouwensrelatie met ouders. Het is voor de kinderbegeleiding de kunst om bij

moeilijke situaties correct te reageren en een steun voor de ouders te zijn (Van

den Berg et al. 2013, p.46).

1.4.3. Het pedagogisch raamwerk

Het belang van een goede communicatie tussen ouders en het team van de

kinderopvang is ook opgenomen in het pedagogisch raamwerk van Kind en Gezin

(2014). Hierin ligt de nadruk op het respect dat het team dient te hebben voor

de opvoeding van de ouders. Om dit te kunnen waarmaken, dient het team te

investeren in een voortdurende dialoog met de ouders. Het pedagogisch

handelen van de kinderbegeleiders kan immers niet los worden gezien van de

opvoedideeën en –principes van de ouders, zij dienen deze samen vorm te

geven. Er ligt een sterke nadruk op het uitgaan van de krachten van de ouders,

waarbij de kinderbegeleiders hen als eerste opvoeders van hun kind(eren) blijven

beschouwen (Kind en Gezin, 2014).

De kinderbegeleiders nemen ook een belangrijke opvoedkundige rol in de

ontwikkeling van de kinderen in. De kinderen brengen bovendien tal van uren in

de kinderopvang door. Het is daarom niet meer dan logisch dat zowel de

begeleiders van de kinderopvang als de ouders voldoende tijd nemen om met

elkaar in dialoog te treden en eventuele vragen en zorgen te delen. Kortom,

wederkerige relaties zijn hier belangrijk. Voor ouders betekent de kinderopvang

vaak, naast materiële, ook informationele, emotionele en sociale steun (Kind en

Gezin, 2014).

1.4.4. Warme band

Bij het aangaan van een dialoog is het voor beide partijen aangenaam als er

tussen hen een warme band bestaat. Ouders hechten hier veel belang aan. Zo

kan een vader het bijvoorbeeld essentieel vinden dat er een goede communicatie

is tussen het team van de kinderopvang en de ouders. Als hij zijn kind ophaalt,

wil hij graag horen wat zij in de opvang heeft meegemaakt. Hij vindt een echt

gesprek een meerwaarde, want op die manier krijg je zowel verbaal als non-

verbaal veel informatie. Hij geeft aan dat die gesprekken niet lang hoeven te zijn

en dat ze bovendien de relatie met de begeleiders bevorderen. Het is fijn als de

Page 29: Ouders als partners betrekken in de buitenschoolse opvang

19

ouders de mensen die mee voor hun kinderen zorgen beter leren kennen. Het

geeft immers vertrouwen wanneer de begeleiders voldoende tijd besteden aan

het persoonlijke contact met de ouders (Van Laere & Rutgeerts, 2015).

Wanneer het contact met de kinderbegeleiders en de ouders goed verloopt

binnen een kinderopvang ziet het team hier de voordelen van in en dit zowel

voor de kinderen, de ouders als voor zichzelf. Het vraagt de inspanningen en

communicatievaardigheden, maar het biedt een grote meerwaarde wat ook de

job boeiender maakt (Delvou, 2015).

Het is belangrijk dat de ouders zich veilig en welkom voelen in de opvang, maar

dit is echter geen evidentie (Oostkamp & de Vries, 2014, p. 83). Een aanzet

hiertoe is het hebben van een open houding naar de ouders toe, interesse te

tonen en hen op een respectvolle en gelijkwaardige manier te behandelen

(Schreurder et al., 2011, p.90). Hiertoe behoren ook het organiseren van diverse

activiteiten, ouders vertrouwd maken met de opvang en het team en zo

laagdrempelig mogelijk werken. Er mag niet worden vergeten om regelmatig

eens terug te blikken op dit proces en hierbij voldoende te reflecteren (Oostkamp

& de Vries, 2014, p. 83).

1.4.5. Anderstaligheid

Taal- en cultuurverschillen vormen in de praktijk vaak een heikel punt binnen de

communicatie tussen ouders en medewerkers van de kinderopvang. Dergelijke

obstakels kunnen een nefaste invloed hebben op het creëren van een warme

band tussen hen. Vele ouders weten vaak niet wat de opvang van hen verwacht

(Ten Brinke, 2006).

De kans bestaat hierdoor dat de meegedeelde informatie van de opvang niet

door alle gezinnen wordt begrepen, met alle gevolgen van dien. Het is daarom

aan te raden dat dergelijke communicatie in meerdere talen of op verschillende

manieren (pictogrammen, gebaren, foto’s, etc.) gebeurt. In het belang van de

kinderen is het immers noodzakelijk dat het opvangteam en de ouders elkaar

goed begrijpen (Peleman & Boudry, 2014). Om de kinderen zo goed mogelijk in

hun ontwikkeling te kunnen ondersteunen, is een regelmatige en doeltreffende

communicatie tussen ouders en kinderbegeleiders aangewezen (Ten Brinke,

2006).

Ten Brinke (2006) formuleerde enkele aanbevelingen voor ouders en de

organisatie om elkaar beter te kunnen verstaan. Zo raadt ze een regelmatig en

goed contact tussen ouders en de organisatie in kwestie aan, vermits dit de

afstemming van wederzijdse verwachtingen inzake de opvoeding van de

kinderen bevordert. Ze vestigt ook de aandacht op het feit dat er niet

verondersteld mag worden dat alle ouders die Nederlands spreken dit ook

effectief als eerste taal gebruiken. Er mag dus niet zomaar van worden uitgegaan

dat deze ouders steeds alles hebben begrepen. Aandacht voor non-verbale

Page 30: Ouders als partners betrekken in de buitenschoolse opvang

20

signalen, verschillen in waarden en normen, alertheid en geduldigheid blijven

steeds aangewezen. Zij raadt daarom aan om (belangrijke) opvanggerelateerde

schriftelijke informatie zowel in het Nederlands als in de moedertaal van de

ouders in kwestie mee te geven.

1.5. It takes a village to raise a child

Ouders zijn de eerste opvoeders van hun kinderen, maar zeker niet de enigen.

Tegenwoordig lijken ouders meer op zichzelf te zijn aangewezen wanneer het op

opvoeden aankomt, terwijl er vaak wel een netwerk van familie, vrienden,

kennissen, vrijwilligers en buren beschikbaar is. De Nederlandse Raad voor

Maatschappelijke Ontwikkeling en Raad voor Volksgezondheid en Zorg kwamen

bovendien beiden tot de conclusie dat gezinnen steeds minder beroep doen op

een sociaal netwerk (Nederlands Jeugdinstituut, 2010).

De informele vormen van steun moeten bovendien meer in de kijker worden

gezet, want interactie tussen ouders is immers een van de voornaamste

aspecten van opvoedingsondersteuning. Ouderschap is tenslotte niet neutraal,

vermits het in bijzondere omstandigheden, met bepaalde normen en waarden

plaatsvindt (Geens & Vandenbroeck, 2013).

Het concept ‘It takes a village to raise a child’ is dan iets waar terug meer belang

aan dient te worden gegeven. Het is oorspronkelijk een oude Afrikaanse

uitspraak, die tot de dag van vandaag nog steeds belangrijk is. De sociale

omgeving is van belang voor het opgroeien van kinderen. Het zijn dus met

andere woorden niet alleen de ouders, maar de combinatie van de ouders en een

breder sociaal netwerk die bijdragen aan de opvoeding van de kinderen

(Nederlands Jeugdinstituut, 2010).

Voornoemde kan worden omschreven als de ‘village’ (of de sociale

opvoedomgeving), waar er sprake is van een onderlinge betrokkenheid tussen

mensen en waarin zij samen verantwoordelijkheid nemen voor het opvoeden en

de ontwikkeling van kinderen. Dergelijk concept biedt tal van voordelen. Zo is er

sprake van medeopvoeders, ervaren ouders steun bij onzekerheden en/of vragen

en/of problemen in de opvoeding, kunnen ouders beroep doen op anderen indien

nodig, etc. Een ‘village’ heeft bovendien ook een gunstige invloed op de

ontwikkeling, het latere leven en het al dan niet voorkomen van problematisch

gedrag bij kinderen (Nederlands Jeugdinstituut, 2010).

Kinderopvanginitiatieven kunnen een belangrijke rol vervullen in de ‘village’. Zo

kunnen zij er zelf deel van uitmaken door sterk op zowel ouder- als

kinderparticipatie in te zetten. Ouders en begeleiders van de kinderopvang

worden als partners beschouwd, die beide bijdragen aan de opvoeding van de

kinderen. Het is bovendien ook belangrijk om een veilige en positieve omgeving

te creëren waar er mogelijkheden zijn tot ontmoeting, dialoog en

netwerkvorming (Nederlands Jeugdinstituut, 2010).

Page 31: Ouders als partners betrekken in de buitenschoolse opvang

21

1.6. Ouders en kinderbegeleiders als partners in

opvoeding

De kinderbegeleiders van de opvang kunnen als medeopvoeders worden gezien,

want samen met de ouders voeden zij de kinderen op, er is dus sprake van een

gedeelde opvoeding (Rutgeerts, 2015). Een principe dat tot het derde

participatieniveau, het niveau van samen werken, behoort (Van den Berg et al.,

2013, p. 32-33). Volgende Petersen is dit soort bondgenootschap vandaag de

grote kracht van de kinderopvang (Rutgeerts, 2015).

Ouders en kinderbegeleiders kunnen er samen voor zorgen dat de ontwikkeling

van de kinderen in kwestie zo optimaal mogelijk verloopt. Als

opvoedingspartners kunnen zij voor een gunstige omgeving zorgen, die zowel

thuis als in de opvang gelijkaardig is. Zo voorkomt men dat beide

opvoedomgevingen twee geheel verschillende leefwerelden voor de kinderen

worden (Oostdam & de Vries, 2014, p.79).

Voornoemde kan onder de maatschappelijke pijler ‘pedagogische functie’ van de

kinderopvang worden geplaatst. Binnen deze pijler is het onder andere belangrijk

dat het team van de kinderopvang de ouders voldoende betrekken, zodat ze de

opvoedingsverantwoordelijkheden met elkaar kunnen delen (De Weyer & Van

Laere, 2009).

Ook de projecten ‘Partners in opvoeding’, die het VBJK in enkele Brusselse

kinderopvangcentra uitvoerden, tonen de maatschappelijke relevantie van

ouderbetrokkenheid aan. Het doel van dergelijke projecten is de

kinderopvanginitiatieven te helpen groeien in de opvoedingsondersteuning die zij

aan de gezinnen bieden. Bij opvoedingsondersteuning heeft men onder andere

aandacht voor: de toegankelijkheid, de samenwerking tussen ouders en

kinderbegeleiders, de ouderbetrokkenheid en –participatie en het creëren van

een ontmoetingsplaats voor kinderen én hun ouders. VBJK ging tijdens dit

project samen met enkele Brusselse kinderopvangcentra met drie grote

onderwerpen aan de slag: het nagaan van de huidige opvoedingsondersteunende

rol, het in kaart brengen van inspirerende praktijken over het versterken van de

opvoedingsondersteunende rol, het formuleren van verbetervoorstellen en het

samen ontwikkelen van een draaiboek voor vernieuwende praktijken (Rutgeerts

& Vervaet, 2014).

1.6.1. Oudercontacten ter illustratie

Oudercontacten vinden niet alleen plaats tussen leerkrachten en ouders, maar

kunnen ook door de kinderopvang georganiseerd worden. Het heeft allerlei

doelen. Zo bevorderen ze het creëren van een positieve sfeer en een wederzijds

vertrouwen tussen het team van de kinderopvang en de ouders. Het biedt

daarnaast een gelegenheid om de verschillende visies op elkaar af te stemmen

Page 32: Ouders als partners betrekken in de buitenschoolse opvang

22

en te bespreken. Het derde doel bevat het voldoende kunnen uitwisselen van

belangrijke informatie over het kind (Schreurder, Boomgaard, Fukkink & Hoex,

2011, p. 92).

Er zijn verschillende mogelijkheden waarop de oudercontacten binnen de

kinderopvang kunnen worden georganiseerd. Ze hoeven niet noodzakelijk groots

gezien te worden, het is afhankelijk van de organisatiecontext welke vorm kan

worden toegepast. Zo kunnen er korte informele gesprekken plaatsvinden

wanneer ouders hun kinderen komen brengen of ophalen. Op zulke momenten

wordt de belangrijkste informatie, alsook de gebeurtenissen van die dag

uitgewisseld. Jaarlijks kan er een- of tweemaal een tienminutengesprek worden

ingelast, waarbij het gedrag en het welbevinden van de kinderen worden

besproken. Ook gezellige bijeenkomsten behoren tot een mogelijke vorm van

oudercontacten binnen de kinderopvang. Denk hier bijvoorbeeld aan een

barbecue, een koffieklets, een voorstelling, een tentoonstelling, etc. waar ouders

en kinderbegeleiders informeel met elkaar informatie kunnen uitwisselen.

(Schreurder, et al., 2011, p. 239).

1.7. Samenwerking tussen school en opvang

Het is in ieders belang wanneer scholen en de buitenschoolse opvanginitiatieven

met elkaar samenwerken, zij hebben namelijk heel wat

gemeenschappelijkheden: leren binnen en buiten de school, ontwikkelingskansen

aanbieden, inspelen op de heersende noden van de samenleving, etc. (Peleman

& Boudry, 2014).

Om het met de woorden van Peleman & Boudry (2014) te zeggen: “Hoe beter je

samenwerkt, hoe beter je elkaars werking kent en hoe meer je ieders expertise

respecteert en waardeert. De scholen en de opvang kunnen formele

overlegmomenten organiseren, zoals teamvergaderingen, overleg binnen de

Brede School of ouderavonden. De leraren en begeleiders kunnen samen een

gemeenschappelijke pedagogische visie ontwikkelen en studiedagen organiseren.

Beide organisaties werken tenslotte met eenzelfde groep kinderen en hun gezin.

[…] Maar ook de dagelijkse informele contacten tussen leerkrachten en

medewerkers van een buitenschoolse opvang zijn een meerwaarde. Zo krijgen

leerkrachten en begeleiders informatie over de belevingen van kinderen in de

klas of in de opvang.”

De buitenschoolse opvang en de basisschool zijn twee aparte organisaties, maar

desondanks kunnen zij niet volledig los van elkaar worden gezien. Zij hebben

hiervoor te veel gemeenschappelijkheden. Zoals uit het citaat van Peleman en

Boudry (2014) blijkt, krijgen de buitenschoolse opvang en de aangrenzende

basisscholen dezelfde gezinnen over de vloer. Een goede samenwerking tussen

beide, waarbij de nodige contacten worden gelegd en de belangrijkste zaken

gecommuniceerd, komt het welbevinden van de kinderen ten goede.

Page 33: Ouders als partners betrekken in de buitenschoolse opvang

23

Dergelijke samenwerking kan bovendien een antwoord bieden op het feit dat

ouders een onderscheid dreigen te maken tussen de school en de opvang. Zo

zijn zij bijvoorbeeld eerder geneigd om voornamelijk met de school gegevens

over hun kinderen uit te wisselen. De opvang komt hiervoor pas op de tweede

plaats te staan (Schreurder et al. 2011, p. 237).

Beide organisaties kunnen bovendien ook de handen in elkaar slaan om bepaalde

zaken vorm te geven. Zo kunnen ze op gezamenlijke tijdstippen oudercontacten

organiseren, waar de ouders zowel bij de opvang als bij de school terecht kunnen

voor het uitwisselen en bespreken van bepaalde informatie (Schreurder et al.

2011, p. 91). Zo is het bijvoorbeeld ook een meerwaarde voor zowel de kinderen

als de ouders wanneer zij met de opvanglocatie kunnen kennismaken op het

moment dat zij hun kind(eren) in de school inschrijven (De Kimpe, 2009).

Net zoals in de opvang kan de school een beleid rond ouderbetrokkenheid en –

participatie opzetten. De participatiepiramide van Godderis (2007) biedt hier een

antwoord op. Het richt zich voornamelijk tot het onderwijs, maar net doordat er

grote gelijkenissen zijn tussen de school en de buitenschoolse opvang kan deze

piramide in beide instanties worden toegepast.

Om een participatiecultuur in de scholen te bekomen, kunnen ook hier de

verschillende participatievormen die bij de buitenschoolse opvang van toepassing

zijn, zoals beschreven door Peeters, Kuipers, Van den Berg et al. worden

geraadpleegd. Het principe is hetzelfde, alleen de context is anders, maar deze

vormen kunnen naargelang de context en de behoeften van de betrokkenen

worden ingevuld.

1.8. Ouderbetrokkenheid en het welbevinden van de

kinderen

1.8.1. De impact van ouderbetrokkenheid op de kinderen

Ouderbetrokkenheid heeft een gunstig effect op het welbevinden van de

kinderen. Het effect van ouderparticipatie blijkt daarentegen geringer te zijn

(Van den Berg et a., 2013, p.21).

Dagelijks komen de kinderen, ouders en kinderbegeleiders van de buitenschoolse

opvang met elkaar in contact. Het is daarom belangrijk dat deze contacten goed

en zinvol verlopen (Delvou, 2015), ook al is dit niet altijd even evident door

bijvoorbeeld uiteenlopende ideeën en meningen van ouders en kinderbegeleiders

over de kinderen. In dergelijke situaties dient er een manier te worden gevonden

waarop beiden kunnen samenwerken. Een mogelijkheid hiertoe is het centraal

zetten van het welbevinden van de kinderen, want uiteindelijk willen zowel de

ouders als de kinderbegeleiding het beste voor hen (Schreurder et al., 2011, p.

89).

Page 34: Ouders als partners betrekken in de buitenschoolse opvang

24

De contacten die ouders en kinderbegeleiders met elkaar hebben, blijken een

invloed te hebben op het welbevinden van de kinderen. Voor het geven van

vertrouwen is het belangrijk dat de kinderen kunnen zien dat de ouders en het

team van de opvang respectvol met elkaar omgaan en samenwerken (Delvou,

2015). Zo ontstaat er een aangename sfeer waarin de kinderen zich veilig voelen

(Schreurder et al., 2011, p. 90-91). Bovendien is voor hen loyaliteit aan de

leefwereld erg belangrijk en om dit te kunnen realiseren is het aangewezen dat

hun ouders en het team van de opvang op een correcte manier met elkaar in

dialoog gaan (Rutgeerts, 2015).

Niet alleen in de kinderopvang is het betrekken van ouders belangrijk.

Ouderbetrokkenheid op school heeft een positieve impact op het welbevinden

van de kinderen. Zo is ouderbetrokkenheid tijdens ‘early childhood programs’

belangrijk (Hilando, Kallemeyn, & Philips, 2013). Dergelijke betrokkenheid kan

bovendien voor kleuters uit lage inkomensgezinnen een beschermde factor zijn

die zowel op cognitief als op emotioneel vlak veerkracht biedt (Waanders,

Mendez, & Downer, 2007).

Het betrekken van ouders is bijzonder belangrijk om de kinderen uit de lage

inkomensgezinnen zoveel en zo optimaal mogelijk onderwijskansen te bieden.

Wanneer leerkrachten en ouders met elkaar in dialoog gaan, komen de

leerkrachten meer te weten over de socio-culturele context waarin de kinderen

leven. Hierdoor kunnen zij het onderwijs op maat van deze kinderen afstemmen

(Waanders, Mendez, & Downer, 2007). Kortom, ouderbetrokkenheid kan voor

een bescherming bieden tegen onder andere gedragsproblemen of schoolfalen.

Het bevordert de relatie tussen leerkrachten en ouders, alsook de

schoolaanwezigheid van de kinderen, attitudes, gedragingen, (mentale)

gezondheidstoestand van de kinderen, etc. (Hornby & Lafaele, 2011).

Ook in Nieuw Zeeland werd de rol van ouderbetrokkenheid betreffende het

welbevinden van kinderen vastgesteld. Het verbeteren van onderwijsresultaten,

verbeteringen in de houding, gedrag en schoolaanwezigheid, verbeteringen in

hun mentale gezondheid zijn positieve aspecten die hierbij worden ondervonden

(Hornby & Witte, 2010).

Ouderbetrokkenheid heeft niet alleen een positieve invloed op het welbevinden

van de kinderen, maar ook op de ouders en de kinderbegeleiders. Voor de

ouders betekent het een bevordering van de leerervaring en hun netwerken.

Voor de kinderbegeleiders stimuleert het de motivatie en het kunnen innemen

van meerdere rollen (Zhang, 2015).

Page 35: Ouders als partners betrekken in de buitenschoolse opvang

25

2. Theoretisch kader

Page 36: Ouders als partners betrekken in de buitenschoolse opvang

26

3. Onderzoekscontext

3.1. Inleiding

In dit hoofdstuk wordt eerst en vooral het begrip IBO verduidelijkt, samen met

de maatschappelijke functies die hiermee verbonden zijn. In het tweede deel

wordt de organisatie die aan dit onderzoek deelnam kort voorgesteld. Er volgt

vervolgens een kleine weergave over het thema ouderbetrokkenheid dat binnen

deze organisatie van toepassing is.

3.2. Initiatief buitenschoolse opvang (IBO)

Initiatief Buitenschoolse Kinderopvang is groepsopvang die voor

basisschoolkinderen van tweeënhalf tot twaalf jaar voor en na schooltijd, op

woensdagnamiddag, op schoolvrije dagen en gedurende schoolvakanties wordt

georganiseerd (Kind en Gezin, 2014). Dergelijke opvang wordt voorzien in de

daarvoor voorziene ruimtes, dit kan in het schoolgebouw zelf of in een apart

gebouw dicht bij de school. De IBO’s kunnen door Kind en Gezin worden erkend

en gesubsidieerd, maar dit is niet altijd het geval. Sommige IBO’s kunnen

namelijk ook van de gemeenten afhankelijk zijn.

De buitenschoolse opvang in Vlaanderen en Brussel vervult enkele

maatschappelijke functies die onder een drietal pijlers worden onderveeld.

Idealiter worden deze drie met elkaar verweven en wel om een zo kwalitatief

mogelijke kinderopvang te bekomen. De eerste of de economische functie biedt

een evenwicht voor de ouders in het werk- en gezinsleven, dankzij de

buitenschoolse opvang kunnen ouders buitenshuis gaan werken. Het creëren van

gelijke arbeidskansen voor zowel mannen als vrouwen is een voornaam

onderdeel van deze functie. De tweede of de pedagogische functie omvat drie

belangrijke deelelementen, namelijk: de kinderen krijgen de mogelijkheid om

zelf invulling te geven aan hun vrije tijd en dit ter bevordering van hun spel- en

ontplooiingskansen; de opvang biedt een sociale experimenteerruimte; ouders

zijn zoveel mogelijk betrokken, opvoeding is een gedeelde verantwoordelijkheid.

De derde of sociale functie speelt in op het creëren van een meer rechtvaardige

samenleving waarbij kinderen deel kunnen uitmaken en mee vorm geven aan de

samenleving, o.a. door kinderparticipatie (De Weyer & Van Laere, 2009).

3.3. Landelijke Kinderopvang Stekelbees vzw

3.3.1. Korte voorstelling

De buitenschoolse opvang van Landelijke Kinderopvang Stekelbees te Kortenberg

biedt voor- en naschoolse werkingen voor alle schoolgaande kinderen uit de

gemeentescholen. Zij bieden tijdens de vakantieperiodes enkel opvang aan de

kleuters, de gemeente voorziet dan opvang voor de kinderen van de lagere

school (Landelijke Kinderopvang vzw, 2015).

Page 37: Ouders als partners betrekken in de buitenschoolse opvang

27

Binnen Landelijke Kinderopvang Kortenberg zijn er vier opvanglocaties, namelijk:

Everberg, de Regenboog, Klimop en Boemerang onder leiding van een voltijdse

en een halftijdse verantwoordelijke. Samen maken er zo een 1.145 gezinnen

gebruik van deze opvanglocaties. De locaties Everberg en de Regenboog

maakten deel uit van dit onderzoek en worden hieronder verder toegelicht

(Landelijke Kinderopvang vzw, 2015).

Everberg is een door Kind en Gezin erkende opvanglocatie met een

maximumcapaciteit van zesendertig kinderen. De kinderen worden dagelijks

opgevangen door drie vrouwelijke en een vrouwelijke kinderbegeleiders met een

leeftijdscategorie tussen zeventwintig en vijfendertig jaar. Door de erkenning

staat Kind en Gezin ook in voor de financiering van deze opvang en Landelijke

Kinderopvang zorgt voor de nodige financiële aanvullingen (Landelijke

Kinderopvang vzw, 2015). Opvanglocatie Everberg beschikt over een eigen

locatie waarin zij de kinderen kunnen opvangen, deze is gelegen naast de vrije

basisschool De Negensprong. Er zijn aparte ruimtes voorzien voor de kleuters en

de lagere schoolkinderen. De kleuters worden in de ruimtes beneden opvangen,

terwijl de ruimtes voor de kinderen van de lagere school boven zich op de

bovenverdieping bevinden.

De Regenboog is een gemelde opvanglocatie met zeven vrouwelijke

kinderbegeleiders met een leeftijdscategorie tussen twintig en zevenvijftig jaar.

Een gemelde opvang houdt in dat deze niet door Kind en Gezin is erkend, maar

dat de gemeente opvang voorziet. In tegenstelling tot de erkende opvang staat

er bij een gemelde opvanglocatie geen limiet op het aantal kinderen dat dagelijks

van de opvang gebruik kan maken. In dit geval staat de gemeente in voor de

financiering van deze locatie. Eveneens voorziet Landelijke Kinderopvang hier de

nodige financiële aanvullingen (Landelijke Kinderopvang vzw, 2015). Deze

opvanglocatie beschikt niet over een eigen locatie waarin zij de kinderen kunnen

opvangen. Zij kunnen met de kinderen terecht in ruimtes van de basisschool De

Regenboog. Ook hier zijn er aparte ruimtes voorzien voor de kleuters en de

lagere schoolkinderen. De kleuters worden opgevangen in het onthaalklasje,

terwijl de kinderen van de lagere school in de eetzaal worden opgevangen.

3.3.2. Ouderbetrokkenheid

De missie van deze organisatie luidt als volgt: “Kinderopvang op maat van

kinderen en ouders, op maat van medewerkers en partners. Kinderopvang

duurzaam, creatief en vernieuwend met een open blik op de wereld.

Kinderopvang waar iedereen zichzelf kan zijn, verbonden met elkaar en met de

organisatie waar afspraken ondersteuning bieden. Kinderopvang waar ieder kan

groeien, bouwend aan de maatschappij van morgen.” Het is een overkoepelende

visie waar onder andere ook aandacht wordt geschonken aan ouders. Hierdoor

vormt het een eerste uitgangspunt inzake ouderbetrokkenheid (Landelijke

Kinderopvang vzw, 2015).

Page 38: Ouders als partners betrekken in de buitenschoolse opvang

28

Landelijke Kinderopvang Stekelbees werkte zijn pedagogische visie uit aan de

hand van acht ankers. Een van deze ankers staat voor ‘Ouders zijn de eerste

opvoeders!’. Hiermee bedoelen ze dat ze de band tussen ouder en kind

accepteren, samen met de ouders praten over de opvoeding van hun kind(eren),

aan wederzijds respect en vertrouwen werken, ervoor zorgen dat alle ouders zich

welkom voelen in de opvang, een open communicatie hanteren en in woord en

beeld over de opvangdag vertellen (Landelijke Kinderopvang vzw, 2015).

Zij werken ook steeds aan de hand van strategische doelen om hun werking te

optimaliseren. Een van deze doelen die voor 2015-2020 werd opgesteld, is dat

alle ouders en kinderen welbevinden en betrokkenheid in de kinderopvang

ervaren (Landelijke Kinderopvang vzw, 2015).

In het huishoudelijk reglement staat ook te lezen dat de betrokkenheid van

kinderen én ouders hen nauw aan het hart ligt en dat er hiervoor plaatselijke

initiatieven worden genomen. De ouders hebben tijdens de openingsuren van de

opvang ook toegang tot de lokalen waar de kinderen worden opgevangen. De

mening van de ouders is van belang en deze word ook regelmatig bevraagd

(voornamelijk via enquêtes). Indien ouders met vragen of opmerkingen zitten,

wordt hiervoor de nodige tijd vrijgemaakt en kunnen zij steeds bij de

kinderbegeleiding of de verantwoordelijke terecht (Landelijke Kinderopvang,

2015).

Page 39: Ouders als partners betrekken in de buitenschoolse opvang

29

4. Methodologie: Actieonderzoek

4.1. Verklaring keuze

De methode die het beste bij dit onderzoek aanleunde, was actieonderzoek. In

dit onderzoek ging de onderzoeker gedurende twaalf weken samen met het

opvangteam van de Regenboog aan de slag. Het uitgangspunt was een

heersende nood die het team voordien had aangegeven, een situatie waar zij

graag verandering in zouden zien.

Het doel van dergelijk onderzoek was dat de onderzoeker ondersteuning bood

aan het team, waarbij het team uiteindelijk zelf de touwtjes in handen bleef

houden. Bepaalde inzichten en theorieën werden aangereikt, het team leerde

reflecteren en kritisch nadenken, alsook om samen tot een visie rond

ouderbetrokkenheid en de hierbij horende ideeën te komen.

Bij dit soort onderzoek staat het cyclische proces centraal. De verschillende fasen

worden meerdere malen doorlopen om een zo optimaal resultaat te bekomen.

Kortom, het is en altijd durend proces.

4.2. Verloop actieonderzoek

4.2.1. Analyse

De eerste stap binnen dit onderzoek betrof participerende observaties in de

leefgroep van de Regenboog. Hier nam de onderzoeker als volledig participant

deel aan de werkingen. Er werd breed geobserveerd: de werking in zijn geheel,

zoals spelaanbod, kinderparticipatie, ouderbetrokkenheid, ouderparticipatie,

omgang van de kindbegeleiders met de kinderen, contacten tussen de kinderen

onderling, contacten tussen de teamleden, relatie tussen verantwoordelijke en

kindbegeleiders, etc. .

Uit de participerende observaties kwamen verschillende aspecten naar boven. In

de volgende stap werden deze met de verantwoordelijke besproken. In overleg

kwam uiteindelijk een onderzoeksthema tot stand. Nadien werden de

bevindingen van de kindbegeleiders betreffende dit thema tijdens de werkingen

bevraagd. Om zo een eerste zicht te krijgen op hun beleving hierbij en of het

realistisch en haalbaar was om rond dit thema onderzoek te voeren.

Het onderzoeksthema betrof het werken rond ouderbetrokkenheid en

–participatie. De probleemstelling die tijdens de observaties en gesprekken met

de verantwoordelijke en de kinderbegeleiders naar boven kwam, was het gemis

van het warme contact met de ouders. De onderzoeksvraag kwam aan de hand

van dit probleem tot stand: “Hoe kan een buitenschoolse opvang een warme

band creëren tussen ouders en kinderbegeleiders?”

Page 40: Ouders als partners betrekken in de buitenschoolse opvang

30

4.2.2. Ontwikkelen en plannen

Na het bepalen van het onderzoeksthema en bijkomende onderzoeksvragen was

het belangrijk om relevante wetenschappelijke literatuur te raadplegen om het

thema te kunnen verdiepen. De onderzoeker stelde vast dat zij door de

dataverzamelingstechnieken een antwoord op de deelvragen en de

onderzoekvraag wilde bekomen.

In de implementatiefase ging de onderzoeker samen met het team concreet aan

de slag. De verschillende dataverzamelingstechnieken werden uitgevoerd en er

werden acties in de praktijk geïmplementeerd. De implementatiefase gaf

duidelijkheid inzake het goed begrijpen en concretiseren van de methodes om

het warme contact met de ouders te bevorderen.

4.2.3. Verklaring keuze dataverzamelingstechnieken

Documentonderzoek en literatuurstudie

Om de visie van Landelijke Kinderopvang Stekelbees betreffende

ouderparticipatie en –betrokkenheid te kennen, was het relevant om aan

documentonderzoek te doen. Er werden documenten geraadpleegd die de

organisatie hiervoor opstelde, namelijk het document met de missie, visie,

doelstellingen en strategieën, datgene met de strategische doelen voor 2015-

2020 en het huishoudelijke reglement.

Voor een sterke opbouw van het gehele onderzoek was het raadplegen van

wetenschappelijke literatuur belangrijk. Hierdoor ontstond er een voldoende

basis en kennis over het thema, alsook nieuwe inzichten en uitgangspunten.

Het documentonderzoek bood een antwoord op de deelvraag: “Wat is de visie

van Landelijke Kinderopvang Stekelbees betreffende ouderbetrokkenheid en –

participatie?”. De literatuurstudie zorgde op zijn beurt voor een antwoord op de

vraag: “Welke invloed heeft een warme band tussen ouders en kinderbegeleiders

op het welbevinden van de kinderen?”.

Enquêtes

De kinderbegeleiders van de Regenboog en Everberg, alsook de ouders die van

deze opvanglocaties gebruik maken, namen deel aan de enquêtes. De enquêtes

werden eerst door de kinderbegeleiding ingevuld. Hiervoor werd ruimte voorzien

voor het begin van een teamvergadering. Bij het team van de Regenboog namen

ze alle zeven deel en bij het team van Everberg drie van de vier

kinderbegeleid(st)ers.

De ouderenquêtes werden via mail naar 232 ouders van opvanglocatie Everberg

en 421 ouders van opvanglocatie de Regenboog verstuurd. Er werd rekening

gehouden met het feit dat niet elke ouder over een e-mailadres beschikte,

Page 41: Ouders als partners betrekken in de buitenschoolse opvang

31

waardoor er ook schriftelijke enquêtes in de opvanglocaties werden meegegeven

aan de ouders die dit wensten.

De respons op de enquêtes was jammer genoeg niet hoog. Slechts elf ouders

van opvanglocatie Everberg vulden de enquête in. Hier werd er geen gebruik

gemaakt van de papieren versies. In opvanglocatie de Regenboog gaven

negenendertig ouders respons op de digitale enquêtes en twee op de papieren

versies. In totaal namen hier eenenveertig ouders aan de enquête deel.

Het documentonderzoek en de literatuurstudie vormde de inspiratie voor de

opbouw en verdieping van de enquêtes. De enquêtes waren op hun beurt het

startpunt voor de andere dataverzamelingstechnieken.

Na het afnemen van de enquêtes van de kinderbegeleiding verkreeg de

onderzoeker een antwoord op de volgende deelvragen: “Wat verstaat het team

onder een warme band met ouders?” en “Wat zijn de verwachtingen van het

team?”. De ouders gaven met het invullen van de enquêtes een antwoord op de

vraag wat zij onder een warme band met de kinderbegeleiders verstaan.

Semigestructureerde interviews

Een eerste semigestructureerde interview werd afgenomen bij een lid van de

werkgroep gelijke kansen van de gemeenteschool de Regenboog te Kortenberg.

Het op een zo laag mogelijke manier communiceren met anderstalige ouders is

een van de kernaspecten van deze werkgroep. Voor het onderzoek, maar ook

voor de werkgroep van de IBO an sich bood dit interview een meerwaarde om

inzicht te krijgen op het op een laagdrempelige manier communiceren met

anderstalige gezinnen.

Ouders van beide opvanglocaties konden via de enquêtes aangeven of ze al dan

niet bereid waren om aan een diepgaander interview deel te nemen. Enkel twee

ouders, een mama van dertig en een papa van vierenvijftig jaar, van

opvanglocatie de Regenboog waren hiertoe bereid.

Gezien het grote aantal ouders dat van beide opvanglocaties gebruik maakt,

waren twee deelnemende ouders zeer gering. Hierdoor sprak de onderzoeker

tijdens werkbezoeken enkele ouders aan om op die manier meer ouders bij de

semigestructureerde interviews te kunnen betrekken. Deze actie was echter

zonder resultaat. Wegens het geringe aantal deelnemers aan deze

dataverzamelingstechniek dient er rekening te worden gehouden met de

objectiviteit ervan.

De semigestructureerde interviews gingen dieper in op de persoonlijke

belevingen en bevinden van de ouders betreffende dit onderwerp. De selectie

hiervoor gebeurde door middel van de vooraf afgenomen enquêtes, omdat het

niet mogelijk was om alle ouders te interviewen.

Page 42: Ouders als partners betrekken in de buitenschoolse opvang

32

Er werd ook bij de verantwoordelijke een semigestructureerd interview

afgenomen. Het interview gaf een duidelijker beeld over haar visie op

ouderbetrokkenheid en –participatie, evenals haar verwachtingen hieromtrent.

De verantwoordelijke nam deel aan de focusgroepen, maar door dergelijk

interview kon ze haar eigen mening over dit onderzoeksthema concreet

toelichten. Ze gaf zelf aan dat ze dit tijdens de focusgroepen niet kon doen,

omdat dit mogelijks voor terughoudendheid bij de kinderbegeleiding kon zorgen.

Het doel van deze interviews was om verder te bouwen op het

documentonderzoek en de enquêtes van de ouders. Het bood een verdieping op

de enquêtes, doordat zowel de ouders als de verantwoordelijke hun persoonlijke

meningen, noden en belangen verder konden toelichten.

Door het afnemen van al deze semigestructureerde interviews werd er een

antwoord bekomen op de volgende deelvragen: “Wat zijn de verwachtingen van

de verantwoordelijke?”; “Wat verstaan de ouders onder een warme band met de

kinderbegeleiders?”; “Hoe kunnen de kinderen worden betrokken bij het creëren

van een warme band tussen hun ouders en het team?”; “Welke invloed heeft een

warme band tussen ouders en kinderbegeleiders op het welbevinden van de

kinderen?”.

Focusgroepen

In de focusgroepen werd een focus op het thema ouderbetrokkenheid en –

participatie gelegd. De verantwoordelijke en de kinderbegeleiders van

opvanglocaties de Regenboog (zeven deelnemende kinderbegeleiders en de

verantwoordelijke) en Everberg (vier deelnemende kinderbegeleiders en de

verantwoordelijke) namen hieraan deel. Voor elk van deze opvanglocaties

werden telkens twee aparte focusgroepen voorzien. Er konden wegens

tijdsgebrek geen externen deelnemen.

De focusgroepen werden in twee delen opgedeeld. In het eerste deel kregen de

teamleden een terugkoppeling van de, tot op dat moment verzamelde gegevens,

waarna ze nadien zelf aan de slag gingen met het brainstormen om zo tot een

definitie te komen waar het hele team achter stond. In het tweede deel gingen

de teamleden aan de slag met het uitdrukken van hun verwachtingen

betreffende ouderbetrokkenheid en –participatie in de praktijk. Daarnaast

kwamen ze ook tot concrete voorstellen om dit in de praktijk te implementeren.

Met de bekomen resultaten van de focusgroepen kreeg het onderzoek meer vorm

en konden de teams hiermee concreet aan de slag in de praktijk. Belangrijk

hierbij was dat iedereen op een en dezelfde lijn stond en zich kon vinden in de

genomen beslissingen.

Page 43: Ouders als partners betrekken in de buitenschoolse opvang

33

Coachingsgesprekken

Er werden op regelmatige basis coachingsgesprekken ingepland, zodat er

mogelijkheid tot terugkoppeling was. Meningen, bezorgdheden, vragen,

bevindingen, etc. konden tijdens dergelijke gesprekken met elkaar worden

gedeeld. Het belang lag in het samen vormgeven van een bepaald proces. De

coachingsgesprekken vormden een vervolg op de focusgroepen, vermits de visie

en ideeën in de praktijk werden uitgevoerd en via de coachingsgesprekken

verder werden ondersteund en opgevolgd.

4.2.4. Samenvattend

De voornoemde informatie betreffende de aan bod gekomen fasen uit het

onderzoek worden in figuur 4 schematisch voorgesteld. De figuur is gebaseerd

op de cyclus van Strien die typerend is voor actieonderzoek. De verschillende

fasen werden in functie van dit onderzoek vormgegeven.

Page 44: Ouders als partners betrekken in de buitenschoolse opvang

34

Figuur 4: Fasen actieonderzoek, gebaseerd op de cyclus van Strien

Page 45: Ouders als partners betrekken in de buitenschoolse opvang

35

5. Resultaten

5.1. Inleiding

Het vijfde hoofdstuk biedt een uitvoerige bespreking van de resultaten die uit de

gezette stappen voortvloeiden. De bespreking gebeurt op een thematische wijze,

rekening houdend met de thema’s die tijdens de dataverzamelingstechnieken

aan bod kwamen.

5.2. Ouderbetrokkenheid en –participatie

De verantwoordelijke wil idealiter alle ouders en kinderen leren kennen, zodat ze

de ouders voldoende informatie kan meegeven en de kinderen bij naam kan

aanspreken. Dergelijke informatie-uitwisseling speelt een cruciale rol tijdens de

kleine dagelijkse ontmoetingen, bijvoorbeeld tijdens de breng- en haalmomenten

(Vandenbroeck, 2013).

Ze vindt het ook belangrijk dat ze er vanaf de eerste stap bij is om hen een

rondleiding te geven, gerust te stellen en voor te stellen aan de

kinderbegeleiding. Voor haar zijn dit allemaal aspecten om een goede basis

inzake ouderbetrokkenheid te bekomen. Het zich als ouders welkom voelen in de

opvang vormt immers een belangrijke eerste stap in het uitbouwen van een

relatie met ouders (Van den Berg et al., 2013). Het invoeren van wenmomenten

waarbij de ouders samen met de verantwoordelijke of een begeleider elkaars

wensen en verwachtingen kunnen bespreken, behoort hier eveneens toe (De

Kimpe, 2009).

De meerwaarde van een goed uitgebouwde ouderbetrokkenheid en –participatie

is volgens haar dat je dan veel meer te weten komt. Zaken die sommige ouders

vergeten door te geven en wat daardoor de nodige problemen met zich

meebrengt, zijn: allergieën, een bepaalde aanpak van de kinderen,

adreswijzigingen en nieuwe telefoonnummers.

“En da vind ik een gemiste kans. We proberen wel goed te communiceren met

de ouders en de school, ma ik heb het gevoel da als ge ne goeie band hebt met

de ouders da ze da automatisch meer zouden doen. Ik denk dan da we meer te

weten zouden komen over de kinderen en dan daardoor ook beter kunt inspelen

op de kinderen en waardoor gij ook ne betere band hebt met de kinderen.”

De visie van de verantwoordelijke op de meerwaarde van een goede

ouderbetrokkenheid en –participatie in de opvang sluit aan bij de inleidende

definiëring uit de literatuurstudie waarbij wordt vermeld dat ouderbetrokkenheid

elke vorm van bezorgdheid om, interesse in en ondersteuning van het eigen kind

is (COB, z.d.) en dat het een succesvolle ontwikkeling van de kinderen bevordert

wanneer de ouders en de begeleiding van de opvang een gedeelde

verantwoordelijkheid toepassen (Hilando, Kalleymeyn & Philips, 2013).

Page 46: Ouders als partners betrekken in de buitenschoolse opvang

36

In beide opvanglocaties maken ze geen onderscheid tussen vaders en moeders.

De verantwoordelijke merkt desondanks op dat toch eerder de moeders bij de

opvang betrokken is. Ze wil graag de vaders meer bij de opvang betrekken en

hoopt dit te kunnen doen wanneer ze bepaalde projecten gaan uitvoeren

(tuinproject Everberg) en/of activiteiten gaan organiseren (barbecue). In

dergelijke gevallen zullen ze de ouders op hun talenten, capaciteiten en krachten

aanspreken (Riley & Shalala, 2000).

Tot slot gaf de verantwoordelijke nog aan dat zijzelf en haar kinderbegeleiding

zeker open staan voor het concreter uitwerken van een beleid rond

ouderbetrokkenheid en –participatie, maar dat dit niet steeds van een leien dakje

loopt.

“Dus de wil is er wel, ma het is gewoon nie gemakkelijk om de weg te vinden

tussen niemand tegen het hoofd stoten, niemand op de tenen trappen en het

goede doen en da maakt het moeilijk.”

De kinderbegeleiders gaven aan ouderbetrokkenheid en –participatie belangrijk

te vinden. Het bevordert een goede werking van de opvang, alsook de opbouw

van een vertrouwensband en het voorkomt misverstanden tussen ouders en de

opvang. Voor hen is het creëren van een warme band tussen de ouders en de

kinderbegeleiding belangrijk, evenals het creëren van ruimte voor een babbel,

het krijgen van begrip en respect van ouders, ouders inzicht geven in het reilen

en zeilen van de opvang en info geven over de kinderen. Al deze factoren zorgen

mee voor een optimale werking binnen de opvang (De Kimpe, 2009), dit in het

voordeel van zowel de ouders als het opvangteam (Delvou, 2015). Ze dragen

bovendien ook bij aan het creëren van een ‘samen-cultuur’ (Van den Berg et al.,

2013, p. 38).

Grafiek 1: Tevredenheid ouders over de ouderbetrokkenheid in de opvang (de

Regenboog)

Page 47: Ouders als partners betrekken in de buitenschoolse opvang

37

Grafiek 2 Tevredenheid ouders over de ouderbetrokkenheid in de opvang (Everberg)

Net zoals de kinderbegeleiding werd ouderbetrokkenheid in de opvang over het

algemeen door de ouders belangrijk tot heel belangrijk bevonden. De meningen

van de ouders over de tevredenheid in verband met de ouderbetrokkenheid in de

opvang waren, zoals uit bovenstaande grafieken af te leiden, verdeeld. Zij

verschilden echter niet zozeer met de van de kinderbegeleiding.

Van de vijftig deelnemende ouders gaven er negen aan hieronder mee nadenken,

input geven en samen beslissen te verstaan. Voor acht deelnemers was het op

de hoogte zijn van het reilen en zeilen van de opvang belangrijk. Hierbij

aansluitend gaven zeven ouders aan dat feedback en informatie uitwisseling van

de kinderen belangrijk is. Een goede communicatie en een goed contact met de

kinderbegeleiding werd door vier deelnemers belangrijk bevonden. Twee

deelnemende ouders gaven aan interesse te hebben in activiteiten tijdens de

opvang. Een ouder gaf het maken van goede afspraken aan. Een andere ouder

verstond hieronder het regelmatig vragen naar de meningen van de ouders over

de opvang en tot slot gaf een ouder een overleg tussen de verantwoordelijke

en/of de kinderbegeleiding aan. Het overige aantal van de deelnemende ouders

had hier geen mening over.

De kinderbegeleiding van de Regenboog was van mening dat er een groot

verschil merkbaar was in het contact met de ouders van de vakantiewerkingen

en de dagelijkse werkingen. De vakantiewerkingen verliepen helemaal anders,

hier toonden de ouders meer betrokkenheid en bleven ze al eens staan voor een

babbel.

Ook de verantwoordelijke gaf hier aan niet tevreden te zijn over de basis binnen

deze locatie. Net zoals de kinderbegeleiding merkte ze de grote verschillen

Page 48: Ouders als partners betrekken in de buitenschoolse opvang

38

tijdens de dagelijkse werkingen en de vakantiewerkingen op. De oorzaak van

deze minder goede basis lag volgens haar de erg grote opvang met een groot

aantal kinderen, de frequente wissel in personeel en het feit dat de school zelf

wat weigerachtig tegenover de opvang staat. Al deze factoren beïnvloeden

volgens haar op een negatieve manier de band tussen de begeleiding en de

ouders.

“In de Regenboog ben ik nie tevreden over de basis eigenlijk. Tijdens de

vakantie, als we alleen de kleuters opvang, da zijn dan ook wel altijd dezelfde die

komen, die ken ik wel en die kent de begeleiding goe. En die ouders zeggen ook

al wel eens iets meer of die blijven staan voor een praatje. Maar ik denk dat het

de grootte van de opvang, het aantal kinderen dat er zit en de wissel in de

begeleiding zorgen ter voor da onze band daar nie goed is me de ouders.”

Het team ging daarom aan de slag om hier een antwoord op te kunnen bieden.

Om de visie rond ouderbetrokkenheid en –participatie vorm te geven, kwamen

ze allen samen tot een definitie, die later in de opvang voor de ouders visueel

zichtbaar werd gemaakt.

“Door ouderbetrokkenheid komt er respect en met respect kan je elkaar beter

leren kennen en zo leren de ouders de werking beter kennen. Zo leren de ouders

en de kinderbegeleiding samenwerken waardoor er meer betrokkenheid en meer

tijd komt.”

Bij IBO Everberg was de vaststelling dat de praktijk nog niet volledig op de visie

van Landelijke Kinderopvang was afgestemd. Er was al wel een bepaalde basis

gelegd waarop kon worden verder gebouwd. Er was voornamelijk nood aan

eenduidigheid over de verwachtingen van het team inzake het thema.

De verantwoordelijke beaamde dat er op zich wel een goede minibasis in de

opvang aanwezig was, maar dat het beter kon. Er worden in deze IBO wekelijks

ongeveer dezelfde groep kinderen opgevangen, waardoor iedereen de kinderen

en hun ouders kent. In deze locatie is er gelegenheid om op frequente basis een

babbel met de ouders te doen. Sommigen onder hen tonen ook al een bepaalde

mate van engagement, bijvoorbeeld wanneer er wordt gevraagd om bepaalde

zaken mee te brengen. Er is dus sprake van een goede relatie. De grootte van de

opvang speelt hier volgens de verantwoordelijke zeker een rol in. Het vormt een

positief aspect in het uitbouwen van een beleid rond ouderbetrokkenheid en –

participatie als er reeds een goede wederzijdse relatie tussen de ouders en de

kinderbegeleiding werd bekomen (Kruispunt Migratie – Integratie, 2016).

Om de reeds bestaande minibasis binnen deze IBO te kunnen uitbouwen, gaven

zij vorm aan hun visie rond ouderbetrokkenheid en –participatie. Hiervoor

stelden zij samen de volgende definitie op:

Page 49: Ouders als partners betrekken in de buitenschoolse opvang

39

“Ouderparticipatie betekent voor ons met de ouders samen te werken in een

sfeer van vertrouwen, respect en betrokkenheid, waarbij we voldoende info

krijgen en geven over de werking, het kind en anderen met een gezond

evenwicht.”

Met de bekomen informatie en resultaten in het achterhoofd werden er

vervolgens ideeën en voorstellen uitgewisseld. De focus lag hier op het bekomen

van een consensus over het in de praktijk vormgeven van deze definities. De

teams besloten om verschillende stappen te ondernemen. Een eerst stap was het

creëren van een “Stekelbeesboom”, een boom met foto’s van de teamleden en

de bijbehorende inlichtenfiches (zie foto in bijlagen).

De teams kwamen vervolgens ook tot het idee om vanaf september een week

van de kinderbegeleiding in te voeren. Hieronder verstaan ze het nemen van

foto’s van de verschillende activiteiten die tot hun job behoren. Van al deze foto’s

zullen er collages worden gemaakt en deze zullen met de ouders via de

Facebookgroep en/of via de Nieuwsbrief worden gedeeld. Ook de kinderen

kunnen hierbij worden betrokken. Zo kunnen zij als reporters worden

ingeschakeld die de kinderbegeleiders interviewen en verslagen maken. Het biedt

een antwoord op de wensen van ouders om te weten wie tot het team behoort

en wat het takenpakket van de begeleiding precies inhoudt.

Er kwam tijdens het onderzoek ook naar boven dat een samenwerking met het

oudercomité goed zou zijn om de ouderbetrokkenheid in de opvang meer vorm

te geven. De verantwoordelijke zal hier dan ook de nodige contacten leggen om

er vanaf het nieuwe schooljaar deel van te kunnen uitmaken.

Binnen de Regenboog werd besloten om de focus meer te leggen op de ouders

van de kleuters, vermits zij tijdens de vakantiewerkingen meer betrokkenheid

tonen dan de ouders van de lagere schoolleerlingen. Als er met deze ouders

reeds een warme band wordt opgebouwd, kan deze doorheen de verdere jaren

worden meegenomen. Het wil echter niet zeggen dat het team geen grotere

betrokkenheid met de andere ouders, integendeel, maar in functie van de

toekomst zal er een andere basis worden gelegd.

Binnen IBO Everberg kwam het idee om te werken met ouders met talenten. De

aanleiding hiertoe was een uitspraak van kinderbegeleidster M:

“Tien procent van de ouders geeft aan dat ze mee betrokken willen worden. Ik

wil daar toch iets mee doen. Het is dan misschien in het begin maar vijf man da

komt, maar naarmate kunnen dat er meer zijn. Het is belangrijk om volgens een

stappenplan te werken, bijvoorbeeld een driejarenplan.”

Al deze voorstellen zullen de basis verder versterken en zullen vanaf september

2016 concreet in de praktijk vorm krijgen, behalve de boom die reeds eerder

werd uitgewerkt. Vanaf dat schooljaar zullen ze een heel jaar rond dit thema

Page 50: Ouders als partners betrekken in de buitenschoolse opvang

40

werken. Het zal bovendien als een extra topic op de teamvergaderingen worden

toegevoegd.

5.3. Participatieniveau

De verantwoordelijke is van mening dat het participatieniveau in beide

opvanglocaties zeker tot het niveau van meebeslissen en meedoen mag geraken.

Bij het niveau van meebeslissen dacht ze aan praktisch haalbare zaken, zoals

bijvoorbeeld een ouder met het voorstel om een pyjamadag te organiseren. Het

niveau van meedoen zou ze heel graag bereiken. Ze wil dit vorm geven door

middel van het tuinproject in opvanglocatie Everberg of het organiseren van een

Vlaamse kermis in beide opvanglocaties. Ze benadrukte wel dat ze hier

momenteel nog niet klaar voor zijn, maar dat hier stapsgewijs naartoe zal

moeten worden gewerkt.

Het hele proces zal rustig opgebouwd worden, wat aansluit met wat De Kimpe

(2009) hierover schreef. Het is noodzakelijk om een goede basis inzake

ouderbetrokkenheid binnen de opvang uit te bouwen, alvorens met activiteiten te

starten. Er mogen hier dus met andere woorden geen overhaaste stappen

gebeuren, indien je een zo effectief mogelijke ouderparticipatie wenst te

bekomen.

Grafiek 3: Het participatieniveau volgens de ouders in de opvang aanwezig (de

Regenboog)

Page 51: Ouders als partners betrekken in de buitenschoolse opvang

41

Grafiek 4: Het participatieniveau volgens de ouders in de opvang aanwezig (Everberg)

De meningen van de ouders, zoals uit bovenstaande grafieken is af te leiden,

waren eerder verdeeld bij het beantwoorden van de vraag welk

participatieniveau in de opvang aanwezig was. Zo gaf de grote meerderheid,

namelijk dertig van de vijftig deelnemende ouders, aan dat volgens hen het

participatieniveau mee weten in de opvang van toepassing was. Het niveau

waarin er voldoende informatie wordt uitgewisseld en de ouders als volwaardige

partners worden beschouwd (Ellie Kuipers, 2002).

Binnen de Regenboog kwam het niveau ‘meedoen’ niet aan bod. Bij IBO

Everberg was dit het niveau van ‘meedenken’.

Grafiek 5: Het participatieniveau dat de ouders in de opvang wensen te bereiken (de

Regenboog)

Page 52: Ouders als partners betrekken in de buitenschoolse opvang

42

Grafiek 6: Het participatieniveau dat de ouders in de opvang wensen te bereiken

(Everberg)

Om een duidelijk beeld te scheppen van de verwachtingen van de ouders inzake

ouderparticipatie en om hier bij de uitwerking rekening te kunnen houden, werd

hen ook gevraagd welk participatieniveau ze in de opvang wilden bereiken. Ook

hier waren de meningen verdeeld. Uit grafieken 5 en 6 is af te leiden dat, in

tegenstelling tot grafieken 3 en 4, hier een minder duidelijke overheersing is van

het niveau mee weten. Er is een gelijkmatigere verdeling tussen de andere

participatieniveaus. In de Regenboog werd ondanks de grote verschuiving het

niveau ‘mee weten’, waarbij de ouders als volwaardige partners worden

beschouwd (Ellie Kuipers, 2002) nog het meeste aangeduid. In IBO Everberg

nam het niveau van ‘meepraten’, waarbij de mening van de ouders telt (Ellie

Kuipers, 2002), de bovenhand.

Ook bij de kinderbegeleiding waren de meningen verdeeld. Zo gaven drie

kinderbegeleidsters van de Regenboog aan dat het niveau van mee weten in de

opvang van toepassing was, twee kinderbegeleidsters vonden dat het niveau van

meedenken van toepassing was en drie anderen het niveau van meepraten.

Binnen IBO Everberg gaf iedere kinderbegeleid(st)er een ander niveau aan,

namelijk: mee weten, meepraten en meedoen. Het is realistisch dat de

verwachtingen en noden van de betrokkenen kunnen verschillen. In dergelijke

gevallen moet iedere opvangcontext apart worden bekeken en worden nagegaan

wat de mogelijkheden zijn om bepaalde verwachtingen in te vullen (De Weyer &

Van Laere, 2009).

5.4. Communicatie

De onderzochte locatie ‘de Regenboog’ kent een divers aantal gezinnen,

ongeveer veertig procent is de Nederlandse taal helemaal niet of in beperkte

mate machtig (Landelijke Kinderopvang, 2016). De verantwoordelijke gaf aan

Page 53: Ouders als partners betrekken in de buitenschoolse opvang

43

dat deze ouders vaak niet of niet volledig worden bereikt. Om die reden werd het

deel ‘communicatie’ in dit onderzoek mee opgenomen. Taal- en

cultuurverschillen die een heikel punt binnen de communicatie tussen ouders en

het opvangteam vormen, kunnen namelijk een nefaste invloed hebben op het

creëren van een warme band tussen hen (Ten Brinke, 2006).

Indien er sprake is van taalbarrières is het aan te raden om de communicatie in

meerdere talen of op verschillende manieren (pictogrammen, gebaren, foto’s,

etc.) mee te geven (Peleman & Boudry, 2014). Het is ook volgens Ten Brinke

(2006) aan te raden om belangrijke opvanggerelateerde schriftelijke informatie

zowel in het Nederlands als in de moedertaal van de ouders in kwestie mee te

geven.

Enkele van de bovenvernoemde aspecten komen terug in de werking van de

werkgroep. Zo zijn ze in eerste instantie gestart met het duidelijker en op een

laagdrempelige manier communiceren, zowel mondeling als schriftelijk. Bij

schriftelijke communicatie is het steeds belangrijk om de nodige aandacht te

schenken aan de lay-out en ook om gebruik te maken van een eenvoudig en

duidelijk taalgebruik, zonder hierbij teveel uitleg ineens te geven. Zij maken ook

steeds gebruik van pictogrammen. Indien nodig voegen zij aan de Nederlandse

brief ook een brief in een andere taal toe en geven dit enkel aan de ouders in

kwestie mee. Een anderstalige brief mag immers nooit alleen worden

meegegeven. In de richtlijnen van het ministerie staat dat dit is toegestaan,

maar enkel als het om belangrijke informatie gaat.

“We zijn veel duidelijker beginnen te communiceren, ook altijd met het gebruik

van pictogrammen.”

De werkgroep heeft een document met de veelgebruikte pictogrammen

opgesteld. Iedere werknemer maakt van deze pictogrammen gebruik om de

eenduidigheid hierin te bewaken. Het document werd bovendien in het begin van

het schooljaar aan alle ouders meegegeven.

“En we hebben daar dan wel voor gezorgd, we hebben een document van die

pictogrammen en dat gebruiken we nu, […] maar we willen dan ook dat de

leerkrachten dezelfde gebruiken. In het begin van het jaar hebben we dat dan

meegegeven aan de ouders van dit zijn de pictogrammen die wij gebruiken.”

Voor wat de mondelinge communicatie betreft, dient de opvang een eenvoudig

taalgebruik toe te passen dat niet te kinderachtig of te simpel is. Het gebruik van

gebaren kan hierbij ondersteuning bieden. Figuurlijk taalgebruik dient te worden

vermeden, omdat dit door de ouders in kwestie niet begrepen of verkeerd kan

worden geïnterpreteerd. Het rechtstreeks of persoonlijk aanspreken van deze

ouders heeft vaak wel een positiever effect dan het schriftelijk meedelen van de

communicatie. Dit laatste komt overeen met het regelmatige en goede contact

Page 54: Ouders als partners betrekken in de buitenschoolse opvang

44

tussen ouders en de organisatie, een aanbeveling van Ten Brinke (2006) om

elkaar beter te kunnen verstaan.

De verantwoordelijke gaf aan dat haar communicatie naar de ouders toe beter en

minder uitgebreid kon. Verder gaf ze aan dat ze bij de schriftelijke communicatie

beter pictogrammen zouden gebruiken, maar dat is geen evidentie. Ze hebben al

iets dergelijks geprobeerd en dit was niet bij alle ouders in goede aarde gevallen.

Ze gaven destijds de aangepaste communicatie met pictogrammen aan elke

ouder mee, waardoor vele Nederlandstalige ouders hier opmerkingen over

gaven. Zij voelden zich hierdoor belachelijk en dom.

“Het is hier een heel gevoelig publiek en alles wat je doet voor anderstaligen

word je op afgestraft, dus we zijn daar heel zoekend in.”

5.5. Warme band

De verantwoordelijke was van mening dat vooral de ‘nieuwere’ begeleiding nood

had aan een warmere band met de ouders. Het was namelijk opvallend dat de

ouders zich steeds tot dezelfde, vertrouwde kinderbegeleiders wenden. Zij gaf

aan dat de nieuwe kinderbegeleiders hun plekje bij de ouders nog dienen te

verdienen. Hier kan een link worden gelegd met wat Ten Brinke (2006) hierover

schreef, namelijk dat het hebben van een goed contact tussen ouders en het

opvangteam aangewezen is om een zo goed mogelijke werking te bekomen.

Hiervoor dienen ze elkaar te leren kennen.

Op de vraag hoe hier toe te komen, reageerde ze dat ze vooral moesten blijven

verder doen zoals ze bezig waren: vriendelijk, beleefd, behulpzaam en

respectvol. Met het terug actiever maken van de Facebookpagina en het creëren

van bekendheid door het leggen van de nodige contacten bij het oudercomité en

het inzicht geven van de jobinhoud van de kinderbegeleiding zou dit volgens

haar stilaan groeien.

Een warm contact betekent voor ouder 1 het door de kinderbegeleiding

gecontacteerd worden als er iets is, als er veranderingen zijn, kortom: op alle

vlakken. Hij gaf hierbij aan dat dit reeds het geval was.

De vertrouwelijkheid vormt voor hem de basis om deze band te kunnen

opbouwen. Ouders geven hun kinderen tenslotte in de handen van andere

mensen, dus hiervoor is het creëren van een beetje vertrouwen toch

noodzakelijk en dit werkt in twee richtingen.

Voor uuder 2 is warme band een persoonlijke aanpak, waarbij de

kinderbegeleiders zelf de stap naar de ouders zetten om hen aan te spreken over

het verloop van die dag. Dergelijke gesprekken hoeven zeker geen tien minuten

te duren, maar dit persoonlijke contact is wel nodig, zeker als er problemen zijn

of specifieke punten die open moeten kunnen worden besproken.

Page 55: Ouders als partners betrekken in de buitenschoolse opvang

45

“Het is echt, denk ik, een kleine moeite om te zeggen van deze week is het goed

geweest of hij heeft het goed gedaan deze week.”

Voornoemde behoort tot het onderdeel ‘informatie en uitleg geven’ van de cirkel

van vertrouwen. Het geven van informatie en uitleg dient zowel door de ouders

als door de kinderbegeleiding op regelmatige basis te gebeuren (De Kimpe,

2009). Beide partijen moeten aan elkaar het noodzakelijke meedelen, zodat zij

hiermee rekening kunnen houden en zo nodig hierop kunnen anticiperen. Het

uitwisselen van informatie is in het belang van het welbevinden van de kinderen

(Van den Berg et al., 2013, p. 43).

Opmerkelijk is dat deze meningen in grote lijnen overeenkomen met het

voorbeeld dat door Van Laere & Rutgeerts (2015) werd gegeven, namelijk dat

een vader het bijvoorbeeld essentieel vindt dat er een goede communicatie

tussen hem en het team is. Het is voor hem fijn de mensen die mee voor zijn

kind zorgen beter te leren kennen, dit geeft immers vertrouwen.

Ouder 1 kon geen aanvullingen geven waardoor de band tussen ouders en

kinderbegeleiders nog meer kon worden versterkt. Zelf had hij geen nood om

meer te participeren binnen de opvang. Hij was van mening dat de begeleiding

beter weet wat ze moeten doen. Hij benadrukte hier wel dat dit daarom niet zo

voor andere ouders het geval is. Niet iedere ouder heeft hiertoe dezelfde

behoefte (Schreurder et al., 2011, p. 237).

De tip die ouder 2 meegaf om deze band te versterken, was om als

kinderbegeleider oogcontact te maken met de ouders, hen te begroeten, aan te

spreken en/of verder te helpen. Zij gaf aan niet bij elke kinderbegeleider een

band te hebben, enkel met diegenen die voornoemde tips in hun werking

toepassen. Het maken van oogcontact met de ouders die toekomen, hoe klein

ook, stelt hen gerust. Deze geruststelling sluit aan bij het feit dat ouders zich in

de opvang veilig en welkom dienen te voelen om een warme band tussen hen en

het opvangteam te kunnen creëren (Oostkamp & de Vries, 2014, p. 83).

“Dat is klein oogcontact als je toekomt, maar da stelt gerust.”

De kinderbegeleiding gaf aan dat er zowel afremmende als bevorderlijke

elementen zijn betreffende het creëren van een warme band met de ouders.

Aspecten die voor hen nadelig zijn om een warme band te bekomen, zijn: de

onvriendelijkheid van de ouders, de onwetendheid van het takenpakket van de

kinderbegeleiders en het onderscheid tussen school- en vakantiedagen. De

elementen die daarentegen een positieve invloed hebben om een warme band te

bekomen, zijn: vriendelijkheid, feedback en info geven door de ouders en een tof

contact met de ouders hebben.

Page 56: Ouders als partners betrekken in de buitenschoolse opvang

46

5.6. Welbevinden kinderen

Het antwoord dat ouder 1 gaf op de vraag waarom volgens hem het warme

contact tussen de ouders en de opvang een invloed heeft op het welbevinden van

de kinderen, sluit aan bij wat Rutgeerts (2015) onder een gedeelde opvoeding

verstaat. Ze zijn partners en dragen samen bij aan het welbevinden en de

ontwikkeling van de kinderen.

“Ze ondersteunen een beetje de leerkrachten eigenlijk hé. Het is van int begin,

van als ge uw kind op school afzet eigenlijk da ze, ja, opvoeding krijgen, da ze

regels krijgen. Das zo het verlengde van de opvoeding van de ouders en ook van

de leerkrachten eigenlijk, das een verlengstuk eigenlijk hé.”

De mening van ouder 2 was dat het contact tussen de ouders en het opvangteam

wel ergens een invloed op de kinderen heeft. Als een ouder en een

kinderbegeleider aan het praten zijn en lachen, dan heeft dit een positieve

invloed op de kinderen in kwestie. Zo creëren ze een gevoel van vertrouwen. De

kinderen zien immers bij dergelijke situaties dat de ouders en het team

respectvol met elkaar omgaan (Delvou, 2015). Zeker kinderen van de lagere

school zijn hier, volgens haar, vatbaarder voor.

Op de vraag hoe de kinderen meer konden worden betrokken bij het versterken

van de band tussen de ouders en het opvangteam kon ouder 1 niet meteen een

antwoord bedenken. Hij was eerder van mening dat je kinderen moet begeleiden

en niet teveel los dient te laten.

Ouder 2 dacht hier aan het organiseren van een buitenspeeldag of een

kinderfeestje, waarbij ouders, kinderen en het opvangteam samen iets kunnen

doen. De kinderen kunnen dit dan organiseren, bijvoorbeeld een spel. Hier

mogen zij dan in zekere mate kiezen wat hun ouders en de kinderbegeleiders. Zo

worden er ook mogelijkheden gecreëerd om met elkaar te communiceren.

5.7. Samenwerking tussen school en opvang

De werkgroep gelijke kansen en de ouderraad zijn projecten, zoals ‘klassikale

oudercontacten’ aan het begin van het nieuwe schooljaar en een welkomteam

voor de nieuwe en anderstalige ouders, aan het uitwerken. Er werd

geconcludeerd dat er hiervoor met de bijbehorende opvang kon worden

samengewerkt om dit mee vorm te geven (Schreurder et al. 2011, p. 91.). Het is

tenslotte, gezien de gemeenschappelijkheden, in ieders belang wanneer

dergelijke samenwerking wordt vormgegeven (Peleman & Boudry, 2014).

“Moest da welkomteam van de ouderraad er komen dan zou die eigenlijk ook wel

kunnen samenwerken me de opvang.”

Page 57: Ouders als partners betrekken in de buitenschoolse opvang

47

De verantwoordelijke staat zeker open voor deze samenwerking, zij is hier al een

tijdje vragende partij naar. Hier lijkt geen vordering in te komen door het contact

met de school. In vergelijking met vroeger is er een betere band in opbouw.

Vooral met de directie en de kleuterjuffen begint het contact beter te lopen,

voornamelijk omdat de opvang blijft communiceren en de school begrijpt dat zij

het beste met de kinderen voor hebben. Door dergelijke dagelijkse informele

contacten krijgen de leerkrachten en de begeleiders informatie over de

belevingen van de kinderen in de klas of de opvang (Peleman & Boudry, 2014).

Het contact met de lagere school blijft echter moeilijk verlopen.

Het team van de Regenboog gaf aan dat het deugd doet wanneer de

leerkrachten hen aanspreken en ze een ‘Goedemorgen’ krijgen. Zij beaamden

ook een beter contact met de kleuterjuffen te hebben. Ze vinden het jammer dat

er sprake is van eenrichtingsverkeer. Zij dienen telkens de eerste stap te zetten

en het duurt lang alvorens ze respect en erkenning van de leerkrachten krijgen.

Ze hebben bovendien ook het gevoel soms wel tot de school te behoren en soms

ook niet.

Het team van Everberg gaf aan een goede samenwerking met de leerkrachten en

een goed contact met de directie te hebben en dat alle belangrijke informatie

wordt doorgegeven. Er kwam slechts een negatief aspect aan bod en dat was dat

de school wat meer aandacht moet hebben voor het sluiten van de poort.

Ouder 1 gaf aan dat hij dergelijke samenwerking belangrijk vindt, omdat de

opvang een verlengstuk van de school is. Hierdoor vindt hij het belangrijk dat de

opvang in de school zelf is.

Ook ouder 2 gaf aan dat ze een goede samenwerking tussen de school en de

opvang belangrijk vindt, dat ze praktisch op elkaar zijn ingestemd en goede

afspraken maken. Een betere samenwerking kan door middel van de ouderraad

tot stand worden gebracht.

Page 58: Ouders als partners betrekken in de buitenschoolse opvang

48

6. Conclusie en discussie

6.1. Inleiding

In dit hoofdstuk wordt bij de conclusie een antwoord geboden op de

onderzoeksvraag. Een kritische kijk op dit onderzoek is terug te vinden bij de

discussie. Tot slot volgen de aanbevelingen voor diverse betrokken partijen.

6.2. Conclusie

De resultaten die uit dit onderzoek zijn voortgevloeid, bieden een antwoord op de

onderzoeksvraag: “Hoe kan een buitenschoolse opvang een warme band creëren

tussen ouders en kinderbegeleiders in het belang van het welbevinden van het

jonge kind?”.

In eerste instantie dient de buitenschoolse opvang te zorgen voor een

welkomstgevoel bij de ouders wanneer deze voor het eerst met hun kind(eren)

naar de opvang komen. De verantwoordelijke vervult hierin een eerste

belangrijke stap door hen te begroeten, een rondleiding te geven en hen gerust

te stellen. Het hele team dient de contacten met de ouders te onderhouden, dit

door oogcontact met hen te maken, hen te begroeten, te communiceren,

persoonlijke contacten te leggen en/of hen verder te helpen. Al deze factoren

zorgen voor geruststelling bij de ouders en brengen een sfeer van vertrouwen

voort bij zowel de kinderbegeleiders, de ouders als de kinderen. De

vertrouwelijkheid van zowel de ouders als van de kinderbegeleiders vormt op zijn

beurt de basis om een warme band te kunnen opbouwen.

Het is belangrijk dat het creëren van die warme band stapsgewijs gebeurt,

zonder het nemen van overhaaste beslissingen. Het uitwerken van een beleid

hier rond, rekening houdend met de verwachtingen van zowel de ouders als van

het opvangteam, vormt een cruciale stap. Om zoveel mogelijk ouders te kunnen

bereiken, is het belangrijk om, in de mate van het mogelijke, rekening te houden

met hun wensen en behoeften. Bovendien is het ook belangrijk om voor een

aangepaste communicatie te zorgen om ook de anderstalige ouders bij het hele

opvanggebeuren te kunnen betrekken. Het bevorderen van een goede relatie en

samenwerking met de scholen, alsook met de oudercomités speelt hierin een niet

te vergeten rol. Niet alleen om de contacten met de ouders te bevorderen, het

komt voornamelijk het welbevinden van de kinderen ten goede. De

buitenschoolse opvang kan nu eenmaal niet los van de bijbehorende school

worden gezien, vermits beide heel wat gemeenschappelijkheden hebben.

Hierdoor kunnen zij in bepaalde situaties hun krachten bundelen en hier samen

een antwoord op bieden, wat voor iedereen gunstig is.

Page 59: Ouders als partners betrekken in de buitenschoolse opvang

49

6.3. Discussie

6.3.1. Knelpunt

Een knelpunt binnen dit onderzoek was dat niet alle ouders werden bereikt. Er

kwam weinig respons op zowel de enquêtes als op de semigestructureerde

interviews. Het feit dat er hiervoor zowel schriftelijk als mondeling een oproep

werd gedaan, bleek weinig effect te hebben. Een mogelijke oorzaak hiervan

kunnen de taalbarrières zijn, waardoor een groot aantal gezinnen zich hierdoor

niet betrokken voelde. Het was, wegens het heersende gemeentebeleid, niet

mogelijkheid om de communicatie in het Engels of het Frans te doen, waardoor

er niet aan deze nood kon worden voldaan. Verder kan hier de vraag worden

gesteld of het al dan niet te maken heeft met de geringe betrokkenheid binnen

de opvanglocaties.

6.3.2. Onderzoekscontexten

Het onderzoek werd in twee verschillende onderzoekscontexten uitgevoerd,

namelijk: een grote gemelde en een kleine erkende opvang. Het was niet de

bedoeling om deze locaties met elkaar te vergelijken, vermits het heel andere

contexten betreft. Desondanks kan er toch worden gesteld dat over het

algemeen dezelfde aspecten in verband met ouderbetrokkenheid en –participatie,

en dan meer bepaald het creëren van een warme band, in beide locaties naar

boven kwamen. Het feit dat het om een kleine erkende of een grote gemelde

opvang gaat, blijkt hier geen grote invloed op te hebben.

6.3.3. Proces in ontwikkeling

Gedurende dit onderzoek werden de eerste stappen gezet in het uitbouwen van

een goede basis naar ouderbetrokkenheid en –participatie. Het is hier echter

belangrijk dat deze stappen verder dienen te worden opgevolgd en dat het

geheel verder wordt vormgegeven. Het is immers een proces in ontwikkeling.

Hierdoor konden niet alle stappen van het actieonderzoek worden doorlopen,

zoals het voeren van evaluatie, bijvoorbeeld. Er werden echter wel door beide

teams gedragen visies ontwikkeld en enkele concrete stappen uitgewerkt. Ook de

implementatiefase werd bereikt en wel door het tot stand brengen van een

‘Stekelbeesboom’ (zie foto in bijlage), waarbij de opvang een antwoord bood op

de vraag van de ouders wie er allemaal tot het team behoort (wie is wie?).

Page 60: Ouders als partners betrekken in de buitenschoolse opvang

50

6.4. Aanbevelingen

6.4.1. Opvangteams van Stekelbees de Regenboog en Everberg

6.4.1.1. Communicatie

Het is als opvang belangrijk om de ouders te laten kennismaken met de

jobinhoud van de kinderbegeleiding en hen voldoende te informeren over het

reilen en zeilen van de opvang. Ouders geven namelijk aan momenteel

onvoldoende van deze kwesties op de hoogte te zijn. Nochtans zijn dit

belangrijke zaken die aan de basis van ouderbetrokkenheid liggen. Er dient

daarom een methode te worden bedacht waarop deze informatie op een leuke en

originele manier aan de ouders kan worden meegedeeld.

De opvang besteedt idealiter voldoende aandacht aan de communicatie ten

opzichte van de anderstalige gezinnen. Een laagdrempelige schriftelijke en

mondelinge communicatie met een aangepast taalgebruik is hier een must. Het

gebruik van pictogrammen maakt de schriftelijke communicatie duidelijker. Het

is belangrijk dat er een lijst met pictogrammen wordt opgesteld met een

overzicht van de door de opvang gebruikte pictogrammen en dat deze lijst

consequent wordt toegepast. Bovendien dient deze lijst ook te worden

meegegeven aan de anderstalige ouders die geen of moeilijk Nederlands kunnen.

Het opvangteam mag de aangepaste schriftelijke communicatie enkel aan de

anderstalige ouders, die hier nood aan hebben, meegeven. Het is heel belangrijk

om hier voldoende aandacht aan te schenken en hierin een systeem rond uit te

werken, want momenteel is dit niet het geval en zorgt dit voor de nodige

strubbelingen bij de andere ouders.

6.4.1.2. Kinderparticipatie

In een buitenschoolse opvang is het belangrijk dat de kinderen voldoende

kunnen participeren, dit op zoveel mogelijk verschillende vlakken. De uitwerking

van een beleid rond ouderbetrokkenheid en –participatie biedt hier zeker kansen

toe. Het is een meerwaarde als de kinderbegeleiding deze kansen benut en de

kinderen hier vanaf het begin voldoende bij betrekt. Maak duidelijke afspraken

en laat de kinderen hier mee over brainstormen, voorstellen doen, dingen

uitwerken, etc. Kortom, werk vanuit de krachten van het kind. Hierdoor creëer je

niet alleen voor het team, maar ook voor de kinderen een gedragen beleid. De

kinderen maken tenslotte een groot deel uit van de opvang, zij brengen hier

behoorlijk wat uren van hun kindertijd door. Reden te meer dus om hen hier bij

te betrekken en hun stem hierin te laten horen. Tot slot is er een grotere kans

dat de ouders meer betrokken willen zijn en willen participeren bij de opvang als

zij merken dat dit samen door hun kinderen wordt vormgegeven.

Page 61: Ouders als partners betrekken in de buitenschoolse opvang

51

6.4.2. Landelijke Kinderopvang vzw en initiatieven buitenschoolse

opvang

6.4.2.1. Hechte samenwerkingsverbanden met scholen

Uit het onderzoek kwam meerdere malen naar boven dat een goede

samenwerking tussen de buitenschoolse opvang en de aangrenzende

basisscholen van groot belang is. Het leggen en onderhouden van de nodige

contacten is nodig om een efficiënte werking tussen beide te bekomen. De

buitenschoolse opvang en de school hebben namelijk heel wat

gemeenschappelijkheden ten aanzien van de kinderen. Het is dan ook in het

belang van het welbevinden van deze kinderen dat beide partners hun handen in

elkaar slaan en voldoende communiceren en ervaringen en kennis met elkaar

uitwisselen.

Een hechte samenwerking tussen school en opvang zorgt voor een goede

ondersteuning van zowel de kinderen als hun ouders. Door samen te werken

kunnen zij hun krachten bundelen en samen projecten vormgeven. Zo kan

bijvoorbeeld de buitenschoolse opvang van de Regenboog betrokken worden bij

het project ‘Welkomteam’ dat basisschool de Regenboog wil opstarten. Het biedt

een meerwaarde voor de ouders als beide instanties hier samen vorm aan geven,

vermits er zo stabiliteit en een grotere ondersteuning wordt geboden.

Er zijn allerlei mogelijkheden om tot deze samenwerking te komen. Eerst en

vooral is het aan elkaar voorstellen een cruciale stap. Het kennen van elkaars

organisatie, teamleden en werking is positief voor het uitbouwen van een sfeer

van vertrouwen, respect en appreciatie. Een andere mogelijkheid is door het

inlassen van vaste overlegmomenten die op regelmatige basis plaatsvinden, bij

voorkeur maandelijks. De verantwoordelijke, kinderbegeleiders, directeur,

leerkrachten en dergelijke kunnen hieraan deelnemen. Al deze betrokkenen

kunnen tijdens zo een overlegmoment onder andere de volgende zaken met

elkaar bespreken: kinderen met zorgbehoeften, kinderen die bepaalde

gedragingen stellen en dienen te worden opgevolgd, kwetsbare gezinnen, het

maken van bepaalde afspraken, uitwisselen van ideeën inzake projecten, etc.

6.4.2.2. Pedagogische visie

Momenteel kan er worden geconcludeerd dat de pedagogische visie betreffende

ouderbetrokkenheid en –participatie die door Landelijke Kinderopvang vzw werd

opgesteld niet door alle opvanglocaties kan worden toegepast. Het is daarom

belangrijk om als organisatie een pedagogische visie op te stellen die door alle

opvanglocaties kan worden nagestreefd.

Het is hiervoor belangrijk dat er voldoende met de praktijk wordt afgetoetst, dat

er wordt nagegaan wat al dan niet haalbaar is binnen de desbetreffende

opvanglocaties. Het is immers van belang dat deze visie door de betrokken

Page 62: Ouders als partners betrekken in de buitenschoolse opvang

52

teams van de buitenschoolse opvang wordt gedragen. Indien de praktijk

aangeeft dat zij de door Landelijke Kinderopvang vooropgestelde visie niet of niet

volledig kan nastreven, dient deze hier de nodige ondersteuning voor te bieden,

alsook de verwachtingen en haalbaarheid nogmaals na te gaan.

Er mag niet worden vergeten dat het een proces is dat stapsgewijs vorm krijgt

en waarin alle betrokkenen moeten worden gehoord. Een pedagogische visie die

bottum-down wordt vastgelegd en waarbij de praktijk geen inspraak krijgt en

bijgevolg niet aan kan voldoen, biedt geen meerwaarde voor de werking en het

contact met de ouders. Er worden dan verwachtingen gecreëerd die niet ingelost

kunnen worden en tot de nodige frustraties leiden. De boodschap luidt om

bottum-up te werken, af te toetsen en bij te sturen, waarbij communicatie een

onmisbaar element is.

6.4.3. Gemeente

6.4.3.1. Taalbeleid

Taal vormde tijdens dit onderzoek een grote belemmering. In de gemeente

Kortenberg geldt het principe dat alle communicatie, zowel schriftelijk als

mondeling, enkel in het Nederlands dient te gebeuren. Ook binnen de

buitenschoolse opvang en de basisschool is deze regel van toepassing, dit terwijl

er anderstalige gezinnen die de Nederlandstalige taal nog (niet) machtig zijn van

deze organisaties gebruik maken.

Een cruciale vraag die hier kan worden gesteld is, hoe we dan moeten tegemoet

komen aan het welbevinden van deze kinderen? Wat als er belangrijke zaken aan

de ouders dienen te worden meegedeeld, maar de ouders begrijpen de

Nederlandse taal niet goed? Het belang van het kind dient ten alle tijden voorop

te worden gesteld, zeker in bedreigende situaties. Hier mag de taal absoluut

geen barrière vormen.

De taalprincipes die de gemeente Kortenberg hanteert zijn bovendien

tegenstrijdig met deze van de Vlaamse overheid, meer bepaald het Vlaamse

Ministerie van Onderwijs. Zij stellen dat de anderstalige communicatie samen

met de Nederlandstalige kan worden meegedeeld. De Nederlandstalige

communicatie primeert, maar daarnaast kan er wel aandacht worden geschonken

aan de anderstalige gezinnen door hen bijvoorbeeld dezelfde communicatie in

hun eigen taal te bezorgen. Bovendien dient het om belangrijke communicatie te

gaan en enkel aan de gezinnen die hier nood aan hebben te worden

meegegeven.

Een aanbeveling die hier kan worden gegeven, is om dit principe ook op

gemeentelijk niveau door te trekken. De Nederlandse taal mag inderdaad voorop

worden gesteld, maar het belang van de kinderen staat hier nog altijd boven.

Indien nodig dient het gebruik van ook een andere taal mogelijk te worden

Page 63: Ouders als partners betrekken in de buitenschoolse opvang

53

gemaakt, zodanig dat iedere ouder op de hoogte is van de situatie betreffende

zijn/haar kind en hierin de nodige stappen kan zetten.

6.4.4. Vlaamse overheid.

6.4.4.1. Pedagogische coaches

Een conclusie die uit het onderzoek voortvloeit, is dat de verantwoordelijken van

de initiatieven buitenschoolse opvang met overvolle agenda’s kampen, waardoor

zij zich vaak enkel tot de basis kunnen beperken. Het uitwerken van een beleid

rond ouderbetrokkenheid en -participatie, bijvoorbeeld, komt op de to do list te

staan en zijn minder prioritair.

Zij geven ook aan dat ze te nauw betrokken partij zijn, waardoor het hen vaak

mist aan objectiviteit en een frisse blik. Ze staan meestal ook te dicht bij hun

kinderbegeleiding, waardoor deze dit eerder als extra werk dan een meerwaarde

voor hun werking beschouwen. Voor hen is het een must wanneer zij beroep

kunnen doen op iemand die niet of minder vertrouwd is bij de opvang, zodat

deze objectiever is en met een andere, frisse kijk met het team aan de slag kan

gaan.

Een laatste aanbeveling die hier kan worden gedaan, en die een antwoord biedt

op de vraag van vele verantwoordelijken, is het invullen van de noden aan

pedagogisch coaches. Het invullen van deze functies biedt een grote meerwaarde

voor de praktijk. Grote organisaties, zoals Landelijke Kinderopvang vzw, die vele

opvanglocaties onder zich hebben, zouden hier mits voldoende financiële

ondersteuning (subsidies) beroep op kunnen doen.

Page 64: Ouders als partners betrekken in de buitenschoolse opvang

54

Bibliografie

BOinK. (z.d.). Ouderbetrokkenheid. Gedownload op 9 december 2015, van

http://www.boink.info/media/f2d08317/Ouderbetrokkenheid%20def.pdf

COB. (z.d.). Ouderbetrokkenheid als basis. Geraadpleegd op 28 april 2016, van

http://www.ouderbetrokkenheid.be/sites/default/files/pdf/Participatiehuis%20en

%20Ouderbetrokkenheid%20als%20basis.pdf

Deboutte, G. (2004). Doet iedereen mee? Participatie als hefboom voor GOK.

Geraadpleegd op 28 april 2016, van

http://www.steunpuntgok.be/downloads/conferentie_2004_kadertekst_ouderbet

rokkenheid.pdf

Delvou, M. (2015). Vroeg begonnen is half gewonnen. Kiddo, 6(5), 20-22.

Demuynck, K. (2006). Ouderparticipatie ook voor vaders! Brochure. Gent: VBJK.

De Kimpe, C. (2009). Kinderopvang met sociale functie. Amsterdam: SWP.

De Weyer, W. & Van Laere, K. (2009). Buitenschoolse opvang in en met de

buurt. Drie casestudies van Brusselse IBO’s met nest- en webfunctie (XYZ-

principe). Gent – Brussel: VBJK vzw – VGC

Dialoog Academie. (z.d.). Interculturele ouderparticipatie. Zo doe je dat! Auteur.

Rotterdam: Platform INS.

Godderis, M.A. (2007). Participatiepiramide brengt allochtone oudersparticipatie

in kaart. School en Samenleving, 16, 113-132.

Geens, N. & Vandenbroeck, M. (2013). Early childhood education and care as a

space for social support in urban contexts of diversity. Early Childhood Research

& Practice, 21 (3), 407-419.

Hilando, V. A. & Kallemeyn, L. & Philips, L. (2013). Examining Understandings of

Parent Involvement in Early Childhood Programs. Early Childhood Research &

Practice, 15 (2), 1-9.

Hornby, G. & Lafaele, R. (2011). Barriers to parental involvement in education:

an explanatory model. Educational Review, 63 (1), 37-52.

Hornby, G. & Witte C. (2010). Parent Involvement in Inclusive Primary Schools in

New Zealand: Implications for Improving Practice and for Teacher Education.

International journal of whole schooling, 6 (1), 27-38.

Kind en Gezin. (2014). Een pedagogisch raamwerk voor de kinderopvang van

baby’s en peuters. Brussel: Kind en Gezin.

Kind en Gezin. (2014). Jaarverslag kinderopvang 2014. Brussel: Kind en Gezin.

Page 65: Ouders als partners betrekken in de buitenschoolse opvang

55

Kind en Gezin. (2016). Transitie decreet – Decreet in het kort. Geraadpleegd op

zondag 7 februari 2016, van http://www.kindengezin.be/kinderopvang/sector-

babys-en-peuters/transitie-decreet/decreet-in-het-kort/#Kinderopvang-is-goed-

voor

Kolle 37. (2013). ASP Kolle 37 – Konzept. Geraadpleegd op 25 april 2016, van

www.kolle37.de/konzept/leitbild.

Kruispunt Migratie-Integratie. (2016). Ouderbetrokkenheid. Geraadpleegd op 28

april 2016, van http://www.kruispuntmi.be/thema/gelijke-

onderwijskansen/ouderbetrokkenheid

Kuipers, E. (2002). Wat doen jullie op het gebied van kinderparticipatie? Kiddo 3

(3), 12-14.

Landelijke Kinderopvang vzw. (2015). Huishoudelijk Reglement Buitenschoolse

Opvang Stekelbees. Wijgmaal. Auteur.

Landelijke Kinderopvang vzw. (2015). Missie, visie, doelstellingen en strategie

[Databestand]. Auteur.

Landelijke Kinderopvang vzw. (2015). Strategische doelen 2015-2020.

[Databestand]. Auteur.

Landelijke Kinderopvang vzw. (2015). Kinddossiers. [Databestand]. Auteur.

Nederlands Jeugdinstituut. (2010). De kracht van de pedagogische civil society.

Brochure. Utrecht: auteur. Wat doen jullie op gebied van kinderparticipatie?

Kiddo, onbekend (3), 12-14.

Oostdam, R., & de Vries, P. (2014). Samen werken aan leren en opvoeden.

Bussum: Coutinho.

Overmaat, M. & Boogaard, M. (2004). Neemt ouderparticipatie af? Amsterdam:

SCO-Kohnstamm Instituut.

Peleman, B. & Boudry, C. (2014). Knopjesman. Handleiding. Gent: VBJK vzw.

Riley, R.W. & Shalala, D.E. (2000). A Call to Commitment: Fathers’ Involvement

in Children’s Learning. Jessup: U.S. Department of Education/U.S. Department of

Health and Human Services.

Rutgeerts, E. (2015). Opvoeden is opvoeden tot gemeenschap. Kiddo, 16 (6),

16-17.

Rutgeerts, E. & Vervaet, V. (2014). Kinderopvang en ouders: partners in

opvoeding. Eindrapport. Gent: VBJK.

Page 66: Ouders als partners betrekken in de buitenschoolse opvang

56

Schreurder, L., Boomgaard, M., Fukkink, R. & Hoex, K. (2011). Pedagogisch

kader kindercentra 4-13 jaar. Amsterdam: Reed Business.

Ten Brinke – van der Graaf, C. (2006). Elkaar verstaan. Maatwerk, 7, 170-172.

Van den Berg, I. Christiaanse, H., Dankers, L., Groot-Ketelaars, E. (2013).

Succes! met ouders. Werken met ouderroutines in onderwijs en opvang.

Nederland: Cedin BV.

Vandenbroeck, M. (2013). De blik van de Yeti. Amsterdam: SWP.

Van Laere, L. & Rutgeerts, E. (2015). Digitale heen-en-weersystemen. Kiddo, 16

(6), 23-25.

Waanders, C., & Mendez, J.L., & Downer, J.T. (2007). Parent characteristics,

economic stress and neighborhood context as predictors of parent involvement in

preschool children’s education. Journal of School Psychology, unknown (45),

619-636.

Zhang, Q. (2015). Defining ‘meaningfulness’: Enabling preschoolers to get the

most out of parental involvement. Australasian Journal of Early Childhood, 40

(4), 112-120.

Page 67: Ouders als partners betrekken in de buitenschoolse opvang

Bijlagen

Enquête kinderbegeleiders

1. Wat versta je onder ouderbetrokkenheid en ouderparticipatie?

2. Is ouderbetrokkenheid en ouderparticipatie belangrijk voor jou? Waarom wel/niet?

3. a) Hoe tevreden ben je over de ouderbetrokkenheid en ouderparticipatie in de

opvang?

- 1. Helemaal niet tevreden – 2. Niet tevreden – 3. Tevreden – 4. Heel tevreden –

b) Licht toe waarom.

4. Hieronder kan je de verschillende participatieniveaus terugvinden, m.a.w. wat

mogen ouders in de opvang doen. Duid aan welk participatieniveau bij jou in de

opvang van toepassing is.

Mee weten

Meedenken

Meepraten

Meebeslissen

Meedoen

5. Wat zijn je verwachtingen over ouderbetrokkenheid en ouderparticipatie in de

opvang? Wat wil je doen?

6. Welke ideeën heb je om aan ouderbetrokkenheid en ouderparticipatie te doen?

Page 68: Ouders als partners betrekken in de buitenschoolse opvang

Extra informatie bij de verschillende participatieniveaus (vraag 4)

1. Mee weten

In deze fase worden ouders als volwaardige partners beschouwd. Je informeert de ouders

of je krijgt informatie van hen. Ouders worden beluisterd, hun stem wordt gehoord, etc.

Ouders krijgen informatie die hen aanbelangt, zij moeten op de hoogte zijn van wat er

allemaal in de kinderopvang gebeurt.

2. Meedenken

Je vraagt raad aan de ouders over bepaalde aspecten van de kinderopvang, je vraagt

hen naar hun mening en probeert er in de mate van het mogelijke rekening mee te

houden. Dit kan gaan over wat er goed gaat in de kinderopvang, wat er minder goed

gaat, over wat er allemaal kan veranderen, etc. Ouders worden gestimuleerd om hun

visie uit te drukken.

3. Meepraten

Je overlegt met ouders, maakt samen plannen, doet voorstellen. Er wordt aan de mening

van ouders betekenis gegeven.

4. Meebeslissen

Ouders participeren actief bij het nemen van beslissingen. Bij de vorige niveaus wordt er

geen expliciete uitspraak gedaan over de mate waarin – bij een beslissing – rekening

wordt gehouden met de benadering van de ouders. Hier worden ze wel actief betrokken

op het moment dat de beslissingen worden genomen.

5. Meedoen

De ouders nemen alleen en zelfstandig beslissingen. Hier gaat het mee mogen beslissen

niet om een gunst, hier is het vanzelfsprekend dat ze deel uitmaken van het beslissend

orgaan. Zij beslissen mee, nemen mee verantwoordelijkheid. Ouders worden hier niet toe

verplicht, zij kunnen er ook voor kiezen om geen verantwoordelijkheid op te nemen.

Page 69: Ouders als partners betrekken in de buitenschoolse opvang

Enquête ouders

Toelichting:

“Beste ouders

Ik ben Melina, derdejaarsstudente Pedagogie van het jonge kind aan de Erasmus

Hogeschool Brussel. Ik loop momenteel mijn afstudeerstage van 15 februari tot en met

20 mei 2016 als pedagogisch coach in IBO Kortenberg. Ik zal tijdens deze stageperiode

een bachelorproef schrijven met als thema ‘ouderbetrokkenheid en ouderparticipatie’.

Om dit alles te kunnen realiseren en om een zo goed mogelijk resultaat te bekomen, zal

ik hierbij ook de ouders betrekken. Een eerste aanzet hiertoe is het invullen van een

korte vragenlijst (enquête) om zo een idee te krijgen hoe jullie naar ‘ouderbetrokkenheid

en ouderparticipatie’ kijken en wat jullie verwachtingen zijn. Hierdoor kan er een basis

voor het onderzoek worden gevormd, waarmee er nadien in de opvang verder mee aan

de slag kan worden gegaan. Mag ik daarom vragen of jullie de bijgevoegde vragenlijst

willen invullen a.u.b.?

Alvast bedankt!

Met vriendelijke groeten

Melina Roovers”

Page 70: Ouders als partners betrekken in de buitenschoolse opvang

1. Wat verstaat u onder ouderbetrokkenheid in de opvang?

2. Hoe belangrijk vindt u ouderbetrokkenheid in de opvang?

1 2 3 4 5

Helemaal niet belangrijk Heel belangrijk

3. Hoe tevreden bent u momenteel over de ouderbetrokkenheid in de opvang?

1 2 3 4 5

Helemaal niet tevreden Heel tevreden

4. Welk niveau van betrokkenheid is er momenteel in de opvang?

Mee weten

Meedenken

Meepraten

Meebeslissen

Meedoen

Andere:…

5. Welk niveau van betrokkenheid wilt u bereiken in de opvang?

Mee weten

Meedenken

Meepraten

Meebeslissen

Meedoen

Andere:…

6. Welke ideeën of tips heeft u om de ouderbetrokkenheid in de opvang te

verbeteren?

7. Bent u bereid om aan een interview dat dieper op deze enquête ingaat, deel te

nemen? Zo ja, gelieve uw klantnummer hieronder in te vullen of een mail te

sturen naar [email protected] waarin u laat weten dat u

graag wil deelnemen aan een interview.

Page 71: Ouders als partners betrekken in de buitenschoolse opvang

Geïnformeerde toestemming werkgroep gelijke kansen

Titel en korte beschrijving van het onderzoek:

Het interview kadert in een onderzoek naar het creëren van een warme band tussen

ouders en kindbegeleiders in de opvang, dit in functie van mijn bachelorproef. De focus

ligt in dit semigestructureerde interview op het communiceren met anderstalige

gezinnen om zo inzicht te krijgen op mogelijke methodieken. Dit interview dient als

exploratie in functie van het creëren van een warme band tussen ouders en

kindbegeleiders in de opvang, met hierbij ook de nodige aandacht voor de anderstalige

gezinnen.

Naam + contactgegevens onderzoeker:

Melina Roovers, studente Pedagogie van het jonge kind Erasmus Hogeschool Brussel

[email protected]

Methodologie van het onderzoek:

Semigestructureerd interview

Duur van het onderzoek:

Ongeveer 60 minuten

Vertrouwelijkheid en anonimiteit

Ik begrijp dat een geluidsopname of bewerking daarvan uitsluitend voor analyse zal

worden gebruikt. Er werd mij echter verzekerd dat alle onderzoeksgegevens zorgvuldig

achter slot bewaard zullen worden, dat gegevens op een volledig anonieme wijze

verwerkt zullen worden en dat de vertrouwelijkheid van het onderzoek steeds

gewaarborgd is. De opname van het interview wordt binnen zes maanden vernietigd, het

uitgetypte interview na twee jaar.

Vrijwilligheid en rechten

Mijn vragen zijn naar tevredenheid beantwoord. Ik ben er verder ook van op de hoogte

dat ik op het even welk ogenblik en voor om het even welke reden mijn vrijwillige

deelname aan dit onderzoek mag stopzetten en dat ik steeds om meer inlichtingen

betreffende het onderzoek kan vragen.

Voor eventuele vragen, klachten, etc. weet ik dat ik na mijn deelname terecht kan bij:

Melina Roovers, Studente Pedagogie van het jonge kind Erasmus Hogeschool Brussel,

[email protected]

Ik heb bovenstaande informatie gelezen en begrepen en heb antwoord gekregen op al

mijn vragen betreffende dit onderzoek. Ik stem toe deel te nemen.

Datum:

Naam en handtekening deelnemer Naam en handtekening student

Page 72: Ouders als partners betrekken in de buitenschoolse opvang

Interviewvragen werkgroep gelijke kansen

(semigestructureerd interview)

1. Ik heb vernomen dat jullie deel uitmaken van de werkgroep gelijke kansen.

a. Wat houdt deze werkgroep precies in?

b. Hoe is deze werkgroep tot stand gekomen?

c. Welke functies zijn er binnen de werkgroep en wat houden deze in (wie

doet wat)?

d. Wat is jullie streefdoel?

e. Wat zijn de belangrijkste aspecten van deze werkgroep? Kunnen jullie deze

kort even toelichten?

f. Hoe gaan jullie concreet aan de slag in de praktijk?

2. De school (Regenboog) kent een divers publiek. Hoe slagen jullie erin om de

anderstalige ouders via schriftelijke communicatie te bereiken, zodoende dat voor

hen alles begrijpbaar is?

3. Binnen Landelijke Kinderopvang beschikken wij over Engels- en Franstalige

inschrijvingsdocumenten. Door de afspraken binnen de gemeente communiceren

wij enkel met Nederlandstalige inschrijvingspapieren. Hoe verloopt bij jullie de

inschrijving met anderstalige ouders?

4. Welke tips kunnen jullie aan Ibo Stekelbees meegeven om op een laagdrempelige

manier met alle ouders te kunnen communiceren?

5. Zijn er nog aspecten die ik zeker niet uit het oog mag verliezen wanneer ik tijdens

mijn onderzoek ook de anderstalige ouders wil bereiken? Zo ja, welke?

Page 73: Ouders als partners betrekken in de buitenschoolse opvang

Geïnformeerde toestemming ouders (semigestructureerd

interview)

Titel en korte beschrijving van het onderzoek:

Het interview kadert in een onderzoek naar ouderbetrokkenheid en –participatie in de

buitenschoolse kinderopvang, dit in functie van mijn bachelorproef. Het doel van dit

semigestructureerde interview is om dieper in te gaan op enkele vragen in verband met

het creëren van een warme band tussen de ouders en de kinderbegeleiders. Dit

interview dient als exploratie in functie van het uitwerken van een visie rond

ouderbetrokkenheid en het meer vormgeven in de praktijk. De mening van de ouders is

hiervan een onderdeel en is de focus van dit interview.

Naam + contactgegevens onderzoeker:

Melina Roovers, studente Pedagogie van het jonge kind Erasmus Hogeschool Brussel

[email protected]

Methodologie van het onderzoek:

Semigestructureerd interview

Duur van het onderzoek:

Ongeveer 30 minuten

Vertrouwelijkheid en anonimiteit

Ik begrijp dat een geluidsopname of bewerking daarvan uitsluitend voor analyse zal

worden gebruikt. Er werd mij echter verzekerd dat alle onderzoeksgegevens zorgvuldig

achter slot zullen worden bewaard, dat gegevens op een volledig anoniemen wijze

verwerkt zullen worden en dat de vertrouwelijkheid van het onderzoek steeds

gewaarborgd is. De opname van het interview wordt binnen zes maanden vernietigd, het

uitgetypte interview na twee jaar.

Vrijwilligheid en rechten

Mijn vragen zijn naar tevredenheid beantwoord. Ik ben er verder ook van op de hoogte

dat ik op het even welk ogenblik en voor om het even welke reden mijn vrijwillige

deelname aan dit onderzoek mag stopzetten en dat ik steeds om meer inlichtingen

betreffende het onderzoek kan vragen.

Voor eventuele vragen, klachten, etc. weet ik dat ik na mijn deelname terecht kan bij:

Melina Roovers, studente Pedagogie van het jonge kind Erasmus Hogeschool Brussel,

[email protected]

Ik heb bovenstaande informatie gelezen en begrepen en heb antwoord gekregen op al

mijn vragen betreffende dit onderzoek. Ik stem toe deel te nemen.

Datum:

Naam en handtekening deelnemer Naam en handtekening student

Page 74: Ouders als partners betrekken in de buitenschoolse opvang

Interviewvragen ouders (semigestructureerd interview)

1. Wat verstaat u onder een warme band met de kindbegeleid(st)ers in de opvang?

2. Heeft u momenteel een (goede) band met de begeleiding van de opvang?

a. Zo ja, wat was voor u de basis om deze band op te bouwen?

b. Zo nee, waaraan ligt dit volgens u?

3. Hoe zou de band tussen u als ouder en de kinderopvang (nog meer) kunnen

verbeteren?

4. Een warme band tussen ouders en kindbegeleid(st)ers heeft een invloed op het

welbevinden van het kind. Hoe ziet u dit?

5. Hoe kunnen volgens u de kinderen worden betrokken bij het creëren van een

warme band tussen de ouders en de kinderbegeleiding?

6.

a. Is het voor u belangrijk dat de school en de opvang samenwerken in

verband met ouderbetrokkenheid? Waarom wel/niet?

b. Hoe kan die samenwerking worden vormgegeven?

Page 75: Ouders als partners betrekken in de buitenschoolse opvang

Geïnformeerde toestemming focusgroepen

Titel en korte beschrijving van het onderzoek:

De focusgroepen kaderen in een onderzoek naar het creëren van een warme band

tussen ouders en kindbegeleiders in de opvang, dit in functie van mijn bachelorproef. De

focus ligt in deze focusgroepen op het vormgeven van een definitie betreffende

ouderparticipatie en –betrokkenheid, alsook het stilstaan bij de verwachtingen van het

team en het uitwerken van ideeën. De focusgroepen dienen als vertrekpunt om nadien

in de praktijk concreet aan de slag te kunnen gaan.

Naam + contactgegevens onderzoeker:

Melina Roovers, studente Pedagogie van het jonge kind Erasmus Hogeschool Brussel

[email protected]

Methodologie van het onderzoek:

Focusgroep

Duur van het onderzoek:

Ongeveer 60 minuten

Vertrouwelijkheid en anonimiteit

Ik begrijp dat een geluidsopname of bewerking daarvan uitsluitend voor analyse zal

worden gebruikt. Er werd mij echter verzekerd dat alle onderzoeksgegevens zorgvuldig

achter slot bewaard zullen worden, dat gegevens op een volledig anonieme wijze

verwerkt zullen worden en dat de vertrouwelijkheid van het onderzoek steeds

gewaarborgd is. De opname van het interview wordt binnen zes maanden vernietigd, het

uitgetypte interview na twee jaar.

Vrijwilligheid en rechten

Mijn vragen zijn naar tevredenheid beantwoord. Ik ben er verder ook van op de hoogte

dat ik op het even welk ogenblik en voor om het even welke reden mijn vrijwillige

deelname aan dit onderzoek mag stopzetten en dat ik steeds om meer inlichtingen

betreffende het onderzoek kan vragen.

Voor eventuele vragen, klachten, etc. weet ik dat ik na mijn deelname terecht kan bij:

Melina Roovers, Studente Pedagogie van het jonge kind Erasmus Hogeschool Brussel,

[email protected]

Ik heb bovenstaande informatie gelezen en begrepen en heb antwoord gekregen op al

mijn vragen betreffende dit onderzoek. Ik stem toe deel te nemen.

Datum:

Naam en handtekening deelnemer Naam en handtekening student

Page 76: Ouders als partners betrekken in de buitenschoolse opvang

Geïnformeerde toestemming verantwoordelijke

(semigestructureerd interview

Titel en korte beschrijving van het onderzoek:

Het interview kadert in een onderzoek naar ouderbetrokkenheid en –participatie in de

buitenschoolse kinderopvang, dit in functie van mijn bachelorproef. Het doel van dit

semigestructureerde interview is om dieper in te gaan op enkele vragen in verband met

het creëren van een warme band tussen de ouders en de kinderbegeleiders om zo een

kijk te krijgen op de mening van de verantwoordelijke. Het interview biedt

ondersteuning bij de uitwerking van dit onderzoek.

Naam + contactgegevens onderzoeker:

Melina Roovers, studente Pedagogie van het jonge kind Erasmus Hogeschool Brussel

[email protected]

Methodologie van het onderzoek:

Semigestructureerd interview

Duur van het onderzoek:

Ongeveer 60 minuten

Vertrouwelijkheid en anonimiteit

Ik begrijp dat een geluidsopname of bewerking daarvan uitsluitend voor analyse zal

worden gebruikt. Er werd mij echter verzekerd dat alle onderzoeksgegevens zorgvuldig

achter slot bewaard zullen worden, dat gegevens op een volledig anonieme wijze

verwerkt zullen worden en dat de vertrouwelijkheid van het onderzoek steeds

gewaarborgd is. De opname van het interview wordt binnen zes maanden vernietigd, het

uitgetypte interview na twee jaar.

Vrijwilligheid en rechten

Mijn vragen zijn naar tevredenheid beantwoord. Ik ben er verder ook van op de hoogte

dat ik op het even welk ogenblik en voor om het even welke reden mijn vrijwillige

deelname aan dit onderzoek mag stopzetten en dat ik steeds om meer inlichtingen

betreffende het onderzoek kan vragen.

Voor eventuele vragen, klachten, etc. weet ik dat ik na mijn deelname terecht kan bij:

Melina Roovers, Studente Pedagogie van het jonge kind Erasmus Hogeschool Brussel,

[email protected]

Ik heb bovenstaande informatie gelezen en begrepen en heb antwoord gekregen op al

mijn vragen betreffende dit onderzoek. Ik stem toe deel te nemen.

Datum:

Naam en handtekening deelnemer Naam en handtekening student

Page 77: Ouders als partners betrekken in de buitenschoolse opvang

Semigestructureerd interview – verantwoordelijke IBO

Kortenberg

1. Wat versta jij onder ouderbetrokkenheid en –participatie in de buitenschoolse

kinderopvang? Hoe zou jij dit als coördinator van een team aanpakken?

2. Wat is volgens jou de meerwaarde van een goede ouderbetrokkenheid en –

participatie voor de kinderen? Hoe zou jij dit als coördinator van een team

aanpakken?

3. Hoe loopt dit momenteel binnen IBO Kortenberg en Everberg? Wat loopt goed,

wat kan beter? Hoe zou jij dit als coördinator van een team aanpakken?

4. De kinderbegeleiding gaf aan dat ze een warme band met de ouders willen

bekomen, hoe zie jij dit? Hoe zou jij dit als coördinator van een team aanpakken?

5. Wat is volgens jou nodig om deze band te bevorderen? Hoe zou jij dit als

coördinator van een team aanpakken?

6. Hoe kunnen volgens jou de kinderen worden betrokken bij de uitwerking hiervan?

Hoe zou jij dit als coördinator van een team aanpakken?

7. Welk niveau van ouderparticipatie wil jij bereiken binnen je opvangteam (mee

weten, meedenken, meepraten, meebeslissen, meedoen) en waarom? Hoe zou jij

dit als coördinator van een team aanpakken?

8. Hoe wil je concreet tot dit niveau komen? Hoe betrek je de ouders, het team en

de kinderen hierbij? Hoe zou jij dit als coördinator van een team aanpakken?

9. Vaak zijn vooral moeders nauw betrokken bij de initiatieven van de kinderopvang,

merk je dit ook binnen IBO Kortenberg? Hoe gaan jullie hiermee om? Hoe jij dit

als coördinator van een team aanpakken?

10. IBO Kortenberg kent een divers publiek met veel anderstalige gezinnen. Hoe ga je

om met die anderstaligheid? Wat loopt goed, wat kan beter? Hoe zou jij dit als

coördinator van een team aanpakken?

Page 78: Ouders als partners betrekken in de buitenschoolse opvang

De Stekelbeesboom