Opmerkingen op rapport ‘Herziening van de initiële beoordeling’ · 2018. 12. 20. · Zie Grote...
Transcript of Opmerkingen op rapport ‘Herziening van de initiële beoordeling’ · 2018. 12. 20. · Zie Grote...
Opmerkingen op rapport ‘Herziening van de initiële beoordeling’
Opmerking 1 Voor zwerfvuil is de toestand nog steeds problematisch.
Op basis van welke tijdsreeks werd beslist dat de toestand van zwerfvuil nog steeds problematisch is. Is
het level gekend waarbij zwerfvuil problematisch wordt voor het ecosysteem? Of wordt 'problematisch'
gekozen omdat er geen neerwaartse trend is? Of is dit enkel voor aangespoeld afval?
Antwoord Ja, geen duidelijke vermindering cfr. doel. Zie 2.8.
_____________________________________________________________________________________
Opmerking 2 Voor de meeste biologische effecten van contaminanten wordt een reductie waargenomen of een
goede beoordeling bekomen (EROD).
Zijn er nog andere biomerkers dan EROD opgenomen? Visziektes zijn meer een indicator voor de
algemene milieutoestand. En de met olie besmeurde vogels behoren niet tot de categorie van
biologische effecten.
Antwoord Werd verbeterd naar 'effecten'.
_____________________________________________________________________________________
Opmerking 3 Op pagina 4 – laatste alinea – wordt de toestand van het benthische habitat omschreven als niet
optimaal, voornamelijk door verstoring door visserij en meer bepaald de steeds overheersende
boomkorvisserij. Dit lijkt ons niet objectief en niet correct omschreven. Visserij brengt inderdaad een
bepaalde impact met zich mee, maar is zeker niet de grootste oorzaak van het verstoren van de habitat.
Andere menselijke activiteiten bezitten een veel grotere impact op het ecosysteem. Naar de toekomst
toe, met onder andere de verdubbeling van zones voorzien voor windmolenparken, zal die impact van
andere activiteiten enkel nog toenemen.
Antwoord De boomkorvisserij is momenteel de meest verspreide impact specifiek op de bodem en het
geassocieerde benthosleven. Er zijn inderdaad nog andere bodemberoerende activiteiten, maar die zijn
lokaler en meer geconcentreerd in kleinere zones dan de visserij.
_____________________________________________________________________________________
Opmerking 4 Sterke fluctuaties in kwaliteit van de stukken tekst.
Opnemen van bijkomende databronnen (meer specifiek over het pelagisch ecosystemen).
Pelagisch nagenoeg niet opgenomen in de doelstellingen (= blinde vlek in KRMS).
Antwoord Pelagisch: niet opgenomen als milieudoel, dus ook geen rapportage in deze cyclus. Er wordt bekeken
hoe we dit onderdeel van het ecosysteem kunnen opnemen in de volgende cycli.
_____________________________________________________________________________________
Opmerking 5 Steeds de relevante descriptoren vermelden bij de verschillende onderdelen van het document.
Antwoord Werd toegevoegd.
_____________________________________________________________________________________
Opmerking 6 Het zou interessant zijn een Annex toe te voegen met een overzichtelijke tabel met de doelen,
indicatoren, en het besluit inzake GES per descriptor. Dit vormt een mooie en overzichtelijke
samenvatting van het document.
Antwoord Dit werd overwogen, en een samenvattende, concluderende tabel met de evaluatie per indicator is
toegevoegd aan het document.
_____________________________________________________________________________________
Opmerking 7 Om de overzichtelijkheid te vergroten zou het zinvol zijn om als samenvatting een schema op te nemen
met de evaluatie van GES. Bvb. met groene en rode vinkjes per doel & indicator (cfr. infovergadering).
Antwoord Werd toegevoegd.
_____________________________________________________________________________________
Opmerking 8 stoffen, afval en energie (D5, 8, 9, 10, 11)
"Stoffen" zegt niet echt iets. Beter opsplitsen vervuiling - energie etc. Want in de samenvatting bv.
wordt 'stoffen' gebruikt voor chemische componenten in het milieu.
Antwoord Termen gebruikt conform de Commissiebeslissing.
_____________________________________________________________________________________
Opmerking 9 figuur 1.2: Ramsargebied vermelden.
Antwoord Werd aangepast in het rapport.
_____________________________________________________________________________________
Opmerking 10 Op het kaartje blz. 10 figuur 1.2. mis ik het Habitatgebied voor de kust tussen De Panne en Oostende.
Wat vroeger voorzien was volgens het habitatrichtlijngebied. Deze zone is toch niet vervangen door het
volledige gebied van de Vlaamse Banken. Of wel? De Vlakte van de Raan staat niet aangeduid op het
kaartje.
Antwoord Het voormalige habitatrichtlijngebied “Trapegeer-Stroombank” maakt nu inderdaad deel uit van de
Vlaamse Banken. De Vlakte van de Raan werd in 2005 bij de Europese Commissie aangemeld als
habitatrichtlijngebied (SBZ-H). De Raad van State vernietigde echter de Belgische aanwijzing van de
Vlakte van de Raan in 2008. In het huidig lopende marien ruimtelijk plan wordt de Vlakte van de Raan
niet vermeld als N2000-gebied, ook al staat deze nog steeds op de Europese lijst met N2000-gebieden.
_____________________________________________________________________________________
Opmerking 11 Het Compendium voor Kust en Zee vormt een interessante referentie voor deze paragraaf, daarin
worden themahoofdstukken gewijd aan de gebruikers van de zee (ruimtegebruik, beleidscontext,
duurzaam gebruik etc.)
Antwoord Met dank voor de informatie.
_____________________________________________________________________________________
Opmerking 12 ...waarvan drie soorten als gevolg van een permanente introductie kunnen zorgen voor belangrijke
(“niet verwaarloosbare”) veranderingen in het ecosysteem
De overige soorten blijken ook permanent geïntroduceerd te zijn blijkt verder in de tekst… kan dan nu
reeds gesteld worden dat deze geen enkel effect met zich mee zullen brengen?
Antwoord Neen, dat kan niet gesteld worden. Een belangrijk effect is dat ze het ecosysteem wijzigen, maar of die
effecten ook als nadelig ervaren worden, dat hangt oa af van de maatschappelijke (economische)
perceptie.
_____________________________________________________________________________________
Opmerking 13 Deze soorten werden aangetroffen in stalen genomen van de bodem, van het epibenthos en van
artificiële harde substraten op zee, zoals boeien en de funderingen van windturbines en dicht bij de
kust, zoals strandhoofden en buitengaatse haveninstallaties.
Werd er ook gekeken naar pelagische soorten (cfr. kwallen)? Maakt dit deel uit van de
monitoringsprogramma's waarvan sprake is in 2.1.4.?
Antwoord Pelagische soorten worden door het ILVO opgevolgd als deze in stalen van hun projecten voorkomen.
_____________________________________________________________________________________
Opmerking 14 De Goede Milieutoestand wordt bereikt als deze soorten voorkomen op een niveau waarbij het
ecosysteem niet verandert en wordt beoordeeld op basis van het doel: ‘Introductie van nieuwe door de
mens geïnduceerde niet-inheemse soorten macrofauna en macroflora (>1 mm) die een ecosysteem
veranderen wordt vermeden.
Wat met micro-organismen? Kunnen tevens grote impact genereren (vb HABs)... De KRMS stelt geen
focus op macro-organismen voorop.
Antwoord Akkoord, dit wordt onderzocht bij de herziening van de monitoring.
_____________________________________________________________________________________
Opmerking 15 Crassostrea gigas.
Magallana gigas (recente wijziging in naamgeving)
Antwoord Deze recente naamswijziging wordt door heel wat collega's (taxomonen) betwist zie (Bayne et al. 2017:
The proposed dropping of the genus Crassostrea for all Pacific cupped oysters and Its replacement by a
new genus Magallana). Ik volg hen daarin. De "oude" naam is bovendien nog best bekend.
_____________________________________________________________________________________
Opmerking 16 Elminius modestus.
Austrominius modestus (wijziging in naamgeving)
Antwoord Idem zoals hierboven ; de "oude" naam is nog best bekend. Hoogstens kan de soort als Elminius
(Austrominius) vermeld worden.
_____________________________________________________________________________________
Opmerking 17 … H. sanguineus komt zelfs al voor in te intertidale fauna op de funderingen ….
… H. sanguineus komt zelfs al voor in de intertidale fauna op de funderingen …
Antwoord Aangepast.
_____________________________________________________________________________________
Opmerking 18 strandhoofden (3 schraapstalen per jaar).
Is dit niet wat weinig? Worden de strandhoofden danig geselecteerd zodat ze een optimale spreiding
over de Belgische kustzone kennen?
Antwoord Monitoring is afhankelijk van beschikbare budget en mankracht.
_____________________________________________________________________________________
Opmerking 19 Het is duidelijk dat het aantal uitheemse soorten in snelheid toeneemt. Wel is precies niet duidelijk of
elke soort wel nadelig is. Momenteel lees ik dat 29 van de 42 soorten (potentieel) problematisch zijn en
verstoring en degradatie te weeg brengen (tabel 2.1 blz. 13). Dit zou verder opgevolgd mogen worden.
Antwoord Onderzoek is ook afhankelijk van beschikbare budget, maar deze opmerking zal bekeken worden bij de
herziening van het monitoringsprogramma. Focus wordt gelegd op de aspecten waar maatregelen
mogelijk zijn.
_____________________________________________________________________________________
Opmerking 20 … beoordeelt worden ….
… beoordeeld worden ...
Antwoord Aangepast.
_____________________________________________________________________________________
Opmerking 21 Voor de soorten (zie Belgische staat, 2012) die in deze rapportage aan bod komen, nl. kabeljauw, tong,
schol, wijting, tarbot, griet, schar, bot en tongschar, is dit van toepassing..
Schar en bot zijn niet meer quota-onderhevig
Antwoord Het is correct dat er geen TAC meer is voor schar. Er wordt wel nog een bestandsevaluatie opgemaakt,
dit is verschillend van TAC . De de evaluatie van de D3 liep over de periode waar zowel advies als TAC
nog opgemaakt werd.
_____________________________________________________________________________________
Opmerking 22 ICES (nternational Council for the Exploration of the Sea).
ICES (International Council for the Exploration of the Sea)
Antwoord Werd verbeterd.
_____________________________________________________________________________________
Opmerking 23 er wordt vermeld dat er voor garnaal geen bestandsevaluatie beschikbaar is. Kunnen de gegevens die
verzameld worden voor de MSC certificering van garnaal niet gebruikt worden?
Antwoord De Belgische garnaalsector neemt niet deel aan het MSC traject van Nederland.
_____________________________________________________________________________________
Opmerking 24 Hier lees ik iets wat ik niet snap. “Alle commerciële vis- en schelpdierbestanden beschikken over het
volledige voortplantingsvermogen”. Schelpdiervisserij is in het BNZ verboden. Raar vind ik dat. Als je blz.
223 bekijkt tabel 3.8 worden er in de grindbedden (hard substraat) geen mosselen gevonden groter dan
5 cm.
Antwoord Door de historisch significante bodemverstoring (o.a. boomkorvisserij) zijn de schelpdierenbestanden
onder grote druk komen te staan en zijn volwassen exemplaren heel zeldzaam. Schelpdiervisserij is op
dit moment inderdaad nog steeds verboden.
_____________________________________________________________________________________
Opmerking 25 Het systeem van de TAC vind ik persoonlijk achterhaald.
Bijvoorbeeld: Vist men in één gebied het maandquotum van een soort op één dag op, dan gooit men de
volgende dagen deze intussen dode opgeviste soort, wegens verplettering in de kuil of stuk gesprongen
zwemblaas, terug over boord. Zou niet mogen denk je maar het is wel de realiteit. Uit het standpunt van
de visser gezien is het begrijpbaar want indien hij het quotum overschrijd, bestaat de kans dat het
volledige gebied gesloten wordt.
Antwoord Op deze opmerking kunnen we weinig inbreng geven. Dit slaat op de wijze hoe men in België, en ruimer
EU het beheer van de stocks aanpakt, nl met TAC & quota.
_____________________________________________________________________________________
Opmerking 26 Grijze garnaal? Is er geen bestandsevaluatie beschikbaar?
Dat begrijp ik niet volledig. De NL, DE en DU garnaalvissers hebben nu MSY garnalen. Duurzaam beviste
garnalen!
Het ILVO beweert al jaren dat garnalen NIET overbevist kunnen worden.
Wie de aanvoercijfers bekijkt over +/- 50 jaar ipv 5 jaar ziet enkel een serieuze neerwaartse trend.
Zie Grote Rede 5 blz. 15
Jaartal Aangevoerd in ton in BE
1970 1.400
1974 1.600
1980 900
1990 500
2000 300
Antwoord Belgie heeft inderdaad geen MSC garnalen, NL, DE en Du hebben gekozen om het MSC traject te volgen.
De neerwaartse trent van aanvoer kan huidig niet met degelijk wetenschappelijke bewijzen onderbouwd
worden. Binnen ILVO is men een intern project/studie gestrart om dit te onderzoeken. Tot er geen
degelijk onderbouwd wetenschappelijk onerdzoek is naar de oorzaak van de daling, blijft het een
veronderstelling of deze daling het gevolg is van klimaat, van overbevissing, van verschuiven van het
bestand meer noordwaarts. Zeker op te volgen.
_____________________________________________________________________________________
Opmerking 27 Data Collectie Verordening (EG) nr. 199/2008 (DCF).
Verordening reeds opgeheven en vervangen door Richtlijn (EU) 2017/1004
Antwoord Tijdens de eerst MSFD-cyclus van was de 'oude' Verordening nog van toepassing. De vernieuwde
richtlijn is van toepassing vanaf 17 mei 2017 onder Regulation (EU) 2017/1004. Deze zal dus gelden voor
de nieuwe MSFD-cyclus.
_____________________________________________________________________________________
Opmerking 28 De geografische gebieden waarover de bestanden voorkomen zijn in alle gevallen groter dan het BDNZ,
dus gebeurt de rapportage over deze bestanden best niet op de schaal van de nationale wateren.
Binnen deze evaluatie moet er ook eens ingezoemd worden op het BNZ. Zijn er regionale verschillen
binnen een 'geografisch gebied' (zoals Greater North Sea)? Waarom of waardoor? Deze evaluatie is voor
BE wateren, dus dit moet zeker aangevuld worden.
Antwoord De bestandevaluaties gebeuren op niveau van ICES, waarbij de gegevens gebruikt worden van de
verschillende landen die een bepaalde soort in een bepaald gebied bevissen. Om te kunnen inzoomen
op een kleiner geografisch (deel)gebied dan huidig voor bestandevaluatie gebruikt wordt, zijn voor deze
deelgebieden meer gegevens nodig dan huidg beschikbaar zijn. Om een bestandsevaluatie op een
kwaliteitsvolle en betrouwbare wijze te kunnen uitvoeren, is een minimum aan gegevens nodig van de
stock voorkomend in het specifiek gebied. De datacollectie zoals ze huidig gedefinieerd is en de
middelen hieraan gekoppeld en beschikbaar voor België, laten tot op heden nog niet toe om voldoende
gegevens per deelgebied te verzamelen.
_____________________________________________________________________________________
Opmerking 29 Ivm Noordzeebestanden. Hier lees ik: “Over hondshaai, blonde rog, gevlekte rog en garnaal kunnen
momenteel nog geen uitspraken gedaan worden.”
Welke gegevens hebben onze bovenburen het dan gebruikt voor hun label MSY garnalen?
Antwoord De Belgische garnaalsector neemt niet deel aan het MSC traject van Nederland, Duitsland en DK.
_____________________________________________________________________________________
Opmerking 30 Positief dat er gewezen wordt op de impact van landbouwproductiesysteem.
Antwoord Akkoord.
_____________________________________________________________________________________
Opmerking 31 Een gekend fenomeen en zolang er geen MAP werkt zoals het hoort, raakt het niet opgelost. Maar
landbouw is een Vlaamse bevoegdheid en de Noordzee een federale. Hoe meer voedingstoffen (N en P)
in zee belanden hoe meer schuimalg.
Antwoord Akkoord.
_____________________________________________________________________________________
Opmerking 32 Menselijke activiteiten in stroomgebieden….
Ook nutriënten buiten stroomgebieden kunnen de zee bereiken, dit uiteindelijk door afwatering of door
atmosferische depositie.
Antwoord staat ok, …'aanzienlijke export'
_____________________________________________________________________________________
Opmerking 33 wat de trofische efficiëntie van het systeem vermindert.
Met deze achtergrond is de link met een verlies aan biodiversiteit en een verminderd zuurstofgehalte
(de twee voornaamste effecten) niet geheel duidelijk.
Antwoord Zie meer informatie en link in het GES document.
_____________________________________________________________________________________
Opmerking 34 Het zuidelijk bekken van de Noordzee ontvangt nutriënten (N,P) afkomstig van….
Atmosferische depositie nog bij vermelden en eventueel ook reeds melding maken van effect instroming
Atlantische Oceaan.
Antwoord Werd aangepast in het rapport.
_____________________________________________________________________________________
Opmerking 35 De analyse van winterconcentraties (januari-februari) van nutriënten (N & P) wordt verzekerd door het
nationale monitoringsprogramma op tien bemonsteringslocaties die representatief zijn voor de
omringende watermassa's.
In de annex D5 op p.4 is er sprake van 9 bemonsteringslocaties; bijgevoegd kaartmateriaal duidt wel 10
locaties aan. Eventueel melding maken dat bemonsteringslocaties kunnen geraadpleegd worden in
annex.
Antwoord Werd toegevoegd.
_____________________________________________________________________________________
Opmerking 36 Er zijn onvoldoende in situ metingen van chlorofyl a-concentraties voor de periode 2011-2016 om een
goede analyse uit te voeren.
Lifewatch meet maandelijk nutrienten op 9 stations en seizoenaal op 18 stations, dus er zijn meer in situ
data beschikbaar dan hier wordt aangegeven.Daarnaast zorgt de fluoroprobe aangesloten op het
underway systeem voor extra chl a metingen (in situ) en de fcm die dagelijks of minstens maandelijks ins
itu data oplevert over de ganse fytoplankton community.
Antwoord Op dit moment bestaat het officiële monitoringsprogramma uit gecertificieerde chlorofyl-analyses zoals
gerapporteerd naar de EC in 2014. Mogelijke aanpassingen en/of uitbreidingen zullen bekeken bij de
herziening van het monitoringsprogramma.
_____________________________________________________________________________________
Opmerking 37 genormaliseerd naar zoutgehalte 33,5, is.
‰; ook doorvoeren op andere pagina's waar het zoutgehalte vermeld wordt
Antwoord Een verhouding van conductiviteit wordt gemeten, dus gebruik van ‰ is niet correct.
_____________________________________________________________________________________
Opmerking 38 Positief om te lezen op blz. 31 dat er geen verbetering mogelijk is in de aanvoer van N en P “zonder
ingrijpende veranderingen in de landbouwproductiesystemen” en” de halvering van de gemiddelde
vleesconsumptie in West EU.”Knap dat dit zo omschreven wordt.
Antwoord Akkoord.
_____________________________________________________________________________________
Opmerking 39 De in situ gegevens voor chlorofyl a zijn op dit moment ontoereikend, er zijn te weinig gegevens op
jaarbasis om de seizoensdynamiek van chlorofyl a weer te geven.
Lifewatch meet maandelijk nutrienten op 9 stations en seizoenaal op 18 stations, dus er zijn meer in situ
data beschikbaar dan hier wordt aangegeven.Daarnaast zorgt de fluoroprobe aangesloten op het
underway systeem voor extra chl a metingen (in situ) en de fcm die dagelijks of minstens maandelijks ins
itu data oplevert over de ganse fytoplankton community.
Antwoord 1) zie antwoord hierboven, 2) sentinel-3 is operationeel, 3) een update is toegevoegd op basis van
satelietgegevens
_____________________________________________________________________________________
Opmerking 40 Chlorofyl a- is een veel gebruikte en gestandaardiseerde indicator voor de biomassa van fytoplankton.
Het kan echter ook zeer nuttig zijn om regelmatig de fotosynthese van fytoplankton te meten,
bijvoorbeeld met proxy's die afgeleid zijn van de Fast Repet.
Chla is onvoldoende en er zijn hoog technologische innovatieve sensoren aanwezig in Belgie om meer
inzicht te krijgen in de HABs en phytoplankton dynamics in het algemeen.
Antwoord Dit klopt maar éénduidige evaluatiemethodes bestaan momenteel niet. Eventuele uitbreiding wordt
bekeken.
_____________________________________________________________________________________
Opmerking 41 Omdat de in-situ meting van fotosynthetische pigmenten volgens de HPLC-methode de meest
nauwkeurige meetmethode voor chlorofyl a is, worden maandelijkse metingen gepland.
Wanneer zouden deze maandelijkse metingen van start gaan? Dit wordt al uitgevoerd in het kader van
LifeWatch.
Antwoord 2018
_____________________________________________________________________________________
Opmerking 42 Zeebodemhabitats zijn onderhevig aan een alomtegenwoordige visserijdruk, maar ook aan drukken
gerelateerd aan aggregaatextractie, baggeren en storten, windmolenparken, pijpleidingen en kabels.
Windmolens en energiekabels zijn sinds 2011 met bijna 200 % toegenomen. Voor het BDNZ, met
uitzondering van visserij, werd geen stijging waargenomen voor fysisch verlies (0.25 %) en fysische
verstoring (2.5 à 3 %) voor de periode 2011-2016.
Het zou goed zijn om de verduidelijken wat exact wordt verstaan onder 'fysisch verlies' en 'fysische
verstoring'. Afhankelijk van de definitie zal men natuurlijk heel andere cijfers bekomen. De huidige
waarden lijken mij erg laag en meer uitleg hieromtrent lijkt aangewezen.
Antwoord Aangepast in de tekst.
_____________________________________________________________________________________
Opmerking 43 Een methodiek werd ontwikkeld om verzanding in grindgebieden te kwantificeren. Tijdsreeksen van
akoestische metingen van de zeebodem toonden vooral schommelingen binnen de foutenmarge. Meer
gedetailleerde zeebodemclassificaties lieten toe variaties in de grind/zand verhouding te duiden die
konden gerelateerd worden aan veranderende sedimentatie.
In hoeverre kunnen we hier onderscheiden als we te maken hebben met een natuurlijk proces dan wel
een door menselijk ingrijpen veroorzaakte evolutie? Dit lijkt mij een essentieel element in deze
beoordeling.
Antwoord Bij significante veranderingen zullen er steeds causale verbanden onderzocht worden. Veranderende
sedimentatie kan heel complex zijn waarbij menselijke activiteiteiten natuurlijke processen kunnen
versterken en vice versa.
_____________________________________________________________________________________
Opmerking 44 Algemeen staan er nog onnauwkeurigheden in de tekst, bijvoorbeeld m.b.t. tot stortlocaties,
verantwoordelijke overheden, etc. Referentie wordt gemaakt naar o.a. de syntheserapporten
baggerwerken en het compendium Kust en Zee waar de correcte info terug te vinden is.
Antwoord Aangepast in de annex (Kint et al., 2018).
_____________________________________________________________________________________
Opmerking 45 Een vergunning is vereist waarvan de specificaties zijn opgenomen in het Koninklijk Besluit (KB) van 12
maart 2000, en dewelke is herzien in het KB van 18 oktober 2013.
Een vergunning is vereist waarvan de specificaties zijn opgenomen in het Koninklijk Besluit (KB) van 12
maart 2000, en dewelke is herzien in het KB van 18 oktober 2013. > dit is enkel voor het baggerwerk
uitgevoerd door de Vlaamse Overheid. Gelieve dit aan te passen.
Antwoord Aangepast in de annex (Kint et al., 2018).
_____________________________________________________________________________________
Opmerking 46 In 2011, dus vóór de vastlegging van het MRP in 2014, waren twee tijdelijke stortzones (loszone X)
voorzien nabij de kust van Blankenberge-> op basis waarvan is besloten dat die er niet meer zijn? Is dit
nagevraagd bij afdeling Kust?
Antwoord Aangepast in de annex (Kint et al., 2018).
_____________________________________________________________________________________
Opmerking 47 Correcte benaming van de afdelingen en hun verantwoordelijkheden: De afdeling Maritieme Toegang en
het Agentschap voor Maritieme Diensten en Kust (Afdeling Kust) van de Vlaamse Overheid zijn
respectievelijk verantwoordelijk voor het onderhoud van de maritieme toegangskanalen en -poorten
naar de havens en naar de Schelde en de jachthavens.
Antwoord Aangepast in de tekst en annex (Kint et al., 2018).
_____________________________________________________________________________________
Opmerking 48 De gestorte hoeveelheden van Bruggen en Wegen Nieuwpoort lijkt niet mee opgenomen in het
overzicht? Is dit nagevraagd bij de afdeling Kust?
Antwoord Deze data zijn nu opgevraagd en zijn vermeld in het rapport. Evenwel zijn er geen ruimtelijk data van
deze stortlocatie beschikbaar.
_____________________________________________________________________________________
Opmerking 49 Het is niet duidelijk waarom in de tekst referentie wordt gemaakt naar loszone 1, 2 etc en niet de
correcte, gangbare benaming van de zones gebruikt wordt. Dit wekt onnodige verwarring in de hand.
Antwoord Aangepast in de annex (Kint et al., 2018).
_____________________________________________________________________________________
Opmerking 50 Voor de bagger- en stortzones zijn uitgebreide staalnamecampagnes beschikbaar, ook met informatie
over de korrelgrootte. Een nieuwe staalnamecampagne wordt "uitgevoerd eind 2018. Deze resultaten
kunnen gebruikt worden om de toewijzing van bagger- en stortzones aan bepaalde grootschalige
habitatzones af te toetsen.
Antwoord Bedankt voor de info. Wij zullen deze data opvragen.
_____________________________________________________________________________________
Opmerking 51 Er wordt in de inleiding nog gerefereerd naar het Besluit van de Commissie 2010/477/EU. Is dit correct?
Antwoord Aangepast in de annex (Kint et al., 2018).
_____________________________________________________________________________________
Opmerking 52 Het is uit de rapportage niet duidelijk waarom D6C3 niet mee besproken wordt: D6C2 is immers een
input hiervoor. Het besluit 2017 /848/EU zegt hierover het volgende "De resultaten van de beoordeling
van criterium D6C2 (de spreiding en een schatting van de omvang van de fysieke verstoringen) worden
gebruikt bij de beoordeling van criterium D6C3."
Antwoord De criteria uit het besluit 2017/848/EU zullen slechts in de 2de monitoringscyclus volledig worden
uitgewerkt. Biologische monitoringsresultaten worden nu enkel beschreven onder Sectie 3.5 Mariene
benthische habitats.
_____________________________________________________________________________________
Opmerking 53 D6C1 en D6C2 zijn niet bedoeld als appreciatie van D6 en dit wordt beknopt in de inleiding aangegeven,
maar door de focus in de rapportering hierop te leggen kan die indruk wel gewekt worden. Graag ook
helder in de rapportage opmaken op welke manier deze (in de toekomst) zullen gebruikt worden om
een daadwerkelijke appreciatie van D6 uit te werken.
Antwoord De nieuwe criteria van commissiebesluit 2017/848/EU zullen inhoudelijk pas volop worden afgestemd in
de 2de monitoringscyclus.
_____________________________________________________________________________________
Opmerking 54 In de artikel 9 & 10 rapportage wordt bij de beschrijving van de milieudoelen aangegeven dat het doel
voor D6C3 gedefinieerd is op basis van de EUNIS level 111 habitats. Het is niet duidelijk waarom in het
voorliggende rapport (waarin de parameters besproken worden die input moeten leveren voor D6C3)
niet met eenzelfde afbakening gewerkt wordt. Waarom is deze keuze gemaakt?
Antwoord Voor de akoestische monitoring wordt in eerste instantie de relatie onderzocht tussen
terugverstrooiingswaarden en het sedimenttype, zonder onderscheid tussen infralittoraal, sublittoraal
en circalittoraal. Later kan dit verfijnd en beter afgestemd worden.
_____________________________________________________________________________________
Opmerking 55 "Baggeren gebeurt jaarlijks in de gekende scheepvaartroutes richting Belgische zeehavens en de
Scheldehavens. Het lossen van gebaggerd materiaal gebeurt elk jaar in vooraf vastgelegde
baggerstortzones, zoals die opgenomen zijn in het MRP."
Gelieve deze tekst als vqlgt aan te passen: "Baggeren gebeurt regelmatig in de gekende
scheepvaartroutes richting Belgische zeehavens en de Scheldehavens. Het lossen van gebaggerd
materiaal gebeurt in vergunde baggerstortzones, die opgenomen zijn in het MRP."
Antwoord Aangepast in de annex (Kint et al., 2018).
_____________________________________________________________________________________
Opmerking 56 Het is niet duidelijk wat bedoeld wordt met "reserve loszone". Wordt hiermee de voorbehouden zone
ten Westen van Zeebrugge uit het MRP bedoeld? Deze zone is enkel bedoeld om het gebied af te
bakenen waarbinnen naar nieuwe ondiepe startlocaties kan gezocht worden.
Antwoord Aangepast in de annex (Kint et al., 2018).
_____________________________________________________________________________________
Opmerking 57 Fysische verstoring wordt in het Belgische deel van de Noordzee (BDNZ) vooral veroorzaakt door het
baggeren en lossen van gebaggerd materiaal, de zandwinning, de installatie van wind molenparken en
bijhorende kabellegging, en door bodem beroerende visserijtechnieken (figuur 2.15).
-> de volgorde is hier enigszins misleidend, aangezien later in de tekst aangehaald wordt dat "Uit de
OSPAR intensiteitsrapporten
blijkt het volledig BDNZ {100 %} onderhevig te zijn aan bodem-beroerende visserijtechnieken (figuur 9}".
De relevantie van het apart opsplitsen van de sectoren is niet duidelijk. Graag de tekst hierop aanpassen
zodat deze de bijdrage van ieder van de sectoren beter reflecteert.
Antwoord Aangepast in de tekst en annex (Kint et al., 2018).
_____________________________________________________________________________________
Opmerking 58 Het is niet duidelijk waarom er nog een aparte ranglijst wordt opgesteld, zonder de bodem beroerende
visserij. "Het extraheren van zand was in 2011 goed voor 70 % van de toenmalige totale fysische
verstoring in het BDNZ, voor het baggeren en lossen van gebaggerd materiaal was dit 27 %. Na 2011 is
deze verhouding gewijzigd". In tabel 16 wordt duidelijk aangegeven dat de fysische verstoring door
baggeren, storten en zandextractie in totaal ongeveer 2.5 % van BDNZ beslaat. De berekeningen zonder
visserij dragen niet bij aan de helderheid van het rapport en kunnen verwijderd worden.
Antwoord Aangepast in de tekst en annex (Kint et al., 2018).
_____________________________________________________________________________________
Opmerking 59 De vraag kan gesteld worden in hoeverre de onderhoudsbaggerwerken moeten meegerekend worden
als fysische verstoring en waarom baggeren en storten onder eenzelfde noemer worden beoordeeld.
De gebieden waar onderhoudsbaggerwerken worden uitgevoerd (vaargeulen en havens) zijn immers
onderworpen aan frequent onderhoud, zodat de fauna en flora op die locaties voornamelijk
opportunistische en/of tolerante species zijn.
Antwoord Fysische verstoring is een verandering in de zeebodem dat kan worden hersteld als de activiteit die
verantwoordelijk is voor dergelijke fysische drukken ophoudt te bestaan. Hieronder vallen ook
onderhoudsbaggerwerken. In deze KRMS cyclus werd enkel het ruimtelijk bereik van drukken
gekwantificeerd; geen intensiteiten.
_____________________________________________________________________________________
Opmerking 60 Voor de bagger- en stortzones zijn uitgebreide staalnamecampagnes beschikbaar, ook met informatie
over de korrelgrootte. Een nieuwe staalnamecampagne wordt uitgevoerd eind 2018. Deze resultaten
kunnen gebruikt worden om de toewijzing van bagger- en stortzones aan bepaalde grootschalige
habitatzones af te toetsen.
Antwoord Dubbele opmerking
_____________________________________________________________________________________
Opmerking 61 In hoeverre zal bij de bepaling van D6C3 rekening worden gehouden met de EQR index van de
startlocaties?
Antwoord D6C3 zal slechts worden behandeld in de 2de monitoringscyclus.
_____________________________________________________________________________________
Opmerking 62 Waarom is bij de bespreking van de toestand van de habitats (3.5) geen link gemaakt met het onderzoek
dat uitgevoerd is voor D6? (zo worden er andere namen voor loswallen gebruikt, volledige oppervlakte
van de loswallen i.p.v. de daadwerkelijk gebruikte, gebaggerde zones al dan niet meegenomen)-> zijn de
verschillende onderzoeksresultaten op elkaar afgestemd?
Antwoord Een betere afstemming wordt voorzien in de 2de monitoringscyclus. In Sectie 3.5 is de naamgeving
geuniformiseerd (S1 (Br&W S1), S2 (Br&W S2), ZBO (Br&W Zeebrugge oost), OST (Br&W Oostende),
NWP (Dumping site Nieuwpoort)).
_____________________________________________________________________________________
Opmerking 63 Besluit (EU) 2017/848 van de Commissie van 17 mei 2017 tot vaststelling van criteria en
methodologische standaarden inzake de goede milieutoestand van mariene wateren en specificaties en
gestandaardiseerde methoden voor monitoring en beoordeling, en tot intrekking van Besluit
2010/477/EU stelt voor D7C1 "met name in verband met het fysieke verlies ( 1) van de natuurlijke
zeebodem" te bekijken. Echter er wordt nergens aangegeven dat er een 1/1 relatie bestaat tussen fysiek
verlies en een verandering van de hydrografische condities (daarvoor zijn in de beslissing 2017 /848 ook
de nodige monitoringsvoorwaarden opgenomen). ln het voorliggend rapport worden hydrografische
wijzigingen als significant beschouwd van zodra ze beantwoorden aan een fysiek verlies. Ten eerste is
niet duidelijk wat bedoeld wordt met "beantwoorden aan een fysiek verlies", ten tweede is duidelijk op
basis waarvan aangenomen wordt dat een fysiek verlies leidt tot (significante) wijzigingen in
stromingspatroon, golfpatroon etc. Deze mogelijke relatie is in hoge mate afhankelijk van de locatie en
oppervlakte van het fysieke verlies, parameters die hier niet in beschouwing worden genomen.
Antwoord Wij bevestigen dat het Besluit van de Commissie 2018/848 expliciet het criterium D7C1 koppelt aan
infrastructuurprojecten die een fysiek verlies teweegbrengen in de zin van D6C1 want het zijn net die
projecten die de hy-drografische omstandigheden het meest verstoren (patronen van de golven,
zoutgehalte, temperatuur, enz.). Maar noch de tekst van het Besluit van de Commissie, noch onze
formulering van de milieudoelstellingen, noch de eva-luatie van D7, laten veronderstellen dat er een
1/1-relatie is tussen de oppervlakte van een fysiek verlies (in de zin van D6C1) en de oppervlakte van de
zone die wordt getroffen door de hydrografische wijzigingen. Integendeel, de formulering van criterium
D7C1 en de daaraan gekoppelde milieudoelstelling veronderstelt dat het monitoring-programma met
betrekking tot D7 zal worden uitgevoerd voor elke infrastructuur afzonderlijk, maar bij de bere-kening
van de oppervlakte van de hydrografisch gewijzigde zones wordt rekening gehouden met de
gecumuleerde effecten veroorzaakt door de verschillende infrastructuren.
_____________________________________________________________________________________
Opmerking 64 Bodemverstoring: Letterlijk overgenomen: “Er zijn nog geen ruimtelijke beheersacties van kracht die de
visserijdruk verminderen”
Niettegenstaande in het vorig MRP 2014-2020 mooie lijntjes op de kaart getrokken zijn om de
bodemdruk in de Vlaamse Banken te verminderen, wordt er nog steeds met bodemberoerende
middelen (ik reken daar ook puls en zegen bij) gevist in de zones 3 &4 (grindbedden). Dit zowel door BE
als buitenlandse vissers.
Antwoord Het Gemeenschappelijk Visserijbeleid heeft vastgelegd dat lidstaten enkel visserijbeperkende
maatregelen kunnen voorstellen als hierover een consensus bestaat met alle betrokken partijen (dus
leefmilieu en visserij) en landen. DG Leefmilieu heeft hier belangrijke stappen in gezet (zie bijlage).
_____________________________________________________________________________________
Opmerking 65 Het verplicht volgen van vissers via het AIS systeem, mits toelating om het systeem daarvoor te
gebruiken, ipv VHF (bij VHF systeem is er maar een pink om het 2 uur) zou toelaten om te weten wie
waar wanneer vist. Ofwel het VHF systeem een frequenter signaal laten uitsturen en dit ook de kleinere
schepen. Het zou de handhaving en controle serieus verbeteren.
Antwoord Het vessel monitoring systeem(VMS)Is een satelliet volgsysteem verplicht voor alle communautaire
visserijschepen met een LOA van >12m. Inderdaad het interval voor het versturen van gegevens is 2h
maar dit kan door het visserijcontrolecentrum verminderd worden. Het AIS systeem is verplicht voor alle
communautaire vissersvaartuigen met een LOA >15m. Het is een systeem dat, afhankelijk van de status
van het schip, bepaalde info(statische, dynamische of reisinformatie) verzend in een interval van 2sec
tot 6min. In de Belgische zeegebieden zouden we, op een klein gebied na, de gehele EEZ kunnen dekken
via een AIS verplichting aan boord van alle vissersschepen.
_____________________________________________________________________________________
Opmerking 66 milieuvriendelijk vistuig.
Dit is een contradictio in terminis. Beter milieuvriendelijker vistuig.
Antwoord Dit werd in 2012 zo geformuleerd als milieudoel.
_____________________________________________________________________________________
Opmerking 67 Het ruimtelijk bereik en de spreiding van de EUNIS habitats van niveau 3 (zanderige modder tot modder,
modderig zand tot zand en grindhoudend sediment), evenals dat van grindbedden schommelen - in
verhouding tot de referentiestatus zoals beschreven in de Initiële beoordeling – binnen een marge die
zich beperkt tot de accuraatheid van de huidige distributiemappen.
Gaat het hier dan over de initiële beoordeling van 2012?
Antwoord Inderdaad de distributiekaarten, zoals voor het eerst opgenomen in de initiële beoordeling, dienen als
referentie voor de akoestische monitoring. Deze kaarten zullen blijvend geupdated worden waarbij de
contribuerende datasets nauwkeurig worden bijgehouden.
_____________________________________________________________________________________
Opmerking 68 Binnen in de grindbedden te definiëren testzones mag de verhouding van de oppervlakken met harde
substraten (meer bepaald de oppervlakken die gekoloniseerd worden door epifauna van hard substraat)
ten opzichte van de oppervlakken met zacht sediment (meer bepaald oppervlakken bovenop het hard
substraat en die de ontwikkeling van de substraatfauna verhinderen) geen negatieve trend vertonen.
In feite zou hier nog moeten aan toegevoegd worden: … geen negatieve trend vertonen als gevolg van
menselijke activiteiten. We moeten hier immers ook rekening houden met natuurlijke processen (het is
een dynamisch systeem).
Antwoord Gezien de mogelijke complexiteit van veranderingen waarbij natuurlijke processen al dan niet versterkt
worden door menselijke activiteit en vice versa lijkt ons deze toevoeging niet zinvol. In alle geval zal
steeds naar een causaal verband worden gezocht.
_____________________________________________________________________________________
Opmerking 69 De grindbedden (belangrijke habitats) blz. 36. staan onder toenemend onder druk, niet alleen door
visserij maar ook door sedimentontginning. Herstel dringt zich op. Wenselijk zou zijn grote rotsblokken
van minstens 1m3 te storten om het herstel te bevorderen. Zone 3 afsluiten voor elke vorm van
bodemberoering en voor iedereen ongeacht de nationaliteit, is noodzakelijk om dit habitatgebied te
herstellen.
Antwoord Het storten van dergelijke grote rotsblokken zonder het voorafgaandelijk instellen van een verbod op
boomkorvisserij zou een levensbedreigend risico vormen voor de vissers. DG Leefmilieu kan onmogelijk
éénzijdig een dergelijk verbod opleggen. Het Gemeenschappelijk Visserijbeleid heeft vastgelegd dat
lidstaten enkel visserijbeperkende maatregelen kunnen voorstellen als hierover een consensus bestaat
met alle betrokken partijen (dus leefmilieu en visserij) en landen. DG Leefmilieu heeft hier belangrijke
stappen in gezet (zie bijlage).
_____________________________________________________________________________________
Opmerking 70 milieuvriendelijk vistuig.
zie bovenstaande opmerking
Antwoord Dit werd in 2012 zo geformuleerd als milieudoel.
_____________________________________________________________________________________
Opmerking 71 Uit een evaluatie van fysische verlies per grootschalig habitattype blijkt dat de circalittorale en
infralittorale grofkorrelige en gemengde habitattypes beperkt worden aangetast, ….
wat is circalittoraal? En infralittoraal?
Antwoord Meer uitleg in Tabel 2.12 onder D7. Verwijzing gemaakt in de tekst bij Figuur 2.12.
_____________________________________________________________________________________
Opmerking 72 Visserij buiten beschouwing gelaten, wordt gemiddeld een oppervlakte van 2.5 à 3 % van het BDNZ per
jaar verstoord door menselijke activiteiten (Tabel 2.7).
Dit cijfer is totaal nietszeggend én misleidend als men visserij buiten beschouwing laat. De verstoring
door visserij zou op een soortgelijke manier moeten gecommuniceerd worden. Het gaat dan wellicht om
een verstoring die hoger zal zijn dan 200% per jaar...
Antwoord Nuance aangebracht in tekst en annex (Kint et al., 2018).
_____________________________________________________________________________________
Opmerking 73 Bovendien zal in de kustnabije zone een uitbreiding van 3 naar 4.5 zeemijl plaatsvinden waar enkel
vissersvaartuigen met een brutotonnenmaat van minder dan 70 Bruto Tonnage zijn toegelaten (zone 5).
Dit werd niet meegenomen voor de EU delegated act rond visserijmaatregelen door veto NL
Antwoord Werd verwijderd uit tekst.
_____________________________________________________________________________________
Opmerking 74 Figuur 2.17. Voorkomen en distributie van de grootschalige sedimenttypes slib, zand en grofkorrelige
sedimenten in 2012 (Stevenson et al., 2012) en 2016 (European Commission, 2012b) (Folkclassificatie),
alsook een maat van confidentie op basis van puntdensiteit per km².
Dient bij de bespreking van deze figuur niet best nog eens herhaald te worden dat de wijzigingen vooral
te wijten zijn aan methodologische verbeteringen? Kan er ook iets gezegd worden over als we nu wel
een karteringsniveau hebben bereikt dat binnen 6 jaar een vergelijking zal toelaten?
Antwoord Extra duiding meegegeven. Voor sommige gebieden zal het karteringsniveau toereikend zijn, maar voor
vele echter niet. De onzekerheid bij kartering, op basis van verschillende criteria, wordt toegevoegd aan
de kennisbasis.
_____________________________________________________________________________________
Opmerking 75 Visuele observaties en staalnames toonden echter een zandaanrijking, evenals een bijmenging van
fijnkorrelig materiaal (Van Lancker et al., 2016) waardoor een bijkomende analyse over een ruimer
gebied werd uitgevoerd.
Kunnen we dan stellen dat de multibeammetingen altijd moeten gecombineerd worden met een visuele
validatie-waarneming? Visuele waarnemingen met een AUV zou een absolute meerwaarde zijn voor de
validatie van de multibeamgegevens.
Antwoord Terreinverificatie is cruciaal gezien multibeammetingen slechts het topoppervlak in kaart brengen en
classificatie niet altijd éénduidig is. Visuele observatie is vooral belangrijk in grindgebieden, maar blijft
een uitdaging gezien de hoge stroming en turbiditeit. Vaak is een goede zichtbaarheid maar
gegarandeerd eens dichter dan 1 m boven de bodem. Dit beperkt de inzet van instrumentatie. Nieuwe
mogelijkheden worden onderzocht. Bedankt voor de suggestie.
_____________________________________________________________________________________
Opmerking 76 Visuele observaties en staalnames toonden echter een zandaanrijking, evenals een bijmenging van
fijnkorrelig materiaal (Van Lancker et al., 2016) waardoor een bijkomende analyse over een ruimer
gebied werd uitgevoerd.
Wat zegt dit over de betrouwbaarheid van bvb Fig 2.17 (rechts) ?
Antwoord De basis van Figuur 2.17 zijn vooral vroegere staalnames zonder beschrijvingen en ook niet ondersteund
door visuele opnames. Hierdoor is het niet mogelijk onderscheid te maken tussen gebieden met
vrijliggend grind, grind bedekt met zand, en bijmenging van fijn materiaal. Deze informatie is echter
kritisch inzake milieu-impact en wordt in de huidige monitoring wel meegenomen teneinde
toekomstige veranderingen beter in te schatten.
_____________________________________________________________________________________
Opmerking 77 Tabel 2.8.
Het is niet duidelijk hoe de oppervlaktes in tabel 8 berekend zijn. Interne berekeningen vanwege de
afdeling Maritieme Toegang van het Vlaams Gewest wijken voor sommige jaren hier van af (bv. voor
2013 lijken de waardes te laag, in 2015 dan weer te hoog).
Antwoord Besproken in de annex (Kint et al., 2018).
_____________________________________________________________________________________
Opmerking 78 Op pagina 45 wordt gesproken over het MRP en de uitbreiding van de driemijlszone: dit is ondertussen
achterhaald en deze maatregel wordt niet langer weerhouden. Ook rond de invulling van de 4 zones van
de Vlaamse Banken is de situatie veranderd.
Antwoord Werd verwijderd uit tekst.
_____________________________________________________________________________________
Opmerking 79 Fysische verstoring is moeilijker in te schatten en is momenteel beperkt tot de effective locaties van de
menselijke activiteiten, vermeerdert met een theoretische buffer.
vermeerderd ipv vermeerdert
Antwoord Aangepast in tekst en annex (Kint et al., 2018).
_____________________________________________________________________________________
Opmerking 80 Combinatie met staalnames en visuele observaties is cruciaal om de veranderingen te duiden.
Hier moet nadruk komen op gebruik van nieuwe technieken en technologieën (vbv AUV, gliders, etc) om
dit accurata en efficient toe te passen.
Antwoord Goede suggestie. Opportuniteiten om nieuwe en/of efficiëntere technologieën in te zetten worden
omarmd. Een lijst toevoegen lijkt niet nodig gezien dit heel breed kan gaan (bv. van gebruik van
glasvezelkabels, tracertechnieken, gespecialiseerde coring met fingerprintingmogelijkheden, standalone
frames en idd ook heel hoge resolutie fotomosaicing wat potentieel met AUVs kan uitgevoerd worden.)
_____________________________________________________________________________________
Opmerking 81 "In deze gebieden dragen baggeren en lossen van gebaggerd materiaal bij tot de fysische verstoring.".
- > graag aandacht voor het verschil in invloedsschaal tussen visserij en baggerwerken
Antwoord In de huidige tekst wordt geen rekening gehouden met de grootte-orde van de totale impactcontributie
van een menselijke activiteit. De analyse is beperkt tot de ruimtelijke bezetting en het nabij veld. Ver-
veld en cumulatieve effecten zijn nog heel onderzoeksintensief.
_____________________________________________________________________________________
Opmerking 82 Bepaling van de impactbuffers, verder dan de locatie van de activiteit zelf (ver-veld effecten), wordt
idealiter op regionale schaal afgestemd. Dit dient onderbouwd te worden met wetenschappelijk
onderzoek, gebruikmakende van metingen van verschillende ecosysteeemcomponenten en numerieke
modellen die het hydrodynamisch en golfklimaat, en de aard van de zeebodem verrekenen in de
effectenstudies.
Kunnen de ver-veld effecten ook niet voor een stuk in rekening genomen worden bij Descriptor 7
(hydrografische wijzigingen)?
Antwoord Inderdaad, de D7 monitoring zal hier zeker toe bijdragen, maar habitatveranderingen zijn niet 1 op 1
gerelateerd aan hydrografische wijzigingen (bv. ver-veld siltatie of verzanding).
_____________________________________________________________________________________
Opmerking 83 Aanbevelingen.
Gezien de geformuleerde Hiaten en onzekerheid in kennis en methodes, lijkt het mij erg zinvol om bij de
aanbevelingen ook systematische validatie door visuele observaties (bv. met een AUV) mee te nemen.
Antwoord Goede suggestie. Zie antwoord hierboven.
_____________________________________________________________________________________
Opmerking 84 met name voor het Belgische deel van de Noordzee,.
ook de aangrenzende Nederlands deel van de Noordzee kan beinvloed worden. Denk maar aan
sedimentatiepluimen van de offshore windmolens.
Antwoord Eigenlijk kunnen de effecten van menselijke activiteit op de hydrografie in theorie transnationaal zijn.
Dit rapport focust echter uitsluitend op het Belgisch deel van de Noordzee aangezien de effecten die in
dit rapport zijn be-schreven voornamelijk beperkt blijven tot het BDN. In de volgende evaluatiecyclus
zullen we trachten om meer rekening te houden met de transnationale effecten van de menselijke
activiteiten in het BDN op de hydrografie daarbuiten of van de menselijke activiteiten buiten het BDN op
de hydrografie binnen het BDN.
_____________________________________________________________________________________
Opmerking 85 Een lage schatting van de impactzone gaat uit van zo'n 0,066 km2 per windturbine.
Ik vind het vreemd dat uitgegaan wordt van een lage schatting? Kan er dan niet beter een vork gegeven
worden? Daarnaast stelt zich de vraag als je dit zomaar per windturbine kan bepalen. Er kunnen
versterkende/verzwakkende effecten optreden bij de hydrodynamische effecten doordat meerdere
turbines bij elkaar geplaatst worden.
Antwoord De gerapporteerde oppervlakte is een raming van de oppervlakte van de zeebodem (genormaliseerd per
turbine) die significante effecten kan ondergaan door hydrodynamische veranderingen die rechtstreeks
toe te schrijven zijn aan de aanwezigheid van de turbines. Deze oppervlakte kan klein lijken maar er is
geen enkel element uit de mili-eumonitoring van de offshore windmolenparken (Degraer et al. 2009,
2010, 2011, 2012, 2016, 2017) dat leidt tot de conclusie dat ze wordt onderschat. Het woord raming
betekent trouwens dat de waarde moet worden begrepen als een ordegrootte, en dat ze bijgevolg heel
onzeker is (cf afdeling 2.5.1.7); die onzekerheid zullen we uiteraard trachten te verminderen in de
volgende rapportagecycli.
Hierbij dient te worden opgemerkt dat onze indicator, zoals hij is geformuleerd, het niet mogelijk maakt
om reke-ning te houden met de turbiditeitspluimen die voornamelijk bij kalme zee in het zog van de
windmolens worden vastgesteld. Ook al is er nog geen consensus om de oorsprong van die pluimen te
verklaren, suggereren de digitale simulaties die we hebben geanalyseerd dat de pluimen naar alle
waarschijnlijkheid niet bestaan uit sedimenten die aan de basis van de turbines zijn geërodeerd. Het is
waarschijnlijker dat ze bestaan uit sedimenten die lokaal tot suspensie zijn gekomen (fenomeen dat zich
ook zou voordoen zonder de aanwezigheid van de windmolens) maar die door het effect van de
turbulentie, veroorzaakt door de schering van de doorstroming rond de pluimen, hoger in de
waterkolom terechtkomen. Met andere woorden, onze hypothese suggereert dat er niet méér
sedimenten in suspensie zijn, maar dat deze sedimenten anders in de waterkolom worden verdeeld
(misschien met een verminde-ring van de maximale concentratie in SPM). Deze hypothese verklaart ook
waarom de turbiditeitspluimen niet worden gerapporteerd bij wilde zee : de turbulentie die wordt
veroorzaakt door de doorstroming in het zog van de windmolens wordt overstemd door de heersende
turbulentie die wordt veroorzaakt door de golven. Uiteraard blijft deze uitleg in dit stadium en zoals
aangegeven in afdeling 2.5.1.7. nog een hypothese die moet worden bevestigd door nieuw onderzoek.
Dit neemt echter niet weg dat de milieumonitoring van de macrobenthos in de windmolen-parken van
het BDN geen enkel element bevat dat doet concluderen dat de turbiditeitspluim leidt tot een wijziging
van de aard van de zeebodem buiten de gerapporteerde zone.
Deze abstracttekst werd aangepast om beter de hoofdconclusies van deze D7C1 weer te geven.
_____________________________________________________________________________________
Opmerking 86 Een lage schatting van de impactzone gaat uit van zo'n 0,066 km2 per windturbine.
Dit moet niet op individueel turbineniveau bekeken worden, maar op niveau van concessie of zelfs of
niveau van het volledige gebied van hernieuwbare energie.
Antwoord De raming van de mogelijke impactzone naar aanleiding van een hydrografische wijziging zou uiteraard
moeten worden herdaan per windmolenpark bij de volgende evaluatiecyclus van de MSFD. We
verwachten echter geen wijziging in de ordegrootte van onze totale raming. De eventuele impactzones
beslaan namelijk ongeveer 450 meter aan weerszijden van elke turbine in de richting van de hoofdas
van de getijdenellips. In de geteste configura-tie was er slechts weinig overlapping tussen twee
belendende zones. Anders gezegd, de raming op het niveau van een park zou veranderen als twee
afzonderlijke windmolens die minder dan 800 meter uit elkaar staan, op dezelfde lijn zouden staan op
de hoofdas van de getijdenellips.
_____________________________________________________________________________________
Opmerking 87 Windmolenparken zijn de enige infrastructuurprojecten….
En wat met de aquacultuur die recent werd opgestart in belwind en C-Power? Dit wordt afgedaan als
een fait-divers, maar mossels hebben wel degelijk een grote invloed of hoe je bodem er gaat uitzien. Er
zou op zijn minst vermeld moeten worden dat er extra info nodig is over de eventuele 'verfijning van
sediment' onder/nabij mosselkweeks.
Antwoord Voor D7 moeten enkel de effecten van de activiteiten worden geëvalueerd die een permanente
wijziging van de hydrografie kunnen teweegbrengen. Volgens het Besluit van de Commissie 2017/848
moet het adjectief permanent worden begrepen als hydrografische wijzigingen die langer dan 12 jaar
kunnen duren. Het project Edulis, dat de haalbaarheid van mosselkweek in windmolenparken
onderzoekt, dekt de periode 2017-2018. De effecten van dit project moeten dus niet worden
geëvalueerd en gerapporteerd in het kader van de MSFD. Indien de technologie die wordt uitgetest in
het kader van het project Edulis een maturiteitsniveau zou halen dat een commerciële exploitatie
mogelijk maakt, dan zal deze exploitatie uiteraard het voorwerp zijn van een milieumonitoring die in de
MSFD-rapportering kan worden geïntegreerd.
_____________________________________________________________________________________
Opmerking 88 Turbiditeitspluim: Wenselijk om dit verder op te volgen want dit fenomeen is nog maar pas bekend.
Graag niet alleen rekening houden met de bestaande windturbines (+/- 220 stuks) aan de Oostkust maar
ook met de toekomstige geplande aan de Westkust.
Antwoord De ontwikkeling van turbiditeitspluimen zal hoogst waarschijnlijk een aandachtspunt blijven voor de
volgende KRMS-cyclus. Hierbij is het goed te noteren dat de turbiditeitspluimen ook in verband kunnen
worden gebracht met andere obstakels op de zeebodem, zoals wrakken. (Baye et al. 2016,
http://dx.doi.org/10.1016/j.jas.2015.11.006 ). Deze wrakken worden al als fysiek verlies gerapporteerd
in het kader van D6.
_____________________________________________________________________________________
Opmerking 89 Ze beantwoorden aan een fysiek verlies zoals gedefinieerd door descriptor 6.
Dit lijkt mij een problematisch criterium aangezien men in 2.4.7 het volgende stelt: 'Er is geen
éénduidige definitie van wat onder fysisch verlies of fysische verstoring valt' (p. 51).
Antwoord Het betreft een rechtstreeks gevolg van het Besluit van de Commissie 2017/848 dat D7C1 als volgt
definieert : D7C1 — Secundair: De ruimtelijke omvang en spreiding van de permanente wijziging van de
hydrografische om-standigheden (bv. wijzigingen van de golfslag, de stroming, het zoutgehalte, de
temperatuur) van de zeebodem en de waterkolom, met name in verband met het fysieke verlies (1) van
de natuurlijke zeebodem.
(1) Fysiek verlies wordt opgevat als in punt 3 van de specificaties onder beschrijvend element 6.
De begrippen fysiek verlies en fysieke verstoring worden ook gedefinieerd in het Besluit van de
Commissie 2017/848 :
- Onder fysiek verlies wordt een permanente wijziging van de zeebodem verstaan die een periode van
twee verslagcycli (twaalf jaar) of langer heeft geduurd of naar verwachting zo lang zal duren.
- Onder fysieke verstoringen wordt een verandering van de zeebodem verstaan, waarvan de zeebodem
kan herstellen als de activiteiten waardoor de verstoringen worden veroorzaakt, worden beëindigd.
Ook al lijken deze definities duidelijk, in de praktijk blijkt dat de invoering van de periode van twaalf jaar
in de definitie van fysiek verlies het soms moeilijk maakt om een verstoring te classificeren die à priori
omkeerbaar is maar waarvan het herstel traag en/of onzeker kan zijn. Het is dus waarschijnlijk dat
tussen twee MSFD-rapportagecycli sommige zeebodemwijzigingen moeten veranderen van classificatie.
Het is in die zin dat de op-merking in de rapportage D6 moet worden begrepen. Om coherent te blijven
zal de rapportage D7 altijd gebaseerd zijn op de rapportage D6.
_____________________________________________________________________________________
Opmerking 90 drie operationeel: de windmolenparken C-Power, Belwind en Northwind..
Nobelwind is ondertussen ook al operationeel en rentel volgt binnenkort.
Antwoord De evaluatie gaat enkel over de periode 2011-2016.
_____________________________________________________________________________________
Opmerking 91 Elke windturbine verstoort de doorstroming aanzienlijk over een oppervlakte van ongeveer 0,066 km².
Het cijfer van 0,066 km² is erg belangrijk voor deze descriptor. Het is mij echter niet helemaal duidelijk
waarop deze oppervlakte slaat. Deze lijkt mij vooral berekend op basis van de wijzigingen die de
inplanting van een turbine met zich meebrengt op de bodem (bv. schuifspanning). De gegenereerde
sedimentpluim strekt zich evenwel ook uit over een gebied waar de bodem an sich niet meer
geaffecteerd wordt. Gezien het bij deze descriptor echter gaat over wijziging van hydrografische
eigenschappen, zou het evenwel logisch zijn om ook de volledige oppervlakte van de sedimentpluim in
rekening te brengen. Mogelijks leidt dit dan ook tot een grote geaffecteerd gebied.
Antwoord De afdeling 2.5.1.5 werd gedeeltelijk herschreven met het oog op meer duidelijkheid.
_____________________________________________________________________________________
Opmerking 92 Figuur 2.24 tot Figuur 2.28.
Het Coherens model houdt geen rekening met organische aanrijking door aangroei op de turbines +
verandernde benthosgemeenschappen rond de turbines (monitoring marbiol). Beide zouden aan elkaar
gekoppeld moeten worden. Ook worden aquacultuuractiviteiten niet in rekening gebracht. de mogelijke
sediment verfijning van mosselskweek moet verder onderzocht worden. ER wordt gesproken over
0.066km per turbine. Er zijn verschillende types van funderingen die allemaal een andere impact (zullen)
hebben. Op welke type van fundering is 0.066km gebaseerd?
Antwoord De oppervlakte van 0.066 km² betreft een obstakel van 12.5 m diameter. Dit kan overeenstemmen met
de diameter van de gravitaire funderingen die werden gebruikt in de eerste fase van C-POWER, of met
funderingen van het type monopile voor nieuwe turbines van 12 MW. Aangezien de meeste
geïnstalleerde turbines jacket- of monopile-funderingen hebben met een diameter van 7m, is het heel
waarschijnlijk dat de reële impactoppervlakte van een aanzienlijke bodemspanningswijziging lager is.
De potentiële effecten op de hydrografie van het Edulis project moeten in het kader van MSFD niet
worden beoordeeld en gerapporteerd. (cf Antwoord 4).
De link met de monitoring van de macrobenthos zal worden gelegd in de volgende cyclusrapportering.
_____________________________________________________________________________________
Opmerking 93 Nadelige effecten als gevolg van permanente wijzigingen van de hydrografische eigenschappen in
benthische habitats.
Zou er ook niet moeten gekeken worden naar effecten op het pelagisch ecosysteem? Een verhoogde
turbiditeit zal toch een invloed hebben op de fotosynthese in de waterkolom? Op zijn minst zou de
beperking van de huidige benadering ergens moeten geduid worden.
Antwoord Volgens de logica van het Besluit van de Commissie 2017/848 zoals in detail besproken in het
referentiedocument van Walmsley et al. (2017), zijn de criteria D7C1 (gerapporteerd in afdeling 2.5.1)
en D7C2 (Gerapporteerd in afdeling 2.5.2) secundaire criteria. In het MSFD jargon wil dat zeggen dat
deze twee criteria niet rechtstreeks moeten leiden tot een beoordeling over de goede milieutoestand,
maar dat ze de evaluatie van primaire criteria moeten voeden, die expliciet in verband staan tot de
biodiversiteit (D1 en D6C5). Anders gezegd, de evaluatie van de descriptoren D7C1 en D7C2 moet
voornamelijk de aandacht van de evaluatoren van de descriptoren 1 en 6 vestigen op het bestaan van
permanente wijzigingen in de hydrografie, die kunnen leiden tot aanzienlijke wijzigin-gen voor de
habitats. Een oorzakelijk verband tussen de hydrografische wijzigingen en de eventueel waargenomen
wijzigingen in de ecosystemen en lokale populaties, moet worden gelegd in het kader van de
descriptoren 1 en 6 (D6C5).
De beide referentiedocumenten (Besluit van de Commissie 2017/848 en Walmsley et al. (2017) zeggen
expliciet dat
1. De beoordelingen van de nefaste invloeden die verband houden met de pressies, onder meer op basis
van de criteria D2C3, D5C2, D5C3, D5C4, D7C1, D8C2 en D8C4, moeten worden meegenomen in de
evaluaties van de pelagische habitats die worden gemaakt voor descriptor 1.
2. De beoordeling van D7C2 moet minstens worden gemaakt voor de grote types benthische habitats.
(EUNIS niveau 3) die zijn opgesomd in de bijlage bij het besluit of voor andere types benthische habitats
die worden gebruikt in het kader van descriptoren 1 en 6.
Ondanks de afwezigheid van indicatoren die worden gedeeld door alle OSPAR-partijen, houden deze
evaluaties van D7C1 (afdeling 2.5.1) en D7C2 (afdeling 2.5.2) zich strikt aan de logica, de criteria en de
methodologische normen die door deze beider referentiedocumenten worden voorgeschreven. Daarom
is de kritiek die u formuleert op dit niveau niet ontvankelijk.
Dit gezegd zijnde hebt u wel gelijk : er moet een meer expliciete link worden gelegd tussen de
beoordeling D7 en de beoordelingen van D1 en D6C5. Deze link zal worden gelegd in de volgende
rapportagecyclus van de MSFD. Op 12 juni jl. ging er bij voorbeeld een vergadering door om de
monitoringstrategie van de macrobenthos te her-zien in de offshore windmolenparken rekening
houdend met de nieuwe resultaten van D7C2. We zullen ook op de volgende vergadering van de MSFD
evaluatoren (voorzien op 27 november 2018) de vraag te berde brengen van de noodzaak (of niet) om
de link te leggen tussen de turbiditeitspluimen die zich ontwikkelen in het zog van de windmolens, de
phytoplanctonpopulaties en de hoge niveaus van de trophische keten.
_____________________________________________________________________________________
Opmerking 94 De windmolenparken C-POWER, Belwind, Nobelwind en Northwind.
ook de turbines van Rentel staan er al sinds de zomer van 2017
Antwoord Het rapport refereert naar de periode 2011-2016.
_____________________________________________________________________________________
Opmerking 95 Aangezien windmolenparken zich hoe dan ook in relatief troebele circalitorale zones bevinden, en de
turbiditeitspluimen die in het zog van windturbines worden aangetroffen meer dan waarschijnlijk
bestaan uit gesuspendeerde sedimenten die niet gerelateerd.
Dit lijkt mij een erg kromme redenering? Waarom zien we de pluimen op de satellietbeelden dan enkel
in het zog van de turbines. Er lijkt toch een oorzakelijk verband??? (Zie bv. Vanhellemont Q. & Ruddick K.
(2014) Turbid wakes associated with offshore wind turbines observed with Landsat 8. Remote Sensing of
Environment, Vol. Volume 145 pp. 105–115). De vraag als de geobserveerde sedimentpluimen een
effect hebben op het ecosysteem (benthisch én pelagisch) wordt hier gewoon uit de weg gegaan. Op die
manier moeten we geen enkel effect meer bekijken!
Antwoord Het artikel Vanhellemont and Ruddick 2014 handelt voornamelijk over de satellietbeelden die werden
genomen voor het Engelse windmolenpark ‘London Array 1’ dat gelegen is op de modderige banken van
de monding van de Thames (maximumdiepte van enkele meters), een substraat dat gemakkelijk in
suspensie gaat.
De situatie is heel verschillend wat de windmolenparken van de BDNZ betreft, die zich vooral bevinden
in zanderi-ge habitats (nabij de kust of in de ruime zee) op dieptes van meer dan 15m. Eigenlijk zijn de
turbiditeitspluimen in het zog van de in het BDNZ geïnstalleerde windmolens slechts op enkele beelden
zichtbaar, wat zou kunnen beteke-nen dat de turbiditeitspluimen zich maar heel occasioneel tot aan de
oppervlakte kunnen ontwikkelen; bij kalme zee (zie Antwoord 2).
Deze zin werd geherformuleerd.
_____________________________________________________________________________________
Opmerking 96 momenteel geen gegevens die erop wijzen dat de aanwezigheid van windturbines een invloed
heeft op de golflengte van golven..
is er hier wel al onderzoek naar gedaan?
Antwoord De spreidingen van de significante hoogte van de golven en van de gemiddelde periode1 gemeten nabij
de 3 boeien die het dichtst bij de offshore windmolenparken zijn gelegen (Figuren 1 tot 6, a) maken
geen conclusie mogelijk in de zin dat de offshore windmolenparken een opmerkelijke impact hebben op
deze parameters. De functievergelijking van de gecumuleerde spreiding berekend voor perioden van 6
jaar (Figuren 1 tot 6, b) en voor 3 jaar (Figuren 1 tot 6, c) lijken te wijzen op een heel lichte afwijking van
de spreidingen naar lagere significante hoogten en kortere gemiddelde perioden, maar deze afwijkingen
blijven binnen de interannuele variabiliteit van de spreidingen van de vorige periode (Figuren 1 tot 6, d).
Geen aanpassing
In het vooruitzicht van een verdubbeling van de offshore windmolencapaciteit die is voorzien in het
nieuwe Marien Ruimtelijk Plan (MSP), zal de noodzaak om een specifieke monitoring van de golven
worden overwogen in de volgende rapporteringscyclus van de MSFD. Vandaar dat we de golven al
expliciet hadden meegenomen in de herziene formulering van de milieudoelstelling voor D7C1.
1 De periode, de golflengte en de fasesnelheid van de golven zijn met elkaar verbonden door een dispersierelatie.
In het geval van de offshore windmolenparken zou dit nieuwe monitoringprogramma vier verschillende
aspecten moeten dekken:
1. De invloed van de turbines op het opwekken van de windsea.
2. De invloed van een windmolenpijler op de voortplanting van de golven en van de deining
3. De gecumuleerde invloed van alle windmolenpijlers op de voortplanting van de golven en van
de deining in de nabijheid van het park
4. De gecumuleerde invloed van alle windmolenpijlers op de voortplanting van de golven en van
de deining ver van het park.
(a) (b)
(c)
Figuur 1 – Significante golfhoogte (cm) gemeten in Bol van Heist : (a) Spreiding voor de periode 2005-
2010 (blauw) en de periode 2011-2016 (rood) en (b) de equivalente gecumuleerde spreidingsfuncties;
(c) equivalente gecumuleerde spreidingsfuncties per periode van 3 jaar (Gegevens: Meetnet Vlaamse
Banken)
(a) (b)
(c)
Figuur 2 – Gemiddelde periode van de golven (seconden) gemeten in Bol van Heist : (a) Spreiding voor
de periode 2005-2010 (blauw) en de periode 2011-2016 (rood) en (b) de equivalente gecumuleerde
spreidingsfuncties; (c) equivalente gecumuleerde spreidingsfuncties per periode van 3 jaar (Gegevens:
Meetnet Vlaamse Banken)
(a) (b)
(c)
Figuur 3 – Significante hoogte van de golven (cm) gemeten in Scheur-Wielingen: (a) Spreiding voor de
periode 2005-2010 (blauw) en de periode 2011-2016 (rood) en (b) de equivalente gecumuleerde
spreidingsfuncties; (c) equivalente gecumuleerde spreidingsfuncties per periode van 3 jaar (Gegevens:
Meetnet Vlaamse Banken)
(a) (b)
(c)
Figuur 4 – Spreiding van de gemiddelde periode van de golven (seconden) gemeten in à Scheur-
Wielingen : (a) Spreiding voor de periode 2005-2010 (blauw) en de periode 2011-2016 (rood) en (b) de
equivalente gecumuleerde spreidingsfuncties; (c) equivalente gecumuleerde spreidingsfuncties per
periode van 3 jaar (Gegevens: Meetnet Vlaamse Banken)
(a) (b)
(c)
Figuur 5 – Significante hoogte van de golven (cm) gemeten in Wandelaar : (a) Spreiding voor de periode
2005-2010 (blauw) en de periode 2011-2016 (rood) en (b) de equivalente gecumuleerde
spreidingsfuncties; (c) equivalente gecumuleerde spreidingsfuncties per periode van 3 jaar (Gegevens:
Meetnet Vlaamse Banken)
(a) (b)
(c)
Figuur 6 – Gemiddelde perioden van de golven (seconden) gemeten in Wandelaar : (a) Spreiding voor
de periode 2005-2010 (blauw) en de periode 2011-2016 (rood) en (b) de equivalente gecumuleerde
spreidingsfuncties; (c) equivalente gecumuleerde spreidingsfuncties per periode van 3 jaar; (d)
gecumuleerde spreidingsfuncties per jaar (Gegevens: Meetnet Vlaamse Banken)
__________________________________________________________________________________
Opmerking 97 Opnieuw: De vraag als de geobserveerde sedimentpluimen (=permanente wijziging van hydrografische
eigenschap) een effect hebben op het ecosysteem (benthisch én pelagisch) wordt hier niet aangepakt
(of zelfs maar vermeld). Er kunnen vragen gesteld worden bij de pertinentie van 2.5.2.
Antwoord Volgens het Besluit van de Commissie 2017/848 heeft criterium D7C2 enkel nog betrekking op de
benthische habitats. Zie bijlage voor meer details.
_____________________________________________________________________________________
Opmerking 98 Kwaliteitsaspect.
Hier zou toch iets moeten komen over het feit dat er enkel gekeken werd naar het benthisch
ecosysteem. Wat zijn de effecten op het pelagisch ecosysteem? Zijn er ook effecten voor de avifauna
(zichtbaarheid voor vogels die in de waterkolom foerageren).
Antwoord Criterium D7C2 heeft enkel betrekking op benthische habitats. Zoals uiteengezet in Antwoord 10
moeten de effecten voor de ecosystemen beoordeeld worden aan de hand van descriptoren D1 en
D6C5. De eerste MSFD-rapportagecyclus werd bestempeld als « learning by doing », en de verbanden
tussen D7C1 en D1 zullen duidelij-ker zijn bij de volgende rapportage. We verwijzen echter naar de
rapporten van de milieumonitoring van de offshore windmolenparken om een algemeen zicht te krijgen
op de evolutie van de pelagische ecosystemen en de avifauna in offshore windmolenparken (Degraer et
al. 2009, 2010, 2011, 2012, 2016, 2017).
_____________________________________________________________________________________
Opmerking 99 2.6. Verontreiniging.
Aanvullen met relevante descriptoren conform andere titels.
Antwoord Werd aangepast in het rapport.
_____________________________________________________________________________________
Opmerking 100 Milieudoelen werden opgesteld met betrekking tot de concentratie aan vervuilende stoffen in water
(conform de Kaderrichtlijn Water (KRW)), biota, sediment en vogeleieren; en met betrekking tot de
effecten ervan op het ecosysteem.
Enkel conform KRW, of voor biota/sediment ook conform OSPAR?
Antwoord Ook voor biota en sediment conform OSPAR.
_____________________________________________________________________________________
Opmerking 101 Figuur 2.30.
Verduidelijking bij de keuze van de stations om de milieutoestand in BE wateren te definiëren. Zijn
baggerloswallen representatief voor de algmene milieutoestand? Of worden deze meegenomen omdat
er een extra impact verwacht wordt?
Antwoord Chemische polluenten in sediment of biota (bot, mosselen) worden voor MSFD-monitoring niet bepaald
in stalen van baggerloswallen. De visslepen op baggerloswallen, aangeduid op Figuur 2.30, werden
gebruikt voor het vangen van schar voor EROD-bepaling (paragraaf 2.6.7). De reden waarom binnen
paragraaf 2.6.7 zowel schar op als buiten baggerloswallen werd bemonsterd, is omwille van
efficiëntieredenen. Er werd gebruik gemaakt van een bestaande campagne om schar te bemonsteren.
Hierbij werden zowel scharren buiten als op baggerloswallen bemonsterd. Aangezien het leefgebied van
individuele schar veel groter is dan dit van een baggerloswal, duidt de EROD-activiteit in deze vis op de
effecten in een leefgebied dat veel ruimer is dan de baggerloswal in kwestie en maakt het geen verschil
of deze gevangen is naast of op de loswal. Het valt bovendien op dat EROD-activiteit lager lag dan de
door OSPAR vooropgestelde achtergrondwaarden.
_____________________________________________________________________________________
Opmerking 102 PAKS, PCBs.
PAK's, PCB's; aanpassen doorheen deze tekst
Antwoord Werd aangepast in het rapport.
_____________________________________________________________________________________
Opmerking 103 waaronder geneesmiddelen en nieuwe pesticiden in het oppervlaktewater
Zal dit opgenomen worden in de monitoring van het oppervlaktewater, of van het BNZ?
Antwoord Ja, oppervlaktewater BDNZ.
_____________________________________________________________________________________
Opmerking 104 goede toestand bereikt voor EROD
Verduidelijken dat dit een biomerker is (geen contaminant)
Antwoord Werd verbeterd.
_____________________________________________________________________________________
Opmerking 105 2.6.1. Prioritaire stoffen.
Verduidelijken of dit enkel binnen descriptor 8 valt, of breder gaat? En in de titel ook verduidelijken dat
het hier over prioritaire stoffen in water & biota gaat (niet in het sediment)
Antwoord Zoals gesitueerd valt dit binnen verontreiniging (D8 werd toegevoegd in de titel). Het gaat hier over de
prioritaire stoffen zoals gedefinieerd volgens de KRW. De matrix is afhankelijk van het bestaan en de
ontwikkeling van normen en de mogelijkheden qua monitoring. Op dit moment zijn de europese
normen idd beperkt tot biota en water.
_____________________________________________________________________________________
Opmerking 106 Voor TBT blijken de jaargemiddelden zelfs de max aanvaardbare concentraties te overschrijden..
Wat is de waargenomen trend/evolutie in de laatste 5-10 jaar? Kan dit in een figuur aangeleverd
worden?
Antwoord Tijdsreeks is momenteel nog te kort.
_____________________________________________________________________________________
Opmerking 107 14 stoffen (zie Tabel 2.16).
Verduidelijken, dat de PAK's als '1' geteld worden, want er staan meer dan 14 componenten in die tabel.
Ook verduidelijken wat operationele monitoring is, en wat met componenten die hier niet tot behoren
maar wel prioritair zijn?
Antwoord Werd aangepast om duidelijk te maken dat deze stoffen onder PAK's vallen.
_____________________________________________________________________________________
Opmerking 108 Tabel 2.17
Dit is gebaseerd op data 2009-2014. Geen recente data. Daarnaast dateert TBT al van 2011-2013. De
ene waarde (bv voor antraceen) is berekend op bv periode 2009-2014, terwijl de andere waarde (bv
benzo(a)pyreen wordt gegeven per jaar. Niet uniform. Best aanpassen en verduidelijken.
Antwoord Herbruik van WFD beoordeling is voorzien en zelfs aangeraden door EC. Er wordt verwezen voor meer
details naar het KRW stroomgebiedsbeheersplan. Enkel jaarlijkse getallen zijn weergegeven indien
overschrijdingen worden waargenomen.
_____________________________________________________________________________________
Opmerking 109 Voor PAK’s en TBT werd de analysemethode reeds geoptimaliseerd, maar de vereiste detectielimieten
worden nog steeds niet gehaald (Belgische staat, 2016).
Dus er worden waarden gerapporteerd waarvoor methodes gebruikt werden waarvan de
detectielimieten niet gehaald worden? Dit lijkt mij niet toelaatbaar. Is dit in alle OSPAR landen zo, maw
moet het meten van deze componenten in water niet herzien worden? Kan hier meer uitleg voorzien
worden.
Antwoord Dit is idd overal een probleem: voor TBT bedraagt de EQS 0.2 ng/l en de nodige DL 0.03 ng/l wat zeer
laag is, verder ook blanco-problemen door het algemeen voorkomen, ook voor PAK’s.... wat absoluut
niet wil zeggen dat de hogere waarden die we rapporteren, niet betrouwbaar zijn. KRW focust zich
vooral op matrix water en zoetwater. In het zeewater worden watermassa’s gemengd met atlantisch
oceaanwater waardoor concentraties zeer laag zijn. Ook is de matrix niet de ideale voor detectie van
hydrofobe stoffen. Deze stoffen worden dan idd ook gemeten in andere matrices (OSPAR) zoals
sediment en biota. Waar een MKN vastgeled werd/wordt in het kader van KRW voor een andere matrix
wordt dit zeker overwogen in volgende rapportage.
_____________________________________________________________________________________
Opmerking 110 De monitoring van deze stoffen kan in de toekomst in biota gebeuren.
Gelieve in bv tabel 2.16 aan te duiden welke componenten in de toekomst in water en/of biota gemeten
zullen worden, en indien van toepassing welke enkel nog in sediment zullen bekeken worden.
Antwoord Dit zal gerapporteerd woren bij de herziening van de montoringsactiviteiten.
_____________________________________________________________________________________
Opmerking 111 Quasimeme.
Weergeven van de score/resultaten ringtest. Kan kort in die zin aangevuld worden.
Antwoord Dit werd niet toegevoegd maar kan opgevraagd worden bij de desbetreffende labo's (Ecochem en ILVO).
_____________________________________________________________________________________
Opmerking 112 Waar ik bedenkingen bij heb, is de historische vervuiling van TBT in de havens. Het zwaar verontreinigd
slib wordt opgebaggerd en in zee gestort waardoor de gifstoffen, volgens mij, vrij komen. Is het
vervuilde slib afvoeren en saneren een optie?
Antwoord Om slib te mogen storten op zee, moet dit slib reeds aan normen voldoen. Wanneer vb. de norm voor
TBT niet wordt gehaald, zal dit slib na baggeren inderdaad gesaneerd moeten worden in plaats van
gestort te worden in zee.
_____________________________________________________________________________________
Opmerking 113 Concentraties aan tributyltin in sediment.
Er wordt bij prioritaire stoffen in water (waar TBT > norm) verwezen naar sediment omdat TBT
accumuleert in het sediment. En nu staat er dat de TBT lager is dan detectielimiet? Wat zijn de
detectielimieten hier? Wat is de verklaring?
Antwoord De concentraties TBT in sediment zijn eveneens sterk gedaald, overal eigenlijk, maar in mariene
gebieden naderen ze de detectiegrens. In het Schelde-estuarium nog helemaal niet, en bijgevolg krijgen
we van daaruit nog een instroom via het water, originerend uit het Schelde-sediment. We doen ons best
om, met het nieuwe toestel, de DL verder te verlagen.
_____________________________________________________________________________________
Opmerking 114 milieucriteria …….. EAC-waarden.
Een tabel voorzien met de milieucriteria/EAC/BAC waarden voor de opgemeten componenten
Antwoord Per onderdeel worden de milieukwaliteitsnormen (MKN), EAC and BAC-waarden weergegeven in de
verschillende tabellen. E.g. tabel 2.16, 2.18, 2.19, 2.20, 2.21, 2.22, 2.23, 2.24, 2.26, 2.27
_____________________________________________________________________________________
Opmerking 115 het aandeel <63µm partikels klein.
Dit is gekend op deze locaties. Waarom wordt er niet meer staal genomen zodat dit continu opgevolgd
kan worden. Niet genoeg staal is in zo'n situatie niet aanvaardbaar.
Antwoord Hoewel op vele plaatsen van het Belgisch deel van de noordzee het gehalte sediment <63 µm goed
gekend is, kan dit in bepaalde gebieden toch sterk fluctueren. Vb. op de historische monitoringslocatie
140 kan de fractie <63 µm variëren van <10% tot >50%. De onzekerheid op het gehalte < 63µm neemt
toe naarmate dit gehalte kleiner wordt. De genoemde locaties W08, W09 en W10 typeren zich door
uitermate lage gehaltes aan fractie <63µm, doorgaans lager dan 0.1%. Indien voor een volledig
analysepakket 20 g staal nodig is van de fractie < 63 µm, maakt het een groot verschil indien het gehalte
0.1% is, dan wel 0.01% of 0.001%. Hoewel theoretisch onbeperkt, zijn er praktische limieten aan de
hoeveelheid staal die kan bemonsterd en opgezeefd worden.
_____________________________________________________________________________________
Opmerking 116 Methode voor TBT? Wordt dit ook op dezelfde sediment stalen als PCB's en PAK's gemeten?
Antwoord Ja
_____________________________________________________________________________________
Opmerking 117 persistentie van PCB's.
Aangezien deze PCB's zo persistent zijn in het milieu, is het dan nog noodzakelijk dat deze componenten
elk jaar opgemeten worden? Of zou de monitoringsstrategie hier kunnen aangepast worden?
Antwoord De concentratie aan PCBs in het marien milieu overschrijdt tot op heden nog steeds de OSPAR EAC
waarde, wat inhoudt dat de aanwezigheid van PCBs in ons marien milieu nog steeds nadelige effecten
kan veroorzaken. Bovendien wordt binnen nationale en internationale tijdreeksen gezien dat er lokaal
zelfs stijgende trends kunnen waargenomen worden door input van rivieren en het vaste land. In die
optiek heeft OSPAR in zijn laatste tussentijds assessment dan ook het belang aangeduid om PCB
concentraties in het mariene milieu ook in de toekomst nauw op te volgen in functie van de tijd.
_____________________________________________________________________________________
Opmerking 118 Titel.
Linken met descriptor. Dit vormt een zeer goed geformuleerd onderdeel van 'descriptor 8 -
contaminanten'
Antwoord Werd zo ingedeeld.
_____________________________________________________________________________________
Opmerking 119 Imposex gebaseerd op meting van TBT in biota:
Idem bij historische vervuiling in havens.
Antwoord Om slib te mogen storten op zee, moet dit slib reeds aan normen voldoen. Wanneer vb. de norm voor
TBT niet wordt gehaald, zal dit slib na baggeren inderdaad gesaneerd moeten worden in plaats van
gestort te worden in zee.
_____________________________________________________________________________________
Opmerking 120 Titel.
Wat wordt hier gemeten? Weer TBT in biota? Wat zijn de resultaten voor imposex? En de problematiek
met de purperslak is al lang gekend, waarom werd imposex in deze slakken dan opgenomen? Dit moet
verduidelijkt worden in de tekst. Het verwarrend om een hoofdstuk imposex te lezen zonder imposex
resultaten.
Antwoord Het milieudoel ter opvolging van de effecten van TBT werd geformuleerd als opvolging van
concentraties in biota wegens het ontbreken van (voldoende) individuen en de huidige beoordeling is op
de doelen 2012 gebaseerd. Deze resultaten staan trouwens enkel hier vermeld.
_____________________________________________________________________________________
Opmerking 121 eerste zin.
Deze zin is helemaal niet duidelijk. Wat is het milieudoel. Wat is er aangepast omdat de abundantie van
de purperslak te laag is?
Antwoord Idem als voorgaande.
_____________________________________________________________________________________
Opmerking 122 EAC en BAC voor mosselen en oesters.
Zijn dit EAC/BAC waarden voor TBT? Verduidelijken. Wat met EAC waarden voor imposex?
Antwoord Werd toegevoegd.
_____________________________________________________________________________________
Opmerking 123 Tabel 2.27.
Deze tabel hoort bij paragraag 2.6.1 waar TBT opgenomen is, en die matrices water en biota evalueert
Antwoord In het kader van KRW bestaat er geen norm voor TBT in biota. Wel relevant daar te verwijzen nr
geobserveerde trends.
_____________________________________________________________________________________
Opmerking 124 Dit zijn geen imposex gerelateerde conclusies. Gelieve te duiden waarom er geen resultaten zijn, en
waarom in eerste instantie dit opgenomen werd. Daarnaast ook verwijzen naar de andere onderdelen
met TBT resultaten (en vermelden dat bv waarden in sediment laag zijn!)
Antwoord Dat de concentraties in sediment daalden en laag zijn stond al vermeld in de conclusies. Referentie nr
paragraaf nummer werd toegevoegd. De reden van het ontbreken van imposex staat al bij inleiding.
_____________________________________________________________________________________
Opmerking 125 De kwaliteitsnorm voor besmeurde zeekoeten van OSPAR bedraagt 10%. In BE is dit momenteel 20%.
Wordt dit aangepast?
Positief: Sinds de luchtobservaties is het aantal illegale lozingen fors verminderd. De voorziene 25
oliebesmeurde individuen volgens het OSPAR protocol worden niet gehaald. (Zie blz. 101 bovenaan)
Antwoord In de volgende beoordeling zal de kwaliteitsnorm conform OSPAR zijn. Zie ook § 2.6.5.6.
_____________________________________________________________________________________
Opmerking 126 Door het gebruik van de puls in de Noordzee zijn er minder (vis)rustplaatsen dan vroeger. Immers met
elektrisch vissen worden nu plaatsen bevist die vroeger niet mogelijk waren.
Ik vraag mezelf af of de huidaandoeningen en parasitaire infecties opvallender worden waargenomen
tijdens de laatste jaren omwille van een meer gestreste toestand?
Antwoord Dit meer voorkomen van aandoeningen kan voorlopig oorzakelijk niet in verband gebracht worden met
de puls of stress toestand van de vis. Onderzoek is hier volop lopende (PhD Maaike Vercauteren).
_____________________________________________________________________________________
Opmerking 127 Huidaandoeningen en parasitaire infecties werden opvallender waargenomen tijdens de laatste jaren..
Meer waargenomen? Opvallender waargenomen is niet duidelijk.
Antwoord In die zin werd "opvallender" vervangen door "meer".
_____________________________________________________________________________________
Opmerking 128 Sinds 1985….
Dit aanvullen met de recente wijziging qua methode naar FDI. Door deze zin verwacht je bij resultaten
lange termijn trends vanaf 1985 (wat in principe mogelijk moet zijn).
Antwoord Om deze verwachting niet te scheppen en in overeenstemming te brengen met de resultaten, de zin
veranderen als: "Sinds 2000 is er een consistente dataset over het voorkomen van verschillende externe
aandoeningen en parasieten op schar en wijting in Belgische wateren aanwezig."
_____________________________________________________________________________________
Opmerking 129 Er kan aangenomen worden dat de aandoeningen bij schar binnen de perken zijn in het BDNZ.
Dit is niet gefundeerd. Indien er geen criteria zijn, kun je dit niet besluiten. Aanpassen, of de data
vergelijken met andere OSPAR landen en criteria.
Antwoord Te veranderen in: "Er is nog geen beoordelingscriterium, maar er zijn geen aanwijzingen dat de mate
van aandoeningen op schar abnormaal hoog is."
_____________________________________________________________________________________
Opmerking 130 500 schar individuen (groter dan 15cm) willekeurig….
Is het de bedoeling dat er een selectie gemaakt wordt op basis van grootte? Of moeten deze 500
scharren de populatie weergeven, en mag er zelfs geen selectie op grootte gebeuren? Nagaan.
Antwoord Nee, geen selectie op grootte, behalve een minimum criterium (> 15cm). Er wordt vanuit gegaan dat bij
het verzamelen van 500 scharren de populatie in voldoende mate is bemonsterd.
_____________________________________________________________________________________
Opmerking 131 titel.
descriptor toevoegen
Antwoord ingedeeld onder vervuiling D8
_____________________________________________________________________________________
Opmerking 132 Sinds de luchtobservatie is er veel verbeterd ivm illegale olielozingen toch zou het wenselijk zijn om ook
paraffine lozingen te verbieden. Hieromtrent nog volgend zeer recent artikel: KAARSVET aangespoeld
https://www.nieuwsblad.be/cnt/dmf20180701_03592588
Antwoord Lozingsvoorwaarden zijn internationaal bepaald in de MARPOL 73/78 regels van het IMO, regels voor
Belgie alleen uitvaardigen is iets dat wij helaas niet kan. De problemen met aanspoeling van parafine is
al internationaal aangekaart door verschillende Noordzee landen, onder andere door Belgie. Dit heeft
tot gevolg gehad dat Nederland Samen met Noorwegen een tekstwijziging (van MARPOL) probeert te
bekomen voor dit type stoffen (de zogenaamde solidificerende stoffen, zoals kaarsvet) Belgie geeft de
volle steun aan deze twee landen zodat kaarsvet hopelijk in de nabije toekomst niet meer geloosd mag
worden.
_____________________________________________________________________________________
Opmerking 133 Op het BDNZ werden in totaal 30 vlekken waargenomen. …….. In totaal werden 22 vlekken van andere
schadelijke vloeistoffen………...
Direct verduidelijken over welke tijdspanne dit gaat.
Antwoord Dit werd aangepast in de tekst.
_____________________________________________________________________________________
Opmerking 134 Het zou de tekst meer begrijpbaar maken indien de hoofdstukken over olieverontreiniging samen
genomen worden. Nu is het niet duidelijk hoe deze delen gelinkt zijn, en er zijn niet genoeg
kruisreferenties.
Antwoord Kruisreferenties werden toegevoegd. Het betreft heel verschillende methodes en databronnen. Het leek
de auteurs toch duidelijker om de indeling te behouden.
_____________________________________________________________________________________
Opmerking 135 Methodologie.
Er werden in het kader van de Flinterstar ramp nog andere analysen uitgevoerd (vervuilende stoffen,
impact op ecosysteem). Verduidelijken dat dit in een volgend hoofstuk behandeld zal worden.
Antwoord Enkele verduidelijkingen werden toegevoegd.
_____________________________________________________________________________________
Opmerking 136 Titel.
Descriptoren toevoegen
Antwoord ingedeeld onder vervuiling D8
_____________________________________________________________________________________
Opmerking 137 De impact op zeevogels bleef beperkt tot minder dan 300…..
Op basis van welke criteria wordt het level van impact geëvalueerd?
Antwoord Werd verduidelijkt; ook enkele correcties toegevoegd vnl. Op p.122 + 1 footnote (na dubbelchecken
vogel-gerelateerde info)
_____________________________________________________________________________________
Opmerking 138 Situeert 'significante ernstige verontreiniging' zich enkel maar bij olierampen op zee? En wat is dan het
verschil met de 'significante acute verontreiniging'? Waarom wordt dit niet samen genomen? Dit is niet
helemaal duidelijk.
Antwoord Fout in titel 2.6.9! Werd gecorrigeerd.
Daarnaast enkele verduidelijkingen toegevoegd in 2.6.10 p.120.
_____________________________________________________________________________________
Opmerking 139 Het zou interessant zijn indien dit voor de hoofdstukken over de flinterstar zou komen, waarbij de
andere flinterstar hoofdstukken dan onderdelen vormen van dit geheel.
Antwoord Het leek toch duidelijker om de huidige indeling te behouden.
_____________________________________________________________________________________
Opmerking 140 Bij gebrek aan beschikbare gegevens konden de auteurs van BE-AWARE geen kwantitatieve risicoanalyse
verrichten voor chemische verontreiniging.
De chemische verontreiniging in BDNZ wordt opgevolgd, dus het lijkt logisch dat deze data wel
beschikbaar is (zie ook andere hoofdstukken in dit document). Kan dit verduidelijkt worden, wat was er
niet beschikbaar, en zal dit in de toekomst wel beschikbaar zijn (open data of extra analyses...)?
Antwoord Deze afdeling betreft de evaluatie van acute vervuilingsrisico’s naar aanleiding van ongelukken op zee.
Om deze risicoanalyse te maken is het onontbeerlijk om een zo realistisch mogelijk zicht te hebben op
de vervoerde chemische producten. Het is minstens nodig om voor de belangrijkste chemische
producten die op zee worden vervoerd, de volgende gegevens te kennen:
- De havens van vertrek en van aankomst (om de gebruikte routes te kunnen inschatten)- De
trajectfrequentie tussen deze havens (om op elk gebruikt routesegment de fractie van het zeevracht-
vervoer dat voor het transport van deze chemische producten instaat te kunnen inschatten, en zo de
fre-quentie van mogelijke incidenten te kunnen inschatten)
- De typisch per traject vervoerde volumes chemische producten, alsook de transportvoorwaarden
(bulk, in vaten, verpakt, in containers, enz.) om het potentieel in zee gestort volume te kunnen
inschatten
- Het gedrag van de chemische producten zodra ze in zee terechtkomen (SEBC classificatie) om hun
fysiek-chemische evolutie in te schatten alsook de habitats en economische activiteitszones die door de
vervuiling kunnen worden getroffen.
In het kader van BEAWARE hebben de belangrijkste havens (Antwerpen, Rotterdam, Hamburg) de lijst
van de belangrijkste chemische producten in transit medegedeeld, alsook een raming van het totaal
jaarlijks gemanipuleerde volume. Maar deze gegevens hebben de auteurs niet in staat gesteld om een
realistisch zicht te reconstrueren op het transport van chemische producten die de zone van het
Akkoord van Bern binnenkomen.
De zin werd licht aangepast om de context beter te schetsen.
_____________________________________________________________________________________
Opmerking 141 Alle vis-, week- en schaaldierstalen uit de vismijnen die afkomstig zijn uit de zuidelijke Noordzee.
Zinsbouw is niet duidelijk. Alle vis etc uit de zuidelijke Noordzee? Of alle vismijnen waar vis uit de
zuidelijke Noordzee aangeland wordt? (Verder pas duidelijk dat dit over 3 BE vismijnen gaat…)
Antwoord "Belgische" toegevoegd.
_____________________________________________________________________________________
Opmerking 142 Beq.
becquerel --> Bq
Antwoord Aangepast.
_____________________________________________________________________________________
Opmerking 143 Hoe zal er in de toekomst omgegaan worden met het ontbreken van de soortgegevens, of niet-
specififeke informatie over het vangstgebied?
Antwoord Dit wordt bekeken bij de herziening van het monitoringsprogramma.
_____________________________________________________________________________________
Opmerking 144 Niets nieuws onder de zon zou ik zeggen. De plastic vervuiling mindert niet, integendeel. Zo lang de bron
en de mentaliteit niet aangepakt wordt, drastisch en snel is het dweilen met de kraan open. Ongeveer
80 % van het afval op het strand is plastic.
Is het geen tijd om handhavend op te treden ipv blijvend te sensibiliseren/pamperen?
Antwoord Akkoord, er zijn verschillende nationale en Europese initiatieven om treffende maatregelen te nemen.
_____________________________________________________________________________________
Opmerking 145 Gemiddeld werden er over deze periode …..
Welke periode? Welk oppervlak? Dit zegt helemaal niks zo.
Antwoord (Oostende Halve Maan, Raversijde) van 01-01-2012 tot 31-01-2017
_____________________________________________________________________________________
Opmerking 146 langs de Belgische kust.
De eerste zin uit methodologie kan verplaatst worden naar geografisch gebied. Wel belangrijk dat de
twee referentiestranden vermeld worden.
Antwoord Dit lijkt ons duidelijk vermeld.
___________________________________________________________________________________
Opmerking 147 Figuur 2.58.
Plastic en Glas zijn niet te onderscheiden in de figuur. Aanpassen. Zou dit niet duidelijker zijn in bar
chart?
Antwoord Werd aangepast in het rapport.
_____________________________________________________________________________________
Opmerking 148 gewijzigde situatie op de stranden.
Verduidelijken
Antwoord cfr 2.8.1.4
_____________________________________________________________________________________
Opmerking 149 Ook hier een gelijkaardig beeld. Meer dan 90 % bestaat uit plastic.
Gezien de termijn is niet te bepalen of het afval op de zeebodem nu toeneemt of daalt. Het onderzoek is
nog te kort en de variaties schommelen sterk.
Antwoord Dit is een correcte en terechte conclusie.
_____________________________________________________________________________________
Opmerking 150 ‘kader’
Periode?
Antwoord De periodes werden toegevoegd aan de tekst in het kader.
_____________________________________________________________________________________
Opmerking 151 geografisch gebied.
De BTS-data is hier voldoende. De data van baggerloswallen is overbodig. Daarbij wordt gesteld dat de
baggerloswallen representatief zijn voor de kustzone; voor marien afval in de kustzone. Dit lijkt mij toch
een extreme situatie.
Antwoord Het is inderdaad niet correct te stellen dat marien afval op baggerloswallen representatief is voor de
kustzone. De referentielocaties uit de monitoringsonderzoek zijn evenwel van belang en representatief
voor de kustzone. Daarom werd de tekst herwerkt, met sterkere focus op de aanwezigheid van afval op
de referentielocaties en minder nadruk op afval op de eigenlijke baggerloswallen.
_____________________________________________________________________________________
Opmerking 152 Resultaten op baggerloswallen (= impact locatie) als een case study in deze tekst verwerken
Antwoord Het baggerloswalonderzoek omvat data van referentielocaties die wetenschappelijk een evenwaardig
belang hebben voor het BDNZ ten opzichte van BTS-data. Daarom werd besloten om de tekst te
heroriënteren met focus op zowel de BTS-data als de data van referentielocaties van het
baggerloswalonderzoek. Hierdoor is het niet opportuun om de impactdata nog als aparte case studie te
verwerken, afzonderlijk van de referentiedata. Er wordt wel een verwijzing met korte uitleg behouden in
de originele tekst naar de hoge aantallen afval op sommige loswallen.
_____________________________________________________________________________________
Opmerking 153 Hetzelfde geldt trouwens ook voor de internationale data die ….
Dit is niet helemaal correct. Aanpassen volgens de bron "For most of the OSPAR regions, except the
Greater North Sea, more survey stations or longer datasets are needed …." Lange termijn studies
werden zelfs al gepubliceerd.
Antwoord Dit werd aangepast.
_____________________________________________________________________________________
Opmerking 154 De toestand van de Noorse stormvogels is sinds 2004 stabiel. Wat betekent dat zowat de helft van de
NSV meer dan 0,1 g plastic in de maag heeft. BE= 52%.
Beetje raar, vind ik, dat wetenschappers de toestand als matig positief omschrijven. Het is niet omdat al
jaren de helft van de NSV rondvliegen met plastic in hun maag dat je dat als positief mag beschouwen.
De populatie gaat er niet op vooruit. Echt beteren doet het niet.
Beetje raar, vind ik, dat wetenschappers de toestand als matig positief omschrijven. Het is niet omdat al
jaren de helft van de NSV rondvliegen met plastic in hun maag dat je dat als positief mag beschouwen.
De populatie gaat er niet op vooruit. Echt beteren doet het niet.
Antwoord Zin werd verwijderd.
_____________________________________________________________________________________
Opmerking 155 de toenemende hoeveelheden plastic afval kan de stabilisatie….
Uit welke studie blijkt dat de hoeveelheden plastic afval nog toenemen? En doelt dit op plastic zwerfvuil
(=in het milieu) of op plastic afval in het algemeen?
Antwoord Zin werd verwijderd.
_____________________________________________________________________________________
Opmerking 156 werden er minder dan 25 kadavers gevonden langs de Belgische kust
Is dit dan een geschikte indicator voor de BE kust?
Antwoord Formulering werd aangepast naar: In 8 onderzoeksjaren werden er minder dan 25 kadavers gevonden
langs de Belgische kust, wat een trendanalyse op niveau van België op korte termijn onmogelijk maakt.
Op langere termijn kan ervoor gekozen worden om gegevens van meerdere jaren te clusteren of om,
zoals nu het geval is, de analyse op regionaal niveau uit te voeren.
_____________________________________________________________________________________
Opmerking 157 Het heien van palen en UxO veroorzaken hoge geluidsniveaus die mogelijk schadelijk zijn voor
zeedieren.
De effecten van deze geluidsniveaus zijn onvoldoende of niet gekend.
Antwoord Toevoeging in 2.9.1.1. van: "Bepaalde antropogene activiteiten veroorzaken geluidsniveaus onder water
die mogelijk schadelijk zijn voor zeedieren. De effecten zijn onvoldoende of niet gekend."
_____________________________________________________________________________________
Opmerking 158 Het is een feit dat door de toenemende activiteiten op zee zoals transport, windturbines, enz. er meer
geluid geproduceerd wordt. Wat betreft het geluid van windturbines is de informatie eerder aan de
schaarse kant.
Om de verschillende factoren te bepalen wie wat wanneer met welke geluidsterkte produceert en
schadelijk is, is nog veel onderzoek nodig.
Antwoord Voor wat betreft offshore windparken bestaan, gezien mogelijke effecten, een uitgebreide monitoring.
Voor de andere zaken die geluid produceren wordt onderzoek gepland in de toekomst, of kan
beschouwd worden dat het gedekt wordt door de indicator m.b.t. achtergrondgeluid (vb. scheepvaart).
_____________________________________________________________________________________
Opmerking 159 voor in zee levende dieren.
Hier wordt enkel het mogelijk effect op zeezoogdieren bekeken? Waarom? En wat bijvoorbeeld met de
zwemblaas bij vis? Waarom wordt dit niet meegenomen?
Antwoord Er zijn onderzoeksprojecten (niet het onderwerp van monitoring of structureel onderzoek) over de
mogelijke effecten van het heien van palen en van het gebruik van seismische toestellen op vissen. Het
onderzoek van de effecten op vis is nuttig, maar het gaat niet om een verplichting binnen de MSFD
(D1C1, D1C2, D1C4). Effecten op vissoorten (niet-commercieel, en opgenomen in de Habitatrichtlijn) die
relevant zijn kunnen bovendien niet bestudeerd worden in onze wateren. Er kan geoordeeld worden dat
mogelijke effecten van antropogeen geluid zeer ondergeschikt zijn aan visserijsterfte. De algemene
toestand van commercieel geëxploiteerde soorten wordt uitgevoerd onder D3 ten behoeve van D1.
Tekstaanpassing: toevoegen in 2.9.1.1.: "Het onderzoek van de effecten van hoge geluidsniveaus onder
water focust vaak op walvisachtigen, gezien deze zelf gebruik maken van onderwatergeluid voor
communicatie en voedselzoeken, ze zeer gevoelig zijn voor hoge geluidsniveaus, en een
beschermingsstatuut (met bijhorende verplichtingen) hebben."
_____________________________________________________________________________________
Opmerking 160 SL.
zero-to -peak sound pressure level
Antwoord Voetnoot toegevoegd: "Het nul tot piekniveau (Lz-p) is de maximale waarde (ongewogen en uitgedrukt
in dB re 1µPa) die de geluidsdrukgolf bereikt."
_____________________________________________________________________________________
Opmerking 161 best onderzochte dieren zijn walvisachtigen.
maar onderzoek toont ook schadelijke gevolgen voor vissen
Antwoord Toegevoegd onder 2.9.1.2.: ", maar de resultaten van onderzoek tonen ook schadelijke gevolgen aan
voor vissen"
_____________________________________________________________________________________
Opmerking 162 Voor de vernietiging van UxO op het BDNZ werden geen geluidsmetingen onder water uitgevoerd
Waarom niet? De inleiding laat uitschijnen dat dit samen met heien mogelijk schadelijk kan zijn.
Antwoord De verspreiding over het jaar en over de ruimte van de detonatie van UxO wordt nu reeds beschreven,
hoewel dit niet voorzien was. Bijkomend kan eventueel (voor het volgende monitoringprogramma) een
inschatting gemaakt worden van de geassocieerde geluidsniveaus. Een monitoring van eventuele
effecten en het vervolgens eventueel opleggen van geluidsmitigerende maatregelen lijkt zeer moeilijk.
Een overzicht van de plaats en datum van detonaties van UxO lijkt ons een voldoende uitvoering van de
nieuwe D11C1, en in een internationaal kader wordt dit reeds behandeld (OSPAR). Teksttoevoeging in
2.9.1.2.: "Dit onderwerp wordt in het rapport behandeld omdat het aannemelijk lijkt dat bij detonaties
de drempelwaarde voor impulsief geluid overschreden worden."
_____________________________________________________________________________________
Opmerking 163 Figuur 2.75 geeft een overzicht van het aantal vernietigingen van UxO op zee per jaar..
Ook hier verduidelijken waarom er geen geluidsmetingen werden uitgevoerd. Waarom werd dit
opgenomen in KRMS?
Antwoord Dit betreft een uitvoering van EU 2017/848 die niet voorzien was in de oorspronkelijke uitvoering van de
MSFD. Zie antwoord op vorige opmerking.
_____________________________________________________________________________________
Opmerking 164 Wat zijn de plannen voor de toekomst inzake geluidsmetingen & detonatie van UxO?
Antwoord Dit betreft monitoring, en het maakt het onderwerp uit van de herziening van het
monitoringprogramma en de maatregelen. Het is duidelijk dat het onderwerp ook deel blijft uitmaken
van het langlopende OSPAR programma (m.b.t. plaats van detonaties en hun aantal, en in de toekomst
ook zal gerapporteerd worden in het kader van de MSFD.
_____________________________________________________________________________________
Opmerking 165 Debusschere et al 2016.
niet aanwezig in de tekst zelf
Antwoord Aangepast in de tekst.
_____________________________________________________________________________________
Opmerking 166 Veel tekst. Voornamelijk een literatuurstudie. Wat betekent JOMOPANS voor België? Wanneer kunnen
we wel iets rapporteren hierover?
Antwoord JOMOPANS is een lopend onderzoeksproject waar België aan deelneemt en het is niet mogelijk de
resultaten te voorspellen of nu reeds een engagement te maken om de conclusies toe te passen zonder
inschatting van de doenbaarheid of de kosten. Indien opportuun, zullen de resultaten in de volgende
rapportage over de uitvoering van de MSFD weergegeven worden, en zullen eventueel de indicatoren
aangepast worden. Het is mogelijk dat een wijziging van het monitoringprogramma zal doorgevoerd
worden naar aanleiding van de eerste resultaten van het project, dat een meer coherente uitvoering van
het onderwerp nastreeft, inclusief een gecoördineerde monitoring.
_____________________________________________________________________________________
Opmerking 167 ….of stopt met vocaliseren.
referentie aanvullen
Antwoord Ref. toegevoegd: Brandt, M.J., Diederichs, A., Betke, K. & Nehls, G., 2011. Responses of harbour
porpoises to pile driving at the Horns Rev II offshore wind farm in the Danish North Sea. Marine Ecology
Progress Series 421: 205–216.
_____________________________________________________________________________________
Opmerking 168 ...95 tot 110 dB re 1 μPa in het 20 Hz tot 3 kHz frequentievenster.
waarom niet rapporteren zoals er gevraagd wordt in 2.9.2.1: 1/3 - octaafbanden 63 en 125 Hz
Antwoord Een trend kan niet gegeven worden, gezien die enkel op zeer lange termijn zal kunnen duidelijk worden
(inherent aan de indicator), en gezien een gedetailleerd en gecoördineerd monitoringprogramma (nog)
niet bestaat. Een figuur wordt toegevoegd.
_____________________________________________________________________________________
Opmerking 169 ...(zoals het maken van gemiddeld.
in 2.9.2.6 wordt er gezegd dat je lange termijn gemiddeldes nodig hebt
Antwoord Tekstaanpassing: (…) akoestisch veld voor impulsgeluid kunnen direct worden (…),".
_____________________________________________________________________________________
Opmerking 170 Merchant et al 2016.
staat niet in de tekst maar wel bij referenties
Antwoord Toevoegen van Merchant et al., 2016 in tekst
_____________________________________________________________________________________
Opmerking 171 De bodem en het bodemleven hebben af te rekenen met een intensieve visserij. Langlevende soorten
maken geen kans om oud te worden. Zie ook verstoring zeebodem blz. 34 en grindbedden blz. 36.
Zonder duidelijk omschreven regels en handhaving zal de bodem zich nooit herstellen.
Antwoord Akkoord.
_____________________________________________________________________________________
Opmerking 172 Van de beloofde 20 ha (IHD Zeebrugge) voor de kolonie sternen en twee soorten meeuwen is niet veel
in huis gekomen. Het huidige gebied is te klein en niet geschikt (o.a. predatie door rat, kat, vos,..).
Nochtans is BE van internationaal belang voor deze in zandig habitat broedende soorten (1% van de
totale biografische populatie).
Dat de kolonie achteruitgaat, is een veelvoud van factoren habitatverlies en/of habitat achteruitgang
zijn er enkele van. Welke beschermingsmaatregelen worden voorgesteld?
Antwoord De volgende zin werd toegevoegd: "Na de aanwijzing van het vogelrichtlijngebied ‘Kustbroedvogels te
Zeebrugge-Heist’ (Belgisch Staatsblad 12/09/2005) werden de voorpgestelde kwantitatieve en
kwalitatieve instandhoudingsdoelstellingen nooit gehaald en dringt bijkomende bescherming zich op. "
_____________________________________________________________________________________
Opmerking 173 Hier dient een onderscheid gemaakt te worden tussen de NIET AAS etende en de AAS etende.
NIET AAS etende: Het is mij niet duidelijk of de Zee-eenden een afnemende trend vertonen en meer
verspreid zitten dan vroeger wegens wijziging van de soorten schelpdieren in de zandbanken.
Voor de sternen ligt de achteruitgang niet op zee maar op land bij het broedhabitat. Zie hierboven.
Antwoord 1. Er wordt in dit hoofdstuk duidelijk onderscheid gemaakt tussen aasetende en niet-aasetende
zeevogels en de daarbij behorendereferentie en 2. Er is onvoldoende kennis over de
schelpdierengemeenschap om op dergelijk detailniveau de wijzigingen in de verspreiding en aantallen
van zee-eenden te koppelen aan hun voedsel. Vandaar dat er slechts wordt aangegeven dat hun
achteruitgang sterk indicatief is voor een verslechterde voedselsituatie.
_____________________________________________________________________________________
Opmerking 174 Referentie ontbreekt.
Antwoord referentie toegevoegd, nl Seys 2001.
_____________________________________________________________________________________
Opmerking 175 Alk, dwergmeeuw en drieteenmeeuw zijn sterk afhankelijk van zandspiering. Een achteruitgang of
verschuiving van deze visjes zou een impact kunnen hebben voor deze soorten. Wordt dit belangrijk
stapelvoedsel bestudeerd?
Antwoord Er is nagenoeg geen onderzoek naar de aanwezigheid en de ecologie van zandspiering in het BDNZ.
_____________________________________________________________________________________
Opmerking 176 Het idee dat een veranderd visserijbeleid (minder afval door discards) een impact zou hebben op het
meeuwenbestand klopt niet want de achteruitgang is voordien al vastgesteld. “De aantallen nemen al
enkele jaren sterk af terwijl het verbod op discards nog niet in voege is getreden”. Zie blz. 190. De
zilvermeeuw nu in EU als “kwetsbaar voor uitsterven beschouwd”.
Er zijn dus verschillende factoren die de achteruitgang van de Kleine mantelmeeuw en de
Zilvermeeuwen veroorzaken.
Worden er maatregelen genomen om deze twee soorten te beschermen? De grootte van de
broedkolonie? Andere broedplaatsen? Zie opmerking onder Blz. 178 Broedende zeevogels.
Antwoord Hoewel er voor beide soorten instandhoudingsdoelen werden geformuleerd op Vlaams niveau zijn er
momenteel weinig of geen initiatieven tot bescherming. Bescherming van de broedkolonie valt echter
onder Vlaamse bevoegdheid en niet onder die van de federale overheid.
_____________________________________________________________________________________
Opmerking 177 Kan er geijverd worden om een verplichte melding of misschien beter aanlanding van de dode dieren te
voorzien. Zie Blz. 195 paragraaf Bijvangst.
Er bestaat volgens de wetgeving blz. 199 Kwaliteitsaspecten een meldingsplicht maar er worden bijna
geen bijvangsten gerapporteerd. Andere strengere wetgeving is dat mogelijk? Aanlanding dode dieren?
Ook van andere nationaliteiten/landen!
Antwoord Dit maakt het onderwerp uit van de nieuwe visserijwetgeving (DCF - MAP), die relatief onafhankelijk van
de MSFD ontwikkeld wordt. Het is niet opportuun om een monitoring te voorzien onder MSFD indien
deze reeds voorzien wordt binnen de CFP. In België zijn slechts een zeer beperkt aantal professionele
vissers actief die gebruik maken van staand want. In onze wetgeving is de rapportage en aanlanding
opgenomen: de meldingsplicht bestaat, maar controle blijft moeilijk tot onmogelijk; er is een zeer
beperkte mogelijkheid om m.b.t. visserij nationaal maatregelen te nemen die internationaal gelden.
_____________________________________________________________________________________
Opmerking 178 Wat is het milieudoel? Of vermelden indien dit nog niet bestaat. Dan ook verduidelijken waarom dit
opgenomen werd als er nog geen doel beschreven staat? Wat is de visie?
Antwoord Toevoeging van: "Het is niet mogelijk om door middel van de gegevens die beschikbaar zijn na te gaan of
het huidige milieudoel (minder dan 1,7% antropogene mortaliteit per jaar binnen de populatie) gehaald
wordt, en er zijn enkel onrechtstreekse aanwijzingen van een bijvangst-niveau."
_____________________________________________________________________________________
Opmerking 179 Methodologie - populatie.
Mogelijks kan het ook interessant zijn om akoestische gegevens van bruinvissen op te nemen in de
monitoring. Dergelijke gegevens worden onder meer verzameld in het kader van LifeWatch
(http://lifewatch.be/en/cetacean-passive-acoustic-network).
Antwoord Het doel van de MSFD is tot een gecoordineerde en coherente monitoring te komen op regionaal vlak.
PAM van bruinvissen is een geschikt instrument om lokale effecten van menselijke activiteiten in kaart
te brengen, of om trends aan te tonen met hoge temporele resolutie, maar is beperkt bruikbaar voor
het vaststellen van de absolute omvang van een populatie, of om data te verzamelen over een gebied
dat overeenkomt met het verspreidingsgebied van de populatie. De meest geëigende methode is deze
gebruikt bij de SCANS surveys.
_____________________________________________________________________________________
Opmerking 180 De toestand van het infralitoraal grofzandig en zandig habitat is over de ganse oppervlakte (100%)
gedegradeerd op het BNZ door de alomtegenwoordige visserij en in zeer beperkte mate door het
storten van gebaggerd materiaal en aggregaatextractie.
Een Goede milieutoestand wordt niet behaald.
Zelf het zakdoek groot gebied Zone 3 wordt nog steeds ondanks plannen/tekeningen bevist en/of
verstoord. Zie figuur 2.16 blz.45.
Eigenlijk een steeds wederkerende vraag vanuit de NGO’s die ik herhaal: Om de grindbedden een kans
op herstel te geven is een zone waar totaal geen bodemberoering gebeurt noodzakelijk.
Antwoord Volledig akkoord. Het Gemeenschappelijk Visserijbeleid heeft echter vastgelegd dat lidstaten enkel
visserijbeperkende maatregelen kunnen voorstellen als hierover een consensus bestaat met alle
betrokken partijen (dus leefmilieu en visserij) en landen. DG Leefmilieu heeft hier belangrijke stappen in
gezet (zie bijlage).
_____________________________________________________________________________________
Opmerking 181 Aangezien de KRMS-monitoring op impact monitoring is gebaseerd.
Is dit de bedoeling voor de beoordeling BE mariene wateren? Of vormt impact monitoring (bv op zand
extractie zones) een case die meegenomen kan worden indien relelvant?
Antwoord De KRMS monitoring basseert zich op de bestaande monitoring naar de impact van verschillende
menselijke activititeiten en niet een monitoringsplan dat streeft naar een algemene beoordeling van de
BE mariene wateren. Daarnaast is de KRMS richtlijn voor D6 gericht op het bepalen van het areaal dat
ongunstig beïnvloedt wordt door een bepaalde druk (en gerelateerde activiteit). vandaar dat de
beoordeling en monitoring zich ook focust op bepaalde activiteiten, en gerelateerde drukken om die
mate van ongunstige beïnvloeding te kunnen bepalen per activiteit. Zo is ook het rapport opgesteld en
zal er in de toekomstige beoordelingen gestreefd worden om deze verder te optimaliseren voor zoveel
mogelijke activiteiten/drukken en in relatie tot de fysische verstoring.
_____________________________________________________________________________________
Opmerking 182 Tal van belangrijke bentische soorten worden slechts sporadisch waargenomen. Om het kort te houden
bezit men enkel anekdotische informatie en is er slechts een beperkte recente data beschikbaar wegens
gebrek aan tijd en ruimte. Echter zolang de visserij de bodem blijft omwoelen (ook in zone 3) zullen
langlevende en structuurvormende soorten geen kans hebben tot kolonisatie. In hoofdstuk 3.5.3. Blz.
220 wordt dit beaamd:
“De toestand van de grindbedden wordt als sterk verstoord beschouwd en voldoet niet aan de goede
milieutoestand.”
Ondanks het vorig MRP 2014-2020 is er niets gebeurd ivm de bescherming die de vorige maker van het
MRP opgesteld heeft.
Antwoord Het Gemeenschappelijk Visserijbeleid heeft vastgelegd dat lidstaten enkel visserijbeperkende
maatregelen kunnen voorstellen als hierover een consensus bestaat met alle betrokken partijen (dus
leefmilieu en visserij) en landen. DG Leefmilieu heeft hier belangrijke stappen in gezet (zie bijlage).
_____________________________________________________________________________________
Opmerking 183 Op pagina 220 wordt vermeld dat de grindbedden onder grote druk staan door de toenemende
bodemberoerende visserijactiviteiten. Ook dit durven wij te betwijfelen. De activiteiten van Belgische
boomkorvaartuigen nemen niet toe, er is zelfs een afname van de intensiteit. Zie bijvoorbeeld de
publicatie aanvoer en besomming van het Departement Landbouw en Visserij. Onze beperkte Belgische
vloot vist trouwens zeer divers en in verschillende gebieden, waardoor de impact beperkt blijft. Als jullie
stelling gaat over buitenlandse visserijactiviteiten, dan zouden wij dit graag zo vermeld zien in het
document.
Antwoord voorstel tot wijziging (toevoegen vetgedrukte zin): p. 220 – 3.5.3.2: Door de toenemende omvang van de
bodemberoerende visserij zijn de grindbedden echter onder grote druk komen te staan. Ook nu nog
wordt frequent gevist in de grindbedden (zie fig. 2.16 in hoofdstuk 2.4), voornamelijk door een
buitenlandse vloot (Peccue et al., 2014).
Pecceu E, Vanelslander B, Vandendriessche S, Van Hoey G, Hostens K, Torreele E, Polet H (2014)
Beschrijving van de visserijactiviteiten in het Belgisch deel van de Noordzee in functie van de aanvraag
bij de Europese Commissie voor visserijmaatregelen in de Vlaamse Banken
(Habitatrichtlijngebied). 92p
_____________________________________________________________________________________
Opmerking 184 Methodologie.
Er dient misschien toch eens bekeken te worden als een destructieve monitoringsmethode in een
dergelijk fragiel en waardevol ecosysteem überhaupt wenselijk is. Een gedetailleerde fotomozaïek (bv.
met een AUV) zou een beter resultaat opleveren.
Antwoord Er wordt gewerkt aan de ontwikkeling van een niet-destructieve monsteringsmethode maar deze
techniek staat nog niet op punt en is daardoor nog niet inzetbaar. Ook hebben we de methodiek van het
vissen met de gilson dreg aangepast zodat de verstoorde oppervlakte kleiner is en de frequentie van de
verstoring lager ligt.
_____________________________________________________________________________________
Opmerking 185 Verbazend voor mezelf is tabel 3.8 blz. 223.
Geen enkele mossel groter dan 5 cm wordt er gevonden in zone 3 en 4 (zie ook figuur 3.19 van het vorig
blad ) met Hamon grab en Gilson dreg. Idem voor Dodemansduim Alcyonium digitatum geen specimen
groter dan 1cm. Geen Breedbladig mosdiertje Flustra foliacea groter dan 5 cm. Nul Geweispons
Haliclona aculata is er gevonden.
Deze bevindingen, ook al zijn ze slechts op korte termijn vastgesteld, laten duidelijk de slechte toestand
zien van de grindbedden. Jammer genoeg weer dezelfde vraag: Wanneer effectieve bescherming van dit
gebied en vooral de handhaving ervan?
Antwoord Het Gemeenschappelijk Visserijbeleid heeft vastgelegd dat lidstaten enkel visserijbeperkende
maatregelen kunnen voorstellen als hierover een consensus bestaat met alle betrokken partijen (dus
leefmilieu en visserij) en landen. DG Leefmilieu heeft hier belangrijke stappen in gezet (zie bijlage).
_____________________________________________________________________________________
Opmerking 186 In het monitoringsgebied zijn slechts 4 van de 5 doelsoorten geobserveerd en alle in kleine kolonies of
individuen. “De resultaten tonen aan dat de gemeenschap verarmd is”.
ER zou dringend een zone mogen komen waar door NIEMAND en door GEEN enkel systeem de bodem
beroerd wordt. Sorry voor mijn hardheid in de laatste zin.
Antwoord Volledig akkoord. Het Gemeenschappelijk Visserijbeleid heeft echter vastgelegd dat lidstaten enkel
visserijbeperkende maatregelen kunnen voorstellen als hierover een consensus bestaat met alle
betrokken partijen (dus leefmilieu en visserij) en landen. DG Leefmilieu heeft hier belangrijke stappen in
gezet (zie bijlage).
_____________________________________________________________________________________
Opmerkingen op rapport ‘Omschrijving van de definitie goede
milieutoestand en milieudoelen’
Opmerking 187 Zwerfvuil op zee (D10)
Marien zwerfvuil is de correcte term, zeker omdat het aangespoeld zwerfvuil (afval aan de kust) ook
behandeld wordt in de herziening.
Antwoord Deze term is overgenomen uit de richtlijn zelf.
___________________________________________________________________________________
Opmerking 188 Bepaalde milieudoelen zullen slechts behaald worden op voorwaarde dat er een sterke samenwerking
met deze buurlanden plaatsvindt.
Aanvullen met wat België ondernomen heeft om de afstemming met de buurlanden te optimaliseren
Antwoord De grensoverschrijdende samenwerking wordt beschreven in de inleidende hoofdstukken.
___________________________________________________________________________________
Opmerking 189 50 milieudoelen en geassocieerde indicatoren
Het zou interessant zijn een Annex toe te voegen met een overzichtelijke tabel met deze doelen en
indicatoren (bestaat tenslotte) per descriptor
Antwoord Deze tabel zou niet veel overzichtelijker zijn dan het huidige rapport.
___________________________________________________________________________________
Opmerking 190 Descriptor 1 wordt niet vermeld. Misschien kan boven 3.2 verduidelijkt worden dat deze bij 3.3 zal
besproken worden?
Antwoord Dit werd toegelicht in de inleidende paragraaf van 3.2.
___________________________________________________________________________________
Opmerking 191 Idem voor Descriptor 4.
Antwoord Dit werd toegelicht in de inleidende paragraaf van 3.2.
___________________________________________________________________________________
Opmerking 192 Idem voor Descriptor 6.
Antwoord Dit werd toegelicht in de inleidende paragraaf van 3.2.
___________________________________________________________________________________
Opmerking 193 Voor de effecten van TBT, wordt verwezen naar de analytische bepaling in biota (onder D8C1) die
uiteindelijk beter blijkt.
Verduidelijken. Is de analytische bepaling nauwkeuriger? Of beter toepasbaar in het geval van BNZ?
Antwoord Staat beschreven bij milieudoel D8.7 in het GES document.
___________________________________________________________________________________
Opmerking 194 De opdeling in 3.2. en 3.3. moet even toegelicht worden voor 3.2.
Antwoord Dit werd toegelicht in de inleidende paragraaf van 3.2.
___________________________________________________________________________________
Opmerking 195
Behalve het fytoplankton (cfr eutrofiëring) wordt hier geen rekening gehouden met plankton (bv
zooplankton). Dit is vreemd aangezien bepaalde planktonsoorten goede indicatoren zijn voor
veranderingen in het milieu. De reden om plankton hier buiten beschouwing te laten zou toch
verduidelijkt moeten worden. Nu lijkt mij dit een groot hiaat.
Antwoord Akkoord, en deze uitbreiding wordt overwogen.
___________________________________________________________________________________
Opmerking 196
De ontwerprapporten voor de herziening van artikels 8, 9 en 10 werden uitvoerig besproken in
meerdere experten-vergaderingen. In tegenstelling tot de eerste cyclus zijn bij de besprekingen in de
experten-vergadering geen vertegenwoordigers van het dMOW betrokken geweest. Hierbij wordt
gevraagd om dit bij de volgende sessie weer op te nemen, zodat opmerkingen en technische input (cfr
infra) nog tijdens het schrijven van de rapporten kan worden meegenomen.
Antwoord Dit werd genoteerd.
___________________________________________________________________________________
Opmerking 197 D7C1 : dr. infra bij de opmerkingen over de herziening van de milieudoelen.
Antwoord Opmerking was niet duidelijk.
___________________________________________________________________________________
Opmerking 198
D7C2: "In afwachting van het definiëren van een gemeenschappelijke methodologie op OSPAR-niveau
zal de omvang van de volgende zones worden gerapporteerd als parameter die negatieve gevolgen
ondergaat van de permanente wijzigingen van de hydrografische omstandigheden die te wijten zijn aan
de aanwezigheid of de exploitatie van een infrastructuur: (i) de zones die een fysiek verlies in de zin van
criterium D6C1 hebben ondergaan."
Hier wordt verondersteld dat in de zone onderhevig aan fysiek verlies in de zin van criterium D6C1 =zone
onderhevig aan permanente wijzigingen van de hydrografische omstandigheden= zone waarin fysieke
en hydrografische eigenschappen en de eraan verbonden levensgemeenschappen negatieve gevolgen
ondergaan worden. Het wordt in het rapport niet duidelijk gemaakt op basis waarvan deze drie, die aan
elkaar gerelateerd zijn, gelijkgesteld kunnen worden. Dit dient verduidelijkt en/of aangepast te worden.
Antwoord We houden ons hier aan de gegeven definities van het Besluit van de Commissie 2017/848:
- Een fysiek verlies is een permanente wijziging van de zeebodem die een periode van twee verslagcycli
(twaalf jaar) of langer heeft geduurd of naar verwachting zo lang zal duren.
- Een fysieke verstoring is een verandering van de zeebodem die omkeerbaar is als de activiteit
waardoor de verstoringen worden veroorzaakt, wordt beëindigd.
Ook al lijken deze definities duidelijk, in de praktijk blijkt dat de invoering van de periode van twaalf jaar
in de definitie van fysiek verlies het soms moeilijk maakt om een verstoring te classificeren die à priori
omkeerbaar is maar waarvan het herstel traag en/of onzeker kan zijn. Het is dus waarschijnlijk dat
tussen twee MSFD-rapportagecycli sommige zeebodemwijzigingen moeten veranderen van classificatie.
Om binnen eenzelfde rappor-tagecyclus coherent te blijven zal de raming van de door permanente
hydrografische wijzigingen getroffen opper-vlakten (D7C1 en D7C2) altijd de evaluaties van de fysieke
verliezen omvatten die werden gedaan onder D6C1. Deze relatie maakt overigens expliciet deel uit van
de definitie van descriptor D7C1 in hetzelfde Besluit van de Commissie 2017/848 :
“D7C1 — Secundair: De ruimtelijke omvang en spreiding van de permanente wijziging van de
hydrografische omstandigheden (bv. wijzigingen van de golfslag, de stroming, het zoutgehalte, de
temperatuur) van de zeebodem en de waterkolom, met name in verband met het fysieke verlies (1) van
de natuurlijke zeebodem.”
“(1) Fysiek verlies wordt opgevat als in punt 3 van de specificaties onder beschrijvend element 6.”
___________________________________________________________________________________
Opmerking 199 D6Cl "Onder fysiek verlies wordt een permanente wijziging van de zeebodem verstaan die een periode
van twee verslagcycli (twaalf jaar) of langer heeft geduurd of naar verwachting zo lang zal duren"
-> op basis waarvan zal deze beslissing genomen worden?
Antwoord Monitoringsresultaten van fysische en biologische eigenschappen.
___________________________________________________________________________________
Opmerking 200 Bereken ook het cumulatief effect van verschillende drukken en impacten.
Antwoord Dit is momenteel nog experimenteel en een uitdaging voor toekomstig onderzoek.
___________________________________________________________________________________
Opmerking 201 Descriptor 2 nieuw geïntroduceerde niet-inheemse soorten
Doel is enkel gericht op het monitoren van de introductie van niet-inheemse soorten en niet meetbaar
(‘tot een minimum beperkt’). Er is echter geen (soortspecifiek) doel bepaald om de mogelijke negatieve
effecten van de antropogene introductie van niet-inheemse soorten te neutraliseren indien nodig.
Antwoord Akkoord, maar dit is heel complexe materie en we leggen momenteel de prioriteit bij het voorkomen
van nieuwe introducties. Evolutie in deze materie wordt zeker in regionale context opgevolgd.
___________________________________________________________________________________
Opmerking 202 Descriptor 3 commercieel geëxploiteerde soorten vis en schaal- en schelpdieren
Voeg een doel toe m.b.t. fully documented fisheries voor alle soorten vis die gevangen worden in
Belgische wateren door commerciële en recreatieve vissersvloten, ongeacht het commercieel belang
van de soort. Dit in relatie met D1, zie verder.
Antwoord De uitvoerbaarheid van een dergelijk doel moet onderzocht worden. De opvolging van de visbestanden
is in eerste instantie een taak van het GVB. De recreatieve visserij wordt sinds de laatste jaren steeds
intensiever gemonitord door VLIZ en ILVO.
___________________________________________________________________________________
Opmerking 203 Descriptor 3 commercieel geëxploiteerde soorten vis en schaal- en schelpdieren
Voeg duiding toe tussen het verband op het Belgische verbod op vissen op schelpdieren en de mariene
aquacultuur van schaal- en schelpdieren om verwarring te vermijden.
Antwoord Momenteel geen commerciële kweek - het verbod zal mogelijks in toekomst moeten aangepast worden.
___________________________________________________________________________________
Opmerking 204 Descriptor 3 commercieel geëxploiteerde soorten vis en schaal- en schelpdieren
Visserijsterfte moet lager zijn dan een niveau dat de maximale duurzame opbrengst kan opleveren om
te beantwoorden aan de bepalingen van de maximaal duurzame opbrengst. Schrap de woorden ‘is gelijk
aan’ in de betrokken zinnen (oa toelichting bij criterium 1).
Antwoord De tekst uit de nieuwe Commissiebeslissing werd overgenomen.
___________________________________________________________________________________
Opmerking 205 Descriptor 7: hydrografische omstandigheden
Toevoegen: drempelwaarde waarbinnen de hydrografische veranderingen geen impact hebben op het
functioneren van het mariene ecosysteem.
Antwoord Volgens de logica van het nieuwe Besluit van de Commissie 2017/848 is descriptor D7 bedoeld om de
permanente hydrografische wijzigingen te identificeren en onder de aandacht te brengen die worden
veroorzaakt door mense-lijke activiteiten op zee die wijzigingen kunnen teweegbrengen op het niveau
van de habitats. Het oorzakelijk verband tussen de hydrografische wijzigingen en de eventueel
waargenomen wijzigingen in de mariene ecosys-temen en op zijn minst in de controlepopulaties, moet
worden gelegd in het kader van de descriptoren D1 en D6C5.
Binnen dit nieuwe kader en bij ontstentenis van een gemeenschappelijke methodologie voor alle
contracterende OSPAR-partijen, hebben we gekozen voor de benadering die werd ontwikkeld door
Populus et al (2017) in het kader van EMODNET habitat, die het mogelijk maakt om de grote benthische
habitats te karakteriseren volgens de drempelwaarden voor de verschillende parameters (Cynetische
energie van de stromingen en golven, PAR op de bodem, verhouding tussen de golflengte van de golven
en de diepte, type sediment, enz.)
De criteria die verband houden met D7 zijn echter secundair, en ze moeten dus niet rechtstreeks leiden
tot een beoordeling over de goede milieutoestand maar wel de aandacht vestigen op hydrografische
wijzigingen bij de evaluatie van de descriptoren D1 en D6C5. In die zin moet geen enkele maximale
drempelwaarde worden gedefi-nieerd van de oppervlakte van de zones die permanente hydrografische
wijzigingen ondergaan.
___________________________________________________________________________________
Opmerking 206 Descriptor 7: hydrografische omstandigheden
P. 10/23 ‘wanneer de milieuvergunning voor de infrastructuur een programma voor milieumonitoring
oplegt…’ Op basis van de hierboven omschreven drempelwaarde bepalen of er ook herstelmaatregelen
opgelegd moeten worden of niet.
Antwoord De beslissing om al dan niet een milieumonitoringprogramma op te leggen hangt onder meer af van de
evaluatie van de milieueffectbeoordelingen die moeten worden gedaan in het kader van de aanvragen
voor exploitatiever-gunningen voor activiteiten op zee. Deze beoordelingen worden geëvalueerd door
de wetenschappelijke dienst BMM ten aanzien van diverse wettelijke verplichtingen en internationale
mariene milieuverbintenissen waaron-der KRMS, het Marien ruimtelijk plan (MSP), de richtlijn Natura
2000, het ASCOBANS verdrag, enz. Na deze evaluatie wordt een op wetenschappelijke argumenten
gebaseerd advies geformuleerd, dat wordt bezorgd aan de minister of staatssecretaris bevoegd voor de
Noordzee. Het is dan aan deze laatste om de vergunningsaanvraag al dan niet te aanvaarden en/of er
bijkomende verplichtingen aan te koppelen, zoals de uitvoering van een milieumonitoringprogramma of
de uitvoering van herstel-, compensatie- of beschermingsmaatregelen.
___________________________________________________________________________________
Opmerking 207 Descriptor 8: contaminanten criterium 2
Uit de rapportage voor art. 8 blijkt dat visziekten de laatste jaren meer worden waargenomen. Voeg
doel toe dat de relatie tussen antropogene druk (pulsvisserij / verzuring?) en toenemend voorkomen
van visziekten onderzoekt.
Antwoord Dit is een maatregel suggestie voor onderzoek om te achterhalen wat mogelijke oorzaken-linken zijn,
niet echt iets als aanvulling op het rapport.
___________________________________________________________________________________
Opmerking 208 Descriptor 8: contaminanten criterium 3
Doel toevoegen: zowel monitoring van microplastics als een doel om het aantal microplastics te
verminderen.
Antwoord Zie D10 criterium 2.
___________________________________________________________________________________
Opmerking 209 Descriptor 8: contaminanten criterium 3
Doel toevoegen: opname paraffine op lijst verboden te lozen stoffen MARPOL.
Antwoord In mei 2018 verscheen in de Nederlandse pers een artikel over de toegelaten lozingen onder MARPOL
Annex II wat enige ophef heeft veroorzaakt binnen de NL regering en de tweede Kamer. Ondertussen
werd er door de Nederlandse overheid, de haven van Rotterdam, de Nederlandse redersvereniging en
enkele spelers uit de sector een intentieverklaring ondertekend in afwachting van de discussies binnen
IMO (MEPC, CCC en PPR) over de aanscherping van de huidige regels waaronder de lozingen van
MARPOL annex II goederen zijn toegelaten. De intentieverklaring is niet juridisch afdwingbaar maar
heeft tot doel om zoveel als mogelijk toegelaten lozingen van waswater van paraffine te voorkomen.
___________________________________________________________________________________
Opmerking 210 Descriptor 9: contaminanten in vis en andere visserijproducten
Doel toevoegen: zowel monitoring van microplastics als een doel om het aantal microplastics te
verminderen.
Antwoord De acties van D10 criterium 2 betroffen ook de biota.
___________________________________________________________________________________
Opmerking 211 Descriptor 10: zwerfvuil
Schakel voor de monitoring van criterium 1 ook burgers in d.m.v. citizen science projecten, neem dit op
in het doel.
Antwoord In principe zou dit kunnen, maar in de praktijk zal dit een belangrijk werklast (kosten) met zich
meebrengen – controle en opvolging van de gegevens bijeengebrach door SC is zeer tijdrovend, iets wat
bij inschakelen van SC stelselmatig onderschat wordt.
___________________________________________________________________________________
Opmerking 212 Descriptor 11: onderwatergeluid
Criterium 1: leg specifieke doelen vast voor het beperken van impulsief onderwatergeluid door zowel
bouw windmolens als UxO.
Antwoord Een drempelwaarde wordt vastgelegd, wat betekent dat men geluidsemissie, waar nodig moet
beperken tot deze of een lagere waarde. Voor wat betreft het vernietigen van UxO is het beperken van
het niveau, door de aard van de activiteit, zo goed als onmogelijk zonder excessieve kosten.
___________________________________________________________________________________
Opmerking 213 Descriptor 11: onderwatergeluid
Hou bij het vaststellen van de drempelwaarden voor criterium 2 ook uitdrukkelijk rekening met
elasmobrachen.
Antwoord De mogelijke effecten van onderwatergeluid op elasmobranchen is een hiaat in onze kennis;
vermoedelijk zijn ze, omwille van een gebrek aan lichaamsdelen die gevuld zijn met lucht (zoals een
zwemblaas), slechts beperkt gevoelig. De meest gevoelige organismen zijn deze die onderwatergeluid
gebruiken voor oriëntatie, communicatie en voedselzoeken, en dat zijn tandwalvissen - deze zijn
waarschijnlijker gevoeliger dan elasmobranchen en een drempelwaarde voor tandwalvissen is dus ook
voor elasmobranchen positief.
___________________________________________________________________________________
Opmerking 214 Descriptor 1: biodiversiteit
Criterium 1: Doel toevoegen: monitoring door verplichte melding bijvangst vogels, zeezoogdieren en
(kwetsbare soorten) elasmobrachen door zowel commerciële als recreatieve visserij in BNZ (zie ook doel
‘fully documented fisheries, D3).
Antwoord Dit is een onderwerp binnen het Gemeenschappelijk Visserbeleid, en het is niet opportuun om een
monitoring in te voeren binnen de MSFD die eventueel afwijkt van de monitoring binnen het GVB.
___________________________________________________________________________________
Opmerking 215 Descriptor 1: biodiversiteit
Criterium 2: Doel toevoegen: resultaatsverbintenis (en geen aanbeveling) om soort specifieke
benadering voor elasmobrachen uit te werken (zowel soort specifieke TAC als vangstverbod voor
kwetsbare soorten, op basis van IUCN-criteria).
Antwoord Het ontwikkelen van een soortspecifieke benadering voor haaien en roggen is reeds opgenomen in het
maatregelenprogramma.
___________________________________________________________________________________
Opmerking 216 Descriptor 1: biodiversiteit
Criterium 2: Doel toevoegen m.b.t. fully documented fisheries (zie ook D3) om impact van visserij op
bvb. zandspiering (voedsel voor vogels) te kunnen berekenen.
Antwoord De uitvoerbaarheid van een dergelijk doel moet onderzocht worden. De opvolging van de visbestanden
is in eerste instantie een taak van het GVB. De recreatieve visserij wordt sinds de laatste jaren steeds
intensiever gemonitord door VLIZ en ILVO.
___________________________________________________________________________________
Opmerking 217 Descriptor 1: biodiversiteit
Criterium 4: Doel voor zeevogels toevoegen, voor soorten die afhankelijk zijn van schelpdierbestanden +
monitoring van belang van het gehele BNZ voor zeevogels om bvb. belangrijke migratieroutes te kunnen
bepalen.
Antwoord Het is momenteel de prioriteit om de monitoring voor wat betreft de zeevogelpopulaties te herbekijken
en optimaliseren. Dit zal binnenkort aangepakt worden in het kader van de herziening van het
monitoringsprogramma voor de Mariene Strategie.
___________________________________________________________________________________
Opmerking 218 Descriptor 1: biodiversiteit
Criterium 5: Doel toevoegen: habitat voor vogels die afhankelijk zijn van specifieke habitats zoals o.a.
Zwarte Zee-eend en sternen.
Antwoord Een eerste verkenning van een dergelijke indicator zal volgend jaar op de agenda van de JWGBirds
staan. Het werd aangeraden om in de tussentijd geen eigen Belgische indicator te ontwikkelen, maar te
wachten en mee te werken aan een indicator die door alle OSPAR landen wordt gedragen.
___________________________________________________________________________________
Opmerking 219 Descriptor 4: ecosysteem, voedselketen
Toevoegen: wat is het voorstel van België om doelen en drempelwaarden te bepalen? Wat zijn voor
België relevante trofische niveaus?
Antwoord Deze uitwerking dient regionaal te gebeuren. Het is weinig zinvol om dit op nationaal niveau uit te
werken. Dit dient een gezamenlijke, regionale oefening te zijn.
___________________________________________________________________________________
Opmerking 220 Descriptor 6: zeebodemintegriteit Criterium 3
Schrap het tweede milieudoel m.b.t. alternatief, milieuvriendelijk vistuig. Ook ‘minder bodemberoering’
blijft bodemberoering en dus schadelijk voor sommige habitattypes.
Antwoord Dit milieudoel werd verwijderd.
___________________________________________________________________________________
Opmerking 221 Descriptor 6: zeebodemintegriteit Criterium 3
Schrap het doel met de verwijzing naar de zogenaamde testzones en formuleer ter vervanging daarvan
een concreet doel voor de noodzakelijke ruimtelijke spreiding van grindbedden met bijhorende fauna in
het gehele N2000 gebied Vlaamse banken i.f.v. het functioneren van het marien ecosysteem. Dat wil
zeggen hoeveel oppervlakte moet afgesloten worden van elke vorm van bodemberoering om het
ecologisch functioneren van de grindbedden terug te herstellen?
Antwoord Detailopvolging van de evolutie van hard t.o.v. zandig substraat in grindgebieden is belangrijk om
inzicht te krijgen in mogelijke verzandingsprocessen die grindvelden kunnen bedreigen. Dergelijke
opvolging is slechts haalbaar in beperkte gebieden en niet op regionale schaal. Resultaten kunnen
echter wel geëxtrapoleerd worden.
___________________________________________________________________________________
Opmerking 222 Descriptor 6: zeebodemintegriteit
Criterium 4: Wat is de drempelwaarde die België zal verdedigen?
Antwoord D6C4: zie Sectie 3.5.
___________________________________________________________________________________
Opmerking 223 Descriptor 6: zeebodemintegriteit
Criterium 5: Voeg soortenlijst toe waarnaar verwezen wordt.
Antwoord D6C5: zie Sectie 3.5, Tabel 3.6 en 3.10.
___________________________________________________________________________________
Opmerking 224 Descriptor 6: zeebodemintegriteit
Criterium 5: Voeg concreet doel toe met betrekking tot herstel habitat grindbedden, uitgedrukt in
oppervlakte.
Antwoord D6C5: zie Sectie 3.5
___________________________________________________________________________________
Opmerkingen op rapport ‘Socio-economische analyse van het gebruik
van de mariene wateren’
Opmerking 225 Er wordt zeer inconsequent omgegaan met bronvermelding. Soms wordt de desbetreffende studie
geciteerd maar dikwijls ontbreekt een citatie. Dit komt de traceerbaarheid van de cijfers en
transparantie niet ten goede.
Antwoord Werd aangepast in de tekst.
_____________________________________________________________________________________
Opmerking 226 Given the assumptions used and bearing in mind the measures for which no data are available, the total
costs of measures that avoid degradation of the Belgian North Sea environment have been calculated to
be at least € 2.873.031 per year.
De opgelijste maatregelen gaan echter ook gepaard met inkomsten (zandwinningsfonds &
windmonfonds). In feite zou dit ook in rekening moeten genomen worden of vermeld worden.
Antwoord Hier gaat het specifiek over de kosten van maatregelen die moetn genomen worden om de degradatie
van het marien milieu te voorkomen.
_____________________________________________________________________________________
Opmerking 227 The cost of degradation for the Belgian North Sea (BNS)
Zou hier ook niet moeten vermeld worden dat er ook kosten verbonden zijn aan de degradatie van het
BNZ door het verlies van ecosysteemdiensten? Momenteel zijn deze (nog) niet meegenomen in de
methodologie maar het is wel belangrijk om deze beperking van de huidige methodologie te duiden.
Wellicht zijn deze kosten een (heel) stuk groter dan de kosten die verbonden zijn aan de monitoring en
huidige maatregelen.
Antwoord Werd aangepast in de tekst.
_____________________________________________________________________________________
Opmerking 228 As there is no actual mariculture activity, there is no current cost of degradation yet.
Wordt er ook rekening mee gehouden dat aquacultuur van bv. zeewier ook ecosysteemdiensten kan
leveren door het verlagen van het nutriëntengehalte? Zoals hierboven aangegeven wordt het concept
van 'cost of degradation' zeer nauw en eenzijdig benaderd in deze studie.
Antwoord Werd aangepast in de tekst.
_____________________________________________________________________________________
Opmerking 229 There are four ports in Belgium, with Ostend and Zeebrugge situated along the coast, and Ghent and
Antwerp situated inland and connected to the North Sea via a canal and the river Scheldt respectively.
These four ports constitute the Belgian North Sea ports cluster.
Ik heb nog nooit gehoord van deze cluster. Je hebt wel North Sea Port maar dan gaat het over de haven
van Gent en de Nederlandse havens in de Westerschelde. Bovendien heeft Luik ook een zeehaven.
Antwoord Werd aangepast in de tekst.
_____________________________________________________________________________________
Opmerking 230 Belgian will enhance its methodology for the socio-economic analysis of the cost of degradation by
considering the restoration costs related to the measures needed to reach GES.
Het is dan toch de bedoeling om alle herstelkosten in rekening te brengen die nodig zijn om de GMT te
bereiken, ook als de herstelmaatregel uiteindelijk niet in de praktijk wordt gebracht.
Antwoord Inderdaad
_____________________________________________________________________________________
Opmerking 231 The Belgian commercial fisheries activities take to a large extent place outside the Belgian continental
Shelf and the commercial fisheries activities situated within the Belgian part of the North Sea are
limited. Therefore, the socio-economic data on commercial fisheries go beyond the Belgian part of the
North Sea (BNS) and are not representative for this area. The BNS is therefore of lesser importance for
Belgian commercial fisheries because less than 10% of the total catch is derived from the BNS.
Hier wordt adhv alternatieve bewoordingen eigenlijk 4 keer hetzelfde gezegd
Antwoord Werd aangepast in de tekst.
_____________________________________________________________________________________
Opmerking 232 End 2017, the Belgian commercial fishing fleet consisted of 71 fishing vessels, with a total engine power
of 45.051 kW and a gross tonnage of 13.712 BT.
In de executive summary wordt gewag gemaakt van 76 schepen in 2015. Het zou best zijn om daar ook
de meest recente cijfers op te nemen.
Antwoord Werd aangepast in de tekst.
_____________________________________________________________________________________
Opmerking 233 The most important commercial fish and shellfish species are European plaice, Common sole, Cod,
Scallop and Brown shrimp
Op basis van de nieuwste publicatie van Devogel en Velghe staan noch kabeljauw, st-jacobsschelpen als
garnaal in de top 5. Dit geldt zowel op het vlak van besomming als aanvoer (ton).
Antwoord Werd aangepast in de tekst.
_____________________________________________________________________________________
Opmerking 234 Devogel & Velghe (2016) and the VIRA (2016).
De meest actuele publicaties opnemen -> 2018 (in prep) of op zijn minst Devogel & Velghe 2017
Antwoord De publicatie van 2018 mag nog niet verspreid worden. Er werd gerefereerd naar die van 2017.
_____________________________________________________________________________________
Opmerking 235 The current overall catch is currently estimated at 76,9 % of TAC (Rederscentrale, 2015).
Meest actuele cijfers?
Antwoord Werd aangepast in de tekst.
_____________________________________________________________________________________
Opmerking 236 table 3. Dienst Marien Milieu: 3 FTE, 100.000
Het is onduidelijk in tabel 3 als de vermelde bedragen slaan op de FTEs of als dit werkingsmiddelen voor
de FTEs zijn. Hetzelfde geldt voor andere tabellen mbt cost of degradation voor andere
gebruikersfuncties.
Antwoord Werd verduidelijkt.
_____________________________________________________________________________________
Opmerking 237 the restocking with Turbot (Delbare et al. 2015)
Deze studie werd niet opgenomen in de referentielijst.
Antwoord Werd aangepast in de tekst.
_____________________________________________________________________________________
Opmerking 238 Crassostrea gigas.
Magallana gigas (recentelijke wijziging in naamgeving)
Antwoord Werd aangepast in de tekst.
_____________________________________________________________________________________
Opmerking 239 Informatie met betrekking tot Spuikom
Zijn de activiteiten in de Spuikom relevant om te vermelden aangezien de hier gekweekte oesters niet in
productie gebracht worden?
Antwoord Deze informatie is niet hoogstnoodzakelijk maar wel nuttig voor de geïnteresseerde lezer.
_____________________________________________________________________________________
Opmerking 240 Informatie over activiteiten SDVO 2006-2009
Dit betreft zeer oude informatie, recenter is er nieuwe golf aan innovatieve studies/projecten die de
economische en technische haalbaarheid van aquacultuur in VL analyseren (bv. Aquavalue 2015,
SeaConomy 2017). Voor up to date overzicht raadpleeg: www.aquacultuurvlaanderen.be
Antwoord Werd aangepast in de tekst.
_____________________________________________________________________________________
Opmerking 241 Examples of ongoing and past research projects
Relevant om te vermelden zijn het Coastbusters project (testsite met aangelegde natuurlijke riffen met
zeewier, mosselen en kokerwormen met het oog op kustbescherming) en het SeaConomy project
(onderzoek naar de haalbaarheid van de kweek en vermarkting van zeewier in Vlaanderen, ondertussen
bestaat hier visietekst van) (zie eerdere comment)
Antwoord Werd aangepast in de tekst.
_____________________________________________________________________________________
Opmerking 242 Economic growth - demand of seafood from aquaculture
Misschien nog toevoeging doen van seafood products (feed, farmaceutische toepassingen, bioraffinage,
etc.) omdat op KT hier het grootste economisch potentieel zit voor België.
Antwoord Werd aangepast in de tekst.
_____________________________________________________________________________________
Opmerking 243 Economic growth/Climate Change
Aquacultuur kan natuurlijke stocks ontzien waardoor deze op een duurzaam niveau blijven/komen.
Verder kan aquacultuur bijdragen tot een lagere ecologische voetafdruk door vermeden (verre) import,
fotosynthese wieren, etc.
Antwoord Werd aangepast in de tekst.
_____________________________________________________________________________________
Opmerking 244 BAU (2020)
Vermelding Coastbusters project lijkt me hier relevant
Antwoord Werd aangepast in de tekst.
_____________________________________________________________________________________
Opmerking 245 BAU (2030)
Toevoegen seafood products na demand for seafood
Antwoord Werd aangepast in de tekst.
_____________________________________________________________________________________
Opmerking 246 As there is no actual mariculture activity, there is no current cost of degradation yet.
Er is wel degelijk maricultuur (cf. Edulis, Coastbuster) met naar alle waarschijnlijkheid negatieve milieu-
effecten. Ik denk bijvoorbeeld aan de impact van scheepvaartverkeer van en naar de testsites, de impact
van bodemverstoring bij aanleg, brengen de duikers schade toe aan het milieu, wat is de schade/kost
aan materiaalverlies, materiaalerosie, etc.
Antwoord Werd aangepast in de tekst.
_____________________________________________________________________________________
Opmerking 247 Restoration costs based on additional/new measures to reach GES
In feite zouden dan ook de kosten die verbonden zijn met scheepvaart-incidenten (bv. de Flinterstar) in
rekening moeten gebracht worden. Op deze manier zijn de restoration costs geen correcte weergave
van de realiteit.
Antwoord Werd aangepast in de tekst.
_____________________________________________________________________________________
Opmerking 248 The following table provides an overview of these concessions and their operationality to date (Table
11)
Meest actuele cijfers afoetsen met Belgian Offshore Platform (BOP) en eventueel ook inhoud p.46
aanpassen al naargelang
Antwoord Werd aangepast in de tekst.
_____________________________________________________________________________________
Opmerking 249 Based on the
EIA and on the results of the public consultation, the KBIN/MUMM advises the federal Minister
responsible
for the marine environment,
the federal Minister responsible for North Sea
Antwoord Werd aangepast in de tekst.
_____________________________________________________________________________________
Opmerking 250 Flanders opted to gain energy by wind, using offshore turbines.
Misschien minder sterk formuleren, er wordt namelijk ook nog geïnvesteerd in onshore wind en andere
groene energiebronnen zoals bv. zonneënergie
Antwoord Werd aangepast in de tekst.
_____________________________________________________________________________________
Opmerking 251 Financial issues
Verduidelijking omtrent huidige afspraken rond groenestroomcertificaten: Wat de eerste drie
windparken betreft is de transmissienetbeheerder verplicht om indien verzocht GSC aan te kopen tegen
107 euro/MWh voor de productie uit de eerste 216 geïnstalleerde MW. Deze prijs daalt naar 90
euro/MWh voor capaciteit boven deze eerste 216 MWh. De minimumprijs voor het windmolenpark
Nobelwind (afsplitsing van de initiële Belwind-domeinconcessie) bedraagt 107 euro/MWh voor de
eerste 45 MW geïnstalleerde capaciteit en 90 euro voor de overige 120 MW. Voor de windmolenparken
van Rentel en Norther is de minimumprijs per groenestroomcertificaat afhankelijk van de
elektriciteitsprijs. Het betreft hier een gegarandeerde minimumprijs waarbij het steunbedrag daalt in de
mate dat de elektriciteitsprijs stijgt. Het voorziet een LCOE (geactualiseerde kost van energie) van 124
euro /MWh voor Norther en 129,8 euro/MWh voor Rentel. De ondersteuningsperiode en
aankoopverplichting is vastgelegd op 19 jaar. Voor de drie laatste windmolenparken (Northwester 2,
Mermaid en Seastar) is de minimumprijs vastgelegd op 79 euro/MWh LCOE voor 16 jaar en verlengbaar
met 1 jaar en voor maximaal 63.000 vollasturen.
Antwoord Werd aangepast in de tekst.
_____________________________________________________________________________________
Opmerking 252 Government support for green power was reduced in 2015.
Het nieuwe steunregime werd afgekondigd en bekrachtigd op 9 februari 2017
Antwoord Werd aangepast in de tekst.
_____________________________________________________________________________________
Opmerking 253 Employed persons
Het Compendium voor Kust en Zee, thematekst Energie bevat hierover nog cijfergegevens
Antwoord Werd aangepast in de tekst.
_____________________________________________________________________________________
Opmerking 254 Baseline (2015)
Dit paragraafje is symptomatisch voor andere stukken van de tekst: er zijn bijna geen bronvermeldingen
opgenomen. De verwijzing naar De Backer 2017 is bovendien niet echt relevant.
Antwoord Werd verbeterd.
_____________________________________________________________________________________
Opmerking 255 Monitoring costs (fees paid by private sector, carried out by BMM) - Estimation (2015): 1.250.500 for all
wind parks
Als ik het goed begrijp, wordt deze kost (1,2 miljoen euro) niet meegerekend in het totaalbedrag voor de
cost of degradation (2.873.031 per jaar)? Indien dit het geval is, kan men zich ernstige vragen stellen bij
de geloofwaardigheid en relevantie van het totaalbedrag.
Antwoord De totale cost of degradation is inderdaad gebaseerd op enkel de ‘zekere’ kosten, voor de
implementatie van de MSFD measures door overheden. Data ivm kosten voor de privé sector zijn heel
moeilijk te bekomen, zijn dus onzeker en niet mee opgenomen. Dit wordt toegelicht in het rapport.
_____________________________________________________________________________________
Opmerking 256 Ik lees weinig tot niets over de eindigheid van de zandvoorraad op het Belgisch continentaal plat. Dit zou
toch zeker ergens moeten aangeraakt want dit vormt een cruciaal element in de scenario's voor de
toekomst.
Antwoord Informatie werd toegevoegd.
_____________________________________________________________________________________
Opmerking 257 Description
De meest actuele cijfers zijn reeds beschikbaar in Westtoer, trendrapport Kust 2015-2016
Antwoord Werd aangepast in de tekst.
_____________________________________________________________________________________
Opmerking 258 Verleye et al. (2016) has estimated that Belgium counted a total of 778 recreative fisheries boats in
2015.
These are mainly situated in the harbours of Nieuwpoort, Zeebrugge, Oostende and Blankenberge.
Some
key figures of the Belgian recreative fisheries:
• Over 631 recreative fishing boats.
• 72 % of the boats are between 6 and 8 meters.
• Estimated total number of fishing trips by the recreative fisheries fleet: 10.735 days.
• Estimated total number of fishing trips by individual fishermen: 25.765.
• Most of the activities take place within the 3-nm zone.
Gedateerd, relevante cijfergegevens kunnen uit onderstaande tekst gehaald worden:
In 2016 werd het totale aantal recreatieve vissersboten geschat op 806. Het gros van de geïdentificeerde
vaartuigen (90%) heeft een ligplaats in Nieuwpoort, Blankenberge, Zeebrugge of Oostende. Deze
vaartuigen ondernemen samen naar schatting 9.500 visreizen per jaar, goed voor 100.000 visuren op
individueel niveau (Thomas Verleye (VLIZ), pers. comm.). De meeste activiteiten vinden plaats binnen de
3-nm-zone (Verleye en van Winsen 2018).
De recreatieve strandvisserij is divers van aard (hengelen, kruien, paardenvisserij, passieve
strandvisserij) en staat in voor om en bij de 82.000 visuren (voornamelijk hengelen, exclusief passieve
strandvisserij) aangevuld met 3.693 visdagen met passieve strandnetten (Thomas Verleye (VLIZ), pers.
comm.).
De totale ‘gehouden’ vangst wordt geschat op 212,6 ton met als voornaamste soorten garnaal (79,1
ton), wijting (48,3 ton), kabeljauw (26,4 ton), schar (20,8 ton), makreel (13,8 ton), tong (10,7 ton) en
schol (5,5 ton). Deze recreatieve vangsten vertegenwoordigen samen 1% van de totale totale Belgische
(recreatief en commercieel) aanvoer maar kennen soortgebonden variaties: garnaal 9,6%; wijting 15,5%;
kabeljauw 3,7%; schar 7,5%; makreel 9,7%; tong 0,5% en schol 0,1%. De recreatieve hengelvaartuigen
staan in voor een aanvoer van 101 ton, de sleepnet vaartuigen voor 56,6 ton. De recreatieve
strandvisserijactiviteiten staan samen in voor een totale gehouden vangst van 55 ton (Verleye en van
Winsen 2018).
Er is weinig informatie beschikbaar over het economische belang van de recreatieve zeevisserij wat
betreft directe werkgelegenheid, productiewaarde en toegevoegde waarde. Een eerste schatting leert
dat de directe uitgaven van de recreatieve zeevissers gemiddeld 2.635 euro/visser/jaar bedragen,
waarbij grote verschillen tussen de vistechnieken onderling worden opgemerkt: 4.226 euro/visser/jaar
voor sleepnetvaartuigen, 3.796 euro voor hengelvaartuigen, 2.613 euro voor de paardenvisserij en
minder dan 1.000 euro voor de overige strandvisserijactiviteiten. De totale directe uitgaven van de
sector worden geschat op 5,3 miljoen euro op jaarbasis (Verleye en van Winsen 2018).
Antwoord Werd aangepast in de tekst.
_____________________________________________________________________________________
Opmerking 259 Economic growth - The population growth in Belgium (+13% by 2100) is expected to lead to an increased
demand for recreational activities, including recreational fisheries.
Dit is geen vaststaand feit. Deze activiteit is sterk afhankelijk van het regelgevend kader en de staat van
de visstocks. Bepaalde technieken doven stillaan uit.
Antwoord Werd aangepast in de tekst.
_____________________________________________________________________________________
Opmerking 260 but discussions are on-going to which extent recreational fisheries need to be regulated, as their impact
may be significantly.
Eerste vangstdata is reeds beschikbaar (zie boven). Het is een misvatting aan te nemen dat de
recreatieve zeevisserij niet gereguleerd is (zie http://rshiny.recreatievezeevisserij.be/regelgeving/)
Antwoord Werd aangepast in de tekst.
_____________________________________________________________________________________
Opmerking 261 (EU Directive 2015/104, and 2015/523)
gedateerd -> Verordening 2018/120
Antwoord Werd aangepast in de tekst.
_____________________________________________________________________________________
Opmerking 262 Ministerial Degree 18 December 2014
gedateerd -> MB van 14 december 2017
Antwoord Werd aangepast in de tekst.
_____________________________________________________________________________________
Opmerking 263 Climate change – The effects of climate change on commercial fisheries is complex to assess
letterlijk overgenomen uit sectie 'commerciële visserij' -> "the effect of climate change on reacreational
fisheries is complex to assess"
Antwoord Werd aangepast in de tekst.
_____________________________________________________________________________________
Opmerking 264 There is very few information available on the economic importance of recreative fisheries in terms of
direct employment, production value and value-added. A first estimate was calculated by the ICES
Working Group on Recreational Fisheries (WGRFS), based upon a participation rate of 0,22% and an
average expense of 1,372 Euro/fishermen/year (ILVO). Based upon this estimate, the total expenses of
recreational fishermen amount to 33 Million Euro per year (Persoon 2015, Hyder et al. 2016). At the
European scale, it is estimated that direct expenses related to recreational fisheries amount to 6 Billion
Euro per year (Hyder et al. 2016).
The ongoing project ‘Recreatieve Zeevisserij’ of the Flanders Marine Institute will generate more
accurate data, which will become available in 201812.
Er is weinig informatie beschikbaar over het economische belang van de recreatieve zeevisserij wat
betreft directe werkgelegenheid, productiewaarde en toegevoegde waarde. Een eerste schatting leert
dat de directe uitgaven van de recreatieve zeevissers gemiddeld 2.635 euro/visser/jaar bedragen,
waarbij grote verschillen tussen de vistechnieken onderling worden opgemerkt: 4.226 euro/visser/jaar
voor sleepnetvaartuigen, 3.796 euro voor hengelvaartuigen, 2.613 euro voor de paardenvisserij en
minder dan 1.000 euro voor de overige strandvisserijactiviteiten. De totale directe uitgaven van de
sector worden geschat op 5,3 miljoen euro op jaarbasis (Verleye en van Winsen 2018).
Antwoord Werd aangepast in de tekst.
_____________________________________________________________________________________
Opmerking 265 There are currently no accurate estimations of the number of recreational fishermen in Belgium
(Verleye et al. 2015).
Eerste inschatting: 2.013 recreatieve zeevissers waren actief in periode 'mei 2017-mei 2018' (Verleye &
van Winsen 2018)
Antwoord Werd aangepast in de tekst.
_____________________________________________________________________________________
Opmerking 266 Prohibition of recreational gill net fisheries in the ‘Flemish Banks’ area.
KB 21 december 2001 schrijft toch een algemeen verbod voor op warrel- en kieuwnetten beneden de
laagwaterlijn, niet enkel in Vlaamse Banken. BVR 13 maart 2015 voorziet in een verbod op warrel- en
kieuwnetten vanaf het strand.
Antwoord Werd aangepast in de tekst.
_____________________________________________________________________________________
Opmerking 267 Prohibition beach gill nets in the full Flemish beach zone
KB 21 december 2001 schrijft toch een algemeen verbod voor op warrel- en kieuwnetten beneden de
laagwaterlijn, niet enkel in Vlaamse Banken. BVR 13 maart 2015 voorziet in een verbod op warrel- en
kieuwnetten vanaf het strand.
Antwoord Werd aangepast in de tekst.
_____________________________________________________________________________________
Opmerking 268 29D. Stimulating alternatives to fishing lead (fishing sinkers)
mogelijks reeds voor 2021…?
Antwoord Dit is de originele planning. Er zal getracht worden vroeger doeltreffende maatregelen te nemen.
_____________________________________________________________________________________
Opmerking 269 Additional to these marine research groups there are approximately 28 entities operational as
international or European institutes (IODE Project Office, Marine Board, …), as NGO ‘s or
intergovernmental cooperation programmes in the field of marine and coastal research and support,
with educational purposes. Moreover, 16 formal courses such as Maritime Sciences, Maritime Academy,
and more than 60 private companies operate in this field.
Het is helemaal niet duidelijk waar deze cijfers vandaan komen. Zonder een duidelijke citatie, definitie of
beschrijving van de gebruikte methodologie zijn deze cijfers nietszeggend en kan men ze beter
weglaten.
Antwoord Werd verwijderd.
_____________________________________________________________________________________
Opmerking 270 The number of toxic ammunitions, containing yperite (60 %), (di)phosgene (20 %) and clark (11 %), is
estimated at 20 to 30 %. Most of the ammunition is buried under sediment, mainly due to the
construction of the outer port of Zeebrugge, and does not pose a danger. Therefore, the Government
has decided that the ammunition will remain at place.
Deze paragraaf verdient meer nuance: Ten eerste bestaan er historische bronnen die stellen dat het
aandeel gifgasgranaten een stuk hoger zou zijn (Missiaen 2013). Daarnaast moet toch zeker iets gezegd
worden over het feit dat de site continu gemonitord wordt en dat er wordt geacht dat de dumpplaats
voorlopig geen gevaar vormt.
Antwoord Werd aangepast in de tekst.
_____________________________________________________________________________________
Opmerking 271 Table 21 : Existing measures related to ‘Cables and pipelines
Het is onduidelijk hoe de ruimtelijke maatregelen om de kabels te bundelen zich verhouden tot 3 FTE
(100.000 euro) bij de dienst marien milieu. Slaat dit dan ook op de maatregelen eronder?
Antwoord Deze 3 FTEs omvatten inderdaad de werknemers verantwoordelijk voor de opstelling van het marien
ruimelijk plan en de daaraan gelinkte maatregelen.
_____________________________________________________________________________________
Opmerking 272 The wrecks are an important hotspot for marine biodiversity.
Kunnen de wrakken ook geen bron van vervuiling zijn? Moet toch ook aangehaald worden. Nu lijkt het
vooral een positief gegeven.
Antwoord Werd aangepast in de tekst.
_____________________________________________________________________________________
Opmerking 273 Other trends up to 2050 defined by the Long-Term Vision North Sea 2050 (De Backer, 2017) related to
coastal defence concentrate on developing a vision for coastal safety for the future (up to 2100), with
attention for multiple use. Several (on-going) initiatives are set up to increase the knowledge related to
coastal processes to support such a vision, and to help in preparing the marine and coastal area against
the increased effects of climate change (e.g. Quest4D (2007-2011), 4Shore project (2013-2016), CREST
project
(2015-2019), Complex project kustvisie (2017-2020), as well as demonstration projects and calculation
of costs of inundation (Verwaest et al. 2015).
Deze paragraaf is niet helemaal in balans. Ik vind de Noordzeevisie 2050 in deze context weinig relevant.
Ik zou wel het Complex Project Kustvisie naar voor trekken en duiden dat dit de oefening is op lange
termijn (2100). Nu staat het tussen een aantal onderzoeksprojecten terwijl het wel van een andere orde
is.
Antwoord Complex Project Kustvisie werd meer in detail uitgelegd.
_____________________________________________________________________________________
Opmerking 274 Table 23 : Overview table socio-economic use of BNS (reference period 2011-2015)
Graag ook bron van gegevens rond windenergie opnemen.
Antwoord Werd aangepast in de tekst.
_____________________________________________________________________________________
Opmerking 275 Table 23 : Overview table socio-economic use of BNS (reference period 2011-2015)
Deze tabel is vrij 'eng' opgesteld. Gegevens over bijvoorbeeld de waterbouwkunde-sector worden niet
opgenomen. Dit is op zich geen probleem maar graag toch de beperkingen duiden.
Antwoord Werd aangepast in de tekst.
_____________________________________________________________________________________
Opmerking 276 Table 24: Overview table estimated annual cost of measures to avoid degradation of the BNS
Zie ook bovenstaande opmerkingen. Er ontbreken heel wat cijfers in deze tabel (ik denk alleen al aan de
environmental monitoring voor de offshore wind). Is het dan wel wenselijk om met totaalcijfers te
werken? Opnieuw: dit is de cost of measures. Volgens mij is dit iets anders als de cost of degradation
(hierin zit ook de kost die verbonden is aan het verlies van bepaalde diensten door de degradatie).
Antwoord Tabel 24 geeft een samenvattend overzicht van de kosten van aantasting voor het Belgisch deel van de
Noordzee (BDNZ), op basis van de beschikbare gegevens voor de bestaande maatregelen. Dit zijn de
meest accurate gegevens over de kosten om de degradatie tegen te gaan. Er wordt opgemerkt dat naast
deze kosten een groot deel van de kosten verbonden is aan verschillende (dure) maatregelen op het
land, zoals afvalwaterzuivering. Omdat die niet alleen gevolgen hebben voor het Noordzeemilieu en in
principe gerapporteerd worden in het kader van de Kaderrichtlijn Water (KRW), zijn ze in dit onderzoek
buiten beschouwing gelaten. Er is ook duidelijk aangegeven dat de kosten van de in tabel 24 genoemde
maatregelen het 'zekere' deel van de werkelijke kosten van aantasting van het BDNZ
vertegenwoordigen. Het 'niet zekere' deel van de kosten heeft betrekking op 1) de kosten van de
huidige maatregelen waarbij er geen gegevens beschikbaar waren, en 2) hypothetische bijkomende
maatregelen die aantasting volledig kunnen voorkomen. Tot op heden is het niet mogelijk om een
monetaire kwantificatie te maken van het verlies aan ecosysteemdiensten. Het totaal van de kosten is
dus een minimale schatting.
_____________________________________________________________________________________