Opmerkingen op rapport ‘Herziening van de initiële beoordeling’ · 2018. 12. 20. · Zie Grote...

86
Opmerkingen op rapport ‘Herziening van de initiële beoordeling’ Opmerking 1 Voor zwerfvuil is de toestand nog steeds problematisch. Op basis van welke tijdsreeks werd beslist dat de toestand van zwerfvuil nog steeds problematisch is. Is het level gekend waarbij zwerfvuil problematisch wordt voor het ecosysteem? Of wordt 'problematisch' gekozen omdat er geen neerwaartse trend is? Of is dit enkel voor aangespoeld afval? Antwoord Ja, geen duidelijke vermindering cfr. doel. Zie 2.8. _____________________________________________________________________________________ Opmerking 2 Voor de meeste biologische effecten van contaminanten wordt een reductie waargenomen of een goede beoordeling bekomen (EROD). Zijn er nog andere biomerkers dan EROD opgenomen? Visziektes zijn meer een indicator voor de algemene milieutoestand. En de met olie besmeurde vogels behoren niet tot de categorie van biologische effecten. Antwoord Werd verbeterd naar 'effecten'. _____________________________________________________________________________________ Opmerking 3 Op pagina 4 – laatste alinea – wordt de toestand van het benthische habitat omschreven als niet optimaal, voornamelijk door verstoring door visserij en meer bepaald de steeds overheersende boomkorvisserij. Dit lijkt ons niet objectief en niet correct omschreven. Visserij brengt inderdaad een bepaalde impact met zich mee, maar is zeker niet de grootste oorzaak van het verstoren van de habitat. Andere menselijke activiteiten bezitten een veel grotere impact op het ecosysteem. Naar de toekomst toe, met onder andere de verdubbeling van zones voorzien voor windmolenparken, zal die impact van andere activiteiten enkel nog toenemen. Antwoord De boomkorvisserij is momenteel de meest verspreide impact specifiek op de bodem en het geassocieerde benthosleven. Er zijn inderdaad nog andere bodemberoerende activiteiten, maar die zijn lokaler en meer geconcentreerd in kleinere zones dan de visserij. _____________________________________________________________________________________ Opmerking 4 Sterke fluctuaties in kwaliteit van de stukken tekst. Opnemen van bijkomende databronnen (meer specifiek over het pelagisch ecosystemen).

Transcript of Opmerkingen op rapport ‘Herziening van de initiële beoordeling’ · 2018. 12. 20. · Zie Grote...

Page 1: Opmerkingen op rapport ‘Herziening van de initiële beoordeling’ · 2018. 12. 20. · Zie Grote Rede 5 blz. 15 Jaartal Aangevoerd in ton in BE 1970 1.400 1974 1.600 1980 900 1990

Opmerkingen op rapport ‘Herziening van de initiële beoordeling’

Opmerking 1 Voor zwerfvuil is de toestand nog steeds problematisch.

Op basis van welke tijdsreeks werd beslist dat de toestand van zwerfvuil nog steeds problematisch is. Is

het level gekend waarbij zwerfvuil problematisch wordt voor het ecosysteem? Of wordt 'problematisch'

gekozen omdat er geen neerwaartse trend is? Of is dit enkel voor aangespoeld afval?

Antwoord Ja, geen duidelijke vermindering cfr. doel. Zie 2.8.

_____________________________________________________________________________________

Opmerking 2 Voor de meeste biologische effecten van contaminanten wordt een reductie waargenomen of een

goede beoordeling bekomen (EROD).

Zijn er nog andere biomerkers dan EROD opgenomen? Visziektes zijn meer een indicator voor de

algemene milieutoestand. En de met olie besmeurde vogels behoren niet tot de categorie van

biologische effecten.

Antwoord Werd verbeterd naar 'effecten'.

_____________________________________________________________________________________

Opmerking 3 Op pagina 4 – laatste alinea – wordt de toestand van het benthische habitat omschreven als niet

optimaal, voornamelijk door verstoring door visserij en meer bepaald de steeds overheersende

boomkorvisserij. Dit lijkt ons niet objectief en niet correct omschreven. Visserij brengt inderdaad een

bepaalde impact met zich mee, maar is zeker niet de grootste oorzaak van het verstoren van de habitat.

Andere menselijke activiteiten bezitten een veel grotere impact op het ecosysteem. Naar de toekomst

toe, met onder andere de verdubbeling van zones voorzien voor windmolenparken, zal die impact van

andere activiteiten enkel nog toenemen.

Antwoord De boomkorvisserij is momenteel de meest verspreide impact specifiek op de bodem en het

geassocieerde benthosleven. Er zijn inderdaad nog andere bodemberoerende activiteiten, maar die zijn

lokaler en meer geconcentreerd in kleinere zones dan de visserij.

_____________________________________________________________________________________

Opmerking 4 Sterke fluctuaties in kwaliteit van de stukken tekst.

Opnemen van bijkomende databronnen (meer specifiek over het pelagisch ecosystemen).

Page 2: Opmerkingen op rapport ‘Herziening van de initiële beoordeling’ · 2018. 12. 20. · Zie Grote Rede 5 blz. 15 Jaartal Aangevoerd in ton in BE 1970 1.400 1974 1.600 1980 900 1990

Pelagisch nagenoeg niet opgenomen in de doelstellingen (= blinde vlek in KRMS).

Antwoord Pelagisch: niet opgenomen als milieudoel, dus ook geen rapportage in deze cyclus. Er wordt bekeken

hoe we dit onderdeel van het ecosysteem kunnen opnemen in de volgende cycli.

_____________________________________________________________________________________

Opmerking 5 Steeds de relevante descriptoren vermelden bij de verschillende onderdelen van het document.

Antwoord Werd toegevoegd.

_____________________________________________________________________________________

Opmerking 6 Het zou interessant zijn een Annex toe te voegen met een overzichtelijke tabel met de doelen,

indicatoren, en het besluit inzake GES per descriptor. Dit vormt een mooie en overzichtelijke

samenvatting van het document.

Antwoord Dit werd overwogen, en een samenvattende, concluderende tabel met de evaluatie per indicator is

toegevoegd aan het document.

_____________________________________________________________________________________

Opmerking 7 Om de overzichtelijkheid te vergroten zou het zinvol zijn om als samenvatting een schema op te nemen

met de evaluatie van GES. Bvb. met groene en rode vinkjes per doel & indicator (cfr. infovergadering).

Antwoord Werd toegevoegd.

_____________________________________________________________________________________

Opmerking 8 stoffen, afval en energie (D5, 8, 9, 10, 11)

"Stoffen" zegt niet echt iets. Beter opsplitsen vervuiling - energie etc. Want in de samenvatting bv.

wordt 'stoffen' gebruikt voor chemische componenten in het milieu.

Antwoord Termen gebruikt conform de Commissiebeslissing.

_____________________________________________________________________________________

Page 3: Opmerkingen op rapport ‘Herziening van de initiële beoordeling’ · 2018. 12. 20. · Zie Grote Rede 5 blz. 15 Jaartal Aangevoerd in ton in BE 1970 1.400 1974 1.600 1980 900 1990

Opmerking 9 figuur 1.2: Ramsargebied vermelden.

Antwoord Werd aangepast in het rapport.

_____________________________________________________________________________________

Opmerking 10 Op het kaartje blz. 10 figuur 1.2. mis ik het Habitatgebied voor de kust tussen De Panne en Oostende.

Wat vroeger voorzien was volgens het habitatrichtlijngebied. Deze zone is toch niet vervangen door het

volledige gebied van de Vlaamse Banken. Of wel? De Vlakte van de Raan staat niet aangeduid op het

kaartje.

Antwoord Het voormalige habitatrichtlijngebied “Trapegeer-Stroombank” maakt nu inderdaad deel uit van de

Vlaamse Banken. De Vlakte van de Raan werd in 2005 bij de Europese Commissie aangemeld als

habitatrichtlijngebied (SBZ-H). De Raad van State vernietigde echter de Belgische aanwijzing van de

Vlakte van de Raan in 2008. In het huidig lopende marien ruimtelijk plan wordt de Vlakte van de Raan

niet vermeld als N2000-gebied, ook al staat deze nog steeds op de Europese lijst met N2000-gebieden.

_____________________________________________________________________________________

Opmerking 11 Het Compendium voor Kust en Zee vormt een interessante referentie voor deze paragraaf, daarin

worden themahoofdstukken gewijd aan de gebruikers van de zee (ruimtegebruik, beleidscontext,

duurzaam gebruik etc.)

Antwoord Met dank voor de informatie.

_____________________________________________________________________________________

Opmerking 12 ...waarvan drie soorten als gevolg van een permanente introductie kunnen zorgen voor belangrijke

(“niet verwaarloosbare”) veranderingen in het ecosysteem

De overige soorten blijken ook permanent geïntroduceerd te zijn blijkt verder in de tekst… kan dan nu

reeds gesteld worden dat deze geen enkel effect met zich mee zullen brengen?

Antwoord Neen, dat kan niet gesteld worden. Een belangrijk effect is dat ze het ecosysteem wijzigen, maar of die

effecten ook als nadelig ervaren worden, dat hangt oa af van de maatschappelijke (economische)

perceptie.

_____________________________________________________________________________________

Page 4: Opmerkingen op rapport ‘Herziening van de initiële beoordeling’ · 2018. 12. 20. · Zie Grote Rede 5 blz. 15 Jaartal Aangevoerd in ton in BE 1970 1.400 1974 1.600 1980 900 1990

Opmerking 13 Deze soorten werden aangetroffen in stalen genomen van de bodem, van het epibenthos en van

artificiële harde substraten op zee, zoals boeien en de funderingen van windturbines en dicht bij de

kust, zoals strandhoofden en buitengaatse haveninstallaties.

Werd er ook gekeken naar pelagische soorten (cfr. kwallen)? Maakt dit deel uit van de

monitoringsprogramma's waarvan sprake is in 2.1.4.?

Antwoord Pelagische soorten worden door het ILVO opgevolgd als deze in stalen van hun projecten voorkomen.

_____________________________________________________________________________________

Opmerking 14 De Goede Milieutoestand wordt bereikt als deze soorten voorkomen op een niveau waarbij het

ecosysteem niet verandert en wordt beoordeeld op basis van het doel: ‘Introductie van nieuwe door de

mens geïnduceerde niet-inheemse soorten macrofauna en macroflora (>1 mm) die een ecosysteem

veranderen wordt vermeden.

Wat met micro-organismen? Kunnen tevens grote impact genereren (vb HABs)... De KRMS stelt geen

focus op macro-organismen voorop.

Antwoord Akkoord, dit wordt onderzocht bij de herziening van de monitoring.

_____________________________________________________________________________________

Opmerking 15 Crassostrea gigas.

Magallana gigas (recente wijziging in naamgeving)

Antwoord Deze recente naamswijziging wordt door heel wat collega's (taxomonen) betwist zie (Bayne et al. 2017:

The proposed dropping of the genus Crassostrea for all Pacific cupped oysters and Its replacement by a

new genus Magallana). Ik volg hen daarin. De "oude" naam is bovendien nog best bekend.

_____________________________________________________________________________________

Opmerking 16 Elminius modestus.

Austrominius modestus (wijziging in naamgeving)

Antwoord Idem zoals hierboven ; de "oude" naam is nog best bekend. Hoogstens kan de soort als Elminius

(Austrominius) vermeld worden.

_____________________________________________________________________________________

Page 5: Opmerkingen op rapport ‘Herziening van de initiële beoordeling’ · 2018. 12. 20. · Zie Grote Rede 5 blz. 15 Jaartal Aangevoerd in ton in BE 1970 1.400 1974 1.600 1980 900 1990

Opmerking 17 … H. sanguineus komt zelfs al voor in te intertidale fauna op de funderingen ….

… H. sanguineus komt zelfs al voor in de intertidale fauna op de funderingen …

Antwoord Aangepast.

_____________________________________________________________________________________

Opmerking 18 strandhoofden (3 schraapstalen per jaar).

Is dit niet wat weinig? Worden de strandhoofden danig geselecteerd zodat ze een optimale spreiding

over de Belgische kustzone kennen?

Antwoord Monitoring is afhankelijk van beschikbare budget en mankracht.

_____________________________________________________________________________________

Opmerking 19 Het is duidelijk dat het aantal uitheemse soorten in snelheid toeneemt. Wel is precies niet duidelijk of

elke soort wel nadelig is. Momenteel lees ik dat 29 van de 42 soorten (potentieel) problematisch zijn en

verstoring en degradatie te weeg brengen (tabel 2.1 blz. 13). Dit zou verder opgevolgd mogen worden.

Antwoord Onderzoek is ook afhankelijk van beschikbare budget, maar deze opmerking zal bekeken worden bij de

herziening van het monitoringsprogramma. Focus wordt gelegd op de aspecten waar maatregelen

mogelijk zijn.

_____________________________________________________________________________________

Opmerking 20 … beoordeelt worden ….

… beoordeeld worden ...

Antwoord Aangepast.

_____________________________________________________________________________________

Opmerking 21 Voor de soorten (zie Belgische staat, 2012) die in deze rapportage aan bod komen, nl. kabeljauw, tong,

schol, wijting, tarbot, griet, schar, bot en tongschar, is dit van toepassing..

Schar en bot zijn niet meer quota-onderhevig

Page 6: Opmerkingen op rapport ‘Herziening van de initiële beoordeling’ · 2018. 12. 20. · Zie Grote Rede 5 blz. 15 Jaartal Aangevoerd in ton in BE 1970 1.400 1974 1.600 1980 900 1990

Antwoord Het is correct dat er geen TAC meer is voor schar. Er wordt wel nog een bestandsevaluatie opgemaakt,

dit is verschillend van TAC . De de evaluatie van de D3 liep over de periode waar zowel advies als TAC

nog opgemaakt werd.

_____________________________________________________________________________________

Opmerking 22 ICES (nternational Council for the Exploration of the Sea).

ICES (International Council for the Exploration of the Sea)

Antwoord Werd verbeterd.

_____________________________________________________________________________________

Opmerking 23 er wordt vermeld dat er voor garnaal geen bestandsevaluatie beschikbaar is. Kunnen de gegevens die

verzameld worden voor de MSC certificering van garnaal niet gebruikt worden?

Antwoord De Belgische garnaalsector neemt niet deel aan het MSC traject van Nederland.

_____________________________________________________________________________________

Opmerking 24 Hier lees ik iets wat ik niet snap. “Alle commerciële vis- en schelpdierbestanden beschikken over het

volledige voortplantingsvermogen”. Schelpdiervisserij is in het BNZ verboden. Raar vind ik dat. Als je blz.

223 bekijkt tabel 3.8 worden er in de grindbedden (hard substraat) geen mosselen gevonden groter dan

5 cm.

Antwoord Door de historisch significante bodemverstoring (o.a. boomkorvisserij) zijn de schelpdierenbestanden

onder grote druk komen te staan en zijn volwassen exemplaren heel zeldzaam. Schelpdiervisserij is op

dit moment inderdaad nog steeds verboden.

_____________________________________________________________________________________

Opmerking 25 Het systeem van de TAC vind ik persoonlijk achterhaald.

Bijvoorbeeld: Vist men in één gebied het maandquotum van een soort op één dag op, dan gooit men de

volgende dagen deze intussen dode opgeviste soort, wegens verplettering in de kuil of stuk gesprongen

zwemblaas, terug over boord. Zou niet mogen denk je maar het is wel de realiteit. Uit het standpunt van

de visser gezien is het begrijpbaar want indien hij het quotum overschrijd, bestaat de kans dat het

volledige gebied gesloten wordt.

Page 7: Opmerkingen op rapport ‘Herziening van de initiële beoordeling’ · 2018. 12. 20. · Zie Grote Rede 5 blz. 15 Jaartal Aangevoerd in ton in BE 1970 1.400 1974 1.600 1980 900 1990

Antwoord Op deze opmerking kunnen we weinig inbreng geven. Dit slaat op de wijze hoe men in België, en ruimer

EU het beheer van de stocks aanpakt, nl met TAC & quota.

_____________________________________________________________________________________

Opmerking 26 Grijze garnaal? Is er geen bestandsevaluatie beschikbaar?

Dat begrijp ik niet volledig. De NL, DE en DU garnaalvissers hebben nu MSY garnalen. Duurzaam beviste

garnalen!

Het ILVO beweert al jaren dat garnalen NIET overbevist kunnen worden.

Wie de aanvoercijfers bekijkt over +/- 50 jaar ipv 5 jaar ziet enkel een serieuze neerwaartse trend.

Zie Grote Rede 5 blz. 15

Jaartal Aangevoerd in ton in BE

1970 1.400

1974 1.600

1980 900

1990 500

2000 300

Antwoord Belgie heeft inderdaad geen MSC garnalen, NL, DE en Du hebben gekozen om het MSC traject te volgen.

De neerwaartse trent van aanvoer kan huidig niet met degelijk wetenschappelijke bewijzen onderbouwd

worden. Binnen ILVO is men een intern project/studie gestrart om dit te onderzoeken. Tot er geen

degelijk onderbouwd wetenschappelijk onerdzoek is naar de oorzaak van de daling, blijft het een

veronderstelling of deze daling het gevolg is van klimaat, van overbevissing, van verschuiven van het

bestand meer noordwaarts. Zeker op te volgen.

_____________________________________________________________________________________

Opmerking 27 Data Collectie Verordening (EG) nr. 199/2008 (DCF).

Verordening reeds opgeheven en vervangen door Richtlijn (EU) 2017/1004

Antwoord Tijdens de eerst MSFD-cyclus van was de 'oude' Verordening nog van toepassing. De vernieuwde

richtlijn is van toepassing vanaf 17 mei 2017 onder Regulation (EU) 2017/1004. Deze zal dus gelden voor

de nieuwe MSFD-cyclus.

_____________________________________________________________________________________

Page 8: Opmerkingen op rapport ‘Herziening van de initiële beoordeling’ · 2018. 12. 20. · Zie Grote Rede 5 blz. 15 Jaartal Aangevoerd in ton in BE 1970 1.400 1974 1.600 1980 900 1990

Opmerking 28 De geografische gebieden waarover de bestanden voorkomen zijn in alle gevallen groter dan het BDNZ,

dus gebeurt de rapportage over deze bestanden best niet op de schaal van de nationale wateren.

Binnen deze evaluatie moet er ook eens ingezoemd worden op het BNZ. Zijn er regionale verschillen

binnen een 'geografisch gebied' (zoals Greater North Sea)? Waarom of waardoor? Deze evaluatie is voor

BE wateren, dus dit moet zeker aangevuld worden.

Antwoord De bestandevaluaties gebeuren op niveau van ICES, waarbij de gegevens gebruikt worden van de

verschillende landen die een bepaalde soort in een bepaald gebied bevissen. Om te kunnen inzoomen

op een kleiner geografisch (deel)gebied dan huidig voor bestandevaluatie gebruikt wordt, zijn voor deze

deelgebieden meer gegevens nodig dan huidg beschikbaar zijn. Om een bestandsevaluatie op een

kwaliteitsvolle en betrouwbare wijze te kunnen uitvoeren, is een minimum aan gegevens nodig van de

stock voorkomend in het specifiek gebied. De datacollectie zoals ze huidig gedefinieerd is en de

middelen hieraan gekoppeld en beschikbaar voor België, laten tot op heden nog niet toe om voldoende

gegevens per deelgebied te verzamelen.

_____________________________________________________________________________________

Opmerking 29 Ivm Noordzeebestanden. Hier lees ik: “Over hondshaai, blonde rog, gevlekte rog en garnaal kunnen

momenteel nog geen uitspraken gedaan worden.”

Welke gegevens hebben onze bovenburen het dan gebruikt voor hun label MSY garnalen?

Antwoord De Belgische garnaalsector neemt niet deel aan het MSC traject van Nederland, Duitsland en DK.

_____________________________________________________________________________________

Opmerking 30 Positief dat er gewezen wordt op de impact van landbouwproductiesysteem.

Antwoord Akkoord.

_____________________________________________________________________________________

Opmerking 31 Een gekend fenomeen en zolang er geen MAP werkt zoals het hoort, raakt het niet opgelost. Maar

landbouw is een Vlaamse bevoegdheid en de Noordzee een federale. Hoe meer voedingstoffen (N en P)

in zee belanden hoe meer schuimalg.

Antwoord Akkoord.

_____________________________________________________________________________________

Page 9: Opmerkingen op rapport ‘Herziening van de initiële beoordeling’ · 2018. 12. 20. · Zie Grote Rede 5 blz. 15 Jaartal Aangevoerd in ton in BE 1970 1.400 1974 1.600 1980 900 1990

Opmerking 32 Menselijke activiteiten in stroomgebieden….

Ook nutriënten buiten stroomgebieden kunnen de zee bereiken, dit uiteindelijk door afwatering of door

atmosferische depositie.

Antwoord staat ok, …'aanzienlijke export'

_____________________________________________________________________________________

Opmerking 33 wat de trofische efficiëntie van het systeem vermindert.

Met deze achtergrond is de link met een verlies aan biodiversiteit en een verminderd zuurstofgehalte

(de twee voornaamste effecten) niet geheel duidelijk.

Antwoord Zie meer informatie en link in het GES document.

_____________________________________________________________________________________

Opmerking 34 Het zuidelijk bekken van de Noordzee ontvangt nutriënten (N,P) afkomstig van….

Atmosferische depositie nog bij vermelden en eventueel ook reeds melding maken van effect instroming

Atlantische Oceaan.

Antwoord Werd aangepast in het rapport.

_____________________________________________________________________________________

Opmerking 35 De analyse van winterconcentraties (januari-februari) van nutriënten (N & P) wordt verzekerd door het

nationale monitoringsprogramma op tien bemonsteringslocaties die representatief zijn voor de

omringende watermassa's.

In de annex D5 op p.4 is er sprake van 9 bemonsteringslocaties; bijgevoegd kaartmateriaal duidt wel 10

locaties aan. Eventueel melding maken dat bemonsteringslocaties kunnen geraadpleegd worden in

annex.

Antwoord Werd toegevoegd.

_____________________________________________________________________________________

Page 10: Opmerkingen op rapport ‘Herziening van de initiële beoordeling’ · 2018. 12. 20. · Zie Grote Rede 5 blz. 15 Jaartal Aangevoerd in ton in BE 1970 1.400 1974 1.600 1980 900 1990

Opmerking 36 Er zijn onvoldoende in situ metingen van chlorofyl a-concentraties voor de periode 2011-2016 om een

goede analyse uit te voeren.

Lifewatch meet maandelijk nutrienten op 9 stations en seizoenaal op 18 stations, dus er zijn meer in situ

data beschikbaar dan hier wordt aangegeven.Daarnaast zorgt de fluoroprobe aangesloten op het

underway systeem voor extra chl a metingen (in situ) en de fcm die dagelijks of minstens maandelijks ins

itu data oplevert over de ganse fytoplankton community.

Antwoord Op dit moment bestaat het officiële monitoringsprogramma uit gecertificieerde chlorofyl-analyses zoals

gerapporteerd naar de EC in 2014. Mogelijke aanpassingen en/of uitbreidingen zullen bekeken bij de

herziening van het monitoringsprogramma.

_____________________________________________________________________________________

Opmerking 37 genormaliseerd naar zoutgehalte 33,5, is.

‰; ook doorvoeren op andere pagina's waar het zoutgehalte vermeld wordt

Antwoord Een verhouding van conductiviteit wordt gemeten, dus gebruik van ‰ is niet correct.

_____________________________________________________________________________________

Opmerking 38 Positief om te lezen op blz. 31 dat er geen verbetering mogelijk is in de aanvoer van N en P “zonder

ingrijpende veranderingen in de landbouwproductiesystemen” en” de halvering van de gemiddelde

vleesconsumptie in West EU.”Knap dat dit zo omschreven wordt.

Antwoord Akkoord.

_____________________________________________________________________________________

Opmerking 39 De in situ gegevens voor chlorofyl a zijn op dit moment ontoereikend, er zijn te weinig gegevens op

jaarbasis om de seizoensdynamiek van chlorofyl a weer te geven.

Lifewatch meet maandelijk nutrienten op 9 stations en seizoenaal op 18 stations, dus er zijn meer in situ

data beschikbaar dan hier wordt aangegeven.Daarnaast zorgt de fluoroprobe aangesloten op het

underway systeem voor extra chl a metingen (in situ) en de fcm die dagelijks of minstens maandelijks ins

itu data oplevert over de ganse fytoplankton community.

Page 11: Opmerkingen op rapport ‘Herziening van de initiële beoordeling’ · 2018. 12. 20. · Zie Grote Rede 5 blz. 15 Jaartal Aangevoerd in ton in BE 1970 1.400 1974 1.600 1980 900 1990

Antwoord 1) zie antwoord hierboven, 2) sentinel-3 is operationeel, 3) een update is toegevoegd op basis van

satelietgegevens

_____________________________________________________________________________________

Opmerking 40 Chlorofyl a- is een veel gebruikte en gestandaardiseerde indicator voor de biomassa van fytoplankton.

Het kan echter ook zeer nuttig zijn om regelmatig de fotosynthese van fytoplankton te meten,

bijvoorbeeld met proxy's die afgeleid zijn van de Fast Repet.

Chla is onvoldoende en er zijn hoog technologische innovatieve sensoren aanwezig in Belgie om meer

inzicht te krijgen in de HABs en phytoplankton dynamics in het algemeen.

Antwoord Dit klopt maar éénduidige evaluatiemethodes bestaan momenteel niet. Eventuele uitbreiding wordt

bekeken.

_____________________________________________________________________________________

Opmerking 41 Omdat de in-situ meting van fotosynthetische pigmenten volgens de HPLC-methode de meest

nauwkeurige meetmethode voor chlorofyl a is, worden maandelijkse metingen gepland.

Wanneer zouden deze maandelijkse metingen van start gaan? Dit wordt al uitgevoerd in het kader van

LifeWatch.

Antwoord 2018

_____________________________________________________________________________________

Opmerking 42 Zeebodemhabitats zijn onderhevig aan een alomtegenwoordige visserijdruk, maar ook aan drukken

gerelateerd aan aggregaatextractie, baggeren en storten, windmolenparken, pijpleidingen en kabels.

Windmolens en energiekabels zijn sinds 2011 met bijna 200 % toegenomen. Voor het BDNZ, met

uitzondering van visserij, werd geen stijging waargenomen voor fysisch verlies (0.25 %) en fysische

verstoring (2.5 à 3 %) voor de periode 2011-2016.

Het zou goed zijn om de verduidelijken wat exact wordt verstaan onder 'fysisch verlies' en 'fysische

verstoring'. Afhankelijk van de definitie zal men natuurlijk heel andere cijfers bekomen. De huidige

waarden lijken mij erg laag en meer uitleg hieromtrent lijkt aangewezen.

Antwoord Aangepast in de tekst.

_____________________________________________________________________________________

Page 12: Opmerkingen op rapport ‘Herziening van de initiële beoordeling’ · 2018. 12. 20. · Zie Grote Rede 5 blz. 15 Jaartal Aangevoerd in ton in BE 1970 1.400 1974 1.600 1980 900 1990

Opmerking 43 Een methodiek werd ontwikkeld om verzanding in grindgebieden te kwantificeren. Tijdsreeksen van

akoestische metingen van de zeebodem toonden vooral schommelingen binnen de foutenmarge. Meer

gedetailleerde zeebodemclassificaties lieten toe variaties in de grind/zand verhouding te duiden die

konden gerelateerd worden aan veranderende sedimentatie.

In hoeverre kunnen we hier onderscheiden als we te maken hebben met een natuurlijk proces dan wel

een door menselijk ingrijpen veroorzaakte evolutie? Dit lijkt mij een essentieel element in deze

beoordeling.

Antwoord Bij significante veranderingen zullen er steeds causale verbanden onderzocht worden. Veranderende

sedimentatie kan heel complex zijn waarbij menselijke activiteiteiten natuurlijke processen kunnen

versterken en vice versa.

_____________________________________________________________________________________

Opmerking 44 Algemeen staan er nog onnauwkeurigheden in de tekst, bijvoorbeeld m.b.t. tot stortlocaties,

verantwoordelijke overheden, etc. Referentie wordt gemaakt naar o.a. de syntheserapporten

baggerwerken en het compendium Kust en Zee waar de correcte info terug te vinden is.

Antwoord Aangepast in de annex (Kint et al., 2018).

_____________________________________________________________________________________

Opmerking 45 Een vergunning is vereist waarvan de specificaties zijn opgenomen in het Koninklijk Besluit (KB) van 12

maart 2000, en dewelke is herzien in het KB van 18 oktober 2013.

Een vergunning is vereist waarvan de specificaties zijn opgenomen in het Koninklijk Besluit (KB) van 12

maart 2000, en dewelke is herzien in het KB van 18 oktober 2013. > dit is enkel voor het baggerwerk

uitgevoerd door de Vlaamse Overheid. Gelieve dit aan te passen.

Antwoord Aangepast in de annex (Kint et al., 2018).

_____________________________________________________________________________________

Opmerking 46 In 2011, dus vóór de vastlegging van het MRP in 2014, waren twee tijdelijke stortzones (loszone X)

voorzien nabij de kust van Blankenberge-> op basis waarvan is besloten dat die er niet meer zijn? Is dit

nagevraagd bij afdeling Kust?

Antwoord Aangepast in de annex (Kint et al., 2018).

_____________________________________________________________________________________

Page 13: Opmerkingen op rapport ‘Herziening van de initiële beoordeling’ · 2018. 12. 20. · Zie Grote Rede 5 blz. 15 Jaartal Aangevoerd in ton in BE 1970 1.400 1974 1.600 1980 900 1990

Opmerking 47 Correcte benaming van de afdelingen en hun verantwoordelijkheden: De afdeling Maritieme Toegang en

het Agentschap voor Maritieme Diensten en Kust (Afdeling Kust) van de Vlaamse Overheid zijn

respectievelijk verantwoordelijk voor het onderhoud van de maritieme toegangskanalen en -poorten

naar de havens en naar de Schelde en de jachthavens.

Antwoord Aangepast in de tekst en annex (Kint et al., 2018).

_____________________________________________________________________________________

Opmerking 48 De gestorte hoeveelheden van Bruggen en Wegen Nieuwpoort lijkt niet mee opgenomen in het

overzicht? Is dit nagevraagd bij de afdeling Kust?

Antwoord Deze data zijn nu opgevraagd en zijn vermeld in het rapport. Evenwel zijn er geen ruimtelijk data van

deze stortlocatie beschikbaar.

_____________________________________________________________________________________

Opmerking 49 Het is niet duidelijk waarom in de tekst referentie wordt gemaakt naar loszone 1, 2 etc en niet de

correcte, gangbare benaming van de zones gebruikt wordt. Dit wekt onnodige verwarring in de hand.

Antwoord Aangepast in de annex (Kint et al., 2018).

_____________________________________________________________________________________

Opmerking 50 Voor de bagger- en stortzones zijn uitgebreide staalnamecampagnes beschikbaar, ook met informatie

over de korrelgrootte. Een nieuwe staalnamecampagne wordt "uitgevoerd eind 2018. Deze resultaten

kunnen gebruikt worden om de toewijzing van bagger- en stortzones aan bepaalde grootschalige

habitatzones af te toetsen.

Antwoord Bedankt voor de info. Wij zullen deze data opvragen.

_____________________________________________________________________________________

Page 14: Opmerkingen op rapport ‘Herziening van de initiële beoordeling’ · 2018. 12. 20. · Zie Grote Rede 5 blz. 15 Jaartal Aangevoerd in ton in BE 1970 1.400 1974 1.600 1980 900 1990

Opmerking 51 Er wordt in de inleiding nog gerefereerd naar het Besluit van de Commissie 2010/477/EU. Is dit correct?

Antwoord Aangepast in de annex (Kint et al., 2018).

_____________________________________________________________________________________

Opmerking 52 Het is uit de rapportage niet duidelijk waarom D6C3 niet mee besproken wordt: D6C2 is immers een

input hiervoor. Het besluit 2017 /848/EU zegt hierover het volgende "De resultaten van de beoordeling

van criterium D6C2 (de spreiding en een schatting van de omvang van de fysieke verstoringen) worden

gebruikt bij de beoordeling van criterium D6C3."

Antwoord De criteria uit het besluit 2017/848/EU zullen slechts in de 2de monitoringscyclus volledig worden

uitgewerkt. Biologische monitoringsresultaten worden nu enkel beschreven onder Sectie 3.5 Mariene

benthische habitats.

_____________________________________________________________________________________

Opmerking 53 D6C1 en D6C2 zijn niet bedoeld als appreciatie van D6 en dit wordt beknopt in de inleiding aangegeven,

maar door de focus in de rapportering hierop te leggen kan die indruk wel gewekt worden. Graag ook

helder in de rapportage opmaken op welke manier deze (in de toekomst) zullen gebruikt worden om

een daadwerkelijke appreciatie van D6 uit te werken.

Antwoord De nieuwe criteria van commissiebesluit 2017/848/EU zullen inhoudelijk pas volop worden afgestemd in

de 2de monitoringscyclus.

_____________________________________________________________________________________

Opmerking 54 In de artikel 9 & 10 rapportage wordt bij de beschrijving van de milieudoelen aangegeven dat het doel

voor D6C3 gedefinieerd is op basis van de EUNIS level 111 habitats. Het is niet duidelijk waarom in het

voorliggende rapport (waarin de parameters besproken worden die input moeten leveren voor D6C3)

niet met eenzelfde afbakening gewerkt wordt. Waarom is deze keuze gemaakt?

Antwoord Voor de akoestische monitoring wordt in eerste instantie de relatie onderzocht tussen

terugverstrooiingswaarden en het sedimenttype, zonder onderscheid tussen infralittoraal, sublittoraal

en circalittoraal. Later kan dit verfijnd en beter afgestemd worden.

_____________________________________________________________________________________

Page 15: Opmerkingen op rapport ‘Herziening van de initiële beoordeling’ · 2018. 12. 20. · Zie Grote Rede 5 blz. 15 Jaartal Aangevoerd in ton in BE 1970 1.400 1974 1.600 1980 900 1990

Opmerking 55 "Baggeren gebeurt jaarlijks in de gekende scheepvaartroutes richting Belgische zeehavens en de

Scheldehavens. Het lossen van gebaggerd materiaal gebeurt elk jaar in vooraf vastgelegde

baggerstortzones, zoals die opgenomen zijn in het MRP."

Gelieve deze tekst als vqlgt aan te passen: "Baggeren gebeurt regelmatig in de gekende

scheepvaartroutes richting Belgische zeehavens en de Scheldehavens. Het lossen van gebaggerd

materiaal gebeurt in vergunde baggerstortzones, die opgenomen zijn in het MRP."

Antwoord Aangepast in de annex (Kint et al., 2018).

_____________________________________________________________________________________

Opmerking 56 Het is niet duidelijk wat bedoeld wordt met "reserve loszone". Wordt hiermee de voorbehouden zone

ten Westen van Zeebrugge uit het MRP bedoeld? Deze zone is enkel bedoeld om het gebied af te

bakenen waarbinnen naar nieuwe ondiepe startlocaties kan gezocht worden.

Antwoord Aangepast in de annex (Kint et al., 2018).

_____________________________________________________________________________________

Opmerking 57 Fysische verstoring wordt in het Belgische deel van de Noordzee (BDNZ) vooral veroorzaakt door het

baggeren en lossen van gebaggerd materiaal, de zandwinning, de installatie van wind molenparken en

bijhorende kabellegging, en door bodem beroerende visserijtechnieken (figuur 2.15).

-> de volgorde is hier enigszins misleidend, aangezien later in de tekst aangehaald wordt dat "Uit de

OSPAR intensiteitsrapporten

blijkt het volledig BDNZ {100 %} onderhevig te zijn aan bodem-beroerende visserijtechnieken (figuur 9}".

De relevantie van het apart opsplitsen van de sectoren is niet duidelijk. Graag de tekst hierop aanpassen

zodat deze de bijdrage van ieder van de sectoren beter reflecteert.

Antwoord Aangepast in de tekst en annex (Kint et al., 2018).

_____________________________________________________________________________________

Opmerking 58 Het is niet duidelijk waarom er nog een aparte ranglijst wordt opgesteld, zonder de bodem beroerende

visserij. "Het extraheren van zand was in 2011 goed voor 70 % van de toenmalige totale fysische

verstoring in het BDNZ, voor het baggeren en lossen van gebaggerd materiaal was dit 27 %. Na 2011 is

deze verhouding gewijzigd". In tabel 16 wordt duidelijk aangegeven dat de fysische verstoring door

baggeren, storten en zandextractie in totaal ongeveer 2.5 % van BDNZ beslaat. De berekeningen zonder

visserij dragen niet bij aan de helderheid van het rapport en kunnen verwijderd worden.

Page 16: Opmerkingen op rapport ‘Herziening van de initiële beoordeling’ · 2018. 12. 20. · Zie Grote Rede 5 blz. 15 Jaartal Aangevoerd in ton in BE 1970 1.400 1974 1.600 1980 900 1990

Antwoord Aangepast in de tekst en annex (Kint et al., 2018).

_____________________________________________________________________________________

Opmerking 59 De vraag kan gesteld worden in hoeverre de onderhoudsbaggerwerken moeten meegerekend worden

als fysische verstoring en waarom baggeren en storten onder eenzelfde noemer worden beoordeeld.

De gebieden waar onderhoudsbaggerwerken worden uitgevoerd (vaargeulen en havens) zijn immers

onderworpen aan frequent onderhoud, zodat de fauna en flora op die locaties voornamelijk

opportunistische en/of tolerante species zijn.

Antwoord Fysische verstoring is een verandering in de zeebodem dat kan worden hersteld als de activiteit die

verantwoordelijk is voor dergelijke fysische drukken ophoudt te bestaan. Hieronder vallen ook

onderhoudsbaggerwerken. In deze KRMS cyclus werd enkel het ruimtelijk bereik van drukken

gekwantificeerd; geen intensiteiten.

_____________________________________________________________________________________

Opmerking 60 Voor de bagger- en stortzones zijn uitgebreide staalnamecampagnes beschikbaar, ook met informatie

over de korrelgrootte. Een nieuwe staalnamecampagne wordt uitgevoerd eind 2018. Deze resultaten

kunnen gebruikt worden om de toewijzing van bagger- en stortzones aan bepaalde grootschalige

habitatzones af te toetsen.

Antwoord Dubbele opmerking

_____________________________________________________________________________________

Opmerking 61 In hoeverre zal bij de bepaling van D6C3 rekening worden gehouden met de EQR index van de

startlocaties?

Antwoord D6C3 zal slechts worden behandeld in de 2de monitoringscyclus.

_____________________________________________________________________________________

Opmerking 62 Waarom is bij de bespreking van de toestand van de habitats (3.5) geen link gemaakt met het onderzoek

dat uitgevoerd is voor D6? (zo worden er andere namen voor loswallen gebruikt, volledige oppervlakte

van de loswallen i.p.v. de daadwerkelijk gebruikte, gebaggerde zones al dan niet meegenomen)-> zijn de

verschillende onderzoeksresultaten op elkaar afgestemd?

Page 17: Opmerkingen op rapport ‘Herziening van de initiële beoordeling’ · 2018. 12. 20. · Zie Grote Rede 5 blz. 15 Jaartal Aangevoerd in ton in BE 1970 1.400 1974 1.600 1980 900 1990

Antwoord Een betere afstemming wordt voorzien in de 2de monitoringscyclus. In Sectie 3.5 is de naamgeving

geuniformiseerd (S1 (Br&W S1), S2 (Br&W S2), ZBO (Br&W Zeebrugge oost), OST (Br&W Oostende),

NWP (Dumping site Nieuwpoort)).

_____________________________________________________________________________________

Opmerking 63 Besluit (EU) 2017/848 van de Commissie van 17 mei 2017 tot vaststelling van criteria en

methodologische standaarden inzake de goede milieutoestand van mariene wateren en specificaties en

gestandaardiseerde methoden voor monitoring en beoordeling, en tot intrekking van Besluit

2010/477/EU stelt voor D7C1 "met name in verband met het fysieke verlies ( 1) van de natuurlijke

zeebodem" te bekijken. Echter er wordt nergens aangegeven dat er een 1/1 relatie bestaat tussen fysiek

verlies en een verandering van de hydrografische condities (daarvoor zijn in de beslissing 2017 /848 ook

de nodige monitoringsvoorwaarden opgenomen). ln het voorliggend rapport worden hydrografische

wijzigingen als significant beschouwd van zodra ze beantwoorden aan een fysiek verlies. Ten eerste is

niet duidelijk wat bedoeld wordt met "beantwoorden aan een fysiek verlies", ten tweede is duidelijk op

basis waarvan aangenomen wordt dat een fysiek verlies leidt tot (significante) wijzigingen in

stromingspatroon, golfpatroon etc. Deze mogelijke relatie is in hoge mate afhankelijk van de locatie en

oppervlakte van het fysieke verlies, parameters die hier niet in beschouwing worden genomen.

Antwoord Wij bevestigen dat het Besluit van de Commissie 2018/848 expliciet het criterium D7C1 koppelt aan

infrastructuurprojecten die een fysiek verlies teweegbrengen in de zin van D6C1 want het zijn net die

projecten die de hy-drografische omstandigheden het meest verstoren (patronen van de golven,

zoutgehalte, temperatuur, enz.). Maar noch de tekst van het Besluit van de Commissie, noch onze

formulering van de milieudoelstellingen, noch de eva-luatie van D7, laten veronderstellen dat er een

1/1-relatie is tussen de oppervlakte van een fysiek verlies (in de zin van D6C1) en de oppervlakte van de

zone die wordt getroffen door de hydrografische wijzigingen. Integendeel, de formulering van criterium

D7C1 en de daaraan gekoppelde milieudoelstelling veronderstelt dat het monitoring-programma met

betrekking tot D7 zal worden uitgevoerd voor elke infrastructuur afzonderlijk, maar bij de bere-kening

van de oppervlakte van de hydrografisch gewijzigde zones wordt rekening gehouden met de

gecumuleerde effecten veroorzaakt door de verschillende infrastructuren.

_____________________________________________________________________________________

Opmerking 64 Bodemverstoring: Letterlijk overgenomen: “Er zijn nog geen ruimtelijke beheersacties van kracht die de

visserijdruk verminderen”

Niettegenstaande in het vorig MRP 2014-2020 mooie lijntjes op de kaart getrokken zijn om de

bodemdruk in de Vlaamse Banken te verminderen, wordt er nog steeds met bodemberoerende

middelen (ik reken daar ook puls en zegen bij) gevist in de zones 3 &4 (grindbedden). Dit zowel door BE

als buitenlandse vissers.

Page 18: Opmerkingen op rapport ‘Herziening van de initiële beoordeling’ · 2018. 12. 20. · Zie Grote Rede 5 blz. 15 Jaartal Aangevoerd in ton in BE 1970 1.400 1974 1.600 1980 900 1990

Antwoord Het Gemeenschappelijk Visserijbeleid heeft vastgelegd dat lidstaten enkel visserijbeperkende

maatregelen kunnen voorstellen als hierover een consensus bestaat met alle betrokken partijen (dus

leefmilieu en visserij) en landen. DG Leefmilieu heeft hier belangrijke stappen in gezet (zie bijlage).

_____________________________________________________________________________________

Opmerking 65 Het verplicht volgen van vissers via het AIS systeem, mits toelating om het systeem daarvoor te

gebruiken, ipv VHF (bij VHF systeem is er maar een pink om het 2 uur) zou toelaten om te weten wie

waar wanneer vist. Ofwel het VHF systeem een frequenter signaal laten uitsturen en dit ook de kleinere

schepen. Het zou de handhaving en controle serieus verbeteren.

Antwoord Het vessel monitoring systeem(VMS)Is een satelliet volgsysteem verplicht voor alle communautaire

visserijschepen met een LOA van >12m. Inderdaad het interval voor het versturen van gegevens is 2h

maar dit kan door het visserijcontrolecentrum verminderd worden. Het AIS systeem is verplicht voor alle

communautaire vissersvaartuigen met een LOA >15m. Het is een systeem dat, afhankelijk van de status

van het schip, bepaalde info(statische, dynamische of reisinformatie) verzend in een interval van 2sec

tot 6min. In de Belgische zeegebieden zouden we, op een klein gebied na, de gehele EEZ kunnen dekken

via een AIS verplichting aan boord van alle vissersschepen.

_____________________________________________________________________________________

Opmerking 66 milieuvriendelijk vistuig.

Dit is een contradictio in terminis. Beter milieuvriendelijker vistuig.

Antwoord Dit werd in 2012 zo geformuleerd als milieudoel.

_____________________________________________________________________________________

Opmerking 67 Het ruimtelijk bereik en de spreiding van de EUNIS habitats van niveau 3 (zanderige modder tot modder,

modderig zand tot zand en grindhoudend sediment), evenals dat van grindbedden schommelen - in

verhouding tot de referentiestatus zoals beschreven in de Initiële beoordeling – binnen een marge die

zich beperkt tot de accuraatheid van de huidige distributiemappen.

Gaat het hier dan over de initiële beoordeling van 2012?

Antwoord Inderdaad de distributiekaarten, zoals voor het eerst opgenomen in de initiële beoordeling, dienen als

referentie voor de akoestische monitoring. Deze kaarten zullen blijvend geupdated worden waarbij de

contribuerende datasets nauwkeurig worden bijgehouden.

_____________________________________________________________________________________

Page 19: Opmerkingen op rapport ‘Herziening van de initiële beoordeling’ · 2018. 12. 20. · Zie Grote Rede 5 blz. 15 Jaartal Aangevoerd in ton in BE 1970 1.400 1974 1.600 1980 900 1990

Opmerking 68 Binnen in de grindbedden te definiëren testzones mag de verhouding van de oppervlakken met harde

substraten (meer bepaald de oppervlakken die gekoloniseerd worden door epifauna van hard substraat)

ten opzichte van de oppervlakken met zacht sediment (meer bepaald oppervlakken bovenop het hard

substraat en die de ontwikkeling van de substraatfauna verhinderen) geen negatieve trend vertonen.

In feite zou hier nog moeten aan toegevoegd worden: … geen negatieve trend vertonen als gevolg van

menselijke activiteiten. We moeten hier immers ook rekening houden met natuurlijke processen (het is

een dynamisch systeem).

Antwoord Gezien de mogelijke complexiteit van veranderingen waarbij natuurlijke processen al dan niet versterkt

worden door menselijke activiteit en vice versa lijkt ons deze toevoeging niet zinvol. In alle geval zal

steeds naar een causaal verband worden gezocht.

_____________________________________________________________________________________

Opmerking 69 De grindbedden (belangrijke habitats) blz. 36. staan onder toenemend onder druk, niet alleen door

visserij maar ook door sedimentontginning. Herstel dringt zich op. Wenselijk zou zijn grote rotsblokken

van minstens 1m3 te storten om het herstel te bevorderen. Zone 3 afsluiten voor elke vorm van

bodemberoering en voor iedereen ongeacht de nationaliteit, is noodzakelijk om dit habitatgebied te

herstellen.

Antwoord Het storten van dergelijke grote rotsblokken zonder het voorafgaandelijk instellen van een verbod op

boomkorvisserij zou een levensbedreigend risico vormen voor de vissers. DG Leefmilieu kan onmogelijk

éénzijdig een dergelijk verbod opleggen. Het Gemeenschappelijk Visserijbeleid heeft vastgelegd dat

lidstaten enkel visserijbeperkende maatregelen kunnen voorstellen als hierover een consensus bestaat

met alle betrokken partijen (dus leefmilieu en visserij) en landen. DG Leefmilieu heeft hier belangrijke

stappen in gezet (zie bijlage).

_____________________________________________________________________________________

Opmerking 70 milieuvriendelijk vistuig.

zie bovenstaande opmerking

Antwoord Dit werd in 2012 zo geformuleerd als milieudoel.

_____________________________________________________________________________________

Opmerking 71 Uit een evaluatie van fysische verlies per grootschalig habitattype blijkt dat de circalittorale en

infralittorale grofkorrelige en gemengde habitattypes beperkt worden aangetast, ….

Page 20: Opmerkingen op rapport ‘Herziening van de initiële beoordeling’ · 2018. 12. 20. · Zie Grote Rede 5 blz. 15 Jaartal Aangevoerd in ton in BE 1970 1.400 1974 1.600 1980 900 1990

wat is circalittoraal? En infralittoraal?

Antwoord Meer uitleg in Tabel 2.12 onder D7. Verwijzing gemaakt in de tekst bij Figuur 2.12.

_____________________________________________________________________________________

Opmerking 72 Visserij buiten beschouwing gelaten, wordt gemiddeld een oppervlakte van 2.5 à 3 % van het BDNZ per

jaar verstoord door menselijke activiteiten (Tabel 2.7).

Dit cijfer is totaal nietszeggend én misleidend als men visserij buiten beschouwing laat. De verstoring

door visserij zou op een soortgelijke manier moeten gecommuniceerd worden. Het gaat dan wellicht om

een verstoring die hoger zal zijn dan 200% per jaar...

Antwoord Nuance aangebracht in tekst en annex (Kint et al., 2018).

_____________________________________________________________________________________

Opmerking 73 Bovendien zal in de kustnabije zone een uitbreiding van 3 naar 4.5 zeemijl plaatsvinden waar enkel

vissersvaartuigen met een brutotonnenmaat van minder dan 70 Bruto Tonnage zijn toegelaten (zone 5).

Dit werd niet meegenomen voor de EU delegated act rond visserijmaatregelen door veto NL

Antwoord Werd verwijderd uit tekst.

_____________________________________________________________________________________

Opmerking 74 Figuur 2.17. Voorkomen en distributie van de grootschalige sedimenttypes slib, zand en grofkorrelige

sedimenten in 2012 (Stevenson et al., 2012) en 2016 (European Commission, 2012b) (Folkclassificatie),

alsook een maat van confidentie op basis van puntdensiteit per km².

Dient bij de bespreking van deze figuur niet best nog eens herhaald te worden dat de wijzigingen vooral

te wijten zijn aan methodologische verbeteringen? Kan er ook iets gezegd worden over als we nu wel

een karteringsniveau hebben bereikt dat binnen 6 jaar een vergelijking zal toelaten?

Antwoord Extra duiding meegegeven. Voor sommige gebieden zal het karteringsniveau toereikend zijn, maar voor

vele echter niet. De onzekerheid bij kartering, op basis van verschillende criteria, wordt toegevoegd aan

de kennisbasis.

_____________________________________________________________________________________

Page 21: Opmerkingen op rapport ‘Herziening van de initiële beoordeling’ · 2018. 12. 20. · Zie Grote Rede 5 blz. 15 Jaartal Aangevoerd in ton in BE 1970 1.400 1974 1.600 1980 900 1990

Opmerking 75 Visuele observaties en staalnames toonden echter een zandaanrijking, evenals een bijmenging van

fijnkorrelig materiaal (Van Lancker et al., 2016) waardoor een bijkomende analyse over een ruimer

gebied werd uitgevoerd.

Kunnen we dan stellen dat de multibeammetingen altijd moeten gecombineerd worden met een visuele

validatie-waarneming? Visuele waarnemingen met een AUV zou een absolute meerwaarde zijn voor de

validatie van de multibeamgegevens.

Antwoord Terreinverificatie is cruciaal gezien multibeammetingen slechts het topoppervlak in kaart brengen en

classificatie niet altijd éénduidig is. Visuele observatie is vooral belangrijk in grindgebieden, maar blijft

een uitdaging gezien de hoge stroming en turbiditeit. Vaak is een goede zichtbaarheid maar

gegarandeerd eens dichter dan 1 m boven de bodem. Dit beperkt de inzet van instrumentatie. Nieuwe

mogelijkheden worden onderzocht. Bedankt voor de suggestie.

_____________________________________________________________________________________

Opmerking 76 Visuele observaties en staalnames toonden echter een zandaanrijking, evenals een bijmenging van

fijnkorrelig materiaal (Van Lancker et al., 2016) waardoor een bijkomende analyse over een ruimer

gebied werd uitgevoerd.

Wat zegt dit over de betrouwbaarheid van bvb Fig 2.17 (rechts) ?

Antwoord De basis van Figuur 2.17 zijn vooral vroegere staalnames zonder beschrijvingen en ook niet ondersteund

door visuele opnames. Hierdoor is het niet mogelijk onderscheid te maken tussen gebieden met

vrijliggend grind, grind bedekt met zand, en bijmenging van fijn materiaal. Deze informatie is echter

kritisch inzake milieu-impact en wordt in de huidige monitoring wel meegenomen teneinde

toekomstige veranderingen beter in te schatten.

_____________________________________________________________________________________

Opmerking 77 Tabel 2.8.

Het is niet duidelijk hoe de oppervlaktes in tabel 8 berekend zijn. Interne berekeningen vanwege de

afdeling Maritieme Toegang van het Vlaams Gewest wijken voor sommige jaren hier van af (bv. voor

2013 lijken de waardes te laag, in 2015 dan weer te hoog).

Antwoord Besproken in de annex (Kint et al., 2018).

_____________________________________________________________________________________

Page 22: Opmerkingen op rapport ‘Herziening van de initiële beoordeling’ · 2018. 12. 20. · Zie Grote Rede 5 blz. 15 Jaartal Aangevoerd in ton in BE 1970 1.400 1974 1.600 1980 900 1990

Opmerking 78 Op pagina 45 wordt gesproken over het MRP en de uitbreiding van de driemijlszone: dit is ondertussen

achterhaald en deze maatregel wordt niet langer weerhouden. Ook rond de invulling van de 4 zones van

de Vlaamse Banken is de situatie veranderd.

Antwoord Werd verwijderd uit tekst.

_____________________________________________________________________________________

Opmerking 79 Fysische verstoring is moeilijker in te schatten en is momenteel beperkt tot de effective locaties van de

menselijke activiteiten, vermeerdert met een theoretische buffer.

vermeerderd ipv vermeerdert

Antwoord Aangepast in tekst en annex (Kint et al., 2018).

_____________________________________________________________________________________

Opmerking 80 Combinatie met staalnames en visuele observaties is cruciaal om de veranderingen te duiden.

Hier moet nadruk komen op gebruik van nieuwe technieken en technologieën (vbv AUV, gliders, etc) om

dit accurata en efficient toe te passen.

Antwoord Goede suggestie. Opportuniteiten om nieuwe en/of efficiëntere technologieën in te zetten worden

omarmd. Een lijst toevoegen lijkt niet nodig gezien dit heel breed kan gaan (bv. van gebruik van

glasvezelkabels, tracertechnieken, gespecialiseerde coring met fingerprintingmogelijkheden, standalone

frames en idd ook heel hoge resolutie fotomosaicing wat potentieel met AUVs kan uitgevoerd worden.)

_____________________________________________________________________________________

Opmerking 81 "In deze gebieden dragen baggeren en lossen van gebaggerd materiaal bij tot de fysische verstoring.".

- > graag aandacht voor het verschil in invloedsschaal tussen visserij en baggerwerken

Antwoord In de huidige tekst wordt geen rekening gehouden met de grootte-orde van de totale impactcontributie

van een menselijke activiteit. De analyse is beperkt tot de ruimtelijke bezetting en het nabij veld. Ver-

veld en cumulatieve effecten zijn nog heel onderzoeksintensief.

_____________________________________________________________________________________

Page 23: Opmerkingen op rapport ‘Herziening van de initiële beoordeling’ · 2018. 12. 20. · Zie Grote Rede 5 blz. 15 Jaartal Aangevoerd in ton in BE 1970 1.400 1974 1.600 1980 900 1990

Opmerking 82 Bepaling van de impactbuffers, verder dan de locatie van de activiteit zelf (ver-veld effecten), wordt

idealiter op regionale schaal afgestemd. Dit dient onderbouwd te worden met wetenschappelijk

onderzoek, gebruikmakende van metingen van verschillende ecosysteeemcomponenten en numerieke

modellen die het hydrodynamisch en golfklimaat, en de aard van de zeebodem verrekenen in de

effectenstudies.

Kunnen de ver-veld effecten ook niet voor een stuk in rekening genomen worden bij Descriptor 7

(hydrografische wijzigingen)?

Antwoord Inderdaad, de D7 monitoring zal hier zeker toe bijdragen, maar habitatveranderingen zijn niet 1 op 1

gerelateerd aan hydrografische wijzigingen (bv. ver-veld siltatie of verzanding).

_____________________________________________________________________________________

Opmerking 83 Aanbevelingen.

Gezien de geformuleerde Hiaten en onzekerheid in kennis en methodes, lijkt het mij erg zinvol om bij de

aanbevelingen ook systematische validatie door visuele observaties (bv. met een AUV) mee te nemen.

Antwoord Goede suggestie. Zie antwoord hierboven.

_____________________________________________________________________________________

Opmerking 84 met name voor het Belgische deel van de Noordzee,.

ook de aangrenzende Nederlands deel van de Noordzee kan beinvloed worden. Denk maar aan

sedimentatiepluimen van de offshore windmolens.

Antwoord Eigenlijk kunnen de effecten van menselijke activiteit op de hydrografie in theorie transnationaal zijn.

Dit rapport focust echter uitsluitend op het Belgisch deel van de Noordzee aangezien de effecten die in

dit rapport zijn be-schreven voornamelijk beperkt blijven tot het BDN. In de volgende evaluatiecyclus

zullen we trachten om meer rekening te houden met de transnationale effecten van de menselijke

activiteiten in het BDN op de hydrografie daarbuiten of van de menselijke activiteiten buiten het BDN op

de hydrografie binnen het BDN.

_____________________________________________________________________________________

Opmerking 85 Een lage schatting van de impactzone gaat uit van zo'n 0,066 km2 per windturbine.

Ik vind het vreemd dat uitgegaan wordt van een lage schatting? Kan er dan niet beter een vork gegeven

worden? Daarnaast stelt zich de vraag als je dit zomaar per windturbine kan bepalen. Er kunnen

Page 24: Opmerkingen op rapport ‘Herziening van de initiële beoordeling’ · 2018. 12. 20. · Zie Grote Rede 5 blz. 15 Jaartal Aangevoerd in ton in BE 1970 1.400 1974 1.600 1980 900 1990

versterkende/verzwakkende effecten optreden bij de hydrodynamische effecten doordat meerdere

turbines bij elkaar geplaatst worden.

Antwoord De gerapporteerde oppervlakte is een raming van de oppervlakte van de zeebodem (genormaliseerd per

turbine) die significante effecten kan ondergaan door hydrodynamische veranderingen die rechtstreeks

toe te schrijven zijn aan de aanwezigheid van de turbines. Deze oppervlakte kan klein lijken maar er is

geen enkel element uit de mili-eumonitoring van de offshore windmolenparken (Degraer et al. 2009,

2010, 2011, 2012, 2016, 2017) dat leidt tot de conclusie dat ze wordt onderschat. Het woord raming

betekent trouwens dat de waarde moet worden begrepen als een ordegrootte, en dat ze bijgevolg heel

onzeker is (cf afdeling 2.5.1.7); die onzekerheid zullen we uiteraard trachten te verminderen in de

volgende rapportagecycli.

Hierbij dient te worden opgemerkt dat onze indicator, zoals hij is geformuleerd, het niet mogelijk maakt

om reke-ning te houden met de turbiditeitspluimen die voornamelijk bij kalme zee in het zog van de

windmolens worden vastgesteld. Ook al is er nog geen consensus om de oorsprong van die pluimen te

verklaren, suggereren de digitale simulaties die we hebben geanalyseerd dat de pluimen naar alle

waarschijnlijkheid niet bestaan uit sedimenten die aan de basis van de turbines zijn geërodeerd. Het is

waarschijnlijker dat ze bestaan uit sedimenten die lokaal tot suspensie zijn gekomen (fenomeen dat zich

ook zou voordoen zonder de aanwezigheid van de windmolens) maar die door het effect van de

turbulentie, veroorzaakt door de schering van de doorstroming rond de pluimen, hoger in de

waterkolom terechtkomen. Met andere woorden, onze hypothese suggereert dat er niet méér

sedimenten in suspensie zijn, maar dat deze sedimenten anders in de waterkolom worden verdeeld

(misschien met een verminde-ring van de maximale concentratie in SPM). Deze hypothese verklaart ook

waarom de turbiditeitspluimen niet worden gerapporteerd bij wilde zee : de turbulentie die wordt

veroorzaakt door de doorstroming in het zog van de windmolens wordt overstemd door de heersende

turbulentie die wordt veroorzaakt door de golven. Uiteraard blijft deze uitleg in dit stadium en zoals

aangegeven in afdeling 2.5.1.7. nog een hypothese die moet worden bevestigd door nieuw onderzoek.

Dit neemt echter niet weg dat de milieumonitoring van de macrobenthos in de windmolen-parken van

het BDN geen enkel element bevat dat doet concluderen dat de turbiditeitspluim leidt tot een wijziging

van de aard van de zeebodem buiten de gerapporteerde zone.

Deze abstracttekst werd aangepast om beter de hoofdconclusies van deze D7C1 weer te geven.

_____________________________________________________________________________________

Opmerking 86 Een lage schatting van de impactzone gaat uit van zo'n 0,066 km2 per windturbine.

Dit moet niet op individueel turbineniveau bekeken worden, maar op niveau van concessie of zelfs of

niveau van het volledige gebied van hernieuwbare energie.

Antwoord De raming van de mogelijke impactzone naar aanleiding van een hydrografische wijziging zou uiteraard

moeten worden herdaan per windmolenpark bij de volgende evaluatiecyclus van de MSFD. We

verwachten echter geen wijziging in de ordegrootte van onze totale raming. De eventuele impactzones

beslaan namelijk ongeveer 450 meter aan weerszijden van elke turbine in de richting van de hoofdas

Page 25: Opmerkingen op rapport ‘Herziening van de initiële beoordeling’ · 2018. 12. 20. · Zie Grote Rede 5 blz. 15 Jaartal Aangevoerd in ton in BE 1970 1.400 1974 1.600 1980 900 1990

van de getijdenellips. In de geteste configura-tie was er slechts weinig overlapping tussen twee

belendende zones. Anders gezegd, de raming op het niveau van een park zou veranderen als twee

afzonderlijke windmolens die minder dan 800 meter uit elkaar staan, op dezelfde lijn zouden staan op

de hoofdas van de getijdenellips.

_____________________________________________________________________________________

Opmerking 87 Windmolenparken zijn de enige infrastructuurprojecten….

En wat met de aquacultuur die recent werd opgestart in belwind en C-Power? Dit wordt afgedaan als

een fait-divers, maar mossels hebben wel degelijk een grote invloed of hoe je bodem er gaat uitzien. Er

zou op zijn minst vermeld moeten worden dat er extra info nodig is over de eventuele 'verfijning van

sediment' onder/nabij mosselkweeks.

Antwoord Voor D7 moeten enkel de effecten van de activiteiten worden geëvalueerd die een permanente

wijziging van de hydrografie kunnen teweegbrengen. Volgens het Besluit van de Commissie 2017/848

moet het adjectief permanent worden begrepen als hydrografische wijzigingen die langer dan 12 jaar

kunnen duren. Het project Edulis, dat de haalbaarheid van mosselkweek in windmolenparken

onderzoekt, dekt de periode 2017-2018. De effecten van dit project moeten dus niet worden

geëvalueerd en gerapporteerd in het kader van de MSFD. Indien de technologie die wordt uitgetest in

het kader van het project Edulis een maturiteitsniveau zou halen dat een commerciële exploitatie

mogelijk maakt, dan zal deze exploitatie uiteraard het voorwerp zijn van een milieumonitoring die in de

MSFD-rapportering kan worden geïntegreerd.

_____________________________________________________________________________________

Opmerking 88 Turbiditeitspluim: Wenselijk om dit verder op te volgen want dit fenomeen is nog maar pas bekend.

Graag niet alleen rekening houden met de bestaande windturbines (+/- 220 stuks) aan de Oostkust maar

ook met de toekomstige geplande aan de Westkust.

Antwoord De ontwikkeling van turbiditeitspluimen zal hoogst waarschijnlijk een aandachtspunt blijven voor de

volgende KRMS-cyclus. Hierbij is het goed te noteren dat de turbiditeitspluimen ook in verband kunnen

worden gebracht met andere obstakels op de zeebodem, zoals wrakken. (Baye et al. 2016,

http://dx.doi.org/10.1016/j.jas.2015.11.006 ). Deze wrakken worden al als fysiek verlies gerapporteerd

in het kader van D6.

_____________________________________________________________________________________

Page 26: Opmerkingen op rapport ‘Herziening van de initiële beoordeling’ · 2018. 12. 20. · Zie Grote Rede 5 blz. 15 Jaartal Aangevoerd in ton in BE 1970 1.400 1974 1.600 1980 900 1990

Opmerking 89 Ze beantwoorden aan een fysiek verlies zoals gedefinieerd door descriptor 6.

Dit lijkt mij een problematisch criterium aangezien men in 2.4.7 het volgende stelt: 'Er is geen

éénduidige definitie van wat onder fysisch verlies of fysische verstoring valt' (p. 51).

Antwoord Het betreft een rechtstreeks gevolg van het Besluit van de Commissie 2017/848 dat D7C1 als volgt

definieert : D7C1 — Secundair: De ruimtelijke omvang en spreiding van de permanente wijziging van de

hydrografische om-standigheden (bv. wijzigingen van de golfslag, de stroming, het zoutgehalte, de

temperatuur) van de zeebodem en de waterkolom, met name in verband met het fysieke verlies (1) van

de natuurlijke zeebodem.

(1) Fysiek verlies wordt opgevat als in punt 3 van de specificaties onder beschrijvend element 6.

De begrippen fysiek verlies en fysieke verstoring worden ook gedefinieerd in het Besluit van de

Commissie 2017/848 :

- Onder fysiek verlies wordt een permanente wijziging van de zeebodem verstaan die een periode van

twee verslagcycli (twaalf jaar) of langer heeft geduurd of naar verwachting zo lang zal duren.

- Onder fysieke verstoringen wordt een verandering van de zeebodem verstaan, waarvan de zeebodem

kan herstellen als de activiteiten waardoor de verstoringen worden veroorzaakt, worden beëindigd.

Ook al lijken deze definities duidelijk, in de praktijk blijkt dat de invoering van de periode van twaalf jaar

in de definitie van fysiek verlies het soms moeilijk maakt om een verstoring te classificeren die à priori

omkeerbaar is maar waarvan het herstel traag en/of onzeker kan zijn. Het is dus waarschijnlijk dat

tussen twee MSFD-rapportagecycli sommige zeebodemwijzigingen moeten veranderen van classificatie.

Het is in die zin dat de op-merking in de rapportage D6 moet worden begrepen. Om coherent te blijven

zal de rapportage D7 altijd gebaseerd zijn op de rapportage D6.

_____________________________________________________________________________________

Opmerking 90 drie operationeel: de windmolenparken C-Power, Belwind en Northwind..

Nobelwind is ondertussen ook al operationeel en rentel volgt binnenkort.

Antwoord De evaluatie gaat enkel over de periode 2011-2016.

_____________________________________________________________________________________

Opmerking 91 Elke windturbine verstoort de doorstroming aanzienlijk over een oppervlakte van ongeveer 0,066 km².

Het cijfer van 0,066 km² is erg belangrijk voor deze descriptor. Het is mij echter niet helemaal duidelijk

waarop deze oppervlakte slaat. Deze lijkt mij vooral berekend op basis van de wijzigingen die de

inplanting van een turbine met zich meebrengt op de bodem (bv. schuifspanning). De gegenereerde

sedimentpluim strekt zich evenwel ook uit over een gebied waar de bodem an sich niet meer

Page 27: Opmerkingen op rapport ‘Herziening van de initiële beoordeling’ · 2018. 12. 20. · Zie Grote Rede 5 blz. 15 Jaartal Aangevoerd in ton in BE 1970 1.400 1974 1.600 1980 900 1990

geaffecteerd wordt. Gezien het bij deze descriptor echter gaat over wijziging van hydrografische

eigenschappen, zou het evenwel logisch zijn om ook de volledige oppervlakte van de sedimentpluim in

rekening te brengen. Mogelijks leidt dit dan ook tot een grote geaffecteerd gebied.

Antwoord De afdeling 2.5.1.5 werd gedeeltelijk herschreven met het oog op meer duidelijkheid.

_____________________________________________________________________________________

Opmerking 92 Figuur 2.24 tot Figuur 2.28.

Het Coherens model houdt geen rekening met organische aanrijking door aangroei op de turbines +

verandernde benthosgemeenschappen rond de turbines (monitoring marbiol). Beide zouden aan elkaar

gekoppeld moeten worden. Ook worden aquacultuuractiviteiten niet in rekening gebracht. de mogelijke

sediment verfijning van mosselskweek moet verder onderzocht worden. ER wordt gesproken over

0.066km per turbine. Er zijn verschillende types van funderingen die allemaal een andere impact (zullen)

hebben. Op welke type van fundering is 0.066km gebaseerd?

Antwoord De oppervlakte van 0.066 km² betreft een obstakel van 12.5 m diameter. Dit kan overeenstemmen met

de diameter van de gravitaire funderingen die werden gebruikt in de eerste fase van C-POWER, of met

funderingen van het type monopile voor nieuwe turbines van 12 MW. Aangezien de meeste

geïnstalleerde turbines jacket- of monopile-funderingen hebben met een diameter van 7m, is het heel

waarschijnlijk dat de reële impactoppervlakte van een aanzienlijke bodemspanningswijziging lager is.

De potentiële effecten op de hydrografie van het Edulis project moeten in het kader van MSFD niet

worden beoordeeld en gerapporteerd. (cf Antwoord 4).

De link met de monitoring van de macrobenthos zal worden gelegd in de volgende cyclusrapportering.

_____________________________________________________________________________________

Opmerking 93 Nadelige effecten als gevolg van permanente wijzigingen van de hydrografische eigenschappen in

benthische habitats.

Zou er ook niet moeten gekeken worden naar effecten op het pelagisch ecosysteem? Een verhoogde

turbiditeit zal toch een invloed hebben op de fotosynthese in de waterkolom? Op zijn minst zou de

beperking van de huidige benadering ergens moeten geduid worden.

Antwoord Volgens de logica van het Besluit van de Commissie 2017/848 zoals in detail besproken in het

referentiedocument van Walmsley et al. (2017), zijn de criteria D7C1 (gerapporteerd in afdeling 2.5.1)

en D7C2 (Gerapporteerd in afdeling 2.5.2) secundaire criteria. In het MSFD jargon wil dat zeggen dat

deze twee criteria niet rechtstreeks moeten leiden tot een beoordeling over de goede milieutoestand,

maar dat ze de evaluatie van primaire criteria moeten voeden, die expliciet in verband staan tot de

biodiversiteit (D1 en D6C5). Anders gezegd, de evaluatie van de descriptoren D7C1 en D7C2 moet

voornamelijk de aandacht van de evaluatoren van de descriptoren 1 en 6 vestigen op het bestaan van

Page 28: Opmerkingen op rapport ‘Herziening van de initiële beoordeling’ · 2018. 12. 20. · Zie Grote Rede 5 blz. 15 Jaartal Aangevoerd in ton in BE 1970 1.400 1974 1.600 1980 900 1990

permanente wijzigingen in de hydrografie, die kunnen leiden tot aanzienlijke wijzigin-gen voor de

habitats. Een oorzakelijk verband tussen de hydrografische wijzigingen en de eventueel waargenomen

wijzigingen in de ecosystemen en lokale populaties, moet worden gelegd in het kader van de

descriptoren 1 en 6 (D6C5).

De beide referentiedocumenten (Besluit van de Commissie 2017/848 en Walmsley et al. (2017) zeggen

expliciet dat

1. De beoordelingen van de nefaste invloeden die verband houden met de pressies, onder meer op basis

van de criteria D2C3, D5C2, D5C3, D5C4, D7C1, D8C2 en D8C4, moeten worden meegenomen in de

evaluaties van de pelagische habitats die worden gemaakt voor descriptor 1.

2. De beoordeling van D7C2 moet minstens worden gemaakt voor de grote types benthische habitats.

(EUNIS niveau 3) die zijn opgesomd in de bijlage bij het besluit of voor andere types benthische habitats

die worden gebruikt in het kader van descriptoren 1 en 6.

Ondanks de afwezigheid van indicatoren die worden gedeeld door alle OSPAR-partijen, houden deze

evaluaties van D7C1 (afdeling 2.5.1) en D7C2 (afdeling 2.5.2) zich strikt aan de logica, de criteria en de

methodologische normen die door deze beider referentiedocumenten worden voorgeschreven. Daarom

is de kritiek die u formuleert op dit niveau niet ontvankelijk.

Dit gezegd zijnde hebt u wel gelijk : er moet een meer expliciete link worden gelegd tussen de

beoordeling D7 en de beoordelingen van D1 en D6C5. Deze link zal worden gelegd in de volgende

rapportagecyclus van de MSFD. Op 12 juni jl. ging er bij voorbeeld een vergadering door om de

monitoringstrategie van de macrobenthos te her-zien in de offshore windmolenparken rekening

houdend met de nieuwe resultaten van D7C2. We zullen ook op de volgende vergadering van de MSFD

evaluatoren (voorzien op 27 november 2018) de vraag te berde brengen van de noodzaak (of niet) om

de link te leggen tussen de turbiditeitspluimen die zich ontwikkelen in het zog van de windmolens, de

phytoplanctonpopulaties en de hoge niveaus van de trophische keten.

_____________________________________________________________________________________

Opmerking 94 De windmolenparken C-POWER, Belwind, Nobelwind en Northwind.

ook de turbines van Rentel staan er al sinds de zomer van 2017

Antwoord Het rapport refereert naar de periode 2011-2016.

_____________________________________________________________________________________

Opmerking 95 Aangezien windmolenparken zich hoe dan ook in relatief troebele circalitorale zones bevinden, en de

turbiditeitspluimen die in het zog van windturbines worden aangetroffen meer dan waarschijnlijk

bestaan uit gesuspendeerde sedimenten die niet gerelateerd.

Page 29: Opmerkingen op rapport ‘Herziening van de initiële beoordeling’ · 2018. 12. 20. · Zie Grote Rede 5 blz. 15 Jaartal Aangevoerd in ton in BE 1970 1.400 1974 1.600 1980 900 1990

Dit lijkt mij een erg kromme redenering? Waarom zien we de pluimen op de satellietbeelden dan enkel

in het zog van de turbines. Er lijkt toch een oorzakelijk verband??? (Zie bv. Vanhellemont Q. & Ruddick K.

(2014) Turbid wakes associated with offshore wind turbines observed with Landsat 8. Remote Sensing of

Environment, Vol. Volume 145 pp. 105–115). De vraag als de geobserveerde sedimentpluimen een

effect hebben op het ecosysteem (benthisch én pelagisch) wordt hier gewoon uit de weg gegaan. Op die

manier moeten we geen enkel effect meer bekijken!

Antwoord Het artikel Vanhellemont and Ruddick 2014 handelt voornamelijk over de satellietbeelden die werden

genomen voor het Engelse windmolenpark ‘London Array 1’ dat gelegen is op de modderige banken van

de monding van de Thames (maximumdiepte van enkele meters), een substraat dat gemakkelijk in

suspensie gaat.

De situatie is heel verschillend wat de windmolenparken van de BDNZ betreft, die zich vooral bevinden

in zanderi-ge habitats (nabij de kust of in de ruime zee) op dieptes van meer dan 15m. Eigenlijk zijn de

turbiditeitspluimen in het zog van de in het BDNZ geïnstalleerde windmolens slechts op enkele beelden

zichtbaar, wat zou kunnen beteke-nen dat de turbiditeitspluimen zich maar heel occasioneel tot aan de

oppervlakte kunnen ontwikkelen; bij kalme zee (zie Antwoord 2).

Deze zin werd geherformuleerd.

_____________________________________________________________________________________

Opmerking 96 momenteel geen gegevens die erop wijzen dat de aanwezigheid van windturbines een invloed

heeft op de golflengte van golven..

is er hier wel al onderzoek naar gedaan?

Antwoord De spreidingen van de significante hoogte van de golven en van de gemiddelde periode1 gemeten nabij

de 3 boeien die het dichtst bij de offshore windmolenparken zijn gelegen (Figuren 1 tot 6, a) maken

geen conclusie mogelijk in de zin dat de offshore windmolenparken een opmerkelijke impact hebben op

deze parameters. De functievergelijking van de gecumuleerde spreiding berekend voor perioden van 6

jaar (Figuren 1 tot 6, b) en voor 3 jaar (Figuren 1 tot 6, c) lijken te wijzen op een heel lichte afwijking van

de spreidingen naar lagere significante hoogten en kortere gemiddelde perioden, maar deze afwijkingen

blijven binnen de interannuele variabiliteit van de spreidingen van de vorige periode (Figuren 1 tot 6, d).

Geen aanpassing

In het vooruitzicht van een verdubbeling van de offshore windmolencapaciteit die is voorzien in het

nieuwe Marien Ruimtelijk Plan (MSP), zal de noodzaak om een specifieke monitoring van de golven

worden overwogen in de volgende rapporteringscyclus van de MSFD. Vandaar dat we de golven al

expliciet hadden meegenomen in de herziene formulering van de milieudoelstelling voor D7C1.

1 De periode, de golflengte en de fasesnelheid van de golven zijn met elkaar verbonden door een dispersierelatie.

Page 30: Opmerkingen op rapport ‘Herziening van de initiële beoordeling’ · 2018. 12. 20. · Zie Grote Rede 5 blz. 15 Jaartal Aangevoerd in ton in BE 1970 1.400 1974 1.600 1980 900 1990

In het geval van de offshore windmolenparken zou dit nieuwe monitoringprogramma vier verschillende

aspecten moeten dekken:

1. De invloed van de turbines op het opwekken van de windsea.

2. De invloed van een windmolenpijler op de voortplanting van de golven en van de deining

3. De gecumuleerde invloed van alle windmolenpijlers op de voortplanting van de golven en van

de deining in de nabijheid van het park

4. De gecumuleerde invloed van alle windmolenpijlers op de voortplanting van de golven en van

de deining ver van het park.

(a) (b)

(c)

Figuur 1 – Significante golfhoogte (cm) gemeten in Bol van Heist : (a) Spreiding voor de periode 2005-

2010 (blauw) en de periode 2011-2016 (rood) en (b) de equivalente gecumuleerde spreidingsfuncties;

(c) equivalente gecumuleerde spreidingsfuncties per periode van 3 jaar (Gegevens: Meetnet Vlaamse

Banken)

Page 31: Opmerkingen op rapport ‘Herziening van de initiële beoordeling’ · 2018. 12. 20. · Zie Grote Rede 5 blz. 15 Jaartal Aangevoerd in ton in BE 1970 1.400 1974 1.600 1980 900 1990

(a) (b)

(c)

Figuur 2 – Gemiddelde periode van de golven (seconden) gemeten in Bol van Heist : (a) Spreiding voor

de periode 2005-2010 (blauw) en de periode 2011-2016 (rood) en (b) de equivalente gecumuleerde

spreidingsfuncties; (c) equivalente gecumuleerde spreidingsfuncties per periode van 3 jaar (Gegevens:

Meetnet Vlaamse Banken)

Page 32: Opmerkingen op rapport ‘Herziening van de initiële beoordeling’ · 2018. 12. 20. · Zie Grote Rede 5 blz. 15 Jaartal Aangevoerd in ton in BE 1970 1.400 1974 1.600 1980 900 1990

(a) (b)

(c)

Figuur 3 – Significante hoogte van de golven (cm) gemeten in Scheur-Wielingen: (a) Spreiding voor de

periode 2005-2010 (blauw) en de periode 2011-2016 (rood) en (b) de equivalente gecumuleerde

spreidingsfuncties; (c) equivalente gecumuleerde spreidingsfuncties per periode van 3 jaar (Gegevens:

Meetnet Vlaamse Banken)

Page 33: Opmerkingen op rapport ‘Herziening van de initiële beoordeling’ · 2018. 12. 20. · Zie Grote Rede 5 blz. 15 Jaartal Aangevoerd in ton in BE 1970 1.400 1974 1.600 1980 900 1990

(a) (b)

(c)

Figuur 4 – Spreiding van de gemiddelde periode van de golven (seconden) gemeten in à Scheur-

Wielingen : (a) Spreiding voor de periode 2005-2010 (blauw) en de periode 2011-2016 (rood) en (b) de

equivalente gecumuleerde spreidingsfuncties; (c) equivalente gecumuleerde spreidingsfuncties per

periode van 3 jaar (Gegevens: Meetnet Vlaamse Banken)

Page 34: Opmerkingen op rapport ‘Herziening van de initiële beoordeling’ · 2018. 12. 20. · Zie Grote Rede 5 blz. 15 Jaartal Aangevoerd in ton in BE 1970 1.400 1974 1.600 1980 900 1990

(a) (b)

(c)

Figuur 5 – Significante hoogte van de golven (cm) gemeten in Wandelaar : (a) Spreiding voor de periode

2005-2010 (blauw) en de periode 2011-2016 (rood) en (b) de equivalente gecumuleerde

spreidingsfuncties; (c) equivalente gecumuleerde spreidingsfuncties per periode van 3 jaar (Gegevens:

Meetnet Vlaamse Banken)

Page 35: Opmerkingen op rapport ‘Herziening van de initiële beoordeling’ · 2018. 12. 20. · Zie Grote Rede 5 blz. 15 Jaartal Aangevoerd in ton in BE 1970 1.400 1974 1.600 1980 900 1990

(a) (b)

(c)

Figuur 6 – Gemiddelde perioden van de golven (seconden) gemeten in Wandelaar : (a) Spreiding voor

de periode 2005-2010 (blauw) en de periode 2011-2016 (rood) en (b) de equivalente gecumuleerde

spreidingsfuncties; (c) equivalente gecumuleerde spreidingsfuncties per periode van 3 jaar; (d)

gecumuleerde spreidingsfuncties per jaar (Gegevens: Meetnet Vlaamse Banken)

__________________________________________________________________________________

Opmerking 97 Opnieuw: De vraag als de geobserveerde sedimentpluimen (=permanente wijziging van hydrografische

eigenschap) een effect hebben op het ecosysteem (benthisch én pelagisch) wordt hier niet aangepakt

(of zelfs maar vermeld). Er kunnen vragen gesteld worden bij de pertinentie van 2.5.2.

Antwoord Volgens het Besluit van de Commissie 2017/848 heeft criterium D7C2 enkel nog betrekking op de

benthische habitats. Zie bijlage voor meer details.

_____________________________________________________________________________________

Page 36: Opmerkingen op rapport ‘Herziening van de initiële beoordeling’ · 2018. 12. 20. · Zie Grote Rede 5 blz. 15 Jaartal Aangevoerd in ton in BE 1970 1.400 1974 1.600 1980 900 1990

Opmerking 98 Kwaliteitsaspect.

Hier zou toch iets moeten komen over het feit dat er enkel gekeken werd naar het benthisch

ecosysteem. Wat zijn de effecten op het pelagisch ecosysteem? Zijn er ook effecten voor de avifauna

(zichtbaarheid voor vogels die in de waterkolom foerageren).

Antwoord Criterium D7C2 heeft enkel betrekking op benthische habitats. Zoals uiteengezet in Antwoord 10

moeten de effecten voor de ecosystemen beoordeeld worden aan de hand van descriptoren D1 en

D6C5. De eerste MSFD-rapportagecyclus werd bestempeld als « learning by doing », en de verbanden

tussen D7C1 en D1 zullen duidelij-ker zijn bij de volgende rapportage. We verwijzen echter naar de

rapporten van de milieumonitoring van de offshore windmolenparken om een algemeen zicht te krijgen

op de evolutie van de pelagische ecosystemen en de avifauna in offshore windmolenparken (Degraer et

al. 2009, 2010, 2011, 2012, 2016, 2017).

_____________________________________________________________________________________

Opmerking 99 2.6. Verontreiniging.

Aanvullen met relevante descriptoren conform andere titels.

Antwoord Werd aangepast in het rapport.

_____________________________________________________________________________________

Opmerking 100 Milieudoelen werden opgesteld met betrekking tot de concentratie aan vervuilende stoffen in water

(conform de Kaderrichtlijn Water (KRW)), biota, sediment en vogeleieren; en met betrekking tot de

effecten ervan op het ecosysteem.

Enkel conform KRW, of voor biota/sediment ook conform OSPAR?

Antwoord Ook voor biota en sediment conform OSPAR.

_____________________________________________________________________________________

Opmerking 101 Figuur 2.30.

Verduidelijking bij de keuze van de stations om de milieutoestand in BE wateren te definiëren. Zijn

baggerloswallen representatief voor de algmene milieutoestand? Of worden deze meegenomen omdat

er een extra impact verwacht wordt?

Page 37: Opmerkingen op rapport ‘Herziening van de initiële beoordeling’ · 2018. 12. 20. · Zie Grote Rede 5 blz. 15 Jaartal Aangevoerd in ton in BE 1970 1.400 1974 1.600 1980 900 1990

Antwoord Chemische polluenten in sediment of biota (bot, mosselen) worden voor MSFD-monitoring niet bepaald

in stalen van baggerloswallen. De visslepen op baggerloswallen, aangeduid op Figuur 2.30, werden

gebruikt voor het vangen van schar voor EROD-bepaling (paragraaf 2.6.7). De reden waarom binnen

paragraaf 2.6.7 zowel schar op als buiten baggerloswallen werd bemonsterd, is omwille van

efficiëntieredenen. Er werd gebruik gemaakt van een bestaande campagne om schar te bemonsteren.

Hierbij werden zowel scharren buiten als op baggerloswallen bemonsterd. Aangezien het leefgebied van

individuele schar veel groter is dan dit van een baggerloswal, duidt de EROD-activiteit in deze vis op de

effecten in een leefgebied dat veel ruimer is dan de baggerloswal in kwestie en maakt het geen verschil

of deze gevangen is naast of op de loswal. Het valt bovendien op dat EROD-activiteit lager lag dan de

door OSPAR vooropgestelde achtergrondwaarden.

_____________________________________________________________________________________

Opmerking 102 PAKS, PCBs.

PAK's, PCB's; aanpassen doorheen deze tekst

Antwoord Werd aangepast in het rapport.

_____________________________________________________________________________________

Opmerking 103 waaronder geneesmiddelen en nieuwe pesticiden in het oppervlaktewater

Zal dit opgenomen worden in de monitoring van het oppervlaktewater, of van het BNZ?

Antwoord Ja, oppervlaktewater BDNZ.

_____________________________________________________________________________________

Opmerking 104 goede toestand bereikt voor EROD

Verduidelijken dat dit een biomerker is (geen contaminant)

Antwoord Werd verbeterd.

_____________________________________________________________________________________

Opmerking 105 2.6.1. Prioritaire stoffen.

Verduidelijken of dit enkel binnen descriptor 8 valt, of breder gaat? En in de titel ook verduidelijken dat

het hier over prioritaire stoffen in water & biota gaat (niet in het sediment)

Page 38: Opmerkingen op rapport ‘Herziening van de initiële beoordeling’ · 2018. 12. 20. · Zie Grote Rede 5 blz. 15 Jaartal Aangevoerd in ton in BE 1970 1.400 1974 1.600 1980 900 1990

Antwoord Zoals gesitueerd valt dit binnen verontreiniging (D8 werd toegevoegd in de titel). Het gaat hier over de

prioritaire stoffen zoals gedefinieerd volgens de KRW. De matrix is afhankelijk van het bestaan en de

ontwikkeling van normen en de mogelijkheden qua monitoring. Op dit moment zijn de europese

normen idd beperkt tot biota en water.

_____________________________________________________________________________________

Opmerking 106 Voor TBT blijken de jaargemiddelden zelfs de max aanvaardbare concentraties te overschrijden..

Wat is de waargenomen trend/evolutie in de laatste 5-10 jaar? Kan dit in een figuur aangeleverd

worden?

Antwoord Tijdsreeks is momenteel nog te kort.

_____________________________________________________________________________________

Opmerking 107 14 stoffen (zie Tabel 2.16).

Verduidelijken, dat de PAK's als '1' geteld worden, want er staan meer dan 14 componenten in die tabel.

Ook verduidelijken wat operationele monitoring is, en wat met componenten die hier niet tot behoren

maar wel prioritair zijn?

Antwoord Werd aangepast om duidelijk te maken dat deze stoffen onder PAK's vallen.

_____________________________________________________________________________________

Opmerking 108 Tabel 2.17

Dit is gebaseerd op data 2009-2014. Geen recente data. Daarnaast dateert TBT al van 2011-2013. De

ene waarde (bv voor antraceen) is berekend op bv periode 2009-2014, terwijl de andere waarde (bv

benzo(a)pyreen wordt gegeven per jaar. Niet uniform. Best aanpassen en verduidelijken.

Antwoord Herbruik van WFD beoordeling is voorzien en zelfs aangeraden door EC. Er wordt verwezen voor meer

details naar het KRW stroomgebiedsbeheersplan. Enkel jaarlijkse getallen zijn weergegeven indien

overschrijdingen worden waargenomen.

_____________________________________________________________________________________

Opmerking 109 Voor PAK’s en TBT werd de analysemethode reeds geoptimaliseerd, maar de vereiste detectielimieten

worden nog steeds niet gehaald (Belgische staat, 2016).

Page 39: Opmerkingen op rapport ‘Herziening van de initiële beoordeling’ · 2018. 12. 20. · Zie Grote Rede 5 blz. 15 Jaartal Aangevoerd in ton in BE 1970 1.400 1974 1.600 1980 900 1990

Dus er worden waarden gerapporteerd waarvoor methodes gebruikt werden waarvan de

detectielimieten niet gehaald worden? Dit lijkt mij niet toelaatbaar. Is dit in alle OSPAR landen zo, maw

moet het meten van deze componenten in water niet herzien worden? Kan hier meer uitleg voorzien

worden.

Antwoord Dit is idd overal een probleem: voor TBT bedraagt de EQS 0.2 ng/l en de nodige DL 0.03 ng/l wat zeer

laag is, verder ook blanco-problemen door het algemeen voorkomen, ook voor PAK’s.... wat absoluut

niet wil zeggen dat de hogere waarden die we rapporteren, niet betrouwbaar zijn. KRW focust zich

vooral op matrix water en zoetwater. In het zeewater worden watermassa’s gemengd met atlantisch

oceaanwater waardoor concentraties zeer laag zijn. Ook is de matrix niet de ideale voor detectie van

hydrofobe stoffen. Deze stoffen worden dan idd ook gemeten in andere matrices (OSPAR) zoals

sediment en biota. Waar een MKN vastgeled werd/wordt in het kader van KRW voor een andere matrix

wordt dit zeker overwogen in volgende rapportage.

_____________________________________________________________________________________

Opmerking 110 De monitoring van deze stoffen kan in de toekomst in biota gebeuren.

Gelieve in bv tabel 2.16 aan te duiden welke componenten in de toekomst in water en/of biota gemeten

zullen worden, en indien van toepassing welke enkel nog in sediment zullen bekeken worden.

Antwoord Dit zal gerapporteerd woren bij de herziening van de montoringsactiviteiten.

_____________________________________________________________________________________

Opmerking 111 Quasimeme.

Weergeven van de score/resultaten ringtest. Kan kort in die zin aangevuld worden.

Antwoord Dit werd niet toegevoegd maar kan opgevraagd worden bij de desbetreffende labo's (Ecochem en ILVO).

_____________________________________________________________________________________

Opmerking 112 Waar ik bedenkingen bij heb, is de historische vervuiling van TBT in de havens. Het zwaar verontreinigd

slib wordt opgebaggerd en in zee gestort waardoor de gifstoffen, volgens mij, vrij komen. Is het

vervuilde slib afvoeren en saneren een optie?

Antwoord Om slib te mogen storten op zee, moet dit slib reeds aan normen voldoen. Wanneer vb. de norm voor

TBT niet wordt gehaald, zal dit slib na baggeren inderdaad gesaneerd moeten worden in plaats van

gestort te worden in zee.

_____________________________________________________________________________________

Page 40: Opmerkingen op rapport ‘Herziening van de initiële beoordeling’ · 2018. 12. 20. · Zie Grote Rede 5 blz. 15 Jaartal Aangevoerd in ton in BE 1970 1.400 1974 1.600 1980 900 1990

Opmerking 113 Concentraties aan tributyltin in sediment.

Er wordt bij prioritaire stoffen in water (waar TBT > norm) verwezen naar sediment omdat TBT

accumuleert in het sediment. En nu staat er dat de TBT lager is dan detectielimiet? Wat zijn de

detectielimieten hier? Wat is de verklaring?

Antwoord De concentraties TBT in sediment zijn eveneens sterk gedaald, overal eigenlijk, maar in mariene

gebieden naderen ze de detectiegrens. In het Schelde-estuarium nog helemaal niet, en bijgevolg krijgen

we van daaruit nog een instroom via het water, originerend uit het Schelde-sediment. We doen ons best

om, met het nieuwe toestel, de DL verder te verlagen.

_____________________________________________________________________________________

Opmerking 114 milieucriteria …….. EAC-waarden.

Een tabel voorzien met de milieucriteria/EAC/BAC waarden voor de opgemeten componenten

Antwoord Per onderdeel worden de milieukwaliteitsnormen (MKN), EAC and BAC-waarden weergegeven in de

verschillende tabellen. E.g. tabel 2.16, 2.18, 2.19, 2.20, 2.21, 2.22, 2.23, 2.24, 2.26, 2.27

_____________________________________________________________________________________

Opmerking 115 het aandeel <63µm partikels klein.

Dit is gekend op deze locaties. Waarom wordt er niet meer staal genomen zodat dit continu opgevolgd

kan worden. Niet genoeg staal is in zo'n situatie niet aanvaardbaar.

Antwoord Hoewel op vele plaatsen van het Belgisch deel van de noordzee het gehalte sediment <63 µm goed

gekend is, kan dit in bepaalde gebieden toch sterk fluctueren. Vb. op de historische monitoringslocatie

140 kan de fractie <63 µm variëren van <10% tot >50%. De onzekerheid op het gehalte < 63µm neemt

toe naarmate dit gehalte kleiner wordt. De genoemde locaties W08, W09 en W10 typeren zich door

uitermate lage gehaltes aan fractie <63µm, doorgaans lager dan 0.1%. Indien voor een volledig

analysepakket 20 g staal nodig is van de fractie < 63 µm, maakt het een groot verschil indien het gehalte

0.1% is, dan wel 0.01% of 0.001%. Hoewel theoretisch onbeperkt, zijn er praktische limieten aan de

hoeveelheid staal die kan bemonsterd en opgezeefd worden.

_____________________________________________________________________________________

Page 41: Opmerkingen op rapport ‘Herziening van de initiële beoordeling’ · 2018. 12. 20. · Zie Grote Rede 5 blz. 15 Jaartal Aangevoerd in ton in BE 1970 1.400 1974 1.600 1980 900 1990

Opmerking 116 Methode voor TBT? Wordt dit ook op dezelfde sediment stalen als PCB's en PAK's gemeten?

Antwoord Ja

_____________________________________________________________________________________

Opmerking 117 persistentie van PCB's.

Aangezien deze PCB's zo persistent zijn in het milieu, is het dan nog noodzakelijk dat deze componenten

elk jaar opgemeten worden? Of zou de monitoringsstrategie hier kunnen aangepast worden?

Antwoord De concentratie aan PCBs in het marien milieu overschrijdt tot op heden nog steeds de OSPAR EAC

waarde, wat inhoudt dat de aanwezigheid van PCBs in ons marien milieu nog steeds nadelige effecten

kan veroorzaken. Bovendien wordt binnen nationale en internationale tijdreeksen gezien dat er lokaal

zelfs stijgende trends kunnen waargenomen worden door input van rivieren en het vaste land. In die

optiek heeft OSPAR in zijn laatste tussentijds assessment dan ook het belang aangeduid om PCB

concentraties in het mariene milieu ook in de toekomst nauw op te volgen in functie van de tijd.

_____________________________________________________________________________________

Opmerking 118 Titel.

Linken met descriptor. Dit vormt een zeer goed geformuleerd onderdeel van 'descriptor 8 -

contaminanten'

Antwoord Werd zo ingedeeld.

_____________________________________________________________________________________

Opmerking 119 Imposex gebaseerd op meting van TBT in biota:

Idem bij historische vervuiling in havens.

Antwoord Om slib te mogen storten op zee, moet dit slib reeds aan normen voldoen. Wanneer vb. de norm voor

TBT niet wordt gehaald, zal dit slib na baggeren inderdaad gesaneerd moeten worden in plaats van

gestort te worden in zee.

_____________________________________________________________________________________

Page 42: Opmerkingen op rapport ‘Herziening van de initiële beoordeling’ · 2018. 12. 20. · Zie Grote Rede 5 blz. 15 Jaartal Aangevoerd in ton in BE 1970 1.400 1974 1.600 1980 900 1990

Opmerking 120 Titel.

Wat wordt hier gemeten? Weer TBT in biota? Wat zijn de resultaten voor imposex? En de problematiek

met de purperslak is al lang gekend, waarom werd imposex in deze slakken dan opgenomen? Dit moet

verduidelijkt worden in de tekst. Het verwarrend om een hoofdstuk imposex te lezen zonder imposex

resultaten.

Antwoord Het milieudoel ter opvolging van de effecten van TBT werd geformuleerd als opvolging van

concentraties in biota wegens het ontbreken van (voldoende) individuen en de huidige beoordeling is op

de doelen 2012 gebaseerd. Deze resultaten staan trouwens enkel hier vermeld.

_____________________________________________________________________________________

Opmerking 121 eerste zin.

Deze zin is helemaal niet duidelijk. Wat is het milieudoel. Wat is er aangepast omdat de abundantie van

de purperslak te laag is?

Antwoord Idem als voorgaande.

_____________________________________________________________________________________

Opmerking 122 EAC en BAC voor mosselen en oesters.

Zijn dit EAC/BAC waarden voor TBT? Verduidelijken. Wat met EAC waarden voor imposex?

Antwoord Werd toegevoegd.

_____________________________________________________________________________________

Opmerking 123 Tabel 2.27.

Deze tabel hoort bij paragraag 2.6.1 waar TBT opgenomen is, en die matrices water en biota evalueert

Antwoord In het kader van KRW bestaat er geen norm voor TBT in biota. Wel relevant daar te verwijzen nr

geobserveerde trends.

_____________________________________________________________________________________

Page 43: Opmerkingen op rapport ‘Herziening van de initiële beoordeling’ · 2018. 12. 20. · Zie Grote Rede 5 blz. 15 Jaartal Aangevoerd in ton in BE 1970 1.400 1974 1.600 1980 900 1990

Opmerking 124 Dit zijn geen imposex gerelateerde conclusies. Gelieve te duiden waarom er geen resultaten zijn, en

waarom in eerste instantie dit opgenomen werd. Daarnaast ook verwijzen naar de andere onderdelen

met TBT resultaten (en vermelden dat bv waarden in sediment laag zijn!)

Antwoord Dat de concentraties in sediment daalden en laag zijn stond al vermeld in de conclusies. Referentie nr

paragraaf nummer werd toegevoegd. De reden van het ontbreken van imposex staat al bij inleiding.

_____________________________________________________________________________________

Opmerking 125 De kwaliteitsnorm voor besmeurde zeekoeten van OSPAR bedraagt 10%. In BE is dit momenteel 20%.

Wordt dit aangepast?

Positief: Sinds de luchtobservaties is het aantal illegale lozingen fors verminderd. De voorziene 25

oliebesmeurde individuen volgens het OSPAR protocol worden niet gehaald. (Zie blz. 101 bovenaan)

Antwoord In de volgende beoordeling zal de kwaliteitsnorm conform OSPAR zijn. Zie ook § 2.6.5.6.

_____________________________________________________________________________________

Opmerking 126 Door het gebruik van de puls in de Noordzee zijn er minder (vis)rustplaatsen dan vroeger. Immers met

elektrisch vissen worden nu plaatsen bevist die vroeger niet mogelijk waren.

Ik vraag mezelf af of de huidaandoeningen en parasitaire infecties opvallender worden waargenomen

tijdens de laatste jaren omwille van een meer gestreste toestand?

Antwoord Dit meer voorkomen van aandoeningen kan voorlopig oorzakelijk niet in verband gebracht worden met

de puls of stress toestand van de vis. Onderzoek is hier volop lopende (PhD Maaike Vercauteren).

_____________________________________________________________________________________

Opmerking 127 Huidaandoeningen en parasitaire infecties werden opvallender waargenomen tijdens de laatste jaren..

Meer waargenomen? Opvallender waargenomen is niet duidelijk.

Antwoord In die zin werd "opvallender" vervangen door "meer".

_____________________________________________________________________________________

Page 44: Opmerkingen op rapport ‘Herziening van de initiële beoordeling’ · 2018. 12. 20. · Zie Grote Rede 5 blz. 15 Jaartal Aangevoerd in ton in BE 1970 1.400 1974 1.600 1980 900 1990

Opmerking 128 Sinds 1985….

Dit aanvullen met de recente wijziging qua methode naar FDI. Door deze zin verwacht je bij resultaten

lange termijn trends vanaf 1985 (wat in principe mogelijk moet zijn).

Antwoord Om deze verwachting niet te scheppen en in overeenstemming te brengen met de resultaten, de zin

veranderen als: "Sinds 2000 is er een consistente dataset over het voorkomen van verschillende externe

aandoeningen en parasieten op schar en wijting in Belgische wateren aanwezig."

_____________________________________________________________________________________

Opmerking 129 Er kan aangenomen worden dat de aandoeningen bij schar binnen de perken zijn in het BDNZ.

Dit is niet gefundeerd. Indien er geen criteria zijn, kun je dit niet besluiten. Aanpassen, of de data

vergelijken met andere OSPAR landen en criteria.

Antwoord Te veranderen in: "Er is nog geen beoordelingscriterium, maar er zijn geen aanwijzingen dat de mate

van aandoeningen op schar abnormaal hoog is."

_____________________________________________________________________________________

Opmerking 130 500 schar individuen (groter dan 15cm) willekeurig….

Is het de bedoeling dat er een selectie gemaakt wordt op basis van grootte? Of moeten deze 500

scharren de populatie weergeven, en mag er zelfs geen selectie op grootte gebeuren? Nagaan.

Antwoord Nee, geen selectie op grootte, behalve een minimum criterium (> 15cm). Er wordt vanuit gegaan dat bij

het verzamelen van 500 scharren de populatie in voldoende mate is bemonsterd.

_____________________________________________________________________________________

Opmerking 131 titel.

descriptor toevoegen

Antwoord ingedeeld onder vervuiling D8

_____________________________________________________________________________________

Page 45: Opmerkingen op rapport ‘Herziening van de initiële beoordeling’ · 2018. 12. 20. · Zie Grote Rede 5 blz. 15 Jaartal Aangevoerd in ton in BE 1970 1.400 1974 1.600 1980 900 1990

Opmerking 132 Sinds de luchtobservatie is er veel verbeterd ivm illegale olielozingen toch zou het wenselijk zijn om ook

paraffine lozingen te verbieden. Hieromtrent nog volgend zeer recent artikel: KAARSVET aangespoeld

https://www.nieuwsblad.be/cnt/dmf20180701_03592588

Antwoord Lozingsvoorwaarden zijn internationaal bepaald in de MARPOL 73/78 regels van het IMO, regels voor

Belgie alleen uitvaardigen is iets dat wij helaas niet kan. De problemen met aanspoeling van parafine is

al internationaal aangekaart door verschillende Noordzee landen, onder andere door Belgie. Dit heeft

tot gevolg gehad dat Nederland Samen met Noorwegen een tekstwijziging (van MARPOL) probeert te

bekomen voor dit type stoffen (de zogenaamde solidificerende stoffen, zoals kaarsvet) Belgie geeft de

volle steun aan deze twee landen zodat kaarsvet hopelijk in de nabije toekomst niet meer geloosd mag

worden.

_____________________________________________________________________________________

Opmerking 133 Op het BDNZ werden in totaal 30 vlekken waargenomen. …….. In totaal werden 22 vlekken van andere

schadelijke vloeistoffen………...

Direct verduidelijken over welke tijdspanne dit gaat.

Antwoord Dit werd aangepast in de tekst.

_____________________________________________________________________________________

Opmerking 134 Het zou de tekst meer begrijpbaar maken indien de hoofdstukken over olieverontreiniging samen

genomen worden. Nu is het niet duidelijk hoe deze delen gelinkt zijn, en er zijn niet genoeg

kruisreferenties.

Antwoord Kruisreferenties werden toegevoegd. Het betreft heel verschillende methodes en databronnen. Het leek

de auteurs toch duidelijker om de indeling te behouden.

_____________________________________________________________________________________

Opmerking 135 Methodologie.

Er werden in het kader van de Flinterstar ramp nog andere analysen uitgevoerd (vervuilende stoffen,

impact op ecosysteem). Verduidelijken dat dit in een volgend hoofstuk behandeld zal worden.

Antwoord Enkele verduidelijkingen werden toegevoegd.

_____________________________________________________________________________________

Page 46: Opmerkingen op rapport ‘Herziening van de initiële beoordeling’ · 2018. 12. 20. · Zie Grote Rede 5 blz. 15 Jaartal Aangevoerd in ton in BE 1970 1.400 1974 1.600 1980 900 1990

Opmerking 136 Titel.

Descriptoren toevoegen

Antwoord ingedeeld onder vervuiling D8

_____________________________________________________________________________________

Opmerking 137 De impact op zeevogels bleef beperkt tot minder dan 300…..

Op basis van welke criteria wordt het level van impact geëvalueerd?

Antwoord Werd verduidelijkt; ook enkele correcties toegevoegd vnl. Op p.122 + 1 footnote (na dubbelchecken

vogel-gerelateerde info)

_____________________________________________________________________________________

Opmerking 138 Situeert 'significante ernstige verontreiniging' zich enkel maar bij olierampen op zee? En wat is dan het

verschil met de 'significante acute verontreiniging'? Waarom wordt dit niet samen genomen? Dit is niet

helemaal duidelijk.

Antwoord Fout in titel 2.6.9! Werd gecorrigeerd.

Daarnaast enkele verduidelijkingen toegevoegd in 2.6.10 p.120.

_____________________________________________________________________________________

Opmerking 139 Het zou interessant zijn indien dit voor de hoofdstukken over de flinterstar zou komen, waarbij de

andere flinterstar hoofdstukken dan onderdelen vormen van dit geheel.

Antwoord Het leek toch duidelijker om de huidige indeling te behouden.

_____________________________________________________________________________________

Opmerking 140 Bij gebrek aan beschikbare gegevens konden de auteurs van BE-AWARE geen kwantitatieve risicoanalyse

verrichten voor chemische verontreiniging.

De chemische verontreiniging in BDNZ wordt opgevolgd, dus het lijkt logisch dat deze data wel

beschikbaar is (zie ook andere hoofdstukken in dit document). Kan dit verduidelijkt worden, wat was er

niet beschikbaar, en zal dit in de toekomst wel beschikbaar zijn (open data of extra analyses...)?

Page 47: Opmerkingen op rapport ‘Herziening van de initiële beoordeling’ · 2018. 12. 20. · Zie Grote Rede 5 blz. 15 Jaartal Aangevoerd in ton in BE 1970 1.400 1974 1.600 1980 900 1990

Antwoord Deze afdeling betreft de evaluatie van acute vervuilingsrisico’s naar aanleiding van ongelukken op zee.

Om deze risicoanalyse te maken is het onontbeerlijk om een zo realistisch mogelijk zicht te hebben op

de vervoerde chemische producten. Het is minstens nodig om voor de belangrijkste chemische

producten die op zee worden vervoerd, de volgende gegevens te kennen:

- De havens van vertrek en van aankomst (om de gebruikte routes te kunnen inschatten)- De

trajectfrequentie tussen deze havens (om op elk gebruikt routesegment de fractie van het zeevracht-

vervoer dat voor het transport van deze chemische producten instaat te kunnen inschatten, en zo de

fre-quentie van mogelijke incidenten te kunnen inschatten)

- De typisch per traject vervoerde volumes chemische producten, alsook de transportvoorwaarden

(bulk, in vaten, verpakt, in containers, enz.) om het potentieel in zee gestort volume te kunnen

inschatten

- Het gedrag van de chemische producten zodra ze in zee terechtkomen (SEBC classificatie) om hun

fysiek-chemische evolutie in te schatten alsook de habitats en economische activiteitszones die door de

vervuiling kunnen worden getroffen.

In het kader van BEAWARE hebben de belangrijkste havens (Antwerpen, Rotterdam, Hamburg) de lijst

van de belangrijkste chemische producten in transit medegedeeld, alsook een raming van het totaal

jaarlijks gemanipuleerde volume. Maar deze gegevens hebben de auteurs niet in staat gesteld om een

realistisch zicht te reconstrueren op het transport van chemische producten die de zone van het

Akkoord van Bern binnenkomen.

De zin werd licht aangepast om de context beter te schetsen.

_____________________________________________________________________________________

Opmerking 141 Alle vis-, week- en schaaldierstalen uit de vismijnen die afkomstig zijn uit de zuidelijke Noordzee.

Zinsbouw is niet duidelijk. Alle vis etc uit de zuidelijke Noordzee? Of alle vismijnen waar vis uit de

zuidelijke Noordzee aangeland wordt? (Verder pas duidelijk dat dit over 3 BE vismijnen gaat…)

Antwoord "Belgische" toegevoegd.

_____________________________________________________________________________________

Opmerking 142 Beq.

becquerel --> Bq

Antwoord Aangepast.

_____________________________________________________________________________________

Page 48: Opmerkingen op rapport ‘Herziening van de initiële beoordeling’ · 2018. 12. 20. · Zie Grote Rede 5 blz. 15 Jaartal Aangevoerd in ton in BE 1970 1.400 1974 1.600 1980 900 1990

Opmerking 143 Hoe zal er in de toekomst omgegaan worden met het ontbreken van de soortgegevens, of niet-

specififeke informatie over het vangstgebied?

Antwoord Dit wordt bekeken bij de herziening van het monitoringsprogramma.

_____________________________________________________________________________________

Opmerking 144 Niets nieuws onder de zon zou ik zeggen. De plastic vervuiling mindert niet, integendeel. Zo lang de bron

en de mentaliteit niet aangepakt wordt, drastisch en snel is het dweilen met de kraan open. Ongeveer

80 % van het afval op het strand is plastic.

Is het geen tijd om handhavend op te treden ipv blijvend te sensibiliseren/pamperen?

Antwoord Akkoord, er zijn verschillende nationale en Europese initiatieven om treffende maatregelen te nemen.

_____________________________________________________________________________________

Opmerking 145 Gemiddeld werden er over deze periode …..

Welke periode? Welk oppervlak? Dit zegt helemaal niks zo.

Antwoord (Oostende Halve Maan, Raversijde) van 01-01-2012 tot 31-01-2017

_____________________________________________________________________________________

Opmerking 146 langs de Belgische kust.

De eerste zin uit methodologie kan verplaatst worden naar geografisch gebied. Wel belangrijk dat de

twee referentiestranden vermeld worden.

Antwoord Dit lijkt ons duidelijk vermeld.

___________________________________________________________________________________

Page 49: Opmerkingen op rapport ‘Herziening van de initiële beoordeling’ · 2018. 12. 20. · Zie Grote Rede 5 blz. 15 Jaartal Aangevoerd in ton in BE 1970 1.400 1974 1.600 1980 900 1990

Opmerking 147 Figuur 2.58.

Plastic en Glas zijn niet te onderscheiden in de figuur. Aanpassen. Zou dit niet duidelijker zijn in bar

chart?

Antwoord Werd aangepast in het rapport.

_____________________________________________________________________________________

Opmerking 148 gewijzigde situatie op de stranden.

Verduidelijken

Antwoord cfr 2.8.1.4

_____________________________________________________________________________________

Opmerking 149 Ook hier een gelijkaardig beeld. Meer dan 90 % bestaat uit plastic.

Gezien de termijn is niet te bepalen of het afval op de zeebodem nu toeneemt of daalt. Het onderzoek is

nog te kort en de variaties schommelen sterk.

Antwoord Dit is een correcte en terechte conclusie.

_____________________________________________________________________________________

Opmerking 150 ‘kader’

Periode?

Antwoord De periodes werden toegevoegd aan de tekst in het kader.

_____________________________________________________________________________________

Opmerking 151 geografisch gebied.

De BTS-data is hier voldoende. De data van baggerloswallen is overbodig. Daarbij wordt gesteld dat de

baggerloswallen representatief zijn voor de kustzone; voor marien afval in de kustzone. Dit lijkt mij toch

een extreme situatie.

Page 50: Opmerkingen op rapport ‘Herziening van de initiële beoordeling’ · 2018. 12. 20. · Zie Grote Rede 5 blz. 15 Jaartal Aangevoerd in ton in BE 1970 1.400 1974 1.600 1980 900 1990

Antwoord Het is inderdaad niet correct te stellen dat marien afval op baggerloswallen representatief is voor de

kustzone. De referentielocaties uit de monitoringsonderzoek zijn evenwel van belang en representatief

voor de kustzone. Daarom werd de tekst herwerkt, met sterkere focus op de aanwezigheid van afval op

de referentielocaties en minder nadruk op afval op de eigenlijke baggerloswallen.

_____________________________________________________________________________________

Opmerking 152 Resultaten op baggerloswallen (= impact locatie) als een case study in deze tekst verwerken

Antwoord Het baggerloswalonderzoek omvat data van referentielocaties die wetenschappelijk een evenwaardig

belang hebben voor het BDNZ ten opzichte van BTS-data. Daarom werd besloten om de tekst te

heroriënteren met focus op zowel de BTS-data als de data van referentielocaties van het

baggerloswalonderzoek. Hierdoor is het niet opportuun om de impactdata nog als aparte case studie te

verwerken, afzonderlijk van de referentiedata. Er wordt wel een verwijzing met korte uitleg behouden in

de originele tekst naar de hoge aantallen afval op sommige loswallen.

_____________________________________________________________________________________

Opmerking 153 Hetzelfde geldt trouwens ook voor de internationale data die ….

Dit is niet helemaal correct. Aanpassen volgens de bron "For most of the OSPAR regions, except the

Greater North Sea, more survey stations or longer datasets are needed …." Lange termijn studies

werden zelfs al gepubliceerd.

Antwoord Dit werd aangepast.

_____________________________________________________________________________________

Opmerking 154 De toestand van de Noorse stormvogels is sinds 2004 stabiel. Wat betekent dat zowat de helft van de

NSV meer dan 0,1 g plastic in de maag heeft. BE= 52%.

Beetje raar, vind ik, dat wetenschappers de toestand als matig positief omschrijven. Het is niet omdat al

jaren de helft van de NSV rondvliegen met plastic in hun maag dat je dat als positief mag beschouwen.

De populatie gaat er niet op vooruit. Echt beteren doet het niet.

Beetje raar, vind ik, dat wetenschappers de toestand als matig positief omschrijven. Het is niet omdat al

jaren de helft van de NSV rondvliegen met plastic in hun maag dat je dat als positief mag beschouwen.

De populatie gaat er niet op vooruit. Echt beteren doet het niet.

Antwoord Zin werd verwijderd.

_____________________________________________________________________________________

Page 51: Opmerkingen op rapport ‘Herziening van de initiële beoordeling’ · 2018. 12. 20. · Zie Grote Rede 5 blz. 15 Jaartal Aangevoerd in ton in BE 1970 1.400 1974 1.600 1980 900 1990

Opmerking 155 de toenemende hoeveelheden plastic afval kan de stabilisatie….

Uit welke studie blijkt dat de hoeveelheden plastic afval nog toenemen? En doelt dit op plastic zwerfvuil

(=in het milieu) of op plastic afval in het algemeen?

Antwoord Zin werd verwijderd.

_____________________________________________________________________________________

Opmerking 156 werden er minder dan 25 kadavers gevonden langs de Belgische kust

Is dit dan een geschikte indicator voor de BE kust?

Antwoord Formulering werd aangepast naar: In 8 onderzoeksjaren werden er minder dan 25 kadavers gevonden

langs de Belgische kust, wat een trendanalyse op niveau van België op korte termijn onmogelijk maakt.

Op langere termijn kan ervoor gekozen worden om gegevens van meerdere jaren te clusteren of om,

zoals nu het geval is, de analyse op regionaal niveau uit te voeren.

_____________________________________________________________________________________

Opmerking 157 Het heien van palen en UxO veroorzaken hoge geluidsniveaus die mogelijk schadelijk zijn voor

zeedieren.

De effecten van deze geluidsniveaus zijn onvoldoende of niet gekend.

Antwoord Toevoeging in 2.9.1.1. van: "Bepaalde antropogene activiteiten veroorzaken geluidsniveaus onder water

die mogelijk schadelijk zijn voor zeedieren. De effecten zijn onvoldoende of niet gekend."

_____________________________________________________________________________________

Opmerking 158 Het is een feit dat door de toenemende activiteiten op zee zoals transport, windturbines, enz. er meer

geluid geproduceerd wordt. Wat betreft het geluid van windturbines is de informatie eerder aan de

schaarse kant.

Om de verschillende factoren te bepalen wie wat wanneer met welke geluidsterkte produceert en

schadelijk is, is nog veel onderzoek nodig.

Antwoord Voor wat betreft offshore windparken bestaan, gezien mogelijke effecten, een uitgebreide monitoring.

Voor de andere zaken die geluid produceren wordt onderzoek gepland in de toekomst, of kan

beschouwd worden dat het gedekt wordt door de indicator m.b.t. achtergrondgeluid (vb. scheepvaart).

_____________________________________________________________________________________

Page 52: Opmerkingen op rapport ‘Herziening van de initiële beoordeling’ · 2018. 12. 20. · Zie Grote Rede 5 blz. 15 Jaartal Aangevoerd in ton in BE 1970 1.400 1974 1.600 1980 900 1990

Opmerking 159 voor in zee levende dieren.

Hier wordt enkel het mogelijk effect op zeezoogdieren bekeken? Waarom? En wat bijvoorbeeld met de

zwemblaas bij vis? Waarom wordt dit niet meegenomen?

Antwoord Er zijn onderzoeksprojecten (niet het onderwerp van monitoring of structureel onderzoek) over de

mogelijke effecten van het heien van palen en van het gebruik van seismische toestellen op vissen. Het

onderzoek van de effecten op vis is nuttig, maar het gaat niet om een verplichting binnen de MSFD

(D1C1, D1C2, D1C4). Effecten op vissoorten (niet-commercieel, en opgenomen in de Habitatrichtlijn) die

relevant zijn kunnen bovendien niet bestudeerd worden in onze wateren. Er kan geoordeeld worden dat

mogelijke effecten van antropogeen geluid zeer ondergeschikt zijn aan visserijsterfte. De algemene

toestand van commercieel geëxploiteerde soorten wordt uitgevoerd onder D3 ten behoeve van D1.

Tekstaanpassing: toevoegen in 2.9.1.1.: "Het onderzoek van de effecten van hoge geluidsniveaus onder

water focust vaak op walvisachtigen, gezien deze zelf gebruik maken van onderwatergeluid voor

communicatie en voedselzoeken, ze zeer gevoelig zijn voor hoge geluidsniveaus, en een

beschermingsstatuut (met bijhorende verplichtingen) hebben."

_____________________________________________________________________________________

Opmerking 160 SL.

zero-to -peak sound pressure level

Antwoord Voetnoot toegevoegd: "Het nul tot piekniveau (Lz-p) is de maximale waarde (ongewogen en uitgedrukt

in dB re 1µPa) die de geluidsdrukgolf bereikt."

_____________________________________________________________________________________

Opmerking 161 best onderzochte dieren zijn walvisachtigen.

maar onderzoek toont ook schadelijke gevolgen voor vissen

Antwoord Toegevoegd onder 2.9.1.2.: ", maar de resultaten van onderzoek tonen ook schadelijke gevolgen aan

voor vissen"

_____________________________________________________________________________________

Opmerking 162 Voor de vernietiging van UxO op het BDNZ werden geen geluidsmetingen onder water uitgevoerd

Waarom niet? De inleiding laat uitschijnen dat dit samen met heien mogelijk schadelijk kan zijn.

Page 53: Opmerkingen op rapport ‘Herziening van de initiële beoordeling’ · 2018. 12. 20. · Zie Grote Rede 5 blz. 15 Jaartal Aangevoerd in ton in BE 1970 1.400 1974 1.600 1980 900 1990

Antwoord De verspreiding over het jaar en over de ruimte van de detonatie van UxO wordt nu reeds beschreven,

hoewel dit niet voorzien was. Bijkomend kan eventueel (voor het volgende monitoringprogramma) een

inschatting gemaakt worden van de geassocieerde geluidsniveaus. Een monitoring van eventuele

effecten en het vervolgens eventueel opleggen van geluidsmitigerende maatregelen lijkt zeer moeilijk.

Een overzicht van de plaats en datum van detonaties van UxO lijkt ons een voldoende uitvoering van de

nieuwe D11C1, en in een internationaal kader wordt dit reeds behandeld (OSPAR). Teksttoevoeging in

2.9.1.2.: "Dit onderwerp wordt in het rapport behandeld omdat het aannemelijk lijkt dat bij detonaties

de drempelwaarde voor impulsief geluid overschreden worden."

_____________________________________________________________________________________

Opmerking 163 Figuur 2.75 geeft een overzicht van het aantal vernietigingen van UxO op zee per jaar..

Ook hier verduidelijken waarom er geen geluidsmetingen werden uitgevoerd. Waarom werd dit

opgenomen in KRMS?

Antwoord Dit betreft een uitvoering van EU 2017/848 die niet voorzien was in de oorspronkelijke uitvoering van de

MSFD. Zie antwoord op vorige opmerking.

_____________________________________________________________________________________

Opmerking 164 Wat zijn de plannen voor de toekomst inzake geluidsmetingen & detonatie van UxO?

Antwoord Dit betreft monitoring, en het maakt het onderwerp uit van de herziening van het

monitoringprogramma en de maatregelen. Het is duidelijk dat het onderwerp ook deel blijft uitmaken

van het langlopende OSPAR programma (m.b.t. plaats van detonaties en hun aantal, en in de toekomst

ook zal gerapporteerd worden in het kader van de MSFD.

_____________________________________________________________________________________

Opmerking 165 Debusschere et al 2016.

niet aanwezig in de tekst zelf

Antwoord Aangepast in de tekst.

_____________________________________________________________________________________

Opmerking 166 Veel tekst. Voornamelijk een literatuurstudie. Wat betekent JOMOPANS voor België? Wanneer kunnen

we wel iets rapporteren hierover?

Page 54: Opmerkingen op rapport ‘Herziening van de initiële beoordeling’ · 2018. 12. 20. · Zie Grote Rede 5 blz. 15 Jaartal Aangevoerd in ton in BE 1970 1.400 1974 1.600 1980 900 1990

Antwoord JOMOPANS is een lopend onderzoeksproject waar België aan deelneemt en het is niet mogelijk de

resultaten te voorspellen of nu reeds een engagement te maken om de conclusies toe te passen zonder

inschatting van de doenbaarheid of de kosten. Indien opportuun, zullen de resultaten in de volgende

rapportage over de uitvoering van de MSFD weergegeven worden, en zullen eventueel de indicatoren

aangepast worden. Het is mogelijk dat een wijziging van het monitoringprogramma zal doorgevoerd

worden naar aanleiding van de eerste resultaten van het project, dat een meer coherente uitvoering van

het onderwerp nastreeft, inclusief een gecoördineerde monitoring.

_____________________________________________________________________________________

Opmerking 167 ….of stopt met vocaliseren.

referentie aanvullen

Antwoord Ref. toegevoegd: Brandt, M.J., Diederichs, A., Betke, K. & Nehls, G., 2011. Responses of harbour

porpoises to pile driving at the Horns Rev II offshore wind farm in the Danish North Sea. Marine Ecology

Progress Series 421: 205–216.

_____________________________________________________________________________________

Opmerking 168 ...95 tot 110 dB re 1 μPa in het 20 Hz tot 3 kHz frequentievenster.

waarom niet rapporteren zoals er gevraagd wordt in 2.9.2.1: 1/3 - octaafbanden 63 en 125 Hz

Antwoord Een trend kan niet gegeven worden, gezien die enkel op zeer lange termijn zal kunnen duidelijk worden

(inherent aan de indicator), en gezien een gedetailleerd en gecoördineerd monitoringprogramma (nog)

niet bestaat. Een figuur wordt toegevoegd.

_____________________________________________________________________________________

Opmerking 169 ...(zoals het maken van gemiddeld.

in 2.9.2.6 wordt er gezegd dat je lange termijn gemiddeldes nodig hebt

Antwoord Tekstaanpassing: (…) akoestisch veld voor impulsgeluid kunnen direct worden (…),".

_____________________________________________________________________________________

Opmerking 170 Merchant et al 2016.

staat niet in de tekst maar wel bij referenties

Page 55: Opmerkingen op rapport ‘Herziening van de initiële beoordeling’ · 2018. 12. 20. · Zie Grote Rede 5 blz. 15 Jaartal Aangevoerd in ton in BE 1970 1.400 1974 1.600 1980 900 1990

Antwoord Toevoegen van Merchant et al., 2016 in tekst

_____________________________________________________________________________________

Opmerking 171 De bodem en het bodemleven hebben af te rekenen met een intensieve visserij. Langlevende soorten

maken geen kans om oud te worden. Zie ook verstoring zeebodem blz. 34 en grindbedden blz. 36.

Zonder duidelijk omschreven regels en handhaving zal de bodem zich nooit herstellen.

Antwoord Akkoord.

_____________________________________________________________________________________

Opmerking 172 Van de beloofde 20 ha (IHD Zeebrugge) voor de kolonie sternen en twee soorten meeuwen is niet veel

in huis gekomen. Het huidige gebied is te klein en niet geschikt (o.a. predatie door rat, kat, vos,..).

Nochtans is BE van internationaal belang voor deze in zandig habitat broedende soorten (1% van de

totale biografische populatie).

Dat de kolonie achteruitgaat, is een veelvoud van factoren habitatverlies en/of habitat achteruitgang

zijn er enkele van. Welke beschermingsmaatregelen worden voorgesteld?

Antwoord De volgende zin werd toegevoegd: "Na de aanwijzing van het vogelrichtlijngebied ‘Kustbroedvogels te

Zeebrugge-Heist’ (Belgisch Staatsblad 12/09/2005) werden de voorpgestelde kwantitatieve en

kwalitatieve instandhoudingsdoelstellingen nooit gehaald en dringt bijkomende bescherming zich op. "

_____________________________________________________________________________________

Opmerking 173 Hier dient een onderscheid gemaakt te worden tussen de NIET AAS etende en de AAS etende.

NIET AAS etende: Het is mij niet duidelijk of de Zee-eenden een afnemende trend vertonen en meer

verspreid zitten dan vroeger wegens wijziging van de soorten schelpdieren in de zandbanken.

Voor de sternen ligt de achteruitgang niet op zee maar op land bij het broedhabitat. Zie hierboven.

Antwoord 1. Er wordt in dit hoofdstuk duidelijk onderscheid gemaakt tussen aasetende en niet-aasetende

zeevogels en de daarbij behorendereferentie en 2. Er is onvoldoende kennis over de

schelpdierengemeenschap om op dergelijk detailniveau de wijzigingen in de verspreiding en aantallen

van zee-eenden te koppelen aan hun voedsel. Vandaar dat er slechts wordt aangegeven dat hun

achteruitgang sterk indicatief is voor een verslechterde voedselsituatie.

_____________________________________________________________________________________

Page 56: Opmerkingen op rapport ‘Herziening van de initiële beoordeling’ · 2018. 12. 20. · Zie Grote Rede 5 blz. 15 Jaartal Aangevoerd in ton in BE 1970 1.400 1974 1.600 1980 900 1990

Opmerking 174 Referentie ontbreekt.

Antwoord referentie toegevoegd, nl Seys 2001.

_____________________________________________________________________________________

Opmerking 175 Alk, dwergmeeuw en drieteenmeeuw zijn sterk afhankelijk van zandspiering. Een achteruitgang of

verschuiving van deze visjes zou een impact kunnen hebben voor deze soorten. Wordt dit belangrijk

stapelvoedsel bestudeerd?

Antwoord Er is nagenoeg geen onderzoek naar de aanwezigheid en de ecologie van zandspiering in het BDNZ.

_____________________________________________________________________________________

Opmerking 176 Het idee dat een veranderd visserijbeleid (minder afval door discards) een impact zou hebben op het

meeuwenbestand klopt niet want de achteruitgang is voordien al vastgesteld. “De aantallen nemen al

enkele jaren sterk af terwijl het verbod op discards nog niet in voege is getreden”. Zie blz. 190. De

zilvermeeuw nu in EU als “kwetsbaar voor uitsterven beschouwd”.

Er zijn dus verschillende factoren die de achteruitgang van de Kleine mantelmeeuw en de

Zilvermeeuwen veroorzaken.

Worden er maatregelen genomen om deze twee soorten te beschermen? De grootte van de

broedkolonie? Andere broedplaatsen? Zie opmerking onder Blz. 178 Broedende zeevogels.

Antwoord Hoewel er voor beide soorten instandhoudingsdoelen werden geformuleerd op Vlaams niveau zijn er

momenteel weinig of geen initiatieven tot bescherming. Bescherming van de broedkolonie valt echter

onder Vlaamse bevoegdheid en niet onder die van de federale overheid.

_____________________________________________________________________________________

Opmerking 177 Kan er geijverd worden om een verplichte melding of misschien beter aanlanding van de dode dieren te

voorzien. Zie Blz. 195 paragraaf Bijvangst.

Er bestaat volgens de wetgeving blz. 199 Kwaliteitsaspecten een meldingsplicht maar er worden bijna

geen bijvangsten gerapporteerd. Andere strengere wetgeving is dat mogelijk? Aanlanding dode dieren?

Ook van andere nationaliteiten/landen!

Antwoord Dit maakt het onderwerp uit van de nieuwe visserijwetgeving (DCF - MAP), die relatief onafhankelijk van

de MSFD ontwikkeld wordt. Het is niet opportuun om een monitoring te voorzien onder MSFD indien

deze reeds voorzien wordt binnen de CFP. In België zijn slechts een zeer beperkt aantal professionele

Page 57: Opmerkingen op rapport ‘Herziening van de initiële beoordeling’ · 2018. 12. 20. · Zie Grote Rede 5 blz. 15 Jaartal Aangevoerd in ton in BE 1970 1.400 1974 1.600 1980 900 1990

vissers actief die gebruik maken van staand want. In onze wetgeving is de rapportage en aanlanding

opgenomen: de meldingsplicht bestaat, maar controle blijft moeilijk tot onmogelijk; er is een zeer

beperkte mogelijkheid om m.b.t. visserij nationaal maatregelen te nemen die internationaal gelden.

_____________________________________________________________________________________

Opmerking 178 Wat is het milieudoel? Of vermelden indien dit nog niet bestaat. Dan ook verduidelijken waarom dit

opgenomen werd als er nog geen doel beschreven staat? Wat is de visie?

Antwoord Toevoeging van: "Het is niet mogelijk om door middel van de gegevens die beschikbaar zijn na te gaan of

het huidige milieudoel (minder dan 1,7% antropogene mortaliteit per jaar binnen de populatie) gehaald

wordt, en er zijn enkel onrechtstreekse aanwijzingen van een bijvangst-niveau."

_____________________________________________________________________________________

Opmerking 179 Methodologie - populatie.

Mogelijks kan het ook interessant zijn om akoestische gegevens van bruinvissen op te nemen in de

monitoring. Dergelijke gegevens worden onder meer verzameld in het kader van LifeWatch

(http://lifewatch.be/en/cetacean-passive-acoustic-network).

Antwoord Het doel van de MSFD is tot een gecoordineerde en coherente monitoring te komen op regionaal vlak.

PAM van bruinvissen is een geschikt instrument om lokale effecten van menselijke activiteiten in kaart

te brengen, of om trends aan te tonen met hoge temporele resolutie, maar is beperkt bruikbaar voor

het vaststellen van de absolute omvang van een populatie, of om data te verzamelen over een gebied

dat overeenkomt met het verspreidingsgebied van de populatie. De meest geëigende methode is deze

gebruikt bij de SCANS surveys.

_____________________________________________________________________________________

Opmerking 180 De toestand van het infralitoraal grofzandig en zandig habitat is over de ganse oppervlakte (100%)

gedegradeerd op het BNZ door de alomtegenwoordige visserij en in zeer beperkte mate door het

storten van gebaggerd materiaal en aggregaatextractie.

Een Goede milieutoestand wordt niet behaald.

Zelf het zakdoek groot gebied Zone 3 wordt nog steeds ondanks plannen/tekeningen bevist en/of

verstoord. Zie figuur 2.16 blz.45.

Eigenlijk een steeds wederkerende vraag vanuit de NGO’s die ik herhaal: Om de grindbedden een kans

op herstel te geven is een zone waar totaal geen bodemberoering gebeurt noodzakelijk.

Page 58: Opmerkingen op rapport ‘Herziening van de initiële beoordeling’ · 2018. 12. 20. · Zie Grote Rede 5 blz. 15 Jaartal Aangevoerd in ton in BE 1970 1.400 1974 1.600 1980 900 1990

Antwoord Volledig akkoord. Het Gemeenschappelijk Visserijbeleid heeft echter vastgelegd dat lidstaten enkel

visserijbeperkende maatregelen kunnen voorstellen als hierover een consensus bestaat met alle

betrokken partijen (dus leefmilieu en visserij) en landen. DG Leefmilieu heeft hier belangrijke stappen in

gezet (zie bijlage).

_____________________________________________________________________________________

Opmerking 181 Aangezien de KRMS-monitoring op impact monitoring is gebaseerd.

Is dit de bedoeling voor de beoordeling BE mariene wateren? Of vormt impact monitoring (bv op zand

extractie zones) een case die meegenomen kan worden indien relelvant?

Antwoord De KRMS monitoring basseert zich op de bestaande monitoring naar de impact van verschillende

menselijke activititeiten en niet een monitoringsplan dat streeft naar een algemene beoordeling van de

BE mariene wateren. Daarnaast is de KRMS richtlijn voor D6 gericht op het bepalen van het areaal dat

ongunstig beïnvloedt wordt door een bepaalde druk (en gerelateerde activiteit). vandaar dat de

beoordeling en monitoring zich ook focust op bepaalde activiteiten, en gerelateerde drukken om die

mate van ongunstige beïnvloeding te kunnen bepalen per activiteit. Zo is ook het rapport opgesteld en

zal er in de toekomstige beoordelingen gestreefd worden om deze verder te optimaliseren voor zoveel

mogelijke activiteiten/drukken en in relatie tot de fysische verstoring.

_____________________________________________________________________________________

Opmerking 182 Tal van belangrijke bentische soorten worden slechts sporadisch waargenomen. Om het kort te houden

bezit men enkel anekdotische informatie en is er slechts een beperkte recente data beschikbaar wegens

gebrek aan tijd en ruimte. Echter zolang de visserij de bodem blijft omwoelen (ook in zone 3) zullen

langlevende en structuurvormende soorten geen kans hebben tot kolonisatie. In hoofdstuk 3.5.3. Blz.

220 wordt dit beaamd:

“De toestand van de grindbedden wordt als sterk verstoord beschouwd en voldoet niet aan de goede

milieutoestand.”

Ondanks het vorig MRP 2014-2020 is er niets gebeurd ivm de bescherming die de vorige maker van het

MRP opgesteld heeft.

Antwoord Het Gemeenschappelijk Visserijbeleid heeft vastgelegd dat lidstaten enkel visserijbeperkende

maatregelen kunnen voorstellen als hierover een consensus bestaat met alle betrokken partijen (dus

leefmilieu en visserij) en landen. DG Leefmilieu heeft hier belangrijke stappen in gezet (zie bijlage).

_____________________________________________________________________________________

Page 59: Opmerkingen op rapport ‘Herziening van de initiële beoordeling’ · 2018. 12. 20. · Zie Grote Rede 5 blz. 15 Jaartal Aangevoerd in ton in BE 1970 1.400 1974 1.600 1980 900 1990

Opmerking 183 Op pagina 220 wordt vermeld dat de grindbedden onder grote druk staan door de toenemende

bodemberoerende visserijactiviteiten. Ook dit durven wij te betwijfelen. De activiteiten van Belgische

boomkorvaartuigen nemen niet toe, er is zelfs een afname van de intensiteit. Zie bijvoorbeeld de

publicatie aanvoer en besomming van het Departement Landbouw en Visserij. Onze beperkte Belgische

vloot vist trouwens zeer divers en in verschillende gebieden, waardoor de impact beperkt blijft. Als jullie

stelling gaat over buitenlandse visserijactiviteiten, dan zouden wij dit graag zo vermeld zien in het

document.

Antwoord voorstel tot wijziging (toevoegen vetgedrukte zin): p. 220 – 3.5.3.2: Door de toenemende omvang van de

bodemberoerende visserij zijn de grindbedden echter onder grote druk komen te staan. Ook nu nog

wordt frequent gevist in de grindbedden (zie fig. 2.16 in hoofdstuk 2.4), voornamelijk door een

buitenlandse vloot (Peccue et al., 2014).

Pecceu E, Vanelslander B, Vandendriessche S, Van Hoey G, Hostens K, Torreele E, Polet H (2014)

Beschrijving van de visserijactiviteiten in het Belgisch deel van de Noordzee in functie van de aanvraag

bij de Europese Commissie voor visserijmaatregelen in de Vlaamse Banken

(Habitatrichtlijngebied). 92p

_____________________________________________________________________________________

Opmerking 184 Methodologie.

Er dient misschien toch eens bekeken te worden als een destructieve monitoringsmethode in een

dergelijk fragiel en waardevol ecosysteem überhaupt wenselijk is. Een gedetailleerde fotomozaïek (bv.

met een AUV) zou een beter resultaat opleveren.

Antwoord Er wordt gewerkt aan de ontwikkeling van een niet-destructieve monsteringsmethode maar deze

techniek staat nog niet op punt en is daardoor nog niet inzetbaar. Ook hebben we de methodiek van het

vissen met de gilson dreg aangepast zodat de verstoorde oppervlakte kleiner is en de frequentie van de

verstoring lager ligt.

_____________________________________________________________________________________

Opmerking 185 Verbazend voor mezelf is tabel 3.8 blz. 223.

Geen enkele mossel groter dan 5 cm wordt er gevonden in zone 3 en 4 (zie ook figuur 3.19 van het vorig

blad ) met Hamon grab en Gilson dreg. Idem voor Dodemansduim Alcyonium digitatum geen specimen

groter dan 1cm. Geen Breedbladig mosdiertje Flustra foliacea groter dan 5 cm. Nul Geweispons

Haliclona aculata is er gevonden.

Page 60: Opmerkingen op rapport ‘Herziening van de initiële beoordeling’ · 2018. 12. 20. · Zie Grote Rede 5 blz. 15 Jaartal Aangevoerd in ton in BE 1970 1.400 1974 1.600 1980 900 1990

Deze bevindingen, ook al zijn ze slechts op korte termijn vastgesteld, laten duidelijk de slechte toestand

zien van de grindbedden. Jammer genoeg weer dezelfde vraag: Wanneer effectieve bescherming van dit

gebied en vooral de handhaving ervan?

Antwoord Het Gemeenschappelijk Visserijbeleid heeft vastgelegd dat lidstaten enkel visserijbeperkende

maatregelen kunnen voorstellen als hierover een consensus bestaat met alle betrokken partijen (dus

leefmilieu en visserij) en landen. DG Leefmilieu heeft hier belangrijke stappen in gezet (zie bijlage).

_____________________________________________________________________________________

Opmerking 186 In het monitoringsgebied zijn slechts 4 van de 5 doelsoorten geobserveerd en alle in kleine kolonies of

individuen. “De resultaten tonen aan dat de gemeenschap verarmd is”.

ER zou dringend een zone mogen komen waar door NIEMAND en door GEEN enkel systeem de bodem

beroerd wordt. Sorry voor mijn hardheid in de laatste zin.

Antwoord Volledig akkoord. Het Gemeenschappelijk Visserijbeleid heeft echter vastgelegd dat lidstaten enkel

visserijbeperkende maatregelen kunnen voorstellen als hierover een consensus bestaat met alle

betrokken partijen (dus leefmilieu en visserij) en landen. DG Leefmilieu heeft hier belangrijke stappen in

gezet (zie bijlage).

_____________________________________________________________________________________

Page 61: Opmerkingen op rapport ‘Herziening van de initiële beoordeling’ · 2018. 12. 20. · Zie Grote Rede 5 blz. 15 Jaartal Aangevoerd in ton in BE 1970 1.400 1974 1.600 1980 900 1990

Opmerkingen op rapport ‘Omschrijving van de definitie goede

milieutoestand en milieudoelen’

Opmerking 187 Zwerfvuil op zee (D10)

Marien zwerfvuil is de correcte term, zeker omdat het aangespoeld zwerfvuil (afval aan de kust) ook

behandeld wordt in de herziening.

Antwoord Deze term is overgenomen uit de richtlijn zelf.

___________________________________________________________________________________

Opmerking 188 Bepaalde milieudoelen zullen slechts behaald worden op voorwaarde dat er een sterke samenwerking

met deze buurlanden plaatsvindt.

Aanvullen met wat België ondernomen heeft om de afstemming met de buurlanden te optimaliseren

Antwoord De grensoverschrijdende samenwerking wordt beschreven in de inleidende hoofdstukken.

___________________________________________________________________________________

Opmerking 189 50 milieudoelen en geassocieerde indicatoren

Het zou interessant zijn een Annex toe te voegen met een overzichtelijke tabel met deze doelen en

indicatoren (bestaat tenslotte) per descriptor

Antwoord Deze tabel zou niet veel overzichtelijker zijn dan het huidige rapport.

___________________________________________________________________________________

Opmerking 190 Descriptor 1 wordt niet vermeld. Misschien kan boven 3.2 verduidelijkt worden dat deze bij 3.3 zal

besproken worden?

Antwoord Dit werd toegelicht in de inleidende paragraaf van 3.2.

___________________________________________________________________________________

Page 62: Opmerkingen op rapport ‘Herziening van de initiële beoordeling’ · 2018. 12. 20. · Zie Grote Rede 5 blz. 15 Jaartal Aangevoerd in ton in BE 1970 1.400 1974 1.600 1980 900 1990

Opmerking 191 Idem voor Descriptor 4.

Antwoord Dit werd toegelicht in de inleidende paragraaf van 3.2.

___________________________________________________________________________________

Opmerking 192 Idem voor Descriptor 6.

Antwoord Dit werd toegelicht in de inleidende paragraaf van 3.2.

___________________________________________________________________________________

Opmerking 193 Voor de effecten van TBT, wordt verwezen naar de analytische bepaling in biota (onder D8C1) die

uiteindelijk beter blijkt.

Verduidelijken. Is de analytische bepaling nauwkeuriger? Of beter toepasbaar in het geval van BNZ?

Antwoord Staat beschreven bij milieudoel D8.7 in het GES document.

___________________________________________________________________________________

Opmerking 194 De opdeling in 3.2. en 3.3. moet even toegelicht worden voor 3.2.

Antwoord Dit werd toegelicht in de inleidende paragraaf van 3.2.

___________________________________________________________________________________

Opmerking 195

Behalve het fytoplankton (cfr eutrofiëring) wordt hier geen rekening gehouden met plankton (bv

zooplankton). Dit is vreemd aangezien bepaalde planktonsoorten goede indicatoren zijn voor

veranderingen in het milieu. De reden om plankton hier buiten beschouwing te laten zou toch

verduidelijkt moeten worden. Nu lijkt mij dit een groot hiaat.

Antwoord Akkoord, en deze uitbreiding wordt overwogen.

___________________________________________________________________________________

Page 63: Opmerkingen op rapport ‘Herziening van de initiële beoordeling’ · 2018. 12. 20. · Zie Grote Rede 5 blz. 15 Jaartal Aangevoerd in ton in BE 1970 1.400 1974 1.600 1980 900 1990

Opmerking 196

De ontwerprapporten voor de herziening van artikels 8, 9 en 10 werden uitvoerig besproken in

meerdere experten-vergaderingen. In tegenstelling tot de eerste cyclus zijn bij de besprekingen in de

experten-vergadering geen vertegenwoordigers van het dMOW betrokken geweest. Hierbij wordt

gevraagd om dit bij de volgende sessie weer op te nemen, zodat opmerkingen en technische input (cfr

infra) nog tijdens het schrijven van de rapporten kan worden meegenomen.

Antwoord Dit werd genoteerd.

___________________________________________________________________________________

Opmerking 197 D7C1 : dr. infra bij de opmerkingen over de herziening van de milieudoelen.

Antwoord Opmerking was niet duidelijk.

___________________________________________________________________________________

Opmerking 198

D7C2: "In afwachting van het definiëren van een gemeenschappelijke methodologie op OSPAR-niveau

zal de omvang van de volgende zones worden gerapporteerd als parameter die negatieve gevolgen

ondergaat van de permanente wijzigingen van de hydrografische omstandigheden die te wijten zijn aan

de aanwezigheid of de exploitatie van een infrastructuur: (i) de zones die een fysiek verlies in de zin van

criterium D6C1 hebben ondergaan."

Hier wordt verondersteld dat in de zone onderhevig aan fysiek verlies in de zin van criterium D6C1 =zone

onderhevig aan permanente wijzigingen van de hydrografische omstandigheden= zone waarin fysieke

en hydrografische eigenschappen en de eraan verbonden levensgemeenschappen negatieve gevolgen

ondergaan worden. Het wordt in het rapport niet duidelijk gemaakt op basis waarvan deze drie, die aan

elkaar gerelateerd zijn, gelijkgesteld kunnen worden. Dit dient verduidelijkt en/of aangepast te worden.

Antwoord We houden ons hier aan de gegeven definities van het Besluit van de Commissie 2017/848:

- Een fysiek verlies is een permanente wijziging van de zeebodem die een periode van twee verslagcycli

(twaalf jaar) of langer heeft geduurd of naar verwachting zo lang zal duren.

- Een fysieke verstoring is een verandering van de zeebodem die omkeerbaar is als de activiteit

waardoor de verstoringen worden veroorzaakt, wordt beëindigd.

Ook al lijken deze definities duidelijk, in de praktijk blijkt dat de invoering van de periode van twaalf jaar

in de definitie van fysiek verlies het soms moeilijk maakt om een verstoring te classificeren die à priori

omkeerbaar is maar waarvan het herstel traag en/of onzeker kan zijn. Het is dus waarschijnlijk dat

tussen twee MSFD-rapportagecycli sommige zeebodemwijzigingen moeten veranderen van classificatie.

Om binnen eenzelfde rappor-tagecyclus coherent te blijven zal de raming van de door permanente

hydrografische wijzigingen getroffen opper-vlakten (D7C1 en D7C2) altijd de evaluaties van de fysieke

Page 64: Opmerkingen op rapport ‘Herziening van de initiële beoordeling’ · 2018. 12. 20. · Zie Grote Rede 5 blz. 15 Jaartal Aangevoerd in ton in BE 1970 1.400 1974 1.600 1980 900 1990

verliezen omvatten die werden gedaan onder D6C1. Deze relatie maakt overigens expliciet deel uit van

de definitie van descriptor D7C1 in hetzelfde Besluit van de Commissie 2017/848 :

“D7C1 — Secundair: De ruimtelijke omvang en spreiding van de permanente wijziging van de

hydrografische omstandigheden (bv. wijzigingen van de golfslag, de stroming, het zoutgehalte, de

temperatuur) van de zeebodem en de waterkolom, met name in verband met het fysieke verlies (1) van

de natuurlijke zeebodem.”

“(1) Fysiek verlies wordt opgevat als in punt 3 van de specificaties onder beschrijvend element 6.”

___________________________________________________________________________________

Opmerking 199 D6Cl "Onder fysiek verlies wordt een permanente wijziging van de zeebodem verstaan die een periode

van twee verslagcycli (twaalf jaar) of langer heeft geduurd of naar verwachting zo lang zal duren"

-> op basis waarvan zal deze beslissing genomen worden?

Antwoord Monitoringsresultaten van fysische en biologische eigenschappen.

___________________________________________________________________________________

Opmerking 200 Bereken ook het cumulatief effect van verschillende drukken en impacten.

Antwoord Dit is momenteel nog experimenteel en een uitdaging voor toekomstig onderzoek.

___________________________________________________________________________________

Opmerking 201 Descriptor 2 nieuw geïntroduceerde niet-inheemse soorten

Doel is enkel gericht op het monitoren van de introductie van niet-inheemse soorten en niet meetbaar

(‘tot een minimum beperkt’). Er is echter geen (soortspecifiek) doel bepaald om de mogelijke negatieve

effecten van de antropogene introductie van niet-inheemse soorten te neutraliseren indien nodig.

Antwoord Akkoord, maar dit is heel complexe materie en we leggen momenteel de prioriteit bij het voorkomen

van nieuwe introducties. Evolutie in deze materie wordt zeker in regionale context opgevolgd.

___________________________________________________________________________________

Opmerking 202 Descriptor 3 commercieel geëxploiteerde soorten vis en schaal- en schelpdieren

Voeg een doel toe m.b.t. fully documented fisheries voor alle soorten vis die gevangen worden in

Belgische wateren door commerciële en recreatieve vissersvloten, ongeacht het commercieel belang

van de soort. Dit in relatie met D1, zie verder.

Page 65: Opmerkingen op rapport ‘Herziening van de initiële beoordeling’ · 2018. 12. 20. · Zie Grote Rede 5 blz. 15 Jaartal Aangevoerd in ton in BE 1970 1.400 1974 1.600 1980 900 1990

Antwoord De uitvoerbaarheid van een dergelijk doel moet onderzocht worden. De opvolging van de visbestanden

is in eerste instantie een taak van het GVB. De recreatieve visserij wordt sinds de laatste jaren steeds

intensiever gemonitord door VLIZ en ILVO.

___________________________________________________________________________________

Opmerking 203 Descriptor 3 commercieel geëxploiteerde soorten vis en schaal- en schelpdieren

Voeg duiding toe tussen het verband op het Belgische verbod op vissen op schelpdieren en de mariene

aquacultuur van schaal- en schelpdieren om verwarring te vermijden.

Antwoord Momenteel geen commerciële kweek - het verbod zal mogelijks in toekomst moeten aangepast worden.

___________________________________________________________________________________

Opmerking 204 Descriptor 3 commercieel geëxploiteerde soorten vis en schaal- en schelpdieren

Visserijsterfte moet lager zijn dan een niveau dat de maximale duurzame opbrengst kan opleveren om

te beantwoorden aan de bepalingen van de maximaal duurzame opbrengst. Schrap de woorden ‘is gelijk

aan’ in de betrokken zinnen (oa toelichting bij criterium 1).

Antwoord De tekst uit de nieuwe Commissiebeslissing werd overgenomen.

___________________________________________________________________________________

Opmerking 205 Descriptor 7: hydrografische omstandigheden

Toevoegen: drempelwaarde waarbinnen de hydrografische veranderingen geen impact hebben op het

functioneren van het mariene ecosysteem.

Antwoord Volgens de logica van het nieuwe Besluit van de Commissie 2017/848 is descriptor D7 bedoeld om de

permanente hydrografische wijzigingen te identificeren en onder de aandacht te brengen die worden

veroorzaakt door mense-lijke activiteiten op zee die wijzigingen kunnen teweegbrengen op het niveau

van de habitats. Het oorzakelijk verband tussen de hydrografische wijzigingen en de eventueel

waargenomen wijzigingen in de mariene ecosys-temen en op zijn minst in de controlepopulaties, moet

worden gelegd in het kader van de descriptoren D1 en D6C5.

Binnen dit nieuwe kader en bij ontstentenis van een gemeenschappelijke methodologie voor alle

contracterende OSPAR-partijen, hebben we gekozen voor de benadering die werd ontwikkeld door

Populus et al (2017) in het kader van EMODNET habitat, die het mogelijk maakt om de grote benthische

habitats te karakteriseren volgens de drempelwaarden voor de verschillende parameters (Cynetische

Page 66: Opmerkingen op rapport ‘Herziening van de initiële beoordeling’ · 2018. 12. 20. · Zie Grote Rede 5 blz. 15 Jaartal Aangevoerd in ton in BE 1970 1.400 1974 1.600 1980 900 1990

energie van de stromingen en golven, PAR op de bodem, verhouding tussen de golflengte van de golven

en de diepte, type sediment, enz.)

De criteria die verband houden met D7 zijn echter secundair, en ze moeten dus niet rechtstreeks leiden

tot een beoordeling over de goede milieutoestand maar wel de aandacht vestigen op hydrografische

wijzigingen bij de evaluatie van de descriptoren D1 en D6C5. In die zin moet geen enkele maximale

drempelwaarde worden gedefi-nieerd van de oppervlakte van de zones die permanente hydrografische

wijzigingen ondergaan.

___________________________________________________________________________________

Opmerking 206 Descriptor 7: hydrografische omstandigheden

P. 10/23 ‘wanneer de milieuvergunning voor de infrastructuur een programma voor milieumonitoring

oplegt…’ Op basis van de hierboven omschreven drempelwaarde bepalen of er ook herstelmaatregelen

opgelegd moeten worden of niet.

Antwoord De beslissing om al dan niet een milieumonitoringprogramma op te leggen hangt onder meer af van de

evaluatie van de milieueffectbeoordelingen die moeten worden gedaan in het kader van de aanvragen

voor exploitatiever-gunningen voor activiteiten op zee. Deze beoordelingen worden geëvalueerd door

de wetenschappelijke dienst BMM ten aanzien van diverse wettelijke verplichtingen en internationale

mariene milieuverbintenissen waaron-der KRMS, het Marien ruimtelijk plan (MSP), de richtlijn Natura

2000, het ASCOBANS verdrag, enz. Na deze evaluatie wordt een op wetenschappelijke argumenten

gebaseerd advies geformuleerd, dat wordt bezorgd aan de minister of staatssecretaris bevoegd voor de

Noordzee. Het is dan aan deze laatste om de vergunningsaanvraag al dan niet te aanvaarden en/of er

bijkomende verplichtingen aan te koppelen, zoals de uitvoering van een milieumonitoringprogramma of

de uitvoering van herstel-, compensatie- of beschermingsmaatregelen.

___________________________________________________________________________________

Opmerking 207 Descriptor 8: contaminanten criterium 2

Uit de rapportage voor art. 8 blijkt dat visziekten de laatste jaren meer worden waargenomen. Voeg

doel toe dat de relatie tussen antropogene druk (pulsvisserij / verzuring?) en toenemend voorkomen

van visziekten onderzoekt.

Antwoord Dit is een maatregel suggestie voor onderzoek om te achterhalen wat mogelijke oorzaken-linken zijn,

niet echt iets als aanvulling op het rapport.

___________________________________________________________________________________

Opmerking 208 Descriptor 8: contaminanten criterium 3

Doel toevoegen: zowel monitoring van microplastics als een doel om het aantal microplastics te

verminderen.

Page 67: Opmerkingen op rapport ‘Herziening van de initiële beoordeling’ · 2018. 12. 20. · Zie Grote Rede 5 blz. 15 Jaartal Aangevoerd in ton in BE 1970 1.400 1974 1.600 1980 900 1990

Antwoord Zie D10 criterium 2.

___________________________________________________________________________________

Opmerking 209 Descriptor 8: contaminanten criterium 3

Doel toevoegen: opname paraffine op lijst verboden te lozen stoffen MARPOL.

Antwoord In mei 2018 verscheen in de Nederlandse pers een artikel over de toegelaten lozingen onder MARPOL

Annex II wat enige ophef heeft veroorzaakt binnen de NL regering en de tweede Kamer. Ondertussen

werd er door de Nederlandse overheid, de haven van Rotterdam, de Nederlandse redersvereniging en

enkele spelers uit de sector een intentieverklaring ondertekend in afwachting van de discussies binnen

IMO (MEPC, CCC en PPR) over de aanscherping van de huidige regels waaronder de lozingen van

MARPOL annex II goederen zijn toegelaten. De intentieverklaring is niet juridisch afdwingbaar maar

heeft tot doel om zoveel als mogelijk toegelaten lozingen van waswater van paraffine te voorkomen.

___________________________________________________________________________________

Opmerking 210 Descriptor 9: contaminanten in vis en andere visserijproducten

Doel toevoegen: zowel monitoring van microplastics als een doel om het aantal microplastics te

verminderen.

Antwoord De acties van D10 criterium 2 betroffen ook de biota.

___________________________________________________________________________________

Opmerking 211 Descriptor 10: zwerfvuil

Schakel voor de monitoring van criterium 1 ook burgers in d.m.v. citizen science projecten, neem dit op

in het doel.

Antwoord In principe zou dit kunnen, maar in de praktijk zal dit een belangrijk werklast (kosten) met zich

meebrengen – controle en opvolging van de gegevens bijeengebrach door SC is zeer tijdrovend, iets wat

bij inschakelen van SC stelselmatig onderschat wordt.

___________________________________________________________________________________

Opmerking 212 Descriptor 11: onderwatergeluid

Criterium 1: leg specifieke doelen vast voor het beperken van impulsief onderwatergeluid door zowel

bouw windmolens als UxO.

Page 68: Opmerkingen op rapport ‘Herziening van de initiële beoordeling’ · 2018. 12. 20. · Zie Grote Rede 5 blz. 15 Jaartal Aangevoerd in ton in BE 1970 1.400 1974 1.600 1980 900 1990

Antwoord Een drempelwaarde wordt vastgelegd, wat betekent dat men geluidsemissie, waar nodig moet

beperken tot deze of een lagere waarde. Voor wat betreft het vernietigen van UxO is het beperken van

het niveau, door de aard van de activiteit, zo goed als onmogelijk zonder excessieve kosten.

___________________________________________________________________________________

Opmerking 213 Descriptor 11: onderwatergeluid

Hou bij het vaststellen van de drempelwaarden voor criterium 2 ook uitdrukkelijk rekening met

elasmobrachen.

Antwoord De mogelijke effecten van onderwatergeluid op elasmobranchen is een hiaat in onze kennis;

vermoedelijk zijn ze, omwille van een gebrek aan lichaamsdelen die gevuld zijn met lucht (zoals een

zwemblaas), slechts beperkt gevoelig. De meest gevoelige organismen zijn deze die onderwatergeluid

gebruiken voor oriëntatie, communicatie en voedselzoeken, en dat zijn tandwalvissen - deze zijn

waarschijnlijker gevoeliger dan elasmobranchen en een drempelwaarde voor tandwalvissen is dus ook

voor elasmobranchen positief.

___________________________________________________________________________________

Opmerking 214 Descriptor 1: biodiversiteit

Criterium 1: Doel toevoegen: monitoring door verplichte melding bijvangst vogels, zeezoogdieren en

(kwetsbare soorten) elasmobrachen door zowel commerciële als recreatieve visserij in BNZ (zie ook doel

‘fully documented fisheries, D3).

Antwoord Dit is een onderwerp binnen het Gemeenschappelijk Visserbeleid, en het is niet opportuun om een

monitoring in te voeren binnen de MSFD die eventueel afwijkt van de monitoring binnen het GVB.

___________________________________________________________________________________

Opmerking 215 Descriptor 1: biodiversiteit

Criterium 2: Doel toevoegen: resultaatsverbintenis (en geen aanbeveling) om soort specifieke

benadering voor elasmobrachen uit te werken (zowel soort specifieke TAC als vangstverbod voor

kwetsbare soorten, op basis van IUCN-criteria).

Antwoord Het ontwikkelen van een soortspecifieke benadering voor haaien en roggen is reeds opgenomen in het

maatregelenprogramma.

___________________________________________________________________________________

Page 69: Opmerkingen op rapport ‘Herziening van de initiële beoordeling’ · 2018. 12. 20. · Zie Grote Rede 5 blz. 15 Jaartal Aangevoerd in ton in BE 1970 1.400 1974 1.600 1980 900 1990

Opmerking 216 Descriptor 1: biodiversiteit

Criterium 2: Doel toevoegen m.b.t. fully documented fisheries (zie ook D3) om impact van visserij op

bvb. zandspiering (voedsel voor vogels) te kunnen berekenen.

Antwoord De uitvoerbaarheid van een dergelijk doel moet onderzocht worden. De opvolging van de visbestanden

is in eerste instantie een taak van het GVB. De recreatieve visserij wordt sinds de laatste jaren steeds

intensiever gemonitord door VLIZ en ILVO.

___________________________________________________________________________________

Opmerking 217 Descriptor 1: biodiversiteit

Criterium 4: Doel voor zeevogels toevoegen, voor soorten die afhankelijk zijn van schelpdierbestanden +

monitoring van belang van het gehele BNZ voor zeevogels om bvb. belangrijke migratieroutes te kunnen

bepalen.

Antwoord Het is momenteel de prioriteit om de monitoring voor wat betreft de zeevogelpopulaties te herbekijken

en optimaliseren. Dit zal binnenkort aangepakt worden in het kader van de herziening van het

monitoringsprogramma voor de Mariene Strategie.

___________________________________________________________________________________

Opmerking 218 Descriptor 1: biodiversiteit

Criterium 5: Doel toevoegen: habitat voor vogels die afhankelijk zijn van specifieke habitats zoals o.a.

Zwarte Zee-eend en sternen.

Antwoord Een eerste verkenning van een dergelijke indicator zal volgend jaar op de agenda van de JWGBirds

staan. Het werd aangeraden om in de tussentijd geen eigen Belgische indicator te ontwikkelen, maar te

wachten en mee te werken aan een indicator die door alle OSPAR landen wordt gedragen.

___________________________________________________________________________________

Opmerking 219 Descriptor 4: ecosysteem, voedselketen

Toevoegen: wat is het voorstel van België om doelen en drempelwaarden te bepalen? Wat zijn voor

België relevante trofische niveaus?

Antwoord Deze uitwerking dient regionaal te gebeuren. Het is weinig zinvol om dit op nationaal niveau uit te

werken. Dit dient een gezamenlijke, regionale oefening te zijn.

Page 70: Opmerkingen op rapport ‘Herziening van de initiële beoordeling’ · 2018. 12. 20. · Zie Grote Rede 5 blz. 15 Jaartal Aangevoerd in ton in BE 1970 1.400 1974 1.600 1980 900 1990

___________________________________________________________________________________

Opmerking 220 Descriptor 6: zeebodemintegriteit Criterium 3

Schrap het tweede milieudoel m.b.t. alternatief, milieuvriendelijk vistuig. Ook ‘minder bodemberoering’

blijft bodemberoering en dus schadelijk voor sommige habitattypes.

Antwoord Dit milieudoel werd verwijderd.

___________________________________________________________________________________

Opmerking 221 Descriptor 6: zeebodemintegriteit Criterium 3

Schrap het doel met de verwijzing naar de zogenaamde testzones en formuleer ter vervanging daarvan

een concreet doel voor de noodzakelijke ruimtelijke spreiding van grindbedden met bijhorende fauna in

het gehele N2000 gebied Vlaamse banken i.f.v. het functioneren van het marien ecosysteem. Dat wil

zeggen hoeveel oppervlakte moet afgesloten worden van elke vorm van bodemberoering om het

ecologisch functioneren van de grindbedden terug te herstellen?

Antwoord Detailopvolging van de evolutie van hard t.o.v. zandig substraat in grindgebieden is belangrijk om

inzicht te krijgen in mogelijke verzandingsprocessen die grindvelden kunnen bedreigen. Dergelijke

opvolging is slechts haalbaar in beperkte gebieden en niet op regionale schaal. Resultaten kunnen

echter wel geëxtrapoleerd worden.

___________________________________________________________________________________

Opmerking 222 Descriptor 6: zeebodemintegriteit

Criterium 4: Wat is de drempelwaarde die België zal verdedigen?

Antwoord D6C4: zie Sectie 3.5.

___________________________________________________________________________________

Opmerking 223 Descriptor 6: zeebodemintegriteit

Criterium 5: Voeg soortenlijst toe waarnaar verwezen wordt.

Antwoord D6C5: zie Sectie 3.5, Tabel 3.6 en 3.10.

___________________________________________________________________________________

Page 71: Opmerkingen op rapport ‘Herziening van de initiële beoordeling’ · 2018. 12. 20. · Zie Grote Rede 5 blz. 15 Jaartal Aangevoerd in ton in BE 1970 1.400 1974 1.600 1980 900 1990

Opmerking 224 Descriptor 6: zeebodemintegriteit

Criterium 5: Voeg concreet doel toe met betrekking tot herstel habitat grindbedden, uitgedrukt in

oppervlakte.

Antwoord D6C5: zie Sectie 3.5

___________________________________________________________________________________

Page 72: Opmerkingen op rapport ‘Herziening van de initiële beoordeling’ · 2018. 12. 20. · Zie Grote Rede 5 blz. 15 Jaartal Aangevoerd in ton in BE 1970 1.400 1974 1.600 1980 900 1990

Opmerkingen op rapport ‘Socio-economische analyse van het gebruik

van de mariene wateren’

Opmerking 225 Er wordt zeer inconsequent omgegaan met bronvermelding. Soms wordt de desbetreffende studie

geciteerd maar dikwijls ontbreekt een citatie. Dit komt de traceerbaarheid van de cijfers en

transparantie niet ten goede.

Antwoord Werd aangepast in de tekst.

_____________________________________________________________________________________

Opmerking 226 Given the assumptions used and bearing in mind the measures for which no data are available, the total

costs of measures that avoid degradation of the Belgian North Sea environment have been calculated to

be at least € 2.873.031 per year.

De opgelijste maatregelen gaan echter ook gepaard met inkomsten (zandwinningsfonds &

windmonfonds). In feite zou dit ook in rekening moeten genomen worden of vermeld worden.

Antwoord Hier gaat het specifiek over de kosten van maatregelen die moetn genomen worden om de degradatie

van het marien milieu te voorkomen.

_____________________________________________________________________________________

Opmerking 227 The cost of degradation for the Belgian North Sea (BNS)

Zou hier ook niet moeten vermeld worden dat er ook kosten verbonden zijn aan de degradatie van het

BNZ door het verlies van ecosysteemdiensten? Momenteel zijn deze (nog) niet meegenomen in de

methodologie maar het is wel belangrijk om deze beperking van de huidige methodologie te duiden.

Wellicht zijn deze kosten een (heel) stuk groter dan de kosten die verbonden zijn aan de monitoring en

huidige maatregelen.

Antwoord Werd aangepast in de tekst.

_____________________________________________________________________________________

Opmerking 228 As there is no actual mariculture activity, there is no current cost of degradation yet.

Wordt er ook rekening mee gehouden dat aquacultuur van bv. zeewier ook ecosysteemdiensten kan

leveren door het verlagen van het nutriëntengehalte? Zoals hierboven aangegeven wordt het concept

van 'cost of degradation' zeer nauw en eenzijdig benaderd in deze studie.

Page 73: Opmerkingen op rapport ‘Herziening van de initiële beoordeling’ · 2018. 12. 20. · Zie Grote Rede 5 blz. 15 Jaartal Aangevoerd in ton in BE 1970 1.400 1974 1.600 1980 900 1990

Antwoord Werd aangepast in de tekst.

_____________________________________________________________________________________

Opmerking 229 There are four ports in Belgium, with Ostend and Zeebrugge situated along the coast, and Ghent and

Antwerp situated inland and connected to the North Sea via a canal and the river Scheldt respectively.

These four ports constitute the Belgian North Sea ports cluster.

Ik heb nog nooit gehoord van deze cluster. Je hebt wel North Sea Port maar dan gaat het over de haven

van Gent en de Nederlandse havens in de Westerschelde. Bovendien heeft Luik ook een zeehaven.

Antwoord Werd aangepast in de tekst.

_____________________________________________________________________________________

Opmerking 230 Belgian will enhance its methodology for the socio-economic analysis of the cost of degradation by

considering the restoration costs related to the measures needed to reach GES.

Het is dan toch de bedoeling om alle herstelkosten in rekening te brengen die nodig zijn om de GMT te

bereiken, ook als de herstelmaatregel uiteindelijk niet in de praktijk wordt gebracht.

Antwoord Inderdaad

_____________________________________________________________________________________

Opmerking 231 The Belgian commercial fisheries activities take to a large extent place outside the Belgian continental

Shelf and the commercial fisheries activities situated within the Belgian part of the North Sea are

limited. Therefore, the socio-economic data on commercial fisheries go beyond the Belgian part of the

North Sea (BNS) and are not representative for this area. The BNS is therefore of lesser importance for

Belgian commercial fisheries because less than 10% of the total catch is derived from the BNS.

Hier wordt adhv alternatieve bewoordingen eigenlijk 4 keer hetzelfde gezegd

Antwoord Werd aangepast in de tekst.

_____________________________________________________________________________________

Opmerking 232 End 2017, the Belgian commercial fishing fleet consisted of 71 fishing vessels, with a total engine power

of 45.051 kW and a gross tonnage of 13.712 BT.

In de executive summary wordt gewag gemaakt van 76 schepen in 2015. Het zou best zijn om daar ook

de meest recente cijfers op te nemen.

Page 74: Opmerkingen op rapport ‘Herziening van de initiële beoordeling’ · 2018. 12. 20. · Zie Grote Rede 5 blz. 15 Jaartal Aangevoerd in ton in BE 1970 1.400 1974 1.600 1980 900 1990

Antwoord Werd aangepast in de tekst.

_____________________________________________________________________________________

Opmerking 233 The most important commercial fish and shellfish species are European plaice, Common sole, Cod,

Scallop and Brown shrimp

Op basis van de nieuwste publicatie van Devogel en Velghe staan noch kabeljauw, st-jacobsschelpen als

garnaal in de top 5. Dit geldt zowel op het vlak van besomming als aanvoer (ton).

Antwoord Werd aangepast in de tekst.

_____________________________________________________________________________________

Opmerking 234 Devogel & Velghe (2016) and the VIRA (2016).

De meest actuele publicaties opnemen -> 2018 (in prep) of op zijn minst Devogel & Velghe 2017

Antwoord De publicatie van 2018 mag nog niet verspreid worden. Er werd gerefereerd naar die van 2017.

_____________________________________________________________________________________

Opmerking 235 The current overall catch is currently estimated at 76,9 % of TAC (Rederscentrale, 2015).

Meest actuele cijfers?

Antwoord Werd aangepast in de tekst.

_____________________________________________________________________________________

Opmerking 236 table 3. Dienst Marien Milieu: 3 FTE, 100.000

Het is onduidelijk in tabel 3 als de vermelde bedragen slaan op de FTEs of als dit werkingsmiddelen voor

de FTEs zijn. Hetzelfde geldt voor andere tabellen mbt cost of degradation voor andere

gebruikersfuncties.

Antwoord Werd verduidelijkt.

_____________________________________________________________________________________

Page 75: Opmerkingen op rapport ‘Herziening van de initiële beoordeling’ · 2018. 12. 20. · Zie Grote Rede 5 blz. 15 Jaartal Aangevoerd in ton in BE 1970 1.400 1974 1.600 1980 900 1990

Opmerking 237 the restocking with Turbot (Delbare et al. 2015)

Deze studie werd niet opgenomen in de referentielijst.

Antwoord Werd aangepast in de tekst.

_____________________________________________________________________________________

Opmerking 238 Crassostrea gigas.

Magallana gigas (recentelijke wijziging in naamgeving)

Antwoord Werd aangepast in de tekst.

_____________________________________________________________________________________

Opmerking 239 Informatie met betrekking tot Spuikom

Zijn de activiteiten in de Spuikom relevant om te vermelden aangezien de hier gekweekte oesters niet in

productie gebracht worden?

Antwoord Deze informatie is niet hoogstnoodzakelijk maar wel nuttig voor de geïnteresseerde lezer.

_____________________________________________________________________________________

Opmerking 240 Informatie over activiteiten SDVO 2006-2009

Dit betreft zeer oude informatie, recenter is er nieuwe golf aan innovatieve studies/projecten die de

economische en technische haalbaarheid van aquacultuur in VL analyseren (bv. Aquavalue 2015,

SeaConomy 2017). Voor up to date overzicht raadpleeg: www.aquacultuurvlaanderen.be

Antwoord Werd aangepast in de tekst.

_____________________________________________________________________________________

Opmerking 241 Examples of ongoing and past research projects

Relevant om te vermelden zijn het Coastbusters project (testsite met aangelegde natuurlijke riffen met

zeewier, mosselen en kokerwormen met het oog op kustbescherming) en het SeaConomy project

(onderzoek naar de haalbaarheid van de kweek en vermarkting van zeewier in Vlaanderen, ondertussen

bestaat hier visietekst van) (zie eerdere comment)

Page 76: Opmerkingen op rapport ‘Herziening van de initiële beoordeling’ · 2018. 12. 20. · Zie Grote Rede 5 blz. 15 Jaartal Aangevoerd in ton in BE 1970 1.400 1974 1.600 1980 900 1990

Antwoord Werd aangepast in de tekst.

_____________________________________________________________________________________

Opmerking 242 Economic growth - demand of seafood from aquaculture

Misschien nog toevoeging doen van seafood products (feed, farmaceutische toepassingen, bioraffinage,

etc.) omdat op KT hier het grootste economisch potentieel zit voor België.

Antwoord Werd aangepast in de tekst.

_____________________________________________________________________________________

Opmerking 243 Economic growth/Climate Change

Aquacultuur kan natuurlijke stocks ontzien waardoor deze op een duurzaam niveau blijven/komen.

Verder kan aquacultuur bijdragen tot een lagere ecologische voetafdruk door vermeden (verre) import,

fotosynthese wieren, etc.

Antwoord Werd aangepast in de tekst.

_____________________________________________________________________________________

Opmerking 244 BAU (2020)

Vermelding Coastbusters project lijkt me hier relevant

Antwoord Werd aangepast in de tekst.

_____________________________________________________________________________________

Opmerking 245 BAU (2030)

Toevoegen seafood products na demand for seafood

Antwoord Werd aangepast in de tekst.

_____________________________________________________________________________________

Opmerking 246 As there is no actual mariculture activity, there is no current cost of degradation yet.

Page 77: Opmerkingen op rapport ‘Herziening van de initiële beoordeling’ · 2018. 12. 20. · Zie Grote Rede 5 blz. 15 Jaartal Aangevoerd in ton in BE 1970 1.400 1974 1.600 1980 900 1990

Er is wel degelijk maricultuur (cf. Edulis, Coastbuster) met naar alle waarschijnlijkheid negatieve milieu-

effecten. Ik denk bijvoorbeeld aan de impact van scheepvaartverkeer van en naar de testsites, de impact

van bodemverstoring bij aanleg, brengen de duikers schade toe aan het milieu, wat is de schade/kost

aan materiaalverlies, materiaalerosie, etc.

Antwoord Werd aangepast in de tekst.

_____________________________________________________________________________________

Opmerking 247 Restoration costs based on additional/new measures to reach GES

In feite zouden dan ook de kosten die verbonden zijn met scheepvaart-incidenten (bv. de Flinterstar) in

rekening moeten gebracht worden. Op deze manier zijn de restoration costs geen correcte weergave

van de realiteit.

Antwoord Werd aangepast in de tekst.

_____________________________________________________________________________________

Opmerking 248 The following table provides an overview of these concessions and their operationality to date (Table

11)

Meest actuele cijfers afoetsen met Belgian Offshore Platform (BOP) en eventueel ook inhoud p.46

aanpassen al naargelang

Antwoord Werd aangepast in de tekst.

_____________________________________________________________________________________

Opmerking 249 Based on the

EIA and on the results of the public consultation, the KBIN/MUMM advises the federal Minister

responsible

for the marine environment,

the federal Minister responsible for North Sea

Antwoord Werd aangepast in de tekst.

_____________________________________________________________________________________

Page 78: Opmerkingen op rapport ‘Herziening van de initiële beoordeling’ · 2018. 12. 20. · Zie Grote Rede 5 blz. 15 Jaartal Aangevoerd in ton in BE 1970 1.400 1974 1.600 1980 900 1990

Opmerking 250 Flanders opted to gain energy by wind, using offshore turbines.

Misschien minder sterk formuleren, er wordt namelijk ook nog geïnvesteerd in onshore wind en andere

groene energiebronnen zoals bv. zonneënergie

Antwoord Werd aangepast in de tekst.

_____________________________________________________________________________________

Opmerking 251 Financial issues

Verduidelijking omtrent huidige afspraken rond groenestroomcertificaten: Wat de eerste drie

windparken betreft is de transmissienetbeheerder verplicht om indien verzocht GSC aan te kopen tegen

107 euro/MWh voor de productie uit de eerste 216 geïnstalleerde MW. Deze prijs daalt naar 90

euro/MWh voor capaciteit boven deze eerste 216 MWh. De minimumprijs voor het windmolenpark

Nobelwind (afsplitsing van de initiële Belwind-domeinconcessie) bedraagt 107 euro/MWh voor de

eerste 45 MW geïnstalleerde capaciteit en 90 euro voor de overige 120 MW. Voor de windmolenparken

van Rentel en Norther is de minimumprijs per groenestroomcertificaat afhankelijk van de

elektriciteitsprijs. Het betreft hier een gegarandeerde minimumprijs waarbij het steunbedrag daalt in de

mate dat de elektriciteitsprijs stijgt. Het voorziet een LCOE (geactualiseerde kost van energie) van 124

euro /MWh voor Norther en 129,8 euro/MWh voor Rentel. De ondersteuningsperiode en

aankoopverplichting is vastgelegd op 19 jaar. Voor de drie laatste windmolenparken (Northwester 2,

Mermaid en Seastar) is de minimumprijs vastgelegd op 79 euro/MWh LCOE voor 16 jaar en verlengbaar

met 1 jaar en voor maximaal 63.000 vollasturen.

Antwoord Werd aangepast in de tekst.

_____________________________________________________________________________________

Opmerking 252 Government support for green power was reduced in 2015.

Het nieuwe steunregime werd afgekondigd en bekrachtigd op 9 februari 2017

Antwoord Werd aangepast in de tekst.

_____________________________________________________________________________________

Opmerking 253 Employed persons

Het Compendium voor Kust en Zee, thematekst Energie bevat hierover nog cijfergegevens

Page 79: Opmerkingen op rapport ‘Herziening van de initiële beoordeling’ · 2018. 12. 20. · Zie Grote Rede 5 blz. 15 Jaartal Aangevoerd in ton in BE 1970 1.400 1974 1.600 1980 900 1990

Antwoord Werd aangepast in de tekst.

_____________________________________________________________________________________

Opmerking 254 Baseline (2015)

Dit paragraafje is symptomatisch voor andere stukken van de tekst: er zijn bijna geen bronvermeldingen

opgenomen. De verwijzing naar De Backer 2017 is bovendien niet echt relevant.

Antwoord Werd verbeterd.

_____________________________________________________________________________________

Opmerking 255 Monitoring costs (fees paid by private sector, carried out by BMM) - Estimation (2015): 1.250.500 for all

wind parks

Als ik het goed begrijp, wordt deze kost (1,2 miljoen euro) niet meegerekend in het totaalbedrag voor de

cost of degradation (2.873.031 per jaar)? Indien dit het geval is, kan men zich ernstige vragen stellen bij

de geloofwaardigheid en relevantie van het totaalbedrag.

Antwoord De totale cost of degradation is inderdaad gebaseerd op enkel de ‘zekere’ kosten, voor de

implementatie van de MSFD measures door overheden. Data ivm kosten voor de privé sector zijn heel

moeilijk te bekomen, zijn dus onzeker en niet mee opgenomen. Dit wordt toegelicht in het rapport.

_____________________________________________________________________________________

Opmerking 256 Ik lees weinig tot niets over de eindigheid van de zandvoorraad op het Belgisch continentaal plat. Dit zou

toch zeker ergens moeten aangeraakt want dit vormt een cruciaal element in de scenario's voor de

toekomst.

Antwoord Informatie werd toegevoegd.

_____________________________________________________________________________________

Opmerking 257 Description

De meest actuele cijfers zijn reeds beschikbaar in Westtoer, trendrapport Kust 2015-2016

Antwoord Werd aangepast in de tekst.

_____________________________________________________________________________________

Page 80: Opmerkingen op rapport ‘Herziening van de initiële beoordeling’ · 2018. 12. 20. · Zie Grote Rede 5 blz. 15 Jaartal Aangevoerd in ton in BE 1970 1.400 1974 1.600 1980 900 1990

Opmerking 258 Verleye et al. (2016) has estimated that Belgium counted a total of 778 recreative fisheries boats in

2015.

These are mainly situated in the harbours of Nieuwpoort, Zeebrugge, Oostende and Blankenberge.

Some

key figures of the Belgian recreative fisheries:

• Over 631 recreative fishing boats.

• 72 % of the boats are between 6 and 8 meters.

• Estimated total number of fishing trips by the recreative fisheries fleet: 10.735 days.

• Estimated total number of fishing trips by individual fishermen: 25.765.

• Most of the activities take place within the 3-nm zone.

Gedateerd, relevante cijfergegevens kunnen uit onderstaande tekst gehaald worden:

In 2016 werd het totale aantal recreatieve vissersboten geschat op 806. Het gros van de geïdentificeerde

vaartuigen (90%) heeft een ligplaats in Nieuwpoort, Blankenberge, Zeebrugge of Oostende. Deze

vaartuigen ondernemen samen naar schatting 9.500 visreizen per jaar, goed voor 100.000 visuren op

individueel niveau (Thomas Verleye (VLIZ), pers. comm.). De meeste activiteiten vinden plaats binnen de

3-nm-zone (Verleye en van Winsen 2018).

De recreatieve strandvisserij is divers van aard (hengelen, kruien, paardenvisserij, passieve

strandvisserij) en staat in voor om en bij de 82.000 visuren (voornamelijk hengelen, exclusief passieve

strandvisserij) aangevuld met 3.693 visdagen met passieve strandnetten (Thomas Verleye (VLIZ), pers.

comm.).

De totale ‘gehouden’ vangst wordt geschat op 212,6 ton met als voornaamste soorten garnaal (79,1

ton), wijting (48,3 ton), kabeljauw (26,4 ton), schar (20,8 ton), makreel (13,8 ton), tong (10,7 ton) en

schol (5,5 ton). Deze recreatieve vangsten vertegenwoordigen samen 1% van de totale totale Belgische

(recreatief en commercieel) aanvoer maar kennen soortgebonden variaties: garnaal 9,6%; wijting 15,5%;

kabeljauw 3,7%; schar 7,5%; makreel 9,7%; tong 0,5% en schol 0,1%. De recreatieve hengelvaartuigen

staan in voor een aanvoer van 101 ton, de sleepnet vaartuigen voor 56,6 ton. De recreatieve

strandvisserijactiviteiten staan samen in voor een totale gehouden vangst van 55 ton (Verleye en van

Winsen 2018).

Er is weinig informatie beschikbaar over het economische belang van de recreatieve zeevisserij wat

betreft directe werkgelegenheid, productiewaarde en toegevoegde waarde. Een eerste schatting leert

dat de directe uitgaven van de recreatieve zeevissers gemiddeld 2.635 euro/visser/jaar bedragen,

waarbij grote verschillen tussen de vistechnieken onderling worden opgemerkt: 4.226 euro/visser/jaar

voor sleepnetvaartuigen, 3.796 euro voor hengelvaartuigen, 2.613 euro voor de paardenvisserij en

minder dan 1.000 euro voor de overige strandvisserijactiviteiten. De totale directe uitgaven van de

sector worden geschat op 5,3 miljoen euro op jaarbasis (Verleye en van Winsen 2018).

Page 81: Opmerkingen op rapport ‘Herziening van de initiële beoordeling’ · 2018. 12. 20. · Zie Grote Rede 5 blz. 15 Jaartal Aangevoerd in ton in BE 1970 1.400 1974 1.600 1980 900 1990

Antwoord Werd aangepast in de tekst.

_____________________________________________________________________________________

Opmerking 259 Economic growth - The population growth in Belgium (+13% by 2100) is expected to lead to an increased

demand for recreational activities, including recreational fisheries.

Dit is geen vaststaand feit. Deze activiteit is sterk afhankelijk van het regelgevend kader en de staat van

de visstocks. Bepaalde technieken doven stillaan uit.

Antwoord Werd aangepast in de tekst.

_____________________________________________________________________________________

Opmerking 260 but discussions are on-going to which extent recreational fisheries need to be regulated, as their impact

may be significantly.

Eerste vangstdata is reeds beschikbaar (zie boven). Het is een misvatting aan te nemen dat de

recreatieve zeevisserij niet gereguleerd is (zie http://rshiny.recreatievezeevisserij.be/regelgeving/)

Antwoord Werd aangepast in de tekst.

_____________________________________________________________________________________

Opmerking 261 (EU Directive 2015/104, and 2015/523)

gedateerd -> Verordening 2018/120

Antwoord Werd aangepast in de tekst.

_____________________________________________________________________________________

Opmerking 262 Ministerial Degree 18 December 2014

gedateerd -> MB van 14 december 2017

Antwoord Werd aangepast in de tekst.

_____________________________________________________________________________________

Opmerking 263 Climate change – The effects of climate change on commercial fisheries is complex to assess

Page 82: Opmerkingen op rapport ‘Herziening van de initiële beoordeling’ · 2018. 12. 20. · Zie Grote Rede 5 blz. 15 Jaartal Aangevoerd in ton in BE 1970 1.400 1974 1.600 1980 900 1990

letterlijk overgenomen uit sectie 'commerciële visserij' -> "the effect of climate change on reacreational

fisheries is complex to assess"

Antwoord Werd aangepast in de tekst.

_____________________________________________________________________________________

Opmerking 264 There is very few information available on the economic importance of recreative fisheries in terms of

direct employment, production value and value-added. A first estimate was calculated by the ICES

Working Group on Recreational Fisheries (WGRFS), based upon a participation rate of 0,22% and an

average expense of 1,372 Euro/fishermen/year (ILVO). Based upon this estimate, the total expenses of

recreational fishermen amount to 33 Million Euro per year (Persoon 2015, Hyder et al. 2016). At the

European scale, it is estimated that direct expenses related to recreational fisheries amount to 6 Billion

Euro per year (Hyder et al. 2016).

The ongoing project ‘Recreatieve Zeevisserij’ of the Flanders Marine Institute will generate more

accurate data, which will become available in 201812.

Er is weinig informatie beschikbaar over het economische belang van de recreatieve zeevisserij wat

betreft directe werkgelegenheid, productiewaarde en toegevoegde waarde. Een eerste schatting leert

dat de directe uitgaven van de recreatieve zeevissers gemiddeld 2.635 euro/visser/jaar bedragen,

waarbij grote verschillen tussen de vistechnieken onderling worden opgemerkt: 4.226 euro/visser/jaar

voor sleepnetvaartuigen, 3.796 euro voor hengelvaartuigen, 2.613 euro voor de paardenvisserij en

minder dan 1.000 euro voor de overige strandvisserijactiviteiten. De totale directe uitgaven van de

sector worden geschat op 5,3 miljoen euro op jaarbasis (Verleye en van Winsen 2018).

Antwoord Werd aangepast in de tekst.

_____________________________________________________________________________________

Opmerking 265 There are currently no accurate estimations of the number of recreational fishermen in Belgium

(Verleye et al. 2015).

Eerste inschatting: 2.013 recreatieve zeevissers waren actief in periode 'mei 2017-mei 2018' (Verleye &

van Winsen 2018)

Antwoord Werd aangepast in de tekst.

_____________________________________________________________________________________

Page 83: Opmerkingen op rapport ‘Herziening van de initiële beoordeling’ · 2018. 12. 20. · Zie Grote Rede 5 blz. 15 Jaartal Aangevoerd in ton in BE 1970 1.400 1974 1.600 1980 900 1990

Opmerking 266 Prohibition of recreational gill net fisheries in the ‘Flemish Banks’ area.

KB 21 december 2001 schrijft toch een algemeen verbod voor op warrel- en kieuwnetten beneden de

laagwaterlijn, niet enkel in Vlaamse Banken. BVR 13 maart 2015 voorziet in een verbod op warrel- en

kieuwnetten vanaf het strand.

Antwoord Werd aangepast in de tekst.

_____________________________________________________________________________________

Opmerking 267 Prohibition beach gill nets in the full Flemish beach zone

KB 21 december 2001 schrijft toch een algemeen verbod voor op warrel- en kieuwnetten beneden de

laagwaterlijn, niet enkel in Vlaamse Banken. BVR 13 maart 2015 voorziet in een verbod op warrel- en

kieuwnetten vanaf het strand.

Antwoord Werd aangepast in de tekst.

_____________________________________________________________________________________

Opmerking 268 29D. Stimulating alternatives to fishing lead (fishing sinkers)

mogelijks reeds voor 2021…?

Antwoord Dit is de originele planning. Er zal getracht worden vroeger doeltreffende maatregelen te nemen.

_____________________________________________________________________________________

Opmerking 269 Additional to these marine research groups there are approximately 28 entities operational as

international or European institutes (IODE Project Office, Marine Board, …), as NGO ‘s or

intergovernmental cooperation programmes in the field of marine and coastal research and support,

with educational purposes. Moreover, 16 formal courses such as Maritime Sciences, Maritime Academy,

and more than 60 private companies operate in this field.

Het is helemaal niet duidelijk waar deze cijfers vandaan komen. Zonder een duidelijke citatie, definitie of

beschrijving van de gebruikte methodologie zijn deze cijfers nietszeggend en kan men ze beter

weglaten.

Antwoord Werd verwijderd.

_____________________________________________________________________________________

Page 84: Opmerkingen op rapport ‘Herziening van de initiële beoordeling’ · 2018. 12. 20. · Zie Grote Rede 5 blz. 15 Jaartal Aangevoerd in ton in BE 1970 1.400 1974 1.600 1980 900 1990

Opmerking 270 The number of toxic ammunitions, containing yperite (60 %), (di)phosgene (20 %) and clark (11 %), is

estimated at 20 to 30 %. Most of the ammunition is buried under sediment, mainly due to the

construction of the outer port of Zeebrugge, and does not pose a danger. Therefore, the Government

has decided that the ammunition will remain at place.

Deze paragraaf verdient meer nuance: Ten eerste bestaan er historische bronnen die stellen dat het

aandeel gifgasgranaten een stuk hoger zou zijn (Missiaen 2013). Daarnaast moet toch zeker iets gezegd

worden over het feit dat de site continu gemonitord wordt en dat er wordt geacht dat de dumpplaats

voorlopig geen gevaar vormt.

Antwoord Werd aangepast in de tekst.

_____________________________________________________________________________________

Opmerking 271 Table 21 : Existing measures related to ‘Cables and pipelines

Het is onduidelijk hoe de ruimtelijke maatregelen om de kabels te bundelen zich verhouden tot 3 FTE

(100.000 euro) bij de dienst marien milieu. Slaat dit dan ook op de maatregelen eronder?

Antwoord Deze 3 FTEs omvatten inderdaad de werknemers verantwoordelijk voor de opstelling van het marien

ruimelijk plan en de daaraan gelinkte maatregelen.

_____________________________________________________________________________________

Opmerking 272 The wrecks are an important hotspot for marine biodiversity.

Kunnen de wrakken ook geen bron van vervuiling zijn? Moet toch ook aangehaald worden. Nu lijkt het

vooral een positief gegeven.

Antwoord Werd aangepast in de tekst.

_____________________________________________________________________________________

Opmerking 273 Other trends up to 2050 defined by the Long-Term Vision North Sea 2050 (De Backer, 2017) related to

coastal defence concentrate on developing a vision for coastal safety for the future (up to 2100), with

attention for multiple use. Several (on-going) initiatives are set up to increase the knowledge related to

coastal processes to support such a vision, and to help in preparing the marine and coastal area against

the increased effects of climate change (e.g. Quest4D (2007-2011), 4Shore project (2013-2016), CREST

project

(2015-2019), Complex project kustvisie (2017-2020), as well as demonstration projects and calculation

of costs of inundation (Verwaest et al. 2015).

Page 85: Opmerkingen op rapport ‘Herziening van de initiële beoordeling’ · 2018. 12. 20. · Zie Grote Rede 5 blz. 15 Jaartal Aangevoerd in ton in BE 1970 1.400 1974 1.600 1980 900 1990

Deze paragraaf is niet helemaal in balans. Ik vind de Noordzeevisie 2050 in deze context weinig relevant.

Ik zou wel het Complex Project Kustvisie naar voor trekken en duiden dat dit de oefening is op lange

termijn (2100). Nu staat het tussen een aantal onderzoeksprojecten terwijl het wel van een andere orde

is.

Antwoord Complex Project Kustvisie werd meer in detail uitgelegd.

_____________________________________________________________________________________

Opmerking 274 Table 23 : Overview table socio-economic use of BNS (reference period 2011-2015)

Graag ook bron van gegevens rond windenergie opnemen.

Antwoord Werd aangepast in de tekst.

_____________________________________________________________________________________

Opmerking 275 Table 23 : Overview table socio-economic use of BNS (reference period 2011-2015)

Deze tabel is vrij 'eng' opgesteld. Gegevens over bijvoorbeeld de waterbouwkunde-sector worden niet

opgenomen. Dit is op zich geen probleem maar graag toch de beperkingen duiden.

Antwoord Werd aangepast in de tekst.

_____________________________________________________________________________________

Opmerking 276 Table 24: Overview table estimated annual cost of measures to avoid degradation of the BNS

Zie ook bovenstaande opmerkingen. Er ontbreken heel wat cijfers in deze tabel (ik denk alleen al aan de

environmental monitoring voor de offshore wind). Is het dan wel wenselijk om met totaalcijfers te

werken? Opnieuw: dit is de cost of measures. Volgens mij is dit iets anders als de cost of degradation

(hierin zit ook de kost die verbonden is aan het verlies van bepaalde diensten door de degradatie).

Antwoord Tabel 24 geeft een samenvattend overzicht van de kosten van aantasting voor het Belgisch deel van de

Noordzee (BDNZ), op basis van de beschikbare gegevens voor de bestaande maatregelen. Dit zijn de

meest accurate gegevens over de kosten om de degradatie tegen te gaan. Er wordt opgemerkt dat naast

deze kosten een groot deel van de kosten verbonden is aan verschillende (dure) maatregelen op het

land, zoals afvalwaterzuivering. Omdat die niet alleen gevolgen hebben voor het Noordzeemilieu en in

principe gerapporteerd worden in het kader van de Kaderrichtlijn Water (KRW), zijn ze in dit onderzoek

buiten beschouwing gelaten. Er is ook duidelijk aangegeven dat de kosten van de in tabel 24 genoemde

maatregelen het 'zekere' deel van de werkelijke kosten van aantasting van het BDNZ

vertegenwoordigen. Het 'niet zekere' deel van de kosten heeft betrekking op 1) de kosten van de

Page 86: Opmerkingen op rapport ‘Herziening van de initiële beoordeling’ · 2018. 12. 20. · Zie Grote Rede 5 blz. 15 Jaartal Aangevoerd in ton in BE 1970 1.400 1974 1.600 1980 900 1990

huidige maatregelen waarbij er geen gegevens beschikbaar waren, en 2) hypothetische bijkomende

maatregelen die aantasting volledig kunnen voorkomen. Tot op heden is het niet mogelijk om een

monetaire kwantificatie te maken van het verlies aan ecosysteemdiensten. Het totaal van de kosten is

dus een minimale schatting.

_____________________________________________________________________________________