Opkomst en ondergang van het koninkrijk van...

11
1 Hans Asper (1499-1571), Ulrich Zwingli, 1549. Opkomst en ondergang van het koninkrijk van wederdopers Ontstaan van de doperse beweging Een radicale religieuze visie uitdragen was in de zestiende eeuw niet zonder risico. Dat merkten al snel ‘wederdopers’ en hun sympathisanten. De beweging van wederdopers ontstond in Zürich. De leider van de Reformatie in Zürich, Ulrich Zwingli (1484-1531), had zich in 1523 in een studiekring uitgesproken voor volwassendoop. Maar toen bleek dat de stadsraad van Zürich om politie- ke redenen niet van de kinderdoop af wilde (kinderdoop betekende ook inschrijving in de stadsregisters), herzag Zwingli zijn standpunt. Zijn leerlingen Konrad Grebel (circa 1498- 1526), Jörg (George) Blaurock (circa 1492- 1529) en Felix Mantz (circa 1498-1527) waren het hier niet mee eens en wezen ook Zwingli's onderworpenheid aan de overheid af. De doop zagen ze als een bezegeling van hun openbare belijdenis van het geloof (een bewuste in- stemming met het christelijk geloof) en als toetreding tot de zuivere gemeente van we- dergeborenen, een gemeente ‘zonder vlek of rimpel.’ In 1525 doopte Grebel zonder enig ceremonieel met een pollepel water de weg- gelopen monnik Jörg Blaurock in een burger- woning in Zollikon (in de Zwitserse kanton Zü- rich). Met dit ‘opruiend’ gebaar bekritiseerde hij de pas gevestigde reformatorische ‘dwang- kerken’, waarin onmondige zuigelingen als leden werden ingelijfd. Grebel vormde met enkele volgelingen, die zichzelf beschouwden als de enigen die echt wedergeboren, ge- rechtvaardigd en geheiligd waren, de eerste doperse gemeente. Wie bewust in een ge- loofsbeslissing koos voor een leven naar de normen van de Bijbel en zich liet dopen, ging deel uitmaken van de gemeente. In waarschuwende pamfletten uitte Zwingli zijn afkeer van het gebeuren in Zollikon. Hij noemde de gelovigen die zich over lieten dopen, omdat de doop door een in hun ogen onwaardige priester was bediend, anabap- tisten (wederdopers). Het verzet van Zwingli hielp niet. Steeds meer mensen lieten zich overdopen. Doordat het gedoopt zijn een belangrijk onderdeel was van de identiteit van de burgers, werden allen die de zuigelingendoop niet erkenden als ondermijners van de stedelijke eenheid beschouwd. De Zürichse magistraat voerde een harde politiek tegen de wederdopers. Hij beval dat kin- deren binnen acht dagen na hun geboorte moesten worden gedoopt en verbood privébijeenkomsten. Ook liet hij Grebel, Mantz en Blaurock gevangen zetten met de bedoeling hen in de ‘t oren’ te laten verhongeren en wegrotten. 1 Korte tijd daarna wees hij hen uit, met de waarschuwing dat de dood door verdrinking hen te wachten stond als ze hun preken en dopen zouden hervatten. In januari 1527 bleek dat Mantz en Blaurock de waarschuwing in de wind sloegen. Mantz werd met touwen vastgebonden en in de Limmat, de rivier van Zürich, geworpen. Blaurock, die geen burger van het kanton was, werd de stad uitgegeseld. Grebel, die in de omtrek van Sankt Gallen preekte, stierf aan de pest. De gemeente in Zollikon werd opgedoekt. In reactie op het bittere beklag van de rooms- katholieke kantons dat Zwingli een ‘afschuwelijke sekte’ op zijn grondgebied duldde, nam hij in het Grosse Sittenmandat (tuchtrechtelijke wetgeving) van 1530 de clausule op dat niemand dopers mocht helpen of herbergen op straffe van zware vergelding, immers ‘de dopers willen alle autor iteit vernietigen.’ 1 De Vries 1982, 584.

Transcript of Opkomst en ondergang van het koninkrijk van...

Page 1: Opkomst en ondergang van het koninkrijk van wederdopersprotestantsegemeentezevenaar.nl/data_pdf/publicaties... · 2013-04-18 · achting van het altaarsacrament, tot de overtuiging

1

Hans Asper (1499-1571), Ulrich Zwingli, 1549.

Opkomst en ondergang van het koninkrijk van wederdopers Ontstaan van de doperse beweging Een radicale religieuze visie uitdragen was in de zestiende eeuw niet zonder risico. Dat merkten al snel ‘wederdopers’ en hun sympathisanten. De beweging van wederdopers ontstond in Zürich. De leider van de Reformatie in Zürich, Ulrich Zwingli (1484-1531), had zich in 1523 in een studiekring

uitgesproken voor volwassendoop. Maar toen bleek dat de stadsraad van Zürich om politie-ke redenen niet van de kinderdoop af wilde (kinderdoop betekende ook inschrijving in de stadsregisters), herzag Zwingli zijn standpunt. Zijn leerlingen Konrad Grebel (circa 1498-1526), Jörg (George) Blaurock (circa 1492-1529) en Felix Mantz (circa 1498-1527) waren het hier niet mee eens en wezen ook Zwingli's onderworpenheid aan de overheid af. De doop zagen ze als een bezegeling van hun openbare belijdenis van het geloof (een bewuste in-stemming met het christelijk geloof) en als toetreding tot de zuivere gemeente van we-dergeborenen, een gemeente ‘zonder vlek of rimpel.’ In 1525 doopte Grebel zonder enig ceremonieel met een pollepel water de weg-gelopen monnik Jörg Blaurock in een burger-woning in Zollikon (in de Zwitserse kanton Zü-rich). Met dit ‘opruiend’ gebaar bekritiseerde hij de pas gevestigde reformatorische ‘dwang-kerken’, waarin onmondige zuigelingen als leden werden ingelijfd. Grebel vormde met enkele volgelingen, die zichzelf beschouwden als de enigen die echt wedergeboren, ge-rechtvaardigd en geheiligd waren, de eerste doperse gemeente. Wie bewust in een ge-loofsbeslissing koos voor een leven naar de

normen van de Bijbel en zich liet dopen, ging deel uitmaken van de gemeente. In waarschuwende pamfletten uitte Zwingli zijn afkeer van het gebeuren in Zollikon. Hij noemde de gelovigen die zich over lieten dopen, omdat de doop door een in hun ogen onwaardige priester was bediend, anabap-tisten (wederdopers). Het verzet van Zwingli hielp niet. Steeds meer mensen lieten zich overdopen. Doordat het gedoopt zijn een belangrijk onderdeel was van de identiteit van de burgers, werden allen die de zuigelingendoop niet erkenden als ondermijners van de stedelijke eenheid beschouwd.

De Zürichse magistraat voerde een harde politiek tegen de wederdopers. Hij beval dat kin-deren binnen acht dagen na hun geboorte moesten worden gedoopt en verbood privébijeenkomsten. Ook liet hij Grebel, Mantz en Blaurock gevangen zetten met de bedoeling hen in de ‘toren’ te laten verhongeren en wegrotten.1 Korte tijd daarna wees hij hen uit, met de waarschuwing dat de dood door verdrinking hen te wachten stond als ze hun preken en dopen zouden hervatten. In januari 1527 bleek dat Mantz en Blaurock de waarschuwing in de wind sloegen. Mantz werd met touwen vastgebonden en in de Limmat, de rivier van Zürich, geworpen. Blaurock, die geen burger van het kanton was, werd de stad uitgegeseld. Grebel, die in de omtrek van Sankt Gallen preekte, stierf aan de pest. De gemeente in Zollikon werd opgedoekt. In reactie op het bittere beklag van de rooms-katholieke kantons dat Zwingli een ‘afschuwelijke sekte’ op zijn grondgebied duldde, nam hij in het Grosse Sittenmandat (tuchtrechtelijke wetgeving) van 1530 de clausule op dat niemand dopers mocht helpen of herbergen op straffe van zware vergelding, immers ‘de dopers willen alle autoriteit vernietigen.’

1 De Vries 1982, 584.

Page 2: Opkomst en ondergang van het koninkrijk van wederdopersprotestantsegemeentezevenaar.nl/data_pdf/publicaties... · 2013-04-18 · achting van het altaarsacrament, tot de overtuiging

2

Daniel Fratley, The Dippers Dipt (een polemisch geschrift tegen de we-derdopers), circa 1645. De centrale illustratie toont de adamieten die Adam vereerden als de enige van zonden vrije persoon. Via Adam zou de mensheid terugkeren naar een toestand van schuldeloosheid, waarmee het paradijs op aarde zou terugkeren.

Onder kritiek

De doperse beweging ging hierop ondergronds en ver-spreidde zich in korte tijd over een groot deel van Europa. Ze vond vooral bekeerlingen on-der de ‘kleine luyden’ die in deze periode van Europese oorlogen en Turkendreiging in angst leefden, verlangden naar een nieuwe saamhorigheid en geloofden dat religie alleen te beleven is als ‘innerlijk licht’. Hier en daar kreeg de doperse beweging radicale en anarchis-tische trekken. Sommige lei-ders wezen elk overheidsgezag af, preekten openlijk de onge-hoorzaamheid aan de staat en veroordeelden alle werelds-heid. Ook erkenden ze niet langer het vormsel, de biecht, de ziekenzalving, het priester-schap en het huwelijk als een sacrament (genademiddel) en veroordeelden de kerk als priesterkerk. Hun fanatisme werd tot strijdlust, hun ver-ontwaardiging tot haat. Hun preken, die opwekten tot radi-cale godsdiensthervorming en hulp aan de armen, werden al spoedig oproepen tot revolu-tie: gemeenschap van goede-ren, verwerping van alle pries-termacht, zedelijke voorbe-reiding voor de spoedige komst van Christus. De ene profetie na de andere vond weerklank bij enkele extatisch aangeleg-de ontwikkelden en bij dui-zenden in armoede levenden, op het platteland een beetje, massaal in veel steden in de

Rijnstreek, in Brabant en in Holland. In reactie op dit gebeuren verklaarde kerkhervormer Maarten Luther (1483-1546) dat de

kinderdoop de enig aanvaardbare was. In 1528 begon hij in pamfletvorm met de dopers te redetwis-ten. In 1530 noemde hij hen ‘gluipers en prekers aan de deur’ die zonder officiële benoeming de gemeentes binnenslopen en preekten en zo talrijke leden aan de kerkelijke en burgerlijke gemeen-te onttrokken. Hij bepleitte inquisitoriale maatregelen tegen hen. Dat ze ondergronds werkten, was voor hem het ‘zekere merkteken van de duivel’. Andere tegenstanders van de dopers beweerden dat de doperse zendelingen flesjes met toverdrank bij zich hadden die ze hun hoorders lieten drin-ken voor ze hen bewerkten.2 De ‘rechterhand’ van Luther, de classicus en theoloog Philipp Melanch-ton (1497-1560) pleitte voor de terechtstelling van de doopsgezinden.

2 De Vries 1982, 588.

Page 3: Opkomst en ondergang van het koninkrijk van wederdopersprotestantsegemeentezevenaar.nl/data_pdf/publicaties... · 2013-04-18 · achting van het altaarsacrament, tot de overtuiging

3

Wederdopers rennen naakt door Amsterdam, februari 1535. Gravure uit Hortenius, Van den oproer der weder-dooperen, 1624.

Radicalisering Een bijzondere wending naar het eschatologische kreeg de beweging van wederdopers door het op-treden van Melchior Hoffman (circa 1495-1543). In 1529 was hij als luthers predikant om zijn zwinglianisme uit Kiel verjaagd. Hoffman was ervan overtuigd dat de terugkomst van Christus aan-staande was. In 1530 leerde hij in Straatsburg de dopers kennen. Hij beschouwde zichzelf als de voorloper van de terugkerende Christus die de wereld op haar einde moest voorbereiden en die het duizendjarig vredesrijk, waarin de gelovigen met Chris-tus vanuit Sion (Jeruzalem) zouden heersen, moest aankon-digen. Hij wilde nog zoveel mo-gelijk mensen redden en maak-te daartoe grote reizen, preek-te dat Christus’ heerschappij spoedig zichtbaar zou worden, riep op tot levensheiliging en waakzaamheid en bediende de doop die tot de ware gemeente toegang gaf.3 In de herfst van 1530 doopte hij te Emden zo’n driehonderd gelovigen. Hij noemde zijn geloofsgemeen-schap ‘reddende gemeente’ of ‘gemeente van bondgenoten’. Luther waarschuwde de autori-teiten van deze met de bewe-ging van de Reformatie meege-gane stad tegen de ‘dweper die zich aan satan heeft verkocht’ en de ware zaak van Christus liet verderven. De overheden verdreven Hoffman. Hij keerde naar Straatsburg terug en liet de pasgevormde gemeente on-der de hoede van Jan Volkertsz Trypmaker. Maar ook deze moest na korte tijd vluchten. Trypmaker vestigde zich eind 1530 in Amsterdam en stichtte er direct een gemeente. Alle geestelijke en sociale voorwaarden daartoe waren daar aanwezig. Het eindoordeel over de slechte wereld leek nabij: in de bedrijven, vooral de textiel, heerste crisis; prijzen stegen onrustbarend, die van levensmiddelen voorop; bij de handelsveten in de Oostzee, waar de Hanze ageerde, sloten de Deense koningen keer op keer de Sont af voor Hollandse schip-pers en kooplui.4 Eind 1531 bezocht Hoffman Amsterdam en wakkerde de eindtijdgevoelens nog aan. Toen hem ter ore kwam dat op 6 december 1531 Trypmaker met zeven vrienden na verhoor in Den Haag was onthoofd en hun hoofden naar Amsterdam waren teruggestuurd, gaf hij bevel het dopen te staken en gedurende twee jaar in het geheim te preken. Dat veroorzaakte grote onzeker-heid. Hoe kon je nu weten tot de uitverkorenen te behoren die het Rijk van God zouden beërven zonder het teken van de doop dat je daartoe toegang moest geven? En wat voor betekenis had de doop dan nog voor hen die al gedoopt waren? Hoffman wist de gelovigen nog enigszins gerust te stellen. In het voorjaar van 1533 ging hij op aanwijzing van een visionair begaafd gemeentelid naar Straatsburg. Deze stad zou het nieuwe Jeruzalem worden. Toen hij in Straatsburg aankwam, werd hij gevangen genomen op beschuldiging van het aanzetten tot opstand. In 1543 overleed hij als ver-geten man in de kerker.

3 Weiler e.a. 1962, 93. 4 De Vries 1982, 598.

Page 4: Opkomst en ondergang van het koninkrijk van wederdopersprotestantsegemeentezevenaar.nl/data_pdf/publicaties... · 2013-04-18 · achting van het altaarsacrament, tot de overtuiging

4

Jan Luyken (1649-1712, Terechtstelling van weder-

dopers op de Brink, 1571.

Heinrich Aldegrever (1502-1561), Jan van Lei-den, omstreeks 1536.

Intussen was Jan Matthijsz († 1534), een bak-ker uit Haarlem die in 1528 was gestraft wegens ver-achting van het altaarsacrament, tot de overtuiging gekomen dat hij en niet Hoffman de geroepen leider was. Hij beval de doop te hervatten en preekte in gloedvolle woorden dat de gelovigen met alle moge-lijke middelen het Koninkrijk van God op aarde moes-ten zien te vestigen. Matthijsz was een radicale chili-ast die zich, nadat Hoffman zich als de herrezen Elia had gepresenteerd, de Henoch van de eindtijd had genoemd. Hij begon zijn profetische taak met het uitzenden van twaalf ‘apostelen’. Onder hen bevon-den zich Gerrit Boeckbinder († 1535)) en de rondtrek-kende prediker Jan van Leiden (Johan Beukelszoon, 1509-1536). Die twee bereisden Overijssel en Fries-land met hun verkondiging van de naderende ‘wrake’. Dit stuitte op weerstand bij de keizerlijke stadhouder in Friesland, Georg Schenck van Toutenburg (1480-1540). Deze gelaste bij proclamatie de volledige uit-roeiing van de dopers.

Overheden ging dopers vervolgen. Zo bijvoor-beeld in Maastricht. In de jaren 1532-1534 woonden hier meer dan honderd doperse radicalen. In septem-ber 1534 werden twee van hen op het Vrijthof levend verbrand. Van het op hen gevonden geld werden de gerechts- en executiekosten betaald. De meeste do-pers werden gevangen gezet. Na de verhoren werden vijftien van hen die hun ‘dwaling’ niet wensten te herroepen, ter dood veroordeeld. Bijna allemaal werden ze op een der twee op het Vrijthof opgerichte schavotten met het zwaard onthoofd. Alleen de uit Dieteren afkomstige molenaar Bartholomeus van den Berghe werd levend verbrand en zijn vrouw Mente Heynen werd door verdrinking om het leven gebracht.5

Vervolgingen Ten gevolge van de vervolgingen trokken veel radicale dopers naar Münster (Westfalen), onder wie in 1534 Boeckbinder en Van Leiden. Münster was door de economische crisis van die dagen zwaar gehavend. De oriëntatie van de stad op de Nederlandse markt maakte haar bevolking bij-zonder ontvankelijk voor de godsdienstige geest-drift van Van Leiden en Boeckbinder. In februari 1534 lieten deze weten, dat alle inwoners van Münster zich moesten laten herdopen, dat ge-meenschap van goederen moest worden inge-voerd en dat alle niet-gedoopten de stad uit ge-jaagd moesten worden. Zo’n veertienhonderd burgers, onder wie de Münsterse leiders, lieten zich dopen. Ook de luthers predikant Bernhard Rothmann (circa 1495-1535), de latere ‘partij-ideoloog’ van de dopers, bevond zich onder de gedoopten.

Rothmann liet zich in zijn preken fel uit tegen de verworvenheden van de – naar zijn me-ning – ten einde spoedende wereldse samenleving en riep de gelovigen op geen woekerrente meer in de stad toe te laten en alle betalingen af te schaffen. Het bezit behoorde gemeenschappelijk

5 Leunissen 1978, 110.

Page 5: Opkomst en ondergang van het koninkrijk van wederdopersprotestantsegemeentezevenaar.nl/data_pdf/publicaties... · 2013-04-18 · achting van het altaarsacrament, tot de overtuiging

5

Doove Barend Dirckz, Terechtstelling van wederdopers te Am-sterdam, 1538, gewassen tekening, Amsterdam: Nationaal Ge-vangenismuseum.

te zijn, zoals het in de eerste christengemeenten was. Dit werd veel rooms-katholieken en luthera-nen, die tot de betere stand behoorden, te gek. Zij verlieten in groten getale de stad. De moeder-kerk verloor nu haar functie. Veel overgebleven Münsteraren weigerden nu om belasting aan de bis-schop te betalen.

De bisschop van Münster, Franz van Waldeck (1491-1553), vaardigde eind januari 1534 een edict uit, waarin stond dat de dopers uitgeroeid moesten worden. Hij herhaalde hiermee het besluit van de in 1529 gehouden Rijksdag. Het keizerlijk hof te Brussel liet zich niet onbetuigd. Het kondigde een hevige vervolging van de dopers aan: mannen zouden onthoofd worden en vrouwen de verdrinkingsdood moeten sterven. Het stelde ook een termijn voor her-roeping, omdat het besefte hoeveel mensen door de dopers misleid waren. De aankondiging van deze vervolging, het besef van het naderend einde van de wereld6 en de overtuiging dat in Münster gered te kunnen worden, deed duizenden vanwege hun geloof ver-volgden en door algemene malaise be-rooiden naar Münster, het nieuwe Je-ruzalem, op weg gaan. Ze werden on-derweg tegen gehouden en weer naar huis gestuurd. Hun leiders werden te-rechtgesteld. Toch wisten velen Mün-ster te bereiken.

Door de toestroom van dopers verstrengelden zich de lotgevallen van de stad met die van de radicale Neder-landse dopers. Rothmann kreeg hulp van een uitgeweken groep van de zo-genaamde Wassenberger predikanten die uit Gulik waren verdreven. Onder hen was de invloedrijke voormalige monnik (karmeliet) Hendrik Rol (Henrik van Hilversum of Hendrik Gooilander) die huiskapelaan was geweest te IJs-selstein bij de graaf van Buren, in 1532 naar Münster was gekomen en een boekje over het avondmaal had ge-schreven (De slotel van dat secreet des nachtmaels) en die in 1534 vertrok naar Maastricht om daar te preken en er nog in datzelfde jaar voor moest boeten met de dood op de brandsta-pel. Een ogenblik leek het dat het ste-delijk patriciaat het tij nog kon keren, maar de raadverkiezingen in februari 1534 maakten duidelijk dat dit niet het geval was. De dopers behaalden de overwinning. Bernhard Knipperdollinck (circa 1495-1536) werd tot burgemeester verkozen. Patriciërs en notabelen, in de eerste plaats de rooms-katholieke, ver-lieten de stad.

6 In de Middeleeuwen en in de vroegmoderne tijd speelden de apocalyptiek (het geheel van gedachten en voor-spellingen over het einde van de wereld en de komst van het koninkrijk van God) en het chiliasme (het geloof in de komst van een duizendjarig vredesrijk op aarde) een grote rol. Zowel de apocalyptiek als het chiliasme schiepen een klimaat van angst waaruit mensen meermalen een uitweg zochten door zondebokken te zoeken die de woede van God en wat het onvermijdelijke einde van de wereld leek, konden afwenden.

Page 6: Opkomst en ondergang van het koninkrijk van wederdopersprotestantsegemeentezevenaar.nl/data_pdf/publicaties... · 2013-04-18 · achting van het altaarsacrament, tot de overtuiging

6

Heinrich Aldegrever (1502-1551/1561), Bernhard Knipperdollinck, 1536.

Bernhard (Berend) Krechting

Daniel Chodowiecki (1726-1801), De ketter Johan van Leyden, 1793.

De verdreven bisschop van Münster bleef niet lijdzaam toezien. Hij haalde lutherse en rooms-katholieke vorsten over om hem te steunen een eind te maken aan de poging van de dopers om te komen tot een ingrijpende herziening van de maatschappelijke structuren. Op de dag dat de dopers via verkiezingen de meerderheid haalden, 23 februari 1534, belegerden de troepen van landgraaf Philips van Hessen (1504-1567), gesteund door de bisschop de stad. Matthijsz die intussen in de stad was aangekomen, liet de stadsmuur versterken. Hij profeteerde dat God Münster had ‘uitverkoren' om het nieuwe Jeruzalem te zijn. Al snel werd Matthijsz de erkende leider en profeet. Hij riep op de stad van alle onzuiverheid te reinigen en alle niet-dopers te verdelgen. Knipperdollin-ck ging dit te ver en bepaalde dat de ‘ongelovigen’ die zich niet alsnog wilden laten dopen, de stad moesten verlaten. Velen vertrokken zonder hun bezittingen. Al hun goederen en levensmiddelen werden in beslag genomen en centraal opgeslagen. Ondanks het beleg konden nog veel nieuwko-mers de stad binnenstromen. Matthijsz en zijn getrouwen voerden een waar schrikbewind: ze ver-brandden alle boeken behalve de Bijbel, schaften geld af en voerden polygamie en gemeenschap van goederen in. Vrouwen schonken hun sieraden weg. Schulden werden kwijtgescholden.

Op 5 april deed Matthijsz met de zijnen een roekeloze uitval tegen de belegeraars. Hij was ervan overtuigd dat hem in een visioen was beloofd dat de hemelse legers hem te hulp zouden ko-

Page 7: Opkomst en ondergang van het koninkrijk van wederdopersprotestantsegemeentezevenaar.nl/data_pdf/publicaties... · 2013-04-18 · achting van het altaarsacrament, tot de overtuiging

7

Johann Karl Bähr (1801-1869), Jan van Leiden bij de doop van een meisje tijdens de regering van de dopersen in Münster, 1840. Direct achter Van Leiden staan Bernhard Krechting (links) en Bernhard Knipperdollinck. Op

de achtergrond de toren van de Sint Ludger.

men zodra hij zich aan het hoofd van een kleine groep op de bisschoppelijken zou werpen. Matthijsz sneuvelde voor de stadspoort. Jan van Leiden volgde hem op. Omdat – naar hij zei – God tegen hem gezegd had dat hij met de weduwe van Matthijsz moest trouwen, deed hij dat. Van Leiden ging voortvarend te werk. Hij wist de gemeenschap te enthousiasmeren om de strijd vol te houden. In de plaats van de magistraat stelde hij twaalf oudsten aan. Ongehoorzaamheid aan de nieuwe overheid, godslastering, echtbreuk, overspel, incest, het dragen gescheurde en haveloze kleding, enzovoort, verbood hij. Hem stond een communie voor ogen, waarin ieder brood en bier naar behoefte kreeg, wijn en sterke drank alleen voor de zieken bestemd waren en waarin alle gelovigen als broers en zussen samenleefden met een zeer strenge levensstijl. Open huizen en niets voor elkaar verborgen houden, was zijn leuze. Als symbool daarvan schafte hij deursloten af. Omdat er in Münster zesmaal zoveel vrouwen als mannen waren, verplichtte hij vrouwen tot het huwelijk, desnoods met een man die al een of meerdere vrouwen had. Dit laatste leidde tot een opstand waaraan veel vrouwen deel-namen. Van Leiden en zijn oudsten besloten daarop dat niemand tot het huwelijk gedwongen mocht worden. Wilde een man een tweede vrouw trouwen en zijn eerste vrouw was hiertegen, dan kon het huwelijk op het stadhuis worden ontbonden.

De dopers waren zeer gedisciplineerd en wisten onder de bezielende leiding van Van Leiden stand te houden. Een doper profeteerde dat Van Leiden bestemd was voor het koningschap over de hele wereld. Niet ieder nam dit voetstoots aan. Na veel aarzeling en Bijbelstudie kwamen de gelo-vigen tot de conclusie dat de vijfentwintigjarige Van Leiden de nieuwe koning David was. Van Lei-den droeg de profetenrol over aan Rothmann. Zelf nam hij de titel aan van ‘bij Gods genade Koning van het nieuwe Israël’ en benoemde Knipperdollinck tot zijn plaatsvervanger. Hij zei de stad te be-sturen op grond van openbaringen die de Heilige Geest hem ingaf. Met de koningskroon op zijn hoofd, een gouden keten om zijn hals, waaraan een wereldbol hing, hield hij rechtszitting op de markt, waar de troon van David stond opgericht.

Naarmate de druk van het beleg en de honger meer voelbaar werden, nam Van Leiden steeds strengere en onmenselijkere maatregelen om de orde te bewaren. De belegeraars versterk-

Page 8: Opkomst en ondergang van het koninkrijk van wederdopersprotestantsegemeentezevenaar.nl/data_pdf/publicaties... · 2013-04-18 · achting van het altaarsacrament, tot de overtuiging

8

Münster tijdens de overwinning door bisschop Franz von Waldeck in 1534. Onderschrift: "Ein verzeychnung der Stat Münster mit all irer gelegenheit / mauren / thüren / zinnen / waten / schrankken / pasteyen / unnd geweren / wassergreben. Auch wie die von irem Bischoff am Freytage vor Pfingsten / des M.D. xxxiiii. Jars berennt / (und?) Zibben legern ringhweis .... zu übergeben/und nachmals an Sant Egidien abent an fünff orten an gelauffen/ und hefftig gestürmbt worden. Alda ir seer vil vom Adel sambt andern kriegs volck auff beiden theylen erlegen seind / wie etlich sagen / bey drey tausenden! Gott..."

Terechtstelling van Jan van Leiden, 22 januari 1536, illustratie in een boek van Lambertus Hortensius (circa 1500-1574), 1548.

ten zich intussen. Op 25 juni 1535 namen ze Münster in en maakten een einde aan de doperse droom. De intellectuele voorman en gangmaker van de dopers, hoofdpredikant Rothmann, wist als een van de weinigen, te ontkomen. Achthonderd mannen werden gedood, en honderden mannen en vrouwen gevangengenomen. Elisabeth Wandscherer, de eerste en belangrijkste vrouw van Jan van Leiden werd op 7 juli 1535 samen met vier andere vrouwen onthoofd. Jan van Leiden werd gevan-gengenomen en een zestal maanden als circusbeer door het omliggende land gevoerd. Op 23 januari 1536 werd hij met zijn stadhouder (burgemeester) en scherprechter Knipperdollinck en met predi-ker Bernhard Krechting doodgemarteld. De lichamen van de drie mannen werden in ijzeren kooien opgehangen aan de toren van Lambertuskerk in Münster. In de-ze kooien lagen de lichamen ter afschrikking tot 1585 te vergaan. Na de herovering van Münster en het herstel van het rooms-katholicisme hield de overheid alle herdoopten voor staatsge-vaarlijk, verklaarde hen, of ze nu wel of niet revolutionair waren, voor vogelvrij en zette de jacht op hen in. Het keizerlijk hof te Brussel vaardige ketterplakkaten uit waarin doperse mannen ont-hoofding in het vooruitzicht werd gesteld en doperse vrouwen de verdrinkingsdood. Een aantal do-pers die het Münsterse drama hadden overleefd, keerden gedesillusioneerd terug naar huis. Een aantal anderen maakten onder leiding van Jan van Batenburg (circa 1495-1538) nog lange tijd grote gebieden onveilig met kerk-plundering, wraakoefeningen en bestelen en vermoorden van ongelovigen. Ze brachten daarmee

Page 9: Opkomst en ondergang van het koninkrijk van wederdopersprotestantsegemeentezevenaar.nl/data_pdf/publicaties... · 2013-04-18 · achting van het altaarsacrament, tot de overtuiging

9

De executie van Van Leiden, Krechting en Knipperdolinck.

David Jorisz, olieverf op panel, 36 x 28 cm, Amsterdam: Rijksmuseum.

vredelievende anabaptisten in diskrediet. Van Batenburg en zijn volgelingen (zwaardgeesten ge-noemd) zagen in geweld een middel om een betere en vromere wereld te bereiken. In december 1537 werd Van Batenburg in Vilvoorde gevangengenomen. In de gevangenis werd hem in februari

1538 een bekentenis afge-dwongen. Hierbij verried hij veel anabaptisten. Korte tijd daarna werd hij geëxecuteerd. De verwachting van Hoffman klonk opnieuw bij de Delftse glasschilder David Jo-risz (1501-1566). Jorisz had geruime tijd gesympathiseerd met de beweging van de sa-cramentariërs, die de prae-sentia realis (werkelijke te-genwoordigheid) van bloed en vlees van Christus in het brood en de wijn van de mis ver-wierpen. In 1528 was hij voor het bespotten van het sacra-ment gearresteerd en gevon-nist. Zijn tong werd doorboord en hij werd voor drie jaar ver-

bannen uit Holland. Tijdens de omzwervingen gedurende zijn ballingschap kwam Jorisz in aanraking met de dopers. In 1534, toen het banvonnis al was verlopen, liet hij zich opnieuw dopen. Kort daar-na werd hij tot oudste (voorganger) gewijd. Hierdoor kon hij een grote rol in de doperse beweging gaan spelen. Jorisz hechtte meer aan zijn visionaire spiritualistische ervaringen dan aan de Bijbel. Op basis van zijn visioenen kwam hij tot de overtuiging dat hij de door God gezonden verlosser was, de ‘derde David’. Hij geloofde in de eindtijd te leven. Centraal in zijn overtuiging stond dat de mens ‘wedergeboren’ moet worden. Deze wedergeboor-te zag hij als een tweede kruisdood, die je, als eens Christus uitwendig, inwendig moest ondergaan. Hiertoe diende je alle lusten, vooral de seksuele, te doden. De methode hiervoor leidde bij zijn volgelingen tot een mo-raal, waarin naaktloperij, het aan elkaar opbiechten van geheime seksuele verlangens en in sommige gevallen polygamie samengingen. Het overwonnen hebben van de zinnelijke prikkels moest je bewijzen door met een naakte vrouw te slapen. Jorisz was een tegenstander van het gebruik van het zwaard. Hij verweet Luther dat hij zich zou aanmatigen het alleenrecht van wijsheid en gezag te bezitten. Hij voorspelde de spoedige komst van de ‘Zoon’ die in de Nederlanden zou opstaan om het oordeel te voltrekken. Vooral in het noorden van de Nederlanden en in Noordwest-Duitsland kreeg Jorisz, mede door zijn cha-rismatische persoonlijkheid, aanhang. Vanaf 1538 wer-den hij en zijn aanhangers vervolgd. Zijn moeder werd door de autoriteiten onthoofd. Joris zelf wist te ont-snappen en vestigde zich omstreeks 1539 eerst te Ant-werpen en vervolgens in Oost-Friesland. Spreken in het openbaar was echter niet meer mogelijk en zo verloor Jorisz zijn invloed in de Nederlanden. Toen in 1544 ook Oost-Friesland geen veilige woonplaats meer bood, besloot hij naar Bazel te verhuizen. Daar leefde hij onder de schuilnaam Jan van Brugge een vorstelijk leven. Hij werd daartoe in staat gesteld door de genereuze giften van zijn trouwe aanhang. Met zijn eigen aanhangers en met leiders van andere reformatorische stromingen onderhield hij contact door middel van brieven en pamfletten. Als Jan van Brugge vestigde hij een reputatie als voorvechter van godsdienstvrijheid en tolerantie.7 In 1556

7 Groenveld e.a., 1981, 31.

Page 10: Opkomst en ondergang van het koninkrijk van wederdopersprotestantsegemeentezevenaar.nl/data_pdf/publicaties... · 2013-04-18 · achting van het altaarsacrament, tot de overtuiging

10

Jacobus Burghart, Menno Simons, gravure 1683.

stierf hij, betreurd door zijn vrouw, zijn elf kinderen en zijn vele vrienden. Enkele jaren later werd echter bekend dat de hooggeachte vreemdeling een berucht ketter was geweest. De protestantse Bazelse autoriteiten achtten het nodig het lijk op te graven en op 13 mei 1559 in het openbaar te verbranden. Sommige aanhangers van Jorisz sloten zich aan bij andere stromingen of hadden dat al gedaan. Vele anderen bleven echter trouw aan hun profeet. Daardoor bleven de Davidjoristen een redelijk omvangrijke groep in de Nederlanden en in Oost-Friesland in de gehele zestiende eeuw. Gematigde dopersen Een groep dopers onder leiding van Mennno Si-monsz (1496-1561) beschouwden Jorisz als anti-christ en zijn aanhangers als valse broeders. Na zijn priesterwijding in 1424 was Simonsz be-noemd tot vicaris in Pinjum bij Witmarsum. Vanaf het begin van zijn ambtsvervulling twij-felde hij aan de werkelijke tegenwoordigheid van Christus in het altaarsacrament. Hij werd ervan beschuldigd een ‘evangelisch (luthers) prediker’ te zijn. Hij ontkende dat. Toen de doperse Sicke Freerks in 1531 onthoofd werd, begon hij ook aan het sacrament van de doop te twijfelen. Hij maakte kennis met de ge-schriften van Hoffman en Rothmann. Na veel studie kwam hij tot de overtuiging dat er in de Bijbel geen basis voor de kinderdoop te vinden is. In 1532 werd Simonsz bevorderd tot pastoor in Witmarsum. Hier oogstte hij veel lof voor zijn goede preken en kennis van de Bijbel. Hij worstelde met de leer en geloofspraktijk van de kerk en preekte vurig tegen de militante prak-tijken van Jan van Leiden en Jan van Baten-burg. Schokkend voor hem was de gewapende overval, dicht bij zijn huis, van een groep mili-tante dopers onder leiding van Jan van Geelen op het Oldeklooster bij Bolsward (april 1535) die leek te slagen totdat de Friese stadhouder hen er bloedig verdreef. Simonsz maakte een diepe crisis door. In zijn preken begon hij op te roepen tot berouw en uit te leggen wat hij op grond van zijn Bijbelstudie vond over de doop en de eucharistie. Op 30 januari 1536 verliet hij Witmarsum en liet zich opnieuw dopen. Hij brak daarmee openlijk met de Rooms Katholieke Kerk. In verband met de vervolgingen vertrok hij naar Groningen en Oost-Friesland. Hij verantwoordde zijn opvattingen in diverse boeken. Zo bijvoorbeeld in Dat Fundament des Christelycken leers (1539-1540), dat in veel opzichten het program zou worden van het opkomende pacifistische doper-dom. Simonsz was streng op de levenshouding: de gemeente moest 'zonder vlek of rimpel' zijn. Hij legde daarbij de nadruk op de noodzaak van geestelijke wedergeboorte, het zuivere apostelschap van de christelijke gemeente, pacifisme, en afzondering van de wereld. Hij verwierp de kinderdoop en de eed als bijbels niet-gefundeerd. Ook brak hij met de eschatologische dromen van zijn navol-gers in zijn tijd door de verklaring dat niet mensen, maar God zelf zal bepalen wanneer zijn konink-rijk gestalte krijgt. Simonsz voelde zichzelf betrokken bij een proces van opleving van het geloof en van vernieuwing van de godsdienstige praktijken. Met hem kregen gematigde leiders de overhand. Zijn volgelingen, mennisten of doopsgezinden genoemd, probeerden metterdaad Christus na te vol-gen en hielden zich daarom ver van het wereldse leven en waren tegenstanders van geweld, van eedzweren en van ceremoniën. © Leen den Besten, Zevenaar, 18 april 2013.

Page 11: Opkomst en ondergang van het koninkrijk van wederdopersprotestantsegemeentezevenaar.nl/data_pdf/publicaties... · 2013-04-18 · achting van het altaarsacrament, tot de overtuiging

11

Geraadpleegde literatuur

Groenveld, S., Jacobszoon, J.P. & Verheus, S.L., red., Wederdopers, menisten, doopsgezinden in Nederland 1530-1980, Zutphen: De Walberg Pers 1981. Leunissen, Jef, Minnerij, misdaad en magie. Merkwaardige zaken uit Maastricht's onbekend verleden, Maas-bree: Uitgeverij Corrie Zelen 1978. Vries, Theun de, Ketters. Veertien eeuwen ketterij, volksbeweging en kettergericht, Amsterdam: Em. Queri-do’s Uitgeverij B.V. 1982. Weiler, A.G., Jong, O.J. de, Rogier, L.J. & Mönnich, C.W., Geschiedenis van de kerk in Nederland, Utrecht, Antwerpen: Het Spectrum 1962.

De kooien aan de toren van de Sint Lambertuskerk.

Sint Lambertuskerk te Münster.

Bert Gerresheim (◦ 1935), Kruisiging. Van links naar rechts: zuster Maria Eythumia (1914-1955), zuster Anna Katharina Emmerick (1774-1824), Clemens Augus Kardinal Graf von Galen (1878-1946) en Jan van Leiden met een papier waarop zijn falen staat vermeld en aan zijn voeten de tekenen van terreur: een torso ven een beel-denbestormer, het hakenkruis, de jodenster en het hamer-en-sikkel embleem van het wereldcommunisme.