OPINIES VAN JONGEREN OVER VOEDING...ren over voeding en in welke mate deze opinies hun eetgedrag...

108
UNIVERSITEIT GENT Faculteit Geneeskunde en Gezondheidswetenschappen Academiejaar 2010-2011 OPINIES VAN JONGEREN OVER VOEDING Resultaten vanuit HBSC-studie Masterproef voorgelegd tot het behalen van de graad van Master in de gezondheidsvoorlichting- en bevordering door Eveline Rooselaer Prof. Dr. Carine Vereecken

Transcript of OPINIES VAN JONGEREN OVER VOEDING...ren over voeding en in welke mate deze opinies hun eetgedrag...

Page 1: OPINIES VAN JONGEREN OVER VOEDING...ren over voeding en in welke mate deze opinies hun eetgedrag kunnen beïnvloeden. Doelstelling : Deze thesis tracht op de eerste plaats een inzicht

UNIVERSITEIT GENT

Faculteit Geneeskunde en Gezondheidswetenschappen

Academiejaar 2010-2011

OPINIES VAN JONGEREN OVER VOEDING

Resultaten vanuit HBSC-studie

Masterproef voorgelegd tot het behalen van de graad van

Master in de gezondheidsvoorlichting- en bevordering

door Eveline Rooselaer

Prof. Dr. Carine Vereecken

Page 2: OPINIES VAN JONGEREN OVER VOEDING...ren over voeding en in welke mate deze opinies hun eetgedrag kunnen beïnvloeden. Doelstelling : Deze thesis tracht op de eerste plaats een inzicht
Page 3: OPINIES VAN JONGEREN OVER VOEDING...ren over voeding en in welke mate deze opinies hun eetgedrag kunnen beïnvloeden. Doelstelling : Deze thesis tracht op de eerste plaats een inzicht

Abstract III

ABSTRACT

Achtergrond: Ondanks de vele studies die reeds zijn uitgevoerd naar de factoren die het

eetgedrag van jongeren beïnvloeden, is maar weinig gekend over de opinies van jonge-

ren over voeding en in welke mate deze opinies hun eetgedrag kunnen beïnvloeden.

Doelstelling: Deze thesis tracht op de eerste plaats een inzicht te bieden in de heersende

opinies van de schoolgaande jeugd in Vlaanderen. Daarnaast wordt ook het verband

nagegaan tussen deze opinies en bepaalde sociodemografische eigenschappen en het

BMI enerzijds, en het eetgedrag van de jongeren anderzijds.

Methodologie: gebruik makend van gegevens die verkregen zijn uit de HBSC-studie,

werd door middel van logistische regressie-analyses en variantie-analyses het verband

onderzocht tussen de opinies en de sociodemografische eigenschappen en BMI van de

jongeren. De relatie tussen de opinies en het eetgedrag werd nagegaan door middel van

enkelvoudige en meervoudige regressie-analyses.

Resultaten: Jongeren blijken over het algemeen over positieve voedingsattitudes te

beschikken: ze eten graag groenten en fruit eten en schatten hun eetgewoonten gezond

in. Met betrekking tot de onderzochte sociodemografische variabelen en BMI bleken

vooral het geslacht, de leeftijd en de BMI van de jongeren geassocieerd te zijn met hun

opinies over voeding. Deze opinies zijn daarnaast vooral gerelateerd aan de consumptie

van overbodige voedingsmiddelen zoals friet, chips, koek, snoep en frisdrank. Andere

voedingsgroepen zoals belangrijke bronnen van vezels of calcium vertonen minder

associaties met de voedingsopinies van jongeren.

Conclusie: Uit deze thesis komen talrijke verbanden naar voor tussen bepaalde voe-

dingsopinies van de jongeren enerzijds, en hun achtergrond en eetgedrag anderzijds.

Deze inzichten kunnen worden aangewend in het onderbouwen en uitwerken van

campagnes ter promotie van gezonde voedingsgewoonten bij adolescenten.

Aantal woorden masterproef: 23357

Page 4: OPINIES VAN JONGEREN OVER VOEDING...ren over voeding en in welke mate deze opinies hun eetgedrag kunnen beïnvloeden. Doelstelling : Deze thesis tracht op de eerste plaats een inzicht

Inhoudstafel IV

INHOUDSTAFEL

ABSTRACT ....................................................................................................... III

INHOUDSTAFEL ............................................................................................. IV

WOORD VOORAF ........................................................................................... IX

INLEIDING .......................................................................................................... 1

DEEL 1: LITERATUURSTUDIE ......................................................... 3

1. ECOLOGISCH PERSPECTIEF ...................................................................... 3

2. MAATSCHAPPELIJKE INVLOEDEN .......................................................... 4

3. FYSIEKE OMGEVINGSINVLOEDEN .......................................................... 5

4. SOCIALE INVLOEDEN ................................................................................... 6

4.1. HET GEZIN ................................................................................................... 6

4.1.1. Beschikbaarheid van voeding ................................................................... 7

4.1.2. Het avondeten ........................................................................................... 7

4.1.3. Ouderschapsstijl ....................................................................................... 8

4.1.4. Attitude van de ouders tegenover gezonde voeding ................................. 9

4.1.5. Kenmerken van het gezin ......................................................................... 9

4.2. DE PEERS .................................................................................................... 10

5. INDIVIDUELE INVLOEDEN ........................................................................ 12

5.1. PSYCHOSOCIALE FACTOREN ............................................................... 12

5.2. BIOLOGISCHE FACTOREN ..................................................................... 14

5.3. FACTOREN MET BETREKKING TOT DE LEVENSSTIJL .................... 16

DEEL 2: PRAKTIJKONDERZOEK ................................................. 18

1. PROBLEEMSTELLING EN VRAAGSTELLING ...................................... 18

2. METHODOLOGIE .......................................................................................... 19

2.1. STUDIEDESIGN ......................................................................................... 19

2.2. HBSC: DE VRAGENLIJST ......................................................................... 19

2.3. HET EETGEDRAG VAN DE JONGEREN: DE VRAGENLIJST ............. 23

2.4. OPINIES VAN JONGEREN OVER VOEDING: DE VRAGENLIJST ..... 23

2.5. GEGEVENSVERWERKING EN STATISTISCHE ANALYSES ............. 24

2.5.1. Opinies over voeding .............................................................................. 24

Page 5: OPINIES VAN JONGEREN OVER VOEDING...ren over voeding en in welke mate deze opinies hun eetgedrag kunnen beïnvloeden. Doelstelling : Deze thesis tracht op de eerste plaats een inzicht

Inhoudstafel V

2.5.2. Verband tussen de opinies en de sociodemografische eigenschappen en

BMI van de jongeren .............................................................................. 26

2.5.3. Verband tussen de opinies en het eetgedrag van de jongeren ................ 27

3. RESULTATEN ................................................................................................. 28

3.1. PARTICIPANTEN ....................................................................................... 28

3.2. BESCHRIJVENDE STATISTIEK .............................................................. 29

3.2.1. Opinies van jongeren over voeding ........................................................ 29

3.2.2. Het eetgedrag van de jongeren ............................................................... 32

3.3. STATISTISHE ANALYSES ....................................................................... 34

3.3.1. Verband tussen de opinies en de sociodemografische variabelen/BMI . 34

3.3.1.1. Univariate verbanden :Spearman correlaties .................................... 34

3.3.1.2. Multivariate verbanden: variantie-analyses en logistische regressie-

analyses ............................................................................................. 36

3.3.2. Verband tussen opinies over voeding en het eetgedrag van de jongeren.

................................................................................................................ 53

3.3.2.1. Univariate analyses: enkelvoudige regressie .................................... 53

3.3.2.2. Multivariate analyses: meervoudige regressie .................................. 53

3.3.2.3. Bijkomende analyse: de schaal „gezond‟.......................................... 58

3.3.2.4. Bijkomende analyses: het verband tussen de opinies over voeding en

het eetgedrag volgens geslacht en leeftijd ........................................ 58

4. DISCUSSIE ....................................................................................................... 64

4.1. BESPREKING VAN DE RESULTATEN ................................................... 64

4.1.1. Opinies over voeding .............................................................................. 64

4.1.2. Verband tussen de opinies en de sociodemografische variabelen/BMI

van de jongeren ....................................................................................... 67

4.1.2.1. Geslacht ............................................................................................ 67

4.1.2.2. Leeftijd ............................................................................................. 69

4.1.2.3. Opleiding .......................................................................................... 70

4.1.2.4. Beroepsstatus van de moeder ........................................................... 71

4.1.2.5. Beroepsstatus van de vader .............................................................. 71

4.1.2.6. De gezinsstructuur ............................................................................ 72

4.1.2.7. De gesproken taal thuis..................................................................... 73

Page 6: OPINIES VAN JONGEREN OVER VOEDING...ren over voeding en in welke mate deze opinies hun eetgedrag kunnen beïnvloeden. Doelstelling : Deze thesis tracht op de eerste plaats een inzicht

Inhoudstafel VI

4.1.2.8. De BMI ............................................................................................. 73

4.1.3. Verband tussen de opinies en het eetgedrag van de jongeren ................ 74

4.1.3.1. Vezelindex ........................................................................................ 74

4.1.3.2. Calciumindex .................................................................................... 75

4.1.3.3. Index „overbodige voedingsmiddelen‟ ............................................. 76

4.1.4. Verband tussen de opinies over voeding en het eetgedrag volgens

geslacht en leeftijd .................................................................................. 78

4.2. STERKTES EN ZWAKTES VAN DE STUDIE ......................................... 79

5. CONCLUSIES EN AANBEVELINGEN NAAR DE PRAKTIJK .............. 81

5.1. CONCLUSIES ............................................................................................. 81

5.2. AANBEVELINGEN NAAR DE PRAKTIJK EN VOOR VERDER

ONDERZOEK .............................................................................................. 82

REFERENTIELIJST ......................................................................................... 84

BIJLAGE: VRAGENLIJST ‘OPINIES VAN JONGEREN OVER

VOEDING’ .......................................................................................................... 99

Lijst van figuren

Figuur 1: Ecologisch model van waaruit de beïnvloedende factoren op het eetgedrag van jongeren

verklaard kunnen worden ................................................................................................. 3

Lijst van grafieken

Grafiek 1: Procentuele verdeling van de antwoorden op de opinies ................................................ 31

Grafiek 2: Consumptiefrequentie van de bevraagde voedingsmiddelen ......................................... 33

Page 7: OPINIES VAN JONGEREN OVER VOEDING...ren over voeding en in welke mate deze opinies hun eetgedrag kunnen beïnvloeden. Doelstelling : Deze thesis tracht op de eerste plaats een inzicht

Inhoudstafel VII

Lijst van tabellen

Tabel 1: categoriën van de sociodemografische variabelen/BMI en hun codering............................ 20

Tabel 2: Frequentieverdeling van de sociodemografische eigenschappen en BMI ............................ 28

Tabel 3: Spearman correlaties van de sociodemografische eigenschappen/BMI met de

opinies/schalen ...................................................................................................................... 35

Tabel 4: Gemiddelde scores (en standaarddeviatie) op de schalen volgens geslacht; vrijheidsgraden

(df), F- en p-waarden voor geslacht uit de variantie-analyses met de schalen ...................... 36

Tabel 5: % akkoord met de opinies volgens geslacht; Odds Ratio (OR), betrouwbaarheidsinterval

(99% C.I.) en p-waarden per opinie uit de logistische regressie-analyses met de opinies .... 37

Tabel 6: Gemiddelde scores (en standaarddeviatie) op de schalen volgens leeftijd; vrijheidsgraden

(df), F- en p-waarden voor leeftijd uit de variantie-analyses met de schalen ........................ 37

Tabel 7: % akkoord met de opinies volgens leeftijd; Odds Ratio (OR), betrouwbaarheidsinterval

(99% C.I.) en p-waarden per opinie en leeftijdsgroep, uit de logistische regressie-analyses

met de opinies ........................................................................................................................ 39

Tabel 8: gemiddelde scores (en standaarddeviatie) op de schalen volgens opleiding; vrijheidsgraden

(df), F- en p-waarden voor opleiding uit de variantie-analyses met de schalen .................... 41

Tabel 9: % akkoord met de opinies volgens opleiding; Odds Ratio (OR), betrouwbaarheidsinterval

(99% C.I.) en p-waarden per opinie en opleiding,uit de univariate en multivariate logistische

regressie-analyses met de opinies .......................................................................................... 42

Tabel 10: gemiddelde scores (en standaarddeviatie) op de schalen volgens opleiding; vrijheidsgraden

(df), F- en p-waarden voor opleiding uit de variantie-analyses met de schalen .................... 43

Tabel 11: % akkoord met de opinies volgens beroepsstatus van de moeder; Odds Ratio (OR),

betrouwbaarheidsinterval (99% C.I.) en p-waarden per opinie en beroepsstatus, uit de

logistische regressie-analyses met de opinies ........................................................................ 45

Tabel 12: gemiddelde scores (en standaarddeviatie) op de schalen volgens opleiding;

vrijheidsgraden (df), F- en p-waarden voor opleiding uit de variantie-analyses met de

schalen ................................................................................................................................... 46

Tabel 13: % akkoord met de opinies volgens beroepsstatus van de vader; Odds Ratio (OR),

betrouwbaarheidsinterval (99% C.I.) en p-waarden per opinie en beroepsstatus, uit de

logistische regressie-analyses met de opinies ........................................................................ 47

Tabel 14: gemiddelde scores (en standaarddeviatie) op de schalen volgens gezinsstructuur;

vrijheidsgraden (df), F- en p-waarden voor gezinsstructuur uit de variantie-analyses met de

schalen ................................................................................................................................... 48

Tabel 15: % akkoord met de opinies volgens de gezinsstructuur; Odds Ratio (OR),

betrouwbaarheidsinterval (99% C.I.) en p-waarden per opinie en gezinsstructuur, uit de

logistische regressie-analyses met de opinies ........................................................................ 49

Page 8: OPINIES VAN JONGEREN OVER VOEDING...ren over voeding en in welke mate deze opinies hun eetgedrag kunnen beïnvloeden. Doelstelling : Deze thesis tracht op de eerste plaats een inzicht

Inhoudstafel VIII

Tabel 16: gemiddelde scores (en standaarddeviaties) op de schalen volgens de gesproken taal thuis;

vrijheidsgraden (df), F- en p-waarden voor de taal uit de variantie-analyses met de schalen

............................................................................................................................................... 50

Tabel 17: % akkoord met de opinies volgens de gesproken taal; Odds Ratio (OR),

betrouwbaarheidsinterval (99% C.I.) en p-waarden per opinie uit de logistische regressie-

analyses met de opinies ......................................................................................................... 50

Tabel 18: gemiddelde scores (en standaarddeviaties) op de schalen volgens de BMI; vrijheidsgraden

(df), F- en p-waarden voor de BMI uit de variantie-analyses met de schalen ....................... 51

Tabel 19: % akkoord met de opinies volgens de BMI; Odds Ratio (OR), betrouwbaarheidsinterval

(99% C.I.) en p-waarden per opinie en BMI, uit de logistische regressie-analyses met de

opinies ................................................................................................................................... 52

Tabel 20: socio-demografishe variabelen die voor de vezel-, calcium- en index „overbodige

voedingsmiddelen‟ worden opgenomen in een meervoudige regressie-analyse ................... 54

Tabel 21: enkelvoudige regressie-analyses van de opinies/schalen met de vezel-, calcium- en index

„overbodige voedingsmiddelen‟ ............................................................................................ 56

Tabel 22: meervoudige regressie-analyses van de multivariaat significante opinies/schalen met de

vezel-, calcium- en index „overbodige voedingsmiddelen‟, uitgezuiverd voor de relevante

sociodemografische eigenschappen en/of BMI ..................................................................... 57

Tabel 23: meervoudige regressie-analyses per geslacht en leeftijd van de multivariaat significante

opinies/schalen met de vezelindex, uitgezuiverd voor de relevante sociodemografische

eigenschappen ....................................................................................................................... 59

Tabel 24: meervoudige regressie-analyses per geslacht en leeftijd, van de multivariaat significante

opinies/schalen met de calciumindex, uitgezuiverd voor de relevante sociodemografische

eigenschappen ....................................................................................................................... 61

Tabel 25: meervoudige regressie-analyses per geslacht en leeftijd, van de multivariaat significante

opinies/schalen met de index „overbodige voedingsmiddelen‟, uitgezuiverd voor de

relevante sociodemografische eigenschappen ....................................................................... 63

Page 9: OPINIES VAN JONGEREN OVER VOEDING...ren over voeding en in welke mate deze opinies hun eetgedrag kunnen beïnvloeden. Doelstelling : Deze thesis tracht op de eerste plaats een inzicht

Woord vooraf IX

WOORD VOORAF

In de eerste plaats zou ik mijn promotor, Prof. Dr. Carine Vereecken willen bedanken

voor het spoedig en zorgvuldig nalezen van dit werk.

Daarnaast wil ook een dankwoordje laten uitgaan naar de directies, leerkrachten en

leerlingen die hebben deelgenomen aan de studie jongeren en gezondheid 2009-2010.

Dankzij hun participatie werd een veelheid aan interessante informatie verkregen die

kan worden ingezet om de initiatieven aangaande gezondheidspromotie te

optimaliseren.

Tot slot ook welgemeende „dank je wel‟ aan mijn vriend Simon, die tijdens deze

periode zowel mentale als praktische steun heeft geboden. Zijn kennis van excel en

word was voor mij van grote waarde in het tot stand komen van deze thesis.

Page 10: OPINIES VAN JONGEREN OVER VOEDING...ren over voeding en in welke mate deze opinies hun eetgedrag kunnen beïnvloeden. Doelstelling : Deze thesis tracht op de eerste plaats een inzicht

Inleiding 1

INLEIDING

Gezonde voeding is een noodzaak in het stand houden van een goede lichamelijke

gezondheid. Toch wordt hier vaak te weinig aandacht aan besteed. De Belgische

voedselconsumptiepeiling (2004) toonde aan dat Belgen te weinig groenten, fruit en

melkproducten eten, en bovendien teveel vet.

Vooral voor jongeren en kinderen is het belangrijk gezond te eten, want onderzoek heeft

aangetoond dat de voedingsgewoonten die zij nu hebben, behouden worden tijdens de

volwassenheid (Lien, Lytle, & Klepp, 2001).

Gezond eten draagt bij tot een algemene gezonde groei en ontwikkeling, met name

gezonde beenderen, een gezonde huid, en voldoende hoge energieniveau‟s. Daarnaast

verlaagt het ook het risico op tandcariës, eetstoornissen, constipatie, malnutritie en

ijzertekorten in het bloed (U.S. Department of Health and Human Services and U.S.

Department of Agriculture, 2005).

Ondanks het belang van gezonde voeding tijdens de adolescentie, is uit het rapport

„Jongeren en Gezondheid‟ van 2006 (http://www.jongeren-en-gezondheid.ugent.be/)

gebleken dat slechts 15% van de ondervraagde Vlaamse jongens en 40% van de

ondervraagde meisjes tussen 11 en 18 jaar er een gezond eetpatroon op nahoudt

(bestaande uit voldoende fruit en groenten, en weinig frisdrank).

Teneinde een effectief beleid inzake gezonde voeding bij jongeren te kunnen

ontwikkelen, dienen de factoren die aan de basis liggen van hun voedingskeuzes gekend

te zijn.

Deze thesis bestaat uit twee grote delen: deel één biedt een literatuuroverzicht rond deze

beïnvloedende factoren op het eetgedrag van jongeren.

Het tweede deel handelt rond het praktijkonderzoek. Dit gedeelte bestaat uit vijf

hoofdstukken.

Het eerste hoofdstuk, „probleem- en vraagstelling‟, situeert het onderwerp van deze

thesis – opinies van jongeren over voeding - aan de hand van de literatuurstudie.

Page 11: OPINIES VAN JONGEREN OVER VOEDING...ren over voeding en in welke mate deze opinies hun eetgedrag kunnen beïnvloeden. Doelstelling : Deze thesis tracht op de eerste plaats een inzicht

Inleiding 2

In hoofdstuk twee wordt vervolgens dieper ingegaan op de gehanteerde methodiek.

In het derde hoofdstuk komen de resultaten aan bod, terwijl in hoofdstuk 4, „discussie‟,

deze resultaten kritisch worden besproken, alsook de sterktes en tekortkomingen van

deze studie. In hoofdstuk vijf wordt tenslotte afgesloten met een algemene conclusie en

aanbevelingen naar de praktijk toe.

Page 12: OPINIES VAN JONGEREN OVER VOEDING...ren over voeding en in welke mate deze opinies hun eetgedrag kunnen beïnvloeden. Doelstelling : Deze thesis tracht op de eerste plaats een inzicht

Literatuurstudie 3

DEEL 1: LITERATUURSTUDIE

1. ECOLOGISCH PERSPECTIEF

Mary Story, Dianne Neumark-Sztainer en Simone French (2002) verklaren het

eetgedrag van jongeren vanuit een combinatie van de sociaal-cognitieve theorie

(Bandura) en het ecologisch perspectief.

Zij stellen dat er vier grote invloedssferen zijn, namelijk individuele (intrapersoonlijke)

invloeden, sociale (interpersoonlijke) omgevingsinvloeden, fysieke omgevings-

invloeden en maatschappelijke invloeden.

Figuur 1: Ecologisch model van waaruit de beïnvloedende factoren op het eetgedrag van jongeren

verklaard kunnen worden

Deze invloedssferen zijn met elkaar verweven: de individuele factoren die van invloed

zijn op het eetgedrag zijn ingebed een sociale, fysieke en maatschappelijke omgeving,

terwijl de maatschappelijke omgeving zowel de fysieke en de sociale omgeving omvat,

alsook de individuele kenmerken van een persoon. Hieruit volgt dat alle niveau‟s elkaar

kunnen beïnvloeden. Zo kan bijvoorbeeld de maatschappij het individu beïnvloeden

(bv. de media die via talrijke reclamecampagnes het consumptiegedrag promoot), maar

in de andere richting kunnen individuen bijvoorbeeld ook de fysieke omgeving

Individueel Sociaal

Fysieke

omgeving

Maatschappij

Page 13: OPINIES VAN JONGEREN OVER VOEDING...ren over voeding en in welke mate deze opinies hun eetgedrag kunnen beïnvloeden. Doelstelling : Deze thesis tracht op de eerste plaats een inzicht

Literatuurstudie 4

beïnvloeden (bv. schooldirecteur die beslist om tijdens de pauzes fruit aan te bieden aan

de leerlingen).

Hieronder wordt dieper ingegaan op de verschillende factoren die van invloed zijn op

het eetgedrag van jongeren, volgens deze vier invloedssferen.

2. MAATSCHAPPELIJKE INVLOEDEN

Als voornaamste maatschappelijke invloed wordt de media aangehaald. De media is

vandaag de dag alom tegenwoordig en jongeren maken hier dan ook vlijtig gebruik van.

Verschillende studies hebben aangetoond dat jongeren die veel tv kijken minder gezond

eten dan jongeren die minder tv kijken: naast een verminderde inname van groenten en

fruit (Barr-Anderson, Larson, Nelson, Neumark-Sztainer & Story, 2009; Coon,

Goldberg, Rogers & Tucker, 2001; Verzeletti, Maes, Santinello, Baldassari &

Vereecken, 2009), nemen deze adolescenten ook minder calcium in (Barr-Anderson et

al., 2009; Larson, Neumark-Sztainer, Harnack, Wall, Story & Eisenberg, 2009), en eten

ze meer fast food (Barr-Anderson et al., 2009; Dixon, Scully, Wakefield, White &

Crawford, 2007). Daarnaast werd eveneens een algemeen verhoogde calorische inname

vastgesteld (Buijzen, Schuurman & Bomhof, 2007; Coon et al., 2002; Wiecha, Peterson,

Ludwig, Kim, Sobol & Gortmaker, 2006).

Niet alleen het televisie kijken is gerelateerd aan ongezond eetgedrag, maar ook de

reclame die wordt uitgezonden zorgt ervoor dat kinderen positieve attitudes ontwikkelen

ten opzichte van de voedingsproducten die worden gepromoot (Dixon et al., 2007),

waardoor deze producten bijgevolg meer geconsumeerd worden (Coon et al., 2001;

Halford, Gillespie, Brown, Pontin & Dovey, 2003; Wiecha et al, 2006).

Bovendien worden kinderen en jongeren vandaag de dag steeds meer bereikt via het

internet. Producenten van voeding en drank richten zich speciaal op deze doelgroep

door onder andere het aanbieden van spelletjes op de website (Henry & Story, 2009;

Weber, Story & Harnack, 2006).

Page 14: OPINIES VAN JONGEREN OVER VOEDING...ren over voeding en in welke mate deze opinies hun eetgedrag kunnen beïnvloeden. Doelstelling : Deze thesis tracht op de eerste plaats een inzicht

Literatuurstudie 5

Uit de beperkte literatuur die rond dit onderwerp voorhanden was, bleek dat ook

reclame in tijdschriften voor kinderen de voedingskeuze van deze kinderen beïnvloedt

(Jones & Kervin, 2010).

3. FYSIEKE OMGEVINGSINVLOEDEN

Binnenin deze ruimere maatschappelijke context ligt het volgende niveau van het

ecologisch model van waaruit het eetgedrag van jongeren veklaard kan worden, nl. de

fysieke omgeving.

Voeding is op allerhande plaatsen te verkrijgen. De meest voor de hand liggende plaats

is natuurlijk de woonplaats van de jongeren, maar aangezien de ouders/voogden hier de

beschikbaarheid van voeding bepalen, komt dit onderwerp aan bod onder het volgende

niveau, nl. „sociale factoren‟.

Jongeren eten niet alleen thuis, maar bv. ook op school, op het werk, of wanneer ze op

stap zijn met vrienden. Focusgroepen met adolescenten toonden aan dat jongeren

ongezonder eten wanneer ze ergens anders dan thuis voeding consumeren (Fitzgerald,

Heary, Nixon & Kelly, 2010)

De aanwezigheid van (fris-)drankautomaten en snackautomaten op school zorgt ervoor

dat studenten meer snacks eten en meer frisdrank drinken (Chi, L., 2010; Neumark-

Sztainer, French, Hannan, Story & Fulkerson, 2005). Andersom leidt een verminderd

aanbod in vet- en suikerrijke voeding op school tot een verminderde consumptie van

deze producten (French, Story, Fulkerson & Hannan, 2004). Daarnaast is eveneens een

onrechtstreeks verband gevonden met de consumptie van fruit: deze bleek lager te zijn

wanneer er snackautomaten aanwezig zijn dan wanneer deze niet aanwezig zijn (Kubik,

Lytle, Hannan, Perry & Story, 2003).

De schoolomgeving werd dan ook door Toral, Conti & Slater (2009) en Shepherd,

Harden, Rees, Brunton, Garcia & Oliver (2006) als een barrière aangeduid die een

gezonde voedingskeuze kan bemoeilijken.

Page 15: OPINIES VAN JONGEREN OVER VOEDING...ren over voeding en in welke mate deze opinies hun eetgedrag kunnen beïnvloeden. Doelstelling : Deze thesis tracht op de eerste plaats een inzicht

Literatuurstudie 6

Toch lijkt de relatie tussen de schoolomgeving de voedingsgewoonten minimaal te zijn

(Terry-McElrath, O‟Malley, Delva & Johnston, 2009; van der Horst et al., 2008): in

vergelijking met de individuele kenmerken van de leerlingen zoals attitude en

subjectieve norm heeft het schoolmilieu slechts een beperkte invloed op het eetgedrag

van de leerlingen (van der Horst et al., 2008).

Naast de schoolomgeving van de jongeren wordt de aanwezigheid van fast-

foodrestaurants eveneens als een barrière gezien om gezond te eten (Shepherd et al.,

2006). Adolescenten die in de buurt van hun school of huis gemakkelijk fast-

foodrestaurants kunnen bereiken, drinken meer frisdrank (Davis & Carpenter, 2009;

Laska, Hearst, Forsyth, Pasch & Lytle, 2010) en eten minder groenten en fruit (Davis et

al., 2009).

Wat de prijs van voeding betreft, dient men te bemerken dat adolescenten doorgaans

nog niet veel financiële mogelijkheden hebben, waardoor de kostprijs een

beïnvloedende factor kan zijn in de voedingskeuze van de jeugd (Fitzgerald et al., 2010;

Sheperd et al., 2006,). Onderzoek in de V.S. toont een negatief verband aan tussen de

fast-food prijzen in de regio en de Body Mass Index (BMI) van jongeren (Powell, Auld,

Chaloupka, O'Malley & Johnston, 2007; Powell, Hann & Chaloupka, 2009).

Voedingsprijzen blijken zelfs een nog belangrijkere invloed te zijn dan de nabijheid van

fast-food restaurants (Powel et al., 2007; Powell, 2009).

4. SOCIALE INVLOEDEN

4.1. HET GEZIN

Verschillende studies tonen het belang aan van het gezin op de voedingsgewoonten van

jongeren.

Dit belang kan verklaard worden aan de hand van het gebruik van avondeten, maar ook

de attitudes van de ouders, de gehanteerde ouderschapsstijl en de beschikbaarheid van

voeding hebben een effect op het eetgedrag van jongeren.

Page 16: OPINIES VAN JONGEREN OVER VOEDING...ren over voeding en in welke mate deze opinies hun eetgedrag kunnen beïnvloeden. Doelstelling : Deze thesis tracht op de eerste plaats een inzicht

Literatuurstudie 7

Daarnaast zijn ook verbanden gevonden tussen bepaalde gezinskenmerken zoals de

gezinsstructuur en het inkomen en de opleiding van de ouders.

4.1.1. Beschikbaarheid van voeding

Hoewel ouders geen controle hebben over wat jongeren eten wanneer ze weg zijn van

huis, bepalen zij wel de aanwezigheid van verschillende voedingsmiddelen thuis.

Aanwezigheid van voedingsmiddelen is een goede voorspeller van de kwaliteit van de

eetgewoonten van jongeren (Cutler et al., 2011; Hanson, Neumark-Sztainer, Eisenberg,

Story & Wall, 2004; Neumark-Sztainer, Story, Perry & Casey, 1999). Aanwezigheid

van fast-food in het bijzonder, zou een goede voorspeller zijn van het gebruik van fast-

food in de volgende vijf jaar (Bauer, Larson, Nelson, Story & Neumark-Sztainer, 2009),

en beschikbaarheid van fruit en groenten zou volgens Neumark-Sztainer et al. (2003)

samen met de persoonlijke voorkeur zelfs de belangrijkste predictor zijn van groenten-

en fruitconsumptie bij jongeren.

Hier kan nog aan toegevoegd worden dat gezinnen waarin de adolescente kinderen veel

inbreng hebben in de voedselkeuze, minder gezond eten wordt voorzien (De

Bourdeaudhuij & Van Oost,1998; Fitzgerald et al., 2010).

4.1.2. Het avondeten

Samen met het gezin dineren is niet alleen een belangrijke sociale aangelegenheid, het

blijkt ook een sterke predictor te zijn voor de voedingsgewoonten van jongeren: In

vergelijking met de andere dagelijkse maaltijden wordt het avondeten door adolescenten

het vaakst gebruikt, en verschaft zij bovendien de grootste hoeveelheid energie en

voedingswaarden (Lin, Guthrie & Blaylock, 1996, in Story et al., 2002).

Jongeren die vaak samen met het gezin dineren eten doorgaans meer groenten (Burgess-

Champoux, Larson, Neumark-Sztainer, Hannan & Story, 2009; Cutler, Flood, Hannan

& Neumark-Sztainer, 2011; Gillman et al., 2011; Larson, Nelson, Neumark-Sztainer,

Story & Hannan, 2009; Neumark-Sztainer, Hannan, Story, Croll & Perry, 2003;

Verzeletti et al., 2010; Videon & Manning, 2003), fruit (Cutler et al., 2011; Gillman et

al., 2011, Larson, 2009; Neumark-Sztainer et al., 2003; Verzeletti et al., 2010; Videon et

al., 2003), calciumrijke voeding (Burgess-Champoux et al., 2009; Neumark-Sztainer et

Page 17: OPINIES VAN JONGEREN OVER VOEDING...ren over voeding en in welke mate deze opinies hun eetgedrag kunnen beïnvloeden. Doelstelling : Deze thesis tracht op de eerste plaats een inzicht

Literatuurstudie 8

al., 2003), vezelrijke voeding (Burgess-Champoux et al., 2009; Gillman et al., 2011),

drinken minder frisdrank (Gillman et al., 2011; Neumark-Sztainer et al., 2003) en zijn

minder geneigd het ontbijt over te slaan (Videon et al., 2003).

Voor adolescente meisjes werd eveneens een verband gevonden tussen de frequentie

waarmee samen met het gezin avondeten werd gegeten, en de gewichtsstatus: hoe vaker

samen gegeten wordt, hoe lager de gewichtsstatus van de jongeren blijkt te zijn

(Fulkerson, Neumark-Sztainer, Hannan & Story, 2008).

Bovendien kan het gebruik van het avondeten ook de toekomstige voedingsinname

voorspellen: in een studie van Arcan, Neumark-Sztainer, Van den Berg, Story & Larson

(2007) werden de voedingsgewoonten van adolescenten over een periode van vijf jaar in

kaart gebracht. Hieruit bleek dat de groenten die tijdens het avondeten geserveerd

werden een goede voorspeller zijn voor de inname van groenten gedurende de verdere

follow-up.

4.1.3. Ouderschapsstijl

De frequentie van dineren met het gezin blijkt daarenboven hoger te zijn in gezinnen

waarin een meer autoritaire ouderschapsstijl wordt gehanteerd (Berge, Wall, Neumark-

Sztainer, Larlson & Story, 2010). Wetende dat het samen dineren geassocieerd is met

een gezonder eetpatroon, kan de ouderschapsstijl dus ook onrechtstreeks gelinkt worden

gezondere voedingsgewoonten van jongeren.

Kremers, Brug, De Vries & Engels (2003) hebben het verband onderzocht tussen de

eetgewoonten van jongeren en de ouderschapsstijlen: zij omschreven vier soorten

ouderschapsstijlen: de autoritatieve ouderschapsstijl wordt gekenmerkt door een hoge

betrokkenheid en striktheid en onderscheidt zich van de autoritaire ouderschapsstijl

waarbij de ouders eveneens strikt zijn, maar minder betrokken. Toegeeflijke ouders

daarentegen zijn niet strikt maar wel betrokken en de nalatige ouders tenslotte zijn noch

strikt, noch betrokken. De resultaten wijzen op een sterk positief verband tussen de

autoritatieve ouderschapsstijl en fruitconsumptie van de adolescenten. Kinderen van

toegeeflijke ouders zouden ook meer fruit eten dan kinderen van autoritaire of nalatige

ouders.

Ander onderzoek toont aan dat kinderen van autoritatieve ouders niet alleen meer fruit

eten (Lytle et al., 2003; Pearson, Atkin, Biddle, Gorely & Edwardson, 2009c) maar ook

Page 18: OPINIES VAN JONGEREN OVER VOEDING...ren over voeding en in welke mate deze opinies hun eetgedrag kunnen beïnvloeden. Doelstelling : Deze thesis tracht op de eerste plaats een inzicht

Literatuurstudie 9

minder ongezonde snacks eten en vaker ontbijten dan kinderen van nalatige ouders

(Pearson et al., 2009c).

Ondanks deze significante verbanden dient men deze resultaten toch met enige

voorzichtigheid te benaderen: in de studie van Vereecken, Legiest, De Bourdeaudhuij &

Maes (2009) werden namelijk geen verschillen gevonden in eetgewoonten naar deze

vier ouderschapsstijlen.

4.1.4. Attitude van de ouders tegenover gezonde voeding

Cutler et al. (2011) vonden een positief verband tussen gezonde eetgewoonten van de

kinderen enerzijds, en anderzijds het belang dat de ouders hechten aan gezonde voeding,

alsook de aansporing die de kinderen ontvangen om gezond te eten.

De attitude van de ouders ten opzichte van voeding kan verder belangrijk zijn in de

voedselkeuze wanneer de kinderen deze attitude overnemen: Boutelle, Birkeland,

Hannan, Story & Neumark-Sztainer (2007) vonden een positief verband tussen de

perceptie van de jongeren op de mate waarin moeders belang hechten aan gezonde

voeding enerzijds, en de consumptie van groenten en fruit anderzijds. De Bourdeaudhuij

et al. (2008) vonden gelijkaardige resultaten bij 11-jarige kinderen en schreven het

verband tussen fruit- en groenteninname van de ouders en die van de kinderen toe aan

het effect van „modeling‟. Ook Young, Fors en Hayens (2004) en Brown en Ogden

(2003) onderlijnen het belang „parental modeling‟ op de voedingsgewoonten van de

kinderen.

De Bourdeaudhuij et al. (2008) vonden daarnaast ook een verband tussen het belang dat

de moeder hecht aan gezonde voeding, en de beschikbaarheid van groenten en fruit in

het huis.

4.1.5. Kenmerken van het gezin

Uit onderzoek blijkt dat het beroepsstatus van de ouders positief gerelateerd is aan de

consumptie van zowel fruit (Giskes, Turell, Patterson & Newman, 2002; Vereecken,

Inchley, Subramanian, Hublet & Maes, 2005) als groenten (Giskes et al., 2002; Richter,

Vereecken, Boyce, Maes, Gabhainn & Currie, 2009), en negatief gecorreleerd met de

consumptie van frisdrank (Vereecken et al., 2009).

Page 19: OPINIES VAN JONGEREN OVER VOEDING...ren over voeding en in welke mate deze opinies hun eetgedrag kunnen beïnvloeden. Doelstelling : Deze thesis tracht op de eerste plaats een inzicht

Literatuurstudie 10

Wanneer een onderscheid gemaakt wordt op basis van het gezinsinkomen, blijken

adolescenten uit welgestelde gezinnen eveneens meer groenten en fruit te eten

(Riediger, Shooshtari & Moghadasian, 2007), en zouden ze bovendien beter tegemoet

komen aan de voedingsrichtlijnen voor zuivelproducten en minder toegevoegde suikers

innemen (Xie, Gilliland, Li & Rockett, 2002). Zij schatten hun eigen gezondheid dan

ook positiever in dan jongeren uit armere gezinnen (Richter et al., 2009).

Andere studies maakten een onderscheid in voedingsgewoonten naar de opleiding van

de ouders. Hieruit bleek dat adolescenten met hoger opgeleide ouders betere

eetgewoonten hebben dan deze met lager opgeleide ouders (Ambrosini et al., 2009;

Cutler et al., 2011; Nilsen, Krokstad, Holmen & Westin, 2010; Riediger et al.,2007;

Videon en Manning, 2003).

Wat de gezinsstructuur betreft, zijn eveneens verschillen in eetgewoonten waar te

nemen: jongeren uit gezinnen met twee ouders zouden frequenter ontbijten (Pearson,

Biddle & Gorely, 2009b) en over het algemeen gezonder eten (Ambrosini et al., 2009;

Riediger et al., 2007) dan deze met alleenstaande ouders.

Tenslotte zouden gezinnen waarvan beide ouders werken of gezinnen met alleenstaande

ouders minder tijd hebben om maaltijden klaar te maken (Bowers, 2000; Fulkerson et

al., 2011; Pearson, MacFarlane, Crawford & Biddle, 2009a).

4.2. DE PEERS

Een tweede belangrijke interpersoonlijke factor die door Story et al. (2002) wordt

aangehaald, betreft de sociale invloed die wordt uitgeoefend door de peers. Deze

invloed kan zowel impliciet als expliciet zijn: een expliciete invloed wordt bijvoorbeeld

uitgeofend wanneer de vrienden van de jongere belang hechten aan gezonde voeding en

de jongere dan ook aansporen om gezond te eten. Cutler et al. (2011) vond een positief

verband tussen deze vorm van sociale steun en de eetgewoonten van de jongeren. Een

impliciete invloed op het eetgedrag kan worden uitgeoefend door het overnemen van

bepaalde normen. De adolescentie wordt gemerkt door beïnvloeding door vrienden en

Page 20: OPINIES VAN JONGEREN OVER VOEDING...ren over voeding en in welke mate deze opinies hun eetgedrag kunnen beïnvloeden. Doelstelling : Deze thesis tracht op de eerste plaats een inzicht

Literatuurstudie 11

de normen van deze vrienden spelen dan ook een rol in de ontwikkeling van eigen

normen die de jongere hanteert (Steinburg, 1996, in Story et al., 2002).

De subjectieve norm wordt dan ook in verschillende sociaal-psychologische modellen

zoals de „theory of reasoned action‟ (Fishbein & Azjen, 1975), de „theory of planned

behavior‟ (Azjen, 1988) en de „reasoned action approach‟ (Fishbein & Azjen, 2010)

vermeld als één van de determinanten die de intentie tot het gedrag verklaart (in Van

Damme, 2010).

De perceptie van deze groepsnormen is echter niet steeds correct. Perkins, Wesley,

Perkins & Craig (2010) toonden aan dat middelbare scholieren de hoeveelheid frisdrank

die door de andere scholieren werd gedronken, hoger inschatten dan deze in

werkelijkheid is. Zij leidden uit hun onderzoek af dat deze verkeerde inschatting ervoor

zorgt dat jongeren zelf meer frisdrank gaan drinken.

In een studie waarin het eetgedrag van meisjes met normaal- en overgewicht werden

bestudeerd, werd tot de constatatie gekomen dat meisjes met overgewicht meer

kilocaleriën innamen wanneer ze met andere meisjes met overgewicht samen aten, dan

wanneer ze met iemand aten met een normaal gewicht. Bij meisjes met normaal gewicht

werd dit verschil niet teruggevonden: zij aten steeds dezelfde hoeveelheid,

onafhankelijk van het gewicht van de andere meisjes waarmee ze aten (Salvy, Romero,

Paluch & Epstein, 2007). Deze invloed van de aanwezigheid van anderen op het

eetgedrag van jongeren werd eveneens gesuggereerd door ander onderzoek (Romero,

Epstein & Salvy, 2009). Er werd wel een verschil gevonden tussen de invloed van

onbekenden en de invloed van vrienden: wanneer jongeren met een vriend/vriendin

samen eten zouden ze meer eten dan wanneer ze met iemand onbekend samen eten.

(Salvy, Howard, Read & Mele, 2009). Toch is deze vorm van sociale beïnvloeding geen

vanzelfsprekendheid: Finnerty, Reeves, Dabinett, Jeanes & Vögele (2010) vonden wel

een verband tussen de invloed van vrienden en fysieke activiteit, maar niet tussen de

invloed van vrienden en de eetgewoonten van jongeren.

Hoewel de sociale omgeving dus een positieve rol kan spelen in de gewichtscontrole,

kan ze ook leiden tot ongezond gedrag om gewicht te verliezen, zoals opzettelijk

overgeven, dieetpillen slikken, extreem weinig eten en maaltijden overslaan. Vooral

Page 21: OPINIES VAN JONGEREN OVER VOEDING...ren over voeding en in welke mate deze opinies hun eetgedrag kunnen beïnvloeden. Doelstelling : Deze thesis tracht op de eerste plaats een inzicht

Literatuurstudie 12

sociale normen die binnen een bepaalde vriendengroep bestaan (maar ook daarbuiten)

kunnen jongeren beïnvloeden. Jonge meisjes zijn op dit vlak de meest kwetsbare groep

(Eisenberg, Neumark-Sztainer, Story & Perry, 2004).

5. INDIVIDUELE INVLOEDEN

Tot slot wordt het voedingsgedrag van jongeren bepaald door individuele of

intrapersoonlijke factoren. Deze werden door Story et al. (2002) vervolgens

onderverdeeld in psychosociale en biologische factoren, en factoren mbt de levensstijl.

5.1. PSYCHOSOCIALE FACTOREN

De persoonlijke voedingsvoorkeur werd door verschillende studies als één van de

belangrijkste predictoren van de voedingskeuze in het algemeen aangehaald (Fitzgerald

et al., 2010; Story et al., 2002), maar bleek ook specifiek voor groenten (Brug, Tak, te

Velde, Bere & de Bourdeaudhuij, 2007; de Bourdeaudhuij, 2008; Larson et al., 2008;

Neumark-Sztainer, Wall, Perry & Story, 2003; Van Duyn et al., 2001; Wind et al., 2006

), fruit (Brug et al., 2008; De Bourdeaudhuij et al., 2008; Fitzgerald et al., 2010; Larson

et al., 2008; Neumark-Sztainer et al., 2003; Van Duyn et al., 2001; Wind et al., 2006),

fast food (Bauer et al., 2009), en melk (Larson, Story, Wall & Neumark-Sztainer, 2006)

een belangrijke rol te spelen in de consumptie van deze voedingsmiddelen.

Gerelateerd aan deze persoonlijke voorkeur - doch niet geheel hetzelfde - is de smaak en

de sensorische perceptie van voeding. Verschillende studies vonden significante

verbanden tussen de smaak en aantrekkelijkheid van voeding enerzijds, en de

voedingskeuze van jongeren anderzijds (Clark, 1998; Fitzgerald et al., 2010; Glanz,

Basil, Maibach, Goldberg & Snyder, 1998; Neumark-Sztainer et al., 1999; Ortal, Conti

& Slater, 2009; Pollard, Kirk & Cade, 2002; Story et al., 2002).

Het op peil houden van een goede gezondheid door gezond te eten blijkt voor jongeren

geen belangrijke motivatie te zijn. Veel adolescenten vinden het niet nodig om hun

eetpatronen aan te passen, omdat de toekomst toch nog ver weg lijkt te zijn (Bisonette

Page 22: OPINIES VAN JONGEREN OVER VOEDING...ren over voeding en in welke mate deze opinies hun eetgedrag kunnen beïnvloeden. Doelstelling : Deze thesis tracht op de eerste plaats een inzicht

Literatuurstudie 13

& Contento, 2001; Neumark-Stainer et al., 1999; Story & Resnick, 1986, in Story et al.,

2002). Wanneer jongeren toch bezorgd of geïnteresseerd zijn in de nutritionele waarde

van voeding, lijkt dit wel een goede voorspeller te zijn van de comsumptie van die

voedingsmiddelen (Nowak & Büttner, 2003)

Waargenomen eigen-effectiviteit of de mate waarin men zichzelf in staat acht om

gezond te eten is eveneens een significante variabele in het voorspellen van het gezonde

eetgedrag (De Bourdeaudhuij et al., 2008; Gracy, Stanley, Corti & Beilin,1996, in

Story, et al., 2002; Van Duyn et al., 2001; Young et al., 2004). Eigen-effectiviteit wordt

– evenals de subjectieve norm - in verschillende soicaal-psychologische modellen zoals

het ASE-model (De Vries et al., 1988), de „reasoned action approach‟ (Fishbein &

Azjen, 2010) en de sociaal-cognitieve theorie (Bandura, 1977) vermeld als een

determinant van gedrag. Volgens het ASE-model wordt eigen-effectiviteit op zijn beurt

bepaald door de waargenomen vaardigheden en barrières (in Van Damme, 2010).

Bruening, Kubik, Kenyon, Davey & Story (2010) toonden in hun onderzoek in

alternatieve scholen (waar een groot percentage van de leerlingen uit arme gezinnen

komt en minder gezond eet) het medierend effect aan van waargenomen barrières op de

eigen-effectiviteit van de leerlingen met betrekking tot de consumptie van fruit en

groenten. Lytle et al. (2003) vonden ook een rechtstreeks verband tussen de

waargenomen barrières en groenten- en fruitinname bij adolescenten.

Enkele barrières om gezond te eten bij adolescenten zijn: een beperkt aanbod van

gezonde voeding op school, (Ortal et al., 2009; Shepherd et al., 2006) het gemak en de

beschikbaarheid waarmee men ongezonde voeding kan kopen, de prijs en de persoon-

lijke voorkeur voor fast-food (Shepherd et al., 2006), de smaak van voedsel, de invloed

van de ouders en het gebrek aan tijd (Ortal et al. 2009). Factoren die een gezonde

voedingskeuze vergemakkelijken is bijvoorbeeld de steun van gezinsleden, grotere

beschikbaarheid van gezonde voeding, het verlangen om het uiterlijk voorkomen te

verzorgen en wilskracht.

Daarnaast is het natuurlijk ook belangrijk dat jongeren weten wat gezond is en wat niet,

maar enkel kennis van de voedingswaarden van producten leidt niet tot een verbetering

van het eetpatroon (Contento, Manning & Shannon, 1992 in Story et al., 2002;

Page 23: OPINIES VAN JONGEREN OVER VOEDING...ren over voeding en in welke mate deze opinies hun eetgedrag kunnen beïnvloeden. Doelstelling : Deze thesis tracht op de eerste plaats een inzicht

Literatuurstudie 14

Fitzgerald et al., 2010). Persoonlijke overtuigingen rond voeding zouden belangrijker

zijn dan kennis van voeding (Nowak et al., 2003). Desalniettemin werd toch een

positieve relatie vastgesteld tussen de kennis rond de voedingsrichtlijnen en gezondere

eetgewoonten bij adolescenten (Kolodinsky, Harvey-Berino, Berlin, Johnson &

Reynolds, 2007; Lytle et al., 2003) en pre-adolescenten (De Bourdeaudhuij et al., 2008).

In een studie bij studenten in het hoger onderwijs is gebleken dat ongezond geper-

cipieerde voedingsmiddelen bovendien lekkerder worden gevonden (Raghunathan,

Naylor & Hoyer, 2006). Deze stelling wordt eveneens bevestigd in een studie bij

kinderen van 9 tot 11 jaar (Corney, Eves, Kipps & Lumbers, 2000; Wardle & Huon,

2000; Noble).

Goodwin et al. (2006) hebben tenslotte het verband onderzocht tussen de inschatting

van de eigen gezondheid en de kwaliteit van de eetgewoonten van adolescenten. Hieruit

kwamen geen significante resultaten naar voor, met uitzondering van inname van

groenten en vet: jongeren die zichzelf gezond noemen, eten meer groenten en jongeren

die zichzelf als ongezonde eters omschrijven, eten meer vet.

5.2. BIOLOGISCHE FACTOREN

Eten is niet louter een individuele vrijwillige keuze, maar wordt gestuurd vanuit een

primaire lichamelijke behoefte, nl. honger.

Uit een studie van French, Story, Hannan, Breitlow, Jefferey & Snyder (1999) is

gebleken dat honger de tweede belangrijkste reden is dat jongeren snacks eten vanuit

een verkoopautomaat. Wanneer hongerig, willen jongeren voeding die snel te verkrijgen

is, en dat hun hongergevoel stilt (Neumark-Stainer et al., 1999, in Story, M., 2002).

Honger zou namelijk het belang van de persoonlijke voedingsvoorkeur doen afnemen

terwijl de beschikbaarheid van voeding belangrijker wordt in de voedselkeuze (Hoefling

& Strack, 2010)

Deze logica past eveneens in de behoeftenhiërarchie van Maslow (1943): hierin is

honger geklasseerd onder de „lagere fundamentele behoeften‟, wat betekent dat aan deze

Page 24: OPINIES VAN JONGEREN OVER VOEDING...ren over voeding en in welke mate deze opinies hun eetgedrag kunnen beïnvloeden. Doelstelling : Deze thesis tracht op de eerste plaats een inzicht

Literatuurstudie 15

behoeften eerst moet voldaan zijn voor men kan overgaan naar vervulling van andere

behoeften.

Wanneer de geslachtsverschillen in voedingsgewoonten nader worden bekeken, kan

geconstateerd worden dat vrouwen over het algemeen gezonder eten (Ambrosini et al.,

2009; Morse & Driskell, 2009; Riediger et al., 2007; von Bothmer & Fridlund, 2005;

Wardle, Haase & Steptoe, 2004;; Westenhoefer, 2005). Dit kan onder andere verklaard

worden door het groter belang dat vrouwen hechten aan gezonde voeding (Morse &

Driskell, 2009; Riediger et al., 2007; von Bothmer & Fridlund, 2005; Wardle, Haase &

Steptoe, 2004; Westenhoefer, 2005;) en/of het feit dat vrouwen meer dan mannen

geneigd zijn om te diëten (Morse & Driskell, 2009; Wardle et al., 2004; Westenhoefer,

2005).

Volgens Westenhoefer (2005) zou het diëten onder vrouwen zelfs tot 50% van de

geslachtsverschillen in voedingsgewoonten verklaren.

Niet alleen de voedingsgewoonten en –motivatie verschilt naar geslacht; mannen en

vrouwen zouden ook een verschillende voedingsvoorkeur hebben: wanneer gevraagd

werd naar hun favoriete „comfort food‟ (troosteten), blijkt dat vrouwen meer voor

snacks te kiezen zoals chocolade of ijs, terwijl mannen meer voor warme, hartige

voeding kiezen zoals vlees of soep (Wansink, Cheney & Chan, 2003).

Eetgewoonten van adolescenten zijn volgens sommige studies voorts geassocieerd met

de leeftijd: volgens Riediger et al. (2007) zouden oudere adolescenten (15-19 jaar)

minder fruit en groenten eten dan jongere adolescenten (12-15 jaar). Dit wordt eveneens

ondersteund door een longitudinale studie van Larson, Neumark-Sztainer, Hannan en

Story: zij kwamen tot de constatatie dat adolescenten van 14-16 jaar gemiddeld 0,7

porties minder fruit en groenten eten dan jongeren in de vroege adolescentie (11-13

jaar) en jongeren in de late adolescentie (17-19 jaar) eten 0,6 porties minder dan de 14-

16-jarigen.

Pearson et al. (2009c) vonden echter tegenovergestelde resultaten: volgens hun

onderzoek zouden oudere adolescenten (14-16 jaar) net méér groenten en fruit eten dan

de jongere (12-14 jaar).

Page 25: OPINIES VAN JONGEREN OVER VOEDING...ren over voeding en in welke mate deze opinies hun eetgedrag kunnen beïnvloeden. Doelstelling : Deze thesis tracht op de eerste plaats een inzicht

Literatuurstudie 16

5.3. FACTOREN MET BETREKKING TOT DE LEVENSSTIJL

Als laatste individuele invloed op het eetgedrag komt de levensstijl van jongeren aan

bod.

Tijd – of het gebrek aan tijd – kan als een barrière optreden in een gezonde

voedselkeuze bij adolescenten (French et al., 1999; Neumark-Stainer, et al., 1999;

Story. et al., 1986, in Story et al., 2002; Fitzgerald et al., 2010, Larson et al., 2007; Ortal

et al., 2009).

Daarnaast hebben ook maaltijdpatronen een invloed op de kwaliteit van voedselinname.

De maaltijd die het meest wordt overgeslagen bij tieners is het ontbijt (Lin, Guthrie &

Blaylock, 1996, in Story et al., 2002; rapport Jongeren & gezondheid, 2006).

Ontbijten is nochtans zeer belangrijk voor een gezond voedingspatroon: voedingsstoffen

worden gedurende de dag beter opgenomen wanneer men ontbeten heeft. Jongeren die

gezond ontbijten eten meer brood, fruit en groenten en drinken meer fruitsap en melk

(Matthys, Henauw, Bellemans, De Maeyer & De Backer, 2005).

Uit een Europese studie bleek dat „honger‟, „smaak‟, „gezondheidsoverwegingen‟ en

„ouders of voogden‟ de meeste invloed uitoefenen op de voedingskeuze tijdens het

ontbijt (Hallström et al., 2011).

Ontbijten gebeurt voorts meer bij jongeren waarvan de ouders ook ontbijten, en in

gezinnen met twee ouders/voogden (Pearson et al., 2009b).

Tenslotte worden voedingsgewoonten ook bepaald door het feit of men al dan niet op

dieet is. Diëten is niet ongewoon onder adolescenten, vooral bij meisjes is dit populair

(Neumark-Sztainer, Story, Resnick, & Blum, 1998; Centers for Disease Control and

prevention, 2000; French, Perry, Leon, & Fulkerson, 1995, in Story et al., 2002; Morse

et al., 2009; Wardle et al., 2004;).

Diëten kan op een gezonde of een ongezonde manier gebeuren.

Gezond diëten bij meisjes uit zich in een verminderde consumptie van fast-food en

frisdrank, terwijl bij ongezond diëten daarentegen meer maaltijden worden overgeslaan

en minder fruit wordt gegeten (Larson, Neumark-Sztainer & Story, 2009).

Page 26: OPINIES VAN JONGEREN OVER VOEDING...ren over voeding en in welke mate deze opinies hun eetgedrag kunnen beïnvloeden. Doelstelling : Deze thesis tracht op de eerste plaats een inzicht

Literatuurstudie 17

Voedingsstoffen die hierdoor onvoldoende worden opgenomen zijn: calcium, ijzer,

vitamine B-6, folaten en zink. Bij jongens werden deze bevindingen niet teruggevonden

(Neumark-Sztainer, Hannan, Story & Perry, 2004).

Adolescente vegetariërs zouden voorts gezonder eten dan vleeseters, omdat zij meer

groenten en fruit eten, en minder vet (Robinson-O‟Brien, Perry, Wall, Story &

Neumarkt-Stainer, 2009).

Page 27: OPINIES VAN JONGEREN OVER VOEDING...ren over voeding en in welke mate deze opinies hun eetgedrag kunnen beïnvloeden. Doelstelling : Deze thesis tracht op de eerste plaats een inzicht

Probleemstelling en vraagstelling 18

DEEL 2: PRAKTIJKONDERZOEK

1. PROBLEEMSTELLING EN VRAAGSTELLING

Zoals uit de literatuurstudie kan worden afgeleid, zijn er tal van factoren die van invloed

zijn op het eetgedrag van jongeren. Er is echter maar een schaarse hoeveelheid literatuur

voorhanden die deze invloeden vanuit het perspectief van de jongeren zelf beschrijft,

namelijk hoe jongeren zelf tegen (gezonde) voeding aankijken en welke factoren zij zelf

aanhalen als barrières of facilitatoren inzake gezonde eetgewoonten. Nochtans is de

attitude volgens verschillende sociaal-psychologische modellen een belangrijke

determinant van het gedrag: zowel de „theory of reasoned action‟ (fishbein & Azjen,

1975), de „theory of planned behaviour‟ (Azjen, 1988), het ASE-model (De Vries et al.,

1988) en de „Reasoned Action Approach‟ (Fishbein & Azjen, 2010) onderlijnen het

belang hiervan (in Van Damme, 2010). Met het oog op het beïnvloeden van hun

voedselkeuze, en rekening houdend met de toenemende autonomie die adolescenten

verwerven, is de kennis van hun attitude en opinies over voeding meer dan wenselijk.

Deze thesis biedt een overzicht van de heersende opinies van jongeren over voeding. De

gegevens zijn verkregen door middel van een grootschaalse bevraging, waarbij een

vragenlijst werd gebruikt die samengesteld is op basis van focusgroepen met

adolescenten. Deze vragen handelen vooral rond individuele factoren (gepercipieerde

smaak, motivatie en kennis rond gezonde/ongezonde voeding, eigen-

effectiviteitsverwachting, perceptie van de eigen gezondheid), maar ook sociale factoren

(invloed van vrienden, eigen inbreng in de voedselkeuze thuis, opinies over de

maaltijden thuis), omgevingsfactoren (opinies over schoolmaaltijden) en

maatschappelijke factoren (invloed van de media) kwamen aan bod.

Vervolgens zal worden nagegaan of er een verband bestaat tussen deze voedingsopinies

en het geslacht van de jongeren, de leeftijd en opleiding, de beroepsstatus van de

ouders, de gezinsstructuur en de BMI.

Daarnaast zal eveens het verband worden onderzocht met de opinies van de jongeren en

hun eetgewoonten.

Page 28: OPINIES VAN JONGEREN OVER VOEDING...ren over voeding en in welke mate deze opinies hun eetgedrag kunnen beïnvloeden. Doelstelling : Deze thesis tracht op de eerste plaats een inzicht

Methodologie 19

2. METHODOLOGIE

2.1. STUDIEDESIGN

Deze studie maakt gebruik van data verkregen in het kader van de Health Behaviour in

School-aged Children (HBSC), een cross-sectionele studie die uitgevoerd wordt in sa-

menwerking met de WHO (World Health Organisation). De studie heeft tot doel inzicht

te krijgen in de gezondheid en het welzijn van jongeren, het gezondheidsgedrag en de

maatschappelijke context, en dit door de schoolgaande jeugd op grote schaal te be-

vragen. De bevindingen van dit onderzoek worden vervolgens aangewend om het beleid

en de praktijk op het vlak van gezondsheidsvoorlichting- en bevordering te opti-

maliseren, zowel op nationaal als internationaal niveau.

De HBSC-studie is gestart in 1982 door onderzoekers uit drie landen. Er zijn nu 43

deelnemende landen en regio's, zowel in Europa als Noord-Amerika.

De gegevens voor deze thesis werden verzameld van maart t.e.m. december 2010 (met

uizondering van de maanden juli, augustus, september, november), waarbij de deel-

nemers slechts één maal een vragenlijst hebben ingevuld.

In Vlaanderen spreekt men van de studie „Jongeren en gezondheid‟. Net zoals in de

andere deelnemende landen, wordt ze om elke vier jaar uitgevoerd bij de schoolgaande

jeugd. In de andere landen worden enkel de 11-, 13- en 15-jarigen bevraagd, terwijl in

Vlaanderen alle klassen zijn opgenomen gaande van het vijfde leerjaar tot en met het

zesde middelbaar. De gegevens worden verzameld door middel van een enquête die de

leerlingen zelf moeten invullen in de klas.

2.2. HBSC: DE VRAGENLIJST

De vragenlijsten die in de deelnemende landen worden afgenomen, bevatten een aantal

gemeenschappelijke items die volgende topics in kaart trachten te brengen

(http://www.hbsc.org/overview_studydesign.html):

Page 29: OPINIES VAN JONGEREN OVER VOEDING...ren over voeding en in welke mate deze opinies hun eetgedrag kunnen beïnvloeden. Doelstelling : Deze thesis tracht op de eerste plaats een inzicht

Methodologie 20

Achtergrondfactoren : demografie en sociale achtergrond (familiestructuur,

sociaal-economische status)

Individuele en sociale hulpbronnen : lichaamsbeeld, gezinsondersteuning,

vrienden en het schoolmilieu

Gezondheidsgedrag : lichamelijke activiteit, eten en diëten, roken, alcohol- en

cannabisgebruik, seksueel gedrag, geweld, pesten en fysieke letsels

Gezondheidsresultaten : gezondheidsgeralteerde symptomen, levenstevreden-

heid, zelf-gerapporteerde gezondheid, Body Mass Index

Naast deze gemeenschappelijke items kunnen de deelnemende landen ook zelf een

aantal vragen toevoegen die op nationaal niveau interessant kunnen zijn.

De vragen uit de vragenlijst „Jongeren en Gezondheid 2010‟ die betrekking hebben op

de opinies over voeding zijn zijn enkel aan de Vlaamse jeugd gesteld (dus niet in de

andere deelnemende landen).

Naast deze unieke vragen wordt in deze thesis ook gebruik gemaakt van gegevens uit de

bovenvermelde lijst van gemeenschappelijke items: de sociodemografische gegevens

van de leerlingen hebben betrekking op de de demografie (geslacht, leeftijd, opleiding)

en de sociale achtergrond (gezinsstructuur, sociaal-economische status van de ouders,

gesproken taal thuis). Daarnaast komt ook de BMI aan bod. Tabel 1 biedt een overzicht

van de categoriën waaruit deze variabelen bestaan, alsook de code die hieraan werd toe-

gekend.

Tabel 1: categoriën van de sociodemografische variabelen/BMI en hun codering

variabele categoriën codering

Geslacht man 1

vrouw 2

leeftijd

≤ 12.5 jaar 1

12.5 – 14.5 jaar 2

14.5 – 16.5 jaar 3

≥ 16.5 jaar 4

ongekend 5

Page 30: OPINIES VAN JONGEREN OVER VOEDING...ren over voeding en in welke mate deze opinies hun eetgedrag kunnen beïnvloeden. Doelstelling : Deze thesis tracht op de eerste plaats een inzicht

Methodologie 21

Vervolg tabel 1: categoriën van de sociodemografische variabelen/BMI en hun codering

variabele categoriën codering

opleiding

ASO 1

TSO/KSO 2

BSO 3

ongekend 4

Beroepsstatus moeder

hoog 1

gemiddeld 2

laag 3

werkzaam maar SES niet gekend 4

Economisch inactief 5

ongekend 6

Beroepsstatus vader

hoog 1

gemiddeld 2

laag 3

werkzaam maar SES niet gekend 4

Economisch inactief 5

ongekend 6

gezinsstructuur

één ouder 2

twee ouders 1

andere 3

Gesproken taal thuis

Nederlands 1

(ook) een andere taal 2

ongekend 3

BMI

ondergewicht 2

normaal gewicht 1

overgewicht 3

ongekend 4

Page 31: OPINIES VAN JONGEREN OVER VOEDING...ren over voeding en in welke mate deze opinies hun eetgedrag kunnen beïnvloeden. Doelstelling : Deze thesis tracht op de eerste plaats een inzicht

Methodologie 22

Hieronder volgen enkele kanttekeningen met betrekking tot deze variabelen en hun

categoriën:

De gezinsstructuur duidt op de gezinssamenstelling van de jongere. Wanneer

de ouders van de jongere uit elkaar zijn de jongere hierdoor in twee gezinnen

leeft, verwijst deze variabele naar het gezin waar het kind de meeste tijd

doorbrengt. Jongeren die bij niet bij hun ouder(s) wonen, maar bij de

grootouder(s), in een opvangtehuis of ergens anders, behoren tot de groep

„andere‟.

Voor de categorisatie van de body mass index (BMI) in onder- en overgewicht

werd beroep gedaan op de grenswaarden zoals voorgesteld door Tim Cole

(2007): de ondergrens van een normaal gewicht vastgelegd op een BMI van 17

en de bovengrens op een BMI van 25.

Om zoveel mogelijk deelnemers op te nemen in de analyses, werden ook de

leerlingen waarvan bepaalde eigenschappen niet gekend zijn geïncludeerd. De

variabele „geslacht‟ heeft echter geen categorie ‘ongekend’ omdat de omvang

van deze groep verwaarloosbaar is (<1%).

De categoriën met code één zijn de referentiecategoriën van een variabele.

Page 32: OPINIES VAN JONGEREN OVER VOEDING...ren over voeding en in welke mate deze opinies hun eetgedrag kunnen beïnvloeden. Doelstelling : Deze thesis tracht op de eerste plaats een inzicht

Methodologie 23

2.3. HET EETGEDRAG VAN DE JONGEREN: DE VRAGENLIJST

Om het eetgedrag van de jongeren in kaart te brengen, werd beroep gedaan op de Food

Frequencie Questionnaire (FFQ). De HBSC-ffq focust op drie belangrijke groepen:

belangrijke bronnen van vezels: fruit, groenten, granen, wit brood, bruin brood

belangrijke bronnen van calcium: volle melk, magere/halfvolle melk, kaas,

andere melkproducten (yoghurt, platte kaas, chocomelk, pudding, fristi, ...)

relevante voedingsmiddelen in de eetcultuur van de jongeren die echter niet

behoren tot de voedingsgroepen die men dagelijks dient te consumeren:

gesuikerde of light frisdranken, chips, frieten, koek en snoep.

Er werd aan de jongeren gevraagd hoeveel dagen per week zij deze voedingsmiddelen

of drankjes consumeren. De leerlingen hadden de keuze tussen zeven antwoord-

categoriën: nooit, minder dan één maal per week/zelden, één dag per week, twee tot vier

dagen per week, vijf tot zes dagen per week, één keer per dag/elke dag of elke dag meer

dan één keer.

Voor de verwerking van deze resultaten wordt aan de antwoordcategoriën een score

toegekend van één tot zeven. Vervolgens wordt parallel met de studie van Vereecken et

al. (2008) voor elk van de drie voedingsgroepen een index berekend door het

gemiddelde te nemen van de itemscores van de desbetreffende voedingsgroep. Zo wordt

aldus een vezelindex, calciumindex en de index „overbodige voedingsmiddelen‟ be-

komen.

2.4. OPINIES VAN JONGEREN OVER VOEDING: DE VRAGEN-

LIJST

De enquête die in 2010 in Vlaanderen werd uitgevoerd, bevat een nieuw toegevoegd

onderdeel dat de opinies van jongeren over voeding bevraagt. Deze vragenlijst is

gebaseerd op de FCP-vragenlijst (Food Choices and Preferences), die werd opgesteld

aan de hand van 44 focusgroepen in vijf Europese landen, nl. Belgie, Hongarije, Spanje,

Zweden en het Verenigd Koninkrijk.

Page 33: OPINIES VAN JONGEREN OVER VOEDING...ren over voeding en in welke mate deze opinies hun eetgedrag kunnen beïnvloeden. Doelstelling : Deze thesis tracht op de eerste plaats een inzicht

Methodologie 24

In totaal namen 304 jongeren deel aan deze focusgroepen, waarbij elke groep gelijk

verdeeld werd volgens geslacht en leeftijd. Verschillende thema‟s werden besproken,

zoals de eetgewoonten van de jongeren, factoren die de voedingskeuze beïnvloeden,

favoriete voedingsmiddelen, gezonde voeding en traditionele voeding, gezonde

levensstijl en fysieke activiteit, informatiebronnen rond gezond eten en leven, en ideën

voor de ontwikkeling van nieuwe voedingsproducten (Gilbert et al., z.j.). De inzichten

die verkregen zijn uit deze focusgroepen werden vervolgens aangewend voor de

ontwikkeling van de FCP-vragenlijst.

Bijlage 1 geeft de volledige vragenlijst rond opinies over voeding weer die uiteindelijk

in de enquête Jongeren en Gezondheid in 2010 gesteld zijn. De leerlingen konden

kiezen tussen vijf antwoordmogelijkheden: helemaal niet akkoord, niet akkoord, noch

akkoord/noch niet akkoord, akkoord en helemaal akkoord. Deze antwoorden werden

achteraf omgecodeerd tot een score van 1 (= helemaal niet akkoord) tot 5 (= helemaal

akkoord).

2.5. GEGEVENSVERWERKING EN STATISTISCHE ANALYSES

2.5.1. Opinies over voeding

Voor de gegevensverwerking werd gebruik gemaakt van het software programma SPSS

18.0 (SPSS Inc., Chicago, Illinois, 2009)

De antwoorden op de opinie-items kregen een score van één (=helemaal niet akkoord)

tot vijf (=helemaal akkoord).

Om een duidelijk overzicht te behouden, is getracht de opinie-items onder te verdelen in

schalen. Gezien een factoranalyse niet leidde tot interpreteerbare schalen zijn de vragen

hiervoor samengenomen op basis van inhoud, en vervolgens is de Cronbach Alpha

berekend. Deze bleek voor de meeste categoriën onvoldoende te zijn om de vragen als

samenhangend geheel te beschouwen. Deze vragen werden dan ook afgezonderlijk

behandeld. Voor drie schalen was dit cijfer echter nog voldoende:

Page 34: OPINIES VAN JONGEREN OVER VOEDING...ren over voeding en in welke mate deze opinies hun eetgedrag kunnen beïnvloeden. Doelstelling : Deze thesis tracht op de eerste plaats een inzicht

Methodologie 25

De schaal „gezond‟ (Cronbach Alpha=0,62, gem=3.36, sd=0,53) gaat na in welke mate

de leerlingen hun eigen voedingsgewoonten gezond inschatten, op basis van volgende

stellingen:

Ik denk dat mijn voeding gezond is.

Eten dat ik thuis eet is gezond.

De lunch die ik ‟s middags op school eet is gezond.

De meeste tussendoortjes die ik eet zijn gezond.

Het eten dat ik eet als ik op stap ben met mijn vrienden is gezond.

De schaal „groenten en fruit‟ (Cronbach Alpha = 0.61, gem= 3.93, sd= 0.83) geeft een

beeld van de mate waarin fruit en groenten door de leerlingen graag worden gegeten, op

basis van twee items:

Ik eet graag fruit.

Ik eet graag groenten.

De schaal „smaak‟ (Chronbach Alpha= 0,78, gem=2,90, sd= 0,93) gaat tenslotte na in

welke mate de smaak van voeding belangrijk is voor de jongeren. Deze schaal werd

samengesteld op basis van twee items:

Voor mij is het lekker zijn voeding belangrijker dan het gezond zijn.

De smaak van eten is belangrijker voor mij dan hoe gezond het is.

De scores op de schalen zijn een gemiddelde van de scores op de individuele items

waaruit de schaal is opgesteld.

De items die niet onder één van deze drie schalen geklasseerd zijn, vertoonden

onderling onvoldoende samenhang om ze samen te nemen. Zij zullen voor de verdere

analyse apart behandeld worden.

Page 35: OPINIES VAN JONGEREN OVER VOEDING...ren over voeding en in welke mate deze opinies hun eetgedrag kunnen beïnvloeden. Doelstelling : Deze thesis tracht op de eerste plaats een inzicht

Methodologie 26

2.5.2. Verband tussen de opinies en de sociodemografische eigenschappen en

BMI van de jongeren

Door middel van Spearman correlaties wordt eerst een beeld geschetst van de

univariate samenhang tussen iedere sociodemografische variabele en iedere

opinie/schaal.

Hiervoor werd de oorspronkelijke antwoordcodering van de opinies behouden.

Voor de verdere analyses werden de antwoorden op de individuele opinie-items echter

gedichtomiseerd omwille van hun ordinaal karakter. Op basis van de spreiding van de

antwoorden werden twee groepen gecreëerd: een score nul werd toegekend aan de

antwoorden „helemaal niet akkoord‟, „niet akkoord‟ en „noch akkoord, noch niet

akkoord‟. De overige antwoorden „akkoord‟ en „helemaal akkoord‟ kregen een score

één.

Na de univariate analyses volgen de multivariate analyses waarbij (bijna) alle univariaat

significante sociodemografische variabalen en het BMI worden samengenomen in één

analyse om het effect op de uitkomstvariabele te kunnen bestuderen, onafhankelijk van

de andere sociodemografische variabelen. Eén variabele maakt hier echter de

uitzondering op, nl. opleiding. Deze variabele is pas vanaf het tweede jaar secundair

onderwijs relevant. Om te vermijden dat in de analyeses hierdoor veel leerlingen

afvallen, wordt deze variabele apart behandeld.

De methoden die worden aangewend zijn de logistische regressie en de variantie-

analyse. De logistische regressie-analyse onderzoekt het verband met de individuele

(dichtome) opinies, terwijl de variantie-analyse het verband met de (continue) schalen

nagaat. Indien uit de variantie-analyses significante resultaten naar boven komen, wordt

beroep gedaan op de Scheffe post-hoc test om deze significanties te localiseren.

Omwille van het grote aantal respondenten (n=10772) wordt in de logistische regressie-

analyses de vergelijking gemaakt met slechts één referentiecategorie, en zijn alle

analyses uitgevoerd op een significantieniveau van 0,01.

Page 36: OPINIES VAN JONGEREN OVER VOEDING...ren over voeding en in welke mate deze opinies hun eetgedrag kunnen beïnvloeden. Doelstelling : Deze thesis tracht op de eerste plaats een inzicht

Methodologie 27

2.5.3. Verband tussen de opinies en het eetgedrag van de jongeren

Om het aantal variabelen in de analyses zoveel mogelijk te beperken werd ervoor

geopteerd het verband tussen de opinies en de indexscores door middel van een

trapsgewijze methode te onderzoeken.

De eerste stap betreft het uitvoeren van univariate analyses (enkelvoudige regressie),

waarbij telkens het verband wordt onderzocht tussen iedere opinie/schaal en de

indexscores. Vervolgens worden de significante opinies/schalen uit deze analyses

samengenomen in een meervoudige regressie-analyse.

Tot slot wordt nogmaals een meervoudige regressie-analyse uitgevoerd, waarbij zowel

de significante opinies/schalen uit de laatste multivariate analyse alsook de relevante

sociodemografische variabelen (tabel 20) samen als onafhankelijke variabelen fungeren.

Deze socio-demografische variabelen zijn vanwege hun ordinale schaal eerst omgezet

naar dummyvariabelen.

Page 37: OPINIES VAN JONGEREN OVER VOEDING...ren over voeding en in welke mate deze opinies hun eetgedrag kunnen beïnvloeden. Doelstelling : Deze thesis tracht op de eerste plaats een inzicht

Resultaten 28

3. RESULTATEN

3.1. PARTICIPANTEN

In totaal hebben 10772 leerlingen in Vlaanderen de enquête ingevuld. In onderstaande

tabel worden de sociodemografische kenmerken die in deze thesis aan bod komen en

het BMI van de leerlingen weergegeven, samen met hun absolute en relatieve

frequentie.

Tabel 2: Frequentieverdeling van de sociodemografische eigenschappen en BMI

variabele categorie n %

geslacht man 5465 50,7

vrouw 5307 49,3

leeftijd

≤ 12.5 jaar 2914 27,1

12.5 – 14.5 jaar 2703 25,1

14.5 – 16.5 jaar 2445 22,7

≥ 16.5 jaar 2684 24,9

ongekend 26 0,2

opleiding

ASO 2562 23,8

TSO/KSO 2174 20,2

BSO 1374 12,8

ongekend 4662 43,2

beroepsstatus

moeder

hoog 1775 16,5

gemiddeld 2775 25,8

laag 2749 25,5

werkzaam maar SES

niet gekend 983 9,1

Economisch inactief 1654 15,4

ongekend 836 7,8

Page 38: OPINIES VAN JONGEREN OVER VOEDING...ren over voeding en in welke mate deze opinies hun eetgedrag kunnen beïnvloeden. Doelstelling : Deze thesis tracht op de eerste plaats een inzicht

Resultaten 29

Vervolg tabel 1: frequentieverdeling van de sociodemografische eigenschappen en BMI

variabele categorie n %

beroepsstatus

vader

hoog 2352 21,8

gemiddeld 1795 16,7

laag 3754 34,8

Werkzaam maar SES niet gekend 1179 10,9

Economisch inactief 594 5,5

ongekend 1098 10,2

gezinsstructuur

één ouder 1462 13,6

twee ouders 7896 73,3

andere 185 1,7

gesproken taal

thuis

Nederlands 8638 80,2

(ook) een andere taal 1974 18,3

ongekend 160 1,5

BMI-

classificatie

ondergewicht 421 3,9

normaal gewicht 8421 78,2

overgewicht 1177 10,9

ongekend 753 7

3.2. BESCHRIJVENDE STATISTIEK

3.2.1. Opinies van jongeren over voeding

Om een overzicht te schetsen van de resultaten op de individuele vragen wordt in

grafiek 1 de procentuele verdeling van de antwoorden weergegeven.

Hieronder worden alvast enkele opmerkelijke resultaten beschreven:

Het item met de hoogste score betreft de vraag of de leerlingen het eten dat hun ouders

klaarmaken lekker vinden: maar liefst 84% van de jongeren ging hiermee akkoord.

Bovendien vindt 68% van de deelnemers het eten dat ze thuis eten ook gezond.

Page 39: OPINIES VAN JONGEREN OVER VOEDING...ren over voeding en in welke mate deze opinies hun eetgedrag kunnen beïnvloeden. Doelstelling : Deze thesis tracht op de eerste plaats een inzicht

Resultaten 30

Wanneer gevraagd werd naar hun algemene voedingsgewoonten denkt 64% dat ze

gezond eten.

Daarnaast is uit de resultaten gebleken dat jongeren graag groenten en fruit eten. Fruit

wordt over het algemeen nog iets liever gegeten dan groenten: 79% van de leerlingen

zijn fruitliefhebbers en 68% zijn (ook) groentenliefhebbers.

De overgrote meerderheid (78%) van de leerlingen kiest zelf zijn/haar tussendoortjes.

Wanneer gevraagd werd of ze zich laten beïnvloeden door vrienden of media, waren de

antwoorden over het algemeen negatief: slechts 10% zegt de neiging te hebben te eten

wat zijn/haar vrienden eten, en 14% probeert graag voedingsmiddelen uit de media uit.

Page 40: OPINIES VAN JONGEREN OVER VOEDING...ren over voeding en in welke mate deze opinies hun eetgedrag kunnen beïnvloeden. Doelstelling : Deze thesis tracht op de eerste plaats een inzicht

Resultaten 31

Grafiek 1: Procentuele verdeling van de antwoorden op de opinies

5,8

7,1

23

6,8

40,7

9,2

3,8

2,6

25,3

5,6

10,2

5,7

7

18,6

29,8

19,8

24,6

37,4

6,7

5,5

11,2

26,5

20,9

11,2

12

40,5

18

43,7

7,4

18,7

13,5

9,2

48,7

22,6

8,2

49,8

15,6

12

21,9

45,8

48

48,9

8,3

43,4

41,7

30,9

18,9

52,8

38,3

42

39,1

47,6

25,9

42,4

13,4

45,2

23,8

24,1

26,4

18

41,4

23,4

32,2

40,7

27,3

39,6

26,9

15,1

26,7

21

21,5

13,8

34,1

40,1

29,7

22,6

23

23,3

31,5

8,1

23

31

24,9

36,5

39,7

6,2

26,7

44,1

5,5

24,4

34,8

22,3

6,3

5,1

3,6

38,2

7,2

4,9

22,3

26,7

5,1

6,9

6,9

24

6,5

9,8

14,1

23,4

22

22,2

1,8

3,6

22,1

2,3

13,6

24,1

9,2

2

9

31

3,3

6

8,7

0% 20% 40% 60% 80% 100%

moeilijk info toepassen

ik kies volkoren versies

graag voeding op school

eten op stap is gezond

eten nu belangrijk voor later

ik kies vetarme versies

eten ouders is lekker

minder suiker smaakt beter

bezorgd gewicht

weinig keuze thuis

gezond smaakt niet

geïnformeerd gezond

tussendoortjes gezond

gezond vult niet

lunch op school gezond

vetrijk smaakt beter

graag eten uit media

smaak belangrijker

graag eten op stap

zelf tussendoortjes

eten thuis is gezond

neiging vrienden

ik eet graag groenten

ik eet graag fruit

tussendoortjes noodzaak

lekker zijn belangrijker

mijn voeding gezond

op

inie

s

helemaal

akkoord

akkoord noch akkoord,

noch niet akkoord

niet

akkoord

helemaal

niet akkoord

Page 41: OPINIES VAN JONGEREN OVER VOEDING...ren over voeding en in welke mate deze opinies hun eetgedrag kunnen beïnvloeden. Doelstelling : Deze thesis tracht op de eerste plaats een inzicht

Resultaten 32

3.2.2. Het eetgedrag van de jongeren

Grafiek 2 biedt een overzicht van de wekelijkse consumptiefrequentie van de bevraagde

voedingsmiddelen, geordend volgens de drie voedingscategoriën: vezels, calcium en

„overbodige voedingsmiddelen‟.

Hieronder worden alvast enkele opmerkelijke resultaten verwoord:

Van alle bevraagde jongeren eet 46% niet dagelijkst groenten, en meer dan een derde

van de respondenten eet zelden of nooit ontbijtgranen. Bruin brood wordt net iets meer

gegeten dan wit brood. Wanneer de consumptie van frisdranken van naderbij wordt

bekeken, valt op dat meer dan een derde van de leerlingen dagelijks frisdrank drinkt.

Gesuikerde frisdrank wordt beduidend meer gedronken dan light frisdrank: 60,2% drinkt

zelden of nooit light frisdranken. Frieten wordt door 12,5% van de jongeren vaker dan

één maal per week gegeten, en iets meer dan een vierde van de ondervraagden eet meer

dan één maal per week chips.

Page 42: OPINIES VAN JONGEREN OVER VOEDING...ren over voeding en in welke mate deze opinies hun eetgedrag kunnen beïnvloeden. Doelstelling : Deze thesis tracht op de eerste plaats een inzicht

Resultaten 33

Grafiek 2: Consumptiefrequentie van de bevraagde voedingsmiddelen

21,6

33,1

40,1

60,2

18,5

11,6

19,5

33,5

35,4

70,7

26,6

31,4

35,5

18,8

54,4

32,5

10

12,8

13,4

15,4

15,6

7,6

7,9

7,5

13,1

13

26,4

10,2

20

11,3

22,3

32,5

28,6

26,3

13,6

7,9

19,8

20

21,1

16,2

32,2

13,6

5,5

12,6

10,9

14,3

12,6

11,1

23,5

12,6

19,7

13

33,9

32,5

31,3

28,5

19,2

54,2

28,1

15,4 27,1

11,8

0% 20% 40% 60% 80% 100%

koek

friet

chips

light frisdr

frisdrank

snoep

andere melkpr

kaas

magere melk

volle melk

bruin brood

wit brood

granen

groenten

fruit

vo

ed

ing

sm

idd

ele

n

consumptiefrequentie (dagen/week)

<1 1 2-4 5-6 ≥7

Page 43: OPINIES VAN JONGEREN OVER VOEDING...ren over voeding en in welke mate deze opinies hun eetgedrag kunnen beïnvloeden. Doelstelling : Deze thesis tracht op de eerste plaats een inzicht

Resultaten 34

3.3. STATISTISHE ANALYSES

3.3.1. Verband tussen de opinies en de sociodemografische variabelen/BMI

3.3.1.1. Univariate verbanden :Spearman correlaties

Uit tabel 3 kan worden afgeleid dat de meeste opinies een significant verband vertonen

met het geslacht van de jongeren, en dat de variabele „leeftijd‟ zelfs met alle opinies

significant gecorreleerd is. Ook de andere sociodemografische eigenschappen zijn

gerelateerd aan de opinies van de jongeren: voor iedere eigenschap is ongeveer de helft

van de correlaties met de opinies significant.

Page 44: OPINIES VAN JONGEREN OVER VOEDING...ren over voeding en in welke mate deze opinies hun eetgedrag kunnen beïnvloeden. Doelstelling : Deze thesis tracht op de eerste plaats een inzicht

35

Tabel 3: Spearman correlaties van de sociodemografische eigenschappen/BMI met de opinies/schalen

Sociodemografische eigenschappen

geslacht leeftijd opleiding

beroep

moeder beroep vader Structuur taal BMI

rho rho rho p rho p rho p rho p rho p rho p rho p

schaal: gezond 0,06 <0,001 -0,23 <0,001 -0,07 <0,001 -0,04 <0,001 -0,05 <0,001 -0,05 <0,001 0,01 0,556 -0,05 <0,001

schaal: smaak -0,12 <0,001 0,33 <0,001 0,03 0,001 0,03 0,009 0,02 0,053 0,02 0,043 0,01 0,178 -0,02 0,028

schaal: groenten en fruit 0,20 <0,001 -0,09 <0,001 -0,05 <0,001 -0,04 <0,001 -0,03 0,001 -0,04 <0,001 0,00 0,842 -0,02 0,047

o

pin

ies

tussendoortjes noodzaak 0,07 <0,001 0,14 <0,001 -0,02 0,069 0,02 0,108 0,01 0,496 -0,03 0,010 -0,01 0,325 -0,03 0,001

neiging vrienden 0,01 0,401 0,08 <0,001 0,05 <0,001 0,05 <0,001 0,04 <0,001 0,03 0,010 0,04 <0,001 0,04 <0,001

kies zelf tussendoortjes 0,03 0,001 0,23 <0,001 0,01 0,585 -0,02 0,088 -0,01 0,25 -0,03 0,005 -0,02 0,023 -0,05 <0,001

hout van eten op stap -0,03 0,005 0,12 <0,001 -0,03 0,003 -0,03 0,001 -0,04 <0,001 -0,02 0,095 0,02 0,049 -0,04 <0,001

probeer eten uit media 0,08 <0,001 0,04 <0,001 -0,01 0,226 0,01 0,151 0,04 <0,001 0,00 0,855 0,04 <0,001 -0,02 0,023

vetrijk smaakt beter -0,12 <0,001 0,07 <0,001 0,04 <0,001 0,01 0,462 0,01 0,427 0,03 0,001 0,01 0,463 -0,01 0,233

gezond vult niet -0,13 <0,001 0,13 <0,001 0,08 <0,001 0,08 <0,001 0,06 <0,001 0,03 0,001 0,08 <0,001 0,02 0,053

goed geïnformeerd 0,04 <0,001 -0,10 <0,001 -0,05 <0,001 -0,06 <0,001 -0,05 <0,001 -0,02 0,031 -0,01 0,542 -0,03 0,002

gezond smaakt niet goed -0,18 <0,001 0,08 <0,001 0,08 <0,001 0,11 <0,001 0,09 <0,001 0,07 <0,001 0,11 <0,001 0,06 <0,001

weinig keuze over eten -0,07 <0,001 -0,11 <0,001 -0,01 0,167 0,00 0,862 0,01 0,401 0,00 0,988 0,00 0,646 0,03 0,002

zorgen om gewicht 0,19 <0,001 -0,04 <0,001 0,01 0,200 0,03 0,001 0,04 <0,001 0,02 0,014 0,06 <0,001 0,11 <0,001

minder suiker beter 0,06 <0,001 -0,10 <0,001 0,02 0,018 0,05 <0,001 0,03 <0,001 0,02 0,024 0,04 <0,001 0,07 <0,001

voedsel ouders lekker 0,05 <0,001 -0,07 <0,001 0,01 0,423 -0,01 0,157 -0,01 0,213 -0,03 0,001 0,02 0,033 -0,02 0,078

ik kies vetarm 0,14 <0,001 -0,12 <0,001 0,02 0,062 0,04 <0,001 0,03 0,003 0,00 0,789 0,08 <0,001 0,09 <0,001

eten nu belangrijk vr later 0,10 <0,001 -0,05 <0,001 -0,02 0,024 -0,02 0,027 -0,03 0,005 -0,03 0,002 0,04 <0,001 0,00 0,935

eet graag eten uit refter 0,03 0,009 -0,17 <0,001 -0,05 <0,001 -0,01 0,283 -0,01 0,416 -0,01 0,202 -0,04 <0,001 0,01 0,303

ik kies volkoren 0,12 <0,001 -0,11 <0,001 -0,02 0,093 0,02 0,086 0,01 0,255 -0,01 0,327 0,07 <0,001 0,04 <0,001

moeilijk info toe te passen 0,02 0,045 0,05 <0,001 0,02 0,030 0,01 0,155 0,02 0,021 0,00 0,756 0,03 0,004 0,04 <0,001

Page 45: OPINIES VAN JONGEREN OVER VOEDING...ren over voeding en in welke mate deze opinies hun eetgedrag kunnen beïnvloeden. Doelstelling : Deze thesis tracht op de eerste plaats een inzicht

Resultaten 36

3.3.1.2. Multivariate verbanden: variantie-analyses en logistische regressie-analyses

a) geslacht

Uit Tabel 5 kan worden afgeleid dat jongens en meisjes een verschillende score hebben

op de schalen: meisjes schatten hun voeding gezonder in en eten liever groenten en fruit

dan jongens. De smaak van voeding is voor hen minder belangrijk dan voor jongens.

Tabel 4: Gemiddelde scores (en standaarddeviatie) op de schalen volgens geslacht; vrijheidsgraden

(df), F- en p-waarden voor geslacht uit de variantie-analyses met de schalen

schalen gemiddelde (sd)

df F p jongen meisje

Gezond 3,33 (0,54) 3,40 (0,53) 1 21,62 <0,001

Smaak 3,02 (0,96) 2,79 (0,88) 1 176,02 <0,001

Groenten en fruit 3,78 (0,84) 4,09 (0,78) 1 317,32 <0,001

Uit de vergelijking van de opinies tussen de mannelijke en vrouwelijke respondenten

(tabel 5) blijkt dat de meeste bevraagde opinies verschillen naar geslacht.

Enkel de meningen “ik heb de neiging te eten wat mijn vrienden eten”, “producten met

een verminderd suikergehalte smaken beter”, “ik eet graag het eten dat bereid is in de

schoolrefter” en “ik hou van het eten op stap met vrienden” blijken ongeveer

gelijklopend te zijn voor beide geslachten.

Page 46: OPINIES VAN JONGEREN OVER VOEDING...ren over voeding en in welke mate deze opinies hun eetgedrag kunnen beïnvloeden. Doelstelling : Deze thesis tracht op de eerste plaats een inzicht

Resultaten 37

Tabel 5: % akkoord met de opinies volgens geslacht; Odds Ratio (OR), betrouwbaarheidsinterval

(99% C.I.) en p-waarden per opinie uit de logistische regressie-analyses met de opinies

opinies % akkoord

OR 99% C.I. p jongens meisjes

tussendoortjes noodzaak 35,0 40,3 1,27 1,15-1,41 <0,001

neiging vrienden 9,9 9,6 0,99 0,83-1,17 0,863

kies zelf tussendoortjes 76,0 79,6 1,29 1,14-1,47 <0,001

hou van eten op stap 65,3 63,5 0,94 0,84-1,04 0,109

probeer eten uit media 12,4 15,3 1,31 1,13-1,52 <0,001

vetrijk smaakt beter 26,1 16,4 0,56 0,49-0,64 <0,001

gezond vult niet 12,7 7,9 0,59 0,5-0,7 <0,001

goed geïnformeerd 72,8 75,2 1,13 1,01-1,27 0,006

gezond smaakt niet goed 15,6 7,8 0,46 0,39-0,54 <0,001

weinig keuze over eten 20,0 14,5 0,67 0,59-0,77 <0,001

zorgen om gewicht 21,2 34,7 2,10 1,87-2,36 <0,001

minder suiker beter 9,8 9,6 1,00 0,85-1,19 0,949

voedsel ouders lekker 83,4 85,8 1,18 1,03-1,36 0,002

ik kies vetarm 20,4 29,3 1,66 1,47-1,87 <0,001

eten nu belangrijk vr later 59,0 68,2 1,49 1,34-1,66 <0,001

eet graag eten uit refter 13,8 13,5 0,96 0,83-1,13 0,538

ik kies volkoren 23,6 32,6 1,58 1,41-1,77 <0,001

moeilijk info toe te passen 30,9 33,6 1,15 1,03-1,28 0,001

Referentiecategorie: jongens

b) leeftijd

Tabel 6: Gemiddelde scores (en standaarddeviatie) op de schalen volgens leeftijd; vrijheidsgraden

(df), F- en p-waarden voor leeftijd uit de variantie-analyses met de schalen

schalen gemiddelde (sd)

df F p ≤12,5 12,5-14,5 14,5-16,5 ≥16,5

Gezond 3,56 (0,53) 3,3 (0,49) 3,27 (0,52) 3,24 (0,52) 3 3,33 0,019

Smaak 2,45a,b

(0,89) 2,84a (0,87) 3,17

b (0,88) 3,22

b (0,86) 3 15,52 <0,001

Groenten en

fruit 4,05

a,b (0,79) 3,95

a (0,81) 3,81

b (0,86) 3,88

a,b (0,84) 3 4,63 <0,001

a,b: verschillende letters geven een significant verschil in gemiddelden weer, gelijke letters duiden

op geen significant verschil

Page 47: OPINIES VAN JONGEREN OVER VOEDING...ren over voeding en in welke mate deze opinies hun eetgedrag kunnen beïnvloeden. Doelstelling : Deze thesis tracht op de eerste plaats een inzicht

Resultaten 38

In de scores op de schalen „smaak‟ en „groenten en fruit‟ zijn enkele verschillen volgens

leeftijd merkbaar: leerlingen ouder dan 14,5 jaar scoren hoger op „smaak‟ dan zij die

12,5 tot 14,5 jaar oud zijn. Jongeren uit deze laatste categorie hechten met andere

woorden minder belang aan de smaak van voeding dan hoe gezond het is. Bovendien

eten zij liever fruit en groenten dan de leerlingen uit de categorie 14,5-16,5 jaar.

Page 48: OPINIES VAN JONGEREN OVER VOEDING...ren over voeding en in welke mate deze opinies hun eetgedrag kunnen beïnvloeden. Doelstelling : Deze thesis tracht op de eerste plaats een inzicht

39

Tabel 7: % akkoord met de opinies volgens leeftijd; Odds Ratio (OR), betrouwbaarheidsinterval (99% C.I.) en p-waarden per opinie en leeftijdsgroep, uit de

logistische regressie-analyses met de opinies

Opinies % akkoord O.R. 99% C.I. p

≤12.5 12.5

14.5

14.5 –

16.5 ≥16.5

12.5 –

14.5

14.5 –

16.5 ≥16.5 12.5 –14.5 14.5 –16.5 ≥ 16.5

12.5 –

14.5

14.5 –

16.5 ≥ 16.5

tussendoortjes noodzaak 28,1 36,9 40,8 45,8 1,48 1,78 2,18 1,28-1,72 1,53-2,08 1,88-2,53 <0,001 <0,001 <0,001

neiging vrienden 7,6 10,3 10,5 10,8 1,41 1,44 1,47 1,10-1,80 1,12-1,86 1,15-1,88 <0,001 <0,001 <0,001

kies zelf tussendoortjes 60,4 77,1 86 90 2,23 4,21 6,22 1,91-2,61 3,50-5,06 5,10-7,57 <0,001 <0,001 <0,001

hou van eten op stap 54,7 62,1 71,5 70,8 1,37 2,09 2,02 1,19-1,58 1,80-2,44 1,74-2,35 <0,001 <0,001 <0,001

probeer eten uit media 13,6 13 15 13,7 0,93 1,12 0,99 0,76-1,14 0,91-1,38 0,80-1,21 0,351 0,155 0,861

vetrijk smaakt beter 17,7 20,3 22,7 24,9 1,21 1,36 1,54 1,01-1,45 1,14-1,63 1,30-1,84 0,005 <0,001 <0,001

gezond vult niet 9,2 9,4 11,5 11,3 1,06 1,27 1,20 0,83-1,34 1,0-1,61 0,95-1,52 0,559 0,009 0,047

goed geïnformeerd 74,9 77,1 72,6 71,2 1,11 0,87 0,83 0,94-1,31 0,74-1,02 0,71-0,97 0,094 0,027 0,002

gezond smaakt niet goed 11,2 10,7 13,2 11,9 0,98 1,18 1,00 0,78-1,23 0,95-1,48 0,80-1,25 0,809 0,052 0,999

weinig keuze over eten 23 16,1 14,6 14,6 0,65 0,57 0,56 0,54-0,77 0,47-0,68 0,47-0,68 <0,001 <0,001 <0,001

zorgen om gewicht 28,2 28,3 26,6 28,2 0,97 0,92 0,98 0,83-1,14 0,78-1,08 0,84-1,15 0,664 0,174 0,755

minder suiker beter 13,9 8,8 7 8,4 0,60 0,46 0,54 0,47-0,75 0,36-0,59 0,43-0,68 <0,001 <0,001 <0,001

voedsel ouders lekker 84 85,5 84 85,1 1,12 1,00 1,09 0,92-1,36 0,82-1,21 0,90-1,33 0,14 0,955 0,238

ik kies vetarm 28,8 24,5 21,7 23,4 0,79 0,68 0,73 0,67-0,92 0,58-0,81 0,62-0,86 <0,001 <0,001 <0,001

eten nu belangrijk vr later 64 65,2 61,1 63,7 1,04 0,88 0,97 0,90-1,20 0,76-1,02 0,84-1,13 0,512 0,027 0,617

eet graag eten uit refter 19,2 16,1 10,4 8,3 0,80 0,49 0,39 0,66-0,97 0,39-0,62 0,31-0,49 0,003 <0,001 <0,001

ik kies volkoren 33,8 26,8 23,3 27,5 0,71 0,60 0,73 0,61-0,83 0,51-0,70 0,62-0,85 <0,001 <0,001 <0,001

moeilijk info toe te

passen 28,5 33,4 33,3 34,1 1,26 1,25 1,28 1,08-1,47 1,07-1,47 1,10-1,49 <0,001 <0,001 <0,001

Referentiecategorie: ≤ 12,5 jaar

Page 49: OPINIES VAN JONGEREN OVER VOEDING...ren over voeding en in welke mate deze opinies hun eetgedrag kunnen beïnvloeden. Doelstelling : Deze thesis tracht op de eerste plaats een inzicht

Resultaten 40

Tabel 7 biedt een overzicht van de resultaten uit de logistische regressie-analyses met de

opinies volgens leeftijd. Hierbij werd omwille van het grote aantal respondenten enkel

de vergelijking gemaakt met de jongste leeftijdsgroep. Toch kunnen aan de hand van de

odds ratios enkele patronen worden vastgesteld: voor de opinies “ik kies zelf mijn

tussendoortjes”, “tussendoortjes zijn een noodzaak in een gezonde voeding”, “een

vetrijk versie van een voedingsmiddel smaakt beter dan de gewone versie” en “ik heb de

neiging te eten wat mijn vrienden eten” geldt dat het aantal leerlingen dat akkoord gaat,

stijgt met de leeftijdsgroep. Wat betreft de uitspraken “ik eet graag het eten dat bereid in

de schoolrefter” en “ik heb weinig keuze over wat ik thuis eet” is het omgekeerde van

kracht: hierbij hebben de jongere leerlingen meer kans om affirmatief te antwoorden

dan de oudere leerlingen.

Naast deze patronen werd vastgesteld dat in vergelijking met de jongste leeftijdsgroep,

leerlingen van 12,5-14,5 jaar meer kans hebben om akkoord te gaan met de stelling “ik

hou van het eten dat ik eet wanneer ik op stap ben met mijn vrienden”. Voor jongeren

ouder dan 14,5 jaar is deze kans nog groter. Daarnaast is ook gebleken dat leerlingen

ouder dan 12,5 jaar minder geneigd zijn akkoord te gaan met de uitspraken “producten

met een verminderd suikergehalte smaken beter”, “ik kies voor volkoren producten” en

“ik kies voor vetarme producten”. Deze leerlingen blijken het in vergelijking met de

jongste groep moeilijker te vinden om informatie over gezonde voeding ook zelf te toe

te passen. Tot slot kan uit de tabel worden afgeleid dat de oudste leeftijdsgroep zich

minder goed geïnformeerd voelt over gezonde voeding dan de jongste deelnemers, en

dat 14,5-16,5-jarigen in vergelijking met deze referentiegroep meer van mening zijn dat

gezonde voeding hen niet vult.

c) Opleiding

Voor de variabele „opleiding‟ zijn aparte analyses uitgevoerd: iedere leerling die het

tweede jaar secundair onderwijs nog niet bereikt heeft wordt hierdoor geëxcludeerd.

Vermits 58,4% van de leerlingen uit het BSO ouder is dan 16,5 jaar, werd er tevens

voor geopteerd de variabele „leeftijd‟ op te delen in kleinere categoriën van één jaar,

gaande van 12,5-13,5 jaar tot +18,5 jaar

Page 50: OPINIES VAN JONGEREN OVER VOEDING...ren over voeding en in welke mate deze opinies hun eetgedrag kunnen beïnvloeden. Doelstelling : Deze thesis tracht op de eerste plaats een inzicht

Resultaten 41

Tabel 8: gemiddelde scores (en standaarddeviatie) op de schalen volgens opleiding; vrijheidsgraden

(df), F- en p-waarden voor opleiding uit de variantie-analyses met de schalen

schalen gemiddelde (sd)

df F p ASO TSO/KSO BSO

Gezond 3,32a (0,49) 3,24

b (0,51) 3,18

b (0,55) 2 9,172 <0,001

Smaak 3,13 (0,83) 3,21 (0,88) 3,17 (0,91) 2 1,475 0,229

Groenten en fruit 3,96a (0,79) 3,83

b (0,86) 3,75

b (0,88) 2 15,928 <0,001

a,b: verschillende letters geven een significant verschil in gemiddelden weer, gelijke letters geven

geen significant verschil aan

Tabel 8 geeft twee significante verbanden weer tussen de opleiding van de leerlingen

hun scores op de schalen „gezond‟ en „groenten en fruit‟: leerlingen die beroeps-,

technisch- of kunstonderwijs volgen schatten het eigen eetgedrag minder gezond in dan

hun tegenhangers in het algemeen secundair onderwijs. Bovendien eten ze minder graag

fruit en groenten.

Tabel 9 biedt een overzicht van het verband tussen de opleiding en de opinies van de

jongeren. Hier zijn zowel univariate als multivariate analyses gepresenteerd omwille

van de samenhang tussen de variabelen „opleiding‟ en „leeftijd‟. De univariate analyses

geven het zuivere verband weer tussen de opleiding en de opinies, waar de multivariate

analyses ook rekening houden met de leeftijd en de andere sociodemografische

variabelen en de BMI. Wanneer de univariate met de multivariate analyses met elkaar

worden vergeleken, wordt duidelijk dat er enkele signficante verbanden verdwijnen

(cursief). Niettegenstaande blijven 11 van de 15 signficante relaties behouden.

Page 51: OPINIES VAN JONGEREN OVER VOEDING...ren over voeding en in welke mate deze opinies hun eetgedrag kunnen beïnvloeden. Doelstelling : Deze thesis tracht op de eerste plaats een inzicht

42

Tabel 9: % akkoord met de opinies volgens opleiding; Odds Ratio (OR), betrouwbaarheidsinterval (99% C.I.) en p-waarden per opinie en opleiding,uit de

univariate en multivariate logistische regressie-analyses met de opinies

% akkoord

Univariaat Multivariaat Odds Ratio 99% C.I. p-waarde Odds Ratio 99% C.I. p-waarde

ASO TSO BSO TSO BSO TSO BSO TSO BSO TSO BSO TSO BSO TSO BSO

Tussendoortjes

noodzaak 45,0 41,9 40,5 0,88 0,83 0,76-1,03 0,70-0,99 0,036 0,008 0,88 0,80 0,75-1,04 0,65-0,99 0,043 0,006

Neiging

vrienden 8,5 13,4 11,6 1,66 1,41 1,30-2,12 1,06-1,88 <0,001 0,002 1,59 1,22 1,22-2,06 0,88-1,70 <0,001 0,124

kies zelf

tussendoortjes 88,1 87,0 85,2 0,91 0,78 0,72-1,14 0,61-1,01 0,261 0,013 0,89 0,80 0,69-1,14 0,59-1,07 0,211 0,050

hou van eten op

stap met vrienden 72,2 71,7 63,3 0,98 0,67 0,83-1,16 0,55-0,80 0,726 <0,001 0,99 0,71 0,83-1,19 0,57-0,88 0,891 <0,001

probeer voeding

uit de media 13,7 15,1 14,5 1,12 1,07 0,91-1,39 0,83-1,37 0,165 0,497 1,10 0,94 0,87-1,38 0,70-1,26 0,285 0,595

Vetrijk smaakt

beter 21,9 25,4 24,3 1,22 1,15 1,02-1,46 0,93-1,41 0,004 0,084 1,18 1,08 0,97-1,42 0,85-1,38 0,030 0,403

gezond vult mij

niet 8,1 12,0 15,9 1,54 2,13 1,19-1,98 1,63-2,79 <0,001 <0,001 1,41 1,81 1,08-1,85 1,32-2,47 0,001 <0,001

ben goed

geïnformeerd 77,0 72,8 65,5 0,80 0,57 0,67-0,95 0,47-0,69 0,001 <0,001 0,87 0,67 0,72-1,04 0,54-0,84 0,046 <0,001

gezond smaakt

niet goed 8,5 12,6 18,6 1,55 2,44 1,21-1,98 1,89-3,16 <0,001 <0,001 1,35 1,93 1,03-1,76 1,42-2,61 0,004 <0,001

weinig keuze

over eten thuis 13,7 14,2 17,2 1,04 1,31 0,84-1,30 1,03-1,66 0,616 0,004 0,97 1,12 0,77-1,23 0,85-1,48 0,768 0,296

zorgen om

gewicht 27,3 27,2 27,9 0,99 1,03 0,84-1,18 0,85-1,25 0,923 0,693 0,97 0,86 0,80-1,17 0,68-1,09 0,645 0,096

minder suiker

beter 6,0 7,3 11,4 1,24 2,01 0,92-1,68 1,47-2,74 0,065 <0,001 1,17 1,61 0,84-1,61 1,12-2,32 0,225 0,001

ik vind voedsel

ouders lekker 86,7 84,4 80,9 0,83 0,65 0,67-1,03 0,51-0,82 0,024 <0,001 0,88 0,77 0,70-1,11 0,58-1,01 0,167 0,013

ik kies vetarme

versie 21,7 22,6 24,7 1,05 1,19 0,88-1,26 0,97-1,46 0,458 0,033 1,07 1,03 0,88-1,30 0,80-1,31 0,395 0,782

wat ik nu eet

belangrijk vr later 65,8 59,6 61,9 0,77 0,85 0,66-0,90 0,71-1,01 <0,001 0,017 0,84 0,94 0,71-0,99 0,76-1,16 0,006 0,413

eet graag eten van

schoolrefter 10,6 9,7 9,4 0,91 0,88 0,70-1,18 0,65-1,19 0,33 0,274 1,00 0,98 0,75-1,32 0,69-1,39 0,967 0,850

ik kies volkoren

versie 25,3 24,1 27,9 0,94 1,15 0,79-1,12 0,94-1,40 0,341 0,075 0,94 1,02 0,77-1,13 0,81-1,29 0,360 0,835

moeilijk om info

toe te passen 35,1 33,8 31,9 0,95 0,87 0,81-1,11 0,72-1,04 0,362 0,046 0,97 0,84 0,82-1,15 0,68-1,05 0,641 0,044

Referentiecategorie: ASO

Page 52: OPINIES VAN JONGEREN OVER VOEDING...ren over voeding en in welke mate deze opinies hun eetgedrag kunnen beïnvloeden. Doelstelling : Deze thesis tracht op de eerste plaats een inzicht

Resultaten 43

De resultaten van de multivariate analyses geven een aantal verschillen in opinies weer

tussen leerlingen van zowel TSO/KSO en BSO enerzijds, en deze uit het ASO

(referentiegroep) anderzijds.

Leerlingen uit het TSO of KSO zouden meer de neiging hebben om te eten wat hun

vrienden eten, gaan meer akkoord met de uitspraken “gezonde voedingsmiddelen vullen

me niet”, “gezonde voedingsmiddelen smaken niet goed” en zijn er tenslotte minder van

overtuigd dat hun huidge voedingsgewoonten belangrijk zijn voor hun toekomstige

gezondheid.

Jongeren die beroepssecundair onderwijs volgen zijn ook meer van mening dat gezonde

voedingsmiddelen hen niet vullen en dat ze bovendien niet goed smaken. Anderzijds

zouden ze producten met verminderd suikergehalte lekkerder vinden dan deelnemers uit

de referentiegroep. Uitspraken waar deze jongeren zich minder goed in kunnen vinden

zijn: “ik ben goed geïnformeerd over wat gezonde voedingsmiddelen zijn”, “ik hou van

het eten dat ik eet wanneer ik op stap ben met mijn vrienden”, en “tussendoortjes zijn

een noodzaak in een gezonde voeding”.

d) beroepstatus van de moeder

De analyses van de socio-demografische eigenschappen met de drie schalen (tabel 10)

geven geen enkel verband aan met het beroep van de moeder.

Tabel 10: gemiddelde scores (en standaarddeviatie) op de schalen volgens opleiding;

vrijheidsgraden (df), F- en p-waarden voor opleiding uit de variantie-analyses met de schalen

schalen gemiddelde (sd)

df F p hoog gem. laag ongekend inactief

Gezond 3,41 (0,50) 3,38 (0,50) 3,35 (0,55) 3,35 (0,57) 3,34 (0,54) 5 1,19 0,313

Smaak 2,89 (0,90) 2,89 (0,90) 2,88 (0,94) 2,88 (0,94) 2,98 (0,91) 5 0,79 0,576

Groenten en

fruit 3,98 (0,81) 3,95 (0,80) 3,94 (0,83) 3,90 (0,87) 3,89 (0,84) 5 0,92 0,558

Uit de analyses met de individuele opinies (tabel 11) komen daarentegen wel enkele

verschillen naar boven: vooral de uitspraak “gezonde voedingsmiddelen vullen mij niet”

wordt anders geëvalueerd door leerlingen waarvan de moeder een hoge sociaal-

economische status geniet (refentiegroep), dan door de andere groepen: jongeren

Page 53: OPINIES VAN JONGEREN OVER VOEDING...ren over voeding en in welke mate deze opinies hun eetgedrag kunnen beïnvloeden. Doelstelling : Deze thesis tracht op de eerste plaats een inzicht

Resultaten 44

waarvan de moeder economisch inactief is (e.n.a.) of waarvan de SES (sociaal-

economische status) niet gekend is, gaan het meest akkoord met deze stelling, gevolgd

door de leerlingen uit de categorie „lage SES‟. Tussen de referentiegroep en de categorie

„gemiddelde SES‟ werd geen significant verschil gevonden voor deze opinie.

Leerlingen uit deze laatste categorie zijn dan weer minder verlekkerd op de voeding die

ze consumeren wanneer ze op stap zijn met vrienden.

Jongeren waarvan de moeder economisch inactief is of waarvan de SES niet gekend is,

hebben 50% meer kans om akkoord te gaan met de uitspraak dat gezonde voeding niet

goed smaakt. Deze laatste groep is doorgaans ook meer van mening dat producten met

minder suiker beter smaken.

Page 54: OPINIES VAN JONGEREN OVER VOEDING...ren over voeding en in welke mate deze opinies hun eetgedrag kunnen beïnvloeden. Doelstelling : Deze thesis tracht op de eerste plaats een inzicht

45

Tabel 11: % akkoord met de opinies volgens beroepsstatus van de moeder; Odds Ratio (OR), betrouwbaarheidsinterval (99% C.I.) en p-waarden per opinie en

beroepsstatus, uit de logistische regressie-analyses met de opinies

% akkoord O.R. 99% C.I. p

hoog gem laag ? e.n.a. gem laag ? e.n.a. gem laag ? e.n.a. gem laag ? e.n.a.

Tussendoortjes

noodzaak 37,2 37,1 37,9 36,4 39,4 0,96 1,04 1,03 1,04 0,81-1,14 0,87-1,23 0,82-1,29 0,86-1,26 0,547 0,595 0,763 0,600

Neiging

vrienden 8,0 9,2 9,7 11,6 10,3 1,10 1,11 1,38 1,15 0,82-1,46 0,83-1,49 0,96-1,99 0,83-1,59 0,400 0,351 0,022 0,274

kies zelf

tussendoortjes 77,0 80,2 77,4 75,0 78,7 1,13 1,03 1,01 0,94 0,92-1,38 0,84-1,26 0,78-1,32 0,74-1,19 0,118 0,733 0,908 0,497

hou van eten op stap

met vrienden 67,3 65,9 62,5 62,4 65,2 0,92 0,84 0,85 0,85 0,78-1,09 0,70-1,0 0,68-1,07 0,70-1,04 0,220 0,010 0,066 0,040

probeer voeding uit

de media 12,6 13,0 14,3 14,3 13,7 1,00 1,03 1,07 0,92 0,79-1,27 0,81-1,32 0,78-1,47 0,70-1,21 0,986 0,760 0,580 0,431

Vetrijk smaakt beter 21,2 21,6 19,6 23,8 21,1 1,02 0,92 1,12 0,94 0,84-1,24 0,75-1,13 0,86-1,46 0,75-1,18 0,774 0,307 0,255 0,474

gezond vult mij niet 7,4 8,9 10,4 14,6 12,5 1,19 1,35 1,80 1,44 0,89-1,60 1,0-1,82 1,26-2,55 1,05-1,98 0,128 0,009 <0,001 0,003

ben goed

geïnformeerd 78,0 76,2 72,8 71,2 73,4 0,96 0,85 0,80 0,92 0,79-1,16 0,70-1,03 0,62-1,02 0,74-1,14 0,540 0,029 0,019 0,310

gezond smaakt niet

goed 8,9 9,1 11,3 15,1 15,3 1,03 1,19 1,50 1,50 0,78-1,36 0,90-1,57 1,07-2,10 1,11-2,02 0,808 0,116 0,002 <0,001

weinig keuze over

eten thuis 16,4 16,3 17,2 20,7 16,5 1,04 1,07 1,27 1,05 0,84-1,30 0,86-1,34 0,96-1,67 0,82-1,35 0,621 0,444 0,031 0,619

zorgen om gewicht 24,6 26,7 29,8 29,1 29,1 1,07 1,17 1,19 1,08 0,89-1,29 0,97-1,42 0,93-1,52 0,87-1,33 0,358 0,034 0,076 0,387

minder suiker beter 8,1 8,1 10,1 13,8 9,5 1,01 1,15 1,48 1,04 0,75-1,35 0,85-1,54 1,04-2,10 0,75-1,45 0,951 0,234 0,004 0,762

ik vind voedsel

ouders lekker 85,5 86,5 85,4 80,3 84,2 1,10 1,05 0,77 0,98 0,87-1,38 0,83-1,33 0,58-1,03 0,76-1,27 0,289 0,591 0,019 0,835

ik kies vetarme

versie 23,7 23,0 25,9 25,0 25,8 0,94 1,05 0,99 1,01 0,78-1,14 0,86-1,28 0,77-1,28 0,81-1,26 0,430 0,519 0,932 0,901

wat ik nu eet

belangrijk vr later 65,7 64,7 63,4 58,6 64,1 0,96 0,93 0,79 0,94 0,81-1,14 0,78-1,10 0,63-0,98 0,77-1,14 0,568 0,268 0,006 0,379

eet graag eten van

schoolrefter 12,9 13,2 14,2 15,6 11,0 1,08 1,12 1,18 0,92 0,84-1,39 0,87-1,45 0,85-1,64 0,68-1,24 0,433 0,258 0,189 0,463

ik kies volkoren

versie 26,6 26,1 30,0 28,7 29,6 0,98 1,13 1,06 1,10 0,81-1,17 0,94-1,37 0,83-1,35 0,90-1,36 0,734 0,087 0,545 0,226

moeilijk om info toe

te passen 32,7 33,0 31,0 32,4 32,8 0,99 0,89 0,97 0,90 0,84-1,18 0,74-1,06 0,77-1,22 0,74-1,10 0,893 0,085 0,729 0,187

Referentiecategorie: hoge beroepsstatus; Afkortingen: ? = werkzaam maar ongekende beroepsstatus; e.n.a.= economisch niet actief

Page 55: OPINIES VAN JONGEREN OVER VOEDING...ren over voeding en in welke mate deze opinies hun eetgedrag kunnen beïnvloeden. Doelstelling : Deze thesis tracht op de eerste plaats een inzicht

Resultaten 46

e) beroepsstatus van de vader

Tabel 12: gemiddelde scores (en standaarddeviatie) op de schalen volgens opleiding;

vrijheidsgraden (df), F- en p-waarden voor opleiding uit de variantie-analyses met de schalen

schalen

X (sd) df F p

hoog gem. laag ongekend inactief

Gezond 3,41a (0,49 3,37

a,b (0,51) 3,36

b (0,53) 3,33

b (0,57) 3,26

b (0,57) 5 4,39 0,001

Smaak 2,91 (0,91) 2,88 (0,91) 2,89 (0,92) 2,86 (0,95) 3,02 (0,96) 5 0,44 0,798

Groenten

en fruit 3,97 (0,81) 3,97 (0,79) 3,93 (0,82) 3,90 (0,85) 3,83 (0,90) 5 0,77 0,825

a,b: verschillende letters geven een verschil in gemiddelden weer, gelijke letters geven geen verschil

weer

Bovenstaande tabel toont aan dat van de drie schalen enkel de schaal „gezond‟

geassocieerd is met de beroepsstatus van de vader. Leerlingen waarvan de vader een

hoge status geniet, schatten de gezondheid van de eigen eetgewoonten beduidend hoger

in dan jongeren waarvan de vader een lage of ongekende beroepsstatus heeft, of

waarvan de vader economisch inactief is.

Uit de analyses van de sociodemografische variabelen met de individuele opinies,

komt slechts één item naar voor dat gerelateerd is aan de beroepsstatus van de vader:

leerlingen uit de groep „gemiddelde SES‟ voelen zich minder goed geïnformeerd over

wat gezonde voedingsmiddelen zijn dan leerlingen uit de referentiegroep. Jongeren uit

de categorie „lage SES‟, „SES ongekend‟ of „economisch inactief‟ vinden dat ze nog

minder goed geïnformeerd zijn.

Page 56: OPINIES VAN JONGEREN OVER VOEDING...ren over voeding en in welke mate deze opinies hun eetgedrag kunnen beïnvloeden. Doelstelling : Deze thesis tracht op de eerste plaats een inzicht

47

Tabel 13: % akkoord met de opinies volgens beroepsstatus van de vader; Odds Ratio (OR), betrouwbaarheidsinterval (99% C.I.) en p-waarden per opinie en

beroepsstatus, uit de logistische regressie-analyses met de opinies

% akkoord O.R. 99% C.I. p

hoog gem laag ? e.n.a. gem laag ? e.n.a. gem laag ? e.n.a. gem laag ? e.n.a.

Tussendoortjes

noodzaak 37,9 38,4 37,3 35,5 38,2 1,02 0,98 0,91 0,95 0,86-1,21 0,84-1,13 0,74-1,12 0,73-1,23 0,748 0,669 0,245 0,590

Neiging

vrienden 8,2 9,7 10,3 10,1 9,4 1,17 1,21 1,08 0,91 0,88-1,56 0,94-1,55 0,77-1,51 0,59-1,40 0,162 0,050 0,577 0,551

kies zelf

tussendoortjes 78,2 78,8 78,5 75,2 76,6 1,06 1,09 0,96 0,83 0,86-1,30 0,91-1,30 0,76-1,22 0,61-1,13 0,489 0,247 0,665 0,111

hou van eten op

stap met vrienden 66,6 66,3 63,1 63,3 63,1 1,02 0,93 0,96 0,84 0,85-1,21 0,80-1,08 0,78-1,18 0,65-1,10 0,789 0,201 0,618 0,092

probeer voeding

uit de media 12,3 11,2 14,4 12,4 16 0,89 1,16 0,96 1,23 0,69-1,15 0,94-1,44 0,71-1,28 0,86-1,74 0,226 0,068 0,694 0,134

Vetrijk smaakt

beter 21 22 20,3 21,9 23,5 1,09 1,01 1,05 1,09 0,89-1,33 0,85-1,21 0,83-1,34 0,81-1,47 0,276 0,851 0,576 0,471

gezond vult mij

niet 8,5 9,1 10,2 11,8 15,3 1,06 1,12 1,17 1,41 0,79-1,41 0,88-1,44 0,85-1,62 0,97-2,06 0,627 0,230 0,201 0,017

ben goed

geïnformeerd 79,2 75,3 72,4 70,9 70,8 0,81 0,73 0,70 0,73 0,67-0,99 0,61-0,86 0,56-0,88 0,55-0,97 0,006 <0,001 <0,001 0,004

gezond smaakt

niet goed 9,9 8,8 12,3 13,2 17,7 0,87 1,18 1,12 1,32 0,66-1,16 0,94-1,50 0,82-1,52 0,93-1,89 0,220 0,065 0,358 0,043

weinig keuze

over eten thuis 16,8 16,4 17,4 18,1 19,2 0,97 1,01 0,98 1,15 0,78-1,21 0,84-1,23 0,75-1,26 0,83-1,58 0,732 0,859 0,801 0,277

zorgen om

gewicht 26,2 26,6 27,9 27 30,5 0,95 0,95 0,91 1,00 0,79-1,15 0,81-1,12 0,72-1,13 0,75-1,32 0,478 0,421 0,257 0,965

minder suiker

beter 8,5 7,8 9,6 11,9 12,8 0,88 1,01 1,12 1,25 0,65-1,19 0,78-1,30 0,81-1,54 0,84-1,86 0,255 0,917 0,379 0,146

ik vind voedsel

ouders lekker 86,5 85,4 84,6 82,6 83,1 0,90 0,88 0,86 0,85 0,71-1,14 0,71-1,07 0,65-1,12 0,60-1,19 0,253 0,094 0,135 0,211

ik kies vetarme

versie 23,8 24,1 24,1 24,6 27,6 0,98 0,92 0,94 1,04 0,80-1,19 0,78-1,09 0,74-1,18 0,78-1,38 0,752 0,218 0,461 0,757

wat ik nu eet

belangrijk vr later 66,2 64,4 62,9 60,6 64,9 0,92 0,86 0,83 0,95 0,77-1,09 0,74-1,0 0,68-1,02 0,73-1,23 0,199 0,012 0,018 0,576

eet graag eten

van schoolrefter 12,9 13 13,5 14,7 12,9 0,99 1,00 1,06 1,06 0,76-1,28 0,80-1,25 0,79-1,42 0,72-1,58 0,921 0,956 0,631 0,695

ik kies volkoren

versie 27,8 26,2 28,6 28,6 31,1 0,88 0,94 0,93 1,01 0,73-1,06 0,80-1,10 0,75-1,16 0,77-1,34 0,079 0,305 0,422 0,894

moeilijk om info

toe te passen 31,9 32,6 31,8 31,4 38,1 1,03 1,01 0,98 1,26 0,87-1,23 0,87-1,18 0,80-1,21 0,97-1,63 0,621 0,826 0,838 0,023

Referentiecategorie: hoge beroepsstatus; Afkortingen: ?= werkzaam maar ongekende beroepsstatus, e.n.a.= economisch niet actief

Page 57: OPINIES VAN JONGEREN OVER VOEDING...ren over voeding en in welke mate deze opinies hun eetgedrag kunnen beïnvloeden. Doelstelling : Deze thesis tracht op de eerste plaats een inzicht

Resultaten 48

f) gezinsstructuur

Tabel 14: gemiddelde scores (en standaarddeviatie) op de schalen volgens gezinsstructuur;

vrijheidsgraden (df), F- en p-waarden voor gezinsstructuur uit de variantie-analyses met de schalen

schalen X (sd)

df F p twee ouders één ouders andere

Gezond 3,38a (0,52) 3,29

b (0,53) 3,32

a,b (0,69) 3 5,80 0,001

Smaak 2,89 (0,91) 2,95 (0,95) 3,10 (1,06) 3 3,23 0,020

Groenten en fruit 3,96 (0,81) 3,88 (0,85) 3,73 (1,03) 3 4,79 0,021

abc: verschillende letters geven een significant verschil in gemiddelden weer, gelijke letters duiden

op geen significant verschil

Uit de variantie-analyses van de socio-demografische variabelen met de drie schalen

(tabel 14), werd enkel voor de schaal „gezond‟ een verband gevonden met de

gezinsstructuur: jongeren waarvan beide ouders thuis wonen schatten de gezondheid

van hun eetgewoonten beter in dan zij die bij één van de ouders inwonen.

Tabel 15 toont aan dat jongeren die bij één ouder inwonen zich meer kunnen vinden in

de uitspraak “producten met verminderd suikergehalte smaken beter”, en gaan

doorgaans méér akkoord met de stelling “gezonde voeding smaakt niet goed” dan zij die

bij beide ouders inwonen (referentiegroep).

Leerlingen die bij hun grootouder(s), in een opvangtehuis of ergens anders wonen,

vinden producten met minder suiker eveneens lekkerder dan de referentiegroep.

Daarnaast gaan ze doorgaans meer akkoord met de stellingen “ik heb de neiging te eten

wat mijn vrienden eten” en “ik eet graag het eten dat bereid is in de schoolrefter”. Tot

slot geven deze jongeren minder te kennen dat ze het eten dat hun ouders voor hen

klaarmaken lekker vinden.

Page 58: OPINIES VAN JONGEREN OVER VOEDING...ren over voeding en in welke mate deze opinies hun eetgedrag kunnen beïnvloeden. Doelstelling : Deze thesis tracht op de eerste plaats een inzicht

Resultaten 49

Tabel 15: % akkoord met de opinies volgens de gezinsstructuur; Odds Ratio (OR),

betrouwbaarheidsinterval (99% C.I.) en p-waarden per opinie en gezinsstructuur, uit de logistische

regressie-analyses met de opinies

Opinies % akkoord Odds Ratio 99% C.I. p-waarde

2 1 ander 1

ande

r 1 ander 1 ander

Tussendoortjes

noodzaak 38,1 36,7 38,1 0,91 0,99 0,78-1,07 0,66-1,49 0,144 0,950

Neiging vrienden 9,2 11,1 17,6 1,18 1,85 0,92-1,50 1,09-3,14 0,088 0,003

kies zelf

tussendoortjes 78,5 79,1 74,2 0,99 0,82 0,82-1,20 0,51-1,32 0,882 0,280

hou van eten op

stap met vrienden 64,8 64 63,4 0,96 1,03 0,82-1,13 0,68-1,55 0,501 0,868

probeer voeding

uit de media 13,5 14,3 13,9 0,95 0,90 0,76-1,18 0,51-1,60 0,533 0,643

Vetrijk smaakt

beter 20,5 23,7 21,9 1,18 1,06 0,99-1,42 0,65-1,72 0,018 0,758

gezond vult mij

niet 9,7 12,3 14,7 1,20 1,36 0,95-1,52 0,77-2,37 0,048 0,163

ben goed

geïnformeerd 74,8 72,2 61,5 0,92 0,63 0,78-1,09 0,42-0,94 0,213 0,003

gezond smaakt

niet goed 10,5 13,8 20,9 1,27 1,81 1,01-1,59 1,10-2,97 0,007 0,002

weinig keuze over

eten thuis 17,2 16,4 19,1 0,95 1,04 0,77-1,17 0,63-1,72 0,513 0,825

zorgen om

gewicht 26,9 31,6 32,4 1,18 1,13 1,0-1,39 0,73-1,74 0,012 0,477

minder suiker

beter 8,7 11,8 15,6 1,34 1,60 1,05-1,71 0,92-2,80 0,002 0,028

ik vind voedsel

ouders lekker 85,5 83,3 75,3 0,86 0,57 0,70-1,06 0,36-0,90 0,064 0,002

ik kies vetarme

versie 24,6 25 30,2 0,97 1,16 0,81-1,15 0,75-1,80 0,618 0,369

wat ik nu eet

belangrijk vr later 64,8 60,7 63,9 0,86 0,99 0,74-1,01 0,66-1,49 0,014 0,941

eet graag eten van

schoolrefter 13,2 12,6 21,1 0,96 1,67 0,76-1,22 1,01-2,75 0,655 0,008

ik kies volkoren

versie 28,3 28,3 28,2 0,99 0,88 0,83-1,17 0,56-1,37 0,849 0,447

moeilijk om info

toe te passen 32,4 33,4 31,5 1,03 0,93 0,88-1,21 0,61-1,42 0,657 0,659

Referentiecategorie: jongeren uit een gezin met twee ouders

Page 59: OPINIES VAN JONGEREN OVER VOEDING...ren over voeding en in welke mate deze opinies hun eetgedrag kunnen beïnvloeden. Doelstelling : Deze thesis tracht op de eerste plaats een inzicht

Resultaten 50

g) taal

De taal die thuis gesproken blijkt niet geassocieerd te zijn met de scores van de

leerlingen op de drie schalen (tabel 16), maar vertoont wel een verband met enkele

opinies (tabel 17).

Tabel 16: gemiddelde scores (en standaarddeviaties) op de schalen volgens de gesproken taal thuis;

vrijheidsgraden (df), F- en p-waarden voor de taal uit de variantie-analyses met de schalen

schalen X (sd)

df F p Nederlands (ook) andere taal

Gezond 3,36 (0,52) 3,37 (0,57) 2 1,99 0,137

Smaak 2,90 (0,92) 2,94 (0,99) 2 0,46 0,593

Groenten en fruit 3,94 (0,81) 3,93 (0,86) 2 2,75 0,630

Tabel 17: % akkoord met de opinies volgens de gesproken taal; Odds Ratio (OR),

betrouwbaarheidsinterval (99% C.I.) en p-waarden per opinie uit de logistische regressie-analyses

met de opinies

opinies % akkoord

OR 99% C.I. p Nl. ander

tussendoortjes noodzaak 37,8 37,7 0,97 0,84-1,11 0,529

neiging vrienden 9,3 11,5 1,21 0,98-1,50 0,023

kies zelf tussendoortjes 78,6 74,2 0,77 0,65-0,90 <0,001

hou van eten op stap 64,3 65,4 1,10 0,95-1,27 0,084

probeer eten uit media 12,8 17,6 1,41 1,18-1,69 <0,001

vetrijk smaakt beter 21,0 22,6 1,10 0,93-1,29 0,149

gezond vult niet 9,2 14,7 1,58 1,29-1,92 <0,001

goed geïnformeerd 74,6 72,1 0,96 0,83-1,12 0,486

gezond smaakt niet goed 10,1 17,9 1,76 1,46-2,13 <0,001

weinig keuze over eten 17,0 18,5 1,08 0,91-1,29 0,236

zorgen om gewicht 26,6 33,1 1,26 1,09-1,46 <0,001

minder suiker beter 8,6 14,1 1,60 1,31-1,97 <0,001

voedsel ouders lekker 85,0 83,9 0,98 0,82-1,18 0,788

ik kies vetarm 23,2 31,5 1,45 1,25-1,68 <0,001

eten nu belangrijk vr later 63,1 65,7 1,14 0,99-1,32 0,016

eet graag eten uit refter 13,6 13,3 0,98 0,80-1,21 0,835

ik kies volkoren 26,6 34,2 1,39 1,20-1,61 <0,001

moeilijk info toe te passen 31,5 35,3 1,16 1,01-1,34 0,008

Referentiecategorie: Nederlandstaligen

Page 60: OPINIES VAN JONGEREN OVER VOEDING...ren over voeding en in welke mate deze opinies hun eetgedrag kunnen beïnvloeden. Doelstelling : Deze thesis tracht op de eerste plaats een inzicht

Resultaten 51

In vergelijking met de Nederlandstaligen gaan anderstaligen doorgaans méér akkoord

met de stellingen “gezonde voeding smaakt niet goed”, “gezonde voeding vult me niet”,

“ik probeer graag voedingsmiddelen uit de media” en “ik vind het moeilijk om

informatie rond gezonde voeding ook zelf toe te passen”. Anderzijds zouden deze

leerlingen meer voor vetarme of volkoren producten kiezen, en maken ze zich meer

zorgen om wat ze eten omdat ze niet in gewicht willen toenemen. Tot slot kiezen

Nederlandstalige adolescenten hun tussendoortjes vaker zelf dan zij die (ook) een

andere taal spreken.

h) BMI

Tabel 18: gemiddelde scores (en standaarddeviaties) op de schalen volgens de BMI; vrijheidsgraden

(df), F- en p-waarden voor de BMI uit de variantie-analyses met de schalen

schalen

X (sd)

df F p ondergewicht

normaal

gewicht overgewicht

Gezond 3,41 (0,58) 3,38 (0,52) 3,29 (0,56) 2 2,01 0,111

Smaak 2,85 (0,99) 2,92 (0,92) 2,83 (0,91) 2 6,70 <0,001

Groenten en fruit 3,89 (0,89) 3,94 (0,81) 3,94 (0,83) 2 5,45 <0,001

De variantieanalyse van de socio-demografische factoren met de schalen „smaak‟ en

„groenten en fruit‟ geeft voor beide schalen een significante relatie weer met de

variabele „BMI‟ (tabel 18). De Scheffe-test toonde echter geen significante verschillen.

Tabel 19 geeft de verschillen in opinies weer tussen leerlingen met een normaal gewicht

(referentiegroep) en deze met onder- of overgewicht. Op enkele items scoren leerlingen

met overgewicht beduidend hoger: zij maken zich in de eerste plaats meer zorgen om

hun gewicht en blijken meer van mening te zijn dat producten met verminderd

suikergehalte beter smaken. Daarnaast zijn ze ook meer geneigd om voor een vetarme

of volkoren versie van een product te kiezen, en vinden ze het moeilijk om informatie

rond gezonde voeding zelf toe te passen. Een minder sterk verband werd gevonden voor

de opinie “ik heb de neiging te eten wat mijn vrienden eten”: ook hier scoren jongeren

met overgewicht hoger dan hun medeleerlingen met een normaal gewicht.

Page 61: OPINIES VAN JONGEREN OVER VOEDING...ren over voeding en in welke mate deze opinies hun eetgedrag kunnen beïnvloeden. Doelstelling : Deze thesis tracht op de eerste plaats een inzicht

Resultaten 52

In vergelijking met de referentiegroep houden deze jongeren niet zoveel van de voeding

die ze consumeren wanneer ze op stap zijn met vrienden.

Jongeren met ondergewicht maken zich minder zorgen over hun gewicht en zijn niet

zozeer van mening dat hun huidige eetpatroon belangrijk is voor later. Zij geven ook

meer te kennen dat gezonde voedingsmiddelen hen niet vullen.

Tabel 19: % akkoord met de opinies volgens de BMI; Odds Ratio (OR), betrouwbaarheidsinterval

(99% C.I.) en p-waarden per opinie en BMI, uit de logistische regressie-analyses met de opinies

Opinies % akkoord Odds Ratio 99% C.I. p-waarde

onder norm over onder over onder over onder over

Tussendoortjes

noodzaak 36.1 38.3 34.3 0,98 0,86 0,74-1,28 0,72-1,02 0,83 0,025

Neiging

vrienden 7.4 9.3 12.3 0,82 1,30 0,50-1,33 1,01-1,68 0,285 0,008

kies zelf

tussendoortjes 73.5 78.8 74.8 0,88 0,83 0,65-1,20 0,68-1,01 0,294 0,013

hou van eten op

stap met

vrienden

63.0 65.4 59.8 1,00 0,80 0,76-1,31 0,67-0,94 0,996 <0,001

probeer voeding

uit de media 11.9 13.8 14.4 0,84 1,01 0,57-1,26 0,80-1,27 0,267 0,957

Vetrijk smaakt

beter 23,6 10,9 20,5 1,29 0,91 0,95-1,76 0,74-1,11 0,033 0,21

gezond vult mij

niet 12.6 9.8 10.8 1,50 0,95 1,01-2,23 0,73-1,24 0,008 0,632

ben goed

geïnformeerd 74.4 74.8 72.4 0,94 0,95 0,70-1,27 0,79-1,14 0,588 0,454

gezond smaakt

niet goed 13,1 10,9 14,3 1,43 1,11 0,97-2,12 0,88-1,42 0,019 0,25

weinig keuze

over eten thuis 18.9 16.6 18.6 1,13 1,10 0,81-1,57 0,89-1,36 0,362 0,258

zorgen om

gewicht 18.4 25.9 44.3 0,60 2,38 0,43-0,83 2,01-2,82 <0,001 <0,001

minder suiker

beter 8,6 8,9 15,1 0,90 1,68 0,56-1,42 1,32-2,14 0,537 <0,001

ik vind voedsel

ouders lekker 83.8 58.1 84.2 0,88 0,99 0,62-1,26 0,79-1,24 0,36 0,896

ik kies vetarme

versie 19.7 23.5 32.7 0,74 1,59 0,53-1,02 1,33-1,90 0,017 <0,001

wat ik nu eet

belangrijk vr

later

58.1 63.9 65.7 0,74 1,14 0,57-0,97 0,96-1,35 0,004 0,056

eet graag eten

van schoolrefter 17.2 13.2 14.3 1,21 1,08 0,84-1,75 0,84-1,38 0,172 0,447

ik kies volkoren

versie 28.4 27.4 33.9 0,97 1,36 0,72-1,29 1,14-1,62 0,755 <0,001

moeilijk om info

toe te passen 28.6 31.7 37.6 0,89 1,30 0,66-1,18 1,10-1,54 0,282 <0,001

Referentiecategorie: jongeren met een normaal gewicht

Page 62: OPINIES VAN JONGEREN OVER VOEDING...ren over voeding en in welke mate deze opinies hun eetgedrag kunnen beïnvloeden. Doelstelling : Deze thesis tracht op de eerste plaats een inzicht

Resultaten 53

3.3.2. Verband tussen opinies over voeding en het eetgedrag van de jongeren.

3.3.2.1. Univariate analyses: enkelvoudige regressie

Tabel 20 geeft een overzicht van alle univariate verbanden tussen de opinies/schalen en

de indices. Hieruit blijkt dat slechts 12 van de 63 onderzochte relaties niet significant

zijn. De index „overbodige voedingsmiddelen‟ vertoont de meeste signficante relaties

met de opinies/schalen, gevolgd door de vezelindex en de calciumindex.

3.3.2.2. Multivariate analyses: meervoudige regressie

In multivariate analyses blijven in totaal nog 45% van de significante resultaten uit de

vorige stap over. In regressie-analyses met de vezelindex (R2= 0,233; N= 8661) en de

calciumindex (R2= 0,046; N= 8466) worden nu bij beide indices slechts 4 verbanden

teruggevonden, terwijl de index „overbodige voedingsmiddelen‟ (R2= 0,120; N=9182)

nog 15 associaties vertoont.

Voor de finale stap werden de overgebleven opinies/schalen samen met alle relevante

socio-demografische variabelen en/of het BMI nogmaals opgenomen in drie

multivariate regressie-analyses (tabel 19).

Voor de selectie van deze sociodemografische eigenschappen en/of BMI werd zowel

beroep gedaan op de literatuur als op eigen analyses. Het verband tussen de

eetgewoonten van jongeren en hun geslacht (Ambrosini et al., 2009; Riediger et al.,

2007, Wardle, Haase & Steptoe, 2004; Morse & Driskell, 2009; von Bothmer &

Fridlund, 2005; Westenhoefer, 2005), leeftijd (Riediger et al., 2007; Larson, Neumark-

Sztainer, Hannan en Story, 2007) en sociaal-economische status van de ouders (Giskes,

Turell, Patterson & Newman, 2002; Vereecken, Inchley, Subramanian, Hublet & Maes,

2005; Richter, Vereecken, Boyce, Maes, Gabhainn & Currie, 2009; Vereecken, Legiest,

De Bourdeaudhuij & Maes, 2009; Xie, Gilliland, Yu-Fen Li & Rockett, 2002) is in de

literatuur reeds uitgebreid beschreven. Deze variabelen zijn telkens opgenomen in de

analyses. Voor de selectie van de andere socio-demografische variabelen/BMI werd het

verband onderzocht tussen deze variabelen en de eetgewoonten, door middel van

eenzelfde trapsgewijze methode: eerst werd het univariaat verband met de vezel- en

Page 63: OPINIES VAN JONGEREN OVER VOEDING...ren over voeding en in welke mate deze opinies hun eetgedrag kunnen beïnvloeden. Doelstelling : Deze thesis tracht op de eerste plaats een inzicht

Resultaten 54

calciumindex en de index „overbodige voedingsmiddelen‟ onderzocht door middel van

univariate variantie-analyses; vervolgens werden de overgebleven variabelen

opgenomen in multivariate variantie-analyses. Variabelen die na deze filtering zowel

met de eetgewoonten als de overgebleven opinies/schalen geassocieerd zijn (tabel 19) ,

worden eveneens opgenomen in de finale meervoudige regressie-analyse.

Tabel 20: socio-demografishe variabelen die voor de vezel-, calcium- en index ‘overbodige

voedingsmiddelen’ worden opgenomen in een meervoudige regressie-analyse

vezels calcium

overbodige

voedingsmiddelen

literatuur - geslacht

- leeftijd

- SES moeder

- SES vader

- geslacht

- leeftijd

- SES moeder

- SES vader

- geslacht

- leeftijd

- SES moeder

- SES vader

analyses - opleiding

- gezinsstructuur

- opleiding

- taal

- opleiding

Dit leidde tot volgende resultaten:

De vezelindex (R2=0,241; N=9801) is positief geassocieerd met de schalen „gezond‟ en

„groenten en fruit‟. Dit betekent dat jongeren die hun eetgewoonten gezond inschatten

of graag groenten en fruit eten, doorgaans ook meer vezelrijke voeding eten. Leerlingen

die de smaak van voeding belangijker vinden dan hoe gezond het is, eten daarentegen

minder vezelrijke voeding, evenals de jongeren die hun tussendoortjes zelf kiezen.

Wat de inname van calciumrijke voeding (R2= 0,057,; N= 9616) betreft, werd

eveneens een positief verband gevonden met de schalen „gezond‟ en „groenten en fruit‟.

Daarnaast zouden leerlingen die graag voedingsmiddelen uit de media proberen, en

leerlingen die voor volkoren versies kiezen, ook meer calciumrijke voeding eten.

Page 64: OPINIES VAN JONGEREN OVER VOEDING...ren over voeding en in welke mate deze opinies hun eetgedrag kunnen beïnvloeden. Doelstelling : Deze thesis tracht op de eerste plaats een inzicht

Resultaten 55

Tot slot werd ook het verband nagegaan met de index ‘overbodige voedingsmiddelen’

(R2= 0,136; N=9247).

Deze index geeft een beeld van de consumptie van gesuikerde of light frisdranken,

chips, frieten, koek en snoep.

Slechts één opinie - “gezonde voedingsmiddelen vullen me niet” - bleek na uitzuivering

voor de socio-demografische variabelen niet meer geassocieerd te zijn met de index

„overbodige voedingsmiddelen‟.

Opinies die hun positief verband blijven behouden zijn: “ik kies zelf mijn tussen–

doortjes”, “ik heb de neiging te eten wat mijn vrienden eten”, “ik probeer graag

voedingsmiddelen uit die ik in de media heb gezien”, “vetrijke voeding smaakt beter”,

“de smaak van voeding is voor mij belangrijker dan hoe gezond het is” (smaak-schaal),

“gezonde voeding smaakt niet goed”, “tussendoortjes zijn een noodzaak in een gezonde

voeding” en “ik hou van het eten dat ik eet wanneer ik op stap ben met mijn vrienden”.

Hierbij hangt een hoge score samen met een hoge consumptie van overbodige

voedings–middelen zoals frisdranken, chips, frieten, koek en snoep.

Opinies/schalen die omgekeerd geassocieerd zijn met consumptie van deze

voedingsmiddelen zijn de schaal „gezond‟, en de uitspraken “ik maak me zorgen over

wat ik eet omdat ik niet in gewicht wil toenemen” en “als ik een volkoren versie van een

product kan kiezen, dan doe ik dat ook”. Daarnaast bleekt ook de schaal „groenten en

fruit‟ en de stelling “wat ik nu eet zal een belangrijke invloed hebben op mijn

toekomstige gezondheid” omgekeerd gecorreleerd te zijn met de index „overbodige

voedingsmiddelen‟.

Page 65: OPINIES VAN JONGEREN OVER VOEDING...ren over voeding en in welke mate deze opinies hun eetgedrag kunnen beïnvloeden. Doelstelling : Deze thesis tracht op de eerste plaats een inzicht

56

Tabel 21: enkelvoudige regressie-analyses van de opinies/schalen met de vezel-, calcium- en index ‘overbodige voedingsmiddelen’

Opinies vezels calcium overbodige voedingsmiddelen

B SE β p B SE β p B SE β p

gezond 0,48 0,01 0,32 <0,001 0,35 0,02 0,18 <0,001 -0,31 0,02 -0,20 <0,001

smaak -0,17 0,01 -0,20 <0,001 -0,09 0,01 -0,08 <0,001 0,22 0,01 0,24 <0,001

groenten en fruit 0,43 0,01 0,44 <0,001 0,20 0,01 0,16 <0,001 -0,19 0,01 -0,19 <0,001

tussendoortjes noodzaak 0,02 0,02 0,01 0,257 0,03 0,02 0,01 0,206 0,16 0,02 0,09 <0,001

neiging vrienden -0,07 0,03 -0,03 0,006 0,06 0,04 0,02 0,106 0,25 0,03 0,09 <0,001

kies zelf tussendoortjes -0,13 0,02 -0,07 <0,001 -0,10 0,03 -0,04 <0,001 0,26 0,02 0,12 <0,001

hou van eten op stap -0,06 0,02 -0,04 <0,001 0,05 0,02 0,02 0,036 0,19 0,02 0,11 <0,001

probeer eten uit media 0,05 0,02 0,02 0,029 0,17 0,03 0,06 <0,001 0,19 0,02 0,08 <0,001

vetrijk smaakt beter -0,17 0,02 -0,09 <0,001 -0,04 0,03 -0,01 0,164 0,29 0,02 0,14 <0,001

gezond vult niet -0,28 0,03 -0,11 <0,001 -0,09 0,04 -0,03 0,009 0,33 0,03 0,12 <0,001

goed geïnformeerd 0,20 0,02 0,11 <0,001 0,16 0,02 0,07 <0,001 -0,19 0,02 -0,10 <0,001

gezond smaakt niet goed -0,31 0,02 -0,13 <0,001 -0,11 0,03 -0,03 0,001 0,36 0,03 0,14 <0,001

weinig keuze over eten -0,03 0,02 -0,02 0,112 0,08 0,03 0,03 0,003 0,01 0,02 0,00 0,776

zorgen om gewicht 0,07 0,02 0,04 <0,001 -0,01 0,02 -0,01 0,565 -0,12 0,02 -0,07 <0,001

minder suiker beter 0,05 0,03 0,02 0,052 0,16 0,04 0,05 <0,001 0,01 0,03 0,00 0,876

voedsel ouders lekker 0,22 0,02 0,10 <0,001 0,11 0,03 0,04 <0,001 -0,11 0,02 -0,05 <0,001

ik kies vetarm 0,16 0,02 0,09 <0,001 0,12 0,02 0,05 <0,001 -0,17 0,02 -0,08 <0,001

eten nu belangrijk vr later 0,19 0,02 0,11 <0,001 0,14 0,02 0,06 <0,001 -0,15 0,02 -0,09 <0,001

eet graag eten uit refter 0,11 0,02 0,05 <0,001 0,13 0,03 0,04 <0,001 0,03 0,03 0,01 0,336

ik kies volkoren 0,23 0,02 0,13 <0,001 0,21 0,02 0,09 <0,001 -0,22 0,02 -0,12 <0,001

moeilijk info toe te passen -0,12 0,02 -0,07 <0,001 -0,09 0,02 -0,04 <0,001 0,11 0,02 0,06 <0,001

Page 66: OPINIES VAN JONGEREN OVER VOEDING...ren over voeding en in welke mate deze opinies hun eetgedrag kunnen beïnvloeden. Doelstelling : Deze thesis tracht op de eerste plaats een inzicht

57

Tabel 22: meervoudige regressie-analyses van de multivariaat significante opinies/schalen met de vezel-, calcium- en index ‘overbodige voedingsmiddelen’,

uitgezuiverd voor de relevante sociodemografische eigenschappen en/of BMI

Opinies vezels calcium overbodige voedingsmiddelen

B SE β p B SE β p B SE β p

gezond 0,25 0,02 0,17 <0,001 0,24 0,02 0,12 <0,001 -0,17 0,02 -0,10 <0,001

smaak -0,03 0,01 -0,04 <0,001 0,12 0,01 0,13 <0,001

groenten en fruit 0,34 0,01 0,35 <0,001 0,13 0,01 0,10 <0,001 -0,06 0,01 -0,05 <0,001

tussendoortjes noodzaak 0,11 0,02 0,06 <0,001

neiging vrienden 0,13 0,03 0,04 <0,001

kies zelf tussendoortjes -0,06 0,02 -0,03 <0,001 0,16 0,02 0,08 <0,001

hou van eten op stap 0,10 0,02 0,06 <0,001

probeer eten uit media 0,12 0,03 0,04 <0,001 0,13 0,02 0,05 <0,001

vetrijk smaakt beter 0,12 0,02 0,06 <0,001

gezond vult niet 0,07 0,03 0,02 0,020

goed geïnformeerd -0,07 0,02 -0,03 0,001

gezond smaakt niet goed 0,10 0,03 0,04 <0,001

weinig keuze over eten

zorgen om gewicht -0,09 0,02 -0,05 <0,001

minder suiker beter

voedsel ouders lekker

ik kies vetarm

eten nu belangrijk vr later -0,06 0,02 -0,03 0,001

eet graag eten uit refter

ik kies volkoren 0,10 0,02 0,04 <0,001 -0,10 0,02 -0,05 <0,001

moeilijk info toe te passen

Page 67: OPINIES VAN JONGEREN OVER VOEDING...ren over voeding en in welke mate deze opinies hun eetgedrag kunnen beïnvloeden. Doelstelling : Deze thesis tracht op de eerste plaats een inzicht

Resultaten 58

3.3.2.3. Bijkomende analyse: de schaal ‘gezond’

Omwille van de inhoudelijke overlap tussen de schaal „gezond‟ en de (al dan niet

gezonde) eetgewoonten van de jongeren, werd deze schaal in aparte analyses

geëxploreerd. Op die manier kan worden nagegaan in welke mate deze schaal de andere

resultaten beïnvloedt.

Vooreerst werd het verband tussen de items van de schaal „gezond‟ en de eetgewoonten

van de jongeren in aparte univariate analyses onderzocht. Dit leidde tot een sterk

significant verband (p<0,001) voor ieder item.

Vervolgens werden deze items samen met de andere opinies apart opgenomen (i.p.v. als

schaal) in drie multivariate analyses met de vezel- en calciumindex, en de index

„overbodige voedingsmiddelen‟. Hierdoor verdwenen in totaal vijf significante

verbanden met de gezond-items: de opinie “het eten dat ik eet als ik op stap ben met

mijn vrienden is gezond” blijkt nu niet meer significant te zijn voor de drie indices.

Daarnaast is de uitspraak “het eten dat ik thuis eet is gezond” niet meer geassocieerd

met de calciumindex en het verband tussen de opinie “de lunch die ik „smiddag op

school eet is gezond” en de index „overbodige voedingsmiddelen‟ blijkt nu eveneens

niet meer significant te zijn.

Tot slot werd ook geëxploreerd of er wijzigingen tot stand komen wanneer de schaal

„gezond‟ volledig wordt weggelaten. Dit leidde echter tot vergelijkbare resultaten.

3.3.2.4. Bijkomende analyses: het verband tussen de opinies over voeding en het

eetgedrag volgens geslacht en leeftijd

Uit voorgaande resultaten is reeds gebleken dat de variabelen geslacht en leeftijd het

sterkst geassocieerd zijn met de opinies. Daarnaast heeft onderzoek reeds aangetoond

dat er een verband bestaat tussen de eetgewoonten van jongeren en hun geslacht

(Ambrosini et al., 2009; Riediger et al., 2007; Wardle et al., 2004; Morse & Driskell,

2009; von Bothmer & Fridlund, 2005; Westenhoefer, 2005), en de eetgewoonten en de

Page 68: OPINIES VAN JONGEREN OVER VOEDING...ren over voeding en in welke mate deze opinies hun eetgedrag kunnen beïnvloeden. Doelstelling : Deze thesis tracht op de eerste plaats een inzicht

Resultaten 59

leeftijd (Riediger et al., 2007; Larson, Neumark-Sztainer, Hannan en Story, 2007).

Daarom wordt het verband tussen de opinies en het eetgedrag hier nogmaals

geëxploreerd, volgens geslacht en leeftijd. Hiervoor wordt gebruik gemaakt van twee

leeftijdsgroepen: < 14,5 jaar en ≥ 14,5 jaar. Zo ontstaan vier groepen: jonge meisjes en

jonge jongens (< 14,5 jaar), en oudere meisjes en oudere jongens (≥ 14,5 jaar).

a) Vezelindex

Tabel 23: meervoudige regressie-analyses per geslacht en leeftijd van de multivariaat significante

opinies/schalen met de vezelindex, uitgezuiverd voor de relevante sociodemografische

eigenschappen

JONGENS MEISJES

< 14,5 jaar Jonge jongens Jonge meisjes

Opinies: B sd Beta p B sd Beta p

Gezond 0,25 0,03 0,17 <0,001 0,24 0,03 0,17 <0,001

Smaak

Groenten en fruit 0,33 0,02 0,34 <0,001 0,31 0,02 0,32 <0,001

Neiging vrienden -0,12 0,05 -0,05 0,009

Gezond vult niet -0,17 0,05 -0,06 0,001

Eten nu belangrijk vr later 0,08 0,03 0,05 0,004

Ik kies volkoren

Moeilijk info toe te passen -0,08 0,03 -0,05 0,009

≥ 14,5 jaar Oudere jongens Oudere meisjes

Opinies: B sd Beta p B sd Beta p

Gezond 0,27 0,03 0,17 <0,001 0,2 0,03 0,13 <0,001

Smaak -0,06 0,02 -0,06 0,001

Groenten en fruit 0,35 0,02 0,36 <0,001 0,39 0,02 0,39 <0,001

Neiging vrienden

Gezond vult niet

Eten nu belangrijk vr later

Ik kies volkoren 0,09 0,03 0,05 0,005

Moeilijk info toe te passen

Uit voorgaande meervoudige regressie-analyse met de vezelindex (tabel 22) werd een

verband gevonden tussen de vezelindex en de schalen „gezond‟, „smaak‟ en „groenten

Page 69: OPINIES VAN JONGEREN OVER VOEDING...ren over voeding en in welke mate deze opinies hun eetgedrag kunnen beïnvloeden. Doelstelling : Deze thesis tracht op de eerste plaats een inzicht

Resultaten 60

en fruit‟, alsook de opinie “ik kies zelf mijn tussendoortjes. Wanneer het verband tussen

de opinies over voeding en de vezelindex apart wordt onderzocht voor geslacht en

leeftijd, valt op dat de uitspraak “ik kies zelf mijn tussendoortjes” nu niet meer

geassocieerd blijkt te zijn met de vezelindex. Het negatief verband tussen de schaal

„smaak‟ en de vezelindex wordt nu enkel teruggevonden bij jongens ouder dan 14,5

jaar. De andere schalen, „gezond‟ en „groeten en fruit‟ behouden hun significantie voor

de vier groepen. Daarnaast komen uit de analyses voor de meisjes enkele nieuwe

associaties met de vezelindex naar boven boven : de uitspraken “gezonde

voedingsmiddelen vullen me niet”, “ik heb de neiging te eten wat mijn vrienden eten”

en “ik vind het moeilijk om informatie rond gezonde voeding ook zelf toe te passen”

vertonen een negatief verband voor meisjes jonger dan 14,5 jaar. “wat ik nu eet is

belangrijk voor mijn toekomstige gezondheid” is in deze groep positief geassocieerd

met de vezelindex. Uit de analyses voor meisjes ouder dan 14,5 jaar kwam tot slot nog

één positieve associatie naar boven tussen de vezelindex en de uitspraak “wanneer ik

kan kiezen tussen een volkoren versie van een product en een gewone versie, kies ik de

volkoren versie”.

b) Calciumindex

De resultaten uit de voorgaande analyse die het verband tussen de opinies en de

calciumindex onderzocht (tabel 21) gaven vier signficante verbanden weer: de schalen

„gezond‟ en „smaak‟ en de uitspraken “ik probeer graag voedingsmiddelen uit de

media” en “ik kies voor volkoren producten” bleken allen positief geassocieerd te zijn

met de calciumindex. Wanneer dezelfde analyses werden uitgevoerd volgens geslacht

en leeftijd (tabel 23), werd het verband tussen de opinie “ik kies voor volkoren

producten” en de calciumindex niet meer teruggevonden. De schalen „gezond‟ en

„groenten en fruit‟ behouden hun significantie in de vier groepen, terwijl het verband

tussen de uitspraak “ik probeer graag voedingsmiddelen uit die ik in de media heb

gezien” nu enkel wordt teruggevonden voor jongens jonger dan 14,5 jaar. Daarnaast

komt in de groep „oudere jongens‟ nog één nieuwe associatie met de calciumindex naar

boven: de schaal „smaak‟ blijkt in deze groep negatief gecorreleerd te zijn met de

calciuminname.

Page 70: OPINIES VAN JONGEREN OVER VOEDING...ren over voeding en in welke mate deze opinies hun eetgedrag kunnen beïnvloeden. Doelstelling : Deze thesis tracht op de eerste plaats een inzicht

Resultaten 61

Tabel 24: meervoudige regressie-analyses per geslacht en leeftijd, van de multivariaat significante

opinies/schalen met de calciumindex, uitgezuiverd voor de relevante sociodemografische

eigenschappen

JONGENS MEISJES

< 14,5 jaar Jonge jongens Jonge meisjes

Opinies: B sd Beta p B sd Beta p

Gezond 0,26 0,05 0,13 <0,001 0,22 0,04 0,11 <0,001

Smaak

Groenten en fruit 0,13 0,03 0,10 <0,001 0,11 0,03 0,08 <0,001

probeer voeding uit media 0,23 0,07 0,07 <0,001

≥ 14,5 jaar Oudere jongens Oudere meisjes

Opinies: B sd Beta p B sd Beta p

Gezond 0,32 0,04 0,16 <0,001 0,20 0,04 0,10 <0,001

Smaak -0,07 0,02 -0,06 0,006

Groenten en fruit 0,14 0,03 0,12 <0,001 0,18 0,03 0,15 <0,001

Probeer voeding uit media

c) Index „overbodige voedingsmiddelen‟

Uit tabel 21 kan worden afgeleid dat de meeste opinies geassocieerd zijn met de index

„overbodige voedingsmiddelen‟. Opinies die géén verband vertonen zijn: “gezonde

voedingsmiddelen vullen me niet”, “producten met verminderd suikergehalte smaken

beter”, “ik vind het voedsel dat mijn ouders voor me klaarmaken lekker”, “ik kies voor

vetarme producten”, “ik eet graag het eten uit de schoolrefter” en “ik vind het moeilijk

om informatie rond gezonde voeding ook zelf toe te passen”.

Uit dezelfde analyses die apart zijn uitgevoerd volgens geslacht en leeftijd, bleek één

van deze opinies toch geassocieerd te zijn met de index „overbodige voedingsmiddelen‟:

de uitspraak “gezonde voedingsmiddelen vullen me niet” vertoont een positief verband

met de uitkomstvariabele voor meisjes die ouder zijn dan 14,5 jaar.

Schalen/opinies die voor de vier groepen hun verband met de index „overbodige

voedingsmiddelen‟ blijven behouden zijn de schalen „gezond‟ en „smaak‟, en de

uitspraak “ik kies zelf mijn tussendoortjes”.

Page 71: OPINIES VAN JONGEREN OVER VOEDING...ren over voeding en in welke mate deze opinies hun eetgedrag kunnen beïnvloeden. Doelstelling : Deze thesis tracht op de eerste plaats een inzicht

Resultaten 62

Naast deze relaties werden in de groep „oudere meisjes‟ de meeste associaties met de

index „overbodige voedingsmiddelen‟ teruggevonden, gevolgd door de groep „jonge

meisjes‟. De opinies “ik maak me zorgen om wat ik eet omdat ik niet in gewicht wil

toenemen”, “wat ik nu eet heeft een belangrijk invloed op mijn toekomstige

gezondheid” en “ik kies voor volkoren producten” vertonen enkel in de groep „oudere

meisjes‟ een (negatief) verband. De opinies “vetrijke voedingsmiddelen smaken beter

dan een gewone” en “ik hou van het eten dat ik eet wanneer ik op stap ben met

vrienden” zijn zowel bij oudere meisjes als jonge jongens geassocieerd met de index

„overbodige voedingsmiddelen‟.

In de groep „jonge meisjes‟ bleek de uitspraak “ik kies zelf mijn tussendoortjes” positief

gerelateerd te zijn aan de index „overbodige voedingsmiddelen‟. Dit verband werd niet

teruggevonden in de andere groepen. Daarnaast kwam in deze groep eveneens een

positief verband naar boven tussen de index „overbodige voedingsmiddelen‟ en de

opinie “ik probeer graag voedingsmiddelen uit die ik in de media heb gezien” en de

schaal „groenten en fruit‟. Deze verbanden bleken ook in de groep „oudere jongens‟

aanwezig te zijn.

Page 72: OPINIES VAN JONGEREN OVER VOEDING...ren over voeding en in welke mate deze opinies hun eetgedrag kunnen beïnvloeden. Doelstelling : Deze thesis tracht op de eerste plaats een inzicht

Resultaten 63

Tabel 25: meervoudige regressie-analyses per geslacht en leeftijd, van de multivariaat significante

opinies/schalen met de index ‘overbodige voedingsmiddelen’, uitgezuiverd voor de relevante

sociodemografische eigenschappen

JONGENS MEISJES

< 14,5 jaar Jonge jongens Jonge meisjes

Opinies: B sd Beta p B sd Beta p

Gezond -0,20 0,03 -0,12 <0,001 -0,15 0,03 -0,09 <0,001

Smaak 0,14 0,02 0,15 <0,001 0,12 0,02 0,12 <0,001

Groenten en fruit -0,09 0,02 -0,08 <0,001

Tussendoortjes noodzaak 0,11 0,04 0,06 0,005 0,10 0,03 0,06 0,005

neiging vrienden 0,13 0,06 0,04 0,047 0,14 0,05 0,05 0,012

kies zelf tussendoortjes 0,21 0,04 0,12 <0,001

hou van eten op stap 0,13 0,04 0,07 <0,001

probeer voeding uit media 0,17 0,05 0,07 <0,001

Vetrijke smaakt beter 0,21 0,04 0,10 <0,001

Gezonde voeding vult niet

zorgen om gewicht

Eten nu belangrijk vr later

Ik kies volkoren versies

≥ 14,5 jaar Oudere jongens Oudere meisjes

Opinies: B sd Beta p B sd Beta p

Gezond -0,17 0,03 -0,11 <0,001 -0,25 0,04 -0,15 <0,001

Smaak 0,20 0,02 0,21 <0,001 0,14 0,02 0,14 <0,001

Groenten en fruit -0,10 0,02 -0,10 <0,001

Tussendoortjes noodzaak 0,15 0,03 0,09 <0,001 0,12 0,03 0,07 <0,001

neiging vrienden 0,13 0,06 0,05 0,017

kies zelf tussendoortjes

hou van eten op stap 0,13 0,04 0,07 0,001

probeer voeding uit media 0,26 0,05 0,10 <0,001

Vetrijke smaakt beter 0,18 0,05 0,08 <0,001

Gezonde voeding vult niet 0,19 0,07 0,06 0,004

zorgen om gewicht -0,13 0,04 -0,08 <0,001

Eten nu belangrijk vr later -0,12 0,04 -0,07 0,002

Ik kies volkoren versies -0,17 0,04 -0,09 <0,001

Page 73: OPINIES VAN JONGEREN OVER VOEDING...ren over voeding en in welke mate deze opinies hun eetgedrag kunnen beïnvloeden. Doelstelling : Deze thesis tracht op de eerste plaats een inzicht

Discussie 64

4. DISCUSSIE

4.1. BESPREKING VAN DE RESULTATEN

De bedoeling van deze studie was in de eerste plaats om de heersende opinies van

jongeren over voeding in kaart te brengen. Daarnaast werd door middel van statistische

analyses ook het verband nagegaan tussen deze opinies en bepaalde socio-

demografische eigenschappen en de BMI van de leerlingen. Dit leidde voor sommige

van deze sociodemografische kenmerken tot een veelheid aan significante verbanden.

Voor andere kenmerken werden weinig of geen verbanden gevonden met de bevraagde

opinies.

Hieronder worden de belangrijkste resultaten met betrekking tot de heersende opinies

besproken, alsook alle significante verbanden die uit de statistische analyses naar voor

kwamen.

4.1.1. Opinies over voeding

Uit de antwoorden van de enquête is gebleken dat slechts 14,4% van de leerlingen

akkoord gaat met de stelling “het eten dat ik eet wanneer ik op stap ben met mijn

vrienden is gezond”. Dit is volgens de studie van Fitzgerald et al. (2010) niet

verwonderlijk: zij toonden immers aan dat jongeren ongezonder eten wanneer ze ergens

anders dan thuis voeding consumeren. Dit kan mogelijk verklaard worden door de

kostprijs van voeding. Aangezien jongeren doorgaans nog niet over veel financiële

ruimte beschikken, wordt de kostprijs door Sheperd et al. (2006) en Fizgerald et al.

(2010) als één van de factoren aangehaald die een invloed uitoefent op de voedselkeuze

van jongeren. Fast food en zoete snacks zijn relatief goedkoop en bieden dus een goede

oplossing om met weinig geld een verzadigd gevoel te bekomen (Drewnowski &

Specter, 2004; Drewnowski & Darmon, 2005).

Page 74: OPINIES VAN JONGEREN OVER VOEDING...ren over voeding en in welke mate deze opinies hun eetgedrag kunnen beïnvloeden. Doelstelling : Deze thesis tracht op de eerste plaats een inzicht

Discussie 65

Maar liefst 77,8% van de ondervraagde jongeren geeft aan dat ze hun tussendoortjes

zelf kiezen, en 58,5% gaat niet akkoord met de uitspraak “ik heb weinig keuze over

wat ik thuis eet”. Dit is in overeenstemming met een studie van Bassett, Chapman en

Beagan (2008), waarin de mate van autonomie in de voedselkeuzes van jongeren werd

onderzocht. Zij kwamen tot de conclusie dat jongeren een grote vrijheid hebben in de

keuze van hun ontbijt, lunch en tussendoortjes.

De stelling “ik vind het lekker zijn van voeding belangrijker dan het gezond zijn”

werd door 24,4% van de jongeren beaamd, terwijl 35,4% niet akkoord ging. In het licht

van andere studies rond dit onderwerp zijn deze resultaten toch enigszins verrassend: de

smaak van voeding en de persoonlijke voorkeur voor voeding werd door verscheidene

studies als één van de belangrijkste predictoren voor de voedselkeuze aangehaald.

(Fitzgerald et al., 2010; Story et al., 2002; Brug, Tak, te Velde, Bere & de

Bourdeaudhuij, 2007; de Bourdeaudhuij, 2008; Larson et al., 2008; Neumark-Sztainer,

Wall, Perry & Story, 2003; Van Duyn et al., 2001; Wind et al., 2006; Bauer et al., 2009;

Larson, Story, Wall & Neumark-Sztainer, 2006; Clark, 1998; Glanz, Basil, Maibach,

Goldberg & Snyder, 1998; Neumark-Sztainer et al., 1999; Ortal, Conti & Slater, 2009;

Pollard, Kirk & Cade, 2002). Bovendien blijkt het onderhouden van de gezondheid géén

belangrijke motivator te zijn voor de jeugd (Neumark-Stainer et al., 1999; Story &

Resnick, 1986, in Story et al., 2002; Bisonette & Contento, 2001).

De meeste ondervraagde leerlingen (69,2%) gaan niet akkoord met de uitspraak “ik heb

de neiging te eten wat mijn vrienden eten”. Nochtans werd door verscheidene studies

het effect van „peer modeling‟ op het eetgedrag aangetoond (Pliner and Mann, 2004;

Roth et al., 2001; Herman, Koenig-Nobert, Peterson, & Polivy, 200; Hermans, Larsen,

Herman, & Engels, 2008), vooral wanneer de jongeren meer en meer voeding kopen en

eten wanneer ze weg zijn van huis (Brown et al., 2006; Chapman & Maclean, 1993;

Turner et al., 2006).

Steinberg & Mohannan (2007) en Sumter, Bokhorst, Steinberg & Westenberg, (2008)

stellen daarentegen dat de gevoeligheid voor beïnvloeding (in het algemeen) door

vrienden afneemt gedurende de adolescentie.

Page 75: OPINIES VAN JONGEREN OVER VOEDING...ren over voeding en in welke mate deze opinies hun eetgedrag kunnen beïnvloeden. Doelstelling : Deze thesis tracht op de eerste plaats een inzicht

Discussie 66

In de vergelijking van de resultaten uit deze thesis met bestaande literatuur moet echter

het onderscheid gemaakt worden tussen de subjectieve en objectieve

groepsbeïnvloeding: de subjectieve waarneming van groepsbeïnvloeding is de mate

waarin men zelf denkt beïnvloed te worden door anderen. Mensen zijn zich echter

weinig bewust van de effectieve (objectieve) invloed van sociale normen, terwijl

normatieve informatie over voeding een grote impact kan hebben op de voedselkeuzes

(Croker, Whitaker, Cooke & Wardle, 2009). In die zin zijn de antwoorden op deze

vraag slechts een ruwe schatting van wat zich in werkelijkheid afspeelt.

Wanneer gevraagd werd of de leerlingen akkoord gaan met de stelling “Ik vind het

moeilijk om informatie rond gezonde voeding ook zelf toe te passen”, antwoordde

32,3% affirmatief, terwijl slechts een iets kleinere fractie (29,5%) niet akkoord ging. Dit

verschil is relatief klein in vergelijking met de studie van Fitzgerald et al. (2010): uit

focusgroepen met jongeren kwam naar boven dat er voor de meeste jongeren een kloof

bestond tussen de nutitionele kennis van voedingsmiddelen en het omzetten van deze

kennis in de praktijk. Ondanks het feit dat deze jongeren op de hoogte waren van wat

gezonde voedingsmiddelen zijn, bleek hun dagelijkse voedingskeuze vooral gebaseerd

te zijn op persoonlijke voorkeur. Hierbij dient echter vermeld te worden dat er slechts

29 jongeren hebben deelgenomen aan deze studie, waardoor in feite geen geldige

kwantitatieve uitspraken kunnen gemaakt worden.

De meerderheid van de leerlingen (63,5%) gaat akkoord met de uitspraak “wat ik nu

eet heeft een belangrijke impact op mijn toekomstige gezondheid”. De meeste

jongeren zijn zich dus bewust van deze impact, doch leidt dit bewustzijn niet

noodzakelijk tot de intentie om gezond te eten. Eerdere studies hebben namelijk

aangetoond dat veel adolescenten het niet nodig vinden om hun eetpatronen aan te

passen, omdat de toekomst toch nog ver weg lijkt te zijn (Neumark-Stainer et al., 1999;

Story & Resnick, 1986, in Story et al., 2002; Bisonette & Contento, 2001).

Page 76: OPINIES VAN JONGEREN OVER VOEDING...ren over voeding en in welke mate deze opinies hun eetgedrag kunnen beïnvloeden. Doelstelling : Deze thesis tracht op de eerste plaats een inzicht

Discussie 67

4.1.2. Verband tussen de opinies en de sociodemografische variabelen/BMI van

de jongeren

4.1.2.1. Geslacht

Zoals uit de resultaten reeds is gebleken, zijn de opinies van de jongeren zeer

geslachtsgebonden: slechts vier bevraagde opinies bleken niet significant verschillend te

zijn tussen jongens en meisjes. Uit deze veelheid aan meningsverschillen kan

geconcludeerd worden dat meisjes over het algemeen positiever tegenover gezonde

voeding staan: zo vinden meisjes hun voeding bijvoorbeeld gezonder dan jongens, en

vinden ze de smaak van voeding ook minder belangrijk dan hoe gezond het is. Dit

strookt met de bevindingen uit de literatuur: uit diverse studies is reeds gebleken dat

vrouwen meer belang hechten aan gezonde voeding dan mannen, hetgeen zich uit in

gezondere voedingsgewoonten (Wardle, Haase & Steptoe, 2004; Morse & Driskell,

2009; von Bothmer & Fridlund, 2005; Westenhoefer, 2005). Dit verklaart dan ook de

hogere scores van de meisjes op de uitspraken “ik kies voor volkoren producten” en

“ik kies voor vetarme producten”.

Volgens Westenhoefer (2005) wordt 50% van de geslachtsverschillen in

voedingsgewoonten verklaard door het feit dat meisjes méér dan jongens geneigd zijn

om te diëten. Dit komt overeen met de resultaten uit deze thesis: meisjes hebben meer

dan twee maal zoveel kans om zich zorgen te maken om wat ze eten, omdat ze niet in

gewicht willen toenemen. Deze trend wordt eveneens in andere studies teruggevonden

(Wardle, Haase & Steptoe, 2004; Morse & Driskell, 2009, westenhoefer, 2005).

Wellicht is de bekommerdheid om het gewicht niet de enige reden voor het grotere

belang dat meisjes hechten aan gezonde voeding: uit de bevraging is eveneens gebleken

dat méér meisjes dan jongens ervan overtuigd zijn dat hun huidige eetgewoonten

belangrijk zijn voor hun toekomstige gezondheid.

Een andere verklaring voor de gezondere inschatting van de eigen eetgewoonten kan

mogelijk gevonden worden in het feit dat meisjes gezonde voeding eenvoudigweg

lekkerder vinden: meisjes scoren lager op de opinies “gezonde voeding smaakt niet

goed”, “een vetrijke versie van een voedingsmiddel smaakt beter dan een gewone” én

ze eten liever fruit en groenten. Deze resultaten kunnen gestaafd worden aan een studie

van Cooke & Wardle (2005), die onder andere geslachtsverschillen in de voedings-

Page 77: OPINIES VAN JONGEREN OVER VOEDING...ren over voeding en in welke mate deze opinies hun eetgedrag kunnen beïnvloeden. Doelstelling : Deze thesis tracht op de eerste plaats een inzicht

Discussie 68

voorkeur van kinderen en adolescenten onderzoekt. Zij kwamen eveneens tot de

constatatie dat meisjes een grotere voorkeur voor groenten en fruit vertonen dan jongens

en dat jongens vette voeding lekkerder vinden dan meisjes. Deze grotere voorkeur voor

vette voeding kan verklaard worden vanuit adaptief perspectief: jongens hebben door

hun grotere hoeveelheid spiermassa meer energie nodig dan meisjes, waardoor zij meer

baat hebben bij vette voeding dan meisjes. Deze bevinding kan eveneneens een

verklaring bieden voor het feit dat minder meisjes dan jongens van mening dat gezonde

voedingsmiddelen hen niet vullen.

De positieve attitude van de meisjes tegenover de smaak van gezonde voeding kan op

zijn beurt de hogere score verklaren op de stelling “ik vind het voedsel dat mijn ouders

voor me klaarmaken lekker”. Uit de studie van Hanson et al. (2004) bleek immers dat

87% van de ouders groenten serveren tijdens het avondeten.

Een ander resultaat dat uit de analyses naar voor kwam, is dat meisjes zich beter

geïnformeerd voelen over gezonde voeding dan jongens. Wanneer gekeken wordt naar

het aantal meisjes dat akkoord ging met de (correcte) uitspraak “tussendoortjes zijn een

noodzaak in een gezonde voeding”, kan dit inderdaad kloppen: meisjes hebben in

vergelijking met de jongens 27% méér kans om hier mee in te stemmen. Uit de studie

van Pirouznia (2001) naar nutritionele kennis bij 11 tot 13-jarigen blijkt eveneens dat

meisjes een grotere kennis hebben dan jongens. Hoewel meisjes zich beter geïnformeerd

voelen, vinden ze het moeilijker om informatie rond gezonde voeding ook zelf toe te

passen. Dit kan mogelijk verklaard worden door hun betere kennis van gezonde

voeding: wanneer men op de hoogte is van de aanbevolen voedingsrichtlijnen, wordt de

eventuele kloof met de huidige eetgewoonten immers duidelijker, waardoor de stap om

aan die richtlijnen te voldoen groter kan lijken.

Een laatste verschil dat gevonden werd tussen beide geslachten heeft betrekking op de

autonomie die de jongeren ervaren in hun voedselkeuze: meisjes hebben bijna 30%

méér kans om aan te geven dat ze hun tussendoortjes zelf kiezen. Wanneer de

leerlingen gevraagd werd of ze van mening zijn dat ze weinig keuze hebben over wat ze

eten thuis, hebben de meisjes opnieuw een grotere kans (50%) om hier niét mee

akkoord te gaan. De studie van Bassett et al. (2008) over de mate van autonomie die

Page 78: OPINIES VAN JONGEREN OVER VOEDING...ren over voeding en in welke mate deze opinies hun eetgedrag kunnen beïnvloeden. Doelstelling : Deze thesis tracht op de eerste plaats een inzicht

Discussie 69

jongeren ervaren in hun voedingskeuzes toonde echter géén verschillen aan tussen

jongens en meisjes. Hierbij dient opnieuw vermeld te worden dat de steekproef

bestaande uit 47 jongeren in principe niet groot genoeg is om met zekerheid

kwantitatieve uitspraken over te maken.

4.1.2.2. Leeftijd

Met betrekking tot de leeftijd werden eveneens een aantal verschillen in opinies

vastgesteld, waarvan enkele opinies een duidelijk stijging of daling kennen over de

leeftijfsgroepen heen:

de grootste stijging werd vastgesteld voor de uitspraak “ik kies zelf mijn

tussendoortjes”. Dit kan eenvoudig verkaard worden doordat jongeren tijdens de

adolescentie meer en meer autonoom worden. De opinie “ik heb weinig keuze over

wat ik thuis eet” kent dan ook een dalende trend over de leeftijdsgroepen heen.

Een stijgende trend werd gevonden voor de uitspraak “vetrijke voedingsmiddelen

smaken beter dan gewone”. Dit staat in contrast met de bevindingen uit de studie van

Cooke & Wardle (2005), waarbij in de leeftijdsgroep van acht tot zestien jaar een

dalende trend werd teruggevonden in de appreciatie van vet- en suikerrijke voeding.

Naast deze stijgende trends werd voor de uitspraak “ik eet graag het eten dat bereid

wordt in de refter” een dalende trend vastgesteld. Een verklaring hiervoor kan

mogelijk gevonden worden in een ander resultaat dat uit de enquête naar boven kwam:

naarmate de leeftijd stijgt, hechten de leerlingen meer belang aan de smaak van voeding

dan hoe gezond het is.

De neiging van de leerlingen om te eten wat de vrienden eten, blijkt eveneens te

stijgen met de leeftijd. Granner et al. (2004) kwamen echter tot tegenovergestelde

resultaten: zij vonden een daling in het effect van „peer modeling‟ op de voedselkeuze

bij jongeren in de vroege adolescentie. Dit is in lijn met andere studies die het

onderwerp van „peer modeling‟ in de algemene zin aankaarten: Steinberg & Monahan

(2007) en Sumter et al. (2008) stellen dat de weerstand tegen peer influence net vergróót

tijdens de adolescentie.

Tot slot werd over de leeftijdsgroepen heen ook een stijgende trend gevonden in de

scores op de uitspraak “tussendoortjes zijn een noodzaak in een gezonde voeding”.

Page 79: OPINIES VAN JONGEREN OVER VOEDING...ren over voeding en in welke mate deze opinies hun eetgedrag kunnen beïnvloeden. Doelstelling : Deze thesis tracht op de eerste plaats een inzicht

Discussie 70

Deze stijging kan eenvoudig verklaard worden door de steeds toenemende kennis van

jongeren.

4.1.2.3. Opleiding

Tijdens het vergelijken van de resultaten naar opleiding met de bestaande literatuur

wordt de hoeveelheid beschikbare literatuur automatisch beperkt aangezien het

Belgische onderwijssysteem verschillend is van de onderwijsssytemen in andere landen.

Daarom zullen de bevindingen uit deze thesis met betrekking tot de opleiding van

jongeren vooral aan elkaar worden afgetoetst.

Jongeren uit het TSO, KSO en BSO vinden hun voeding minder gezond dan leerlingen

uit het ASO. Dit strookt met de bevindingen uit een Belgische studie van Vereecken,

Maes en Debacquer (2004) waaruit blijkt de eetgewoonten van lager geschoolde

leerlingen inderdaad minder gezond zijn dan deze van leerlingen die een hogere richting

volgen. Dit effect kan mogelijk verklaard worden doordat deze jongeren minder graag

groenten en fruit eten en bovendien ook meer van mening zijn dat gezonde

voedingsmiddelen niet goed smaken. Een andere interpretatie houdt rekening met de

verschillende scores op de uitspraak “gezonde voedingsmiddelen vullen mij niet”.

Hierbij wordt namelijk meer akkoord gegaan door de leerlingen uit de lagere

opleidingen, waardoor deze leerlingen bijgevolg meer geneigd kunnen zijn om voor

ongezonde voedingsmiddelen te kiezen.

Naast deze verschillen tussen de drie opleidingscategoriën kwamen ook enkele

significante verschillen naar boven tussen het BSO en het ASO: jongeren uit het BSO

voelen zich minder goed geïnformeerd over wat gezonde voedingsmiddelen zijn en

gaan ook minder akkoord met de uitspraak “tussendoortjes zijn een noodzaak in een

gezonde voeding”. Hoewel deze uitspraak niet specifiek peilt naar de „gezondheid‟ van

een voedingsmiddel, peilt het wel naar de kennis rond gezonde eetgewoonten. De lagere

scores van de jongeren uit BSO op beide van deze uitspraken kunnen een indicatie zijn

van een algemene minder brede kennis rond gezonde voeding(sgewoonten).

Een laatste verschil dat werd gevonden tussen de leerlingen in het BSO en het ASO

betreft de hogere scores van de leerlingen uit het BSO op de uitspraak “producten met

Page 80: OPINIES VAN JONGEREN OVER VOEDING...ren over voeding en in welke mate deze opinies hun eetgedrag kunnen beïnvloeden. Doelstelling : Deze thesis tracht op de eerste plaats een inzicht

Discussie 71

een verminderd suikergehalte smaken beter”. Een logische verklaring voor dit

resultaat is echter moeilijk te vinden.

4.1.2.4. Beroepsstatus van de moeder

Voor de beroepsstatus van de moeder werden heel wat minder verschillen in opinies

over voeding waargenomen.

In vergelijking met de leerlingen uit de „hoogste‟ groep, gaan de de leerlingen waarvan

de moeder een lage beroepsstatus heeft, of waarvan de moeder werkloos is, over het

algemeen méér akkoord met de stelling “gezonde voedingsmiddelen vullen mij niet”.

Kinderen van economisch inactieve moeders zouden voorts 50% méér kans hebben om

van mening te zijn dat gezonde voedingsmiddelen niet goed smaken.

Deze negatieve attitudes tegenover gezonde voeding kunnen ertoe bijdragen dat deze

jongeren ook effectief minder gezonde eetgewoonten gaan ontwikkelen. Diverse

studies hebben immers aangetoond dat kinderen van ouders met een lage beroepsstatus

status minder gezond eten (Giskes et al., 2002; Vereecken et al., 2005; Richter et al.,

2009; Vereecken et al., 2009; Xie et al., 2002).

Tot slot blijken kinderen van moeders met een lage beroepsstatus niet zozeer van het

eten te houden dat ze eten wanneer ze op stap zijn met vrienden. Dit kan mogelijk

verband houden met een lagere financiële bijdrage die jongeren van deze moeders

ontvangen.

4.1.2.5. Beroepsstatus van de vader

Leerlingen waarvan de vader een hoge beroepsstatus geniet, schatten de gezondheid

van de eigen eetgewoonten beduidend hoger in dan leerlingen waarvan de vader een

lage beroepsstatus heeft, of werkloos is. Dit is in overeenstemming met de studie van

Starfield, Riley, Witt en Robertson (2002): zij kwamen tot de bevinding dat jongeren uit

hogere sociale klassen meer tevreden zijn over hun gezondheid dan jongeren uit lagere

klassen.

Deze perceptie lijkt correct te zijn wanneer men de effectieve gezondheidsverschillen

tussen de sociale klassen bestudeert: verschillende bronnen beschrijven het verband

tussen de beroepsstatus van de ouders (maar niet specifiek de vader) en de

Page 81: OPINIES VAN JONGEREN OVER VOEDING...ren over voeding en in welke mate deze opinies hun eetgedrag kunnen beïnvloeden. Doelstelling : Deze thesis tracht op de eerste plaats een inzicht

Discussie 72

eetgewoonten van de jongeren: hieruit blijkt dat een beroepsstatus is geassocieerd is met

gezondere eetgewoonten (Giskes et al., 2002; Vereecken et al., 2005; Richter et al.,

2009; Vereecken et al., 2009; Xie et al., 2002).

De beroepsstatus van de vader is tevens geassocieerd met de mate waarin jongeren zich

geïnfomeerd voelen over gezonde voeding: hoe hoger de beroepsstatus, hoe beter de

jongeren zich geïnformeerd voelen. Dit resultaat zou deels verklaard kunnen worden

aan de hand van de schoolse prestaties: jongeren uit een hogere sociale klasse behalen

over het algemeen betere schoolse prestaties dan jongeren uit een lagere sociale klasse

(Starfield, Riley, Witt & Robertson, 2002) Bijgevolg kunnen de jongeren uit de hogere

sociale klassen beter op de hoogte zijn van voedingsgerelateerde informatie die hen via

de schoollessen wordt aangereikt.

4.1.2.6. De gezinsstructuur

Kinderen uit één-ouder gezinnen schatten hun eetgewoonten minder gezond in dan

kinderen uit twee-ouder gezinnen. Daarnaast hebben kinderen uit één-ouder gezinnen en

uit de groep „andere gezinsstructuren‟ respectievelijk 27% en 81% méér kans om van

mening te zijn dat gezonde voedingsmiddelen niet goed smaken. Ook hier kan de lijn

worden doorgetrokken door te stellen dat deze negatieve attitude tegenover gezonde

voeding ertoe kan bijdragen dat deze jongeren ook effectief minder gezond eten. Dit is

immers aangetoond in het onderzoek van Riediger et al. (2007) en Ambrosini et al.

(2009) waarin de eetgewoonten van adolescenten uit twee-ouder-gezinnen en gezinnen

met alleenstaande ouders werden vergeleken.

Tegenstrijdig met het resultaat dat jongeren uit één-ouder gezinnen van mening zijn dat

gezonde voedingsmiddelen niet goed smaken, vinden zij daarentegen dat producten

met een verminderd suikergehalte lekkerder zijn dan een gewoon product.

Jongeren uit de groep „andere gezinsstructuren‟ blijken voorts bijna dubbel zoveel kans

te hebben dan jongeren uit twee-oudergezinnen om niet akkoord te gaan met de

uitspraak “ik vind het eten dat mijn ouders voor me klaarmaken lekker”. Dit is

echter geen verrassend resultaat aangezien deze jongeren niet bij hun ouders wonen,

maar bij hun grootouder(s), in een opvangtehuis, of ergens anders.

Een laatste verband dat gevonden werd voor de gezinsstructuur, betreft de hogere scores

van de leerlingen uit de groep „andere gezinsstructuren‟ op de stelling „ik eet graag het

Page 82: OPINIES VAN JONGEREN OVER VOEDING...ren over voeding en in welke mate deze opinies hun eetgedrag kunnen beïnvloeden. Doelstelling : Deze thesis tracht op de eerste plaats een inzicht

Discussie 73

eten dat bereid is in de schoolrefter‟. Een sluitende verklaring voor de resultaat is

echter moeilijk te vinden.

4.1.2.7. De gesproken taal thuis

Wanneer de verschillen in opinies op basis van de gesproken taal onder de loep worden

genomen, zijn de resultaten enigzins tegenstrijdig: leerlingen die thuis (ook) een andere

taal spreken dan het Nederlands, gaan enerzijds meer akkoord met de stellingen “ik

probeer graag eten uit de media”, “gezonde voedingsmiddelen vullen niet” en

“gezonde voedingsmiddelen smaken niet goed”. Anderzijds blijken ze wel een

positieve attitude te hebben tegenover vetarme en volkoren voedingsmiddelen (“ik kies

voor vetarme/volkoren versies van voedingsmiddelen”) én zijn ze bovendien van

mening dat producten met verminderd suikergehalte beter smaken.

Een onvoldoende beheersing van Nederlands taal kan mogelijk aan de basis liggen van

deze tegenstrijdige resultaten.

4.1.2.8. De BMI

Het grootste meningsverschil dat werd teruggevonden tussen jongeren met een

verschillend BMI betreft de mate waarin ze zich zorgen maken om wat ze eten om dat

ze niet in gewicht willen toenemen. Dit is dan ook een logisch resultaat en werd

eveens in andere litatuur teruggevonden: jongeren met overgewicht maken zich meer

zorgen dan jongeren met een normaal gewicht (Sherwood et al., 2000; Navia et al.,

2003) en jongeren met ondergewicht maken zich minder zorgen dan jongeren met een

normaal gewicht. Dit uit zich dan ook in bepaalde voedingskeuzes: leerlingen met

overgewicht blijken meer voor vetarme en volkoren versies van producten te kiezen.

Anderzijds zouden adolescenten met overgewicht het moeilijker vinden om informatie

rond gezonde voeding ook zelf toe te passen. In de wetenschap dat deze jongeren hun

eetgewoonten wellicht drastischer zouden moeten aanpassen dan jongeren met een

normaal gewicht, is het dan ook aannemelijk dat deze overstap voor hen moeilijker lijkt.

Jongeren met overgewicht geven daarnaast méér aan dat ze de neiging hebben om te

eten wat hun vrienden eten. Dit komt overeen met de bevindingen die Fletcher, Bonell

en Sorhaindo (2011) in hun review rond dit onderwerp beschrijven: verschillende

Page 83: OPINIES VAN JONGEREN OVER VOEDING...ren over voeding en in welke mate deze opinies hun eetgedrag kunnen beïnvloeden. Doelstelling : Deze thesis tracht op de eerste plaats een inzicht

Discussie 74

studies hebben aangetoond dat de BMI‟s van vrienden onder elkaar postief met elkaar

geassocieerd zijn. Dit effect was het grootste bij jongeren met overgewicht.

Jongeren met overgewicht laten zich niet alleen meer beïnvloeden door hun vrienden, ze

in vergelijking met jongeren met een normaal gewicht blijken ze bovendien niet zozeer

van het eten te houden wanneer ze op stap zijn met hun vrienden. Dit kan mogelijk

verklaard worden doordat ze minder eten wat ze zelf willen eten, en meer eten wat hun

vrienden eten.

Een ander resultaat is dat leerlingen met ondergewicht 50% méér kans hebben te

antwoorden dat gezonde voedingsmiddelen hen niet vullen. Dit resultaat doet het

vermoeden rijzen dat deze jongeren minstens evenveel eten dan leerlingen met een

normaal gewicht. Dit zou mogelijk ook de lagere score kunnen verklaren op de

uitspraak “wat ik nu eet heeft een belangrijke invloed op mijn toekomstige

gezondheid”: wanneer deze jongeren merken dat hun eetgewoonten geen invloed

hebben op hun gewicht, is het mogelijk dat zij deze lijn doortrekken en aannemen dat

hun eetgewoonten geen invloed hebben op hun algemene (toekomstige) gezondheid.

Een ander verrassend, doch sterk significante uitkomst, is de mate waarin de leerlingen

akkoord met de stelling “producten met verminderd suikergehalte smaken beter

dan gewone producten”: hierop scoren de leerlingen overgewicht hoger dan dan de

andere leerlingen. Zoals uit de resultaten reeds is gebleken, kiezen leerlingen met

overgewicht meer voor volkoren en vetarme versies van producten. Het zou dus niet

verwonderlijk zijn dat zij in vergelijking met de andere jongeren ook meer producten

met een verminderd suikergehalte eten. Hierdoor is het mogelijk dat zij meer aan de

smaak van deze producten gewend zijn, waardoor zij deze bijgevolg lekkerder vinden

dan jongeren met normaal- of ondergewicht.

4.1.3. Verband tussen de opinies en het eetgedrag van de jongeren

4.1.3.1. Vezelindex

De vezelindex geeft een indicatie van de wekelijkse consumptie van groenten, fruit, wit

brood en bruid brood.

Het lekker vinden van groenten en fruit bleek het sterkste gecorreleerd te zijn met de

vezelindex. Groenten en fruit zijn dan ook een belangrijke bron van vezels

Page 84: OPINIES VAN JONGEREN OVER VOEDING...ren over voeding en in welke mate deze opinies hun eetgedrag kunnen beïnvloeden. Doelstelling : Deze thesis tracht op de eerste plaats een inzicht

Discussie 75

(www.health.gov). Daarnaast is een positieve inschatting van de eigen eetgewoonten

(de schaal „gezond‟) geassocieerd met een hoge score op de vezelindex. Goodwin et al.

(2006) kwamen tot een gelijkaardig resultaat: zij constateerden dat jongeren die hun

eetgewoonten gezond inschatten, meer groenten eten dan jongeren die deze mening niet

delen.

De mate waarin de smaak van voeding belangrijker wordt geëvalueerd dan het gezond

zijn is negatief geassocieerd met de vezelindex. Wellicht ligt een belangrijke verklaring

hiervoor in feit dat ongezond gepercipieerde voeding over het algemeen lekkerder wordt

gevonden (Raghunathan et al., 2006 Wardle & Huon, 2000; Noble et al., 2000),

waardoor de leerlingen die hoog scoren op de „smaak‟-schaal meer geneigd zijn om

naar ongezonde voeding in plaats van vezelrijke voeding te grijpen.

Het negatief verband tussen de vezelindex en de opinie “ik kies zelf mijn

tussendoortjes” is eveneens in overeenstemming met een aantal studies die dit

onderwerp reeds hebben aangekaart: (Videon & Manning, 2003) beschouwen

autonomie in de voedselkeuze als een risicofactor voor voor het creeëren van ongezonde

eetgewoonten. Daarnaast toonden De Bourdeaudhuij & Van Oost (1998), De

Bourdeaudhuij & Sallis (2002) en Fitzgerald et al. (2010) aan dat gezinnen waarin de

adolescente kinderen veel inbreng hebben in de voedselkeuze, minder gezond eten

wordt voorzien.

4.1.3.2. Calciumindex

De calciumindex werd berekend aan de hand van de wekelijkse consumptie van volle

melk, magere/halfvolle melk, kaas, andere melkproducten.

Een gezonde perceptie van de eigen eetgewoonten blijkt niet alleen met de vezelindex

positief geassocieerd te zijn, maar ook met de calciumindex. Dit resultaat wijst erop dat

jongeren een vrij correcte inschatting kunnen maken van wat gezonde voeding inhoudt

en hoe zij scoren op hun eigen voedingsgewoonten.

Daarnaast werden voor de calciumindex enkele opmerkelijke en minder voor de hand

liggende resultaten gevonden: zo blijken jongeren die graag groenten en fruit eten een

hoge score te hebben op de calciumindex. Nochtans zijn groenten en fruit geen

belangrijke bron van calcium. Bijgevolg dient er wellicht een achterliggende reden aan

de basis te liggen van dit verband. Zo zou het mogelijk kunnen zijn dat jongeren die

Page 85: OPINIES VAN JONGEREN OVER VOEDING...ren over voeding en in welke mate deze opinies hun eetgedrag kunnen beïnvloeden. Doelstelling : Deze thesis tracht op de eerste plaats een inzicht

Discussie 76

graag groenten en fruit eten ook graag andere gezonde voeding eten, zoals yoghurt, kaas

en andere calciumrijke producten.

Een tweede opmerkelijk resultaat betreft de positieve relatie tussen de opinie “ik kies

voor volkoren producten” en de calciumindex. Volkoren producten zijn namelijk een

belangrijke bron van vezels, maar niet van calcium. Een mogelijke verklaring zou ook

hier kunnen zijn dat jongeren die voor volkoren producten kiezen een algemene

interesse hebben voor gezonde voeding en dus ook voor calciumrijke producten.

“ik probeer graag voedingsmiddelen uit die ik in de media heb gezien” blijkt

tenslotte eveneens postitief geassocieerd te zijn met de calciumindex. Reclame voor

yoghurt, melk, en kaas komt dan ook vaak aan bod in de media.

4.1.3.3. Index ‘overbodige voedingsmiddelen’

De index „overbodige voedingsmiddelen‟ werd berekend aan de hand van de wekelijkse

consumptie van frisdranken, chips, frieten, koek en snoep. Deze index geeft met andere

woorden een beeld van de consumptiefrequentie van vet- en suikerrijke voeding, en

voedingsmiddelen die een teveel aan kunstmatige (zoet)stoffen bevatten.

Zoals reeds eerder werd aangegeven, blijken leerlingen een vrij correcte inschatting te

kunnen maken van de eigen eetgewoonten. Dit kan ook geconcludeerd worden uit de

negatieve associatie van de „gezond‟-schaal met de index „overbodige

voedingsmiddelen‟: jongeren die hun eetgewoonten gezond inschatten scoren lager op

deze index en omgekeerd. Goodwin et al. (2006) kwamen tot gelijkaardige resultaten:

zij vonden een verband tussen de inschatting van de eigen eetgewoonten en de

gemiddelde vetinname.

De negatieve relatie tussen de „groenten- en fruit‟ schaal en de index „overbodige

voedingsmiddelen‟ doet vermoeden dat jongeren die graag groenten en fruit eten,

ongezonde voedingsmiddelen vaker links laten liggen om iets gezond in de plaats te

eten zoals bijvoorbeeld groenten en fruit.

Leerlingen die de smaak van voeding belangrijker vinden dan het gezond zijn scoren

hoger op de index „overbodige voedingsmiddelen‟. In de wetenschap dat ongezonde

gepercipieerde voedingsmiddelen over het algemeen lekkerder worden gevonden

(Raghunathan et al., 2006 Wardle & Huon, 2000; Noble et al., 2000), is dit resultaat dan

ook in overeenstemming met de verwachtingen.

Page 86: OPINIES VAN JONGEREN OVER VOEDING...ren over voeding en in welke mate deze opinies hun eetgedrag kunnen beïnvloeden. Doelstelling : Deze thesis tracht op de eerste plaats een inzicht

Discussie 77

Leerlingen die van mening zijn dat tussendoortjes een noodzaak zijn in een gezonde

voeding scoren eveneens hoger op de index „overbodige voedingsmiddelen‟. Koekjes,

chips, en snoep worden dan ook vaak als tussendoortjes gegeteten. Uit de enquête

eveneens gebleken dat jongeren die zich goed geïnfomeerd voelen over gezonde

voeding minder hoge scores halen op de index „overbodige voedingsmiddelen‟. Dit

resultaat kan logisch verklaard worden doordat jongeren die op de hoogte zijn van

gezonde voeding deze informatie ook zelf gaan toepassen. Ook de omgekeerde

beredering is mogelijk: jongeren die uit zichzelf interesse tonen in gezonde voeding en

minder voeding uit de excessgroep consumeren, voelen zich beter geïnfomeerd omdat

ze zelf op zoek gaan naar informatie rond gezonde voeding.

Een ander resultaat dat uit de analyses met de index „overbodige voedingsmiddelen‟

naar voor kwam, betreft de positieve relatie tussen de opinie “ik heb de neiging te eten

wat mijn vrienden eten” en de scores op de index „overbodige voedingsmiddelen‟. In

vergelijking met de beperkte hoeveelheid literatuur die rond dit specifieke onderwerp

voorhanden is, komen deze resultaten in zeker mate overeen met de studie van De la

Haye, Robins, More en Wilson (2010): zij onderzochten het verband tussen

vriendschapsrelaties onder adolescente jongeren en de consumptie van calorierijke

voedingsmiddelen. Zij vondenl significante overeenkomsten in de consumptie van fast-

food onder mannelijke vrienden.

Wanneer jongeren hun tussendoortjes zelf kiezen, blijken ze eveneens meer

voedingsmiddelen uit de excess groep te consumeren. Gegeven dat een hogere mate van

autonomie in de voedingskeuzes van jongeren tot ongezondere keuzes leidt (De

Bourdeaudhuij & Van Oost,1998; Fitzgerald et al., 2010)., is dit resultaat conform de

verwachtingen. Fitzgerald et al. (2010) kwamen tot de gelijkaardige constatatie dat

wanneer jongeren ergens anders dan thuis voeding consumeren (en dus een grotere mate

van autonomie ondervinden), hun voedingskeuzes ongezonder zijn. Dit kan de hogere

scores op de index „overbodige voedingsmiddelen‟ verklaren van de jongeren die

akkoord gaan met de stelling “ik hou van het eten dat ik eet wanneer ik op stap ben

met mijn vrienden”.

Jongeren die graag voedingsmiddelen uitproberen die ze in de media gezien hebben,

blijken naast een hogere score op de calciumindex eveneens een hogere score te hebben

op de index „overbodige voedingsmiddelen‟. Net zoals bijvoorbeeld reclame over

Page 87: OPINIES VAN JONGEREN OVER VOEDING...ren over voeding en in welke mate deze opinies hun eetgedrag kunnen beïnvloeden. Doelstelling : Deze thesis tracht op de eerste plaats een inzicht

Discussie 78

yoghurt vaak in de media verschijnt, zijn ook talrijke reclamespotjes of –advertenties te

zien die frisdranken, chips, koek en snoep promoten.

Tot slot werd ook een positief verband gevonden tussen de index „overbodige

voedingsmiddelen‟ en de opinies “vetrijke voedingsmiddelen smaken beter dan

gewone voedingsmiddelen” en “gezonde voedingsmiddelen smaken niet goed”.

Gezien de index „overbodige voedingsmiddelen‟ berekend werd aan de hand van enkele

ongezonde en o.a. vetrijke voedingsmiddelen zoals chips, frieten, koek en snoep, is het

ook aannemelijk dat deze voedingsmiddelen door deze leerlingen meer geconsumeerd

worden.

Jongeren die belang hechten aan gezonde voeding omdat ze niet willen toenemen in

gewicht, of omdat ze zich ervan bewust zijn dat hun huidige eetgewoonten een

belangrijke invloed uitoefenen op hun toekomstige gezondheid, halen minder hoge

scores op de index „overbodige voedingsmiddelen‟ en eten dus minder ongezonde

voedingsmiddelen. Wanneer jongeren aangeven dat ze voor volkoren producten

kiezen, is het mogelijk dat hun motivatie hiervoor eveneens in één van voorgaande

redenen ligt. Dit zou een verklaring kunnen bieden voor de lagere scores op de index

„overbodige voedingsmiddelen‟. Tot slot bleek ook de opinie “ik voel me goed

geïnformeerd over wat gezonde voedingsmiddelen zijn” omgekeerd gerelateerd te

zijn aan deze index. Jongeren die goed geïnformeerd zijn rond gezonde voeding kunnen

door hun kennis hiervan meer belang gaan hechten aan aan hun eigen eetgewoonten.

Anderzijds is ook de omgekeerde beredenering mogelijk: leerlingen die uit zichzelf

reeds een interesse hebben in gezonde voeding kunnen mogelijk zelf op zoek gaan naar

informatie hieromtrent of onthouden deze informatie beter wanneer ze die aangereikt

krijgen.

4.1.4. Verband tussen de opinies over voeding en het eetgedrag volgens geslacht

en leeftijd

Wanneer het verband werd nagegaan tussen de opinies over voeding en het eetgedrag

volgens geslacht en leeftijd, kwamen geen opvallende of opmerkelijke resultaten naar

voor. Er werden over het algemeen meer verbanden teruggevonden in de groep

„meisjes‟. Jonge meisjes bleken de meeste associaties te vertonen met de vezelindex,

terwijl in de groep „oudere meisjes‟ vooral associaties werden teruggevonden met de

Page 88: OPINIES VAN JONGEREN OVER VOEDING...ren over voeding en in welke mate deze opinies hun eetgedrag kunnen beïnvloeden. Doelstelling : Deze thesis tracht op de eerste plaats een inzicht

Discussie 79

index „overbodige voedingsmiddelen‟. Deze laatste bevinding kan verklaard worden aan

de hand van een studie van Von Soest & Wichström (2009): zij kwamen tot de

constatatie dat meisjes niet alleen meer geneigd zijn om te diëten, deze neiging bleek

ook te stijgen tussen de leeftijd van 13 tot 21 jaar, terwijl deze trend niet werd

teruggevonden voor jongens. Aangezien de index „overbodige voedingsmiddelen‟

voedingsmiddelen bevat (zoals friet, chips, koek en snoep) die men dient te vermijden

om gewicht te verliezen, kan het diëten onder oudere meisjes een verklaring bieden voor

enkele van de verbanden die alleen in de groep „oudere meisjes‟ werden teruggevonden,

zoals de opinies “ik maak me zorgen om mijn gewicht”, en “ik kies voor volkoren

versies”.

4.2. STERKTES EN ZWAKTES VAN DE STUDIE

Een eerste sterkte van deze studie ligt in het onderwerp zelf: verschillende studies

hebben de invloeden op de voedselkeuzes van adolescenten reeds aangekaart, maar

slechts weinig studies hebben deze invloeden vanuit het perspectief van de jongeren

onderzocht. De studies die dit wel doen maken bovendien gebruik van kwalitatieve

onderzoeksmethoden waardoor geen kwantitatieve uitspraken gemaakt kunnen worden,

noch verbanden kunnen onderzocht worden met andere variabelen.

Een tweede sterk punt van deze studie ligt wellicht in de grootte van de steekproef: in

totaal hebben 10772 leerlingen de vragenlijst ingevuld. Door de omvang van deze

steekproef is het mogelijk om met een grotere zekerheid conclusies te trekken met

betrekking tot de verkregen resultaten. Anderzijds zullen ook zwakke verbanden snel

significant zijn.

Een belangrijke beperking van dit onderzoek betreft het design van de studie: omwille

van het cross-sectioneel design is het niet mogelijk om causale relaties af te leiden. De

gevonden verbanden tussen de socio-demografische eigenschappen/BMI en de opinies

tonen niet aan dat de verschillen in opinies veroorzaakt worden door de verschillende

socio-demografische eigenschappen of BMI. Met betrekking tot de eetgewoonten, kan

Page 89: OPINIES VAN JONGEREN OVER VOEDING...ren over voeding en in welke mate deze opinies hun eetgedrag kunnen beïnvloeden. Doelstelling : Deze thesis tracht op de eerste plaats een inzicht

Discussie 80

tevens niet met zekerheid gesteld worden dat de verschillende scores op de indexen een

gevolg zijn van de verschillen in opinies.

Daarnaast kunnen er geen veralgemenende uitspraken worden gemaakt naar de gehele

Vlaamse jongerenpopulatie toe, aangezien niet met zekerheid kan gesteld worden dat de

verdeling van de sociodemografische kenmerken in deze studie overeenkomt met de

werkelijke verdeling in de populatie „Vlaamse jongeren‟.

Met betrekking tot de beoordeling van de eetgewoonten die eveneens een kanttekening

te worden gemaakt: de drie indexscores werden berekend op basis van enkele vragen

die naar de wekelijkse consumptie van een voedingsmiddel peilen. Er werd echter geen

rekening gehouden met de grootte van de porties of de precieze hoeveelheid die

geconsumeerd wordt.

Tot slot dient ook de correctheid van de antwoorden in vraag gesteld te worden. Hoewel

de vragenlijsten anoniem werden afgenomen, is het toch mogelijk dat de leerlingen

sociaal wenselijk antwoorden, of een eerder beperkte (zelf)kennis hebben omtrent de

inhoud van de vragen. Dit is enerzijds van toepassing op de berekening van de BMI: het

gewicht en de lengte van de leerlingen werden niet gemeten maar bevraagd, waardoor

de berekende BMI-waarden kunnen afwijken van de werkelijke waarden.

Anderzijds heeft dit ook betrekking op de vragen rond de voedingsattitudes: attitudes

zijn immers subjectief en onderhevig aan verschillende invloeden. Hierdoor bieden de

antwoorden van de leerlingen wel een actueel beeld van hun huidige opinies, maar kan

er niet met zekerheid gesteld worden dat deze opinies op een ander tijdstip nog steeds

gelden.

Tot slot dient nog een kanttekening te worden gemaakt bij het gebruik van de BMI om

het onderscheid te maken tussen jongeren met onder-, normaal- of overgewicht: deze

index houdt immers geen rekening met uitzonderlijk hoge vet- of spierpercentages in

het lichaam. Hierdoor is het bijvoorbeeld mogelijk dat jongeren met een hoog

spiergehalte en een hoge BMI onterecht in de groep „overgewicht‟ werden

geclassificeerd.

Page 90: OPINIES VAN JONGEREN OVER VOEDING...ren over voeding en in welke mate deze opinies hun eetgedrag kunnen beïnvloeden. Doelstelling : Deze thesis tracht op de eerste plaats een inzicht

Conclusies en aanbevelingen naar de praktijk 81

5. CONCLUSIES EN AANBEVELINGEN NAAR DE

PRAKTIJK

5.1. CONCLUSIES

Om de heersende opinies van jongeren over voeding in een notendop samen te vatten,

kan gesteld worden zij over het algemeen een over positieve voedingsattitudes

beschikken: jongeren geven aan dat ze graag groenten en fruit eten, schatten hun

eetgewoonten gezond in en vinden het eten dat ze thuis eten ook lekker en gezond.

Daarnaast zijn ze van mening dat ze zich in hun voedingskeuze niet gemakkelijk laten

beïnvloeden door hun vrienden of de media.

Van alle onderzochte socio-demografische variabelen/BMI bleken de opinies over

voeding het meeste samen te hangen met het geslacht, de leeftijd en het BMI van de

jongeren.

Meisjes hebben over het algemeen positievere attitudes tegenover gezonde voeding dan

jongens: zij schatten hun eetgewoonten bijvoorbeeld gezonder in, eten liever fruit en

groenten en vinden de smaak van een voedingsmiddel minder belangrijk dan hoe

gezond het is.

Oudere adolescenten blijken zich minder positief op te stellen tegenover gezonde

voeding dan jongere adolescenten: zo vinden zij de smaak van voeding belangrijker dan

hoe gezond het is, zijn ze van mening dat vetrijke voeding beter smaakt, en blijken ze

meer de neiging te hebben om te eten wat hun vrienden eten. Met betrekking tot het

BMI kan geconcludeerd worden jongeren met overgewicht op een aantal vlakken

„gezondere‟ attitudes hanteren dan jongeren met een normaal gewicht: zij kiezen

bijvoorbeeld meer voor vetarme of volkoren versies van producten en zijn van mening

dat producten met een verminderd suikergehalte beter smaken.

Het verband tussen de opinies over voeding en de eetgewoonten van de jongeren werd

vooral duidelijk met betrekking de tot de index „overbodige voedingsmiddelen‟: slechts

een kleine minderheid van de opinies bleek samen te hangen met de consumptie van

Page 91: OPINIES VAN JONGEREN OVER VOEDING...ren over voeding en in welke mate deze opinies hun eetgedrag kunnen beïnvloeden. Doelstelling : Deze thesis tracht op de eerste plaats een inzicht

Conclusies en aanbevelingen naar de praktijk 82

vezel- en calciumrijke voeding, terwijl de meerderheid van de opinies wel geassocieerd

bleek te zijn met de consumptie van frisdrank, friet, koek en snoep (=overbodige

voedingsmiddelen).

Jongeren die hun eigen eetgewoonten als „gezond‟ etiketteren, en jongeren die graag

groenten en fruit eten, scoren hoger op de vezel- en de calciumindex, en lager op de

index „overbodige voedingsmiddelen‟. Jongeren die de smaak van een voedingsmiddel

belangrijker vinden dan hoe gezond het is, scoren daarentegen lager op de vezelindex en

hoger op de index „overbodige voedingsmiddelen‟.

Leerlingen die hun tussendoortjes zelf kiezen blijken voorts minder vezelrijke voeding

te consumeren meer voedingsmiddelen of dranken uit de „excess‟-groep, en jongeren

die graag voedingsmiddelen uit de media uitproberen scoren hoger op zowel de

calcium- als de index „overbodige voedingsmiddelen‟.

Tot slot werden ook enkele verbanden gevonden voor jongeren die voor volkoren

versies van producten kiezen: zij scoren hoger op de calciumindex en lager op de index

„overbodige voedingsmiddelen‟.

5.2. AANBEVELINGEN NAAR DE PRAKTIJK EN VOOR VERDER

ONDERZOEK

Om causale relaties te kunnen afleiden met betrekking tot de leeftijdsverschillen in de

voedingsopinies is het aangewezen om een longitudinaal onderzoek uit te voeren. Door

de vragenlijst na bijvoorbeeld enkele jaren opnieuw te laten invullen door dezelfde

leerlingen kan met grotere zekerheid gezegd worden dat de opgetreden verschillen in

opinies te wijten zijn aan de leeftijd.

De bevindingen in deze studie naar voor zijn gekomen kunnen worden aangewend in

het ontwikkelen of onderbouwen van campagnes of interventies rond gezonde voeding

bij jongeren.

In de wetenschap dat attitude een belangrijke determinant is van het gedrag, kan men

trachten deze bij te sturen waar mogelijk of waar nodig. Hierbij kan men in het bepalen

van de doelpopulatie een onderscheid maken naar één van de onderzochte

sociodemografische variabelen of het BMI.

Page 92: OPINIES VAN JONGEREN OVER VOEDING...ren over voeding en in welke mate deze opinies hun eetgedrag kunnen beïnvloeden. Doelstelling : Deze thesis tracht op de eerste plaats een inzicht

Conclusies en aanbevelingen naar de praktijk 83

Zo kan in het ontwikkelen van een interventie rekening worden gehouden met het feit

dat jongens zich minder goed geïnformeerd voelen over gezonde voeding, en dat ze

méér van mening zijn dat gezonde voeding niet goed smaakt en dat gezonde voeding

hen niet vult. Bovendien eten ze minder graag groenten en fruit en proberen ze graag

voedingsmiddelen uit die ze in de media hebben gezien. Een specifiek voorbeeld rond

de wijze waarop deze bevindingen geïntegreerd kunnen worden in een campagne is

bijvoorbeeld door een bekende populaire kok als mannelijk rolmodel te laten fungeren

en te laten demonstreren hoe je met gezonde groenten en/of fruit een lekkere,

eenvoudige en toch stevige hap kan klaarmaken. Hierbij kan deze persoon ook een

woordje uitleg geven rond de voedingsstoffen die in deze hap aanwezig zijn en welke

voordelen deze kunnen bieden op lichamelijk vlak.

Page 93: OPINIES VAN JONGEREN OVER VOEDING...ren over voeding en in welke mate deze opinies hun eetgedrag kunnen beïnvloeden. Doelstelling : Deze thesis tracht op de eerste plaats een inzicht

Referentielijst 84

REFERENTIELIJST

Ambrosini, G. et al. (2009). Adolescent dietary patterns are associated with lifestyle and

family psycho-social factors. Public Health Nutrition, 12(10), 1807-1815.

Arcan, Neumark-Sztainer, van den berg, Story & Larson (2007). Parental eating

behaviours, home food environment and adolescent intakes of fruits, vegetables

and dairy foods: longitudinal findings from Project EAT. Public Health Nutrition,

10(11), 1257–1265.

Barr-Anderson, D.J., Larson, I.L., Nelson, C.N., Neumark-Sztainer, D. & Story, M.

(2009). Does television viewing predict dietary intake five years later in high

school students and young adults? International Journal of Behavioral

Nutrition and Physical Activity, 6(7).

Basset, Chapman & Beagan (2008). Autonomy and control: the co-construction of

adolescent food choice. Appetite, 50(2-3), 325-332.

Bauer, K., Larson, N., Nelson, M., Story, M. & Neumark-Sztainer, D. (2009). Fast food

intake among adolescents: Secular and longitudinal trends from 1999 to 2004.

Preventive Medicine, 48(3), 284-287.

Berge, J., Wall, M., Neumark-Sztainer, D., Larlson, N. & Story, M. (2010). Parenting

style and family meals: cross-sectional and 5-year longitudinal associations.

Journal of the American Dietetic Association, 110(7), 1036-1042.

Bissonnette, M. M., & Contento, I. R. (2001). Adolescents‟ perspectives and food

choice behaviors in terms of the environmental impacts of food production

practices: Application of a psychosocial model. Journal of Nutrition Education,

33, 72–82.

Page 94: OPINIES VAN JONGEREN OVER VOEDING...ren over voeding en in welke mate deze opinies hun eetgedrag kunnen beïnvloeden. Doelstelling : Deze thesis tracht op de eerste plaats een inzicht

Referentielijst 85

Boutelle, K., Birkeland, R., Hannan, P., Story, M. & Neumark-Sztainer, D. (2007).

Associations between maternal concern for healthful eating and maternal eating

behaviors, home food availability, and adolescent eating behaviors. Journal of

Nutrition Education and Behavior, 39, 248-256.

Bowers, D. (2000). Cooking trends echo changing roles of women. Food Reviews, 23,

23-29.

Brown, R. & Ogden, J. (2003). Children‟s eating attitudes and behaviour: a study of the

modelling and control theories of parental influence. Oxford

JournalsMedicineHealth Education Research, 19(3), 261-271.

Bruening, M., Kubik, M., Kenyon, D., Davey, C. & Story, M. (2010). Perceived barriers

mediate the association between self-efficacy and fruit and vegetable consumption

among students attending alternative high schools. Journal of American Dietetic

Association, 110, 1542-1546.

Brug, J., Tak, N., te Velde, S., Bere E.& de Bourdeaudhuij, I. (2008). Taste preferences,

liking and other factors related to fruit and vegetable intakes among

schoolchildren: results from observational studies. British Journal of Nutrition, 99,

S7-S14.

Buijzen, M., Schuurman, J. & Bomhof, E. (2007). Associations between children‟s

television advertising exposure and their food consumption patterns: A household

diary–survey study. Appetite, 50, 231–239.

Burgess-Champoux, T., Larson, N., Neumark-Sztainer, D., Hannan, P. & Story, M.

(2009). Are family meal patterns associated with overall diet quality during the

transition from early to middle adolescence? Journal of Nutrition Education and

Behavior, 41(2), 79-86.

Page 95: OPINIES VAN JONGEREN OVER VOEDING...ren over voeding en in welke mate deze opinies hun eetgedrag kunnen beïnvloeden. Doelstelling : Deze thesis tracht op de eerste plaats een inzicht

Referentielijst 86

Chi, L. (2010). The association between the availability of sugar-sweetened beverage in

school vending machines and its consumption among adolescents in california: A

propensity scorematching approach. Journal of Environmental and Public Health,

2010, 1-5.

Clark, J. (1998). Taste and flavour: their importance in food choice and acceptance.

Proceedings of the Nutrition Society, 57(4), 639-643.

Cole, T., Flegal, K., Nicholls, D & Jackson, A. (2007). Body mass index cut offs to

define thinness in children and adolescents: international survey. Brittish Medical

Journal, 335.

Cooke, L. & Wardle, J. (2005). Age and gender differences in children‟s food

preferences. British Journal of Nutrition, 93, 741–746.

Coon, A., Goldberg, J., Rogers, B. & Tucker, K. (2001). Relationships between use of

television during meals and children's food consumption patterns. Pediatrics,

107(1), 1-9.

Croker, H., Whitaker, K., Cooke, L. & Wardle, J. (2009). Do social norms affect

intended food choice? Preventive Medicine, 49(2-3), 190-193.

Davis, B. & Carpenter, C. (2009). Proximity of fast-food restaurants to schools and

adolescent obesity. American Journal of Public Health, 99(3), 505-510.

De la Haye, K., Robins, G., Mohr, P. & Wilson, C. (2010). Obesity-related behaviours

in adolescent friendship networks. Social Networks, 32(3), 161-167.

De Bourdeaudhuij, I. & Van Oost, P. (1998). Family members' influence on decision

making about food: differences in perception and relationship with healthy eating.

American Journal of Health Promotion, 13(2), 73-81.

Page 96: OPINIES VAN JONGEREN OVER VOEDING...ren over voeding en in welke mate deze opinies hun eetgedrag kunnen beïnvloeden. Doelstelling : Deze thesis tracht op de eerste plaats een inzicht

Referentielijst 87

De Bourdeaudhuij, I. et al. (2008). Personal, social and environmental predictors of

daily fruit and vegetable intake in 11-year-old children in nine European countries.

European Journal of Clinical Nutrition, 62, 834–841.

Devriese, S., Huybrechts, I., Moreau, M & Van Oyen , H. (2004). De Belgische

voedselconsumptiepeiling 1–2004 : Resultaten. Opgehaald 12 februari 2011, van

http://www.iph.fgov.be/epidemio/epinl/foodnl/table04.htm

Dixon, H., Scully, M., Wakefield, M., White, V. & Crawford, D. (2007). The effects of

television advertisements for junk food versus nutritious food on children‟s food

attitudes and preferences. Social Science & Medicine, 65, 1311–1323.

Drewnowski, A. & Specter, S. (2004). Poverty and obesity: the role of energy density

and energy costs. American Journal of Clinical Nutrition, 79(1), 6-16.

Drewnowski, A. & Darmon, N. (2005) The economics of obesity: dietary energy

density and energy cost. American Journal of Clinical Nutrition, 82(1), 265S-

273S.

Eisenberg, M., Neumark-Sztainer, D., Story, M. & Perry, C. (2004). The role of social

norms and friends‟ influences on unhealthy weight-control behaviors among

adolescent girls. Social Science & Medicine, 60, 1165–1173.

Finnerty, T., Reeves, S., Dabinett, J., Jeanes, Y. & Vögele, C. (2010). Effects of peer

influence on dietary intake and physical activity in schoolchildren. Public Health

Nutrition, 13(3), 376-83.

Fitzgerald, A., Heary, C., Nixon, E. & Kelly, C. (2010). Factors influencing the food

choices of Irish children and adolescents: a qualitative investigation. Health

Promotion International, 25(3), 289-298.

Page 97: OPINIES VAN JONGEREN OVER VOEDING...ren over voeding en in welke mate deze opinies hun eetgedrag kunnen beïnvloeden. Doelstelling : Deze thesis tracht op de eerste plaats een inzicht

Referentielijst 88

Fletcher, A., Bonell C. & Sorhaindo A. (2011). You are what your friends eat:

systematic review of social network analyses of young people's eating behaviours

and bodyweight. Journal of Epidemiology and Community Health, 65(6), 548-

555.

French, S., Story, M., Fulkerson, J. & Hannan, P. (2004). An environmental

intervention to promote lower-fat food choices in secondary schools: outcomes of

the TACOS Study. American Journal of Public Health, 94(9), 1507-1512.

French, S et al. (1999). Cognitive and demographic correlates of low-fat vending snack

choices among adolescents and adults. Journal of the American Dietetic

Association, 99(4), 471-474.

Fulkerson, J., Neumark-Sztainer, D., Hannan, P. & Story, M. (2008). Family meal

frequency and weight status among adolescents: cross-sectional and 5-year

longitudinal associations. Obesity, 16, 2529–2534.

Fulkerson et al. (2011). Focus groups with working parents of school-aged children:

what‟s needed to improve family meals? Journal of Nutrition Education and

Behavior, 43(3), 189-193.

Gilbert et al. (z.j.). Food choices and preferences_revised. Geraadpleegd op 3 februari

2011,via

http://users.ugent.be/~cmatthys/HELENA_MOO/3.5%20Food%20Choices%20an

d%20Preferences_revised.doc

Gillman, M. et al. (2011). Family dinner and diet quality among older children and

adolescents. Archives of Family Medicine, 9, 235-240.

Giskes, K., Turell, G., Patterson, C. & Newman, B. (2002). Socio-economic differences

in fruit and vegetable consumption among Australian adolescents and adults.

Public Health Nutrition, 5, 663-669.

Page 98: OPINIES VAN JONGEREN OVER VOEDING...ren over voeding en in welke mate deze opinies hun eetgedrag kunnen beïnvloeden. Doelstelling : Deze thesis tracht op de eerste plaats een inzicht

Referentielijst 89

Glanz, K., Basil, M., Maibach, E., Goldberg, J. & Snyder, D. (1998). Why Americans

eat what they do: taste, nutrition, cost, convenience and weight control concerns as

influence on food consumption. Journal of American Dietetic Association, 98,

1118-1126.

Goodwin, D., Knol, L., Eddy, J., Fitzhugh, E., Kendrick, O. & Donahue, R. (2006). The

relationship between self-rated health status and the overall quality of dietary

intake of US adolescents. Journal of American Dietetic Association, 106, 1450-

1453.

Granner, M. et al. (2004). Factors of fruit and vegetable intake by race, gender, and age

among young adolescents. Journal of Nutrition Education and Behavior, 36(4),

173-180.

Halford, J., Gillespie, J., Brown, E., Pontin, V. & Dovey, T. (2003). Effect of television

advertisements for foods on food consumption in children. Appetite, 42, 221–225.

Hallström, L. et al. (2011). Breakfast habits and factors influencing food choices at

breakfast in relation to socio-demographic and family factors among European

adolescents. The HELENA Study. Appetite, 56(3), 649-657.

Hanson, N., Neumark-Sztainer, D., Eisenberg, N., Story, M. & Wall, M. (2004).

Associations between parental report of the home food environment and

adolescent intakes of fruits, vegetables and dairy foods. Public Health Nutrition,

8(1), 77–85.

Henry, A. & Story, M. (2009). Food and beverage brands that market to children and

adolescents on the internet: a content analysis of branded web sites. Journal of

Nutrition Education and Behavior, 41(5), 353-359.

Page 99: OPINIES VAN JONGEREN OVER VOEDING...ren over voeding en in welke mate deze opinies hun eetgedrag kunnen beïnvloeden. Doelstelling : Deze thesis tracht op de eerste plaats een inzicht

Referentielijst 90

Hoefling, A. & Strack, F. (2010). Hunger induced changes in food choice. When

beggars cannot be choosers even if they are allowed to choose. Appetite, 54, 603–

606.

Jones, S.C. & Kervin, L. (2010). An experimental study on the effects of exposure to

magazine advertising on children's food choices. Public Health Nutrition, 8, 1-8.

Kolodinsky, J., Harvey-Berino, J., Berlin, L., Johnson, R. & Reynolds, T. (2007).

Knowledge of current dietary guidelines and food choice by college students:

better eaters have higher knowledge of dietary guidance. Journal of American

Dietetic Association, 107, 1409-1413.

Kremers, S., Brug, J., De Vries, H. & Engels, R. (2003). Parenting style and adolescent

fruit consumption. Appetite, 41, 43–50.

Larson, N., Neumark-Sztainer, D., Harnack, L., Wall, M., Story, M. & Eisenberg, M.

(2009). Calcium and dairy intake: longitudinal trends during the transition to

young adulthood and correlates of calcium intake. Journal of Nutrition Education

and Behavior, 41(4), 254-260.

Larson, N., Story, M., Wall, M. & Neumark-Sztainer, D. (2006). Calcium and dairy

intakes of adolescents are associated with their home environment, taste

preferences, personal health beliefs, and meal patterns. Journal of American

Dietetic Association, 106, 1816-1824.

Larson, N., Neumark-Sztainer, D., Harnack, L., Wall, M., Story, M. & Eisenberg, M.

(2008). Fruit and vegetable intake correlates during the transition to young

Adulthood. American Journal of Preventive Medicine, 35(1), 33–37.

Larson, N., Nelson, M., Neumark-Sztainer, D., Story, M. & Hannan, J. (2009). Making

time for meals: meal structure and associations with dietary intake in young adults.

Journal of the American Dietetic Association, 109, 72-79.

Page 100: OPINIES VAN JONGEREN OVER VOEDING...ren over voeding en in welke mate deze opinies hun eetgedrag kunnen beïnvloeden. Doelstelling : Deze thesis tracht op de eerste plaats een inzicht

Referentielijst 91

Laska, M., Hearst, M., Forsyth, A., Pasch, K. & Lytle, L. (2010). Neighbourhood food

environments: are they associated with adolescent dietary intake, food purchases

and weight status? Public Health Nutrition, 13(11).

Lowry, R., Kann, L., Collins, J & Kolbe, L, The effect of socioeconomic status on

chronic disease risk behaviour among US adolescents. JAMA, 1996; 276: 792-

797.

Kubik, M., Lytle, L., Hannan, P., Perry, C. & Story, M. (2003). The association of the

school food environment with dietary behaviors of young adolescents. American

Journal of Public Health, 93(7), 1168-1173.

Lien, N., Lytle, L.A. & Klepp, K.I. (2001). Stability in consumption of fruit, vegetables,

and sugary foods in a cohort from age 14 to age 21. Preventive Medicine, 33(3),

217-226.

Lytle, L. et al. (2003). Predicting adolescents' intake of fruits and vegetables. Journal of

Nutrition Education and Behavior, 35(4), 170-178.

Maslow, A. (1943). A theory of human motivation. Psychological Review, 50(4), 370-

396.

Matthys, C., Henauw, S., Bellemans, M., De Maeyer, M. & De Backer, G. (2005).

breakfast habits affect overall nutrient profiles in adolescents. Public Health

Nutrition, 10(4), 413–421.

Morse, K. & Driskell, J. (2009). Observed sex differences in fast-food consumption and

nutrition self-assessments and beliefs of college students. Nutrition Research, 29,

173–179.

Page 101: OPINIES VAN JONGEREN OVER VOEDING...ren over voeding en in welke mate deze opinies hun eetgedrag kunnen beïnvloeden. Doelstelling : Deze thesis tracht op de eerste plaats een inzicht

Referentielijst 92

Navia, B., Ortega, R., Requejo, A., Mena, M., Perea, J. & López-Sobaler, A. (2003).

Influence of the desire to lose weight on food habits, and knowledge of the

characteristics of a balanced diet, in a group of Madrid university students.

European Journal of Clinical Nutrition, 57(1), S90–S93.

Neumark-Sztainer, D., Wall, M., Perry, C. & Story, M. (2003). Correlates of fruit and

vegetable intake among adolescents: Findings from Project EAT. Preventive

Medicine 37, 198–208.

Neumark-Sztainer, D., Story, M., Hannan, P. & Croll, J. (2002). Overweight status and

eating patterns among adolescents: where do youths stand in comparison with

the Healthy People 2010 objectives? American Journal of Public Health, 92(5),

844-851.

Neumark-Sztainer, D., Story, M., Perry, C. & Casey, M. (1999). Factors influencing

food choices of adolescents: findings from focus-group discussion with

adolescents. Journal of the American Dietetic Association, 99, 929-937.

Neumark-Sztainer, D., Hannan, P., Story, M., Croll, J. & Perry, C. (2003). Family meal

patterns: Associations with sociodemographic characteristics and improved dietary

intake among adolescents. Journal of the American Dietetic Association, 103, 317-

322.

Neumark-Sztainer, D., French, S., Hannan, P., Story, M. & Fulkerson, J. (2005).

School lunch and snacking patterns among high school students: Associations

with school food environment and policies. International Journal of Behavioral

Nutrition and Physical Activity, 2(14).

Neumark-Sztainer, D., Hannan, P., Story, M. & Perry, C. (2004). Weight-control

behaviors among adolescent girls and boys: Implications for dietary intake.

Journal of the American Dietetic Association, 104, 913-920.

Page 102: OPINIES VAN JONGEREN OVER VOEDING...ren over voeding en in welke mate deze opinies hun eetgedrag kunnen beïnvloeden. Doelstelling : Deze thesis tracht op de eerste plaats een inzicht

Referentielijst 93

Noble, C., Corney, M., Eves, A., Kipps, M. & Lumbers, M. (2000). Food choice and

school meals: primary schoolchildren's perceptions of the healthiness of foods and

the nutritional implications of food choices. Hospitality Management, 19, 413-

432.

Nowak, M. & Büttner, P. (2003). Relationship between adolescents‟ food-related beliefs

and food intake behaviors. Nutrition Research, 23, 45–55.

Ortal, Conti & Slater (2009). Healthy eating according to teenagers: perceptions,

barriers, and expected characteristics of teaching materials. Journal of Public

Health, 25(11).

Pearson, N., MacFarlane, A., Crawford, D. & Biddle, S. (2009a). Family circumstance

and adolescent dietary behaviours. Appetite, 52, 668–674.

Pearson, N., Biddle, S. & Gorely, T. (2009b). Family correlates of breakfast

consumption among children and adolescents. A systematic review. Appetite,

52(1), 1-7.

Pearson, N., Atkin, A., Biddle, S., Gorely, T. & Edwardson, C. (2009c). Parenting

styles, family structure and adolescent dietary behaviour. Public Health Nutrition,

13, 1245-1253.

Perkins, J., Perkins, W. & Craig D. (2010). Misperceptions of peer norms as a risk

factor for sugar-sweetened beverage consumption among secondary school

students. Journal of American Dietetic Association, 110, 1916-1921.

Pollard, J., Kirk, S. & Cade, J. (2002). Factors affecting food choice in relation to fruit

and vegetable intake: a review. Nutrition Research Reviews, 15, 373-387.

Page 103: OPINIES VAN JONGEREN OVER VOEDING...ren over voeding en in welke mate deze opinies hun eetgedrag kunnen beïnvloeden. Doelstelling : Deze thesis tracht op de eerste plaats een inzicht

Referentielijst 94

Powell, L., Auld, M., Chaloupka, F., O'Malley, P. & Johnston, L. (2007). Access to fast

food and food prices: relationship with fruit and vegetable consumption and

overweight among adolescents. Advances in Health Economics and Health

Services Research, 17, 23-48.

Powell, L. (2009). Fast food costs and adolescent body mass index: Evidence from

panel data. Journal of Health Economics, 28, 963–970.

Raghunathan, R., Naylor, R. & Hoyer, W. (2006). The unhealthy = tasty intuition and

its effects on taste inferences, enjoyment, and choice of food products. Journal of

Marketing, 70, 170–184.

Rapport jongeren en gezondheid (2006). Opgehaald 15 februari, 2011, van

http://www.jongeren-en-gezondheid.ugent.be/rapport2006.html

Richter, M., Vereecken, C., Boyce, W., Maes, L., Gabhainn, S. & Currie, C. (2009).

Parental occupation, family affluence and adolescent health behaviour in 28

countries. International Journal of Public Health, 54(4), 203-212.

Riediger, Shooshtari & Moghadasian (2007). The Influence of sociodemographic

factors on patterns of fruit and vegetable consumption in canadian adolescents.

Journal of the American Dietetic Association, 107 (9), 1511-1518.

Robinson-O‟Brien, R., Perry, C., Wall, M., Story, M. & Neumarkt-Stainer, D. (2009).

Adolescent and young adult vegetarianism: better dietary intake and weight

outcomes but increased risk of disordered eating behaviors. Journal of the

American Dietetic Association, 109, 648-655.

Rockett, H. (2007). Family dinner: more than just a meal. Journal of the American

Dietetic Association, 107(9), 1498-1501.

Page 104: OPINIES VAN JONGEREN OVER VOEDING...ren over voeding en in welke mate deze opinies hun eetgedrag kunnen beïnvloeden. Doelstelling : Deze thesis tracht op de eerste plaats een inzicht

Referentielijst 95

Romero, N., Epstein, L., & Salvy, S. (2009). Peer modeling influences girls‟ snack

intake? Journal of American Dietetic Association, 109, 133-136.

Salvy, S., Romero, N., Paluch, R. & Epstein, L. (2007). Peer influence on pre-

adolescent girls‟ snack intake: Effects of weight status. Appetite 49, 177–182.

Salvy, S., Howard, M., Read, M. & Mele, E.(2009). The presence of friends increases

food intake in youth. American Journal of Clinical Nutrition, 90, 282–7.

Shepherd, J., Harden, A., Rees, R., Brunton, G., Garcia, S. & Oliver, A. (2006). Young

people and healthy eating: a systematic review of research on barriers and

facilitators. Health Education Research: Theory & Practice, 21(2), 239–257.

Sherwood, N., Harnack, L. & Story, M. (2000). Weight-loss practices, nutrition beliefs,

and weight-loss program preferences of urban American Indian women. Journal

of American Dietetic Association, 100, 442–446.

Stewart, S., Menning, C. (2009). Family Structure, nonresident father involvement, and

adolescent eating patterns. Journal of Adolescent Health, 45(2). 193-201.

Story, M., Neumark-Sztainer, D. & French, M. (2002). Individual and environmental

influences on adolescent eating behaviors. Supplement to the journal The

American Dietetic Association. 102(3), s40-s51.

Terry-McElrath, Y., O‟Malley, P., Delva, J. & Johnston, L. (2009). The school food

Environment and Student Body Mass Index and Food Consumption: 2004 to 2007

national data. Journal of Adolescent Health, 45, S45–S56.

U.S. Department of Health and Human Services and U.S. Department of Agriculture

(2005). Dietary Guidelines for Americans (6). opgehaald 16 februari, 2011, van

http://www.health.gov/dietaryguidelines/.

Page 105: OPINIES VAN JONGEREN OVER VOEDING...ren over voeding en in welke mate deze opinies hun eetgedrag kunnen beïnvloeden. Doelstelling : Deze thesis tracht op de eerste plaats een inzicht

Referentielijst 96

Utter, J., Scragg, R., Schaaf, D. & Mhurchu, C. (2008). Relationships between

frequency of family meals, BMI and nutritional aspects of the home food

environment among New Zealand adolescents. International Journal of

Behavioral Nutrition and Physical Activity, 5(50).

Van Damme, S. (2010). Theoriën van gedragsverandering [cursusmateriaal]. Gent:

Universiteit Gent.

Van der Horst, K., Timperio, A., Crawford, D., Roberts, R., Brug, J., Oenema, A.

(2008). The school food environment associations with adolescent soft drink and

snack consumption. American Journal of Preventative Medicin, 35(3), 217-223.

Van Duyn, M. et al. (2001). Association of awareness, intrapersonal and interpersonal

factors, and stage of dietary change with fruit and vegetable consumption: a

national survey. American Journal of Health Promotion, 16(2), 69-78.

Vereecken, C., Legiest, E., De Bourdeaudhuij, I. & Maes, L. (2009). Associations

between general parenting styles and specific food-related parenting practices and

children‟s food consumption. American Journal of Health Promotion, 23(4), 233-

240.

Vereecken, C., Inchley, J., Subramanian, S., Hublet, A. & Maes, L. (2005). The relative

influence of individual and contextual socio-economic status on consumption of

fruit and soft drinks among adolescents in Europe. European Journal of Public

Health, 15(3), 224–232.

Vereecken, C., Rossi, S., Giacchi, M. & Maes, L. (2008). Comparisson of a short food-

frequencie questionnaire and derived indices with a seven-day diet record in

Belgian and Italian children. International Journal of Public Health, 53, 297-305.

Page 106: OPINIES VAN JONGEREN OVER VOEDING...ren over voeding en in welke mate deze opinies hun eetgedrag kunnen beïnvloeden. Doelstelling : Deze thesis tracht op de eerste plaats een inzicht

Referentielijst 97

Verzeletti, C., Maes, L., Santinello, M., Baldassari, D. & Vereecken, C. (2009). Food-

related family lifestyle associated with fruit and vegetable consumption among

young adolescents in Belgium Flanders and the Veneto Region of Italy. Appetite,

54, 394–397.

Videon, T. & Manning, C. (2003). Influences on adolescent eating patterns: the

importance of family meals. Journal of Adolescent Health, 32, 365–373.

Von Bothmer, M. & Fridlund, B. (2005). Gender differences in health habits and in

motivation for a healthy lifestyle among Swedish university students. Nursing and

Health Sciences, 7, 107–118.

Von Soest, T. & Wichström, L. (2009). Gender differences in the development of

dieting from adolescence to early adulthood: A longitudinal study. Journal of

research on adolescence, 19(3), 509–529.

Wansink, B., Cheney, M. & Chan, N. (2003). Exploring comfort food preferences

across age and gender. Physiology & Behavior, 79, 739– 747.

Wardle, J. & Huon, G. (2000). An experimental investigation of the influence of health

information on children‟s taste preferences. Health Education Research: theory

and practice, 15, 39-44.

Wardle, J., Haase, A. & Steptoe, A. (2004). Gender differences in food choice: the

contribution of health beliefs and dieting. Annals of Behavioral Medicine, 27(2),

107–116.

Weber, K., Story, M. & Harnack, L. (2006). Internet food marketing strategies aimed at

children and adolescents: A content analysis of food and beverage brand web sites.

Journal of the American Dietetic Association, 106(9), 1463-1466.

Page 107: OPINIES VAN JONGEREN OVER VOEDING...ren over voeding en in welke mate deze opinies hun eetgedrag kunnen beïnvloeden. Doelstelling : Deze thesis tracht op de eerste plaats een inzicht

Referentielijst 98

Westenhoefer, J. (2005). Age and gender dependent profile of food choice. Forum of

Nutrition, 57, 44-51.

Stevenson, C., Doherty, G., Barnett, J., Muldoon, O. & Trew, A. (2007). Adolescents‟

views of food and eating: Identifying barriers to healthy eating. Journal of

Adolescence, 30(3), 417-434.

Wiecha, J., Peterson, K., Ludwig, E., Kim, J., Sobol, A. & Gortmaker, S. (2006). When

children eat what they watch: impact of television viewing on dietary intake in

youth. Archives of Pediatric and Adolescent Medicin, 160(4), 436-42.

Woodruff, S. & Hanning, R. (2008). A review of family meal influence on adolescents'

dietary intake. Canadian Journal of Dietetic Practice and Research, 69(1), 14-22.

Wind, M. (2006). Correlates of fruit and vegetable consumption among

11-year-old Belgian-Flemish and Dutch schoolchildren. Journal of Nutrition

Education and Behavior, 38, 211-221.

Xie, B., Gilliland, F., Li, Y. & Rockett, H. (2002). Effects of ethnicity, family income,

and education on dietary intake among adolescents. Preventive Medicine, 36(1),

30-40.

Young, E., Fors, S. & Hayes, D. (2004). Associations between perceived parent

behaviors and middle school student fruit and vegetable consumption. Journal of

Nutrition Education and Behavior, 36(1), 2-12.

Page 108: OPINIES VAN JONGEREN OVER VOEDING...ren over voeding en in welke mate deze opinies hun eetgedrag kunnen beïnvloeden. Doelstelling : Deze thesis tracht op de eerste plaats een inzicht

Bijlage: Vragenlijst „Opinies van jongeren over voeding‟ 99

BIJLAGE: VRAGENLIJST ‘OPINIES VAN JONGEREN OVER

VOEDING’

1) Ik denk dat mijn voeding gezond is.

2) Voor mij is het lekker zijn van voeding belangrijker dan het gezond zijn.

3) Tussendoortjes zijn een noodzaak in een gezonde voeding.

4) Ik eet graag fruit.

5) Ik eet graag groenten.

6) Ik heb de neiging te eten wat mijn vrienden eten.

7) Eten dat ik thuis eet is gezond.

8) Ik kies zelf mijn tussendoortjes.

9) Ik hou van het eten dat ik eet wanneer ik op stap ben met mijn vrienden.

10) De smaak van eten is belangrijker voor mij dan hoe gezond het is.

11) Ik probeer graag voedingsmiddelen uit die ik in de media heb gezien (TV, tijdschriften,..)

12) Een vetrijk voedingsmiddel smaakt beter dan een vetarme versie.

13) De lunch die ik ‟s middags op school eet is gezond.

14) Gezonde voedingsmiddelen vullen mij niet.

15) De meeste tussendoortjes die ik eet zijn gezond.

16) Ik ben goed geïnformeerd over wat gezonde voedingsmiddelen zijn.

17) De meeste gezonde voedingsmiddelen smaken niet goed.

18) Ik heb weinig keuze over wat ik thuis eet.

19) Ik maak me zorgen om wat ik eet omdat ik niet in gewicht wil toenemen

20) Producten met verminderd suikergehalte smaken beter dan „gewone‟ versies.

21) Ik vind het voedsel dat mijn ouders voor me klaarmaken lekker.

22) Als ik een vetarme versie kan kiezen van een voedingsmiddel dan zal ik het ook kiezen.

23) Wat ik nu eet zal een belangrijke invloed hebben op mijn toekomstige gezondheid.

24) Het eten dat ik eet als ik op stap ben met mijn vrienden is gezond.

25) Ik eet graag het eten dat bereid is in de schoolrefter.

26) Als ik een volkoren versie van een product kan kiezen, dan kies ik die.

27) Het is moeilijk om informatie rond gezonde voeding ook zelf toe te passen.