Opdracht gesteentekringloop

2
Opdracht gesteentekringloop / cyclus Doelstelling: De hele gesteentecyclus compleet op papier krijgen door het toepassen van informatie uit de aantekening, de informatie uit het lesboek, en de achtergrondtheorie van de volgende pagina. Als je op internet zoekt, dan vind je al tigmodellen / schematische weergaven van de gesteentekringloop (vb. figuur 1). Er zijn er echter maar weinig die uitgaan van een belangrijk uitgangspunt. Dat wordt onder de achtergrondtheorieuitgelegd. Verder leer je het echt snappen door de kringloop zelf zo goed mogelijk in elkaar te puzzelen. Dan moet je automatisch nadenken over wat wel en niet kan. Vandaar dat het overstijgend doel is dat je door te puzzelen de werking van de gesteentekringloop beter doorziet. Jullie maken dus een eigen model / schematische weergave! Bestudeer deze theorie nu eerst goed, voordat je verder gaat! Stap 1. Neem de onderstaande zes tekstblokjes over en positioneer ze eerst op de goede manier t.o.v. elkaar. Die dit op een leeg vel A4. Kijk welke tekstblokjes het hoogst en welke het diepst in de aarde zitten (lithosfeer / asthenosfeer). Sommigen komen op gelijke hoogte te zitten. Denk na welke. Stap 2. Onderzoek welke tekstblokjes van degene die op eenzelfde hoogte zitten bij zowel een dalend als een stijgend gebied kunnen horen en welke alleen bij een stijgend gebied kunnen horen. Leg de tekstblokjes die bij beide gebieden kunnen horen aan de linkerkant en de tekstblokjes die bij een stijgend gebied horen aan de rechterkant van het A4. Tip: Er ontstaat al een soort cirkel als het goed is. Zorg voor veel ruimte tussen de tekstblokjes! Stap 3. Teken pijlen tussen de tekstblokjes die aangeven dat het ene tekstblokje in het andere tekstblokje kan overgaan na een proces. Als het juist is gedaan, dan geven de pijlen ook meteen aan of het gaat om gesteente dat opstijgt of juist daalt. Voorbeeld: Los sediment kan ontstaan uit Sedimentgesteente Deze pijl krijg je dus cadeau! Lastig punt: er zijn ook “horizontale” pijlen in dit schema mogelijk en wellicht ook lange schuine pijlen: in de natuur horen die wel bij stijgende of dalende gebieden. Teken horizontale daarom met een “knik” omhoog of omlaag, passend bij stijging of daling. Stap 4. Zet naast elke pijl het nummer van het juiste proces dat bij de pijl hoort voor de volgende processen, terwijl je naast of onder de kringloop deze begrippen met nummers opschrijft: 1. Verwering + erosie. 2. Sedimentatie. 3. Metaforfose. 4. Smelten 5. Stollen. Stap 5. Zet naast de cyclus welke onderdelen bij de lithosfeer horen en welke bij de asthenosfeer, met accolades. Los sediment (rotsblokken, grind, zand klei) Uitwendig stollingsgesteente (door vulkaanuitbarstingen) Sedimentgesteente Metamorf gesteente Inwendig stollingsgesteente Gesmolten gesteente (magma)

Transcript of Opdracht gesteentekringloop

Page 1: Opdracht gesteentekringloop

Opdracht gesteentekringloop / cyclus

Doelstelling: De hele gesteentecyclus compleet op papier krijgen door het toepassen van informatie

uit de aantekening, de informatie uit het lesboek, en de achtergrondtheorie van de volgende pagina.

Als je op internet zoekt, dan vind je al “tig” modellen / schematische weergaven van de

gesteentekringloop (vb. figuur 1). Er zijn er echter maar weinig die uitgaan van een belangrijk

uitgangspunt. Dat wordt onder de “achtergrondtheorie” uitgelegd. Verder leer je het echt snappen door

de kringloop zelf zo goed mogelijk in elkaar te puzzelen. Dan moet je automatisch nadenken over wat

wel en niet kan. Vandaar dat het overstijgend doel is dat je door te puzzelen de werking van de

gesteentekringloop beter doorziet. Jullie maken dus een eigen model / schematische weergave!

Bestudeer deze theorie nu eerst goed, voordat je verder gaat!

Stap 1. Neem de onderstaande zes tekstblokjes over en positioneer ze eerst op de goede manier t.o.v.

elkaar. Die dit op een leeg vel A4. Kijk welke tekstblokjes het hoogst en welke het diepst in de aarde

zitten (lithosfeer / asthenosfeer). Sommigen komen op gelijke hoogte te zitten. Denk na welke.

Stap 2. Onderzoek welke tekstblokjes van degene die op eenzelfde hoogte zitten bij zowel een dalend

als een stijgend gebied kunnen horen en welke alleen bij een stijgend gebied kunnen horen. Leg de

tekstblokjes die bij beide gebieden kunnen horen aan de linkerkant en de tekstblokjes die bij een

stijgend gebied horen aan de rechterkant van het A4.

Tip: Er ontstaat al een soort cirkel als het goed is. Zorg voor veel ruimte tussen de tekstblokjes!

Stap 3. Teken pijlen tussen de tekstblokjes die aangeven dat het ene tekstblokje in het andere

tekstblokje kan overgaan na een proces. Als het juist is gedaan, dan geven de pijlen ook meteen aan of

het gaat om gesteente dat opstijgt of juist daalt.

Voorbeeld: Los sediment kan ontstaan uit Sedimentgesteente Deze pijl krijg je dus cadeau!

Lastig punt: er zijn ook “horizontale” pijlen in dit schema mogelijk en wellicht ook lange schuine

pijlen: in de natuur horen die wel bij stijgende of dalende gebieden. Teken horizontale daarom met een

“knik” omhoog of omlaag, passend bij stijging of daling.

Stap 4. Zet naast elke pijl het nummer van het juiste proces dat bij de pijl hoort voor de volgende

processen, terwijl je naast of onder de kringloop deze begrippen met nummers opschrijft:

1. Verwering + erosie. 2. Sedimentatie. 3. Metaforfose. 4. Smelten

5. Stollen.

Stap 5. Zet naast de cyclus welke onderdelen bij de lithosfeer horen en welke bij de asthenosfeer, met

accolades.

Los sediment (rotsblokken, grind,

zand klei)

Uitwendig stollingsgesteente

(door vulkaanuitbarstingen)

Sedimentgesteente

Metamorf gesteente

Inwendig stollingsgesteente

Gesmolten gesteente (magma)

Page 2: Opdracht gesteentekringloop

Achtergrondtheorie

Deze heb je nodig om de hele kringloop neer te kunnen leggen en in te kunnen tekenen.

Theoretisch uitgangspunt: Er zijn gebieden door tektoniek of om andere redenen dalen en gebieden

die door tektoniek of om andere redenen omhoog komen, en daarbij al dan niet ook plooien, op aarde.

Dit is ook de koppeling tussen de gesteentekringloop uit par. 2.1., en de plaattektoniek die in H1 is

behandeld. Hieraan gekoppeld gelden de volgende punten, die je allen moet doorzien om de

gesteentekringloop goed te kunnen begrijpen:

Bij (tektonische) stijging wordt aan de onderzijde van de lithosfeer nieuw gesteente

gevormd, terwijl het gesteente dat bovenaan het oppervlak komt door verwering en erosie

wordt afgebroken.

Bij (tektonische) daling wordt aan de onderzijde van de lithosfeer gesteente omgesmolten,

ergens middenin vindt metamorfose plaats terwijl bovenaan nieuw sedimentgesteente

wordt gevormd.

Gebieden die lange tijd (tektonisch) stegen, kunnen gaan dalen en andersom (op

geologische tijdschalen).

Er zijn zes vormen/fasen van de kringloop waarin een gesteentedeeltje zich kan bevinden:

los sediment, sedimentgesteenten, metamorfe gesteenten, inwendige stollingsgesteenten,

uitwendige stollingsgesteenten en gesmolten gesteenten.

Om van de ene naar de andere fase te gaan, moet een deeltje een bepaald proces

ondergaan. Dat kunnen de volgende zijn: verwering / erosie, sedimentatie, metamorfose,

smelten, stollen.

Vulkaanuitbarstingen vormen een lastig extra punt in de kringloop: Vanuit grote diepten

kan plots lava helemaal omhoog komen en uitwendig stollen. Vanaf dat moment komt dit

gesteente onder invloed van verwering en erosie te staan en kan zo weer in de kringloop

terecht komen.

Figuur 1. Een willekeurig voorbeeld van één van de

vele modellen / schematische weergaven om de

gesteentekringloop mee aan het geven.

Slotopdrachten (deel thuiswerk?):

1. De ultieme verdieping van de gesteentekringloop:

Net zoals bij de kringloop van het water zijn er ook binnen de kringloop van het gesteente

verschillende grotere of kleinere kringlopen mogelijk. Je kunt ze herkennen in de

eindoplossing van deze opdracht. De extra vraag is dan ook: Hoeveel verschillende

gesteentekringlopen zijn er eigenlijk te zien? Schrijf ze ook op!

2. Zoek op internet een passende foto’s / plaatjes bij elke “fase” van de gesteenten: en plak deze

op bij de kringloop, waarbij je duidelijk maakt welke foto bij welke fase hoort.