Ontwerpgrondslag Bouwkunde Terminalcomplex 4 · 01-12-2003 1.0 Concept Splitsing Ontwerpgrondslag...

42
Informatietabel documenten Ontwerpgrondslag Bouwkunde Terminalcomplex Naam eigenaar: P. van Laar Afdeling eigenaar: A/TRE/F Versienummer: 4 Datum: 12-07-2012

Transcript of Ontwerpgrondslag Bouwkunde Terminalcomplex 4 · 01-12-2003 1.0 Concept Splitsing Ontwerpgrondslag...

Informatietabel documenten

Ontwerpgrondslag Bouwkunde Terminalcomplex

Naam eigenaar: P. van Laar

Afdeling eigenaar: A/TRE/F

Versienummer: 4

Datum: 12-07-2012

Ontwerpgrondslag Bouwkunde Terminalcomplex

Opgesteld door : P. van Laar & N.A.M. Schmidt

Bedrijfsonderdeel : A/ASM/TRE/G&B & A/ASM/TRE/AOA

Opdrachtgever : T. Duvivier

Bedrijfsonderdeel : A/ASM/TRE/G&B

Documentnummer : -

Versie : 4.0

Datum : 12 juli 2012

Status : Definitief

Ontwerpgrondslag Bouwkunde Terminalcomplex

12 juli 2012 i

Schiphol Nederland B.V. Copyright 2012 Dit document is eigendom van de Schiphol Nederland B.V. (SNBV). Gebruik hiervan, alsmede het (doen) aanbrengen van elke aanvulling / wijziging behoeft uitdrukkelijke toestemming van de SNBV. Ontstane schade anders dan door normaal gebruik / slijtage, dit ter beoordeling van de SNBV, komt voor rekening van de betreffende gebruiker / schadeveroorzaker. SNBV sluit elke aansprakelijkheid voor schade, ontstaan door het gebruik van de in dit document gegeven informatie, nadrukkelijk uit. Van dit document mag niets worden verveelvoudigd en/of openbaar gemaakt d.m.v. druk, fotokopie, microfilm of op welke wijze dan ook, zonder voorafgaande toestemming van de SNBV.

Ontwerpgrondslag Bouwkunde Terminalcomplex

12 juli 2012 ii

Documentbeheer

Documentgegevens

Opdrachtgever A/ASM/TRE/G&B, T. Duvivier

Opgesteld door A/ASM/TRE/ P. van Laar & N.A.M. Schmidt

Titel Ontwerpgrondslag Bouwkunde Terminalcomplex

Versienummer 4.0

Datum 12 juli 2012

Status Definitief

Documenttype Technisch Programma van Eisen

Trefwoord(en) Bouwkunde, richtlijn, ontwerpgrondslagen, technisch programma

van eisen, technisch PvE, architectuur, bouwkunde, constructie

Verzendlijst n.t.b.

Document historie

01-12-2003 1.0 Concept Splitsing Ontwerpgrondslag in drie delen:

architectuur, bouwkunde en constructie

M. van der Boom

25-03-2004 1.1 Concept Reduceren teksten en aanscherpen eisen

a.g.v. gesprekken BCN en collega’s

M. van der Boom

01-10-2005 1.2 Definitief Organisatorische aanpassingen M. van der Boom

15-12-2006 2.0 Definitief Nieuwe structuur richtlijn en

ontwerpgrondslagen

M. van der Boom

10-10-2007 2.1 Definitief Toevoeging Access for all, diverse

aanscherpingen

M. van der Boom

04-02-2008 2.2 Definitief Aanscherping wering plaag- en

knaagdieren bij sloop

M. van der Boom

17-12-2009 3.0 Definitief Diverse wijzigingen P. van Laar, N.A.M.

Schmidt

12 juli 2012 4.0 Definitief Wijzigingen LCC, banklining, beglazing,

folies, div. kleine wijzigingen

P. van Laar, N.A.M.

Schmidt

Goedkeuring

Naam Functie Paraaf Datum

T. Duvivier Manager A/ASM/TRE/G&B

Ontwerpgrondslag Bouwkunde Terminalcomplex

12 juli 2012 iii

INHOUDSOPGAVE

1 Inleiding .................................................................................................................................... 1

2 Kader en toepassingsgebied ................................................................................................. 2

2.1 Wet- en regelgeving ................................................................................................................................ 2

2.2 Toepassingsgebied................................................................................................................................... 2

3 Architectuur .............................................................................................................................. 3

4 Eisen bouwkundige elementen ............................................................................................. 4

4.1 Algemeen ................................................................................................................................................. 4

4.1.1 Asbest ......................................................................................................................................... 4

4.2 Hoofdstructuur ........................................................................................................................................ 4

4.3 Eisen bouwkundige elementen en objecten ......................................................................................... 5

4.3.1 Buitenwanden ............................................................................................................................ 5

4.3.2 Binnenwanden ........................................................................................................................... 6

4.3.3 Vloeren ....................................................................................................................................... 8

4.3.4 Daken ........................................................................................................................................ 10

4.3.5 Trappen .................................................................................................................................... 12

4.3.6 Dilataties .................................................................................................................................. 13

4.3.7 Buitenwandopeningen ........................................................................................................... 14

4.3.8 Binnenwandopeningen ........................................................................................................... 15

4.3.9 Hang- en sluitwerk .................................................................................................................. 17

4.3.10 Binnenplafonds ........................................................................................................................ 17

4.3.11 Buitenplafonds......................................................................................................................... 18

4.3.12 Banklining ................................................................................................................................ 19

4.4 Brandwerende coatings ........................................................................................................................ 21

4.5 LCC en RCM-benadering keuze materialen en producten ................................................................. 21

4.6 Beglazing ................................................................................................................................................ 23

4.7 Inrichting en afwerkingsniveaus .......................................................................................................... 24

5 Constructie .............................................................................................................................. 26

5.1 Technisch beheer ................................................................................................................................... 26

5.2 Funderingen ........................................................................................................................................... 26

5.3 Kruipruimten .......................................................................................................................................... 27

5.4 Vloerconstructies ................................................................................................................................... 27

5.5 Boorgaten en sparingen ....................................................................................................................... 27

5.6 Verankering aanrijdbeveiligingen in gebouwen. ............................................................................... 28

6 Informatie ............................................................................................................................... 29

6.1 Contactpersonen adviseurs ................................................................................................................... 29

6.2 Contactpersonen constructeurs ............................................................................................................ 29

6.3 Gebiedsindelingen constructeurs en toelaatbare veranderlijke vloerbelastingen.......................... 30

7 Bijlagen .................................................................................................................................... 31

Bijlage 1 – Standaard detail Montagerail op betondak ................................................................. 1

Bijlage 2 – Standaard detail Montagerail op staaldak ................................................................... 1

Bijlage 3: Keuzematrix brandwerende coating ............................................................................... 2

Bijlage 4: Verankering aanrijdbeveiliging in gebouwen ............................................................... 4

Bijlage 5: Gebiedsindelingen constructeurs en toelaatbare veranderlijke belastingen ........... 5

Ontwerpgrondslag Bouwkunde Terminalcomplex

12 juli 2012 iv

AFKORTINGEN

A Aviation AAS Amsterdam Airport Schiphol AOA Advies, Ontwikkeling en Allocatie (subafdeling van TRE) G&B Gebouw & Brandveiligheid (subafdeling van TRE) SRE Schiphol Real Estate TRE Terminal Real Estate, beheerder Terminal (A/TRE) WOT Werk Overleg Terminal VO Voorlopig Ontwerp DO Definitieve Ontwerp WBDBO Weerstand bij Branddoorslag en brandoverslag PS Passenger Services (subafdeling van Operations)

Ontwerpgrondslag Bouwkunde Terminalcomplex

12 juli 2012 1

1 Inleiding De ambitie van de Schiphol Group vertaalt zich in een hoog kwaliteitsniveau op het gebied van o.a. architectuur beleving, materiaalgebruik en bouwkundige afwerking. Voor bouwkunde zijn daarom de onderstaande uitgangspunten van toepassing. De in dit document beschreven eisen en uitgangspunten zijn voornamelijk aanvullende eisen op de wet- en regelgeving en zijn van toepassing bij renovatie en/of nieuwbouwprojecten in, aan, op of rondom het Terminalcomplex en hebben betrekking op alle bij TRE in beheer zijnde bouwkundige onderdelen. Bij gebruikmaking van het document dient de gebruiker er van verzekerd te zijn dat de laatste versie van de ontwerpgrondslagen wordt gehanteerd. Leeswijzer In hoofdstuk 2 staan de algemene uitgangspunten vermeld. Hoofdstuk 3 gaat in op het werken in een luchthaven omgeving en het ontstaan en de achtergronden van het architectuur gedachtegoed. In hoofdstuk 4 staan de technische eisen voor de belangrijkste bouwkundige onderdelen. Per onderdeel komen algemene-, prestatie- en technische eisen aan bod. Hoofdstuk 5 geeft aan hoe Schiphol omgaat met het beheer van haar beton- en staalconstructies. Hoofdstuk 6 sluit af met (contact)informatie. Gerelateerde documenten: Met betrekking tot akoestiek en bouwfysica:

• Richtlijnen Akoestiek en Bouwfysica Terminalgebouwen. Met betrekking tot brandveiligheid:

• Ontwerprichtlijn Brandbeveiliging Terminalcomplex Amsterdam Airport Schiphol.

• Ontwerpgrondslagen Brandveiligheid Terminalcomplex.

• Brandtechnische eigenschappen materialen deel 1.

• Basis document brandveilige materialen Terminalcomplex deel 2. Met betrekking tot schoonmaak en onderhoud:

• Richtlijn en ontwerpgrondslagen Facility Services Terminalcomplex.

Overig:

• PvE Afzetting(en) rond werkterrein in de Terminal.

• Richtlijnen werken Terminal Voor alle documenten geldt: vigerende versie (opvraagbaar via A/TRE). Gerelateerde Procedures:

• Procedure Werkvergunning en WOT

• Asbest Procedure Schiphol (verwijderen en afvoeren asbest)

• Procedure en randvoorwaarden (brand) veilig werken op daken en opslag van materiaal

• Procedure brandgevaarlijke werkzaamheden

• Procedure Toestemming voor het betreden van Daken. Voor alle procedures geldt: vigerende versie (opvraagbaar via A/TRE).

Ontwerpgrondslag Bouwkunde Terminalcomplex

12 juli 2012 2

2 Kader en toepassingsgebied

2.1 Wet- en regelgeving

• Adviseurs, ontwerpende en uitvoerende partijen moeten bij uitvoering van de opdracht eerbiedigen alle voor de opdracht van toepassing zijnde (i) (inter)nationale, regionale en lokale wet- en regelgeving en (ii) privaatrechtelijke regelingen, waarvan het bestaan van algemene bekendheid van die adviseurs en partijen wordt verondersteld.

• De opdrachtgever heeft er bewust voor gekozen om geen opsomming en specificatie van alle van toepassing zijnde (inter)nationale, regionale en lokale wet- en regelgeving, eisen, normen en voorschriften en regelingen aan te leveren.

• Bij vragen of opmerkingen dient voorafgaand aan de werkzaamheden in overleg te worden getreden met de projectleider en/of de verantwoordelijke beheersorganisatie.

• Voor alle genoemde wetten, regels, normen en andere van toepassing verklaarde documenten geldt in principe dat hier altijd de laatst verschenen versie wordt bedoeld. Slechts in uitzonderingsgevallen kan vanwege specifieke redenen worden gekozen om niet met de laatste versie te werken; dit dient dan van te voren te worden aangegeven en afgestemd.

• In aanvulling op het voorgaande geldt dat de nieuwste versie van de normen van toepassing is vanaf het verschijnen van de norm. Ook wanneer deze nog niet door de overheid verplicht is gesteld.

• De nieuwe normen moeten ook worden toegepast in de lopende projecten, zolang het fysiek mogelijk is de nieuwe norm op te volgen en door te voeren. Dit altijd in overleg met A/ASM/TRE.

• In het bijzonder geldt voor bouwkunde de bouwregelgeving in de vorm van het Bouwbesluit en NEN normen (laatste versies). Bij aanvang van het project dient door de projectleider en/of adviseurs een inschatting gemaakt te worden welke aanvullingen en wijzigingen op het Bouwbesluit en de NEN-normen aanstaande zijn en wat de consequenties zijn voor het (alvast) doorvoeren van deze aanvullingen en wijzigingen in het project. Het niet voldoen aan Woningwet, Bouwverordening en/of Bouwbesluit kan tot gevolg hebben dat er geen bouwvergunning en/of gebruiksvergunning wordt verleend.

2.2 Toepassingsgebied

• De ontwerpgrondslag is van toepassing op verbouwings- en nieuwbouwprojecten en tevens bij alle groot-onderhoudswerkzaamheden in-, aan- en op het Terminalcomplex én overige (verzorgings-)gebieden of gebouwen (zoals de buitenposten en doorlaatposten) in beheer bij A/ASM/TRE. De grondslag is gericht op projectleiders, adviseurs, ontwerpende en uitvoerende partijen van bouwkundige elementen in of behorend tot het Terminalcomplex of de buitengebouwen en bevat specifiek bouwkundige eisen die deze partijen moeten kennen.

• Deze ontwerpgrondslag is van toepassing op alle nieuw te bouwen elementen en op alle aanpassingen aan bouwkundige elementen.

• Overal waar in deze ontwerpgrondslag een afdeling is genoemd, wordt bedoeld deze afdeling of haar opvolger.

• Wanneer er strijdigheden zijn tussen deze grondslag en andere van toepassing verklaarde documenten, dient dit direct aan A/ASM/TRE te worden gemeld.

• De aanvullende eisen in deze ontwerpgrondslag zijn geformuleerd vanuit de gedachte dat de Terminal een continu bedrijf is, 24 uur per dag en 7 dagen in de week, met dagelijks extreme belastingen op de bouwkundige onderdelen. ‘Normale’ belastingstabellen zijn voor de Terminal niet toereikend. Bij ontwerp en materialisatie dient voortdurend het intensief gebruik van de Terminal in de keuzes meegenomen te worden.

• Het Terminalcomplex is onderdeel van een industriële omgeving. Bij ontwerp en materialisatie dienen omgevingsfactoren die volgen uit de afhandeling van luchtverkeer, alle bijbehorende verkeersbewegingen en intensief gebruik van technische infrastructuur meegenomen te worden.

• Toetsing aan de ARBO vindt plaats op grond van de vigerende wettelijke kaders in samenspraak met de veiligheidsdeskundige van Schiphol

• Wanneer naar oordeel van ontwerpende of uitvoerende partijen niet aan de eisen in deze grondslag kan worden voldaan of er in hun ogen een gegronde reden is om van de eisen af te wijken (ook in het geval van alternatieven), dient dit altijd vooraf met A//TRE te worden afgestemd.

Ontwerpgrondslag Bouwkunde Terminalcomplex

12 juli 2012 3

3 Architectuur

Vanaf de stichtingsperiode van het centraal areaal in 1965 is de architectuur beleving van het Terminalcomplex voortgezet in de uitbreidingen. Het architectonische ontwerp dient helder, zakelijk en transparant te zijn met een zorgvuldige detaillering. Elk project zal een geïntegreerd onderdeel worden van de bestaande bebouwing en zal hierbinnen, rekening houdend met de bovengenoemde randvoorwaarden, moeten passen. Ook het materiaalgebruik en kleurstellingen sluiten hierop aan. Nieuwe toepassingen van technologie, voornamelijk gericht op duurzaam gebruik van materialen en het vermijden van energiegebruik, dienen in deze beleving te worden opgenomen. Ontwerptoets Alle initiatieven voor het uitvoeren van bouw- en verbouwprojecten op het Schiphol terrein en in en aan de Terminal moeten gemeld worden voordat de initiatieven daadwerkelijk tot een plan uitgewerkt of uitgevoerd gaan worden. Het ontwerpteam COS behandelt de meldingen en toetst deze aan de stedenbouwkundige en architectonische principes. Achterliggend doel is om mogelijk uiteenlopende standpunten over de invulling van het Schiphol gebied en de Terminal te onderkennen en een efficiënte invulling mogelijk te maken, met hierbij tevens aandacht voor de toe te passen materialisatie. Het COS ontwerpteam bestaat uit (deelnemers en namen onder voorbehoud): • Prof. Ir. Kees Christiaanse (supervisor), verantwoordelijk voor het stedenbouwkundige en architectonische kwaliteit en gedelegeerd welstand richting de Gemeente Haarlemmermeer. De supervisor moet alle plannen (uiteindelijk) goedkeuren zodat de bouwvergunning of werkvergunning verleend kan worden. • Maurits Schaafsma, planoloog van Corporate Development (CD), voorzitter • Jan Benthem, hoofdarchitect • Op basis van afroep, Paul Mijksenaar, wayfinding en bebording • Vertegenwoordiger Terminal Real Estate (TRE), gebouwbeheerder van de Terminal • Vertegenwoordiger Consumers • Vertegenwoordiger Opdrachtleiders • Astrid Dijkstra, projectsecretaris

Ontwerpgrondslag Bouwkunde Terminalcomplex

12 juli 2012 4

4 Eisen bouwkundige elementen

4.1 Algemeen

In dit hoofdstuk staan per gebouwelement of object nadere eisen vermeld. Projectleiders en ontwerpende partijen worden verondersteld kennis te nemen van deze eisen en deze op te nemen in ontwerpen (VO, DO), bestekken en werkomschrijvingen.

• Alle aanpassingen en/of wijzigingen aan bouwkundige structuren en elementen, zoals binnen- en buitenwandopeningen, binnen- en buitenplafonds, hekwerken, banklining en aanrijd-beveiligingen dienen in overleg te gaan met de architect en TRE.

• Aanpassingen en/of wijzigingen altijd op tekening vastleggen en goed uitdetailleren.

• Op aanwijzing van TRE kan de beperking aanwezig zijn, dat ter behoud van garanties, een bevoegde aannemer het werk met betrekking tot bepaalde bouwkundige structuren en elementen in uitvoering dient te nemen. Dit geldt vooral bij vloeren, daken, binnen- en buitenplafonds en binnen- en buitenwandopeningen, hekwerken, banklining en aanrijd-beveiligingen.

• Bij het ontwerp van bouwkundige structuren en elementen moet gestreefd worden naar uniforme kwaliteit en minimaal onderhoud. Onderhoud en reparaties alsmede schoonmaak moeten eenvoudig uitvoerbaar zijn.

4.1.1 Asbest

Bij nieuwbouw-, verbouw-, renovatie- en onderhoudswerkzaamheden dient het project ervan bewust te zijn dat er in oudere gebouwdelen van Schiphol asbest kan worden aangetroffen. Schiphol heeft daartoe alle gebouwen van voor 1994 onderzocht en geïnventariseerd conform SC540. Hierbij zijn asbesthoudende bronnen met een onaanvaardbaar risico direct gesaneerd. Bronnen met een aanvaardbaar risico zijn weergegeven in de asbestinventarisatie en de Terminal Viewer. Incidenteel zijn bronnen/ locaties met aanvaardbaard risico op de locatie gemarkeerd d.m.v. stickers en/of gele verf, echter dit geeft geen compleet beeld. Bij werkzaamheden dienen altijd de asbestinventarisatie en het bouwjaar van de ruimte(s) waarin de werkzaamheden plaatsvinden (tekening “historie gate-nummering en gebouwdelen”) te worden geraadpleegd (Extranet). Op basis hiervan en op basis van de gegevens in de Terminal Viewer dient door het project of de projectleider altijd van tevoren te worden beoordeeld of er asbest aanwezig zou kunnen zijn. Bij aanwezigheid van asbest en indien asbest door werkzaamheden aangetast wordt, dient de asbestprocedure te worden gevolgd (zie Extranet). Bij twijfel, vragen of onduidelijkheden, bel Technisch Operational Management (TOM), tel. 020-601 2550.

4.2 Hoofdstructuur

Bouwkunde kent de volgende indeling:

• Primaire bouwkundige hoofdstructuur

• Secundaire bouwkundige hoofdstructuur

• Tertiaire bouwkundige hoofdstructuur

De primaire bouwkundige hoofdstructuur is de betonnen of stalen draagconstructie van het gebouw en de hierbij horende stabiliteitsvoorzieningen. De secundaire bouwkundige hoofdstructuur is gedefinieerd als de gebouwschil, bestaande uit gevels en daken. Het ontwerp van de secundaire bouwkundige structuur dient zodanig te zijn dat functionele-, fysische-, energetische- en optische veranderingen in de tijd eenvoudig te realiseren zijn.

Ontwerpgrondslag Bouwkunde Terminalcomplex

12 juli 2012 5

De tertiaire bouwkundige structuur is gedefinieerd als de afbouw en inrichting ten behoeve van de procesmiddelen binnen de secundaire structuur. De afbouw dient gerelateerd te zijn aan de systeemmaten. Het project dient ontworpen te worden volgens de genoemde drie van elkaar te onderscheiden bouwkundige hoofdstructuren. Samen dienen deze drie bouwkundige hoofdstructuren een compleet en integraal bouwkundig geheel te vormen. De structuur van het gebouw en de verdere (inrichtings)elementen worden samengesteld uit modulaire componenten. Stramienen Oudere bouwdelen (o.a. Terminal 1, 2 en pieren) kennen stramienmaten van 8.250 mm en 10.312,5 mm. De bijbehorende systeemmaat is 2.062,5 mm. Een standaard 3M module (300 mm) is dan niet algemeen toepasbaar. Dit leidt tot de volgende keuze:

• Maatvoering op basis van 3M modulen in combinatie met restmaten per stramien.

• Eenheden laten fabriceren die passen in genoemde systeemmaten. De praktijk leert dat beide oplossingen voorkomen. Nieuwere bouwdelen (o.a. Terminal 3, kelders) kennen stramienmaten die wel gebaseerd zijn op 3M modules. Vaak voorkomende stramienen zijn 12.600 mm en 8.400 mm, met een bijbehorende systeemmaat van 2.100 mm. Brandscheidingen en modules van gebouwgebonden installaties vallen zoveel mogelijk samen met de bouwkundige systeemmaten. Peilmaten Voor het hele luchthaventerrein geldt: Peil= 0= 3.200 m - NAP. In het Terminalcomplex komt Peil= 0 overeen met de bovenkant van de afgewerkte vloer op de begane grond van de aankomst- en Reclaimhal 1, landzijdig. Uitgangspunt voor nieuwbouw en/of renovatie in de Terminal is dat vloerniveau’s zonder hoogteverschil en/of hellingen direct op elkaar aansluiten. Levensduur Vanuit technisch oogpunt geldt voor de levensduur:

• Primaire en secundaire bouwkundige elementen: minimaal 40 jaar

• Tertiaire bouwkundige elementen: 10 tot 20 jaar Binnen het project moet, in samenspraak met TRE, beoordeeld worden of het verantwoord is elementen, waarvan de technische levensduur nog niet verstreken is, opnieuw te gebruiken. Voor specifieke componenten staan in onderstaande paragrafen afwijkende eisen voor de levensduur.

4.3 Eisen bouwkundige elementen en objecten

4.3.1 Buitenwanden

Omschrijving Buitenwanden zijn uitwendige scheidingen en dienen bestand te zijn tegen het heersende buitenklimaat op de luchthaven. De wanden zijn een beschermende, scheidende laag tussen binnen en buiten op het gebied van klimaat, isolatie (zowel thermisch als akoestisch), brandscheidend en rookscheidend. Het materiaal dient hierop afgestemd te worden. Algemene eisen

• Een sobere gevelafwerking is de standaard voor de Terminal.

• Kleurstellingen altijd op aanwijzing van /in overleg met de architect.

• Gebouwdilataties moeten worden doorgezet in de gevel(plaat)bekleding.

• De maatvoering van de (opbouw van de) buitenwanden afstemmen op de aanwezige moduul- en systeemmaten.

Prestatie eisen

• Elementen mogen niet reflecterend zijn (voorkomen van hinderlijke schittering).

• De buitengevel moet langdurig, minimaal 20 jaar, bestand zijn tegen industriële luchtvervuiling (bijvoorbeeld NaCL, SO2, CO2).

Ontwerpgrondslag Bouwkunde Terminalcomplex

12 juli 2012 6

• Bestand tegen vloeibare en gasvormige chemicaliën. Voor grote oppervlakken hiervoor gericht onderzoek laten uitvoeren.

• Altijd materialen gebruiken die langdurig bestand tegen UV-straling en verkleuring. Dit zonodig aantonen met laboratorium testen.

• Metalen gevels dragen het keurmerk van de Vereniging Metalen Ramen en Gevelbranche (VMRG).

• Voorkomen van stof en/of vuilophoping door juiste keuze van materialen en detaillering.

• De buitengevel dient bestand te zijn tegen (chemische) schoonmaakmiddelen. In principe moet schoonmaken met water en eenvoudige huishoudelijke reinigingsmiddelen voldoende zijn.

• Voorkomen van resonantie en hinderlijke geluiden in de gevelbekleding / gevelplaten. Hinder kan optreden door: - contactgeluiden door regen en hagel - (fluiten van) wind Hinder kan ook na verloop van tijd ontstaan als gevolg van het verouderingsproces. Hinder en hinderbeperkende maatregelen zonodig vaststellen met laboratorium testen (TNO of een gelijkwaardig instituut).

• Buitenwanden moeten zelfdragend zijn. Technische eisen

• Voorkomen van koudebruggen door juiste detaillering.

• Gevelplaten voorzien van een levensduur verlengende, beschermende laag (coating).

• De reflectie coëfficiënt vaststellen aan de hand van laboratorium testen (TNO o.g.) en vastleggen in certificaten en/of kwaliteitsverklaringen.

• Vervormingen in de gevelconstructie en/of -beplating door oplopende temperatuur (tot ± 80° Celsius) en/of (lucht)vochtigheid dienen door de gevel opgenomen te kunnen worden zonder dat blijvende schade in de vorm van plooien, deuken, barsten, scheuren e.d. ontstaan.

• Idem voor dalende temperaturen. Neerslag kan de temperatuur weer snel laten dalen.

• Materialen die reageren op verandering van de relatieve vochtigheid zijn niet toegestaan.

• Metalen buitenbekleding die over de volle hoogte doorloopt moet altijd worden geaard.

• Samenstelling van verfsystemen en vereiste (afwijkende) schoonmaakmiddelen altijd vooraf laten beoordelen door de veiligheidsdeskundige van Schiphol.

4.3.2 Binnenwanden

Omschrijving Binnenwanden zijn inwendige scheidingen. Dit zijn alle wanden die niet tot de gevel horen en die dienen als thermische-, akoestische- en/of visuele scheiding van meerdere ruimten. We onderscheiden:

• Vaste binnenwanden met een dragende functie. Deze zijn niet wegneembaar of verplaatsbaar.

• Vaste binnenwanden zonder dragende functie. Deze wanden zijn in principe wegneembaar of verplaatsbaar bij verbouwingen.

• Flexibel verplaatsbare binnenwanden bij wisseling van gebruik van de ruimte (systeemwanden). Algemene eisen

• Dragende wanden maken deel uit van de constructie van het gebouw en leveren een bijdrage aan de sterkte en stabiliteit. Nieuwe wanden en aanpassingen aan bestaande wanden moeten altijd constructief berekend worden.

• Flexibel verplaatsbare binnenwanden alleen toepassen indien de inrichting frequent wijzigt. Bij de keuze voor systeemwanden rekening houden met aanpassingen aan: - Ruimtenummers - De vloerbedekking - Aansluitende vaste wanden - De plafondconstructie - Het verlichtingsplan - De verwarming - Elektrische- en klimaatinstallaties (o.a. ventilatie) - Data aansluitingen - Aansluitingen op de gevel - Plaatsing brandmelders e.d. - Plaatsing informatie borden - Vluchtwegen en -uitgangen

Ontwerpgrondslag Bouwkunde Terminalcomplex

12 juli 2012 7

• Binnenwanden zijn tevens drager van en bevestiging voor gebouwvoorzieningen zoals aansluitpunten (wcd’s), elektrische leidingen, bebording, reclame uitingen etc.

Prestatie eisen

• Wanden dienen bestand te zijn tegen het dagelijkse gebruik van de ruimten waarin zij staan. Het materiaal en de opbouw van de wand dienen hierop afgestemd te zijn.

• De keuze van de wandafwerking dient in relatie te staan met de functie die de ruimte krijgt.

• De wandafwerking dient zodanig te zijn dat reparaties eenvoudig en tegen lage kosten te realiseren zijn.

• Er mogen geen storende reflecties optreden.

• Daar waar veelvuldig reparaties te verwachten zijn, bijvoorbeeld bij beschadigingen door bagagekarren/shoppers of schoonmaakkarren of in magazijnen en laad/ losgebieden, dienen aanvullend beschermende voorzieningen te worden aangebracht (aanrijdbeveiligingen).

• Afwerking en behandeling van metalen binnenpuien baseren op het uitgangspunt dat, i.v.m. glasbewassing, corrosievorming gedurende de levensduur niet mag optreden.

• De technische levensduur van vaste, niet dragende binnenwanden is minimaal 20 jaar. Technische eisen

• Binnenwanden moeten een regelmatig oppervlak hebben.

• Wandelementen mogen in verticale richting niet ten opzichte van elkaar bewegen.

• De akoestische isolatie van binnenwanden is minimaal 35 dBA.

• Maatregelen opnemen tegen contactgeluid bij de aansluiting van de wand op de vloer.

• Afhankelijk van de functies in aangrenzende ruimten kan de eis voor akoestische isolatie hoger zijn. Voor ruimten waar apparaten (kopieerapparaten, faxen e.d.) staan opgesteld dient aan de hand van metingen in vergelijkbare situaties een akoestische isolatiewaarde bepaald te worden.

Natte ruimten

• Wanden die zich bevinden in keukens, toiletten, douches of andersoortige natte ruimten uitsluitend uitvoeren in metselwerk. Wanneer bij renovatie van natte ruimten toepassing van metselwerk niet mogelijk is (dus alleen bij hoge uitzondering), dienen vochtbestendige gipsvezelplaten of gelijkwaardig te worden toegepast.

• In en rondom sanitaire ruimten, keukens en werkkasten (natte ruimten) zijn holle wandelementen niet toegestaan.

• In natte ruimten en ruimten waar een hoge luchtvochtigheid heerst waterdichte wandoppervlakken gebruiken. Bij betegelde wandafwerking elastisch blijvende kit toepassen.

• In natte ruimten (ook keukens) kimstroken gebruiken en de hoekaansluitingen van tegels afwerken met in/uitwendige hoektegels.

Wandafwerking

• Wandafwerking moet, afhankelijk van de aard van de ruimte en de ligging in de Terminal, graffiti bestendig zijn.

• De levensduur van de wandafwerking en de hechtlaag moet minstens gelijk zijn aan de geplande technische levensduur van de binnenwand (minimaal 20 jaar).

• De samenstelling van de hechtlaag mag niet milieu belastend en/of giftig zijn.

• Wandafwerkingen mogen alleen aangebracht worden op schone ondergronden welke zonder gebreken zijn, vrij van oude wandafwerkingen, stof, vet en vuil en zonder losse delen.

• Alleen "ademende" verfsystemen toepassen ter voorkoming van scheuren, bolvorming, zwellen, krimpen, desintegratie of aantasting door schimmels e.d. Dit geldt vooral voor ruimten met een hoge luchtvochtigheid en ruimten waar de temperatuur sterk kan wisselen.

• De uitzettingscoëfficiënt van de wandafwerking en de hechtlaag is ongeveer gelijk aan de uitzettingscoëfficiënt van de binnenwand.

• Kunststof wandafwerking (of vloerbedekking) in ruimten waar de relatieve vochtigheid minder is dan 50%, is niet toegestaan i.v.m. de mogelijkheid van het optreden van statische elektriciteit.

Ontwerpgrondslag Bouwkunde Terminalcomplex

12 juli 2012 8

4.3.3 Vloeren

Omschrijving Vloeren hebben een horizontale gebouwscheidende functie, zijn dragend en beloopbaar. Algemene eisen

• Het type vloer en de afmetingen van de vloer vaststellen in overleg met de constructeur. Van invloed op de keuze zijn o.a.: - Toelaatbare veranderlijke belasting - De brandveiligheidseisen (WBDBO) en de hierbij horende maatregelen - De mogelijkheid om (achteraf) sparingen in de vloer te kunnen aanbrengen - Type vloerafwerking

• Vloeren zoveel mogelijk in beton uitvoeren.

• De vloerafwerking (materiaal en kleur) dient in overleg bepaald te worden met de architect en TRE.

• Het aanbrengen van vloerverwarming of leidingen in de vloer is niet aan te bevelen omdat deze problemen kunnen opleveren indien er in een later stadium sparingen in de vloer gemaakt moeten worden. Voor hellingbanen in (semi) buitensituaties zijn uitzonderingen te overwegen.

Prestatie eisen

• De technische levensduur van de vloer is gelijk aan die van de draagconstructie.

• De toelaatbare veranderlijke belasting vaststellen op basis van de in het functioneel PvE genoemde functies. Hierbij rekening houden met: - Redelijkerwijs te verwachten toekomstige functies - De minimaal toelaatbare vloerbelastingen volgens de tabel in bijlage 5.

• De vloerafwerking dient afgestemd te worden op functie die binnen de ruimte vervuld wordt.

• Keuze van de vloerafwerking mede op basis van minimaal onderhoud (nagenoeg onderhoudsvrij). De leverancier dient een schoonmaak- en onderhoudsplan op te stellen.

• De vloerafwerking moet voldoende stroef zijn (antislip).

• Bestand tegen grote temperatuurverschillen.

• Bestand tegen agressieve (chemische) stoffen.

• Het vloeroppervlak mag niet spiegelen.

• Reparaties moeten eenvoudig en goedkoop uitgevoerd kunnen worden. Technische eisen

• In de vloer kunnen maatveranderingen en/of spanningen ontstaan door doorbuigingen van de vloer, wisselende vochtomstandigheden en/of temperatuur veranderingen (dagcyclus, seizoencyclus e.d.). Bij de opbouw van het vloerpakket hier gedegen rekening mee houden om scheurvorming, loslatende afwerklagen, losse tegels, gebroken tegels e.d. te voorkomen.

• Bovenstaand punt geldt ook voor het voegwerk in tegelvloeren. In tegelvloeren moeten voegonderbrekingen opgenomen worden om opbouw van spanningen in de vloerafwerking te voorkomen. Het patroon van voegonderbrekingen mede afstemmen op het vervormingsgedrag van de onderconstructie.

• In geval van een cementgebonden druklaag of afwerklaag (dekvloer): betonnen constructie-vloeren aan de bovenzijde ruw afwerken om een betere hechting te krijgen met cementgebonden vloerafwerkingen.

• Dilatatievoegen in de constructievloer (fabricaat Mavotrans) dienen doorgezet te worden in de druklaag en de afwerklaag. Dilataties in de afwerklaag mogen niet verspringen t.o.v. de voeg in de onderliggende constructie.

• Kwaliteit morteldekvloeren minimaal D30 (voor bedrijfsvloeren minimaal D40). Vloerafwerking in publiekstoegankelijke ruimten De onderstaande eisen gelden voor passagiersgebieden die intensief betreden worden. Tegelvloeren

• Alleen keramische tegels en hierop afgestemd voegwerk zijn toegestaan. Alle toe te passen tegels dienen van de “eerste soort” te zijn.

• Tegels dienen drukvast te zijn.

Ontwerpgrondslag Bouwkunde Terminalcomplex

12 juli 2012 9

• Tegels, voegwerk en bijbehorende metalen vloerrandprofielen (ook dilatatie voegprofielen) zijn langdurig bestand tegen frequente belasting door wieltjes onder koffers, bagagekarren, hoogwerkers, schoonmaakmachines etc.

• Tegels zijn bestand tegen langdurig en intensief gebruik door lopen (duurzaam en slijtvast).

• Tegels dienen stootvast te zijn. Er mag geen breuk optreden na een kogelvalproef (hoogte vrije val 150 mm, massa kogel 1 kg).

• De bijbehorende technische levensduur is 30 jaar. Gedurende deze levensduur mag geen breuk en overmatige slijtage optreden als gevolg van normaal gebruik onder bekend veronderstelde Schiphol omstandigheden.

• De standaard afmeting van de tegel is circa 300 x 300 mm, de partij tegels is gekalibreerd (op grootte gesorteerd). Afwijkende afmetingen zijn mogelijk in overleg met de architect en TRE. Geen pastegels toepassen die kleiner zijn dan de halve tegel.

• De vereiste hoeveelheid tegels vrij van fouten, die het aanzien van het totale vloeroppervlak aan tegels verminderen, is minimaal 95%.

• De tegels dienen bestand te zijn tegen een schoonmaakmiddel voor dagelijks onderhoud met een PH-waarde van max. 8 en voor periodiek onderhoud met een PH-waarde van max. 11.

• Tegelvloeren deugdelijk afwerken met kitwerk in voegonderbrekingen, bij vloerplinten en dilatatie voegprofielen.

• Garantie: - Tegels inclusief dekvloer minimaal 5 jaar garantie - Naleveren tot minimaal 10 jaar na oplevering mogelijk - Aan de nalevering moeten dezelfde eisen kunnen worden gesteld als aan de binnen het

project geleverde partij. Hierbij in het bijzonder aandacht voor de kleur, maatvastheid en maatafwijking van de tegel t.o.v. het oorspronkelijke monster en t.o.v. de oorspronkelijke geleverde partij.

Niet toegestaan Linoleum, zachte vloerbedekking (tapijt e.d.), coating. Indien dit toch gewenst is, dient dat vooraf afgestemd te worden met A/TRE. Vloerafwerking in niet-publiekstoegankelijke ruimten De onderstaande eisen gelden voor gebieden die niet voor (algemeen) publiek toegankelijk zijn, maar wel door bijvoorbeeld passagiers of personeel. Tegelvloeren Eisen als omschreven in publiekstoegankelijke ruimten. Afwijkende tegelvloeren altijd in overleg met TRE. Linoleum

• Niet gevoelig voor temperatuur- en vochtveranderingen (dag- en seizoencyclus).

• Plaatselijke oneffenheden mogen niet voorkomen.

• Bij brand mogen geen schadelijke of giftige stoffen vrijkomen.

• Materiaal moet 100% recyclebaar zijn.

• Ontbrandingspunt niet beneden de 3500 Celsius (ontbrandingspunt na circa 5 minuten).

• Zeer duurzaam en slijtvast. Indicatie levensduur onder Schiphol omstandigheden: 10 jaar. Houten vloerdelen, parket Altijd in overleg met TRE. Zachte vloerbedekking (tapijt, kunststof (Lago Norament)) Altijd in overleg met TRE. Coating Alleen in technische ruimten. Duurzaam, stroef en slijtvast. Houten vloeren Houten vloeren in (algemene) verkeersgebieden van de Terminal vallen onder verantwoordelijkheid van A/TRE/Facility Services. Gezien de uniforme uitstraling die Schiphol met houten vloeren nastreeft en ter behoud van garanties, worden houten vloeren alleen door een bevoegd aannemer tot uitvoering gebracht. Afspraken hierover dienen altijd vooraf te worden gemaakt met A/TRE/Facility Services. Voor specifieke eisen aan houten vloeren wordt verwezen naar de vigerende versie van de “Ontwerpgrondslag Facility Services Terminalcomplex”.

Ontwerpgrondslag Bouwkunde Terminalcomplex

12 juli 2012 10

Vloerafwerking in natte ruimten

• In natte ruimten (toiletten, wasruimten, keukens) mogen vochtgevoelige materialen, zoals houten vloeren en parket, niet toegepast worden.

• De vloeistofdichtheid van de vloer en dilataties naar onderliggende ruimten moet gegarandeerd zijn. Dit geldt ook voor de vloeistofdichtheid van de vloer naar naastgelegen ruimten (vloeistofdichtheid plinten, doorvoeringen, deugdelijk kitwerk e.d.).

Vloerafwerking voor bedrijfsvloeren

• Een bedrijfsvloer dient bestand te zijn tegen zware (dynamische) belastingen. Rekening houden met: - Type voertuigen op de vloer - Frequent gebruik - Gewichten van de voertuigen, aslasten, wieldrukken en contactvlakken - Opslag en bijbehorende hoge belastingen, geconcentreerde belastingen uit stellingen

• Bij het ontwerp van bedrijfsvloeren dient redelijkerwijs rekening gehouden te worden met mogelijke wijzigingen in gebruik (transport en opslag) en toekomstige andere bestemmingen (multifunctionaliteit).

• Voor bedrijfsvloeren is de kwaliteit van een morteldekvloer D40 of hoger, afgestemd op de hierboven genoemde optredende belastingen.

• Voor vloeren van bagagehallen gelden, gezien het speciale karakter hiervan, specifieke eisen. Deze eisen zijn opvraagbaar bij A/TRE/G&B.

Vloerafwerking voor bagageruimten Ervaringen uit het verleden hebben geleerd dat hoogvloeibare en zelfverdichtende morteldekvloeren (Flowcrete) niet zonder zorgvuldige voorbereiding en afstemming toegepast kunnen worden. Indien overwogen wordt een dergelijke vloer toe te passen, dan dient dit altijd vooraf met A/TRE overlegd te worden. Stroefheid vloeren in bagageruimte De stroefheid van het vloeroppervlak wordt gemeten met de Skid Resistance Tester (SRT). Dit betreft een slingertoestel voor het meten van de 'lage snelheid' stroefheid, zoals voorgeschreven in NEN 1436 (markeringen), NEN-EN 13036-4 (Oppervlakeigenschappen voor weg- en vliegveldverhardingen) en NEN-EN 1338 (Betonstraatstenen). Als ondergrens voor de stroefheid van de vloeren voor de SRT-meting op natte oppervlakken dient een waarde van 55 te worden gehanteerd. Deze stroefheid dient gedurende de gehele levensduur van de vloer te worden geborgd.

4.3.4 Daken

Omschrijving Onder de begrippen dak en dakconstructie vallen de onderconstructie (dakdrager), dampremmende laag, isolatiemateriaal, de dakbedekking en eventuele afwerking (tegels e.d.). Algemene eisen

• Van een groot deel van de daken zijn bij TRE stamkaarten aanwezig. Deze zijn bij aanvang van een project in te zien.

• De Terminal heeft een relatief groot en complex dakoppervlak (waarop vele gebouwvoorzieningen zijn aangebracht). De invloed van het dak op het energiemodel/ de energiekosten is relatief groot. Bij de keuze van de dakconstructie dient hier rekening mee gehouden te worden.

• Alleen dakbedekking van A-kwaliteit toepassen, voorzien van een certificaat van Bureau Dak Advies (BDA) of Vebi-dak.

• Elementen die op het dak gezet worden en in het zicht komen, dienen ter goedkeuring te worden voorgelegd aan de architect in verband met wijziging van het gebouwaanzicht en zichtlijnen.

Ontwerpgrondslag Bouwkunde Terminalcomplex

12 juli 2012 11

Prestatie eisen

• De dakconstructie is stormvast (windkracht 10).

• De dakconstructie is volledig water- en dampdicht, ook op de lange termijn.

• Op het dak blijft geen water staan. Denk hierbij aan wateraccumulatie en noodoverlaten.

• De dakconstructie als geheel is brandveilig. Geen brandgevaarlijke materialen toepassen, ook niet in tussenlagen.

• De dakconstructie is dicht voor knaag- en plaagdieren. Alle onderdelen van de dakconstructie zijn bestand tegen knaag- en plaagdieren (“muisproof”).

• Voldoende mogelijkheid bieden om inpandig gebouw voorzieningen aan op te hangen.

• Voldoende mogelijkheid bieden om uitwendig gebouwvoorzieningen (antennes, e.d.) aan te bevestigen. Dit redelijkerwijs meenemen door overdimensionering van de dakdrager in de ontwerpfase.

• Het onderhoud gedurende de levensduur van het dak dient zo minimaal mogelijk te zijn. Reparaties en veranderingen moeten eenvoudig en relatief goedkoop te realiseren zijn.

• De levensduur van de dakdrager is minimaal 50 jaar (als onderdeel van de secundaire bouwkundige hoofdstructuur). De levensduur van de dakisolatie en dakbedekking is minimaal 30 jaar. Hoewel er dakafwerkingen zijn die zeer lang mee gaan (tussen de 50 en 100 jaar) is, gezien het steeds veranderende gebruik van de Terminal daken, flexibiliteit m.b.t. aanpassingen een belangrijker criterium.

Technische eisen (conform dakboek BDA) Dakconstructie

• Schiphol heeft uitgebreide ervaringen met daken op het gebied van betrouwbaarheid en duurzaamheid. Op basis van deze ervaringen is een standaard dak samengesteld. Bij nieuwbouwprojecten of omvangrijke renovaties in principe dit standaard dak hanteren. Afwijkingen op deze standaard dan wel alternatieven voor bv. duurzame oplossingen altijd vooraf in overleg met A/TRE. De standaard opbouw bestaat uit: - De dakdrager. De dakdrager is een vlakke ondergrond zonder oneffenheden en heeft

voldoende afschot, conform bouwbesluit en NEN-normen. - Hierop een primerlaag op bitumenbasis. - De dampremmende laag, tevens een waterkerende noodlaag tijdens de uitvoering,

verbouwingswerkzaamheden en/of renovatie van het dak: o Op een betonnen onderconstructie: gebitumineerd o Op een stalen onderconstructie: EPDM dampremmer

- Isolatie van Foamglas cellulair glas, volledig in bitumen. Foamglas dikker dan 120 mm altijd in meerdere lagen aanbrengen.

- Dakbedekking: o Onderlaag Wédéflex maaiveldbanen o Toplaag APP dakbanen (gemodificeerde bitumen banen zonder mineraal)

- Een volledige afwerking met betontegels heeft de sterke voorkeur.

• Hellingshoek moet voldoende zijn voor effectieve afvoer van hemelwater. De doorbuigingen/vervormingen van constructieonderdelen hierbij expliciet in rekening brengen.

• Het afschot bij voorkeur in de dakdrager meenemen.

• De hellingshoek met de horizontaal niet groter dan 5 graden.

• Rekening houden met (toekomstige) sparingen in de dakconstructie.

• Dakconstructie redelijkerwijs ontwerpen op toekomstige (te verwachten) belastingen, bijvoorbeeld toevoegen van tegels of een extra bouwlaag.

• Overleggen van een berekening op windbelastingen.

• Voor alle daken: overleggen van berekeningen op wateraccumulatie en noodoverlaten.

• Alle dakdoorvoeren dienen in detailvorm uitgewerkt te worden en voorgelegd aan A/TRE.

Hemelwaterafvoeren en noodwaterafvoeren Voor de dimensionering van de capaciteit van hemelwaterafvoeren dient te worden uitgegaan van de NEN 3215 en de NTR 3216. Het uitgangspunt in deze normen is 300 l per sec per hectare met een overschrijdingskans van 1 x per 5 jaar. De uitkomsten van de berekening dienen overeen te stemmen met de evt. berekeningen door de werktuigkundige ontwerper. Bij afwijkingen, onduidelijkheden of indien de uitgangspunten bij de uitwerking tot problemen leiden m.b.t. de bestaande infrastructuur (dimensies van leidingen, schachten), dit vooraf afstemmen met A/TRE.

Ontwerpgrondslag Bouwkunde Terminalcomplex

12 juli 2012 12

Voor de bepaling van noodafvoeren is de NEN6702 van toepassing. In de norm wordt de hoogste regenintensiteit aangehouden.

Dakisolatie

• Door juiste detaillering voorkomen van koudebruggen.

• Waterafstotend.

• Niet hygroscopisch.

• 100 % recycleerbaar.

• Mogen geen microscopische deeltjes afgeven (ook niet tijdens verouderingsproces of bij brand).

• Hoge druksterkte i.v.m. de eis van beloopbaar dak. Dakbedekking

• Blijvend elastisch gedurende 30 jaar.

• Beloopbaar (zie hiervoor ook het bouwbesluit).

• Kleurecht.

• Schittering is niet toegestaan.

• Aangroei van (micro)organismen mag zich niet kunnen voordoen.

• Patina (kleurverandering in de tijd) mag zich niet kunnen voordoen.

• UV-bestendig.

• Zoveel mogelijk metalen bevestigingsmiddelen vermijden (CO2 is sterk corrosiebevorderend).

• Materiaalmigratie uit de afwerklaag naar de onderliggende lagen mag niet kunnen plaatsvinden. Zonodig een scheidingslaag aanbrengen.

Installatieonderdelen op daken Voor de plaatsing van installatieonderdelen op daken zijn twee principedetails ontwikkeld, een voor plaatsing op een staaldak en een voor op een betondak. Deze details hanteren als standaard oplossing. Afhankelijk van de te plaatsen onderdelen (aantal steunpunten, afmetingen en gewichten) dienen ze verder uitgewerkt te worden. De ervaring leert dat deze details een goede vloeistofdichtheid garanderen en rekening houden met het voorkomen van koudebruggen. Looproosters en valbeveiliging Voor voortdurende bescherming van personen die op hoogte werken voor bijvoorbeeld montage- of onderhoudswerkzaamheden, dient op elk felsdak een looprooster te zijn gerealiseerd en een valbeveiligingssysteem te worden toegepast. Vanwege uniformiteit type ManSafe Latchways valbeveiligings en begrenzingssystemen toepassen.

4.3.5 Trappen

Omschrijving Belangrijk bij de trappen is de veiligheid. Voorschriften over veiligheid staan beschreven in het Bouwbesluit, evenals de minimaal benodigde afmetingen van een trap van een niet tot bewoning bestemde gebruiksfunctie. Algemene eisen

• Trappen en bevestigingsdetails dienen altijd constructief berekend te worden. Trappen dienen zowel aan de onder- als aan de bovenkant bevestigd te zijn.

• Trappen voorzien van stevige (en stevig aanvoelende) leuningen. • Over de trappen moet een brancard (2.30 x 0.60 m) vervoerd kunnen worden, bordessen moeten

dus voldoende groot zijn.

• In balustrades alleen verticale spijlen toepassen (geen zogenaamde klimrekken). Prestatie eisen

• Breedte afstemmen op de gevraagde capaciteit. Indien trappen breder worden dan 2.20 m extra leuning in het midden toepassen.

• Trappen zijn vaak onderdeel van een vluchtweg. Dit betekent o.m.: - breedte afhankelijk van aantal vluchtende personen - trap samenstellen uit brandveilige materialen/onderdelen - eisen afstemmen op de bepalingen uit het brandbeveiligingsplan en/of aanwijzingen van de

brandweer

Ontwerpgrondslag Bouwkunde Terminalcomplex

12 juli 2012 13

• Maatvoering en detaillering afstemmen op een brede doelgroep van gebruikers (o.a. ouderen en kinderen).

• Minimaal onderhoud. Trappen dienen samengesteld te zijn uit duurzame en onderhoudsarme materialen. Treden en leuningen van zeer slijtvast materiaal.

• Levensduur: minimaal 30 jaar. Technische eisen Buitentrappen

• Zijn afgeschermd van verkeer door aanrijdbeveiligingen.

• Zijn van metaal (staal) of beton.

• Stalen trappen voorzien van een beschermende, levensduur verlengende laag, bij voorkeur thermisch verzinkt.

• Onder de trap lopende personen moeten redelijkerwijs afgeschermd worden voor mogelijk naar beneden vallende voorwerpen.

• Antislip trede afwerking.

Binnentrappen

• Bij trede afwerking in tegels of natuursteen: traptreden voorzien van een antislipstrook, breedte ca. 50 mm, in een contrasterende kleur. Zonder hierover afstemming te hebben gehad met A/TRE mag hier niet van afgeweken worden.

• Bij houten trede afwerking een ingefreesd aluminium neusprofiel toepassen. Merk: Gradus, GXT-serie: aluminium/ zwaar verkeer, leverancier Storax.

• Houten traptreden alleen aan de onderzijde bevestigen d.m.v. bronzen pluggen. Diensttrappen

• Doelgroep: alleen volwassenen.

• Sobere afwerking.

4.3.6 Dilataties

Omschrijving Dilatatievoegen zijn bedoeld om de spanningen in grote gebouwdelen te reduceren tot aanvaardbare niveaus. Spanningen kunnen ontstaan door:

• Temperatuurveranderingen in de bouwconstructies (dag- en seizoencyclus).

• Belastingen op vloeren en horizontale belastingen door o.a. wind.

• Krimp en kruip in betonconstructies. Algemene eisen

• Dilatatievoegen zoveel mogelijk op moduul- of systeemmaten afstemmen.

• Vervormingen ter plaatse van de dilatatievoegen moeten altijd door de constructeur berekend en vastgesteld worden.

• In kelderwanden en keldervloeren wordt gebruik gemaakt van dilatatie voegprofielen om de vloeistofdichtheid van de constructie te garanderen. In vloerafwerkingen worden dilatatie voegprofielen opgenomen vanwege: - De vloeistofdichtheid van de vloer - Een nette afwerking - Beloopbaarheid en berijdbaarheid van de vloer (o.a. schoonmaakwagens) Deze voegprofielen dienen zeer duurzaam te zijn. Het type profiel afstemmen op het (te verwachten) gebruik en de berekende vervormingen.

Prestatie eisen

• Alle bouwkundige elementen moeten de dilataties en de werking ervan volgen. Afhankelijk van het moment van aanbrengen (gedurende de ruwbouw, gebouw wind- en waterdicht of in een geklimatiseerde omgeving) kan de maatvoering van de voeg in bouwkundige elementen en de bijbehorende detaillering wijzigen.

• Inrichtingselementen op de dilataties moeten de werking ervan kunnen volgen. Dit is met name belangrijk voor breukgevoelige elementen (bijvoorbeeld glaspanelen).

• Er mag geen opbouw van trek- en drukspanningen optreden in het voegprofiel als gevolg van de werking (groter en kleiner worden) van de voeg. De ervaring leert dat dit kan leiden tot schade aan voegprofielen en aansluitende tegelvloeren.

Ontwerpgrondslag Bouwkunde Terminalcomplex

12 juli 2012 14

• Vervuiling van de dilatatie voegprofielen onder normale gebruiksomstandigheden mag niet voorkomen.

• Dilatatie voegprofielen zijn vloeistofdicht en kunnen in ieder geval de waterbelasting als gevolg van intensieve schoonmaakwerkzaamheden weerstaan.

• Indien dilataties onderdeel zijn van een brandwerende scheiding, de keuze van het voegprofiel en/of de bijbehorende detaillering hierop afstemmen.

Technische eisen Vloerafwerkingen

• De dilatatie voegprofielen altijd detailleren en uitvoeren conform toepassingsmogelijkheden en specificaties van de leverancier: Mavotrans.

• In deze detailuitwerking altijd de verwerkingsvoorschriften van aansluitende tegelvloeren meenemen.

• Schijnvoegen en voegen tussen tegelwerk en dilatatie afsluiten met een elastisch blijvende (kit)vulling.

Kelderwanden en –vloeren

• Dilatatie voegprofielen naadloos door laten lopen vanuit de keldervloer naar de kelderwanden om lekkages op kunststof lasnaden te voorkomen.

• Indien lassen in de profielen onvermijdelijk zijn: het profiel eerst minimaal 300 mm door laten lopen uit de vloer of wand voordat er gelast kan worden.

• Bij verbouwingen aan kelders moet waterdicht aangesloten worden op bestaande kelderconstructies en dilatatie voegprofielen. Detaillering en (las)werkzaamheden conform de specificaties van een deskundig leverancier.

• Schijnvoegen en voegen tussen tegelwerk en dilatatie afsluiten met een elastisch blijvende (kit)vulling.

4.3.7 Buitenwandopeningen

Omschrijving Buitenwandopeningen zijn alle ramen, deuren e.d. in de buitengevel. Voor toepassingsmogelijkheden en specificaties van glas wordt verwezen naar paragraaf 4.6. Algemene eisen

• Het aantal beweegbare ramen beperken en de klimaatinstallaties hierop afstemmen.

Prestatie eisen

• Deuren en ramen moeten bestand zijn tegen veelvuldig openen en sluiten door diverse gebruikers.

• Buitenwanden horen tot de secundaire bouwkundige hoofdstructuur met een technische levensduur van minimaal 40 jaar. Hoewel deze levensduur niet zondermeer haalbaar is voor buitenwandopeningen, de levensduur van deuren en ramen zoveel mogelijk afstemmen op die van de aansluitende buitenwanden.

• Metalen buitenwandopeningen dragen het keurmerk van de Vereniging Metalen Ramen en Gevelbranche (VMRG).

• Reinigbaar met eenvoudige huishoudelijke reinigingsmiddelen en water.

• In de detaillering moet aantoonbaar rekening worden gehouden met verschillend gedrag van gevel, kozijn en glas bij temperatuur- en vochtveranderingen (o.a. verschillende uitzettingscoëfficiënten van gevel, kozijn en glas).

• De afwerking moet dusdanig zijn dat corrosievorming maximaal wordt tegengegaan. Buitenwanden bij onderdoorritten aan Airside e.d. vertonen in de praktijk eerder corrosie doordat er geen regen op komt en daardoor vuil langer op de wanden blijft zitten.

• De afwerking moet langdurig bestand zijn tegen UV-straling en onevenredige verkleuring van de afwerking mag in de loop van de gebruiksduur niet voorkomen. Dit aantonen met laboratorium testen (TNO o.g.).

• De afwerking mag, onder tijd en weersinvloeden, niet van vorm veranderen. Blaasvorming van de beschermlaag en filiforme corrosie mag niet kunnen optreden.

• Hinderlijke reflecties mogen niet kunnen optreden.

• Bestand zijn tegen vorst, vocht, schimmels en strooizouten.

• De afwerking moet watervast en regenwerend zijn.

Ontwerpgrondslag Bouwkunde Terminalcomplex

12 juli 2012 15

• Langdurig bestand zijn tegen een industriële omgeving en bestand zijn tegen vloeibare en gasvormige chemicaliën (voor grote oppervlakken hiervoor gericht onderzoek naar laten uitvoeren).

• De geluidsisolatie van deuren is gelijk aan de eis van de aansluitende wand.

• De brandwerendheid is gelijk aan de eis van de aansluitende buitenwand. Bij brand mogen geen schadelijke stoffen vrijkomen en moet de rookontwikkeling minimaal zijn.

Technische eisen

Buitendeuren

• Buitendeuren op de begane grond dienen bij voorkeur uitgevoerd te worden in staal. Dit in verband met de benodigde sterkte van deze deuren in combinatie met de (werkzaamheden van) diverse gebruikers en luchtstromingen door wind en vliegtuigen.

• Er dient rekening mee gehouden te worden dat de functie van de ruimte in de loop van de tijd kan veranderen. Hiermee redelijkerwijs rekening houden in het ontwerp.

• Glas, kozijn en geveldelen dienen zoveel mogelijk in een vlak te liggen om stof- en vuilophoping te voorkomen.

• De afwerking van de deur moet voorzien zijn van een levensduur verlengende, beschermende laag (kras- en stootvast).

• De deuren moeten vlak zijn (zo weinig mogelijk oneffenheden), geen zichtbare of voelbare vormveranderingen ondergaan bij gebruik / gedurende de gebruiksperiode.

• De eisen voor beglazing van buitendeuren zijn gelijk aan die van buitenramen. Buitenramen Beglazing

• Gekleurd, getint of reflecterend glas in passagiersgebieden is niet toegestaan.

• Uit energie- en akoestische overwegingen altijd dubbele beglazing toepassen.

• In ruimten waar glas tot aan de vloer doorloopt een bescherming aanbrengen tegen aanrijden door bagagekarren e.d.

• Bij ramen mag resonantie, bijvoorbeeld als gevolg van een externe geluidsbron, niet kunnen optreden. Bij nieuwe details of bij twijfel over het juist toepassen van bestaande details dit zonodig vaststellen met laboratorium testen (TNO o.g.).

• Resonantie of hinderlijke geluidsverplaatsing als gevolg van hagel en (fluiten van) wind op ramen mag niet kunnen optreden. Dit zonodig aantonen met laboratorium testen. Deze effecten ontstaan soms na jaren als het verouderingsproces is ingetreden.

• Ramen moeten bestand zijn tegen flink oplopende temperaturen (800 Celsius is niet ongebruikelijk). Bij temperatuurstijgingen mogen geen vervormingen of extreme spanningen in het glas kunnen optreden.

• Minimale warmte geleiding.

• Ramen zijn aan beide zijden krasbestendig (geen folie op het glas). Kozijnen

• Afmetingen ramen afstemmen op de aanwezige moduul- en systeemmaten.

• De gebouwdilataties ook in kozijnen doorzetten.

• Kozijnen in eerste instantie van metaal (RVS of aluminium). Afwerking deuren en ramen

• Metalen kozijnen moeten voorbehandeld worden volgens het dompelsysteem (thermisch verzinken e.d.), daarna PVDF natlak systeem: grondlaag met corrosiewerend pigment (dik 10 mu), volgende laag 20 mu, toplaag dik 10 mu.

• Oplosmiddelen in verfsystemen e.d. kunnen gevaarlijk zijn voor de gezondheid tijdens onderhoud en reparatie en moeten daarom worden vermeden.

4.3.8 Binnenwandopeningen

Omschrijving Binnendeuren en ramen in binnenwanden worden net als de aansluitende binnenwanden gerekend tot de tertiaire bouwkundige structuur. Voor toepassingsmogelijkheden en specificaties van glas wordt verwezen naar paragraaf 4.6.

Ontwerpgrondslag Bouwkunde Terminalcomplex

12 juli 2012 16

Algemene eisen

• Deuren en ramen bij voorkeur uitvoeren conform bestaand, dit in verband met de eenheid in uitvoering en de stijl van de luchthaven.

• Binnendeuren zijn afsluitbaar. Sloten en cilinders moeten afgestemd worden met sleutelbeheerder(s) en de Luchthavenbrandweer. Zie hiervoor ook hoofdstuk 4.3.9, hang- en sluitwerk en de Richtlijn en Ontwerpgrondslagen van Brandveiligheid.

Binnendeuren Prestatie eisen

• Binnendeuren in brandscheidende muren dienen als branddeuren te worden uitgevoerd. De eisen aan branddeuren volgen uit het brandbeveiligingsplan en/of op aanwijzing van de brandweer. Bij brand mogen geen schadelijke stoffen vrijkomen en moet de rookontwikkeling minimaal zijn.

• De geluidsisolatie dient gelijk te zijn aan de aansluitende binnenwanden.

• De binnendeuren moeten van een materiaal gemaakt zijn dat 100% recyclebaar is.

• Hoogte conform het bouwbesluit. Technische eisen

• Vermijd dorpels.

• De afwerking van de deur moet voorzien zijn van een levensduur verlengende (beschermende) laag (kras- en stootvast).

• De deuren moeten vlak zijn (zo weinig mogelijk oneffenheden).

• Geen zichtbare of voelbare vormveranderingen ondergaan bij gebruik /gedurende de gebruiksperiode.

Glazen deuren Glazen schuifdeuren met een rol- of hangsysteem moeten bestand zijn tegen veelvuldig openen en sluiten. Voor glazen deuren gelden verder dezelfde eisen als voor binnendeuren. Ramen in binnenwanden Prestatie eisen

• De eisen aan de akoestische- en thermische isolatie van ramen in binnenwanden moeten afgeleid worden uit de functies van (aangrenzende) ruimten.

• Redelijkerwijs rekening houden met wijzigingen in gebruik van (aangrenzende) ruimten.

• Reinigen vindt nagenoeg dagelijks plaats. Ramen en kozijnen zijn reinigbaar met eenvoudige huishoudelijke reinigingsmiddelen en water.

• De afwerking en/of behandeling van kozijnen mag in de loop van de tijd niet (plaatselijk) verkleuren.

• Afwerking en behandeling van metalen binnenpuien/ kozijnen baseren op het uitgangspunt dat, i.v.m. glasbewassing, corrosievorming gedurende de levensduur niet mag optreden.

• De beglazing zoveel mogelijk aanpassen op de bestaande situatie. De kwaliteit van het glas is minimaal conform bestaand of beter.

• Door zorgvuldige detaillering vermijden dat ongewenste spanningen in glaspartijen kunnen optreden. De plaatsingsvoorschriften van de fabrikant zijn bindend.

Technische eisen

• Kozijnen passagiers-/en publieksgebieden toepassen in metaal (RVS of aluminium).

• Afhankelijk van de situatie (zijn er al houten kozijnen in de omtrek) kan onder de volgende voorwaarden gekozen worden voor toepassen van houten kozijnen: - Hardhouten kozijnen met schilderwerk van goede kwaliteit (bestendig tegen veel vocht),

kitwerk van goede kwaliteit.

• Overige gebieden kunnen worden toegepast in staal of hout indien kozijn correct is afgewerkt (deugdelijk kit- en schilderwerk).

• Alleen hout met FSC-keurmerk toepassen.

• De maatvoering van kozijnen afstemmen op de moduul- en systeemmaten van het bouwdeel.

• Glas, kozijn en geveldelen moeten zoveel mogelijk in één vlak te liggen om vuilophoping te vermijden

• Ramen zijn aan beide zijden krasbestendig (geen folie op het glas).

• Ramen mogen geen stof aantrekken.

Ontwerpgrondslag Bouwkunde Terminalcomplex

12 juli 2012 17

4.3.9 Hang- en sluitwerk

Algemene eisen

• Sloten met toegangsbeheer op Security doorgangen: zie Security eisen over Toegangsbeheer.

• Profiel- en knopcilinders in diverse technische ruimten worden door de Luchthaven verstrekt. Overige cilinders, welke niet nader worden omschreven als geleverd door de Luchthaven, dienen geleverd te worden met drie sleutels.

Prestatie eisen

• Duurzaamheid en uniformiteit bepalen sterk de keuze van hang- en sluitwerk in de Terminal. Daarom worden bepaalde merken en types dwingend voorgeschreven.

Technische eisen

• Bij dubbele deuren een deurnaald toepassen. De vaste deur voorzien van een basculesluiting (spanjolet) en paniekontsluiting.

• Deurdrangers: - Dubbele deuren: drangers automatisch met sluitvolgorde, inclusief tweezijdig een

bewegingssensor (zie hiervoor Ontwerpgrondslagen Operationele Bedrijfsmiddelen). - Enkele deuren, indien voorzien van drangers: drangers met glijarm, merk Dorma.

Houten deuren en/of ramen

• De deuren en ramen voorzien van: - Voldoende scharnieren, merk Zierleyn - 2-D instelbaar of waar nader omschreven, in bijvoorbeeld toiletten, voorzien van paumelles,

merk P+E.

• Sloten uitvoeren in Lips.

• Beslag uitvoeren in P+E (verschillende typen) met: - RVS sluitplaat - RVS deurkrukken - RVS deurschilden in diverse uitvoeringen - RVS deurschilden met vaste knop

Stalen deuren

• Deuren voorzien van voldoende scharnieren.

• Overig hang- en sluitwerk als bij houten deuren omschreven. Stalen deur, beglaasd

• Deur voorzien van aanlas paumelles, met smeernippel.

• Slot uitvoeren met smal slot, inclusief RVS sluitplaat.

• Leveren glasbeschermers, 2-zijdig.

• Voorzien van RVS deurkrukken, cilinders en cilinderrozetten.

• Op plaatsen waar de deurkrukken de muren raken, deurstoppers aanbrengen ter hoogte van de deurkruk. Indien dit niet mogelijk is een deurstop op de vloer monteren, zover mogelijk vanaf het scharnierpunt.

Glazen deuren

• Bij dubbele deuren de spanjoletten niet toepassen, maar een voorziening maken aan de onderzijde en bovenzijde voor aparte vergrendeling.

• Op plaatsen waar de deurkrukken de muren raken, deurstoppers aanbrengen ter hoogte van de deurkruk.

4.3.10 Binnenplafonds

Omschrijving Een binnenplafond heeft meerdere functies:

• Esthetisch afwerken van de onderkant verdiepingsvloer.

• Het creëren van een vrije ruimte voor diverse gebouwvoorzieningen, voornamelijk kanalen, leidingen en bekabeling.

• Bevestigen van diverse gebouwvoorzieningen: verlichting, sprinklers, brandmelders, bebording etc.

Ontwerpgrondslag Bouwkunde Terminalcomplex

12 juli 2012 18

• Daarnaast dient het plafond tevens als akoestische isolatie. Algemene eisen

• Binnenplafonds bij voorkeur uitvoeren conform bestaand, dit in verband met de eenheid in uitvoering en de stijl van de Luchthaven.

• Boven rooster- en lamellenplafonds bevinden zich dikwijls zwart geschilderde/ gespoten leidingen, installaties en akoestische plafonds. Na uitbreiding van of wijzigingen aan die elementen deze opnieuw zwart schilderen/ spuiten voor uniforme uitstraling.

Prestatie eisen

• Visueel gezien moet er eenheid met de plafonds in de omgeving zijn (visueel rustgevend).

• Het plafond mag geen schitteringen veroorzaken.

• Het plafond moet worden opgebouwd uit eenvoudige vormen. De maatvoering afstemmen op de aanwezige moduul- en systeemmaten.

• Het plafond is licht van gewicht, de dikte is zo gering mogelijk.

• Uitneembaar voor onderhoud aan installaties en daardoor snel vervangbaar.

• Eenvoudig reinigbaar. De afwerking mag geen stof aantrekken (anti statisch).

• Plafonds dienen kleurecht en UV bestendig te zijn.

• Uitgebreide garantie van minimaal 10 jaar op materiaal, samenstelling, opbouw en gebruikskwaliteit.

• De levensduur van het plafond is 20 jaar (afwerking, ophang- en draagconstructie). Technische eisen

• Lamellen zoveel mogelijk dwars op de looprichting.

• Draagconstructie van staal of aluminium.

• Ophangconstructie van staal (elektrolytisch verzinken).

• Elektrolytische corrosie vermijden door op het contactvlak van twee verschillende metalen kunststof scheidingsmateriaal aan te brengen.

• Alleen onderhoudsvrije oppervlaktebehandeling op de plafonds toepassen.

• Condensvorming tussen plafond en dak mag zich niet voordoen. De kans hierop is groter bij een plafond onder een koud dak dan bij een warm dak.

• Indien specifieke akoestische eisen worden gesteld, absorptievermogen verhogen met minerale wol dekens. Alleen gesealde uitvoeringen zijn toegestaan.

• Snelspanners voor montage van binnen- en buitenplafonds zijn niet toegestaan.

• Niet storend voor draadloze datasystemen (GSM telefonie e.d.)

4.3.11 Buitenplafonds

Omschrijving Bijna alle buitenplafonds zijn sober en doelmatig. Bijzonder kenmerk is dat ze bestand moeten zijn tegen alle weersomstandigheden. Algemene eisen

• Het buitenplafond kan een bijdrage leveren aan de akoestische en thermische isolatie van de binnenruimte. De opbouw en dikte van het plafond hier dan op afstemmen.

Prestatie eisen

• De buitenplafonds dienen bij voorkeur uitgevoerd te worden conform de laatste renovaties van buitenplafonds, dit in verband met de eenheid in uitvoering en de stijl van de Luchthaven.

• Plafondplaten en het ophangsysteem zijn voldoende sterk en vormvast. In geval van lokale schade (bijvoorbeeld een aanrijding) blijft de schade tot die locatie beperkt (geen voortschrijdende schade) .

• Plafonds stormvast uitvoeren (t/m windkracht 10). Ook bij schade aan een aantal platen moeten de overige plafondplaten blijven hangen.

• Het buitenplafond biedt voldoende houvast om voorzieningen zoals lampen e.d. aan te kunnen brengen.

• Eenvoudig te repareren in geval van schade.

• Het plafond mag geen vocht opnemen en onderdelen mogen niet gaan rotten.

• De plafondplaten geven geen stof of materiaaldeeltjes af.

• Langdurig bestand in een industriële omgeving.

Ontwerpgrondslag Bouwkunde Terminalcomplex

12 juli 2012 19

• Plafondplaten zijn kleurecht en UV bestendig.

• Bevestigingsmiddelen dienen corrosievrij te blijven.

• De technische levensduur bedraagt 30 jaar. Technische eisen

Buitenplafond aan voorrijweg (landzijde)

• Schiphol heeft uitgebreide ervaringen met buitenplafonds op het gebied van betrouwbaarheid en duurzaamheid. Op basis van deze ervaringen is een standaard buitenplafond aan de voorrijweg van Schiphol samengesteld. Bij nieuwbouwprojecten of omvangrijke renovaties op deze locatie dit standaard plafond hanteren. Afwijkingen op deze standaard altijd in overleg met A/TRE. De standaard opbouw bestaat uit: Aluminium lamellenplafond, moduulmaat 150 mm., fabr NE Benelux type AF134 o.g., stormvast (t/m windkracht 10) bevestigd, bestaande uit: a. metalen plafondlamel - hoofdlamel 130 tot 135 mm breed, niet geperforeerd - aluminium rondom behandeld (kwaliteitsnorm ECCA) - kleur wit, RAL 9010 b. tussen de lamellen een aluminium voegprofiel - kleur antraciet, RAL 9011, - voegprofielbreedte max. 25 mm. - onderzijde gelijk met hoofdlamel Overig

• Plafondplaten borgen op een houten regelwerk levert tot op heden de beste resultaten. Afwijkingen op dit principe altijd afstemmen met TRE.

• Platen bevestigen d.m.v. parkers met lenskop en ring. Draadnagels en/of nieten zijn niet toegestaan.

• Platen kunnen bewerkt worden d.m.v. zagen, boren, etc.

• Platen kunnen (achteraf) geschilderd worden.

• Uit gewichtsoverwegingen geen grotere platen toepassen dan: - Breedte: tussen de 600 en 800 mm - Lengte: 1.000 mm of korter - Maximale dikte: 100 mm

• Aantal bevestigingsmiddelen (bevestigingspunten) d.m.v. een constructie detailberekening vaststellen. Minimaal 4 bevestigingspunten per plaat.

4.3.12 Banklining

Banklining bestaat uit de volgende onderdelen: a) Permanente hekwerken b) Semi-permanente hekwerken c) Tijdelijke hekwerken d) Tensa Barriers A/TRE/G&B is verantwoordelijk voor het beheer en onderhoud van de Permanente en Semi-permanente hekwerken en Tensa Barriers. Deze paragraaf behandelt de eisen die daaraan worden gesteld. Tijdelijke hekwerken, bestaande uit een staander met een ronde voet die los op de vloer geplaatst kan worden, vallen onder verantwoordelijkheid van PS, daarvoor worden hier geen nadere eisen omschreven. Algemene eisen permanente en semi-permanente hekwerken

• Hekwerken dienen vervaardigd te worden van RVS (RoestVastStaal), AISI 304, 320 korrel of hoger en radiaal geslepen.

• De locatie van de hekwerken in een gebied mag nooit een belemmering zijn voor het veilig vluchten van personen conform brandbeveiligingsconcept voor dat gebied.

• Hekwerken mogen geen nadelige invloed hebben op de passagiersstromen.

• Hekwerken mogen geen scherpe randen/hoeken en uitsteeksels bevatten waaraan de passagiers en/of medewerkers zich kunnen verwonden.

Ontwerpgrondslag Bouwkunde Terminalcomplex

12 juli 2012 20

Permanente hekwerken met Tensa Barrier Semi-permanente hekwerk met schroefhuls

Eisen Permanente hekwerken

• Permanente hekwerken bestaan uit staanders, al dan niet met daaraan vast gelaste liggers, die permanent in de ondervloer bevestigd zijn.

• Permanente hekwerken kunnen in combinatie met semi-permanente banklining geplaatst worden.

• Permanente hekwerken mogen maximaal tussen de 8 en 10 meter lang zijn.

• In verband met stabiliteit dient het hekwerk met een maximale overspanning van 2100 mm door middel van een staander aan de ondervloer bevestigd te worden.

• Plaatsing van de permanente hekwerken dient vooraf goedkeuring te hebben van architect en constructeur.

Eisen Semi-Permanente hekwerken

• Semi permanente hekwerken bestaan uit staanders die door middel van een schroefdraad en schroefhuls aan de ondervloer bevestigd zitten, waardoor men enigszins flexibel met deze hekwerken om kan gaan.

• De bevestiging van de schroefhuls in de ondervloer dient per locatie proefondervindelijk te worden vastgesteld.

• De schroefhuls dient in de vaste ondergrond bevestigd te worden, zodanig dat deze geen obstructie vormt voor de passagier (volledig verzonken in de vloer).

• De schroefhuls dient water en vuildicht afgesloten te kunnen worden.

• Schroefhuis in het hart van de tegel aanbrengen.

• De tegelranden mogen bij het boren van de sparing voor de schroefhuls niet versplinteren. Indien er toch schade wordt toegebracht aan de (tegel-)vloer en/of omliggende voeg dient dit direct te worden hersteld.

• De aansluiting (tegel-)vloer met de schroefhuls dient water en vuildicht te zijn afgewerkt.

• Plaatsing van de semi-permanente hekwerken dient vooraf goedkeuring te hebben van architect en constructeur.

Tensa-barrier

• Tensa Barriers zijn de linten die door middel van een magneetelement aan permanente en semi-permanente hekwerken of aan andere inrichtingselementen bevestigd zijn.

• Enkel een sluiting met magneetelement is toegestaan. Een systeem waarbij men delen over elkaar schuift om de sluitingen te verwezenlijken zijn niet toegestaan.

• De maximale druk waarmee het lint moet loskomen is 80 N.

• De Tensa-barrier dient dusdanig bevestigd (uitgevoerd) te worden dat deze 360º draaibaar is.

• De Tensa-barrier dient rondom voorzien te worden van 3 metalen strips, die dienst doen als aanlandplaats voor de magneetsluiting.

• Het hart van het lint van de Tensa-barrier zich op een hoogte van 860 mm t.o.v. bovenkant afgewerkte vloer te bevinden.

• De lengte van het lint in de Tensa-barrier mag maximaal 2.40 meter zijn. Langer wordt niet toegestaan omdat een langer lint niet snel genoeg kan oprollen en zo een obstructie kan vormen voor passagiers en personeel.

• Het lint moet een standaard breedte hebben van 50 mm.

Ontwerpgrondslag Bouwkunde Terminalcomplex

12 juli 2012 21

4.4 Brandwerende coatings

Uit het oogpunt van brandveiligheid gelden er specifieke eisen voor de sterkte van een bouwconstructie. Om te voorkomen dat de vluchtmogelijkheden in een gebouw ten gevolge van brand onbruikbaar worden en/of een gebouw vroegtijdig en voortschrijdend instort, gelden er voorschriften met betrekking tot de brandwerendheid op bezwijken van de hoofddraagconstructie. Deze voorschriften zijn gericht op een veilige en tijdige ontvluchting door gebruikers, het veilig kunnen optreden van brandweerpersoneel in een gebouw, alsmede op de gevaren t.g.v. instorting van een gebouw voor de omringende bebouwing en de omstanders. Een hoofddraagconstructie binnen het Terminalcomplex dient een minimum brandwerendheid op bezwijken te bezitten van 60 minuten. Deze minimum eis mag niet installatietechnisch (gebruik sprinklers) tot stand komen1.

Een betonconstructie is veelal in staat om zelf de bescherming tegen brand te leveren. De te nemen maatregelen zijn vaak beperkt tot een juiste detaillering van de betonconstructie en de hierin opgenomen wapening. Een onbeschermde staalconstructie verliest zijn sterkte onder invloed van brand. Een staalconstructie kan aanvullend beschermd worden tegen brand door: a) deze te bekleden of b) te voorzien van een pleisterlaag of coating. Ad a: Brandwerende bekledingen (“omkastingen”) komen vaak voor in het Terminalcomplex. Er zijn voldoende geschikte plaatmaterialen in de markt te verkrijgen die, mits onder de juiste condities en vakkundig aangebracht, goed voldoen. Ad b: Indien aan de staalconstructie esthetische eisen worden gesteld (zichtwerk) en/of indien bekleding vanwege het te verwachten gebruik van het bedrijfsmiddel te kwetsbaar is, zijn brandwerende pleisters of coatings een goed alternatief. In de bijlage zijn de toepassingsgebieden van brandwerende pleisters en coatings te zien in de vorm van een keuzematrix. De kenmerken in deze matrix zijn op hoofdlijnen weergegeven. De keuze voor een brandwerende coating of pleister dient altijd in overleg met A/TRE genomen te worden. Niet in de matrix genoemde producten zijn niet toegestaan. Nieuwe producten en/of productgroepen dienen eerst ter toetsing voorgelegd te worden aan A/TRE.

1) Uit Ontwerprichtlijn Brandbeveiliging Terminalcomplex. Zie voor volledige tekst en alle bepalingen

deze Ontwerprichtlijn.

4.5 LCC en RCM-benadering keuze materialen en producten

De keuze voor het toepassen van de belangrijkste bouwkundige objecten dient te geschieden op basis van de zogenaamde “Life Cycle Analysis (LCC)” en “Reliability Centered Maintenance (RCM)”. Life Cycle Analysis (LCC) Bij LCC zijn de totale levenscycluskosten per object opgebouwd uit de volgende elementen, resulterend in een kengetal gemiddelde kosten per jaar voor de gehele levensduur:

1) Afschrijvingskosten per jaar (= stichtingskosten / levensduur) 2) Instandhoudingskosten per jaar: (onderhoud, schoonmaak en inclusief meerjaarlijkse kosten

zoals groot onderhoud / revisie) 3) Overige directe kosten tijdens de levensduur

Ontwerpgrondslag Bouwkunde Terminalcomplex

12 juli 2012 22

Ad 1): Voor de levensduur en afschrijvingstermijn van bouwkundige objecten in het Terminalcomplex dient onderstaande tabel te worden gehanteerd.

Subcategorie/ component

Standaard afschrijvingstermijn

in jaren * en **

Voorbeelden van objecten in deze

categorie

Asset-owner

Primaire/ secundaire bouwkundige

hoofdstructuur terminal en pieren

40 Constructie / afbouw

(vloerconstructie, steunwanden)

A/ASM/TRE

Tertiaire bouwkundige

hoofdstructuur terminal en pieren

15 Afwerking (dakbedekking,

tapijt, linoleum, behang betimmering etc.)

A/ASM/TRE

Infrastructurele aanpassingen

passagiers Lounges 10

A/ASM/TRE

Infrastructurele aanpassingen Security

filters 10

A/ASM/TRE

Busstations 20 A/ASM/TRE

Parkeergarages 40

Overigen Diversen

*) Voor elke nieuwe investering moet opnieuw worden vastgesteld welke gebruiksduur passend is. De standaardtermijn is daarbij richtinggevend, niet verplicht. **) Binnen het Stationsgebouwcomplex kunnen (uitbreidings-) investeringen een van de standaard afwijkende kortere levensduur hebben. Dit dient tijdens het project PvE te worden bepaald. Ad 2 en 3): Voor een reële inschatting van de instandhoudingskosten en overige directe kosten tijdens de levensduur dient contact opgenomen te worden met de controller van Terminal Real Estate. Reliability Centered Maintenance (RCM) Bij RCM worden alternatieve oplossingen onderling vergeleken op grond van mogelijke risico’s gedurende de levensduur. Deze risico’s worden beoordeeld op kans dat ze zich voordoen en schade die er door veroorzaakt wordt gedurende de totale gebruiksperiode. De te beschouwen risico-parameters zijn: 1. Financieel: kosten aan het bouwdeel zelf en aan de onderliggende constructie om de

operationele beschikbaarheid te waarborgen. Ook de meerkosten bij suboptimale bedrijfsvoering worden hierbij meegenomen;

2. Operationele bedrijfszekerheid en beschikbaarheid: het gebruik (functionaliteit) van het gebouw of gebouwdeel;

3. Veiligheid: het totaal aan maatregelen wat nodig is om ongewenst gedrag c.q. ongewenste situaties te voorkomen en/of daarop doeltreffend te kunnen reageren.

4. Welzijn: het risico op lichamelijk letsel van passanten, bezoekers en/of medewerkers; 5. Kwaliteit: klachten over de geleverde bouwkundige kwaliteit; 6. Milieu: milieukwaliteit met als deelaspecten: duurzaamheid, energiebeheer en levensduur. 7. Personeel: verblijfskwaliteit waarbij met als deelaspecten: de binnenlucht kwaliteit, de hygiëne,

de arbeidsomstandigheden. 8. Imago (beleving): de esthetica, het aanzien, het beleven van de ruimten; 9. Juridisch: aansprakelijkheden die als gevolg van gebreken gesteld kunnen worden alsmede in

wet- en regelgeving vastgelegde verplichtingen.

Ontwerpgrondslag Bouwkunde Terminalcomplex

12 juli 2012 23

Hoe zwaarte risico’s wegen is afhankelijk van het functionele gebied in de Terminal. Op dit moment wordt een onderscheid gemaakt in:

• Passagiersgebied

• Kantoor/beambtengebied

• Bagage- en transportgebied

• Casco verhuurde gebieden en

• Overige gebieden Nadere informatie over deze berekening is op te vragen bij de Technisch beheerders van Terminal A/TRE/G&B Rente en inflatie De te hanteren rentepercentages (rente = WACC (Weighted Average Cost of Capital)) en de inflatie energiekosten kunnen per jaar verschillen en zijn daarom niet standaard op te nemen. Voor de te hanteren waarden geldt:

• Rente: betreffende WACC op te vragen bij de controller van Terminal Real Estate.

• Inflatie energiekosten: op te vragen bij de controller van Utility Services. Certificaten Van materialen en producten moeten altijd certificaten en/of kwaliteitsverklaringen aanwezig zijn en overlegd worden. Het is niet toegestaan een bouwproduct te verwerken dat geen CE-markering heeft als bedoeld in de CE Richtlijnen voor bouwproducten, tenzij in een kwaliteitsverklaring een (algemeen aanvaard) gelijkwaardigheidbeginsel is vastgelegd. Hout alleen met FSC-keurmerk toepassen. Naast bouwkundige eisen aan materialen en producten zijn ook de brandveiligheidseisen en eisen met betrekking tot schoonmaak en onderhoud van belang (zie hiervoor de specifieke ontwerpgrondslagen genoemd onder “Inleiding”).

4.6 Beglazing

Glastoepassingen zijn globaal onder te verdelen in:

a) Veiligheidsbeglazing in gebouwen b) In- en/of uitbraakvertragend glas c) Kogelwerend glas

Ad a): Wanneer glas in het Terminalcomplex wordt toegepast, dient uit te worden gegaan van

veiligheidsglas. De NEN 3569 (Veiligheidsbeglazing in Gebouwen) geeft de algemene eisen weer voor het toepassen van veiligheidsbeglazing in gebouwen, zowel binnen als buiten, ter voorkoming

van lichamelijk letsel bij ongevallen. De norm is van toepassing op beglazing met:

• Gehard glas (thermisch voorgespannen)

• Gelaagd veiligheidsglas

• Draadglas

• Kunststof

Algemeen geldt dat wanneer de onderzijde van het glas(paneel) zich tussen de 0 en 85 cm vanaf de vloer bevindt, dit gehard of gelaagd veiligheidsglas moet zijn.

Schiphol stelt extra eisen met betrekking tot de toepasbaarheid van veiligheidsglas in het terminalcomplex. In onderstaande tabel staan de eisen weergegeven.

Ontwerpgrondslag Bouwkunde Terminalcomplex

12 juli 2012 24

Ad b): In- en/of uitbraakvertragend glas. Weerstand tegen manuele aanval: inbraakvertragende

beglazing conform NEN EN 356. Ad c): M.b.t. kogelwering: Weerstand tegen gewapende aanval: kogelwerende beglazing cf. NEN

EN 1063. Glasaanduiding Daar waar bij binnenwanden en binnenwandopeningen kans bestaat dat personen tegen het glas aanlopen met mogelijk persoonlijk letsel tot gevolg, de wand of opening (deur) voorzien van gele stippen. Glazen rookschermen die aan het plafond hangen alleen met gele stippen uitrusten als de onderkant lager hangt dan 2300 mm. Levering van de gele stippen door de opdrachtgever, montage in nauw overleg met de opdrachtgever. Bewerken van glas Het aanbrengen van folie op ramen is enkel en alleen toegestaan ten behoeve van media- of reclame-uitingen. Voor het verkrijgen van de gewenste thermische eigenschappen (klimaatregulerend) of voor het blinderen van ramen (privacyfolie), is het toepassen van folie niet toegestaan. Voor deze doeleinden dient met het glas te etsen of te coaten.

4.7 Inrichting en afwerkingsniveaus

Ruimtenummering Elke nieuwe ruimte in het Terminalcomplex dient te worden voorzien van een ruimtenummerbord. Ruimtenummers worden vastgesteld door TRE. Ruimtenummerbordjes worden vanwege uniformiteit door het project via 4D-solutions geleverd en aangebracht. Kolomnummering Elke nieuwe kolom in het Terminalcomplex dient te worden voorzien van een kolomnummerbordje. Kolomnummerbordjes worden vanwege uniformiteit door het project via 4D-solutions geleverd en aangebracht. Afwerkingsniveaus Techniekruimten E-installaties (laagspanningsruimtes, SER ruimten, computerruimten e.d.: Voor de afwerkingsniveaus en specifiek bouwkundige eisen voor techniekruimtes E-installaties (laagspanningsruimtes, NSA-ruimtes en ruimtes met onderverdeelinrichtingen) en W-installaties (koelmachines, luchtbehandeling, WKK’s etc.) wordt verwezen naar hoofdstuk 8 van de vigerende “Ontwerpgrondslag Elektrotechnische Installaties Terminalcomplex”.

Bagageruimten: vloer: monoliet, vloeistofdichte betonvloer, niet stuiven, effen, lichte kleur, (stroefheid

R9). wanden: metselwerk, in werk gestort beton, prefab beton, niet stuiven, glad, lichte kleur plafond: open plafond, niet stuiven, effen, lichte kleur

Veiligheidsbeglazing in Terminalcomplex Schiphol

Vaste wanden/

puien Deuren/ draaiende delen

zonder

schoen/frame/kozijn met

schoen/frame/kozijn

Publieks- en passagiersgebieden gelaagd glas gehard & gelaagd glas gelaagd glas

Niet publieks- en passagiersgebieden (kantoren, etc.)

gelaagd glas of

gehard glas gehard glas

gelaagd glas of gehard glas

Ontwerpgrondslag Bouwkunde Terminalcomplex

12 juli 2012 25

Toiletten: vloer: cement gebonden dekvloer, keramische tegels, vloeistofdicht. wanden: metselwerk met keramische tegels in combinatie met sanitaire cabines plafond: metalen paneel plafond Kantoren: vloer: cement gebonden dekvloer

wanden: systeemwanden, modulair systeem, eenvoudig te onderhouden, zo min mogelijk installaties in de tussenwanden, wanden voorzien van schilderijlijsten, 17 mm cilinders

plafond: systeemplafond, modulair systeem, eenvoudig uitneembaar. Werkplaatsen: vloer: monoliet, vloeistofdichte betonvloer D75. wanden: schoon metselwerk plafond: geen afwerking

Opslagruimten: vloer: cement gebonden dekvloer, coating, vloeistofdicht wanden: schoon metselwerk plafond: geen afwerking

Ontwerpgrondslag Bouwkunde Terminalcomplex

12 juli 2012 26

5 Constructie

5.1 Technisch beheer

Beheer van de beton- en staalconstructies van de Terminal gaat altijd in nauw overleg met de (huis)adviseurs op het gebied van constructietechniek, de hoofdconstructeur. Dit zijn de constructeurs ABT, DHV en Royal Haskoning. Het technisch beheer van de constructie is gericht op: 1. Het vastleggen van de actuele vorm en dimensies van de constructie, inclusief de in

betonconstructies aanwezige wapening. 2. Toelaatbare belastingen. Per verdieping en bouwdeel dienen de toelaatbare (veranderlijke)

belastingen op de vloeren te worden vastgesteld. 3. Vastleggen van alle sparingen in de constructie. Met deze informatie is het mogelijk te

beoordelen of er nieuwe sparingen aangebracht kunnen worden. 4. Beperkingen voor het gebruik van vloer- en draagconstructies. Voorbeelden van beperkingen

zijn:

• Zones in vloeren, balken en/of kolommen waarin niet geboord mag worden;

• De toelaatbare waarde van lokaal optredende, geconcentreerde vloerbelastingen (uit geldkluizen, transport roltrappen e.d.)

5. Duurzaamheid en levensduur van de constructie. Bij nieuwbouw en/of renovatie dient beoordeeld te worden of de constructies van bestaande bouwdelen nog voldoende sterk en duurzaam zijn om de gewenste functies te kunnen vervullen.

Onder constructie vallen de (hoofd)draagconstructies, bestaande uit (paal)funderingen, kolommen, dragende wanden en balken en de bijbehorende vloerconstructies. Veruit de meeste constructies zijn van beton of staal. Dragende metselwerkconstructies en -houtconstructies komen nagenoeg niet voor, uitzonderingen voor secundaire draagconstructies daargelaten (o.a. metselwerk stroken onder vloeren). Indien er een aanpassing, uitbreiding en/of sloop plaatsvindt aan de constructie dan dient de hoofdconstructeur daarvan altijd in kennis te worden gesteld. Indien de hoofdconstructeur niet is toegevoegd aan het projectteam dan verlopen de contacten via TRE/G&B. De Terminal is opgedeeld in drie gebieden met elk een eigen hoofdconstructeur. Zie hoofdstuk 6 voor deze indeling.

5.2 Funderingen

Bij het toepassen van funderingen dient rekening gehouden te worden met de volgende eisen en randvoorwaarden:

• Onder het Terminalcomplex (locatie: Plaza naar E-F gebied) loopt een spoortunnel van de NS op een diepte van enkele meters onder het maaiveld. De sterkte en stabiliteit van deze spoortunnel moeten altijd gewaarborgd zijn.

• De mogelijkheid bestaat dat er vanuit WO-II nog bommen op bepaalde locaties in de ondergrond van het luchthaventerrein aanwezig zijn. In veel gevallen kan gebruik gemaakt worden van reeds uitgevoerde bomonderzoeken. Maatregelen voor het toepassen van typen funderingspalen of uitvoeringsbeperkingen staan in de betreffende rapporten beschreven.

• Bij sonderingen, damwanden, paalfunderingen, kelderbakken e.d. moet toestemming van het Waterschap Haarlemmermeer verkregen worden i.v.m. de doorbreking van de scheiding (circa 0.5m dikke veenlaag) tussen twee watervoerende zandlagen. Deze vergunning heet een keurontheffing.

• Schroefpalen, boorpalen, e.d. toepassen indien trillingen en geluid als gevolg van traditioneel heien hinderlijk zijn of het risico op schade aan bestaande bouwdelen verhogen. De beoordeling of heiwerkzaamheden overlast of schade kunnen veroorzaken is afhankelijk van de aard en locatie van het project.

• Het heien van damwanden is in verband met geluid- en trillingoverlast niet toegestaan. (Hoogfrequent) trillen is een gangbare uitvoeringsmethode. In bijzondere gevallen kan ‘silent piling’, het geluid- en trillingsarm drukken van stalen damwanden overwogen worden.

• Omdat de Terminal veel gebruikers kent en vaak 24 uur per dag in gebruik is dient geluid- en trillingsoverlast tot een minimum beperkt te worden. Een en ander moet binnen het project

Ontwerpgrondslag Bouwkunde Terminalcomplex

12 juli 2012 27

afgestemd worden met ‘omwonende gebruikers’. Resultaten van deze afstemming melden in het WOT, Werken Overleg Terminal (operationeel overleg).

• Eenmaal geplaatste palen die de veenlaag doorboren mogen niet getrokken worden in verband met de verstoring van de scheiding tussen twee watervoerende lagen.

• De gevolgen van heien van palen en damwanden, instellen van bemalingen en leegpompen van bouwkuipen op aangrenzende bouwdelen en funderingsconstructies moet binnen het project onderzocht worden. Zonder uitdrukkelijke toestemming van TRE/G&B mag niet gestart worden met genoemde werkzaamheden.

Aandachtspunten bij het maken van funderingen:

• Overal onder en in de omgeving van de Terminal liggen kabels en leidingen.

• Indien grond afgevoerd gaat worden is hiervoor een vergunning nodig.

• Indien t.g.v. een bronbemaling of open bemaling grondwater weggepompt, geloosd en/of geïnfiltreerd moet worden, moeten hiervoor vergunningen worden aangevraagd. Hierbij dient rekening gehouden te worden met eventuele gevolgen voor de belendende percelen.

• Onderhoud aan paalfunderingen is moeilijk vandaar dat altijd voor (duurzaam) beton wordt gekozen. Stalen palen komen slechts in bijzondere gevallen in aanmerking, houten palen zijn niet toegestaan.

5.3 Kruipruimten

Voor kruipruimten onder de begane grond vloer gelden de volgende eisen:

• Een kruipruimte moet minimaal 700 mm vrije hoogte hebben (ARBO uitgangspunt), indien de kans op betreding minimaal is.

• Een kruipruimte die regelmatig betreden gaat worden, bijvoorbeeld in verband met inspectie en onderhoud van aanwezige installaties en systemen, dient een minimale vrije hoogte van 1.400 mm te hebben. Ook dient er dan verlichting op basis van zwakstroom in de kruipruimte te worden aangebracht.

• De vloer van de kruipruimte bestaat uit minimaal 50 mm beton (werkvloer).

• Onder normale gebruiksomstandigheden moet een kruipruimte een (nagenoeg) droge ruimte zijn.

• Rekening houden met het voorkomen van knaagdieren.

• Indien er wapening in de vloer van de kruipruimte wordt gebruikt moet deze geaard worden om verstoring van bovengrondse (computer)apparatuur te vermijden.

• Om de kruipruimte te bereiken moeten gasgeveerde toegangsluiken in de vloer worden aangebracht. De afmetingen van deze kruipluiken zijn minimaal 600 x 600 mm2. Ieder deel van de kruipruimte is bereikbaar door voldoende kruipluiken aan te brengen.

• Indien de kruipruimte installaties of onderdelen van installaties bevat dan zijn de afmetingen van de toegangsluiken en de posities afhankelijk van de door de Installatie Verantwoordelijke van A/TRE te stellen eisen in verband met veiligheid, onderhoud en uitwisselbaarheid van onderdelen.

• Bij de pieren de kruipruimte en/of stroken met kabels en leidingen in de middenstramienen aanbrengen.

5.4 Vloerconstructies

In verband met uitbreidingen in de toekomst gelden de volgende eisen aan de constructievloer:

• Om belastingen goed te kunnen spreiden moeten betonnen systeemvloeren altijd worden voorzien van een constructieve druklaag. De druklaag is over het hele oppervlak voorzien van wapening.

• De toelaatbare veranderlijke belasting op de begane grond vloer is minimaal 10,0 kN/m2, zie ook 6.3.

5.5 Boorgaten en sparingen

Er is een duidelijk verschil aanwezig in de betonconstructie tussen Terminal 1 en 2, met in het werk gestorte kolommen, balken en vloeren, en Terminal 3, met een prefab betonconstructie en nagespannen vloerconstructies (zonder aanhechting).

Ontwerpgrondslag Bouwkunde Terminalcomplex

12 juli 2012 28

Voor het vastzetten van bouwkundige onderdelen en installaties aan de constructie wordt gebruik gemaakt van ankers in boorgaten. Voor het doorvoeren van kanalen, kabels en leidingen worden sparingen in de constructie aangebracht. Voor boorgaten en sparingen gelden de volgende eisen: 1. In kolommen mag niet geboord worden. 2. In versterkte en/of verzwaarde vloervelden en/of vloerstroken mag niet geboord worden in

verband met het doorboren van de wapening. 3. In voorgespannen vloeren (voorspanning zonder aanhechtingen) mag niet geboord worden in

verband met het doorboren van de wapening. 4. Ter plaatse van versterkte kolomkoppen (“paddestoelen” en/of kolomplaten) mag niet geboord

worden in verband met het doorboren van de wapening. 5. Achteraf aanbrengen van sleufsparingen in de vloerconstructie is niet toegestaan. Eventuele

sleuven voor het verslepen van kleine leidingen opnemen in de afwerklaag. Een uitzondering vormen sleufsparingen die al in de ruwbouw meegenomen en afgewapend worden.

6. Bij nieuwbouw projecten sparingen zoveel mogelijk meenemen bij de fabricage van de staalconstructies en het storten van de betonconstructies.

7. Er mag alleen geboord worden na schriftelijke toestemming van de hoofdconstructeur. Een booraanvraag voor de bestaande constructie dient samen met een (detail)tekening ter toetsing bij de bouwdirectie of TRE/G&B te worden voorgelegd. In de aanvraag meenemen:

• Verdieping, locatie en maatvoering t.o.v. stramienen. Deze informatie bij voorkeur digitaal aanleveren op een constructietekening. Indien de hoofdconstructeur geen deel uitmaakt van het projectteam is de digitale onderlegger op te vragen via TRE/G&B.

• Aantal boringen, diameters en boordieptes.

• Reeds aanwezige sparingen in het werk inventariseren, zonodig inmeten en vastleggen op tekening. Deze zijn van belang voor de beoordeling van nieuw te boren sparingen.

Na uitvoering van de werkzaamheden deze informatie altijd terugkoppelen in verband met revisie door de hoofdconstructeur.

Eisen aan de uitvoering 8. Alle sparingen in constructies dienen nat geboord te worden. Een aanvullende eis kan zijn dat

eerst de wapening in de constructie in het werk opgezocht moet worden alvorens te starten met (nat) boren. Wapening opzoeken kan door middel van een detector, door lokaal vrijhakken van de wapening of door droog voor te boren, met als doel de exacte positie van de sparing te bepalen en de hoofdwapening te ontzien.

5.6 Verankering aanrijdbeveiligingen in gebouwen.

Op vele plaatsen bij Schiphol dienen aanrijdbeveiligingen geplaatst te worden. Door verscheidenheid van de vloer type, is het niet mogelijk een eenduidig principe detail van de vloerbevestiging t.b.v. de aanrijdbeveiliging aan te geven. In het memo in bijlage 5 staat een overzicht van de verschillende items die van belang zijn voor het bepalen van de bevestigingswijze van de aanrijdbeveiligingen binnen de Schiphol gebouwen.

Ontwerpgrondslag Bouwkunde Terminalcomplex

12 juli 2012 29

6 Informatie

6.1 Contactpersonen adviseurs

Architect & projectcoördinatie, Benthem Crouwel Naco (BCN) Benthem Crouwel (BC): Ir. J. Benthem Directeur BC jbenthem@ benthemcrouwel.nl Postbus 9201, 1006 AE Amsterdam Tel.: 020 – 642 0105 Fax.: 020 – 646 5354 NACO: ing. A. Gillebaart Projectmanager [email protected] Ir. G. van der Veer Architect bna [email protected] Ing. E. Rijper (BC, standplaats Den Haag) Bouwkundige [email protected] Postbus 93056, 2509 AB Den Haag Tel.: 070 – 344 6490 Fax.: 070 – 324 0723

6.2 Contactpersonen constructeurs

DHV - Den Haag contactpersoon Theo Simmerman 06-52056643 tel. / fax direct 070-3367406 e-mail direct [email protected] adres Waldorpstraat 13 G 2521 CA Den Haag postbusadres Postbus 93059 2509 AB Den Haag tel. / fax alg. 070 – 3143333 070 – 3262891 e-mail alg. [email protected] website www.dhv.nl/west, www.dhv.nl/bouwenindustrie

ABT - Velp contactpersoon Herman Winkels 06 - 51183654 tel. / fax direct e-mail direct [email protected] adres Arnhemsestraatweg 358 6881 NK Velp postbusadres Postbus 82 6800 AB Velp tel. / fax alg. 026 - 3683111 026 - 3683110 e-mail alg. [email protected] website www.abt-consult.nl

Ontwerpgrondslag Bouwkunde Terminalcomplex

12 juli 2012 30

Royal Haskoning - Rotterdam contactpersoon Peter de Jonge 06 - 21577980 tel. / fax direct 010 - 4433768 e-mail direct [email protected] adres George Hintzenweg 85 3068 AX Rotterdam postbusadres Postbus 8520 3009 AM Rotterdam tel. / fax alg. 010 – 4433666 e-mail alg. [email protected] website www.royalhaskoning.com

Pieters Bouwtechniek - Haarlem contactpersoon J.J. Berkhout 06 - 20499301 tel. / fax direct e-mail direct [email protected] adres Doctor Schaepmanstraat 284 2032 GS Haarlem postbusadres Postbus 4906 2003 EX Haarlem tel. / fax alg. 023 – 5431999 023 - 5316448 e-mail alg. [email protected] website www.pietersbouwtechniek.nl

6.3 Gebiedsindelingen constructeurs en toelaatbare veranderlijke vloerbelastingen

De tabel in bijlage 6 geeft een overzicht van gebouwdelen van het Terminalcomplex met oorspronkelijke constructeur en bijbehorende toelaatbare veranderlijke belastingen. Door diverse verbouwingen en de verschillende opbouwen (bv. soms gaat een dak lokaal over in een vloer zoals bij een techniekruimte op het dak) is het erg lastig om op een eenduidige wijze de belastingopgave voor een geheel vloer-/dakoppervlak op te geven in een tabel. Voorts is door middel van een tabel niet goed te omschrijven of er binnen de grote vloervelden nog aparte specifieke vloerdelen bestaan met afwijkende vloerbelastingen. Dringend advies is dan ook om bij werkzaamheden aan de constructie altijd contact op te nemen met de oorspronkelijke constructeur en de specifieke situatie voor te leggen.

Ontwerpgrondslag Bouwkunde Terminalcomplex

12 juli 2012 31

7 Bijlagen Principedetails 1. Principedetail: Montage installatieonderdelen op betondak 2. Principedetail: Montage installatieonderdelen op staaldak 3. Keuzematrix brandwerende coating 4. Verankering aanrijdbeveiliging in gebouwen 5. Gebiedsindelingen constructeurs en toelaatbare veranderlijke vloerbelastingen

Bijlage 1 – Standaard detail Montagerail op betondak

Bijlage 2 – Standaard detail Montagerail op staaldak

Bijlage 3: Keuzematrix brandwerende coating

Bijlage 4: Verankering aanrijdbeveiliging in gebouwen

Bijlage 5: Gebiedsindelingen constructeurs en toelaatbare veranderlijke belastingen