Afstudeerverslag HZ Bouwkunde Jelle Rinsema

111

Click here to load reader

Transcript of Afstudeerverslag HZ Bouwkunde Jelle Rinsema

Page 1: Afstudeerverslag HZ Bouwkunde Jelle Rinsema

tentoonSILOEINDVERSLAG AFSTUDEREN

AUTEURNaam | Jelle Rinsema

Studentnummer | 37507Semester | S8

Studiejaar | 2008/2009Opleiding | Bouwkunde (Bachelor of Built Environment)

Afstudeerrichting | Architectuur

UITGAVEVersie | Definitief

Datum | 19-05-2009

BEGELEIDERS1e begeleider | Ing. W.A.M. Audenaert arch. AvB

2e begeleider | Ir. A. Blankenstijn

Page 2: Afstudeerverslag HZ Bouwkunde Jelle Rinsema
Page 3: Afstudeerverslag HZ Bouwkunde Jelle Rinsema

VOORWOORDDe opleiding Bouwkunde aan de Hogeschool Zeeland, te Vlissingen, dient te worden afgesloten met een afstu-deerproject. Met betrekking een gekozen gebouw wordt het technisch uitgewerkt. Hiervan worden een verslag en technische tekeningen gemaakt. Voor u ligt het af-studeerverslag.

De afstudeervariant is Architectuur, waarbij een eigen ontwerp mag worden gemaakt. Er is bewust voor geko-zen om een bestaand gebouw te herbestemmen. Dit is gedaan omdat het mogelijk is dat het aantal gebouwen de behoefte overstijgt.

Het project wat uitgewerkt wordt, is een silo van een voormalig waterzuiveringsinstallatie bij Amsterdam. Heel de installatie is gesloopt, enkel deze met twee an-dere silo’s niet. De rest van het terrein wordt gebruikt voor nieuwbouw. Bestaande gebouwen worden vervan-gen door nieuwe gebouwen. Hier wijkt dit project van af aangezien een bestaand gebouw niet minder is dan een nieuw gebouw.

Verder zou ik graag iedereen die mij, direct en indirect, gesteund en/of geholpen heeft, willen bedanken.

Jelle Rinsema20-05-2009

Page 4: Afstudeerverslag HZ Bouwkunde Jelle Rinsema

SAMENVATTINGOp het Zeeburgereiland, in het IJ, nabij Amsterdam werd op 13 november 2006 begonnen met de sloop van een waterzuiveringsinstallatie. Deze moest plaats maken voor nieuwbouw woningen. Het enige wat overbleef na de sloop waren 3 silo’s en 2 gemalen.

Een van deze silo’s wordt in dit verslag behandeld. Het wordt ontwikkeld tot een tentoonstellingsruimte waar de ontwikkeling van het gebied vanaf 1957 wordt ten-toongesteld.

De oorspronkelijke vorm van het gebouw is zoveel moge-lijk behouden gebleven. Dit uit zich in weinig gevelope-ning en voornamelijk daglichttoetreding via het dak. Aan de hand van een Programma van Eisen, een stroomsche-ma en een lichtonderzoek is de beste volumedispositie bepaald. Ook zijn de esthetische en technische aspecten aan de hand van het conceptontwerp behandeld.Vervolgens is door middel van een plananalyse het pro-ject doorgelicht. Hieruit volgden enkele wijzigingen welk zijn doorgevoerd om het gebouw een hogere kwaliteit te geven.

Nadat het ontwerp definitief is gemaakt, is het techni-sche deel uitgewerkt.

De constructie van de vloeren en het dak wordt onder-zocht. Tevens worden enkele berekeningen gemaakt om de dimensionering van het speciale glazen dak te bepa-len. Dit dak is opgebouwd als een fietswiel welk hori-zontaal is opgehangen. Dit zorgt voor een zeer slank en transparant dak.

De brand- en installatietechniek wordt uiteengezet. Vooral de brandinstallatie is onconventioneel, dit komt vanwege de grote ruimtes welk in het ontwerp voorko-men.

Dit rapport bevat de keuzes en de motivaties welke het plan hebben gevormd tot wat het is geworden. Samen met de technische tekeningen en de maquette vormt dit het resultaat van het afstuderen.

Page 5: Afstudeerverslag HZ Bouwkunde Jelle Rinsema

SUMMARYOn 13th of november 2006 the demolishing of the wa-ter purifying plant on the ‘Zeeburgereiland‘, in ‘het IJ‘, near Amsterdam, started. The plant had to make way for new houses. The only thing remaining were 3 silo’s and 2 pumping stations.

One of the silo’s will be attended in this report. It will be redeveloped as a exhibition space, where the develop-ment of this area from 1957 will be displayed.

The original shape of the building is, as much as possible, maintained. This is shown in the facade, where there are very little openings. The roof is the main element in the entry of daylight in the building. Using the ‘Program of Demands‘, a flowschedule and a lightsurvey, the best disposition of the rooms have been determined. The es-thetical and the technical aspects of the concept design have also been explained.The concept design has also been checked using a spe-cial analysis. The analysis showed some inperfections in the design which have been changed to give the building a higher quality.

After the design had been completed, the technical part of the building has been computed.

The construction of the floors and the roof have been examined. Some calculations have also been made to confirm the exact dimensions of the special glassed roof. This roof is constructed as a wheel of a bicycle which is fixed horizontally. This makes the roof very slim and transparent.

The fire safety and the installations have been compu-ted. Especially the fire safety is computed differently than normal buildings, this is because of the large open spaces.

This report contains all the choices and the motivations which made the plan the way it is. This report, together with the technical drawings and a scale model forms the endresult of the graduation proces.

Page 6: Afstudeerverslag HZ Bouwkunde Jelle Rinsema

INHOUDSOPGAVE1 ACHTERGRONDEN 81.1 Voorgeschiedenis 81.2 Doelstelling 81.3 Projectomschrijving 81.4 Hoofd- en deelvragen 81.5 Leeswijzer 8

2 PROJECTGRENZEN EN RANDVOOR- WAARDEN 102.1 Projectgrenzen 102.2 Randvoorwaarden 10

3 ONTWERP 123.1 Geschiedenis 123.2 Omgeving 133.3 Gebouw 143.4 Algemene uitgangspunten 153.5 Beeldverwachting 153.5.1 Uitstraling 153.6 Lichttoetreding 153.7 (Binnen)afwerking 153.8 Referentieproject 173.9 Schetsontwerp 203.9.1 Stroomschema 203.9.2 Licht 203.9.3 Vlekkenschema’s 213.9.4 Volumedispositie 213.10 Voorlopig ontwerp 233.10.1 Gevels 233.10.2 Materialen 243.10.3 Bouwfysisch 243.10.4 Uitvoerbaarheid 243.10.5 Detaillering 243.10.6 Gebouw 243.10.7 Dak 24

4 PLANANALYSE 264.1 Afsprakenstelsel 264.1.1 Volumedispositie 264.1.2 Circulatiepatronen 274.1.3 As-werking 294.1.4 Structuur 294.1.5 Deelconclusie 294.2 Randvoorwaarden 294.2.1 Materiaalgebruik 294.2.2 Omgeving 294.2.3 Functies 294.2.4 Deelconclusie 294.3 Culturele, technologische en economische factoren 304.3.1 Culturele factoren 304.3.2 Technologische factoren 304.3.3 Economische factoren 304.3.4 Deelconclusie 30

4.4 Ligging en situatie 304.4.1 Bereikbaarheid 304.4.2 Hoofdwegen 304.4.3 Parkeren 314.4.4 Woon-werkverkeer 314.4.5 Openbaar vervoer 314.4.6 De IJtram 314.4.7 Zuidtangent Oost 314.4.8 IJmeerverbinding 314.4.9 Deelconclusie 324.5 Thematische ruimte 324.6 Ingangen 324.6.1 Deelconclusie 354.7 Historie 354.7.1 Deelconclusie 354.8 Overgangen 354.9 Objecten 354.9.1 Deelconclusie 354.10 Gevels 354.10.1 Deelconclusie 354.11 Functie 354.12 Licht 364.13 Route 364.13.1 Deelconclusie 364.14 Sculptuur 364.14.1 Deelconclusie 364.15 Eindconclusie 36

5 BOUWKUNDIGE INDELING 385.1 Conclusies uit plananalyse 385.1.1 Voordelen entree 385.1.2 Nadelen entree 385.1.3 Voordelen routing 385.1.4 Nadelen routing 385.1.5 Voordelen (spui)ventilatie 385.1.6 Nadelen (spui)ventilatie 395.1.7 Voordelen ritmiek gevel 395.1.8 Nadelen ritmiek gevel 395.1.9 Keuzes 395.2 Ontwerp aanpassen 395.2.1 Volumedispositie 395.2.2 Routing 405.3 Materialisatie afwerkingen 405.4 Maatsystematiek 415.5 Prijsvraag 425.6 Afbeeldingen 44

6 DRAAGCONSTRUCTIE 466.1 Algemeen 466.2 Structuur 466.3 Fundering 466.4 Kelder & damwanden 466.5 Vloeren 476.6 Wanden 476.7 Dak 48

Page 7: Afstudeerverslag HZ Bouwkunde Jelle Rinsema

6.7.1 Belastingen 496.7.2 Drukspanning in randbalk 506.7.3 Ontwerpformule 506.7.4 Toetsing van de doorsnede 506.7.5 Toetsing van de stabiliteit 516.7.6 Kolommen t.b.v. dak 51

7 BRANDVEILIGHEID 527.1 Omgevingsfactoren 527.1.1 Eisen m.b.t. aanrijroute 527.1.2 Eisen m.b.t. opstelplaats 527.1.3 Eisen m.b.t. aansluitpunten 527.1.4 Deelconclusie 527.2 Gebruiksfuncties 527.3 Indeling brandcompartimenten 527.4 Indeling verblijfsgebieden & vaststellen bezettingsgraad 537.5 Indeling Rookcompartimenten 537.6 Vluchtwegen 547.7 Vluchtwegverlichting 557.8 WBDBO 567.9 Draagconstructie 567.10 Gedrag van materialen 577.11 Beperking van het ontstaan van rook 587.12 Brandveiligheidsinstallaties 587.13 Voorkoming en beperking van ongevallen bij brand 597.14 Bestrijding van brand 59

8 INSTALLATIES 608.1 Eisen voor installaties 608.1.1 Ventilatie 608.1.2 Temperatuur 608.1.3 Comfort 618.2 Installatieconcept 618.2.1 Vloerverwarming 618.2.2 Betonkernactivering 628.2.3 Warmtepomp 638.2.4 Mechanische ventilatie 638.4 Consequenties 648.4.1 Betonkernactivering 648.4.2 Warmtepomp 648.4.3 Mechanische ventilatie 648.5 Liftinstallatie 648.6 Gasinstallatie 658.7 Waterinstallatie 658.8 Gevelonderhoudinstallatie 658.9 Elektrische installatie 658.10 Lichtinstallatie 658.11 Conclusie 65

9 MATERIAALKEUZE 669.1 Opbouw 669.1.1 Gevels 669.1.2 Vloeren 66

9.1.3 Dak 669.2 Toelichting 679.2.1 Gevelbekleding 679.2.2 Noodtrappenhuis 689.2.3 Trappen 689.2.4 Akoestiek 689.2.5 Glaslouvres 69

10 BOUWFYSICA 7010.1 Algemeen 7010.2 Geluid 7010.3 Rc berekeningen 7010.4 EPU berekening 7010.4.1 Eis bouwbesluit 7010.4.2 Klimatiseringssysteem 7010.4.3 Bepaling gebruiksoppervlak 7010.4.4 Energiesectoren 7010.4.5 Bepaling verliesoppervlak 7010.4.6 Infiltratie 7110.4.7 Thermische capaciteit 7110.4.8 Verwarmingssysteem 7110.4.9 Koeling 7110.4.10 Warm tapwater 7110.4.11 Ventilatie 7110.4.12 Pompen 7110.4.13 Elektrische installatie 7110.4.5 Uitkomsten 71

11 CONCLUSIE 72

12 BRONVERMELDING 7312.1 Boeken 7412.2 Websites 7412.3 Personen/bedrijven 75

13 BIJLAGEN 7613.1 Originele tekening 7613.2 Onderzoek ABT 7713.3 Programma van Eisen 8213.4 Tekeningen Brandtoetsing 8513.5 Lichtonderzoek 9213.5 Lichtonderzoek | variant 2 94 Lichtonderzoek | variant 6 9613.6 Geluid | nagalmtijdberekening 9813.7.1 Rc berekening | betonwand Incl. 9913.7.2 Rc berekening | betonwand 10113.7.3 Rc berekening | begane grondvloer 10313.7.4 Rc berekening | vliesgevel kozijn 10413.7.5 Rc berekening | vliesgevel 10513.8 EPU-berekening 106

Page 8: Afstudeerverslag HZ Bouwkunde Jelle Rinsema

8

1 ACHTERGRONDEN1.1 VOORGESCHIEDENISOp de Hogeschool Zeeland, opleiding Bouwkunde, afstu-deervariant ‘Architectuur‘ moet een eigen ontwerp ont-wikkeld worden tot technisch uitvoerbaar plan.

1.2 DOELSTELLINGDe hoofddoelstelling van het afstuderen is: Individueel in staat zijn een ontwerp te maken en deze bouwtechnisch uit te werken volgens de richtlijnen van het courseboek S8.

Concreet betekent dit dat er een locatie moet worden gekozen, waar een gebouw voor ontworpen dient te worden. Hiervoor moet een functie en een ‘Programma van Eisen‘ worden opgesteld. Als het gebouw ontwor-pen is dient er een bouwtechnisch en constructief plan te worden gemaakt hoe het gerealiseerd zou kunnen worden. Het project wat uitgewerkt wordt is omschre-ven in de paragraaf ‘projectomschrijving‘.

1.3 PROJECTOMSCHRIJVINGHet afstudeerproject was oorspronkelijk een prijsvraag betreffende twee voormalige silo’s van een waterzuive-ringsinstallatie, uitgeschreven door de gemeente Am-sterdam.

Als omschrijving is de volgende gegeven:“Op het Zeeburgereiland staan drie silo’s van de voor-malige rioolwaterzuivering. De gemeente zoekt voor twee van de silo’s een nieuwe bestemming. Hiervoor zijn partijen nodig die voor het hergebruik van de silo’s een uitdagend en realiseerbaar plan kunnen maken. De silo’s moeten het kloppende hart van de buurt worden, waar altijd wat te beleven is; ze zetten, letterlijk en figuurlijk, hun stempel op de buurt.“(http://www.architectenweb.nl)

Aangezien de omvang van het behandelde project niet te groot mag zijn, vanwege het tijdslimiet, is ervoor ge-kozen om 1 silo uit te werken. Gezien de omvang van de silo, 22,5 meter in diameter en 23 meter hoog, is dit voldoende.

1.4 HOOFD- EN DEELVRAGENDe probleemstelling is:Kan ik alle factoren die bij het maken van een ontwerp in rekening moeten worden gebracht, betrekken bij het ontwerp?

Uit de probleemstelling volgen een aantal persoonlijke leerdoelen, namelijk:

Zijn alle factoren die betrekking hebben op het ma- oken van een ontwerp bij mij bekend?

Kan ik een goed doordacht en beargumenteerd ont- owerp maken?

Kan ik het ontwerp en de van invloed zijnde factoren omet elkaar integreren?

Hieruit vloeien de volgende deelvragen:Hoe integreer ik alle resultaten uit het onderzoek? oHoe zorg ik dat alle toegepaste elementen voldoen o

aan het huidige Bouwbesluit en de ARBO-wet?Welke materialen kan ik toepassen? oHoe integreer ik elementen als installaties etc. in het o

project?

1.5 LEESWIJZERDit rapport is chronologisch uitgewerkt, volgens de uit-werkingsvolgorde van het project. Allereerst zal een ‘Programma van Eisen‘ worden opgesteld. Aan de hand van schetsen en ontwerpideeën zal worden toegelicht waarom tot een bepaald ontwerp is gekomen.Nadat het ontwerp gereed is bevonden, zal een pla-nanalyse worden gedaan, waaruit eventuele problemen geconstateerd kunnen worden. Deze worden hierna be-handeld bij de kopjes: ‘bouwkundige indeling‘ en ‘draag-constructie‘. Hierna zullen de brandveiligheid, de installaties en de materiaalkeuze worden toegelicht. Aan de hand van de hier genomen keuzes zal een Energie Prestatie Coëffici-ent worden berekend. Als laatste zal een conclusie getrokken over de vraag of de gestelde doestellingen zijn gehaald. De tekeningen en berekeningen die zijn gemaakt voor dit project zijn toe-gevoegd in de bijlagen.

Als toevoeging op de projectomschrijving zullen hier-naast enkele afbeeldingen van de huidige situatie van de silo’s worden getoond.

Op de kaarten hieronder wordt de locatie weergegeven. De eerste kaart geeft de plaats aan ten opzichte van de stad Amsterdam. De tweede kaart geeft de locatie op het ‘Zeeburgereiland‘ weer.

Page 9: Afstudeerverslag HZ Bouwkunde Jelle Rinsema

9

LIGGING T.O.V. AMSTERDAM

LIGGING T.O.V. ZEEBURGEREILAND

Page 10: Afstudeerverslag HZ Bouwkunde Jelle Rinsema

10

2 PROJECTGRENZEN EN RANDVOORWAARDEN2.1 PROJECTGRENZENHet project heeft grenzen waar rekening mee wordt ge-houden. Deze grenzen zijn:

Basis ‘Bouwtechniek’:Het ontwerp dient verder uitgewerkt te worden tot o

bouwkundige en constructieve bestek- en werktekenin-gen;

Installaties (riolering, sanitair, drinkwater, elektrici- oteit, klimaatinstallatie, liften, noodverlichting, zonwering etc.) dienen in het gebouw geïntegreerd te worden;

Bouwfysisch moet er rekening gehouden worden omet gebruiksoppervlakte, Rc-waarde, klimaatbeheer-sing, daglichttoetreding, geluidwering en warmteweer-stand van de diverse elementen en ruimten. De diverse voorzieningen moeten onderzocht, gedimensioneerd en geïntegreerd worden in het project;

De voorzieningen voor brandveiligheid moeten wor- oden onderzocht en geïntegreerd in het gebouw;

Alle toegepaste elementen en gekozen bouwmetho- oden worden getoetst op uitvoerbaarheid;

Afstudeerrichting ‘Architectuur‘:Vanuit de context het ontwerp verantwoorden in re- o

latie met maatschappelijke en cultuurhistorische conse-quenties van ingrepen met verdieping op basiselemen-ten;

Een architectonisch concept vertalen in een consis- otent ruimtelijk beeld;

Een gebouw bouwtechnisch uitwerken in relatie tot ode uitgangspunten voor het ontwerp;

Tijdens het ontwerp onderhoudsaspecten integreren oin het ontwerp;

Samenwerken met anderen met kennis van je eigen osturende rol die specifiek is voor de ontwerpende disci-pline.

2.2 RANDVOORWAARDENAls randvoorwaarden is in het courseboek semester 8 het volgende opgenomen:

Het onderwerp moet een utiliteitsbouwproject; oHet project moet van een redelijke omvang en com- o

plexiteit zijn, waarin ook een aantal grotere overspan-ningen voorkomen en van minimaal 2 verdiepingen;

Het te ontwerpen gebouw moet voldoen aan het hui- odige bouwbesluit, ARBO- wet, NEN-normen;

Het project start op 2 februari 2009 en dient ingele- overd te zijn op 3 juni 2009, voor 10.00 uur.

Page 11: Afstudeerverslag HZ Bouwkunde Jelle Rinsema

11

Page 12: Afstudeerverslag HZ Bouwkunde Jelle Rinsema

12

3 ONTWERP3.1 GESCHIEDENIS“Het Zeeburgereiland, waar het gebouw zich bevindt, werd begin 20e eeuw aangeplempt met baggerslib af-komstig uit het IJ en het Oostelijk Havengebied. Het was lang een afgelegen gebied, maar vanaf 1957, toen de Amsterdamse Brug en de Schellingwouderbrug via dit ei-land de verbinding vormden tussen Amsterdam-Oost en Amsterdam-Noord, werd het uit zijn isolement verlost.

Het eerste idee voor IJburg dateert uit 1965. In dat jaar kwamen de architecten Van den Broek en Bakema met hun Stad op Pampus. Op eilanden in het IJmeer, tussen het Zeeburgereiland en Pampus, zou plaats zijn voor een nieuwe wijk. Amsterdam koos toen echter voor de Bijl-mermeer en groeisteden als Purmerend en Almere.

In 1978 werd begonnen met de bouw van de nieuwe rioolwaterzuiveringsinstallatie Oost (rwzi Oost) op Zee-burg. De opening van deze rwzi - toen de grootste van Nederland - was in 1982. Met de in gebruikname kwam een einde aan de jarenlange ongezuiverde lozing van afvalwater op het Buiten IJ. Zeeburg was vroeger een ideale locatie, ver buiten de stad. Bij de bouw was dan ook niet veel aandacht geschonken aan geurwerende maatregelen. Dit werd van belang toen de plannen van IJburg werden afgerond. Aanvullende maatregelen wer-den getroffen om de geuroverlast op de omgeving te beperken. Door de woningbouwplannen van IJburg en het Zeeburgereiland werd het duidelijk dat de rwzi ver-plaatst moest. De verplaatsing kwam vervolgens in een stroomversnelling toen de zuiveringseisen die door de EU worden opgelegd, werden aangescherpt. Aanpassing aan deze eisen zou, naast een enorme investering, ook een uitbreiding in oppervlakte betekenen. In 1999 werd vervolgens besloten de zuiveringscapaciteit van de rwzi Oost, samen met die aan de Spaklerweg, te verplaatsen naar het Westelijk Havengebied. In slechts zeven jaar tijd is vervolgens Project A4 gerealiseerd; de bouw van de nieuwe rwzi Amsterdam West en de aanleg van het aanvoerstelsel naar de nieuwe zuivering, bestaande uit 49 kilometer persleiding en vier boostergemalen.

Sinds 1990 sluiten de Zeeburgerbrug en de Zeeburger-tunnel en als onderdeel van de Ringweg Oost aan op het Zeeburgereiland.

Sinds 1997 verbindt de Piet Heintunnel Zeeburg met het Oostelijk Havengebied en sinds 2001 vormt de Enneüs Heermabrug de verbinding met het Steigereiland van de nieuwe wijk IJburg.”( http://www.zeeburg.amsterdam.nl/ )( http://www.ijburg.nl )

Page 13: Afstudeerverslag HZ Bouwkunde Jelle Rinsema

13

3.2 OMGEVINGHet Zeeburgereiland is onderverdeeld in verschillende buurten. De silo’s staan op het voormalige rioolwater-zuiveringsterrein (RI-O). Op dit moment is het terrein één grote zandvlakte. In 2010 start de woningbouw op deze locatie. Hier komen ongeveer 1800 woningen en voorzieningen zoals kinderopvang, naschoolse opvang en basisonderwijs. Na RI-O wordt de Sluisbuurt ontwik-keld. Hier komen naast woningen ook winkels en een zorgcentrum.

Naast wonen zijn ‘sporten’ en ‘leren’ belangrijk voor de RI-O wijk. Midden in de wijk komt een sportpark nieuwe stijl, met drie voetbalvelden en een sporthal. ‘Nieuwe stijl’ betekent dat het sportpark niet alleen voor offici-ele verenigingssport is bedoeld, maar dat ook de buurt er een balletje mag trappen’. Ook de speelterreinen in de buurt krijgen sport en beweging als thema mee. In de buurt komen drie middelbare scholen. Straks gaan er 1600 leerlingen naar deze scholen. Voor meer infor-matie over de buurt van Rioolwaterzuiveringsinstallatie oost verwijzen we naar het Stedenbouwkundig Plan.

De drie silo’s staan bij de oostelijke entree van de RI-O, aan de toekomstige Boosterstraat. De meest ooste-lijk gelegen silo is geen onderdeel van de prijsvraag. In deze silo gaat Faro-architecten kantoor houden. Ten noorden van de silo’s ligt een basisschool en een aantal woningbouwblokken. Ten zuiden van de silo’s worden twee middelbare scholen gevestigd en komt ook wo-ningbouw. Ten westen van de silo’s komen de sporthal en het sportpark.

Page 14: Afstudeerverslag HZ Bouwkunde Jelle Rinsema

14

3.3 GEBOUWZoals bij de omschrijving van de omgeving is aangegeven zijn er 3 silo’s aanwezig op het terrein. De middelste silo wordt als opgave voor het afstuderen gekozen.

De silo’s zijn allemaal als volgt opgebouwd:De diameter van de tank is 22,5 meter. De hoogte is o

23 meter.De wanden zijn 350 mm dik van gewapend beton. oDe silo’s hebben een betonvloer van 500 mm dik op o

palen. In de vloer zitten twee afwerklagen van respectie-velijk 30 mm en 70 mm, waartussen een isolatielaag is aangebracht.

De fundering bestaat uit 111 palen, vierkant 420 mm, omet een lengte van ca. 19,5 m. Hiervan staan er 36 on-der de wand en 75 gelijkmatig verdeeld onder de vloer.

Op de bovenkant van de silo’s is een betonnen dak- ovloer aangebracht. De dakvloer bestaat uit prefab be-tonplaten van 130 mm dik. Hierop is een druklaag aan-gebracht variërend van 120 tot 170 mm.

Hieronder zijn de originele tekeningen weergegeven, deze zijn bijgevoegd als bijlage 1. De constructie zoals hierboven omschreven is terug te vinden op deze teke-ningen. Deze constructie wordt als uitgangspunt geno-men bij het ontwerpproces. Mede omdat er vanuit het Stedenbouwkundig Plan geëist is dat de vorm van de silo’s herkenbaar terug dient te komen.

De gegevens zoals omschreven in deze paragraaf zijn uit-gebreid terug te lezen in bijlage 2. Dit is een kort verslag van het onderzoek uitgevoerd door ABT.

Page 15: Afstudeerverslag HZ Bouwkunde Jelle Rinsema

15

3.4 ALGEMENE UITGANGSPUNTENAls uitgangspunt wordt gekozen om de silo te behouden en de programmatie, conform het ‘Programma van Ei-sen’ (PvE), in het bestaande gebouw te realiseren.Alle uitgangspunten, eisen en (beeld)verwachtingen die opgenomen zijn in het ‘Programma van Eisen’ zijn mee-genomen in het ontwerp. Het ‘Programma van Eisen‘ is bijgevoegd als bijlage 3.

Uit het ‘Programma van Eisen‘ volgt dat de volgende functies in het gebouw dienen te zijn ondergebracht:

Tentoonstellingsruimte oFilmzaal oKantoorruimte oSanitaire ruimte oFoyer oEntree o

Uit de eisen volgen ook de (beeld)verwachtingen, de silo’s dienen na de herbestemming nog steeds herken-baar te zijn. Zij dienen ook als kenmerkend aspect in de nieuw te bouwen wijk, waarbij zij een ‘eye-catcher‘ vor-men, die zowel vanaf de snelweg als de provinciale weg goed zichtbaar dient te zijn.

3.5 BEELDVERWACHTINGIn de initiële prijsvraag was het criteria met betrekking tot de beeldverwachting dat de uiterlijke verschijnings-vorm van de silo gehandhaafd en herkenbaar moest blijven. Aangezien binnen deze opgave volgens dezelfde criteria wordt gewerkt moet dit hier ook.

3.5.1 UITSTRALINGIn de prijsvraag waar deze silo uitkomt werden enkele criteria genoemd waaraan de uitstraling van de silo moest voldoen. Aangezien de siloprijsvraag wordt ge-bruikt als leidraad worden de uitstralingsaspecten zoals omschreven door de gemeente aangehouden.

De silo’s moeten in essentie herkenbaar blijven. Er omag wel aan, op of over de silo’s worden gebouwd, maar de huidige vorm mag niet verdwijnen.

De silo’s staan als los object in de ruimte. Alle zijden o

moeten daarom representatief vormgegeven worden.Er worden geen specifieke eisen gesteld ten aanzien o

van de onderlinge samenhang of verschijningsvorm tus-sen de drie silo’s.

De formele entree van de silo’s bevindt zich aan de oBoosterstraat.

Fietsparkeren moet op eigen terrein worden opge- olost.

Parkeerplaatsen op het terrein mogen niet zichtbaar ozijn vanuit de omliggende woningen, of vanaf de omlig-gende wegen.

De afbeeldingen (op de volgende pagina) rechtsboven en onderaan geven de bestaande situatie aan. De overi-ge afbeeldingen geven de beoogde nieuwe situatie aan.

De verschijningsvorm van de omliggende bebouwing is nog niet vastgesteld aangezien het een nieuw te bou-wen wijk is. Dit wordt pas ontwikkeld nadat de facilitaire complexen zijn gerealiseerd. In het stedenbouwkundig plan (26 maart 2007) zijn enkele aspecten opgenomen met betrekking tot de beeldvorming:

“Het sportpark: het centraal gelegen sportpark geeft de buurt nadrukkelijk een eigen gezicht. De velden worden omzoomd door een brede groene parkrand met 2 bomen-rijen. De bebouwing langs het sportpark profiteert opti-maal van de ligging aan een open groenen ruimte. Door een open verkaveling kan de achterliggende bebouwing ook profiteren van de groene ruimte van het park. Het park loopt als het ware door in de blokken. Tegelijkertijd moet de bebouwing langs het park de open ruimte be-grenzen. Voor deze bebouwingsrand is een optimale mix gevonden tussen een gesloten wand en een open verka-veling. In grote appartementenblokken van 7 lagen hoog wordt de bebouwingsrand vormgegeven.“

3.6 LICHTTOETREDINGAangezien een tentoonstellingruimte veel licht vereist worden hoge eisen gesteld aan de lichttoetreding. Voor-al diffuus, indirect zonlicht wordt geprefereerd. Verder minimaliseert het het gebruik van kunstmatig licht. Dit is niet energieefficiënt.

3.7 (BINNEN)AFWERKINGDe binnenafwerking dient een lichte kleur te zijn (in verband met de weerkaatsing van het licht). Ook dient het onderhoudsarm te zijn en bestendig tegen bescha-diging.

Page 16: Afstudeerverslag HZ Bouwkunde Jelle Rinsema

16

Page 17: Afstudeerverslag HZ Bouwkunde Jelle Rinsema

17

3.8 REFERENTIEPROJECTAls referentieproject is het Gemini complex in Kopenhagen van MVRDV architecten ge-kozen. Hier zijn oude graansilo’s omgevormd tot woningen. Afbeeldingen hiervan zijn ge-toond op deze en de volgende pagina.

Verder zijn er nog referentieprojecten ge-bruikt als inspiratiebron voor het dak en het trappenhuis. Voor het dak betreft het de Bancopolis in Madrid. Voor het trappen-huis is dit de National Bank in Kopenhagen, ontworpen door Arne Jacobsen. Voor beide projecten zijn op pagina 19 afbeeldingen ge-toond.

Page 18: Afstudeerverslag HZ Bouwkunde Jelle Rinsema

18

Page 19: Afstudeerverslag HZ Bouwkunde Jelle Rinsema

19

Page 20: Afstudeerverslag HZ Bouwkunde Jelle Rinsema

20

3.9 SCHETSONTWERPIn deze fase wordt het voorlopige ontwerp vorm gege-ven. Hierbij worden verschillende vormen qua indeling bekeken en beargumenteerd met voor- en nadelen. Aangezien de buitenkant van de silo nagenoeg onveran-derd blijft zal hier minder aandacht aan besteed worden. Toch zal er een scheiding tussen intern en extern wor-den gemaakt.

Voor een bijeenkomstfunctie, wat het grootste gedeelte van het gebouw betreft, geldt volgens het Bouwbesluit geen minimaal daglichtoppervlak. Toch is ervoor geko-zen om zo veel mogelijk licht naar binnen te laten ko-men, waardoor, door middel van de weerkaatsing van licht, een groot deel van het gebouw overdag zonder kunstlicht kan fungeren.

Aangezien als uitgangspunt is genomen dat het uiterlijk van silo nagenoeg onveranderd blijft kunnen hier weinig openingen in gerealiseerd worden. Ook zou dit de con-structie van de silo verzwakken. Om voldoende daglicht het gebouw te laten betreden is ervoor gekozen het dak zo transparant mogelijk te maken. Aan de hand van een lichtonderzoek, verder toegelicht in 3.9.2 zijn de moge-lijkheden hiervan onderzocht.

3.9.1 STROOMSCHEMAOm de mogelijkheden met betrekking tot de indeling van de silo te bekijken is een stroomschema gemaakt. Het stroomschema is weergegeven in afbeelding 2. Het geeft de relaties tussen de verschillende ruimtes aan.

3.9.2 LICHTAls het dak veel licht doorlaat dan dient dit nog steeds diep in het gebouw door te dringen. Vloeren zijn hierbij een belemmerende factor. Door de positie van de vloe-ren te optimaliseren kan er zo veel mogelijk licht diep in het gebouw doordringen. Om de meest optimale positie en afmeting van de vloeren te bepalen is een lichtonder-zoek verricht, welk als bijlage 5 is toegevoegd.

Uit het lichtonderzoek zijn de volgende conclusies te trekken:

Van de 8 varianten zijn varianten 2,6 en 7 het meest ooptimaal.

Hierbij is variant 2 lastiger te realiseren aangezien ohierin een deel van de buitenwand wordt gesloopt. Aan-gezien dit ook in strijd is met de uitgangspunten zal deze variant niet gekozen worden.

Variant 7 is beter dan variant 6. Zij zijn nagenoeg oidentiek echter is bij variant 7 een sparing in de bega-ne grondvloer gemaakt. Doordat dit technisch moeilijk haalbaar is, zal deze variant niet gekozen worden.

Variant 8 is gelijk aan 6, alleen heeft deze een extra o

kaartverkoop

entree

foyer

tentoonstellingsruimte

kantoor

filmzaal

toiletten

AFBEELDING 2: STROOMSCHEMA

AFBEELDING 1: BESTAANDE SILO

AFBEELDING 3: VARIANT 2

Page 21: Afstudeerverslag HZ Bouwkunde Jelle Rinsema

21

AFBEELDING 4: VARIANT 6

vloer. Dit aangezien variant 6 niet voldeed aan het ‘Pro-gramma van Eisen‘. Uit het lichtonderzoek volgt dat dit weinig verschil maakt. De lichtopbrengst binnen is voor-namelijk gerelateerd aan de positie van de vloeren en niet zo zeer het aantal vloeren (het verschil tussen 3 en 4 vloeren is miniem).Variant 8 is uiteindelijk gekozen.

3.9.3 VLEKKENSCHEMA’SDe vlekkenschema’s zoals getoond in afbeelding 5 geven de plaats van de ruimtes aan. Bij de situaties is rekening gehouden met de bij stroomschema aangegeven relaties tussen ruimtes. Er zijn veel varianten onderzocht. De 3 beste worden in afbeelding weergegeven. Uiteindelijk is de derde variant gekozen.

3.9.4 VOLUMEDISPOSITIEZoals hierboven is omschreven, is de lichtinval zeer be-langrijk. Bepaalde functies hebben minder licht nodig dan andere. De samenhang tussen lichtinval en positie van het volume wordt om die reden nauwkeurig in de gaten gehouden. Uit het ‘Programma van Eisen‘ (bijlage 3) volgt dat de volgende ruimtes in het gebouw gerealiseerd dienen te worden:

Tentoonstellingsruimte o groenFilmzaal o roodKantoorruimte o blauwFoyer & entree o paarsKaartverkoop o oranjeToiletten o geelVerkeersruimte o zwart

Op afbeelding 6 is de verhouding tussen de volumes on-derling en de bestaande silo te zien.

Aan de hand van afbeeldingen 7 en 8 is de relatie tussen de volumes duidelijk zicht-baar. Tekstueel zal worden uitgelegd waarom de volumes deze posities hebben gekregen. De kijkrichting is gelijk aan die van afbeelding 2 en 3. Er wordt gekeken vanuit het Zuid-oosten.

Beginnend bij de entree en de kaartverkoop, in de afbeeldingen weergegeven als oranje. De entree is gepositioneert aan de achter-zijde van het gebouw. De plaatsing van de overige volumes was lichttechnisch belang-rijker dan de plaats van de entree. Aange-zien de entree op deze plaats het beste tot zijn recht kwam is hij hier gepositioneert.

AFBEELDING 5: VLEKKENSCHEMA

Page 22: Afstudeerverslag HZ Bouwkunde Jelle Rinsema

22

De foyer en de toiletten, zijn in de afbeeldingen weerge-geven als respectievelijk paars en geel. De foyer is een de plek waar de daadwerkelijke entree in het gebouw ervaren wordt. Vanwege het belang van dit volume, sa-menhangend met het volume van de filmzaal (rood), is ervoor gekozen de toiletten bij deze volumes te positio-neren. De positie van de foyer is nauw verbonden met de entree vandaar dat deze positie is gekozen.

De filmzaal, in de afbeeldingen weergegeven als rood. Aangezien deze functie zo min mogelijk daglicht nodig heeft om goed te functioneren is deze onderin in het gebouw gepositioneert. In samenhang met de foyer en entree kan deze ruimte afzonderlijk van de tentoonstel-lingsruimte worden gebruikt.

De verkeersruimte is in de afbeeldingen weergegeven als zwart. Aangezien in deze hoek veel vloeren elkaar over-lappen is hier de minste daglichttoetreding. De functie die het minst afhankelijk is van daglicht is de verkeers-ruimte aangezien met een lage hoeveelheid lux de route al zichtbaar is. Voor het zien van details zijn relatief hoge waardes van lux nodig. Vandaar dat op de posities met een hoge lichttoetreding is gekozen voor de tentoonstel-linsgruimte.

De tentoonstellingsruimte is in de afbeeldingen weer-gegeven als groen. Dit volume neemt veruit de meeste ruimte in. Het heeft binnen het ontwerp ook de meeste zorg met betrekking tot positie en lichttoetreding gekre-gen. Aan de hand van het ‘lichtonderzoek‘, zie bijlage 5, zijn deze posities aangegeven als plaatsen waar de meeste lichttoetreding is. Doordat de volumes aan el-kaar geschakeld zijn, doch verspringend, is een samen-horigheid en speelsheid gecreëerd.

De kantoorruimte is in de afbeeldingen weergegeven als blauw. Dit volume is als enige niet bijeenkomstfunctie tevens gebonden aan een minimum daglichttoetreding. Vanwege deze eis is ervoor gekozen dit volume direct onder het glazen dak te plaatsen waardoor voldoende lichttoetreding gegarandeerd kan worden. De kantoor-ruimte zal niet veelvuldig gebruikt worden, enkel voor wekelijkse administratieve bezigheden etcetera.

Hier volgt nogmaals het kleurenoverzicht:Tentoonstellingsruimte o groenFilmzaal o roodKantoorruimte o blauwFoyer & entree o paarsKaartverkoop o oranjeToiletten o geelVerkeersruimte o zwart

AFBEELDING 6: RELATIE VOLUMES & BESTAANDE SILO

AFBEELDING 7: VOLUMEDISPOSITIE

AFBEELDING 8: VOLUMEDISPOSITIE

Page 23: Afstudeerverslag HZ Bouwkunde Jelle Rinsema

23

3.10 VOORLOPIG ONTWERP3.10.1 GEVELSDe functie van de gevels is onder te verdelen in meer-dere onderdelen, namelijk:

Esthetisch oBouwfysisch oUitvoerbaarheid oDetaillering o

De esthetische waarde is van groot belang voor het ge-bouw. Het is het eerste wat bezoekers zien, maar ook wat de buitenwereld ziet van dit gebouw. Esthetisch houdt het volgende in: “De term esthetica komt van het Griekse woord αισθησις (aisthesis), wat zowel zintuig-lijke ervaring als gevoel betekent.“ bron: wikipedia.nl

Aangezien de ontwerpfilosofie met betrekking tot dit gebouw de uitwendige vorm van de silo nagenoeg niet aantast, moet ook de uitstraling hiervan niet verande-ren.

Als afbeelding 9 is weergegeven hoe de silo eruit zag. Enige tijd na deze foto is de gevelbekleding verwijderd, waardoor de kale betonconstructie bloot kwam te lig-gen. In het voormalige gevelbeeld waren duidelijk horizonta-le naden zichtbaar. De gevelbeplating is zichtbaar en zal qua vorm terugkomen in het nieuwe ontwerp. De brede dakrand wordt verwijderd, maar zal visueel te-rugkomen als dakrand, weliswaar slanker uitgevoerd.De plint wordt in het nieuwe ontwerp ook bekleed met gevelbekleding.

In afbeelding 10 is het idee van het nieuwe gevelbeeld getoond. Hierin zijn de horizontale banden terug te vin-den. De plaatmaten zijn iets aangepast aangezien deze minder de segmentering van de gevel laten zien en dus ronder ogen. De afmetingen van de platen zijn onder voorbehoud en puur indicatief aangezien in hoofdstuk 9, materiaalkeuze, zal blijken of dit technisch haalbaar is.

AFBEELDING 9: UITSTRALING SILO OUD

AFBEELDING 10: UITSTRALING SILO NIEUW

Page 24: Afstudeerverslag HZ Bouwkunde Jelle Rinsema

24

3.10.4 UITVOERBAARHEIDAls het gebouw bouwtechnisch wordt uitgewerkt zal aandacht moeten worden besteed aan de uitvoerbaar-heid. Het gaat voornamelijk om bereikbaarheid in de silo. Omdat de silo al staat zal er goed rekening moeten worden gehouden met bouwvolgorde.

3.10.5 DETAILLERINGZoals hierboven beschreven is dient er rekening te wor-den gehouden met de bouwvolgorde. Verder dient bij de detaillering goed gekeken worden dat bijna alle ge-tekende elementen rond lopen. Dit houdt in dat de ele-menten rond of gesegmenteerd uitgevoerd dienen te worden. Hier zal later dieper op ingegaan worden.

3.10.6 GEBOUWHet gebouw zoals ontworpen bij het schetsontwerp is verder uitgewerkt. Er is tevens een parkeergarage rond-om het gebouw ontworpen. Deze zal onder de grond worden gerealiseerd in verband met eisen uit het Ste-denbouwkundig Plan. De parkeergarage is weergegeven op tekening D-100.

3.10.7 DAKDe vorm van de silo is al bekend aangezien de bestaande silo behouden blijft. De uitstraling is voor een deel be-paald door het gevelbeeld wat gecreëerd wordt. Echter is het dak van relatief groot belang voor deze uitstraling aangezien het de ‘kroon‘ van de silo is. Hierin wordt dus ook het onderscheid gemaakt tussen de bestaande silo en een daadwerkelijk gebouw.

Om de vorm van het dak te onderzoeken zijn schetsen gemaakt. Enkele hiervan zijn weergegeven in afbeelding 11. Qua vorm is uiteindelijk gekozen voor de middelste van de bovenste rij. Het is een subtiele beëindiging van de vorm van de silo. De rest van de vormen zijn vrij ingrij-pend en opvallend. In hoofdstuk 5 zijn de ontwerpen weergegeven welk daadwerkelijk de prijsvraag gewonnen hebben. Hierin is duidelijk het overmatige gebruik vormen zichtbaar. Als contrast zal deze silo juist opvallen.

3.10.2 MATERIALENDe toegepaste materialen zullen worden toegelicht in hoofdstuk 9, materiaalkeuze. De uitstraling die de mate-rialen dienen te hebben worden hier besproken.

De gevel dient een donkere kleur te hebben en te zijn gerealiseerd met een duurzaam materiaal. Ook dient het een ‘echt‘ materiaal te zijn wat natuurlijk verouderd. Deze eisen, behalve de kleur, worden gesteld in het Ste-denbouwkundig Plan.

Binnenin het gebouw dient een groot deel van het interi-eur wit te zijn. Dit aangezien dit een relatief hoge lichtre-flectie heeft wat gunstig werkt op de daglichttoetreding. In overleg met de interieurarchitect kunnen er gekleurde vlakken worden gecreëerd om een minder klinisch beeld te scheppen.

Verder dient het gebouw transparant te zijn. Dit dient zich te uiten in het dak, balustrades etc.

3.10.3 BOUWFYSISCHEr word op bouwfysisch gebied een onderscheid ge-maakt in de volgende drie categorieën:

Warmte; oGeluid; oVocht. o

Met betrekking tot de warmte kan het volgende gezegd worden: het binnenklimaat dient zo te zijn dat er zonder jas rondgelopen kan worden. Ook dient de temperatuur niet teveel te varieren in verband met de tentoon ge-stelde stukken. Dit zal bereikt worden door goed te iso-leren en met daglicht te werken. Daglicht geeft behalve warmte ook vanwege zijn kleur een warm gevoel.

Geluid is belangrijk in een bijeenkomstgebouw. Er dient geen hinderlijke galm te zijn en geluidsoverlast van bui-tenaf dient zoveel mogelijk beperkt te worden. Als ge-luidsproducerende factoren in de omgeving kunnen worden aangegeven: de snelwegen.Om de interne geluidsoverlast te beperken worden zo-veel mogelijk absorberende materialen toegepast zon-der dat de omschreven uitstraling wordt belemmerd. De externe geluidsoverlast wordt tegengegaan door vol-doende massa te hebben en een goede detaillering te hebben.

Vocht is een relatief klein probleem aangezien de silo voorheen is gebruikt om water vast te houden. De 350 mm dikke betonwand is in principe waterdicht. Als het damptransport wordt bekeken dan dient er enkel con-densatie op te treden ter plaatse van de isolatie, waar geventileerd kan worden.

Page 25: Afstudeerverslag HZ Bouwkunde Jelle Rinsema

25

Page 26: Afstudeerverslag HZ Bouwkunde Jelle Rinsema

26

4 PLANANALYSE4.1 AFSPRAKENSTELSEL4.1.1 VOLUMEDISPOSITIEDe silo is een cilinder met een diameter van 22,5 meter (binnenwerks). Uit het lichtonderzoek volgt dat de po-sitie van de vloeren zoals aangegeven in het voorlopig ontwerp en de tekeningen hieronder, de meest gunstige zijn. De vloeren zijn verspringend per verdieping waar-door er een grote ruimte wordt gecreëerd.

Op de begane grond wordt een strikte scheiding ge-maakt tussen de entree (voor zowel de filmzaal als de tentoonstellingsruimte), de filmzaal en de tentoonstel-lingsruimte. De filmzaal kan los van de tentoonstellings-ruimte worden gebruikt.

Op de vierde verdieping is naast een klein deel tentoon-stellingsruimte ook kantoorruimte gerealiseerd. Deze is hier gepositioneert aangezien zij conform het Bouwbe-sluit aan een bepaalde daglichteis moet voldoen.

De tentoonstellingsruimte is geheel vrij gehouden aan-gezien een vrije indeelbaarheid gewaarborgd moet blij-ven.

De parkeerplaatsen die toegewezen zijn op dit gebouw zijn extern gerealiseerd onder het maaiveld. Zij zijn on-der het maaiveld geplaatst aangezien dit vanuit het Ste-denbouwkundig Plan geëist werd. Door het hoogtever-schil tussen de parkeergelegenheid en de entree is er een opgang gerealiseerd.

Page 27: Afstudeerverslag HZ Bouwkunde Jelle Rinsema

27

4.1.2 CIRCULATIEPATRONENDe circulatie in het gebouw is gericht op één decentraal trappenhuis. Op alle verdiepingsvloeren wordt hier op aangesloten. Op de begane grond komt de stroom van het trappen-huis en de filmzaal samen in de foyer. Zij kunnen via de entree naar buiten. De filmzaal is tevens via een andere deur ontsloten direct naar de entree. Hierdoor zijn er meerdere vluchtroutes vanuit deze ruimte.Omdat de foyer als centrale hal wordt gebruikt, en de verschillende functies hieraan gekoppeld zijn, kunnen deze ook afzonderlijk afgesloten worden.

Het (vlucht)trappenhuis met lift is decentraal geplaatst, dit is gedaan omdat dit een blokkerend element is voor het zonlicht. Op de plattegronden is het trappenhuis in de linkerbovenhoek te zien.

Aangezien de parkeergelegenheid één verdieping lager dan de begane grond is gerealiseerd moet er een route van en naar deze plaats worden gecreëerd. Om omhoog te komen vanaf het niveau van de parkeerplaatsen is een trappenhuis met buitenlift geplaatst nabij het mid-den van de parkeerplaatsen. Vanuit hier is een loopbrug naar de entree geplaatst.

Page 28: Afstudeerverslag HZ Bouwkunde Jelle Rinsema

28

Page 29: Afstudeerverslag HZ Bouwkunde Jelle Rinsema

29

4.1.3 AS-WERKINGDe ronde vorm samen met de veelal gesloten gevels geven een ingekeerd circulatiepatroon. Omdat het een gesloten gebouwtype is, moet er aandacht aan de en-tree worden besteed om mensen aan te trekken. Ook moeten ze attent gemaakt worden op de positie van de entree.

Intern is het ingekeerde circulatiepatroon goed te mer-ken vanwege het gebrek aan openingen. Wel zorgen de verspringende vloeren voor een verandering van de as per verdieping.

4.1.4 STRUCTUURDe bestaande ronde structuur van het gebouw is een massastructuur. De massieve buitenwand geeft hier vorm aan. De indeling is juist skeletbouw, aangezien de vloeren opgehangen zijn aan de wanden met 1 kolom in het midden.

4.1.5 DEELCONCLUSIEDe volumedispositie komt voort uit de optimalisering van het daglicht. De onderzochte varianten zijn terug te vinden in het ‘lichtonderzoek‘. De circulatie is niet optimaal, aangezien alles op een de-centraal trappenhuis is gericht. Aangeraden wordt om een extra trappenhuis te plaatsen welk mogelijk tevens als ‘eye-catcher‘ kan dienen.De as-werking is naar binnen gekeerd aangezien de vorm van het gebouw dit impliceert. De toegang tot het ge-bouw dient meer aandacht te krijgen aangezien anders niet duidelijk is waar men naar binnen kan.De structuur van het gebouw was vooraf al bepaald. De interne structuur is vrij indeelbaar, met één kolom in het midden van de ruimte.

4.2 RANDVOORWAARDEN4.2.1 MATERIAALGEBRUIKAangezien de cilinder verzwakt wordt door openingen, worden zo min mogelijk openingen in de gevel aange-bracht. De dichte gevel zal een massieve uitstraling hebben. Beton wordt gekozen als gevelbekleding, dit voornamelijk om het bestaande beeld niet te veel te veranderen. Vanuit het welstandskader, geformuleerd in het Stedenbouwkundig Plan, wordt gesteld dat de ge-velbekleding duurzaam en mooi verouderend dient te zijn. Beton voldoet hieraan.

Het dak, dat vanwege het belang van licht in het gebouw, zo transparant mogelijk moet zijn, wordt uitgevoerd in ‘structural glazing’. Omdat het installatietechnisch mo-gelijk moet zijn om boven in het gebouw een raam te openen wordt de ‘structural glazing’ van het dak op ‘po-ten‘ geplaatst. Als opvulling tussen het dak en de wand wordt een vliesgevel geplaatst, voorzien van glas.

De parkeerkelder zal van beton worden gemaakt. Het dak hiervan zal als mos-sedum o.g. worden uitgevoerd zodat het aansluit bij het omringende landschap.

4.2.2 OMGEVINGDe omgeving is momenteel leeg, in de komende jaren zullen hier 1700 woningen worden gerealiseerd samen met enkele voorzieningen. De ligging is IJburg op het Zeeburgereiland in het IJ, Amsterdam. Vanwege de her-bestemming van heel het gebied zal er nieuwe bebou-wing worden gerealiseerd waarvan dit gebouw één van de eerste zal zijn. Het gebouw komt te liggen nabij drie sportvelden en een gymzaal. Tevens ligt het tussen een basisschool en een middelbare school in. Aan de Oostkant ligt een snelweg welk het gebied ontsluit naar het Noorden en Zuiden toe.

4.2.3 FUNCTIESDe functie van het gebouw na de herbestemming is ge-steld als cultureel vanuit het Stedenbouwkundig Plan. Als invulling van deze eis wordt het gebouw gerealiseerd als tentoonstellingsruimte. Als secundaire functie is te-vens een filmzaal aanwezig, maar ook de benodigde kan-toorruimte.

4.2.4 DEELCONCLUSIEHet materiaalgebruik is belangrijk aangezien dit het ka-rakter van het gebouw weergeeft. De gevel kan met be-tonnen elementen worden bekleed, maar dan dient wel met textuur of kleur gevarieerd te worden. Ook kunnen deze middelen gebruikt worden om de ingang beter aan te geven.

Page 30: Afstudeerverslag HZ Bouwkunde Jelle Rinsema

30

4.3 CULTURELE, TECHNOLOGISCHE EN ECONOMISCHE FACTOREN4.3.1 CULTURELE FACTORENWat draagt het gebouw bij aan zijn directe, dan wel in-directe omgeving? Gezien de functie, tentoonstellings-ruimte, kunnen mensen uit heel Nederland naar het ge-bouw toe komen. Wel dient als kanttekening te worden vermeldt dat de bijdrage aan zijn directe omgeving vrij gering zal zijn. Dit omdat Amsterdam al zeer rijk is aan culturele elementen.

4.3.2 TECHNOLOGISCHE FACTORENDe schil van het gebouw staat al enige jaren. Na een on-derzoek van ABT is een constructief rapport opgesteld welk aangeeft welke constructieve eigenschappen de silo heeft. Aan de hand hiervan is bepaald dat de begane grondvloer 19 verdiepingsvloeren kon dragen. Vandaar-dat daar geen problemen zijn. Wel is de overspanning een probleem. Aangezien een zo vrij mogelijke ruimte gecreëerd dient te worden zullen er zo min mogelijk ko-lommen geplaatst worden. De oplossing voor de grote overspanning komt tevens uit het ontwerp. Aangezien de vloervelden verspringen, maar wel steeds maar tot de helft van de silo komen, is er in het midden van de cilinder een gemeenschappelijk punt. Hier kan een door-lopende kolom geplaatst worden. De vloeren worden uitgevoerd in in het werk gestort beton aangezien een kanaalplaat niet met de kromming van de wanden mee kan lopen.

De installaties welk nodig zijn voor een aangenaam bin-nenklimaat dienen voldoende capaciteit te hebben om het gebouw te koelen of te verwarmen. Ook moet door middel van een temperatuurgradiënt worden gekeken of het comfort in het gebouw hoog is.

De akoestiek in het gebouw dient aangenaam te zijn. Hierbij dient rekening te worden gehouden met de na-galmtijd en geluidsoverlast voor de kantoorruimte. Ook dient er geen hinder te worden ondervonden van ge-luidsoverlast van andere verdiepingen van de tentoon-stellingsruimte dan wel de filmzaal. Er dient veel absor-berend materiaal aangebracht te worden, conform een nagalmtijd berekening. Dit materiaal kan strijdig zijn met een makkelijk te onderhouden binnenruimte.

4.3.3 ECONOMISCHE FACTORENHet gebouw zal als cultureel gebouw onder de gemeen-te Amsterdam vallen. De gemeente als opdrachtgever heeft, vooral in deze economische tijden (datum van schrijven tijdens de kredietcrisis van 2009) veel voor-delen. De gemeente kan garant staan voor het bouw-proces. Tevens willen zij om van de crisis af te komen

kapitaalinjecties doen. Culturele en maatschappelijke projecten zijn hier bij uitstek voor geschikt.Vanwege de hierboven omschreven punten is het mo-gelijk om het gebouw over het algemeen simpel te hou-den. Maar er kunnen wel enkele opvallende details ge-creëerd worden. Hieronder vallen onder andere het dak en de trap.

4.3.4 DEELCONCLUSIEDe uitstraling van het gebouw moet een meer cultureel gevoel geven. Dit kan bereikt worden door meer open-heid te geven aan de gevel. Ook kan het uiterlijk van het gebouw gelijk blijven, maar dan als contrast met de rest van de omgeving. Hierdoor wordt een statement ge-maakt welk het gebouw meer doet opvallen.De technologische factoren zijn niet erg bepalend voor het ontwerp. De mogelijkheid van 11,5 meter overspan-nen etc. bestaan.Economisch zware tijden kunnen een gebouw de das omdoen, maar de omschreven kapitaalinjecties zijn al meerdere malen in het nieuws geweest en worden echt uitgevoerd. Bovendien is de overheid de betrouwbaar-ste opdrachtgever van het moment.

4.4 LIGGING EN SITUATIEDe ligging van het gebouw is op het IJ, bij Amsterdam. Het Zeeburgereiland waar het gebouw op staat was voorheen de locatie van een waterzuiveringsinstallatie. Na het verplaatsen hiervan en het herbestemmen van het gebied zijn er 3 silo’s over van de voormalige instal-latie. In de hiernaast weergegeven afbeeldingen is het totale Stedenbouwkundig plan getoond. Eveneens een close-up op de locatie van de silo, welk donkergrijs ge-kleurd is.

4.4.1 BEREIKBAARHEIDDe bereikbaarheid van de wijk is, aangezien het aan de rand van Amsterdam ligt, goed. Zowel voor de auto als op de fiets of met het openbaar vervoer zijn er voldoen-de mogelijkheden tot ontsluiting. Hieronder worden de genoemde aspecten toegelicht.( http://www.ijburg.nl/ )

4.4.2 HOOFDWEGENIJburg heeft twee ontsluitingswegen. De Westelijke ontsluitingsweg is de IJburglaan. Deze loopt via de Piet Heintunnel, het Zeeburgereiland en de Enneüs Heerma-brug. Deze weg verbindt IJburg met Amsterdam en de A10(ringweg). De Oostelijke ontsluitingsweg wordt in een later stadium geopend en loopt langs de Diemervijfhoek en de Pam-puslaan. Deze weg verbindt IJburg met de rijkswegen A1 en A9.

Page 31: Afstudeerverslag HZ Bouwkunde Jelle Rinsema

31

4.4.3 PARKERENIn de plannen voor IJburg is een parkeernorm opgeno-men van maximaal 1,25 parkeerplaatsen per woning op de openbare weg. Voor bedrijven geldt een beleid van een parkeerplaats op 125 m2 vloeroppervlak en voor winkels een norm van een parkeerplaats per 35 m2.

4.4.4 WOON-WERKVERKEERIn Diemen Zuid en Amsterdam Zuidoost is veel werkge-legenheid geconcentreerd. Ook op het Centrumeiland zal dit in de toekomst het geval zijn. In de spits kan het soms lastig zijn deze gebieden per auto te bereiken. Het openbaar vervoer biedt hier een oplossing, maar voor een woon-werkafstand tussen de vijf en tien kilometer zijn ook de fiets en de bromfiets zeer geschikte alterna-tieven. Bij de Oostelijke ontsluitingsweg IJburg wordt daarom gewerkt aan een fietsverbinding met Diemen Zuid en Amsterdam Zuidoost.

4.4.5 OPENBAAR VERVOERDe gemeente Amsterdam werkt aan goed openbaar ver-voer voor IJburg. De IJtram (lijn 26) rijdt sinds 2005. Bus-lijn 37 verbindt het Zeeburgereiland met het Noorden en het Oosten van de stad. Daarnaast rijdt de nachtbus 359 vanaf Amsterdam Centraal Station naar IJburg.

4.4.6 DE IJTRAMDe IJtram verbindt IJburg met Amsterdam Centraal Sta-tion en het centrum. Het tracé is 8,5 kilometer lang en loopt vanaf het centraal station, via de Oostelijke Han-delskade, de Piet Heintunnel, het Zeeburgereiland naar IJburg. De eindhalte is op dit moment op het Havenei-land vlak bij het strand en het Havenkwartier. In de toe-komst wordt de tram doorgetrokken naar de eilanden van IJburg tweede fase.

4.4.7 ZUIDTANGENT OOSTDe huidige Zuidtangent is een snelle en comfortabele busverbinding tussen Haarlem (Centraal Station), Schip-hol en Amsterdam Zuidoost (Station Amsterdam Bijl-mer ArenA). In de plannen is rekening gehouden met het doortrekken van deze verbinding via de Oostelijke ontsluiting van IJburg na 2012. Op termijn worden de streekbussen van en naar Almere, Muiden en Diemen via IJburg geleidt.

4.4.8 IJMEERVERBINDINGOp IJburg is in de plannen rekening gehouden met een reservering voor een lightrailverbinding (metro). De ver-dere besluitvorming hierover vindt plaats op langere ter-mijn. De route van deze verbinding lopt vanaf NS-station Diemen Zuid, via het Amsterdam-Rijnkanaal, de Pampu-slaan tot aan het einde van de hoofdweg van het Mid-

Page 32: Afstudeerverslag HZ Bouwkunde Jelle Rinsema

32

deneiland. Of daarna ook Almere op het netwerk wordt aangesloten is nog niet bekend.

De rode stip geeft de locatie van het gebouw ten opzich-te van de P+R voorziening aan.

Op de volgende pagina staan kaarten waar de ligging en de situatie wordt getoond.

4.4.9 DEELCONCLUSIEHet gebouw heeft een centrale ligging in Nederland, in de hoofdstad, met veel culturele activiteiten. Het heeft goede ontsluiting met meerdere vervoersmiddelen.

4.5 THEMATISCHE RUIMTEOorspronkelijk was het gebouw bedoeld voor het bezin-ken van water. Nu wordt het gebruikt als tentoonstel-lingsruimte. Deze wijziging heeft tot gevolg dat mensen de industriële uitstraling van het voormalige gebouw kennen en dus naar de nieuwe uitstraling komen kijken.

4.6 INGANGENDe enige ingang is gepositioneert aan de achterzijde. Dit kwam zo uit qua optimaal licht en indeling. Het na-deel hiervan is dat de ingang niet zichtbaar is vanaf de straat.

Page 33: Afstudeerverslag HZ Bouwkunde Jelle Rinsema

33

LIGGING T.O.V. NEDERLAND

LIGGING T.O.V. AMSTERDAM

LIGGING T.O.V. ZEEBURGEREILAND

Page 34: Afstudeerverslag HZ Bouwkunde Jelle Rinsema

34

Figuur 2: wegenstructuur

Figuur 3: fietsroutes

Figuur 4: openbaar vervoer

Page 35: Afstudeerverslag HZ Bouwkunde Jelle Rinsema

35

4.6.1 DEELCONCLUSIEDe ingang hoeft niet zichtbaar te zijn vanaf de openbare weg. Wel stimuleert dit mensen om er naartoe te ko-men. Als de entree aan de achterzijde zit dan kan dit mid-dels de gevel geïmpliceerd worden. Het wekken van de nieuwsgierigheid bij de mens door middel van de gevel is een optie.Wel is het beter om de entree aan de voorzijde te positi-oneren aangezien zo de bezoekers direct weten waar ze naar binnen kunnen.

4.7 HISTORIEDe geschiedenis van het gebouw is aan het begin van dit rapport al uitvoerig beschreven. Voor informatie wordt daar naar verwezen.

4.7.1 DEELCONCLUSIEDe geschiedenis van dit gebouw is belangrijk. Vandaar dat ook de vorm van de silo behouden dient te blijven. Als hier bovenop ervoor wordt gekozen om de uitstra-ling te behouden middels de gevelbekleding dan is de geschiedenis duidelijk zichtbaar.

4.8 OVERGANGENEen op zichzelf staande cilinder heeft in horizontaal vlak geen begin of einde. De overgangen zijn qua plattegrond niet te zien, ze zijn namelijk verticaal. Aangezien de vloe-ren maar de helft van de silo beslaan en zij ten opzichte van elkaar gedraaid zijn, zijn er verticale overgangen.

4.9 OBJECTENDe dynamiek van een gebouw ontleent hij aan zijn vorm. Een vierkant gebouw is statisch. Een vierkant gebouw wat op poten staat is dynamisch. Dit komt omdat je er een extra dimensie aan toevoegt wat integrerend werkt. Bij een cilindrische vorm is dat net zo, aangezien het

geen hoeken heeft zie je het gebouw altijd weglopen naar achter. Het is altijd interessant om te weten wat er daarna gebeurt. Zoals te zien is op onderstaande afbeel-ding volgt de aanrijroute de kromming van het gebouw. Maar waar gaat die weg achter het gebouw naar toe?

4.9.1 DEELCONCLUSIEVerandering van materiaal aan de onderkant van het ge-bouw kan de dynamiek versterken.

4.10 GEVELSIn het geval van dit gebouw is niet te spreken over ge-vels. Aangezien de gevelafwerking overal gelijk is zal 1 gevel genoeg zijn voor alle. Een deel is anders, daar waar de entree zit. Als de raad die gegeven is bij ‘ingangen‘ wordt doorgevoerd dan zijn de gevels wel anders.

Het onderhoud van de gevels dient minimaal te zijn, zo-als verwoord in het ‘Programma van Eisen‘. Het gevel-materiaal dient duurzaam, onderhoudsarm en ‘echt‘ te zijn. Het gekozen gevelmateriaal, glasvezelversterkt be-ton, heeft de uitstraling van beton, wat voldoet aan de eisen. Ook is het onderhoudsarm.Met betrekking tot de gevelopeningen moet er de mo-gelijkheid zijn om deze te reinigen. Er komt plaatselijk een raam voor voor het rookwarmteafvoersysteem. De glaslouvres die hierin zitten kunnen geopend worden waardoor er van binnenuit schoon gemaakt kan worden. De vaste ramen (bovenin het gebouw) dienen van bui-tenaf schoon te maken te zijn.

Het onderhoud van het interieur dient tevens gemakke-lijk te gaan. Hierdoor dienen strakke ruimtes te worden gecreëerd met zo min mogelijk hoeken etc. De akoesti-sche voorzieningen zijn hier in strijd mee.

4.10.1 DEELCONCLUSIEDoor de gevels, naar gelang de kromming wegloopt, te laten veranderen van textuur wordt de gevel minder monotoom en daardoor ‘spannender‘.De akoestische panelen zouden dan producten die akoestisch goed, maar ook onderhoudsarm zijn, moeten zijn.

4.11 FUNCTIEDe functie van het gebouw is tentoonstellingsruimte. Als nevenfuncties zijn hier een kantoor- en een filmruimte aan toegevoegd. Door de schakeling van de film- en tentoonstellingsruimte zo te maken dat ze afzonderlijk gebruikt kunnen worden, kan het gebouw efficiënter ge-bruikt worden voor meerdere doeleinden.

ZICHT BIJ AANRIJDEN

Page 36: Afstudeerverslag HZ Bouwkunde Jelle Rinsema

36

4.12 LICHTLicht is als uitgangspunt genomen voor de positie van de vloeren. Daarom is licht zeer belangrijk in het gebouw. De voornaamste toetreding van licht vindt overdag plaatst door het glazen dak. Door deze zo transparant mogelijk te houden valt er veel licht binnen. Om direct zonlicht buiten te houden en voornamelijk diffuus licht toe te laten treden, is er gekozen om een spanplafond plaatselijk onder het dak te hangen.

Tevens zal er in het gebouw kunstlicht worden aange-bracht. Ter plaatse van de tentoonstellingsruimte zal dit diffuus licht zijn via een plenum. Ter plaatse van de ove-rige ruimtes zal dit directe verlichting zijn.

4.13 ROUTEDe route in het gebouw is opgebouwd rond 1 decentraal trappenhuis. Er zal dus per verdieping rondgelopen kun-nen worden, de volgende verdieping dient te worden bereikt door middel van de trap.

4.13.1 DEELCONCLUSIEDe doorstroming is niet ideaal vanwege het decentrale trappenhuis. Tevens loop je altijd terug langs iets wat je al gezien hebt. Waarbij je weer mensen stoort die het voor het eerst zien. Door een doorlopende route te creëren wordt de doorstroming verbeterd. Ook zijn de vluchtmogelijkheden bij brand of andere calamiteiten twee keer zo groot.

4.14 SCULPTUURDe ruimtes die in de silo gecreëerd worden zijn veelal open. De ronde lijnen komen in alle ruimtes terug. Door de hoge verdiepingshoogte, van 4 meter, en de versprin-gende vides zijn er veel verschillende ‘doorkijkjes’, deze geven weer een ruimtelijk gevoel.

4.14.1 DEELCONCLUSIEDe ruimtes zijn allemaal efficiënt ingericht, alleen is de vide onbenut. Hier kan de bij ‘route‘ genoemde trap worden gepositioneert. Door de trap aan te laten sluiten bij de gebouwvorm of er een opvallend element van te maken, wordt deze ruimte nuttig gebruikt. Ook geeft dit meer verbintenis tussen de verdiepingen.

4.15 EINDCONCLUSIERonde gebouwen zijn naar binnen gericht en zijn alleen beeldbepalend in de omgeving door de hoogte. Uit het Stedenbouwkundig Plan is gebleken dat de silo’s de hoogste bebouwing van de wijk zijn. Deze dienen als landmark van de wijk.

De entree van het gebouw is uit het zicht gepositioneert aangezien dit beter uitkwam bij de vergelijking tussen indeling en lichtinval. De mensen moeten wel geïnte-resseerd worden in de inhoud van het gebouw. Dit kan bereikt worden door een opening aan de voorzijde van het gebouw te realiseren waardoor men kan zien dat er mensen binnen zijn. Dan raken zij geïnteresseerd in de inhoud.

Eenmaal binnen is de routing niet optimaal aangezien er maar 1, decentraal, trappenhuis is. Door in de vide, die van de eerste tot de vierde verdieping loopt, een trap (eye-catcher) te plaatsen kan de routing verbeteren. Dit voornamelijk omdat men rond loopt in het gebouw in plaats van per verdieping een lus loopt. De tweede trap kan tevens dienen als vluchtweg bij brand.

Het spanplafond wat gerealiseerd kan worden onder het dak ten behoeve van het diffuse licht, moet zo geplaatst worden dat zij geen belemmering vormt. Het dak, wat een bijzonder element in het gebouw is, dient niet uit het zicht te verdwijnen.

Bij het glazen dak dient er rekening te worden gehouden met warmteaccumulatie, vandaar dat er voldoende ge-ventileerd dient te worden.

De gevelafwerking moet niet monotoom zijn aangezien deze dan saai oogt. Als er een afwisseling van textuur of structuur met een bepaalde ritmiek wordt toegepast oogt het gebouw beter. Dit kan tevens gebruikt worden als indicatie waar de entree zich bevindt.

Het gebouw is bijzonder op zich vanwege zijn ronde vorm en dient niet ‘over done‘ te worden. Door een rustig gevelbeeld te creëren moet het gebouw opvallen door simpel te zijn.

Page 37: Afstudeerverslag HZ Bouwkunde Jelle Rinsema

37

Page 38: Afstudeerverslag HZ Bouwkunde Jelle Rinsema

38

5 BOUWKUNDIGE INDELING5.1 CONCLUSIES UIT PLANANALYSEUit de plananalyse zijn enkele aanbevelingen gekomen. Deze aanbevelingen kunnen worden verwerkt in het ont-werp, zodat er een beter eindresultaat verkregen wordt. Allereerst zal worden gekeken wat de voor- en nadelen van enkele aanbevelingen waren.

5.1.1 VOORDELEN ENTREEDe positie van de entree aan de voorzijde heeft als voor-deel dat vanaf de straat direct gezien kan worden waar de entree is. Ook is de opgang beter te realiseren tussen de hellingbanen waardoor er efficiënter met de ruimte omgegaan wordt.

5.1.2 NADELEN ENTREEAls nadeel heeft de entree aan de voorzijde dat de in-deling anders georiënteerd moet zijn. Als de indeling wordt omgegooid zodat de entree aan de voorzijde zit, dan moet het trappenhuis verplaatst worden. Dit heeft weer consequenties voor de routing in het gebouw, dit zal nu behandeld worden.

5.1.3 VOORDELEN ROUTINGAls het trappenhuis verplaatst wordt dan zijn er twee stijgkernen. Dit heeft met betrekking tot vluchten voor-delen aangezien er nu meerdere vluchtmogelijkheden zijn. Als er een tweede stijgvoorziening in de vorm van een trap gerealiseerd wordt in de vide, dan kan dit ook een vluchtmogelijkheid zijn. Tevens bevorderd deze stijgmo-gelijkheid de routing, zoals aangegeven is in afbeelding 1. De groene draad gaat als doorlopende route door het gebouw over alle verdiepingen. Daar waar de draad stijgt of daalt is een trap gerealiseerd.

5.1.4 NADELEN ROUTINGEr wordt vanuit gegaan dat er gestegen wordt door mid-del van de normale trappen, de daling gaat door het vluchttrappenhuis. Het vluchttrappenhuis is in de oor-spronkelijke vorm niet bedoeld voor alledaags gebruik waardoor het afwerkingsniveau nu hoger moet zijn. Dit brengt extra kosten met zich mee.

5.1.5 VOORDELEN (SPUI)VENTILATIEDe warmteaccumulatie zoals aangeven in de plananalyse hoeft geen probleem te zijn. Dit aangezien er voldoende mogelijkheid is tot (spui)ventilatie door de glaslouvres te gebruiken. Aangezien deze systemen goed regelbaar zijn en ook te gebruiken zijn voor ventilatiedoeleinden kan er relatief makkelijk geventileerd worden door middel van natuurlijke ventilatie.

AFBEELDING 1: POSITIE ENTREE

AFBEELDING 2: (SPUI)VENTILATIE

Page 39: Afstudeerverslag HZ Bouwkunde Jelle Rinsema

39

5.1.6 NADELEN (SPUI)VENTILATIENatuurlijke ventilatie heeft een negatieve werking op de EPU. Ook kan door extra gebruik de slijtage toenemen.

5.1.7 VOORDELEN RITMIEK GEVELDe ritmiek in de gevel geeft een rustig gevelbeeld. Van-daar dat dit aan te bevelen is. De ritmiek kan zowel in horizontaal als in verticaal verband verkregen worden. Er wordt voor gekozen om verticale belijning aan te brengen en de horizontale onderbrekingen (plaatnaden) te minimaliseren. Door de opvallende verticale belijning lijkt het gebouw hoger dan het werkelijk is. De verticale belijningen hebben in horizontale zin een bepaalde rit-miek. De ritmiek komt voort uit de gevelbeplating. Er is voor gekozen om deze over het gehele gebouw evenre-dig te verdelen.In het totaal zijn er 3 verschillende afmetingen gevelbe-plating nodig.

5.1.8 NADELEN RITMIEK GEVELDe ritmiek moet overeenkomen met die van de omlig-gende bebouwing om het gebouw beter in de omgeving te laten passen.

5.1.9 KEUZESAls de voor- en nadelen worden afgewogen wordt het volgende besloten:

De entree wordt aan de straatzijde van de silo ge- oplaatst aangezien hierdoor de toegang goed zichtbaar is. Aan de hand van een aangepaste volumedispositie zal in de volgende paragraaf worden toegelicht hoe de conse-quenties van deze wijziging worden verwerkt.

De routing wordt aangepast aangezien de doorstro- oming zo verbeterd kan worden.

De (spui)ventilatie wordt voorlopig gebruikt. Mits de oEPU berekening niet uitkomt dan kan deze keuze herzien worden. Ten tijde van die conclusie zal een andere op-lossing aangedragen worden.

De ritmiek in de gevel is esthetisch gezien belangrijk. oVandaar dat dit toegepast wordt. De exacte uitvoering hiervan zal worden toegelicht bij de materiaalkeuze aan-gezien dit nauw samenhangt met de detaillering.

5.2 ONTWERP AANPASSEN5.2.1 VOLUMEDISPOSITIEDe aangepaste volumedispositie is op afbeelding 3,4 en 5 te zien. Als toelichting nogmaals de functies met de bijbehorende kleuren:

Tentoonstellingsruimte o groenFilmzaal o roodKantoorruimte o blauwFoyer & entree o paarsKaartverkoop o oranje

AFBEELDING 3: VOLUMEDISPOSITIE

AFBEELDING 4: VOLUMEDISPOSITIE

AFBEELDING 5: VOLUMEDISPOSITIE

Page 40: Afstudeerverslag HZ Bouwkunde Jelle Rinsema

40

Toiletten o geelVerkeersruimte o zwart

Aangezien de entree bij de aangepaste volumedispo-sitie ter plaatse van de trap zit, dient deze te worden verplaatst. Er is voor gekozen om deze nog steeds in de donkerste hoek van het interieur te houden (dit volgt uit het lichtonderzoek). Echter is het vluchttrappenhuis nu losgekoppeld van de lift. Dit zorgt voor meer mogelijk-heden voor verticale mobiliteit. Dit zal verder worden toegelicht bij de routing (5.2.2).

De kaartverkoop met toiletten is als eenheid in de foyer geplaatst, waarbij de kaartverkoop tegenover de entree zit.

5.2.2 ROUTINGIn afbeelding 6 is de routing aangegeven welk bij de nieuwe volumedispositie hoort.

In de vide worden trappen gerealiseerd zodat middels deze trappen de verdiepingen verbonden worden. Zoals de groene draad in afbeelding 6 aangeeft is er een door-lopende route in het gebouw. Deze begint linksonderin. Daar kan gekozen worden om met de lift naar boven te gaan en dan naar beneden af te zakken, of met de trap-pen omhoog te gaan. Vervolgens kan over alle verdie-pingen een rondje worden gelopen.

In afbeelding 7 wordt weergegeven hoe de trappen in de vides lopen. De verticale groene lijn in afbeelding 6 geeft de lift weer. Eventueel kan ook het (vlucht)trappenhuis worden gebruikt voor de verticale verplaatsing.

5.3 MATERIALISATIE AFWERKINGENDe materialen waarmee het exterieur en het interieur wordt afgewerkt bepaald de uiteindelijke uitstraling van het gebouw. In dit hoofdstuk zal worden uitgelegd welke uitstraling gewenst is. In hoofdstuk 9 wordt het gekozen materiaal toegelicht en verder uitgewerkt.

Er wordt onderscheid gemaakt tussen de afwerking van de volgende elementen:

Binnenwanden oBuitengevels (interieur) oBuitengevels (exterieur) oVloer oPlafond o

De binnenwanden moeten in diverse kleuren kunnen worden gekleurd, aan de hand van advies interieurarchi-tect.

De buitengevels (interieur) worden wit gestuct. Het ex-

AFBEELDING 6: ROUTING

AFBEELDING 7: TRAPPEN IN DE SILO

Page 41: Afstudeerverslag HZ Bouwkunde Jelle Rinsema

41

terieur van de wanden moet met een donkere gevelbe-plating worden afgewerkt. Er dient verticale belijning te kunnen worden aangebracht. Het definitieve materiaal van de gevelafwerking zal in hoofdstuk 9 worden uitge-werkt.

De vloer moet egaal worden afgewerkt, waarbij de voor-keur uitgaat voor materialen die niet slijten. Er dient ook rekening te worden gehouden met het aanbrengen van een antislip voorziening. De kleur van de vloer dient mo-notoom te zijn en niet licht reflecterend aangezien dit hinderlijk kan zijn.

Het plafond dient gelijk te zijn aan de vloer. Alleen die-nen er hoogstwaarschijnlijk geluidsabsorberende voor-zieningen te worden aangebracht, aan de hand van de nagalmtijd berekening. Deze voorzieningen mogen in constrasterende kleuren worden uitgevoerd. De kleur dient in overeenstemming met de interieurarchitect te worden gekozen in verband met de kleur van de binnen-wanden.

5.4 MAATSYSTEMATIEKMaatsystematiek is heel belangrijk in een gebouw. Als een ontwerp aan de hand van bepaalde maten wordt ontworpen dan zit er een mate van efficiëntie in het ge-bouw.

Op de bouwplaats worden maten uitgezet van stramien-lijnen. Als stramienlijnen onderling dezelfde afstand hebben en de bouwelementen zijn daar op aangepast dan zijn er veel dezelfde elementen.

Aangezien dit gebouw in een bestaande silo wordt ge-realiseerd kan er het beste vanuit de bestaande wand gedimensioneerd worden, omdat dit een vaste maat is. Er zijn stramienen uitgezet aan alle buitenzijdes van de wand, haaks op elkaar. En ook een twee stramienen haaks op elkaar door het middelpunt van de silo. Er is 1 afwijkende stramien ten behoeve van de wand van de filmzaal. Aangezien deze niet door het middelpunt van de silo gaat.Verder zijn alle vloerranden gelijk aan de stramienen.

De stramienen staan elk 11,25 meter uit elkaar. Dit is geen standaardmaat en dit kan er dus voor zorgen dat er geen standaard productafmetingen kunnen worden toe-gepast. Bij de draagconstructie, hoofdstuk 6, zal worden gekeken welk materiaal wordt toegepast, waarna een conclusie kan worden getrokken of de maatsystematiek hiervoor een belemmering zorgt. Er kan bijvoorbeeld voor gekozen worden om de vloerrand niet gelijk met het middelpunt van de silo te laten samenvallen.

AFBEELDING 8: GEVELBEELD

AFBEELDING 9: MAATSySTEMATIEK - STRAMIENLIJNEN

De stramienen zijn op de tekeningen te zien: 1 t/m 6 en A t/m D.

Page 42: Afstudeerverslag HZ Bouwkunde Jelle Rinsema

42

5.5 PRIJSVRAAGZoals eerder omschreven is de uitgewerkte silo onder-deel van een prijsvraag. Aan deze prijsvraag hebben meerdere bureau’s meegedaan, waaronder NL archi-tects en Arons en Gelauff architecten. Het winnende ontwerp was van de laatst genoemde.

In dit ontwerp word het Annie M.G. Schmidt huis on-dergebracht. Naast de vaste tentoonstelling over Annie M.G. Schmidt komen er een workshopcentrum, een the-ater en een bioscoop.

Allereerst zal het ontwerp van NL architects worden be-sproken. In afbeelding 10 en 11 zijn de doorsnede en de gevelaanzichten weergegeven. Zoals te zien in de door-snede is de centrale ruimte apart vormgegeven. Volgens de architect geeft deze ruimte een maximale beleving van het licht. Verder is de silo tot de maximale hoogte, volgens het Stedenbouwkundig Plan, opgetopt. Ook is er een opvallende uitstulping gerealiseerd in de gevel.Als conclusie kan gezegd worden dat de constructie tech-nisch lastig haalbaar is. Dit vanwege de aparte vormen in de centrale ruimte. Maar ook vanwege de uitstulping in de gevel en de vele gevelperforaties.

Afbeelding 12,13 en 14 geven het ontwerp van Arons en Gelauff architecten weer. Dit ontwerp gaat voor het grootste deel uit van kunstlicht binnen. Bovendien zijn er, zoals te zien in de doorsnede, veel gevelopeningen gerealiseerd. Dit is bij mijn ontwerp juist één van de uit-gangspunten om niet te doen. Meestal leggen architec-ten niet direct de link tussen de uitvoering en het ont-werp. Dit kan leiden tot mooie plaatjes maar slechte bouw-techniek. In mijn ontwerp pro-beer ik de twee te combineren.

http://www.architectenweb.nl

AFBEELDING 11: GEVELAANZICHTEN

AFBEELDING 10: DOORSNEDE

Page 43: Afstudeerverslag HZ Bouwkunde Jelle Rinsema

43

AFBEELDING 13: DOORSNEDE

AFBEELDING 12: GEVELBEELD

AFBEELDING 14: GEVELBEELD

Page 44: Afstudeerverslag HZ Bouwkunde Jelle Rinsema

44

5.6 AFBEELDINGENDe hier weergegeven afbeelding geven een impressie van hoe het gebouw dient te worden.

Bij de interieur afbeeldingen is een fragment uit de gevel verwijderd, zodat het interieur zichtbaar wordt.

Page 45: Afstudeerverslag HZ Bouwkunde Jelle Rinsema

45

Page 46: Afstudeerverslag HZ Bouwkunde Jelle Rinsema

46

6 DRAAGCONSTRUCTIE6.1 ALGEMEENIn dit hoofdstuk wordt de draagconstructie be-handeld. De constructie is grotendeels bepalend voor zowel het architectonische beeld als de bouwtechnische mogelijkheden. Allereerst zal de structuur van het gebouw besproken worden. Daarna worden de toegevoegde elementen per stuk beschreven.

6.2 STRUCTUURDe structuur van het gebouw kan een van de vol-gende zijn: massa, schijven, kolommen. Aange-zien de silo al bestaand is en valt onder een massa model heeft het gebouw een massastructuur. De later toegevoegde elementen sluiten hierbij aan.

6.3 FUNDERINGDe fundering van de silo is uitgevoerd in betonnen heipalen vk 420 mm. De kelder, hierna besproken, wordt gefundeerd door middel van heipalen vk 220 mm. Uit de berekening van de constructeur kan blijken dat er door de grondwaterdruk trek-palen benodigd zijn.

6.4 KELDER & DAMWANDENDe kelder wordt rondom het gebouw gerealiseerd. Als er rondom het gebouw gegraven wordt dan zakt de grond onder het gebouw vandaan. Om dit tegen te gaan is gekozen om damwanden langs het gebouw de grond in de drukken, alvorens te gaan ontgraven. De damwanden worden gedrukt aangezien zo veel minder ruimte nodig is en de trillingen vrijwel niet aanwezig zijn wat voordelig is in verband met bestaande bebouwing.De kelder wordt uitgevoerd in in het werk gestort beton. De kelder wordt gefundeerd zoals om-schreven in 6.3. Verder is de kelder voor de helft overdekt met een betonvloer bedekt met grond. De balustrade is tevens uitgevoerd in in het werk gestort beton. Het geheel dient een monoliet ge-heel te vormen zodat er relatief weinig kolommen onder de vloer dienen te komen.De koppeling van de keldervloer aan de damwan-den wordt uitgevoerd door een aangelaste strip aan de damwanden in te storten in de vloer. Deze strip wordt via een computergestuurde machine uitgesneden waardoor de rondingen geen pro-bleem zijn. Dit dient wel in het werk gelast te wor-den. Afwijkingen tot een centimeter kunnen door middel van lassen worden opgevangen. In overleg met de constructeur kunnen andere alternatieven worden gerealiseerd. Ook dient rekening te wor-den gehouden met waterafvoer.

MU

LTIC

RITE

RIA

OVE

RIZC

HT

CRIT

ERIA

BE

STEM

MIN

GVO

LUM

EM

ASS

AU

ITVO

ERIN

GKO

STEN

LOG

ISTI

EKBR

AN

DVE

RTRA

GIN

GG

EBRU

IK

Gla

zen

vloe

r, s

tale

n dr

aag-

cons

truc

tieH

oge

maa

r sl

anke

pr

o- o fie

len; Klei

ne o

vers

pann

ings

mo-

o gelij

khei

d gl

as.

Ger

ing

gew

icht

. o

Snel

le b

ouw

tijd;

oFl

exib

el in

uitv

oeri

ng;

oM

ater

iaal

ka

n he

rge-

o brui

kt w

orde

n.

In v

erge

lijki

ng m

et b

eton

o rela

tief w

eini

g be

wer

kelij

k;St

aalp

rijs

hoo

g; o

Gla

zen

vloe

r ze

er d

uur.

o

Tota

le m

assa

lag

er d

an

o beto

n, b

eter

voo

r tr

ansp

ort;

Staa

lpro

fiele

n zi

jn la

ng;

oG

las

bree

kbaa

r tij

dens

o verv

oer.

Dra

agco

nstr

uctie

m

ini-

o maa

l 12

0 m

inut

en

bran

d-w

eren

d,

glaz

en

vloe

r to

t m

axim

aal

90 m

inut

en r

eali-

seer

baar

.

Gev

oelig

voo

r te

mpe

ra-

o tuur

wis

selin

gen;

Kras

sen

van

glaz

en v

loer

; o

Hog

e tr

ansp

aran

tie

= o veel

lich

t.

Kana

alpl

aatv

loer

, sta

len

draa

gcon

stru

ctie

Hog

e m

aar

slan

ke

pro-

o fiele

n; Gro

te

over

span

ning

en

o kana

alpl

aatv

loer

.

Ger

ing

gew

icht

. o

Snel

le b

ouw

tijd;

oFl

exib

el in

uitv

oeri

ng;

oSt

aal

kan

herg

ebru

ikt

o wor

den.

In v

erge

lijki

ng m

et b

eton

o rela

tief w

eini

g be

wer

kelij

k;St

aalp

rijs

hoo

g. o

Mak

kelij

k tr

ansp

orte

er-

o baar

; Staa

lpro

fiele

n en

kan

aal-

o plaa

tvlo

eren

rel

atief

lang

.

Bran

dbes

cher

mde

maa

t- o rege

len

nood

zake

lijk,

i.v

.m.

het

snel

bez

wijk

en b

ij ov

er-

verh

itting

;Ee

n op

tie is

bek

lede

n m

et

o een

bran

dwer

ende

pla

at v

an

bijv

oorb

eeld

Pr

omat

ec

of

beha

ndel

en m

et e

en b

rand

-w

eren

de c

oatin

g.

Gev

oelig

voo

r te

mpe

ra-

o tuur

wis

selin

gen;

Lage

mas

sa, g

unsti

g vo

or

o war

mte

accu

mul

atie.

Mas

siev

e be

tonv

loer

Ove

rspa

nnin

g ni

et m

oge-

o lijk

met

mas

siev

e vl

oer;

Dik

ke v

loer

en b

elem

me-

o ring

van

lich

ttoe

tred

ing.

Hoo

g ge

wic

ht;

oH

oge

ther

mis

che

mas

sa.

o1

mat

eria

al;

oRa

ndbe

kisti

ng s

telle

n; o

Ond

erst

empe

len

vloe

r. o

Rela

tief

hoge

be

wer

ke-

o lijkh

eid;

Inst

orte

n ve

ntila

tieka

- o na

len

-> g

een

verl

aagd

pla

-fo

nd.

Hog

e m

assa

te

tran

spor

- o tere

n.Br

andv

eilig

. o

Wei

nig

tot

geen

ond

er-

o houd

indi

en d

e de

tails

goe

d zi

jn.

Bubb

lede

ck v

loer

Dik

ke v

loer

en b

elem

me-

o ring

van

lich

ttoe

tred

ing.

Vloe

ren

zijn

30

tot

35%

o licht

er d

an m

assi

eve

vloe

r;Re

delij

ke

hoge

th

erm

i- o sche

mas

sa.

1 m

ater

iaal

; o

Rand

beki

sting

ste

llen;

oO

nder

stem

pele

n vl

oer.

o

Rela

tief

hoge

be

wer

ke-

o lijkh

eid;

Inst

orte

n ve

ntila

tieka

- o na

len

-> g

een

verl

aagd

pla

-fo

nd.

Hog

e m

assa

te

tran

spor

- o tere

n; Bubb

lede

ck

vloe

ren

o duur

.

Bran

dvei

lig.

oW

eini

g to

t ge

en o

nder

- o ho

ud in

dien

de

deta

ils g

oed

zijn

.

Page 47: Afstudeerverslag HZ Bouwkunde Jelle Rinsema

47

6.5 VLOERENDe interne vloeren zijn te realiseren in verscheidene materialen. Om tot een goede keuze te komen is een multicriteriaoverzicht gemaakt. Hierin wordt een verge-lijking gemaakt tussen verschillende eigenschappen van de vloeren.

De volgende vloertypen worden onderzocht:Glazen vloer, stalen draagconstructie; oKanaalplaatvloer, stalen draagconstructie o ;Massieve betonvloer; oBubbledeckvloer. o

Nadat alle criteria zijn uitgewerkt is met grijstinten aan-gegeven in hoeverre een eigenschap gunstig of niet gun-stig is. Hierbij is de volgende waardering aangehouden:Gunstig wit Redelijk ongunstig lichtgrijs Zeer ongunstig donkergrijs

Uit het overzicht volgt dat de volgende elementen niet realiseerbaar zijn:

Glazen vloer, in verband met de kosten; oStalen draagconstructie, in verband met de brand; oMassieve vloer in verband met overspanningslengte. o

Er is gekozen voor een bubbledeckvloer aangezien dit het beste binnen het ronde gebouw past.Als toevoeging op de keuze voor de bubbledeckvloer en niet voor de kanaalplaatvloer dient het volgende gezegd te worden. Als een kanaalplaatvloer wordt toegepast in een rond gebouw dan komt er een deel waar de af-schuining van de kopse kant van de kanaalplaat te veel is. Dit maakt het lastig uitvoerbaar. Er kan gekozen wor-den voor een deel aangestort. Hier is niet voor gekozen aangezien dit niet aansluit bij de rest van de constructie-methode. Ook kunnen in een bubbledeckvloer ventila-tiekanalen worden opgenomen zodat er geen verlaagd plafond benodigd is.

Het principe van een bubbledeckvloer is hiernaast in af-beelding uitgelegd.

6.6 WANDENDe dragende wanden worden uitgevoerd in beton, be-halve de liftwanden. De dragende wanden worden zo uitgevoerd aangezien deze enkel op de begane grond aanwezig zijn en de thermische schil onderbreken. Door beton toe te passen kan de wand op nokken worden ge-plaatst waardoor het verliesoppervlak minimaal is.

De overige wanden en de liftwanden worden uitgevoerd in kalkzandsteen. De dikte hiervan is aangegeven op de tekening.

AFBEELDING 1: DOORSNEDE BUBBLEDECKVLOER

AFBEELDING 2: AANZICHT BOLLENVLOER

AFBEELDING 3: BOVENAANZICHT BOLLENVLOER

Page 48: Afstudeerverslag HZ Bouwkunde Jelle Rinsema

48

6.7 DAKHet dak is, zoals omschreven bij materiaalkeuze (hoofd-stuk 9), opgebouwd uit een randbalk met trekkabels. Aan de trekkabels zijn weer spiders bevestigd waaraan connectors met glas zitten.

De constructie is berekend aan de hand van de nu gel-dende eisen voor zover deze bekend waren.

Het principe van het dak is als een horizontaal fietswiel. De naaf vormt het middelpunt van waaruit kabels zijn gespannen naar de velg. Bij een fietswiel zijn dit staven. Hier is gekozen voor kabels aangezien deze meer trek-spanning kunnen opnemen dan ander staal. Daarom is het slanker gedimensioneerd.

Als de constructie verticaal wordt belast dan zorgt de fietswielconstructie voor een sterk geheel. Omdat de ene helft van het wiel de trek opneemt en de ander de druk. Een kabel kan geen druk opnemen dus neemt de andere helft deze op.Als de constructie horizontaal wordt belast dan zit er in de onderste rij ‘spaken‘ een trekspanning, maar in de bovenste rij een drukspanning. Dit zou een onstabiele constructie opleveren. Als de bovenste rij wordt opgespannen zodat er geen druk meer in zit, maar enkel trek, dan werkt het principe wel. Het opspannen zal gebeuren door middel van een vijzel. Deze kan vervangen worden door een ronde wig, waardoor de kabel zich vastgrijpt in de velg.

In de volgende berekening wordt de dimensionering van de ‘spaken‘ en de velg bepaald. Ook zullen de dimensies van de kolommen welk het dak ondersteunen worden bepaald.

Page 49: Afstudeerverslag HZ Bouwkunde Jelle Rinsema

49

6.7.1 BELASTINGENPermanent: glas + eigen gewicht staalkabelVeranderlijk: sneeuwbelasting

Incidentele beloopbaarheid van het dak is niet maatge-vend t.o.v. sneeuw aangezien de belasting voor beloop-baarheid van 1 kN/m2 verdeeld kan worden over het ge-hele dakvlak. Dit omdat alles samenwerkt.

Permanente belasting (NEN 6702):Glas oppervlak = 1,5 m1 x 1 m1 dikte glas = 12 mm gewicht = 25 kN/m3

totaal = 1,5 x 0,012 x 25 = 0,45 kN/m1

E.g. aanname = staalkabel 30 mm gewicht = 37,57 N/m1 = 0,03757 kN/m1

Totaal perm. belasting = 0,45 + 0,037 = 0,487 kN/m1

Veranderlijke belasting (NEN 6702):Sneeuw prep = ci x Psn;rep Ci = 0,8 (Bijlage B: 0° ≤α ≤30°) psn;rep = 0,7 kN/m2

oppervlak = 1,5 m2

prep = 0,8 x 0,7 x 1,5 = 0,84 kN/m2

Wind prep = cdim x cindex x pW

cdim = 0,92 (NEN 6702) cindex = 0,7 + 0,3 pW = 1,36 (gebied I; onbebouwd) prep;wind = 0,92 x 1 x 1,36 = 1.25 kN/m2

Belastingfactoren UGT, veiligheidsklasse 3: yf;g;u = 1,2 yf;q;u = 1,5 of yf;g;u = 1,35

1,2 x 0,487 + 1,5 x 0,84 = 1,84 kN/m1

of1,35 x 0,487 = 0,66 kN/m1

of0,9 x 0,487 + 1,5 x 1,25 = 2,32 kN/m1 maatgevend

Lengte = 22,5 m.

Mmax = kracht x arm = 1/2 x 2,32 x 11,25 x (11,25 x 2/3) = 98 kNm

M = F x a --> F = M / a

a (hefboomarm) = 2 m.

F = 98 / 2 = 49 kNOmdat de staalkabels worden voorgespannen zodat er geen druk meer in optreed, zal de trekkracht 2 maal zo groot zijn.F = 49 x 2 = 98 kN

Ook dient rekening te worden gehouden met de relexatie van de staalkabel. Hierbij wordt uitgegaan van

15% opnameverlies over een langdurige periode van ge-lijkmatige belasting.

Dit resulteert in een kracht van:F = 98 x 1,15 = 113 kN.

Benodigde staalkabel bepalen:Gekeken naar de mi-nimale breekkracht (mbl) kan de staalkabel ø 13 mm worden aan-gehouden. Alleen zijn hier al veiligheidsfac-toren meegenomen. Vandaar dat de mbl-waarde met een factor 1,5 vermeerderd mag worden. Dan is een ø 12 mm, voldoende.

Deze heeft een mbl van 100 kN x 1,5 = 150 kN.

Zoals in de afbeel-ding hiernaast is te zien dat de ka-bels in het dak hal-verwege samen-gevoegd worden om in het midden minder kabels te hebben. Als gevolg

hiervan wordt per kabel nog 2 x de helft van de kracht naar de middelste kabel afgevoerd. Dit resulteert in een dubbel zo grote trekkracht in de kabel. De trekkracht is dus 2 x 113 = 226 kN. De mbl dient dus 226 / 1,5 = 151 kN te zijn. Volgens de bovenstaande ta-bel kan dus een kabel ø 16 mm worden toegepast. Deze heeft een mbl van 269 kN.

Page 50: Afstudeerverslag HZ Bouwkunde Jelle Rinsema

50

6.7.2 DRUKSPANNING IN RANDBALKBELASTINGTrekkracht aan UNP 200: om de 1,487 m. een trekkracht van 113 kN. Verdelen als gelijkmatige belasting:113 / 1,487 = 76 kN/m. over h = 0,2 m.

380 kN/m2 = 380000 N/m2 = 380000 Pa = 0,38 MPa

KETELFORMULEKetelformule voor radiaalspanning:σ Ø = p ∙ r / t = spanning in profiel

Waarin:p = nominale druklast in MPa r = nominale straal (mm) t = wanddikte (mm)

Benodigde wanddikte berekenen:t = p ∙ r / σs = wanddikte benodigd

Waarin:σs = maximaal toelaatbare staalspanning 235 N/mm2

t = 0,38 ∙ 11250 / 235 = 18,2 mm

UNP profielen hebben een relatief klein oppervlak. Aan-gezien de hoogte van belang is, architectonisch gezien, wordt een ander profiel gekozen. Als gekeken wordt naar de hoogte- breedteverhouding in combinatie de dikte van de wand, is een rechthoekig buisprofiel het meest gunstig. Er wordt gekozen voor het volgende profiel:rechthoekig buisprofiel 200x100x12,5 mm. Deze heeft een wanddikte van 2 x 12,5 = 25 mm.

σ Ø = 0,38 ∙ 11250 / 25 = 171 N/mm2 < 235 N/mm2 voldoet

6.7.3 ONTWERPFORMULECOMBINATIE NORMAALKRACHT & MOMENTEr wordt van een rechthoekig buisprofiel 200x100x12,5 mm met staalkwaliteit S235 uitgegaan. De ontwerpfor-mule voor een op druk en buiging belaste kolom is als volgt:

(2,2 × Nc;s;d) / Aprofiel + ((1,1 × My;s;d) / (Wy;pl)) ≤ fy;d

Nc;s;d = 171 N/mm2 × 6707 mm2 = 1146897 NAprofiel = 6707 mm2

My;s;d = 1/12 × q × l2 = 1/12 × 12,96 × 3,842 = 15,9 × 106 Nmm (q = oppervlakte dakvlak, aan de voet 1 meter breed × gewicht , 2,32 kN/m2)Wy;pl = 408,2 × 103 mm3 (tabellenboek)fy;d = 235 N/mm2

(2,2 × 1146897) / 6707 + ((1,1 × 15,9 × 106) / (408,2 × 103)) = 419,0 N/mm2 > 235 N/mm2 voldoet niet

Aangezien de spanning veel te hoog is zal een groter pro-fiel en een hogere staalsterkte (S355) gekozen worden. Ook zal de overspanning worden verkleint naar 2,95 me-ter. Het aangenomen profiel is een rechthoekig buispro-fiel 200x100x12,5 mm.

Aprofiel = 6707 mm2

My;s;d = 1/12 × q × l2 = 1/12 × 12,96 × 2,952 = 9,4 × 106 NmmWy;pl = 408,2 × 103 mm3 (tabellenboek)

(2,2 × 1146897) / 6707 + ((1,1 × 9,4 × 106) / (408,2 × 103)) = 401,5 N/mm2 > 355 N/mm2 voldoet niet

Er wordt vanuit gegaan dat de knikfactor, aangenomen in de ontwerpformule, zeer ongunstig werkt. Vandaar dat door middel van toetsing bepaald zal worden of het profiel voldoet.

6.7.4 TOETSING VAN DE DOORSNEDETOETSING CONFORM NEN 6770In de NEN 6770 wordt de volgende tabel aangehouden: “11.3.1.3 Vierkante en rechthoekige buisprofielen”.

Vz;s;d = 0,5 × q × l = 0,5 × 12,96 x 2,95 = 19,1 kNVz;pl;d = 0,577 × fy;d × A × (h/(b+h)) formule 11.2-19 = 0,577 × 355 × 6707 × (200/(100+200)) = 915,89 kNVz;s;d / Vz;pl;d = 19,1 / 915,9 = 0,021 < 0,25 voldoet

Ns;d = 1146897 N = 1146,9 kNNpl;d = fy;d × A = 355 × 6707 = 2380985 N = 2381,0 kNa3 = (A - 2 × b × t) / A = (6707 - 2 × 100 × 12,5) / 6707 = 0,63 > 0,5 dus 0,5 aanhouden.

Page 51: Afstudeerverslag HZ Bouwkunde Jelle Rinsema

51

2381 × 0,5 × 0,5 = 595,25 < 1146,9

Interactieformule 11.3-23 aanhouden

(My;s;d / My;pl;d) + (((Ns;d / Npl;d) - (a3 / 2)) / ( 1 - ( a3 / 2 )) ≤ 1

My;s;d = 15,9 kNmMy;pl;d = Wy;pl × fy;d = 408200 × 235 = 95,9 × 106 Nmm = 95,9 kNm

(15,9 / 95,9) + (((1146,9 / 1576) - (0,5 / 2)) / ( 1 - ( 0,5 / 2 )) = 0,80 ≤ 1 voldoet

Een rechthoekig kokerprofiel 200x100x12,5 met een staalsterkte S355, voldoet aan de eisen met betrekking tot momenten, normaal- en dwarskracht.

6.7.5 TOETSING VAN DE STABILITEITKNIKSTABILITEITNc;s;d = 1146,9 kNNpl;d = 1576,0 kN

ωbuc => Λy;rel = Λy / Λe met Λy = ly;buc / iy

Λy;rel = Relatieve slankheidΛy = Slankheid v/d staaf in de y-richtingΛe = 93,9 voor S235ly;buc = kniklengte om de y-as ( lef = lsys = 3482 mm)iy = traagheidsstraal (68,3)

Λy = 3482 / 68,3 = 51Λy;rel = 51 / 93,9 = 0,543

ωbuc = 0,905 volgens tabel 10.12 uit tabellenboek, insta-biliteitskromme a.

My;equ;s;d = de rekenwaarde van het equivalente buigend moment om de y-as ( 15,9 kNm )My;pl;d = Wy;pl × fy;d = 408200 × 235 = 95,9 × 106 Nmm = 95,9 kNm

1,1 x ( Nc;s;d / Npl;d x ωy;buc ) + 1,1 x ( My;equ;s;d / ωkip x My;pl;d ) = 1,1 x ( 1147 / 1576 x 0,905 ) + 1,1 x ( 15,9 / 0,905 x 95,9 ) = 0,94 > 1 voldoet

6.7.6 KOLOMMEN T.B.V. DAKBELASTINGDe belasting die op 1 kolom komt is het volgende:Gewicht dak:19,07 m2 × 5,1144 kN = 97,5 kN

Gewicht ligger:3,482 m1 × 0,517 kN = 1,8 kN +Nc;s;d = 99,3 kN

Er wordt uitgegaan van een kolom 60x60x4 mm.A = 878,8 mm2 Nc;u;d = 878,8 × 235 = 206,5 kNlsyst = 1710 mm i = 22,7 mm

ωbuc => Λy;rel = Λy / Λe met Λy = ly;buc / iy

Λy = 1710 / 22,7 = 75,33Λy;rel = 75,33 / 93,9 = 0,802

ωbuc = 0,8 volgens tabel 10.12 uit tabellenboek, instabili-teitskromme a.

Eis m.b.t. centrische druk: Nc;s;d / ωbuc × Nc;u;d ≤ 1

99,3 / 0,8 × 206,5 = 0,60 ≤ 1 voldoet

Om de 3482 mm zal een kolom 60x60x4 mm worden ge-plaatst.

Page 52: Afstudeerverslag HZ Bouwkunde Jelle Rinsema

52

7 BRANDVEILIGHEID7.1 OMGEVINGSFACTOREN7.1.1 EISEN M.B.T. AANRIJROUTEHet begrip ‘aanrijroute’ houdt in het volgende in: de ver-bindingsroute tussen het gebouw en een openbare weg. De volgende eisen zijn van toepassing:

Breedte benaderingsweg > 5,5 m.; oVrije doorgangsbreedte > 3,5 m.; oVrije hoogte > 4,2 m. o

Bij voorkeur 2 benaderingswegen toepassen, dit in ver-band met een snellere aanrijtijd met meerdere voertui-gen. Als de route vanaf de openbare weg naar het ge-bouw langer is dan 10 meter, moet de weg verhard zijn.

7.1.2 EISEN M.B.T. OPSTELPLAATSOm voldoende ruimte voor materieel rondom het ge-bouw te hebben zijn er eisen gesteld aan de afmetingen van de opstelplaats.

Deze zijn als volgt:Breedte bij een blusvoertuig ≥ breedte + 2 x 1 m.; oBreedte bij een redvoertuig ≥ breedte + 1 m.; oLengte > 10 m. o

Als er mensen verblijven in het gebouw is het verplicht om opstelplaatsen voor blus- en redvoertuigen te heb-ben.

7.1.3 EISEN M.B.T. AANSLUITPUNTENOm de brandweer over voldoende water op de juiste plaats te laten beschikken zijn er eisen gesteld aan de aansluitpunten van de voertuigen. De maximale af-stand tussen een aansluitpunt en een voertuig mag 60 meter bedragen. Hierin mag worden voorzien op basis van primaire, secundaire en tertiaire bluswatervoorzie-ningen. Denk hierbij ook aan openbaar water etc.. Om in een gebouw voldoende water tot de beschikking te hebben moet er een droge blusleiding aanwezig zijn als de hoogstgelegen vloer met een verblijfsruimte erop ho-ger ligt dan 20 m. Op de tekening van de situatie, B-001, wordt de wegenstructuur en het gebouw weergegeven.

7.1.4 DEELCONCLUSIEDe aanrijroutes en opstelplaatsen voldoen aan de ge-stelde eisen. In overleg met de brandweer kunnen ex-tra eisen met betrekking tot opstelplaatsen worden op-gelegd in verband met het niet direct grenzen van het gebouw aan de opstelplaats. Aan de straatzijde worden brandslangaansluitingen gerealiseerd conform het Ste-denbouwkundig Plan. Er is geen droge blusleiding beno-digd.

7.2 GEBRUIKSFUNCTIESHet gebouw is opgebouwd uit meerdere functies. De hoofdzakelijke functie is ‘bijeenkomstfunctie‘. Verder zijn er nog de functies: ‘kantoor- en overige gebruiks-functies‘. Van het project zijn de gebruiks- en verblijfs-gebieden berekend. Deze zijn in onderstaande tabel weergegeven.

Vloe

r

GO

(m2 )

VO (m

2 )

VO >

55%

GO

BG 356,2 351,7 Ja (98,7%)

1 277,9 273,4 Ja (98,4%)

2 168,8 164,3 Ja (97,3%)

3 165,9 165,9 Ja (100,0%)

4 168,8 150,0 Ja (88,9%)

7.3 INDELING BRANDCOMPARTIMENTENConform het Bouwbesluit (H.2 - §2.13 – art.2.103 t/m 2.109) gelden de volgende eisen:(als er leden verwijderd zijn, zijn deze niet van toepas-sing op de functie van het gebouw)

Artikel 2.104 liggingLid 1.Een besloten ruimte ligt in een brandcompartiment. Dit geldt niet voor een toiletruimte, een badruimte, een meterruimte en een opstelplaats voor een verbrandingstoestel niet gelegen in een stookruimte als bedoeld in artikel 4.88, vierde en vijfde lid, en een liftschacht die wat betreft de klasse van de brandvoortplanting en de mate van rookproductie voldoet aan de eisen van een brand- en rookvrije vluchtroute.Lid 2.Onverminderd het eerste lid, liggen een technische ruimte met een gebruiksoppervlakte van meer dan 50 m², een ruimte voor de opslag van bij ministeriële regeling aangegeven brandbare, brandbevorderende of bij brand gevaar opleverende stoffen en een stookruimte als bedoeld in artikel 4.88, vierde en vijfde lid, in een brandcompartiment.Lid 3.In afwijking van het eerste lid, ligt een ruimte waardoor een brand-

en rookvrije vluchtroute voert, niet in een brandcompartiment.

Aan de hand van bovenstaande eisen is het volgende te concluderen:

Toilet- en badruimtes hoeven niet in een brandcom- opartiment te liggen. Dit wordt wel gedaan aangezien an-ders een extra brandcompartiment gecreëerd dient te worden;

Het vluchttrappenhuis bevindt zich niet in het brand- ocompartiment aangezien dat de brand- en rookvrije vluchtroute is;

Er is geen technische ruimte met een oppervlak van omeer dan 50 m2.

Page 53: Afstudeerverslag HZ Bouwkunde Jelle Rinsema

53

Artikel 2.105 omvangLid 1.Een brandcompartiment strekt zich uit over niet meer dan een per-ceel.Lid 4.Een brandcompartiment heeft een gebruiksoppervlakte die niet gro-ter is dan de in tabel 2.103 aangegeven grenswaarde. (1000 m2)Lid 6.Een stookruimte als bedoeld in artikel 4.88, vierde en vijfde lid, is een brandcompartiment.Lid 7.Een technische ruimte met een gebruiksoppervlakte van meer dan 50 m² is een brandcompartiment.Lid 8.Een ruimte voor de opslag van bij ministeriële regeling aangegeven brandbare, brandbevorderende of bij brand gevaar opleverende stoffen is een brandcompartiment.

De maximaal toegestane grote van een brandcomparti-ment is 1000 m2. Verder is er geen stookruimte of op-slagruimte voor brandgevaarlijke stoffen aanwezig in het gebouw.

De maximale afmeting van een brandcompartiment in acht nemend, kan de volgende indeling van brandcom-partimenten gemaakt worden:

tentoonstellingsruimte 913 m o 2

filmzaal 224,6 m o 2 vluchttrappenhuis 13,8 m o 2

Op de bijgevoegde tekeningen, bijlage 4, zijn de brand-compartimenten aangegeven.

Er zijn in het gebouw geen subbrandcompartimenten aanwezig.

7.4 INDELING VERBLIJFSGEBIEDEN & VASTSTELLEN BEZETTINGSGRAADDe in het gebouw aanwezige tentoonstellingsruimten vallen onder de categorie ‘bijeenkomstfunctie‘. Voor deze functie geldt geen minimale daglichttoetreding. Wel geldt voor een verblijfsruimte een minimale breedte van 1,8 m., ook dient de oppervlakte minimaal 5 m2(overige gebruiksfunctie) of 10 m2(bijeenkomst- of kantoorfunc-tie) te zijn. De hoogte dient minimaal 2,6 m. te bedragen over het gehele oppervlak.

Bezettingsgraadklasse: klasse die de bezettingsgraad van een ge-bruiksoppervlakte en de bezettingsgraad van een vloeroppervlakte aan verblijfsgebied aangeeft overeenkomstig tabel 1.

klasse bezettingsgraad

in m² gebruiksoppervlakte per persoon

in m² vloeroppervlakte aan verblijfsgebied per persoon

B1 > 0,8 - <=> > 0,5 - <=>

B2 > 2 - <=> > 1,3 - <=>

B3 > 5 - <=> > 3,3 - <=>

B4 > 12 - <=> > 8 - <=>

B5 > 30 > 20

De tentoonstellingsruimte zal uitgevoerd worden met een bezettingsgraadklasse B2. Hierom zal er 1,3 m2 ver-blijfsgebied per bezoeker aanwezig zijn. Wat resulteert in een maximaal bezoekersaantal van ± 650 personen.

De filmzaal zal worden uitgevoerd met een bezettings-graadklasse B2. Aangezien er 195,8 m2 verblijfsgebied aanwezig is, voor 130 zitplaatsen, is er meer dan 1,3 m2 verblijfgebied per persoon aanwezig. Vandaar dat bezet-tingsgraadklasse B2 voldoet.

De overige functies en de kantoorfunctie worden uitge-voerd als bezettingsgraadklasse B3.

7.5 INDELING ROOKCOMPARTIMENTENMet betrekking tot de indeling van de rookcompartimen-ten dient het volgende in rekening gebracht te worden:

Ligging; oLengte van de vluchtroutes; oRookweerstand; oZelfsluitende constructie-onderdelen. o

Achtereenvolgens zullen de bovengenoemde aspecten worden behandeld aan de hand van de van toepassing zijnde eisen uit het Bouwbesluit.

Artikel 2.135 liggingLid 1.Een brandcompartiment is ingedeeld in een of meer rookcomparti-menten.Lid 2.Tussen een toegang van een verblijfsgebied en een toegang van een besloten vluchttrappenhuis van een gebouw waarin een vloer van een verblijfsgebied hoger ligt dan 50 m boven het meetniveau, ligt een verkeersruimte met een lengte van ten minste 2 m. Indien de verkeersruimte een besloten ruimte is, is deze een rookcomparti-ment.

Aangezien er geen vloer met een verblijfsgebied boven de 50 meter boven peil ligt is er geen verkeersruimte met een lengte van minimaal 2 meter nodig.

Artikel 2.136 loopafstandLid 1.Een subbrandcompartiment is een rookcompartiment.Lid 2.De loopafstand tussen een punt in een verblijfsgebied en een toe-gang van het rookcompartiment waarin het verblijfsgebied ligt, is niet groter dan de in tabel 2.134 aangegeven grenswaarde. Bij het bepalen van de loopafstand wordt een constructie-onderdeel, niet zijnde een bouwconstructie, dat in het verblijfsgebied ligt, buiten be-schouwing gelaten en wordt de loopafstand die in het verblijfsgebied ligt, met 1,5 vermenigvuldigd. (30 m.)Lid 3.De loopafstand tussen een punt in een verblijfsruimte en een toe-

Page 54: Afstudeerverslag HZ Bouwkunde Jelle Rinsema

54

gang van het rookcompartiment waarin de verblijfsruimte ligt, is niet groter dan de in tabel 2.134 aangegeven grenswaarde. (30 m.)Lid 4.Het hoogteverschil tussen de vloer van een verblijfsgebied en een vloer ter plaatse van een toegang waarop het verblijfsgebied is aan-gewezen, van het rookcompartiment waarin het verblijfsgebied ligt,

is niet groter dan 4 m.

De loopafstand tussen de toegang van het rookcom-partiment en het uiterste punt in een verblijfsgebied is meer dan de aangegeven 30 meter. Dit aangezien het brandcompartiment ‘tentoonstellingsruimte‘ niet is opgedeeld in verschillende rookcompartimenten. Dit is door de architect bepaald vanwege de esthetische uitstraling van het gebouw. Er dienen geen ‘hokken‘ te worden gecreëerd met als gevolg dat de openheid en de lichttoetreding in het gebouw belemmerd wordt.

Vanaf alle verdiepingen is wel binnen 30 meter een rook-vrije vluchtroute, het vluchttrappenhuis, te bereiken. De eis van maal 1,5 ten behoeve van vrije indeelbaarheid is niet van toepassing. Dit aangezien ervan uit wordt ge-gaan dat er geen wanden worden geplaatst op de ver-diepingen.

Vanwege de openheid van het gebouw kan ook niet vol-daan worden aan de eis uit artikel 2.136 lid 2. Het hoog-teverschil binnen het rookcompartiment is namelijk 18,5 meter in plaats van de toegestane 4 meter boven meet-vieau.

Tijdens de ontwerpfase is dit probleem al geconsta-teerd. Om de openheid en de rookcompartimentering te com-bineren is ervoor gekozen om voor gelijkwaardigheid te gaan. Dit is aan te tonen aan de hand van berekeningen. Hierbij kan gebruik worden gemaakt van de volgende systemen: een sprinklerinstallatie of een rook- warmte-afvoersysteem (RWA). Er is gekozen voor een RWA-systeem. Om gelijkwaardig-heid aan te tonen dient een rookvultijdenberekening te worden gemaakt door een gespecialiseerd adviesbu-reau. Als indicatie is aangegeven dat ongeveer 8 m2 aan toe- en afvoer aanwezig dient te zijn. Dit geldt voor het grote rookcompartiment ‘tentoonstellingsruimte‘.

Artikel 2.137 weerstand rookdoorgangDe volgens NEN 6075 bepaalde weerstand tegen rookdoorgang van een rookcompartiment naar een besloten ruimte in het brandcom-partiment is niet lager dan 30 minuten.

Artikel 2.138 zelfsluitende constructie-onderdelenIn een inwendige scheidingsconstructie van een rookcompartiment waarvoor een weerstand tegen rookdoorgang geldt, bevindt zich geen beweegbaar constructie-onderdeel anders dan een zelfsluitend

constructie-onderdeel.

Artikel 2.138 is gelijk aan artikel 2.107 voor brandcom-partimenten. Er zal worden voldaan aan beide eisen met betrekking tot zelfsluitende constructie-onderdelen.

7.6 VLUCHTWEGENDe volgende artikelen zijn van toepassing op de vlucht-wegen.

Artikel 2.146 verblijfsgebied en verblijfsruimteLid 8.De getalwaarde van de breedte van de totale vrije doorgang in mm van de toegangen van een verblijfsgebied of van een verblijfsruimte, is ten minste de getalwaarde van de op die toegangen aangewezen vloeroppervlakte van dat verblijfsgebied of die verblijfsruimte in m², vermenigvuldigd met de in tabel 2.145.1 aangegeven waarde, met een minimum van 0,85 m voor elke toegang. (B2 = 5,5; B3 = 2,2)Lid 9.De deur van een toegang van een verblijfsgebied of een verblijfs-ruimte draait bij het openen niet tegen de vluchtrichting in, indien de op die toegang aangewezen vloeroppervlakte van dat verblijfsgebied of van die verblijfsruimte groter is dan de in tabel 2.145.1 aangege-ven waarde. Een nooddeur kan geen schuifdeur zijn. (B2 = 50 m2; B3 = 125 m2)Lid 10.De loopafstand tussen een punt in een verblijfsruimte en ten minste een toegang van die ruimte is niet groter dan de in tabel 2.145.1 aan-gegeven waarde. (B2 = 20 m.; B3 = 20 m.)Lid 11.De loopafstand tussen een punt in een ruimte die bestemd is voor de opslag van of waar gewerkt wordt met bij ministeriële regeling aangegeven brandbare, brandbevorderende, bij brand gevaar ople-verende stoffen of voor de gezondheid schadelijke stoffen, en ten minste een toegang van die ruimte, is ten hoogste 20 m.Lid 12.Een toegang als bedoeld in het tiende lid: 1. is een toegang van het rookcompartiment waarin die ruimte ligt, 2. is een toegang waarbij een route begint die niet door een ver-blijfsruimte, een toiletruimte, een badruimte of een technische ruim-te naar een toegang van het rookcompartiment voert, of 3. is een toegang van een andere verblijfsruimte, indien die ver-blijfsruimte ten minste twee toegangen heeft als bedoeld in onder-deel a of onderdeel b van dit lid.Lid 14.Indien volgens het eerste tot en met vierde lid, het tiende of het twaalfde lid twee toegangen zijn vereist, is de afstand tussen een punt van de ene toegang en een punt van de andere toegang ten minste 5 m.Lid 16.De loopafstand tussen de toegang van een verblijfsruimte die in een rookcompartiment ligt en de toegang van dat rookcompartiment is ten hoogste 15 m, indien dat rookcompartiment niet meer dan een

toegang heeft.

De breedte van de vrije doorgang voor de tentoonstel-lingsruimte (B2) dient te zijn: 168,8 x 5,5 = 930 mm. Maatgevend is hier de toegang tot het vluchttrappen-huis, welk 930 mm vrije doorgang nodig heeft per toe-gang (= per verdieping). Deze deur mag niet tegen de richting in draaien.

De breedte van de vrije doorgang voor de filmzaal (B2)

Page 55: Afstudeerverslag HZ Bouwkunde Jelle Rinsema

55

dient te zijn: 224,6 x 5,5 = 1236 mm. Dit is al een dubbele deur met een vrije doorgang van 1810 mm. In het ‘Pro-gramma van Eisen‘ wordt geeist dat er minimaal twee vluchtroutes zijn. Vandaar dat er twee dubbele deuren aanwezig zijn. Dit wordt tevens geeist in het Bouwbe-sluit. Conform artikel 2.146 lid 14 moeten deze openin-gen minimaal 5 meter uit elkaar liggen. Deze deuren mo-gen niet tegen de richting in draaien.

De maximale afstand van de vluchtroute in het rookcom-partiment is in beide gevallen 20 meter. Hieraan kan niet voldaan worden. Aan de hand van een rookvultijdenbe-rekening moet worden aangetoond dat er voldoende tijd is om te vluchten.Betreffende artikel 2.146 lid 16: elk rookcompartiment in het gebouw heeft meerdere toegangen.

Artikel 2.156 uit rookcompartimentLid 1.Ter plaatse van een toegang van een rookcompartiment beginnen ten minste twee rookvrije vluchtroutes die behalve bij de toegang nergens samenvallen.Lid 2.In afwijking van het eerste lid, kan worden volstaan met één vlucht-route, indien het rookcompartiment meer dan een toegang heeft en ten minste twee van de ter plaatse van die toegangen beginnende vluchtroutes nergens samenvallen.Lid 3.Delen van de twee vluchtroutes als bedoeld in het eerste en tweede lid, kunnen voorzover deze in een veiligheidstrappenhuis liggen, sa-menvallen.Lid 4.Het eerste lid geldt niet voor een rookcompartiment met een totale gebruiksoppervlakte van niet meer dan 250 m² waarin geen verblijfs-ruimte ligt voor het verblijven van mensen.Lid 5.In afwijking van het eerste lid, kunnen de eerste gedeelten van de twee vluchtroutes samenvallen, als de totale gebruiksoppervlakte aan rookcompartiment die is aangewezen op deze gedeelten, niet groter is dan de grenswaarde die is aangegeven in tabel 2.153. (B2 = 75 m2; B3 = 187,5 m2)Lid 6.In afwijking van het eerste lid, kunnen de eerste gedeelten van de twee vluchtroutes samenvallen, indien deze gedeelten een brand- en rookvrije vluchtroute zijn en de totale gebruiksoppervlakte aan rook-compartiment die is aangewezen op deze gedeelten, niet groter is dan de grenswaarde die is aangegeven in tabel 2.153. (B2 = 300 m2; B3 = 750 m2)Lid 7.Onverminderd het zesde lid, kunnen de eerste gedeelten van de twee vluchtroutes uitsluitend samenvallen over een lengte die niet groter is dan de grenswaarde die is aangegeven in tabel 2.153. Bij het bepalen van de lengte worden gedeelten die in een veiligheidstrap-penhuis liggen buiten beschouwing gelaten. (30 meter)Lid 11.Een vluchtroute kan een gemeenschappelijke vluchtroute zijn.

Per verdieping zijn altijd twee vluchtmogelijkheden be-schikbaar. Namelijk de normale trap en het vluchttrap-penhuis. De normale trap kan tijdens brand gebruikt worden aangezien de rook en warmte afgevoerd wor-

den door middel van het RWA-systeem.Conform lid 5 en 6 mogen deze niet samenvallen aan-gezien het in principe geen rook- en brandvrije vlucht-route betreft. Eventueel mag dit wel zo gerekend wor-den in combinatie met een RWA-systeem. Mocht dit het geval zijn, dan mag enkel de eerste 30 meter (conform lid 7) samenvallen. Vanaf het vluchttrappenhuis dienen de routes te scheiden. Dit is ook het geval aangezien de routes naar beide uitgangen lopen.

Artikel 2.158 vluchttrappenhuisEen vluchttrappenhuis waarbinnen een hoogteverschil van meer dan 8 m kan worden overbrugd, voldoet aan de voorschriften die van toe-passing zijn op een ruimte waardoor een brand- en rookvrije vlucht-route voert.

Het vluchttrappenhuis dient te voldoen aan de voor-schriften voor een brand- en rookvrije vluchtroute. Het vluchttrappenhuis is intern gesitueerd, maar aangezien het gekoppeld is aan het RWA-systeem mag deze wel als vluchttrappenhuis worden beschouwd.

De vluchtwegen dienen te worden voorzien van vlucht-routeaanduidingen conform de NEN 6088 (1995) en de NEN 6088/A1 (1997). Naast vluchtrouteaanduiding dient er vluchtwegverlichting aanwezig te zijn. Dit wordt be-handeld in §7.7 Vluchtwegverlichting.

7.7 VLUCHTWEGVERLICHTINGDe verlichting van de vluchtweg is gebonden aan strenge eisen. Hieronder worden de in het Bouwbesluit opgeno-men eisen behandeld.

Artikel 2.57 verlichtingssterkteLid 1.Een verblijfsruimte heeft een verlichtingsinstallatie die de vloer van de verblijfsruimte kan verlichten met een verlichtingssterkte van ten minste de grenswaarde die is aangegeven in tabel 2.56. (10 lux)Lid 2.Een besloten ruimte waardoor een rookvrije vluchtroute voert, heeft een verlichtingsinstallatie die een verlichtingssterkte van ten minste 10 lux kan geven op een vloer, een trap en een hellingbaan waar-over die rookvrije vluchtroute voert, over een breedte als bedoeld in artikel 2.167 en over een breedte die is bestemd voor opvang en doorstroming als bedoeld in artikel 2.173. (b > 0,85 m.)Lid 3.Een liftkooi heeft een verlichtingsinstallatie die de vloer van de liftkooi kan verlichten met een verlichtingssterkte van ten minste 10 lux.

De noodverlichting dient over heel de vloer van het ge-bouw minimaal 10 lux verlichtingssterkte te hebben.

Artikel 2.58 stroomvoorzieningEen verlichtingsinstallatie als bedoeld in artikel 2.57, is aangesloten op een voorziening voor elektriciteit als bedoeld in artikel 2.47, eer-ste en tweede lid.

Artikel 2.59 noodverlichting

Page 56: Afstudeerverslag HZ Bouwkunde Jelle Rinsema

56

Lid 1.Een verlichtingsinstallatie van een verblijfsruimte met een vloerop-pervlakte die groter is dan de grenswaarde die in tabel 2.56 is aan-gegeven, is aangesloten op een voorziening voor noodstroom als be-doeld in artikel 2.47, tweede lid. (B2 = 150 m2; B3 = 375 m2)Lid 3.Een verlichtingsinstallatie van een besloten ruimte waardoor een rookvrije vluchtroute voert, als bedoeld in artikel 2.57, tweede lid, is aangesloten op een voorziening voor noodstroom als bedoeld in artikel 2.47, tweede lid.Lid 4.Een verlichtingsinstallatie van een liftkooi is aangesloten op een voor-ziening voor noodstroom als bedoeld in artikel 2.47, tweede lid.

De noodverlichting is aangesloten op een voorziening voor noodstroom conform artikel 2.47 lid 2.

Artikel 2.60 voorzieningen voor noodstroomEen verlichtingsinstallatie die is aangesloten op een voorziening voor noodstroom, als bedoeld in artikel 2.59, geeft gedurende de periode als bedoeld in artikel 2.49, derde lid, een verlichtingssterkte van ten minste 1 lux. De verlichtingssterkte wordt gemeten op het in artikel 2.57 bedoelde oppervlak.

De verlichtingsinstallatie geeft binnen 15 seconden licht en doet dit gedurende minimaal 60 minuten.De exacte verlichtingsarmaturen en stroomvoorzienin-gen dienen te worden meegenomen door de E-installa-teur. Deze dient de installatie conform NEN-EN 1838 te ontwerpen en te implementeren.

7.8 WBDBOOm de uitbreiding van brand tegen te gaan dienen de scheidingen tussen brandcompartimenten voldoende brandwerend te zijn. Dit wordt uitgedrukt in de WBDBO-waarde (wet branddoorslag en brandoverslag).

Artikel 2.106 wbdbo Lid 1.De volgens NEN 6068 bepaalde weerstand tegen branddoorslag en brandoverslag van een brandcompartiment naar een ander brand-compartiment, een besloten ruimte waardoor een van rook en van brand gevrijwaarde vluchtroute voert, en een niet besloten veilig-heidstrappenhuis is niet lager dan 60 minuten.Lid 3.In afwijking van het eerste lid, kan worden volstaan met 30 minuten, indien: 1. het brandcompartiment en de besloten ruimte op hetzelfde per-ceel liggen, en 2. in een gebouw geen vloer van een verblijfsgebied hoger boven het meetniveau ligt dan de in tabel 2.103 aangegeven grenswaarde.(5 meter)Dit geldt niet voor de weerstand tegen branddoorslag en brandover-slag naar een veiligheidstrappenhuis.Lid 5.Bij het bepalen van de weerstand tegen branddoorslag en brandover-slag van een brandcompartiment van de gebruiksfunctie naar een brandcompartiment, een besloten ruimte waardoor een van brand en van rook gevrijwaarde vluchtroute voert, en een niet besloten vei-ligheidstrappenhuis van een gebouw op een aangrenzend perceel, wordt voor het gebouw op het aangrenzende perceel uitgegaan van een identiek doch spiegelsymmetrisch ten opzichte van de perceels-

grens gelegen gebouw. Deze spiegeling heeft plaats ten opzichte van het hart van de openbare weg, het openbaar water of het openbaar groen indien het perceel grenst aan die weg, dat water of dat groen.Lid 7.Het derde geldt niet voor een brandcompartiment bestemd voor de opslag van bij ministeriële regeling aangegeven brandbare, brandbe-

vorderende of bij brand gevaar opleverende stoffen.

Alle scheidende wanden tussen brandcompartimenten onderling en het vluchttrappenhuis dienen minimaal 60 minuten weerstand te bieden tegen branddoor- en overslag. Er mag geen 30 minuten worden aangehouden aangezien er een vloer met een verblijfsgebied meer dan 5 meter boven het peil ligt, namelijk 18,5 meter.Er is geen vermindering van de 60 minuten eis van toe-passing, vandaar dat bij alle scheidingen een weerstand van 60 minuten aanwezig dient te zijn.

Artikel 2.107 zelfsluitende deurIn een inwendige scheidingsconstructie van een brandcompartiment waarvoor een eis voor de weerstand tegen branddoorslag en brand-overslag geldt, bevindt zich geen ander beweegbaar constructie-on-

derdeel dan een zelfsluitende deur.

Bij alle openingen in een brandscheidende wand dient een zelfsluitende deur met een gelijkwaardige brand-weerstand aanwezig te zijn.

7.9 DRAAGCONSTRUCTIEHet bezwijken van de constructie is een maatgevende factor binnen de brandveiligheid van een gebouw. Aan-gezien, als het gebouw instort, de brand- en rookwe-rendheid niet meer van toepassing is. Vandaar dat deze eisen ook hoger zijn.

Artikel 2.9 tijdsduur bezwijkenLid 1.Een uiterste grenstoestand van een bouwconstructie waarvan het bezwijken leidt tot het onbruikbaar worden van een rookvrije vlucht-route, wordt gedurende 30 minuten niet overschreden bij de volgens NEN 6702 bepaalde bijzondere belastingscombinaties die kunnen optreden bij brand.Lid 4.Onverminderd het eerste lid, wordt een uiterste grenstoestand van de hoofddraagconstructie van een gebruiksfunctie waarvan een vloer van een verblijfsgebied hoger ligt dan 5 m boven het meetniveau, gedurende 90 minuten niet overschreden bij de volgens NEN 6702 bepaalde bijzondere belastingscombinaties die kunnen optreden bij brand.Lid 5.Onverminderd het eerste lid, wordt een uiterste grenstoestand van een in tabel 2.9.2 aangegeven hoofddraagconstructie gedurende de in die tabel aangegeven tijdsduur niet overschreden bij de volgens NEN 6702 bepaalde bijzondere belastingscombinaties die kunnen optreden bij brand.

hoofddraagconstructie tijdsduur van de brandwerendheid met betrekking tot bezwij-ken in minuten

Page 57: Afstudeerverslag HZ Bouwkunde Jelle Rinsema

57

indien geen vloer van een verblijfsgebied van de gebruiksfunctie hoger ligt dan 5 m boven het meetniveau

60

Indien een vloer van een verblijfsgebied van de gebruiksfunctie hoger ligt dan 5 m en niet hoger dan 13 m boven het meet-niveau

90

Indien een vloer van een verblijfsgebied van die gebruiksfunctie hoger ligt dan 13 m boven het meetniveau

120

Lid 6.In afwijking van het vierde en vijfde lid, wordt de tijdsduur van de brandwerendheid met 30 minuten verlaagd, indien de volgens NEN 6090 bepaalde permanente vuurbelasting van het bouwwerk waar-van de hoofddraagconstructie deel uitmaakt niet groter is dan 500 MJ/m².

De hoogstgelegen vloer met een verblijfsgebied is 18,5 meter boven meetniveau. Vandaar dat de tijd tot bezwij-ken van de constructie 120 minuten dient te zijn.Aangezien er beton wordt toegepast dient er rekening te worden gehouden met de dekking van de wapening.

De vermindering van 30 minuten als er een lage vuurbe-lasting is, is niet van toepassing aangezien de tentoon-stellingsruimte allerlei producten kan bevatten. Vandaar dat vooraf geen aanname omtrent de vuurbelasting kan worden gedaan.

7.10 GEDRAG VAN MATERIALENDe materialen die worden toegepast moeten aan de vol-gende eisen voldoen:

Artikel 2.92 binnenoppervlakEen constructie-onderdeel heeft aan een zijde die niet grenst aan de buitenlucht, een volgens NEN 6065 bepaalde bijdrage tot brand-voortplanting, die voldoet aan de klasse die voor die zijde is aange-geven in tabel 2.91.

Artikel 2.93 buitenoppervlakLid 1.Een constructie-onderdeel niet zijnde een deur, een raam, een kozijn of een daarmee gelijk te stellen constructie-onderdeel, heeft aan een zijde die grenst aan de buitenlucht, een volgens NEN 6065 bepaalde bijdrage tot brandvoortplanting, die voldoet aan de klasse die voor die zijde is aangegeven in tabel 2.91. Een deur, een raam, een kozijn of een daarmee gelijk te stellen constructie-onderdeel voldoet aan klasse 4.Lid 2.Een gedeelte van een constructie-onderdeel dat hoger ligt dan 13 m boven het meetniveau, heeft aan een zijde die grenst aan de buiten-lucht, een volgens NEN 6065 bepaalde bijdrage tot brandvoortplan-ting, die voldoet aan klasse 2.Lid 3.Een constructie-onderdeel van een bouwwerk waarvan een vloer van een verblijfsgebied hoger ligt dan 5 m boven het meetniveau, heeft aan een zijde die grenst aan de buitenlucht, vanaf het aansluitende terrein tot een hoogte van ten minste 2,5 m daarboven, een volgens NEN 6065 bepaalde bijdrage tot brandvoortplanting, die voldoet aan klasse 1.Lid 5.

Het tweede tot en met vierde lid gelden niet voor: 1. een deur, 2. een raam, 3. een kozijn en 4. een aan een deur, een raam of een kozijn gelijk te stellen con-structie-onderdeel.

Artikel 2.94 beloopbaar vlakLid 1.De artikelen 2.92 en artikel 2.93 gelden niet voor de bovenzijde van:

1. een vloer, 2. een hellingbaan, 3. een trap en 4. een dak.

Lid 2.Een vloer, een hellingbaan of een trap heeft aan de bovenzijde een volgens NEN 1775 bepaalde bijdrage tot brandvoortplanting, die vol-

doet aan de klasse die is aangegeven in tabel 2.91.

Artikel 2.95 vrijgesteldLid 1.Op ten hoogste 5 % van de totale oppervlakte van de constructie-on-derdelen van elke afzonderlijke ruimte, waarvoor volgens de artike-

len 2.92 tot en met 2.94 een eis geldt, is de eis niet van toepassing.

Binn

enop

perv

lak

Buite

nopp

ervl

ak

Belo

opba

ar

oppe

r-vl

ak

Brand- en rookvrije vluchtroute

Klasse 2 Klasse 2 T1

Rookvrije vluchtroute Klasse 4 Klasse 4 T3

Overig Klasse 4 Klasse 4 T3

Conform artikel 2.93 lid 2 dient een materiaal boven de 13 meter boven meetniveau een bijdrage aan brand-voortplating te geven conform klasse 2.

Conform artikel 2.93 lid 3 dienen alle materialen binnen 2,5 meter vanaf de perceelgrens te voldoen aan klasse 1. Hieronder valt de parkeergarage welk tot aan de per-ceelgrens loopt.

Artikel 2.83 schacht, koker of kanaalMateriaal toegepast aan de binnenzijde van een schacht, een koker of een kanaal met een inwendige doorsnede groter dan 0,015 m² en grenzend aan meer dan een brandcompartiment, is, bepaald volgens NEN 6064, onbrandbaar over een dikte van ten minste 0,01 m, geme-ten loodrecht op de binnenzijde. Dit geldt niet indien de schacht, de koker of het kanaal ligt in en uitsluitend is bestemd voor een of meer boven elkaar gelegen toiletruimten of badruimten.

Page 58: Afstudeerverslag HZ Bouwkunde Jelle Rinsema

58

Artikel 2.84 rookafvoerLid 1.Een voorziening voor de afvoer van rook is, bepaald volgens NEN 6062, brandveilig.Lid 2.Materiaal waaruit een voorziening voor de afvoer van rook is samen-gesteld, is, bepaald volgens NEN 6064, onbrandbaar. Dit geldt uitslui-tend indien in dat materiaal een temperatuur, bepaald volgens NEN 6062, kan optreden van meer dan 363 K.Lid 3.De horizontale afstand tussen de uitmonding van een voorziening voor de afvoer van rook van een op vaste brandstof gestookt toestel en een brandgevaarlijk dak van een ander bouwwerk is ten minste 15 m.

Artikel 2.85 dak

Lid 1.Een dak van een bouwwerk waarin de gebruiksfunctie ligt is, bepaald volgens NEN 6063, niet brandgevaarlijk.Lid 2.Het eerste lid geldt niet, indien het bouwwerk waarin een gebruiks-functie ligt: 1. geen vloer van een verblijfsgebied heeft, die hoger ligt dan 5 m boven het meetniveau, en 2. geen brandgevaarlijk dak heeft op een horizontale afstand van de perceelsgrens van minder dan 15 m; indien het perceel waarop het bouwwerk ligt, grenst aan een openbare weg, openbaar water of openbaar groen, wordt de afstand aangehouden tot het hart van die

weg, dat water of dat groen.

De rookafvoer in artikel 2.84 betreft de afvoer van de CV-installatie. Lid 3 is niet van toepassing aangezien het geen stooktoestel op vaste brandstof is.

Het dak dient brandveilig te worden uitgevoerd. Aangezien het dak niet on-der de hoofddraagconstructie valt dient deze geen 120 minuten brandwerend-heid te zijn.

Leidingschachten en -doorvoeren dienen brandwerend te worden uitgevoerd. Als leidingschacht wordt GIBO gebruikt. Bij de leidingdoorvoeren dienen manchet-ten etc. aangebracht te zijn.

7.11 BEPERKING VAN HET ONTSTAAN VAN ROOKDe toe te passen materialen dienen te voldoen aan de volgende eisen:

Artikel 2.126 algemeenLid 1.Een constructie-onderdeel heeft aan een zijde die grenst aan de binnenlucht, een volgens NEN 6066 bepaalde rookdichtheid van ten hoogste 10 m-1.Lid 2.Indien een constructie-onderdeel aan een zijde die grenst aan de binnenlucht in een besloten

ruimte waardoor een rookvrije vluchtroute voert, een volgens NEN 6065 bepaalde bijdrage tot brandvoortplanting heeft die voldoet aan klasse 2, maar niet aan klasse 1, heeft dat constructie-onderdeel aan die zijde, in afwijking van het eerste lid, een rookproductie met een volgens NEN 6066 bepaalde rookdichtheid van ten hoogste 2,2 m-1.Lid 3.Indien een constructie-onderdeel aan een zijde die grenst aan de bin-nenlucht in een besloten ruimte waardoor een rookvrije vluchtroute voert, een volgens NEN 6065 bepaalde bijdrage tot brandvoortplan-ting heeft die voldoet aan klasse 1, heeft dat constructie-onderdeel aan die zijde, in afwijking van het eerste lid, een rookproductie met een volgens NEN 6066 bepaalde rookdichtheid van ten hoogste 5,4 m-1.Lid 4.Indien een constructie-onderdeel aan een zijde die grenst aan de binnenlucht in een besloten ruimte waardoor een brand- en rook-vrije vluchtroute voert, een volgens NEN 6065 bepaalde bijdrage tot brandvoortplanting heeft die voldoet aan klasse 2, maar niet aan klasse 1, heeft dat constructie-onderdeel aan die zijde, in afwijking van het eerste lid, een rookproductie met een volgens NEN 6066 be-paalde rookdichtheid van ten hoogste 2,2 m-1.Lid 5.Indien een constructie-onderdeel aan een zijde die grenst aan de binnenlucht in een besloten ruimte waardoor een brand- en rook-vrije vluchtroute voert, een volgens NEN 6065 bepaalde bijdrage tot brandvoortplanting heeft die voldoet aan klasse 1, heeft dat con-structie-onderdeel aan die zijde, in afwijking van het eerste lid, een rookproductie met een volgens NEN 6066 bepaalde rookdichtheid van ten hoogste 5,4 m-1.

Artikel 2.127 beloopbaar vlakArtikel 2.126, tweede tot en met elfde, dertiende en veertiende lid, geldt niet voor de bovenzijde van: 1. een vloer, 2. een hellingbaan en 3. een trap.

7.12 BRANDVEILIGHEIDSINSTALLATIESOnder brandveiligheidsinstallaties vallen de volgende aspecten:

(nood)stroomvoorziening en -verlichting; orookmeldingsinstallatie; orook- en warmteafvoersysteem. o

De eisen voor de (nood)stroomvoorziening en -verlich-ting zijn al behandeld in §7.7 Vluchtwegverlichting.

Een rookmeldingsinstallatie is niet verplicht gesteld voor deze functie middels het Bouwbesluit. Wel wordt deze vanwege de verhoogde veiligheid toegepast in het ge-bouw. De plaatsing van de elementen zal zijn volgens de plattegronden, eventueel in overleg met de electrotech-nische adviseur.

Het rook- en warmteafvoersysteem (RWA) werkt als volgt: als er brand wordt geconstateerd worden auto-matisch onder en bovenin het gebouw ramen geopend. Bovenin het gebouw kan de rook weg, onderin kan er verse lucht worden aangevoerd. Door verse, en koele, lucht toe te voeren wordt de temperatuur in het gebouw

Page 59: Afstudeerverslag HZ Bouwkunde Jelle Rinsema

59

verminderd. Ook worden gloeiende asdeeltjes etc. afge-voerd naar buiten. Hierdoor kunnen omliggende onder-delen minder snel vlam vatten.Het RWA-systeem dient volgens de NEN 6093 te worden ontworpen. Als aanname kon worden genomen dat er 8 m2 aan toe- en afvoer aanwezig moest zijn (totaal 16 m2).

Aangezien de daglichttoetreding in het gebouw van re-latief groot belang is, is ervoor gekozen om als RWA-sys-teem glaslouvres toe te passen. Dit zijn inzetelementen voor in een vliesgevel, welk voorzien zijn van kantelbare glasvlakken. Deze worden hydraulisch aangestuurd. Er is een doorsnede van de toegepaste glaslouvre te zien.

7.13 VOORKOMING EN BEPERKING VAN ONGEVALLEN BIJ BRANDArtikel 2.184 aanwezigheidLid 1.Een gebruiksfunctie waarin een vloer van een verblijfsgebied voor het verblijven van mensen hoger ligt dan 20 m boven het meetni-veau, heeft een al dan niet gemeenschappelijke brandweerlift.

Geen vloer met een verblijfsgebied ligt boven de 20 me-ter boven meetniveau. De hoogst gelegen vloer met een verblijfsgebied is 18,5 meter boven meetniveau.

Artikel 2.185 loopafstandLid 5.De loopafstand tussen een toegang van een rookcompartiment en ten minste een toegang van een vluchttrappenhuis is niet groter dan 30 m.Lid 6.De loopafstand tussen een toegang van een rookcompartiment en van ten minste een toegang van een brandweerlift is niet groter dan 75 m.

Lid 5 voldoet, aangezien dit maximaal 20,5 meter be-draagt. Lid 6 is niet van toepassing aangezien geen brandweerlift is toegepast.

Artikel 2.186 inrichtingLid 1.Een niet-besloten ruimte waardoor een rookvrije vluchtroute voert, heeft een voorziening voor de afvoer van rook met een component voor toevoer van verse lucht en een component voor afvoer van rook, met een zodanige capaciteit dat die ruimte tijdens brand gedu-rende langere tijd kan worden gebruikt voor het uitvoeren van red-dingswerkzaamheden en bluswerkzaamheden.

Aan artikel 2.186 lid 1 wordt voldaan aangezien het RWA-systeem is toegepast.

7.14 BESTRIJDING VAN BRANDArtikel 2.191 aanwezigheidLid 1.Een gebruiksfunctie met een verblijfsgebied waarvan de vloer hoger ligt dan 20 m boven het meetniveau, heeft ten minste een al dan niet gemeenschappelijke droge blusleiding.

Lid 2.Een gebruiksfunctie met een gebruiksoppervlakte die groter is dan de grenswaarde vermeld in tabel 2.190, heeft ten minste een al dan niet gemeenschappelijke brandslanghaspel. (500 m2)Lid 3.Een gebruiksfunctie heeft ten minste een al dan niet gemeenschap-pelijke brandslanghaspel.

De hoogst gelegen vloer met een verblijfsgebied ligt 18,5 meter boven meetniveau. Daarom is de aanwezigheid van een droge blusleiding niet verplicht.Per 500 m2 is een brandslanghaspel verplicht.

Artikel 2.192 aantalLid 2.Het aantal droge blusleidingen is zodanig dat de loopafstand tussen een brandslangaansluiting van een droge blusleiding en een toegang van een op die aansluiting aangewezen rookcompartiment niet gro-ter is dan 35 m.Lid 3.Het aantal brandslanghaspels is zodanig dat de loopafstand tussen een brandslanghaspel en elk punt van de vloer van een gebruiksfunc-tie niet groter is dan de lengte van de brandslang, vermeerderd met 5 m. Dit geldt niet voor de vloer van een niet in een verblijfsgebied ge-legen ruimte, die vanaf de toegang van de gebruiksfunctie niet door besloten ruimten kan worden bereikt.Lid 4.Bij het bepalen van de loopafstand als bedoeld in het derde lid, wordt een constructie-onderdeel niet zijnde een bouwconstructie, gelegen in een verblijfsgebied, buiten beschouwing gelaten.Lid 5.Bij het bepalen van de loopafstand als bedoeld in het derde lid, wordt de loopafstand gelegen in een verblijfsgebied met 1,5 vermenigvul-digd.

Aangezien de bereikbaarheid van alle plaatsen met be-trekking tot een brandslanghaspel gewaarborgd dient te worden wordt ervoor gekozen op elke verdieping een brandslanghaspel met een lengte van 20 meter toe te passen.

Artikel 2.193 veiligheidLid 1.Een droge blusleiding als bedoeld in artikel 2.191, eerste lid, voldoet aan NEN 1594.Lid 2.Een brandslanghaspel als bedoeld in artikel 2.191, tweede en derde lid: 1. is aangesloten op een voorziening voor drinkwater als bedoeld in artikel 3.120, en 2. ligt niet in een vluchttrappenhuis.Lid 3.Een brandslanghaspel als bedoeld in artikel 2.191, tweede en derde lid, heeft een slang met: 1. een lengte van niet meer dan 30 m en 2. een statische druk van niet minder dan 100 kPa en een capaciteit van 1,3 m³/h, bij gelijktijdig gebruik van twee brandslanghaspels aan-

gesloten op dezelfde voorziening voor drinkwater.

Naast de toepassing van brandslanghaspels worden ook brandblussers toegepast. Deze worden conform de NEN 4001 geplaatst.

Page 60: Afstudeerverslag HZ Bouwkunde Jelle Rinsema

60

8 INSTALLATIES8.1 EISEN VOOR INSTALLATIES8.1.1 VENTILATIEDe eisen met betrekking tot de ventilatie van het ge-bouw zijn als volgt:

Artikel 3.47 aanwezigheidLid 1.Een verblijfsgebied en een verblijfsruimte hebben een voorziening voor luchtverversing, bestaande uit een component voor toevoer van verse lucht en een component voor afvoer van binnenlucht.Lid 2.Een toiletruimte en een badruimte hebben een voorziening voor luchtverversing, bestaande uit een component voor toevoer van ver-se lucht en een component voor afvoer van binnenlucht.

Artikel 3.48 capaciteit(verblijfsgebied/ruimte)Lid 1.Een voorziening voor luchtverversing voor een verblijfsgebied heeft een volgens NEN 1087 bepaalde capaciteit van ten minste de grens-waarde, als aangegeven in tabel 3.46.1:bijeenkomstfunctie B2: 1,9 dm³/s per m² (min. 7 dm³/s)kantoorfunctie B2: 1,3 dm³/s per m² (min. 13 dm³/s)

Lid 2.Een voorziening voor luchtverversing voor een verblijfsruimte heeft een volgens NEN 1087 bepaalde capaciteit van ten minste de grens-waarde, als aangegeven in tabel 3.46.1:bijeenkomstfunctie B2: 1,5 dm³/s per m² (min. 7 dm³/s)kantoorfunctie B2: 1,0 dm³/s per m² (min. 10 dm³/s)

Lid 3.Een voorziening voor luchtverversing voor een verblijfsgebied of een verblijfsruimte, met een opstelplaats voor een kooktoestel of met een opstelplaats voor een warmwatertoestel heeft een volgens NEN 1087 bepaalde capaciteit van ten minste 21 dm³/s. Bij de toepassing van dit voorschrift blijven buiten beschouwing: 1. een opstelplaats voor een kooktoestel met een nominale belas-ting van meer dan 15 kW en 2. een opstelplaats voor een warmwatertoestel met een nominale belasting van meer dan 15 kW of voor een warmwatertoestel dat geen open verbrandingstoestel is.Lid 4.Een voorziening voor luchtverversing voor een toiletruimte heeft een volgens NEN 1087 bepaalde capaciteit van ten minste 7 dm³/s. Een voorziening voor luchtverversing voor een badruimte heeft een vol-gens NEN 1087 bepaalde capaciteit van ten minste 14 dm³/s. Dit geldt ook voor een met een toiletruimte samengevoegde badruimte.Lid 6.Een voorziening voor luchtverversing voor meer dan een verblijfsge-bied of verblijfsruimte heeft een capaciteit die niet kleiner is dan de totale waarde die volgens het eerste, tweede en derde lid geldt voor alle verblijfsgebieden en verblijfsruimten, die op de voorziening zijn aangewezen.

Artikel 3.49 thermisch comfortDe toevoer van verse lucht veroorzaakt in de leefzone van een ver-blijfsgebied voor het verblijven van mensen een volgens NEN 1087

bepaalde luchtsnelheid die niet groter is dan 0,2 m/s.

De capaciteit van de luchtverversing is gesteld op de vermelde waardes. Dit betreffen minimale waarden. De maximale luchtsnelheid zoals vermeld bij thermisch comfort dient te worden gehandhaafd aangezien de

luchtstroom anders als tocht wordt waargenomen.

Artikel 3.69 capaciteitLid 2.Een voorziening voor luchtverversing van een meterruimte voor een voorziening voor gas heeft een volgens NEN 1087 bepaalde capaci-teit van ten minste 2 dm³/s per m³ netto-inhoud van de meterruimte, met een minimum van 2 dm³/s.Lid 3.Een voorziening voor luchtverversing van een liftschacht heeft een volgens NEN 1087 bepaalde capaciteit van ten minste 3,2 dm³/s per

m² vloeroppervlakte van die liftschacht.

Zoals hierboven vermeldt moeten de liftschacht en de meterkast voldoende geventileerd worden. Deze lucht mag niet worden gerecirculeerd.

8.1.2 TEMPERATUURDe temperatuur in het gebouw dient aangenaam te zijn. Met betrekking tot de tentoonstellingsruimten valt te concluderen dat de mensen lichtelijk in beweging zijn. Toch wordt een temperatuur geëist van minimaal 20 graden aangezien mensen langere tijd stil staan.In de kantoorruimte wordt dezelfde temperatuur geëist in verband met het langdurig stil zitten van personen. Wel dient in de kantoorruimte de temperatuur regel-baar te zijn.

AFBEELDING 1: TEMPERATUURGRADIENT

Page 61: Afstudeerverslag HZ Bouwkunde Jelle Rinsema

61

8.1.3 COMFORTDe grafieken getoond in afbeelding 1, geven de tem-peratuurgradiënt aan. De temperatuurgradiënt kan ge-bruikt worden om de behagelijkheid van personen uit te drukken. Linksbovenin staat de ideale verwarming afge-beeld. Zoals te zien benaderd vloerverwarming de ideale verwarming het meest. Vooral met betrekking tot hoge plafonds is dit een mogelijkheid aangezien de warmte van onderaf komt. Daardoor zal relatief weinig warmte verloren gaan.

8.2 INSTALLATIECONCEPTDe volgende klimaatinstallatie is gekozen: betonkernac-tivering gekoppeld aan een warmtepomp. Mechanische ventilatie zorgt voor voldoende ventilatie. Verderop zal worden toegelicht hoe tot deze keuze is gekomen.

In de onderstaande afbeeldingen wordt aangegeven welk systeem welke voor- en nadelen heeft. Hieruit volgt dat een constant volumesysteem in principe voldoet, enkel niet op het gebied van koeling.

Als een relatie met de temperatuurgradiënt wordt ge-trokken dat valt te concluderen dat vloerverwarming (situatie 6) een betere temperatuurgradiënt oplevert in tegenstelling tot verwarmde lucht (situatie 4). Vandaar dat een combinatie tussen vloerverwarming voor de verwarming van het gebouw en een constant volume-systeem voor het ventileren een goede combinatie zou zijn.

8.2.1 VLOERVERWARMING“De vloerverwarming werkt vaak met een lagere water-temperatuur dan een radiatorverwarmingssysteem. De installatie wordt uitgebreider en vergt daardoor een ex-tra investering. Een vloerverwarmingsinstallatie (als ba-sisverwarming) is te combineren met radiatorenverwar-ming of met een gebalanceerd ventilatiesysteem met warmteterugwinning of met luchtverwarming.

De maximaal toelaatbare oppervlaktetemperatuur van de vloer bedraagt (conform NEN-EN 1264) 29°C, behalve in badkamers en randzones. Dit betekent dat de maxi-male aanvoerwatertemperatuur circa 45°C mag zijn. Di-rect doorstroomde systemen worden rechtstreeks met het door de warmtebron verwarmde water gevoed. Deze verdienen uit energetisch oogpunt de voorkeur boven in-directe systemen.

Als voordelen van vloerverwarming zijn te noemen:de lage watertemperatuur maakt het systeem ge- o

schikt om te combineren met: HR ketel 1. warmtepompinstallatie 2. zonnecollectorensysteem 3. er ontstaat ruimtewinst door het ontbreken van ver- o

warmingslichamen, zoals radiatoren; geen obstakels. o

Als nadelen/randvoorwaarden zijn te noemen:het systeem reageert traag; ohet systeem vereist een goede vloer- en randisolatie o

(tenminste Rc 2,0 m²K/W);in ruimten waar vloerverwarming wordt aangebracht o

is een dikkere cementdekvloer vereist. “(http://www.senternovem.nl/ltv/techniek/lage_temperatuur_afgiftesystemen.asp)

Zoals hierboven is aangegeven is bij vloerverwarming een zwevende dekvloer aan te bevelen. Dit vanwege het warmteverlies naar de rest van de constructie. Aange-zien dit niet realiseerbaar is binnen het project vanwege de extra vloerdikte kan dit niet worden uitgevoerd.

AFBEELDING 2: INSTALLATIECONCEPT

AFBEELDING 3: INSTALLATIECONCEPT

Page 62: Afstudeerverslag HZ Bouwkunde Jelle Rinsema

62

DEELCONCLUSIEVloerverwarming is niet goed te implementeren met de betonconstructie. Daarom wordt betonkernactivering gekozen.

Aangezien betonkernactivering verwarming is die heel de betonconstructie opwarmt, werkt dit beter. Het sys-teem werkt relatief traag aangezien het lang duurt voor-dat de constructie van temperatuur is veranderd. Aange-zien het gebouw veel massa heeft en dus ook langzaam opwarmt door de zon zal dit geen probleem vormen. Het verwarmen van lucht d.m.v. lichttoetreding kan worden geminimaliseerd door voldoende te ventileren. Dit kan zowel mechanisch als natuurlijk. Uit de brandtoetsing (hoofdstuk 7) volgde dat er glaslouvres worden toege-past met betrekking tot het beperken van rookaccu-mulatie. Deze glaslouvres kunnen gebruikt worden als reguliere ramen waardoor natuurlijke ventilatie en spui-ventilatie mogelijk is.

8.2.2 BETONKERNACTIVERING“Betonkernactivering is een verwarmings- cq. koelings-systeem dat gebruik maakt van de gebouwmassa, meestal toegepast in de utiliteitsbouw. In de kern van de betonnen vloer dan wel het plafond (betonkern) zorgen watervoerende leidingen voor een constante tempera-tuur van de omringende massa. Een voorwaarde is dat er goede uitwisseling van warmte plaatsvindt tussen de gebruiksruimte en de verwarmde vloer (dan wel het ver-warmde plafond). Een watertemperatuurregeling kan ervoor zorgen dat het systeem reageert op binnen- en buitentemperatuur. Betonkernactivering reageert per definitie traag; daarom wordt het systeem soms gecom-bineerd met een aanvullende installatie om sneller te kunnen reageren op wisselende temperaturen.

Betonkernactivering heeft een aantal belangrijke voor-delen:

de totale massa van de vloeren wordt gebruikt, waar- odoor pieken in de warmte- en koudebehoefte worden ge-dempt; dit geeft een stabiel binnenklimaat

verwarming en koeling in één: hetzij via de vloer, het- ozij via het plafond

geen radiatoren oveel lager ventilatievoud dan conventioneel, omdat o

het luchtdebiet niet bepaald wordt door de warmte-/koudebehoefte

daardoor minder luchtbewegingen, een schoner bin- onenmilieu en een energiebesparing die kan oplopen tot wel 50%

door lage temperatuurverwarming (LTV) is het een oenergiezuinig systeem en kan gebruik gemaakt worden van duurzame energie door middel van warmtepom-pen”

(http://duurzaambouwen.senternovem.nl/begrippen/267-betonkernactivering.html)

Zoals hier boven is aangegeven heeft het systeem veel voordelen. De nadelen van een traag reagerend systeem kan echter gezien de functie een probleem vormen. Als er veel personen gelijktijdig het gebouw betreden stuwt dit de koellast omhoog. Daar zal het systeem niet snel genoeg op reageren. Echter is aangegeven dat een la-gere ventilatievoud kan worden aangehouden. Mocht de temperatuur onverhoopt te snel stijgen kan er meer geventileerd worden waardoor warme lucht verwijderd wordt uit het gebouw.

Aan de hand van bovenstaande afbeeldingen, 4 respec-tievelijk 5, zal worden uitgelegd waarom het systeem werkt zoals eerder is beschreven.

Er zijn verschillende varianten te gebruiken alleen ze werken allen met leidingen in de vloer. De positie van de leidingen verschilt per variant, zo zijn er varianten met leidingen bovenin, onderin en in het midden van de vloer. Eveneens worden combinaties gerealiseerd.

Uit het constructieve onderdeel van dit rapport, hoofd-stuk 6, is gebleken dat er Bubbledeck vloeren zullen wor-den toegepast. Bubbledeck biedt te mogelijkheid om vanaf de fabriek leidingen in de onderste schil van de elementen op te nemen. Aangezien de vloeren vrij dik zijn zal niet voldoende worden volstaan met een enkele laag leidingen. Vandaar dat ervoor gekozen is om bo-venin de betonvloer nogmaals een dubbele rij leidingen te leggen. De dubbele geeft een gelijkmatigere verdeling

AFBEELDING 4: PLAATS BETONKERNACTIVERING

AFBEELDING 5: LEGPATROON BETONKERNACTIVERING

Page 63: Afstudeerverslag HZ Bouwkunde Jelle Rinsema

63

van de warmte en levert bovendien een hoger koelend en verwarmend vermogen. De extra investeringkosten worden binnen een redelijke periode terugverdient.

8.2.3 WARMTEPOMP“Een warmtepomp onttrekt warmte aan een bron, bij-voorbeeld grondwater, verhoogt de temperatuur en staat die hogere temperatuur weer af aan een ruimte.

Een warmtepomp komt pas goed tot zijn recht in com-binatie met lage temperatuurverwarming (LTV), bijvoor-beeld vloer- of wandverwarming, omdat LTV functioneert bij relatief lage temperaturen (ca. 35 ºC). Daardoor hoeft de warmtepomp de warmte uit de bron (vaak 12 ºC) niet onnodig te verhogen.”(http://duurzaambouwen.senternovem.nl/begrippen/119-warmtepomp.html)

“Een belangrijk kengetal waarop een warmtepomp kan worden beoordeeld, is de Coëfficiënt Of Performance, ook wel COP genoemd.

Dit getal geeft de verhouding aan tussen de hoeveelheid (hulp)energie die de warmtepomp nodig heeft voor het verdampings- en condensatieproces en de hoeveelheid warmte die de warmtepomp afgeeft.

Een COP van 1 betekent dat de warmtepomp net zo veel energie gebruikt als dat hij aan warmte weer afgeeft. Dat zou natuurlijk geen voordeel opleveren. De meeste warmtepompen van dit moment hebben een COP tussen 3 en 5.”(http://duurzaambouwen.senternovem.nl/begrip-pen/234-coefficient_of_performance_(cop).html)

Betonkernactivering en/of vloerverwarming zijn te kop-pelen aan een HR-ketel. Echter wordt er efficiënter met energie omgegaan als het systeem gekoppeld wordt aan een warmtepomp. Eerst zal worden toegelicht hoe een warmtepomp aan zijn warmte komt. De werking is weer-gegeven in afbeelding 6.

Warmtepompprincipe

warmte-bron

verdamper

compressor

20%

80%

100C

60C

350C

300C

100%

condensor

aanvoerverwarming

warmtelevering

retourverwarming

expansieventiel

haalbron retourbron

grondwater

warmte-wisselaar

vrije koeling

watervoerende laag

120C winter 80C

zomer 160C

180C

140C

Er wordt water van ongeveer 12 graden gebruikt wat uit de grond komt. Dit gaat via een verdamper en een com-pressor. Als water onder druk wordt gezet, dit kost 25% van de energie, dan gaan de moleculen harder trillen,

waardoor de warmte toeneemt. Daarna gaat het water via een warmtewisselaar zodat de warmte wordt afgege-ven aan het gesloten leidingsysteem in het gebouw. Het water met de restwarmte gaat terug via een expansie-ventiel, het koelt af omdat de druk eraf wordt gehaald, naar de verdamper. Nu is de cirkel rond.

8.2.4 MECHANISCHE VENTILATIEMechanische ventilatie houdt in dat er door middel van ventilatoren lucht wordt toe- en afgevoerd in het ge-bouw.

“Mechanische ventilatie houdt in dat buitenlucht op een geforceerde (ventilator) in plaats van natuurlijke wijze aan de woning wordt toegevoerd.

AFBEELDING 6: WERKING WARMTEPOMP GRONDWATER

AFBEELDING 7: WERKING MECHANISCHE VENTILATIE

Page 64: Afstudeerverslag HZ Bouwkunde Jelle Rinsema

64

EnergiezuinigheidOp het gebied van energiezuinigheid is het principe van mechanische toevoer vrij gunstig. Er wordt weliswaar ex-tra energie verbruikt door de ventilator, maar dit wordt ruim gecompenseerd door het terug winnen van warmte uit de afgevoerde lucht.”(http://www.senternovem.nl/epn/concepten/45_wijze_van_ventileren/20_mechanisch/index.asp)

Zoals hierboven is vermeld is er geen verschil qua ener-gieverbruik. Wel zijn de investeringskosten hoger waar-door het systeem eventueel niet zou kunnen worden toegepast. Echter vanwege de hogere mate van comfort en betere regelbaarheid is het wel aan te raden. De toe- en afvoerpunten van de installatie zullen con-form verschillende normen en richtlijnen worden gepo-sitioneert. Gezien het gebrek aan ervaring omtrent deze bezigheden zal dit werk uitbesteed worden aan de in-stallateur. Wel zullen aannames van de posities op teke-ning verwerkt worden.

8.4 CONSEQUENTIESNu alle elementen van de klimaatinstallatie zijn toege-licht kunnen de consequenties van de keuzes worden bekeken.

8.4.1 BETONKERNACTIVERINGDe consequenties bij betonkernactivering zijn:

Extra investeringskosten; oLeidingen in vloer aanbrengen; oExtra installatie vanwege rondpompen water. o

De leidingen in de vloer aanbrengen kost meer arbeid en meer materiaal (de leidingen zelf), vandaar dat dit ook de kosten laat stijgen. De genoemde extra investerings-kosten betreffen de duurdere vloeren. De hogere kosten worden na verloop van tijd terugverdient. De terugver-dientijd van de betonkernactivering is ongeveer 20 jaar. Hierbij is de installatie met betrekking tot het rondpom-pen van het water meegenomen. Deze installatie dient ook geplaatst te worden, hetgeen een mogelijk probleem vormt. Echter hiervoor is de technische ruimte groot genoeg.

8.4.2 WARMTEPOMPDe consequenties bij een warmtepomp zijn:

Extra installatieruimte benodigd in verband met orondpompen van het water;

Extra installatieruimte voor de compressor; oBoringen in de grond om water te bereiken; oExtra investeringskosten gepaard met bovenstaande o

argumenten.Zoals eerder vermeldt is de technische ruimte voldoende groot om de installaties te herbergen.

De boringen die verricht dienen te worden, kunnen op eigen terrein verricht worden. De koppeling tussen de installaties (intern) en de boringen (extern) geschiedt door middel van een leiding welk via dezelfde leidingko-ker onder de loopbrug doorgaat als de normale leidin-gen doen.

Betreffende de investeringskosten is het volgende te vermelden: voor relatief grootschalige utilitaire projec-ten is de gemiddelde terugverdientijd van een warmte-pomp ongeveer 10 jaar.

8.4.3 MECHANISCHE VENTILATIEDe consequenties bij mechanische ventilatie zijn:

Extra installatieruimte benodigd in verband met ven- otilatoren en warmtewisselaar;

Luchtkanalen dienen in de vloer te worden aange- obracht, aangezien er geen verlaagd plafond aanwezig is;

Extra investeringskosten gepaard met bovenstaande oargumenten.

Zoals eerder vermeld is er voldoende ruimte beschikbaar in de technische ruimte. Er dient wel ruimte te zijn voor de luchtkanalen, zowel in de vloer als in de vorm van leidingschachten. De ruimte is er, alleen de leidingschacht dient te worden bereikt door middel van een koof onder de vloer, vanaf de tech-nische ruimte naar de leidingschacht.De extra investeringkosten zijn niet per definitie verbon-den aan een terugverdientijd. Dit aangezien mechani-sche ventilatie enkel geld kost in de vorm van stroom voor de ventilatoren. Wel kan door middel van warmte-terugwinning energie bespaard worden in de vorm van warmte die normaliter weggeventileerd zou worden. De extra investering kan worden beargumenteerd met het volgende voordeel: een beter binnenklimaat.De toe- en afvoeren van lucht zullen in de gevel geplaatst worden.

8.5 LIFTINSTALLATIEDe liftinstallatie is in dit gebouw geplaatst aangezien een groot deel van de functies in het gebouw dienen te vol-doen aan de toegankelijkheidssector. De lift kan tevens gebruikt worden voor eventueel goederenvervoer in het gebouw. Er is gekozen voor de volgende lift met bijbeho-rende specificaties:

Olympus 455 Toepassing KONE MonoSpace® Hefhoogte 16 verdiepingen (55 m) Capaciteit 630 en 1.000 kg Snelheid 1 en 1,6 m/s

Page 65: Afstudeerverslag HZ Bouwkunde Jelle Rinsema

65

Aangezien er slechts 1 lift in het gebouw aanwezig is, is de snelheid ervan belangrijk aangezien dit de doorstro-ming bevorderd. Met een capaciteit van 1.000 kg kun-nen er 13 personen per keer vervoerd worden in de lift.

8.6 GASINSTALLATIEAangezien de gasbehoefte voor dit gebouw niet groot zal zijn is er geen aparte gaskast benodigd. De voorziening kan worden ondergebracht in de meterkast. De gasbe-hoefte is niet hoog omdat er weinig vraag is naar warm water (> 60 graden), er is wel veel vraag naar warm wa-ter (35 graden) voor de betonkernactivering. Echter aan-gezien deze warmte voor een deel geleverd wordt door een warmtepomp is hier relatief weinig gas voor nodig.De gasinstallatie dient ontworpen en uitgevoerd te wor-den conform de NPR 3378.

8.7 WATERINSTALLATIEDe waterinstallatie dient ontworpen en uitgevoerd te worden conform de NEN 1006. Het betreft de koud- en warm watertoevoeren en het gesloten systeem van de betonkernactivering.

8.8 GEVELONDERHOUDINSTALLATIEAangezien het beperkte glasoppervlak aan de gevel en het beperkte onderhoud benodigd aan de betonelemen-ten is ervoor gekozen geen gevelonderhoudinstallatie toe te passen. Alle ramen in de gevel kunnen worden gereinigd van binnenuit, aangezien de glaslouvres zo te kantelen zijn dat dit mogelijk is. Het dak is beloop-baar voor onderhoud, tevens is er valbeveiliging aange-bracht.

8.9 ELEKTRISCHE INSTALLATIEDe elektrische installatie dient ontworpen en uitgevoerd te worden conform de NEN 1010. Het betreft de alge-mene verlichting, zoals beschreven in 8.10. Ook betreft het de elektrische toevoer aan de overige installaties.

8.10 LICHTINSTALLATIEDe lichtinstallatie dient ontworpen en uitgevoerd te wor-den conform de NEN 1010. Er wordt vanuit gegaan dat de gehele lichtinstallatie uitgevoerd zal worden in LED-verlichting. Dit aangezien de dit het energieverbruik ten behoeve van de verlichting en de koeling verminderd.De exacte armaturen en hun positie dient te worden vastgesteld aan de hand van een lichttechnisch onder-zoek. Dit aangezien dit zeer nauw luistert bij een ten-toonstellingsruimte.

8.11 CONCLUSIEDe volgende installaties worden toegepast:

Warmtepomp gekoppeld aan betonkernactivering; oMechanische ventilatie; oGas-, water- en lichtinstallatie. o

Over het algemeen kan geconcludeerd worden dat de installatie relatief weinig impact maakt op het gebouw. Dit komt omdat een warmtepomp extern is uitgevoerd met een installatie in de technische ruimte en de beton-kernactivering is opgenomen in het beton. Daarom is er geen verlaagd plafond nodig.

De investeringskosten zijn wel hoger dan bij een traditi-onele installatie, maar aangezien het grootste deel een relatief korte terugverdientijd heeft zal het bedrag uit-eindelijk terugverdient worden. Dit gebeurt waarschijn-lijk tussen de 15 en 20 jaar na oplevering.De geveldoorvoeren van de luchttoe- en afvoer moeten, na dimensionering van de installateur, op een architec-tonisch verantwoorde manier worden weggewerkt in de gevel. Dit zal gebeuren door de architect. Ook dient re-kening te worden gehouden met de verdunningsfactor.

Page 66: Afstudeerverslag HZ Bouwkunde Jelle Rinsema

66

9 MATERIAALKEUZEMaterialen bepalen de uitstraling van het gebouw en zijn daarom zeer belangrijk. Ook qua bouwtechnische en bouwfysische eigenschappen dienen zij te kunnen vol-doen.

De materiaalkeuze met betrekking tot de draagcon-structie is al behandeld in hoofdstuk 6 en zal verder niet worden toegelicht. Het materiaal voor de constructie is beton voor de vloeren en enkele wanden. Verder wordt staal toegepast in het dak.

9.1 OPBOUWAlle materialen die worden toegepast worden omschre-ven in de details en op de bouwtekeningen. Dit wordt hieronder nogmaals beschreven. Hierna zullen enkele toegepaste materialen ter toelichting worden uitge-werkt.

9.1.1 GEVELSGLASVEZELVERSTERKTE BETONELEMENTEN

Stucwerk; oBeton 350 mm; oRockwool Spouwplaat 433 DUO o.g. (dikte = 140 mm o

| Rc = 4,0 W/m2k); bevestiging d.m.v. parker ø 75 mm, hoeveelheid conf NPR 6791;

Aluminium omegaprofiel 150x150x3 mm(blank ge- oanodiseerd) h.o.h. 906 mm; bevestiging d.m.v. Hilti HUS-H;

Waterdichte dampopen folie, Miofol 125 G o.g.; oLuchtspouw 40 mm; oGlasvezelversterkte betonelementen, hxbxd = o

1500x870x20 mm; plaatverdeling vlgs. gevelaanzichten; blind bevestigd d.m.v. aluminium profielen volgens het beddenhaakprincipe. Horizontaal 40 mm vrij houden, verticaal 20 mm vrijhouden;

Tussen betonelementen: het Universal Profile Deca- oLED van Lagotronics o.g. t.b.v. LED-verlichting gevel; be-vestigd d.m.v. (schiet)nagels.

GLASVEZELVERSTERKTE BETONELEMENTEN MET VOORZETWAND T.P.V. BEGANE GROND

Stucwerk 10 mm; StoDecolit, v.v. extra wapeningslaag oi.v.m. niet drukvaste onderlaag;

Minerale wol 100 mm; bevestiging d.m.v. parker ø o75 mm, hoeveelheid conf NPR 6791;

Idem aan bovenstaande. o

OPENINGENVerdiepingshoge puien:

Vliesgevelprofiel Schuco FW60+ o.g., stijlen en regels oprofiel 175; v.v. glaslouvres of vast glas conf. gevelaan-zichten; U-waarde;vliesgevel = 1,27 W/m2k.Deuren:

Schuco ADS 70.HI; U-waarde;deur = 1,89 W/m2k. oGlas:

HR++ glas, U-waarde;glas = 1,0 W/m2k. oGlaslouvres:

HR++ glas, U-waarde;glas = 1,0 W/m2k. o

WANDEN(INTERIEUR)I.h.w.g. beton 300 mm; schoonwerkbeton klasse B1 o

(volgens CUR-aanbeveling 100); centerpennen max. 1 per 0,8 m2; afwerking: mortelvulling verdiept.

Kalkzandsteen lijmelementen (dikte conf. plt. gr.); af- owerking conf. afwerkstaat.

9.1.2 VLOERENBEGANE GRONDVLOER

Afwerkvloer(80 mm) klasse D; oWaterdichte dampopen folie, Polytex 3 o.g.; oEPS 60-SE (dikte = 100 mm | Rc = 3,8 W/m2k); oBeton (d=500 mm)(bestaand); oVerdicht grondpakket. o

VERDIEPINGSVLOERENBubbledeck vloer (d = 500 mm; massa = 870 kg/m2) o

v.v. kunststof (HDPE) bollen (diameter = 360 mm), waar nodig v.s. aanbrengen conf. constructeur; bovenzijde vloer gevlinderd; schoonwerkbeton klasse B1 (volgens CUR-aanbeveling 100).

Conform afwerkstaat een plenum creëren t.b.v. ge- oluidsisolatie.

9.1.3 DAKPrincipe dak: conf. Octatube B.V.; koker 200x100x12,5 o

mm (gebogen; straal 10,9 m.) hiertussen staalkabels conf. constructeur/tekening opgespannen d.m.v. hydraulische trekcilinder HFL 502 gekoppeld aan een HEP104 elektro-hydraulische pomp; koppelingen conform tekening en constructeur; middenin de cirkel een rond raamwerk van ronde buizen ø 60,3x5 mm.

Op staalkabels connectors bevestigd t.b.v. bevesti- oging glas;

Opbouw glas (AGC Stopray Elite o.g.): 4 mm glas, oPVB-folie, 4 mm glas, 16 mm Argon, 6 mm glas > U-waarde;glas = 1,1 W/m2k. 20 mm speling rondom, na-dien afkitten (kit conf. Octatube)

VERTICALE TOEGANKELIJKHEIDTrappen t.p.v. vluchttrappenhuis uitgevoerd in pre- o

fab beton, conf. Bouwbesluit; voorzien van antislippro-filering;

Trappen t.p.v. tentoonstellingsruimte uitgevoerd in ogezette staalplaat (ther. verz.), conf. Bouwbesluit; voor-zien van antislipprofilering;

Leuningen en balustrades vervaardigd in staal, conf. o

Page 67: Afstudeerverslag HZ Bouwkunde Jelle Rinsema

67

Bouwbesluit, gepoedercoat conf. afwerkstaat.

Liften, Kone Olympus 455; binnenafwerking: ‘Spring oSilver Sound’ o.g., uitvoering i.o.m. leverancier.

9.2 TOELICHTING9.2.1 GEVELBEKLEDINGDe gevelbekleding die toegepast wordt zijn glasvezelver-sterkte betonelementen. Doordat glasvezels niet roesten net als normale wapening is er minder dekking nodig. En omdat de afmetingen van de panelen enigszins beperkt zijn kan er worden voldaan met een slank paneel. Hier-onder een korte toelichting:

“Glasvezelversterkt beton is een goed alternatief voor bijvoorbeeld natuursteen. Het gevelpaneel is circa 13 tot - 20 mm dik. Betonnen gevels zijn leverbaar in diverse textuurschakeringen, variërend van ruw tot superglad. De keuze voor eigenzinnige kleurstellingen bepaalt in hoge mate het visuele effect van een betonnen gevelbe-kleding.“ http://www.sorba.nl

De productie van het materiaal is hiernaast kort weer-gegeven in afbeelding 1. De benodigde materialen wor-den bij elkaar gevoegd tot een eindproduct. Links is de productie van het beton. Rechts is de productie van het glasvezelnet.

De bevestiging van de panelen gebeurt blind. Dit houdt in dat er geen bevestigingen zichtbaar zijn. De illustratie rechtsonderin geeft hier een beeld van. Achterop de pa-nelen word een rail bevestigd. Aan de buitenwanden van het gebouw worden omegaprofielen bevestigd waarop horizontaal een rail wordt bevestigd. De twee rails kun-nen in elkaar worden geschoven. Bij de bovenste rail van het element wordt een hoekje op het omegaprofiel be-vestigd waardoor de elementen niet uit de rails getild kunnen worden.

Aangezien het een open, geventileerde, gevel is moet er minimaal 10 mm speling tussen de panelen zitten. Deze 10 mm is voldoende om het hoekje op het omegaprofiel los te maken, waardoor het paneel vervangen kan wor-den.

Er is gekozen om verticaal 10 mm speling aan te hou-den. Horizontaal is er ook 10 mm speling aangehouden vanaf een verlichtingsarmatuur welk dient als verticale belijning, als besproken in het ontwerp. Het verlichtings-armatuur is een universeel profiel DecaLED van Lagotro-nics. Hierin kan LED verlichting worden opgenomen.

In afbeelding 2 is een horizontale snede van de gevel-elementen weergegeven. Hier is het omegaprofiel met

AFBEELDING 1: PRINCIPE PRODUCTIE GLASVEZELVERSTERKT BETON

glasvezels

gesponnen glasvezel

glasvezel strengen

glasvezelnet

principe bevestiging, blind

zand

cement

water

glasvezelversterkt beton

AFBEELDING2: HORIZONTALE SNEDE GEVELELEMENTEN

Page 68: Afstudeerverslag HZ Bouwkunde Jelle Rinsema

68

universeel profiel voor de verlichting te zien. Verder is een bovenaanzicht van de rails te zien.

9.2.2 NOODTRAPPENHUISHet noodtrappenhuis, of het vluchttrappenhuis, is gepo-sitioneerd aan de linkerzijde van het gebouw. Het trap-penhuis is uitgevoerd met prefab bordessen en trappen. De trappen zijn ongelijk aangezien de hoogte van het bordes bepalend was voor de vrije doorgang naar het trappenhuis. Aangezien deze middels het Bouwbesluit is vastgesteld op 2,3 meter zijn de trappen ongelijk.

De op- en aantreden van de trap is in het gehele gebouw gelijk, met uitzondering van de trap op de begane grond. Daar is de optrede 200 mm en de aantrede 230 mm. In de rest van het gebouw is de optrede 180 mm en de aan-trede 230 mm.

De trappen dienen te voldoen aan het Bouwbesluit tabel 2.28b kolom B. Het betreft namelijk trappen waarop een bepaald oppervlak op ontsloten wordt waardoor de ei-sen hoger zijn. De eisen zijn als volgt:

Minimum breedte: 1,1 m. oMinimum aantrede: 210 mm oMaximum optrede: 210 mm oMaximum hoogte van de trap: 4 m. o

De bordessen worden opgelegd in een staalprofiel wat aan de wand is bevestigd. De staalprofielen worden af-gewerkt met 12 mm promat. Tussen de profielen komt promat systeemglas. Dit is 60 minuten brandwerend uit te voeren zodat het trappenhuis voldoet aan de eisen met betrekking tot een vluchttrappenhuis.

9.2.3 TRAPPENDe hoofdtrappen in het gebouw zijn gerealiseerd in de vides. Aangezien de wanden rond lopen zijn traditionele trappen relatief duur. Vandaar dat een alternatief ont-worpen is. Het betreft een gezette staalplaat van 8 mm. welk wordt voorzien van een verstijvingsvin en een kop-plaat. De plaat wordt onder een hoek gezet, waardoor de naden tussen de treden miniem blijft.

Omdat de treden los van elkaar zijn te monteren is er enige speling mogelijk. Nadat de treden geplaatst zijn kan de balustrade worden ingemeten.

In afbeelding 5 is een overzicht van 1 trap te zien. In af-beelding 6 is een close-up van de traptreden te zien. De gezette staalplaat is duidelijk zichtbaar.

AFBEELDING 3: TRAP VLUCHTTRAPPENHUIS

AFBEELDING 5: TRAP: HOOFDTRAP

AFBEELDING 6: TRAPTREDEN

AFBEELDING 4: PROMAT SYSTEEMGLAS

Page 69: Afstudeerverslag HZ Bouwkunde Jelle Rinsema

69

9.2.4 AKOESTIEKOmdat de silo in principe geheel open is en het geluid nergens naartoe kan is er veel last van nagalm. Dit zal worden berekend in hoofd-stuk 10, Bouwfysica.

Er is voor gekozen om ge-luidsabsorberende panelen toe te passen. Het gekozen paneel is een geperforeerde MDF-plaat van de leveran-cier DEN-2. Het product is in esthetisch opzicht goed toe te passen en de absorptie is enorm. Als de vergelijking wordt getroffen met standaard baffles dan is de geluids-absorptie meer dan 30% hoger.

In afbeelding 7 is een tabel waarin de absorptiewaarden worden weergegeven. In afbeelding 8 wordt de uitstra-ling van het paneel weergegeven.

Er zijn verschillende varianten mogelijk, varierend in per-foratie, verlaging en hart-op-hart afstand. Er is gekozen voor een verlaging van 200 mm met losse eilanden hart-op-hart 600 mm. De variant heeft de hoogste geluidsab-sorptiewaarden mogelijk met dit product.

9.2.5 GLASLOUVRESDe glaslouvres welk beschreven zijn in hoofdstuk 7, brand wordt hier nader toegelicht. Het betreft een glaslouvre van het merk Bovema S-air. De glaslouvres zijn gekop-peld aan een hydraulisch gestuurd systeem welk opent als er brand is. Ze worden gevat in een standaard vlies-gevelprofiel.

De glaslouvres zijn geïsoleerd en uitgevoerd met glas met een U-waarde van 1,0. In afbeelding 9 is een aan-zicht en een doorsnede te zien van het product.

De glaslouvres hebben een standaard afmeting. Aange-zien het gebouw rond loopt en de glaslouvres helemaal doorlopen moest de maatvoering hierop afgestemd worden. De afmetingen van betonnen gevelelementen, zoals beschreven in 9.2.1, is hieraan gerelateerd. De uni-versele profielen voor de verlichting lopen gelijk met de stijlen van de vliesgevels, waardoor de belijning door-loopt.

AFBEELDING 7: DEN-2 AKSOUND PRESTATIETABEL

AFBEELDING 8: DEN-2 AKSOUND

AFBEELDING 9: GLASLOUVRE AANZICHT EN DOORSNEDE

Page 70: Afstudeerverslag HZ Bouwkunde Jelle Rinsema

70

10 BOUWFYSICA10.1 ALGEMEENOp bouwfysisch gebied is het gebouw voornamelijk in-teressant met betrekking tot geluid. Ook zal een EPU-berekening gemaakt worden.

10.2 GELUIDGeluid zal waarschijnlijk een probleem vormen in dit gebouw. Dit omdat het een grote open ruimte is en er materialen zijn toegepast met een gesloten oppervlak-structuur. Daarom is de absorptie laag en de weerkaat-sing hoog.

Er zal een berekening worden uitgevoerd om, als bena-dering, de geluidsabsorptie te bepalen. Volgens de wet van Sabine is er een verband tussen het volume van het gebouw en de geluidsabsorptie. Aan de hand van deze formule zal de nagalmtijd in het gebouw berekent wor-den.

In overleg is besloten dat een accurate berekening en-keluit te voeren is door een geluidstechnisch adviseur. Als benadering zal wel een berekening worden gemaakt welk een redelijke weergave geeft. De situatie wordt geschematiseerd in een kale silo(1 ruimte), waarbij de vloeren als oppervlak worden meegerekend. Ook wordt het akoestisch plafond zoals omschreven in hoofdstuk 9 in de berekening verwerkt. Deze berekening is bijge-voegd als bijlage 6.

10.3 RC BEREKENINGENBij de materiaalkeuze zijn de materialen bekend gewor-den. Als de gevelopbouw wordt ingevoerd in een rc-be-rekening dan volgen de Rc’s hieruit. Deze berekeningen zijn toegevoegd als bijlage 7. Hierbij is onderscheid ge-maakt tussen verschillende gevelopbouwen, namelijk:

Betonwand (gevelelementen) met voorzetwand;1. Betonwand (gevelelementen);2. Vliesgevel;3. Glazen dak;4. Begane grondvloer.5.

De hieruit volgende waarden zullen worden ingevoerd in de EPU berekening.

10.4 EPU BEREKENING10.4.1 EIS BOUWBESLUITUit hoofdstuk 5 van het Bouwbesluit volgen de volgende eisen met betrekking warmteweerstand.

Artikel 5.2 algemeenLid 1.Een uitwendige scheidingsconstructie van een verblijfsgebied, een toiletruimte of een badruimte, heeft een volgens NEN 1068 bepaalde warmteweerstand van ten minste 2,5 m² ° K/W.

Artikel 5.3 deur, raam, kozijnLid 1.In afwijking van artikel 5.2, hebben ramen, deuren, kozijnen en daar-mee gelijk te stellen constructie-onderdelen, gelegen in een schei-dingsconstructie als bedoeld in dat artikel, een volgens NEN 1068 be-

paalde warmtedoorgangscoëfficiënt van ten hoogste 4,2 W/m² ° K.

Uit het Bouwbesluit volgt dat het gebouw dient te vol-doen aan een EPU-eis van 2,0 conform de regelgeving van 2009. Hierbij wordt geen onderscheid gemaakt tus-sen verschillende functies, omdat de andere functie (kantoor) minder dan 5% van het totale oppervlak be-treft.

10.4.2 KLIMATISERINGSSYSTEEMDe gekozen installaties, zie hoofdstuk 8, zullen worden ingevoerd. De ventilatie zal mechanisch gebeuren, zowel de toe- als afvoer. Het transportmedium voor de verwar-ming en de koeling is water.

10.4.3 BEPALING GEBRUIKSOPPERVLAKDe gebruiksoppervlakken zijn reeds bepaald in hoofd-stuk 7, brand. Hierom zullen zij niet nogmaals berekent worden.

10.4.4 ENERGIESECTORENEr is maar 1 energiesector aangezien de functies samen-gevoegd mogen worden conform de hiervoor geldende eisen. Dit komt omdat de verschillende functies een ‘open verbinding‘ hebben.

10.4.5 BEPALING VERLIESOPPERVLAKHet verliesoppervlak is vastgesteld als het binnenopper-vlak. Het totale oppervlak is de omtrek van een cirkel met een radius van 10,9 m., met een hoogte van 22,5 meter. Deze oppervlakte is gekoppeld aan de windrichting. Maar omdat het gebouw een ronde gevel heeft zijn er dus geen gevels met een bepaalde windrichting. Van-daar dat de gevel is opgedeeld in 8 delen gerelateerd aan de overeenkomende windrichting. Het totale oppervlak per windrichting is: 8,56 x 22,09 = 189,1 m2. Dit is opgebouwd in een betonwand met en zonder voorzetwand. De betonwand met voorzetwand bestrijkt 41,17 m2. De rest van de oppervlakte bestaat uit een betonwand zonder voorzetwand.In de gevel zitten kozijnen, deze worden per windrich-ting opgenomen in de berekening en zullen worden afgetrokken van het vlak welk zij perforeren. De kozij-nen hebben elk dezelfde afmeting, namelijk 0,9 x 1,73 = 1,56 m2.

De oppervlaktes gekoppeld aan de Rc-waardes zullen worden ingevoerd bij transmissie.

Page 71: Afstudeerverslag HZ Bouwkunde Jelle Rinsema

71

10.4.6 INFILTRATIEBij qv;10;kar zal 0,1 worden ingevuld. Dit houdt het vol-gende in: ‘qv;10;kar Is de luchtdoorlatendheid bij een drukverschil van 10 Pa, overeenkomstig NEN 2686, zoals bedoeld in NEN 2916’. Er wordt vanuit gegaan dat de details, met voldoende tochtband relatief weinig lucht-doorlatend zijn. De gebouwhoogte is > 20 meter.

10.4.7 THERMISCHE CAPACITEITDe massa van de vloerconstructie is > 400 kg/m2. Hij be-draagt namelijk 900 kg/m2. Het plafondtype is open, dit aangezien het akoestische plafond wat toegepast wordt, bestaat uit eilanden.

10.4.8 VERWARMINGSSYSTEEMEr is een elektrische warmtepomp aangegeven, welk een toevoertemperatuur van < 35 graden heeft. De bron waaraan de warmtepomp is gekoppeld is het grondwa-ter.

10.4.9 KOELINGDe koeling wordt tevens verzorgt door de warmtepomp. Vandaar dat een warmtepomp in zomerbedrijf is aange-geven. Aangezien het grote volume wat gekoeld dient te worden is dit een grote belasting op de EPU. Er kan in overleg met de toekomstige gebruikers ervoor worden gekozen om koeling via de lucht te kiezen. Dit is nu niet gekozen in verband met de grote hoeveelheden lucht-stroom wat veel stof met zich meebrengt.

10.4.10 WARM TAPWATERWarm tapwater is enkel beschikbaar in de werkkast. Ge-zien de beperkte vraag naar warm water is gekozen voor een gasboiler in de werkkast. Vandaar dat de toevoerlei-dingen < 3 meter zijn.

10.4.11 VENTILATIEMaximaal mag 50% van de lucht gerecirculeerd worden. Er is voor gekozen om 40% te recirculeren. Tevens is de ventilatievoorziening gekoppeld aan een warmteterug-wininstallatie in de vorm van een platenwarmtewisse-laar. Ook kan er natuurlijk geventileerd worden mits hier behoefte aan is. Dit kan via de glaslouvres.

10.4.12 POMPENAlle pompen hebben een automatische toerenregeling.

10.4.13 ELEKTRISCHE INSTALLATIEEr is gekozen voor een centraal aan/uit, aangezien alle tentoongestelde stukken voldoende verlicht dienen te zijn tijdens de openingsuren. Er is gekozen voor LED-verlichting, gezien de lange levensduur en het lage ener-gieverbruik.

10.4.5 UITKOMSTENAls alle, in dit verslag bepaalde elementen, worden ver-werkt in het programma dan volgt de EPU hieruit. Zoals aangegeven dient de bijeenkomstfunctie een minimale EPU van 2,0 te hebben. De uitkomsten van de berekening zijn toegevoegd als bijlage 8. Hieruit volgt dat een EPU van 1,84 is gehaald.

Page 72: Afstudeerverslag HZ Bouwkunde Jelle Rinsema

72

11 CONCLUSIEDe hoofddoelstelling van het afstuderen is: Individueel in staat zijn een ontwerp te maken en deze bouwtechnisch uit te werken volgens de richtlijnen van het courseboek S8.

Of aan deze doelstelling is voldoen kan pas worden ge-zegd na de beoordeling van het afstuderen. Wel kan ik zeggen dat ik tevreden ben over de eindproducten welk geproduceerd zijn.

Het ontwerpproces heeft mij goed de mogelijkheid ge-geven om een eigen ontwerp te ontwikkelen en andere hiervan te overtuigen. Ook was de keuze van de syste-men/materialen een uitdaging. Dit komt voornamelijk omdat de opleiding Bouwkunde veel eisen stelt aan de bouwtechniek, terwijl de afstudeervariant Architectuur dit voor de esthetiek doet. De juist samenhang tussen de twee was moeilijk te vinden.

De technische uitwerking van het project was vooral op detailniveau uitdagend. Dit aangezien er onconventio-nele oplossingen dienden te worden verzonnen in som-mige details.

De uitdaging met betrekking tot het ontwerp en de tech-niek vond ik zeer leerzaam. Persoonlijk heb ik veel ge-leerd.

Page 73: Afstudeerverslag HZ Bouwkunde Jelle Rinsema

73

Page 74: Afstudeerverslag HZ Bouwkunde Jelle Rinsema

74

12 BRONVERMELDING12.1 BOEKENBonebakker, ir M., Jellema Hogere Bouwkunde, deel 4B omhulling gevelsBonebakker, ir M., Jellema Hogere Bouwkunde, deel 6A installaties elektrotechnisch en sanitairBonebakker, ir M., Jellema Hogere Bouwkunde, deel 6B installaties werktuigbouwkundig en gasBonebakker, ir M., Jellema Hogere Bouwkunde, deel 9 utiliteitsbouwMabelis, ir C.C., Bouwtechnisch tekenen, Hogeschool Zeelandvan der Linden, Ir. A.C., BouwfysicaHandouts docentenBris-warenhuisvan der Zwart, ir. C., Basis constructieleerNEN 6702 NEN 6770van Glabbeek, E.E.M., Projectmatig werkenvan Rotterdam, ir. E.O.E., Sterkteleer 1Lagottronics LED products 2008Neufert, Ernst & Peter, Architects’ Data Third Edition

12.2 WEBSITEShttp://www.siloprijsvraag.amsterdam.nl/

http://www.senternovem.nl/epn/concepten/45_wijze_van_ventileren/20_mechanisch/index.asp

http://nl.wikipedia.org/wiki/Hoofdpagina

http://www.weweb.nl/

http://www.promat.nl/

http://www.bubbledeck.nl/

http://www.bovema-sair.nl/bestekserviceGlaslou-vres.htm

http://www.sorbaprojects.nl/html/index.php?page_id=87

http://www.fydro.com/

http://www.mvrdv.nl/#/projects/europe/129geminiresidences

http://www.fire-proof.com/download/Colt_RWA-RookenWarmteAfvoer_nl.pdf

http://www.dailyicon.net/magazine/wp-content/uploads/2009/01/nationalbank05.jpghttp://kataloge.schueco.com/Kataloge/031/in-dex_nl.htm

http://www.schueco.com/web/nl/architecten

http://www.yourglass.nl/agc-flatglass-europe/sto-pray/zonwerende/extra-isolerende.html

http://www.octatube.nl/

http://www.dailyicon.net/magazine/wp-content/uploads/2009/01/nationalbank05.jpg

http://www.louisruys.nl/Products?mcat=1&cat=9&subcat=&pcat=19

Page 75: Afstudeerverslag HZ Bouwkunde Jelle Rinsema

75

12.3 PERSONEN/BEDRIJVENH. van Vliet | Schuco Nederland B.V.D. Staaks | Octatube International B.V.S. Breas | Afstudeerverslag Hogeschool Zeeland Hoogbouw in Staal

Page 76: Afstudeerverslag HZ Bouwkunde Jelle Rinsema

76

13.1 ORIGINELE TEKENING

Page 77: Afstudeerverslag HZ Bouwkunde Jelle Rinsema

77

13.2 ONDERZOEK ABT

Page 78: Afstudeerverslag HZ Bouwkunde Jelle Rinsema

78

Page 79: Afstudeerverslag HZ Bouwkunde Jelle Rinsema

79

Page 80: Afstudeerverslag HZ Bouwkunde Jelle Rinsema

80

Page 81: Afstudeerverslag HZ Bouwkunde Jelle Rinsema

81

Page 82: Afstudeerverslag HZ Bouwkunde Jelle Rinsema

82

13.3 PROGRAMMA VAN EISENRUIMTELIJSTIn de nieuw te bouwen tentoonstellingsruimte dienen de volgende ruimtes aanwezig te zijn:

Entree oKaartverkoop oFoyer oToiletten oPersoneelsruimte oKantoren oFilmzaal oTentoonstellingsruimte o

Het binnenklimaat moet in alle ruimtes aangenaam zijn, met een maximale temperatuur van 21 graden, prefera-bel 18-19 graden.

ENTREERelaties

De entree van de tentoonstellingsruimte moet dui- odelijk zichtbaar zijn en geen drempel vormen om binnen te komen.

De entree moet vanaf de straatzijde duidelijk herken- obaar zijn.

BereikbaarheidDe entree moet vanaf de straat duidelijk herkenbaar o

en bereikbaar zijn.

BruikbaarheidIn de entree moet overzichtelijk worden weergege- o

ven wat de tentoonstelling in houdt, op een manier dat de bezoekers op hun gemak hun keuze kunnen maken.

Ruimte-eisMinimaal 30 m o 2

KAARTVERKOOPRelaties

De kaartverkoop heeft een fysieke en visuele relatie omet de entree.

BereikbaarheidVanuit de entree moet direct duidelijk worden waar o

de kaartverkoop is.

BruikbaarheidEr moet voldoende werkruimte zijn voor 2 kassa’s o

met computers. Er moet tevens een voorziening zijn waar kaarten die o

vooraf besteld zijn op te halen.

Ruimte-eisMinimaal 20 m o 2

FOYERRelaties

De foyer moet een fysieke relatie hebben met de en- otree.

Vanuit de foyer is er de mogelijkheid om naar het toi- olet te gaan.

Vanuit de foyer kan men naar de gecontroleerde ozone.

BereikbaarheidDe foyer is vanuit de entree bereikbaar. o

BruikbaarheidDe foyer moet ruim genoeg zijn om 80 bezoekers op o

te vangen, die klaar staan om de tentoonstellingsruimte te betreden.

In de foyer moet de mogelijkheid zijn voor de bezoe- oker, om plaats te nemen op een bank, een stoel of aan een sta-tafel, om het eventuele wachten aangenaam te maken.

Ruimte-eisMinimaal 60 m o 2

TOILETTENBereikbaarheid

De toiletruimte is vanuit de foyer te bereiken. o

BruikbaarheidDe eisen met betrekking tot de toiletruimte zijn ge- o

relateerd aan het Bouwbesluit. Hierbij dient rekening te worden gehouden met een capaciteit van maximaal 250 mensen.

Ruimte-eisZie bruikbaarheid. o

PERSONEELSRUIMTERelaties

De personeelsruimte is gekoppeld aan de kantoren. o

BereikbaarheidDe personeelsruimte is bereikbaar vanuit de foyer, o

d.m.v. een afgesloten deur.De personeelsruimte is bereikbaar vanaf buiten. o

BruikbaarheidDe personeelsruimte dient voor de personeelsleden o

om hier hun pauze te houden en eventueel hun lunch of diner te nuttigen.

Er moet dus de mogelijkheid zijn om aan tafel te zit- oten en er dient een keukentje aanwezig te zijn.

Page 83: Afstudeerverslag HZ Bouwkunde Jelle Rinsema

83

De hoogte van het scherm is de breedte gedeeld o

door 2,35.Het frame waarin het scherm hangt moe de afme- o

tingen van het scherm +30 centimeter hebben.Het scherm moet loodrecht en symmetrisch op de o

hartlijn van het stoelenplan staan.Het scherm moet 1,2 meter van de muur geplaatst o

worden t.b.v. speakers.Het scherm mag de onder of naast gelegen uitgan- o

gen niet blokkeren of belemmeren.Indien de projectiehoek van het beeld groter is dan o

5 graden voorover dan moet het scherm achterover hellend opgesteld worden onder een hoek die gelijk is aan 1/3 van de projecthoek.

Stoelen:De laatste rij o

stoelen moet ten-minste 0,2 meter van de achterwand verwijderd zijn om de bezoeker op deze rij voldoende hoofdruimte te bie-den.

Het vloerver- oloop moet zodanig zijn dat elke bezoe-ker over de hoof-den van de voor hen zittende persoon ongehinderd de onderkant van het scherm kan zien. De helling van de vloer mag nergens steiler zijn dan 1/10, mocht het verloop steiler zijn dan moet de vloer getrapt worden uitgevoerd. Met een minimum aantrede en maximum optrede conform het Bouwbesluit.

Totaal aantal zitplaatsen:1 x ± 130 zitplaatsen (180 m o 2)

Gangpaden:De gangpaden moeten bij voorkeur aan de zijkan- o

ten

Ruimte-eisMinimaal 20 m o 2

KANTORENRelaties

De kantoren zijn verbonden met de personeelsruim- ote

De kantoren moeten daglichttoetreding hebben. oBruikbaarheid

Er moet ruimte zijn voor twee kantoorruimtes. o1 eenpersoonskantoor waar mensen ontvangen kun- o

nen worden en 1 driepersoonskantoorruimte. In de kantoren moet ruimte zijn voor per persoon een o

ruim bureau met computer en een ruime kast.

Ruimte-eisMinimaal 40 m o 2

TENTOONSTELLINGSRUIMTERelaties

De ruimte moet bereikbaar zijn via de gencontroleer- ode zone.

BereikbaarheidDe ruimte dient bereikbaar te zijn voor rolstoelen. o

Hiervoor moeten plaatsen gereserveerd worden waar de rolstoelen geparkeerd kunnen worden.

BruikbaarheidMinimaal dient de tentoonstellingsruimte 500 m o 2 ef-

fectief vloeroppervlak te hebben.De ruimte dient vrij indeelbaar te zijn om te voldoen o

aan de verschillende tentoonstellingen welk hier kunnen worden ondergebracht.

UitgangenDe ruimte moet over minstens 2 vluchtwegen be- o

schikken.

FILMZAALRelaties

Zie ‘tentoonstellingsruimte‘. o

BereikbaarheidZie ‘tentoonstellingsruimte‘. o

BruikbaarheidScherm:

De breedte van het scherm dient tenminste gelijk ote zijn aan 1/3 en ten hoogste 1/2 x de grootste kijkaf-stand.

De breedte mag niet breder zijn dan 0,6x de projec- otielengte (afstand projectie-objectief tot hart geprojec-teerd beeld).

Page 84: Afstudeerverslag HZ Bouwkunde Jelle Rinsema

84

van de zaal gesitueerd worden. oEen rij zitplaatsen die maar aan 1 gangpad uitkomt o

mag niet meer dan 8 zitplaatsen bevatten.Een rij zitplaatsen die aan twee gangpaden uitkomt o

mag 32 zitplaatsen hebben indien de vrije ruimte groter is dan 45 centimeter.

Een gangpad waarvan niet meer dan 50 personen ogebruik maken moet tot een hoogte van 2 meter een breedte hebben van 60 centimeter en voor elke 9 perso-nen toenemen met 10 centimeter.

De helling van de gangpaden mag niet steiler zijn dan o1/10. Bij een grotere helling moet het gangpad getrapt uitgevoerd worden. Met een minimum aantrede en maximum optrede conform het Bouwbesluit.

Uitgangen:Een zaal tot 400 zitplaatsen moet minimaal 2 zover o

mogelijk van elkaar verwijderde uitgangen van elk mini-maal 2 meter breed hebben.

Een zaal moet over minstens 2 vluchtwegen beschik- oken.

Page 85: Afstudeerverslag HZ Bouwkunde Jelle Rinsema

85

13.4 TEKENINGEN BRANDTOETSING

Page 86: Afstudeerverslag HZ Bouwkunde Jelle Rinsema

86

Page 87: Afstudeerverslag HZ Bouwkunde Jelle Rinsema

87

Page 88: Afstudeerverslag HZ Bouwkunde Jelle Rinsema

88

Page 89: Afstudeerverslag HZ Bouwkunde Jelle Rinsema

89

Page 90: Afstudeerverslag HZ Bouwkunde Jelle Rinsema

90

Page 91: Afstudeerverslag HZ Bouwkunde Jelle Rinsema

91

Page 92: Afstudeerverslag HZ Bouwkunde Jelle Rinsema

92

13.5 LICHTONDERZOEK

VARIANT 3:Bij deze variant is gekozen om het trappenhuis aan de noordzijde onder te brengen. De vloeren worden aan de Oost en West-zijde aan de silo bevestigd, waardoor er in het midden een atrium ontstaat.

VARIANT 4:De vloeren zijn gepostioneert als bij variant 1 en 2. Enkel is de middelste vloer (de 2de verdiepingsvloer) 90 gra-den gedraaid. Dit zodat deze meer in de zonlicht vangt.

VARIANT 5:Bij deze variant is de eerste verdiepingsvloer aan de Oostzijde geplaatst. De tweede en derde verdiepings-vloeren zijn aan de Westzijde geplaatst. Hierdoor zou er meer licht in de ontvangsthal (onderin het gebouw) kun-nen komen.

ALGEMEENAangezien de betreffende silo volledig gesloten is zal on-derzocht moeten worden waar er openingen gemaakt kunnen worden. Daarna zullen er verschillende varian-ten worden getoetst aan daglichttoetreding met behulp van een computerprogramma. De verschillende varian-ten verschillen in de positie en afmeting van de vloeren.

PLAATSING OPENINGAangezien de wanden van de silo gewapend zijn tegen de waterdruk welk er normaal in plaatsvond, zijn deze vrij zwaar. Hierdoor is het makkelijker om het dak van de silo eruit te slopen, waardoor er een grote opening gecreëerd wordt met een relatief kleine ingreep.

Zoals eerder vermeldt zijn er verschillende varianten ontwikkeld welk getoetst zullen worden. Bij alle varian-ten behalve een, is enkel de dakvloer gesloopt. Bij een variant is een deel van de wand gesloopt om het effect hiervan te kunnen beoordelen.

VARIANTENHier zullen de verschillende varianten toegelicht wor-den. De varianten zijn in chronologische volgorde ge-construeerd. Tussen de constructie van de varianten in zijn de gegevens geanalyseerd waaruit een optimalisatie met betrekking tot de volgende variant kon worden ge-realiseerd.

VARIANT 1:In deze variant zijn de vloeren aan de noordzijde beves-tigd aan de silo. Aan de zuidzijde bevindt zich het trap-penhuis. De vloeren zijn getrapt uitgevoerd om veel licht diep in de silo te laten komen.

VARIANT 2:Bij deze variant is een deel van de gevel van de silo ge-sloopt om meer daglicht naar binnen te krijgen. De ver-deling van de vloeren en het trappenhuis is gelijk aan variant 1.

Page 93: Afstudeerverslag HZ Bouwkunde Jelle Rinsema

93

VARIANT 6:Deze variant is gelijk aan variant 4 enkel is het geheel gespiegeld. De eerste verdiepingsvloer is gepositioneert aan de oostzijde. Doordat de vloeren op elk niveau van elkaar verschillen kan er in het gecreëerde atrium veel licht naar beneden worden geleidt.

DAGLICHTBEREKENINGENZoals eerder vermeldt zijn deze zes varianten in een programma ingevoerd om de daglichttoetreding te be-palen. Aan de hand van de gegevens die na elke variant zijn gevonden, zijn er wijzigingen met betrekking tot de volgende variant gemaakt.

De berekeningen zijn gemaakt door het programma Re-lux. Dit programma wordt door een breed assortiment aan beroepsvelden gebruikt om daglicht- en kunstlicht-berekeningen uit te voeren.

De resultaten die uit dit programma komen zijn bere-keningen gemaakt op elk vloerniveau. De berekeningen zijn door het programma uitgevoerd om 12.00 uur (‘s middags) op 1 januari. De lichtinval van de zon is dan be-perkt aangezien deze laag staat in die periode. Er is wel uitgegaan van de meest gunstige situatie op die dag.

RESULTATEN VARIANTENDe resultaten die zijn bevonden zijn allemaal toege-voegd als bijlagen. De bevonden waarden zouden niet reëel kunnen zijn, maar aangezien het enkel tussen de verhoudingen van de waardes gaat kan hieruit nog wel een conclusie worden getrokken.

KEUZEDe gevonden waarden zijn vergeleken, waarbij het vol-gende geconstateerd is:

Variant 2 = beter dan 1 oVariant 3 = beter dan 5 oVariant 4 en 6 verschillen weinig o

Ter vergelijking zijn de beste nu vergeleken, hieruit kwam het volgende:

Variant 2 heeft de beste lichttoetreding op de 1ste, o2de en 3de verdieping. Maar deze heeft ook een grotere opening.

Gemeten waarden bij variant 6 zijn hoger dan bij vari- oant 3, alhoewel deze elkaar weinig ontlopen(+- 4-5%).

Variant 6 heeft een groter vloeroppervlak dan variant o3. Daarmee is variant 6 beter dan 3.

Aangezien de keuze nu rest tussen variant 2 en variant 6 zullen alternatieven aspecten bij de beslissing betrokken worden.

Variant 2 is lastiger uit te voeren aangezien een groot deel van de silo zal moeten worden gesloopt. Dit in ver-houding met variant 6, waar enkel de dakvloer gesloopt hoeft te worden.

Bij variant 2 is er echter de mogelijkheid om naar buiten te kijken. Dit heeft een gunstige werking op het perso-neel.

Als alternatief is gekeken naar de toetreding van licht van onderaf. Hierbij werd variant 7 gecreëerd. Deze va-riant is gelijk aan variant 6 maar hier is (op een nader te onderzoeken manier) de begane grondvloer translucent gemaakt. Deze resultaten hiervan zijn toegevoegd als bijlage. Vooral voor de begane grond en de eerste ver-diepingsvloer heeft dit een gunstig effect. Mocht er te weinig licht toetreden tot de ontvangsthal dan zou deze optie een mogelijkheid zijn. Echter betreft het hier wel het slopen van een deel van de silo, wat de constructie verzwakt.

Als definitieve keuze wordt variant 6 aangewezen. Aan-gezien het een relatief hoge lichttoetreding heeft en een relatief lage ingreep vereist. De bevonden waardes zijn in pseudokleurendiagram en in tekstuele diagram toe-gevoegd. Deze zijn per variant, daarna per vloer, geor-dend.

Page 94: Afstudeerverslag HZ Bouwkunde Jelle Rinsema

94

13.5 LICHTONDERZOEK | VARIANT 2

Cal

cula

ltier

esul

tate

n, E

xter

ior

Pseu

do k

leur

en, b

g vl

oer (

E)

Obj

ect

Inst

alla

tieP

roje

ctnu

mm

erD

atum

:te

ntoo

nSIL

O: :

08.0

5:

09.0

2.20

09

varia

nt 2

02

46

810

1214

1618

20[m

]1

: 250

02468101214161820[m]

5075

100

150

200

Lich

tste

rkte

[lx]

Hoo

gte

van

het r

efer

entie

vlak

: 0.3

0 m

Gem

idde

lde

verli

chtin

gsst

erkt

eEm

: 106

lxM

inim

ale

verli

chtin

gsst

erkt

eEm

in: 0

lxM

axim

ale

verli

chtin

gsst

erkt

eEm

ax: 8

31 lx

Gel

ijkm

atig

heid

g1

Emin

/Em

: ---

Gel

ijkm

atig

heid

g2

Emin

/Em

ax: -

--D

atum

, tijd

: 01.

01. 1

3:00

(WO

Z 12

:57)

Cal

cula

ltier

esul

tate

n, E

xter

ior

Pseu

do k

leur

en, 1

ste

vloe

r (E)

Obj

ect

Inst

alla

tieP

roje

ctnu

mm

erD

atum

:te

ntoo

nSIL

O: :

08.0

5:

09.0

2.20

09

varia

nt 2

02

46

810

1214

1618

20[m

]1

: 250

02468101214161820[m]

1500

2000

3000

5000

7500

Lich

tste

rkte

[lx]

Hoo

gte

van

het r

efer

entie

vlak

: 4.0

0 m

Gem

idde

lde

verli

chtin

gsst

erkt

eEm

: 272

0 lx

Min

imal

e ve

rlich

tings

ster

kte

Emin

: 147

lxM

axim

ale

verli

chtin

gsst

erkt

eEm

ax: 7

040

lxG

elijk

mat

ighe

id g

1Em

in/E

m: 1

: 18

.44

(0.0

5)G

elijk

mat

ighe

id g

2Em

in/E

max

: 1 :

47.7

3 (0

.02)

Dat

um, t

ijd: 0

1.01

. 13:

00 (W

OZ

12:5

7)

Page 95: Afstudeerverslag HZ Bouwkunde Jelle Rinsema

95

Cal

cula

ltier

esul

tate

n, E

xter

ior

Pseu

do k

leur

en, 2

de v

loer

(E)

Obj

ect

Inst

alla

tieP

roje

ctnu

mm

erD

atum

:te

ntoo

nSIL

O: :

08.0

5:

09.0

2.20

09

varia

nt 2

02

46

810

1214

1618

20[m

]1

: 250

02468101214161820[m]

7500

1000

015

000

2000

030

000

Lich

tste

rkte

[lx]

Hoo

gte

van

het r

efer

entie

vlak

: 11.

40 m

Gem

idde

lde

verli

chtin

gsst

erkt

eEm

: 152

00 lx

Min

imal

e ve

rlich

tings

ster

kte

Emin

: 249

0 lx

Max

imal

e ve

rlich

tings

ster

kte

Emax

: 291

00 lx

Gel

ijkm

atig

heid

g1

Emin

/Em

: 1 :

6.12

(0.1

6)G

elijk

mat

ighe

id g

2Em

in/E

max

: 1 :

11.6

8 (0

.09)

Dat

um, t

ijd: 0

1.01

. 13:

00 (W

OZ

12:5

7)

Cal

cula

ltier

esul

tate

n, E

xter

ior

Pseu

do k

leur

en, 3

de v

loer

(E)

Obj

ect

Inst

alla

tieP

roje

ctnu

mm

erD

atum

:te

ntoo

nSIL

O: :

08.0

5:

09.0

2.20

09

varia

nt 2

02

46

810

1214

1618

20[m

]1

: 250

02468101214161820[m]

7500

1000

015

000

2000

030

000

Lich

tste

rkte

[lx]

Hoo

gte

van

het r

efer

entie

vlak

: 18.

80 m

Gem

idde

lde

verli

chtin

gsst

erkt

eEm

: 147

00 lx

Min

imal

e ve

rlich

tings

ster

kte

Emin

: 262

0 lx

Max

imal

e ve

rlich

tings

ster

kte

Emax

: 189

00 lx

Gel

ijkm

atig

heid

g1

Emin

/Em

: 1 :

5.60

(0.1

8)G

elijk

mat

ighe

id g

2Em

in/E

max

: 1 :

7.20

(0.1

4)D

atum

, tijd

: 01.

01. 1

3:00

(WO

Z 12

:57)

Page 96: Afstudeerverslag HZ Bouwkunde Jelle Rinsema

96

LICHTONDERZOEK | VARIANT 6

Cal

cula

ltier

esul

tate

n, E

xter

ior

Pseu

do k

leur

en, b

g vl

oer (

E)

Obj

ect

Inst

alla

tieP

roje

ctnu

mm

erD

atum

:te

ntoo

nSIL

O: :

08.0

5:

09.0

2.20

09

varia

nt 6

02

46

810

1214

1618

20[m

]1

: 250

02468101214161820[m]

7510

015

020

030

0Li

chts

terk

te [l

x]

Hoo

gte

van

het r

efer

entie

vlak

: 0.3

0 m

Gem

idde

lde

verli

chtin

gsst

erkt

eEm

: 171

lxM

inim

ale

verli

chtin

gsst

erkt

eEm

in: 0

lxM

axim

ale

verli

chtin

gsst

erkt

eEm

ax: 4

60 lx

Gel

ijkm

atig

heid

g1

Emin

/Em

: ---

Gel

ijkm

atig

heid

g2

Emin

/Em

ax: -

--D

atum

, tijd

: 01.

01. 1

3:00

(WO

Z 12

:57)

Cal

cula

ltier

esul

tate

n, E

xter

ior

Pseu

do k

leur

en, 1

ste

vloe

r (E)

Obj

ect

Inst

alla

tieP

roje

ctnu

mm

erD

atum

:te

ntoo

nSIL

O: :

08.0

5:

09.0

2.20

09

varia

nt 6

02

46

810

1214

1618

20[m

]1

: 250

02468101214161820[m]

200

300

500

750

1000

Lich

tste

rkte

[lx]

Hoo

gte

van

het r

efer

entie

vlak

: 4.0

0 m

Gem

idde

lde

verli

chtin

gsst

erkt

eEm

: 547

lxM

inim

ale

verli

chtin

gsst

erkt

eEm

in: 1

62 lx

Max

imal

e ve

rlich

tings

ster

kte

Emax

: 824

lxG

elijk

mat

ighe

id g

1Em

in/E

m: 1

: 3.

38 (0

.30)

Gel

ijkm

atig

heid

g2

Emin

/Em

ax: 1

: 5.

10 (0

.20)

Dat

um, t

ijd: 0

1.01

. 13:

00 (W

OZ

12:5

7)

Page 97: Afstudeerverslag HZ Bouwkunde Jelle Rinsema

97

Cal

cula

ltier

esul

tate

n, E

xter

ior

Pseu

do k

leur

en, 2

de v

loer

(E)

Obj

ect

Inst

alla

tieP

roje

ctnu

mm

erD

atum

:te

ntoo

nSIL

O: :

08.0

5:

09.0

2.20

09

varia

nt 6

02

46

810

1214

1618

20[m

]1

: 250

02468101214161820[m]

1500

2000

3000

5000

7500

Lich

tste

rkte

[lx]

Hoo

gte

van

het r

efer

entie

vlak

: 11.

40 m

Gem

idde

lde

verli

chtin

gsst

erkt

eEm

: 310

0 lx

Min

imal

e ve

rlich

tings

ster

kte

Emin

: 817

lxM

axim

ale

verli

chtin

gsst

erkt

eEm

ax: 7

210

lxG

elijk

mat

ighe

id g

1Em

in/E

m: 1

: 3.

80 (0

.26)

Gel

ijkm

atig

heid

g2

Emin

/Em

ax: 1

: 8.

82 (0

.11)

Dat

um, t

ijd: 0

1.01

. 13:

00 (W

OZ

12:5

7)

Cal

cula

ltier

esul

tate

n, E

xter

ior

Pseu

do k

leur

en, 3

de v

loer

(E)

Obj

ect

Inst

alla

tieP

roje

ctnu

mm

erD

atum

:te

ntoo

nSIL

O: :

08.0

5:

09.0

2.20

09

varia

nt 6

02

46

810

1214

1618

20[m

]1

: 250

02468101214161820[m]

2000

3000

5000

7500

1000

0Li

chts

terk

te [l

x]

Hoo

gte

van

het r

efer

entie

vlak

: 18.

80 m

Gem

idde

lde

verli

chtin

gsst

erkt

eEm

: 460

0 lx

Min

imal

e ve

rlich

tings

ster

kte

Emin

: 134

0 lx

Max

imal

e ve

rlich

tings

ster

kte

Emax

: 145

00 lx

Gel

ijkm

atig

heid

g1

Emin

/Em

: 1 :

3.43

(0.2

9)G

elijk

mat

ighe

id g

2Em

in/E

max

: 1 :

10.8

5 (0

.09)

Dat

um, t

ijd: 0

1.01

. 13:

00 (W

OZ

12:5

7)

Page 98: Afstudeerverslag HZ Bouwkunde Jelle Rinsema

98

13.6 GELUID | NAGALMTIJDBEREKENINGNagalmtijddiam

eter =

21,8

m1

radius =

10,9

m1

hoog

te =

23,0

m1

Volume =

8580

,5m3

Materiaal:

bl

bxl

totaal opp

ervlak

absorptiecoe

fficient

absorptie

125 Hz

250 Hz

500 Hz

1000

 Hz20

00 Hz12

5 Hz

250 Hz

500 Hz

1000

 Hz

2000

 Hz

Ope

n raam

 ond

er37

3,1

373,06

1,00

1,00

1,00

1,00

1,00

373,06

373,06

373,06

373,06

373,06

Glas

373,1

373,06

0,10

0,04

0,03

0,02

0,02

37,31

14,92

11,19

7,46

7,46

Beton (w

and)

1574

,40

1574

,40

0,15

0,20

0,35

0,60

0,60

236,16

314,88

551,04

944,64

944,64

Beton (vloer)

373,06

373,06

0,01

0,01

0,02

0,02

0,03

3,73

3,73

7,46

7,46

11,19

Den

‐2 absorptiepa

nelen

1492

,25

1492

,25

0,47

0,70

1,20

1,10

1,10

701,36

1044

,58

1790

,70

1641

,48

1641

,48

person

en40

0,00

400,00

0,65

0,75

0,85

0,95

0,95

260,00

300,00

340,00

380,00

380,00

totale absorptie:

1238

,56

1678

,11

2700

,40

2981

,04

2984

,77

Wet van

 Sab

ine:

125 Hz

Wet van

 Sab

ine:

250 Hz

Wet van

 Sab

ine:

500 Hz

T =1/6 x (V/S)

T =1/6 x (V/S)

T =1/6 x (V/S)

T =

1,15

5sec.

T =

0,85

2sec.

T =

0,53

0sec.

Voldo

et niet (eis: m

ax. 1

,0 s.)

Voldo

et (e

is: m

ax. 1

,0 s.)

Voldo

et (e

is: m

ax. 1

,0 s.)

Wet van

 Sab

ine:

1000

 Hz

Wet van

 Sab

ine:

2000

 Hz

T =1/6 x (V/S)

T =1/6 x (V/S)

T =

0,48

0sec.

T =

0,47

9sec.

Voldo

et (e

is: m

ax. 1

,0 s.)

Voldo

et (e

is: m

ax. 1

,0 s.)

Page 99: Afstudeerverslag HZ Bouwkunde Jelle Rinsema

99

13.7.1 RC BEREKENING | BETONWAND INCL.

Documentatie constructie 14. mei 2009Berekening van de U-waarde volgens NEN 1068Bron: GebruikerscatalogusConstructie: Nieuwe buitenwand

Berekend met BuildDesk 3.3.1

BUITEN BINNEN

Temperatuur Buiten BinnenOmgeving 5,0 oC 18,0 oCOppervlakte 5,1 oC 17,7 oC

De berekening van oppervlaktetemperaturen is gebaseerd op de Rc-waarden. De uitkomsten hebben daarom het karakter van gemiddelde waarden. Lokaal optredende temperaturen kunnen aanzienlijk afwijken van deze gemiddelde waarden.

Toepassing: Wand grenzend aan buitenlucht

Producent Naam Dikte [m],Aantal

Lambda[W/(mK)]

Q Rm, Rfa[m²K/W]

Rse 0,041 NEN EN 12524 Beton, gemiddelde dichtheid 2000 0,020 1,350 0,012 NEN EN ISO 6946 Zwak geventileerde luchtlaag 40 mm, Q omhoog 0,040 0,500 0,083 NEN EN 12524 PE-folie (geniet) 0.15 mm 0,000 0,170 0,004 Rockwool SpouwPlaat 433 DUO 0,140 0,035 4,005 NEN EN 12524 Beton, gewapend (met 2% staal) 0,350 2,500 0,146 NEN 1068 Geëxpandeerd polystyreen (EPS) 0,100 0,045 2,22

Ankers Gegalvaniseerd staal Ø 4.0 mm Aantal/m²: 4/m² 50,000 -0,127 NEN EN 12524 Gips pleisterwerk 1000 kg/m³ 0,010 0,400 0,03

Rsi 0,130,660

De in de berekening gebruikte lambda-waarden zijn de rekenwaarden conform bijlage D van NEN 1068.Q .. De kwaliteit van de data voor de fysieke eigenschappen van de bouwmaterialen wordt weergegeven in 5 niveaus. Deze 5

niveaus zijn als volgt gedefinieerd:.. A: De data zijn ingevoerd en goedgekeurd door de fabrikant of leverancier. De data worden continu gecontroleerd door een

onafhankelijke 3e partij... B: De data zijn ingevoerd en goedgekeurd door de fabrikant of leverancier. De data zijn gecertificeerd door een onafhankelijke

3e partij... C: De data zijn ingevoerd en goedgekeurd door de fabrikant of leverancier.

.. D: De data zijn ingevoerd door BuildDesk zonder speciale afspraak met de fabrikant, leverancier of anderen.

.. E: De data zijn ingevoerd door een gebruiker van de BuildDesk software zonder speciale afspraak met de fabrikant, leverancierof anderen.

= 0,05 U = 0,16 W/(m²K) Rc = 6,05 m²K/W

Page 100: Afstudeerverslag HZ Bouwkunde Jelle Rinsema

100

Documentatie constructie 14. mei 2009Berekening conform NEN-EN-ISO 13788Bron: GebruikerscatalogusConstructie: Nieuwe buitenwand

Berekend met BuildDesk 3.3.1

Risico analyse condensatie - samenvatting hoofdresultaten Berekening conform NEN-EN-ISO 13788

Oppervlakte condensatie:Geen schimmelvorming verwacht.

Inwendige condensatie:Er treedt inwendige condensatie op, maar deze zal naar verwachting gedurende de zomermaanden geheel verdampen.Het risico van verval en achteruitgang van het thermisch gedrag van bouwmaterialen als gevolg van de tijdelijke aanwezigheid van de verwachte hoge vochtconcentraties mag niet buiten nadere beschouwing blijven.

-6

-3

3

dec jan feb mrt apr mei jun jul aug sep okt nov

Inwendige condensatie en verdamping per maand [g/m²]

Constructie, condensatie range

Page 101: Afstudeerverslag HZ Bouwkunde Jelle Rinsema

101

13.7.2 RC BEREKENING | BETONWAND

Documentatie constructie 14. mei 2009Berekening van de U-waarde volgens NEN 1068Bron: GebruikerscatalogusConstructie: Nieuwe buitenwand

Berekend met BuildDesk 3.3.1

BUITEN BINNEN

Temperatuur Buiten BinnenOmgeving 5,0 oC 18,0 oCOppervlakte 5,1 oC 17,6 oC

De berekening van oppervlaktetemperaturen is gebaseerd op de Rc-waarden. De uitkomsten hebben daarom het karakter van gemiddelde waarden. Lokaal optredende temperaturen kunnen aanzienlijk afwijken van deze gemiddelde waarden.

Toepassing: Wand grenzend aan buitenlucht

Producent Naam Dikte [m],Aantal

Lambda[W/(mK)]

Q Rm, Rfa[m²K/W]

Rse 0,041 NEN EN 12524 Beton, gemiddelde dichtheid 2000 0,020 1,350 0,012 NEN EN ISO 6946 Zwak geventileerde luchtlaag 40 mm, Q omhoog 0,040 0,500 0,083 NEN EN 12524 PE-folie (geniet) 0.15 mm 0,000 0,170 0,004 Rockwool SpouwPlaat 433 DUO 0,140 0,035 4,005 NEN EN 12524 Beton, gewapend (met 2% staal) 0,350 2,500 0,146 NEN EN 12524 Gips pleisterwerk 1000 kg/m³ 0,010 0,400 0,03

Rsi 0,130,560

De in de berekening gebruikte lambda-waarden zijn de rekenwaarden conform bijlage D van NEN 1068.Q .. De kwaliteit van de data voor de fysieke eigenschappen van de bouwmaterialen wordt weergegeven in 5 niveaus. Deze 5

niveaus zijn als volgt gedefinieerd:.. A: De data zijn ingevoerd en goedgekeurd door de fabrikant of leverancier. De data worden continu gecontroleerd door een

onafhankelijke 3e partij... B: De data zijn ingevoerd en goedgekeurd door de fabrikant of leverancier. De data zijn gecertificeerd door een onafhankelijke

3e partij... C: De data zijn ingevoerd en goedgekeurd door de fabrikant of leverancier.

.. D: De data zijn ingevoerd door BuildDesk zonder speciale afspraak met de fabrikant, leverancier of anderen.

.. E: De data zijn ingevoerd door een gebruiker van de BuildDesk software zonder speciale afspraak met de fabrikant, leverancierof anderen.

= 0,05 U = 0,24 W/(m²K) Rc = 4,05 m²K/W

Blad 1/3

Page 102: Afstudeerverslag HZ Bouwkunde Jelle Rinsema

102

Documentatie constructie 14. mei 2009Berekening conform NEN-EN-ISO 13788Bron: GebruikerscatalogusConstructie: Nieuwe buitenwand

Berekend met BuildDesk 3.3.1

Inwendige condensatie: Hoofdresultaten Berekening volgens NEN-EN-ISO 13788

Er treedt tussentijds inwendige condensatie op, maar deze zal naar verwachting elk jaar in de zomermaanden geheel verdampen.Het risico van verval en achteruitgang van het thermisch gedrag van bouwmaterialen als gevolg van de tijdelijke aanwezigheid van vocht dient te worden beoordeeld conform landelijk gangbare eisen en andere specificaties in product normen.

Klimaatgegevens Locatie: Amsterdam; Vochtigheidsklasse volgens NEN-EN-ISO 13788 annex A: Woningen met lage bezettingsgraad

jan feb mrt apr mei jun jul aug sep okt nov decTemperatuur binnen [°C] Ti 20,0 20,0 20,0 20,0 20,0 20,0 20,0 20,0 20,0 20,0 20,0 20,0Rel. vochtigheid binnen [%] phi_i 61,2 60,1 59,9 58,4 60,0 66,2 70,9 70,5 68,8 65,4 62,4 61,9Temperatuur buiten [°C] Te 3,2 2,7 5,7 8,1 12,3 15,1 16,9 16,9 14,3 10,6 6,6 4,4Relatieve vochtigheid buiten [%] phi_e 88,8 85,6 83,3 77,3 74,0 77,6 79,0 78,4 83,1 86,8 88,4 90,0

Maandelijkse condensatie gc [g/m²] Totale condensatie Ma [g/m²]

nov dec jan feb mrt apr mei jun jul aug sep oktPE-folie (geniet) 0.15 mm /SpouwPlaat 433 DUO

gc 1 4 5 4 -2 -10 -2 --- --- --- --- ---Ma 1 5 10 14 12 2 --- --- --- --- --- ---

Blad 3/3

Page 103: Afstudeerverslag HZ Bouwkunde Jelle Rinsema

103

13.7.3 RC BEREKENING | BEGANE GRONDVLOER

Documentatie constructie 14. mei 2009Berekening van de U-waarde volgens NEN 1068Bron: GebruikerscatalogusConstructie: Nieuwe begane grond vloer

Berekend met BuildDesk 3.3.1

BINNEN

BUITEN

Temperatuur Buiten BinnenOmgeving 10,0 oC 18,0 oCOppervlakte 10,0 oC 17,6 oC

De berekening van oppervlaktetemperaturen is gebaseerd op de Rc-waarden. De uitkomsten hebben daarom het karakter van gemiddelde waarden. Lokaal optredende temperaturen kunnen aanzienlijk afwijken van deze gemiddelde waarden.

Toepassing: Begane grond vloer

Producent Naam Dikte [m],Aantal

Lambda[W/(mK)]

Q Rm, Rfa[m²K/W]

Rsi 0,171 NEN EN 12524 Beton, gemiddelde dichtheid 1800 0,080 1,150 0,072 EN ISO 10456 Geëxpandeerd polystyreen 032 (Fa = 1,00, Ft =

1,00, Fm = 1,00)0,100 0,032 3,13

3 NEN EN 12524 Beton, gewapend (met 2% staal) 0,500 2,500 0,20Rse 0,00

0,680

De in de berekening gebruikte lambda-waarden zijn de rekenwaarden conform bijlage D van NEN 1068.Q .. De kwaliteit van de data voor de fysieke eigenschappen van de bouwmaterialen wordt weergegeven in 5 niveaus. Deze 5

niveaus zijn als volgt gedefinieerd:.. A: De data zijn ingevoerd en goedgekeurd door de fabrikant of leverancier. De data worden continu gecontroleerd door een

onafhankelijke 3e partij... B: De data zijn ingevoerd en goedgekeurd door de fabrikant of leverancier. De data zijn gecertificeerd door een onafhankelijke

3e partij... C: De data zijn ingevoerd en goedgekeurd door de fabrikant of leverancier.

.. D: De data zijn ingevoerd door BuildDesk zonder speciale afspraak met de fabrikant, leverancier of anderen.

.. E: De data zijn ingevoerd door een gebruiker van de BuildDesk software zonder speciale afspraak met de fabrikant, leverancierof anderen.

Rc = ( Rm ) + Rsi + Rse

1 + - ( Rsi + Rse ) = 3,22 m2K/W U = Rc + Rsi + Rse

1 = 0,29 W/(m2K)

= 0,05 Motivering: Er zijn geen voordelige of nadelige omstandigheden.

= 0,05 U = 0,29 W/(m²K) Rc = 3,22 m²K/W

Page 104: Afstudeerverslag HZ Bouwkunde Jelle Rinsema

104

13.7.4 RC BEREKENING | VLIESGEVEL KOZIJNDate

Company

Street

Post code/Town

Created by

Department

Telephone

Project

Window number

The measurement valueUw,BWfor EnEV proof of thermal insulation as Uw - Value applied

Determining the thermal transmittance coefficient Uwregardless of size as per DIN V 4108 - 4: 2004 - 7

1. Window type: Single pane windowH = 1400 mmW = 1200 mmWindow area = 1.68 m²

W

H

2. Profile system:Profiles:

Schueco AWS 70.HI

Outer frame 51 mmArt. No. 358130

Profile combination Uf-Value Frame area Heat loss51 mm Outer frame 1.66 W/m²K 0.255 m² 0.422 W/K

3. Glazing: Ug-Value Glazed area Heat lossDouble insulation glazing 1.0 1.00 W/m²K 1.425 m² 1.425 W/K

4. Panel: Up-Value Panel area Heat lossWindow unit without panel --- --- ---

5. Glass edge seal: Ψ-Value Length Heat lossChemetall (TPS) 0.05 W/m²K 4.792 m 0.254 W/K

6. Panel edge seal: Ψ-Value Length Heat lossWindow unit without panel --- --- ---

7. Thermal transmittance value Uw (Nominal value) 1.25 W/m²K8. Correction values ΔUw: Glass coefficient (monitored manufacturer) 0.00 W/m²K

Sash bars (none) 0.00 W/m²KTotal ΔUw: 0.00 W/m²K(Correction value table 8 DIN V 4108-4:2004-7)

9. Thermal transmittance value Uw,BW (Measurement value) 1.25 W/m²K

Page 105: Afstudeerverslag HZ Bouwkunde Jelle Rinsema

105

13.7.5 RC BEREKENING | VLIESGEVELDate

Company

Street

Post code/Town

Created by

Department

Telephone

Project

Window number

The measurement valueUw,BWfor EnEV proof of thermal insulation as Uw - Value applied

Determining the thermal transmittance coefficient Uwregardless of size as per DIN V 4108 - 4: 2004 - 7

1. Window type: Ribbon window with 4 unitsH = 1610 mmW = 3600 mm

B1 = 900 mmB2 = 900 mmB3 = 900 mm

Window area = 5.80 m²W

W1 W2 W3

H

2. Profile system:Profiles:

Schueco AWS 70.HI

Outer frame 51 mmArt. No. 358130

Mullion 76 mmArt. No. 358240

Profile combination Uf-Value Frame area Heat loss51 mm Outer frame 1.66 W/m²K 0.498 m² 0.825 W/K76 mm Mullion 1.87 W/m²K 0.344 m² 0.642 W/K

3. Glazing: Ug-Value Glazed area Heat lossDouble insulation glazing 1.0 1.00 W/m²K 4.931 m² 4.931 W/K

4. Panel: Up-Value Panel area Heat lossWindow unit without panel --- --- ---

5. Glass edge seal: Ψ-Value Length Heat lossChemetall (TPS) 0.05 W/m²K 18.604 m 0.986 W/K

6. Panel edge seal: Ψ-Value Length Heat lossWindow unit without panel --- --- ---

7. Thermal transmittance value Uw (Nominal value) 1.28 W/m²K8. Correction values ΔUw: Glass coefficient (monitored manufacturer) 0.00 W/m²K

Sash bars (none) 0.00 W/m²KTotal ΔUw: 0.00 W/m²K(Correction value table 8 DIN V 4108-4:2004-7)

9. Thermal transmittance value Uw,BW (Measurement value) 1.28 W/m²K

Page 106: Afstudeerverslag HZ Bouwkunde Jelle Rinsema

106

13.8 EPU-BEREKENINGEP UtiliteitsgebouwenNEN, NPR 2917

ALGEMENE GEGEVENSProjectomschrijving : tentoonSILO

Bestandsnaam : L:\Documents\AFSTUDEREN\Verslag\EPU berekening tentoonSILO.epu

Omschrijving bouwwerk : Bestaande silo met tentoonstellingsruimte

Adres : Boosterstraat 2

Amsterdam

Dossiernummer : 08.05

Gebruikte eisentabel : EPC-eisen Bouwbesluit 1 januari 2009

INDELING GEBOUWTotale gebruiksoppervlakte fysieke gebouw (woonfunctie, woongebouw en utiliteitsgebouw) Ag;tot 1200,00 m²

Utiliteitsgebouw : - gebruiksoppervlakte verwarmde zones Ag;verw 1200,00 m²

- gebruiksoppervlakte gekoelde zones Ag;koel 1200,00 m²

INDELING GEBOUW - KLIMATISERINGSSYSTEMENKlim. Omschrijving Ventilatielucht Transportmedium Indiv. Csys

syst. toevoer afvoer warmte koeling regeling [Ws/dm³]

A Klimatiseringssysteem A mechanisch mechanisch water water ja 3,0

INDELING GEBOUW - ENERGIESECTORENSector Functie Omschrijving Bezettings- Ag;verw Ag;koel

graadklasse(BB) [m²] [m²]

A.1 a·1 Bijeenkomstfunctie, overige B2 1200,00 1200,00

BOUWKUNDIGE GEGEVENS - TRANSMISSIEDefinitie scheidingsconstructies sector: A.1 -

constructie orientatie constructiedeel A Hkr Rc U ZTA r zonwering

[m²] [m] [m²K/W] [W/m²K] [-] [-]

Gevel N buiten, N betonelementen 143,3 4,28 0,22

betonelementen + voor 41,2 7,13 0,14

glaslouvres 4,7 1,27 0,60 1,00 geen/overig

glaslouvres boven 15,6 1,27 0,60 1,00 geen/overig

Gevel NO buiten, NO betonelementen 148,0 4,28 0,22

betonelementen + voor 35,7 7,13 0,14

glaslouvres boven 15,6 1,27 0,60 1,00 geen/overig

deur 5,5 1,89 0,60 1,00 geen/overig

Gevel O buiten, O betonelementen 148,0 4,28 0,22

betonelementen + voor 41,2 7,13 0,14

glaslouvres boven 15,6 1,27 0,60 1,00 geen/overig

Gevel ZO buiten, ZO betonelementen 148,0 4,28 0,22

betonelementen + voor 41,2 7,13 0,14

glaslouvres boven 15,6 1,27 0,60 1,00 geen/overig

Gevel Z buiten, Z betonelementen 148,0 4,28 0,22

betonelementen + voor 41,2 7,13 0,14

2 mei 2009 - 21:41 / Q/Q=0,897 blz. 1EPU, NPR 2917 V2.1

Page 107: Afstudeerverslag HZ Bouwkunde Jelle Rinsema

107

EP UtiliteitsgebouwenNEN, NPR 2917

BOUWKUNDIGE GEGEVENS - TRANSMISSIE (vervolg)constructie orientatie constructiedeel A Hkr Rc U ZTA r zonwering

[m²] [m] [m²K/W] [W/m²K] [-] [-]

Gevel Z buiten, Z glaslouvres boven 15,6 1,27 0,60 1,00 geen/overig

Gevel ZW buiten, ZW betonelementen 148,0 4,28 0,22

betonelementen + voor 35,7 7,13 0,14

glaslouvres boven 15,6 1,27 0,60 1,00 geen/overig

deur 5,5 1,89 0,60 1,00 geen/overig

Gevel W buiten, W betonelementen 143,3 4,28 0,22

betonelementen + voor 41,2 7,13 0,14

glaslouvres 4,7 1,27 0,60 1,00 geen/overig

glaslouvres boven 15,6 1,27 0,60 1,00 geen/overig

Gevel NW buiten, NW betonelementen 143,3 3,00 0,32

betonelementen + voor 39,6 3,00 0,32

glaslouvres 6,2 1,27 0,60 1,00 geen/overig

glaslouvres boven 15,6 1,27 0,60 1,00 geen/overig

Dak buiten, boven glazen dak 373,3 1,00 0,60 1,00 geen/overig

Vloer grond begane grondvloer(bes 373,3 2,50 0,13

------------ +

totaal 2384,7

BOUWKUNDIGE GEGEVENS - LINEAIRE KOUDEBRUGGENEr is gerekend volgens de forfaitaire methode m.b.t. de koudebruggen.

Bij de forfaitaire methode wordt een correctie op de U-waarde toegepast.

Definitie lineaire koudebruggen sector: A.1 -

constructie begrenzing koudebrug P

[m]

Vloer grond perimeter 68,49

BOUWKUNDIGE GEGEVENS - INFILTRATIEqv10;kar/m² van het gebouw : 0,100 [dm³/sm²]

Gebouwhoogte : klasse 3 (>20m)

BOUWKUNDIGE GEGEVENS - THERMISCHE CAPACITEITMassa vloerconstructie per m² GO : >= 400 kg/m²

Type plafond : geen of open

TOESTELLEN VERWARMING EN KOELING PER ENERGIESECTOREnergie- Toestel verwarming Nopw;verw Nsys;verw Toestel koeling Nopw;koel Nsys;koel

sector Nr Omschrijving [-] [-] Nr Omschrijving [-] [-]

A.1 1 Verwarmingssysteem 1 1,825 0,800 1 koeling door warmtepomp 1,950 0,890

2 mei 2009 - 21:41 / Q/Q=0,897 blz. 2EPU, NPR 2917 V2.1

Page 108: Afstudeerverslag HZ Bouwkunde Jelle Rinsema

108

EP UtiliteitsgebouwenNEN, NPR 2917

INSTALLATIE W - VERWARMING EN HULPENERGIEVerwarmingssysteem 1 - Verwarmingssysteem 1

verwarmingstoestel type toestel :. warmtepomp

type warmtepomp : elektrische warmtepomp

temperatuurniveau : Taanv < 35°C

bronnen : grondwater/aquifer

installatiekenmerken opwekkingsrendement (Nopw;verw) : 1,825 [-]

gebouwgebonden warmtelevering op afstand : nee

hulpenergie aantal ketels-cv/luchtverwarmers met waakvlam : 0

aangewezen sectoren: A.1 -

INSTALLATIE W - KOELINGKoelsysteem 1 - koeling door warmtepomp

koeltoestel type toestel :. warmtepomp in zomerbedrijf

installatiekenmerken opwekkingsrendement Nopw;koel : 1,950 [-]

systeemrendement Nsys;koel : 0,890 [-]

aangewezen sectoren: A.1 -

INSTALLATIE W - WARMTAPWATERtype toestel voor warmtapwaterbereiding : gasboiler Nopw;tap = 0,550

systeem voor distributie van warm tapwater : alle tappunten binnen 3m van opwekkingstoestel Nsys;tap = 1,000

sectoren met tappunten voor warmwater : A.1 -

INSTALLATIE W - REGELING VENTILATIEEnergiesector A.1 -

qv;min [dm³/s] : 912,0

qv;m;werk [dm³/s] : 5028,0

terugregeling buitenlucht : mech. ventilatie, recirculatie>=40% van max. debiet

warmteterugwinapparatuur : platen- of buizenwarmtewisselaar

rendement nwtw [-] : 0,65

natuurlijke ventilatie : te openen ramen

uv;n;koel [dm³/s·m²] : 2,00

INSTALLATIE W - VENTILATORENBepaling effectief vermogen ventilatoren : forfaitaire waarden uit luchtvolumestroom

Peff [kW] : 15,120

INSTALLATIE W - POMPENPompen in warmwater circuits >50% van opgesteld asvermogen heeft automatische toerenregeling Fregel;verw = 0,50

Pompen in gekoeld water circuits >50% van opgesteld asvermogen heeft automatische toerenregeling Fregel;koel = 0,50

INSTALLATIE E - VERLICHTINGEnergie- Pverlichting armatuur aanw.detectie Ag;sec Tdag Tavond Fvl;avond Qprim;vl;sec

sector [kW] [W/m²] afzuiging in >= 70% Ag [m²] [-] [-] [-] [MJ]

A.1 12,00 10,00 niet aanwezig nee 1200,0 2200,0 300,0 0,8 270277

Verlichtings- Regeling verlichting Averl Adagl Akunstl Fregel;kunstl Fregel;dagl Qprim;vl

sector [m²] [m²] [m²] [-] [-] [MJ]

A.1 / 1 centraal aan/uit 1200,0 0,0 1200,0 1,00 1,00 270277

2 mei 2009 - 21:41 / Q/Q=0,897 blz. 3EPU, NPR 2917 V2.1

Page 109: Afstudeerverslag HZ Bouwkunde Jelle Rinsema

109

EP UtiliteitsgebouwenNEN, NPR 2917

OVERZICHT EISEN ENERGIEPRESTATIECOËFFICIENTENOmschrijving : EPC-eisen Bouwbesluit 1 januari 2009

Datum : 1 januari 2009

EPC-eis;woon [-] : 0,80

Cepc;woon [-] : 1,12

Cg;toel [-] : 330,00

Cverlies;toel [-] : 65,00

CV [-] : 135,00

Ckoel [-] : 4,00

Yverlies [-] : 1,20

YV [-] : 1,25

Ykoel [-] : 3,00

Gebruiksfunctie EPC-eis Cepc Uv;min

[-] [-] [dm³/s·m²]

Bijeenkomstfunctie, overige 2,00 1,17 0,95

RESULTATEN - INFORMATIEFCO2-emissie 66035 kg

RESULTATEN - ENERGIEPRESTATIEGEGEVENSVerwarming Qprim;verw 145400 MJ

Ventilatoren Qprim;vent 366788 MJ

Warmtapwater Qprim;tap 21818 MJ

Pompen Qprim;pomp 24615 MJ

Koeling Qprim;koel 252150 MJ

Bevochtiging Qprim;bev 0 MJ

Verlichting Qprim;vl 270277 MJ

Comp. PV-cellen Qprim;pv 0 MJ

Comp. WK Qprim;comp;WK 0 MJ

Qpres;woon 0 MJ

----------------- +

Totaal Qpres;tot 1081049 MJ

Qpres;toel 1206030 MJ

Qpres;tot / Qpres;toel = 0,897

Ag;verw = 1200,00

Averlies = 2000,00

Gebruiksfunctie = Bijeenkomstfunctie, overige

Epc-eis = 2,00

Epc = 1,79

Epc voldoet wel aan eisentabel : EPC-eisen Bouwbesluit 1 januari 2009

2 mei 2009 - 21:41 / Q/Q=0,897 blz. 4EPU, NPR 2917 V2.1

Page 110: Afstudeerverslag HZ Bouwkunde Jelle Rinsema

110

EP UtiliteitsgebouwenNEN, NPR 2917

RESULTATEN - AANDACHTSPUNTEN

Bouwkundige gegevens

Let op, er is een meer nauwkeurige methode voor de bepaling van de infiltratie.

2 mei 2009 - 21:41 / Q/Q=0,897 blz. 5EPU, NPR 2917 V2.1

Page 111: Afstudeerverslag HZ Bouwkunde Jelle Rinsema

111