Onderzoek Uitgelicht, jaargang 2, nummer 1

48
Onderzoek uitgelicht Jaargang 2, nr. 1 – juni 2013 Over herdenken, vieren en herinneren > De inspiratie van Joke Hermsen > Militaire geschiedenis: rattling good reading > Hoe voedselgebrek oorlog kan veroorzaken > Henk Becker en Tanja van der Lippe over generatieonderzoek

description

Een magazine van het Nationaal Comité 4 en 5 mei dat twee keer per jaar verschijnt waarin (afgerond) wetenschappelijk onderzoek over herdenken, vieren en herinneren centraal staat.

Transcript of Onderzoek Uitgelicht, jaargang 2, nummer 1

Page 1: Onderzoek Uitgelicht, jaargang 2, nummer 1

Onderzoek uitgelicht

Jaargang 2, nr. 1 – juni 2013

Over herdenken,vieren en herinneren

> De inspiratie van Joke Hermsen

> Militaire geschiedenis: rattling good

reading

> Hoe voedselgebrek oorlog kan

veroorzaken

> Henk Becker en Tanja van der Lippe

over generatieonderzoek

Page 2: Onderzoek Uitgelicht, jaargang 2, nummer 1

ColofonJaargang 2, nr. 1, juni 2013

ISSN 2213-6177

Redactie: dr. Esther Captain, Rutger van Krieken MA

Correcties: Mieke Sobering

Eindredactie: drs. Marije Wilmink

Vormgeving: Martijn Luns, Amsterdam

Grafische productie: Roto Smeets, Utrecht

Onderzoek uitgelicht is een uitgave van het

Nationaal Comité 4 en 5 mei en verschijnt twee

keer per jaar. Bent u als professional of vrijwilliger

werkzaam in het werkveld van herdenken, vieren

en herinneren, dan is het voor uw organisatie

mogelijk om kosteloos een abonnement op

Onderzoek uitgelicht te nemen.

Neem contact op met:

Nationaal Comité 4 en 5 mei

t.a.v. Onderzoek uitgelicht

Nieuwe Prinsengracht 89

1018 VR Amsterdam

020-7183500

[email protected]

Copyright van de artikelen berust bij het Nationaal

Comité 4 en 5 mei en bij de betreffende auteurs.

Overname van (delen van) artikelen is

toegestaan voor niet-commercieel gebruik, mits

met bronvermelding en toezending van een

bewijsexemplaar. Op foto’s en illustraties rust

copyright. Het Nationaal Comité 4 en 5 mei heeft

getracht rechthebbenden van het fotomateriaal

op te sporen en hun toestemming te vragen voor

publicatie. Wie desondanks klachten of

bezwaren heeft in verband met auteursrecht,

portretrecht, andere rechten, persoonsgegevens

of privacy, wordt verzocht contact op te nemen

met het Nationaal Comité 4 en 5 mei.

Onderzoek uitgelicht is met plantaardige inkten

gedrukt op FSC®-gecertificeerd papier.

Bij het omslag: Tweede Wereldoorlog vanuit een

militair perspectief: Eloise J. Ellis, senior super-

visor op de montage- en reparatieafdeling op

Marinebasis Corpus Christi, Texas, VS.

Foto: Library of Congress – Howard R. Hollem.

www.4en5mei.nl

Inhoudsopgave

Page 3: Onderzoek Uitgelicht, jaargang 2, nummer 1

2 Redactioneel

Krenten uit de pap

� ARTIKELEN

10 Rechterlijke macht

Van ariërverklaring tot Guantánamo Bay

Liesbeth Zegveld >

Hoe valt te verklaren dat

95% van de leden van

de rechterlijke macht in

1940-1945 de ariër-

verklaring invulde?

16 Egodocumenten

Concentratiekampdagboeken als bron voor

zelfreflectie | Sanne Bolt > Kampdagboeken hel-

pen om jongeren te laten nadenken over wat zich

in concentratiekampen heeft afgespeeld.

22 Voedsel en oorlog

Hoe de behoefte aan eten oorlogen bepaalt

Lisette Mattaar > Voedselgebrek is niet alleen een

gevolg van oorlogen, maar ook een oorzaak.

28 Militaire geschiedenis

De Tweede Wereldoorlog in ruim 800 blad-

zijden | Piet Kamphuis > Anthony Beevor laat

zien hoe een ketting van lokale gebeurtenissen en

belangen wereldwijd het verloop van de Tweede

Wereldoorlog bepaalde.

� DE INSPIRATIE VAN…3 Joke Hermsen

Denken > Joke Hermsen over de laatste publica-

tie van de Duits-Joodse filosofe Hannah Arendt.

4 Een nieuw begin | Simone van Saarloos > Vol-

gens Hannah Arendt kunnen we het kwaad tegen-

gaan door een oefening in onafhankelijk denken.

� TWEELUIK 34 Terugblik met Henk Becker

“Mensen hebben een grote behoefte om in

termen van generaties te spreken”

Interview met socioloog Henk Becker, grondleg-

ger van het generatieonderzoek in Nederland.

40 Vooruitblik met Tanja van der Lippe

“Wij willen helder krijgen hoe jongeren hun

opvattingen over vrijheid en onvrijheid ont-

wikkelen”

De Universiteit Utrecht is onlangs begonnen met

het onderzoek ‘Vrijheid en onvrijheid door de

generaties heen’.

44 Hoe en waar werken Henk Becker en Tanja

van der Lippe?

Onderzoek uitgelicht N

ationaal Com

ité 4 en 5 mei

1

Page 4: Onderzoek Uitgelicht, jaargang 2, nummer 1

In de tweede jaargang van Onderzoek uitgelicht gaat

de redactie verder met het uitlichten van onder-

zoeken die de professional in het veld van herden-

ken, vieren en herinneren beslist niet mag mis-

sen. Elke dag verschijnen er nieuwe boeken en rap-

porten over beleid en onderzoeksresultaten die van

belang zijn. De stapel publicaties op het bureau

hoopt zich op, net als de boeken die u in de trein

terug naar huis of ’s avonds en in het weekend nog

denkt te kunnen lezen. Tijdens de kantooruren is er

geen tijd om vakliteratuur bij te houden. Wie her-

kent deze situatie niet?

Ons streven met Onderzoek uitgelicht is om de krenten

uit de pap te halen en aan te geven wat relevante stu-

dies zijn voor het werkveld van herdenken, vieren en

herinneren. Welke inzichten kan de lezer uit een

studie halen? Waarom is een bepaald rapport nuttig

en voor wie precies? Om de lezer inspiratiebronnen

> ESTHER CAPTAIN

Krenten uit de pap

REDACTIONEEL

aan te reiken die direct bruikbaar zijn op de werkvloer,

vraagt de redactie aan auteurs om theorieën te verbin-

den met hun dagelijkse ervaringen in de praktijk. Want

de praktijk kan stukken weerbarstiger zijn dan de theo-

rie, zeker in ons soms precaire werkveld.

In het vorige nummer van Onderzoek uitgelicht introdu-

ceerden we Layar, waarmee verrijkte content aan de arti-

kelen is toegevoegd. Dat blijft een vast onderdeel van

deze uitgave, die ook online als een doorbladerbare pdf

is in te zien: www.4en5mei.nl/onderzoek/uitgelicht.

Een nieuw onderdeel dat de redactie in dit nummer intro-

duceert is ‘Kort en bondig’. Hiermee worden publicaties

op een aantal cruciale aspecten in één oogopslag geduid

– fijn voor mensen die visueel zijn ingesteld of die snel

willen beoordelen of een boek iets voor ze is of niet. We

geven in de ‘Kort en bondig’-kadertjes weer hoe een

boek of rapport ‘scoort’ op de schaal tussen breed en

specialistisch, praktisch en theoretisch, visueel versus

tekstueel. Ook geven we aan of het een dun boek is of

een dikke pil, en of het makkelijk leesbaar is (‘nacht-

kastje’) of iets om de tanden in te zetten (‘bureau’). Met

zo’n meertraps-beoordelingssysteem denken we een

mooi alternatief te geven voor de sterren die recensen-

ten tegenwoordig in vele media toekennen aan boeken

of films. Het ‘sterrensysteem’ laat immers geen ruimte

voor de diverse aspecten die een boek of rapport waar-

devol kunnen maken. Een publicatie kan met één (of

geen) ster afgeserveerd worden, terwijl deze voor een

specifieke doelgroep of op bepaalde punten wel degelijk

boeiend, nuttig en aantrekkelijk kan zijn.

Verder in dit nummer een nieuwe fotoru-

briek: De werkplek. Zelf verdeel ik mijn

werktijd in kantoordagen met hectiek en

thuiswerkdagen waarin ik onderzoek doe.

Beide werkplekken hebben een eigen bete-

kenis voor me. In De werkplek vertellen de

onderzoekers Henk Becker en Tanja van der

Lippe hoe zij zich tot hún werkplek verhou-

den. Graag hoor ik uw mening over de

twee nieuwe rubrieken via: onderzoekuit-

[email protected]

Foto: Suzanne Liem

Page 5: Onderzoek Uitgelicht, jaargang 2, nummer 1

Waarom is gedenken in de vorm van herin-

neringen ophalen of verhalen vertellen zo

belangrijk? Waarom mogen we het verle-

den niet de rug toekeren, maar moeten we ons

steeds opnieuw herinneren wat er gebeurd is en dit

ook telkens ‘met nieuwe ogen’ interpreteren? Al vele

jaren lees en herlees ik het werk van de Joodse filosofe

Hannah Arendt (1906-1975). Zij heeft in vrijwel al haar

boeken antwoorden op die vragen gezocht. Onlangs

verscheen er een nieuwe Nederlandse vertaling van

Denken. Het leven van de geest. Een boek dat ik ieder-

een van harte aanbeveel.

Hannah Arendt, die tijdens de Tweede Wereldoorlog via

Parijs naar New York vluchtte en daar tot haar over-

lijden in 1975 bleef wonen, heeft vaak benadrukt dat

belangrijke gebeurtenissen uit het verleden niet ver-

geten of uitgewist mogen worden, maar door elke ge-

neratie tot een nieuw, betekenisvol geheel gesmeed

moeten worden. Elke nieuwe getuigenis is als het ware

een nieuwe opdracht aan ons denken en aan onze

geest, die nooit lui achterover mag gaan leunen, maar

‘het pad van het denken telkens opnieuw moet banen’

zolang we nog beseffen ‘dat we ingevoegd zijn tussen

een oneindig verleden en een oneindige toekomst’.

De filosofe vergeleek onze denkende activiteit – denken

was voor Arendt een vorm van handelen – ook wel met

het verhaal van Homerus over Penelope, die elke nacht

ontrafelde wat ze overdag geweven had. Onze geest

mag in haar ogen nooit gemakzuchtig worden door

een specifieke waarheid definitief te omarmen. Dat is

immers het kenmerk van totalitaire regimes, die

met geweld één ideologie boven alle andere verheffen

om zo het kritische en creatieve denkvermogen van

de bevolking uit te schakelen.

In Denken beantwoordt Arendt de vraag of ons vermo-

gen om ‘goed’ van ‘verkeerd’ te onderscheiden verband

houdt met ons denkvermogen, gaandeweg met ‘ja’.

Niet omdat denken altijd

goede daden tot gevolg

heeft, maar omdat niet

nadenken vrijwel altijd

tot barbarij en geweld

leidt. Ook posttotalitaire

samenlevingen moeten

daarom waakzaam blij-

ven en ervoor zorgen dat

er voldoende gedacht en

herdacht kan worden.

Daarvoor is, naast goed

onderwijs en politieke

betrokkenheid, ook rust

nodig. Niet voor niets

begint Arendt haar stu-

die met een motto van

Cato: “Nooit actiever is

de mens dan wanneer

hij niets doet.”

Helaas ontbreekt het ons nogal eens aan die rust. Het

lukt ons soms amper om tijd in te ruimen voor meer

diepgaande reflectie. Arendt toont aan wat dit voor een

samenleving kan betekenen: vervreemding, onver-

schilligheid en egocentrisme gaan al snel de boven-

toon voeren. Denken is namelijk ook een vorm van em-

pathie, die leidt tot de kunst en de wil je te verplaat-

sen in de verhalen en standpunten van anderen. Pas

als een samenleving voldoende rust en ruimte schept

voor kritisch, creatief en empathisch denken, kan zij

waarlijk de schutspatroon van vrijheid en democratie

zijn.

Joke Hermsen is schrijfster en filosofe. Naast diverse ro-

mans publiceerde zij filosofische essaybundels als

Heimwee naar de mens (2004) en Stil de tijd (2009). In

het najaar verschijnt (N)iets ontbreekt ons, waarin zij aan-

dacht schenkt aan het denken van Hannah Arendt. Zie

ook www.jokehermsen.nl. <

De inspiratie van…Joke Hermsen: Denken

Joke Hermsen

Onderzoek uitgelicht N

ationaal Com

ité 4 en 5 mei

2 | 3

Foto Ann

eke Hym

men

Page 6: Onderzoek Uitgelicht, jaargang 2, nummer 1

> SIMONE VAN SAARLOOS

Een nieuwbegin.

De denk-wereld van

HannahArendt

Hoe kunnen we het kwaad tegengaan?

Had een ferm ‘Nee!’ van Adolf Eichmann in

de oorlog verschil kunnen maken? Hannah

Arendt meent van wel. Voor Simone van

Saarloos is deze filosofe al jarenlang een

bron van inspiratie. Arendts laatste boek,

simpelweg Denken getiteld, biedt haar be-

langrijke inzichten in het nut en onnut van

herinneren.

Simone van Saarloos studeerde filosofie en literatuur-

wetenschap. Aan de New School in New York City

specialiseerde ze zich in het werk van Hannah Arendt.

Zij publiceerde verhalen in onder andere De Revisor en

Das Magazin, schrijft columns en recenseert literatuur

voor de Volkskrant. Foto: Thomas Huisman

INSPIRATIE

Page 7: Onderzoek Uitgelicht, jaargang 2, nummer 1

inds kort schrijf ik brieven aan een ter-

doodveroordeelde. Hij heet Melvin en komt

uit Florida. In de stad waar hij 28 jaar ge-

leden is geboren, zit hij nu gevangen. Hij

heeft broers en zussen, een moeder die hij

de ‘liefde van zijn leven’ noemt. Hij hield van school,

tot het misging.

Wat er misging? Geen idee, maar het gebeurde op zijn

22ste – toen hij net zo oud was als ik nu. Ik kan hem

googlen, wetende dat ik minimaal moord tref, want

ook in Amerika krijg je niet ‘zomaar’ de doodstraf.

Waarom ik met hem correspondeer? Omdat ik geloof

in een nieuw begin.

Ook Hannah Arendt (1906-1975) geloofde in een

nieuw begin. ‘Nataliteit’, zo noemde zij het unieke

menselijk vermogen om altijd een nieuw begin te ma-

ken en zodoende niet gedoemd te zijn tot één han-

deling of levensstijl. Juist omdat de Duits-Joodse filo-

sofe de vernietigende kracht van de Tweede Wereld-

oorlog van nabij heeft meegemaakt, is haar geloof in

de menselijke scheppingskracht gesterkt. De oorlog

liet geen enkel geloof of ideaal overeind: niemand kon

nog beweren dat het kwaad slechts sommigen was toe-

bedeeld. Het Bildungsideal, de zelfontplooiing en in-

tellectuele verrijking die Duitse intellectuelen vierden,

bleek een illusie. Het enige wat nog evident was, al-

dus Arendt, was dat mensen na de oorlog een nieuw

leven wisten op te bouwen. De wereld stopte niet, er

werden nieuwe afspraken gemaakt en hervormde sa-

menlevingsstructuren gecreëerd.

Let wel: een ‘nieuw begin’ is niet hetzelfde als vergeten

of de geschiedenis negeren. Toch zal ik Melvin niet

googlen. Hij mag en kan zijn daden niet vergeten,

maar ik kan er wel voor kiezen om niet te weten wat

hij deed. Niet dat Hannah Arendt onnadenkendheid

voorstond. Integendeel, zij vond gedachteloosheid juist

de bron van het kwaad.

Verbeeldingskracht > In 1961 verliet de Duitse Arendt

haar nieuwe thuis in New York, om vanuit Jeruzalem

verslag te doen van het proces tegen de SS’er Adolf

Eichmann. Arendts verslagen werden in The New York

Times gepubliceerd en later gebundeld onder de titel

Eichmann in Jeruzalem. De banaliteit van het kwaad.1

Wat Arendt vooral opviel, was dat Eichmann helemaal

geen monstrueus figuur was. Zijn daden waren dat

natuurlijk wel, maar zijn motieven niet. Die waren

even ondoordacht als die van een doodgewone klerk

die zijn bureaucratisch werk overijverig uitvoert.

Wat Eichmann zo gevaarlijk maakte, was zijn on-

vermogen om ‘zich het standpunt of de positie van

een ander in te denken’.

SO

nderzoek uitgelicht Nationaal C

omité 4 en 5 m

ei

4 | 5

De Duits-Joodse filosofe Hannah Arendt geloofde in het

unieke menselijke vermogen om altijd een nieuw begin te

maken. Foto: Hannah Arendt Trust

KORT EN BONDIG

breed � � � � � � � � � specialistisch

praktisch � � � � � � � � � theoretisch

visueel � � � � � � � � � tekstueel

dun boek � � � � � � � � � dikke pil

nachtkastje � � � � � � � � � bureau

Page 8: Onderzoek Uitgelicht, jaargang 2, nummer 1

Oorlogsmisdadiger Adolf Eichmann zat in 1961 tijdens zijn proces in Jeruzalem in een kogelvrije glazen kooi.

Foto: Associated Press Images

In navolging van Verlichtingsdenker Immanuel Kant be-

schouwt Arendt de verbeelding als een fundamenteel

onderdeel van het denken. Dankzij de verbeelding

kunnen we voorstellen ‘wat niet is’ en zijn we in staat

om te ontstijgen aan de gebondenheid aan ons eigen

lichaam en perspectief. Verbeeldingskracht stelt ons

in staat de consequenties van ons handelen te over-

zien en maakt emancipatie mogelijk: zonder ons voor

te stellen wat niet is, zou alles altijd hetzelfde zijn.

Het verband tussen gedachteloosheid en het kwaad

brengt Arendt tot de vraag: kan de oefening van het

denken kwaad tegengaan? Haar laatste werk Denken.

Het leven van de geest, net voltooid voor haar plotse dood

in 1975, is een uitgebreide onderzoeking van de fi-

Page 9: Onderzoek Uitgelicht, jaargang 2, nummer 1

Onderzoek uitgelicht N

ationaal Com

ité 4 en 5 mei

6 | 7

losofische traditie en de maatschappelijke, activisti-

sche relevantie van het denken. Voor een antwoord

op de vraag of denken ons voor immoraliteit kan be-

hoeden, gaat ze te rade bij Socrates.

Innerlijke dialoog > Socrates is geen ‘wetende’, maar

een vragende denker die in dialoogvorm op onderzoek

uitgaat. Het motto van Arendts leermeester Martin

Heidegger in Denken sluit daar eveneens bij aan:

Denken leidt niet tot kennis, in tegenstelling tot de

wetenschappen.

Denken levert geen bruikbare levenswijsheid op.

Denken lost de raadsels van de wereld niet op.

Denken verleent niet onmiddellijk de macht om te

handelen.

Waar denken dan wel goed voor is? Denken is boven-

al een oefening. Door te verbeelden wat niet is en de

wereld in al haar mogelijkheden te aanschouwen (en

daartoe behoren ook het verleden, ‘wat niet meer is’,

en de toekomst, ‘wat nog niet is’), vergroten we de

flexibiliteit van onze geest en breken we tijdelijk met

de bekrompen gebondenheid aan onszelf.

Hoewel Socrates het woord ‘geweten’ niet gebruikt, snijdt

hij de morele noodzaak ervan wel aan. Ons geweten

is de stem waaraan we onze daden en gedachten toet-

sen. Arendt is een fenomenoloog en gelooft daarom

niet in een individu met a priori eigenschappen en

karaktertrekken: ieder mens ontwikkelt zich in sa-

menspraak met anderen. We voelen ons thuis in de

wereld omdat we haar gezamenlijk betekenis toe-

kennen: “Een singuliere ervaring die niet kan wor-

den gedeeld is een waan.”

Maar we moeten ons niet alleen aan anderen toetsen.

Want wanneer je alleen bent, ontstaat er ook een sa-

menspraak, maar dan met jezelf. Wij hebben, aldus

Arendt, een dualistische inborst en zijn ‘twee-in-één’.

We moeten het gesprek aangaan met die tweede stem.

Wie ’s avonds, in de donkere eenzaamheid van zijn ka-

mer, niet terugkeert naar een kritische ik, kan zichzelf

niet van het kwaad onthouden. Het ontbreekt de im-

morele mens aan innerlijke dialoog – een hartig woord-

je met jezelf kan een redding zijn. Daarom zijn her-

inneren en herdenken noodzakelijk: zonder ervarin-

gen uit het verleden en het besef dat onze daden mor-

gen nog naklinken, vergeten we het belang van kriti-

sche reflectie. In de stille minuten vinden we geen ver-

zoening, maar een verwoede dialoog met ons geweten.

Bewegende geschiedenis > Hoe kunnen we het

kwaad tegengaan? Om dat te kunnen, moeten we ons-

zelf oefenen in onafhankelijk denken, openstaan voor

contextuele invloeden zonder vast te houden aan re-

gels en zekerheden. Geschiedenis bestaat niet uit vast-

staande feiten, maar uit veranderlijke verhalen. Van-

daar dat ik Melvins daden niet google: zijn verleden

zou het heden volledig bepalen en een nieuw begin

onmogelijk maken. Ter illustratie citeert Arendt een

prachtige strofe uit De storm van Shakespeare:

Vijf vadem diep ligt je vader,

zijn gebeente is tot koraal geworden,

Deze parels waren zijn ogen.

Niets van hem gaat verloren

maar verandert op de bodem van de zee

tot iets rijks en vreemds.

Arendt raadt aan om de parels uit het verleden op te dui-

ken, maar waarschuwt voor een ‘ontmantelingstech-

niek’ die het rijke en het vreemde, de parels en het ko-

raal, zullen vernietigen. We moeten niet streven

naar volledigheid, maar de fragmenten die opduiken

uit het verleden omarmen, vertellen en hervertellen.

De Israëlische schrijver Nir Baram (1976) paste een-

zelfde geschiedsbenadering toe bij zijn roman Goe-

de mensen, die hij schreef vanuit het perspectief van

twee collaborateurs.2 Baram stuitte op kritiek omdat

hij de oorlog zou ‘gebruiken’, in plaats van deze te be-

schrijven. Toen ik hem onlangs interviewde zei hij:

“Je moet de geschiedenis niet zien als een graf: een

gedenkplaats waar je één keer per jaar kunt komen,

om dan vol ontzag een historisch verhaal te herden-

ken dat daar diep begraven ligt.” Het graf is te ge-

Wie ’s avonds, in de donkere eenzaamheid van zijn kamer, niet terugkeert naar

een kritische ik, kan zichzelf niet van het kwaad onthouden.

Page 10: Onderzoek Uitgelicht, jaargang 2, nummer 1

makzuchtig en levert ons in het heden bovendien niets

op: het is te doods. In de woorden van Baram: “Ge-

schiedenis moet niet begraven liggen, maar bewegen:

zodra uit het verleden iets komt bovendrijven, krijgt

het een nieuwe betekenis in het heden.”

Een nieuw begin, stelt Arendt, kan nooit ontstaan wan-

neer alles vaststaat en voorspelbaar is. De verhalen die

ons vormen, liggen niet in het brein besloten. Hoe-

wel hersenonderzoeker Dick Swaab met Wij zijn ons

brein een regelrechte bestseller heeft geschreven, kun-

nen we in onze zoektocht naar wat het betekent om

(moreel) mens te zijn, beter bij Arendt en haar Den-

ken te rade gaan.3 Veel meer dan het brein is de mens

een ervarend wezen met herinneringen en verbeel-

dingskracht om het leven vorm te geven.

Wanneer we de waarheid in onze neuronen leggen, ont-

nemen we onszelf de spontaniteit die ons tot men-

sen maakt. Spontaniteit staat haaks op de veilig-

heidsfetisjistische maatschappij waarin we verkeren,

maar zonder een zekere mate van onvoorspelbaarheid

zijn we slechts reproducerende machines. De dingen

die we groots en belangrijk achten in het leven – zo-

als vrijheid, liefde en autonomie – zijn niet in wetten

te vatten.

Onverwacht > De beste remedie tegen het kwaad, de

meest vruchtbare vorm van handelen, is een spontane

handeling. Een plots ‘Nee!’ van Eichmann had het ver-

schil kunnen maken. In De menselijke conditie, waar-

in Arendt haar begrip van ‘nataliteit’ uiteenzet,

spreekt Arendt van ‘vergeving’.4 Ze laat zich inspireren

door Jezus van Nazareth, die met zijn vergevings-

gezindheid het onverwachte deed. Zijn onverwachte,

ontwapenende reactie was een verrassing – en in de

verrassing ligt de mogelijkheid tot vooruitgang.

Wonderen bestaan, stelt Arendt. Niet als religieuze

kracht of bovennatuurlijk verschijnsel, maar als een

menselijke, onverwachte daad die alles anders maakt.

Denken aan ‘wat niet is’, een open blik op het verle-

den, het heden en de toekomst: het is die geestelijke

zelfoverstijging en zielsverhuizing die morele ver-

betering mogelijk maakt.

Onlangs mocht ik Melvin feliciteren: hij heeft zijn mid-

delbare schooldiploma gehaald. We hebben zijn ver-

leden nog altijd niet besproken, maar ik weet dat zijn

geschiedenis levend is, het bezoekt hem in zijn he-

den. Hij heeft gezelschap gevonden. Niet in mij, niet

in zijn medegevangenen, maar in zichzelf. Daar voert

hij een ‘twee-in-één’-gesprek en ontmoet hij zijn ge-

weten. Het leven van de geest is de enige vrijheid die

hij heeft.

“Hoelang houd je het schrijven aan Melvin vol?”, vragen

mensen mij. “Tot zijn dood?” “Geen idee”, antwoord

ik steevast. Ik blijf geloven in een nieuw begin. <

Hannah Arendt, Denken.

Het leven van de geest.

Vertaling: Dirk De Schutter

& Remi Peeters.

Zoetermeer: Uitgeverij

Klement, 2012, 304 pagina’s,

ISBN 9789086871018,

€ 29,50.

Noten

1 Hannah Arendt, Eichmann in Jeruzalem. De banaliteit van

het kwaad. Amsterdam: Atlas, 2005.

2 Nir Baram, Goede mensen. Amsterdam: De Bezige Bij,

2010.

3 Dick Swaab, Wij zijn ons brein. Van baarmoeder tot Alzhei-

mer. Amsterdam: Atlas Contact, 2011.

4 Hannah Arendt, De menselijke conditie. Amsterdam: Boom,

2009.

Page 11: Onderzoek Uitgelicht, jaargang 2, nummer 1

Onderzoek uitgelicht N

ationaal Com

ité 4 en 5 mei

8 | 9

Herdenken op 4 mei en vieren op 5 mei: twee zijden van de-zelfde medaille. Beide dagen kunnen nu rekenen op een groot draagvlak. Beide dagen kennen ook een lange geschie-denis: een geschiedenis van breekbare dagen. In het boek Breekbare dagen, 4 en 5 mei door

de jaren heen, kunt u lezen over de geschiedenis van ruim 65 jaar herdenken. In het boek zijn ook de literaire 4 mei-lezingen opgenomen.Tot 21 juni is het boek Breekbare dagen in alle boekhandels te koop voor 12,50 in plaats van 15 euro.

LENTEACTIEEmotie en commotie. Herdenken en vieren, heeft u altijd al willen weten hoe 4 en 5 mei zijn ont-staan? Lees Breekbare Dagen. Nu voor 12,50 in plaats van 15 euro.

Breekbare dagen

4 EN 5 MEI DOOR DE JAREN HEEN

BON

t Op de hoogte blijven van onderzoek over herdenken, herinneren envieren? Neem kosteloos een abonnement op Onderzoek uitgelicht!

Ik wil graag Onderzoek uitgelicht ontvangen!

naam: q dhr. / q mevr. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .

organisatie: . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .

adres: . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .

postcode / woonplaats: . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .

telefoon: . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .

email: . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .

Stuur deze bon naar: Nationaal Comité 4 en 5 mei, t.a.v. Onderzoek Uitgelicht,

Nieuwe Prinsengracht 89, 1018 VR Amsterdam.

U kunt uw aanmelding en persoonlijke gegevens ook mailen naar: [email protected]

!

Page 12: Onderzoek Uitgelicht, jaargang 2, nummer 1

> LIESBETH ZEGVELD

De kwets-baarheidvan onsrechts-

systeem

Bijna 98% van de ambtenaren op het minis-

terie van Justitie vulde tijdens de oorlog de

ariërverklaring in, net zoals 95% van de leden

van de rechterlijke macht. Dat kan je veroor-

delen, zoals de auteurs van De Hoge Raad en

de Tweede Wereldoorlog doen.

Liesbeth Zegveld ziet vanuit haar praktijk als

advocaat in toenemende mate dat juristen in

extreme situaties niet anders blijken te rea-

geren dan andere mensen. Bovendien bevor-

dert de Nederlandse rechtscultuur niet dat

rechters individueel verantwoordelijkheid

nemen.

Prof. dr. Liesbeth Zegveld is advocaat en bijzonder

hoogleraar ‘internationaal humanitair recht, in het

bijzonder de positie van vrouwen en kinderen ten tijde

van gewapend conflict’ aan de Universiteit Leiden.

Zij zet zich in voor oorlogsslachtoffers. In 2011 kreeg zij

de Clara Wichmann-penning voor haar inzet voor

mensenrechten. Foto: Wouter Boswinkel

RECHTERLIJKE MACHT

Page 13: Onderzoek Uitgelicht, jaargang 2, nummer 1

Onderzoek uitgelicht N

ationaal Com

ité 4 en 5 mei

10 | 11

Op 27 oktober 1940 besloot de Hoge

Raad, het hoogste rechtscollege in ons

land, de ariërverklaring te tekenen. Dit

was de eerste antisemitische maatregel

die de Duitse bezetter invoerde. De on-

dertekening leidde tot het ontslag van de eigen Jood-

se president van de Hoge Raad, mr. Visser. Meer be-

moeienis van de bezetter met de Hoge Raad volgde.

Zo verlaagden de Duitsers de leeftijdsgrens voor rech-

ters van 70 naar 65 jaar. Daardoor konden Nederlandse

raadsheren worden ontslagen en vervangen door

Duitse. Een andere maatregel was de vrederechtspraak,

een nieuw politiek strafrecht van de NSB. De bedoe-

ling was om daarmee de politieke vrede te beschermen.

De rechtszekerheid van het volk stond daarbij voorop,

niet die van de individuele mens.1 Omdat de vrede-

rechtspraak toestond dat al afgesloten strafzaken op-

nieuw mochten worden behandeld, plaatste deze

maatregel een fundamenteel beginsel van ons straf-

recht buiten werking: het beginsel dat niemand twee

keer mag worden berecht voor hetzelfde feit (het prin-

cipe ne bis in idem). Tegen geen van deze maatrege-

len heeft de Hoge Raad openlijk geprotesteerd. Inte-

gendeel: in het toetsingsarrest bepaalde de Hoge Raad

dat het de regels van de bezetter niet kon toetsen.

Corjo Jansen en Derk Venema, beiden verbonden aan

de Radboud Universiteit Nijmegen, stelden het boek

De Hoge Raad en de Tweede Wereldoorlog, recht en rechts-

beoefening in de jaren 1930-1950 samen. Volgens Jansen

en Venema boog de Hoge Raad diep voor de Duitsers.

Te diep. Ze vragen zich af hoe het zo ver heeft kunnen

komen. De schrijvers impliceren met deze vraag dat de

Hoge Raad fout zat. Volgens de auteurs had de Hoge

Raad eerder moeten zien dat het misging en een krach-

tig tegengeluid moeten laten horen.

Dit is een hard oordeel. Is dat oordeel terecht zo hard?

Wat mogen we eigenlijk van rechters in tijd van oor-

log verwachten? En: oordelen we over onze recht-

spraak in andere oorlogssituaties ook zo hard?

Onbevangenheid > Ik geloof dat het strenge oordeel

dat Jansen en Venema vellen mogelijk is, omdat wij

een hard oordeel hebben over de Tweede Wereld-

oorlog. Tot op zekere hoogte lijkt duidelijk te zijn wie

‘goed’ en wie ‘fout’ was tijdens deze oorlog.2

Een referentiekader zo helder als de Tweede We-

reldoorlog is er zelden. Zo moet het debat over

Nederlands-Indië nog beginnen. Ik speel daarin

als advocaat een rol sinds in 2008 een groepje

slachtoffers uit het Javaanse dorpje Rawagedeh

Mr. L.E Visser was in de vroege oorlogsjaren president van

de Hoge Raad. Hij stierf in 1942 op 71-jarige leeftijd.

Foto: Beeldbank WO2 - Joods Historisch Museum

KORT EN BONDIG

breed � � � � � � � � � specialistisch

praktisch � � � � � � � � � theoretisch

visueel � � � � � � � � � tekstueel

dun boek � � � � � � � � � dikke pil

nachtkastje � � � � � � � � � bureau

Page 14: Onderzoek Uitgelicht, jaargang 2, nummer 1

De Hoge Raad zetelt in huis Huguetan aan de Lange

Voorhout. Foto: M.M. Minderhoud (CC BY-SA 3.0)

Net na de Tweede Wereldoorlog kreeg de Hoge Raad ook

kritiek te verduren. Het weekblad Vrij Nederland publiceerde

deze spotprent op 20 oktober 1945.

zich bij mij meldde. Het ging deze Indonesische

vrouwen, allen weduwen, om de volgende zaak:

in de vroege ochtend van 9 december 1947 vielen

Nederlandse militairen Rawagedeh aan. Vrijwel

alle mannen van het dorp werden ter plekke

standrechtelijk geëxecuteerd. Nadien heeft de

Nederlandse staat de zaak rond deze misdrijven,

gepleegd in Indonesië tijdens de onafhankelijk-

heidsstrijd, op geen enkel moment afgesloten

met de slachtoffers. Namens de weduwen van

deze mannen heb ik een aantal jaren geleden de

Staat der Nederlanden aangeklaagd. Op 14 sep-

tember 2011 oordeelde de rechtbank Den Haag

dat de staat aansprakelijk is voor deze moorden.

Dat de rechter dat oordeel in de Rawagedeh-zaak nu

pas geeft, 64 jaar later, is wellicht laat, maar het is ook

verklaarbaar. Wat vroeger ondenkbaar was, blijkt nu

wel mogelijk. De generatie die zelf verantwoorde-

lijkheid heeft gedragen, is binnenkort niet meer on-

der ons. We kunnen ons koloniale verleden met gro-

tere onbevangenheid verkennen. Met deze uitspraak

van de rechter gaan gesloten deuren eindelijk lang-

zaam open. Er is ruimte voor nieuwe vragen. Ande-

re slachtoffers melden zich. Het is dus nooit te laat

om een verleden af te sluiten. Het boek van Jansen

en Venema laat dat goed zien. Hun onderzoek door-

breekt het lange stilzwijgen over de houding van onze

hoogste rechters in 1940-1945.3

Srebrenica > Dat het referentiekader van de Tweede We-

reldoorlog helder lijkt te zijn, leidt ertoe dat we nog

steeds actief misdadigers uit die tijd proberen op te

sporen en te berechten. Dit staat in schril contrast met

de vervolging van misdrijven uit andere oorlogen. Een

uitzondering daargelaten, is nog nooit enige Neder-

landse militair voor oorlogsmisdaden vervolgd.4

Niet voor Srebrenica, niet voor Irak, niet voor Afgha-

nistan, niet voor Indonesië. Het is onwaarschijnlijk

dat deze situaties nimmer aanleiding hebben gege-

Page 15: Onderzoek Uitgelicht, jaargang 2, nummer 1

Onderzoek uitgelicht N

ationaal Com

ité 4 en 5 mei

ven tot de verdenking van strafrechtelijk laakbaar op-

treden. Voormalige Nederlandse militairen die – naar

eigen zeggen – destijds in Nederlands-Indië burgers

hebben neergeschoten, doen hun verhaal gewoon aan

de keukentafel. Aangiftes die de nabestaanden van

deze burgerslachtoffers tegen deze militairen doen,

leiden niet tot actie van het Openbaar Ministerie.

Dat we ná de Tweede Wereldoorlog een collectief oor-

deel hebben over ‘goed’ en ‘fout’, betekent niet dat dat

tijdens de oorlog ook zo was. Ten tijde van oorlog be-

staat zelden een duidelijk referentiekader. De be-

oordeling van gedrag begint vaak pas na de oorlog.

Jansen en Venema stellen vast dat het succes van

Duitsland vele Nederlanders imponeerde. Dit zal voor

de leden van de Hoge Raad niet anders geweest zijn.

“Zowel de economische bloei in Duitsland als de

opleving van de Duitse juridische wetenschap in het

interbellum oefende een onmiskenbare aantrek-

kingskracht uit op de Nederlandse juristen. De Duit-

se doctrine heeft de Nederlandse rechtsbeoefening en

vermoedelijk ook de Nederlandse rechtspraak in ver-

regaande mate beïnvloed”, zo schrijven Jansen en Ve-

nema.5

Dat men zich tijdens de oorlog laat imponeren door

één partij heb ik in mijn praktijk als advocaat ook in

een geheel andere context gezien, namelijk in de

zaak Srebrenica. Het NIOD heeft in zijn rapport

over Srebrenica melding gemaakt van de bewonde-

ring van de Nederlandse militairen voor het Bos-

nisch-Servische leger en zijn strakke organisatie.6

Tegenover de moslims, die door het Nederlandse ba-

taljon beschermd moesten worden, stonden onze

militairen veel negatiever. Sommige militairen wa-

ren zelfs anti-moslim. “De moslims die ze in de en-

clave ontmoetten ‘stonken’ en ‘schooierden’, ze sta-

len, ze waren onbetrouwbaar en kwamen nooit op

tijd”, aldus een militair in het NIOD-rapport.7 Zo

blijken niet-juridische aspecten in een oorlogssitu-

atie een factor van belang te kunnen zijn.

Het geheim van de raadkamer > De auteurs van De

Hoge Raad en de Tweede Wereldoorlog hebben juridisch-

historisch onderzoek gedaan. Ze hebben geen soci-

aal-psychologische verklaringen voor de houding van

de raadsheren willen geven. Toch zijn het ook – en

misschien wel vooral – de niet-juridische factoren die

inzicht geven in het handelen van de raadsheren. Van

Mevrouw Tijeng, hier samen met dochter, kleindochter en achterkleinkinderen, klaagde als ‘weduwe van Rawagedeh’ de Staat

der Nederlanden aan wegens oorlogsmisdaden. Foto: Suzanne Liem

12 | 13

Page 16: Onderzoek Uitgelicht, jaargang 2, nummer 1

het hoogste rechtscollege had iedereen natuurlijk ge-

hoopt dat het de strijd tegen het onrecht was aange-

gaan, en dat de raadsheren een voorbeeld hadden ge-

steld. Maar onderzoek leert dat vrijwel iedereen het-

zelfde reageert op oorlog; academici en niet-academici,

juristen en niet-juristen. Ook binnen de rechterlijke

macht was de Hoge Raad geen uitzondering. Bijna

98% van de ambtenaren die onder het ministerie van

Justitie ressorteerden, vulde de ariërverklaring in. Het-

zelfde gold voor 95% van de leden van de rechterlij-

ke macht.8

Daar komt bij dat rechters niet voorop lopen in het pu-

bliekelijk ventileren van hun oordeel. Mr. Corstens,

de huidige president van de Hoge Raad, stelt vast dat

er tijdens de Duitse bezetting binnen de Hoge Raad

wel verzet was, maar nimmer publiekelijk.9Dat is een

probleem van onze rechtscultuur. Rechters treden in

Nederland weinig naar buiten. Anders dan in de Ver-

enigde Staten en het Verenigd Koninkrijk kennen wij

niet de individual legal opinions. Wij kennen het te-

genovergestelde: het geheim van de raadkamer. Dat

betekent dat het denken, handelen en beslissen van

individuele rechters voor burgers geheim blijft. Ook

zijn de motiveringen van uitspraken van rechters in

Nederland over het algemeen uiterst kort – ook

daaruit valt hun denken nauwelijks af te leiden.

Onze rechtscultuur bevordert dus niet dat rechters in-

dividueel verantwoordelijkheid nemen. Het zou goed

zijn als de rechtspraak in Nederland transparanter zou

worden. Als de rechter in normale situaties zicht-

baarder wordt, dan kunnen we ook meer van hem of

haar verwachten in abnormale situaties. Het meer naar

buiten treden, het minder collectief en anoniem ope-

reren, maakt het wegduiken in moeilijke situaties las-

De Tweede Wereldoorlog heeft ons geleerd dat ons vertrouwen in de bestendigheid

van instituties en wetten en het geweldsmonopolie van de staat niet terecht is.

Bosnische moslims op de vlucht voor het geweld in Srebrenica. Foto: Art Zamur, Gamma-Rapho via Getty Images

Page 17: Onderzoek Uitgelicht, jaargang 2, nummer 1

Onderzoek uitgelicht N

ationaal Com

ité 4 en 5 mei

14 | 15

tiger. Waar rechters normaliter niet zichtbaar zijn, is

het wellicht niet terecht te verwachten dat zij in tij-

den van nood ineens wel zichtbaar worden en pu-

bliekelijk verantwoordelijkheid nemen.

Onterecht vertrouwen > De verdeling van de uitoe-

fening van de macht, de trias politica, betekent dat mo-

gelijkheden van de rechter om op te treden tegen on-

recht beperkt zijn. Daar staat tegenover dat ieder rechts-

stelsel beginselen van redelijkheid en billijkheid kent.

Na de Tweede Wereldoorlog zijn daar de rechten van

de mens bijgekomen. Tegen extreem onrecht kan de

rechter dus optreden. Het is met een beroep op deze

mensenrechten en de redelijkheid en billijkheid dat

ik er als advocaat voor heb kunnen zorgen dat de slacht-

offers uit Srebrenica en Rawagedeh hun recht hebben

gekregen. Ook al hebben deze tragische gebeurtenis-

sen zich inmiddels lang geleden voorgedaan, het recht

was nog altijd beschikbaar voor hen.

Tegelijkertijd kunnen slachtoffers niet het oneindige of

het onmogelijke vragen van de rechtsorde. Je kunt het

kolonialisme niet met een rechtszaak bestrijden. In

die zin kent het recht zijn grenzen. Het zou ook niet

goed zijn als slachtoffers zich zo vastbijten in het ver-

leden dat er geen toekomst meer is. De samenleving

moet op een gegeven moment verder. Maar het ge-

heel negeren van groot onrecht, wordt – gelukkig –

door de rechter veroordeeld. Toch moeten we waken

voor de gedachte dat we met goede regels nieuwe ex-

cessen kunnen voorkomen. De Tweede Wereldoor-

log heeft ons geleerd dat ons vertrouwen in de be-

stendigheid van instituties en wetten en het ge-

weldsmonopolie van de staat niet terecht is.

We hebben nu een ander referentiekader en rechts-

stelsel: het Europees Verdrag voor de Rechten van de

Mens, de Europese Unie. Maar we hebben in de Twee-

de Wereldoorlog gezien hoe snel het referentiekader

kan veranderen. Daar is maar een paar jaar voor no-

dig. Hoe zal de toekomstige generatie terugkijken op

de war on terror? Op de Amerikaanse uitleverings-

vluchten en Guantánamo Bay? Niet alleen gebeur-

tenissen in een ver verleden, maar ook deze huidige

ontwikkelingen maken duidelijk dat ons rechtssys-

teem kwetsbaar is. <

Corjo Jansen & Derk Venema

(red.), De Hoge Raad en de

Tweede Wereldoorlog. Recht

en rechtsbeoefening in de

jaren 1930-1950.

Amsterdam: Boom, 2011,

ISBN 9461059884,

€ 30,70.

Noten

1 Jansen & Venema, p.116-117.

2 Tegenover het goed/fout-schema is een tegengeluid inge-

zet. Onder andere de historici Hans Blom en Chris van der

Heijden brengen naar voren brengen dat de scheidslijnen

tijdens de oorlog diffuus waren. Hierover is een uitgebreid

debat ontstaan, maar dat heeft de rechtspraak veel minder

bereikt.

3 Zie de toespraak van mr. Corstens tijdens de presentatie

van het boek De Hoge Raad en de Tweede Wereldoorlog op

17 november 2011.

4 Een uitzondering is de Nederlandse militair Eric O. Hij

werd vervolgd wegens een schietincident in 2003 tijdens

de missie Stabilisation Force Iraq. Hierover ontstond, met

name in militaire kringen, veel commotie. Hij werd in okto-

ber 2004 vrijgesproken door de militaire kamer van de

rechtbank te Arnhem. Het gerechtshof te Arnhem bevestig-

de dit vonnis op 4 mei 2005.

5 Jansen & Venema, p. 67.

6 De psycholoog Venhovens constateerde dikwijls een aan

bewondering grenzende houding van Dutchbat ten aanzien

van uiterlijk en organisatie van het Bosnisch-Servische le-

ger. Zie het NIOD-rapport Srebrenica, een veilig gebied, deel

II: Dutchbat in de enclave Srebrenica. Amsterdam: Boom,

2002, productie 1, p. 1555.

7 Idem.

8 Sönke Neitzel & Harald Welzer, Soldaten. Over vechten, do-

den en sterven. Amsterdam: Ambo, 2011, p. 94.

9 Zie noot 3.

De foto van M.M. Minderhoud valt onder de Creative Commons-

licentie ‘Naamsvermelding - Gelijk Delen 3.0 Unported’

(zie http://creativecommons.org/licenses/by-sa/3.0/deed.nl).

Page 18: Onderzoek Uitgelicht, jaargang 2, nummer 1

> SANNE BOLT

Concen-tratiekamp-dagboeken

als bronvoor zelf-reflectie

Dagboeken die gevangenen bijhielden in

concentratiekampen of de herinneringen die

ze nadien op papier stelden, zijn meer dan

louter een historische bron die inzicht geeft

in wat zich in deze kampen heeft afgespeeld.

Ze bieden ook interessante aanknopings-

punten om met jongeren te praten over ac-

tuele identiteitsvragen. Dat inzicht deed San-

ne Bolt op na lezing van Bettina Siertsema’s

proefschrift over egodocumenten van con-

centratiekampgevangenen.

Sanne Bolt is educatief medewerker. Ze is werkzaam bij

Nationaal Monument Kamp Vught, waarvoor ze het

lespakket ‘Kamp Vught in de klas’ maakte. In september

2013 start ze als freelance schrijver van biografische en

educatieve teksten. Foto: Jan van de Ven

EGODOCUMENTEN

Page 19: Onderzoek Uitgelicht, jaargang 2, nummer 1

Onderzoek uitgelicht N

ationaal Com

ité 4 en 5 mei

16 | 17

n 2007 publiceerde Bettine Siertsema haar proef-

schrift Uit de diepten. Nederlandse egodocumenten over

de nazi concentratiekampen. In datzelfde jaar pre-

senteerde ik het lespakket ‘Kamp Vught in de klas’,

bestaande uit lesbrieven, docentenhandleidingen en

films voor de basisschool en het voortgezet onderwijs.

Ik was op dat moment drie jaar werkzaam als educatief

medewerker van Nationaal Monument Kamp Vught.

Voor dit lespakket, dat elke bezoekende jeugdgroep

zou gaan voorbereiden op hun bezoek aan het voor-

malig concentratiekamp, maakte ik intensief ge-

bruik van de egodocumenten van drie Joodse meis-

jes uit Tilburg. Zij hadden alle drie over hun erva-

ringen in verschillende concentratiekampen ge-

schreven. Ik begaf me dus rechtstreeks op het terrein

van Siertsema’s proefschrift. Toch las ik het boek van

Siertsema niet en maakte ik er dus ook geen gebruik

van bij het maken van het lespakket. Nu zou ik ter ver-

dediging kunnen aanvoeren dat het daarvoor te laat

verscheen, en dat is ook waar, maar er zit ook een meer

praktische reden achter. De praktijk van een levendig

museum, waarin een kleine staf samen met een groep

vrijwilligers jaarlijks een forse bezoekersstroom ont-

vangt en daarbij ook een grote hoeveelheid aan acti-

viteiten aanbiedt, geeft weinig aanleiding om de deur

eens te sluiten en je te verdiepen in een 667 pagina’s

tellend boekwerk zoals dat van Siertsema. Stof om ’s

avonds voor het slapengaan te lezen is het ook niet,

met als gevolg dat het boek, op een enkel gebruik als

naslagwerk na, tot nog toe in mijn kast was blijven

staan.

I

In het Nationaal Monument Kamp Vught maken basisschoolleerlingen kennis met de Nederlandse kampgeschiedenis.

Foto: Paul Jespers

Page 20: Onderzoek Uitgelicht, jaargang 2, nummer 1

De vraag om dit boek en zijn relevantie voor mijn werk-

praktijk te bespreken is daarom een vorm van her-

kansing. Voor het schrijven van dit artikel heb ik me-

zelf dan ook de vraag gesteld of ik de drie egodocu-

menten achteraf gezien anders ingezet zou hebben.

Drie meisjes, één schoolklas > Eerst even iets over het

proefschrift zelf. Kort gezegd komt Siertsema’s stu-

die hierop neer: zij onderzoekt welk godsbeeld en welk

mensbeeld de schrijvers van de door haar bestudeerde

teksten hebben en welke veranderingen de kamp-

ervaringen in deze beelden veroorzaken. Voor haar

onderzoek bekeek zij alle op dat moment voor het pu-

bliek toegankelijke Nederlandse concentratiekamp-

egodocumenten vanuit een literair, moreel en theo-

logisch perspectief. Mijn interesse in haar boek gaat

vooral uit naar het morele perspectief, omdat dit voor

mijn werk – waarin het altijd gaat over de dilemma’s

van omstanders, slachtoffers, daders en helpers – het

meest relevant is.

Dan iets over de drie egodocumenten die ik voor het ma-

ken van het lespakket ‘Kamp Vught in de klas’ heb ge-

bruikt. De reden dat ik deze drie egodocumenten koos,

is dat de drie schrijfsters elkaar kenden en alle drie

een duidelijke relatie hadden met Kamp Vught.

De tas en documenten van Helga Deen, die in 1943 een maand in Kamp Vught geïnterneerd was. In juli van dat jaar werd ze in het ver-

nietigingskamp Sobibór vermoord. Foto: Nationaal Monument Kamp Vught

KORT EN BONDIG

breed � � � � � � � � � specialistisch

praktisch � � � � � � � � � theoretisch

visueel � � � � � � � � � tekstueel

dun boek � � � � � � � � � dikke pil

nachtkastje � � � � � � � � � bureau

Page 21: Onderzoek Uitgelicht, jaargang 2, nummer 1

Door hen als onderdeel van een groter sociaal verband

te presenteren – de schoolklas die hen op de een of

andere manier met elkaar verbond – zocht ik een ver-

binding met de belevingswereld van jongeren nu. Ik

gebruikte de drie egodocumenten als bron om de le-

vens van deze meisjes te schetsen in relatie tot de gro-

tere geschiedenis van Kamp Vught.

Formeel zou maar één van deze drie documenten bin-

nen de door Siertsema gebruikte afbakening (het ‘cor-

pus’) van haar proefschrift vallen, maar daarvoor ver-

scheen het nét te laat. Siertsema kon het niet meer

meenemen in haar analyse, maar wijdt er alleen een

voetnoot aan: “Het dagboek uit Vught van Helga Deen,

Dit is om nooit meer te vergeten, […] blijft daarom bui-

ten beschouwing.” De andere twee egodocumenten

die ik voor het lespakket gebruikte – de al veel eerder

verschenen memoires van Helga’s pleegzus Gerda

Nothmann, gepubliceerd als Gerda’s Story, en One who

came back van Helga’s klasgenote Anita

Mayer – vallen buiten de criteria van Siert-

sema’s analyse. Beide zijn namelijk in het

Engels geschreven en gepubliceerd. Bo-

vendien is Gerda’s Story een uitgave in eigen

beheer.

Behalve dat de door mij gebruikte egodocu-

menten niet door Siertsema besproken zijn

(wat jammer is, want ik had haar analyse

graag gelezen), zijn ze ook om andere rede-

nen niet representatief voor haar boek. Zo be-

strijkt Uit de diepten een veel breder genre dan

alleen egodocumenten van Joodse schrij-

vers. Siertsema besteedt een compleet hoofd-

stuk aan dagboeken die in de kampen zelf zijn

geschreven (een bescheiden gezelschap van

slechts tien uitgaven).1 Daarnaast gaat ze in

haar studie in op andersoortige memoires, die

ze onderverdeelt in joodse memoires, christelijke me-

moires en ‘overige memoires’ (waarin de schrijver zich

niet over religieuze aspecten uitlaat of geen religie aan-

hangt).

Literaire stroming > Uit de diepten is geen gemakke-

lijk boek om te lezen. Het is een wetenschappelijke

studie en het leest ook zo: zeer uitvoerig gedocu-

menteerd en een en al nuance – stevige conclusies

worden niet getrokken. Het is daardoor ook geen boek

dat duidelijke, prak-

tische handvatten

biedt. Wellicht heeft

Siertsema zich dat

laatste ook gereali-

seerd, want een jaar

later publiceerde zij

een werkboek, dat

een bloemlezing

“Op een zondag verrasten de Nazi’s die in de keuken stonden, ons met wat

stukjes knapperig gebakken bacon in plaats van de soep. Ik had nog nooit bacon

geproefd, omdat we thuis kosjer aten.” Ik kan me voorstellen dat dit dilemma –

wel of niet ingaan tegen geloofsvoorschriften in een extreme situatie –

bij leerlingen wat los zal maken.

Onderzoek uitgelicht N

ationaal Com

ité 4 en 5 mei

18 | 19

Page 22: Onderzoek Uitgelicht, jaargang 2, nummer 1

uit de door haar geanalyseerde egodocumenten be-

vat. Dit boek is een waardevolle en in mijn ogen zelfs

onmisbare aanvulling op het proefschrift. Siertsema

koos indrukwekkende fragmenten die de analyses uit

het proefschrift een gezicht geven. Maar concrete aan-

knopingspunten voor de praktijk biedt dit werkboek

mij als educatief medewerker ook niet, want het is dui-

delijk gericht op volwassenen met enige theologische

achtergrondkennis.

Toch realiseer ik me tijdens het lezen dat het boek, on-

danks het ontbreken van een praktische toepasbaar-

heid, wel degelijk een waarde voor mijn educatieve

werk heeft, maar dan als bron van inspiratie en ken-

nis. Want wat een wereld blijkt er schuil te gaan ach-

ter al die opgeschreven herinneringen. De drie boek-

jes die min of meer toevallig in mijn lespakket be-

landden, omdat ze nu eenmaal een relatie met zowel

Kamp Vught als een bepaalde schoolklas hadden, blijken

onderdeel van een literaire stroming met duidelijk ge-

meenschappelijke kenmerken. Hierdoor wordt het mo-

gelijk de ervaringen van deze drie meisjes in een breder

perspectief te plaatsen.

Gebakken bacon > Dat levert onverwacht actuele aan-

knopingspunten op. Wat te denken van de orthodox

opgevoede Anita, die in One who came back (later ver-

taald naar het Nederlands onder de titel Als ik Hitler

maar kan overleven) beschrijft hoe ze, zwaar ondervoed,

varkensvlees krijgt voorgeschoteld. Ze schrijft: “Op een

zondag verrasten de Nazi’s die in de keuken stonden,

ons met wat stukjes knapperig gebakken bacon in

plaats van de soep. Ik had nog nooit bacon ge-

proefd, omdat we thuis kosjer aten.” Ik kan me voor-

stellen dat dit dilemma – wel of niet ingaan tegen ge-

loofsvoorschriften in een extreme situatie – bij leer-

lingen wat los zal maken, of het nu vanuit een mo-

reel of vanuit een religieus standpunt is. Dankzij Siert-

sema weet ik bovendien dat Anita niet de enige was

die hiermee worstelde in het kamp. Zij geeft in het

Helga Deen bezocht eind jaren dertig, na haar vlucht uit Duitsland, in Tilburg de Rijks-HBS. Dit is een versje met tekening dat Helga voor

het poëziealbum van haar vriendin Doortje maakte. Foto: Nationaal Monument Kamp Vught-Collectie D. de Bruijn-Evertse

Page 23: Onderzoek Uitgelicht, jaargang 2, nummer 1

Onderzoek uitgelicht N

ationaal Com

ité 4 en 5 mei

20 | 21

werkboek Uit de diepten voorbeelden van verschillende

reacties op dit dilemma, zoals dat van Hans Andriesse,

die stelt dat de opdracht om te overleven voor God

voorop staat. Maar ook dat van Abel Herzberg, die ver-

telt over de Joodse leraar Labi, die groot respect ver-

wierf onder medegevangenen met zijn weigering om

paardenvlees te eten.

Ik ging na lezing van Siertsema’s boek ook anders kij-

ken naar het verhaal van Gerda, die in Gerda’s story

aangeeft dat ze zichzelf eerder niet als uitdrukkelijk

Joods heeft gezien, maar daar direct na de bevrijding

heel andere gedachten over krijgt: “(…) I started to re-

alize that Hitler had not tried to kill me as a person

but as a Jew, and that if I would not be a real Jew, out-

spoken and informed and positive, it would be one

more stroke for Hitler.” Dit opent de weg naar een al

even actueel gesprek over identiteit en waarom het zo

belangrijk is voor mensen om die uit te dragen.

Gespreksbron > Egodocumenten zijn een belangrijke

historische bron waar je als educatief medewerker uit

kunt putten, maar Uit de diepten snijdt een diepere laag

van betekenis in deze teksten aan. Natuurlijk heb ik

die in het lespakket ‘Kamp Vught in de klas’ impliciet

wel enigszins aan bod laten komen. Maar na lezing

van Siertsema’s boek realiseer ik me beter dat een be-

paald aspect van dergelijke memoires – de invloed van

de kampervaringen op het mensbeeld – van grote

waarde is om greep te krijgen op de geschiedenis van

de concentratiekampen en bovendien veel actuele aan-

knopingspunten biedt. Nu Barak 1B, de gerestaureerde

originele concentratiekampbarak van Kamp Vught,

binnenkort de deuren opent, krijgt Nationaal Mo-

nument Kamp Vught de beschikking over drie works-

hopruimtes. Dan is er straks voor mij ook de prakti-

sche mogelijkheid om in een museumles nader in te

gaan op deze diepere laag: hoe werden mensen

beïnvloed door hun verblijf in de concentratiekampen

en hoe werkte dit door in hun verdere leven?

Terugkomend op de vraag die ik mezelf aan het begin

van dit artikel stelde, zou ik de egodocumenten na het

lezen van Uit de diepten achteraf gezien niet anders

gebruikt hebben dan ik destijds gedaan heb, als his-

torische bron die een persoonlijke inkleuring geeft aan

de geschiedenis van Kamp Vught. Wel heeft dit proef-

schrift een wereld voor me geopend die ik nog niet

eerder zo bewust verkend heb: het egodocument als

bron om in gesprek te komen over het beeld dat je hebt

van jezelf en anderen en wat omstandigheden ermee

doen – in extreme tijden of gewoon nu. <

Bettine Siertsema, Uit de

diepten. Nederlandse ego-

documenten over de nazi

concentratiekampen.

Vught: Skandalon, 2007,

667 pagina’s,

ISBN 9789076564425,

€39,50.

Bettine Siertsema, Uit de diepten. Werkboek. Vught: Skanda-

lon, 2008, 88 pagina’s, ISBN 9789076564470, €11,50.

Noot

1 Overigens zijn er sinds het verschijnen van Siertsema’s

proefschrift twee dagboeken over Kamp Vught bijgekomen.

Gerda Nothmann: “I started to realize that Hitler had not tried to kill me as a

person but as a Jew, and that if I would not be a real Jew, outspoken and

informed and positive, it would be one more stroke for Hitler.”

Page 24: Onderzoek Uitgelicht, jaargang 2, nummer 1

> LISETTE MATTAAR

Hoe de behoefteaan etenoorlogenbepaalt

In The Taste of War wijst de Britse historica

Lizzie Collingham voedselgebrek aan als een

van de oorzaken van de Tweede Wereldoor-

log. Collingham snijdt hiermee een onder-

belicht onderwerp aan dat meer aandacht ver-

dient, zo meent Lisette Mattaar van het Hu-

manity House in Den Haag. Het boek opent

de ogen voor het feit dat het ontstaan van

rampen en conflicten vaak samenhangt met

het beleid dat gevoerd wordt ten aanzien van

voedselproductie en -distributie.

Lisette Mattaar is directeur van het Humanity

House in Den Haag, een museum dat

bezoekers laat zien, horen en beleven wat het

betekent om te moeten overleven in een

gebied waar een conflict heerst of een ramp

heeft plaatsgevonden. Foto: Fred Ernst

VOEDSEL EN OORLOG

Page 25: Onderzoek Uitgelicht, jaargang 2, nummer 1

Onderzoek uitgelicht N

ationaal Com

ité 4 en 5 mei

22 | 23

inds 2010 ben ik directeur van het Humanity

House, dat bij het brede publiek aandacht

vraagt voor humanitaire thema’s en inzicht ver-

schaft in de oorzaken en gevolgen van rampen

en conflicten in de wereld. Dat doen we door

middel van een vaste tentoonstelling, wisselexposities,

educatieve projecten en debatten. In onze vaste ten-

toonstelling ligt de nadruk op alles wat te maken heeft

met identiteit: taal, de veilige omgeving, je huis, je

vrienden, et cetera. Het gaat vaak over het sociale as-

pect – over sociale hulp en sociale ontheemding – en

over de vraag of en waarom je voor geweld of een vreed-

zame oplossing kiest. Maar ook over de rechten die je

tijdens een oorlog of conflict beschermen. Voedsel is

geen onderwerp dat in onze vaste tentoonstelling veel

aandacht krijgt. En dat is, The Taste of War lezend, mis-

schien wel vreemd.

Dit boek, geschreven door de Britse historica Lizzie Col-

lingham, zet issues rond voedselproductie en -distri-

butie neer als belangrijke aanjagers van de Tweede We-

reldoorlog. Collingham, research fellow aan het Jesus

College in Cambridge, beschrijft overtuigend hoe de

crisis die aan het eind van de jaren twintig en in de

jaren dertig van de vorige eeuw woedde, leidde tot voed-

SKORT EN BONDIG

breed � � � � � � � � � specialistisch

praktisch � � � � � � � � � theoretisch

visueel � � � � � � � � � tekstueel

dun boek � � � � � � � � � dikke pil

nachtkastje � � � � � � � � � bureau

In de Hongerwinter behoorden lange rijen wachtenden bij de gaarkeuken tot het alledaagse straatbeeld.

Foto: Beeldbank WO2 - NIOD

Page 26: Onderzoek Uitgelicht, jaargang 2, nummer 1

seltekorten. Diverse landen probeerden die stuk voor

stuk op hun eigen manier te bevechten. Groot-Brit-

tannië en de Verenigde Staten bijvoorbeeld deden dat

door vrije handel, door het opengooien van de gren-

zen. Duitsland en Japan daarentegen wilden zelf-

voorzienend worden, waardoor ze op zoek moesten

naar steeds meer land om hun bevolking te kunnen

voeden. Deze politiek moest wel leiden tot oorlog.

Uithongeringsproces > De Duitsers, zo legt Colling-

ham uit, hadden van de Eerste Wereldoorlog geleerd

dat ze de oorlog verloren hadden doordat de bevolking

en de soldaten waren uitgeput door honger. Niet de

strijd, niet het morele gelijk, niet de ideologie of de ge-

bruikte wapens, maar het al dan niet aanwezig zijn van

voldoende voedsel was de sleutel om de oorzaak en het

verloop van de oorlog te verklaren. De les voor Hitler

was dan ook: wij gaan deze oorlog winnen door an-

deren uit te hongeren en de voorziening van ons ei-

gen voedsel voorop te stellen. Het agrarische beleid van

het Derde Rijk was een van Hitlers leidende thema’s,

aldus Collingham.

Wat is het Humanity House? Het Humanity House opende haar deuren in 2010. Aan de Prinsegracht in Den Haag kunnen bezoekers kennis ne-

men van persoonlijke verhalen achter rampen en conflicten, aan de hand van een gevarieerd programma van ex-

posities, lezingen, debatten, films en educatieve activiteiten. Het Humanity House is een initiatief van het Neder-

landse Rode Kruis en wordt ondersteund door de gemeente Den Haag en het Europees Fonds voor Regionale Ont-

wikkeling van de Europese Commissie.

Een plakplaatje uitgegeven door de NSDAP in 1940 legde een expliciete relatie tussen voedsel en oorlog: “Dit is waarvoor wij

vechten – voor voedsel voor onze kinderen!! Beeld: Landesarchiv Baden-Württemberg: Staatsarchiv Freiburg

Page 27: Onderzoek Uitgelicht, jaargang 2, nummer 1

Onderzoek uitgelicht N

ationaal Com

ité 4 en 5 mei

24 | 25

Voor Hitler duurde het uithongeringproces soms langer

dan hij wilde, betoogt de historica. Hieruit verklaart

zij het vermoorden van gehandicapten: dat zouden in

de ogen van Hitler mensen zijn geweest die geen func-

tie hadden in de wereld, useless eaters dus, die maar be-

ter geëlimineerd konden worden. Hier lijkt Colling-

ham te veel in haar focus op voedsel vast te zitten. Ge-

handicapten werden immers geëlimineerd vanwege

de fascistische ideologie, op basis waarvan ook Joden

en homoseksuelen – die in ieder geval geen useless

eaters waren – werden uitgeroeid.

Een interessant punt dat The Taste of

War aansnijdt, is dat men zich in de

Tweede Wereldoorlog vergist had in het

aantal calorieën dat de bevolking en sol-

daten nodig hadden. Beleidsmakers en

leiders hadden zich niet gerealiseerd

hoeveel meer energie mensen nodig

hebben als ze hard moeten werken (ook

vaak ’s nachts), elke dag ver moeten lo-

pen om voedsel te zoeken of lang in de

rij moeten staan voor voedselbonnen.

De caloriebehoefte verdubbelt al snel in

situaties als deze. Wat ik mij al lezend

realiseerde, is hoeveel minder voedsel

je in noodsituaties nodig hebt als men-

sen niet eindeloos lang in de rij hoeven

te staan of kilometers moeten lopen om

aan hun eten te komen. Er zou bij he-

dendaagse voedselrampen wellicht

winst te behalen zijn als hier rekening

mee wordt gehouden.

Enorme kalkoen > Ook na de oorlog

was voedsel een belangrijk politiek

item, zo toont The Taste of War. Met het

Marshallplan, dat erop gericht was

Europa weer op te bouwen, hadden de

Amerikanen een nobele taak op zich

genomen, waar ook zijzelf beter van

zouden worden. Immers, als Europa

weer snel op de been zou zijn, zou het

een grote afzetmarkt worden van Ame-

rikaanse producten. Maar het graan dat

voor Europa was bedoeld, belandde

voor een groot deel in de monden van

Amerikaanse dieren, omdat de behoefte aan vlees in

Amerika snel toenam. Het beroemde schilderij

Thanksgiving van Norman Rockwell, met een enorme

kalkoen die aan de familie wordt geserveerd, laat zien

hoe trots de Amerikanen waren dat ze zo’n grote kal-

koen konden serveren. Maar om een kalkoen te laten

groeien is veel graan nodig. De Amerikanen konden

niet meer voldoen aan de verplichting ten opzichte van

Europa die zij op zich hadden genomen. De Canadezen

moesten te hulp schieten om de Europeanen te kun-

nen voeden.

Ook in de Amerikaanse propaganda speelde voedsel een grote rol. Een van de

Four Freedoms van president Roosevelt was ‘freedom from want’. De Amerikaan-

se kunstenaar Norman Rock-well beeldde deze ‘vrijwaring van gebrek’ in een

serie posters over de vier vrijheden af met behulp van een rijkelijk met voedsel

overladen tafel. Beeld: UNT Digital Library, Washington DC

Page 28: Onderzoek Uitgelicht, jaargang 2, nummer 1

Collinghams boek maakt duidelijk hoezeer voedsel een

cruciaal aspect is in de dynamiek rond rampen en con-

flicten, en heeft mij absoluut aan het denken gezet over

de rol die het thema voedsel in onze programmering

vervult. Helemaal als je beseft dat de wereldnoodhulp

voor verreweg het grootste deel uit het verstrekken van

voedsel bestaat.

Bij het Humanity House hebben we een educatief spel

voor scholen ontwikkeld, the humanity game, dat

hongersnood behandelt en waarin voedsel een van de

noodhulpelementen vormt. Maar in de vaste exposi-

tie van het Humanity House is voedsel een onderbe-

licht thema. Ook in de wisselexposities is het nog niet

aan bod gekomen, maar het staat nu zeker op mijn lijst

van mogelijke thema’s.

Overigens is voedsel wel regelmatig onderwerp van ge-

sprek tijdens de debatten die wij organiseren. Wat mij

daarbij opvalt, is dat voedsel vaak wordt gebruikt als

politiek instrument. De directeur van het World Food

Program vertelde over de nieuwe manieren waarop

Een vrouw, op de vlucht voor de gewelddadigheden tussen de Sudan Armed Forces en het Sudan Peoples Liberation Army in

2008, wacht op haar rantsoen van de noodvoedselhulp. Foto: UN Photo/Tim McKulka (CC BY-NC-ND 2.0)

Page 29: Onderzoek Uitgelicht, jaargang 2, nummer 1

Onderzoek uitgelicht N

ationaal Com

ité 4 en 5 mei

26 | 27

voedselhulp wordt gegeven. Voorheen was graan dat

werd uitgedeeld in zuidelijk Afrika afkomstig van ge-

subsidieerde boeren uit de Verenigde Staten. De

vraag is of je op deze wijze op duurzame manier helpt

bij het oplossen van een probleem in Afrika. Daarom

voert het World Food Program een verandering door die

past bij de uitdagingen in de toekomst: van voedsel-

hulp naar voedselzekerheid. Men verschaft niet lan-

ger lukraak voedsel wanneer nodig, maar geeft men-

sen vouchers waarmee zij zelf voedsel op de lokale

markt kunnen kopen. Hiermee wordt de lokale eco-

nomie gestimuleerd.

Voedselpolitiek in de toekomst > Ook The Taste of War

laat zien dat voedselhulp vaak wordt ingezet om een

acuut probleem van hongersnood op te lossen, maar

dat de onderliggende problemen vaak veronacht-

zaamd worden. Het boek leert dat als je de gehele voed-

selproductie eerlijk zou verdelen, iedereen op dit mo-

ment voldoende eten zou hebben. Accepteren we dat

er verschil is in toegang tot voedsel of niet? En wat is

dan de strategie voor de langere termijn? Bij de de-

batten bij ons in huis blijkt humanitaire hulp een las-

tig vraagstuk te zijn. Men handelt pas als het al te laat

is. Dat geldt voor oorlogen, rampen en dus ook voor

hongersnood. Collingham toont aan dat nadenken over

de rol van voedsel bij machtspolitiek relevant is.

Wat The Taste of War ook duidelijk maakt, is dat het in

de toekomst nog vaker over voedsel zal gaan, aange-

zien niet alleen de wereldbevolking blijft stijgen, maar

ook de technologische grenzen van de productieve ver-

bouwing zijn bereikt. Tijdens de Tweede Wereldoor-

log werd voedsel minder efficiënt geproduceerd, wat

betekende dat er nadien nog grote innovaties konden

plaatsvinden. Dat is veranderd. We kunnen niet nog

méér produceren, maar we zullen moeten nadenken

over anders produceren en minder consumeren. The

Taste of War geeft geen oplossing, wel het bewustzijn

om erover na te denken. <

Lizzie Collingham, The Taste

of War. World War II and the

Battle for Food.

London: The Penguin Press,

2011,

ISBN 9781594203299,

€ 15,99.

De foto van UN Photo/Tim McKulka valt onder de Creative

Commons-licentie ‘Naamsvermelding – Gelijk Delen 2.0 Un-

ported’ (zie http://creativecommons.org/licenses/by-

sa/2.0/deed.nl).

Page 30: Onderzoek Uitgelicht, jaargang 2, nummer 1

> PIET KAMPHUIS

De TweedeWereld-oorlog

in ruim 800bladzijden

Over de Tweede Wereldoorlog is al oneindig

veel geschreven. Toch voegt het omvangrij-

ke overzichtswerk van militair historicus An-

thony Beevor wel degelijk iets toe aan de be-

staande literatuur. Niet alleen paart hij scher-

pe analyses aan een schat aan anekdotes en

petites histoires. Ook legt hij interessante ver-

banden tussen ontwikkelingen in verschil-

lende contreien van de wereld die bij de oor-

log betrokken waren.

Drs. Piet Kamphuis is directeur van het Nederlands

Instituut voor Militaire Historie.

Foto NIMH

MILITAIRE GESCHIEDENIS

Page 31: Onderzoek Uitgelicht, jaargang 2, nummer 1

e foto aan het begin is pakkend. We zien

hoe een jonge militair in Duits uniform in

Normandië door de Amerikanen als krijgs-

gevangene wordt geregistreerd, vlak na de

geallieerde invasie op 6 juni 1944 (D-Day).

Op het eerste gezicht is hij een van de duizenden Duit-

se militairen die de wapens neerlegden. Bij nadere be-

schouwing blijkt het om een vierentwintigjarige Ko-

reaanse man te gaan, Yang Kyoungjong, die in 1938

door de Japanners als militair was ingelijfd. Hij was

vervolgens in augustus 1939 door de Russen in de slag

bij Khalkin Gol gevangengenomen en daarna bij het

Rode Leger ingezet toen de Sovjet-Unie in de loop van

1942 wankelde onder de Duitse offensieven. Bij ge-

vechten in de Oekraïne, begin 1943, viel Yang Ky-

oungjong in Duitse handen. In 1944 zonden zij

hem als lid van een zogeheten Ostbataillon, een een-

heid bestaande uit in de Sovjet-Unie krijgsgevangen

gemaakte militairen, naar Frankrijk om de Atlantik

Wall te versterken. Hoe grillig het lot ook voor hem

was, hij had geluk gehad – hij behoorde niet tot de

ruim zestig miljoen slachtoffers die de Tweede We-

reldoorlog telde.

Anthony Beevor, een veelgelezen icoon van de militai-

re geschiedschrijving over de Tweede Wereldoorlog,

introduceert met deze petite histoire aan het begin van

zijn omvangrijke overzichtswerk The Second World War

twee belangrijke rode draden. Hij wil duidelijk maken

hoezeer ontwikkelingen in het ene oorlogstheater ver-

strekkende politieke, militaire en/of ideologische ge-

volgen konden hebben voor gebeurtenissen elders. Zijn

tweede oogmerk is de lezer te laten meevoelen wat

grand strategy en militaire operaties betekenden voor

het wel en wee van mensen van vlees en bloed.

Militaire geschiedenis nieuwe stijl > Beevor maakt

met zijn kloeke overzichtswerk een befaamde uitspraak

van Thomas Hardy – ‘War makes rattling good reading’

– meer dan waar. Aanvankelijk sloeg die uitspraak op

de heroïsche geschiedverhalen over man-tegen-man-

gevechten op het slagveld. Maar na het midden van de

vorige eeuw bleek een nieuwe generatie van militair-

historici evenzeer in staat een breed publiek te bereiken

met de plaatsing van militaire operaties in een bredere

politieke, strategische en/of culturele context en met

hun oog voor de relatie tussen krijgsmacht en sa-

menleving.

Dit is ook een doel van het Nederlands Instituut voor

Militaire Historie (NIMH), waar ik directeur van ben.

De militair-historici die bij het NIMH werkzaam zijn

behoren tot de bovengenoemde school van new mili-

tary history. Zij leggen de huidige inzet van de Ne-

derlandse krijgsmacht vast en maken de resultaten van

hun onderzoek toegankelijk in een continue stroom

van publicaties. Deze beogen het wetenschappelijk de-

28 | 29

DO

nderzoek uitgelicht Nationaal C

omité 4 en 5 m

ei

Yang Kyoungjong bij zijn gevangenneming in Normandië, 1944.

Foto: Flickr.com - PhotosNormandie (CC BY-SA 2.0)

KORT EN BONDIG

breed � � � � � � � � � specialistisch

praktisch � � � � � � � � � theoretisch

visueel � � � � � � � � � tekstueel

dun boek � � � � � � � � � dikke pil

nachtkastje � � � � � � � � � bureau

Page 32: Onderzoek Uitgelicht, jaargang 2, nummer 1

bat te stimuleren en met recente, wetenschappelijk ver-

antwoorde inzichten een breed publiek te bereiken. De

publicaties van het NIMH hebben één ding gemeen:

ze trachten door inhoud en toegankelijkheid de lezer

te ‘pakken’, zoals ook Beevor dat doet.

Lijfsbehoud > Om de stof behapbaar te houden heeft

Beevor het indringende epos van die ongekende ge-

welds- en vernietigingsexplosie, die tot in alle uithoeken

van de wereld sporen heeft nagelaten, in vijftig hoofd-

stukken onderverdeeld. Het is een chronologische

structuur die de oppervlakkige lezer houvast en de

meer ingewijde weinig verrassingen biedt. Ik heb het

boek, gebruikmakend van een korte vakantie, geboeid

en in één ruk uitgelezen. Ook in dit kloeke werk blijkt

opnieuw hoezeer Beevor de kunst van het vertellen van

een dramatisch geschiedverhaal meester is. Met

krachtige penseelstreken zet hij belangrijke geopoli-

tieke ontwikkelingen uiteen, analyseert hij spannin-

gen en conflicterende belangen bij deze of gene oor-

logvoerende of gaat hij in op de persoonlijkheden van

politieke en militaire (hoofdrol)spelers. Hij verliest hier-

bij de persoonlijke ervaring niet uit het oog. Op bij-

zonder knappe wijze brengt hij met fragmenten uit

dagboeken, brieven en andere egodocumenten van bur-

gers en militairen de harde en onzekere strijd om lijfs-

behoud tot leven.

Cavalerie uit Mongolië tijdens de slag om Khalkin Gol, 1939. Foto: Wikimedia Commons

Page 33: Onderzoek Uitgelicht, jaargang 2, nummer 1

De Russische overwinning bij de rivier Khalkin Gol is

een duidelijk voorbeeld van hoe een militaire con-

frontatie verstrekkende gevolgen kan hebben. Voor

overwinnaars, zoals de Russische generaal Zhukov die

hier naam maakte, en voor verliezers, zoals onze Yang

Kyoungjong. Veel wezenlijker was dat de bloedneus

die het Japanse Kwantung Leger opliep uiteindelijk

doorslaggevend was in de Japanse besluitvorming om

het niet op een oorlog met de Sovjet-Unie te laten aan-

komen. Indirect werd zo de positie versterkt van de

Japanse marine en andere voorstanders van expansie

in zuidelijke richting, wat uiteindelijk tot de aanval op

Pearl Harbor leidde.

Manoeuvres van Mao > Beevors behan-

deling van de meedogenloze confronta-

tie tussen de Chinese draak en het land

van de rijzende zon, Japan, bood mij een

aantal interessante nieuwe gezichts-

punten. De strijd daar ging om meer dan

een krachtsmeting tussen invaller en ver-

dediger van nationale grenzen. Ook de

ideologische dimensie en binnenlandse

tegenstellingen droegen bij aan het kruit-

vat. Beevor komt daarbij tot een genu-

anceerd oordeel over de nationalistische

leider Chiang Kai Chek, wiens slecht ge-

trainde, vermoeide en ondervoede mili-

tairen verbeten weerstand boden aan de

furor Japonica. We zien de generalissimo

langzaam fijngemalen worden tussen de

Japanse agressie, de manoeuvres van

Mao die gericht waren op de versterking

van de communistische machtsbasis en

verlangens van Amerikanen die nauwe-

lijks oog hadden voor zijn problemen.

Voor laatstgenoemden was het nationa-

listische leger vooral een kosteneffectief

middel om de meerderheid van de Ja-

panse landmacht te binden.

Te midden van de orgie van het Japanse geweld komt ook

de inzet van Eenheid 731 ter sprake, waar meer dan

3000 Japanse wetenschappers zich bezighielden met

het ontwikkelen en beproeven van chemische wapens.

De geallieerden waren overigens op deze wijze van oor-

logvoering voorbereid. Terloops verhaalt Beevor hoe

bij operaties in Italië een Amerikaans vaartuig met

mosterdgas in de haven van Bari zinkt – met als ge-

volg dat veel zeelieden en militairen een vreselijke dood

sterven. Tijdens de geallieerde opmars richting Japan

drongen marinierseenheden die de Japanners in

hun bunkercomplexen moesten uitschakelen, aan op

de inzet van chemische wapens. Deze drempel wei-

Duitse troepen grijpen tijdens hun opmars in

Nederland en België iedere mogelijkheid aan

om te slapen, mei 1940.

Bron: History in Pictures

(pictureshistory.blogspot.nl)

Page 34: Onderzoek Uitgelicht, jaargang 2, nummer 1

gerde de Amerikaanse president Roosevelt over te gaan.

De hardnekkige Japanse tegenstand, de kamikaze-aan-

vallen en de rituele zelfmoorden in plaats van overga-

ve leidden tot sombere prognoses over de kosten van

een aanval op Japan zelf – en verlaagden aldus die an-

dere drempel, die van inzet van atoomwapens. Een af-

weging die Beevor lijkt te billijken.

Lege magen > Dit boek herbevestigt nog eens overtui-

gend een uitspraak van Napoleon, namelijk dat een le-

ger niet op een lege maag kan marcheren. Het bevat

talrijke voorbeelden van hoe wezenlijk een goede lo-

gistiek is voor de moderne oorlogvoering. Zowel aan

het oostfront, waar de Sovjetlegers mede dankzij de

Amerikaanse militaire hulp in de loop van 1943 beter

voor de manoeuvreoorlog toegerust raakten dan de

tijnvos Rommel weinig oog had voor logistieke be-

hoeften en uiteindelijk weinig succes boekte. De geal-

lieerde opmars in West-Europa in de nazomer van 1944

stagneerde eveneens door een haperende toevoer van

brandstof en munitie.

Het boek zet ook aan tot reflectie over de ethische di-

mensie. Beevor stelt dat de geallieerden een psycho-

logische afhankelijkheid van hoogwaardige technolo-

gische vuurkracht in de vorm van artillerievuur en bom-

bardementen ontwikkelden. De wens slachtoffers in de

eigen gelederen zo veel mogelijk te beperken, leidde er-

toe dat de geallieerden tonnen explosieven over hun vij-

anden uitstortten. Al lezend rees bij mij de vraag of die

neiging niet een constante in moderne democratieën

is gebleven.

Een geallieerde Sherman tank in Normandië, juni 1944. Bron: flickr.com

Page 35: Onderzoek Uitgelicht, jaargang 2, nummer 1

Klok en klepel > Bij alle lof voor dit

meesterwerk zijn ook kantteke-

ningen op hun plaats. Bij een be-

schrijving van militaire operaties

horen goede kaarten waarop de le-

zer de troepenbewegingen kan

volgen. Nog afgezien van slor-

digheden als schrijffouten (‘Rot-

terdan’) voldoen de bijgevoegde

kaarten niet aan die elementaire

vereiste. Bovendien ontbreekt een

bibliografie – en die heb ik ook

niet op de in het boek genoemde

website kunnen vinden.

Opmerkelijk is het ook dat – afgezien van enkele con-

frontaties ter zee – Latijns-Amerika in dit nieuwe over-

zichtswerk geen plaats heeft gekregen. Enkele woor-

den over de Braziliaanse militaire bijdrage of over es-

sentiële grondstoffen als olie en bauxiet zouden niet

hebben misstaan.

Het boek drukt ons overigens wel met de neus op een

interessant feit. Waar de Tweede Wereldoorlog nog

steeds een belangrijke cesuur en moreel ijkpunt in

onze samenleving is, valt ons Nederlandse verhaal in

het niet bij het zoveel grotere verhaal dat Beevor ver-

telt. Nederland is niet het middelpunt der aarde – ook

niet in 1940-1945. Waar Beevor wel aandacht besteedt

aan ons koninkrijk, valt op dat zijn verhandeling de

toetssteen der kritiek kan doorstaan mits er goede En-

gelstalige literatuur beschikbaar is (zoals over de Duit-

se inval in mei 1940, operatie Market Garden, en over

de Slag in de Javazee). Wanneer dat niet het geval is,

lijdt dat tot (grove) vertekening – de bezetting is voor-

al het verhaal van het Englandspiel – of tot aperte on-

juistheden. Twee voorbeelden hiervan. De Honger-

winter was niet het gevolg van het verbod tot voed-

selimport (waar vandaan: Duitsland?) en bij de Japanse

verovering van Nederlands-Indië werden niet alle Ne-

derlandse mannen op Java en Borneo uit wraak voor

de vernietiging van olievelden gedood. Zulke fouten

leidden ertoe dat ik de korte passages over de lotge-

vallen van ‘kleine’ landen met enige scepsis en met ‘de

klok en de klepel’ in gedachten las.

Jammer vind ik tot slot dat de foto’s net als de kaarten

een sluitpost in de totstandkoming van dit boek zijn

geweest.

Toch is mijn eindoordeel over Beevors werk voornamelijk

positief. Niet alleen is Beevor een meesterverteller die

met een enkele oneliner een raak beeld kan oproepen

– zo noemt hij Hitler ‘the most reckless criminal in his-

tory’, Marshall Budenny ‘a moustachioed buffoon and

drunkard who could not find his own headquarters’ en

generaal Freyberg ‘a bear of very little brain’. Bovenal

heeft hij een knap gecomponeerd en voor een breed

publiek toegankelijk overzichtswerk geschreven. Wel

een heel dik overzichtswerk, waar je wat tijd voor moet

kunnen vrijmaken. Militair-historische fijnproevers die

liever iets dunners lezen, kan ik als alternatief A War to

be Won. Fighting The Second World War van Williamson

Murray en Allan R. Millett uit 2000 aanraden. <

Anthony Beevor, The Second

World War.

London: Weidenfield &

Nicholson, 2012,

ISBN 9780297844976,

€ 49,95.

De Sovjetbevelhebbers Grigori Shtern, Khorloogiin Choibalsan en Georgy Zhukov

tijdens de slag om Khalkhin Gol. Foto: Wikimedia Commons

Onderzoek uitgelicht N

ationaal Com

ité 4 en 5 mei

32 | 33

Page 36: Onderzoek Uitgelicht, jaargang 2, nummer 1

> ESTHER CAPTAIN

Terugblikmet Henk

Becker

Socioloog Henk Becker geldt als de grond-

legger van het generatieonderzoek in Neder-

land. In 1992 publiceerde hij het standaard-

werk Generaties en hun kansen, waarin hij een

blauwdruk gaf voor het onderscheiden van

verschillende generaties in de Nederlandse

samenleving. Dit werk vormde de inspiratie-

bron voor talloze wetenschappelijke studies,

maar ook in de media vonden zijn denkbeel-

den gretig aftrek. Becker, sinds 1998 met eme-

ritaat, blikt met ons terug op de vlucht die zijn

generatietheorie nam.

Dr. Esther Captain is hoofdredacteur van Onderzoek

uitgelicht en senior onderzoeker bij het Nationaal

Comité 4 en 5 mei. Foto: Daniël Cohen

TWEELUIK #1

Page 37: Onderzoek Uitgelicht, jaargang 2, nummer 1

“In 1970, middenin de culturele revolutie van de jaren

zestig, kreeg ik van mijn broer een artikel uit het Ame-

rikaanse opinieblad Time over de silent generation. Het

lezen van die bijdrage bracht een schok van herken-

ning met zich mee. Het ging over de studentenpro-

testen waarmee jongeren streefden naar meer de-

mocratie op de universiteiten. Die strijd ging over de

hoofden van de hoogleraren uit de stille generatie heen,

want die hielden zich tijdens alle rumoer stil. Ik her-

kende mijzelf in die situatie. Ik was net twee jaar als

hoogleraar aangesteld aan de Universiteit Utrecht en

moest me nog waarmaken. Ook op de Universiteit

Utrecht waren demonstraties. Ik was pas 35 jaar toen

ik werd benoemd, dus ik was nog erg jong. In tegen-

stelling tot de studenten van toen had ik mijn haar kort

en droeg ik een donker pak. Het was overduidelijk dat

ik niet één van hen was.

Tijdens de massabijeenkomsten werd er niet alleen ge-

demonstreerd, maar ging het er soms heftig aan toe:

er werd met tafels en stoelen gegooid en er werd zelfs

eens een alarmpistool getrokken. In die omgeving

moest ik als jonge hoogleraar zien te overleven. Dat

heb ik gedaan door stil te blijven, zoals volgens het ar-

tikel in Time ook anderen van de stille generatie blijk-

baar hebben gedaan. Sindsdien ben ik geïnteresseerd

geraakt in generaties. Het heeft me tijdens mijn loop-

baan nooit meer losgelaten.”

“Mensen hebben een grote behoefte om in termen vangeneraties te spreken”

Het Nationaal Comité 4 en 5 mei

en de afdeling Sociologie van de

Universiteit Utrecht zijn begin dit

jaar met het onderzoeksprogram-

ma ‘Vrijheid en onvrijheid door

de generaties heen’ een driejarig

samenwerkingsverband aange-

gaan. Ter gelegenheid hiervan

publiceren we in deze Onderzoek

uitgelicht voor één keer een

Terugblik én een Vooruitblik. Met

Henk Becker blikken we terug op

het generatieonderzoek dat hij in

Nederland introduceerde.

Tanja van der Lippe, leider van

het actuele onderzoek naar gene-

ratieverschillen in vrijheidsopvat-

tingen, geeft haar visie op de

insteek en de potentiële opbreng-

sten van dit onderzoek.

Tweeluik: Terugblik én Vooruitblik

Henk Becker: “Ik ben een typische representant van de stille

generatie.” Foto: Suzanne Liem

Page 38: Onderzoek Uitgelicht, jaargang 2, nummer 1

Rafelranden > In het boek Generaties en hun kansen uit

1992 bracht Becker naar voren dat mensen die in het-

zelfde jaar zijn geboren in sociologische zin niet au-

tomatisch een generatie vormen. Volgens de hoogle-

raar bepaalt de periode tussen het 10e en 25e levens-

jaar (de zogenaamde ‘formatieve periode’) welke nor-

men en waarden men ontwikkelt en blijft aanhangen.

Ook persoonlijke omstandigheden en historische

gebeurtenissen hebben hierop invloed. Er is volgens

sociologen pas sprake van een generatie als de for-

matieve periode, historische ankerpunten en per-

soonlijke omstandigheden bepalend zijn voor perso-

nen die in eenzelfde kalenderjaar zijn geboren.

Becker is met zijn afbakening de grondlegger van het mo-

derne wetenschappelijke onderzoek naar generaties.

Zijn sociologische inzichten hebben als inspiratiebron

gediend voor andere academische disciplines, zoals de

geschiedwetenschappen. De generatietheorie resul-

teerde ook in vervolgprojecten op het vlak van toege-

past onderzoek, beleidsstrategische rapporten en ma-

nagementboeken.

Wat heeft het generatieonderzoek in de ogen van de hoog-

leraar zelf opgebracht? Becker: “Het heeft een on-

derzoeksagenda opgeleverd op een studieterrein dat

veel ambiguïteit vertoont. Het is lastig om de precieze

Studenten verstoren in 1968 een vergadering van de subfaculteit Psychologie van de Rijksuniversiteit Utrecht. Ze eisen dat studenten-

waarnemers voortaan de bestuursvergaderingen mogen bijwonen. Foto: Persfotobureau 't Sticht - Spaarnestad - Het Utrechts Archief

Page 39: Onderzoek Uitgelicht, jaargang 2, nummer 1

afbakening van een generatie nauwkeurig empi-

risch te omschrijven: wanneer begint en eindigt de

Verloren Generatie exact? Dat geeft rafelranden te zien.

Tegelijkertijd hebben mensen in het dagelijks leven

een grote behoefte om te spreken in termen als ‘mijn

generatie’ versus ‘de generatie van onze grootouders’.

Nieuwe typeringen voor een bepaalde generatie ont-

staan spontaan: een journalist of essayist verzint een

naam die in het maatschappelijk verkeer wordt over-

genomen. Denk aan omschrijvingen als de patatge-

neratie, de achterbankgeneratie of de meerkeuzege-

neratie. Generatiesociologen onderzoeken de mate

waarin dergelijke typeringen ingang bij de bevolking

hebben gevonden. Ook doen zij onderzoek naar ver-

anderingen in de typeringen in de loop van de tijd.”

Geluksvogels en pechvogels > Academische en

maatschappelijke behoeften bleken na de publicatie

van Generaties en hun kansen niet gelijktijdig op te lo-

pen. Sociologen toetsten Beckers afbakening in vier

generaties en voorzagen deze van nuanceringen en kri-

tiek, waarop de hoogleraar weer repliek gaf. Hoewel

empirisch sociologen waarschuwden dat de indeling

in vier generaties niet in alle gevallen door empirische

bewijzen werd gestaafd, kwam tegelijkertijd naar vo-

ren dat het generatiebewustzijn in de samenleving zeer

groot is. Mensen zijn gewend om zichzelf in termen

van generaties te omschrijven. Dit veroorzaakte niet

alleen een levendig debat onder wetenschappers,

maar leidde ook tot een pleidooi om generaties meer

vanuit een subjectief perspectief te bestuderen. De

vraag die hierbij centraal staat is: hoe definiëren men-

sen zichzelf als deel van een bepaalde generatie?

Al met al is de spin-off van Beckers werk in de weten-

schappelijke wereld aanzienlijk. In 2010 bracht het So-

ciaal en Cultureel Planbureau (SCP) de vuistdikke mo-

nografie Wisseling van de wacht. Generaties in Nederland

uit.2 Bijna twintig jaar na Generaties en hun kansen pu-

bliceerde Becker in 2012 zijn boek Generaties van ge-

luksvogels en pechvogels, dat hij beschouwt als de af-

ronding van zijn academische carrière: “Na mijn eme-

ritaat in 1998 heb ik mijn wetenschappelijke werk op

parttime basis voortgezet. Ik werk minder uren per et-

maal, gemiddeld twintig uur per week. Ik hoop dit jaar

tachtig te worden en heb nog altijd veel plezier in mijn

werk.” Lachend: “Het levert lichaamseigen morfine op.

Generaties van geluksvogels en pechvogels is mijn laatste

grote boek. Hierin kijk ik terug op de ontwikkeling die

het generatieonderzoek heeft doorgemaakt en zet ik

een agenda uit voor intergenerationele solidariteit in

de toekomst, die reikt tot in 2030.”3

Frictie > Het Nationaal Comité 4 en 5 mei en de Uni-

versiteit Utrecht gaan samenwerken in het driejarige

onderzoeksprogramma ‘Vrijheid en onvrijheid door de

generaties heen’. Naast de thema’s vrijheid en onvrij-

heid zal oorlog een factor van betekenis zijn in dit

onderzoek. Hoe verhoudt sociologisch onderzoek, in

het bijzonder naar generaties, zich volgens Becker

tot het thema oorlog? “In de eerste plaats geldt de

Tweede Wereldoorlog als een cruciaal markeerpunt,

denk aan de veel gebruikte afbakening in een voor-

oorlogse en de naoorlogse generatie. In de tweede

plaats heeft sociologisch onderzoek tijdens en na

oorlogen belangrijke inzichten opgeleverd. Zo is in

de Verenigde Staten tijdens de Vietnamoorlog on-

derzocht waarom het aantal echtscheidingen toenam

nadat militairen van het front naar huis terugkeer-

“Na mijn emeritaat in 1998 heb ik

mijn wetenschappelijke werk op

parttime basis voortgezet. Ik werk

minder uren per etmaal, gemiddeld

twintig uur per week. Ik hoop dit jaar

tachtig te worden en heb nog altijd veel

plezier in mijn werk.”

Onderzoek uitgelicht N

ationaal Com

ité 4 en 5 mei

36 | 37

Schoolmakend zijn de vier typologieën die Henk

Becker in zijn boek Generaties en hun kansen1 intro-

duceerde: de Vooroorlogse Generatie (geboren tussen

1910-1930), de Stille Generatie (geboren tussen 1930-

1945), de Protest Generatie (geboren tussen 1945-

1955) en de Verloren Generatie (geboren tussen 1955-

1970). Er zijn meerdere benamingen in omloop voor

de generatie die na 1970 is geboren, nu meestal aan-

geduid als de Grenzeloze Generatie en de

Pragmatische Generatie.

Page 40: Onderzoek Uitgelicht, jaargang 2, nummer 1

den. Echtgenotes moesten zich tijdens de oorlog

zonder hun mannen zien te redden, wat hun zelf-

standigheid vergrootte. De terugkeer van de mannen

leidde vervolgens tot frictie. Sociologische inzichten

lagen ten grondslag aan het voorstel om militairen

op kazernes te demobiliseren en hen van daaruit

langzaam in de burgermaatschappij te laten inte-

greren. Dit was het eerste grote succes voor het vak-

gebied sociologie,” zo haalt Becker op.

Leden van de Utrechtse sociologische studentenvereniging zetten in 1968 hun tenten op in de Uithof als protest tegen de on-

leefbaarheid van dit nieuwe universiteitscentrum. Foto: ANP FOTO - Ben Hansen

Page 41: Onderzoek Uitgelicht, jaargang 2, nummer 1

Onderzoek uitgelicht N

ationaal Com

ité 4 en 5 mei

38 | 39

Opvallend in Beckers werk is dat hij altijd oog heeft ge-

had voor de verschillen tussen vrouwen en mannen.

“Ja,” beaamt hij, “dat houdt verband met mijn eigen

biografie. Ik ben door een weduwe grootgebracht. Ik

heb een Nederlandse moeder en een Duitse vader. Tij-

dens de Tweede Wereldoorlog woonden we in Duits-

land en werd mijn moeder op jonge leeftijd weduwe.

Ze stond plotseling alleen voor de zorg voor mij en

mijn broertje. In 1946 had mijn moeder voldoende

geld verdiend om terug te kunnen keren naar haar ou-

ders in Nederland. Ik heb toen als twaalfjarige in drie

maanden Nederlands geleerd. Vanuit deze achtergrond

heb ik altijd een drang naar veiligheid gekend. Als jon-

geman had ik een volledige baan en heb ik aan de

avond-HBS mijn staatsexamen gehaald, werken en stu-

deren met elkaar combinerend, net als veel van mijn

leeftijdsgenoten. Het is voor mij belangrijk geweest om

mijn positie in de samenleving veilig te stellen, bij-

voorbeeld in de vorm van een vaste baan of een eigen

huis. Ook in dat opzicht ben ik een typisch voorbeeld

van de stille generatie.” <

Noten

1 Henk Becker, Generaties en hun kansen. Amsterdam:

Meulenhoff, 1992.

2 Sociaal en Cultureel Plan Bureau, Wisseling van de wacht.

Generaties in Nederland. Den Haag: SCP: 2010.

3 Henk A. Becker, Generaties van geluksvogels en pechvogels.

Strategieën voor assertief opgroeien, actief ouder worden en

intergenerationele solidariteit tot 2030. Amsterdam: Dutch

University Press, 2012.

Prof. dr. Henk Becker

1933 Geboren in Greifswald, Duitsland

1946 Migratie naar Nederland

1958 Doctoraal examen sociologie, Universiteit

Leiden

1956-’64 Stafmedewerker ministerie van

Maatschappelijk werk, afdeling Onderzoek

en Planning

1964-’68 Hoofd onderzoek, Sociologisch Instituut,

Nederlandse Economische Hogeschool

(tegenwoordig Erasmus Universiteit

Rotterdam)

1968 Promotie Nederlandse Economische

Hogeschool

1968 Hoogleraar sociologie, Universiteit Utrecht

1998 Emeritaat, voortzetting wetenschappelijk

werk in deeltijd

Page 42: Onderzoek Uitgelicht, jaargang 2, nummer 1

> SABRINA DE REGT

Vooruitblikmet

Tanja vander Lippe

Tanja van der Lippe leidt het onderzoeks-

programma ‘Vrijheid en onvrijheid door de

generaties heen’ dat de Utrechtse afdeling

Sociologie samen met het Nationaal Comité

4 en 5 mei is gestart. Sabrina de Regt onder-

vroeg haar over de insteek en potentiële op-

brengsten van het onderzoek.

Dr. Sabrina de Regt is postdoc onderzoeker bij de

afdeling Sociologie van de Universiteit Utrecht en

betrokken bij het onderzoek naar generaties dat daar

plaatsvindt. Foto: Faycal Benabid

TWEELUIK #2

Page 43: Onderzoek Uitgelicht, jaargang 2, nummer 1

Onderzoek uitgelicht N

ationaal Com

ité 4 en 5 mei

40 | 41

In januari 2013 is het onderzoekprogramma ‘Vrijheid en

onvrijheid door de generaties heen’ van start gegaan.

Wat is het belang van uitgebreid wetenschappelijk on-

derzoek naar dit thema?

Tanja van der Lippe: “4 en 5 mei zijn vanuit het per-

spectief van de vrijheid gezien twee belangrijke dagen

in Nederland. Op 4 mei herdenken we de slachtoffers

van de Tweede Wereldoorlog en staan we stil bij het

feit dat de vrijheid waarin we nu leven niet vanzelf-

sprekend is. Op 5 mei vieren we dat we vandaag de dag

in vrijheid mogen leven in een stabiele, veilige de-

mocratie. Er wordt wel gezegd dat het draagvlak on-

der jongeren voor deze twee dagen minder groot is,

omdat zij de Tweede Wereldoorlog niet hebben mee-

gemaakt. Wij willen daarom allereerst on-

derzoeken hoe jongeren hun opvattingen

over vrijheid en onvrijheid ontwikkelen. Daar-

bij is een belangrijke vraag in welke mate de

sociale omgeving – denk aan ouders en vrien-

den – daarbij een rol speelt. Staan jongeren

eerder stil bij vrijheid als hun ouders en hun

vrienden dat ook doen? Daarnaast willen we

kijken in hoeverre er daadwerkelijk verschil-

len zijn tussen jongere en oudere generaties.

Bij het beantwoorden van deze vragen zullen

we expliciet aandacht geven aan de etnische

achtergrond van mensen. Surinaamse, Turk-

se en Marokkaanse Nederlanders hebben

door hun achtergrond en familiegeschiedenis

een andere verhouding tot de Tweede We-

reldoorlog dan Nederlanders van autochtone

afkomst. Veel migrantengroepen in Nederland

hebben bovendien persoonlijk ervaring met

andere, recente oorlogen. Dit maakt het be-

langrijk ook hun denkbeelden ten aanzien van

vrijheid en onvrijheid te onderzoeken.

We willen eerst de daadwerkelijke verschillen

tussen generaties verkennen. In hoeverre

hebben zij uiteenlopende opvattingen omtrent

vrijheid en onvrijheid? Belangrijk is vervolgens

om bestaande verschillen te verklaren. Waar

komen die vandaan? Is dit omdat de oudere

generatie direct ervaring heeft met oorlog en

onvrijheid? In hoeverre spelen opleidings-

verschillen een rol? En wat is de rol van om-

standigheden toen men opgroeide?”

“Wij gaan onderzoeken hoe jongeren hun opvattingen overvrijheid en onvrijheid ontwikkelen”

Tanja van der Lippe: “Ik wil graag handvatten aanreiken om alle inwo-

ners van Nederland maximaal te betrekken bij 5 mei”

Foto: Suzanne Liem

Page 44: Onderzoek Uitgelicht, jaargang 2, nummer 1

Past dit onderzoeksproject binnen ander onderzoek dat

door de afdeling Sociologie aan de Universiteit

Utrecht wordt uitgevoerd?

“In ons onderzoeksprogramma is het verklaren van

solidariteit belangrijk. De vraag hoe verschillende ge-

neraties opvattingen over vrijheid en onvrijheid ont-

wikkelen, past daarmee heel goed binnen onze over-

koepelende onderzoeksfocus. Hij is ook gerelateerd aan

een aantal thema’s waar wij al jarenlang ervaring mee

hebben. Ten eerste is onze expertise omtrent families

natuurlijk heel belangrijk in de studie naar vrijheid en

generaties. In hoeverre worden normen en waarden

over vrijheid en onvrijheid thuis aangeleerd? Hoe wordt

dit gedaan? Door middel van gedrag, in de zin van

‘goed voorbeeld doet goed volgen’? Meer indirect, door

normen en waarden die worden overgeleverd? Of door

structurele familieomstandigheden?

Ook hebben wij hier in Utrecht veel kennis in huis om-

trent migratie en integratie. Zoals ik net al aangaf is

het belangrijk is om goed zicht te krijgen op hoe men-

sen die niet in Nederland geboren zijn of die van huis

uit een andere etnische achtergrond hebben tegen vrij-

heid aankijken. Mensen uit Indonesië hebben signi-

ficant andere ervaringen met de Tweede Wereldoor-

log dan mensen uit bijvoorbeeld Marokko, Turkije of

de Nederlandse Antillen. Is dit van invloed op hoe zij

Bevrijdingsdag beleven? En vinden we hier dezelfde

generatieverschillen als bij autochtone Nederlan-

ders? En hoe staat het met de immigranten die op de

vlucht voor geweld en onderdrukking naar Nederland

zijn gekomen? Wat betekent 5 mei voor hen inhou-

delijk?

Ten slotte hebben we ook veel ervaring met beleids-

onderzoek. Dit zorgt ervoor dat we graag de vertaalslag

willen maken van wetenschappelijk onderzoek naar

maatschappelijk relevante conclusies en aanbevelingen.

En dat is bij dit onderzoek ook nadrukkelijk de be-

doeling.”

Wanneer is dit onderzoeksproject in uw ogen geslaagd?

“We hebben hier te maken met een complex en om-

vangrijk onderzoeksthema. Wat ik hoop is dat wij hel-

der in kaart zullen weten te brengen in welke mate ou-

dere Nederlanders wat betreft hun normen en waar-

den verschillen van jongere mensen, en in hoeverre

dat komt doordat ze in een andere periode opgegroeid

zijn. Is het echt zo dat de omstandigheden uit iemands

jeugd zijn normen en waarden voor de rest van het le-

ven bepalen? Of verschillen oudere mensen van jon-

gere mensen omdat ze meer levenservaring hebben

en daardoor het belang van vrijheid duidelijker kun-

nen onderschrijven? Ik wil ook graag meer zicht bie-

den op de vraag of huidige maatschappelijke ge-

beurtenissen een rol spelen. Hebben gebeurtenissen

die niets met de oorlog te maken hebben, zoals nine

eleven en de politieke moorden op Pim Fortuyn en Theo

van Gogh, ons denken over vrijheid beïnvloed en zijn

hier verschillen tussen generaties zichtbaar?

Verder is het ook belangrijk de verschillen binnen ge-

neraties niet te verwaarlozen. Ik noemde al de ver-

schillen tussen etnische groepen, maar je kunt ook den-

ken aan verschillen tussen hoogopgeleiden en laag-

opgeleiden. Al met al ben ik verheugd dat wij dit on-

derzoek mogen uitvoeren. Hopelijk kunnen wij inzicht

bieden en handvatten aanreiken die helpen om alle in-

woners van Nederland maximaal te betrekken bij 5 mei

als dag van nationale viering van de bevrijding en vrij-

heid.”

“Hebben gebeurtenissen die niets met de oorlog te maken hebben, zoals nine eleven en

de politieke moorden op Pim Fortuyn en Theo van Gogh, ons denken over vrijheid

beïnvloed en zijn hier verschillen tussen generaties zichtbaar?”

Prof. dr. ir. Tanja van der Lippe

1963 Geboren te Vlaardingen

1988 Master Home Economics Universiteit Wageningen

1993 Doctoraat Universiteit Utrecht

1993 Postdoc onderzoeker SCP

1993-’98 Postdoc onderzoeker Universiteit Utrecht

1995-2001 Universitair docent Universiteit Utrecht

2001-’03 Universitair hoofddocent Universiteit Utrecht

2003-heden Hoogleraar sociologie Universiteit Utrecht en

hoofd afdeling Sociologie

Page 45: Onderzoek Uitgelicht, jaargang 2, nummer 1

Onderzoek uitgelicht N

ationaal Com

ité 4 en 5 mei

42 | 43

Henk Becker is als socioloog lange tijd verbonden geweest

aan de Universiteit Utrecht. Hij heeft zowel nationaal

als internationaal een belangrijke bijdrage geleverd aan

het generatieonderzoek. Heeft zijn erfenis invloed op

dit onderzoeksprogramma?

“Het werk van Henk Becker speelt inderdaad een be-

langrijke rol in het onderzoek naar generaties. Hij

wordt vaak in één adem genoemd met andere grote

denkers omtrent generaties, zoals de Hongaarse so-

cioloog Karl Mannheim en de Amerikaanse politico-

loog Ronald Inglehart. In dit onderzoek gebruiken wij

zijn algemene gedachte dat generaties geen geïsoleerde

leeftijdscohorten zijn, maar beïnvloed worden door de

maatschappelijke context. Wij zullen deze maat-

schappelijke context proberen te kwantificeren om zo

meer inzicht te krijgen in welke gebeurtenissen een

vormende rol hebben gespeeld in onze geschiedenis

en in hoeverre mensen hierin onderling van elkaar ver-

schillen.”

Bent u ook op persoonlijk niveau verbonden met het on-

derzoek naar generaties en vrijheid?

“Ja, ik voel een grote betrokkenheid. Mijn moeder, in-

middels negentig jaar, was actief in de Tweede We-

reldoorlog. Ik vertel haar verhaal graag omdat ik trots

ben op wat ze gedaan heeft. Als achttienjarige ging zij

in 1940 klassieke talen studeren in Leiden. Rond 1941

hadden de Joodse docenten te horen gekregen dat ze

niet meer mochten lesgeven. De studenten werd ge-

vraagd te verklaren het daarmee eens te zijn. Mijn moe-

der tekende die verklaring niet en moest stoppen met

haar studie. Ze kreeg een kantoorbaan bij de PTT en

bracht verzetskrantjes rond. Dit werd opgemerkt en

om problemen te voorkomen vertrok mijn moeder

naar een boerderij in Overijssel. Daar leerde zij on-

dergedoken vliegeniers kennen die ze Engelse boeken

bracht. Ook nam ze hen regelmatig achterop de fiets

naar een andere boerderij, soms met gevaar voor ei-

gen leven.

Jaren later, toen ik op de middelbare school zat, kwam

een van die Canadese vliegeniers langs om haar een

onderscheiding te brengen. Daarvóór had zij er nooit

over verteld. Nog altijd zegt ze erover: ‘Ach kind, dat deed

je gewoon.’ Herdenken is voor mij daarmee van per-

soonlijk belang. Nu, bij mijn kinderen en hun vrien-

den, merk ik dat zij de vrijheid anders beleven. Zij dis-

cussiëren over de twee minuten stilte op 4 mei, maar

vieren op 5 mei uitbundig de vrijheid op de verschillende

festivals in Nederland. Het vergroot mijn motivatie om

te onderzoeken hoe herdenken en vieren van vrijheid

blijvend kan worden vormgegeven.” <

Overlegruimte

universiteit Utrecht.

Foto: Suzanne Liem

Page 46: Onderzoek Uitgelicht, jaargang 2, nummer 1

DE WERKPLEK VAN ...

Vele uren van de dag breng je

op je werk door. De werkkamer

van vroeger bestaat niet meer.

Het ‘nieuwe werken’ is al enige

tijd bezig met een gestage

opmars, waarbij telewerken

vanaf huis, flexplekken op de

zaak en het mobiele kantoor

vanuit de auto maar enkele

voorbeelden zijn. Een impres-

sie van werkplekken van onder-

zoekers nu.

Foto’s: Suzanne Liem

� Henk Becker “Dit is mijn werkkamer. Je hebt vanuit hier een geweldig uitzicht

omhoog, naar de lucht. Ik noem het mijn wolkenkamer. De ener-

gie van deze werkomgeving is gericht op lezen en denken. Ik heb

twee werkkamers: deze is voor de inspiratie. Ik heb boven nog een

computerkamertje met een pc en printer, voor de productie. Als

je in deze ruimte elektronische apparaten gaat neerzetten, gaat er

energie verloren. Ik heb hier een verrekijker, zodat ik tussen het

lezen en denken door naar de vogels in de tuin kan kijken. Ver-

der heeft mijn werkkamer een haard. Ik kijk graag naar de be-

wegende vlammen in het haardvuur. Het stimuleert de combinatie

van denkbeelden in mijn brein, zodat beide hersenhelften contact

met elkaar maken. Dat is goed voor de creativiteit en helderheid.”

Page 47: Onderzoek Uitgelicht, jaargang 2, nummer 1

� Tanja van der Lippe“Wij zijn pasgeleden als afdeling sociologie verhuisd naar een nieuw gebouw. Het is heel mooi opgeknapt,

vrij ruim en licht, en heel open. Zelf werk ik liever hier dan thuis, ik hecht aan de academische gemeen-

schap, aan het overleg en samenwerken met collega’s, en aan de academische vorming van jonge mensen.

Daarnaast zorgt het werken hier er ook (enigszins) voor dat ik privé en werk beter van elkaar kan scheiden.

Je kunt dus wel stellen dat ik wat mijn werkplek betreft een uiterst tevreden mens ben!”

O

nderzoek uitgelicht Nationaal C

omité 4 en 5 m

ei

44 | 45

Page 48: Onderzoek Uitgelicht, jaargang 2, nummer 1

‘Waarden van 4 en 5 mei vertalen naar de huidige tijd’ Op zoek naar de vrijheid: muziek en de vrijheid van meningsuiting

Nasrdin Dchar: ‘wie goed doet, goed ontmoet’Lokaal bestuur: 2 burgemeesters en een gouverneur over 4 en 5 mei

Heldenonthaal voor Britse veteranen

Nieuwe taken: subsidie organisaties eerste generatie

Nationaal Comité 4 en 5 mei, najaar 2012

NCMagazineOver herdenken, vieren en herinneren

Nationaal Comité 4 en 5 mei, voorjaar 2013NCMagazine

Over herdenken, vieren en herinneren

premier Mark Rutte en staatssecretaris Martin van Rijn reflecteren op herdenken & vieren

Pauline Broekema:

‘Ik wil een bijdrage leveren aan herden-ken & herinneren’

Oprichting Stichting en Musea

en Herinneringscentra 40-45: Samen maakt sterk

Joël Cahen en Theodor Holman over de oorlog van

hun ouders:‘Ik voel niet de pijn van mijn ouders, maar wel hun angst’ Ambassadeur van de

Vrijheid Miss Montreal:

‘Ik eer alle opa’s die de oorlog hebben meegemaakt’

Voorzitter Leemhuis en

directeur Nooter van het NC: ‘WOII staat centraal op de

Nationale Herdenking op 4 mei’

NC MagazineC : alles wat u wilt weten over

herdenken en vierenVoor meer informatie: [email protected]