Onderzoek naar de effecten van een eenheidsschaal voor tussenkomsten van onderhoudsplichtigen in de...

199
OASeS - Onderzoeksgroep Armoede, Sociale Uitsluiting en de Stad Institut des Sciences Humaines et Sociales Onderzoek naar de effecten van een eenheidsschaal voor tussenkomsten van onderhoudsplichtigen in de verblijfskosten van bejaarden in een rusthuis Studie in opdracht van de POD Maatschappelijke Integratie Onderzoeksrapport Promotoren: Marie-Thérèse CASMAN Jan VRANKEN Onderzoekers: Larissa HUMPERS Christophe MAIRESSE Lotte PEETERS Sylvie PETIT Augustus 2006

description

Op vraag van de POD Maatschappelijke Integratie hebben de Universiteiten van Luik en Antwerpen een onderzoek uitgevoerd dat "de gevolgen van het invoeren van een eenheidsbarema voor tussenkomsten van onderhoudsplichtigen van bejaarden in een rusthuis" wil evalueren. Het onderzoek omvat twee luiken. Ten eerste is er een kwantitatieve enquête waarbij een beroep werd gedaan op de medewerking van alle Belgische OCMW’s. Ten tweede is er het kwalitatieve luik waarbij een steekproef van representatieve OCMW’s (60) in België werd geselecteerd, opdat de onderzoekers de kans zouden krijgen in contact te komen met personen die te maken hebben met de problematiek van de onderhoudsplicht: de voorzitters van de OCMW’s, de maatschappelijk werkers, een aantal ontvangers en de onderhoudsplichtigen zelf. In april 2006 werd een eerste tussentijds rapport overhandigd aan de begeleidingscommissie. Daarin werden de vorderingen beschreven van het kwantitatieve luik. Het rapport dat nu voorligt, bevat de resultaten van het volledige onderzoek. Voor het kwantitatieve deel werd rekening gehouden met later binnengekomen vragenlijsten. Tenslotte wordt ook het verband tussen het kwantitatieve en kwalitatieve deel van het onderzoek belicht. In het eerste deel schetsten we de achtergrond van het onderzoek. Met behulp van enkele theoretische begrippen trachten we meer klaarheid te brengen in de problematiek. Daarna wordt de methodologie uiteengezet. De kwantitatieve gegevens worden gepresenteerd aan de hand van verklarende tabellen en grafieken. Bij de voorstelling van de resultaten van het kwalitatieve onderzoek wordt de structuur van de ‘vragenlijst’ zo goed mogelijk, maar niet helemaal gevolgd: sommige vragen worden onder één titel geïntegreerd. Ten slotte worden besluiten en de toekomstperspectieven gegeven.

Transcript of Onderzoek naar de effecten van een eenheidsschaal voor tussenkomsten van onderhoudsplichtigen in de...

Page 1: Onderzoek naar de effecten van een eenheidsschaal voor tussenkomsten van onderhoudsplichtigen in de verblijfskosten van bejaarden in een rusthuis

OASeS - Onderzoeksgroep Armoede, Sociale Uitsluiting en de Stad

Institut des Sciences Humaines et Sociales

Onderzoek naar de effecten van een eenheidsschaal voor tussenkomsten van onderhoudsplichtigen in de

verblijfskosten van bejaarden in een rusthuis

Studie in opdracht van de POD Maatschappelijke Integratie

Onderzoeksrapport

Promotoren: Marie-Thérèse CASMAN Jan VRANKEN

Onderzoekers: Larissa HUMPERS Christophe MAIRESSE Lotte PEETERS Sylvie PETIT

Augustus 2006

Page 2: Onderzoek naar de effecten van een eenheidsschaal voor tussenkomsten van onderhoudsplichtigen in de verblijfskosten van bejaarden in een rusthuis

II

Inhoudstafel

INLEIDING...................................................................................................................................... 1

1. THEORETISCHE INLEIDING ................................................................................... 2

1.1. VERGRIJZING VAN DE SAMENLEVING EN OPNAME IN EEN RUSTHUIS. ......................... 2 1.2. BELANGRIJKSTE INKOMSTEN ......................................................................................... 3 A. HET WETTELIJK PENSIOEN ................................................................................................ 4 B. INKOMENSGARANTIE VOOR OUDEREN (IGO)................................................................... 5 C. TEGEMOETKOMING VOOR HULP AAN BEJAARDEN (THAB) ............................................. 5 D. DE ZORGVERZEKERING..................................................................................................... 6 1.3. ANALYSE VAN DE WETTELIJKE BRONNEN ..................................................................... 8 A. BEGRIP ONDERHOUDSPLICHTIGE ...................................................................................... 8 B. ANALYSE VAN DE VRAGEN AAN DE SENAAT .................................................................... 8 C. ANALYSE VAN DE WETSVOORSTELLEN .......................................................................... 10 D. ANALYSE VAN HET KONINKLIJK BESLUIT VAN 3 SEPTEMBER 2004............................... 12 E. OVER DE TOEPASSING VAN DE WET ................................................................................ 13 F. ANALYSE VAN DE WIL VAN DE WETGEVER..................................................................... 13

2. METHODOLOGIE...................................................................................................... 15

2.1. KWANTITATIEF DEEL.................................................................................................... 15 2.2. KWALITATIEF DEEL ...................................................................................................... 18 A. STEEKPROEFTREKKING VOOR DE KWALITATIEVE GESPREKKEN .................................... 18 a ) Voor Wallonië................................................................................................................. 19 b ) Voor de 19 gemeenten van Brussel ................................................................................ 20 c ) Voor Vlaanderen............................................................................................................. 20 d ) Opmerkingen .................................................................................................................. 20 B. SELECTIE VAN DE CONTACTPERSONEN........................................................................... 21 C. CONTACTEREN VAN DE GESELECTEERDE OCMW'S ....................................................... 22 D. IN VLAANDEREN LAGEN DE ZAKEN ENIGSZINS ANDERS................................................. 23

3. RESULTATEN VAN HET KWANTITATIEVE ONDERZOEK ........................... 24

3.1. OMSCHRIJVING VAN DE STEEKPROEF.......................................................................... 24

Page 3: Onderzoek naar de effecten van een eenheidsschaal voor tussenkomsten van onderhoudsplichtigen in de verblijfskosten van bejaarden in een rusthuis

III

3.2. RESULTATEN VAN HET KWANTITATIEVE ONDERZOEK............................................... 26

4. KWALITATIEVE ANALYSE:................................................................................... 51

4.1. STRUCTUUR VAN DE ANALYSE ...................................................................................... 51 A. OVER HET VERLOOP VAN DE INTERVIEWS ...................................................................... 52 B. OVER DE VOORSTELLING VAN HET ONDERZOEK ............................................................ 52 C. WAT BETREFT DE INHOUD VAN DE INTERVIEWS............................................................. 53 4.2. WELKE TERUGVORDERINGSPROCEDURE WERD TOEGEPAST VÓÓR DE INSTELLING

VAN HET EENHEIDSBAREMA? WELKE WAS DE EVOLUTIE VAN DEZE PROCEDURE MET

DE INSTELLING VAN DE NIEUWE WETGEVING? ........................................................... 54 A. SAMENVATTING .............................................................................................................. 54 B. IN WALLONIË EN HET BRUSSELS HOOFDSTEDELIJK GEWEST ........................................ 54 C. IN VLAANDEREN ............................................................................................................. 58 4.3. WELK ZIJN DE MOEILIJKHEDEN BIJ DE RECUPERATIE VAN DE

ONDERHOUDSBIJDRAGEN? WAT WAS DE EVOLUTIE VAN DE TERUGVORDERING MET

DE INSTELLING VAN DE NIEUWE WETGEVING? ........................................................... 63 A. SAMENVATTING .............................................................................................................. 63 B. IN WALLONIË EN HET BRUSSELS HOOFDSTEDELIJK GEWEST ........................................ 64 C. IN VLAANDEREN ............................................................................................................. 65 4.4. WERD DE ONDERHOUDSBIJDRAGE VÓÓR DE INSTELLING VAN HET

EENHEIDSBAREMA SOMS AANGEPAST (GEDAALD) IN FUNCTIE VAN DE ZORGEN EN DE

DIENSTEN AANGEBODEN DOOR DE ONDERHOUDSPLICHTIGE AAN DE BEJAARDE? HOE

IS DE HUIDIGE SITUATIE? .............................................................................................. 68 A. SAMENVATTING .............................................................................................................. 68 B. IN WALLONIË EN HET BRUSSELS HOOFDSTEDELIJK GEWEST ........................................ 68 C. IN VLAANDEREN ............................................................................................................. 70 4.5. WAS U VOORSTANDER VAN EEN EENHEIDSBAREMA OP NATIONAAL NIVEAU ? HOE

HEBT U GEREAGEERD OP HET KB WAT BETREFT HET EENHEIDSBAREMA?.............. 71 A. SAMENVATTING .............................................................................................................. 71 B. IN WALLONIË EN HET BRUSSELS HOOFDSTEDELIJK GEWEST ........................................ 71 C. IN VLAANDEREN ............................................................................................................. 76 4.6. WELK ZIJN DE REACTIES OP HET KB MET BETREKKING TOT DE MOGELIJKHEID

VOLLEDIG AFSTAND TE DOEN VAN TERUGVORDERING MET INSTEMMING VAN DE

GEMEENTE? ................................................................................................................... 79 A. SAMENVATTING .............................................................................................................. 79

Page 4: Onderzoek naar de effecten van een eenheidsschaal voor tussenkomsten van onderhoudsplichtigen in de verblijfskosten van bejaarden in een rusthuis

IV

B. IN WALLONIË EN HET BRUSSELS HOOFDSTEDELIJK GEWEST ........................................ 80 C. IN VLAANDEREN ............................................................................................................. 83 4.7. HOE HEBT U GEREAGEERD OP HET VERHOGEN VAN DE INKOMENSDREMPEL

WAARONDER TERUGVORDERING ONMOGELIJK IS?.................................................... 91 A. SAMENVATTING .............................................................................................................. 91 B. IN WALLONIË EN HET BRUSSELS HOOFDSTEDELIJK GEWEST ........................................ 91 C. IN VLAANDEREN ............................................................................................................. 93 4.8. HOE HEBT U GEREAGEERD OP DE MOGELIJKHEID OM REKENING TE HOUDEN MET

HET KADASTRAAL INKOMEN BIJ DE TERUGVORDERING............................................. 95 A. SAMENVATTING .............................................................................................................. 95 B. IN WALLONIË EN HET BRUSSELS HOOFDSTEDELIJK GEWEST ........................................ 95 C. IN VLAANDEREN ............................................................................................................. 97 4.9. HOE HEBT U GEREAGEERD OP DE MOGELIJKHEID OM OP INDIVIDUELE WIJZE AF TE

WIJKEN VAN HET EENHEIDSBAREMA OMWILLE VAN BILLIJKHEIDSREDENEN?........ 99 A. SAMENVATTING .............................................................................................................. 99 B. IN WALLONIË EN HET BRUSSELS HOOFDSTEDELIJK GEWEST ...................................... 100 C. IN VLAANDEREN ........................................................................................................... 103 4.10. HOE EN WANNEER WERD HET EENHEIDSBAREMA EFFECTIEF IN WERKING

GESTELD ?.................................................................................................................... 108 A. SAMENVATTING ............................................................................................................ 108 B. IN WALLONIË EN HET BRUSSELS HOOFDSTEDELIJK GEWEST ...................................... 108 C. IN VLAANDEREN ........................................................................................................... 112 4.11. HEEFT DIT BESLUIT DE MANIER VAN WERKEN VAN U OF VAN UW COLLEGA’S

VERANDERD ? .............................................................................................................. 115 A. SAMENVATTING ............................................................................................................ 115 B. IN WALLONIË EN HET BRUSSELS HOOFDSTEDELIJK GEWEST ...................................... 115 C. IN VLAANDEREN ........................................................................................................... 117 4.12. DENKT U DAT DE NIEUWE SCHAAL BETER IS AANGEPAST AAN DE DAGELIJKSE

REALITEIT? .................................................................................................................. 120 A. SAMENVATTING ............................................................................................................ 120 B. IN WALLONIË EN HET BRUSSELS HOOFDSTEDELIJK GEWEST ...................................... 120 C. IN VLAANDEREN ........................................................................................................... 121 4.13. DENKT U DAT DE INSTELLING VAN HET EENHEIDSBAREMA HEEFT GELEID TOT EEN

VERANDERING VAN HET GEVRAAGDE BEDRAG AAN DE ONDERHOUDSPLICHTIGEN? ...

...................................................................................................................................... 124 A. SAMENVATTING ............................................................................................................ 124

Page 5: Onderzoek naar de effecten van een eenheidsschaal voor tussenkomsten van onderhoudsplichtigen in de verblijfskosten van bejaarden in een rusthuis

V

B. IN WALLONIË EN HET BRUSSELS HOOFDSTEDELIJK GEWEST ...................................... 124 C. IN VLAANDEREN ........................................................................................................... 129 4.14. DENKT U DAT HET KB VOOR MEER SOCIALE RECHTVAARDIGHEID ZORGT? ......... 131 A. SAMENVATTING ............................................................................................................ 131 B. IN WALLONIË EN HET BRUSSELS HOOFDSTEDELIJK GEWEST ...................................... 131 C. IN VLAANDEREN ........................................................................................................... 133 4.15. HOE SCHATTEN VOORZITTERS EN MAATSCHAPPELIJK WERKERS ELKAARS OPINIE

OVER HET BETREFFENDE KB IN EN WAT DENKEN ZE OVER DE REACTIES VAN DE

ONDERHOUDSPLICHTIGEN? ........................................................................................ 134 A. SAMENVATTING ............................................................................................................ 134 B. IN WALLONIË EN HET BRUSSELS HOOFDSTEDELIJK GEWEST ...................................... 134 C. IN VLAANDEREN ........................................................................................................... 139 4.16. HOE HEBBEN DE ONDERHOUDSPLICHTIGEN GEREAGEERD OP HET KB? ................ 143 A. SAMENVATTING ............................................................................................................ 143 B. IN WALLONIË EN HET BRUSSELS HOOFDSTEDELIJK GEWEST ...................................... 143 C. IN VLAANDEREN ........................................................................................................... 153 4.17. DENKT U DAT ER NOG VERBETERINGEN NODIG ZIJN? .............................................. 159

5. CONCLUSIE EN AANBEVELINGEN.................................................................... 161

5.1. BETREFFENDE HET MAATSCHAPPELIJK WERK: ........................................................ 161 A. TUSSEN HET BELANG VAN FAMILIEVERBANDEN EN HET BEHEERSDISCOURS............... 161 B. DE KENNIS VAN DE INFORMATIE EN HET GEBRUIK VAN INFORMATICA........................ 162 5.2. DE TOEPASSINGEN VAN HET KONINKLIJK BESLUIT ................................................. 163 A. DE INSTELLING VAN HET EENHEIDSBAREMA................................................................ 163 B. AFSCHAFFING VAN DE ONDERHOUDSPLICHT MET AKKOORD VAN DE GEMEENTE........ 165 C. DE TOEPASSING VAN DE BILLIJKHEIDSREDENEN .......................................................... 166 D. GEBREK AAN DE TOEPASSING VAN DE WETGEVING...................................................... 167 E. HET STANDPUNT VAN DE ONDERHOUDSPLICHTIGEN.................................................... 167 5.3. NAAR EEN UNIFORMISERING? .................................................................................... 168

6. BIBLIOGRAFIE......................................................................................................... 169

6.1. INTERNETREFERENTIES .............................................................................................. 171

7. BIJLAGEN.................................................................................................................. 172

Page 6: Onderzoek naar de effecten van een eenheidsschaal voor tussenkomsten van onderhoudsplichtigen in de verblijfskosten van bejaarden in een rusthuis

VI

A. KWANTITATIEVE ENQUÊTE VOOR ALLE BELGISCHE OCMW’S.................................... 172 B. INTERVIEWHANDLEIDINGEN ......................................................................................... 175 a ) Interviewhandleiding voor de voorzitters van het OCMW........................................... 175 b ) Interviewhandleiding voor de maatschappelijk werkers van het OCMW .................... 180 c ) Interviewhandleiding voor de ontvangers van het OCMW .......................................... 185 d ) Interviewhandleiding voor de onderhoudsplichtigen.................................................... 190 e ) Interviewhandleiding voor de OCMW’s die volledig afstand hebben gedaan van

terugvordering............................................................................................................... 193

Page 7: Onderzoek naar de effecten van een eenheidsschaal voor tussenkomsten van onderhoudsplichtigen in de verblijfskosten van bejaarden in een rusthuis

1

Inleiding

Op vraag van de POD Maatschappelijke Integratie hebben de Universiteiten van

Luik en Antwerpen een onderzoek uitgevoerd dat "de gevolgen van het invoeren van een eenheidsbarema voor tussenkomsten van onderhoudsplichtigen van bejaarden in een rusthuis" wil evalueren.

Het onderzoek omvat twee luiken. Ten eerste is er een kwantitatieve enquête

waarbij een beroep werd gedaan op de medewerking van alle Belgische OCMW’s. Ten tweede is er het kwalitatieve luik waarbij een steekproef van representatieve OCMW’s (60) in België werd geselecteerd, opdat de onderzoekers de kans zouden krijgen in contact te komen met personen die te maken hebben met de problematiek van de onderhoudsplicht: de voorzitters van de OCMW’s, de maatschappelijk werkers, een aantal ontvangers en de onderhoudsplichtigen zelf.

In april 2006 werd een eerste tussentijds rapport overhandigd aan de

begeleidingscommissie. Daarin werden de vorderingen beschreven van het kwantitatieve luik. Het rapport dat nu voorligt, bevat de resultaten van het volledige onderzoek. Voor het kwantitatieve deel werd rekening gehouden met later binnengekomen vragenlijsten. Tenslotte wordt ook het verband tussen het kwantitatieve en kwalitatieve deel van het onderzoek belicht. In het eerste deel schetsten we de achtergrond van het onderzoek. Met behulp van enkele theoretische begrippen trachten we meer klaarheid te brengen in de problematiek. Daarna wordt de methodologie uiteengezet. De kwantitatieve gegevens worden gepresenteerd aan de hand van verklarende tabellen en grafieken. Bij de voorstelling van de resultaten van het kwalitatieve onderzoek wordt de structuur van de ‘vragenlijst’ zo goed mogelijk, maar niet helemaal gevolgd: sommige vragen worden onder één titel geïntegreerd. Ten slotte worden besluiten en de toekomstperspectieven gegeven.

Page 8: Onderzoek naar de effecten van een eenheidsschaal voor tussenkomsten van onderhoudsplichtigen in de verblijfskosten van bejaarden in een rusthuis

2

1. Theoretische inleiding

1.1. Vergrijzing van de samenleving en opname in een rusthuis.

De vooruitgang in de geneeskunde en de daling van het geboortecijfer hebben tot

gevolg dat de levensverwachting van de bevolking stijgt. Daardoor is de populatie gevoelig aan het verouderen. Demografen voorspellen dat in 2050 één vierde van de Belgische bevolking ouder wordt dan 65 jaar en dat het aandeel van de 80-plussers blijft stijgen gedurende de volgende decennia indien de levensomstandigheden hetzelfde blijven. Op wereldvlak betekent dit volgens voorspellingen van de Verenigde Naties1, dat binnen 50 jaar het aantal 60-plussers meer dan verdrievoudigt, gaande van 606 miljoen naar meer dan 2 miljard. De stijging van het aantal 80-plussers zal nog sterker zijn: van 69 miljoen in 2000 naar 379 miljoen in 2050. In de ontwikkelde landen zal het aandeel van 60-plussers van zo’n 8 procent in 2000 stijgen naar ongeveer 33 procent in 2050. De levensverwachting op zijn beurt zou in de ontwikkelde landen met 7 jaar stijgen, respectievelijk van 63 naar 75 jaar en van 75 naar 82 jaar.

Deze ontwikkeling verplicht de samenleving zich te bezinnen over de positie van de

bejaarde in onze samenleving. Vanaf een zekere leeftijd wordt het voor een alleenstaande soms moeilijk zelfstandig thuis te blijven. Daarnaast stelt men de laatste decennia een blijvende en sterke vermindering van het intergenerationeel samenwonen vast2. Nochtans is door de afhankelijkheid van de bejaarde de hulp van een derde nodig. Een groeiend aandeel ouderen woont samen, het belangrijkste deel heeft geen andere oplossing dan voor zijn noden de publieke diensten aan te spreken. De vergrijzing van de bevolking heeft dus vérstrekkende gevolgen voor de sociale diensten. Er is immers sprake van een toename van hulpbehoevende personen, zowel op financieel als op sociaal vlak. Samen met de groei van de vergrijzing en een toename van het aantal alleenstaande personen, stijgt zo ook de vraag naar specifieke hulp. De vergrijzing van de bevolking gaat bovendien gepaard met een vervrouwelijking van het oudste deel van de bevolking en dus met de toename van het aantal alleenstaanden tengevolge van de verandering in de familiale structuren.

Teneinde een plaats te vinden voor de ouderen in de maatschappij, bestaat vandaag

de dag de trend om ouderen zolang mogelijk thuis te houden. Het idee daarachter is dat de thuis een vertrouwde plaats is die moeilijk kan worden vergeleken met een rusthuis. Het is echter voor vele ouderen niet mogelijk thuis te blijven wonen zonder actieve deelname van de familie of van regelmatige hulp van de omgeving. Vandaag wordt de combinatie van formele professionele hulp en informele hulp door familie en omgeving als een succesvolle oplossing gezien. Als het onmogelijk wordt thuis te blijven, bestaan er aangepaste structuren om het verlies van autonomie op te vangen en die een alternatief bieden voor het rusthuis. Voorbeelden hiervan zijn dagopvangcentrums, bejaardenverenigingen, systemen van afstandsbewaking, thuishulp en thuisverzorging. Deze laatste laten aan de bejaarde de grootst mogelijke autonomie toe, in hun vertrouwde omgeving. 1 World Population Prospects, The 2000 Revision, Highlights, Population Divison, Departement of Economic and Social Affairs, United Nations, New-York, 2001. 2 Er bestaat zeker verticale solidariteit binnen de familie, maar er is in België te weinig hulp opdat de kinderen hun beroepsleven met de thuiszorg voor hun ouders zouden kunnen combineren. Het samenwonen met de bejaarde ouders gaat daardoor dan ook sterk achteruit.

Page 9: Onderzoek naar de effecten van een eenheidsschaal voor tussenkomsten van onderhoudsplichtigen in de verblijfskosten van bejaarden in een rusthuis

3

Hoewel de bejaarde vaak het idee van een rusthuis verwerpt, komt er een moment

waarop dit de laatste mogelijkheid is om tegemoet te komen aan de hulpbehoevendheid. Niettemin voelen veel ouderen zich na de opname in een rusthuis totaal nutteloos. Thuis, al dan niet in familieverband, voelen ze zich nog nuttig.

Opdat de opname in een rusthuis zo goed mogelijk zou verlopen en opdat de aanpassing van de bejaarde optimaal zou zijn, is het belangrijk dat de oudere zelf actief deelneemt aan de beslissingen die bij zijn plaatsing worden gemaakt: de beslissing te worden opgenomen, de keuze van het rusthuis, enzovoort.3

Eenmaal de beslissing tot opname is gevallen, moeten er stappen worden

ondernomen om de opname in de praktijk te brengen. De keuze van het rusthuis is niet altijd gemakkelijk. Problemen kunnen ontstaan op vlak van beschikbare plaatsen, de kostprijs, het comfort en de locatie (ofwel dicht bij de woonplaats van de bejaarde of dicht bij de woonplaats van de kinderen ofwel geen van beide). Daarbij komt dat het zoeken naar een plaats in een rusthuis meestal dringend is ten gevolge van een plots gezondheidsprobleem of een sociaal probleem. De meest voorkomende reden om in een rusthuis te worden opgenomen zijn gezondheidsproblemen, de onmogelijkheid om langer de dagelijkse taken op te nemen en het verlangen om de eenzaamheid te doorbreken. De aanpassing aan een rusthuis verschilt tenslotte heel erg van de ene persoon tot de andere. Vele factoren spelen hierin mee: de gezondheid, de plaats van het rusthuis maar vooral de sociale banden van de bejaarde met zijn omgeving, met name zijn familie. De solidariteit binnen een familie is complex omdat die inherent ongelijk is. Het hangt om te beginnen heel erg af van de socio-demografische factor (het al dan niet hebben van kinderen) en verschilt zeer sterk van persoon tot persoon. Ieder helpt de personen die men het liefst heeft, en dat zijn niet noodzakelijk de personen die er het meeste behoefte aan hebben.

De vergrijzing van de bevolking heeft een gevoelige impact op de huisvesting van

de ouderen. Reeds vandaag merkt men een evolutie in de vraag. De rusthuizen voorzien steeds minder rusthuisbedden en steeds meer RVT-bedden. Door de thuiszorg en de hulp die ermee samenhangt, wordt een opname in een rusthuis uitgesteld en hebben de mensen die uiteindelijk worden opgenomen vaak een grotere zorg nodig door hun hogere leeftijd. De vraag naar rusthuisbedden daalt dan ook, wat de rusthuizen ertoe verplicht zich te specialiseren in de zorg van hun bewoners. De schaarste aan plaatsen en hun stijgende kost doen niet verwachten dat dit fenomeen in de komende jaren zal afnemen.

1.2. Belangrijkste inkomsten

Na een korte inleiding over vergrijzing, buigen we ons over de materiële middelen

waarover de bejaarden beschikken om aan hun behoeften tegemoet te komen. Dit deel wil dan ook een overzicht bieden van de verschillende bronnen van inkomsten. Drie tegemoetkomingen voor oudere personen (IGO, THAB en de zorgverzekering) worden behandeld.

3 Casman, M-T, & Lenoir, V. (1998). Oud worden in een rusthuis: rust of onrust? Onderzoek voor het Ministerie van Tewerkstelling en Gelijke Kansen. Luik: Universiteit Luik.

Page 10: Onderzoek naar de effecten van een eenheidsschaal voor tussenkomsten van onderhoudsplichtigen in de verblijfskosten van bejaarden in een rusthuis

4

A. Het wettelijk pensioen

Het is onmogelijk om in een pagina het complexe Belgische pensioenstelsel uit te

leggen. We beperken er ons dan ook toe van enkele grote lijnen in herinnering te brengen. Een eerste belangrijk punt is dat het merendeel van de pensioenen ‘verdiend’ zijn, wat

betekent dat de betrokkene tijdens zijn loopbaan bijdragen heeft betaald. Het Belgische pensioenstelsel is gebaseerd op repartitie, wat betekent dat die bijdragen worden gebruikt om de pensioenen te betalen van de mensen die op dat ogenblik met pensioen zijn.

Het bedrag van het pensioen is vrijwel altijd lager dan de wedde of het loon, wat een

vermindering betekent van de beschikbare middelen en dikwijls van de levensstandaard. Daarom kiezen heel wat personen tijdens hun actieve leven voor een bijkomende spaarformule om hun pensioen aan te vullen. Dit zijn de "extralegale pensioenen".

Het pensioensysteem is de laatste jaren erg veranderd. Vroeger varieerde de pensioengerechtigde leeftijd voor mannen en vrouwen en werd de duur van het professionele leven niet in rekening gebracht. Mannen konden hun aanvraag indien tussen de 60 en 65 en vrouwen vanaf 60. Dit veranderde onder invloed van de Europese Unie die tot doel had de verschillen tussen mannen en vrouwen weg te werken en daarmee bovendien budgetproblemen wilde op lossen.

De pensioensleeftijd is nu 65 jaar voor mannen en zal hetzelfde worden voor

vrouwen vanaf 2009. Nu ligt de pensioensleeftijd voor vrouwen op 64 jaar. De pensioensuitkering hangt af van het aantal gewerkte jaren, van de lonen en wedden, van het statuut (zelfstandige, ambtenaren, loontrekkende) en van de gezinssituatie. Qua statuut is het zo dat de ambtenaren een hoger pensioen hebben dan de loontrekkenden. Zelfstandigen ontvangen de laagste pensioenen.

Hoewel er een pensioensleeftijd bestaat, kunnen werkenden altijd vrijwillig een "vervroegd pensioen" aanvragen. Deze formule is slechts mogelijk voor mensen tussen de 60 en 65 met een minimumcarrière van 35 jaar (sinds 1 januari 2005). Er bestaat ook het zogenaamde "brugpensioen". Dit is geen echt pensioen, noch een vervroegd pensioen aangezien het door de werkgever wordt aangeboden aan een werknemer vanaf 58 jaar. Via dit pensioen wordt het verlies van een baan op latere leeftijd opgevangen. In afwachting van zijn pensioensleeftijd ontvangt de werknemer een werkloosheidsvergoeding die 60% bedraagt van zijn laatste bruto salarisplafond samen met een bijdrage van de werkgever. In het geval van het overlijden van een echtgenoot of echtgenote, kan een persoon onder welbepaalde voorwaarden een "overlevingspensioen" ontvangen. De precieze voorwaarden voor deze formule zijn onder andere de duur van het huwelijk en de leeftijd van de betrokkene. Dit pensioen wordt opgegeven wanneer de betrokkene de pensioensleeftijd bereikt. Een "tijdelijk overlevingspensioen" kan evenwel worden gekregen gedurende de 12 maanden na het overlijden als de betrokkene niet direct aan de hierboven vermelde voorwaarden voldoet.

Page 11: Onderzoek naar de effecten van een eenheidsschaal voor tussenkomsten van onderhoudsplichtigen in de verblijfskosten van bejaarden in een rusthuis

5

B. Inkomensgarantie voor Ouderen (IGO)

De IGO is een uitkering die bejaarden met onvoldoende inkomsten onder bepaalde condities kunnen aanvragen. Deze aanvraag kan samen met die voor het wettelijk pensioen worden ingediend behalve als de bejaarde al een pensioen, een tegemoetkoming voor gehandicapten of het leefloon ontvangt. In deze gevallen is een verzoek niet nodig. Om echter voor deze uitkering in aanmerking te komen, is een aanvraag voor de uitkering van een wettelijk pensioen verplicht.

Sinds 2001 vervangt de IGO het GIB (Gewaarborgd Inkomen voor Bejaarden), wat

dus een uitdovend stelsel is. Op 1 januari 2005 ontvingen 21.818 mensen nog het oude GIB. Daarnaast waren er 70.292 ontvangers van de Inkomensgarantie voor Ouderen. In totaal gaat het dus om 92.110 personen. Dit is een daling met 4.472 of 4,6% ten opzichte van 1 januari 2004; een voortzetting van de trend die in 2002 begon. Dit komt onder meer omdat meer ouderen volledige pensioenrechten hebben opgebouwd en geen beroep moeten doen op (aanvullende) uitkeringen. De meerderheid (70,2%) van de rechthebbenden zijn – vaak alleenstaande – vrouwen, wat te maken heeft met hun langere levensverwachting en met hun minder stevige arbeidsloopbanen.

De leeftijd om recht op deze uitkering te hebben, ligt voorlopig op 64 jaar. In 2009 wordt dit 65 jaar. Bejaarde mensen kunnen een aanvraag indienen, of ze nu gehuwd of samenwonend zijn, zolang ze maar in België gedomicilieerd zijn. Bij de berekening van de IGO wordt rekening gehouden met het kadastraal inkomen en/of met het roerend inkomen en met beroepsinkomsten of andere vergoedingen die aan de aanvrager of zijn/haar partner worden uitbetaald. Eventuele vergoedingen door de OCMW’s, uitkeringen voor gehandicapten, alimentatie voor kinderen en onderhoudskosten worden niet in rekening gebracht.

Naar schatting zal een alleenstaand persoon per maand over 686,24 euro per maand beschikken en een samenwonend persoon over 457,49 euro (cijfers vastgesteld door de Rijksdienst voor Pensioenen op 1 december 2005). Elke verandering in de sociale situatie van de betrokkene die een wijziging in de bijdrage of van de toekenning van de bijdrage zelf kan betekenen, moet worden gemeld.

C. Tegemoetkoming voor hulp aan bejaarden (THAB)

De THAB is een uitkering die sinds 1 november 1989 kan worden toegekend aan mensen met verminderde zelfstandigheid. Het bedrag van deze uitkering hangt af van de mate waarin de bejaarde van derden afhankelijk is. Om van de THAB te kunnen genieten, moet de bejaarde zijn rechten op een pensioen doen gelden en ouder zijn dan 65 jaar. Zoals bij de IGO, moet de bejaarde in België wonen, maar hoeft hij niet noodzakelijk de Belgische nationaliteit te hebben. Zo kunnen ook vluchtelingen van deze tegemoetkoming genieten. Personen die vóór hun 21ste van een verhoogde kinderbijslag wegens handicap hebben genoten, zijn mogelijke kandidaten voor deze uitkering. Aanvraag moet worden ingediend in de gemeente waar de betrokkene gedomicilieerd is of permanent verblijft.

Deze uitkering hangt dus af van de mate van afhankelijkheid van de betrokkene. Deze wordt onderzocht door een medisch team en rangschikt de bejaarden die een THAB aanvragen in vijf categorieën. Deze rangschikking is gebaseerd op het vermogen van de betrokkene om een aantal gewone dagelijkse taken uit te voeren zoals: huishoudelijke

Page 12: Onderzoek naar de effecten van een eenheidsschaal voor tussenkomsten van onderhoudsplichtigen in de verblijfskosten van bejaarden in een rusthuis

6

taken, alleen eten, zich aankleden en wassen, zich verplaatsen, sociale contacten te onderhouden en communiceren. De maandelijkse bijdragen schommelen tussen de 69,82 en 468,70 euro, afhankelijk van de categorie waaronder men valt. De uitkering hangt ook in zekere mate af van de inkomsten van de betrokkene en van de partner, van hun roerende en onroerende goederen en van hun kadastraal inkomen. De THAB wordt bij de IGO gevoegd. Elke verandering in de sociale situatie moet worden gemeld zodat de uitkering kan worden verminderd of verhoogd. Sinds 1 januari 2003, genieten ook gehandicapten en mensen in een rusthuis van een volledige uitkering. Personen in gevangenschap of internering hebben geen recht op deze bijdrage.

De THAB is niet de enige uitkering voor mensen met een handicap of verminderde zelfstandigheid. De wet van 27 februari 1987 stelde al een "integratie-uitkering" voor, die het gebrek aan maatschappelijke integratie opvangt. Voor de eerste categorie zijn de maximale bedragen 81,70 euro per maand en voor de vijfde categorie 753,27 euro per maand. De "inkomensvervangende tegemoetkoming" op zijn beurt, biedt aan de mindervalide financiële hulp als zijn handicap een derde of meer van zijn loon doet verliezen. De maximale uitkeringen hebben drie niveaus. 417 euro per maand voor het eerste niveau en 834,56 euro voor niveau C. Deze twee uitkeringen kan men ook na de pensioensgerechtigde leeftijd (65 jaar) ontvangen tenzij de THAB voordeliger is. De uitkeringen worden afzonderlijk geëvalueerd, geval per geval. Tijdens dit onderzoek worden bepaalde criteria gecheckt en wordt de zelfstandigheid van de betrokkene nagegaan. Hoewel alle Belgen op deze uitkeringen een beroep kunnen doen, is aangetoond dat er een verschil tussen de drie gewesten bestaat (Union des Villes et des Communes wallonnes et bruxelloises). Vlamingen maken meer gebruik van de THAB dan Brusselaars en Walen. Er werd dus besloten de OCMW’s te sensibiliseren over de mogelijkheden voor hulp voor bejaarden.

D. De zorgverzekering

Vanaf 1 oktober 2001 kunnen zorgbehoevenden in Vlaanderen een beroep doen op de zorgverzekering. Deze vindt haar wettelijke basis in het decreet van 30 maart 1999 houdende de organisatie van de zorgverzekering (Vlaams Zorgfonds, 2005: 5). Het initiatief tracht een antwoord te bieden op het vergrijzingsprobleem en de financieringsproblemen die hieruit voortvloeien.

De hoge levensverwachting heeft een stijgende behoefte naar zorg gecreëerd. Acute, medische aandoeningen worden tegenwoordig immers vaak met succes vermeden of genezen. Daardoor stijgt het aantal chronische zieken met als gevolg dat (hoog)bejaarden vaker afhankelijk zijn van anderen in hun dagelijkse leven (Cantillon, 2004). Tegelijk met die stijgende zorgbehoefte constateren we de teloorgang van de traditionele, goedkope zorgverlening die meestal door thuisblijvende vrouwen werd geleverd. Zorg dient daarom meer en meer te worden uitbesteed op de markt (Cantillon, 1999: 272-281). Deze vermarkting heeft zware financiële gevolgen die één van de nieuwe sociale risico’s vormen waarmee onze samenleving wordt geconfronteerd (zie Breda e.a., 2003; Van Buggenhout e.a., 2001: 460).

De zorgverzekering tracht in te spelen op dit risico door aan zorgbehoevenden een geheel of gedeeltelijke dekking van kosten te bieden voor niet-medische zorgen verleend

Page 13: Onderzoek naar de effecten van een eenheidsschaal voor tussenkomsten van onderhoudsplichtigen in de verblijfskosten van bejaarden in een rusthuis

7

door voorzieningen, professionele zorgverleners of mantelzorgers (Vlaams Zorgfonds, 2005). Aangezien de zorgverzekering enkel een Vlaamse aangelegenheid is, werd ze buiten de bestaande institutionele sociale zekerheidskaders ontworpen. De sociale zekerheid is immers een federale bevoegdheid. In Wallonië bestaat nog geen zorgverzekering, omdat de vergrijzing zich er trager voltrekt en omdat financiële middelen ontbreken om een eigen verzekering op te zetten (Rottiers, 2005).

De dagelijkse uitvoering van de Vlaamse zorgverzekering is decretaal toevertrouwd aan zorgkassen. Deze worden opgericht door een ziekenfonds of een verzekeringsmaatschappij en moeten daartoe worden erkend door het Vlaams zorgfonds. Dat staat op zijn beurt in voor het beheer van de Vlaamse zorgverzekering en subsidieert en controleert de zorgkassen. Daarnaast beheert het Vlaams zorgfonds ook de reserves die worden aangelegd met het oog op dekking van de toekomstige uitgavenverplichtingen (Vlaams Zorgfonds, 2005: 47).

Het basisstramien van de Vlaamse zorgverzekering gaat terug naar het model van Beveridge: elke Vlaming ouder dan 25 jaar dient zich aan te sluiten bij een zorgkas, waaraan hij een bijdrage van 25 euro moet leveren. Alle volwassen burgers en huishoudens dragen zo bij in de collectieve kosten, bovenop de belastingsgelden (Rottiers, 2005). Oorspronkelijk kwamen enkel zeer zwaar zorgbehoevenden die thuis werden verzorgd in aanmerking voor een uitkering. Daarna werd het toepassingsgebied gradueel uitgebreid naar bewoners van residentiële voorzieningen (Vlaams Zorgfonds, 2005: 7). Momenteel bedraagt de financiële vergoeding voor mantelzorg of professionele thuiszorg 95 euro per maand. De uitkeringen voor residentiële zorg bedragen 125 euro per maand.

Volgens de oorspronkelijke regels konden enkel personen die in Vlaanderen of Brussel wonen, lid worden en uitkeringen genieten van de zorgverzekering. Bovendien was het aanvankelijk de bedoeling enkel Vlaamse zorgverleners te ondersteunen. Deze oorspronkelijke regels botsten echter met het werklandbeginsel dat door Europa wordt gehanteerd en aldus diende het decreet te worden aangepast.

Voortaan is de zorgverzekering dan ook verplicht voor alle Europese onderdanen die in Vlaanderen werken. Ook kan de verzekering niet langer verplicht worden opgelegd aan Vlaamse inwoners die in het buitenland werken. Voor inwoners van Wallonië en de Duitstalige gemeenschap geldt een uitzondering. Voor hen is de zorgverzekering nooit verplichtend. Het argument dat men hiervoor aanvoert is dat de situatie van de internationale migrant niet vergelijkbaar is met iemand die vanuit Wallonië of Brussel in Vlaanderen komt werken.

Voor de groep van hoogbejaarden blijkt de zorgverzekering een zekere garantie te bieden tegen een welvaartsdaling. De eventuele zware zorgonkosten worden bovendien vergoed via een universele uitkering in plaats van een (vernederende) bijstandsregeling. De directe relaties met de descendenten worden zo ook minder op de proef gesteld. (Breda e.a, 2003: 112). De uitgekeerde bedragen zijn betekenisvol, al zullen daarmee de kosten voor velen lang niet volledig worden gedekt. Het succes bij de beoogde doelgroep is dan ook groot (Breda, 2004: 29).

Page 14: Onderzoek naar de effecten van een eenheidsschaal voor tussenkomsten van onderhoudsplichtigen in de verblijfskosten van bejaarden in een rusthuis

8

1.3. Analyse van de wettelijke bronnen

Vooraleer we beginnen met de evaluatie van het Koninklijk Besluit, is het nuttig de wettelijke context waarin het KB tot stand kwam, te schetsen. In eerste instantie wordt het begrip ‘onderhoudsplichtige’ verduidelijkt. Vervolgens zal deze paragraaf meer specifiek op de vragen van de senaat ingaan en op de wetsvoorstellen om daarna de nieuwe wetgeving en de wil van de wetgever uit te diepen.

A. Begrip onderhoudsplichtige

Het begrip onderhoudsplicht wordt beschreven in hoofdstuk V van het Burgerlijk Wetboek: "Verplichtingen die uit het huwelijk of de afstamming ontstaan". In het kader van een financiële tegemoetkoming voor de opname van een bejaarde in een rusthuis kan de deelname van de volgende personen worden aangevraagd:

− Art 203 BW: De ouders dienen naar evenredigheid van hun middelen te zorgen voor de huisvesting, het levensonderhoud, het toezicht, de opvoeding en de opleiding van hun kinderen. Deze situatie is in het geval van opname van de bejaarde in een rusthuis echter zeldzaam.

− De echtgenoten (Art 203 BW). − De langstlevende echtgenoot is gehouden tot de verplichting ten aanzien van de

kinderen van de vooroverleden echtgenoot van wie hij niet de vader of de moeder is, binnen de grenzen van hetgeen hij heeft verkregen uit de nalatenschap van de vooroverlevende en van de voordelen die deze hem mocht hebben verleend bij huwelijkscontract, door schenking of bij testament (Art 203 § 2 BW).

− Art 205 BW: De kinderen zijn levensonderhoud verschuldigd aan hun ouders en hun andere bloedverwanten in de opgaande lijn die behoeftig zijn.

− Schoonzonen en schoondochters zijn eveneens en in dezelfde omstandigheden levensonderhoud verschuldigd aan hun schoonouders (Art 206 BW). Deze verplichting houdt echter op wanneer een van de schoonouders hertrouwt, wanneer de echtgenoot die de band creëert of de kinderen van het huwelijk overleden zijn of in het geval van echtscheiding.

− Geadopteerden en geadopteerden door volledige adoptie en hun nakomelingen tegenover de adoptant en/of de vader en moeder en omgekeerd (Art 364 BW). Er is echter geen enkele onderhoudsplicht tussen adoptiegrootouders en hun kleinkinderen of omgekeerd.

− Het artikel 33 §4 van de wet van 8 april 1965 legt vast dat een uit zijn ouderlijke rechten ontzette persoon geen alimentatie op zijn kind kan verhalen.

− Het OCMW kan niet méér recupereren dan het bedrag dat effectief in de maand van de aanvraag tot recuperatie werd betaald.

− Als meerdere onderhoudsplichtigen in de verblijfskosten van een betrokkene tussenkomen, kan het OCMW slechts een bedrag gelijk aan de sociale uitkering gedeeld door het aantal onderhoudsplichtigen van elke onderhoudsplichtige recupereren (principe van het kindsdeel).

B. Analyse van de vragen aan de senaat

Zonder te willen pretenderen volledig te zijn, kunnen we vaststellen dat de eerste vraag die wordt gesteld in de senaat omtrent de bijdrage van de onderhoudsplichtigen bij

Page 15: Onderzoek naar de effecten van een eenheidsschaal voor tussenkomsten van onderhoudsplichtigen in de verblijfskosten van bejaarden in een rusthuis

9

de opname van een bejaarde in een rusthuis dateert van 1998. In die periode heeft de Raad van Maatschappelijk Welzijn van elk OCMW een barema voor terugvordering opgesteld, die overigens moest worden voorgelegd aan de hogere administratieve overheden. Toen al rezen vragen naar de mate waarin deze schaal werd toegepast evenals naar de verschillen inzake de terugvordering bij onderhoudsplichtigen die ze eventueel zouden veroorzaken.

Volgens Dhr. Destexhe4 (MR) heeft onderzoek5 bij 20 OCMW's uitgewezen dat

voor eenzelfde situatie sommige OCMW's een bedrag terugvorderen dat tot 10 keer hoger lag dan bij andere OCMW’s. Hoewel deze resultaten allicht wat werden aangedikt, is het duidelijk dat er grote verschillen tussen de OCMW's konden worden vastgesteld. Daarnaast stelde Dhr. Destexhe6 zich ook de vraag hoe de dossiers worden behandeld als vreemdelingschap de opname van een bejaarde in een rusthuis bemoeilijkt. Het is inderdaad soms moeilijk rekening te houden met bepaalde inkomsten uit het buitenland. Nochtans zijn de OCMW's door de wet verplicht het geheel aan inkomsten in de procedure van de toekenning van sociale uitkeringen in rekening te brengen.

Sinds 14 januari 2004 constateren we bij Mevr. Christel Geerts (SP.A-Spirit) een

sterke interesse7 voor het thema van de onderhoudsplicht bij de opname van bejaarden in een rusthuis. Sindsdien werd een vraag naar de instelling van een uniform barema voor alle OCMW's aangekaart. Mevr. Marie Arena (PS) meldde dat ze graag de terugvorderingsplicht facultatief zag. Zij vindt dat de keuze van de verdeling van dit bedrag in de gemeenschap een lokale politieke zaak zou moeten zijn. Teneinde de families met een laag inkomen te beschermen, vindt Mevr. Arena dat de drempel waarbij de terugvordering onmogelijk wordt, zou moeten worden verhoogd8. De mogelijkheid om af te wijken van dit barema omwille van billijkheid, wordt als heel belangrijk gezien en daaraan zal geen enkele wijziging worden gebracht.

Sinds 22 januari 2004 werd het debat over de tussenkomst door

onderhoudsplichtigen complexer. De toepassing van de mogelijkheid van het bedrag af te wijken omwille van billijkheidsredenen, werd zeer verschillend toegepast in de verschillende OCMW's. De vraag werd gesteld naar wat de elementen kunnen zijn die in rekening worden gebracht bij deze beslissingen. Hoe kunnen we de verschillen tussen de OCMW's vermijden, zonder de vrijheid in de beslissing aan te tasten? Een zeer strikte richtlijn voor de interpretatie van billijkheid in een bepaalde situatie is niet gewenst omdat een zekere vrijheid voor het OCMW belangrijk is. Maar sommige elementen zouden kunnen helpen. Er groeide een voorstel om de wet op een uniformere manier toe te passen.

Parallel met dit voorstel tot uniformiteit, beklemtoonde Mevr. Annemie Van de

Casteele (VLD) het feit dat de solidariteit binnen de familie een belangrijk begrip is en dat de VLD die behouden zou willen zien. Mevr. Van de Casteele drukte uit dat «mensen moeten worden aangezet om zelf voor hun oude dag te sparen maar dat in bepaalde gevallen mensen door de gemeenschap moeten worden geholpen».

4 Vraag n° 1447 op 13 november 1998. 5 Deze enquête werd gepubliceerd in het tijdschrift l’Union nationale des mutualités libres met de referentie: Maison de repos et obligation d’entretien, Profil, n° 43, januari – februari 1998, pp. 10 – 11. 6 Vraag n° 1451 op 16 november 1998. 7 Vraag n°3-145 op 14 januari 2004, vraag n°3-99 op 22 januari 2004, vraag n°3-516 op 23 december 2004, vraag n°3-3625 op 25 oktober 2005, vraag n°3-1063 op 23 maart 2006. 8 Op 14 januari 2004 werd de terugvorderingsdrempel op ongeveer 14 000 € gesteld, vermeerderd met 2500 € per persoon ten laste.

Page 16: Onderzoek naar de effecten van een eenheidsschaal voor tussenkomsten van onderhoudsplichtigen in de verblijfskosten van bejaarden in een rusthuis

10

Deze mening verschilt sterk van de stelling van de SP.a. Zij zijn sinds lang

voorstander van de afschaffing van de onderhoudsplicht. Zij vinden het adequaat om de lokale autoriteiten te laten beslissen welke politiek ze willen volgen. Ze zijn echter niet tegen een eenheidsbarema voor de terugvordering. Ze zijn ook voorstander van de verhoging van de drempel waaronder terugvordering onmogelijk wordt omdat dit een zeker deel van de terugvordering zou kunnen weghalen bij mensen met een laag inkomen.

Mevr. Arena (PS) meent dat het in deze wetswijziging interessant zou zijn om niet

enkel de minimumdrempel te herzien, maar ook de maximumdrempel van mogelijke terugvorderingen bij de onderhoudsplichtigen, teneinde de uniformiteit in de terugvordering door de OCMW's te verhogen. Mevr. Arena betreurt echter het gebrek aan precieze statistieken betreffende de interventies van de OCMW's.

Recentere vragen9 die we bij de Senaat hebben waargenomen, gaan vooral over het

effect van de instelling van het eenheidsbarema en over de hoogst opgeëiste bedragen. We zullen in de evaluatie de verschillende verwachtingen zo goed mogelijk proberen te beantwoorden.

C. Analyse van de wetsvoorstellen

Opnieuw, zonder volledig te willen zijn in het bespreken van de verschillende wetsvoorstellen die het Koninklijk Besluit van 3 september 2004 (BS: 27 september 2004) voorafgingen, proberen we in onderstaande discussie de belangrijkste argumenten en hun corresponderende voorgestelde oplossingen op een rij te zetten.

Het eerste wetsvoorstel dat we aankaarten betreft de totale afschaffing van de

onderhoudsplicht van de kinderen in het geval dat een bejaarde in een rusthuis wordt opgenomen. Dit wetsvoorstel werd een eerste keer neergelegd op 14 december 2000, en een tweede keer op 30 oktober 2003 door Dhr. Jan Peeters (SP.a) en Mevr. Magda De Meyer (SP.a). Dit voorstel argumenteert dat de toepassing van onderhoudsplicht sterk varieert van OCMW tot OCMW. De totale terugvorderingsom zou laag zijn en de terugvordering vereist moeilijke en dure administratieve stappen. Deze terugvorderingpolitiek zou daarenboven niet interessant zijn voor de Staat aangezien de onderhoudsplichtigen 80% van hun tussenkomst fiscaal kunnen aftrekken. Wat de onderhoudsplichtigen betreft, vermelden de auteurs van het wetsvoorstel dat de onderhoudsbijdrage niet enkel duur kan uitvallen maar ook tot zware familieruzies kan leiden. De auteurs stellen eveneens dat het moeilijk is voor een bejaarde die in een rusthuis wordt opgenomen, om ook nog eens financieel afhankelijk te worden van de kinderen. De auteurs vragen zich ten slotte af waar de logica zit om terug te vorderen in geval van opname in een rusthuis, maar niet bij andere vormen van sociale hulp aan bejaarden, zoals thuishulp.

Meer concreet zou dit wetsvoorstel vooral het artikel 98 § 2 vervangen door: "De

kosten van de maatschappelijke dienstverlening, met uitzondering van deze bedoeld in artikel 97, eerste lid, 4°, worden eveneens krachtens een eigen recht door het openbaar

9 Vraag nº3-1823 van Dhr. Vandenberghe op 9 december 2004 ; Vraag nº3-516 van Mevr. Christel Geerts op 23 december 2004 ; Vraag nº3-3625 van Mvr. Geerts op 25 oktober 2005 ; Vraag nº 3-1063 van Mvr. Christel Geerts op 23 maart 2006

Page 17: Onderzoek naar de effecten van een eenheidsschaal voor tussenkomsten van onderhoudsplichtigen in de verblijfskosten van bejaarden in een rusthuis

11

centrum voor maatschappelijk welzijn verhaald op de onderhoudsplichtigen van de begunstigde tot beloop van het bedrag waartoe zij gehouden zijn voor de verstrekte hulp. Het voorstel liet dus geen enkel alternatief aan de gemeenschappen. Deze laatste zouden dus de kosten door deze beslissing teweeg gebracht, moeten vergoeden.

Het tweede voorstel dat we aankaarten, richt zich op het verbeteren van toepassing

van onderhoudsplicht als de ouders in een rusthuis worden geplaatst. Dit voorstel werd op 12 juli 2002 door Dhr. Luc Goutry (CD&V) en Mevr. Greta D'Hondt (CD&V) neergelegd. Het doelt op het feit dat voor vele bejaarden, de verblijfkosten in een rusthuis zeer hoog zijn in vergelijking met het toegekende pensioen. Enkele bijkomende bijdragen zoals de tegemoetkoming voor hulp aan bejaarden en de zorgverzekering in Vlaanderen kunnen deze inkomsten aanvullen. De auteurs drukken echter op het belang niet te lang te wachten om de pensioensbijdrage van de armsten omhoog te trekken zodat zij de welvaartsstijging beter kunnen volgen en minder op de onderhoudsplichtigen moeten terugvallen. De auteurs vinden het echter niet opportuun om het beroep op de onderhoudsplichtigen simpelweg af te schaffen. In vele families kan men immers spontaan op de familiale solidariteit rekenen, zodat veel families pas op het OCMW beroep doen als ze echt niet anders kunnen. Volgens de auteurs zou de afschaffing van de onderhoudsplicht niet alleen de onderhoudsplichtigen die spontaan tussenkomen kunnen ontmoedigen, maar zullen ook bejaarden worden aangemoedigd zich onvermogend te maken bij opname in het rustoord. Op deze manier zouden de tussenkomsten door de OCMW’s fel kunnen stijgen. De auteurs stellen dan ook een redelijke, vaste bijdrage op basis van een eenheidsbarema voor, rekening houdend met de kosten die door de onderhoudsplichtigen moeten worden gedragen en met de andere bronnen van inkomsten (belangrijke onroerende goederen). De maximum interventie zou 375€ per maand en per onderhoudsplichtige bedragen.

Het volgende voorstel betreft de instelling van een uniforme regelgeving in de

onderhoudsplicht van de kinderen in het geval van de opname van bejaarden in een rusthuis. Dit voorstel werd op 12 juli 2002 door Mevr. Yolande Avontroodt (VLD) neergelegd. Zij pleit voor een rechtvaardige en eenvormige terugvordering gebaseerd op gelijkaardige elementen als bij het voorstel van 12 juli 2002 door Dhr. Goutry en Mevr. Greta D'Hondt. Mevr. Avontroodt drukt echter op het belang van uniformiteit in de bedragen verleend aan mensen die van de hulp van het OCMW genieten.

In een wetsvoorstel van 18 augustus 2003 pleiten Mevr. Avontroodt en Mevr.

Maggie De Block (VLD) nog steeds vóór een eenheidsbarema, maar dringen ze ook aan op uniformiteit in de notie van billijkheid in de terugbetaling door onderhoudsplichtigen. Volgens de auteurs zou een strikte opsomming van de redenen tot billijkheid niet wenselijk zijn maar zou het vastleggen van bepaalde criteria in een ministerieel rondschrijven het verschil in interpretaties kunnen beperken.

Het wetsvoorstel van 18 mei 2004 voorziet in de artikels 85 en 86, betreffende de

uitéénzetting van de motieven van de mogelijkheid om volledig af te wijken van de terugbetaling van de verblijfskosten van een bejaarde in een rusthuis door de onderhoudsplichtigen. De gemeentelijke autoriteit moet echter akkoord gaan met deze beslissing. Op het moment dat het OCMW niet voor deze mogelijkheid kiest, kan men nog altijd een individuele afwijking motiveren omwille van billijkheidsredenen. Concreet wordt deze motivering volbracht in de wijziging van artikels 98 en 100bis van de Organieke Wet van 8 juli 1976 betreffende de Openbare Centra voor Maatschappelijk Welzijn, waarvan de artikels hieronder worden weergegeven.

Page 18: Onderzoek naar de effecten van een eenheidsschaal voor tussenkomsten van onderhoudsplichtigen in de verblijfskosten van bejaarden in een rusthuis

12

Art 85: Bij artikel 98 van dezelfde wet werd een derde paragraaf toegevoegd die als volgt gaat: «§3. In afwijking van §2 kan het Openbaar Centrum voor Maatschappelijk Welzijn algemeen afzien van het verhalen van de maatschappelijke dienstverlening verleend aan personen die ten laste zijn genomen in instellingen, waar bejaarden worden gehuisvest, op de onderhoudsplichtigen, met de goedkeuring van de gemeentelijke overheid». Art 86: Artikel 100bis, eerste alinea van dezelfde wet, werd vervangen door volgende alinea: «Onverminderd artikel 98§3, kan het Openbaar Centrum voor Maatschappelijk Welzijn slechts afzien van het bepalen van de bijdrage van de begunstigde van terugvordering of het verhaal bedoeld in de artikelen 98 §§1 en 2, 99 en 100, bij een individuele beslissing en om redenen van billijkheid die in de beslissing worden vermeld».

D. Analyse van het Koninklijk Besluit van 3 september 200410

Bij de analyse van dit Koninklijk Besluit focussen we op de elementen die een directe impact hebben op de problematiek van het tussenkomen van de onderhoudsplichtigen in de opname van een bejaarde in een rusthuis. Onze analyse gaat dus voornamelijk over de artikels 7 en 9 van dit Koninklijk Besluit.

Het artikel 7 legt de drempel vast waaronder geen enkele recuperatie mogelijk is.

Meer bepaald: « kan geen verhaal worden uitgeoefend tegen de onderhoudsplichtige als zijn netto belastbaar inkomen van het voorlaatste kalenderjaar voorafgaand aan het jaar waarin over de uitoefening wordt beslist, het bedrag van 16.681,99 EUR, verhoogd met 2.335,48 EUR voor elke persoon ten laste, niet overschrijdt…. »

De tweede alinea van het artikel 7 betreft het in rekening brengen van het kadastraal

inkomen. Als het netto belastbaar inkomen van de onderhoudsplichtige minder of gelijk is aan de drempel waaronder terugvordering onmogelijk wordt, maar deze onderhoudsplichtige over een zeker aantal onroerende goederen beschikt met een kadastraal inkomen van 2000 € of meer, is het netto belastbaar inkomen van de onderhoudsplichtige meer dan drie maal het kadastraal inkomen. De wet definieert een berekening van het kadastraal inkomen die rekening houdt met het aantal personen ten laste als deze hoger of gelijk is aan drie. Het kadastraal inkomen neemt de onroerende goederen voor persoonlijk professioneel gebruik niet in aanmerking.

Het artikel 9 van hetzelfde Koninklijk Besluit voert het eenheidsbarema voor

terugvordering als volgt in: « volgt het Openbaar Centrum voor Maatschappelijk Welzijn een door de minister bevoegd voor maatschappelijke integratie vastgestelde schaal van tussenkomsten, waarvan het kan afwijken bij een individuele beslissing en mits in acht name van bijzondere omstandigheden die in de beslissing worden gemotiveerd. »

10 Wijziging van het Koninklijk Besluit van 9 mei 1984 doorgevoerd in het artikel 13, tweede alinea, 1°, van de wet van 7 augustus 1974 over het recht op een bestaansminimum en van het artikel 100bis, 1ste paragraaf, van de organieke wet van 8 juli 1976 betreffende de Openbare Centra voor Maatschappelijk Welzijn.

Page 19: Onderzoek naar de effecten van een eenheidsschaal voor tussenkomsten van onderhoudsplichtigen in de verblijfskosten van bejaarden in een rusthuis

13

E. Over de toepassing van de wet

Het artikel 98 § 3 van de organieke wet van 8 juli 1976 van de Openbare Centra voor Maatschappelijk Welzijn creëert een duidelijke mogelijkheid om integraal afstand te doen van terugvordering.

De uitvoering van het barema, en de mogelijkheid ervan afstand te doen omwille

van billijkheidsredenen, noodzaakt het samenbrengen van de interpretaties van verschillende artikels. Volgens het artikel 9 van het Koninklijk Besluit van 3 september 2004 dat hierboven wordt vermeld, moet het OCMW een eenheidsbarema hanteren dat wordt opgesteld door de Minister van Maatschappelijke Integratie. Volgens hetzelfde artikel kan het OCMW op persoonlijk initiatief een uitzondering maken op de toepassing van het barema als dit verantwoord wordt in functie van de persoonlijke situatie van de onderhoudsplichtige.

Volgens het artikel 100bis § 2 van de Organieke Wet van 8 juli 1976 van de

Openbare Centra voor Maatschappelijk Welzijn kan het OCMW «slechts afzien van het bepalen van de bijdrage van de begunstigde, van de terugvordering of het verhaal, bij een individuele beslissing en om redenen van billijkheid die in de beslissing worden vermeld. Het Openbaar Centrum voor Maatschappelijk Welzijn moet niet optreden wanneer de kosten of de inspanningen hieraan verbonden niet opwegen tegen het verwachte resultaat».

Het samenvoegen van deze twee artikels kan tot verwarring leiden. Volgens de

organieke wet kan het OCMW afzien van de terugvordering omwille van het principe van billijkheid. Maar zou het een persoonlijke beslissing kunnen nemen die afstand doet van de uitvoering van het barema, zonder echter van de totale terugvordering af te zien? Het artikel 9 van het Koninklijk Besluit impliceert dat dit mogelijk zou zijn, terwijl de organieke wet enkel het geval van een integraal niet-terugvorderen voorziet, zij het omwille van billijkheid, zij het omwille van rentabiliteitsredenen11 .

Wat het begrip billijkheid betreft, hebben heel wat wetsvoorstellen de idee van een striktere beschrijving van de toepassing ervan naar voren gebracht. De OCMW's blijven echter vrij om dit begrip naar hun persoonlijke interpretatie te gebruiken. Het artikel 98 van de organieke wet van 8 juli 1976 van de Openbare Centra voor Maatschappelijk Welzijn bepaalt wel dat het centrum verplicht is het geheel van de kosten van de maatschappelijke dienstverlening terug te vorderen als de betrokken persoon12 met opzet een onjuiste of onvolledige verklaring heeft afgelegd. In gevallen van fraude of poging tot fraude wordt evenzeer de verplichting tot terugvordering opgelegd, zelfs bij een persoonlijke uitzondering omwille van billijkheid of bij een integraal niet-terugvorderen met akkoord van de gemeentelijke autoriteit.

F. Analyse van de wil van de wetgever

Het is moeilijk de wil van de wetgever duidelijk te definiëren en te analyseren omdat geschreven bronnen hieromtrent zeldzaam of zelfs onbestaande zijn. Op basis van 11 Onder "rentabiliteitsredenen" verstaan we de situaties waar het OCMW niet moet terugvorderen omdat de kosten of de inherente stappen die aan de terugvordering zijn verbonden, het verwachte resultaat overtreffen. 12 De financiële situatie van deze persoon is van weinig belang.

Page 20: Onderzoek naar de effecten van een eenheidsschaal voor tussenkomsten van onderhoudsplichtigen in de verblijfskosten van bejaarden in een rusthuis

14

de documenten die wij hebben bestudeerd, denken we echter bij benadering de voornaamste tendensen van deze wil te kunnen omschrijven.

Het belangrijkste element van het Koninklijk Besluit van 3 september 2004 betreft ongetwijfeld een wil naar eenvormigheid. Ongeacht of de wetsvoorstellen de onderhoudsplicht wilden behouden of afschaffen, stelden ze allen eenvormigheid voor. Vóór het opstellen van deze wet, was er immers geen enkele garantie voor de onderhoudsplichtigen dat ze een rechtvaardige behandeling in de financiële tussenkomst zouden ontvangen. Parallel aan deze wil tot uniformiteit, werd toch een zeker lokale autonomie toegelaten. Aangezien de situatie in elke gemeente sterk varieert, was het nodig een wet te installeren die aanpasbaar is aan de lokale realiteit. Aangezien de situatie van elke onderhoudsplichtige binnen eenzelfde gemeente ook sterk kan variëren, was het onvermijdelijk de OCMW's een zekere discretionaire ruimte te bieden die voldoende was om alle mogelijke situaties te dekken. Bij de wetsvoorstellen die we hiervoor behandelden, merkten we dat economische overwegingen aanwezig waren in alle betogen, of ze nu pro of contra de terugvorderingsprocedure waren. Een volledige afstand van terugvordering maakte bijvoorbeeld administratieve besparingen mogelijk, terwijl de toepassing van het eenheidsbarema de terugvordering van bedragen toeliet die voor een goed functioneren van het OCMW noodzakelijk zijn. Hoewel dit financieel aspect niet als belangrijkste element in de wil van de wetgever kan worden gezien, is het toch aanwezig.

De verschillende politieke vertegenwoordigers hebben zich voor het Koninklijk Besluit hoofdzakelijk op deze elementen gebaseerd. Het gebruik van een eenheidsbarema zou een gelijkheid in de behandeling van onderhoudsplichtigen moeten bewerkstelligen. Het eenheidsbarema zou overal gemakkelijk toepasbaar moeten zijn. De gemeenten behouden echter een zekere autonomie met de mogelijkheid integraal afstand te doen van terugvordering. Hoewel deze beslissing in bepaalde situaties minder toepasbaar zou kunnen zijn, hebben de voorstanders ervan in het parlement hoogstwaarschijnlijk een toelaatbaar compromis gevonden. Op dezelfde manier werd de mogelijkheid om een zekere autonomie aan de OCMW's in de behandeling van de dossiers te laten, noodzakelijk gevonden door de meeste auteurs van de wetsvoorstellen die wij hebben behandeld. De mogelijkheid om individueel en op een gemotiveerde manier uitzonderingen te maken op de algemene regel, zou de diversiteit van de lokale situaties moeten kunnen opvangen.

Page 21: Onderzoek naar de effecten van een eenheidsschaal voor tussenkomsten van onderhoudsplichtigen in de verblijfskosten van bejaarden in een rusthuis

15

2. Methodologie

2.1. Kwantitatief deel

De kwantitatieve vragenlijst13 bestaat uit verschillende stappen: in een eerste fase consulteerden de onderzoekers de verschillende documenten omtrent het thema. Deze informatie werd aangevuld via interviews met de verschillende partijen die actief zijn binnen het OCMW. De zo verzamelde informatie diende als basis voor zowel de kwantitatieve als de kwalitatieve analyse.

Bij de opstelling van de vragenlijst werd eerst een schema uitgewerkt met de

belangrijkste elementen. Daarnaast werd beslist dat de enquête maximaal twee pagina’s mocht bedragen. De enquête was zowel zeer doelgericht als beknopt, teneinde een hoge respons mogelijk te maken. Een combinatie van meerkeuzevragen en vragen naar cijfergegevens werd unaniem het meest geschikt bevonden. De OCMW's werden via verschillende wegen en indien nodig ook herhaaldelijk ertoe aangezet om aan de enquêtes deel te nemen.

De items van de vragenlijst zijn de volgende: Algemeen: - Plaats van het OCMW - Gegevens van een contactpersoon van het OCMW teneinde bijkomende

informatie te kunnen verkrijgen indien nodig - Beschikt het OCMW over een rusthuis of niet? - Ziet het OCMW af van de integrale terugvordering na de instelling van het

eenheidsbarema? - Vorderde het OCMW reeds terug vóór de invoering van het eenheidsbarema? - Beschikte het OCMW over een afzonderlijk barema vóór de invoering van het

eenheidsbarema? - Brengt het nieuwe barema meer billijkheid in vergelijking met vroeger? Voor 2003 en 2005: - Wordt er altijd, soms of nooit een sociaal onderzoek gevoerd in verband met de

onderhoudsplicht van bejaarden in het rusthuis? - Het aantal dossiers van het OCMW: het gaat hier om het aantal bejaarden die

aan het OCMW een vraag voor steun hebben ingediend omwille van behoeftigheid.

- Het aantal dossiers van het OCMW waarvoor er onderhoudsplichtigen zijn die een deel van de verblijfskosten betalen: onder de dossiers van de bejaarden die steun van het OCMW verkregen, is er een deel waarvan de onderhoudsplichtigen een deel van de kosten van de steun terugbetalen.

- Het aantal onderhoudsplichtigen die hun onderhoudsplicht vervullen: het gaat hier om het aantal personen dat verzocht werd tussen te komen in een deel van

13 Zie bijlage

Page 22: Onderzoek naar de effecten van een eenheidsschaal voor tussenkomsten van onderhoudsplichtigen in de verblijfskosten van bejaarden in een rusthuis

16

de verblijfskosten van hun ouder of grootouder die wordt geholpen door het OCMW. Belangrijk: aangezien er meerdere onderhoudsplichtigen voor éénzelfde persoon kunnen zijn (meerdere kinderen), kunnen er meer onderhoudsplichtigen zijn dan dossiers.

- Het aantal personen die niet als onderhoudsplichtigen werden weerhouden aangezien hun inkomsten onder de inkomensdrempel vallen (worden niet meegerekend als onderhoudsplichtigen).

- Het totaal bedrag van opgeëiste terugbetalingen per jaar. - Het totaal bedrag van uitgevoerde terugbetalingen per jaar. - Het aantal onderhoudsplichtigen waarvoor het OCMW de eis tot terugbetaling

heeft laten vallen omwille van billijkheidsredenen (worden niet meegerekend als onderhoudsplichtigen).

- Het aantal onderhoudsplichtigen waarvoor het OCMW de terugvordering heeft laten vallen omwille van rentabiliteitsredenen (worden niet meegerekend als onderhoudsplichtigen).

Vervolgens werden een aantal andere variabelen toegevoegd, op basis van cijfers

van het NIS en het OCMW-zakboekje. Het gaat om: - Het aantal personen per gemeente - Het aantal personen ouder dan 80 jaar per gemeente - De welvaart van de gemeente: hieronder wordt het totale inkomen van de

gemeente per hoofd verstaan. Eenmaal de verschillende items waren geselecteerd en gecorrigeerd, werd een

proefenquête gedaan bij personen die rechtstreeks bij de problematiek waren betrokken. Hierbij beoogden we na te gaan of men de vragen begrijpelijk en ondubbelzinnig interpreteerde. Het was ook belangrijk erop te letten dat het invullen van de enquête niet te veel tijd in beslag nam. Daarvoor werden een tiental OCMW's gecontacteerd. Ze werden uitgekozen voor de regio's Brussel, Namen, Luik en Vlaanderen. Er werden systematische bijeenkomsten georganiseerd met de secretarissen van de OCMW's. Zij werden immers als meest gepast gezien om aan de enquête deel te nemen. In de mate van het mogelijke werd ook de aanwezigheid van de ontvangers geregeld, teneinde te kunnen discussiëren over de exacte terminologie van de vragen met een financiële inhoud. Door bijeenkomsten met de secretarissen, de ontvangers en soms met de voorzitters en/of maatschappelijk werkers van verschillende OCMW’s van verschillende grootte en uit verschillende types gemeenten, kon de vragenlijst worden verduidelijkt en aangepast aan de situatie op het veld.

De geteste vragenlijst werd opnieuw kritisch bekeken en tenslotte goedgekeurd

door het begeleidingscomité. Het document werd in twee talen op het internet ter beschikking gesteld van de respondenten en de POD zond het per e-mail door naar alle OCMW's in België. De vragenlijst werd vergezeld met een brief ter introductie van het onderzoek en voorafgegaan door een brief van de POD Maatschappelijke Integratie.

Teneinde de respons te maximaliseren werd per mail een herinnering opgezonden

vóór de streefdatum op 15 maart. Deze twee stappen hebben in elke taalzone een groot aantal ingevulde vragenlijsten opgeleverd. Daarna werd opnieuw per e-mail en telefonisch contact opgenomen met de OCMW’s die nog niet hadden gereageerd. Niet alle OCMW’s bleken het document te hebben ontvangen en daarom werd het opnieuw opgestuurd naar de betrokken personen.

Page 23: Onderzoek naar de effecten van een eenheidsschaal voor tussenkomsten van onderhoudsplichtigen in de verblijfskosten van bejaarden in een rusthuis

17

In het geval dat de OCMW's het document wel hadden ontvangen, maar nog niet

hadden gereageerd, was sprake van verschillende situaties: 1. Bepaalde OCMW's die nog niet werden geconfronteerd met de

onderhoudsplicht of die niet over een rusthuis beschikten, dachten het document niet te moeten invullen. Na verduidelijking werden deze vragenlijsten toch beantwoord.

2. Een aantal OCMW's weigerden deel te nemen om verschillende redenen:

door tijdsgebrek, uit principe, of omdat ze werden overbevraagd. Sommigen OCMW's vulden wel het eerste blad in, omdat het daar over globalere vragen ging die minder zoekwerk vragen.

3. Bepaalde OCMW's die geen volledig ingevulde vragenlijst konden of

wilden terugbezorgen, of die dachten dat de streefdatum voorbij was, werden onder aandrang van de onderzoekers er toch toe gebracht de vragenlijst terug te sturen.

Besluit We besluiten dat de verschillende stappen die we hierboven hebben beschreven,

hebben toegelaten een redelijk hoge respons te bereiken, zeker voor een enquête van deze soort. De informatie die werd verzameld geeft ons een uitstekend en betrouwbaar beeld van de toestand.

Page 24: Onderzoek naar de effecten van een eenheidsschaal voor tussenkomsten van onderhoudsplichtigen in de verblijfskosten van bejaarden in een rusthuis

18

2.2. Kwalitatief deel

De voorgaande fasen hebben eveneens een eerste schets mogelijk gemaakt voor een kwalitatieve interviewhandleiding over de verschillende thema’s die direct met het Koninklijk Besluit van 3 september 2004 waren verbonden. De items die in het kwalitatieve deel werden opgenomen, zijn zoals de naam "handleiding14" het zegt, richtlijnen die de belangrijke vragen in kaart brengen. Het gaat dus niet om een handleiding die strikt moet worden gevolgd.

De handleiding bevat zowel elementen die betrekking hebben op de periode die aan

de nieuwe wet voorafgaat, op de overgangsperiode als op de periode na de invoering van het barema. Begrippen zoals billijkheid, familiale solidariteit, sociale rechtvaardigheid en afstand doen van de onderhoudsplicht (al dan niet op integrale wijze) werden onderzocht.

Bepaalde punten zouden geen betekenis hebben als ze niet in hun context werden

geplaatst. De vermelding van het betrokken OCMW, van de rol van de persoon in kwestie en van de gemeente waarin het OCMW zich bevindt is noodzakelijk. In het geval van de onderhoudsplichtigen is de situatie waarvoor ze tussenkomen eveneens belangrijk om overhaaste conclusies te vermijden.

De handleiding werd eveneens aangepast in functie van de betrokken persoon en de

politiek van het OCMW wat betreft de terugvordering. Daartoe werd de handleiding onderverdeeld naargelang van de functie van de ondervraagde (voorzitter, maatschappelijk werker, onderhoudsplichtige) en bevat ze ook meer doelgerichte secties, onder meer betreffende de integrale afschaffing van terugvordering.

Ook de kwalitatieve vragenlijst werd aan een aantal proefpersonen voorgelegd, al

dan niet samen met het kwantitatieve deel. Ten slotte werd, parallel aan de opstelling van een interviewhandleiding, een lijst

gemaakt met verschillende soorten praktische informatie aan de hand waarvan we 60 OCMW’s konden selecteren die representatief zijn voor het geheel. Deze selectie hield rekening met de verdeling naar provincies en met de karakteristieken die eigen zijn aan een gemeente. De lijst bevat gegevens inzake het al dan niet beschikken over een rusthuis, het aantal inwoners per gemeente, de namen van de voorzitters en hun politieke strekking, enzovoort.

Laten we nu eens kijken hoe deze selectie, vertrekkend van de gegevens over elke

gemeente in België, in zijn werk ging.

A. Steekproeftrekking voor de kwalitatieve gesprekken

Aangezien de selectiecriteria van de OCMW's in Wallonië en Brussel verschilden van deze die algemeen gangbaar waren voor heel België, werd voor die OCMW's een

14 De gespreksgids wordt in de bijlage opgenomen.

Page 25: Onderzoek naar de effecten van een eenheidsschaal voor tussenkomsten van onderhoudsplichtigen in de verblijfskosten van bejaarden in een rusthuis

19

verschillende steekproef opgebouwd. Zo zouden de data uit de verschillende OCMW's met elkaar kunnen worden vergeleken, ondanks de inherente verschillen in elk OCMW.

a ) Voor Wallonië

Het was niet mogelijk om een louter willekeurige steekproef van OCMW's te trekken. De kleine OCMW’s zijn dan immers sterk in de meerderheid (zie grafiek) en ze zouden teveel worden vertegenwoordigd.

Grafiek 1: Verdeling van de Waalse OCMW's volgens de omvang van de gemeente. Om deze ongelijke verdeling op te vangen, werd de steekproef geconstrueerd op basis van Artikel 6 van de Organieke Wet van 8 juli 1976 betreffende de Openbare Centra voor Maatschappelijk Welzijn, aan de hand van quota’s. Om de quota’s in de steekproef in evenwicht te kunnen brengen, werd de groep die de gemeenten van 50.001 tot 150.000 inwoners vertegenwoordigde, samengebracht met de groep die de gemeenten van meer dan 150.000 inwoners vertegenwoordigde. Op basis van deze quota’s, werd de steekproef (N=27) uniform over de verschillende categorieën uitgevoerd (9 OCMW's per categorie). Op basis van deze indeling werd de steekproef zo getrokken dat elke provincie werd vertegenwoordigd, teneinde de geografische verschillen in rekening te kunnen brengen. Deze geografische verdeling liet echter niet toe dat elke provincie precies volgens dezelfde proportie werd vertegenwoordigd. Twee factoren liggen aan de basis van deze ongelijke spreiding. Ten eerste is, voor gemeenten van meer dan 50.001 inwoners, de grootte van de steekproef gelijk aan de grootte van de bevolking. Het is dus niet mogelijk een gelijke vertegenwoordiging voor elke provincie te verzekeren. Ten tweede was het nodig gesprekken te organiseren met de OCMW's die gedeeltelijk of volledig van de terugvordering hebben afgezien. De kwantitatieve vragenlijst liet echter toe de lijst wat bij te schaven. De OCMW's die deze beslissing hadden genomen, waren relatief zeldzaam, vooral in Wallonië en het was niet nodig om de geografische ligging als selectie-element in rekening te brengen.

Verdeling van de Waalse OCMW’s volgens de omvang van de gemeente

205

48

9

Gemeenten met minder dan 15.000 inwoners

Van 15 001 tot 50 000inwoners

Meer dan 50 001 inwoners

Page 26: Onderzoek naar de effecten van een eenheidsschaal voor tussenkomsten van onderhoudsplichtigen in de verblijfskosten van bejaarden in een rusthuis

20

Ondanks deze twee problemen wordt elke provincie vertegenwoordigd in de steekproef. Er bestaan enkele verschillen, maar het is onwaarschijnlijk dat ze een echte impact hebben op de verzamelde.

b ) Voor de 19 gemeenten van Brussel

De steekproeftrekking gebeurde hier niet volgens geografische ligging. Ook het criterium van omvang van de gemeente was niet relevant, aangezien het onmogelijk was elke categorie gelijk te vertegenwoordigen. Daarom werd een totaal willekeurige steekproef getrokken, volgens een speciale functie in de Excel werkbladen. In totaal werden er uit de 19 Brusselse gemeenten, 8 uitgekozen om aan het onderzoek deel te nemen.

c ) Voor Vlaanderen

In het Vlaamse Gewest weerhielden we voor de kwalitatieve bevraging alle negen centrumsteden (van de 13) die op onze kwantitatieve enquête reageerden. Deze centrumsteden liggen volgens het Ruimtelijk Structuurplan Vlaanderen in een grootstedelijk of regionaal-stedelijk gebied. Een centrumstad oefent een centrale functie uit voor zijn omgeving, onder andere op het vlak van werkgelegenheid, verzorging, onderwijs, cultuur en ontspanning.

In de tweede plaats hebben we ernaar gestreefd om een gelijke spreiding te realiseren over de verschillende Vlaamse provincies. Tot slot namen we vier gemeenten in onze selectie op die hebben besloten om bij artikel 98 § 3 de onderhoudsplicht met akkoord van de gemeente volledig af te schaffen. De provincie Antwerpen is 7 keer vertegenwoordigd, de provincies Limburg en Oost-Vlaanderen beide 6 keer. Voor West-Vlaanderen werden er 5 OCMW’s bevraagd en in Vlaams-Brabant 3 OCMW’s. De ongelijke spreiding is een gevolg van de moeilijkheid om binnen de vooropgestelde tijdspanne een afspraak te maken met de oorspronkelijk aangeschreven OCMW’s, waarvan sommige wel bereid waren om mee te werken, maar dan pas na de gemeenteraadsverkiezingen.

d ) Opmerkingen

In het geval van een weigering van het OCMW, werd een alternatief OCMW uitgekozen uit de steekproeflijst. Deze stap was echter niet in alle situaties toepasbaar. Voor gemeenten van meer dan 50.000 inwoners was dit onmogelijk aangezien alle gemeenten van 50.000 inwoners en meer reeds in de steekproef werden opgenomen. Aangezien (in Wallonië) de OCMW's die volledig afstand hebben gedaan van terugvordering zeldzaam zijn, konden we ook hen niet vervangen bij weigering.

Page 27: Onderzoek naar de effecten van een eenheidsschaal voor tussenkomsten van onderhoudsplichtigen in de verblijfskosten van bejaarden in een rusthuis

21

B. Selectie van de contactpersonen

Teneinde de effecten van de invoering van het eenheidsbarema te kunnen evalueren, is het nodig de personen te ontmoeten die rechtstreeks met de toepassing ervan te maken krijgen. Afgezien van de oprichters van het project en de leden van het begeleidingscomité zijn de betrokken personen:

- Op het niveau van de OCMW's:

De voorzitters: Als verantwoordelijken van de activiteiten binnen de OCMW's, vormen de voorzitters goede gesprekspartners. Hun mening over de thema's die werden aangekaard in deze studie is één van de elementen die nodig zijn voor een kwalitatieve analyse. Als het niet mogelijk was de voorzitter te ontmoeten, moest deze zich laten vertegenwoordigen door iemand die ervaring had met het probleem.

De secretarissen: De secretarissen waren al gecontacteerd om de kwantitatieve vragenlijst in te vullen als centrale coördinatoren binnen het OCMW. Zij namen de coördinatie tussen het kwalitatieve en kwantitatieve luik op zich, en de selectie van de personen die werden aangesproken.

De ontvangers: Als de invoering van het barema een financiële weerslag had, dan waren de ontvangers daar zeker van op de hoogte. Dit is dan ook de reden dat meerdere ontvangers in het kader van het onderzoek werden bezocht.

De maatschappelijk werkers verantwoordelijk voor de huisvestingsdossiers: Voor elke bejaarde die met steun van het OCMW in een rusthuis werd opgenomen, werd een maatschappelijk werker aangesteld om de situatie te evalueren. Deze tussenkomende partij heeft dus een direct zicht op de specifieke situatie. Ook de maatschappelijk werkers vormen daarom interessante gesprekspartners. Via dit contact konden de onderzoekers ook contact opnemen met de onderhoudsplichtigen, zonder daarbij natuurlijk tegen de regels van hun beroepsethiek in te gaan.

- Binnen de familie:

De onderhoudsplichtigen waarvan een financiële tussenkomst vereist was: Zoals eerder werd aangehaald, was een tussenkomst van de maatschappelijk werkers nodig om de onderhoudsplichtigen te kunnen ontmoeten. Aangezien ze niet direct konden worden gecontacteerd was een gerichte selectie hier moeilijker. De onderzoekers hebben echter gestreefd om zo veel mogelijk van hen te ontmoeten. Het is immers erg interessant te polsen naar hun mening over de onderhoudsplicht, het eenheidsbarema, enzovoort.

Voor elk geselecteerd OCMW werd de voorzitter, maatschappelijk werker en in de

mate van het mogelijke een onderhoudsplichtige geïnterviewd. In elke categorie van de steekproef (de gemeenten met minder dan 15.000 inwoners, met 15.000 tot 50.000

Page 28: Onderzoek naar de effecten van een eenheidsschaal voor tussenkomsten van onderhoudsplichtigen in de verblijfskosten van bejaarden in een rusthuis

22

inwoners en met meer dan 50.000 inwoners, en de 19 gemeenten van Brussel), werd een bijkomende ontmoeting met de ontvanger van het OCMW geregeld.

C. Contacteren van de geselecteerde OCMW's

Eenmaal de interviewhandleiding door het begeleidingscomité werd goedgekeurd en de selectie van OCMW's was voltooid, werden de gesprekspartners gecontacteerd om een afspraak te maken. De onderzoekers wilden onmiddellijk met de voorzitters van de OCMW's in contact komen om hen het onderzoek uit te leggen. In Wallonië en Brussel was dit contact niet altijd mogelijk om verschillende redenen. In de meeste gevallen werden ze gecontacteerd via een tussenpersoon of andere personen (maatschappelijk werkers, verantwoordelijken voor maatschappelijk werk, de directeur van het rusthuis). Bij het contact met een tussenpersoon werd een brief met de doelstellingen van de studie opgestuurd, zodat ze de vraag van de onderzoekers aan de gewenste gesprekspartners konden overbrengen. Bij die brief werd nog een tweede brief gevoegd. Dit om het de personen die contact moesten opnemen met de eventuele onderhoudsplichtigen gemakkelijker te maken. Omwille van professionele zwijgplicht moesten de stappen voor de onderhoudsplichtigen via een tussenpersoon worden genomen.

Hoewel de meerderheid van de betrokkenen goed meewerkte, weigerden een aantal

OCMW's om deel te nemen aan de studie, meestal door een gebrek aan tijd. Daarom werd een tweede selectie ondernomen. Soms wijzigden de onderzoekers de selectie omdat een aantal OCMW's weinig medewerking vertoonden. De duur van het onderzoek liet immers niet toe om lang op het antwoord van een OCMW te wachten.

Doordat het maken van afspraken soms erg langzaam verliep, viel de

interviewperiode langer uit dan voorzien. Vaak moesten de interviewers veel stappen ondernemen om een afspraak vast te leggen, hoewel er in de meeste gevallen geen problemen waren. Vooral de voorzitters waren moeilijk te bereiken. De redenen dat men weigerde waren velerlei: een gebrek aan tijd (vooral bij de voorzitters), moeilijkheden om het OCMW met deze afspraak akkoord te laten gaan, de vrees (niet altijd toegegeven) niets aan het onderzoek te kunnen bijdragen, het gevoel dat een collega meer competent was om het interview te laten afnemen, het gebrek aan communicatie binnen het OCMW waardoor de informatie de juiste persoon niet bereikte, enzovoort. Vaak waren bijkomende administratieve stappen nodig. Zo was voor de deelname van een aantal OCMW's en voor het vastleggen van een datum voor het interview het akkoord van de leden van het comité nodig.

Tijdens de bezoeken zelf rezen andere problemen op. De eisen die inherent waren

aan het onderzoek werden vaak slecht begrepen of ontvangen, soms door een gebrek aan communicatie binnen het OCMW. Zo gebeurde het verschillende keren dat de personen waarmee moest worden gesproken gezamenlijk het interview wilden afnemen. In dit geval werd nogmaals verduidelijkt dat het belangrijk was dat elke betrokkene individueel kon worden ondervraagd en soms ging men daarop in. De voorzitters vroegen echter dikwijls de aanwezigheid van een derde aan, wat werd aanvaard door de onderzoeksgroep. Verschillende gesprekspartners hadden bovendien weinig tijd waardoor het interview beperkt moest blijven. De onderzoekers werden dan ook gedwongen tot flexibiliteit op het vlak van de timing en moesten zich dan enkel richten op de belangrijkste punten van het interview. Er werd eveneens getracht de ontmoetingen van personen in éénzelfde OCMW op dezelfde dag te organiseren. Wat de voorzitters betreft kon hun aanwezigheid echter

Page 29: Onderzoek naar de effecten van een eenheidsschaal voor tussenkomsten van onderhoudsplichtigen in de verblijfskosten van bejaarden in een rusthuis

23

niet worden gegarandeerd. Voor hen werd dan een nieuwe datum overeengekomen. Meestal konden de geselecteerde gesprekspartners worden ontmoet. In de andere gevallen heeft men zich door een derde laten vertegenwoordigen.

Het grootste probleem betrof het vinden van onderhoudsplichtigen. Dit probleem

kan gedeeltelijk worden verklaard doordat vele OCMW’s amper worden geconfronteerd met de problematiek. Vooral bij kleine en armere OCMW’s is dit het geval. In het laatste geval beschikken potentiële onderhoudsplichtigen immers vaak over een inkomen lager dan de inkomensdrempel. Ten slotte hebben een deel van de onderhoudsplichtigen die via een contactpersoon van het OCMW werden aangesproken, geweigerd deel te nemen aan het onderzoek. Ook de contactpersonen zelf werden beperkt door gebrek aan tijd om onderhoudsplichtigen te vinden. Om de lage deelname te kunnen rechtzetten heeft de onderzoeksgroep andere wegen opgezocht. Er werden kleine zoekertjes geplaatst voor onderhoudsplichtigen die spontaan aan het onderzoek wilden deelnemen in kranten zoals "Le Ligeur" en "En Marche" voor Wallonië en in “Visie” voor Vlaanderen. Ten slotte werd de onderhoudsplichtigen die werden geïnterviewd, gevraagd of zij de onderzoekers met andere onderhoudsplichtigen in contact konden brengen. Hoewel deze stappen de deelname heeft uitgebreid, werd het verhoopte aantal onderhoudsplichtigen niet bereikt.

D. In Vlaanderen lagen de zaken enigszins anders...

In Vlaanderen lagen de zaken enigszins anders. Daar was er geen enkel probleem om de voorzitters te ontmoeten, alhoewel de meerderheid onder hen (vooral dan die van kleinere OCMWs) erop stonden dat ze werden bijgestaan door de maatschappelijke werker die deze dossiers beheert. Sommige interviews met maatschappelijk werkers bestonden uit meerdere personen van de sociale dienst.

Ook de interviews zelf verliepen erg vlot.en we stelden een behoorlijke tot zeer

grote vertrouwdheid met de aangekaarte problematiek vast. Wellicht heeft dit te maken met de grotere actualiteit van het probleem in Vlaanderen, getuige daarvan de behandeling op de bekende ja-en-neenpagina in het weekblad Knack. Zeer recent wordt een debat gevoerd over de veel te hoge kosten van opname in een rusthuis (en/of de veel te lage middelen waarover de bejaarden beschikken).

Page 30: Onderzoek naar de effecten van een eenheidsschaal voor tussenkomsten van onderhoudsplichtigen in de verblijfskosten van bejaarden in een rusthuis

24

3. Resultaten van het kwantitatieve onderzoek

3.1. Omschrijving van de steekproef

De steekproef bestaat uit 363 respondenten, wat ons een zeer bevredigend resultaat lijkt. Over heel België heeft 61,7% van de OCMW’s geantwoord op onze enquête. Tabel 1: Verdeling van de ontvangen enquêtes volgens de regio waartoe het OCMW behoort

Regio % n Brussel 84.2 16 Vlaanderen 62.9 193 Wallonië 58.8 154

Tabel 1 toont een oververtegenwoordiging van het aantal participerende OCMW’s in Brussel. Maar liefst 84.2% van de Brusselse OCMW’s heeft deelgenomen aan het onderzoek (16 OCMW’s op een totaal van 19). In Wallonië en Vlaanderen zijn het aantal reacties vergelijkbaar: 62.9% Vlaamse en 58.8% Waalse OCMW’s vulden de vragenlijst in. Deze bevredigende cijfers maken een statistische analyse, inbegrepen regionale vergelijkingen, mogelijk.

Tabel 2: Verdeling van de ontvangen enquêtes volgens de omvang van het OCMW15

Omvang van het OCMW % n Klein 63.4 241 Middelgroot 56.4 102 Groot 74.1 20

We stellen vast dat de grote OCMW’s het grootste antwoordpercentage vertonen. Dit kan worden verklaard door het feit dat deze OCMW’s het meest worden geconfronteerd met de problematiek rond de onderhoudsplicht en zij er bijgevolg het meest over kunnen vertellen. Ze hebben natuurlijk ook meer en gespecialiseerd personeel ter beschikking. De middelgrote OCMW’s vertonen het laagste antwoordpercentage.

De zwakke deelname van middelgrote OCMW’s kan gedeeltelijk worden verklaard

door de afwezigheid van competente personen om de vragenlijst in te vullen en het gebrek aan interesse. De kleine OCMW’s worden weinig geconfronteerd met de problematiek en bijgevolg kan men daar de vragenlijsten vaak vlot invullen. Maar bij de middelgrote OCMW’s is het probleem rond de onderhoudsplicht absoluut geen prioriteit en de deelname aan dit onderzoek brengt misschien een werkbelasting met zich mee die te groot is in verhouding tot hun interesse in de problematiek. Andere thema’s hebben een hogere prioriteit.

15 De omvang van het OCMW werd gedefinieerd op basis van artikel 6 van de organieke wet betreffende de openbare centra van maatschappelijk welzijn, die dateert van 8 juli 1976, waarbij de methode van quota’s wordt gebruikt. Om een evenwicht tussen de quota’s te krijgen, hergroeperen we de gemeenten van 50.000 tot 150.000 inwoners die gefusioneerd zijn met de categorie van gemeenten + 150.000 inwoners. Voor meer informatie: zie het deel over de methodologie van het kwantitatieve deel.

Page 31: Onderzoek naar de effecten van een eenheidsschaal voor tussenkomsten van onderhoudsplichtigen in de verblijfskosten van bejaarden in een rusthuis

25

Tabel 3: Verdeling (in %) van de gemeenten al naargelang er veel of weinig bejaarden ouder dan 80 jaar wonen, per regio16. Brussel Vlaanderen Wallonië n

Van 0 tot 25%: « De jonge gemeenten » 6.3 26 23.4 87

Van 26 tot 50%: « De gemiddeld jonge gemeenten» 12.4 27.1 23.4 90

Van 51 tot 75%: « De gemiddeld oude gemeenten » 6.3 25.5 29.2 95

% ouder dan 80 jaar

Van 76 tot 100%: « De oude gemeenten » 75 21.4 24 90

Op het eerste gezicht merken we op dat Brussel sterk verschilt van de twee andere

regio’s. In Vlaanderen en Wallonië is de verdeling tussen de vier categorieën immers vrij vergelijkbaar. Daarentegen stellen we in Brussel vast dat 75% van de gemeenten zich bevindt in de categorie met de meeste ouderen. Daarmee moeten we dan ook rekening houden. Tabel 4: Verdeling (in %) van de verschillende gemeenten in functie van gemiddeld jaarlijkse bruto-inkomen per inwoner (schijven per 1000 euro)17 Brussel Vlaanderen Wallonië n

Van 0 tot 25%: « De arme gemeenten» 37.5 10.4 41.6 90

Van 26 tot 50%: « De gemiddeld arme gemeenten» 25 24 26 90

Van 51 tot 75%: « De gemiddeld rijke gemeenten» 12.5 29.7 20.8 91

Welvaart van de gemeente

Van 76 tot 100%: « De rijke gemeenten » 25 35.9 11.7 91

We stellen vast dat in Wallonië zich de meeste arme gemeenten bevinden.

Vlaanderen onderscheidt zich daarentegen door het grootste aandeel rijke gemeenten. Brussel bevindt zich tussen deze twee uitersten, het dichtst aansluitend bij Wallonië.

16 De verhouding tussen het aantal personen ouder dan 80 jaar per gemeente en het aantal inwoners per gemeente is verdeeld in vier categorieën volgens percentielen: de eerste schijf: 25% van de gemeenten waar er het minste personen ouder dan 80 jaar zijn, de vierde schijf: 25% van de gemeenten waar zich de meeste personen ouder dan 80 jaar bevinden. De twee overige schijven bevinden zich daartussen. 17 De inkomsten van de gemeenten zijn eveneens verdeeld in vier categorieën, volgens percentielen, op dezelfde manier als voor het aandeel personen ouder dan 80 jaar in een gemeente.

Page 32: Onderzoek naar de effecten van een eenheidsschaal voor tussenkomsten van onderhoudsplichtigen in de verblijfskosten van bejaarden in een rusthuis

26

3.2. Resultaten van het kwantitatieve onderzoek

Tabel 6: Percentage OCMW’s die verklaren over één of meerdere rustoorden te beschikken: voor alle OCMW’s, per regio en volgens omvang. Ja Nee n Totaal 41.3 (150) 58.7 (213) 363

Brussel 100 (16) 0 (0) 16 Vlaanderen 46.6 (90) 53.4 (103) 193 Regio Wallonië 28.6 (44) 71.4 (110) 154 Klein 25.7 (62) 74.3 (179) 241 Middelgroot 68.6 (70) 31.4 (32) 102 Omvang Groot 90 (18) 10 (2) 20

We stellen grote regionale verschillen vast wat betreft de aanwezigheid van een

publiek rustoord. Het lijkt dat alle Brusselse OCMW’s uit de steekproef één of meerdere eigen rustoord(en) bezitten. Dit cijfer bedraagt 46,6% voor Vlaanderen en 28,6% voor Wallonië. Wat betreft de omvang van het OCMW zijn het natuurlijk de grootste OCMW’s die over een rustoord kunnen beschikken (90%). We stellen eveneens vast dat bijna één op vier klein OCMW over zijn eigen rustoord beschikt. De middelgrote OCMW’s kunnen we positioneren tussen de twee met 68,6% die een rustoord bezitten.

Het aandeel personen ouder dan 80 jaar in de gemeenten en de rijkdom van de

gemeente beïnvloeden in geen geval het feit of er al dan niet een rustoord aanwezig is.

Tabel 7: Percentage van OCMW’s die al dan niet volledig afstand doen van de terugvordering bij onderhoudsplichtigen: voor alle OCMW’s, per regio en volgens omvang. Ja Nee n Totaal 5.6 (20) 94.4 (340) 360

Brussel 6.3 (1) 93.7 (15) 16 Vlaanderen 9.4 (18) 90.6 (174) 192 Regio Wallonië 0.7 (1)18 99.3 (151) 152 Van 0 tot 25% 4.5 (4) 95.5 (84) 88 Van 26 tot 50% 5.6 (5) 94.4 (85) 90 Van 51 tot 75% 12.1 (11) 87.9 (80) 91

Welvaart

Van 76 tot 100% 0 (0) 100 (91) 91

De regionale verschillen zijn voldoende uitgesproken in het geval van deze variabele. Weinig OCMW’s uit de steekproef (5,6% = 20 OCMW’s) hebben de beslissing genomen om - met akkoord van de gemeente - volledig af te zien van de terugvordering. Met 9,4% (of 18 OCMW’s) is Vlaanderen de regio die het meest heeft geopteerd voor de mogelijkheid om de onderhoudsplicht af te schaffen. In de tabel lijkt het of ook Brussel met zijn 6,3% het aandeel van Vlaanderen benadert. Dit resultaat geeft echter een vertekend beeld: het werd immers berekend op slechts 16 OCMW’s, waarvan er één

18 Het kan verrassend lijken voor de lezer dat er hier wordt vermeld dat slechts één OCMW in Wallonië afstand doet van terugvordering terwijl in het tussentijds rapport stond vermeld dat dit aantal vier bedroeg. Toen de onderzoekers echter contact opnamen met deze vier OCMW’s in het kader van het kwalitatieve onderzoek, bleek dat zij geen afstand hadden gedaan van terugvordering, maar gewoon reeds lange tijd niet meer waren geconfronteerd met het probleem. De verzamelde gegevens moesten bijgevolg worden gecorrigeerd.

Page 33: Onderzoek naar de effecten van een eenheidsschaal voor tussenkomsten van onderhoudsplichtigen in de verblijfskosten van bejaarden in een rusthuis

27

afstand heeft gedaan van terugvordering. In Wallonië daarentegen, is de tendens dat men principieel altijd terugvordert: slechts 0,7% (1 OCMW) heeft integraal afstand gedaan van de terugvordering bij onderhoudsplichtigen.

We vinden geen significante verschillen tussen de OCMW’s die wel of geen afstand doen van de onderhoudsplicht als we de omvang van het OCMW in acht nemen. We vinden OCMW’s van alle maten terug tussen hen die de onderhoudsplicht hebben afgeschaft. Ook het percentage individuen ouder dan 80 jaar in een gemeente beïnvloedt de beslissing om de onderhoudsplicht al dan niet af te schaffen niet. Tot slot constateren we dat de welvaart van de gemeente wel invloed heeft op de beslissing om volledig afstand te doen van terugvordering: de arme gemeenten zijn in de meerderheid om de onderhoudsplicht toe te passen. Dit resultaat kan worden verklaard doordat de meeste ondervraagde personen in het kwalitatieve onderzoek ervan overtuigd zijn dat de beslissing om volledig afstand te doen van de terugvordering minder opbrengt, waarmee de gemeente niet kan akkoord gaan. De gemeenten in de tussenliggende schijven (gemiddeld arm en gemiddeld rijk), zijn diegene die het vaakst afstand doen van terugvordering. De beslissing om volledig afstand te doen van terugvordering lijkt dus moeilijker te nemen in de armste en de rijkste gemeenten. Verbazingwekkend is dat we vaststellen dat van de 25% rijkste gemeenten, geen enkele afstand heeft gedaan van de terugvordering. Uit de kwalitatieve interviews blijkt dat er in sommige van deze gemeenten een brede interpretatie van de billijkheidsredenen worden gehanteerd. Toch benadrukken de geïnterviewde personen vaak het belang van de politiek van terugvordering. Het is derhalve mogelijk dat de gemeenten verkiezen de terugvordering niet op te geven om een verlies van inkomsten te vermijden, maar dat ze op ruime schaal billijkheidsredenen toepassen om lange en moeilijke procedures te vermijden die tot hoge kosten kunnen leiden.

Page 34: Onderzoek naar de effecten van een eenheidsschaal voor tussenkomsten van onderhoudsplichtigen in de verblijfskosten van bejaarden in een rusthuis

28

Tabel 8: Percentage van OCMW’s die al dan niet terugvorderden vóór de instelling van het eenheidsbarema in 2004: voor alle OCMW’s, per regio en volgens omvang. Ja Nee n Totaal 91 9 356

Brussel 93.7 6.3 16 Vlaanderen 94.8 5.2 193 Regio Wallonië 85.7 14.3 147 Klein 88.1 11.9 235 Middelgroot 98 2 101 Omvang Groot 90 10 20 Van 0 tot 25% 83.7 16.3 86 Van 26 tot 50% 94.4 5.6 89 van 51 tot 75% 89.1 10.9 92

% ouder dan 80 jaar

Van 76 tot 100% 96.6 3.4 88 Van 0 tot 25% 86.2 13.8 87 Van 26 tot 50% 93.3 6.7 90 Van 51 tot 75% 86.5 13.5 89

Welvaart

Van 76 tot 100% 97.7 2.3 89

Hoewel de wet voorziet dat de OCMW’s automatisch terugvorderen bij onderhoudsplichtigen wanneer dat mogelijk blijkt, stellen we vast dat 9% van de OCMW’s verklaren dat ze niet terugvorderen vóór de instelling van het eenheidsbarema in 2004. Deze 9% kunnen op verschillende manieren worden verklaard: vooreerst hebben bepaalde OCMW’s nooit teruggevorderd bij onderhoudsplichtigen voor personen in een rustoord, gewoonweg omdat ze nooit werden geconfronteerd met de problematiek (geen dossiers, weinig dossiers en altijd zonder kinderen, of geen kredietwaardige kinderen,…). Ze hebben dus geantwoord op basis van de praktijk in het OCMW en minder op basis van het principe van de terugvordering dat zij hanteren. Vervolgens vorderen andere OCMW’s principieel nooit terug bij onderhoudsplichtigen en zij rechtvaardigden dit omwille van billijkheidsredenen.

Hoe het ook zij, voor de nieuwe wetgeving vorderde de grote meerderheid (91%) van de OCMW’s terug bij de onderhoudsplichtigen. Van de drie regio’s recupereren Vlaanderen en Brussel het vaakst (respectievelijk 94,8% en 93,7). Hoewel in Wallonië de terugvorderingsproblematiek het meest aanwezig is, waren zij het talrijkst (85,7%) om de onderhoudsplicht niet toe te passen vóór de instelling van het eenheidsbarema in 2004. Bijgevolg zullen we zien dat het ook deze laatste zijn die het minst worden geconfronteerd met dossiers van onderhoudsplichtigen.

Het zijn vanzelfsprekend de kleine OCMW’s die het minst terugvorderden vóór de

instelling van het nieuwe barema (88,1%). De grote OCMW’s volgen met 90%. Het waren de middelgrote OCMW’s die het vaakst terugvorderden (in 98% van de gevallen).

In de gemeenten met het hoogste aandeel bejaarden wordt het vaakst

teruggevorderd vóór het nieuwe barema. De gemeenten met een relatief jonge bevolking bezaten op dat moment het minst vaak een specifiek barema.

Hetzelfde geldt als men kijkt naar de welvaart van de gemeente. De rijkste

gemeenten zijn diegene die het vaakst terugvorderen terwijl de meest arme gemeenten zich situeren tussen diegene waarbij terugvordering het minst voorkomt. Deze relatie is echter niet continu omdat de vrij arme gemeenten meer terugvorderen dan de gemiddeld rijke

Page 35: Onderzoek naar de effecten van een eenheidsschaal voor tussenkomsten van onderhoudsplichtigen in de verblijfskosten van bejaarden in een rusthuis

29

gemeenten. Het is dus vrij moeilijk om een logische verklaring te formuleren voor deze vaststelling. Tabel 9: Percentage OCMW’s die wel of geen specifiek terugvorderingsbarema hanteerden tijdens het jaar 2003: voor alle OCMW’s, per regio of volgens omvang. Ja Nee n Totaal 70.6 29.4 330

Brussel 86.7 13.3 15 Vlaanderen 86.7 13.3 180 Regio Wallonië 47.4 52.6 135 Klein 64.1 35.9 212 Middelgroot 79.8 20.2 99 Omvang Groot 94.7 5.3 19 Van 0 tot 25% 62.8 37.2 78 Van 26 tot 50% 71.8 28.2 85 Van 51 tot 75% 58.7 41.3 80

Welvaart

Van 76 tot 100% 87.2 12.8 86

Als we kijken naar tabel 9, merken we een duidelijk verschil wat betreft het al dan niet toepassen van een specifiek barema tijdens het jaar 2003. Het zijn Brussel en Vlaanderen die principieel hun eigen barema gebruiken (86,7% bezit een eigen barema in 2003 voor beide regio’s). Dit cijfer daalt tot 47,7% in Wallonië, waar de toepassing van een specifiek barema niet de courante procedure was tijdens het jaar 2003. Op basis waarvan recupereren zij dan? De kwalitatieve interviews laten ons toe te veronderstellen dat bepaalde Waalse OCMW’s, zelfs als ze de terugvordering niet berekenen op basis van een specifiek barema, ze het barema gebruiken van de ‘Union des Villes et des Communes‘ of zich laten leiden door het barema van het leefloon.

Logischerwijs heeft de omvang van het OCMW een rechtstreeks effect op het feit of men al dan niet een specifiek barema hanteert tijdens het jaar 2003. 64,1% van de kleine OCMW’s verklaren een specifiek barema te hebben in 2003, tegenover 79,8% voor de middelgrote OCMW’s. Tot slot gebruikten 94,7% van de grote OCMW’s een barema.

Wanneer we dit van dichterbij bekijken, merken we dat - hoewel het OCMW

verklaart terug te vorderen - 26,8%, ofwel meer dan een kwart van de OCMW’s van elke omvang, verklaart geen enkel barema te bezitten in 2003. Op welke basis bepaalden zij dan het bedrag dat men moet recupereren? We kunnen antwoorden op deze vraag op basis van het kwalitatieve onderzoek: allereerst zijn er bepaalde OCMW’s die, hoewel ze het principe van de terugvordering gebruiken, nog nooit werden geconfronteerd met deze problematiek, hetzij omdat ze geen enkel dossier hebben, hetzij omdat ze enkel dossiers hebben waarbij geen potentiële onderhoudsplichtigen zijn (geen kinderen of geen kredietwaardige kinderen). Vervolgens is er een deel van de OCMW’s die het volledige verschil tussen de kosten en de inkomsten van de bejaarden opeisen. Tot slot hebben andere OCMW’s beslist om zelf een voorstel te doen dat hun redelijk leek, rekening houdend met hun inkomsten en persoonlijke uitgaven.

Het aandeel personen ouder dan 80 jaar in een gemeente heeft totaal geen invloed

op het feit of een OCMW al dan niet een barema bezat vooraleer de nieuwe wetgeving in werking trad. Men ziet dat de rijkste gemeenten ook diegene zijn die al een eigen barema bezaten vóór oktober 2004, hoewel we geen lineaire invloed kunnen waarnemen in functie van de evolutie van de welvaart van de gemeenten.

Page 36: Onderzoek naar de effecten van een eenheidsschaal voor tussenkomsten van onderhoudsplichtigen in de verblijfskosten van bejaarden in een rusthuis

30

Tabel 10: Percentage van OCMW’s die schatten dat de nieuwe schaal al dan niet tot meer billijkheid leidt dan voordien: voor alle OCMW’s, per regio en volgens omvang. Ja Nee Geen mening n Totaal 45 17.2 37.8 349

Brussel 60 26.7 13.3 15 Vlaanderen 41.8 23.8 34.4 189 Regio Wallonië 47.6 7.6 44.8 145

We stellen vast dat slechts 45% van de OCMW’s spontaan verklaart dat de nieuwe

schaal meer billijkheid met zich brengt dan het oude systeem; 37.8% van de ondervraagden heeft geen mening over het nieuwe barema. Het zou interessant zijn om te weten waarom deze mensen geen mening hebben. Is het omdat ze de schaal zelden of nooit gebruiken, of omdat ze de schaal nog niet kennen? We merken in ieder geval dat de categorie « zonder mening » het meest geen dossiers heeft (53,5%) tegenover 44% van de personen die denken dat het barema meer billijkheid met zich brengt en 25% die denken dat het barema niet meer billijkheid met zich brengt dan ervoor. De resultaten van de enquête tonen dat bepaalde OCMW’s nog niet de mogelijkheid hadden om het nieuwe barema te gebruiken simpelweg omdat het hen ontbreekt aan onderhoudsplichtigen. Andere hebben het nog niet gebruikt omdat ze nog geen nieuwe onderhoudsplichtigen hebben en ze de oude berekening blijven gebruiken. Nog andere tot slot, eisen nog steeds het verschil op tussen de kosten en inkomsten en gebruiken nog niet het nieuwe barema.

Wanneer we de categorie van personen « zonder mening » even weglaten en enkel

rekening houden met de personen die hun mening wel gegeven hebben over het nieuwe barema voor de terugvordering, merken we dat het de Walen zijn die het meest de nieuwe schaal weten te appreciëren (86,2% beschouwen de nieuwe schaal als billijker dan ervoor). Deze cijfers dalen naar 69,2% voor Brussel en tot slot 63,7% voor Vlaanderen.

Er zijn geen significante verschillen wat betreft de perceptie van de notie van billijkheid tussen de OCMW’s wanneer we rekening houden met de omvang van deze laatste, of anders gesteld, de omvang van het OCMW heeft geen enkele invloed op de perceptie van de nieuwe schaal. Het aandeel personen ouder dan 80 jaar in de gemeente en de welvaart van de gemeente hebben eveneens geen enkele significante invloed op de mening die de personeelsleden van het OCMW hebben over de nieuwe schaal. Tabel 11: Frequentie van de sociale onderzoeken die het OCMW voert bij de potentiële onderhoudsplichtigen (systematisch, soms, nooit) in procent, per regio, volgens omvang en voor het jaar 2003 en 2005 Systematisch Soms Nooit n

2003 Alle OCMW’s 87.4 11.2 1.4 349 2005 Alle OCMW’s 87.8 8.7 3.5 345

Zoals de wet het voorziet, merken we dat de meerderheid van de OCMW’s

systematisch een sociaal onderzoek instelt vanaf het moment dat iemand een beroep doet op het OCMW om tussen te komen in de kosten van een rustoord en dat ongeacht het jaar. Er bestaan echter ook OCMW’s die nooit of zelden een sociaal onderzoek voeren. We stellen vast dat het hier gaat over OCMW’s die slechts zelden worden geconfronteerd met de onderhoudsplicht, maar ook OCMW’s die afzien van een sociaal onderzoek omwille van diverse redenen die verband houden met de specifieke situatie. Dat is het geval bij een OCMW in een landelijk gebied dat de potentiële onderhoudsplichtigen kent (bijvoorbeeld:

Page 37: Onderzoek naar de effecten van een eenheidsschaal voor tussenkomsten van onderhoudsplichtigen in de verblijfskosten van bejaarden in een rusthuis

31

niet kredietwaardig en al bekend bij het OCMW) en dus van een sociaal onderzoek afzien. In 2005 merken we dat de OCMW’s die de beslissing genomen hebben om de onderhoudsplicht af te schaffen zich positioneren tussen hen die nooit een sociaal onderzoek instellen bij de onderhoudsplichtigen: we zien effectief een lichte verhoging in 2005 van het aantal OCMW’s die verklaren nooit of zelden een sociaal onderzoek in te stellen. Tot slot, als we kijken naar wie die 3,5% (11) van de OCMW’s zijn die nooit een sociaal onderzoek doen, merken we dat ze allemaal soms dossiers hebben van bejaarden in het rusthuis, en dat één derde (33,3%) onderhoudsplichtigen heeft waarbij een deel van de kosten wordt verhaald.

We vinden geen significant verschil in de frequentie van het aantal sociale

onderzoeken wanneer we rekening houden met de regio, de omvang van de regio, het aandeel personen ouder dan 80 jaar in de gemeente en de welvaart van de gemeente.

Tabel 12: Percentage OCMW’s die niet worden geconfronteerd met rustoorddossiers (waar men voor geen enkele bejaarde moet tussenkomen in de kosten): voor alle OCMW’s, per regio en volgens omvang. Geen

rusthuisdossiers in 2003

Geen rusthuisdossiers

in 2005

Geen rusthuisdossiers in

2003 en 2005 Totaal 6 7.2 4.1

Brussel 0 0 0 Vlaanderen 2.8 4.5 2.1 Regio Wallonië 10.6 11.3 7.1 Klein 8.5 10.3 5.8 Middelgroot 1.1 1.1 1 Omvang Groot 0 0 0

n 333 335 363

Vooraleer we exacte cijfers geven over het aantal onderhoudsplichtigen en de hoogte van de onderhoudsbijdragen, willen we benadrukken dat er OCMW’s bestaan die niet worden geconfronteerd met rusthuisdossiers en die dus niet moeten tussenkomen voor bejaarden in een rustoord. Zo stellen we vast dat 4,1% van de OCMW’s geen dossiers hebben, niet in 2003 en niet in 2005. We merken eveneens op dat de Waalse OCMW’s het minst worden geconfronteerd met deze problematiek. Zo verklaart 7,1% van hen geen dossiers te hebben gehad in 2003 en 2005. Dit cijfer is slechts 2,1% in Vlaanderen en in onze enquête zijn er geen voor de Brusselse OCMW’s in dat geval.

Het is geen verrassing dat de kleinste OCMW’s het minst worden geconfronteerd met dossiers van bejaarden waarbij het inkomen niet voldoet en zich wenden tot het OCMW. Merk op dat alle grote OCMW’s in onze steekproef wel over rusthuisdossiers beschikken. We vinden geen significante verschillen wat betreft het al dan niet hebben van rusthuisdossiers wanneer we rekening houden met het aandeel personen ouder dan 80 jaar in de gemeente en de welvaart van de gemeente.

Page 38: Onderzoek naar de effecten van een eenheidsschaal voor tussenkomsten van onderhoudsplichtigen in de verblijfskosten van bejaarden in een rusthuis

32

Tabel 13: Totaal aantal rusthuisdossiers bij de OCMW’s: voor alle OCMW’s, per regio en volgens omvang.

Aantal dossiers in 2003 en 2005, enkel voor de OCMW’s die voor beide jaren hebben geantwoord op de vraag.

2003 2005 n Totaal 7591 6731 323

Brussel 1333 1375 11 Vlaanderen 4038 3131 173 Regio Wallonië 2220 2225 139 Klein 1506 1264 219 Middelgroot 2692 2319 88 Omvang Groot 3393 3148 16 Van 0 tot 25% 612 490 79 Van 26 tot 50% 1724 1648 82 Van 51 tot 75% 2054 1712 84

% ouder dan 80 jaar

Van 76 tot 100% 3201 2881 78 Van 0 tot 25% 2534 2433 76 Van 26 tot 50% 929 800 82 Van 51 tot 75% 2420 1958 82

Welvaart

Van 76 tot 100% 1708 1540 83

We vestigen nog even de aandacht op het feit dat veranderingen in de waarde van

bepaalde variabelen uit de vragenlijst niet per definitie aan de instelling van het eenheidsbarema kunnen worden toegeschreven. Het aantal dossiers en onderhoudsplichtigen varieert elk jaar sterk, vooral omdat het gaat om bejaarden in een rustoord. Per definitie gaat het hier over personen op het einde van hun leven en de turnover van dossiers is sowieso hoog. Deze veranderingen kunnen op zich al belangrijke verschuivingen veroorzaken in de aantallen. Vervolgens heeft elk OCMW en elk rustoord zijn eigen manier van coderen en zijn eigen boekhoudkundig beheer. Daarenboven gaan er bij vele rustoorden verschillende weken en zelfs verschillende maanden overheen vooraleer ze facturen opsturen. De OCMW’s betalen dus het volledige verschil en het is enkel dan dat het OCMW het aandeel gaat verhalen op de eventuele onderhoudsplichtigen. Al deze handelingen nemen tijd in beslag, soms zoveel dat de gefactureerde bedragen van een bepaald jaar enkel het volgende jaar worden geboekt. Omwille van al deze factoren kan het verschil tussen de cijfers van beide jaren niet automatisch worden toegeschreven aan de instelling van het eenheidsbarema.

Page 39: Onderzoek naar de effecten van een eenheidsschaal voor tussenkomsten van onderhoudsplichtigen in de verblijfskosten van bejaarden in een rusthuis

33

Aantal dossiers ten laste van de OCMW's: totaal, per regio en volgens omvang van het OCMW

0

1000

2000

3000

4000

5000

6000

7000

8000

Brus

sel

Vlaa

nder

en

Wal

loni

ë

Klei

n

Mid

delg

root

Gro

ot

Jong

Gem

idde

ld jo

ng

Gem

idde

ld o

ud

Oud

Arm

Gem

idde

ld a

rm

Gem

idde

ld ri

jk

Rijk

Totaal Regio Omvang % ouder dan 80 jaar Welvaart

2003 2005

Wanneer we rekening houden met alle OCMW’s, stellen we een lichte daling vast

van het aantal rusthuisdossiers. We merken een verschuiving van 7591 dossiers in 2003 voor 323 OCMW’s die deze vraag hebben beantwoord, naar 6731 dossiers voor het jaar 2005. Dit betekent een daling van 11% in het totaal.

In Brussel en Wallonië blijft het aantal rustoorddossiers vrij stabiel (we herinneren

eraan dat een lichte stijging of daling het gevolg kan zijn van louter administratieve ingrepen). Het is enkel in Vlaanderen dat er een effectieve vermindering van rustoorddossiers is. Het aantal dossiers daalt er van 4038 in 2003 naar 3131 in 2005, een vermindering met 22%.

Welke factoren kunnen de daling in Vlaanderen verklaren? Vooreerst is er de

zorgverzekering: deze tegemoetkoming heeft ervoor gezorgd dat de inkomensbronnen van een groot aantal bejaarden gestegen is. Bijgevolg is het dus zeer aannemelijk dat de tussenkomst van de OCMW’s en onderhoudsplichtigen is gedaald. Vervolgens ondernemen vele OCMW’s in Vlaanderen en Wallonië maatregelen om een opname in het rustoord zolang mogelijk uit te stellen. Het gaat hier bijvoorbeeld over diensten die maaltijden aan huis leveren en andere vormen van thuishulp. Bovendien betekent uitstel van de opname in een rustoord, dat het verblijf van kortere duur zal zijn en dat de middelen van de bejaarde minder snel zullen worden opgebruikt. Uit de interviews blijkt dat de thuisdiensten en thuiszorg in Vlaanderen meer zijn uitgebouwd dan in Wallonië. De daling van het aantal rusthuisdossiers in Vlaanderen kan dus veroorzaakt zijn door een beleid dat tracht de opname in het rusthuis uit te stellen.

Page 40: Onderzoek naar de effecten van een eenheidsschaal voor tussenkomsten van onderhoudsplichtigen in de verblijfskosten van bejaarden in een rusthuis

34

We merken een lichte daling in het aantal rusthuisdossiers in de OCMW’s,

ongeacht hun omvang. Nochtans laten de kleine OCMW’s de sterkste daling (16%) optekenen. Deze cijfers zijn respectievelijk 14% voor middelgrote OCMW’s en 7% voor de grote OCMW’s.

Bij de variabele «welvaart van de gemeente» stellen we eenzelfde tendens vast: een

daling van 3 tot 14% van het aantal dossiers tussen 2003 en 2005. De rijkste gemeenten kenden de grootste daling tussen de 2 jaren. We merken eveneens een daling van het aantal dossiers wanneer we het criterium van het aantal personen ouder dan 80 jaar in acht nemen. Het zijn de gemeenten met een geringer aandeel van bejaarden die het aantal dossiers het meest zien verminderen tussen de twee jaren: met 20%. Deze vermindering bedraagt 10% voor de gemeenten met een groter aandeel 80-plussers.

Tabel 14: Percentage OCMW’s die geen onderhoudsplichtigen hebben waarop zij een deel van de kosten verhalen in 2003 en 2005: voor alle OCMW’s, per regio en volgens omvang. Geen

onderhoudsplichtigen in 2003

Geen onderhoudsplichtigen

in 2005

Geen onderhoudsplichtigen

in 2003 en 2005 Totaal 40.3 44.4 30.3

Brussel 0 0 0 Vlaanderen 26.4 35.2 10.7 Regio Wallonië 62 60.4 46.1 Klein 53.1 58.3 41.5 Middelgroot 15.2 16 8.8 Omvang Groot 6.3 14.3 5 Van 0 tot 25% 51.3 54.4 35.6 Van 26 tot 50% 42.3 45.8 34.4 Van 51 tot 75% 43.2 50 35.2

Welvaart

Van 76 tot 100% 25.9 28.4 16.5 n 330 331 363

Al eerder gaven we de percentages van de OCMW’s die geen rusthuisdossiers hebben. Nu zullen we het percentage OCMW’s bekijken die niet worden geconfronteerd met de problematiek rond de onderhoudsplicht en die wél tussenkomen voor een aantal bejaarden in het rusthuis. We kunnen vaststellen dat bijna één derde van de respondenten geen onderhoudsplichtigen hebben, niet in 2003 en niet in 2005. Deze OCMW’s zijn natuurlijk weinig bekend met de problematiek en dus met de nieuwe schaal voor terugvordering. We merken op dat het vooral de Waalse OCMW’s zijn die er niet mee te maken krijgen (46,1%, dus bijna de helft, heeft geen onderhoudsplichtigen in 2003 en 2005). Dit cijfer bedraagt 10,7% voor Vlaanderen en daalt tot nul voor de Brusselse regio.

Het zijn vanzelfsprekend de kleinste OCMW’s die het minst worden geconfronteerd met de problematiek van onderhoudsplicht voor bejaarden in een rusthuis en dit ongeacht het referentiejaar. De armste gemeenten hebben het meest geen onderhoudsplichtigen, ongeacht het referentiejaar. De OCMW’s kunnen wel dossiers hebben waarbij zij tussenkomen in de verblijfskosten van een bejaarde, maar kunnen deze kosten niet verhalen op de kinderen, omdat er geen kinderen zijn of omdat er geen kredietwaardige kinderen zijn die kunnen tussenkomen in de kosten voor de bejaarde

Page 41: Onderzoek naar de effecten van een eenheidsschaal voor tussenkomsten van onderhoudsplichtigen in de verblijfskosten van bejaarden in een rusthuis

35

ouder. We vinden geen enkel significant verschil wanneer we rekening houden met het aandeel personen ouder dan 80 jaar in de gemeenten. Tabel 15: Aantal rusthuisdossiers waarbij er onderhoudsplichtigen zijn op wie een deel van de kosten wordt verhaald.

Enkel voor de OCMW’s die voor beide jaren hebben geantwoord op de vraag

2003 2005 n Totaal 1733 1158 318

Brussel 180 142 10 Vlaanderen 1323 790 174 Regio Wallonië 230 226 134 Klein 336 267 217 Middelgroot 823 543 88 Omvang Groot 574 348 13 Van 0 tot 25% 150 94 79 Van 26 tot 50% 294 221 80 Van 51 tot 75% 476 314 79

% ouder dan 80 jaar

Van 76 tot 100% 813 529 80 Van 0 tot 25% 282 248 75 Van 26 tot 50% 191 121 80 Van 51 tot 75% 662 359 79

Welvaart

Van 76 tot 100% 598 430 84

Aantal rusthuisdossiers waarvoor er onderhoudsplichtigen zijn waarop een deel van de kosten wordt verhaald.

0

200

400

600

800

1000

1200

1400

1600

1800

2000

Brus

sel

Vlaa

nder

en

Wal

loni

ë

Klei

n

Mid

delg

root

Gro

ot

Jong

Gem

idde

ld jo

ng

Gem

idde

ld o

ud

Oud

Arm

Gem

idde

ld a

rm

Gem

idde

ld ri

jk

Rijk

Totaal Regio Omvang % ouder dan 80 jaar Welvaart

Aan

tal d

ossi

ers

2003 2005

Page 42: Onderzoek naar de effecten van een eenheidsschaal voor tussenkomsten van onderhoudsplichtigen in de verblijfskosten van bejaarden in een rusthuis

36

Op het eerste zicht merken we een sterke daling wanneer we het aantal rusthuisdossiers vergelijken met het aantal rusthuisdossiers waarbij er onderhoudsplichtigen zijn. In feite zijn er voor het jaar 2003 in totaal 7591 dossiers voor de OCMW’s die hebben geantwoord en 1733 dossiers waarvan men een deel van de kosten verhaalde op de onderhoudsplichtigen. Deze cijfers bedragen respectievelijk 6731 en 1158 voor het jaar 2005. Zo wordt voor het totale aantal rusthuisdossiers in 2003, slechts 23% op onderhoudsplichten verhaald en voor het jaar 2005 slechts 17%. Verschillende verklaringen kunnen hierin meer duidelijkheid scheppen: de bejaarde persoon kan geen kinderen hebben en bijgevolg ook geen kleinkinderen. Vervolgens kan de bejaarde kinderen hebben met een te laag inkomen die zo onder de inkomensdrempel vallen. Daarnaast zijn er ook OCMW’s die de onderhoudsplicht hebben afgeschaft. Tot slot kunnen de kinderen en kleinkinderen worden vrijgesteld omwille van billijkheidsredenen. Al deze argumenten weerhouden de OCMW’s ervan om in een groot deel van de gevallen terug te vorderen.

Vervolgens constateren we voor alle OCMW’s een daling van het aantal

rusthuisdossiers waarvoor er onderhoudsplichtigen zijn waarop een deel van de kosten wordt verhaald vóór en na de maatregel. Er zijn 1733 dossiers voor 318 OCMW’s in 2003 en 1158 dossiers in 2005, wat een verlies betekent van 33%. Deze daling komt overeen met de vermindering in tabel 13, waar het aantal rusthuisdossiers eveneens daalt. We merken dat vooral in Vlaanderen de daling sterk is. Daar zijn er 1323 dossiers voor het jaar 2003 tegenover 790 dossiers voor het jaar 2005, wat een verlies betekent van bijna 40% van het totale aantal dossiers. In Brussel is het verschil duidelijk minder uitgesproken, hoewel we er een lichte daling vaststellen. Daar evolueert het aantal dossiers van 180 in 2003 naar 142 in 2005, dus een vermindering van ongeveer 20%. In Wallonië echter blijft de situatie min of meer stabiel: er is niet echt sprake van een evolutie tussen beide jaren. Zo noteren we 230 dossiers in 2003 en 226 dossiers in 2005. Dit verschil kan waarschijnlijk enkel worden verklaard door de turnover van de bejaardenpopulatie die een beroep doet op het OCMW. De sterke daling van het aantal dossiers waarvoor er onderhoudsplichtigen zijn waarop een deel van de onderhoudskosten worden verhaald, kan worden beschouwd als een logisch gevolg van een evolutie van het aantal dossiers die we waargenomen hebben eerder in tabel 13. Indien het aantal rusthuisdossiers vermindert, is het immers waarschijnlijk dat het aantal dossiers waarop een beroep wordt gedaan op onderhoudsplichtigen eveneens vermindert. Verder stellen we vast dat het vooral die gemeenten zijn die het meeste ouderen tellen die het aantal dossiers met onderhoudsplichtigen het sterkst ziet dalen. Zo daalt het aantal dossiers van 150 tot 94 dossiers en van 294 tot 221 dossiers voor de twee eerste categorieën van gemeenten, dit wil zeggen de « jongste » gemeenten. Deze daling benadert de 25%. De twee andere categorieën van gemeente, dus de gemeenten met de meeste ouderen, noteren een daling van 476 naar 314 dossiers en van 813 naar 529 dossiers, wat gemiddeld een verlies van 35% betekent. We merken eveneens een daling van het aantal dossiers wanneer we rekening houden met de welvaart van de gemeente. Ongeacht het type van gemeente (rijk of arm), daalde het aantal totale dossiers in het jaar 2005 ten opzichte van het jaar 2003. Nochtans

Page 43: Onderzoek naar de effecten van een eenheidsschaal voor tussenkomsten van onderhoudsplichtigen in de verblijfskosten van bejaarden in een rusthuis

37

zien we voor de drie eerste schijven (de meest arme gemeenten en de meest rijke gemeenten), dat des te rijker een gemeente is, des te groter de daling. We merken een verlies van 12% voor de eerste schijf (de armste gemeenten), vervolgens een verlies van 46% voor de derde schijf (de gemiddeld rijke gemeenten). Deze lineaire evolutie wordt afgebroken wanneer het gaat over de vierde schijf (de rijkste gemeenten). Daar vinden we een verlies van 29%. Tabel 16: Totaal aantal onderhoudsplichtigen die hun onderhoudsplicht vervullen

Enkel voor de OCMW’s die voor beide jaren hebben geantwoord op de vraag

2003 2005 n Totaal 2307 1466 304

Brussel 128 103 7 Vlaanderen 1854 1082 166 Regio Wallonië 325 281 131 Klein 558 398 209 Middelgroot 1000 647 83 Omvang Groot 749 421 12 Van 0 tot 25% 208 128 77 Van 26 tot 50% 483 316 76 Van 51 tot 75% 703 428 77

% ouder dan 80 jaar

Van 76 tot 100% 913 594 74 Van 0 tot 25% 275 227 67 Van 26 tot 50% 270 171 79 Van 51 tot 75% 981 562 78

Welvaart

Van 76 tot 100% 781 506 80

Aantal onderhoudsplichtigen die hun onderhoudsplicht vervullen

0

500

1000

1500

2000

2500

Brus

sel

Vlaa

nder

en

Wal

loni

ë

Klei

n

Mid

delg

root

Gro

ot

Jong

Gem

idde

ld jo

ng

Gem

idde

ld o

ud

Oud

Arm

Gem

idde

ld a

rm

Gem

idde

ld ri

jk

Rijk

Totaal Regio Omvang % ouder dan 80 jaar Welvaart

Aan

tal o

nder

houd

splic

htig

en

2003 2005

Page 44: Onderzoek naar de effecten van een eenheidsschaal voor tussenkomsten van onderhoudsplichtigen in de verblijfskosten van bejaarden in een rusthuis

38

We merken een duidelijke daling van het aantal onderhoudsplichtigen die hun

onderhoudsplicht vervullen als we het jaar 2003 vergelijken met 2005. Dit is natuurlijk geen verrassing aangezien het aantal dossiers en onderhoudsplichtigen eveneens is gedaald. Voor alle OCMW’s die informatie hebben gegeven voor beide jaren (304), daalt het aantal onderhoudsplichtigen die hun onderhoudsplicht vervullen van 2307 in 2003 naar 1466 in 2005, wat een vermindering betekent van 37%. Opnieuw is in Vlaanderen de verandering het meest uitgesproken. Daar zijn er 1854 dossiers in het jaar 2003 en 1083 dossiers voor het jaar 2005, wat overeenstemt met een daling van 42%. Deze vaststelling is in Brussel en Wallonië veel minder sterk. In Brussel is er een daling van 20% tussen beide jaren, en voor Wallonië 15%. Het is vooral in de grote OCMW’s waar de daling in het oog springt. Van de 749 onderhoudsplichtigen die in 2003 hun onderhoudsplicht vervulden, blijven er nog 421 over in 2005, een daling van ongeveer 44%. Voor de middelgrote OCMW’s daalt het aantal dossiers van 1000 naar 647, een verlies van 35%. De kleine OCMW’s tot slot laten een verlies optekenen van 29% met 558 dossiers in 2003 en 398 dossiers in 2005. We stellen een gelijkaardige daling vast in de gemeenten indien we rekening houden met het aandeel inwoners ouder dan 80 jaar. De daling kan variëren tussen 35% en 39%. We kunnen dus concluderen dat er een zeer zwakke invloed bestaat van de leeftijd op de evolutie van het aantal onderhoudsplichtigen die hun onderhoudsplicht vervullen.

Tot slot lijkt het er op dat het de armste gemeenten zijn die het minst worden geconfronteerd met een daling van het aantal onderhoudsplichtigen die hun onderhoudsplicht niet vervullen. We merken er een beperkte daling van 275 in 2003 naar 225 in 2005, ongeveer 18%. Voor de gemiddeld arme gemeenten, de gemiddeld rijke gemeenten en de rijke gemeenten, is de daling bij benadering twee keer zo sterk als bij de armste gemeenten. De gemiddeld arme gemeenten hadden 270 onderhoudsplichtigen in 2003 en 227 in 2005, een verlies van 37%. De gemiddeld rijke gemeenten evolueren van 981 onderhoudsplichtigen in 2003 naar 562 in 2005, of een daling van 43%. Tot slot zien we bij de rijkste gemeenten een verschuiving van 781 dossiers in 2003 en 506 dossiers in 2005, of een daling van 35% in 2005 ten opzichte van 2003.

Op basis van de kwalitatieve interviews in Vlaanderen is het mogelijk een hypothese te formuleren waarom het aantal onderhoudsplichtigen dat niet betaalt, stijgt. Talrijke respondenten vinden dat het eenheidsbarema de neiging heeft om te hoge bijdragen te recupereren bij de onderhoudsplichtigen die een vrij hoog inkomen hebben. De terugvordering is aangepast voor de onderhoudsplichtigen met een vrij laag inkomen, maar de rijkste onderhoudsplichtigen schatten dat hun bijdrage te hoog is, met als gevolg dat talrijke onderhoudsplichtigen weigeren hun bijdrage te betalen. De kwantitatieve analyse toont trouwens aan dat de rijkste gemeenten het meest worden getroffen door het fenomeen. Dit verschil op het niveau van de terugvordering kan er dus voor hebben gezorgd dat het aantal onderhoudsplichtigen die hun onderhoudsplicht vervullen, is gedaald. Het effect in Wallonië en Brussel is nihil omdat deze regio’s minder rijk zijn dan Vlaanderen.

Page 45: Onderzoek naar de effecten van een eenheidsschaal voor tussenkomsten van onderhoudsplichtigen in de verblijfskosten van bejaarden in een rusthuis

39

Tabel 17: Totaal aantal onderhoudsplichtigen waarvan het netto belastbaar inkomen onder de inkomensdrempel ligt.

Enkel voor de OCMW’s die voor beide jaren op de vraag hebben geantwoord

2003 2005 n Totaal 2680 2567 281

Brussel 171 195 6 Vlaanderen 1786 1666 155 Regio Wallonië 723 706 120 Kleine OCMW’s 518 471 192 Middelgrote OCMW’s 1181 948 77 Omvang Grote OCMW’s 981 1148 12 Van 0 tot 25% 294 231 67 Van 26 tot 50% 578 514 74 Van 51 tot 75% 873 694 73

% ouder dan 80 jaar

Van 76 tot 100% 935 1128 67 Van 0 tot 25% 688 610 62 Van 26 tot 50% 370 276 70 Van 51 tot 75% 858 1017 73

Welvaart

Van 76 tot 100% 764 664 76

Aantal onderhoudsplichtigen waarvoor het netto belastbaar inkomen onder de inkomensdrempel ligt

0

500

1000

1500

2000

2500

3000

Brus

sel

Vlaa

nder

en

Wal

loni

ë

Klei

n

Mid

delg

root

Gro

ot

Jong

Gem

idde

ld jo

ng

Gem

idde

ld o

ud

Oud

Arm

Gem

idde

ld a

rm

Gem

idde

ld ri

jk

Rijk

Totaal Regio Omvang % ouder dan 80 jaar Welvaart

Aan

tal o

nder

houd

splic

htig

en

2003 2005

Page 46: Onderzoek naar de effecten van een eenheidsschaal voor tussenkomsten van onderhoudsplichtigen in de verblijfskosten van bejaarden in een rusthuis

40

Opvallend is dat er bij alle categorieën een lichte daling voorkomt van het aantal onderhoudsplichtigen waarvan het netto belastbaar inkomen onder de inkomensdrempel valt. Onder de OCMW’s die op beide vragen hebben geantwoord (281), merken we een totaal van 2680 onderhoudsplichtigen onder de inkomensdrempel in het jaar 2003 tegenover 2567 in 2005. Rekening houdend met de beperkingen van het onderzoek, kunnen we veronderstellen dat de turnover van de bejaarde populatie die een beroep doet op het OCMW de oorzaak is van deze daling, zodat er niet echt een verandering is tussen beide jaren. Nochtans hadden we een verhoging verwacht van het aantal onderhoudsplichtigen waarvan het netto belastbaar inkomen onder de inkomensdrempel valt aangezien deze drempel gevoelig werd verhoogd.

De kwalitatieve analyses laten misschien een verklaring toe voor deze vaststelling.

Ondanks de verhoging van de inkomensdrempel, stellen sommige respondenten van het OCMW dat het eenheidsbarema geen rekening houdt met de uitgaven van de onderhoudsplichtige. De verhoging van de inkomensdrempel heeft bijgevolg slechts beperkt gezorgd voor een daling van het aantal onderhoudsplichtigen omdat het oude barema vaak met vele andere kosten van de onderhoudsplichtigen rekening hield, wat met het nieuwe barema niet meer het geval is. Zo heeft dit gezorgd voor een zeker tegengewicht waardoor het aantal onderhoudsplichtigen die onder de inkomensdrempel vallen ongeveer gelijk is gebleven.

In de Brusselse regio constateren we nochtans een lichte verhoging van het aantal onderhoudsplichtigen met een netto belastbaar inkomen onder de inkomensdrempel. Er zijn 171 onderhoudsplichtigen in 2003 tegenover 195 in 2005, wat een toename van ongeveer 14% betekent. In de twee andere regio’s daarentegen gebeurt dit niet. De veranderingen zijn er beperkt; we kunnen niet spreken van een significante vermindering. In Vlaanderen zien we een lichte daling van 1786 dossiers naar 1766 in 2005 en in Wallonië van 723 naar 706 dossiers.

De stijging van het aantal onderhoudsplichtigen die zich onder de inkomensdrempel

bevinden, gebeurt vooral binnen de grote OCMW’s. Het aantal dossiers stijgt van 981 dossiers in 2003 naar 1148 dossiers in 2005, een toename van ongeveer 15%. Deze cijfers vertegenwoordigen een lichte daling voor de kleine en middelgrote OCMW’s: voor de kleine OCMW’s daalt het aantal dossiers namelijk van 518 in 2003 naar 471 in 2005 en in de middelgrote OCMW’s is er eveneens een daling met 1181 dossiers in 2003 en 948 dossiers in 2005, of een daling van 20%.

In de gemeenten met het grootste aandeel ouderen (de laatste schijf), stellen we

eveneens een verhoging vast van het aantal onderhoudsplichtigen met een netto belastbaar inkomen onder de inkomensdrempel. Er is sprake van 935 gevallen in het jaar 2003 tegenover 1128 gevallen in 2005, oftewel een stijging van ongeveer 17%. De opname in een rusthuis van een bejaarde wordt steeds langer uitgesteld, waardoor het vaker voorkomt dat de onderhoudsplichtige zelf al is gepensioneerd wanneer hij moet tussenkomen in de kosten. De gepensioneerde ziet zijn inkomen verminderen, waardoor het mogelijk is dat men niet langer kan terugvorderen aangezien het inkomen van de onderhoudsplichtige onder de inkomensdrempel valt. Voor de drie andere categorieën, de “jongste” gemeenten, de “gemiddeld jonge” gemeenten en de “gemiddeld oude” gemeenten, merken we integendeel een daling van 22% voor de eerste, 11% voor de tweede en 20% voor de derde.

Page 47: Onderzoek naar de effecten van een eenheidsschaal voor tussenkomsten van onderhoudsplichtigen in de verblijfskosten van bejaarden in een rusthuis

41

Tot slot merken we in de gemiddeld rijke gemeenten een verhoging van 15% tussen 2003 en 2005. Voor de armste, de gemiddeld arme en de rijkste gemeenten stellen we een lichte daling vast van het aantal onderhoudsplichtigen onder de inkomensdrempel (11% voor de eerste, 25% voor de tweede en 13% voor de vierde categorie). De ongelijke evolutie maakt het moeilijk om betrouwbare verklaringen te geven voor deze laatste categorie.

Tabel 18: totaal aantal afwijkingen omwille van billijkheidsredenen

Enkel voor de OCMW’s die voor beide jaren hebben geantwoord op de vraag

Verband (in %) tussen het aantal afwijkingen omwille van billijkheidsredenen en

het aantal onderhoudsplichtigen die hun onderhoudsplicht vervullen

2003 2005 n 2003 2005 Totaal 754 684 293 33% 47%

Brussel 124 101 9 97% 98% Vlaanderen 439 400 156 24% 37% Regio Wallonië 191 183 128 59% 65% Klein 127 127 199 23% 32% Middelgroot 366 337 81 37% 52% Omvang Groot 261 220 13 35% 52% Van 0 tot 25% 92 82 74 44% 64% Van 26 tot 50% 103 97 72 21% 31% Van 51 tot 75% 229 190 76 32% 44%

% ouder dan 80 jaar

Van 76 tot 100% 330 315 71 36% 53% Van 0 tot 25% 266 231 67 97% 101% Van 26 tot 50% 106 96 77 39% 56% Van 51 tot 75% 230 230 74 23% 41%

Welvaart

Van 76 tot 100% 152 127 75 19% 25%

Page 48: Onderzoek naar de effecten van een eenheidsschaal voor tussenkomsten van onderhoudsplichtigen in de verblijfskosten van bejaarden in een rusthuis

42

Aantal afwijkingen omwille van billijkheidsredenen

0

100

200

300

400

500

600

700

800

Brus

sel

Vlaa

nder

en

Wal

loni

ë

Klei

n

Mid

delg

root

Gro

ot

Jong

Gem

idde

ld jo

ng

Gem

idde

ld o

ud

Oud

Arm

Gem

idde

ld a

rm

Gem

idde

ld ri

jk

Rijk

Totaal Regio Omvang % ouder dan 80 jaar Welvaart

Bill

ijkhe

idsr

eden

en

2003 2005

Voor alle OCMW’s die hebben geantwoord op de vraag voor de beide jaren (293), stellen we een lichte daling vast van het aantal afwijkingen omwille van billijkheidsredenen in 2005 tegenover 2003. In totaal is er sprake van 754 afwijkingen omwille van billijkheidsredenen in 2003 tegenover 684 in 2005, een daling van ongeveer 9%. Het is onmogelijk om hieruit te concluderen dat de instelling van het eenheidsbarema de oorzaak is van dit verschil. Heel wat andere factoren kunnen meespelen, zoals bijvoorbeeld de turnover van de rustoorddossiers in de verschillende OCMW’s. Voorgaande tendens is geldig voor de drie regio’s. Ze is nochtans meer uitgesproken in Brussel (een daling van 19%), gevolgd door Vlaanderen (daling van 9%) en tot slot een daling van 4% voor Wallonië. We merken weinig verandering op in het aantal totale afwijkingen omwille van billijkheidsredenen wanneer we rekening houden met de omvang van het OCMW. Voor de kleine OCMW’s is er zelfs totaal geen evolutie. De middelgrote en de grote OCMW’s kennen een daling van het aantal afwijkingen omwille van billijkheidsredenen van respectievelijk 8% en 6%. Dit verschil is te zwak om toe te kunnen schrijven aan de instelling van het eenheidsbarema. Het is eveneens moeilijk om een band te vinden tussen de instelling van het eenheidsbarema en de verdeling in leeftijdsklassen van de gemeenten of hun welvaart. De

Page 49: Onderzoek naar de effecten van een eenheidsschaal voor tussenkomsten van onderhoudsplichtigen in de verblijfskosten van bejaarden in een rusthuis

43

evoluties zijn zo miniem en onregelmatig van het ene jaar tegenover het andere dat we geen sluitende conclusies kunnen trekken.

We bekijken nu of de tendensen stand houden wanneer we rekening houden met het aantal onderhoudsplichtigen die hun onderhoudsplicht vervullen in 2003 en 2005. Herinneren we eraan dat deze laatste sterk waren gedaald in 2005 ten opzichte van 2003. We kunnen derhalve veronderstellen dat, als we in de analyse rekening houden met de variabele van het aantal afwijkingen omwille van billijkheidsredenen, we misschien een ander beeld krijgen. Dit is ook effectief het geval. Wanneer we tabel 18 terug bekijken, merken we dat het aandeel dat “omwille van billijkheidsredenen afwijkt” in 2003 (33%) gevoelig verhoogt in 2005 (47%). In verhouding tot het aantal onderhoudsplichtigen ligt het aantal afwijkingen omwille van billijkheidsredenen na de nieuwe wetgeving hoger. Dit resultaat is geldig voor Vlaanderen en Wallonië waarvan de verhoudingen respectievelijk van 24% tot 37% en van 59% tot 65% stijgen. Brussel blijft vrij stabiel alhoewel het belangrijk is te benadrukken dat deze regio in verhouding het vaakst afwijkt omwille van billijkheidsredenen (97% en 98% voor de jaren 2003 en 2005).

In de kleine OCMW’s zien we de grootste toename in de verhouding tussen het aantal afwijkingen om billijkheidsredenen en het aantal onderhoudsplichtigen dat zijn onderhoudsplicht vervult: van 23% naar 32%. De middelgrote en grote OCMW’s kennen een soortgelijke evolutie (respectievelijk van 37% naar 52% en van 35% naar 52%).

We vinden eveneens een stijging terug in de verhouding van de afwijkingen

omwille van billijkheidsredenen met de welvaart van de gemeente of met het aandeel personen ouder dan 80 jaar.

Tabel 19: Aantal afwijkingen omwille van rentabiliteitsredenen

Aantal dossiers in 2003 en 2005, enkel voor de OCMW’s die voor beide jaren hebben geantwoord op de vraag

2003 2005 n Totaal 52 49 279

Brussel 10 14 9 Vlaanderen 24 25 149 Regio Wallonië 18 10 121 Klein 12 7 190 Middelgroot 18 30 75 Omvang Groot 22 12 14 Van 0 tot 25% 71 71 9 Van 26 tot 50% 4 11 68 Van 51 tot 75% 22 7 71

% ouder dan 80 jaar

Van 76 tot 100% 17 22 69 Van 0 tot 25% 8 3 64 Van 26 tot 50% 12 15 74 Van 51 tot 75% 19 11 68

Welvaart

Van 76 tot 100% 13 20 73

Page 50: Onderzoek naar de effecten van een eenheidsschaal voor tussenkomsten van onderhoudsplichtigen in de verblijfskosten van bejaarden in een rusthuis

44

Aantal afwijkingen omwille van rentabiliteitsredenen

0

10

20

30

40

50

60

70

80

Brus

sel

Vlaa

nder

en

Wal

loni

ë

Klei

n

Mid

delg

root

Gro

ot

Jong

Gem

idde

ld jo

ng

Gem

idde

ld o

ud

Oud

Arm

Gem

idde

ld a

rm

Gem

idde

ld ri

jk

Rijk

Totaal Regio Omvang % ouder dan 80 jaar Welvaart

Ren

tabi

litei

tsre

dene

n

2003 2005

Het aantal afwijkingen omwille van rentabiliteitsredenen ligt veel lager dan de

afwijkingen omwille van billijkheidredenen en dit geldt voor alle OCMW’s. We stellen vast dat tussen 2003 en 2005 niet echt veranderingen zijn opgetreden wat betreft het aantal afwijkingen omwille van rentabiliteitsredenen. In 2003 waren er 52 gevallen (voor 279 OCMW’s die hebben geantwoord op beide vragen) en 49 gevallen werden opgetekend voor het jaar 2005.

Het is moeilijk om te achterhalen welke factoren bij de afwijking omwille van

rentabiliteitsredenen meespelen. Tabel 19 houdt rekening met de variabelen omvang, percentage personen ouder dan 80 jaar en de welvaart van de gemeente. Toch zijn de effecten in elke categorie zeer zwak zodat we niet echt een besluit kunnen trekken in verband met de nieuwe wetgeving omtrent het eenheidsbarema.

Page 51: Onderzoek naar de effecten van een eenheidsschaal voor tussenkomsten van onderhoudsplichtigen in de verblijfskosten van bejaarden in een rusthuis

45

Tabel 20: Totale bedrag dat wordt opgeëist Enkel voor de OCMW’s die

voor beide jaren hebben geantwoord op de vraag

Bedrag opgeëist per onderhoudsplichtige (verband tussen het opgeëiste bedrag en

het aantal OP die hun onderhoudsplicht vervullen)

2003 2005 n 2003 2005 Totaal 1.958.488 1.924.349 280 849 1313

Brussel 598.207 936.261 10 4673 9090 Vlaanderen 1.144.316 742.252 153 617 686 Regio Wallonië 215.964 245.836 117 664 875 Klein 517.315 429.337 193 927 1079 Middelgroot 1.000.077 906.820 76 1000 1401 Omvang Groot 441.095 588.192 11 589 1397 Van 0 tot 25% 269.539 167.730 69 1295 1310 Van 26 tot 50% 305.994 544.852 73 633 1724 Van 51 tot 75% 537.745 367.834 69 765 859

% ouder dan 80 jaar

Van 76 tot 100% 845.209 843.931 69 925 1420 Van 0 tot 25% 432.212 636.520 62 1571 2804 Van 26 tot 50% 534.253 592.423 74 1979 3464 Van 51 tot 75% 396.533 297.078 68 404 528

Welvaart

Van 76 tot 100% 595.488 398.328 76 762 787

Totaal bedrag dat wordt opgeëist

0

500.000

1.000.000

1.500.000

2.000.000

2.500.000

Brus

sel

Vlaa

nder

en

Wal

loni

ë

Klei

n

Mid

delg

root

Gro

ot

Jong

Gem

idde

ld jo

ng

Gem

idde

ld o

ud

Oud

Arm

Gem

idde

ld a

rm

Gem

idde

ld ri

jk

Rijk

Totaal Regio Omvang % ouder dan 80 jaar Welvaart

Bed

rag

2003 2005

Page 52: Onderzoek naar de effecten van een eenheidsschaal voor tussenkomsten van onderhoudsplichtigen in de verblijfskosten van bejaarden in een rusthuis

46

Als we ons buigen over de cijfers in de eerste kolom in tabel 20, stellen we vast dat het eenheidsbarema niet echt tot een verandering heeft geleid wat betreft het totale opgeëiste bedrag door de OCMW’s tussen jaar 2003 en 2005. De totale cijfers die we kregen van de OCMW’s voor beide jaren (280) variëren minder dan 2% het ene tegenover het andere jaar. Het is onmogelijk om deze 2% aan iets anders toe te schrijven dan aan een natuurlijke evolutie van het aantal dossiers. Wanneer we de regionale dimensie in beschouwing nemen, houdt deze schijnbare stabiliteit niet langer stand. Zo verhoogt voor Brussel het bedrag dat de OCMW’s eisen 36% tussen 2003 en 2005. Wallonië ervaart eveneens een lichte stijging van 12%. Vlaanderen onderscheidt zich hier met een daling van 36% wat betreft het opgeëiste bedrag. Kunnen we hieruit besluiten dat het om een verschillend terugvorderingsbeleid gaat tussen de drie regio’s? Bepaalde OCMW’s in Vlaanderen zouden kunnen hebben geprofiteerd van de nieuwe wetgeving in de zin dat ze de onderhoudsplicht hebben kunnen afschaffen, terwijl andere OCMW’s in Wallonië hun terugvorderingsbeleid hebben kunnen aanpassen op basis van het eenheidsbarema. De omvang van het OCMW heeft eveneens een effect op de evolutie van terugvordering tussen 2003 en 2005. De kleine en middelgrote OCMW’s hebben de bedragen licht zien dalen in 2005 ten opzichte van 2003. De grote OCMW’s zien deze bedragen met 25% toenemen. Welke factoren kunnen hierin meespelen en kunnen deze de verschillen verklaren? Op basis van het kwalitatieve onderzoek is het mogelijk om volgende hypothese te formuleren: in de kleine en middelgrote OCMW’s nemen de maatschappelijk werkers hun tijd om de situatie van de onderhoudsplichtige te onderzoeken. Deze taak is daar veel gemakkelijker dan in de grote steden aangezien de mensen elkaar daar vaker kennen. Het merendeel van de kleine OCMW’s in onze kwalitatieve steekproef halen aan dat bepaalde maatschappelijk werkers of leden van de Raad al op de hoogte zijn van de familiale situatie van de onderhoudsplichtige nog voor dat deze een tussenkomst vragen. In de grote steden daarentegen heerst er meer anonimiteit en zijn de dossiers van onderhoudsplicht talrijker. De terugvorderingsprocedure is er bovendien voor elke onderhoudsplichtige volledig hetzelfde aangezien het personeel van het OCMW de onderhoudsplichtige enkel kent van het sociaal onderzoek. Het barema zou in de grote steden dan ook misschien veel strikter worden toegepast dan in de kleine gemeenten waar “iedereen elkaar kent”. Dat kan gedeeltelijk de verhoging verklaren van de gevraagde bedragen in de grote steden en de sterke daling in de kleine en middelgrote gemeenten. Onder de armste gemeenten (type 1 en 2) stellen we een lichte verhoging vast van het gevraagde bedrag tussen 2003 en 2005. De cijfers bedragen respectievelijk 32% voor het eerste type en 10% voor het tweede type. Deze situatie is omgekeerd in de rijkste gemeenten. Daar vinden we een daling van het gevraagde bedrag met 25% voor het derde type en 33% voor het vierde type. Opnieuw kunnen we ons afvragen wat aan de basis ligt van deze evolutie. Heeft het barema verschillende effecten naargelang van het welvaartspeil van de gemeenten? Of zijn de OCMW’s met de armste gemeenten ook diegene die het barema het minst toepassen en bijgevolg het minste effect ervaren ? Er is geen rechtstreeks verband tussen het gevraagde bedrag in 2003 en 2005 en het aantal personen ouder dan 80 jaar in de gemeenten.

Page 53: Onderzoek naar de effecten van een eenheidsschaal voor tussenkomsten van onderhoudsplichtigen in de verblijfskosten van bejaarden in een rusthuis

47

Gelden voorgaande vaststellingen nog wanneer we een verband zoeken tussen het totale bedrag dat wordt opgeëist en het aantal onderhoudsplichtigen die hun onderhoudsplicht vervullen? Dat levert ons een terugvorderingsbedrag per onderhoudsplichtige. De cijfers worden gedetailleerd gegeven in het tweede deel van tabel 20. We merken onmiddellijk belangrijke veranderingen op in de verdeling van de resultaten. We zien een duidelijke verhoging van het opgeëiste bedrag tussen 2003 en 2005. In 2003 is er een gemiddelde van 849 euro per jaar per onderhoudsplichtige. In 2003 bedraagt dit cijfer 1313, wat een verhoging van 35% betekent. In Brussel is het opgeëiste bedrag per onderhoudsplichtige het hoogst. Het is eveneens daar dat de verhoging van de opgeëiste bedragen het meest opvalt van 2003 naar 2005 (4673 euro voor het jaar 2003 naar 9090 euro voor 2005, of een verhoging van 49%). We merken een verhoging van 24% voor Wallonië (van 664 euro naar 875 euro) en tot slot een stijging voor Vlaanderen van 10% (van 617 euro naar 686 euro). De verhoging van de opgeëiste bedragen zijn het meest uitgesproken in de grote steden, waar we 589 dossiers in 2003 tellen en 1397 dossiers in 2005, of een verhoging van 58%. Deze cijfers stijgen respectievelijk van 1000 naar 1401 dossiers voor de middelgrote OCMW’s (+ 29%) en van 927 naar 1079 dossiers voor de kleine OCMW’s (+14%). Het is in de armste gemeenten dat de opgeëiste sommen het meest zijn verhoogd. Daar evolueren we van 1571 euro in 2003 naar 2804 euro in 2005, of een verhoging met 44%. Bij de categorie « gemiddeld arme gemeenten » vinden we een stijging van 43% (van 1979 euro naar 3464 euro). De « gemiddeld rijke » en « rijke » gemeenten zijn diegene die de kleinste stijging ervaren van opgeëiste bedragen. Onder de gemiddeld rijke gemeenten bedraagt het gemiddelde 404 euro per onderhoudsplichtige in 2003 en 528 euro in 2005, of een verhoging van 24%. Tot slot vinden we bij de rijkste gemeenten een verhoging van 3% (van 762 euro naar 787 euro). Tabel 20: Het totale bedrag dat werd gerecupereerd

Enkel voor die gemeenten die op de vraag hebben geantwoord voor beide jaren

2003 2005 n Totaal 1.394.863 1.084.356 284

Brussel 210.597 270.715 9 Vlaanderen 974.984 582.422 157 Regio Wallonië 209.282 231.218 118 Klein 381.059 302.453 194 Middelgroot 838.162 629.636 79 Omvang Groot 175.641 152.266 11 Van 0 tot 25% 136.829 56.450 70 Van 26 tot 50% 282.257 233.920 75 Van 51 tot 75% 584.698 404.687 71

% ouder dan 80 jaar

Van 76 tot 100% 391.078 389.298 68 Van 0 tot 25% 138.391 190.398 63 van 26 tot 50% 295.131 280.110 73 van 51 tot 75% 308.700 168.203 72

Welvaart

van 76 tot 100% 652.640 445.644 76

Page 54: Onderzoek naar de effecten van een eenheidsschaal voor tussenkomsten van onderhoudsplichtigen in de verblijfskosten van bejaarden in een rusthuis

48

Bedrag opgeëist en werkelijk gerecupereerd voor 2003 en 2005

0

200.000

400.000

600.000

800.000

1.000.000

1.200.000

1.400.000

1.600.000

1.800.000

2.000.000

Brus

sel

Vlaa

nder

en

Wal

loni

ë

Klei

n

Mid

delg

root

Gro

ot

Jong

Gem

idde

ld jo

ng

Gem

idde

ld o

ud Oud

Arm

Gem

idde

ld a

rm

Gem

idde

ld ri

jk

Rijk

Totaal Regio Omvang % ouder dan 80 jaar Welvaart

Bed

rag

Bedrag opgeëist voor 2003 Bedrag opgeëist voor 2003 Bedrag opgeëist voor 2005 Bedrag opgeëist voor 2005

Page 55: Onderzoek naar de effecten van een eenheidsschaal voor tussenkomsten van onderhoudsplichtigen in de verblijfskosten van bejaarden in een rusthuis

49

Het is onmogelijk om de cijfers van het opgeëiste bedrag te vergelijken met het bedrag dat uiteindelijk effectief werd gerecupereerd. De bedragen die door de OCMWs werden bezorgd, verwijzen wel naar het betrokken jaar maar kunnen slaan op gebeurtenissen die in vorige jaren plaatsvonden. Zoals eerder gesteld, versturen sommige rusthuizen hun facturen slechts een aantal maanden later en het is slechts dan dat het OCMW de kosten kan betalen en eventueel een deel kan terugvorderen bij de onderhoudsplichtigen. De bedragen waarvan hier sprake, maken dus deel uit van het referentiejaar, maar kunnen desondanks op een ander jaar betrekking hebben. Evenzo kunnen de maandelijkse afbetalingen van de onderhoudsplichtige gaan over een ander jaar. Het is daarom dat we in de tabellen hogere gerecupereerde bedragen kunnen terugvinden dan gevraagde bedragen voor hetzelfde jaar. Het gaat hier over facturen die omwille van administratieve redenen pas het volgende jaar zijn verrekend. Tot slot stelden we tijdens het kwalitatieve luik vast dat de manier waarop OCMW’s hun rekeningen beheren erg verschillend is. Zo schrijven sommige OCMW’s de te vorderen bedragen in als “voorlopig vastgesteld recht”. Nochtans dienen de facturen die de onderhoudsplichtigen niet hebben betaald te worden geklasseerd bij oninbare bedragen. Andere OCMW’s gebruiken een boekhouding met een categorie « voorlopig vastgesteld recht» om zo te vermijden dat in de vastgestelde rechten bedragen zouden terechtkomen die men misschien nooit zal recupereren. Het gebruik van het voorlopig vastgesteld recht zou het financiële beleid van de onderhoudsplicht veel verduidelijken. Ondanks voorgaand caveat, mogen we toch opmerken dat de gerecupereerde bedragen lager liggen dan de opgeëiste bedragen, enkele uitzonderingen niet te na gesproken. De onderstaande grafiek illustreert de belangrijkste vaststellingen.

Totaal gerecupereerd bedrag

0

200.000

400.000

600.000

800.000

1.000.000

1.200.000

1.400.000

1.600.000

Brus

sel

Vlaa

nder

en

Wallonië

Klein

Midde

lgro

ot

Gro

ot

Jong

Gem

idde

ld jo

ng

Gem

idde

ld o

ud

Oud

Arm

Gem

idde

ld a

rm

Gem

idde

ld ri

jk

Rijk

Totaal Regio Omvang % ouder dan 80 jaar Welvaart

Bedr

ag

2003 2005

Page 56: Onderzoek naar de effecten van een eenheidsschaal voor tussenkomsten van onderhoudsplichtigen in de verblijfskosten van bejaarden in een rusthuis

50

We keren nu terug naar de tabel betreffende de teruggevorderde bedragen. De opmerkingen bij de vorige tabel zijn hier eveneens geldig, maar de daling van de teruggevorderde sommen in 2005 is zichtbaarder. Zo stellen we een daling vast van 22% tussen 2003 en 2005 voor de terugvorderingen.

De regionale vaststellingen blijven hetzelfde met een verhoging van de terugvorderingen voor Brussel en Wallonië (respectievelijk 22% en 10%); in Vlaanderen valt er 40% minder te recupereren tussen de twee jaren. Hoewel we in de vorige tabel hebben vastgesteld dat de grote OCMW’s de hoogste bedragen in 2005 eisten, moeten we er rekening mee houden dat wat effectief werd teruggevorderd daarvan afwijkt. Zo zien we dat, alhoewel de grote OCMW’s de hoogste sommen eisten in 2005 er een lichte daling is van de effectieve sommen gerecupereerd tussen 2003 en 2005. We vinden dezelfde evolutie terug wanneer we kijken naar de welvaart van de gemeente waartoe het OCMW behoort. We zien zo een verhoging van de teruggevorderde bedragen bij de armste gemeenten (verhoging van 27%). Bij de andere stellen we een omgekeerde tendens vast. Daar vinden we een daling van teruggevorderde bedragen van 5% voor de gemiddeld arme gemeenten, 45% voor gemiddeld rijke gemeenten en tot slot 32% voor de rijke gemeenten.

De daling van de gerecupereerde bedragen in Vlaanderen kunnen een rechtstreeks gevolg zijn van de verhoging van het aantal onderhoudsplichtigen die hun onderhoudsplicht niet vervullen. Als de rijkste onderhoudsplichtigen hun bijdrage ervaren als disproportioneel en weigeren te betalen, kan het verlies aan winst voor de OCMW’s snel oplopen in de meest welstellende gemeenten en streken.

Page 57: Onderzoek naar de effecten van een eenheidsschaal voor tussenkomsten van onderhoudsplichtigen in de verblijfskosten van bejaarden in een rusthuis

51

4. Kwalitatieve analyse:

4.1. Structuur van de analyse

Bij de analyse van de interviews moeten we rekening houden met een aantal factoren die het discours van de respondenten kunnen beïnvloeden. We kunnen drie bedenkingen formuleren:

Een eerste bedenking heeft betrekking op de positie van de respondent. We kunnen veronderstellen dat de functie, verantwoordelijkheden en bevoegdheden van een respondent zijn antwoord zal bepalen. Zo zal de hiërarchische positie van een OCMW-voorzitter vermoedelijk sterk zijn discours beïnvloeden. Bovendien zullen we onderzoeken of de meningen van de verschillende categorieën van respondenten variëren naargelang hun positie. De verschillende categorieën van personen kunnen bijvoorbeeld een zeer diverse kennis hebben van het Koninklijk Besluit. Bij de onderhoudsplichtigen merken we zelfs dat zij er absoluut niet van op de hoogte zijn. Bijgevolg kunnen we enkel de percepties van het OCMW-personeel omtrent het Koninklijk Besluit in acht nemen.

Een tweede bedenking betreft de omvang van het OCMW. De deelnemende OCMW’s werden geselecteerd op basis van de omvang van de gemeenten. Een onderscheid werd gemaakt tussen gemeenten –15.000 inwoners, 15.000 inwoners en meer, en de centrumsteden. Deze differentiatie is noodzakelijk aangezien de wijze waarop men omgaat met de onderhoudsplicht sterk kan variëren afhankelijk van de grootte van het OCMW. Naast een onderscheid in de omvang van de gemeenten, maken we eveneens een onderscheid tussen de verschillende landsgedeelten. De resultaten voor Brussel sluiten zeer nauw aan bij de observaties die werden opgemeten in de grote steden. Om de analyse niet te verzwaren door allerhande nodeloze herhalingen, zullen we de resultaten voor Brussel dan ook integreren. Indien er voor de Brusselse regio toch opmerkelijke verschillen zijn, zullen deze worden belicht.

Een derde bedenking ten slotte zal zich toespitsen op de politieke keuze omtrent de

onderhoudsplicht: heeft men de onderhoudsplicht afgeschaft of niet? Hoewel het discours van de respondenten niet altijd even duidelijk is, merken we dat de argumentatie van de OCMW’s die de onderhoudsplicht hebben afgeschaft lijnrecht staat tegenover de argumenten van de andere OCMW’s. Let wel dat men voor Wallonië en Brussel slechts twee OCMW’s hiervoor in acht kan nemen.

In totaal werden er 98 personen ondervraagd voor Brussel en Wallonië. Onder hen,

zijn er 84 ondervraagden van de OCMW’s (78 interviews waarvan er zes met twee gesprekspartners) en 14 onderhoudsplichtigen. In Vlaanderen werden 73 personen geïnterviewd. De interviews met maatschappelijk werkers en voorzitters vonden plaats bij 27 verschillende OCMW’s. Sommige interviews met maatschappelijk werkers bestonden uit meerdere personen van de sociale dienst. Er werden eveneens 11 onderhoudsplichtigen bevraagd.

Page 58: Onderzoek naar de effecten van een eenheidsschaal voor tussenkomsten van onderhoudsplichtigen in de verblijfskosten van bejaarden in een rusthuis

52

A. Over het verloop van de interviews

Hoewel vooraf een relatief nauwkeurige interviewhandleiding werd opgesteld, was het niet altijd mogelijk om deze te volgen op een strikte manier en dit omwille van meerdere redenen:

In eerste instantie beschikten de ondervraagde personen zelden over meer dan een

uur tijd om aan het interview te wijden. Daarom werden we gedwongen een selectie te maken in de thema’s. Ook konden we een aantal keer geen longitudinale vergelijking maken tussen de terugvorderingprocedure vóór en na de instelling van het eenheidsbarema omdat de respondenten niet altijd in functie waren vóór het in voege treden van het KB. Tot slot hadden sommigen van de respondenten slechts een zeer beknopte kennis, zelfs geen enkele kennis over de huidige wetgeving. In die omstandigheden moesten de respondenten eerst worden geïnformeerd voordat ze hun mening konden geven. Deze operatie was heel delicaat wanneer het om onderhoudsplichtigen ging, vooral wanneer het OCMW waarvan zij afhangen atypische opvattingen heeft over het beheer van dit type dossiers. Anderen hadden dan weer een foute kennis over de huidige wetgeving, wat de interviewer dan weer in een moeilijk parket bracht – zeker bij gesprekken met voorzitters van de OCMW’s. De onderzoekers hebben toch geprobeerd die interviews af te werken en meteen ook geprobeerd om de niet-correcte opvattingen waarmee ze werden geconfronteerd, bij te sturen.

In Wallonië en Brussel was het soms onmogelijk om de voorzitter van het OCMW

te ontmoeten. Dan werden de vragen voor de voorzitter voorgelegd aan andere respondenten van hetzelfde OCMW, wat natuurlijk niet altijd bevredigende resultaten opleverde. Parallel hieraan stelden bepaalde voorzitters als deelnemingsvoorwaarde de aanwezigheid van een derde persoon tijdens het interview. Aan deze vraag werd meestal tegemoet gekomen omdat het niet altijd eenvoudig was om de voorzitters te ontmoeten. In Vlaanderen kon men daarentegen alle voorzitters persoonlijk bereiken zonder daarbij beroep te moeten doen op een tussenpersoon.

Herinneren we er tenslotte aan dat uit het kwalitatieve luik van dit onderzoek blijkt

dat een relatief belangrijke aandeel van het OCMW (30.3%) niet wordt geconfronteerd met de problematiek van onderhoudsplicht; ze hadden geen onderhoudsplichtigen in 2003 en in 2005. Toch werden deze OCMWs niet uitgesloten, om rekening te kunnen houden met het geheel van de werkelijkheid.

B. Over de voorstelling van het onderzoek

Elk interview begon met een beknopte voorstelling van het onderzoek, om meerdere redenen. In Wallonië en Brussel waren bepaalde respondenten niet op de hoogte van de nieuwe richtlijnen. Het gaat hier over 7 personen op de 76 ondervraagden van de onderzochte OCMW’s, alle functies in acht genomen. Zo bevinden er zich tussen die 7 personen 2 voorzitters van OCMW’s, 1 directeur van de sociale dienst, 2 maatschappelijk werkers en 2 ontvangers.

Het is natuurlijk mogelijk dat de voorstelling van het onderzoek de antwoorden van de geïnterviewden heeft beïnvloed. Om mogelijke vertekening te beperken, werd de voorstelling aangepast in functie van de respondent. Deze voorzorgsmaatregel was vooral

Page 59: Onderzoek naar de effecten van een eenheidsschaal voor tussenkomsten van onderhoudsplichtigen in de verblijfskosten van bejaarden in een rusthuis

53

noodzakelijk bij de gesprekken met de onderhoudsplichtigen, want dezen wisten dikwijls weinig over de onderhoudsplicht.

C. Wat betreft de inhoud van de interviews

Vóór het van kracht worden van dit Koninklijk Besluit beschikten de OCMW’s over een grote vrijheid. Die kon een grote ongelijkheid voortbrengen in de manieren waarop met de onderhoudsplicht werd omgesprongen. De bepalingen die van kracht werden door dit Koninklijk Besluit verminderden de bewegingsruimte van de OCMW’s waardoor men een zekere aarzeling kan verwachten bij het bestuur van de OCMW’s. Toch is daar niets van aan. Men kan zich daarom de vraag stellen of de discretionaire ruimte van de OCMW’s effectief werd verminderd. De kwalitatieve analyse zal inderdaad een ruime interpretatie aantonen van de mogelijkheid om af te wijken van het eenheidsbarema wegens billijkheidsredenen.

We vermeldden al dat de kennis van de bepalingen van het KB ruim kon

verschillen volgens de gesprekspartner en volgens de aan- of de afwezigheid van dossiers in het OCMW. In het geval dat het OCMW geen enkel dossier had, hebben we regelmatig vastgesteld dat de maatschappelijk werkers zelfs geen weet hadden van het bestaan van een nieuwe wetgeving wat betreft de terugvordering. De overgrote meerderheid van de respondenten bezat nochtans een, zij het oppervlakkige, kennis over dit Koninklijk Besluit. Zo vinden we onder de 76 hier behandelde interviews voor Wallonië en Brussel:

- 18 personen die het Koninklijk Besluit perfect kennen. - 19 personen die, hoewel ze het Koninklijk besluit kennen, bepaalde nuances

niet beheersen. - 31 personen die het Koninklijk Besluit kennen maar slechts een vaag idee

hebben waaruit het bestaat. - 1 persoon voor wie we geen informatie hebben.

Vermelden we ook dat we respondenten van alle hiërarchische niveaus terugvinden

in elke categorie. We presenteren de resultaten volgens de vragen die de onderzoekers aan de respondenten hebben gesteld.

Page 60: Onderzoek naar de effecten van een eenheidsschaal voor tussenkomsten van onderhoudsplichtigen in de verblijfskosten van bejaarden in een rusthuis

54

4.2. Welke terugvorderingsprocedure werd toegepast vóór de instelling van het eenheidsbarema? Welke was de evolutie van deze procedure met de instelling van de nieuwe wetgeving?

A. Samenvatting

De nieuwe wetgeving heeft niets veranderd aan de gehanteerde procedure van terugvordering. Deze procedure kan licht verschillen naargelang van het OCMW, maar de grote lijnen zijn overal dezelfde. Eerst komt de bejaarde zelf of de kinderen zich informeren. Er wordt een onderzoek gevoerd naar de middelen van de bejaarde. Indien blijkt dat de bejaarde onvoldoende inkomsten heeft, zal het OCMW onderhandelen met de kinderen en hen trachten te overtuigen zelf de verblijfskosten te betalen. In Wallonië lijkt de invoering van het eenheidsbarema te hebben geleid tot een lichte vermindering van deze onderhandelingsstrategie en een toename van het financieel onderzoek. Indien de kinderen niet spontaan willen betalen, komt het OCMW tussen in de verblijfskosten en zal het deze achteraf verhalen op de descendenten. Elk OCMW beschouwt de kinderen en schoonkinderen als onderhoudsplichtig. Een minderheid verhaalt ook op de kleinkinderen en verweduwde schoonkinderen. Vooraleer te beslissen over de uitoefening van het verhaal stelt het OCMW een sociaal onderzoek in. Vaak blijkt dit zich te beperken tot een financieel onderzoek, waarbij in Wallonië enkele OCMW’s als standaardprocedure hebben van de benodigde documenten bij het ministerie van financiën op te vragen. De onderhoudsplichtigen worden aangeschreven en op basis van het gezamenlijk belastbaar inkomen berekent men met behulp van de eenheidsschaal of al dan niet kan worden teruggevorderd. Indien het OCMW overgaat tot terugvordering zal men enkel voor die gemaakte kosten het kindsdeel berekenen. Natuurlijk werd het oude barema wel vervangen door het eenheidsbarema, maar op de procedure zelf had dit weinig impact. Voor OCMW’s die een eigen barema hanteerden, kwam de invoering van een eenheidsbarema meestal neer op een vereenvoudiging. Voor Wallonië wordt het geval vermeld waarbij het OCMW over geen barema beschikte bij de invoering van het eenheidsbarema. Opvallend is wel dat er in het Waalse landsgedeelte OCMW’s worden gesignaleerd die het eenheidsbarema (nog) niet wensen toe te passen en het veeleer beschouwen als een referentiebarema waarvan gemotiveerd kan worden afgeweken. De belangrijkste verandering gebeurde natuurlijk in de gemeenten die besloten van integraal van terugvordering bij de onderhoudsplichtigen af te zien. Bij twee van de vier Vlaamse bevraagde OCMW’s die de onderhoudsplicht hebben afgeschaft wordt het financieel onderzoek bij de bejaarde veel strenger uitgevoerd dan voorheen. Dit om te voorkomen dat mensen misbruik gaan maken van de maatregel. De overige aspecten van de procedure vervallen. De onderhoudsplichtigen zelf zijn in eerste instantie vaak verbaasd dat het OCMW de verblijfskosten gaat terugvorderen bij de familie. Velen geloofden dat de onderhoudsplicht reeds werd afgeschaft. Daarnaast zijn ze weinig op de hoogte van de procedure. Er wordt meestal enkel gevraagd naar het aanslagbiljet. Ook zijn de onderhoudsplichtigen zelden op de hoogte hoe hun onderhoudsbijdrage werd berekend.

B. In Wallonië en het Brussels Hoofdstedelijk Gewest

Alvorens de terugvorderingprocedure te beschrijven, is het belangrijk om kort de context van de plaatsing te verduidelijken. De plaatsing van een bejaarde in het rusthuis

Page 61: Onderzoek naar de effecten van een eenheidsschaal voor tussenkomsten van onderhoudsplichtigen in de verblijfskosten van bejaarden in een rusthuis

55

met tussenkomst van het OCMW gebeurt meestal dringend. Bejaarden die niet genoeg middelen hebben om alle kosten van het verblijf in het rusthuis te dekken, stellen hun opname in een rusthuis zo lang mogelijk uit; zo in het geval van iemand die is gehospitaliseerd en die niet meer zonder gevaar naar huis kan terugkeren. Daarom begint de terugvorderingprocedure meestal slechts als de persoon wordt geplaatst. De plaatsing is vaak een moeilijke stap, zowel voor de familie als voor de bejaarde. De kinderen hebben soms de indruk hun ouder aan zijn lot over te laten of hun verantwoordelijkheden te ontvluchten.

Misschien verklaart dit waarom, volgens de respondenten in de OCMW’s,

verblijfsaanvragen tegenwoordig meer en meer worden uitgesteld. Talrijke mogelijkheden laten inderdaad toe te wachten met opname in een rusthuis. Zo is er de recente uitbreiding van de hulpdiensten en van de thuiszorg, zoals de levering van maaltijden aan huis. Meestal vormt de plaatsing dus een laatste hulpmiddel en de families zijn, net als de geplaatste persoon, dikwijls een beetje van de kaart wanneer het zo ver is. Toch laten de wachtlijsten van rusthuizen niet altijd een onmiddellijke opname toe.

Volgens de respondenten in de OCMW’s, is de terugvorderingprocedure weinig geëvolueerd als gevolg van eenheidsbarema. Wanneer het OCMW al terugvorderde op basis van een barema, volstond het om het oude te vervangen door het nieuwe. In de OCMW’s die een eigen barema gebruikten, wordt de nieuwe procedure beschouwd als een vereenvoudiging. Er wordt inderdaad regelmatig vastgesteld dat die oude barema’s meer factoren in beschouwing namen. Sommigen beschouwden de echtgenoot als persoon ten laste. Dikwijls werden de inkomens van de onderhoudsplichtigen berekend op maandelijkse basis waarbij er rekening werd gehouden met een deel van hun uitgaven. De hypothecaire leningen of de huurkosten, de gezondheidskosten, de kosten met betrekking tot de studies van de kinderen zijn enkele voorbeelden die regelmatig werden gebruikt in vroegere barema’s. Voor de personen die dit type barema gebruikten, is de terugvorderingprocedure dus verlicht door de vermindering van de informatie die men moet verkrijgen van de onderhoudsplichtigen en de vereenvoudiging van de berekeningsmethode. Nochtans wordt deze verandering niet beschouwd als cruciaal. De OCMW’s die het barema van de Vereniging van Steden en Gemeenten gebruikten of het barema van het leefloon, zouden minder aanpassingen hebben moeten doen, omdat deze barema’s al met minder factoren rekening hielden. Volgens de respondenten is het dikwijls zo dat belangrijkere veranderingen optraden in de procedure als het OCMW over geen enkel barema beschikte bij het in voege treden van het Koninklijk Besluit. De OCMW’s die geen enkel barema gebruikten, zijn kleiner en de gevallen van onderhoudsplicht, zijn er zeldzaam, zelfs onbestaande. De OCMW’s die hun situatie met het in voege treden van het Koninklijk Besluit hebben geregulariseerd, bezitten een zeer zwakke kennis van de wettelijke procedures in het kader van het plaatsen van bejaarden. Ondanks de instelling van het eenheidsbarema, hebben bepaalde OCMW’s beslist het niet toe te passen en verkiezen ze, zoals vroeger, de terugvordering geval per geval vast te stellen of om de wetgeving pas na te slaan wanneer de situatie zich voordoet. Zo zijn er tussen de 63 ondervraagde personen die informatie konden geven, 31 die verklaren het nieuwe barema te gebruiken voor alle onderhoudsplichtigen, 7 verklaren het barema te zullen gebruiken maar enkel voor de onderhoudsplichtigen die gekomen zijn na het van kracht worden van de maatregel, 13 zullen het barema gebruiken maar hebben nog niet de kans gekregen om het al toe te passen en 12 ten slotte zullen het barema niet gebruiken. Op de 12 OCMW’s die het

Page 62: Onderzoek naar de effecten van een eenheidsschaal voor tussenkomsten van onderhoudsplichtigen in de verblijfskosten van bejaarden in een rusthuis

56

barema niet toepassen hebben er twee verkozen om volledig afstand te doen van de terugvordering. De tien andere zullen proberen om het geheel van de geboden hulp terug te vorderen of werken op basis van een terugvordering van geval tot geval in functie van de onderhoudsplichtige. De OCMW’s beschouwen het barema globaal gezien als een gids waarvan ruim kan worden afgeweken door een gemotiveerde persoonlijke beslissing.

De terugvorderingprocedure werkt niet in elk OCMW op dezelfde manier en de instelling van het eenheidsbarema heeft daarin geen verandering gebracht. Het gebeurt vaak dat de kinderen van de bejaarde de eerste stap zetten naar de plaatsing. Dat kan op verschillende manieren. Vooreerst kunnen ze zich richten tot een privaat rusthuis en hun financiële situatie uitleggen. Het privaat rusthuis kan tot overeenkomst komen met de familie, zodat deze het hele verschil tussen de inkomsten van de bejaarde en de kost van het verblijf bijpast. In deze situatie zal het OCMW niet tussenkomen. Het privaat rusthuis kan ook contact opnemen met het OCMW om zich te verzekeren van de betaling van de kost die niet wordt gedekt door het spaargeld en de inkomsten van de bejaarde. In dat geval zal het OCMW de stappen ondernemen voor terugvordering bij de onderhoudsplichtigen en het gebeurt dat deze laatste probeert de bejaarde onder te brengen in een ‘gepaster’ rusthuis om zo de verblijfskost te verminderen. Het is eveneens mogelijk dat een privaat rusthuis niet onmiddellijk de hulp inroept van het OCMW, maar pas van zodra het spaargeld van de bejaarde op raakt.

De kinderen kunnen zich ook richten tot een publiek rusthuis om hun ouder in te

schrijven. Ook in deze situatie gebeurt de tussenkomst van het OCMW niet altijd automatisch als de bejaarde niet over voldoende middelen beschikt om zijn verblijf te bekostigen. Er werd dikwijls vastgesteld dat bepaalde rusthuizen van het OCMW eerst en vooral de onderhoudsplichtigen aanspoorden om alle kosten van het verblijf van hun ouder te betalen alvorens een tussenkomst van het OCMW aan te vragen. Van de 45 personen bij wie we informatie hebben kunnen krijgen, verklaart meer dan de helft soms of altijd te proberen het totale bedrag bij de onderhoudsplichtigen terug te vorderen (11 « soms » en 15 « altijd »). Als de kinderen klagen over hun onmogelijkheid om de volledige kosten te dekken of als ze de wetgeving wat kennen, komen ze dus in contact met het OCMW voor het sociaal onderzoek en vervolgens voor de terugvorderingprocedure. Het gebeurt zelfs dat de kinderen hun ouder opzettelijk plaatsen in dit type van rusthuis om minder kosten te hebben.

Ten slotte kunnen de kinderen die hun bejaarde ouders willen plaatsen in een

rusthuis zich ook richten tot het OCMW voor inlichtingen over de te ondernemen stappen, omdat ze weten dat ze niet voldoende financiële middelen hebben en dat een tussenkomst van de OCMW’s mogelijk is in dit soort situaties. In dat geval zal een maatschappelijk werker contact opnemen met de familie en, naargelang van het beleid ter zake van het OCMW, ofwel het geheel van de geleverde hulp proberen terug te vorderen ofwel interne richtlijnen toepassen (zoals een behandeling geval per geval), ofwel de wetgeving toepassen.

Voor alleenstaande bejaarden is het niet altijd even gemakkelijk om de nodige

stappen voor opname te ondernemen. Volgens de maatschappelijk werkers in de grote steden of in de Brusselse regio wensen die personen niet te worden geplaatst in een rusthuis. De plaatsingen hebben dikwijls veel later plaats en in moeilijke omstandigheden. Het zoeken naar eventuele onderhoudsplichtigen begint in dit geval slechts na de plaatsing.

Page 63: Onderzoek naar de effecten van een eenheidsschaal voor tussenkomsten van onderhoudsplichtigen in de verblijfskosten van bejaarden in een rusthuis

57

De manier waarop de terugvorderingprocedure van start gaat is van weinig belang. Vanaf het moment dat de procedure begint, verloopt ze in drie fases. Een maatschappelijk werker in een grote stad schetst de meest gebruikte manieren van werken:

Eerst ontvangen wij de familie. We kijken naar de inkomsten van de ouders. We vergelijken die met de gevraagde prijzen. Vervolgens leggen we de twee oplossingen voor, als de inkomsten minder zijn dan de verblijfskosten, of de oplossing van het gezamenlijke engagement waar dan geen financieel onderzoek komt, maar ook geen plafond, of de oplossing waar er wel een financieel onderzoek komt en er wél een plafond is, in ieder geval wordt er dan een maandelijkse som vastgesteld. Dus op dat niveau, zowel in de oude versie als in de nieuwe versie, is er geen verschil. Op het niveau van de gevraagde documenten, vroegen wij vroeger altijd de inkomsten van het huishouden. We vroegen eveneens om ons hun kosten op te sommen. Nu vragen we niet meer naar de maandelijkse inkomsten. We vragen altijd een samenstelling van het huishouden en het kadastraal inkomen. Vroeger vroegen we er niet naar omdat het niet van belang was. De eerste fase van de procedure bestaat uit het vinden van de

onderhoudsplichtigen en hun de situatie uit te leggen. De moeilijkheid van deze stap kan ruim verschillen naargelang van de familiale situatie. Van zodra de familie nog in contact is met de geplaatste persoon of van zodra ze de stappen naar plaatsing zet in plaats van deze laatste, is het nemen van contact eenvoudig. Wanneer de bejaarde geen contact meer heeft met de kinderen wordt de procedure complexer voor de maatschappelijk werker, hoewel de zoektocht meestal succesvol eindigt. Wanneer echter een onderhoudsplichtige in het buitenland woont en al dan niet contact heeft met zijn ouder, slaagt de terugvorderingsprocedure zelden. Wat de terugvordering betreft voeren niet alle OCMW’s hetzelfde beleid. Voor de instelling van het eenheidsbarema gingen talrijke OCMW’s na of de kinderen het niet onderling eens konden worden en het geheel van de toelage betalen. In dit geval was er geen diepgaander onderzoek nodig omdat er geen tussenkomst was van het OCMW. Deze manier van werken is wat verminderd met de instelling van het eenheidsbarema, maar verre van verdwenen. Als tegenwoordig een tussenkomst van het OCMW onvermijdelijk is, wordt er een min of meer diepgaand onderzoek georganiseerd. Het eenheidsbarema heeft deze manier van werken tot de meest courante gemaakt, maar ze is nog verre van veralgemeend bij alle OCMW’s.

De tweede fase van de terugvorderingprocedure bestaat uit een sociaal onderzoek om het belastingsdeel te bepalen waarmee de onderhoudsplichtigen zullen worden belast. Vόόr de invoering van het eenheidsbarema kon deze bijdrage van de onderhoudsplichtigen veel verschillen, gaande van geen terugvordering tot een totale terugvordering. Naast deze twee extremen hielden talrijke OCMW’s rekening met elementen als medische kosten, onroerende leningen, studerende kinderen,… om zo het bedrag te bepalen dat gevraagd zou worden aan de onderhoudsplichtige. Tegenwoordig beperkt het sociaal onderzoek zich het meest tot een financieel onderzoek. In de veronderstelling dat als de situatie problematisch is dat de onderhoudsplichtigen het zeker en vast zouden laten weten, stellen vele maatschappelijk werkers zich tevreden met het opsturen van een formulier dat vraagt naar de samenstelling van het gezin, een kopie van de belastingsaangifte en een kopie van het kadastraal inkomen om zo op de hoogte te zijn van de echte sociale situatie van de personen. Volgens de ondervraagde groep maatschappelijk werkers is het soms redelijk moeilijk om een volledige samenwerking met de onderhoudsplichtigen te verkrijgen wat

Page 64: Onderzoek naar de effecten van een eenheidsschaal voor tussenkomsten van onderhoudsplichtigen in de verblijfskosten van bejaarden in een rusthuis

58

betreft het financieel onderzoek omdat deze laatsten meestal niet op prijs stellen hun inkomsten te onthullen. Hoewel deze observatie redelijk algemeen is, zou ze des te meer voorkomen in de Brusselse regio en in de grote steden. Van zodra de samenwerking met de onderhoudsplichtigen moeilijk is, reageren de OCMW’s niet allemaal op dezelfde manier. Het merendeel verkiest de dialoog aan te gaan om uit te legen dat de procedure nodig en legaal is en dat ze misschien hen kan toelaten hun tussenkomst te verminderen of zelfs te annuleren. Andere OCMW’s zullen beroep doen op de POD Financiën of alle andere instanties die in de mogelijkheid zijn om hen kopie’s te bezorgen die de onderhoudsplichtigen weigeren te bezorgen. Slechts enkele OCMW’s hebben deze methode ingesteld. Ze beginnen met het verzamelen van de nodige informatie tot de toepassing van het barema bij de competente instanties en nemen geen contact op met de onderhoudsplichtigen die zouden zijn vrijgesteld van de toepassing van het barema. Ten slotte dringen bepaalde OCMW’s er niet op aan wanneer de onderhoudsplichtigen weigeren om de informatie wat betreft hun inkomsten te verstrekken. De onderhoudsplichtigen worden eraan gehouden het geheel van de geleverde hulp terug te betalen aan het OCMW. In deze omstandigheden beslist ofwel de onderhoudsplichtige om van zich te laten horen en levert hij de documenten die nodig zijn voor de aanpassing van het barema ofwel betaalt hij zonder vragen te stellen ofwel weigert hij te betalen en het OCMW neemt in dat geval de maatregelen die zij nodig acht. Sommige onderhoudsplichtigen verkiezen trouwens het geheel van de geleverde hulp door het OCMW te betalen veeleer dan hun inkomsten te ontsluieren.

Van zodra het sociaal onderzoek is uitgevoerd, ontmoeten de maatschappelijk

werkers de onderhoudsplichtigen en proberen ze een concreet akkoord te bereiken met de familie. De ondervraagde OCMW’s hebben verschillende werkingsmanieren, maar zoals reeds werd gezegd, proberen ze de totaliteit van de aangeboden hulp terug te vorderen. De instelling van het eenheidsbarema lijkt te hebben toegestaan dit type procedure te verminderen, zelfs als bepaalde onderhoudsplichtigen zijn verplicht om het geheel van de hulp geleverd door de aanpassing van het barema te betalen. Vaak zijn deze onderhoudsplichtigen zeer ontevreden omdat deze terugvordering het meest berekend is op basis van de som van de inkomsten van de gehuwden en het wordt als zeer onterecht beschouwd in vergelijking met niet-getrouwde koppels die in dezelfde situatie verkeren.

De meest belangrijke veranderingen die men heeft kunnen vaststellen hebben

uiteraard betrekking op de OCMW’s die beslist hebben integraal afstand te doen van het terugvorderen bij de onderhoudsplichtigen met akkoord van het gemeentebestuur. Laten we eraan herinneren dat deze OCMW’s niet talrijk zijn en we vinden er inderdaad slechts één voor Brussel en één voor Wallonië in het kwalitatief staal. Weet wel dat door de beslissing om af te zien van terugvordering, niet elke procedure door het OCMW wordt geannuleerd. Er werd opgemerkt dat in één van deze OCMW’s het sociaal onderzoek meer gedetailleerd was dan in de OCMW’s die proberen het geheel of een deel van hun tussenkomst terug te vorderen bij de onderhoudsplichtigen. Trouwens elke organisatiepoging van insolventie van de bejaarde wordt gesanctioneerd met een volledige terugvordering van de geleverde hulp, of door een niet-tussenkomst van het OCMW wanneer het deze frauduleuze poging vaststelt alvorens tussen te komen.

C. In Vlaanderen

Vóór de instelling van het eenheidsbarema hanteerden de meeste OCMW’s een verschillende schaal om de onderhoudsbijdragen te berekenen. Slechts 2 OCMW’s bezaten

Page 65: Onderzoek naar de effecten van een eenheidsschaal voor tussenkomsten van onderhoudsplichtigen in de verblijfskosten van bejaarden in een rusthuis

59

geen schaal omdat men ofwel nog nooit werd geconfronteerd met onderhoudsplichtigen ofwel gewoon de volledige som terugvorderde. Na de instelling van het eenheidsbarema werd de schaal uniform voor elke OCMW. De gebruikte schaal is het enige verschil in procedure vóór en na de instelling van het KB.

De gehanteerde procedure kan verschillen naargelang het OCMW, maar de grote lijnen zijn overal dezelfde: eerst komen de bejaarde en/of kinderen zich informeren. Als de bejaarde wordt geplaatst, worden zijn inkomsten, spaargelden en eigendommen onderzocht. Indien de inkomsten van de bejaarde volstaan, worden die gebruikt om de verblijfkosten te betalen. Als de eigen financiële middelen niet voldoen en het OCMW moet een tussenkomst verlenen, zal het OCMW bij aanwezigheid van onroerende goederen een hypothecaire inschrijving op deze eigendommen nemen. Soms wordt het huis verkocht of verhuurd (met akkoord van de eigenaar) om alsnog de volledige kosten te dekken.

Als de totale middelen van de bejaarde niet volstaan, onderhandelt het OCMW eerst met de kinderen en tracht hen te overtuigen om spontaan te betalen. Als de kinderen beslissen om vrijwillig de kosten te betalen, dient het OCMW een borgstelling of een notariële akte af te leveren aan het rustoord, waarbij een zaakgelastigde19 wordt aangesteld die een verklaring ondertekent waaruit blijkt dat aan de verblijfkosten zal worden voldaan. Soms neemt het OCMW eveneens het beheer van de middelen van de bejaarde over, met name wanneer de familie dit verkiest of bij een slechte verhouding tussen de onderhoudsplichtigen.

Indien de onderhoudsplichtige niet spontaan de kosten betaalt, past het OCMW het tekort bij. Hierbij moet worden opgemerkt dat er een verschil kan bestaan voor bejaarden van de gemeente die naar een rusthuis in een andere gemeente gaan. Soms wordt er dan slechts tussengekomen tot een bedrag dat gelijk is aan de kostprijs van het eigen OCMW-rusthuis of wordt een vast bedrag ingesteld. Ook maakt het OCMW soms een onderscheid tussen onderhoudsplichtigen van de eigen gemeente of van onderhoudsplichtigen buiten de gemeente, waarbij de laatsten iets meer moeten betalen. Hierachter steekt de filosofie dat onderhoudsplichtigen van de eigen gemeente al gemeentebelasting betalen.

Achteraf gaat men dan de gemaakte kosten verhalen op de onderhoudsplichtigen. Inzake maatschappelijke dienstverlening maakt de wet een onderscheid tussen onderhoudsplichtigen op wie mag worden verhaald en onderhoudsplichtigen op wie moet worden verhaald. Het OCMW is verplicht terug te vorderen bij de echtgeno(o)t(e) en de kinderen. De terugvordering bij kleinkinderen en schoonkinderen is facultatief. Uit het onderzoek blijkt dat de meeste OCMW’s nooit zullen terugvorderen bij de kleinkinderen en verweduwde schoonkinderen. Soms wordt dit aan bepaalde voorwaarden gebonden. Zo mogen de kleinkinderen en verweduwde schoonkinderen zich niet verrijkt hebben met middelen van de bejaarde. Ook kan het zijn dat men wel terugvordert bij het verweduwde schoonkind als die het pensioen ontvangt van de overleden echtgeno(o)t(e) of als er kleinkinderen zijn. De oorzaak hiervan moet worden gezocht in het vermogensrecht, waarbij de verweduwde echtgenote nog steeds erfgename blijft als er kinderen zijn.

Voorgaande bevindingen worden bevestigd in eerder onderzoek. Hermans en Lammertyn (2001) concludeerden in hun studie dat nauwelijks werd gebruik gemaakt van de mogelijkheid om de kosten van maatschappelijke dienstverlening terug te vorderen bij 19 Meestal één van de kinderen

Page 66: Onderzoek naar de effecten van een eenheidsschaal voor tussenkomsten van onderhoudsplichtigen in de verblijfskosten van bejaarden in een rusthuis

60

verdere verwanten. Van Velthoven en Boeckxstaens (1993)20 deden de vaststelling dat in geval van terugvordering bij opname van bejaarden in een rusthuis 56,2% van de OCMW’s de 21schoonkinderen (naast de echtgeno(o)t(e) en de kinderen) als onderhoudsplichtig beschouwen. Bij de kleinkinderen bedraagt dit percentage 14,2%

Doordat de wetgever de keuze laat aan de OCMW’s om de kosten te verhalen op deze onderhoudsplichtigen, ontstaat er een discretionaire ruimte die elk OCMW anders kan invullen. Hier ontstaat er al een ongelijkheid tussen de verschillende OCMW’s die soms als onwenselijk wordt ervaren.

Vooraleer te beslissen over de uitoefening van het verhaal, moet het OCMW een sociaal onderzoek instellen naar de financiële toestand van de onderhoudsplichtigen en het familiale aspect van de zaak. Vaak blijkt dit sociaal onderzoek zich te beperken tot een financieel onderzoek waarbij men alle financiële middelen controleert. Opmerkelijk is dat sommige OCMW’s vertrouwen op de eerlijkheid van de kinderen en de bejaarde, terwijl anderen een ernstig bankonderzoek zullen voeren, waarbij de banken worden gecontacteerd om te controleren of de kinderen of de bejaarde niets achterhouden. Er zijn ook OCMW’s die enkel een bankonderzoek voeren indien er twijfel heerst over de eerlijkheid van de bejaarde en de kinderen. In een kleinere gemeente is bovendien de behoefte naar een bankonderzoek lager aangezien er een grotere sociale controle en meer contact bestaat.

Na het sociaal en financieel onderzoek zullen de onderhoudsplichtigen worden

aangeschreven en op basis van het gezamenlijk belastbaar inkomen, vermeld op het aanslagbiljet van het voorgaande jaar, berekent men met behulp van de eenheidsschaal of al dan niet kan worden teruggevorderd.

Indien het OCMW overgaat tot terugvordering, zal men enkel voor die gemaakte kosten het kindsdeel berekenen. Het kindsdeel22 bestaat uit de breuk waarvan de teller gelijk is aan één en de noemer gelijk is aan het aantal betrokken descendenten van dezelfde graad die principieel onderhoudsplichtig zijn. De reden waarom het kindsdeel werd ingevoerd, moet worden gezocht in de billijkheid. De wetgever achtte het niet aangewezen dat de kosten die aan bepaalde kinderen niet ten laste kunnen worden gelegd omwille van hun onbereikbaarheid, onvoldoende inkomen of verkwisting, zouden worden afgewenteld op de kinderen die wel bereikbaar en voldoende inkomen hebben. Dergelijke situaties doen vaak familietwisten opwakkeren. Het volgende citaat toont aan dat de wetgever in zijn opzet is geslaagd:

Ook dat kindsdeel is heel belangrijk om uit te leggen dat diegene die betaalt niet moet opdraaien voor diegene die niet betaalt. Dat moet elke keer benadrukt worden, want dat is een van de grote frustraties. Ze komen dikwijls met hoge poten hier op het OCMW aan en zeggen: “ik weet dat ik moet betalen en die niet en dan moet ik er nog voor opdraaien...” dat is de reactie van de mensen en als dat goed uitgelegd wordt dan staan ze er al helemaal anders tegenover (Voorzitter van een middelgrote gemeente).

20 Dit onderzoek vond plaats bij 219 van de 308 Vlaamse OCMW’s 21 Art. 13 eerste lid KB 9 mei 1984 22 Art. 11ter eerste lid KB 9 mei 1984

Page 67: Onderzoek naar de effecten van een eenheidsschaal voor tussenkomsten van onderhoudsplichtigen in de verblijfskosten van bejaarden in een rusthuis

61

We merken wel op dat er soms twijfel heerst omtrent de toepassing van de regel van het kindsdeel, met name bij overleden kinderen. In de praktijk zie je dat de meeste OCMW’s een overleden kind meerekent als onderhoudsplichtig en dat aldus het kindsdeel kleiner wordt. Slechts een paar OCMW’s houden dan weer geen rekening met overleden kinderen bij de berekening van het kindsdeel:

Dat is een heikel punt van discussie: op dit moment in principe niet, tenzij het schoonkind zelf kinderen heeft. Dat heeft met erfenisrechten enzo te maken. Maar daar zitten we…er is een schrijven rondgestuurd in het begin van vorig jaar dat overleden kinderen niet mogen meegeteld worden zonder te specifiëren of er een onderscheid gemaakt wordt tussen die met of zonder kinderen. En daarom is er dan ook een nota voorgelegd aan het bestuur, een negatieve nota om het te houden zoals het was, dus om de overleden kinderen die wel nog descendenten hebben nog wel in rekening te nemen. Dat is niet goedgekeurd door 1 beslissingsorgaan, maar dat is nooit voor de Raad verschenen omdat er ondertussen besprekingen aan de gang waren om de onderhoudsplicht af te schaffen (Maatschappelijk werker van een centrumgemeente).

De wet voorziet in principe dat, voor zover de betrokken descendent al overleden

was tijdens de periode van hulpverlening, hij niet kan worden meegerekend voor de bepaling van het kindsdeel. De meeste OCMW’s passen hier aldus een vorm van billijkheid toe.

De meeste respondenten zijn tevreden over de voorgaande procedure. Wel vinden sommige maatschappelijk werkers het niet altijd even leuk om een sociaal en financieel onderzoek te doen. Er zijn wel eens problemen met kinderen die hun medewerking niet willen verlenen. Indien dit gebeurt, beschouwt het OCMW de kinderen meestal sowieso als onderhoudsplichtig en rekent men het maximum kindsdeel aan of men gaat het inkomen opvragen bij het Ministerie van Financiën. Eén OCMW rekent de absolute maximumbijdrage aan. Indien er kinderen in het buitenland zitten en onbereikbaar blijven dan verklaart men meestal het onderzoek onmogelijk en doet men afstand van terugvordering.

Ook wanneer de reële inkomens niet meer beantwoorden aan het aanslagbiljet, bijvoorbeeld wanneer men op pensioen is gegaan, werkloos is geworden, enzovoort, stellen er zich soms problemen. Men tracht meestal zo dicht mogelijk het actuele inkomen te benaderen maar dit is niet altijd even gemakkelijk.

Daarnaast zijn er de OCMW’s die de onderhoudsplicht hebben afgeschaft met akkoord van de gemeente. Zij zullen natuurlijk slechts enkel financieel tussenkomen als de bejaarde niet zelf kan betalen, net zoals de andere OCMW’s. Om misbruik te voorkomen voeren zij een erg diepgaand onderzoek naar de financiële situatie. Dit houdt meestal een veel strengere en grondigere procedure in dan bij de andere OCMW’s. De bejaarde tekent een volmacht waarbij het OCMW de toelating krijgt alles erg grondig te onderzoeken, eveneens bij de kinderen. Alle financiële middelen, kapitalen, obligaties en eigendommen die de bejaarde bezit of de laatste tien jaar heeft bezeten moet de bejaarde kenbaar maken. Indien dat niet gebeurt, wordt toch een onderhoudsbijdrage opgelegd met een maximum van een kindsdeel. Ook kunnen de gemaakte kosten bij de kinderen worden teruggevraagd als blijkt dat zonder enige aanvaardbare uitleg, het patrimonium van de bejaarde in

Page 68: Onderzoek naar de effecten van een eenheidsschaal voor tussenkomsten van onderhoudsplichtigen in de verblijfskosten van bejaarden in een rusthuis

62

belangrijke mate is verminderd. Er wordt navraag gedaan bij het Bestuur van Registratie en Domeinen naar onroerend bezit en verrichtingen daaromtrent in de laatste 10 jaar.

Sommige maatschappelijk werkers plaatsen wel enkele vraagtekens bij de praktische realiseerbaarheid van een streng financieel onderzoek en een bankonderzoek. Men gelooft nooit dat men alles kan onderzoeken. Ook bijvoorbeeld de situatie waarbij de bejaarde een volmacht moet tekenen lijkt onhaalbaar voor een aantal maatschappelijk werkers. Vaak beseffen de bejaarden niet volledig wat ze doen, en als dat wel zo is, blijkt het soms gewoon fysisch onmogelijk om de bejaarde te laten tekenen.

Page 69: Onderzoek naar de effecten van een eenheidsschaal voor tussenkomsten van onderhoudsplichtigen in de verblijfskosten van bejaarden in een rusthuis

63

4.3. Welk zijn de moeilijkheden bij de recuperatie van de onderhoudsbijdragen? Wat was de evolutie van de terugvordering met de instelling van de nieuwe wetgeving?

A. Samenvatting

Uit het kwantitatieve onderzoek moet blijken dat de invoering van het eenheidsbarema tot een toename heeft geleid van het aantal onderhoudsplichtigen die niet aan hun verplichtingen tegemoetkomen. Het kwalitatieve onderzoek geeft een andere indruk. Aangaande de moeilijkheden om de onderhoudsplichtige bijdragen te innen, zijn er maar weinig verschillen tussen Wallonië en Vlaanderen. Vele OCMW’s stellen dat het nooit makkelijk is om de bijdragen bij de onderhoudsplichtigen te recupereren. Indien de onderhoudsplichtige weigert te betalen, onderzoekt men nogmaals aandachtig of billijkheidsredenen kunnen worden ingeroepen. Wanneer geen billijkheidsredenen aanwezig zijn, ontvangt de onderhoudsplichtige een aantal aanmaningen en tracht de ontvanger een minnelijke schikking te treffen. Pas wanneer alle andere mogelijke middelen zijn uitgeput, zal het OCMW zich wenden tot de rechtbank. Meestal probeert men eerst te dreigen met een gerechtelijke procedure. In dit verband kan worden vermeld dat men in Wallonië vaak naar juristen verwijst en hun handtekening gebruikt op officiële documenten tegenover de onderhoudsplichtige. De situaties waar men effectief overgaat tot een juridische procedure zijn echt uitzonderlijk. Vaak wordt er van afgezien omdat de kosten groter zijn dan de opbrengsten. Wel blijkt dit in sommige gevallen een doelmatig drukkingmiddel te zijn om de onderhoudsplichtige vooralsnog zijn plichten te doen nakomen. In Wallonië zouden de onderhoudsplichtigen soms het initiatief nemen om betwistingen voor de rechtbank te brengen. In Vlaanderen blijft het vooralsnog het OCMW dat het initiatief neemt indien de onderhoudsplichtige weigert te betalen. De respondenten merken na het KB geen verandering in het aantal en de aard van de gerechtelijke stappen die worden ondernomen. Wel stellen de maatschappelijk werkers dat het eenheidsbarema een stevigere wettelijke basis vormt voor de recuperatie, terwijl dat veel minder het geval was wanneer elk OCMW zijn eigen barema hanteerde.

Page 70: Onderzoek naar de effecten van een eenheidsschaal voor tussenkomsten van onderhoudsplichtigen in de verblijfskosten van bejaarden in een rusthuis

64

B. In Wallonië en het Brussels Hoofdstedelijk Gewest

Om te bepalen of het moeilijk was om de verschuldigde sommen terug te vorderen bij de onderhoudsplichtigen, hadden de respondenten de neiging een vergelijking te maken tussen de periode vóór en na de invoering van het eenheidsbarema. Het is belangrijk te signaleren dat de interne werking van de OCMW’s niet altijd toelaat om de gewenste inlichtingen te verkrijgen. In sommige OCMW’s houdt de maatschappelijk werker zich inderdaad bezig met het opstarten van de terugvorderingsprocedure, maar helemaal niet met het nagaan of de onderhoudsplichtige zijn verplichtingen ook werkelijk nakomt. Bij die werkwijze is het de ontvanger die de betalingsproblemen beheert. Sommige ondervraagde maatschappelijk werkers hebben daardoor geen weet van de gebreken van ‘hun’ onderhoudsplichtigen. In andere OCMW’s is de procedure iets anders. De ontvanger houdt zich altijd bezig met het opvolgen van de betaling van de onderhoudsplichtigen maar van zodra er een probleem is, meldt hij dit aan de maatschappelijk werker die zich met het dossier bezig houdt om de redenen van de betalingsachterstand te begrijpen. Als er blijkt dat er geen enkele geldige reden is voor deze achterstand, neemt de ontvanger het dossier in handen om meer officiële maatregelen te nemen.

Ondanks de soms moeilijke interne procedures, zijn een groot aantal

maatschappelijk werkers het erover eens dat het barema een stevigere wettelijke basis zou moeten geven aan de terugvordering. Nochtans, voegen ze eraan toe, heeft dit er niet voor gezorgd dat het aantal wanbetalers vermindert. Het kwantitatieve deel van dit onderzoek doet trouwens vermoeden dat door de instelling van het eenheidsbarema het aantal onderhoudsplichtigen dat weigert zijn verplichting na te komen, zou zijn verhoogt. Dat geldt vooral voor het noordelijk deel van het land.

De voorzitters hebben het er vaak moeilijk mee om zich een mening over de zaak te

vormen, maar de meerderheid van de respondenten denkt dat het eenheidsbarema niets zal veranderen aan het probleem. De onderhoudsplichtigen kennen zelden de wetgeving en hun beslissing om al dan niet te betalen staat daar los van.

Andere maatschappelijk werkers beklemtonen het feit dat het nooit makkelijk is om

de verschuldigde sommen terug te vorderen. Ze verklaren dat de onderhoudsplichtigen talrijk zijn om te klagen, in de hoop zo weinig mogelijk te moeten betalen. Ondanks dit, wordt zelden beroep aangetekend bij de rechtbank. Een maatschappelijk werker van een middelgroot OCMW drukt het als volgt uit:

We hebben niet echt de politiek om systematisch naar de rechtbank te gaan. Men zou een vredesrechter kunnen vragen tussen te komen, maar tenslotte is het niet echt de beste oplossing, dus probeert men altijd de dingen in der minne te regelen. Of de mensen antwoorden ons dat het ons niet aangaat wat ze verdienen. Tja, het is duidelijk dat men probeert te onderhandelen, maar men is altijd een klein beetje onzeker of de wet ons toestaat om verder te gaan. We zouden naar juridische informatie kunnen gaan zoeken maar dan door zonder langs de vrederechter langs te gaan want dat… dat is echt al de situatie juridiseren en dat is al een slecht begin. We zijn veeleer geneigd te onderhandelen. Om redenen van efficiëntie zou het vaak niet echt interessant zijn voor de OCMW’s

om naar de rechtbank te trekken als de onderhoudsplichtigen hun verplichting niet

Page 71: Onderzoek naar de effecten van een eenheidsschaal voor tussenkomsten van onderhoudsplichtigen in de verblijfskosten van bejaarden in een rusthuis

65

nakomen. Daarom verkiezen talrijke OCMW’s, in het merendeel van de gevallen, de dialoog. Sommige voorzitters verklaarden zelfs dat ze een jurist hebben aangeworven, niet zozeer om naar de rechtbank te stappen, maar gewoon om meer gewicht te geven aan de terugvorderingseisen. De referentie naar juristen en de aanwezigheid van hun handtekeningen op de documenten hebben een gunstige impact op de moeilijkste terugvorderingen.

Meestal betalen de onderhoudsplichtigen uiteindelijk toch, na enkele herinneringen.

Als echter blijkt dat de onderhoudsplichtige zijn verplichtingen niet nakomt door een belangrijke verandering in zijn situatie, kan zijn dossier altijd worden herbekeken door de raad. De raad kan dan een tijdelijke of een definitieve beslissing nemen. Van zodra een onderhoudsplichtige bijvoorbeeld de pensioensleeftijd bereikt, dalen zijn inkomsten bruusk maar toch wordt de onderhoudsbijdrage in het eerste jaar van zijn pensionering nog berekend op basis van zijn hoger inkomen, het jaar voordien. Nochtans is het mogelijk dat hij onder de grens is terechtgekomen waarvoor terugvordering kan worden gevraagd. In dit geval, kan de genomen beslissing van de raad definitief worden. Daarentegen kan de situatie van de onderhoudsplichtige ook tijdelijk zijn veranderd. Een jonge onderhoudsplichtige kan zijn werk verloren hebben. Deze situatie is niet definitief maar verdient desondanks in overweging te worden genomen door de raad.

Om terug te komen op het beroep op de rechtbank, kunnen we zeggen dat het

ondanks alles soms onvermijdelijk is en hoewel het zelden voorkomt, stellen we vast dat het meer voorkomt in sommige OCMW’s dan in andere. Elk OCMW hanteert immers een verschillende aanpak en de financiële redenen die sommige onder hen dwingen een beroep te doen op een rechtbank zijn niet of minder aanwezig bij andere. Desalniettemin lijkt het wel zo dat een beroep op een rechtbank veeleer begint bij de onderhoudsplichtigen dan bij de OCMW’s zelf. De onderhoudsplichtigen klagen vaak over de hoogte van hun tussenkomst van zodra deze gebaseerd is op het geheel van de inkomsten van het koppel of van zodra ze geen goede relatie hebben met hun ouder. Ze stappen ook naar de rechtbank om hun ouder te beschermen tegen een gedwongen terugkeer naar een rusthuis van het OCMW. We stellen vast dat sommige voorzitters van het OCMW het bestaan van dit soort conflict ontkennen, daar waar de maatschappelijk werkers van dezelfde OCMW’s er een gedetailleerd verhaal over vertellen.

C. In Vlaanderen

Eerst en vooral dient te worden opgemerkt dat men in Wallonië een aantal ontvangers heeft geïnterviewd. Deze kunnen zich een goed beeld vormen over de onderhoudsbijdragen die effectief worden teruggevorderd. In Vlaanderen heeft men zich beperkt tot interviews met de maatschappelijk werkers en voorzitters. In de grote OCMW’s zijn maatschappelijk werkers echter slechts uitzonderlijk op de hoogte of de verschuldigde bedragen ook effectief worden teruggevorderd. De onderhoudsbijdragen innen is immers de bevoegdheid van de ontvanger.

Wij hebben daar geen zicht op, dat is het werk van onze ontvangerij hé. Wij maken slechts het verslag op, dan maakt de administratie een factuur van “u moet zoveel betalen”, maar de opvolging van hoeveel er effectief binnenkomt dat is de taak van de dienst financiën en die doen dan

Page 72: Onderzoek naar de effecten van een eenheidsschaal voor tussenkomsten van onderhoudsplichtigen in de verblijfskosten van bejaarden in een rusthuis

66

inderdaad de nodige stappen mochten er problemen zijn om alsnog te kunnen vorderen (Maatschappelijk werker van een centrumgemeente).

De meerderheid van de respondenten kan zich echter wel een beeld vormen over de moeilijkheden aangaande de terugvordering. Uit het onderzoek blijkt dat elk OCMW met dossiers wel wordt geconfronteerd met onderhoudsplichtigen die (in eerste instantie) weigeren te betalen. Als de onderhoudsplichtige zijn onderhoudsplicht in twijfel trekt, komt dit meestal doordat de situatie nogal twijfelachtig is en de onderhoudsplichtige het als onrechtvaardig ervaart dat hij zou moeten betalen voor de verblijfskosten van de bejaarde. Voorbeelden van twijfelachtige situaties zijn gevallen waar het inkomen van de onderhoudsplichtige ontoereikend is om te kunnen terugvorderen, maar waar het OCMW wel beslist dit te doen omwille van tekenen van welstand, of een situatie waarbij het contact tussen ouder en kind is verstoord. Ook wordt gemeld dat als kinderen problemen hebben met de onderhoudsplicht, er vaak eerdere relationele problemen tussen de kinderen of met de ouders aan de basis liggen.

Indien de onderhoudsplichtige echt niet wil betalen, herbekijkt men het dossier en

onderzoekt men of er eventueel toch nog geldige billijkheidsredenen kunnen worden ingeroepen. Elk probleem kan altijd aan de Raad worden voorgelegd. Meestal brengt een herziening van de dossiers echter slechts zelden een verandering teweeg in de situatie:

Na een aantal jaren dan krijgen we soms een ganse lijst door met onderhoudsplichtigen die vertikken van te betalen. Dan wordt alsnog gevraagd van, zijn er daar tussen aanhalingstekens ‘sociale gevallen’ bij waar jullie redenen zien om dat niet te vorderen bij de rechtbank dan. Maar ja, meestal, als wij een verslag gemaakt hebben dat een kind moet betalen, is er geen enkel geval dat ik kan bedenken waarin dat plots zou veranderd zijn. Want dan zouden de onderhoudsplichtigen ons al moeten aanspreken van “kijk ik heb niet kunnen betalen en dat is om die en die redenen” en dan kunnen wij altijd een nieuw verslag maken. En de bereidwilligen die willen betalen zullen het zelf wel melden als er iets veranderd is in hun inkomen ofzo (Maatschappelijk werker van een centrumgemeente).

Indien de onderhoudsplichtige blijft weigeren om te betalen, wordt hem een aantal

aanmaningen opgestuurd. Daarna tracht de ontvanger een minnelijke schikking te treffen. Ook wordt het dreigen met een rechtszaak vermeld als middel om de onderhoudsplichtige te overtuigen over te gaan tot betaling. Als dat allemaal niet lukt wordt er uiteindelijk een dossier opgesteld waarover de Raad zal beslissen al dan niet een rechtszaak in te spannen. Zover komt het echter zelden. Wel zien we dat dit afhankelijk is van het OCMW: het ene gaat al veel sneller en veel frequenter over tot gerechtelijke invordering dan het andere. In elk geval tracht men eerst alle andere middelen uit te putten en meestal kan men de situatie dan wel sneller oplossen. En zelfs als er geen oplossing wordt gevonden wordt er gewezen op het feit dat er soms van een rechtszaak wordt afgezien omdat de kosten de baten overtreffen:

En dan zijn dat toch, heel veel, tientallen die niet betalen. Het gewoon niet doen. En uiteindelijk merken wij dan dat er in veel gevallen een oninbaarstelling gevraagd wordt van de dienst van financiën. Dus dat de zaken opgeheven worden. De niet betaler wordt zo beloond omdat de kost

Page 73: Onderzoek naar de effecten van een eenheidsschaal voor tussenkomsten van onderhoudsplichtigen in de verblijfskosten van bejaarden in een rusthuis

67

om dat allemaal nog te vorderen totaal niet zou opwegen tegenover hetgeen wat zou binnenkomen (Maatschappelijk werker van een centrumgemeente).

De respondenten merken na het KB geen verandering in het aantal en de aard van

de gerechtelijke stappen die worden ondernomen, ook omdat het aantal onderhoudsplichtigen sowieso heel laag ligt. Wel stellen de maatschappelijk werkers dat het éénheidsbarema meer een wettelijke basis vormt voor de recuperatie, terwijl dat veel minder het geval was wanneer elk OCMW zijn eigen schaal hanteerde.

Één OCMW deed vroeger een zeer streng financieel onderzoek waarbij erg veel problemen waren met onderhoudsplichtigen die weigerden te betalen. Sinds 2 jaar werd de procedure versoepeld, waarbij er sterke verbeteringen zijn opgetreden:

Er werd een zeer streng financieel onderzoek gedaan, waarmee onderhoudsplichtigen soms problemen hadden. Sinds 2 jaar is dat versoepeld, doet men dat niet meer en wordt er notarieel een akte gemaakt waarbij als iemand geplaatst wordt een kind garant staat dat de kosten elke maand zullen gestort worden en dan gaat men niet meer kijken naar de inkomsten van de bejaarde/kinderen... Dit heeft gezorgd voor een verbetering aangezien mensen zich vroeger veel te veel betutteld voelden. Niemand zegt graag wat hij eigenlijk van inkomen heeft, daarom is er weerstand. Als ze ons nu garanderen dat die kosten worden betaald, dan zullen ze dat doen en dat is voor ons genoeg. De twee partners zijn zo evenwaardig geworden en je doet een beroep op het eergevoel van mensen die het gevoel krijgen van “je kan het toch niet weigeren voor je ouders om dit engagement aan te gaan” (Maatschappelijk werker van een centrumgemeente).

De maatschappelijk werker wordt aldus minder in een controlerende rol geduwd en

de onderhoudsplichtige wordt beschouwd als een evenwaardige partner. Men doet louter een beroep op het eergevoel van de mensen en dit zorgt er voor dat men minder wordt geconfronteerd met wanbetalers.

Als de onderhoudsplichtige niet akkoord gaat met zijn onderhoudsplicht, volstaat het

om gewoon niet te betalen. In Vlaanderen is het dan meestal het OCMW dat een juridische procedure opstart en zich als schuldeiser richt tot de vrederechter.

Page 74: Onderzoek naar de effecten van een eenheidsschaal voor tussenkomsten van onderhoudsplichtigen in de verblijfskosten van bejaarden in een rusthuis

68

4.4. Werd de onderhoudsbijdrage vóór de instelling van het eenheidsbarema soms aangepast (gedaald) in functie van de zorgen en de diensten aangeboden door de onderhoudsplichtige aan de bejaarde? Hoe is de huidige situatie?

A. Samenvatting

De nieuwe wetgeving heeft geen enkele invloed op het feit of men al dan niet het verschuldigde bedrag gaat aanpassen indien de onderhoudsplichtige de bejaarde regelmatig helpt. Er bestaat een verschil in de prijs van een privaat en publiek rustoord. Omdat een publiek rustoord meestal een all-in dagprijs heeft, is het moeilijk om een korting te geven voor de onderhoudsplichtige; supplementen worden immers niet aangerekend. In een privaat rustoord is de prijsberekening veel complexer en worden een aantal zaken wel als supplement aangerekend. Hierdoor kan het zijn dat er een korting op het verschuldigde bedrag wordt gegeven. In de praktijk blijkt dat er echter zelden rekening mee wordt gehouden. Ook wanneer bejaarden een handje toesteken in het rustoord, leidt dit nooit tot kortingen. Dit wordt beschouwd als een vorm van bezigheidstherapie; die heeft zijn eigen compensatie, maar wordt soms toch met een extraatje beloond. De onderhoudsplichtigen vinden meestal dat tegenover die eigen (financiële en persoonlijke) inbreng wel iets mag staan. Ze wijzen erop dat voor elke onvoorziene omstandigheid supplementen worden aangerekend, terwijl omgekeerd geen compensaties worden voorzien.

B. In Wallonië en het Brussels Hoofdstedelijk Gewest

Het antwoord op deze vraag verschilt naargelang de bejaarde is ondergebracht in een privaat of een publiek rustoord. De instelling van de nieuwe wetgeving heeft geen enkele invloed gehad op dit soort praktijk.

In de openbare rustoorden wordt bij de berekening van de verblijfskost van de

bejaarde rekening gehouden met alle kosten (wassen van het linnen, incontinentiemateriaal). Omdat alles inbegrepen is, is het weinig zinvol om een korting te geven aan de onderhoudsplichtigen voor hun eigen inbreng. Daarenboven zou dit leiden tot ingewikkelde berekeningen die dan nog op relatief weinig onderhoudsplichtigen betrekking hebben.

In de private rusthuizen, wordt de woonkost meestal op een meer ingewikkelde

manier berekend. Vaak worden supplementen aangerekend voor de meest uiteenlopende

Page 75: Onderzoek naar de effecten van een eenheidsschaal voor tussenkomsten van onderhoudsplichtigen in de verblijfskosten van bejaarden in een rusthuis

69

diensten. Men kan veronderstellen dat hier de OCMW’s de tussenkomst van de onderhoudsplichtigen verminderen wanneer die een aantal taken voor hun rekening nemen waaraan kosten zijn verbonden (was, kapper). Toch zijn we op geen enkel OCMW gestoten waar dit gebeurde.

De zorgen en de diensten verschaft door de familie beïnvloeden dus vrijwel nooit

het bedrag van de tussenkomst. Die tussenkomsten worden vaak beschouwd als een blijk van goede wil van de familie of als een uitdrukking van familiale solidariteit zonder directe financiële gevolgen. Toch kunnen deze extra’s belangrijk worden ingeval de situatie van de onderhoudsplichtige verandert.

Het merendeel van de voorzitters van de OCMW’s zou zich niet hebben verzet

tegen de mogelijkheid om de tussenkomst van de onderhoudsplichtigen te verminderen. Toch zouden ze deze stap nooit zelf hebben overwogen. Ook de onderhoudsplichtigen en de maatschappelijk werkers zouden nooit het initiatief hebben genomen voor een voorstel in deze richting

Toch hebben enkele onderhoudsplichtigen aangedrongen om de hulp die bejaarden

bieden aan het personeel van de rusthuizen te valoriseren. De onderhoudsplichtige van een middelgrote gemeente bijvoorbeeld hecht veel belang aan de inzet van zijn geplaatste ouder.

Mijn moeder levert ook andere diensten. Ze is bijvoorbeeld iemand die altijd veel gekuist heeft. Ze is een maniak. En dus, euh…tja dat is haar probleem… Ik wil zeggen… Haar kamer, zij maakt ze zelf schoon. Er is niemand die in haar kamer binnenkomt. Ik wil dus maar zeggen dat de poetsvrouwen er niet eens moeten komen want alles is er kraaknet. Ze kuist alles. Ze heeft haar borstels, haar emmers. Net als bij haar thuis. Dus ze doet het huishouden en zo. Dus uiteindelijk heeft het rusthuis haar… Men heeft haar nooit gezegd, hier, we trekken deze kleine som af en dragen dat over naar je zakgeld. Bepaalde bejaarden houden er inderdaad van zich nuttig te maken en zich bezig te

houden. Sommigen maken zelf hun bed op, onderhouden hun kamer. Anderen maken zich nuttig door in de tuin te werken. Zonder te stellen dat deze klusjes moeten worden betaald, merken de onderhoudsplichtigen op dat dit een bron van besparing is voor het rusthuis. Ze herinneren eveneens hoe moeilijk de aanpassing aan het rusthuis is op psychologisch vlak voor de bejaarde, vooral wanneer deze de kosten niet volledig zelf kan betalen. Niet dat ze er financieel voordeel uit willen halen; deze onderhoudsplichtigen wijzen vooral op de heilzame werking van een waardering van die activiteiten.

We kunnen ons natuurlijk afvragen hoe het komt dat met deze besparingen niet of

weinig rekening wordt gehouden, terwijl voor het minste onvoorziene extraatje een supplement moet worden betaald. Omdat deze vraag niet het voorwerp uitmaakt van dit onderzoek, zullen we er niet op ingaan.

Page 76: Onderzoek naar de effecten van een eenheidsschaal voor tussenkomsten van onderhoudsplichtigen in de verblijfskosten van bejaarden in een rusthuis

70

C. In Vlaanderen

De meeste publieke rusthuizen hebben een all-in dagprijs, waar alle kosten al inzitten. De all-in regeling geldt echter niet voor privé-instellingen. De dagprijs bedraagt ongeveer hetzelfde als deze van de publieke rusthuizen, maar zijn exclusief dokterskosten, medicatie, zakgeld, wasgoed,... Toch houdt men er geen rekening mee als de onderhoudsplichtige de bejaarde helpt met een aantal zaken. Bij de ondervraagde OCMW’s was er slechts één die een korting geeft wanneer de onderhoudsplichtige de bejaarde helpt met bijvoorbeeld het wasgoed. De andere OCMW’s brengen die zaken niet in verband met elkaar. Het is een eigen keuze indien de onderhoudsplichtige beslist zelf in te staan voor een aantal zaken en moet deel uit blijven maken van de familiale solidariteit. Ook wordt aangehaald dat het praktisch zeer moeilijk is om dat per individueel geval te gaan bekijken. Het brengt een grote administratieve rompslomp met zich. Dit is zowel het geval vóór als na de nieuwe wetgeving, die geen invloed heeft gehad op de verschuldigde som.

De onderhoudsplichtigen stellen eveneens dat de OCMW’s er geen rekening mee houden indien ze zelf bepaalde diensten verlenen aan de bejaarde. Sommige respondenten gaven aan dat ze bijvoorbeeld de was deden, de bejaarde mee naar de kapper namen, enzovoort. Dit brengt de kosten van het rusthuis naar omlaag, waardoor het OCMW minder moet betalen. Toch blijven de financiële kosten voor de onderhoudsplichtigen gelijk.

Een aantal keer vermeldden de onderhoudsplichtigen dat hun (schoon)ouders zelf veel helpen in het rustoord. Deze bejaarden willen actief bezig blijven en zich nuttig maken. Ook dit verandert niets aan de prijs. Wel worden er dan soms andere gunsten toegestaan zoals in het onderstaande citaat, waarbij een vrouw gratis mee mocht op daguitstap naar zee:

Mijn ma die is 81 en die is prima: die werkt daar in een atelier, ze versiert mee de kerk en ze is naaister dus als er iets kapot is ook bij de anderen dan komen ze naar haar en dan maakt zij dat hé...ze wordt er op handen en voeten gedragen. En ze helpt de verpleegster, die kunnen allemaal een half uur vroeger naar huis. Om half zes gaan ze eten en als ze gedaan hebben dan ruimt mijn ma mee de refter af enzo. Zij vindt dat fijn en ik moet wel zeggen, ze zijn vorige week naar de zee geweest en mijn ma is mogen meegaan en heeft niet moeten betalen, dat vind ik wel heel goed.

Page 77: Onderzoek naar de effecten van een eenheidsschaal voor tussenkomsten van onderhoudsplichtigen in de verblijfskosten van bejaarden in een rusthuis

71

4.5. Was u voorstander van een eenheidsbarema op nationaal niveau ? Hoe hebt u gereageerd op het KB wat betreft het eenheidsbarema?

A. Samenvatting

De algemene vaststelling is dat de invoering van het eenheidsbarema een belangrijke vooruitgang betekent. In de praktijk bestonden al voor de instelling ervan samenwerkingsverbanden, zowel in Vlaanderen als in Wallonië, waardoor al een zekere uniformiteit werd bereikt. In Vlaanderen vallen er geen negatieve reacties te bespeuren op de eenheidsschaal; zowel voorzitters als maatschappelijk werkers vinden het gelijkheidsbeginsel prioritair. Er worden verschillende voordelen opgesomd van het eenheidsbarema: zo betekent het een sterke vereenvoudiging en vormt het een stevigere basis waardoor het gemakkelijker wordt geaccepteerd door de onderhoudsplichtige. Vrijwel iedereen is het eens over het principe van de eenheidsschaal, maar bij de toepassing ervan worden wel wat uiteenlopende bemerkingen gemaakt en dat is vooral het geval in Wallonië. Alhoewel ook daar de respondenten positief staan tegenover het uniforme barema, leggen zij meer de nadruk op het belang van de lokale autonomie. De Waalse maatschappelijk werkers geven ook meer de grenzen aan van de uniformiteit. Een te strakke regelgeving ter zake laat nog weinig ruimte over voor het hanteren van billijkheidsredenen. Deze overwegingen kunnen verklaren waarom in Wallonië niet alle OCMW’s het eenheidsbarema op dezelfde manier toepassen. Wallonië merkt op dat de meerderheid van de onderhoudsplichtigen ervan overtuigd was dat de berekening van de bedragen al gebeurde aan de hand van een nationaal barema. Het is een illustratie van de slechte informatiedoorstroming naar de onderhoudsplichtigen, iets wat we onder een apart punt uitvoeriger ter sprake zullen brengen.

B. In Wallonië en het Brussels Hoofdstedelijk Gewest

We behandelen hier twee vragen. De eerste legt de nadruk op de bevindingen van de respondenten wat betreft het principe zelf van het eenheidsbarema. Vervolgens hebben we het over de manier waarop dit idee van een eenheidsbarema werd verwezenlijkt bij het van kracht worden van de nieuwe wet.

Wat het principe betreft, is de eerste vaststelling dat het merendeel van de

respondenten binnen de OCMW’s, die zich uitgesproken hebben over het nieuwe eenheidsbarema, er positief tegenover staan; 42 personen verklaren dat het een goede zaak

Page 78: Onderzoek naar de effecten van een eenheidsschaal voor tussenkomsten van onderhoudsplichtigen in de verblijfskosten van bejaarden in een rusthuis

72

is. 3 personen zijn er fundamenteel tegen. Zij hechten veel belang aan de gemeentelijke autonomie en geloven dat de lokale diversiteit niet toestaat om een echt uniforme terugvorderingsprocedure in te stellen. Ten slotte hebben 25 personen een genuanceerde opinie en verklaren dat het een goede zaak is maar dat er desondanks nog veranderingen nodig zijn. Wat betreft de onderhoudsplichtigen, stellen we vast dat een aantal onder hen ervan overtuigd was dat hun tussenkomst al werd berekend op basis van een nationale procedure.

Niettemin blijven vooral de voorzitters van de OCMW’s het belang van een zekere

gemeentelijke autonomie beklemtonen. Ze hebben geen bezwaar tegen het eenheidsbarema maar zijn toch tevreden met de vrijheid die ze hebben om ervan af te wijken omwille van billijkheidsredenen. Omdat billijkheid een concept is met een relatief brede waaier aan interpretaties, beschikken ze over een soort grote vrijheidsmarge in de administratie van hun dossiers. De éénmaking zou dus niet helemaal effectief zijn, aangezien de uitzonderingsmotieven kunnen verschillen volgens het gemeentelijke beleid. Hoewel ze zich meestal tegenstander verklaren van de mogelijkheid om integraal afstand te doen van terugvordering, zijn de voorzitters tevreden dat de keuze daarvoor wordt overgelaten aan de appreciatie van de gemeentelijke autoriteit. De gemeente moet immers de financiële gevolgen van deze maatregel dragen.

Omdat de maatschappelijk werkers dichter staan bij de werkelijkheid op het terrein,

is het vaak zo dat ze bepaalde opmerkingen formuleren wat betreft de grenzen aan de concrete toepassing van het eenheidsbarema. Omdat bepaalde gemeenten rijker zijn dan anderen en dus ook de financiële middelen uiteenlopen waarover de OCMW’s beschikken, kan hun interpretatie van de term ‘billijkheid’ verschillen. Hoewel de kwantitatieve analyses het discours van deze personen niet bevestigt, verzekeren enkele maatschappelijk werkers dat de billijkheidsbeslissingen talrijker zouden zijn als de gemeente er de middelen voor had. Bovendien leggen sommige personen de nadruk op het feit dat het barema de maximale tussenkomst vastlegt, maar niet de tussenkomst op zich. Omdat de prijs van het verblijf in private instellingen erg uiteenloopt, kan ook de tussenkomst van de onderhoudsplichtigen soms veel verschillen voor dezelfde service. Men mag niet vergeten dat niet alle OCMW’s beschikken over hun eigen rusthuis. Ook als ze er één hebben, belet hen dat niet tussen te komen voor personen ondergebracht in de private rustoorden. De openbare rustoorden zijn niet altijd in staat om sommige noodzakelijke zorgen te verstrekken aan hun bewoners. Omdat het plaatsen van bejaarden meestal inderhaast gebeurt, hebben de rusthuizen van de OCMW’s niet altijd de nodige plaats om hen te kunnen ontvangen.

Bovendien passen de OCMW’s het eenheidsbarema niet toe op dezelfde manier.

Een niet te verwaarlozen aantal OCMW’s gebruikt het, terwijl ze hun berekeningen bemoeilijken door rekening te houden met de kolom met percentages uit de terugvorderingstabel. De belangrijkste reden van zo’n gebruik van het barema is de publicatie van een artikel in « Plus Magazine ».

Ook heeft de introductie van het eenheidsbarema uiteenlopende gevolgen op het

leven van de onderhoudsplichtigen. In de Brusselse regio beklemtonen verscheidene geïnterviewden het feit dat elementen als huur en zelfs de onderhoudskosten kunnen evolueren naargelang van de gemeente. Nochtans wordt er met deze informatie geen rekening gehouden in de berekening van het barema. De personen die deze vaststelling deden, beweren niet dat hiermee rekening houden noodzakelijk of zelfs wenselijk zou zijn;

Page 79: Onderzoek naar de effecten van een eenheidsschaal voor tussenkomsten van onderhoudsplichtigen in de verblijfskosten van bejaarden in een rusthuis

73

ze stellen zich enkel vragen over de mogelijkheid om via het eenheidsbarema de terugvordering te uniformiseren.

De respondenten zijn dus merendeels voorstander van de instelling van het

eenheidsbarema, maar de praktijk toont aan dat deze eenmaking meer betrekking heeft op de procedure van terugvordering dan op de terugvordering op zich. Rekening houden met het inkomen, de personen ten laste en het kadastraal inkomen zou dus niet volstaan voor een gelijke behandeling van de onderhoudsplichtigen. Bovendien gaat ook de wens van de OCMW’s om een deel van hun autonomie te bewaren in tegen dit eenheidsstreven.

Het antwoord op deze eerste vraag is dus redelijk complex. De meningen van de

respondenten zijn dikwijls moeilijk verenigbaar. Niettemin wordt de eenmaking van de terugvorderingprocedure beschouwd als een belangrijke vooruitgang en wordt ze bijzonder goed ontvangen. Ook stelden we vast dat enkele kleine aangrenzende OCMW’s schikkingen hebben getroffen om de doelmatigheid van het eenheidsbarema te verhogen. Volgende citaten komen van een maatschappelijk werkster uit het OCMW van een kleine gemeente.

We hebben regelmatig coördinatiesamenkomsten waarin we proberen dat alle OCMW’s, in ieder geval van hier in de omgeving, hetzelfde beleid, dezelfde manier van werken hebben… …In ieder geval wat betreft onze samenkomsten met sociaal assistenten, zijn we zeer tevreden dat die gebeuren omdat we zo proberen onze violen op elkaar af te stemmen, hetzelfde beleid te voeren, hetzelfde voor te stellen aan onze Raden maar we worden niet altijd door onze Raden gevolgd… … In het naburige OCMW gebeurt dat niet op die manier. Daardoor gaven we ons, elk van onze kant, ervan rekenschap dat wanneer we een dossier hadden, vaagheid overheerste, niet alleen wat betreft de plaatsingen in de rusthuizen maar ook ten opzichte van andere zaken die te maken hebben met sociale hulp, stellen we vast dat het zo is en dat we zouden proberen zo veel mogelijk onze manier van handelen te harmoniseren.

Die wil tot eenmaking heeft niet alleen betrekking op het terugkrijgen van hulp in

de context van de plaatsing van bejaarden in de rusthuizen. Het is een algemener beleid dat het geheel van de bevoegdheden van de betreffende OCMW’s raakt en wat voorafgaat aan het van kracht worden van het Koninklijk Besluit. Het lijkt niettemin dat een deel van de oplossing van dat probleem van eenmaking misschien kan worden gezocht in dat soort initiatief.

Wat de manier betreft waarop de respondenten hebben gereageerd op de instelling van het eenheidsbarema, konden de onderzoekers vaststellen dat het barema positief wordt beoordeeld. De redenen die daarvoor worden aangehaald, lopen nochtans zeer uitéén en lijken soms contradictorisch.

De personen die de instelling van het eenheidsbarema verwelkomen, argumenteren

dikwijls dat dit barema een legale basis vormt die meer gewicht zal geven aan het optreden

Page 80: Onderzoek naar de effecten van een eenheidsschaal voor tussenkomsten van onderhoudsplichtigen in de verblijfskosten van bejaarden in een rusthuis

74

van de maatschappelijk werkers tijdens de terugvorderingprocedure. 35 van de 45 geïnterviewden die zich hebben uitgesproken over dit onderwerp, zijn die mening toegedaan, tegen 10 die denken van niet. Dit argument, hoewel regelmatig te berde gebracht, leidt er nochtans niet toe dat de gevallen waarin de onderhoudsplichtigen zich aan hun verplichting onttrekken, verminderen. Veel maatschappelijk werkers zijn in elk geval van mening dat het eenvoudiger is om de procedure aan de onderhoudsplichtigen uit te leggen op basis van het nieuwe barema. De opvattingen van een maatschappelijk werker van een Brussels OCMW illustreert dit gevoel van vereenvoudiging.

Interviewer: En denkt u dat de instelling van het barema iets veranderd heeft ? Maatschappelijk werker: Nu is het duidelijker voor mij, voor mijn werk, het is duidelijker omdat er nu maxima zijn. We hebben de sommen en we weten wat te doen, het is duidelijker voor ons. Over wat we vroeger verdeelden, wisten we niet te veel, het was niet altijd duidelijk. Interviewer: U meent dus dat het beter is? Maatschappelijk werker: Ja, het is beter. Voor de schuldenaars, in elk geval voor de onderhoudsplichtigen, is het eenvoudiger. Bij hun grote ingewikkeldheid kwam nog dat de oude barema’s niet altijd

regelmatig werden geïndexeerd. Het nieuwe barema wordt dus gezien als een nodige vernieuwing. Sommige personen zijn tevreden over het eenheidsbarema omdat het toestaat grotere sommen terug te vorderen bij de onderhoudsplichtigen. De OCMW’s die met deze verhoging van de terug te vorderen sommen te maken hebben, gebruikten een zeer ingewikkeld barema dat rekening hield met de uitgaven van de onderhoudsplichtigen en dat soms nooit werd geïndexeerd. We stellen nochtans vast dat de gevallen waarbij de onderhoudsplichtigen het bedrag van de tussenkomst zien verhogen, niet in de meerderheid zijn. Zo menen 5 van de 29 ondervraagden die daarop hebben geantwoord dat sinds de toepassing van het nieuwe barema de onderhoudsplichtigen meer betalen; 12 vinden dat ze minder betalen, 3 verklaren dat bepaalde onderhoudsplichtigen meer betalen en anderen minder en ten slotte 9 zien geen verschil ten gevolge van het in voege treden van het nieuwe barema. Vreemd genoeg tonen de kwantitatieve analyses een lichte algemene verhoging van de terug te vorderen sommen tussen 2003 en 2005.

Deze positieve percepties sluiten niet uit dat heel wat geïnterviewden ook een kritische mening hebben over de instelling van het eenheidsbarema. Ze denken dat de voordelen die deze eenmaking oplevert ook tot een bepaalde ontevredenheid leidt. De eenvoud van het barema zou niet toelaten de terugvordering te berekenen op de reële bestaansmiddelen van de onderhoudsplichtige, omdat er vele andere lasten bestaan buiten het aantal personen dat men ten laste heeft. In de OCMW’s die bij de terugvordering rekening houden met de kolom van de percentages van het nieuwe barema, wordt deze als zeer ingewikkeld beschouwd. Bovendien vinden sommige geïnterviewden dat de maximumbedragen voor terugvordering niet aangepast zijn aan de dagelijkse werkelijkheid. Ze beschouwen deze bedragen als buitensporig, ook al hebben de onderhoudsplichtigen belangrijke inkomsten. Verschillende maatschappelijk werkers verklaarden trouwens dat daardoor de relaties met de

Page 81: Onderzoek naar de effecten van een eenheidsschaal voor tussenkomsten van onderhoudsplichtigen in de verblijfskosten van bejaarden in een rusthuis

75

onderhoudsplichtigen soms worden gehypothekeerd. De zwaarste problemen rijzen van zodra de inkomsten van het koppel worden samengevoegd voor het berekenen van de terugvordering. Diezelfde maatschappelijk werkers vertelden ook dat het moeilijk is om uit te leggen dat de bedragen die op het barema staan, de maximale terugvorderbare sommen zijn en dat het weinig waarschijnlijk is dat het verschil tussen het verblijf en de inkomsten van de bejaarde zo hoog zal oplopen. Daarentegen hebben slechts enkele geïnterviewden hun ontevredenheid uitgedrukt over de mogelijkheden van terugvordering bij personen met een zeer laag inkomen. De overwegingen van een Brussels jurist drukt de ontevredenheid van die enkelingen over de instelling van het nieuwe barema zeer goed uit.

Ik stel een ding vast, dat in onze dossiers het barema zoals het opgesteld is ons niet toelaat om veel terug te vorderen. Dat is het grote probleem. Wat de andere wetgevingen betreft, daar neemt men de onderhoudspensioenen en dingen zoals ze zijn, op de limiet zelfs de inbeslagnemingen, laten naar mijn mening toe zelfs meer terug te vorderen. Hier is men echt wel beperkt. Het grote probleem is dus de moeilijkheid om deze wetgeving toe te passen, namelijk wat betreft het te weten komen of men de inkomsten van de twee echtenoten samentelt. En dat men het barema toepast op het totale samengetelde inkomen… Of als men afzonderlijk het inkomen van elke echtgenoot neemt en dan op dat moment het barema toepast. Wat dat betreft vordert men echt niets terug. We hebben onlangs nog zo’n geval gehad, ik was op de hoogte gesteld en men vroeg mijn mening, ik heb het samentellen van de inkomsten van de echtgenoten aangeprezen en de toepassing van het barema op dit samengetelde inkomen, maar zonder enige garantie want de rechtspraak kan op verschillende manieren geïnterpreteerd worden…Zo…Voor mij klopt het dat een barema voorziet om te vermijden dat er misbruik wordt gemaakt van de terugvordering, dat stelt voor mij geen probleem maar ik denk dat men sowieso een oplossing zou moeten vinden om toe te staan aan het OCMW om meer terug te vorderen van de onderhoudsplichtigen. Dat is een beetje te gemakkelijk.

De instelling van een barema op basis van de maximum terugvorderbare bedragen wordt dus niet altijd beschouwd als aangepast. In de praktijk zou het barema toegepast worden op twee niveaus. Voor de zwakste inkomens, zou het bedrag in de tabel zo laag zijn dat het zou worden gezien als de terug te vorderen som. Voor de hoogste inkomens daarentegen, zou het maximum terugvorderbare bedrag geen enkele praktische toepassing hebben. Niet alle respondenten hebben dezelfde kennis van de huidige wetgeving. Sommigen beweren trouwens dat ze niet op de hoogte werden gebracht van de invoering van het eenheidsbarema. Nog anderen herinnerden zich vaag een dienstnota over dit onderwerp, maar geven toe dat ze daarvoor geen interesse hadden, met name omdat het OCMW niet wordt geconfronteerd met dat soort dossiers. Sommigen missen informatie over de manier waarop het barema moet worden toegepast; de verklarende teksten hierover worden als onduidelijk of zelfs onbestaand genoemd. We troffen respondenten aan die vinden dat de internetsite van de POD Maatschappelijke Integratie niet de elementen bevat

Page 82: Onderzoek naar de effecten van een eenheidsschaal voor tussenkomsten van onderhoudsplichtigen in de verblijfskosten van bejaarden in een rusthuis

76

die nodig zijn om ze te begrijpen of die beweerden dat ze het betreffende barema niet hebben kunnen terugvinden op de site. De onderhoudsplichtigen kennen slechts zeer zelden het bestaan van het eenheidsbarema. Velen klagen trouwens over het achterhouden van informatie door bepaalde OCMW’s. Deze verwijten sluiten aan bij een vroegere vaststelling dat sommige OCMW’s de vigerende wetgeving niet goed kennen of deze niet toepast om hogere bedragen te kunnen terugvorderen. Van zodra echter de onderzoekers de wetgeving uitlegden aan de onderhoudsplichtigen, waren deze laatsten voor het merendeel zeer enthousiast over de idee van een eenheidsbarema.

C. In Vlaanderen

Voor het Koninklijk Besluit van 3 september 2004 in werking trad, had elk OCMW de keuzevrijheid omtrent het barema dat werd gehanteerd. Hierdoor ontstonden er grote verschillen tussen de OCMW’s en de terug te vorderen bedragen. Sommige OCMW’s (6) trachtten wel de barema’s op elkaar af te stemmen. Zo stelde men bijvoorbeeld in de provincie West-Vlaanderen een schaal beschikbaar die elk OCMW vrijwillig mocht gebruiken. Ook andere kleine, naburige gemeenten gingen samenwerkingsverbanden aan en pleegden overleg om hun beleid op elkaar af te stemmen en zo meer uniformiteit te bereiken:

Er was pro forma een samenwerkingsverband in de regio. Wij hadden een gemeenschappelijke schaal opgesteld en een achttal gemeenten in de omgeving hebben die toegepast. Zo konden wij in onze omgeving toch een klein beetje éénvormigheid bereiken (Maatschappelijk werker van een kleine gemeente). In de praktijk lukte deze afstemming echter niet altijd even goed en bleven grote

ongelijkheden bestaan. Dit werd toch als een probleem ervaren:

Het was zo dat we soms de reactie kregen van mensen die uit een andere gemeente informatie bekomen hadden dat ze elders niet moeten betalen, dat is wel lastig. Nu is het voor iedereen gelijk en dan krijg je ook niet meer die reacties, soms werd dat ook zo wat uitgespeeld ten opzichte van bij ons. Mensen hadden daar ook wel wat vragen bij en dat is begrijpelijk (Maatschappelijk werker van een middelgrote gemeente). Hieruit blijkt dat er toch een zekere behoefte naar meer uniformiteit bestond. Voor

onderhoudsplichtigen is het moeilijk te begrijpen dat de gemeente waar men woont, het tarief van de onderhoudsbijdrage bepaald. De verschillen tussen deze bedragen liepen soms erg hoog op. Mensen voelen dit aan als onrechtvaardig en maatschappelijk werkers hebben maar weinig wettelijke argumenten om aan te voeren wanneer ze worden geconfronteerd met opstandige onderhoudsplichtigen. Respondenten benadrukken tevens dat door de vele verschillen er veel onduidelijkheden bestonden bij onderhoudsplichtigen over de onderhoudsplicht, met als gevolg dat er vele onwaarheden worden verspreid.

Vanaf 7 oktober 2004 diende voor het bepalen van de onderhoudsbijdrage elk OCMW een wettelijk opgelegde schaal te gebruiken. Bijna alle maatschappelijk werkers en voorzitters vinden de instelling van een eenheidsbarema een grote vooruitgang. Iedereen

Page 83: Onderzoek naar de effecten van een eenheidsschaal voor tussenkomsten van onderhoudsplichtigen in de verblijfskosten van bejaarden in een rusthuis

77

vindt het gelijkheidsbeginsel belangrijk. Men spreekt over een goede en rechtvaardige zaak aangezien iedereen die in dezelfde situatie zit op een gelijkaardige manier wordt behandeld. Ook het shoppen van gemeente naar gemeente wordt beperkt.

Maatschappelijk werkers vinden de schaal erg gebruiksvriendelijk en als mensen inlichtingen vragen, kan men onmiddellijk alle informatie meegeven en aan de hand van het gezamenlijk belastbaar inkomen berekenen hoeveel de onderhoudsplichtige zal moeten bijdragen. De eenheidsschaal maakt alles veel duidelijker zowel voor maatschappelijk werkers als onderhoudsplichtigen. Voor onderhoudsplichtigen is dit zeer belangrijk zodat ze weten waar ze aan toe zijn. Ook het feit dat de bedragen wettelijk zijn vooropgesteld zorgt ervoor dat de onderhoudsplichtigen er minder sceptisch tegenover staan, er meer vertrouwen in hebben en er minder proberen aan te ontsnappen.

Ik vind deze schaal heel gemakkelijk. Je neemt de schaal vast en je ziet direct welk bedrag men moet betalen zonder die hele berekening te moeten maken, dat geeft de mensen ook vertrouwen hé, je kan dat laten zien: “voila zoveel is het.” Want anders zit je daar vanalles uit te rekenen en kom je daar mee een getal af…en dan denken de mensen van “ja, klopt da wel?” Ik kan mij da wel voorstellen als je nog een gehandicapte zus hebt en dit en dat, die berekeningen dat kostte veel moeite. Nu zijn die gegevens krak hetzelfde als men ze ergens anders gaat opvragen (Maatschappelijk werker van een kleine gemeente).

De eenvormige schaal is dus goed, maar langs de andere kant wordt zowel door de

maatschappelijk werkers als de voorzitters geopperd dat de gelijkheid opnieuw wordt opgeheven doordat men de mogelijkheid biedt de onderhoudsplicht met akkoord van de gemeente helemaal af te schaffen. Omdat niet alle gemeenten gebruik (zullen) maken van deze mogelijkheid23 blijft er in hoofde van de onderhoudsplichtigen een reële ongelijkheid bestaan naargelang van de gemeente waar ze wonen:

Weet je wat de grote moeilijkheid is? Het is een verbetering dat er een eenheidsschaal is, maar langs de andere kant niet, want de gemeente heeft altijd nog de keuze om de onderhoudsplicht af te schaffen. Dat is natuurlijk een groot verschil. Eenvormigheid is dus relatief. Er is opnieuw een grote ongelijkheid geschapen: men had moeten zeggen: “ofwel past iedereen het toe, ofwel schaft iedereen het af”. Maar niet de gemeente de vrijheid geven (Maatschappelijk werker van een centrumgemeente).

Hierbij is een nieuw probleem gerezen, vooral in het geval dat de naburige

gemeente de onderhoudsplicht heeft afgeschaft. Maatschappelijk werkers worden opnieuw geconfronteerd met onderhoudsplichtigen die “ergens” hebben gehoord dat de onderhoudsplicht werd afgeschaft en zijn verwonderd en geagiteerd omdat zij wel een bijdrage moeten leveren. Daarnaast maakte een secretaris de bedenking dat men slechts werkt met uniformiteit aan randvoorwaarden. In die zin is er geen sprake van een echte uniformiteit:

Als je over uniformiteit spreekt, dan spreek je ook over een verschillend kostgeld voor de rusthuizen. Eigenlijk werk je maar aan randvoorwaarden

23 Momenteel zijn er een 20-tal op 360 gemeenten die de schriftelijke vragenlijst beantwoordden en die de onderhoudsplicht hebben afgeschaft.

Page 84: Onderzoek naar de effecten van een eenheidsschaal voor tussenkomsten van onderhoudsplichtigen in de verblijfskosten van bejaarden in een rusthuis

78

van een kost van een rusthuis… als je over uniformiteit wil spreken, moet je ook over totale uniforme rusthuisprijzen spreken. En eens je daar uniform bent, dan pas kan je over uniformiteit van onderhoudsplicht en zakgeld spreken in mijn ogen. Als er ergens een OCMW is dat het dubbel aan kostgeld vraagt dan wij vragen, is het ook logisch dat zij dubbel zoveel behoeftigen kennen. Je werkt altijd op uniformiteit aan randvoorwaarden (Secretaris van een middelgrote gemeente).

Hoe reageren de onderhoudsplichtigen op de invoering van het eenheidsbarema?

Eerst en vooral dient men op te merken dat maar weinig onderhoudsplichtigen op de hoogte zijn van de manier waarop hun bijdrage wordt berekend. Na de uitleg van het eenheidsbarema, vinden ze de invoering ervan positief. Net als de maatschappelijk werkers en voorzitters vinden ze het belangrijk dat de som niet afhankelijk is van de woonplaats, maar dat dit over heel België gelijk gebeurt.

De eenvormigheid is goed, maar de schaal op zich wordt vaak bekritiseerd. Het barema heeft bij een viertal onderhoudsplichtigen een verdubbeling of verdriedubbeling van de onderhoudsplichtige bijdrage veroorzaakt. Zij vinden het eenheidsbarema dan ook geen redelijke schaal.

Vanaf december 2000 zijn wij beginnen te betalen en dat is tot heden nog altijd. Toen we begonnen zijn moesten we 277 euro betalen. En dan heeft dat gelopen tot 2004. Dan hebben we 338 euro moeten betalen. Dat was een herziening van belastbrieven of zoiets. Dat heeft dan enkele maanden geduurd omdat ik gezien had dat er iets niet correct was en dan zijn ze gezakt naar 332 en dat is blijven lopen totdat onze lieve minister of de regering het nieuwe systeem heeft ingevoerd en dan mocht wij dus 623 euro betalen. Dat is dus het dubbele. Dat hebben wij aangekaart bij het OCMW van X en we hebben gezegd dat wij dat niet kunnen betalen. Als ik dat moet betalen is dat de helft van een maandloon (Onderhoudsplichtige).

Bij een drietal onderhoudsplichtigen is de bijdrage ongeveer gelijk gebleven en één onderhoudsplichtige meldde een lichte daling.

Page 85: Onderzoek naar de effecten van een eenheidsschaal voor tussenkomsten van onderhoudsplichtigen in de verblijfskosten van bejaarden in een rusthuis

79

4.6. Welk zijn de reacties op het KB met betrekking tot de mogelijkheid volledig afstand te doen van terugvordering met instemming van de gemeente?

A. Samenvatting

Heel wat OCMW’s, vooral de kleinere (die zich overwegend in Wallonië bevinden), blijken onwetend over deze mogelijkheid. Met het bestaan van de mogelijkheid geconfronteerd, is de overgrote meerderheid in Vlaanderen en Wallonië van mening dat de onderhoudsplicht moet behouden blijven. Hiervoor worden een aantal argumenten gegeven. In eerste instantie wordt de familiale solidariteit als een belangrijke pijler van het maatschappelijk bestel beschouwd; op de gemeenschap mag pas in tweede orde een beroep worden gedaan en dus moet de hulp van het OCMW residuair blijven. Daarnaast zijn er eveneens financiële argumenten om te pleiten voor het behoud van de onderhoudsplicht. In Wallonië stelt men dat het afschaffen van de onderhoudsplicht ondenkbaar is omdat dit een belangrijk verlies aan inkomsten betekent. In Vlaanderen daarentegen stelt de meerderheid van de OCMW’s dat de inkomsten uit de onderhoudsplicht minimaal zijn en dat de afschaffing ervan geen grote financiële impact zal hebben. Althans niet direct; ze geloven wél dat de afschaffing veel verstrekkendere gevolgen zal hebben dan momenteel uit de begroting valt af te leiden. Nu treden nog vele kinderen spontaan op om hun opgenomen vader of moeder financieel te steunen, zodat OCMW-hulp geheel of gedeeltelijk achterwege kan blijven. Als de onderhoudsplicht wordt afgeschaft, bestaat de kans dat ook deze mensen zich zullen wenden tot het OCMW. Toch kennen de OCMW’s die de onderhoudsplicht hebben afgeschaft, geen stijging in het aantal onderhoudsplichtigen en misbruiken. Een laatste argument tegen is ruimtelijk van aard en wordt vooral in Vlaanderen gehoord: twee aangrenzende gemeenten met een verschillend statuut kunnen zorgen voor onvrede bij de onderhoudsplichtigen en zelfs voor verhuizing van de onderhoudslastige bejaarden van de ene naar de andere gemeente. Overigens worden in deze context een aantal argumenten aangehaald waaruit blijkt dat de betrokkenen niet altijd even goed op de hoogte zijn van de wetgeving terzake, zoals dat de onderhoudsplichtigen bij afschaffing van de onderhoudsplicht zouden kunnen genieten van een grotere erfenis of dat de bejaarden hun erfenis uit de handen van de gemeenschap kunnen houden (en de gemeenschap integraal kunnen laten opdraaien voor de kosten van het rusthuis) door hun bezit op voorhand weg te schenken of in één of andere juridische structuur onder te brengen. Toch zijn er ook voorstanders van de afschaffing. Als argumenten daarvoor worden ondermeer aangehaald: de verstoring van de familiale relaties wordt vermeden en er komt meer ruimte voor

Page 86: Onderzoek naar de effecten van een eenheidsschaal voor tussenkomsten van onderhoudsplichtigen in de verblijfskosten van bejaarden in een rusthuis

80

extraatjes vanwege de kinderen. Bij de OCMW’s die volledig van terugvordering afzien, wordt aangevoerd dat daardoor minder administratieve kosten moeten worden gemaakt en dat in Wallonië door de afschaffing het aantal vragen voor plaatsing in een rusthuis niet is toegenomen. Vele geïnterviewden vinden dat de familiale solidariteit ruimer moet worden begrepen dan enkel financiële solidariteit. Zo ervaren ouders die worden geconfronteerd met het feit dat zij financieel ten laste vallen van hun kinderen, dat als een mislukking. Ook werkt de onderhoudsplicht familieruzies in de hand, door gebrekkige informatie maar ook door ongelijkheden die het systeem creëert tussen de leden uit eenzelfde gezin. Opmerkelijk is dat twee van de vier ondervraagde OCMW’s in Vlaanderen die de onderhoudsplicht hebben afgeschaft, geen principiële argumenten aanhalen om hun beslissing te verklaren. Bij het ene OCMW is er eerder sprake van een toevalligheid. Politieke constellaties verplichtten de voorzitter ertoe de onderhoudsplicht af te schaffen, hoezeer dat ook tegen zijn wil was. Het andere OCMW vond het eenheidsbarema te hoog: bij de onderhoudsplichtigen werd een enorme stijging van de onderhoudsbijdrage waargenomen. Het barema toepassen werd sociaal en politiek onrealistisch geacht. Hierdoor restte er nog maar één mogelijkheid, namelijk afschaffing. De meeste onderhoudsplichtigen hebben nogal een dubbel gevoel tegenover de onderhoudsplicht. In principe vinden ze de familiale solidariteit vanzelfsprekend, maar deze is allerminst onbeperkt. Vooral die situaties waarbij de onderhoudsplicht betwistbaar is maar het OCMW toch beslist terug te vorderen, lijken problematisch. Verder werkt de onderhoudsplicht familieruzies (zowel tussen man en vrouw als tussen kinderen onderling) in de hand, en ervaart de bejaarde het als enorm frustrerend dat de familie moet bijdragen. Deze elementen dragen ertoe bij dat de onderhoudsplichtigen bijna allemaal kiezen voor de afschaffing van de onderhoudsplicht.

B. In Wallonië en het Brussels Hoofdstedelijk Gewest

Uit de kwantitatieve analyse blijkt dat van deze mogelijkheid weinig gebruik wordt gemaakt; de kwalitatieve analyse doet vermoeden dat een groot aantal respondenten zelfs geen weet had van deze mogelijkheid. Van de 64 personen die zich konden uitspreken over de mogelijkheid tot integraal afwijken, waren er 37 op de hoogte en kenden 27 deze mogelijkheid niet. Deze vaststelling is niet onbelangrijk.

Eerst en vooral is het merendeel van de respondenten formeel tegen een toepassing

van die mogelijkheid in hun OCMW; meer nog, dikwijls spreken ze zich uit tegen het bestaan zelf van deze mogelijkheid. Zo denken 45 van de 71 personen dat het een slechte zaak is, tegenover 12 die vinden dat het een goede zaak is. Daartussen bevinden zich

Page 87: Onderzoek naar de effecten van een eenheidsschaal voor tussenkomsten van onderhoudsplichtigen in de verblijfskosten van bejaarden in een rusthuis

81

degenen die voor noch tegen zijn. Het argument dat eerst wordt aangevoerd door de tegenstanders van de integrale afstand is dat de hulp die het OCMW biedt, residuair moet zijn. De mogelijkheden tot terugvordering moeten worden opgebruikt vooraleer het OCMW tussenkomt. Vervolgens beklemtonen deze opposanten het belang van de familiale solidariteit. Niet meer terugvorderen bij de onderhoudsplichtigen zou in tegenspraak zijn met deze idee en zou tot een onrechtvaardig beroep op de collectieve solidariteit leiden.

Een argument dat ook dikwijls wordt aangevoerd om de negatieve houding

tegenover de integrale afwijking te verantwoorden, is dat daardoor de OCMW’s niet alleen de terugvorderingen bij de onderhoudsplichtigen zelf zullen verliezen maar ook bij personen die spontaan tussenkomen voor hun bejaarde ouder. Ook zij zouden dan een beroep doen op de collectieve solidariteit en zich niet meer inspannen om zelf hun bejaarde ouder te onderhouden in geval van financiële moeilijkheden. Ook wie tussenkomt om inmenging in hun privé-leven te vermijden, zou dan de zorg voor de bejaarde overlaten aan het OCMW.

De respondenten klagen ook over de onrechtvaardigheid die het integraal afstand

doen kan meebrengen. Volgens hen is het niet normaal dat de onderhoudsplichtigen kunnen genieten van de volledige erfenis van de bejaarde als ze worden vrijgesteld van hun onderhoudsverplichting. Deze angst is echter onterecht omdat, als de bejaarde een erfenis nalaat aan zijn kinderen, die eerst gebruikt moet worden voor het verblijf in het rusthuis. In dit geval zou er geen tussenkomst van het OCMW plaatsvinden omdat de geplaatste bejaarde voldoende inkomsten heeft. Ook als de welstand van de bejaarde afkomstig is van onroerende goederen, zou het OCMW het geheel van de geleverde hulp terug kunnen vorderen door een hypotheek te nemen op de goederen van deze persoon.

Naast deze problematiek in verband met de erfenis, vrezen sommige tegenstanders

van de integrale afstand dat de bejaarde zijn insolventie zou kunnen organiseren alvorens naar een rusthuis te gaan. In deze frauduleuze situatie zouden de kinderen dus kunnen profiteren van de bezittingen van de geplaatste ouder, zonder financieel voor hem tussen te komen. Om dit te voorkomen, organiseert een voorzitter van een OCMW dat integraal afstand doet, een financieel onderzoek voor elke bejaarde die een aanvraag tot tussenkomst formuleert. Deze voorzorgsmaatregel laat het OCMW tevens toe om elke poging tot fraude te bestraffen door het geheel van de verblijfskosten te factureren.

Herinneren we er nochtans aan dat een deel van de bevraagden ondanks alles

tamelijk positief staat tegenover de mogelijkheid om integraal af te wijken. Hoewel daarvoor relatief uitéénlopende motiveringen worden aangevoerd, hebben ze een atypische visie op de familiale solidariteit. Voor deze personen beperkt de familiale solidariteit zich inderdaad niet tot financiële solidariteit, zoals die tot uitdrukking komt in de terugvorderingprocedure. De onderhoudsplichtigen dwingen om financieel tussen te komen op basis van het eenheidsbarema zou de essentie zelf van de familiale solidariteit tenietdoen omwille van het verplichtende karakter ervan. Sommige van de geïnterviewde kinderen waren ontmoedigd door de onderhoudsbijdragen die ze moeten ophoesten, omdat die het hen financieel onmogelijk maken om het leven van hun bejaarde ouder op te vrolijken. Deze gevoelens worden bijzonder goed geïllustreerd door volgende uitspraak van een onderhoudsplichtige uit een middelgrote gemeente.

Niet iedereen heeft dezelfde mogelijkheid om tussen te komen. Ik heb die mogelijkheid wel … En die me ook toestaat om de saus aan te lengen, ik zeg

Page 88: Onderzoek naar de effecten van een eenheidsschaal voor tussenkomsten van onderhoudsplichtigen in de verblijfskosten van bejaarden in een rusthuis

82

het u door de aankoop van spullen, die ik regelmatig meebreng voor mijn moeder. En die verhogen de totale prijs. Eumh… Dus ik zit niet aan 4000 frank, ik zit er goed over… Ik weet niet of de wetgever daar eventueel rekening zou mee kunnen houden met met met…Van zodra hij enkel de tussenkomst berekent van een onderhoudsplichtige…Bovenop een dergelijke storting voor het OCMW officieel en al…eh van de waarde van de spullen die de onderhoudsplichtige aanbrengt of de diensten die hij levert. Omdat, soms is het de was die we eens doen, ziet u. Er zijn vele gelijkaardige dingen, die worden gedaan buiten de notie van onderhoudsplicht. Begrijpt u wat ik wil zeggen? Volgens sommige onderhoudsplichtigen en maatschappelijk werkers zou de

terugvorderingprocedure soms tot problemen in de familie leiden. Inderdaad, zelfs als de overblijvende onderhoudsplichtigen niet moeten inspringen voor het deel van kinderen die zijn vrijgesteld, leidt de terugvorderingprocedure soms tot serieuze conflicten. Bovendien zou de bejaarde zeer moeilijk begrijpen dat zijn kinderen financieel moeten opdraaien voor hem. Die toestand wordt alleen maar erger zodra deze tussenkomst bron wordt van familiale twisten. Wanneer we aan de voorzitters die een beleid van terugvordering voeren, vragen “welke de gevolgen zouden zijn als uw OCMW integraal afstand zou doen van de terugvordering”, dan antwoorden ze meestal dat die maatregel niet denkbaar is in de gemeente. Dan zou een belangrijke inkomensbron wegvallen, wat het gemeentebestuur niet zou aanvaarden. De meeste gemeenten hebben het al erg moeilijk om de kosten te aanvaarden die resulteren uit de reglementering van de rusthuizen. Daarom komt het zeer zelden voor dat de OCMW’s zulke vraag aan de gemeentebesturen hebben gericht. Bovendien menen vele respondenten dat een beslissing van niet-integrale terugvordering een belangrijke verhoging van het aantal aanvragen meebrengt. Een deel van de geïnterviewde sprekers denkt (ten onrechte, overigens) dat vele bejaarden zouden proberen hun insolventie te organiseren alvorens naar een rusthuis te gaan. We vroegen ook aan de voorzitters en aan de maatschappelijk werkers of het gebeurt dat men zich, wat betreft de onderhoudsplichtigen, beroept op het Burgerlijk Wetboek. Het merendeel van de tegenstanders van de juridisering van conflicten, antwoordde dat ze nooit zouden overwegen om een bejaarde aan te moedigen om een beroep te doen op justitie om een onderhoudspensioen te verkrijgen van hun kinderen. Voor de OCMW’s die integraal afstand doen, is deze mogelijkheid gewoonweg ondenkbaar. Overigens heeft geen enkel OCMW uit ons kwalitatief staal ooit geprobeerd om deze mogelijkheid toe te passen. Enkele personen daarentegen zijn daar niet formeel tegen gekant en menen dat over deze mogelijkheid meer onderzoek moet gebeuren. De enige concrete gevallen gebeurden op initiatief van de beheerders van goederen in zeer problematische familiale omstandigheden.

Van de OCMW’s die beslisten om integraal afstand te doen met akkoord van de

gemeente, kregen we erg verschillende reacties. De administratieve kosten overtreffen de mogelijke opbrengsten van terugvordering. De gemeentebesturen zouden nooit hun akkoord hebben geweigerd. De OCMW’s zouden in ieder geval een solide dossier hebben voorbereid met alle pro’s en contra’s van een dergelijke beslissing. Momenteel zijn alle OCMW’s die geen gebruik meer maken van de terugvordering nog tevreden over die beslissing. Het aantal dossiers is zeker niet gestegen, zoals sommigen hadden verwacht.

Page 89: Onderzoek naar de effecten van een eenheidsschaal voor tussenkomsten van onderhoudsplichtigen in de verblijfskosten van bejaarden in een rusthuis

83

C. In Vlaanderen

OCMW’s hadden altijd al de mogelijkheid om de kosten, voortspruitend uit de plaatsing in een rustoord, terug te vorderen van de onderhoudsplichtige families. Voor 1983 maakten maar weinige OCMW’s gebruik van deze mogelijkheid (Van Velthoven & Boeckxstaens, 1993). Het KB 244 van 31 december 1983 maakte van het verhaalrecht echter een verhaalplicht, waardoor niet langer de keuze werd gelaten aan OCMW’s. Hierop kwam veel kritiek en commentaar. Toch opmerkelijk aangezien uit dit onderzoek blijkt dat bijna iedereen de onderhoudsplicht wil behouden.

Vrijwel alle maatschappelijk werkers en voorzitters onderschrijven het belang van de familiale solidariteit en willen de onderhoudsplicht behouden. Ze vinden het vanzelfsprekend dat wanneer de ouders voor de kinderen hebben gezorgd, kinderen eveneens voor hun ouders dienen te zorgen. Kinderen dienen aldus hun verantwoordelijkheden op te nemen. Een volgend citaat illustreert dit:

Als men er zomaar tout court vanuit gaat dat alles op de overheid mag worden afgewenteld en de familiale solidariteit wordt niet meer aangesproken, ik denk dat dat ook een stuk naar beeldvorming naar de publieke opinie zo ingaat van…we zullen toch zorgzaam moeten omspringen met de centen van de gemeenschap. Alles moet toch niet gedragen worden. Ik vind toch dat bejaarde mensen die voor hun kinderen een leven lang gezorgd hebben dat men daar toch voor moet betalen (Maatschappelijk werker van een middelgrote gemeente). Bovendien ervaren maatschappelijk werkers dat de meeste kinderen de familiale

solidariteit eveneens vanzelfsprekend vinden. Deze vaststelling wordt eveneens bevestigd doordat er onderhoudsplichtigen zijn die in principe zijn vrijgesteld van onderhoudsplichtige bijdragen omwille van billijkheidsreden of omdat ze onder de inkomensgrens vallen, maar die toch betalen omwille van een zekere loyauteit en familiale solidariteit ten opzichte van hun ouders. In de kleinere gemeenten is er wel sprake van een sterkere familiale solidariteit ten opzichte van de grote steden.

We merken wel dat maatschappelijk werkers hun standpunt pro-onderhoudsplicht vaker nuanceren en ook de veeleer negatieve kanten belichten. Zo wijzen ze erop dat de bejaarde de noodzaak om kinderen financieel aan te spreken dikwijls als beschamend aanvoelt: de sociale en familiale kostprijs kan groot zijn. De onderhoudsplicht brengt soms familiale spanningen teweeg en er wordt een drempelverhogend effect gecreëerd waarbij bejaarden liever in mensonwaardige omstandigheden blijven leven dan een conflict in de familie te veroorzaken. Toch worden de familieruzies in de interviews ook regelmatig gerelativeerd en zelfs tegengesproken zoals het volgende citaat aantoont:

Daar waar in de pers wordt gezegd dat het de onenigheid binnen de familie in de hand werkt, stellen wij vast dat vaak ook wanneer men een goed gesprek houdt, dat het eerder de verbondenheid in families bevordert, maar je moet goed luisteren naar het verhaal en je moet maatwerk kunnen doen. Als je vaststelt dat de onderhoudsplichtige te fel belast wordt dan gaan wij dat aanpassen via de billijkheidsredenen. En dan krijg je dus toch een situatie dat kinderen op hun verantwoordelijkheden worden aangesproken en dat vind ik op zichzelf een positief gegeven. Dat verhoogt eerder de

Page 90: Onderzoek naar de effecten van een eenheidsschaal voor tussenkomsten van onderhoudsplichtigen in de verblijfskosten van bejaarden in een rusthuis

84

solidariteit in tegenstelling tot als je zegt van de gemeenschap betaalt het wel daar waar de draagkracht van sommige kinderen ruim genoeg is (Maatschappelijk werker van een middelgrote gemeente).

Sommige respondenten geloven dan ook dat de familiale solidariteit zal

verminderen indien de onderhoudsplicht wordt afgeschaft. De individuele verantwoordelijkheden worden niet meer aangesproken en dit is geen goed teken naar de bevolking toe:

In de maatschappij waarin we vandaag leven vind ik dit geen goed signaal, ik betreur dat. Ook als je kijkt naar de problemen waarmee wij te kampen hebben met de sociale zekerheid. Waarbij er grenzen gesteld gaan moeten worden aan wat betaalt de collectiviteit en wat betaalt het individu. Er is een plaats voor het individuele. Ik vind die discussie dat die een trend bevestigt van: “goed ik betaal belastingen en dus moet de overheid maar voor alles opdraaien” (Voorzitter van een middelgrote gemeente).

Eveneens blijkt uit het onderzoek hoe belangrijk de benadering van de

maatschappelijk werker is, vooral omdat de individuele aanpak billijkheidsredenen toelaat. Vele maatschappelijk werkers stellen dat de onderhoudsplicht moet behouden blijven omdat men in onrechtvaardige omstandigheden toch nog billijkheidsredenen kan inroepen. Indien dit op de juiste manier gebeurt, zal de onderhoudsplicht weinig problemen veroorzaken. Billijkheidsredenen blijken dan ook een absolute voorwaarde te zijn voor een rechtvaardige onderhoudsplicht, maar hierop komen we later terug.

Naast de familiale solidariteit en de responsabilisering, weerhouden eveneens

financiële consequenties vele OCMW’s ervan om de onderhoudsplicht af te schaffen. Onderzoek (Seynaeve & Simoens, 2001) wijst uit dat door het werk en de kosten die de uitoefening van de verhaalplicht met zich brengt, de netto-opbrengst van de terugvorderingsacties zeer beperkt is. Zo blijkt op basis van enquêteresultaten dat slechts 14,5% van de jaarlijks door het OCMW betaalde verblijfkosten in een rustoord, ziekenhuis of RVT, effectief wordt teruggevorderd ten laste van de onderhoudsplichtige24. Ook het OCMW dat afstand heeft gedaan van terugvordering haalt de lage opbrengst van de terugvordering versus de administratieve last aan als argument om af te zien van een terugvordering. Toch trekken sommige OCMW’s dit in twijfel:

Dat mevrouw is de grootste quatsch wat ik ooit gehoord heb: als men nu op de ontvangerij een keer of twee keer op een computer duwt, dat maakt het voor ons wat betreft personeel niet uit hoor. Dat is dikke zever. De kosten zijn veel lager dan de baten... hier was er ook de vraag van het Schepencollege en dan heb ik hen eens gezegd wat dat ging kosten per jaar, wat zij dan meer moeten bijbrengen naar het tekort van het rustoord en daar waren ze niet zo gelukkig mee en daarom is het niet doorgegaan (Voorzitter van een middelgrote gemeente). Voor een aantal OCMW’s lijken de teruggevorderde bedragen een welgekomen en

zelfs noodzakelijke bron van inkomsten te zijn, maar toch blijven zij in de minderheid. De meeste OCMW’s beamen dat de onderhoudsplicht inderdaad niet echt rendeert, vooral ook 24 Dit percentage werd berekend op basis van de vorige schalen die de OCMW’s hanteerden.

Page 91: Onderzoek naar de effecten van een eenheidsschaal voor tussenkomsten van onderhoudsplichtigen in de verblijfskosten van bejaarden in een rusthuis

85

omdat er weinig dossiers zijn25. Misschien kunnen deze verschillen tussen OCMW’s worden verklaard door hun sociale ingesteldheid. Het ene OCMW past de onderhoudsplicht al wat strikter toe dan het andere. Daarnaast wordt soms gesteld dat het voor een rijke gemeente al wat gemakkelijker is om de onderhoudsplicht af te schaffen.

Op het eerste gezicht lijkt dus de kostprijs van de terugvorderingsacties in vergelijking met de opbrengst een valabel argument om te pleiten voor een afschaffing van de verhaalsplicht: het lijkt wel dat een kosten-batenanalyse nadelig uitvalt. Dit argument wordt echter door de meeste OCMW’s ontkracht:

Mensen die willen dat de onderhoudsplicht wordt afgeschaft, halen vaak financiële redenen aan om te zeggen dat het het OCMW toch niet veel opbrengt enzoverder. Maar deze redenering gaat eigenlijk helemaal niet op. Er wordt in immers heel wat families geen beroep gedaan op de overheid, maar daar speelt de familiale solidariteit. Wanneer de onderhoudsplicht zou worden afgeschaft, hebben deze mensen er alle baat bij om ook beroep te doen op het OCMW en een aantal mensen van deze groep zal dat ook zeker doen...ik kan me niet voorstellen dat er in onze gemeente op dit moment maar 5-6 bejaarden zijn die niet toekomen met hun geld... Ik wordt nu regelmatig al gecontacteerd door mensen die de rekening wensen door te schuiven naar het OCMW vanaf het moment dat zij hun inkomen als kinderen niet meer moeten kenbaar maken aan het OCMW... Dus in die zin zeggen dat als je het afschaft, dat het de gemeenschap maar 5000 euro kost, daar ben ik niet van overtuigd. Nu voorzien wij 20.000 euro, ik ben ervan overtuigd dat als dat globaal zou afgeschaft worden dat dat een bom zou zijn, dat dat echt heel veel geld zou worden (Voorzitter van een middelgrote gemeente).

Men voorspelt dus dat de gevolgen veel verstrekkender zullen zijn dan momenteel

uit de begroting valt af te leiden. Nu treden nog vele kinderen spontaan op om hun opgenomen vader of moeder financieel te steunen, zodat OCMW-hulp geheel of gedeeltelijk achterwege kan blijven. Dit tussenkomen in een familiaal verband gebeurt dus informeel, los van elke OCMW-terugvorderingsactie. Als de onderhoudsplicht wordt afgeschaft, bestaat de kans dat ook deze mensen zich zullen wenden tot het OCMW. Nu worden zij nog vaak afgeschrikt doordat er een sociaal en financieel onderzoek zal volgen. Als deze barrière verdwijnt, vreest men dat het aantal behoeftige bejaarden zal stijgen. Maatschappelijk werkers vinden bewijzen in hun argumenten doordat ze vaak worden geconfronteerd met mensen die zich op voorhand komen informeren. Als ze horen dat er een sociaal onderzoek zal volgen, besluiten ze vaak de volledige kosten zelf te dragen. Ook bejaarden die zich willen laten plaatsen beslissen vaak nog wat langer thuis te blijven als ze horen dat de kinderen moeten betalen. Dit bevestigt het bestaan van het drempelverhogend effect waarvan eerder sprake.

Daarnaast wijzen een aantal maatschappelijk werkers en voorzitters op een mogelijk misbruik, waarbij de ouders vóór hun plaatsing alles wegschenken aan de kinderen en daarna een beroep doen op de overheid om bij te dragen in de kosten. De wetgeving heeft zich hier al vroeger tegen gewapend. Als een OCMW beslist om op

25 Opmerkelijk is dat het lage aantal dossiers zowel wordt aangehaald als argument om de onderhoudsplicht af te schaffen én te behouden.

Page 92: Onderzoek naar de effecten van een eenheidsschaal voor tussenkomsten van onderhoudsplichtigen in de verblijfskosten van bejaarden in een rusthuis

86

algemene wijze af te zien van terugvordering, biedt het KB van 9 mei 1984 art. 10 toch de mogelijkheid dat het OCMW de toegekende maatschappelijke hulp kan terugvorderen bij de onderhoudsplichtigen wanneer de begunstigde zijn roerend of onroerend vermogen vrijwillig heeft afgebouwd voor zijn intrede in het rusthuis. Het blijft echter niet eenvoudig om uit te maken wanneer een persoon zich op een bedrieglijke manier onvermogend heeft gemaakt. De grens tussen vrijgevigheid en bedrog is in sommige gevallen moeilijk te trekken.

De argumenten over het misbruik en een stijging van het aantal behoeftigen worden tegengesproken door de OCMW’s die afzien van terugvordering. Ze stellen dat zij geen stijging waarnemen in het aantal onderhoudsplichtigen en dat er amper misbruiken worden vastgesteld. Een verklaring hiervoor kan zijn dat er een zeer streng financieel onderzoek wordt gehouden of dat de kinderen niet willen dat door het OCMW een hypotheek wordt gelegd op de woning van hun ouders.

Wij hebben er eigenlijk geen negatieve ervaringen mee. Er werd inderdaad vaak gezegd van, “ja, daar gaan mensen misbruik van maken bijvoorbeeld ouders die in een naburige gemeente wonen en die gaan de ouders dan hier domiciliëren de moment dat ze naar het rusthuis moeten gaan en dan beroep kunnen doen op het OCMW.” In het begin werd dat soms wel geopperd dat dat aanleiding kon geven tot misbruiken, maar ik kan echt het tegendeel aantonen, wij worden daar helemaal niet mee geconfronteerd (Voorzitter van een kleine gemeente).

Daarnaast halen de voorstanders van afschaffing financiële argumenten aan om de

onderhoudsplicht af te schaffen. De kosten zijn amper gestegen nu ze de onderhoudsplicht hebben afgeschaft. Ze vinden bovendien dat solidariteit veel ruimer moet worden begrepen dan enkel financiële solidariteit. Een voorzitter stelt dat het een wetmatigheid is dat door kinderen te willen, ouders zich automatisch engageren om te zorgen voor die kinderen. Ook wensen de meeste ouders dat hun kinderen succesvoller zijn dan henzelf. Door een beroep te doen op de onderhoudsplicht, verminderen hun kansen daarop. Als ouders bovendien worden geconfronteerd met het feit dat zij financieel ten laste vallen van hun kinderen, ervaren zij dat als een mislukking:

Die ouders zijn nooit geen sukkelaars of typische OCMW-cliënten geweest hé. Die konden in hun thuissituatie heel goed rondkomen met hun inkomen, de meeste dan toch… maar door het feit dat ze zorgbehoevend worden dat er een opname in een rustoord volgt, worden zij in de steun gedreven en die wordt gecompenseerd door de kinderen. Dat is toch een vreselijke situatie. Je hebt altijd genoeg gehad en dan heb je niet meer genoeg als je geen spaarboeken hebt hé (Maatschappelijk werker van een centrumgemeente).

Kinderen kunnen tegenover de ouders gaan wreken dat ze voor hen moeten betalen,

door bijvoorbeeld nooit of zelden een bezoek te brengen. In die zin bevordert de financiële solidariteit de familiale solidariteit allesbehalve. De afschaffing van de onderhoudsplicht sluit de familiale (financiële) solidariteit ook niet uit: kinderen kunnen nog altijd op vrijwillige basis de financiële lasten dragen.

En ik denk ook ja, van die familiale solidariteit, als er een goede verstandhouding is dan bestaat er nog altijd de mogelijkheid dat kinderen

Page 93: Onderzoek naar de effecten van een eenheidsschaal voor tussenkomsten van onderhoudsplichtigen in de verblijfskosten van bejaarden in een rusthuis

87

het onder elkaar afspreken en regelen op vrijwillige basis financieel de lasten te nemen. Dus zonder dat er beroep moet gedaan worden op het OCMW. Ergens vind ik het wel een gedwongen sfeer als je als sociale dienst, als OCMW moet gaan opleggen hoeveel dat de kinderen moeten gaan betalen (Maatschappelijk werker van een kleine gemeente).

Daarnaast vinden de voorstanders van afschaffing het een onrechtvaardig systeem:

een gelijke behandeling voor iedereen is onrealistisch. Er zijn verschillende factoren die ongelijkheden creëren:

Het is ten eerste onrechtvaardig door het kindsdeel. Je krijgt zo het systeem dat het enig kind veel meer moet betalen dan dat er meerdere kinderen zijn. Twee, het is onrechtvaardig omwille dat het gebaseerd is op het inkomen, zijnde het officieel belastbaar inkomen, waarbij je tot situaties komt met de loontrekkende met het modale inkomen en de broer of de zus, de zelfstandige met zeer veel zwart inkomen, dat die met een veel grotere levensstandaard een vrijstelling zou kunnen krijgen. Ook de billijkheidsredenen, waar ik zelfs hoor dat sommige kleinere OCMW’s die à la tête du client toepassen, zorgt voor enorme ongelijkheden. En dat zijn allemaal van die subjectieve zones waarvoor we gezegd hebben dat we het afschaffen, omwille van die ongelijkheden op tal van vlakken (Voorzitter van een centrumgemeente).

Een andere anomalie die als argument wordt gegeven voor afschaffing, bestaat erin

dat de terugvordering enkel geldt voor rusthuisopname en niet voor andere vormen van lokale ouderenzorg (mantelzorg, kortopvang, opname in dagcentra). Als een bejaarde thuis blijft en bejaardenhulp nodig heeft, wordt immers in de kosten tussengekomen door de gemeenschap. Er wordt dan alleen rekening gehouden met de inkomsten van de bejaarde zelf. Waarom dan, als een bejaarde niet langer in het eigen huis kan blijven wonen, eerst nagaan of er kinderen zijn die de kosten kunnen betalen? Als in het eerste geval de maatschappelijke solidariteit speelt, moet dit ook in het tweede geval gebeuren volgens de OCMW’s die de onderhoudsplicht hebben afgeschaft. Van Velthoven en Boeckxtaens (1993) kwamen tot de conclusie in hun onderzoek dat de maatschappelijke kostprijs voor de thuiszorg van een zwaar zorgenbehoeftige veel duurder is dan voor de instellingszorg.

Een laatste reden voor de afschaffing van de onderhoudsplicht is dat de meeste bejaarden hun leven lang hard gewerkt hebben en bijgedragen aan de belastingen en dan is het niet meer dan logisch dat men kan rekenen op de maatschappelijke solidariteit.

Toch zijn er ook 2 (van de 4) bevraagde OCMW’s die de onderhoudsplicht hebben

afgeschaft, die helemaal niet de nadruk leggen op de collectieve solidariteit. De afschaffing is er eerder een gevolg van toevalligheden en impasses:

De voornaamste reden om de onderhoudsplicht hier af te schaffen komt door het feit dat we in de gemeenteraad een andere politieke constellatie kregen. De huidige meerderheid toen, van de lokale lijst had te kampen met een probleem van twee dissidente gemeenteraadsleden. En dat maakt dat de partij X zijn meerderheid kwijt was in de gemeenteraad. En dat heeft dan voor de laatste jaren van de conjunctuur geleid tot een coalitie met partij Y. Y heeft dit toen op tafel gelegd en gezegd: dit is voor ons een eis. We willen

Page 94: Onderzoek naar de effecten van een eenheidsschaal voor tussenkomsten van onderhoudsplichtigen in de verblijfskosten van bejaarden in een rusthuis

88

jullie helpen depanneren met de coalitie, en zorgen dat jullie een meerderheid hebben, maar daar hangt een prijskaartje aanvast en één van die prijskaartjes was: de onderhoudsplicht moet afgeschaft worden. Ik was daar persoonlijk tegen, ik ben dat ook gaan argumenteren, zowel binnen mijn eigen fractie als gaan spreken met de mensen van Y om te zeggen dat ik daar principieel veel moeite mee had. Maar ja, dat heeft niet mogen baten. Ik kon daar eigenlijk …om heel het functioneren van de meerderheid niet in gevaar te brengen, heb ik mijn bezwaren moeten inslikken, maar dat was met lood in de schoenen. Had die verandering in de meerderheid niet plaatsgevonden, dan had ik zeker het been stijf gehouden. Maar nu had ik geen keuze (Voorzitter van een middelgrote gemeente). Het andere OCMW waar de onderhoudsplicht werd afgeschaft argumenteerde dat

het zowel sociaal als politiek onmogelijk was de eenheidsschaal toe te passen, aangezien dit een verdrievoudiging en verviervoudiging betekende van de onderhoudsbijdrage:

Dat is in feite het probleem van het KB, dat het de mogelijkheid laat aan OCMW’s om het af te schaffen, maar tegelijk is het ook strenger gemaakt want we zijn een stuk van onze autonomie verloren daar waar vroeger elk OCMW afzonderlijk het tarief kon bepalen heeft het KB dit dwingend opgelegd. En daar wringt het schoentje: de dwingende bepalingen die men opgelegd heeft, die bedragen, die waren in sommige gevallen tot 3, 4 keer hoger dan dat wat de cliënten vroeger betaalden. Dus ja, wij hadden geen keuze, ofwel moesten wij aan de kinderen van de residenten in de rusthuizen zeggen van kijk, betaal vanaf nu 3, 4 keer meer dan vroeger, wat eigenlijk noch sociaal, noch politiek haalbaar is, ofwel zeg je kijk: we schaffen het af. Want dat is het probleem met het KB, je hebt geen tussenweg als OCMW. Ofwel kies je voor het afschaffen ofwel heb je die strenge schalen. Ware het niet dat die schaal voor dramatische sociale en politieke gevolgen zou zorgen bij de betrokkene in kwestie, ik had ze nooit afgeschaft (Voorzitter van een centrumgemeente). Het voorgaande OCMW werd wel geconfronteerd met vrij veel

onderhoudsplichtigen die grote bedragen moesten betalen. Vóór het eenheidsbarema hanteerde het bovendien een hoge inkomensgrens die schommelde rond het Vlaamse gemiddelde inkomen.

We hebben reeds vroeger gesteld dat velen vinden dat de uniformiteit waarvoor het eenheidsbarema heeft gezorgd, wordt opgeheven doordat men de mogelijkheid laat om de onderhoudsplicht af te schaffen per akkoord van de gemeente. Sommige respondenten zouden willen dat de federale overheid een duidelijk standpunt inneemt en ofwel de onderhoudsplicht volledig afschaft ofwel volledig verplichtend maakt:

Ja, ik zou liever hebben dat de overheid daar ook voor een stuk stelling in neemt in de principiële discussie. Maar ik heb het gevoel dat zij die knoop niet doorhakken en dat ze zeggen aan de lokale besturen jullie kunnen dat beslissen. Nu goed, dat ligt in de lijn van de autonomie van de lokale besturen. Dus dan moet iedereen maar voor zich uitmaken, maar ik zou graag gehad hebben dat de bovengemeentelijke overheid daar een algemene lijn in trekt. Dat ze zeggen “goed: dit is ons standpunt ten opzichte van

Page 95: Onderzoek naar de effecten van een eenheidsschaal voor tussenkomsten van onderhoudsplichtigen in de verblijfskosten van bejaarden in een rusthuis

89

onderhoudsplicht.” En nu gebeurt dat eigenlijk niet. Het is zo mossel nog vis, en doen jullie maar (Voorzitter van een middelgrote gemeente). Wat denken de onderhoudsplichtigen? Zij hebben een nogal dubbel gevoel

tegenover de onderhoudsplicht. In principe vinden onderhoudsplichtigen het vanzelfsprekend dat ze moeten bijdragen voor de hulpbehoevende ouder en ze argumenteren dat de ouders hen zelf gedurende hun hele levensloop hebben gesteund en geholpen. Deze solidariteit is echter niet onbeperkt. Er zijn situaties waarin de onderhoudsplicht als erg problematisch wordt ervaren. Of onderhoudsplichtigen het gerechtvaardigd vinden dat ze moeten bijdragen is erg situatieafhankelijk. Problemen stellen zich vooral wanneer de verschuldigde bedragen erg hoog oplopen, het contact tussen ouder en kind is verstoord, of wanneer kinderen moeten opdraven voor ’het gat in de hand’ van de ouders. In dit verband wordt ook aangehaald dat personen zonder kinderen nergens rekening mee moeten houden en al hun geld kunnen uitgeven voor ze in het rustoord belanden. De kosten worden dan toch automatisch op het OCMW verhaald.

Ook bij de onderhoudsplichtigen zorgt het feit dat sommige gemeenten de onderhoudsplicht afschaffen en anderen niet, voor wrevel. Hier horen we dezelfde commentaar als bij de maatschappelijk werkers en de voorzitters: het heft de gelijkheid op waarvoor het eenheidsbarema heeft gezorgd. Onderhoudsplichtigen begrijpen niet waarom men in een bepaalde gemeente volledig wordt vrijgesteld terwijl men in andere gemeenten alles moet betalen. De stelregel is ofwel iedereen ofwel niemand.

Van mij mogen ze een redelijk bedrag vragen, ik heb daar geen probleem mee. Maar ik vind niet dat het kan van ergens afschaffen en ergens niet. Dat is geen eenheidswet voor mij. Ik heb totaal geen problemen met de onderhoudsplicht. Ik had wel wat problemen toen ik die bijna 900 euro zag (Onderhoudsplichtige).

Bovendien vrezen sommigen dat het kan leiden tot het dumpen van ouders in een

gemeente die de onderhoudsplicht niet toepast. Een andere frustratie die leeft is het feit dat onderhoudsplichtigen via de belastingen ook het onderhoudsgeld dat ‘onderhoudsplichtigen’ in gemeenten die de onderhoudsplicht hebben afgeschaft, mee moeten financieren.

In de marge is er de specifieke problematiek van de grootsteden. Veel kleine

gemeenten zouden niet investeren in rusthuizen aangezien dit een grote kost en veel last met zich brengt. Daarom moeten deze inwoners een beroep doen op andere gemeenten, veelal de grootsteden. Eén OCMW-voorzitter stelt dan ook dat de federale overheid in principe zou moeten verplichten om een X aantal rusthuisbedden per X aantal inwoners boven X aantal jaar te voorzien voor de bevolking. Lokale overheid en de private sector samen zouden hierin moeten voorzien. Immers, als de onderhoudsplicht zou worden afgeschaft, zouden de grootsteden dan ook dubbel worden gestraft:

Vaak hebben de OCMW’s die de onderhoudsplicht hebben afgeschaft zelf geen rusthuis hé. Dan is het gemakkelijk. Maar wij worden dan 2 keer gestraft als wij de onderhoudsplicht moeten afschaffen, want wij moeten voor de voorzieningen zorgen plus wij zien onze inkomsten afnemen (Voorzitter van een centrumgemeente).

Page 96: Onderzoek naar de effecten van een eenheidsschaal voor tussenkomsten van onderhoudsplichtigen in de verblijfskosten van bejaarden in een rusthuis

90

Daarnaast is er één centrumgemeente met een aparte toepassing van de onderhoudsplicht:

Wij worden ook geconfronteerd met Marokkaanse families die hun ouders laten overkomen van Marokko. Die pakken ze binnen en dan steken ze die mensen hier in een studio en dan sturen ze die naar het OCMW. Mensen die hier nooit gewerkt hebben, nooit bijgedragen hebben aan de belastingen, ze hebben geen netwerk, kennen de cultuur niet. Het is gewoon zo van ze zijn hier: betaal hun huur en geeft ze geld. We hebben gezegd van: dat kunnen wij niet aan. Als we daar mee gaan beginnen, mag ik hier binnenkort huizen voor Marokkaanse bejaarden gaan oprichten hé. Ik heb gedacht van: hoe kan ik dat nu tegenhouden die tendens en dan heb ik gedacht van ik gebruik ook de onderhoudsplicht. Net zoals men naar een bejaardentehuis gaat en dan laat ik alle kinderen komen en dan zullen zij betalen (Voorzitter van een centrumgemeente).

Mocht nu de onderhoudsplicht worden afgeschaft, zou er geen grond meer zijn om

deze werkwijze te kunnen hanteren.

Page 97: Onderzoek naar de effecten van een eenheidsschaal voor tussenkomsten van onderhoudsplichtigen in de verblijfskosten van bejaarden in een rusthuis

91

4.7. Hoe hebt u gereageerd op het verhogen van de inkomensdrempel waaronder terugvordering onmogelijk is?

A. Samenvatting

Zowel in Vlaanderen als in Wallonië reageren bijna alle respondenten positief op het verhogen van de inkomensgrens. Indien men zou recupereren bij de zwakke inkomens komen er alleen maar problemen bij en daarenboven zijn de kosten hoger dan de opbrengsten. Toch horen we argumenten voor het vragen van een zelfs symbolische bijdrage bij de lagere inkomens. Overigens blijkt dat sommige Waalse OCMW’s onderhoudsplichtigen die zich beneden de drempel bevinden, er toch van overtuigen om een bijdrage te leveren. Anders ligt het wanneer men de hoogte van de inkomensdrempel bekijkt. In Vlaanderen vindt men het vanzelfsprekend dat de grens werd verhoogd, omdat het leven ook duurder werd en de mensen meer verdienen. Men staat absoluut niet weigerachtig tegenover een bijkomende verhoging van de inkomensgrens. Vooral de OCMW’s die tijdens de oude barema’s een hogere grens hanteerden, vinden de drempel soms te laag. Ook vinden sommigen de schaal té progressief. In Wallonië daarentegen ziet men een verhoging niet zitten. De OCMW’s recupereren nu al vooral bij de inkomens die net boven de grens vallen; de hogere inkomens vragen toch zelden een tussenkomst van het OCMW. Mocht de grens nog verhoogd worden, zou men bijna nooit meer kunnen terugvorderen en zou dit een reden kunnen vormen voor het afschaffen van de onderhoudsplicht. Opvallend is dat sommige kinderen toch tot de kosten bijdragen, ook al vallen ze onder de onderhoudsplichtige drempel. Dat komt door het belang dat ze hechten aan de familiale solidariteit.

B. In Wallonië en het Brussels Hoofdstedelijk Gewest

Slechts vier personen uit Wallonië en de Brusselse regio die deelnamen aan de kwalitatieve interviews menen dat de grens waaronder terugvordering onmogelijk is, niet is aangepast. De meerderheid van de respondenten is dus voorstander van deze maatregel, ook al laten ze soms kritische geluiden horen.

Wie groot belang hecht aan de terugvorderingprocedure vindt dat het ondanks alles

niet nuttig is om te proberen zelfs maar symbolische sommen terug te vorderen bij de onderhoudsplichtigen met een laag inkomen. Hoewel deze personen vaak veel belang hechten aan familiale solidariteit, kent ook deze haar grenzen. Bovendien denken sommige geïnterviewden dat proberen terug te vorderen bij de onderhoudsplichtigen die te lage inkomens hebben slechts bijkomende problemen schept. Vele van die

Page 98: Onderzoek naar de effecten van een eenheidsschaal voor tussenkomsten van onderhoudsplichtigen in de verblijfskosten van bejaarden in een rusthuis

92

onderhoudsplichtigen zijn niet in staat om aan hun verplichtingen tegemoet te komen en dat zou het aantal beroepen op de justitie enkel maar verhogen. Vooral ontvangers en maatschappelijk werkers vinden dat het proberen terug te vorderen van deze sommen zelfs duurder zou uitvallen dan wat het zou opbrengen.

Een nieuwe verhoging van de terugvorderingsgrens wordt als weinig gepast

beschouwd. In vele OCMW’s gebeurt het grootste deel van de terugvordering bij de ‘armere’ onderhoudsplichtigen. De ‘rijkere’ onderhoudsplichtigen zouden slechts zelden een aanvraag tot tussenkomst indienen bij het OCMW. Bovendien is het niet zelden zo dat deze onderhoudsplichtigen verkiezen hun ouder te plaatsen in een rustoord met een hogere standing. Concreet, als de terugvorderingsgrens onlangs zou zijn verhoogd, zouden vele OCMW’s waarschijnlijk beslist hebben om integraal afstand te doen van de terugvordering wegens de belangrijke vermindering van het aantal onderhoudsplichtigen waartoe dat zou leiden.

Meestal vindt men de grens dus correct: de respondenten zijn niet van mening dat

het nodig is ze momenteel aan te passen. Enkelen beklemtonen wel dat deze grens regelmatig moet worden geïndexeerd zodat hij aangepast blijft aan de stijgende levensstandaard. Evenwel geven zeven personen (verbonden aan 6 OCMW’s op de 23 waarvoor we over informatie beschikken) toe dat hun OCMW probeert een klein deel van haar tussenkomst te verhalen op onderhoudsplichtigen die een inkomen hebben onder de terugvorderingsgrens. Deze stap zou worden genomen met akkoord van de onderhoudsplichtige, maar soms door te profiteren van zijn slechte kennis van de wetgeving. Omdat deze onderhoudsplichtige de maatschappelijk werker pas ontmoet nadat een financieel en sociaal onderzoek werd uitgevoerd, is deze laatste dus wel op de hoogte van het feit dat de inkomsten van de onderhoudsplichtige zich onder de terugvorderingsgrens bevinden. Toch probeert hij de onderhoudsplichtige te overhalen tot een spontane tussenkomst, met als argument de familiale solidariteit.

We stellen ook vast dat bepaalde onderhoudsplichtigen aandringen om tussen te

komen, zelfs als ze onder de terugvorderingsgrens vallen. De idee van familiale solidariteit is zo belangrijk voor deze mensen dat het voor hen onbegrijpelijk is om niet tussen te komen. Hun tussenkomsten zijn dus dikwijls symbolisch, maar ze voelen zich meestal opgelucht dat ze gedaan hebben wat ze konden om hun ouder te helpen. In dit soort situaties aanvaarden de maatschappelijk werkers de tussenkomst van de onderhoudsplichtigen, hoewel ze hen meestal uitleggen dat deze niet nodig is.

Ondanks dit enthousiasme over de hogere grens, hebben sommige maatschappelijk

werkers uit de armste gemeenste van onze steekproef soms de indruk dat het terugvorderingspercentage daardoor is verminderd. Nochtans toont het kwantitatieve deel van dit rapport aan dat dit veeleer de uitzondering is. Meestal zien we inderdaad zeer weinig beweging in het aantal onderhoudsplichtigen waarvan het netto belastbaar inkomen onder de grens valt, sinds de toepassing van het nieuwe barema door de OCMW’s. Andere maatschappelijk werkers merken op dat in hun gemeente de armoede soms de neiging heeft zich te reproduceren. Het is inderdaad niet zelden zo dat bepaalde families van generatie op generatie hulp vragen aan het OCMW. In deze situaties blijkt elke procedure tot terugvordering dikwijls onmogelijk of ten minste zeer delicaat. Met andere woorden,

Page 99: Onderzoek naar de effecten van een eenheidsschaal voor tussenkomsten van onderhoudsplichtigen in de verblijfskosten van bejaarden in een rusthuis

93

zelfs als het verhogen van de grens hen de indruk geeft minder dikwijls over te kunnen gaan tot terugvorderen, menen de maatschappelijk werkers dat het een goede beslissing is.

C. In Vlaanderen

De wetgever heeft een financiële grens ingebouwd waaronder niet mag worden teruggevorderd. Opdat het OCMW de kosten van de verleende hulp zou kunnen terugvorderen van onderhoudsplichtigen, dienen deze laatste dus over een bepaald inkomen te beschikken. Het KB van 3 september 2004 verhoogde die wettelijke inkomensdrempel. Gevraagd naar de mening van de respondenten hieromtrent wordt het niet meer dan normaal gevonden dat de inkomensdrempel is gestegen: het leven is duurder en mensen verdienen ook meer. Maatschappelijk werkers vinden het ook belangrijk dat mensen hun levensstandaard kunnen behouden en er wordt benadrukt dat men blijvend moet controleren of de inkomensdrempel aan de realiteit beantwoordt.

Persoonlijk vind ik dat dat wel mee evolueert met de tijdsgeest: de inkomens zijn ook opgetrokken, dus op zich vind ik dat wel een redelijke evolutie. Het is eigenlijk een logisch gevolg. Ook de draagkracht en de inkomens van de mensen verhogen ook wel. Dan is het opportuun dat die drempel ook verhoogt hé (Maatschappelijk werker van een middelgrote gemeente).

Één voorzitter stelt echter dat de inkomensdrempel een barrière kan betekenen voor

mensen om te gaan werken. Vanuit dit oogpunt kan een symbolische bijdrage wel zinvol lijken:

Het is wel zo: mensen die gaan werken hebben dan een inkomen en zij moeten betalen, maar anderen die van de dop leven, moeten niet betalen. Als zij zouden werken, moeten ze wel betalen. Dus het systeem motiveert mensen ook niet om te gaan werken hé. Ik die zin vind ik dat het wel nuttig kan zijn om een symbolische bijdrage te vragen (Voorzitter van een centrumgemeente).

Er dient te worden opgemerkt dat niet elk OCMW de wettelijke inkomensdrempel gebruikte, voorafgaand aan de uniformisering van de terugvorderingsschaal. Een aantal OCMW’s hanteerden een hogere inkomensgrens. Zij zijn dan ook van oordeel dat de huidige wettelijke inkomensgrens te laag is en dient te worden opgetrokken. Vooral omdat men plots heel veel moet betalen op het moment dat je boven de inkomensdrempel valt. De schaal is volgens velen te progressief.

Wij hadden een heel soepele regeling van onderhoudsplicht. We hielden ons niet aan de wettelijke barema’s. Ons minimum waarboven kinderen moesten bijdragen lag vrij hoog waardoor in de praktijk de onderhoudsplicht niet veel betekende hier. Wij lagen echt hoog en het huidige is te laag. Ik denk dat de schaal die wij hanteerden rond het gemiddeld Vlaams inkomen schommelde (Maatschappelijk werker van een middelgrote gemeente).

Page 100: Onderzoek naar de effecten van een eenheidsschaal voor tussenkomsten van onderhoudsplichtigen in de verblijfskosten van bejaarden in een rusthuis

94

De onderhoudsplichtigen zelf vinden dat een inkomensgrens er zeker moet zijn, zodat men de laagste inkomens kan vrijwaren van een onderhoudsplichtige bijdrage. Wel vinden enkelen het vrijgestelde inkomen te laag en de inkomensgrens onrealistisch. Het zou beter zijn mochten deze drempels nog iets meer stijgen.

Page 101: Onderzoek naar de effecten van een eenheidsschaal voor tussenkomsten van onderhoudsplichtigen in de verblijfskosten van bejaarden in een rusthuis

95

4.8. Hoe hebt u gereageerd op de mogelijkheid om rekening te houden met het kadastraal inkomen bij de terugvordering.

A. Samenvatting

Men reageert overwegend positief op het in rekening nemen van het kadastraal inkomen, alhoewel men in verschillende OCMWs in Wallonië daarvan niet op de hoogte was. Een grote/extra woning wordt beschouwd als een teken van welstand, waardoor het is gerechtvaardigd om de onderhoudskosten te verhalen op de descendenten. Het helpt eveneens om familietwisten te voorkomen. Opmerkelijk is echter dat deze maatregel zowel in Vlaanderen als in Wallonië en Brussel vooral theorie blijft; dat komt door de hoge grens van 2000 euro. Een aantal Vlaamse respondenten vindt die grens dan ook te hoog, zeker in vergelijking met de hoogte van de inkomensdrempel. Tevens wordt opgemerkt dat men enkel rekening mag houden met het kadastraal inkomen indien men onder de inkomensdrempel valt. In Wallonië en Brussel zijn de meningen eerder verdeeld en zijn er ook een heel aantal negatieve reacties op het in rekening nemen van het kadastraal inkomen. De tegenstanders argumenteren dat de vastgoedsector te snel evolueert en de actuele waarde van de gezinswoning zelden in overeenstemming is met het kadastraal inkomen. Bovendien is, afhankelijk van de plaats waar men woont, het kadastraal inkomen erg verschillend voor gelijkaardige woningen. Er wordt opgemerkt dat het roerend inkomen (en andere moeilijker te traceren inkomens) met deze berekeningswijze buiten schot blijft, terwijl dat toch ook voor heel wat ongelijkheid zorgt.

B. In Wallonië en het Brussels Hoofdstedelijk Gewest

Bijna de helft (24 van de 56) van de respondenten, wist niet dat met het kadastraal inkomen rekening wordt gehouden bij de terugvordering. Een twintigtal respondenten kenden het bestaan van deze maatregel maar hun kennis over de manier waarop het kadastraal inkomen wordt aangerekend was zeer beperkt en ze waren vragende partij om gedetailleerdere informatie te krijgen over de manier waarop deze maatregel moet worden toegepast.

Meestal gebruikten de personen die vandaag met het kadastraal inkomen rekening

houden dit al vóór het van kracht worden van het Koninklijk Besluit, wat doet veronderstellen dat deze maatregel dus geen belangrijk verschil uitmaakt tussen het oude en het nieuwe terugvorderingsbarema van het OCMW. De weinig precieze manier waarmee bepaalde maatschappelijk werkers uitleggen hoe ze rekening houden met het kadastraal inkomen toont goed aan dat niet iedereen het op dezelfde manier toepast.

Page 102: Onderzoek naar de effecten van een eenheidsschaal voor tussenkomsten van onderhoudsplichtigen in de verblijfskosten van bejaarden in een rusthuis

96

Het is belangrijk erop te wijzen dat slechts twee geïnterviewde personen

verklaarden dat ze met het kadastraal inkomen van de onderhoudsplichtigen rekening hielden. Het zou inderdaad ongewoon zijn dat de onderhoudsplichtigen met een kadastraal inkomen van meer dan 2000 euro hulp vragen aan het OCMW voor de plaatsing van hun ouder.

De meningen over het rekening houden met het kadastraal inkomen zijn zeer verdeeld. Zo blijkt dat 11 personen op de 37 die zich uitgesproken hebben over dit onderwerp voorstander zijn van deze maatregel. Deze vinden het noodzakelijk om het geheel van inkomsten en bezittingen in beschouwing te nemen bij de terugvorderingsprocedure. Bovendien zou het rekening houden met het kadastraal inkomen aan de OCMW’s toelaten de pogingen van sommige bejaarden op te sporen om zich insolvent te verklaren voordat ze naar een rusthuis gaan. Alle onroerende goederen die de ouders hebben afgestaan aan de kinderen zouden zo gemakkelijker te kwantificeren zijn.

Daarentegen waren 11 personen formeel gekant tegen het rekening houden met het

kadastraal inkomen. Deze personen komen voor het merendeel uit de Brusselse regio of uit de omgeving en uit de randgemeenten van Luxemburg. Het onderstaande citaat illustreert zeer goed de weigering van de voorzitter van een klein OCMW wat betreft het rekening houden met het kadastraal inkomen.

Ik vind dat het een maatregel is die volledig verouderd is, rekening houden met het kadastraal inkomen geldt eveneens voor het leefloon, bij het toekennen van het leefloon aan een persoon die eigenaar is van een gebouw. Wel het kadastraal inkomen werd een x-aantal jaar geleden vastgesteld. De laatste aanpassing dateert zeker van meer dan 20 jaar geleden en er is dus soms een zeer groot hiaat tussen het bedrag van het kadastraal inkomen en het onroerende inkomen van de persoon… …ik begrijp niet dat men het nog terug invoert in de moderne wetten behalve wanneer het kadastraal inkomen regelmatig zou worden aangepast. Maar als men ziet hoe de onroerende markt evolueert in gemeente X, met sprongen van 10, 20, 30, 40 % per jaar, 20 jaar geleden was een huis nog 1.500.000 of 2.000.000 waard, vandaag de dag 10, 12, 14 of 15 miljoen. Wel nu als het kadastraal inkomen en dat is dikwijls het geval, niet werd herzien sinds die tijd, is het volkomen marginaal, er is geen verband meer met de marktwaarde van het huis van vandaag. Voor deze opposanten zou het kadastraal inkomen geen bron van inkomen vormen

en zou het gewoonweg niet thuishoren bij een onderzoek naar de financiële draagkracht van een onderhoudsplichtige. De waarde van onroerende goederen zou veel te snel evolueren en het kadastraal inkomen zou slechts zelden de huidige waarde van het goed uitdrukken. Bovendien zou het kadastraal inkomen geen billijke grond vormen om de terugvordering op te baseren. Sommigen leggen eveneens de nadruk op het feit dat rekening houden met het kadastraal inkomen enkel betrekking heeft op de onderhoudsplichtigen die eigenaar zijn van een onroerend goed en dat de huurders eraan ontsnappen. De onderhoudsplichtigen worden dus niet allemaal op voet van gelijkheid behandeld. Ten slotte hebben 15 personen geen uitgesproken mening over het belang van deze maatregel.

Page 103: Onderzoek naar de effecten van een eenheidsschaal voor tussenkomsten van onderhoudsplichtigen in de verblijfskosten van bejaarden in een rusthuis

97

C. In Vlaanderen

Indien de onderhoudsplichtige niet beschikt over het bedrag gelijk aan of hoger dan de wettelijk vastgestelde inkomensdrempel, maar wél over een onroerend goed of onroerende goederen in volle eigendom of vruchtgebruik waarvan het globaal kadastraal inkomen gelijk is aan of hoger is dan 2000 euro, voorziet de wet dat het bedrag gelijk aan de inkomensdrempel mag worden vermeerderd met drie maal het bedrag van het kadastraal inkomen 26.

Onderzoek (Seynaeve & Simoens, 2001) toont aan dat al vóór het KB van 3 september 2004 sommige OCMW’s rekening hielden met het kadastraal inkomen voor de berekening van de onderhoudsplichtige bijdragen, vooral wanneer onderhoudsplichtigen het statuut van zelfstandigen hadden. Meer concreet werd in deze gevallen ook rekening gehouden met het kadastraal inkomen en/of eigendommen van de onderhoudsplichtigen, met huuropbrengsten en inkomsten uit roerende goederen of wordt het netto inkomen verhoogd met 20 of 30%. Ook in dit onderzoek stelden sommige OCMW’s dat reeds vóór het van kracht worden van het KB, bij tekenen van welstand onderhoudsplichtigen min of meer verplicht werden te betalen, ook al vielen zij onder de inkomensdrempel.

Doel van de maatregel is spanningen tussen onderhoudsplichtige kinderen te vermijden. Deze ontstaan vaak doordat enkel het netto belastbaar inkomen in rekening wordt gebracht, waardoor het ene kind wel moet betalen omdat het volledige inkomen bekend is en de andere niet omdat men niet op de hoogte is van de volledige inkomsten. Ook de respondenten beamen dat het familietwisten kan verminderen:

Nu de problematiek die je wel duidelijk ervaart en die natuurlijk heel moeilijk is, is dat er soms ruzie is onder de familie. Het ene inkomen is gekend, en het andere niet, Maar ja, binnen de familie weet men wel wie wat verdient en ja, dat zijn geen officiële dingen. Op die manier vinden wij ook dat het rekening houden met het kadastraal inkomen een belangrijke correctie is die men heeft doorgevoerd (Voorzitter van een centrumgemeente).

Het in rekening nemen van het kadastraal inkomen wordt dan ook door bijna

iedereen positief onthaald. Bovendien beschouwen velen het bezit van een (extra) woning eveneens als een deel van de welstand. Er zijn altijd mensen waarvan het aanzienlijke inkomen niet blijkt uit de belastingsaangifte. Door het kadastraal inkomen kan men dat toch voor een deel rechttrekken; zo benadert men beter de werkelijkheid dan wanneer men enkel rekening houdt met het gezamenlijk belastbaar inkomen.

Stel je voor dat je zelfstandig bent, je hebt een heel laag inkomen en je zit onder dat barema dat je niet verantwoordelijkheid bent voor de onderhoudsplicht, en je hebt veel eigendom, vind je dat dan normaal dat je daarvoor bent vrijgesteld? Als er tekens zijn van redelijke rijkdom vind ik toch ook dat die mensen daar hun verantwoordelijkheid voor moeten opnemen (Voorzitter van een kleine gemeente).

26 Art. 14 § 3

Page 104: Onderzoek naar de effecten van een eenheidsschaal voor tussenkomsten van onderhoudsplichtigen in de verblijfskosten van bejaarden in een rusthuis

98

Men vindt het belangrijk dat door de grens van 2000 euro die wordt gehanteerd, de eigen woning buiten het vizier blijft. Die grens brengt dan wel weer met zich dat men in de praktijk de maatregel niet vaak zal moeten toepassen. Van alle ondervraagde OCMW’s waren er slechts twee centrumsteden die de maatregel al hebben kunnen hanteren:

Het is heel schoon dat ze dat in rekening houden en dat ze dat op papier zetten, maar in de praktijk zal dat amper worden toegepast. 2000 Euro... eens dat je daar aan bent. Die verhouding tussen die inkomensgrenzen en dat kadastraal inkomen klopt toch totaal niet. Ik denk dat je het heel weinig gaat vinden, je gaat het misschien ooit wel eens tegenkomen hé, maar toch zal die maatregel weinig praktisch nut hebben (Voorzitter van een kleine gemeente).

Een kadastraal inkomen van 2000 euro vindt men aldus iets te hoog. Men zou er

vroeger rekening mee moeten houden. Een aantal respondenten stellen voor dat het beter zou zijn indien men de gezinswoning buiten beschouwing laat en begint te rekenen vanaf het moment dat men over een tweede of meerdere woningen beschikt.

Een andere opmerking stelt dat er enkel rekening kan worden gehouden met het kadastraal inkomen indien men beschikt over een inkomen beneden de inkomensgrens en niet in de andere gevallen. Hierbij kan de situatie ontstaan waarbij iemand die bijvoorbeeld net boven de inkomensgrens valt, slechts zeer weinig dient te betalen, terwijl men eveneens een kadastraal inkomen van 2000 euro of meer heeft. Er wordt geopperd dat in alle situaties rekening dient te worden gehouden met het kadastraal inkomen:

Dat is het eigenaardige: het is zo echt van: “als je eraan ontsnapt, dan gaan we u daar op proberen pakken.” Dus eigenlijk zou het logischer zijn, dat naast het inkomen, ook het kadastraal inkomen altijd meetelt, met eventueel aftrek als het voor uw eigen woning is en niet voor die 7 andere dat je verhuurt. Dan zou je waarschijnlijk een veel evenwichtiger systeem hebben... (Maatschappelijk werker van een centrumgemeente).

Daarnaast worden er nog enkele andere knelpunten aangegeven. Een eerste probleem

stelt zich wanneer mensen hun onroerende goederen in vennootschappen steken en aldus zo ontsnappen aan de onderhoudsbijdrage. Ook wijst een maatschappelijk werker er op dat men via het in rekening brengen van het kadastraal inkomen enkel de mensen met onroerende goederen aanpakt, terwijl mensen met aandelen, obligaties enzovoort volledig met rust worden gelaten. Tot slot zijn de kadastrale inkomens in België dringend aan herschatting en actualisering toe.

De onderhoudsplichtigen vinden het positief dat er rekening wordt gehouden met het kadastraal inkomen. Net als de voorzitters en maatschappelijk werkers beschouwen de onderhoudsplichtigen een grote/extra woning als een teken van welstand. Het benadert meer de actuele situatie in plaats van dat men enkel zou kijken naar de belastingaangifte.

Page 105: Onderzoek naar de effecten van een eenheidsschaal voor tussenkomsten van onderhoudsplichtigen in de verblijfskosten van bejaarden in een rusthuis

99

4.9. Hoe hebt u gereageerd op de mogelijkheid om op individuele wijze af te wijken van het eenheidsbarema omwille van billijkheidsredenen?

A. Samenvatting

We signaleerden het al: het verschil tussen de noties ‘rechtvaardigheid’ en ‘billijkheid’ is niet altijd duidelijk. Meestal worden de twee begrippen als synoniemen gebruikt. Dit gezegd zijnde, is iedereen ervan overtuigd dat de mogelijkheid om af te wijken omwille van billijkheidsredenen noodzakelijk is voor een rechtvaardig systeem. Twee vragen staan daarbij centraal: - Hoe groot moet/mag de marge zijn? Centrale richtlijnen verminderen grote ongelijkheden, maar bemoeilijken het hanteren van billijkheidsredenen; een maximale mate van lokale autonomie heeft het tegenovergestelde effect. Ook de grootte van het OCMW bepaalt de manoeuvreerruimte: hoe groter, hoe meer gestandaardiseerd de behandeling. - Hoe verhouden financiële overwegingen zich tegenover overwegingen van sociale en relationele aard? Doordat de wetgever de keuze laat aan het OCMW hoe men de billijkheidsredenen invult, ontstaan er echter grote verschillen tussen de OCMW’s. Bijna elk OCMW in Vlaanderen houdt rekening met relationele aspecten: dit betekent voornamelijk het gebrek aan een serieuze opvoeding of een verstoorde relatie tussen kind en ouder. Daarnaast zijn er ook een groot aantal OCMW’s die rekening houden met financiële aspecten: of men een lening heeft, studerende kinderen, een huis huurt. Het probleem is dat laatstgenoemde factoren gemakkelijker te controleren zijn, wat voor eerstgenoemde niet het geval is (of veeleer in een kleiner OCMW). Dit beginsel van billijkheid laat dus toe dat het ene OCMW het eenheidsbarema ruimdenkender interpreteert dan het andere. De vraag of het dan nuttig is om de notie billijkheid meer aan banden te leggen, beantwoorden de respondenten negatief. Wel worden richtlijnen aanvaard, waaraan men zich (vrijblijvend) kan spiegelen. In Vlaanderen stellen sommige maatschappelijk werkers dat de interpretatie van het begrip billijkheid is veranderd na het KB. Aangezien ze de schaal die moet worden toegepast te hoog vinden, gaat men meer financiële billijkheidsredenen inroepen terwijl deze voorheen eerder om relationele redenen werden gebruikt.

Page 106: Onderzoek naar de effecten van een eenheidsschaal voor tussenkomsten van onderhoudsplichtigen in de verblijfskosten van bejaarden in een rusthuis

100

B. In Wallonië en het Brussels Hoofdstedelijk Gewest

Alle respondenten gaan akkoord met de mogelijkheid om individueel af te wijken en ze zijn dus tevreden dat dit aspect integraal deel uitmaakt van de nieuwe wetgeving. Het merendeel vindt trouwens dat de vigerende wetgeving niet kan functioneren zonder deze mogelijkheid, die overigens erg verschillend wordt toegepast naargelang van het OCMW.

De meeste respondenten (19 op de 31 die zich over dit onderwerp uitspraken) denken dat men een grote vrijheid moet laten aan de OCMW’s. Zij menen dat het catalogiseren van de gangbare billijkheidsredenen slechts tot problemen zal leiden, ook daar waar er nu geen zijn. Het zou inderdaad eenvoudig zijn om een lijst van situaties op te stellen waarop de billijkheidsregel systematisch zou moeten worden toegepast. Nochtans zou het moeilijk, zelfs onmogelijk, zijn om alle situaties te voorzien voor dewelke de toepassing van de billijkheidsidee pertinent zou zijn. Zoals de directrice van een sociale dienst van een middelgroot OCMW het uitdrukt:

Het risico van zo’n lijst is dat we op een gegeven moment terechtkomen in keurslijven en dat al wat niet geplaatst zou kunnen worden in die lijst beschouwd zou worden als iets dat er buiten valt. En opnieuw gaat men andere twijfels creëren over… Ik denk nochtans dat er situaties zijn waar ons dat evident lijkt… Uiteindelijk wanneer we de kinderen ontmoeten of wanneer ze ons bellen om te zeggen, luister eens goed, dat is wat er gebeurt…Nu is het soms de grens, maar ik ben niet zeker dat het feit van een lijst op te stellen ons gaat helpen in twijfelachtige situaties…Omdat het nog over die situaties gaat, allé, we gaan zeggen een geplaatst kind… Nu ja, dat lijkt me evident. Dat kan men begrijpen. Men gaat de klassieke dingen in een lijst omzetten, dat zal gemakkelijk zijn. Maar waar het een probleem zal zijn, dat zijn juist alle moeilijke situaties, die voor ons nu reeds een probleem vormen. Anders stelt men zich er niet al te veel vragen over. Maar daar waar men er vragen over stelt, denk ik dat men dat niet in een lijst mag stoppen. Het zijn enkel de speciale gevallen. Wat moet men dan doen met de situaties die een toepassing van het

billijkheidsbeginsel verdienen maar die niet werden voorzien? Het risico is groot dat men onrechtvaardige situaties creëert.

In mindere mate menen sommigen (9 personen op de 31 die zich over dit

onderwerp hebben uitgesproken) dat een gids zou kunnen helpen om de grote verschillen te verminderen die bestaan op het niveau van de toepassing van deze idee. Zonder al te sturend te zijn, zou deze gids vooral als voorbeeld dienen. Hij zou dus niet als functie hebben de interpretatie van het billijkheidsidee helemaal te veralgemenen, maar veeleer een toenadering te zoeken tussen de verschillende werkwijzen in de OCMW’s. Bij dit soort voorstel ligt de moeilijkheid in het vinden van een evenwicht bij de uitwerking van deze gids, zodat hij niet te sturend is, noch te laks.

Slechts een paar mensen (3 personen op de 31 die zich uitgesproken hebben over

dit onderwerp) denken dat het nodig is om zeer strikte regels op te stellen omtrent billijkheid, omdat enkel dan het beleid van uniformisering betekenis krijgt. Voor deze personen verliest de wil tot uniformisering inderdaad veel van zijn kracht door de grote vrijheid die wordt geschapen door de afwezigheid van een strikte definitie van billijkheid.

Page 107: Onderzoek naar de effecten van een eenheidsschaal voor tussenkomsten van onderhoudsplichtigen in de verblijfskosten van bejaarden in een rusthuis

101

Sommigen gaan zelfs zo ver te zeggen dat deze vrijheid tegenstrijdig is met het beleid van uniformisering.

Concreet brengen de interviews met de leden van de OCMW’s aan het licht dat de

toepassing van het billijkheidsidee sterk verschilt van het ene OCMW naar het andere. We geven enkele voorbeelden die veeleer illustratief zijn dan dat ze de volledige waaier van de interpretaties van het billijkheidsbeginsel vertegenwoordigen.

Voor bepaalde OCMW’s is het uitzonderlijk dat een beslissing van billijkheid

wordt genomen als ze niet steunt op de beslissing van een rechter. De interpretatie van deze voorzitster is daarvan een illustratie.

Ik zeg u, voor ons, wij die gehecht zijn aan het idee dat de onderhoudsplichtigen moeten instaan voor het onderhoud naargelang hun middelen, en dat is het geval voor kinderen en de echtgenoot van een zieke en oudere persoon, zijn wij niet van mening dat het enkel en alleen voorbehouden is aan de collectiviteit. Wij zijn gehecht aan het residuaire karakter van de sociale hulp, wij komen financieel tussen wanneer er niets is, maar wij kijken er eerst op toe dat het andere wordt ingevuld natuurlijk in de mate van het mogelijke van de mensen, dus dat is ons principe dus de afwijkingen zijn uitzonderingen, het zijn restrictieve interpretaties en als een onderhoudsplichtige het moeilijk heeft, gaan we alle of een deel van de betalingen uitstellen gedurende een bepaalde periode wanneer het ons zeer duur zou zijn, rekening gehouden met de berekeningen en de capaciteit… Dat gaat een restrictieve interpretatie zijn, er zal een sociaal verslag zijn, de positie van de sociaal assistent en vervolgens wordt een beslissing genomen. Maar het idee van, ik heb ruzie met mijn moeder of met mijn vader, het is crapuul, dat, dat lijkt me niet voldoende als motief. Zeker wanneer het om geld gaat. Omdat ik kan begrijpen dat men een moeilijke relatie heeft met zijn ouders, dat is me overkomen. Maar dat, dat maakt de relatie moeilijk, dat maakt het leven moeilijk, dat maakt de affectieve tekenen moeilijk maar geld is geld. Juist het geld is het minst moeilijk in de mate dat we er hebben. Maar we vragen aan de onderhoudsplichtigen niet meer dan een redelijk belastingsaandeel, ik denk dat hoe moeilijk ook de relaties zijn die we met iemand hebben, dat uiteindelijk geld geven het minst pijnlijk is, dat is mijn persoonlijke mening, dat is mijn manier van reageren, ik probeer de mensen waar ik niet van hou te vermijden als je daarvoor moet betalen, dan betaal ik. Ik denk dat zelfs de moeilijkste relaties niet rechtvaardigen dat men een bejaarde alleen laat in de zorg en vooral de moeilijke relaties die men met iemand kan hebben, dat is heel persoonlijk, heel familiaal et dat rechtvaardigt niet dat het de gemeenschap is die betaalt. Waarin is de gemeenschap verantwoordelijk voor het feit dat iemand niet met zijn kinderen overweg kan. Omdat het dikwijls het leven is dat men zelf geleefd heeft en dat het de keuze is die men zelf gemaakt heeft die naar relationele moeilijkheden heeft geleid en dus zie ik niet in waarom de gemeenschap zou moeten betalen. Ja maar het is dus omdat de familie niet langs de rechter geweest, dat ze er ook de gevolgen van moet dragen. In moeilijke relaties, zorg ik niet voor een

Page 108: Onderzoek naar de effecten van een eenheidsschaal voor tussenkomsten van onderhoudsplichtigen in de verblijfskosten van bejaarden in een rusthuis

102

waardeoordeel, ik zeg dat een moeilijke relatie moeilijk is voor de twee kanten van de relatie. Hoewel een zo strikte toepassing van de billijkheid relatief zeldzaam is, vonden we

het toch belangrijk om ze mee te delen. Men kan zich inderdaad de vraag stellen naar het nut van zo’n toepassing van de billijkheid omdat de kinderen niet meer worden beschouwd als onderhoudsplichtig tegenover hun ouders die zichzelf vervallen hebben verklaard van hun ouderlijk gezag. Het zou inderdaad correcter zijn te stellen dat voor dit type van OCMW mogelijkerwijs bijna geen enkele toepassing van de billijkheid overblijft.

Voor de andere OCMW’s volstaat het eenvoudige feit van familiale onenigheid aan

te wakkeren bij het recupereren bij sommige kinderen en niet bij de andere, om het billijkheidsbeginsel toe te passen. Onderstaand citaat geeft blijk van een relatief ruime interpretatie van de idee van billijkheid. Deze uitspraak komt van een voorzitter van een kleine gemeente.

Ik herhaal wat ik zojuist heb gezegd, we hebben een residuaire bevoegdheid, dus we doen een grondig onderzoek naar het eventuele bestaan van onderhoudsplichtigen maar van zodra we tekenen hebben van crisissen of van risico’s op het verergeren van crisissen in de relatie met de persoon met, ofwel zijn ouders of zijn directe afstammeling, zetten wij op dat moment de onderhoudsplichtige opzij. Dat kan zich alleen maar voordoen in een goed klimaat, bij een goede verstandhouding. Er zijn ogenblikken waarop dat zeer, zeer goed werkt. Er zijn andere gevallen waar het moeilijker is of waar de onderhoudsplichtige in het begin tussenkomt en vervolgens na een bepaalde tijd stopt met tussen te komen, ofwel omdat de verschafte zorgen duurder worden, daar dus nemen wij op dat ogenblik de aflossing op ons, ofwel wegens een verwijdering van de kinderen om één of andere reden…We bestuderen echt de situatie van de familie, de kwaliteit van de relaties tussen de betreffende persoon en zijn onderhoudsplichtigen. Maar we verwachten geen beslissing van de rechter. Dat laat ons een behandelingsmarge die noodzakelijkerwijs een beetje subjectief is. Gaat het om een eenvoudige spanning of is het ernstiger dan dat? Wat we vooral verlangen is dat de geplaatste persoon een zo compleet mogelijk moraal en materieel comfort en relationeel het best mogelijke comfort heeft. Dit tweede voorbeeld toont een andere relatief extreme toepassing van de idee van

billijkheid. Dit soort situatie komt eveneens zeer zelden voor en heeft betrekking op gemeenten die de relatief belangrijke financiële kost van dit beleid kunnen dragen.

Sommige OCMW’s hechten veel belang aan de inkomensbronnen en aan de kosten

waarmee de onderhoudsplichtigen moeten afrekenen. Als deze laatste zijn moeilijkheden kan bewijzen, doen deze OCMW’s afstand van het terugvorderen zelfs als de potentiële onderhoudsplichtige aan de voorwaarden beantwoordt. Het onderstaande citaat illustreert zeer goed het rekening houden met bepaalde uitgaven bij het berekenen van de terugvordering. Ze komt van een maatschappelijk werker van een groot OCMW.

(Over het rekening houden met de schuldenlast in de toepassing van het barema) …Daar houdt men ook rekening mee. Uiteindelijk maken wij onze berekening. En vervolgens zeggen wij dit bedrag aan de families, volgens

Page 109: Onderzoek naar de effecten van een eenheidsschaal voor tussenkomsten van onderhoudsplichtigen in de verblijfskosten van bejaarden in een rusthuis

103

jullie inkomsten, volgens de belastingaangifte, zouden jullie verplicht zijn toch maximaal tussen te komen. Er zijn dus mensen voor wie het wel gaat…En dan anderen, “Oh mijn god wat een catastrofe!.” Dus vragen wij hen waarom het een catastrofe zou zijn… Jullie hebben allemaal schuldproblemen, ziektes, ziekenhuiskosten, medische kosten, schoolkosten… We hebben soms ook onderhoudsplichtigen die zeer, zeer jong zijn, 30, 35 jaar oud omdat hun ouder vroeg moest worden opgenomen in een rusthuis. Dus in zijn levensfase had hij andere dingen om aan te denken dan zijn budget te moeten besteden en niet anders als hij werkt, ik ga zeggen dat hij misschien een belangrijkere deelname heeft dan iemand die al goed gevorderd was in het leven, die al goed geïnstalleerd zou zijn, en die op pensioen zou zijn. Dus euh… op dat moment stellen we een specifieke toestand vast voor elkeen en we stellen een sociaal verslag op dat een forfaitaire tussenkomst voorstelt, dus ik denk dat we legaal gezien minder kunnen vragen of ronduit de vrijstelling als dat zich voordoet. Dat komen we regelmatig tegen. We kwamen talrijke variaties op deze illustraties tegen in de praktijk. Evenwel

volstaan deze voorbeelden, omdat het enkel onze bedoeling was om de diversiteit in de toepassingen van het idee van billijkheid te tonen.

We stellen dus een veralgemening van de procedure van terugvordering op basis

van het eenheidsbarema vast, maar de situaties van niet-terugvordering zijn dat helemaal niet. Deze vrijheid van het OCMW in het gebruik van het billijkheidsbeginsel maakt dat de poging tot uniformisering in haar toepassingen dus weer leidt tot toestanden die ongelijk en arbitrair zijn. Om het billijkheidsbeginsel te veralgemenen, zou het echter nodig zijn om dit concept duidelijk te definiëren en de toepassingen ervan strikt op te sommen. Deze mogelijkheid wordt nochtans niet als aanvaardbaar gezien, omdat de realiteit altijd uit het keurslijf van de wet zal barsten. Een perfecte oplossing lijkt dus nu niet denkbaar. Tussenliggende voorstellen zouden er echter naar kunnen streven om de verscheidenheid qua toepassing van het idee van billijkheid te beperken.

C. In Vlaanderen

Het OCMW kan steeds beslissen om geheel of gedeeltelijk af te zien van terugvordering als er reden van billijkheid voorhanden zijn. De mogelijkheid om van de verhaalplicht af te wijken wegens billijkheidsredenen werd ingevoerd door het KB 244 van 31 december 1983. Doordat deze mogelijkheid bestaat, wordt de verhaalplicht veel minder streng dan men op basis van de wetgeving zou denken.

Mits een duidelijk motivatie vinden maatschappelijk werkers en voorzitters het erg belangrijk om billijkheidsredenen te kunnen inroepen. Uitzonderingen op de regels moeten kunnen blijven bestaan; het laat de OCMW’s toe maatzorg toe te passen. De verwijzing naar de onderhoudsplichtige mag niet ten koste gaan van het eigen welzijn. Daarom moet men per individueel geval nagaan of terugvordering wel menselijk verantwoord is. Vooral de kleinere OCMW’s lijken in staat om dienstverlening op maat te bieden. Dit is volledig in overeenstemming met de theorie van Luyten (1990) die stelt dat de mate waarin een OCMW regels ontwikkelt, afhankelijk is van het aantal cliënten. Hoe meer het cliëntenbestand van het OCMW groeit, hoe meer er een tendens ontstaat om cliënten te

Page 110: Onderzoek naar de effecten van een eenheidsschaal voor tussenkomsten van onderhoudsplichtigen in de verblijfskosten van bejaarden in een rusthuis

104

behandelen in functie van hun kenmerken en niet in functie van hun unieke situatie. Toch blijkt het van belang om cliënten op individuele basis te ondersteunen. Dienstverlening op maat werpt zijn vruchten af. De OCMW’s die werken op basis van individuele hulpverlening hebben zelden problemen gekend wat betreft de onderhoudsplicht. Dit heeft natuurlijk ook te maken met het lagere aantal dossiers. Daarnaast blijkt eveneens het belang van regels in grote OCMW’s om de gelijkheid binnen het OCMW te waarborgen.

Hoe groter de dienst, hoe groter de noodzaak aan regeltjes hé. Ook al wijkt dat af in de praktijk maar ik kan mij best voorstellen met heel veel dossiers en 100 medewerkers dat je nood hebt aan een reglement. Terwijl wij het individueel kunnen bekijken. Het heeft zijn zwakten en zijn sterktes. Zwakten: er kunnen misschien wel wat verschillen bestaan, maar de sterkte is dat je in eer en geweten kan oordelen (Voorzitter van een kleine gemeente).

Wat onder billijkheidsredenen dient te worden verstaan, wordt door de wetgever

niet ingevuld en wordt dus overgelaten aan het appreciatierecht van het OCMW. Uit de literatuur (Seynaeve & Simoens, 2001) blijkt dat een slechte relatie tussen de begunstigde en de onderhoudsplichtige (bijna) altijd of vaak een reden is om af te zien van de terugvordering. Ook de jarenlange verbreking van het contact tussen de begunstigde en de onderhoudsplichtige vormt zeer frequent een reden om niet tot terugvordering over te gaan. Een derde reden is het bescheiden inkomen van de onderhoudsplichtige. Dit onderzoek kan voorgaande resultaten enkel bevestigen.

Er zijn OCMW’s die stellen dat ze enkel rekening houden met relationele aspecten: niet-opvoeding, een slechte relatie, verbreken van het contact, enzovoort, waarbij wordt opgemerkt dat het moeilijk is om de aanwezigheid van dit soort problemen aan te tonen. Men weet niet goed hoe men dat kan controleren en of men wel de waarheid spreekt. In een kleine gemeente valt dit misschien nog wel mee door de grotere sociale controle, maar in een stad is dit al veel moeilijker. Uiteindelijk vormt de grotere anonimiteit een van de aantrekkelijkheden van de stad en van de stedelijke sociale voorzieningen in het bijzonder. In die zin wordt er eveneens gerefereerd naar het feit dat de drempel in een kleine gemeente veel hoger ligt om naar een OCMW toe te stappen dan in een grote gemeente.

Wij zijn een kleine gemeente. Het is helemaal anders als je in Antwerpen woont. Wij kennen de familiestructuur heel goed en we weten welke mensen nood hebben aan wat...mensen stappen hier ook niet zo snel naar een OCMW hé, zeker de oudere generatie, daar wil men niet mee te maken hebben, dat wordt als beschamend ervaren (Maatschappelijk werker van een kleine gemeente).

Bovendien is het voor de maatschappelijk werkers soms bijzonder moeilijk om een

degelijk en eerlijk advies te geven zonder anderen daarbij te benadelen:

Daar hebben we het wel soms moeilijk mee voor die andere kinderen: bijvoorbeeld het dossier waar bepaalde kinderen zich over bepaalde feiten kunnen zetten hebben. Een echtscheiding, een breuk, moeder of vader heeft een nieuwe relatie,... en dan zeggen die andere kinderen natuurlijk: “jamaar dat is niet eerlijk hé, wij moeten betalen, en ons broer die vindt dat mijn moeder nooit geen vriend meer mocht hebben moet hier niet betalen.”

Page 111: Onderzoek naar de effecten van een eenheidsschaal voor tussenkomsten van onderhoudsplichtigen in de verblijfskosten van bejaarden in een rusthuis

105

En dat vind ik moeilijk en heb ik ook problemen om een eenduidig advies te geven. Die andere kinderen worden dan gestraft want die gaan nog elke week schoon met de was en de plas mama bezoeken. Dat ander kind die zegt dat die niet wil betalen omdat hij geen contact heeft met zijn moeder heeft ook wel gelijk natuurlijk (Maatschappelijk werker van een kleine gemeente).

Het merendeel van de OCMW’s bekijkt billijkheid ruimer en houdt zowel rekening

met relationele als financiële aspecten: zij zullen dus ook kijken of het gezin bijvoorbeeld studerende kinderen of hoge medische kosten heeft.

Men kan ook een onderscheid maken tussen OCMW’s die billijkheidsredenen ook

echt individueel interpreteren (het merendeel) en OCMW’s die billijkheidsredenen aan regels trachten te binden. Dit gebeurt vooral in de grote OCMW’s. Een maatschappelijk werker van een centrumgemeente stelde bijvoorbeeld dat de enige voorziene billijkheidsredenen niet opvoeding tot 16 jaar betrof. Het is wel zo dat elk probleem altijd kan worden voorgelegd aan de Raad en men van die regels kan afwijken.

Doordat de wet de OCMW’s de vrijheid laat om het begrip ‘billijkheid’ zelf in te vullen, ontstaat er een discretionaire ruimte die de oorzaak is van verschillen tussen de OCMW’s. Deze mogelijkheid om voor individuele gevallen af te wijken, kan ertoe leiden dat de uniformiteit die men beoogde met het KB 244 ongedaan wordt gemaakt. Dat de verschillen echt groot kunnen zijn, wordt geïllustreerd met volgende citaten. In de twee eerste situaties houdt men zich aan een erg strikte interpretatie van het begrip billijkheid:

Er was 1 situatie waar ze billijkheid hadden gevraagd omdat ze in een collectieve schuldenregeling zaten. Maar we hebben het geweigerd omdat het huidig inkomen van die mensen voldoende was. Ik heb een negatief advies gegeven aan de Raad en zij hebben mij daarin gevolgd. Ook naar een lening ofzo wordt niet gekeken, iedereen gaat wel eens een lening aan of moet huishuur betalen dus dat is geen billijkheidsredenen voor ons (Maatschappelijk werker van een kleine gemeente). Er waren twee kinderen en vanaf hun 2 of 3 jaar heeft moeder ze verstoten en ze zijn opgegroeid bij familie. Daar spreekt het OCMW de kinderen aan aangezien het twee zonen zijn. “Jamaar, jamaar we zijn nooit opgevoed bij ons moeder.” “Neenee, je bent een kind” zegt het bestuur, niet de administratie, wij vonden het gerechtvaardigd om billijkheidsredenen in te roepen. Het bestuur heeft, ondanks ons advies het been stijf gehouden en gezegd: “het zijn kinderen, ze moeten betalen.” (Maatschappelijk werker van een kleine gemeente)

In het volgende OCMW is men daarentegen heel mild in het toepassen van

billijkheid: Billijkheid dat wordt bij ons geïnterpreteerd als een soepele rek. We proberen er zo soepel mogelijk mee om te gaan en dat begrip is enorm rekbaar. We proberen het echt zoveel mogelijk toe te passen en we roepen het ook effectief veel in (Voorzitter van een centrumgemeente).

Page 112: Onderzoek naar de effecten van een eenheidsschaal voor tussenkomsten van onderhoudsplichtigen in de verblijfskosten van bejaarden in een rusthuis

106

Afhankelijk van de manier waarop een OCMW zich van zijn taak kwijt, zal het ene OCMW op dit vlak aldus lakser optreden dan het andere. De vaagheid van het begrip “billijkheid” laat toe dat de OCMW’s op zeer verschillende manieren te werk gaan. De kans op willekeurige beslissingen wordt groter wanneer van de terugvorderingplicht kan afgeweken worden op grond van de billijkheid. De vraag of men dan misschien billijkheid meer aan regels wil binden beantwoorden de meeste respondenten negatief. Wel worden eventuele richtlijnen aanvaard, waaraan men zich dan eventueel zou kunnen spiegelen:

Ik heb het persoonlijk wat moeilijk met: wat is billijkheidsredenen. Ik heb de indruk dat een billijkheidsreden vaak is wat de bewuste maatschappelijk werker die een dossier behandelt, als billijkheid, als aanvaardbaar als norm hanteert, heeft meegekregen in de eigen opvoeding. Ik zou het fijn vinden voor mij als professioneel om te weten wat er allemaal behoort tot billijkheidsredenen. Een soort leidraad, een hulpmiddel om te weten wat het allemaal is. Het is makkelijk om een zwart-wit voorbeeld te geven. Maar de praktijk is niet zwart-wit, maar grijs. En soms is dat: wanneer durf ik in mijn sociaal verslag aan de OCMW-Raad billijkheidsredenen voor te stellen. Ik doe het alleen binnen dit OCMW, en dan zit je daar zelf mee en je kan niet met een collega een stuk overleggen met wat vind jij.

De meerderheid van de maatschappelijk werkers stelt dat de interpretatie van het

begrip billijkheid niet is veranderd na de instelling van het eenheidsbarema. Toch zijn er een aantal die vrezen dat de nadruk meer en meer gaat liggen op het financiële aspect, doordat de huidige schaal die moet worden toegepast te hoog ligt. Bovendien leidt de eenheidsschaal er eveneens toe dat sommige respondenten meer en meer billijkheidsredenen zullen inroepen om de financiële lasten te verzachten:

De enige manier om nu die onderhoudsplicht te milderen is het toepassen van billijkheidsredenen. Maar dat moet nu op het financieel vlak gebeuren. Terwijl ik denk dat dat toch niet zo bedoeld is. Eerder op relationeel gebied. Ik denk dat het ideaal zou zijn dat de schaal algemeen zou worden toegepast, maar dat het niveau toch naar beneden zou gaan... Vanaf nu ga ik dus eigenlijk wel meer en meer billijkheidsredenen inroepen vrees ik... En ik denk dat dat ook niet zo gemakkelijk zal zijn om dat te motiveren omdat de nadruk misschien wat meer op het financiële vlak zal liggen en dan moeten we naar billijkheidsredenen gaan zoeken (Maatschappelijk werker van een kleine gemeente).

Ook een aantal onderhoudsplichtigen benadrukt dat men afhankelijk is van de

goodwill van het OCMW en de maatschappelijk werker of men al dan niet billijkheidsredenen zal inroepen. Het ene OCMW stelt zich socialer op dan het andere en ook dit zorgt voor wrevel bij de onderhoudsplichtigen.

De directrice van het rusthuis zei: “betaal niet meer en leg de situatie nog eens voor aan het OCMW.” En dan hebben we eerst hier in OCMW Y informatie gaan halen en die zeiden: “in uw geval ga jij hier in Y nooit moeten betalen, dat zijn billijkheidsredenen. Jij kent uw vader amper, hij heeft nooit naar u omgekeken. Terwijl hij wel het kindergeld ontving en geen alimentatie betaalde.” Maar het OCMW van X moest beslissen en daar was het zo dat...de allereerste keer dat we contact hadden met het

Page 113: Onderzoek naar de effecten van een eenheidsschaal voor tussenkomsten van onderhoudsplichtigen in de verblijfskosten van bejaarden in een rusthuis

107

OCMW X hadden we een advocaat onder de arm gepakt. Het was toen zo dat die advocaat de eerste keer zelfs niet mocht meeluisteren bij de Raad. Enkel ik en mijn broer, maar mijn man mocht er ook niet op zijn hoewel het wel over zijn inkomen ook gaat hé. En die van de Raad zaten er echt zo naar ons te kijken van “allee madam, is het nu teveel om te betalen voor uw ouders.” Voor hen was er geen sprake van billijkheidsredenen (Onderhoudsplichtige).

In één situatie heeft men omwille van het eenheidsbarema billijkheid moeten

inroepen aangezien de verschuldigde som te hoog was voor het gezin. Dat dit echter niet zonder moeite verliep toont volgend citaat aan:

Ik heb daar 4 maanden serieus voor moeten discussiëren. En hard tegen hard hé. Ik stond erbij om mijn job op te geven. Ik werk niet op die basis. Als jij dan vraagt: “zijn er wrevelingen geweest…” het zal wel zijn. Ik ben een heel gemotiveerd mens want in 19 jaar dat ik werk ben ik nog nooit ziek geweest en dan demotiveren ze u, want voor wat ga je dan nog werken. Mijn baas kent die situatie allemaal, en hij zegt: “doe geen domme dingen hé als stoppen met u werk”, maar ja, ik zeg: “die 600 euro dat betaal ik niet,” en ze hebben er lang over gedaan hoor. 4 maanden.. en dan moesten wij onze lastenbrief binnenbrengen, onze onkosten, echt alles opschrijven. Zelfs een rol wc-papier…u privacy ben je volledig kwijt.. En dan gingen ze ons uiteindelijk meedelen dat we blij mochten zijn dat we vermindering kregen. Dan heb ik zoiets van..”weten jullie over wat dat gaat?” En als er nu nog een indexaanpassing is, want die schaal wordt nu gekoppeld aan de index, dan moeten wij terug opnieuw ijveren voor vermindering. Dus terug moet onze lastenbrief, onze kosten en dan moet dat opnieuw voor de Raad komen en goedgekeurd worden. Dat zijn opnieuw frustraties. Ze zouden kunnen zeggen: “het bedrag dat ze nu betalen, dat gaan we indexeren hé,” maar weer niet het volledige bedrag en opnieuw volledig herzien (Onderhoudsplichtige).

Wat betekent billijkheidsredenen in de praktijk? Ten eerste kan men natuurlijk

volledig worden vrijgesteld van de onderhoudsplicht. Hierbij gaat het dan vooral over relationele problemen. In geval van billijkheidsredenen om financiële redenen - wanneer de lasten voor een gezin te groot zijn - kan men afwijken in die zin dat men een vermindering of vrijstelling van de onderhoudsbijdragen gaat toestaan. Twee OCMW’s vermeldden bovendien dat ze afbetalingsfaciliteiten verlenen indien een gezin nog andere grote uitgaven heeft zoals bijvoorbeeld een lening. Ze gaan echter het gezin niet vrijstellen aangezien dit zou betekenen dat het OCMW hun lening afbetaalt.

Page 114: Onderzoek naar de effecten van een eenheidsschaal voor tussenkomsten van onderhoudsplichtigen in de verblijfskosten van bejaarden in een rusthuis

108

4.10. Hoe en wanneer werd het eenheidsbarema effectief in werking gesteld ?

A. Samenvatting

Het van kracht worden van het Koninklijk Besluit is niet op dezelfde manier verlopen in alle OCMW’s. Grosso modo kunnen in Vlaanderen volgende manieren worden onderscheiden: OCMW’s die het meteen hebben toegepast; toegepast bij jaarlijkse aanpassing; enkel voor nieuwe gevallen (‘uitdovend systeem’); nog niet, wegens onbekend; nog niet, wegens geen gevallen; niet van plan om toe te passen. De keuze voor de ene of andere overgangsmaatregel had ondermeer te maken met het aantal dossiers in het betrokken OCMW en het barema dat voorheen werd gebruikt. De onderhoudsplichtigen werden op de hoogte gebracht via een brief waarin werd gemeld dat hun situatie zou werden herbekeken door een verandering in de wetgeving. Klaarblijkelijk hebben niet alle onderhoudsplichtigen dezelfde soort informatie ontvangen, sommigen onder hen waren beter op te hoogte dan anderen. In Vlaanderen bijvoorbeeld hebben twee OCMW’s (in de centrumsteden) een informatiebijeenkomst georganiseerd bestemd voor de onderhoudsplichtigen. Een groot deel van de Waalse en de Brusselse OCMW’s hebben de datum afgewacht waarop de dossiers moesten worden herbekeken om deze nieuwe wetgeving toe te passen. Deze manier van werken werd dikwijls bevoorrecht in de OCMW’s van de grote steden om het werk van de maatschappelijk werkers niet nog meer te belasten. Andere OCMW’s hebben beslist om enkel het eenheidsbarema toe te passen op nieuwe aanvragen. Ten slotte zijn er OCMW’s die nog altijd het nieuwe barema niet hebben gebruikt. Het gaat over OCMW’s die nog niet werden geconfronteerd met aanvragen of in zeldzame gevallen van OCMW’s die het gewoonweg niet toepassen. Het merendeel van de respondenten bevestigen de wetgeving te hebben toegepast zodra ze van kracht werd. Ze zijn echter niet altijd in staat om meer te vertellen over het van kracht worden van het KB .

B. In Wallonië en het Brussels Hoofdstedelijk Gewest

Het merendeel van de respondenten bevestigen, veronderstellen zelfs, dat ze de nieuwe wetgeving hebben toegepast van zodra ze er weet van hadden. Zo vinden we onder de 56 personen die op deze vraag hebben geantwoord, 25 die verklaren dat ze het nieuwe barema hebben toegepast van zodra het OCMW erover werd geïnformeerd. Ze weten wel niet exact te zeggen op welk moment de POD de beslissing heeft genomen om het nieuwe

Page 115: Onderzoek naar de effecten van een eenheidsschaal voor tussenkomsten van onderhoudsplichtigen in de verblijfskosten van bejaarden in een rusthuis

109

barema in te voeren. Andere, gelijktijdige, veranderingen in de maatschappelijke dienstverlening, zoals het barema van het leefloon, maken het moeilijk om er een juiste datum op te plakken. Herinneren we eraan dat een aantal OCMW’s de nieuwe wetgeving nog niet hebben kunnen toepassen en dat voor diverse redenen. Ze kunnen bijgevolg niet altijd een oordeel vellen over de sterktes en zwaktes van dit Koninklijk Besluit. Zo verklaren 19 van de 56 personen, dat ze de kans nog niet hadden om het barema te gebruiken; de redenen daarvoor kunnen zeer verschillend zijn. Deze vaststellingen tonen aan dat de geïnterviewde professionelen niet noodzakelijk evenveel weet hebben van de wet of zelfs maar betrokken zijn bij de toepassing ervan. De tijd die verliep tussen de publicatie van het nieuwe barema in het Belgische Staatsblad en de toepassing ervan in de OCMW’s verschilde zeer sterk van de ene gemeente tot de andere. Dit werd ondermeer sterk beïnvloed door de verplichting van de maatschappelijk werkers inzake het herbekijken van dossiers. Laten we terugkomen op de OCMW’s die het nieuwe Koninklijk Besluit nog niet hebben kunnen toepassen. Herinneren we er eerst aan dat een aanzienlijk deel van de OCMW’s zeer weinig in contact komen met de onderhoudsplicht. Daardoor is onwetendheid over verschillende aspecten van het Koninklijk Besluit erg verspreid. Niet dat ze zich over dit probleem geen zorgen zouden maken. Bepaalde voorzitters hebben hun bekommernis uitgedrukt over de verwachte stijging van het aantal bejaarden als direct gevolg van de veroudering van de bevolking. Deze toename gaat hand in hand met de wil om hulpdiensten aan huis te ontwikkelen, zoals een dienst “mobiliteit”. Duidelijk is dat een groot aantal respondenten het erover eens zijn dat wederzijdse hulp binnen het gezin of tussen buren vandaag neigt te verminderen. Bejaarden hebben verschillende mogelijkheden om het hoofd te bieden aan hun verblijfskosten. Ze kunnen een pensioen ontvangen, spaarcenten hebben of/en een tegemoetkoming voor hulp aan bejaarden aanvragen, die hen in staat stellen om zelf de kosten te betalen die gepaard gaan met opname in een rusthuis. Als dat niet het geval is, kunnen ze nog altijd een beroep doen op hun familie. Pas al laatste redmiddel is er de hulp van het OCMW.

Het OCMW zal dus proberen om, na tussenkomst in de verblijfskosten van een

bejaarde in moeilijkheden, een deel van de hulp terug te vorderen bij de potentiële onderhoudsplichtigen. In bepaalde gevallen is de terugvordering bij deze laatsten nochtans onmogelijk, zoals wanneer de bejaarde geen kinderen heeft of als de kinderen zich onder de terugvorderingsgrens bevinden. Ten slotte treffen we situaties aan waar de onderhoudsplichtigen zijn vrijgesteld om billijkheidsredenen. Sommige ondervraagde OCMW’s hebben dus nog niet op een effectieve manier de nieuwe wetgeving ingevoerd. Buiten diegenen die nog niet de kans hebben gehad het te doen, bestaan er ook OCMW’s die een bijzondere werking voorstellen.

Zo het voorbeeld van een groot OCMW dat zich onderscheid van de anderen door het gebruik van een specifieke procedure. Het OCMW besliste dat de onderhoudsplichtigen slechts moesten tussenkomen na het eerste jaar van plaatsing van de bejaarde. Deze praktijk vloeide voort uit de vaststelling dat er zich bij de boekhouding en

Page 116: Onderzoek naar de effecten van een eenheidsschaal voor tussenkomsten van onderhoudsplichtigen in de verblijfskosten van bejaarden in een rusthuis

110

betalingen bepaalde problemen opdoken omwille van de vertraging waarmee het OCMW de facturen ontvangt. Die vertragingen maken de schatting van wat de onderhoudsplichtige moet betalen moeilijk en het gebeurde dat het OCMW moest terugbetalen aan de onderhoudsplichtigen of omgekeerd. Zie hier de uitleg van één van de maatschappelijk werkers:

Omdat we aan situaties kwamen waar de onderhoudsplichtige te veel had gegeven voor het jaar, moesten we het terugbetalen. We maakten dat systeem enkele jaren geleden, dus we stelde een forfait op euh, een maandelijks vast aandeel, dertig, veertig, vijftig euro, we maakte natuurlijk een schatting. Maar het kwam voor op het einde van het jaar, dat ze te veel gestort hadden en dus moesten we ze terugbetalen… Of het omgekeerde. Ofwel hadden ze dus niet genoeg gegeven en moesten we het dus terugvorderen. Het is dus beter om het per jaar te doen.

Naast de OCMW’s die het nieuwe barema nog niet hebben gebruikt, zijn er

natuurlijk wel een héél aantal die reeds zijn vertrouwd met het eenheidsbarema. Bij de praktische toepassing ervan zien we opnieuw vele verschillen tussen OCMW’s. Eerst en vooral zijn er de OCMW’s die bevestigen onmiddellijk alle dossiers te hebben herzien om eventuele aanpassing aan te brengen die voortvloeien uit de toepassing van het barema.

Zo tellen we op de 55 personen die zich hebben uitgesproken over dit onderwerp

tijdens de interviews, 24 die hun dossiers hebben herzien bij de instelling van het Koninklijk Besluit. Deze overgang omvat alle dossiers waar de onderhoudsplichtigen worden gevraagd een deel van de verblijfskosten terug te betalen. De onderhoudsplichtigen zijn via een brief op de hoogte gesteld van deze nieuwe wettelijke regeling met de mogelijkheid natuurlijk om opnieuw contact op de nemen met een maatschappelijk werker. Vijftien OCMW’s hebben de verjaardagsdatum afgewacht van het intreden van de bejaarde in het rusthuis alvorens de dossiers aan te passen. Zij hebben verkozen over te gaan tot herziening in de verplichte jaarlijkse periode. Dat heeft toegelaten het geheel van de dossiers te herzien zonder de werkdruk te zeer te verhogen. Hoewel de jaarlijkse herziening van de dossiers wettelijk wordt vooropgesteld, stellen we vast dat niet alle OCMW’s dit in de praktijk toepassen. Door een gebrek aan tijd kunnen de maatschappelijk werkers niet altijd de jaarlijkse herzieningsdata respecteren. Vaak wordt enkel het dossier van de onderhoudsplichtigen herzien die contact op nemen met het OCMW als gevolg van een verandering in hun situatie. Het is duidelijk dat deze mogelijkheid vaak slechts enkel betrekking heeft op de personen voor wie de situatie achteruit is gegaan.

De aanpassing van de dossiers gebeurt dus in vele OCMW’s op verschillende momenten: sommigen herzien de dossiers jaarlijks, anderen bij elke verandering in de situatie van de onderhoudsplichtigen en nog andere geval per geval volgens de tijd en de beschikbaarheid van de maatschappelijk werkers. Tot slot bestaan er OCMW’s die het barema enkel hebben toegepast bij nieuwe aanvragen na het verschijnen van het Koninklijk Besluit. De onderhoudsbijdragen van de onderhoudsplichtigen die er reeds waren vóór de instelling van het eenheidsbarema, blijft men berekenen op basis van het oude systeem. Bijgevolg worden niet alle onderhoudsplichtigen van dezelfde OCMW’s gelijk behandeld.

Page 117: Onderzoek naar de effecten van een eenheidsschaal voor tussenkomsten van onderhoudsplichtigen in de verblijfskosten van bejaarden in een rusthuis

111

De OCMW’s die hebben gekozen voor deze overgangsmethode zijn weinig

bezorgd over de ongelijkheden die dit systeem voortbrengt. Aangezien er een redelijk groot verloop van de bejaarden is, is het immers weinig waarschijnlijk dat dit verschil een invloed heeft op de lange termijn. Enkel in de grote OCMW’s met veel dossiers kan deze situatie nog verschillende jaren standhouden. Toch is de beslissing om het eenheidsbarema enkel toe te passen op nieuwe dossiers niet altijd definitief. Het gebeurt dat sommige OCMW’s ondanks alles hun oude dossiers één voor één herzien in functie van de beschikbaarheid van de maatschappelijk werkers.

Daarnaast zijn er nog de OCMW’s die de beslissing hebben genomen om met

akkoord van de gemeente de onderhoudsplicht af te schaffen van zodra deze mogelijkheid officieel was. Een voorzitter van een groot OCMW heeft zijn motivatie kenbaar gemaakt om de beslissing te nemen de onderhoudsplicht volledig af te schaffen. Men heeft deze stap nog niet genomen omwille van de moeilijkheden wanneer men deze beslissing neemt temidden van een legislatuur. Daarom zal dit OCMW zijn besluit afwachten in functie van het resultaat van de volgende gemeenteraadsverkiezingen. Eén van de OCMW’s van het kwalitatief staal heeft voor de optie van afschaffing gekozen op het moment dat alle dossiers van de onderhoudsplichtigen niet in aanmerking kwamen voor de onderhoudsplicht omwille van billijkheidsredenen of omwille van een te laag inkomen. Sinds de nieuwe wetgeving gebeurt het sociaal onderzoek er niet meer systematisch maar het blijft bestaan in bijzondere gevallen. Ondanks dat het OCMW beslist heeft in overleg met de gemeente om integraal afstand te doen van terugvordering, blijft het alert voor eventuele pogingen tot fraude in hoofde van de bejaarde. De terugvordering wordt in zo’n geval toegepast bij wijze van sanctie voor de familie die probeert om vrijwillige insolvabiliteit van zijn ouder te creëren. In de bovenvermelde OCMW’s is de overgang tegelijkertijd een fundamentele overgang geweest in termen van het basisprincipe van de werking (veeleer integraal afstand doen dan geval per geval) en een niet-consequente verandering bij de toepassing (alle kosten blijven exclusief over voor het OCMW zoals vroeger). Nochtans kan de overgang een andere wending aannemen in de zin dat men informeel reeds nooit terugvorderde alvorens men formeel over de beslissing heeft gestemd. Dit gezegd zijnde kan de integrale niet-terugvordering vóór oktober 2004 zijn wettelijkheid vinden in de praktijk van geval tot geval en zijn mogelijkheden tot afstand doen omwille van billijkheids- en rentabiliteitsredenen, zoals bij volgend voorbeeld: We pasten het toe van geval tot geval, het is te zeggen dat we elke keer vaststelden dat we de onderhoudsplicht gewoon niet konden toepassen. Dus daarom pasten we het niet meer toe. En wanneer de wet vervolgens werd aangepast werd natuurlijk de formele beslissing genomen wat de wet betreft.

Volgens een respondent in een OCMW van een grote gemeente, waar men het terugvorderen van geval tot geval heeft behouden, was voorgaande toepassing van de onderhoudsplicht geen uitzondering. De methode was vooral verspreid in Vlaanderen. Zie hier zijn getuigenis:

Page 118: Onderzoek naar de effecten van een eenheidsschaal voor tussenkomsten van onderhoudsplichtigen in de verblijfskosten van bejaarden in een rusthuis

112

Vroeger was het in de praktijk bijna altijd zo. Het was gewoonweg niet vastgesteld in een wet en nu hebben ze zich wel uitgesproken. Ik denk oprecht dat die OCMW’s om niet in strijd te zijn met de wet van 2002 er druk hebben op gezet dat de volgende wet tussenkomt omdat…en voornamelijk in Vlaanderen. De onderhoudsplichtigen willen dat niet. Er is echt een groot debat geweest en vele reacties zijn tot onze Vlaamse collega’s gekomen die hun manier van werken absoluut niet wilden herzien, zich namelijk niet in de illegaliteit wilden stellen hoewel ze sinds lang beslist hadden en dat ze niet wilden terugkomen op hun positie. Ze heffen bijna geen belastingen. Zij laten vaak de beslissing doorvoeren voor iedereen en voor altijd. We gaan uitkomen bij een zeer verdeeld land, denk ik.

Sommige OCMW’s vroegen dus een wettelijke verandering in de zin van de

mogelijkheid tot afschaffing van de terugvordering. We geloven dat voor sommige OCMW’s de nieuwe wetgeving sindsdien min of meer beantwoordt aan hun verwachtingen:

Ik denk dat dit compromis beter is dan de instelling van de verplichting van terugvorderen. Dus vind ik dat we een sprong vooruit hebben gemaakt. Maar ik zou verkozen hebben dat men het gewoonweg volledig zou afgeschaft hebben. Het is de zin van het wetsvoorstel dat ik had laten vallen maar het compromis is hier eerlijk toepasbaar. Hier is het bewijs.

Laten we eraan herinneren dat zelfs als de OCMW’s deze beslissing hebben genomen in overeenstemming met de gemeente, het erop lijkt dat sommigen onder hen doorgaan met terugvorderen in bepaalde omstandigheden. In andere gevallen polst het OCMW bij de familie of ze spontaan willen tussenkomen in de verblijfskosten. Deze toepassing werd beschreven in één van de geïnterviewde OCMW’s. Volgens de voorzitter wordt het sociaal onderzoek altijd uitgevoerd bij de intrede van een persoon in een rusthuis met het enige verschil dat dit onderzoek er enkel toe dient om te kijken of de familie akkoord zou zijn om spontaan tussen te komen. Zoniet, neemt het OCMW het geheel van de kosten voor zijn rekening. (We onderzoeken, we doen een sociaal onderzoek met de bejaarde, in het voordeel van de bejaarde, we zien of de familie kan tussenkomen. Dat is OK. Indien niet, dringen we er niet op aan hé). De maatschappelijk werkers van hetzelfde OCMW zeggen echter dat er geen enkel sociaal onderzoek heeft plaatsgevonden sinds de beslissing om de terugvordering af te schaffen.

C. In Vlaanderen

Op het moment dat de wetgeving werd bekend gemaakt hebben de meeste OCMW’s de onderhoudsplichtigen opnieuw aangeschreven met al dan niet uitleg over de wetgeving. Opmerkelijk is wel dat slechts 3 van de 11 geïnterviewde onderhoudsplichtigen zich kunnen herinneren dat ze op de hoogte werden gebracht door het OCMW om te melden dat er een wijziging werd doorgevoerd. De overigen waren niet op de hoogte of hebben zich geïnformeerd via het internet.

Page 119: Onderzoek naar de effecten van een eenheidsschaal voor tussenkomsten van onderhoudsplichtigen in de verblijfskosten van bejaarden in een rusthuis

113

De dossiers werden herberekend op basis van het nieuwe barema. Dit gebeurde ofwel toen de wetgeving werd bekend gemaakt, ofwel bij de jaarlijkse herziening van de dossiers. Er zijn eveneens drie OCMW’s die nog nooit de wetgeving hebben moeten toepassen. Zij hebben sinds 2004 geen dossiers meer gehad. Wel gebruiken zij de nieuwe wetgeving indien families zich komen inlichten. Twee OCMW’s kozen voor een uitdovend systeem waarbij de bestaande onderhoudsplichtigen in het oude systeem bleven en voor de nieuwkomers het nieuwe barema werd gehanteerd. Dit systeem werd gekozen aangezien de OCMW’s voorheen een voordelige terugvorderingschaal toepasten. Als men de dossiers zou herzien, zou dat voor vele onderhoudsplichtigen een onaanvaardbare stijging van hun bijdrage betekenen. Voor een tweetal andere OCMW’s daarentegen hadden de maatregelen een terugwerkende kracht. Tot slot heeft één OCMW de wetgeving nog niet toegepast en de dossiers dus nog niet herberekend. Zij zitten nog in een overgangsfase. De OCMW’s met weinig dossiers hebben geen moeilijkheden ondervonden bij de overgang van de wetgeving. Dat lag wel anders bij OCMW’s met veel dossiers, omdat daar de werklast plots sterk toenam. Alle dossiers moesten dan opnieuw worden bekeken, families aangeschreven enzovoort. Dit vergt een bepaalde organisatie en brengt veel werk met zich. Ook bij een indexering moet de schaal volledig worden herzien:

Ten opzichte van vroeger, toen had het OCMW in een dossier periodes dat herzieningen werden gedaan voor de tussenkomst van de kinderen. Dat was ongeveer om de 3 jaar. Maar met deze schaal, als er een indexatie gebeurd, moeten wij al die dossiers op vrij korte tijd allemaal herzien. Op dat moment vergt dat van onze dienst een bepaalde organisatie. Al die mensen moeten worden aangeschreven of toch gekeken van, …allee, elk dossier moet worden nagegaan en vastgepakt. Wij willen dat altijd zo snel mogelijk afwerken dus op vrij korte tijd. Zo moet je geen maanden nadien… voor mensen die niet reageren, moeten we de belastingen schrijven, die zijn ook niet altijd even snel. Dus op dat moment is het met die schaal alle hens aan dek (Maatschappelijk werker van een centrumgemeente).

Er zijn eveneens twee centrumsteden die speciaal een informatieavond hebben georganiseerd waarop alle onderhoudsplichtigen werden uitgenodigd en waar de nieuwe wetgeving werd uitgelegd. Een OCMW heeft dit gedaan aangezien er grote stijgingen waren in de onderhoudsbijdragen. Door een goede voorbereiding en een goede informatieverstrekking probeerde men enigszins de financiële schok te verzachten:

Wij hebben een informatieavond georganiseerd en laten zien van “kijk, dit is de nieuwe regeling en dat was de oude, en dat zullen de gevolgen zijn.” Ook hadden wij de dossiers waar er grote verschillen waren individueel voorbereid en die avond hebben we dat samen met die mensen besproken. Dus we hebben het van te voren wel wat ingecalculeerd omdat het voor sommigen toch enige consequenties had (Maatschappelijk werker van een centrumgemeente).

Bij twee van de vier ondervraagde OCMW’s die de onderhoudsplicht hebben afgeschaft, werd het initiatief genomen door de voorzitter, in samenspraak met de

Page 120: Onderzoek naar de effecten van een eenheidsschaal voor tussenkomsten van onderhoudsplichtigen in de verblijfskosten van bejaarden in een rusthuis

114

secretaris, de ontvanger en de sociale dienst. Bij beide OCMW’s zaten de meningen op dezelfde lijn.

Ik heb het voorgesteld, met de goedkeuring van de rest van de Raad natuurlijk. Wij hebben eerst proberen een consensus te bereiken binnen de Raad en niet alleen binnen de Raad, maar ook met de mensen van de sociale dienst. Die zijn daar ook gehoord en we zaten allemaal op dezelfde lijn. Dan ben ik daarmee naar de gemeente getrokken en hier en daar had men natuurlijk wel wat vragen en bedenkingen en wilde men wat meer verduidelijking. Ook de financiële weerslag was uiteraard belangrijk, maar echt diepgaande weerstand is er niet geweest (Voorzitter van een kleine gemeente).

Zodra er binnen het OCMW een consensus werd gevonden, werd het voorstel dus voorgelegd aan de gemeente, waar het werd goedgekeurd. Dit gebeurde in beide OCMW’s reeds in 2002. Zij hebben de verandering in de wetgeving niet afgewacht en hebben de wet proberen te omzeilen. Beide OCMW’s bezaten een inkomensgrens van 100.000 euro, waarbij men slechts diende te betalen indien er een gezamenlijk belastbaar inkomen van 100.000 euro aanwezig was. In de praktijk betekende dit dat de onderhoudsplicht nooit werd toegepast. Wanneer het KB van 3 september 2004 van kracht werd, heeft het ene OCMW deze mogelijkheid aangegrepen en de onderhoudsplicht volledig afgeschaft. Deze beslissing is definitief. Het andere OCMW blijft de grens van 100.000 euro hanteren en herziet de beslissing jaarlijks. Indien er misbruiken worden vastgesteld, of de maatregel is niet langer financieel houdbaar, gaat men de beslissing herbekijken.

Page 121: Onderzoek naar de effecten van een eenheidsschaal voor tussenkomsten van onderhoudsplichtigen in de verblijfskosten van bejaarden in een rusthuis

115

4.11. Heeft dit Besluit de manier van werken van u of van uw collega’s veranderd ?

A. Samenvatting

Het merendeel van de respondenten zijn van mening dat de eenheidsschaal geen fundamentele invloed heeft gehad op de manier van werken bij de OCMW’s die de terugvordering toepassen. Bepaalde kleine verschillen op het niveau van de procedure van het sociaal onderzoek werden echter aan het licht gebracht in meerdere Waalse en Brusselse OCMW’s. In Vlaanderen signaleerden de maatschappelijk werkers twee soorten effecten van de invoering van een eenheidsbarema. Een eerste reeks betreft hun werkomstandigheden: het gaat over zaken zoals de werklast, meer tijd voor de sociale kant van de zaken en een betere relatie met de onderhoudsplichtigen. Alle voordelen hangen blijkbaar samen met de grotere eenvoud van het eenheidsbarema. Tegelijk gebeuren toch nog een aantal aanpassingen aan dit eenheidsbarema in sommige OCMW’s. Zo vindt een OCMW dat een gezin altijd over het minimumbedrag in het eenheidsbarema moet beschikken of rekenen andere OCMW’s de partner altijd als persoon ten laste. Niet elk OCMW hanteert echter deze regels waardoor er ondanks het eenheidsbarema toch nog grote verschillen kunnen bestaan. Wat betreft de OCMW’s die beslist hebben afstand te doen van de onderhoudsplicht, stelt men een opmerkelijk verschil vast tussen de drie regio’s. In Vlaanderen blijkt het dat sommige OCMW’s een terugvorderingsgrens hadden vastgesteld die zo hoog was dat hij niet in de praktijk werd gebruikt; wel werd het financieel onderzoek verstrengd. In Brussel daarentegen staat een brede interpretatie van de billijkheid toe dit beleid van niet-terugvordering bijna totaal effectief te maken. In Wallonië heeft het OCMW dat deze beslissing heeft genomen geen zware aanpassingen gekend.

B. In Wallonië en het Brussels Hoofdstedelijk Gewest

Bij het vaststellen van de verschillende praktijken bij de Belgische OCMW’s voor het van kracht worden van de nieuwe wetgeving, blijft de vraag of het Koninklijk Besluit een verschil heeft veroorzaak tin de manier van werken. Voor de meerderheid van de respondenten (64 personen op de 70 die zich over dit onderwerp hebben uitgesproken), heeft de nieuwe wetgeving geen fundamentele invloed gehad. De eenheidsschaal wordt aangeduid als een centraal element in de overgang. Zoals we reeds hebben benadrukt, heeft de instelling ervan de verschillen aan het licht gebracht

Page 122: Onderzoek naar de effecten van een eenheidsschaal voor tussenkomsten van onderhoudsplichtigen in de verblijfskosten van bejaarden in een rusthuis

116

tussen de geïnterviewde OCMW’s. Het barema is dus het element van verandering dat voor vele professionelen makkelijker toe te passen blijkt. Indirect heeft de eenheidsschaal een verandering gecreëerd op het praktische niveau. Deze wijziging heeft vooral betrekking op de oorspronkelijke methodes om de onderhoudsbijdragen te berekenen en dus in de variatie van de vroeger gebruikte schalen. Sommige OCMW’s hielden rekening met meerdere criteria. Zoals we reeds vroeger stelden, maakten de kosten (diverse leningen, studerende kinderen,…), de uitgaven (gezondheidszorg,…) deel uit van de berekeningsmethode. Deze criteria zijn niet opnieuw ingevoerd in de huidige schaal. Tegenwoordig wordt het barema op een strikte manier toegepast met enkele inherente variaties in de sociale onderzoeken. Sommige OCMW’s passen de schaal toe ‘op de letter’ terwijl ze de billijkheids- of rentabiliteitsredenen oproepen in functie van de tegengekomen situaties. Dit wil niet zeggen dat de professionelen ongevoelig zijn voor de situatie van de familie. In het geval waar de onderhoudsplichtigen niet worden vrijgesteld, moeten ze tussenkomen voor een bedrag gelijk aan het verschil tussen dat wat de bejaarde kan betalen en dat wat overblijft voor het OCMW. Andere OCMW’s houden rekening met verschillende elementen buiten het barema die de eindberekening kunnen beïnvloeden. Zo zal er rekening worden gehouden met de verschillende uitgaven van de familie, voor zover deze wettelijk zijn. In bepaalde gevallen vormt het vaststellen van de onderhoudbijdrage, gebaseerd op het eenheidsbarema het onderwerp van discussie. De onderhoudsplichtigen stellen dan vaak, van zodra het maximaal tussenkomstbedrag bekend is, een maandelijks bedrag voor waarvoor ze willen tussenkomen. Dit heeft als doel te vermijden om families in moeilijkheden te brengen of om conflicten uit te lokken die in bepaalde gevallen zouden kunnen leiden tot verscheuringen in de familie. Twee personen (leden van de administratie en van de sociale dienst) van hetzelfde OCMW hebben zich over dit onderwerp uitgedrukt. Hieronder vindt u enkele passages:

Ik moet zeggen dat het belastbaar bedrag zelden het wettelijke bedrag is. We zitten er altijd onder. Omdat wij verkiezen dat de mensen voorstellen doen van in het begin. En…maar de voorstellen zijn te verdedigen omdat meer mensen moeilijkheden hebben om met hun budget rond te komen. We verkiezen dat ze ons een lager bedrag voorstellen dan ronduit het aanslagbedrag te weigeren en dat wij 6 maanden later naar de rechtbank moeten stappen.

Alle feiten hierboven opgesomd maken deel uit van de werking van de OCMW’s en tonen dat ondanks dat de nieuwe wetgeving meer eenvormigheid voorstaat, er grote verschillen blijven bestaan. De OCMW waar de veranderingen in de praktijk het grootst zijn, zijn zonder enige twijfel diegene die beslist hebben integraal afstand te doen van terugvordering. Zoals hierboven vermeldt, wil dat niet enkel zeggen dat ze de terugvordering niet meer

Page 123: Onderzoek naar de effecten van een eenheidsschaal voor tussenkomsten van onderhoudsplichtigen in de verblijfskosten van bejaarden in een rusthuis

117

toepassen. De sociale en financiële onderzoeken worden niet systematisch gevoerd, en wanneer dat wel het geval is, hebben ze soms een totaal andere functie. We hadden reeds gesteld dat sommige OCMW’s altijd een zeer doorgedreven financieel onderzoek voeren om na te gaan of de bejaarde zijn insolvabiliteit niet heeft geregeld voor de intrede in het rusthuis. Anderen gaan na of de families akkoord zijn om de verblijfskosten op zich te nemen vooraleer te beslissen om in die situatie afstand te doen van terugvordering. In één van de bezochte OCMW’s voelden de maatschappelijk werkers zich vroeger bedreigd omdat de inning van kosten de sociale taken verdrong. Met de nieuwe wetgeving echter, zijn de bezoeken in de rusthuizen en dus de ontmoetingen met de bejaarden frequenter mogelijk. Dit betekent een betere zorg en begeleiding voor de bejaarden. Dit is jammer genoeg niet altijd mogelijk voor het merendeel van de OCMW wegens tijdsgebrek.

C. In Vlaanderen

Geen enkele maatschappelijk werker vindt dat zijn of haar manier van werken is gewijzigd met het Koninklijk Besluit. Enkel het oude barema werd in de meeste gevallen vervangen door de nieuwe schaal. Maatschappelijk werkers beschouwen het als een voordeel dat nu onmiddellijk het bedrag kan worden meegeven aan de onderhoudsplichtigen en men vindt de eenheidsschaal makkelijk te hanteren. In de meeste gevallen is de manier van werken dan ook vereenvoudigd en overzichtelijker. Ook de discussies met families, over de verschillende bedragen in de verschillende gemeenten, zijn verdwenen.

Het is wetgeving, het sluit willekeur uit, dus naar families toe komt het beter over. De uitleg die wij nu kunnen geven is vrij duidelijk. Dat zijn barema’s, cijfermateriaal en die spreken voor zich (Maatschappelijk werker van een centrumgemeente).

Toch bestonden er vooral in het begin nog wel wat onzekerheden en verwarring

bijvoorbeeld over het feit of een echtgeno(o)t(e) als persoon ten laste kon worden beschouwd, een gehandicapte als extra persoon ten laste, enzovoort:

Maar ik hoor zo wel dat…zeker in het begin met die omzendbrief, dat dat een beetje verwarrend was in de zin van: is een echtgenote partner ten laste ofzo,…in het begin zijn er zeker wel onduidelijk geweest van: wat bedoelt de minister nu met de tekst, hoe moeten we dat praktisch toepassen? Via het VVSG zijn er toen bijkomend vragen gesteld geweest…ik heb het daarstraks nog besproken met het diensthoofd en ik herinner me nog in het begin toen we die zaken moesten herzien, dat er ook veel vragen waren. Ondertussen komt er wel meer klaarheid in over de toepassing. Wat ik wel nog altijd niet weet is wat men met deze percentages bedoelt, niemand van onze dienst weet dat. Het zal wel een bedoeling hebben (Maatschappelijk werker van een centrumgemeente).

Ook al is er ondertussen meer duidelijkheid over de toepassing, toch bestaan er nog

verschillen in de manier waarop het barema wordt gebruikt. In een centrumgemeente verklaarde een maatschappelijk werker dat men er steeds rekening mee houdt dat een gezin over het minimumbedrag in het barema zou beschikken. Dus als hij net boven de

Page 124: Onderzoek naar de effecten van een eenheidsschaal voor tussenkomsten van onderhoudsplichtigen in de verblijfskosten van bejaarden in een rusthuis

118

inkomensdrempel valt, zal men slechts een bedrag terugvorderen waarbij de onderhoudsplichtige altijd het bedrag gelijk aan de inkomensdrempel zal kunnen behouden:

Wat wij ook toepassen is bijvoorbeeld: je hebt hier een schaal met een inkomensdrempel van 18.787. Dat staat ingeschreven in de wetgeving. Neem nu iemand met 19.000 euro inkomsten. Dan zullen wij geen 33 euro per maand vorderen, omdat iemand altijd die 18.787 euro moet overhouden. Dan zeggen wij: kijk, 33 x 12 is hoger dan het verschil, dus wij kunnen maar terugvorderen tot dat het gezin 18.787 euro overhoudt hé. Zo geldt dat natuurlijk voor alle minimumschalen. Dat wordt apart berekend. Ik denk dat dat wetgeving is (Maatschappelijk werker van een centrumgemeente).

Niet elk OCMW hanteert echter deze regel, zoals de reactie van een maatschappelijk werker in een andere centrumgemeente aantoont:

Ah nee, het systeem werkt zo niet, en geen enkel barema werkt zo hé. Lig je er een beetje boven, dan heb je geen recht op een vrijstelling. Die vrijstelling is ook veel hoger als die paar franken dat je erboven zit, dat is altijd zo met een barema. Als je er 1 frank boven zit, moet je die 33 euro betalen. Ah ja, in het KB stond dat niet…wij passen dat wel op de letter toe hé. Het KB zou dat dan moeten vermelden (Maatschappelijk werker van een centrumgemeente).

En ook al is men op de hoogte van de wetgeving, daarom past men deze nog

niet toe, zoals onderstaande verklaring illustreert:

Ik heb wel een bedenking bij die personen ten laste. En daar heb ik zoiets: de echtgenote, als die geen bedrijfsinkomen heeft, is die fiscaal ten laste. Als die een bedrijfsinkomen heeft, doet die dat ook bij in het gezamenlijk gezinsinkomen. Dus ik vind het eigenlijk, je moet haar eigen inkomen meetellen, maar niet als persoon ten laste meetellen. Ik vind het niet eerlijk dat het inkomen van de echtgenoot meegeteld wordt, maar die 2680 euro, dat mag je voor haar niet meetellen, dan wordt je dubbel gestraft. Ik blijf de echtgenoot rekenen als persoon ten laste. Je kan toch niet rekening houden met de inkomsten die het schoonkind binnenbrengt, en anderzijds dat er geen gezinsgeld voor haar besteed wordt, dat vloekt vind ik (Maatschappelijk werker van een middelgrote gemeente).

Verder kan men ook een aantal verschillen constateren wat betreft de manier waarop men de kosten aanrekent aan de onderhoudsplichtigen. Deze verschillen zijn geen gevolg van de nieuwe wetgeving, maar blijken wel een knelpunt te zijn voor de onderhoudsplichtigen. Er zijn ook OCMW’s waarbij de onderhoudsplichtigen een jaar later de factuur ontvangen. Zo weet men precies hoeveel men moet vragen zonder dat men achteraf eventueel moet gaan terugstorten.

Daarnaast zijn er ook een aantal OCMW’s die een maandelijks bedrag vragen op basis van een schatting. Op het einde van het jaar wordt een definitieve afrekening gemaakt en wordt teruggestort wat teveel werd betaald of extra gevraagd wat nog moet worden betaald:

Page 125: Onderzoek naar de effecten van een eenheidsschaal voor tussenkomsten van onderhoudsplichtigen in de verblijfskosten van bejaarden in een rusthuis

119

Op basis van de inkomsten en verblijfskosten passen wij hetzelfde systeem toe van de electriciteits- en gasbedrijven. Wij vragen een maandelijks bedrag, een schatting, en dan op het einde van het jaar maken wij een berekening en dan wordt vastgesteld of er te veel of te weinig betaald is (Maatschappelijk werker van een kleine gemeente).

Deze laatste werkwijze brengt echter soms wel eens frustraties teweeg bij de onderhoudsplichtigen. Zij moeten immers maandelijks vaak een heel bedrag betalen, terwijl op het einde van het jaar de helft wordt teruggestort. En ook omgekeerd, indien men nog niet voldoende heeft betaalt en men plots een afrekening op het einde van het jaar krijgt waarbij men nog extra dient te betalen, zorgt voor wrevel bij de onderhoudsplichtigen. Vooral als het gaat om een grote som, is het niet altijd evident om dat onmiddellijk af te betalen.

We kregen een afrekening en dan moesten we 100 euro betalen. Dat was een vast bedrag, en dus op het einde van het jaar was dat een afrekening en dan krijg je 500 euro terug. Maar ja, dan moet je 100 euro per maand betalen…Dan heb ik liever die 100 euro op mijn spaarboek staan hoor, en op het einde van het jaar het echte bedrag betalen. Dit is toch absurd hé (Onderhoudsplichtige).

Soms tracht het OCMW een overeenkomst te bereiken met de onderhoudsplichtige om deze ongemakken te vermijden:

Ik heb eens een keer het volledige bedrag betaald: 400 euro. Ik heb dat integraal teruggekregen omdat mijn moeder 600 euro overhad. Ik heb toen gezegd van: “how, als ik elke maand zoveel moet betalen, en ze komt ongeveer toe of net niet, wat voor zin heeft dat…?”En dan zeiden ze: “ah ja, betaal dan 25 euro.” En dan ben ik met het home overeengekomen dat ze zeiden van: “ah ja, als jij dat dan toch zo opvolgt, dan ziet ge maar en dan betaal je niet en begin je te betalen van zo gauw dat ze echt te kort heeft” (Onderhoudsplichtige).

De conclusie is dan ook dat het eenheidsbarema niet voor een volledige uniformiteit heeft gezorgd. Afhankelijk van het OCMW worden nog steeds de barema’s anders toegepast of is de behandeling ten opzichte van de onderhoudsplichtige verschillend. Bij de OCMW’s die de onderhoudsplicht hebben afgeschaft is de werkwijze niet echt veranderd. Twee ervan hanteerden immers reeds een drempel van 100.000 euro waardoor de onderhoudsplicht in de praktijk nooit meer werd toegepast. Er wordt wel een strenger financieel onderzoek gehouden om misbruiken op te sporen.

Page 126: Onderzoek naar de effecten van een eenheidsschaal voor tussenkomsten van onderhoudsplichtigen in de verblijfskosten van bejaarden in een rusthuis

120

4.12. Denkt u dat de nieuwe schaal beter is aangepast aan de dagelijkse realiteit?

A. Samenvatting

De meerderheid van de geïnterviewde personen menen dat de nieuwe terugvorderingschaal beter is aangepast. Het nieuwe barema wordt regelmatig geïndexeerd wat vroeger niet het geval was. De maatschappelijk werkers zijn tevreden over het nieuwe barema omdat het hun stappen naar de onderhoudsplichtigen toe dikwijls vereenvoudigt door een wettelijke basis te geven aan de terugvordering. Hoewel het algemene oordeel over deze nieuwe schaal gunstig is, zijn er ook enkele kritische bemerkingen. Een deel van de respondenten, vooral in Vlaanderen, plaats vraagtekens bij de sterke stijging van het maximumbedrag. De ondergrens van de schaal wordt meestal als aangepast beschouwd voor de onderhoudsplichtigen met lage inkomens. De bedragen die aan de hoogste inkomens worden gevraagd daarentegen zouden niet in verhouding staan ten opzichte van de soms symbolische bijdragen die de onderhoudsplichtigen met de laagste inkomens moeten betalen.

B. In Wallonië en het Brussels Hoofdstedelijk Gewest

De schaal wordt beschouwd als beter aangepast, ook al omdat ze dezelfde is voor heel België. Dit Koninklijk Besluit maakt het dus mogelijk om een groot aantal barema’s te vervangen door één enkel instrument om de onderhoudsbijdrage van elk kind te bepalen. Deze eenmaking gaat dus in de richting van de initiatieven die sommige OCMW’s al hadden genomen om hun werkwijze beter op elkaar af te stemmen. We zien dat er toch verschillen blijven bestaan door de mogelijkheid die aan de OCMW’s is gelaten om integraal (met toestemming van het gemeentebestuur) of geval per geval (via het billijkheidsbeginsel) af te wijken. Nochtans toonden de interviews met de onderhoudsplichtigen aan dat velen onder hen dachten dat de uniforme terugvordering er al was vóór het Koninklijk Besluit.

Niet alleen wordt het barema als meer evenwichtig beschouwd, ook zijn éénvoud

wordt dikwijls als een voordeel gezien door de maatschappelijk werkers. Dat laat hen onder andere toe om de procedure van het barema beter uit te leggen aan de onderhoudsplichtigen. Bij de geïnterviewde onderhoudsplichtigen hebben degenen die per brief op de hoogte werden gebracht van deze verandering, niet altijd begrepen wat de voor- en nadelen van de schaal zijn.

Wat de maatschappelijk werkers ook ter sprake brachten is dat het barema, door

zijn legaal karakter, zou toelaten de eisen van sommige onderhoudsplichtigen binnen de perken te houden. Het eenheidsbarema verschaft dus min of meer een bescherming voor de maatschappelijk werkers.

Page 127: Onderzoek naar de effecten van een eenheidsschaal voor tussenkomsten van onderhoudsplichtigen in de verblijfskosten van bejaarden in een rusthuis

121

Naast het eenheidskarakter van het barema wordt ook de verhoging van de

inkomensgrens waaronder geen terugvordering mogelijk is, door de meerderheid van de geïnterviewde personen als een stap vooruit gezien. Het wordt als normaal beschouwd dat families met de laagste inkomsten geen voorwerp van terugvordering vormen. Zoals meerdere respondenten ons vertellen, kan van een familie niet worden verwacht dat ze zich in de schulden werken om hulp te bieden aan een ouder in moeilijkheden. Deze opmerking lijkt eveneens van toepassing voor de families die moeten tussenkomen bij plaatsing. Die families hebben dikwijls zelf lasten te dragen, ook als ze hoge inkomens hebben.

De benedengrens wordt dus meestal als gepast beoordeeld. Het merendeel van de

respondenten is van mening dat men tegenwoordig ongeveer € 1500 per maand nodig heeft om rond te komen. Sommigen vinden het normaal dat het bedrag van de tussenkomst verhoogt in functie van het inkomen. Anderen beschouwen deze verhoging als onrechtvaardig en buitensporig. De voorzitter van een Brussels OCMW denkt trouwens dat de kinderen moeilijkheden hebben om in hun eigen uitgaven te voorzien, wat hun inkomen ook moge zijn: “heel objectief, het geval van het zeer rijke kind dat zou kunnen betalen voor zijn ouder is zeer zeldzaam.”

Ook is het zo dat, in het merendeel van de gevallen, de kinderen die tussenkomen voor hun ouders dikwijls de leeftijd hebben bereikt om met pensioen te gaan, als dat nog niet het geval is. Hun maandelijkse inkomen is dus sterk gedaald. Van de andere kant komt het ook voor, in zeldzame gevallen, dat aan jonge mensen wordt gevraagd om tussen te komen in de verblijfskosten van hun ouder. Deze onderhoudsplichtigen beginnen met hun leven en hebben dikwijls plannen gemaakt. Tijdens de enquêtes kwamen we één onderhoudsplichtige tegen bij wie dit het geval was.

Het aangepaste karakter van de schaal komt ook tot uitdrukking in het feit dat ze

regelmatig wordt geïndexeerd. Dat was vroeger niet altijd het geval. Het gebeurde dat een barema al meerdere jaren niet meer geïndexeerd was; sommige werden dat zelfs nooit.

Al deze positieve punten weerhouden de respondenten er niet van te wijzen op enkele onopgeloste zaken, die beletten om het KB totaal evenwichtig te noemen.

C. In Vlaanderen

In Vlaanderen zijn de opinies verdeeld over de vraag of de nieuwe eenheidsschaal beter is aangepast aan de realiteit. Respondenten reageren positief op het verhogen van de inkomensgrens omdat het leven eveneens duurder is geworden en men meer verdient. Ook waardeert men dat het kadastraal inkomen in aanmerking komt omdat dit reeds meer de actuele welstand benadert. Hierbij is het van belang dat de eigen gezinswoning niet in rekening wordt gebracht. Bovendien wordt de schaal geïndexeerd, wat bij vele oude schalen niet het geval was.

Toch is er een aanzienlijk aantal respondenten die veel kritiek leveren op het niveau van het eenheidsbarema. Bij een inkomen lager dan de inkomensdrempel is er natuurlijk geen probleem, maar als men de inkomensgrens overschrijdt, lijken de lasten al snel te zwaar te worden. De schaal is voor vele respondenten met andere woorden te progressief.

Page 128: Onderzoek naar de effecten van een eenheidsschaal voor tussenkomsten van onderhoudsplichtigen in de verblijfskosten van bejaarden in een rusthuis

122

Ook als men enig kind is, of wanneer meerdere ouders in het rusthuis zitten27 kan de som hoog oplopen. Vooral bij jonge gezinnen die leningen af te lossen hebben, en wanneer de onderhoudsplichtigen zelf al gepensioneerd zijn, rijzen er problemen. Dit blijkt onder andere uit de reactie van deze maatschappelijk werker:

Als je de nieuwe schaal bekijkt dan vind ik ze echt niet goed. Vooral voor mensen die met 2 gaan werken, dan zit je al rap vrij hoog. Als je dan geen of 1 kind ten laste hebt, moet je al 208 euro per maand gaan betalen. Ze zeggen wel van “ja als je veel geld hebt, kan je ook veel betalen” maar mensen doen ook moeite om te gaan werken, dan hebben ze ook kinderopvang nodig enzo… en dat komt er dan ook allemaal nog eens bij. Ik had ook zoiets van, wanneer je morgen naar de bank gaat en je wilt een lening afsluiten, dan moet je je inkomen bekend maken en dan gaan ze na of je dat wel kan betalen. Maar bij de onderhoudsplicht gaat men helemaal niet kijken of je dat wel kan betalen, of je dat ingecalculeerd heb in je budget. 300 euro om te betalen dat is veel hé, en dat is niet dat dat eenmalig is hé, dat is gewoon elke maand. Van het moment dat je moet betalen ben je de pineut. En je moet daar vanuit gaan hé, van twee mensen die gaan werken, dan moet je gigantisch veel betalen met veel vaste kosten. Voor een paar maanden is dat goed, maar ik heb eens een gezin gehad waar eerst de moeder was, daarna de schoonvader,… dat is een proces van tien jaar, dat is niet zo simpel hé...(Maatschappelijk werker van een centrumgemeente). Er wordt aldus te weinig rekening gehouden met de uitgaven, de specifieke

gezinssituatie,… Vele schalen die voorheen werden gebruikt hadden veel meer aftrekposten en waren veel specifieker aangepast aan het individu:

Dus bij het OCMW van X vertrok men ook van de belastingbrieven, het gezamenlijk belastbaar inkomen, men trok daar altijd belastingen van af, gemeentebelasting en rijksbelasting om tot een soort netto-inkomen te komen. Dan paste men volgens de gezinssamenstelling een formule toe met volgende aftrok: het gezinshoofd, echtgenote, studerende kinderen,… en dan kwam men tot een getal waar men een percentage van vorderde (Maatschappelijk werker van een centrumgemeente).

Bovendien is er een tendens naar steeds minder kinderen per gezin en één OCMW-

voorzitter wist te vertellen dat er een steeds grotere vraag bestaat naar een ouder paar dat samen kan worden opgenomen. Ook zouden nieuwe rusthuizen speciaal kamers voor koppels voorzien. Deze verschuivingen indachtig zullen in de toekomst situaties die nu nog uitzonderlijk zijn, steeds meer voorkomen. Een aantal maatschappelijk werkers en ook voorzitters zouden dan ook liever de schaal iets meer aangepast zien aan de modale inkomens:

Persoonlijk denk ik het niet dat deze schaal is aangepast aan de realiteit: ik heb het zelf eens uitgerekend voor mezelf en dan ben ik eigenlijk geschrokken van de hoogte van de tussenkomsten die gevraagd wordt. Dus ik denk dat die maatregel misschien teveel op zich staat en dat er misschien

27 Er zijn OCMW’s die een reductie op de dagprijs toestaan wanneer beide ouders in hetzelfde rusthuis worden opgenomen.

Page 129: Onderzoek naar de effecten van een eenheidsschaal voor tussenkomsten van onderhoudsplichtigen in de verblijfskosten van bejaarden in een rusthuis

123

een correctie moet gebeuren naar de hoogte van… allee, dat die bedragen wat zouden gemilderd worden en dan zal die wet ook meer algemeen worden toegepast. Ik zie dat veel liever gebeuren dan dat bepaalde OCMW’s de onderhoudsplicht gewoon gaan afschaffen. Allee, da is misschien een eenvoudig standpunt, maar ik heb echt liever dat die bedragen lager liggen, dan dat die wordt afgeschaft (Maatschappelijk werker van een kleine gemeente).

Langs de andere kant wordt vorige kritiek op de schaal evenwel genuanceerd.

Theoretisch gezien vinden vele respondenten de schaal dramatisch, maar zo’n extreme gevallen maken OCMW’s in de praktijk weinig mee. De tekorten van de bejaarde zijn zelden zo groot dat de onderhoudsplichtigen het volledige maximumbedrag in de schaal moeten betalen. Ook zijn er meestal meerdere kinderen:

Onze eerste reactie toen we die schaal zagen was van: “amai, dat zal hier nogal wat zijn. Mensen gaan hier verdubbelen, verdriedubbelen of vervierdubbelen van bijdragen.” Dat was toch wel een groot verschil. De realiteit wijst uit dat ze eigenlijk allemaal een beetje geluk hebben dat ze broers en zusters hebben zodanig dat…het staat ook zo in onze berekeningen: “volgens de barema’s zou u 350 euro moeten betalen maar dit wordt beperkt tot het kindsdeel.” Er zijn er dus veel met het kindsdeel en het zijn eigenlijk de enige kinderen die pech hebben (Maatschappelijk werker van een centrumgemeente). Opnieuw…je mag dat zo niet bekijken: het inkomen en daarnaast het bedrag, dat is het niet. Je moet echt kijken wat heeft de bejaarde van inkomen, en wat is het verschil, de opleg. Als je die lijst aan de burger geeft, de reactie zal zijn: “wablief, schaf dat af, want ik betaal dat niet.” Ook de maatschappelijk assistenten reageerde zo in het begin. Maar in de praktijk is dat zo niet hé. De eerste keer dacht ik ook, “ja dat is niet meer betaalbaar, maar dat is uiteindelijk niet zo.” Dus die schalen, als dat in de praktijk uitgewerkt wordt, dan zeggen we: “dat is een redelijke schaal” (Voorzitter van een centrumgemeente).

Vele respondenten stellen bovendien dat de instelling van het eenheidsbarema

ongeveer gelijktijdig gebeurde met een stijging van het inkomen van de bejaarden, met name door de tegemoetkoming voor hulp aan bejaarden, de zorgverzekering,... waardoor uiteindelijk de tekorten van de bejaarde beperkt blijven, net zoals de onderhoudsplichtige bijdragen.

Page 130: Onderzoek naar de effecten van een eenheidsschaal voor tussenkomsten van onderhoudsplichtigen in de verblijfskosten van bejaarden in een rusthuis

124

4.13. Denkt u dat de instelling van het eenheidsbarema heeft geleid tot een verandering van het gevraagde bedrag aan de onderhoudsplichtigen?

A. Samenvatting

Meest opvallend in dit verband is dat de reacties van de respondenten volledig tegensteld zijn aan de resultaten van het kwantitatieve onderzoek. In het kwalitatieve onderzoek geloven bepaalde personen dat de instelling geen grote verschillen met zich heeft gebracht. Anderen zijn van mening dat de terugvorderingsbedragen zijn gestegen, zelfs sterk gestegen in sommige OCMW’s in Vlaanderen. Daarentegen hebben sommigen, het meest in Wallonië en in Brussel, een vermindering van de financiële bijdrage van de onderhoudsplichtigen vastgesteld. Tot slot denken enkele sprekers een vermindering van de terugvordering te hebben vastgesteld bij de onderhoudsplichtigen die de zwakste inkomsten hebben en een verhoging bij de rijkste onderhoudsplichtigen. Het kwantitatieve onderzoek toont echter dat ten opzichte van 2003 er in 2005 een daling is van het totale bedrag waarop de OCMW’s aanspraak maken. Deze daling kan misschien worden verklaard door andere factoren: de voorzitters en maatschappelijk werkers stellen immers eveneens vast dat het aantal dossiers de laatste jaren aan een sterke daling onderhevig is of dat de onderhoudsplichtige bijdragen dalen omwille van een stijging van het inkomen van de bejaarden. Men schrijft dit toe aan een aantal factoren zoals de verhoogde welvaart (meer spaargeld bij bejaarden), de inhaalbeweging van de pensioenen, de vervanging van het GIB door de genereuzere IGO, de volledige uitbetaling van de tegemoetkoming aan bejaarden aan de rusthuisbewoners, de start van de zorgverzekering in Vlaanderen en last but not least de stijging van de leeftijd waarop bejaarden in een rusthuis terechtkomen.

B. In Wallonië en het Brussels Hoofdstedelijk Gewest

Heeft de instelling van het eenheidsbarema gezorgd voor een verandering omtrent het gevraagde bedrag aan de onderhoudsplichtigen? Voor de respondenten lijkt het moeilijk om een antwoord te bieden op deze vraag. Bovendien, wanneer men spreekt over een verandering, blijft het moeilijk vast te stellen of het gaat om een stijging of een daling van de onderhoudsbijdragen. De maatschappelijk werkers blijken de best geplaatste personen om op deze vraag te antwoorden. Het gaat hier immers om professionelen die het meest in contact staan met de praktijk en dus met het beheer van de dossiers. De moeilijkheid in de evaluatie kan worden verklaard door het gebrek aan ervaring die sommige OCMW hebben met de onderhoudsplicht. Sommige geïnterviewde personen

Page 131: Onderzoek naar de effecten van een eenheidsschaal voor tussenkomsten van onderhoudsplichtigen in de verblijfskosten van bejaarden in een rusthuis

125

kunnen geen oordeel vellen door het lage aantal dossiers met onderhoudsplichtigen waarvoor zij instaan. Het ontbreken van onderhoudsplichtigen tijdens de overgangsperiode is eveneens een oorzaak van de moeilijkheid om de nieuwe schaal te evalueren. Het kan tot slot ook zijn dat de dossiers zo talrijk zijn dat ze worden verdeeld onder de verschillende maatschappelijk werkers, zodat het moeilijk wordt een balans op te maken. De meningen van diegene die zich over de materie hebben uitgesproken variëren sterk. Sommige OCMW’s zeggen dat ze tevreden zijn over de nieuwe schaal des te meer omdat de onderhoudsbijdragen zijn gedaald. 12 personen op de 29 verklaren dat de eenheidsschaal zorgt voor kleinere bedragen die moeten worden betaald ten opzichte van de oude schaal. De barema’s die vroeger werden gebruikt, waren vaak zeer ingewikkeld en de hogere maximaschalen waren in talrijke gemeente met financiële moeilijkheden onderdeel van een budgettair plan. Volgens deze veronderstelling heeft de instelling van het eenheidsbarema toegestaan de terugvorderingspolitiek van de OCMW’s te verminderen. In sommige OCMW’s waren de terugvorderingsbarema’s zo oud dat de inkomensgrenzen niet meer waren aangepast. Sommige OCMW’s hadden hun schaal inderdaad al heel lang niet meer herzien. De vastgestelde grenzen hadden dus geen enkel verband meer met de huidige realiteit. Zo bijvoorbeeld kwamen de “hoge inkomens” uit 1980 overeen met de gemiddelde inkomens van vandaag. Daardoor moesten sommige onderhoudsplichtigen grote sommen betalen omdat ze werden verondersteld een hoog inkomen te hebben, wat niet het geval was. Een klein aantal OCMW’s geloven daarentegen dat er een stijging heeft plaatsgevonden van de onderhoudsbijdragen. Zo oordelen 5 personen op de 29 dat het nieuwe barema de onderhoudsplichtigen ertoe brengt meer te betalen ten opzichte van het oude barema. Het gaat hier in feite over OCMW’s die vroeger rekening hielden met de uitgaven van de onderhoudsplichtigen (huurprijzen, studies van de kinderen, een hypothecaire lening of een lening voor de wagen,…) in het berekenen van hun tussenkomst. Het nieuwe barema houdt geen rekening met deze verschillende elementen, dus is het logisch dat sommige personen meer moeten betalen dan voorheen.

Ten slotte bestaan er OCMW’s die tegelijkertijd de onderhoudsbijdragen hebben

zien dalen en stijgen, afhankelijk van de situatie. Nog anderen hebben geen enkele invloed vastgesteld. 4 personen op de 45 vinden de onderhoudsbijdragen die onderhoudsplichtigen dienen te betalen, niet aangepast. Sommigen zijn inderdaad van mening dat de terugvordering te zwak is voor de laagste inkomen en anderen menen dat diegene met de hoogste inkomens te zwaar worden belast. Nochtans moet men in het achterhoofd houden dat de hoogte van de onderhoudsbijdragen altijd kan worden beïnvloed door factoren buiten het barema. Daarom is het effect van het barema niet altijd gemakkelijk te beoordelen door de geïnterviewde personen. De evolutie van de gezondheidszorg en medische sector, evenals de diensten aangeboden aan de bejaarden, zorgen ervoor dat bejaarden steeds later worden geplaatst in het rusthuis. Het vergrijzen van de bevolking zorgt bovendien voor een verhoging van het aantal afhankelijke personen. Deze laatsten hebben bijzondere, dikwijls zeer dure zorgen nodig die gevolgen kunnen hebben voor het bedrag van tussenkomst van de

Page 132: Onderzoek naar de effecten van een eenheidsschaal voor tussenkomsten van onderhoudsplichtigen in de verblijfskosten van bejaarden in een rusthuis

126

onderhoudsplichtigen. Het belang van deze verhoging wordt echter deels gecompenseerd door een latere tussenkomst van de onderhoudsplichtigen omdat de bejaarden later intreden in het rusthuis. Ziehier de getuigenis van een ontvanger van een groot OCMW:

Nu is het systeem een beetje veranderd, we komen tachtigers tegen en zelfs daarboven. De mensen komen steeds later toe in een rusthuis omdat er verschillende diensten aan huis bestaan, maar noodzakelijkerwijs is de kost dikwijls belangrijker omdat de personen steeds meer bedlegering binnenkomen en een veel hogere zorg vragen en dat de pensioenen niet kunnen volgen. Wanneer u 1.600 BEF per dag vraagt dat u vermenigvuldigt met 30, dan heeft men reeds een comfortabel pensioen nodig.

Hieraan moet men toevoegen dat de dagprijs sterk kan verschillen in een publiek of een privaat rusthuis. Spijtig genoeg laten de pensioenen niet altijd toe aan de bejaarden om te voorzien in hun behoeften met als gevolg een grotere of een minder grote tussenkomst van de kinderen als ze er de middelen voor hebben. Bovendien moeten de rusthuizen meer en meer het hoofd bieden aan wettelijke verplichtingen en regels, wat een impact heeft op hun budget. Deze realiteit is slechts een voorbeeld dat aantoont hoe moeilijk het is een schatting te maken van de evolutie van de onderhoudsbijdragen. Een maatschappelijk werkster van een Brussels OCMW vertelt over deze problematiek:

De onderhoudskost van de rusthuizen stijgt sneller dan de verhoging van de pensioenen en de indexatie van de pensioenen. Dus in de loop van de jaren, wordt het verschil dat er is tussen de inkomsten van de mensen en de kost van een rusthuis van jaar tot jaar groter omdat een plaatsing zeer, zeer duur is. Ook ter hoogte van het budget in vergelijking met wat het globale ingebruikneming van plaatsing kost, doen de bedragen niet anders dan stijgen omdat de pensioenen niet verhogen in functie van de plaatsing.

In de loop van de verschillende enquêtes, hebben de respondenten in OCMW’s

eveneens de nadruk gelegd op een aantal elementen die een invloed hebben gehad op het niveau van terugvordering zelfs als ze geen belangrijk deel uitmaken van de evaluatie van het Koninklijk Besluit. De nieuwe wetgeving met betrekking tot de tegemoetkoming voor hulp aan bejaarden bijvoorbeeld, werd dikwijls aangehaald als oorzaak van een daling van de tussenkomsten door het OCMW en dus bijgevolg ook voor de onderhoudsplichtigen. De directrice van de rusthuizen van een grote gemeente vertelt over haar ervaring met de tegemoetkoming voor hulp aan bejaarden:

Vroeger kregen de mensen die steunden op het OCMW en die een gehandicaptenuitkering hadden terwijl ze ten laste waren van een openbare instelling slechts één derde van de uitkering. Daar waar mensen die voldoende inkomsten hadden of voor wie er onderhoudsplichtigen waren, het geheel van de uitkering konden ontvangen. Dat maakt uiteindelijk dat iemand die weinig had, nog minder had. Het bleef altijd in handen van de instelling. En vervolgens denk ik dat het in ‘98 was dat ze beslist hadden om het systeem te veranderen en te zeggen dat het nu wel belangrijk was of de persoon voldoende inkomsten had of niet, of hij onderhoudsplichtigen had of niet omdat het op basis is van medische en fysische criteria dat iedereen het geheel van de uitkering kon ontvangen. Wat maakt dat ik ga zeggen dat

Page 133: Onderzoek naar de effecten van een eenheidsschaal voor tussenkomsten van onderhoudsplichtigen in de verblijfskosten van bejaarden in een rusthuis

127

het systematisch is geworden. Wanneer de mensen niet voldoende inkomsten hebben, dient men een dossier in bij het Ministerie van Sociale Zaken in functie van de gezondheidssituatie en die mensen ontvangen een volledig uitkering. Dat maakt dat, ik weet de cijfers niet meer, dat ik ben gekomen op X, op de 150 gepensioneerden hiervan werd er een derde gesteund door het OCMW. Tegenwoordig denk ik dat op de 153 er nog 4 zijn. Deze dame bevestigde dat de families vroeger akkoord gingen het geld voor te

schieten zodat de bejaarde kon genieten van het geheel van de uitkering. Deze personen verschijnen daarom niet als ten laste van het OCMW. Deze praktijk is nu natuurlijk verdwenen aangezien alle personen die beantwoorden aan de criteria recht hebben op deze aanvullende uitkering. Een jurist van een Brussels OCMW heeft eveneens een vermindering van de onderhoudsbijdragen vastgesteld ten gevolge van wettelijke aanpassingen:

Wat men ook moet toevoegen is dat het aantal onderhoudsplichtigen die tussenkomen verminderd is sinds begin 2003 als gevolg aan de aanpassing van de wet op de uitkeringen voor gehandicapten, de tegemoetkoming voor hulp aan bejaarden is zeer gevoelig verhoogd en dat maakt dat de personen meer inkomsten hebben, dat wil zeggen minder tussenkomst van het OCMW, dus minder tussenkomst van de onderhoudsplichtigen. De tegemoetkoming voor hulp aan bejaarden en de IGO zijn dus uitkeringen

waardoor het inkomen van de bejaarde steeds meer voldoet om hun verblijf te betalen. Dit is een erg belangrijk gegeven aangezien bejaarden vaak verkiezen afstand te doen van geboden hulp om te vermijden dat de kinderen moeten tussenkomen. De wetgeving heeft soms ook het tegenovergestelde effect, met name dat de tussenkomst van het OCMW en de onderhoudsplichtigen stijgt:

Omdat er ook medicijnen zijn. Het is verschrikkelijk dat de minste genomen beslissing ergens gevolgen kan hebben die men niet indekt… Een minister die beslist een bepaald medicijn niet meer terug te betalen dat misschien van groot belang is in een rusthuis, zullen we dat moeten factureren aan de mensen. In het begin, wanneer ik begon te werken, was alles inbegrepen, medicijnen, de dokter, enz…En vervolgens geleidelijk aan wanneer men de medicijnen niet meer is beginnen terug te betalen, denkt u aan comfortmedicijnen als de Benzodiazepines, de slaapmiddelen, ik ga niet zeggen dat men in de rusthuizen de mensen verdoofd maar het zijn medicijnen die men automatisch toedient, wanneer men ze niet meer terugbetaalt, moet men ze dus aanrekenen aan de patiënt (Ontvanger van een groot OCMW).

Het gebrek aan inkomsten wordt soms opgelost doordat het OCMW een hypotheek neemt op het vastgoed van de bejaarde. De kinderen moeten in dat geval niet tussenkomen als onderhoudsplichtige. Dit soort toepassing heeft klaarblijkelijk ook een verandering gekend op het niveau van de wetgeving. Het nemen van hypotheken gebeuren niet meer systematisch. De voorzitter van een groot OCMW spreekt over deze verandering:

Page 134: Onderzoek naar de effecten van een eenheidsschaal voor tussenkomsten van onderhoudsplichtigen in de verblijfskosten van bejaarden in een rusthuis

128

Wel, euh, het was…men nam zou ik zeggen een hypotheek op de onroerende goederen van de persoon met alles wat dat met zich mee kan brengen als overschot. Terwijl nu de condities zeggen dat men het niet meer kan doen, men moet bepaalde voorwaarden respecteren en het is echt als laatste redmiddel dat men dat kan gebruiken. Als de onroerende goederen soms toelaten dat men geen beroep moet doen op de

kinderen van de geplaatste persoon, komt het voor dat het OCMW een georganiseerde fraude door de familie opspoort in de loop van het financieel en sociaal onderzoek. Bijvoorbeeld, de kinderen hebben zich eigenaar gemaakt van de goederen van de bejaarde voor ze te plaatsen. Dit soort situatie kan de illusie scheppen dat de persoon geen inkomsten heeft om tegemoet te komen aan zijn noden. De OCMW’s die deze fraude vaststellen sanctioneren de familie door elke tussenkomst van het OCMW volledig te schrappen. Maar de OCMW’s zijn niet de enige ‘slachtoffers’ van fraude. Het gebeurt dat de onderhoudsplichtigen meer betalen dan ze moeten omdat de goederen van hun ouder worden beheerd door een beheerder van goederen. Twee van de ondervraagde onderhoudsplichtigen hebben geklaagd slachtoffer te zijn geweest van fraude door een beheerder van goederen in het kader van het plaatsen van bejaarden in een privaat rusthuis. De rekeningen gemaakt door deze beheerders zouden zijn vervalst in hun voordeel (foute facturen, kosten die meerdere keren zijn aangerekend…) in samenwerking met private rusthuizen, dokters en apothekers.

Onlangs werd de wetgeving in zake zakgeld eveneens herzien. Vroeger hielden de OCMW’s zich bezig met het geven van zakgeld aan bejaarde. Het gebeurde echter dat het OCMW slechts een deel van het geld aan de bejaarde gaf teneinde hun financiële tussenkomst te verminderen. Tegenwoordig is de som zakgeld vastgesteld op 78 euro bij de publieke rusthuizen en het is inbegrepen in de factuur. De rusthuizen hebben een beperkende lijst gekregen waartoe het zakgeld kan dienen en wordt elke maand rechtstreeks aan de bejaarde gegeven, die het kan gebruiken voor wat hij maar wil. Dit houdt in dat de OCMW’s en de onderhoudsplichtigen hieraan moeten bijdragen. Nochtans blijven er enkele zeldzame rusthuizen bestaan die de wetgeving niet respecteren en die een tussenkomst van de bejaarde vragen in sommige kosten die niet zijn inbegrepen in het zakgeld. Sommige geïnterviewde personen, of het nu onderhoudsplichtigen, maatschappelijk werkers of voorzitters zijn, menen dat de bejaarde meer geld moet verkrijgen om tegemoet te komen aan noden zoals de aankoop van kledij, sigaretten,… Ziehier de getuigenis van een secretaris van een OCMW in een landelijk gebied wat betreft het niet respecteren van de wetgeving in zake het gebruik van het zakgeld:

Ik denk dat het zo is, ik denk ook dat het niet heel goed gerespecteerd wordt en ik denk dat er een overeenkomst bestaat die alles wat ze niet kunnen voorzien, wel het zakgeld mag niet dienen om … en men stelt vast dat, de rusthuizen dat zakgeld gebruiken voor kosten die niet aanvaardbaar zijn, die zouden moeten aangerekend worden dus bovendien, is het waar dat het niet altijd gerespecteerd wordt.

Page 135: Onderzoek naar de effecten van een eenheidsschaal voor tussenkomsten van onderhoudsplichtigen in de verblijfskosten van bejaarden in een rusthuis

129

C. In Vlaanderen

Of de onderhoudsplichtige bijdrage verandert en in welke mate hangt natuurlijk volledig af van de schaal die men voorheen hanteerde. De kleine OCMW’s, die weinig worden geconfronteerd met onderhoudsplichtigen, hebben soms moeilijkheden om in te schatten op welke manier de onderhoudsplichtige bijdragen zijn geëvolueerd met de instelling van de eenheidsschaal. Bij een aantal (meestal grotere) OCMW heeft men een specifieke vergelijking gemaakt tussen de oude en de nieuwe schalen:

Ik heb hier een lijst van een vergelijking die we gemaakt hebben voor de onderhoudsplichtigen toen het KB er was en vaak is er toch een stijging: van 88 naar 136, van 17 naar 89, van 89 naar 143, van 58 naar 68... ja dat laatste is eigenlijk 10 euro maar dat is niet voor elk gezin van die onderhoudsplichtigen een peuleschil eigenlijk he. Als je 58 euro moet betalen heb je meestal ook zo’n denderend inkomen ook niet he, en dan maakt 10 euro al wel eens het verschil. Van 109 naar 172...dat zijn zo toch al flinkere slagen in uw nek. Van 28 naar 48 is eigenlijk ook al bijna een verdubbeling hé (Maatschappelijk werker van een centrumgemeente).

De grootste groep van de OCMW’s spreekt over een verdubbeling of zelfs het

driedubbele van het bedrag dat men nu moet betalen ten opzichte van voordien. Er is dus sprake van een erg sterke stijging.

We hebben de vergelijking gemaakt naar de verschillende kempische gemeentes en een uitzondering niet te nauw gesproken stegen de kosten voor onderhoudsplichtigen maal 3 in heel veel gevallen, maal 2 in de meeste gevallen, dus eigenlijk is dat een jammer iets, in plaats van meer rechtvaardigheid te creëren is het veel zwaarder geworden (Voorzitter van een kleine gemeente).

Een tweede groep van OCMW’s ziet een stijging voor de modale inkomens en een

daling of een volledige vrijstelling voor de lagere inkomens. Daarnaast zijn er nog enkelen waarbij er sprake is van een daling van het bedrag en een laatste groep stelt dat het vorige barema reeds in dezelfde lijn lag dan het huidige, waardoor er niet veel verandert. Een OCMW hanteerde bovendien reeds hetzelfde barema, waarbij het bedrag dus volledig gelijk bleef.

Deze reacties van de respondenten zijn volledig in tegenstelling met de resultaten van het kwantitatieve onderzoek: ten opzichte van 2003 kunnen we in 2005 immers een daling constateren van het totale bedrag waarop de OCMW’s aanspraak maken. Deze daling kan echter misschien worden verklaard door andere factoren: de voorzitters en maatschappelijk werkers stellen immers eveneens vast dat het aantal dossiers de laatste jaren aan een sterke daling onderhevig is of dat de onderhoudsplichtige bijdrage dalen omwille van een stijging van het inkomen van de bejaarden. Men schrijft dit toe aan een aantal factoren.

Ten eerste is er sprake van een verhoogde welstand. Bejaarden bezitten meestal wat spaargeld of hebben eigendommen die kunnen worden verhuurd of verkocht. Dit laatste

Page 136: Onderzoek naar de effecten van een eenheidsschaal voor tussenkomsten van onderhoudsplichtigen in de verblijfskosten van bejaarden in een rusthuis

130

komt vooral voor in landelijke gebieden. De vrijgekomen middelen kunnen dan worden aangewend om het verblijf in het rustoord te financieren. Daarnaast hebben de pensioenen een inhaalbeweging gemaakt en hebben de meesten een meer volledige loopbaan achter de rug waardoor mensen recht hebben op een groter pensioen. In dit verband kan het probleem van het grote aantal werklozen worden vermeld als bedreiging. Er zijn ongeveer een half miljoen mensen die af en toe werkloos zijn. Deze mensen hebben opnieuw onvolledige loopbanen, met onvolledige pensioenen. Ook bij mensen zonder papieren stelt zich dit probleem.

Ten derde werd het GIB (Gewaarborgd Inkomen voor Bejaarden) vervangen door

het genereuzere IGO (Inkomenswaarborg voor Ouderen). Ouderen die geen of onvoldoende rechten hebben opgebouwd in één van de wettelijke pensioenstelsels kunnen hierop een beroep doen. Hoewel het er niet sneller voor zorgt dat bejaarden zelfbetalend worden, betekent het wel een serieuze tegemoetkoming die kan worden gebruikt voor de vergoeding van tenminste een deel van de verblijfskosten.

Ook de tegemoetkoming voor hulp aan bejaarden speelt een belangrijke rol. In principe kan elke persoon met een handicap ouder dan 65 jaar hierop beroep doen. Vanaf 1 januari 2003 wordt deze uitkering volledig uitbetaalt aan rusthuisbewoners die ten laste zijn van het OCMW, daar waar voorheen de uitkering bij omname in een instelling verminderde. Bovendien werd in 2001 de zorgverzekering opgestart waardoor de bejaarde elke maand 125 euro ontvangt voor de financiering van niet-medische kosten. De meeste OCMW’s voeren eveneens een actieve politiek om de inkomsten van de bejaarde te maximaliseren. Vele mensen weten immers niet waar ze allemaal recht op hebben en putten bijgevolg die middelen niet voldoende uit.

Een tweede verklaring vindt men in de leeftijd van de bejaarden: men tracht de bejaarde zo lang als mogelijk thuis te verzorgen. Daardoor bereiken de bejaarden meestal een leeftijd van 80 en 90 jaar vooraleer ze worden geplaatst. De levensverwachting ligt op dat moment lager waardoor ze minder lang in het rustoord verblijven en er aldus minder kosten zijn.

In de toekomst wordt er echter terug een stijging van het aantal bejaarden met een ontoereikend inkomen verwacht: een eerste oorzaak hiervan is de vergrijzing en daarnaast een verandering in de houding van mensen: een aantal respondenten zijn ervan overtuigd dat mensen nu veel minder sparen dan vroeger:

Mensen leven anders hé. Vroeger dacht men: ‘we moeten nog zien dat we onze kinderen nog iets kunnen geven.’ Maar de huidige generatie leeft zo niet hé, zij profiteren er volop van, ze kopen gemakkelijker en houden zich minder snel in en zullen minder opzij zetten. Allee, ze zeggen wel dat er nog volop gespaard wordt in België, maar ze zeggen er nooit bij wie dat er spaart hé (Voorzitter van een kleine gemeente).

Een andere bedreiging wordt gevormd doordat vele bejaarden in verzorgingsflats

willen wonen. Dit is voorlopig nog niet de norm, maar vanuit de rising expectations hypothese, kunnen we wel verwachten dat dit de norm gaat worden. Bejaarden willen die verhoogde standaard blijven behouden, maar hiertegenover staat een verhoogde kostprijs. Ook gaat de draagkracht van de bejaarden misschien dalen, terwijl dezelfde behoeften blijven bestaan.

Page 137: Onderzoek naar de effecten van een eenheidsschaal voor tussenkomsten van onderhoudsplichtigen in de verblijfskosten van bejaarden in een rusthuis

131

4.14. Denkt u dat het KB voor meer sociale rechtvaardigheid zorgt?

A. Samenvatting

De antwoorden op deze vraag moet worden gelezen parallel aan de sectie die de billijkheid en de sociale rechtvaardigheid behandeld omdat de respondenten geen onderscheid maken tussen deze twee concepten. De respondenten vinden dat de nieuwe wetgeving een vooruitgang is in termen van sociale rechtvaardigheid. Sommige respondenten echter geven de opmerking dat het onrechtvaardig is dat twee mogelijkheden naast elkaar bestaan, met name de toepassing van het eenheidsbarema of de volledige afschaffing van de onderhoudsplicht. De OCMW’s die een beleid van terugvorderen hebben en zich in de nabijheid bevinden van gemeenten die afstand hebben gedaan van de onderhoudsplicht, klagen concreet over de gelijktijdige aanwezigheid van twee tegenovergestelde beleidsvormen. Die personen geloven dat er absoluut geen sprake is van sociale rechtvaardigheid. Ook worden er opmerkingen gemaakt in verband met het te progressieve karakter van het eenheidsbarema en het niet opnemen van andere inkomensbronnen dan onroerende goederen bij de schatting van de draagkracht van de kinderen.

B. In Wallonië en het Brussels Hoofdstedelijk Gewest

Voor de instelling van het Koninklijk Besluit varieerde de praktijk sterk van de ene gemeente tot de andere. Die verschillen hadden gevolgen zowel voor de maatschappelijk werkers als voor de onderhoudsplichtigen. De maatschappelijk werkers gebruikten vaak ingewikkelde berekeningsmethodes die leidden naar ongelijkheden zelfs binnen dezelfde dienst. Daarom was er vanuit de maatschappelijk werkers een sterke vraag naar meer uniformiteit, die soms reeds bestaande was tussen nabijgelegen gemeenten. Bovendien moesten de maatschappelijk werkers vaak het hoofd bieden aan wettelijke eisen van de onderhoudsplichtigen die dachten onterecht te worden behandeld in de ene gemeente omdat men het in een andere gemeente anders toepaste. Langs de andere kant waren er OCMW’s die meenden dat de onderhoudsplicht moest worden afgeschaft. Ook deze groep wilde een wetsverandering. Het Koninklijk Besluit is gebaseerd op een compromis en beantwoordt zo aan de belangrijkste verwachtingen van de OCMW’s. Er wordt een wettelijk basis door de federale overheid gecreëerd en de vrijheid van de OCMW’s wordt gerespecteerd. Het eenheidsbarema is het belangrijkste element dat werd geïntroduceerd in een poging tot meer uniformiteit. Hoewel de praktijk geval per geval een aantal ongelijkheden met zich brengt, betekent de eenheidschaal een bevredigend antwoord voor de meeste respondenten. Ze zijn van mening dat het barema synoniem is voor de gelijkheid tussen de

Page 138: Onderzoek naar de effecten van een eenheidsschaal voor tussenkomsten van onderhoudsplichtigen in de verblijfskosten van bejaarden in een rusthuis

132

burgers van elke gemeente in België, en dit zelfs wanneer de gemeente de beslissing heeft genomen de onderhoudsplicht af te schaffen. Als men de eenheidsschaal als rechtvaardiger beoordeelt, kunnen we veronderstellen dat het beantwoordt aan een verlangen naar meer sociale rechtvaardigheid. Maar wat verstaat men eigenlijk onder sociale rechtvaardigheid? Het Koninklijk Besluit laat toe, zoals de respondenten bevestigen, een gelijke behandeling aan te bieden aan de burgers omdat alle OCMW’s hetzelfde barema gebruiken. Kunnen we ons echter beperken te zeggen dat het nieuwe barema meer sociale rechtvaardigheid meebrengt omdat het uniform is voor alle OCMW’s? Op het eerste zicht lijkt het zo omdat het KB al een hele vooruitgang betekent. We zien echter in de praktijk dat enkel de maximale grenzen van tussenkomst uniform zijn. De terugvorderingsprocedures daarentegen zijn nog altijd erg verschillend tussen de OCMW’s. Ook de respondenten leggen de nadruk op de grenzen van de uniformiteit. De schaal is minder aangepast aan de lokale verschillen zoals de huurprijzen, het welvaartsniveau van de gemeenten, enzovoort. Bovendien houdt het barema geen rekening met de lasten en de uitgaven van de families, noch met de levensfase waarin ze zich bevinden. Kan men dus zeggen dat de bijdragen van de onderhoudsplichtigen zo zijn vastgesteld dat de levensomstandigheden van iedereen gelijk zouden zijn? Een ander probleem bestaat eruit dat twee mogelijkheden (het toepassen van het eenheidsbarema en volledige afschaffing) naast elkaar bestaan. Sociale rechtvaardigheid wordt dus niet altijd bereikt. De buurgemeenten van een gemeente waar het OCMW de beslissing heeft genomen integraal afstand te doen van de onderhoudsplicht worden inderdaad met dezelfde realiteit geconfronteerd als vroeger, namelijk dat de mensen zich onrechtvaardig “behandeld” zouden kunnen voelen in functie van hun woonplaats. Zo wordt de mogelijkheid te kiezen tussen twee totaal verschillende oriëntaties wat betreft het terugvorderen dikwijls onrechtvaardig beoordeeld. Om dat punt aan te tonen, ziehier enkele passages uit een interview met een ontvanger en maatschappelijk werker van een Brussels OCMW:

Omdat nu het verschil radicaler is, het is alles of niets, men vordert terug of niet… En bovendien is het volledig onrechtvaardig dat als je de straat oversteekt, je je in een andere situatie bevindt die waarschijnlijk niet vergelijkbaar is en een ander antwoord krijgt…Ik denk dat we genoeg de nadruk hebben gelegd op…vooral de ongelijkheid naar mijn mening dat men zou kunnen krijgen met het systeem dat u de straat oversteekt en dat voor een reden die helemaal niet gerechtvaardigd is, u zich bevindt in een tussenkomstsituatie die zich niet zou rechtvaardigen door niet-tussenkomst.

Deze respondenten geloven bovendien dat de vraag van de onderhoudsplicht niet is

opgelost met dit Koninklijk Besluit omdat het gebaseerd is op een compromis. Wanneer men de OCMW’s bevraagt die de beslissing hebben genomen om integraal afstand te doen van de onderhoudsplicht, zijn ze niet van oordeel dat ze een ongelijke situatie creëren door deze situatie.

Page 139: Onderzoek naar de effecten van een eenheidsschaal voor tussenkomsten van onderhoudsplichtigen in de verblijfskosten van bejaarden in een rusthuis

133

C. In Vlaanderen

Zowel de voorzitters als maatschappelijk werkers erkennen dat sociale rechtvaardigheid een ruim begrip is dat door iedereen anders wordt geïnterpreteerd:

Meer sociale rechtvaardigheid...pffff, wat is sociaal rechtvaardig...dat is een groot woord hé. Iedereen streeft dat na, maar dat is ook onmiddellijk betwistbaar. Ik vind dat een heel moeilijk begrip en uitspraak (Voorzitter van een kleine gemeente).

In de praktijk blijkt dat het begrip ook vaak wordt verward met billijkheid of de

verhoudingsgewijze gelijkheid: in hoofde van de respondent bestaat er niet echt een onderscheid.

Er blijken bijgevolg heel wat moeilijkheden te zijn om een éénduidig antwoord op de vraag te geven. Een zekerheid is dat het uniforme barema veel sociaal rechtvaardiger is dan het oude systeem omdat men toch al iets gelijker wordt behandeld. Langs de andere kant vinden vele respondenten dat er een onrechtvaardigheid is bijgekomen, met name in het geval dat een gemeente beslist de onderhoudsplicht volledig af te schaffen. Hierdoor wordt opnieuw de gelijke behandeling gedeeltelijk opgeheven. Het beginsel van benuttigingsgelijkheid (Van Velthoven & Boeckstaens, 1993) waarbij elke Belgische burger die zich in een gelijkaardige situatie bevindt op een gelijkaardige wijze moet worden behandeld door de diensten van de overheid, dragen de meeste respondenten hoog in het vaandel. Het wordt dan ook als erg onrechtvaardig ervaren dat er zulke grote verschillen worden toegelaten.

Over de hoogte van het barema rijzen er dan wel weer twijfels. Langs de ene kant vindt men het logisch dat van de hoge inkomens meer wordt gevraagd dan de lage inkomens en dat onderhoudsplichtigen worden vrijgesteld onder een bepaalde inkomensdrempel. De schaal wordt echter beschouwd als te progressief, waarbij de hoge inkomens te veel dienen te betalen.

Het KI dat in rekening mag worden gehouden vindt men eveneens rechtvaardig. Het benadert meer het werkelijke inkomen, alhoewel men er slechts rekening mee houdt indien men onder de wettelijke inkomensgrens valt en over een kadastraal inkomen van 2000 euro of meer beschikt

Tot slot wordt gewezen op de mogelijkheid om af te wijken omwille van billijkheidsredenen, dat blijken zowel de maatschappelijk werkers als de voorzitters zeer belangrijk te vinden om een sociaal rechtvaardig systeem te kunnen verzekeren.

Page 140: Onderzoek naar de effecten van een eenheidsschaal voor tussenkomsten van onderhoudsplichtigen in de verblijfskosten van bejaarden in een rusthuis

134

4.15. Hoe schatten voorzitters en maatschappelijk werkers elkaars opinie over het betreffende KB in en wat denken ze over de reacties van de onderhoudsplichtigen?

A. Samenvatting

In het hele land stellen we vast dat er weinig verschillen zijn tussen de opvattingen van de maatschappelijk werkers en de voorzitters. Het discours van maatschappelijk werkers staat wel dichter bij de praktijk terwijl de voorzitters een globalere visie hebben op het thema. Hun meningen zijn nochtans niet tegengesteld. Dit kan het gevolg zijn van de technische materie waardoor de voorzitters erg afhankelijk zijn van de expertise van hun medewerkers. Ze hebben het wel moeilijk om een opinie te formuleren over de positie van hun collega’s. In Vlaanderen stellen we althans vast dat de voorzitters soms wel stereotype denken over hun maatschappelijk werkers en dat ze vinden dat de Raad soepeler met de regelgeving omspringt dan de maatschappelijk werkers. Het blijkt anderzijds dat de maatschappelijk werkers niet goed op de hoogte zijn van de opvattingen van de voorzitter en de Raad. De reacties van de onderhoudsplichtigen hangen in hoge mate af van de schaal die voordien werd gebruikt op het OCMW en of men meer of minder diende te betalen. Bij een stijging waren de reacties, zoals te verwachten valt, negatief, en bij een daling positief. Ook ontvingen de meeste OCMW’s nog geen vragen van families om de onderhoudsplicht af te schaffen. Ook hier kan de oorzaak zijn dat families gewoon niet op de hoogte zijn dat die mogelijkheid wordt geboden in de wet. Wanneer de gemeente dan de onderhoudsplicht afschafte, waren de reacties positief. Respondenten wijzen ook op het belang van een goede uitleg aan de onderhoudsplichtigen. Veel mensen zijn verkeerd geïnformeerd met als gevolg dat er grote onwaarheden worden verteld.

B. In Wallonië en het Brussels Hoofdstedelijk Gewest

We hebben ook gevraagd hoe respondenten dachten over de mening van collega’s. Zo vroegen we aan de maatschappelijk werkers om de reactie van de voorzitter op die nieuwe wetgeving te beschrijven en omgekeerd. Omdat de voorzitters niet altijd beschikbaar waren, konden we niet altijd de gewenste informatie krijgen. De getuigenissen van de maatschappelijk werkers konden sommige punten uit de reactie van hun hiërarchische oversten verhelderen. Uiteindelijk leek het pertinent om na te gaan of het geheel van de interviews in een bepaald OCMW al dan niet samenhangend was.

Vaak hadden de respondenten het moeilijk om op deze vraag te antwoorden. De maatschappelijk werkers leken akkoord te gaan met de beleidsoriëntatie van hun voorzitter wat betreft het terugvorderen. We kunnen echter de vraag stellen of deze overeenstemming

Page 141: Onderzoek naar de effecten van een eenheidsschaal voor tussenkomsten van onderhoudsplichtigen in de verblijfskosten van bejaarden in een rusthuis

135

altijd echte instemming weerspiegelt. Het kan bijvoorbeeld lastig zijn zich publiek te distantiëren van de hiërarchische overste. Bijgevolg kan men zich afvragen of geen mening over deze vraag niet gelijk staat aan een weigering om een andere mening mee te delen.

De voorzitters zelf hebben vertrouwen in hun maatschappelijk werkers. Dikwijls

weten ze weinig over de vigerende wetgeving met betrekking tot de terugvordering en verwijzen ze de onderzoekers door naar maatschappelijk werkers met een praktijkervaring. Sommige onsamenhangendheden in de getuigenissen werden aan het licht gebracht door de onderzoekers. De belangrijkste hebben betrekking op de af- of aanwezigheid van het beroep doen op justitie. Meerdere voorzitters bevestigden dat de onderhoudsplichtigen geen beroep op de justitie deden, hoewel de maatschappelijk werkers er totaal verschillend over dachten. Daarnaast legden alle voorzitters de nadruk op het feit dat de dossiers van onderhoudsplicht elk jaar werden nagekeken, zoals de wetgeving het vraagt. Sommige maatschappelijk werkers bekenden echter dat dat niet het geval is. We konden vaststellen dat de diensten in de OCMW’s soms zo gestructureerd zijn dat de maatschappelijk werkers zich moeten specialiseren in een zeer bepaalde doelgroep. Zo stelden we vast dat sommige ontvangers de nieuwe eenheidsschaal niet kennen. Zij komen slechts tussen bij de terugvordering en weten niet hoe het gevraagde bedrag werd berekend. Het gebeurt bovendien dat de maatschappelijk werkers verschillend te werk gaan voor eenzelfde probleem en zelfs het werk van hun collega’s niet kennen. Vandaar dat meerdere geïnterviewde personen niet konden antwoorden op de vraag wat andere maatschappelijk werkers van de nieuwe regelingen vonden.

Ondanks dat we de opvattingen van de verschillende actoren over elkaar moeilijk konden achterhalen, hebben we toch bepaalde eigenschappen van de verschillende groepen aan het licht kunnen brengen. Het gaat hier dus wel over onze opvattingen (van de onderzoekers) en over onze hypotheses in verband met dat wat we tegenkwamen in de loop van het onderzoek.

Allereerst bespreken we de voorzitters. Hierbij is het belangrijk te melden dat er bepaalde moeilijkheden zijn ontstaan bij het maken van een afspraak met de voorzitters van het OCMW. Zij zijn immers de politieke vertegenwoordigers van het OCMW en hebben bijgevolg vele verplichtingen. Ze kunnen niet gespecialiseerd zijn in elke materie. Ze hebben een vrij algemene visie over de verschillende domeinen van maatschappelijke dienstverlening, vergeleken met de mensen op het werkveld, die veel meer zijn gespecialiseerd. Het is dus absoluut normaal dat de voorzitters zich laten ondersteunen door hun ondergeschikten.

Deze algemene visie van de voorzitters heeft zowel voor- als nadelen. Een voordeel is dat hun discours meestal niet wordt beïnvloed door specifieke gevallen. Ze kunnen van op een zekere afstand oordelen in tegenstelling tot de maatschappelijk werkers. Daarentegen doet het gebrek aan precisie geloven dat de voorzitters een goede kennis van de materie ontbreekt. Het klopt dat de voorzitters soms de details niet kennen van de wetgeving of zelfs gewoon totaal niet op de hoogte zijn. Verschillende onder hen begonnen trouwens het interview met hun onwetendheid over de materie te bekennen. Een aantal andere voegden toe dat het niet hun taak is om de barema’s te kennen. Ziehier een voorbeeld:

Page 142: Onderzoek naar de effecten van een eenheidsschaal voor tussenkomsten van onderhoudsplichtigen in de verblijfskosten van bejaarden in een rusthuis

136

Ik zou graag willen opmerken dat naar mijn mening de voorzitters veel minder goed de wetgeving kennen dan de maatschappelijk werkers op het terrein dus ik hoop dat ik u relevante antwoorden kan geven. Dat is het enige voorbehoud dat ik kan maken. Men is een generalist. Je kan zeker niet op de hoogte zijn van elk specifiek thema. Ik ga u moeten teleurstellen maar ik heb de gewoonte een kat een kat te noemen: jammer genoeg ken ik de nieuwe wetgeving niet. Je moet het mij niet vragen omdat ik geloof dat het niet mijn taak is om het barema te kennen.

Het is dan ook niet verrassend dat de meeste voorzitters de indruk geven een test te

ondergaan tijdens een groot deel van het gesprek.

Deze beperkte kennis van het Koninklijk Besluit, alhoewel begrijpelijk, vormt een plausibele verklaring voor de moeilijkheden met het maken van afspraken door de onderzoekers tijdens de contactfase. Een aantal voorzitters hebben verschillende keren geweigerd, of er werden bepaalde eisen gesteld zoals de aanwezigheid van een derde gedurende het onderzoek vooraleer men wou meewerken. De opdracht was nochtans duidelijk: de interviews moesten op individuele wijze worden afgenomen. Na wat meer verduidelijking, accepteerden de voorzitters soms om de onderzoekers alleen te ontvangen.

De onbereikbaarheid van de voorzitters is eveneens een element waar men rekening mee moet houden om de trage vooruitgang van het onderzoek te verklaren. In het geval van een weigering liet de voorzitter zich vaak vertegenwoordigen door een van zijn medewerkers. Naast de moeilijkheden om voorzitters te bereiken, werden de onderzoekers soms beperkt in tijd waardoor ze zich enkel konden focussen op de meest essentiële aspecten van het gesprek. Het lijkt erop dat de onbereikbaarheid soms rechtstreeks verband hield met de tijd die de voorzitter spendeerde op het OCMW. Naargelang de omvang van het OCMW kunnen we een aantal verschillen waarnemen: in de grootste OCMW’s is de aanwezigheid van de voorzitter noodzakelijk, terwijl in de kleine OCMW’s een voorzitter maar een aantal uren aanwezig moet zijn.

Vele voorzitters combineren bovendien hun functie in het OCMW met andere professionele activiteiten. We kunnen veronderstellen dat het cumuleren van functies eveneens verband houdt met de omvang van het OCMW. Elke voorzitter heeft bovendien een ander verleden en een andere specifieke basisopleiding. Dit gegeven kan belangrijk zijn omdat dit het discours van de persoon kan beïnvloeden.

Een vraag die de voorzitters vaak trachtten te omzeilen betrof hun politieke oriëntatie. Nochtans kunnen we verwachten dat hun politieke keuze een impact heeft op hun houding tegenover de nieuwe wetgeving. Ondanks het gebrek aan informatie betreffende de verschillende partijen, kunnen we toch verschillende categorieën van voorzitters ontdekken. Bepaalde voorzitters waren immers meer politiek gericht dan anderen. Jammer genoeg kunnen we slechts de belangrijkste tendensen onderscheiden. Het is duidelijk dat bepaalde houdingen de politieke kleur van de voorzitters onthullen.

We stellen vast dat de antwoorden van de voorzitters meer theoretisch, algemeen en vaag zijn dan de antwoorden van de maatschappelijk werkers. We merken eveneens dat

Page 143: Onderzoek naar de effecten van een eenheidsschaal voor tussenkomsten van onderhoudsplichtigen in de verblijfskosten van bejaarden in een rusthuis

137

bepaalde voorzitters niet echt antwoorden op de gestelde vragen. Ze proberen de problematiek te bekijken in een bredere context en leiden het gesprek naar domeinen die ze wel goed kennen. Ze praten bijvoorbeeld over inherente verschillen tussen publieke en private rusthuizen, over de kwaliteit van zorgen en diensten die hun rusthuis te bieden heeft en over de bekwaamheid van de maatschappelijk werkers. Een deel van hun verhaal wijdt zich vaak aan de investeringen die zij zijn aangaan om het aantal rusthuisbedden te verhogen, maar ook de budgettaire beperkingen waarmee ze moeten omgaan om toch de wettelijke verplichtingen te kunnen naleven.

Hoewel verschillende voorzitters vertellen dat ze zelden of nooit worden geconfronteerd met de onderhoudsplicht, stellen zij zich wel vragen over de proporties die dit probleem in de toekomst eventueel kan aannemen. De vergrijzing van de bevolking is hen niet vreemd en het is dan ook logisch dat de OCMW’s complementaire diensten (zoals bijvoorbeeld mobiliteitsdiensten) aanbieden of aan het ontwikkelen zijn. De voorzitters zijn trouwens van mening dat eerst de thuiszorg moet worden gestimuleerd en als het echt niet anders gaat, moet over het welzijn van de bejaarde worden gewaakt in een rusthuis.

Wat betreft het Koninklijk Besluit geven de meeste voorzitter de voorkeur aan de terugvordering. De familiale solidariteit is hierbij het belangrijkste argument. Ze kunnen zich niet inbeelden om de onderhoudsplicht volledig af te schaffen, zelfs OCMW’s die geen of weinig dossiers hebben. Op de vraag welke impact zo’n beslissing zou hebben op het OCMW, kijken de voorzitters eerst naar de financiële impact, gevolgd door de wil om de familiale solidariteit te behouden en de ongerustheid dat de families die nu spontaan bijdragen zich eveneens zouden wenden tot het OCMW. Bepaalde personen of voorzitters praten over budgettaire moeilijkheden waarmee ze zullen worden geconfronteerd en in een aantal zeldzame gevallen (vooral in de regio Brussel), haalde men uit naar de verschillende budgetten die worden toegestaan aan OCMW’s in functie van de gemeenten.

Er bestaan natuurlijk enkele uitzonderingen tussen de OCMW’s die onderhoudsgeld terugvorderen. Hun argumenten kan men op een aantal punten vergelijken met die van de OCMW’s die in de praktijk de onderhoudsplicht hebben afgeschaft. Deze voorzitters halen de administratieve last van de financiële en sociale onderzoeken aan en de spanningen die zo’n onderzoeken kunnen veroorzaken bij families, het lage aantal dossiers, of soms het gevoel dat er helemaal geen sprake is van familiale solidariteit, maar een soort opgelegde dwang. Ondanks deze klachten, hebben deze OCMW’s niet de stap genomen om de onderhoudsplicht af te schaffen omwille van verschillende redenen. Voor sommigen blijft het principe van familiale solidariteit fundamenteel. Voor anderen gaat het om moeilijkheden om een akkoord te bereiken met de gemeente want een volledige afschaffing wordt sterk beïnvloed door de steun van de gemeenten. Of het OCMW onderhoudt geen goede relatie met de gemeentelijke autoriteiten. Een maatschappelijk werker getuigt over deze moeilijkheden:

Pratend over de mogelijkheden tot volledige afschaffing): de gemeente weigerde eerst om een financieel plan te bekijken omdat dat een hele karwei is om een minimum van subsidies te krijgen van de gemeente. En euh... En elke vraag die uitgaat van het OCMW, wordt in ieder geval geblokkeerd… …Het is altijd al oorlog geweest tussen de gemeente en het OCMW…

Page 144: Onderzoek naar de effecten van een eenheidsschaal voor tussenkomsten van onderhoudsplichtigen in de verblijfskosten van bejaarden in een rusthuis

138

…er was een kleine verbetering…men was gedurende één jaar veranderd van burgemeester omdat de andere ziek was. Dus toen was het iets gemakkelijker om te praten, maar…nu is de andere teruggekomen.

De groep van de maatschappelijk werkers distantieert zich op verschillende punten

van de voorzitters. Allereerst is het opnemen van contact met hen veel gemakkelijker. Ze tonen zich veel meer beschikbaar dan de voorzitters. Ondanks de weinige tijd die zij bezitten, doen zij veel moeite om uitgebreid de vragen te beantwoorden. Eveneens werd de weinige tijd waarover zij beschikken aangekaart in het kader van de jaarlijkse herziening van de dossiers.

Gedurende de interviews konden we opmerken dat de sfeer veranderde. De maatschappelijk werkers toonden zich meer en meer op het gemak naarmate het interview vorderde. Het verhaal van de maatschappelijk werkers bevat talrijke elementen en voorbeelden vanuit de praktijk.

Zoals we reeds stelden, is de manier waarop men oordeelt over billijkheidsredenen zeer verschillend in de OCMW’s. Dit begrip ligt na aan het hart van de maatschappelijk werker, die geval per geval moeten oordelen en een zeer goed onderbouwd dossier moet opstellen. Meestal volgt de Raad de mening van de maatschappelijk werker. Nochtans kunnen we ons voorstellen dat het niet gemakkelijk is voor de maatschappelijk werker zich te verzetten tegen de beslissing van een hiërarchische autoriteit indien er een negatief advies werd gegeven.

Een aantal maatschappelijk werkers vermelden een moeilijke relatie met de onderhoudsplichtigen aangezien ze zowel een begeleidende en controlerende rol moeten spelen, een rol die moeilijk valt te combineren. De onderhoudsplichtigen die werden geïnterviewd hebben dan ook niet altijd een positieve mening over de maatschappelijk werkers. De vraag is of deze laatsten de behoeften van de onderhoudsplichtige wel voldoende in kaart brengt en hem voldoende zijn rechten duidelijk maakt.

Bij de meerderheid van de OCMW’s is het maatschappelijk werk meer en meer gespecialiseerd waardoor dat bepaalde geïnterviewden klagen dat ze niets anders doen dan enkel dossiers omtrent terugvordering in het kader van de plaatsing van een bejaarde in een rusthuis. Men kan zich afvragen of deze noodzaak om alles maximaal te structureren niet te maken heeft met de eigen opdracht van het OCMW zoals die in de wetgeving is vastgelegd. Naast OCMW’s waar de diensten hypergespecialiseerd en verdeeld zijn, bestaan er ook OCMW’s waar het maatschappelijk werk erg gevarieerd is. De maatschappelijk werker blijft daar dus niet opgesloten in één specialiteit.

Wat betreft het eenheidsbarema beamen sommige maatschappelijk werkers dat hun werk zeker in vergelijking met het oude barema erg werd vergemakkelijkt en gerespecteerd. Ze denken dat de uniformiteit meer sociale rechtvaardigheid met zich brengt. Tegelijkertijd onderstrepen ze de beperkingen van de uniformiteit en wijzen ze op een aantal zaken die nog kunnen worden verbeterd (zie verder).

Wat betreft de toepassing van billijkheidsredenen, zijn de maatschappelijk werkers van oordeel dat het een goede zaak is alhoewel het altijd een subjectief oordeel is. Dit verandert echter niets aan hun manier van werken.

Page 145: Onderzoek naar de effecten van een eenheidsschaal voor tussenkomsten van onderhoudsplichtigen in de verblijfskosten van bejaarden in een rusthuis

139

De meerderheid van de maatschappelijk werkers zijn tegen de volledige afschaffing van de onderhoudsplicht. Net als de voorzitters vinden ze dat de familiale solidariteit moet primeren op de collectieve solidariteit. Desalniettemin benadrukken de maatschappelijk werkers de problemen die het sociaal onderzoek soms kan teweegbrengen bij de families. Toch beschouwen velen onder hen de volledige afschaffing als onvoorstelbaar en soms gevaarlijk (VB: het risico om de kinderen die spontaan betalen te verliezen). Het gebeurt dat de maatschappelijk werkers geloven dat zulk een maatregel wel kan zorgen voor minder werkdruk.

De maatschappelijk werkers bij OCMW’s die de onderhoudsplicht hebben afgeschaft, geloven dat de familiale solidariteit niet mag worden beperkt tot enkel financiële solidariteit en dat deze solidariteit zeker niet mag worden verplicht. Een aantal hebben hun angst uitgedrukt om hun werk te verliezen wanneer zij enkel instaan voor de terugvorderingsdossiers. Deze vrees bleek in de praktijk echter niet terecht te zijn. Ze vinden het eveneens jammer dat ze geen sociale onderzoeken doen op een systematische manier. Zij zijn immers van mening samen met andere maatschappelijk werkers dat het sociaal onderzoek een moment is waarbij men de familie kan responsabiliseren ten opzichte van de situatie van de bejaarde ouder.

We moeten er toch rekening mee houden dat de maatschappelijk werkers het werken met de onderhoudsplichtigen vaak moeilijk en tijdrovend vinden. Dat hangt natuurlijk af van het aantal maatschappelijk werkers dat zich met rusthuisdossiers bezig houdt en met het aantal vragen om bijstand.

C. In Vlaanderen

Op de vraag aan de voorzitters hoe zij inschatten dat de maatschappelijk werkers tegenover het Koninklijk Besluit staan, kwam meestal maar weinig reactie. Zij hebben slechts een vaag idee over de opinie van de maatschappelijk werkers over de maatregelen. Meestal bereikten er geen reacties de Raad. Een oorzaak hiervan is dat in vele OCMW’s er maar weinig of geen dossiers zijn, waardoor de problematiek zich veel minder stelt en de meesten zich er niet druk over maken.

Soms werden de nieuwe maatregelen besproken met het hoofd van de sociale dienst en dan reageerden de maatschappelijk werkers neutraal of positief. Men vond de wetgeving correct en was blij dat men voor het eerst eens een duidelijk bedrag kon meegeven met de families:

Wel, dat is toen besproken in hun team met het hoofd. Wij hebben ook het signaal gegeven dat wij van plan waren het besluit zo toe te passen, en wat ik gehoord heb van het hoofd is dat zij van oordeel waren dat ze het een correcte wetgeving vonden, en dat men aan ons ook geen voorstellen deed om daar vanaf te wijken. Dat het helemaal in de lijn ligt van het vorige barema en dat de toepassing ervan een aanvaardbare regeling is (Voorzitter van een middelgrote gemeente).

Toch waren de meeste voorzitters ervan overtuigd dat de maatschappelijk werkers

geen voorstander zijn van de afschaffing van de onderhoudsplicht. In één situatie stelde de voorzitter zelfs dat de maatschappelijk werkers soms te veel nadruk legden op de familiale

Page 146: Onderzoek naar de effecten van een eenheidsschaal voor tussenkomsten van onderhoudsplichtigen in de verblijfskosten van bejaarden in een rusthuis

140

solidariteit en op de responsabilisering van de maatschappij en dat de Raad daar soms wel soepeler tegenover stond:

Onze maatschappelijk werkers zijn daar geen voorstander van: ze houden heel sterk vast aan de familiale solidariteit en de responsabilisering ten opzichte van de maatschappij. Dat voelen wij heel sterk in hun beoordeling, ook over andere vormen van maatschappelijke dienstverlening. Daar voel je dat dat bij hen ook speelt en de nadruk leggen op de verantwoordelijkheid die iemand heeft om zijn lot in eigen handen te nemen. Daarom dat ze soms misschien wat streng zijn (Voorzitter van een middelgrote gemeente).

Daarentegen is er eveneens één situatie waarbij de maatschappelijk werkers

expliciet hebben gevraagd de onderhoudsplicht af te schaffen omdat de schaal die moest worden gehanteerd te zwaar zou zijn:

Wij hebben als sociaal assistent wel echt gevraagd aan de Raad: “schaf dat alstublieft af. Want er zijn echt wel gezinnen die zoveel moeten betalen en dat vinden wij echt niet billijk.” Maar zij zijn daar niet op ingegaan. Als er dan mensen naar mij kwamen die zeiden van: “hoe denk je dat ik dat moet betalen,” dan heb ik die allemaal naar de voorzitter doorgestuurd (Maatschappelijk werker van een centrumgemeente).

Hetzelfde beeld hiervan treffen we aan bij de maatschappelijke werkers: zij zijn

eveneens niet zo goed op de hoogte over hoe de Raad en de voorzitter tegenover deze nieuwe maatregelen staan. Dit is vooral het geval in grote gemeenten waar de voorzitter, de Raad en de maatschappelijk werkers zelden contact hebben met elkaar. Soms wordt er wel gewezen op de discussies binnen de Raad van sommige leden die graag de onderhoudsplicht willen afgeschaft zien.

Er was eveneens een situatie waarbij de maatschappelijk werkers wel hoopten op een reactie omdat men (oorspronkelijk) ontevreden was over het eenheidsbarema. Deze reactie bleef echter uit:

Er zijn geen reacties op gekomen, het was alsof ze het zelfs niet gehoord hadden. In feite hebben we reactie proberen uit te lokken omdat we niet zo gelukkig waren met die schalen. We hebben zelfs gezegd van: “denk even in de plaats voor u zoon hoeveel hij zou moeten betalen,” en dan achteraf was er één die wel zei van “ah ja, hij zou zijn lening zelfs niet meer kunnen afbetalen.” Maar voor de OCMW-cliënten was dat dan blijkbaar niet zo erg. Nee, we hebben zo naar elkaar zitten kijken van allee, we hadden discussie verwacht, maar er is niks geweest, niks... (Maatschappelijk werker van een centrumgemeente).

De reacties van de onderhoudsplichtigen hangen in hoge mate af van de schaal die

voordien werd gebruikt op het OCMW en of men meer of minder diende te betalen. Mensen zullen zich immers enkel informeren over de oorzaken van een stijging of daling wanneer ze ermee worden geconfronteerd en het een impact op hun situatie heeft. Bij een stijging van het te betalen bedrag waren de reacties, zoals te verwachten valt, negatief, en bij een daling positief. Een aantal keren werd ook gezegd dat mensen niet echt het bedrag dat moet worden betaald in vraag stellen, maar betwisten óf ze wel moeten betalen.

Page 147: Onderzoek naar de effecten van een eenheidsschaal voor tussenkomsten van onderhoudsplichtigen in de verblijfskosten van bejaarden in een rusthuis

141

Ook hebben de meeste OCMW’s nog geen vragen gekregen van families om de

onderhoudsplicht af te schaffen. Ook hier kan de oorzaak zijn dat families gewoon niet op de hoogte zijn dat die mogelijkheid wordt geboden in de wet. Één voorzitter van een gemeente waar de onderhoudsplicht werd afgeschaft gelooft niet dat mensen ermee bezig zijn en dat ze zelfs amper op de hoogte zijn dat de onderhoudsplicht er werd afgeschaft.

Het is niet echt een thema dat lokaal leeft in de publieke opinie. Het is een relatief technisch dossier. Ik denk ook dat dat maar een minderheid van de mensen hier in X is, die dat weten dat de onderhoudsplicht is afgeschaft. En ik maak mij sterk dat de meerderheid van de mensen geen probleem zouden hebben dat ze moeten bijdragen. Ik denk dat dit een beslissing is…dat is een hypothese, ik kan dat niet hard maken…die geen meerderheid draagt in de publieke opinie. Zeker in onze landelijke context. Er is meer dan in de stad een vrij traditionele structuur, gebouwd op het gezin, mantelzorg en dergelijke is goed uitgebouwd. Ik kan dat niet rijmen met het afschaffen van de onderhoudsplicht (Voorzitter van een middelgrote gemeente).

Wanneer de gemeente dan de onderhoudsplicht afschafte waren er dan ook amper

reacties. Als er reacties kwamen, waren deze positief.

Respondenten wijzen ook op het belang van een goede uitleg aan de onderhoudsplichtigen. Veel mensen zijn verkeerd geïnformeerd met als gevolg dat er grote onwaarheden worden verteld. Alles zou veel duidelijker moeten worden gemaakt, dat maakt het voor de mensen ook meer aanvaardbaar. Men moet onderhoudsplichtigen uitnodigen om alles uit te leggen. Ook moet men duidelijker maken waar de mensen allemaal recht op hebben:

De mensen krijgen een brief met de vermelding: “uw onderhoudsplichtigheid bedraagt 200 euro per maand,” dan zetten we daar heel duidelijk in dat dat alleen maar gaat volgens de kosten die er zijn en volgens kindsdeel, want dat kan heel goed zijn dat de werkelijke kost maar 50 euro is en dan moet je enkel uw kindsdeel nog nemen, dat is al helemaal iets anders dan 200 euro hé, je moet dat heel duidelijk zeggen tegen de mensen. Dat is een opdracht die we ook aan de sociaal assistent geven. Dat is ook een realiteit die mee speelt hé. Bij ons is het ook zo dat onderhoudsplichtigheid nooit op stuk worden beoordeeld, ze worden altijd uitgenodigd. Niet alleen om documenten binnen te brengen, maar ook uit te leggen hoe dat allemaal in elkaar zit. Ik denk dat dat ook heel belangrijk is om familiale ruzies te vermijden. We hebben op een gegeven moment een onderhoudsplichtigheid gehad in een familie met 9 kinderen waarvan er 2 zelf waren opgenomen in een gehandicapteninstelling. Ik heb die met zen allen hier uitgenodigd met 9 in mijn bureau, en dat was voor de mensen heel moeilijk te begrijpen wat het begrip kindsdeel was, en waarom de ene wel en de andere niet en daarom is het wel belangrijk om onderhoudsplichtigen zeer goed te informeren. Ik ben pas naar een bijeenkomst geweest met verenigingen en dat was dan in een bepaalde gemeente, de KBG, de vereniging voor gepensioneerden, die maken nu al zilverboeken rond gemeentelijk beleidsplanning voor de volgende legislatuur en daar stond letterlijk in: “de onderhoudsplicht moet voor ons niet afgeschaft worden,

Page 148: Onderzoek naar de effecten van een eenheidsschaal voor tussenkomsten van onderhoudsplichtigen in de verblijfskosten van bejaarden in een rusthuis

142

maar moet duidelijker uitgelegd worden.” Dus in die gemeente aan die voorzitter gaf men het signaal van: “je moet het beter uitleggen en dan is het aanvaardbaar.” Dus het is in het belang dat dat heel goed wordt uitgelegd (Voorzitter van een middelgrote gemeente).

Indien men vooral focust op het financieel onderzoek dan wordt de maatschappelijk

werker in de rol van controleur geduwd. Deze manier blijkt niet altijd even goed om mee te werken. Minstens even belangrijk is een duidelijke uitleg, waarbij de onderhoudsplichtige de maatschappelijk werker meer als partner dan als tegenstander gaat percipiëren. Alleen zo kan er een wederzijds vertrouwen groeien. Daarnaast moet volgens de respondenten ook de federale overheid inspanningen leveren om de onduidelijkheden en verwarringen de wereld uit te helpen:

Ik denk dat het de taak is van de overheid om degelijker te communiceren en meer te sensibiliseren. Er leeft heel veel onduidelijkheid en onwetendheid en daardoor is er heel veel bezorgdheid rond het al dan niet naar een rusthuis gaan. De beslissing om naar het rusthuis te gaan, gaan mensen niet of minder snel nemen uit een soort bezorgdheid. De overheid moet de mensen sensibiliseren in eenvoudige klare taal. De CM en ook wij doen hier vele inspanningen, maar ik vind dat dat de taak is van de federale overheid (Voorzitter van een centrumgemeente).

Page 149: Onderzoek naar de effecten van een eenheidsschaal voor tussenkomsten van onderhoudsplichtigen in de verblijfskosten van bejaarden in een rusthuis

143

4.16. Hoe hebben de onderhoudsplichtigen gereageerd op het KB?

A. Samenvatting

Dit deel behandelt de ervaringen van de onderhoudsplichtigen en hun familie. Hoe staan zij tegenover de financiële bijdrage die ze moeten leveren, hoe staan ze tegenover de onderhoudsplicht en wat denken ze van de nieuwe wetgeving die in 2004 van kracht werd omtrent de onderhoudsplicht? Bijna alle onderhoudsplichtigen hebben slechts een beperkte of geen kennis van de huidige wetgeving. Er heerst een ernstig gebrek aan informatie en transparantie. Ook hebben ze een dubbel gevoel ten aanzien van de onderhoudsplicht. Ze vinden vaak dat het hun plicht is om de bejaarde financieel te steunen, maar daarnaast klagen ze over de hoogte van hun onderhoudsbijdrage. Onderhoudsplichtigen halen verschillende argumenten aan om de onderhoudsplicht af te schaffen. Velen ervaren het als erg onrechtvaardig dat de onderhoudsbijdrage wordt berekend aan de hand van de inkomsten van zowel het kind als zijn echtgeno(o)t(e). Hierbij worden bovendien samenwonenden erg bevoordeeld ten aanzien van gehuwden. Dit onrechtvaardig gevoel vinden we eveneens terug in mindere mate wanneer de onderhoudsbijdrage erg varieert tussen broers en zussen. Een ander argument dat onderhoudsplichtigen aanhalen tegen de onderhoudsplicht is de schuld en machteloosheid die ouders ten aanzien van kinderen voelen omdat ze financieel afhankelijk zijn van hun kinderen. Ze deinzen er voor terug de toekomst van de kinderen te belasten en de armoede te bestendigen. Tot slot kan men een plaatsing beschouwen als een risico, dat zou moeten thuishoren in de sociale zekerheid net zoals een ziekenhuisopname. Het gevolg is dat als men de keuze laat tussen de onderhoudsplicht afschaffen of behouden, de onderhoudsplichtigen bijna allemaal voor afschaffing kiezen.

B. In Wallonië en het Brussels Hoofdstedelijk Gewest

De evaluatie van het Koninklijk Besluit mag zich niet enkel baseren op getuigenissen van maatschappelijk werkers en voorzitters. Het verhaal van de familie, en meer bepaald de onderhoudsplichtige zelf is van kapitaal belang in de analyse aangezien ze rechtstreeks betrokken zijn bij de problematiek. Hun ervaringen aangaande de materie ondersteunt zonder twijfel de evaluatie van de nieuwe wetgeving.

In het licht van de interviews, stellen we vast dat de onderhoudsplichtigen zelden op de hoogte zijn van de wetgeving. De meesten negeren zelfs dat ze zullen moeten

Page 150: Onderzoek naar de effecten van een eenheidsschaal voor tussenkomsten van onderhoudsplichtigen in de verblijfskosten van bejaarden in een rusthuis

144

tussenkomen voor hun ouder eens dat ze worden geplaatst in het rustoord. Herinneren we eraan dat de plaatsing van personen meestal erg dringend is, ten gevolge van een hospitalisatie of een verslechtering van de fysieke of psychologische toestand die het niet meer mogelijk maakt alleen te wonen en te leven. De kinderen nemen meestal initiatief in de zoektocht naar een rusthuis. Soms gebeurt dit met de hulp van de maatschappelijk werker. In de meeste gevallen zijn zij er zich van bewust dat de inkomsten van de bejaarde onvoldoende zijn. De meerderheid van de kinderen of kleinkinderen hebben inlichtingen gevraagd bij het betrokken OCMW. Een groot deel onder hen geloofde dat het OCMW alleen het inkomenstekort van hun ouders zou overbruggen, terwijl een ander deel gewoon niet wist dat het OCMW zou tussenkomen. In het laatste geval hebben de onderhoudsplichtigen het initiatief genomen om hun ouder in een publiek rusthuis te plaatsen, en het is op dat moment dat ze werden geïnformeerd dat ze moeten tussenkomen voor ofwel de volledige kosten, ofwel een deel dat het OCMW bepaalt. Een aantal onderhoudsplichtigen uit de steekproef hebben er dan voor gekozen om geen beroep te doen op het OCMW en zelf volledig het verschil te betalen tussen de inkomsten en de verblijfskosten.

Hoewel enkele geïnterviewde onderhoudsplichtigen bevestigen dat ze eraan gedacht hebben om onmiddellijk hun ouder vrijwillig financieel te steunen, weet niemand werkelijk het fijne van deze tussenkomst vooraleer ze werden geïnformeerd door het OCMW. De aankondiging van zulk een manier van werken bij het OCMW creëert in eerste instantie een verrassingseffect.

Zie hier de getuigenis van iemand die, alhoewel hij zich bewust was van een eventuele tussenkomst, verklaart niet op de hoogte te zijn van het kader waarin men bij de onderhoudsplicht tussenkomt.

Interviewer: en toen je de beslissing hebt genomen om je moeder te plaatsen, was je toen op de hoogte gebracht door het OCMW dat jullie zouden moeten tussenkomen? Respondent: helemaal niet. Helemaal niet. Ik was gekomen om Meneer X van het OCMW te vinden en die heeft me uitgelegd hoe alles werkte. Omdat…en dat is al eventjes geleden…omdat papa in hetzelfde geval was, maar hij is gestorven in het hospitaal voor hij kon geplaatst worden en ik had al inlichtingen gevraagd. Dus ik was een beetje op de hoogte zonder echt te weten wat te doen en ik heb bijkomende stappen ondernomen. Ik ben naar het OCMW gegaan zelfs zonder via de maatschappelijk werker van het ziekenhuis te gaan want zij heeft me enkel de namen van de rusthuizen gegeven.

Anderen benadrukken hun verrassing in verband met het geëiste bedrag:

Men wist dat men zou moeten betalen en bovendien is hij enige zoon, men wist dat enkel hij voor het verschil zou moeten instaan. Maar zonder het te laten merken vind ik het reeds veel. Ja, ik wist dat ik zou moeten tussenkomen, maar niet voor zolang. Ik wist niet dat ik zoveel zou moeten betalen omdat… u hebt het rustoord nooit

Page 151: Onderzoek naar de effecten van een eenheidsschaal voor tussenkomsten van onderhoudsplichtigen in de verblijfskosten van bejaarden in een rusthuis

145

gezien. Men moet er iemand naar sturen om het te zien, dat zal de moeite zijn. Het is een gevangenis, het zijn daar cellen. Ja, dat kan ik me voorstellen maar ik denk dat het beter is om het te verdelen. Omdat morgen, als er meer kosten zijn, kunnen ze me 150 Euro vragen, dus dan ben ik verplicht om 150 euro te geven, dat is het maximum, tot daar kunnen ze gaan. Dus als er uitzonderlijke kosten zijn, dan moet ik alles incasseren. Ik vind dat niet normaal. Het is mijn moeder ik weet het maar het is…

Eenmaal iemand geplaatst is, wordt de familie geconfronteerd met een sociaal en

financieel onderzoek uitgevoerd door het OCMW. De vergelijking vóór en na de instelling van het eenheidsbarema is niet altijd mogelijk gegeven dat de steekproef eveneens onderhoudsplichtigen bedraagt die niet op de hoogte zijn van de overgangsperiode. We stellen desalniettemin verschillen vast tussen de OCMW’s zelfs op vlak van de procedure.

Meestal werden de onderhoudsplichtigen gecontacteerd met de vraag om hun belastingsaangifte op te sturen. In de situatie waarbij de onderhoudsplichtigen het oude systeem hebben meegemaakt, werd hun tussenkomst herzien, wat vaak een verandering in hun onderhoudsbijdrage veroorzaakte. De onderhoudsplichtigen werden hiervan per brief op de hoogte gesteld, waarbij de onderhoudsplichtigen soms het OCMW contacteerden om meer informatie te verkrijgen.

Het is duidelijk dat het hier om een algemene tendens gaat, maar de verschillende interviews hebben aangetoond dat de onderhoudsplichtigen verschillend worden behandeld bij de OCMW’s en zelfs binnen éénzelfde OCMW.

Een onderhoudsplichtige vertelde dat ze vroeger aan het OCMW haar inkomsten moest bekendmaken en tegelijkertijd werd er gekeken naar de uitgaven, de huurkosten, enzovoort. Eenmaal dat de nieuwe wetgeving van kracht werd, berekende men de onderhoudsbijdrage enkel op basis van het netto belastbaar inkomen en het aantal personen ten laste.

In die tijd moest men de huur opgeven, hoe zal ik het zeggen…in elk geval de maandelijkse afbetalingen, bij de aankoop van een huis, de uitgave voor geneesmiddelen, denk ik als er iemand in de familie…enfin, in mijn familie als er iemand grote financiële problemen had, onze inkomsten natuurlijk, van mijn echtgenote en mij, het aantal personen ten laste… We hebben al die formulieren ingevuld, die men elk jaar moest indienen. Nu beperkt zich dat tot de belastingsbrief omdat men geen rekening houdt met de huur, dat is heel recent.

Een onderhoudsplichtige heeft het bedrag dat het OCMW heeft bepaald op basis

van het nieuwe barema, geweigerd. Ze heeft dit kunnen rechtvaardigen door een beschrijving van haar uitgaven voor te leggen aan de maatschappelijk werker. Deze onderhoudsplichtige heeft dan een voorstel gedaan van een bedrag dat haar acceptabel leek, wat werd goedgekeurd door de raad. Haar broer heeft elke vorm van interventie geweigerd en de raad heeft hem vrijgesteld. Men kan zich afvragen op basis waarvan dit wordt gerechtvaardigd.

Page 152: Onderzoek naar de effecten van een eenheidsschaal voor tussenkomsten van onderhoudsplichtigen in de verblijfskosten van bejaarden in een rusthuis

146

Dat is opmerkelijk omdat het voor mij niet gebaseerd is op een barema. Bij het begin geloof ik dat ze mij zelf een voorstel hebben gedaan, maar dat was buiten proportie. Dat was bijna 300 Euro en daar was voor mij geen sprake van. En toen hebben ze mij gevraagd om mijn specifieke uitgaven weer te geven en mijn financiële situatie, wat ik gedaan heb. Ik heb daar een clausule bijgezet dat het onder voorbehoud was indien mijn familiale situatie zou veranderen. Dus ik zou misschien vragen of men het kan herzien. En op het eerste zich, werd dat aanvaard.

« Ja, hij heeft een dossier ingediend, een kostenstaat, maar op het einde was er geen enkele persoonlijke deelname. En ergens komt het me voor dat hij het niet zo slecht gedaan heeft, want hij is er onderuit geraakt en ik heb mijn goede wil laten zien en ik betaal. Er zijn geen echte regels, het is een beetje flou op het eerste gezicht. Men zou zeggen dat men een beetje doet wat men wil.

Een onderhoudsplichtige heeft vrijwillig een financiële tussenkomst voorgesteld

nadat hij beroep had gedaan op het OCMW zonder dat het OCMW een reglementair financieel onderzoek had gedaan. Hij herziet zelf het bedrag van zijn tussenkomst. Een andere onderhoudsplichtige geloofde dat bij hem wel een sociaal onderzoek werd gevoerd in het kader van de nieuwe wetgeving.

Er was niet echt sprake van een formaliteit, het OCMW heeft op een dag gevraagd of ik wilde tussenkomen…Dat is nu een tiental jaar geleden. Wel, ik heb dan ja gezegd, ik ben onderhoudsplichtig dus ja…ik heb dan maar een forfaitaire bedrag gegeven.

Een andere onderhoudsplichtige moet de volledige kosten betalen. Zijn situatie

werd niet herzien bij de instelling van het nieuwe barema, maar wel toen hij verklaarde dat hij op brugpensioen ging.

Mevrouw, ik weet het niet zo goed meer, kort, men heeft me gezegd van: zolang dat je financieel capabel bent, moet je tussenkomen in de verblijfkosten van je moeder… Ik, ik ben X, nu ben ik gepensioneerd en ik heb gezegd »wat als ik overlijd ? » en ze hebben mij gezegd « wel dan gaan wij naar de kleinkinderen” De maatschappelijk werker heeft een vraag overgemaakt aan de Raad en daar heeft men beslist, aangezien ik hem mijn nieuwe fiche van gepensioneerde had laten zien en aangezien ik geen bedragen hoger dan 100 euro kan betalen. Dus dan hebben ze daar het barema op 100 euro gezet. Alles wat daarboven lag, betaalden zij. Maar 100 Euro, dat vind ik zelfs nog veel, want men heeft gepraat met de maatschappelijk werker en men had gezegd dat het tussen 60 en 80 euro ging zijn. Maar toch moet ik nu 100 euro betalen.

De getuigenissen van de onderhoudsplichtigen bevestigen de tendensen die reeds

hoger werden geciteerd. De financiële en sociale onderzoeken kunnen verschillen

Page 153: Onderzoek naar de effecten van een eenheidsschaal voor tussenkomsten van onderhoudsplichtigen in de verblijfskosten van bejaarden in een rusthuis

147

naargelang het OCMW, zowel voor als na (in mindere mate) de instelling van het nieuwe eenheidsbarema. De overgang bracht bij sommige OCMW’s kleine veranderingen teweeg in de manier waarop ze de onderzoeken organiseerden en wat betreft het bedrag dat werd gevraagd.

Men kan de vraag stellen hoe de onderhoudsplichtigen het ervaren om ‘onderhoudsplichtig’ te worden. We stelden reeds dat de aankondiging van deze mogelijkheid werd ervaren als een echte verrassing bij de meeste respondenten. Hoewel ze er niet echt voor zouden kiezen, vindt de meerderheid van de onderhoudsplichtigen een tussenkomst wel gerechtvaardigd door de notie van familiale solidariteit. Het betekent voor hen een soort wederdienst aangezien de ouders zelf hebben gezorgd voor de kinderen. Het gaat bovendien om een wettelijke plicht. De financiële bijdrage wordt vaak ervaren als een last, maar wordt toch noodzakelijk voor het welzijn van de ouders geacht. Soms is het verplichte karakter van de tussenkomst voldoende voor de onderhoudsplichtigen.

Wat voor mij belangrijk is, is hun welzijn. Dat is het eerste ding waar ik en mijn zus belang aan hechten, maar het is waar dat wanneer we een rekening ontvangen van 15.000 BEF per maand…dat zorgt ervoor dat wij ook aan later denken. We moeten er absoluut voor zorgen dat wij zelf kunnen instaan voor de kosten later, zodat wij aan onze kinderen niet moeten vragen om te betalen. Ik begrijp heel goed dat de overheid niet alle kosten kan betalen. Ik denk dat ze het misschien al lastig hebben met de mensen die geen kinderen hebben, en die geen famiile hebben. Ik geloof dat ze de familiale solidariteit moeten laten spelen, maar dit moet wel beperkt blijven en ze moeten niet naar de neven, nichten gaan kijken omdat… Ik zou zeker niet voor de zussen en broers van mijn ouders willen doen wat ik nu voor mijn ouders doe. Momenteel is het voor mijn moeder. Ik, ik kan niet zeggen: ik betaal niet. In elk geval ben ik verplicht te betalen. Dus ik heb eigenlijk geen keuze. Op mijn leeftijd is het wel erg zwaar, normaal gezien moeten bij mij, op mijn leeftijd, de ouders het kind nog helpen. Ja, ik doe het omdat ik tegen mezelf gezegd heb dat ik het moet doen, dat bevalt me natuurlijk niet zo goed, maar om een goede verhouding in stand te houden met X en met het OCMW, gezien dat het zij zijn die… mijn vader staat er financieel heel slecht voor, ze moeten voor hem alles betalen, er is absoluut niets. Dus ze hebben mij goet laten verstaan dat ik zelf ook een klein beetje moet tussenkomen, dus ja…maar ik neem dat simpelweg wel als een last. Het is waar dat men altijd moet helpen, men moet de kinderen helpen, men moet de ouders helpen, dat is waar. Ik vind wel dat als de ouder nooit aanwezig is geweest, dat het dan erg onrechtvaardig zou zijn. Als dat in mijn geval zou zijn geweest, zou ik absoluut niet betalen. Hier bij mij, is het mijn vader die ook wel zijn gebreken had, hij was ook weinig aanwezig, maar hij is altijd correct geweest met mij, hij betaalde mijn studies, mijn tennis, al die dingen… Dus is het rechtvaardig om dat terug te doen op dat niveau. Het is daarom dat ik me verantwoordelijk voel, en dat ik het doe met hart en ziel ook al vind ik dat een last.

Page 154: Onderzoek naar de effecten van een eenheidsschaal voor tussenkomsten van onderhoudsplichtigen in de verblijfskosten van bejaarden in een rusthuis

148

Sommige onderhoudsplichtigen vermelden problemen tijdens hun kindertijd en het

gebrek aan aandacht van de ouder die is geplaatst. Deze moeilijkheden hebben voor het OCMW geen impact gehad op de beslissing om de onderhoudsplichtigen financieel te laten tussenkomen, vaak omdat er een gebrek aan bewijs is, maar ook omdat de kinderen het als hun plicht beschouwen. In één geval is de onderhoudsplichtige absoluut verontwaardigd dat hij moet betalen. Nochtans, in de praktijk, merken we dat deze onderhoudsplichtige toch nog een band onderhield met de bejaarde.

Ik, wat ik onrechtvaardig vind, is dat de ouders zoals in mijn geval waar mijn moeder onbekend was, ze heeft zich nooit met mij bezig gehouden. Al vanaf de geboorte heeft ze me verstoten. Zij heeft me terug opgeëist, ze heeft mij dan in een pension gestoken. Ik heb nooit een familiaal leven gehad en het is dat dat ik onrechtvaardig vind, dat ik nu moet betalen. Uiteindelijk heeft ze nooit iets gedaan voor mij. Dat wil ik niet zomaar slikken, maar ja, ik zeg ook, je kan niet bouwen op wrok ook niet hé. Dus euh. Op een bepaald punt is het niet juist hé, ik heb altijd gevochten om een diploma te halen omdat mijn mama, zij wou dat, want eens dat men 14 jaar was ging men naar de fabriek, en men bracht geld in het laadje en ik, ik heb altijd gevochten om naar school te gaan en een diploma te halen en eenmaal dat ik dat had, ben ik werk gaan zoeken, want ik wilde absoluut gaan werken, dus k zeg dan van nu ik geslaagd ben in mijn leven, nu moet ik nog betalen voor hen…dat geeft mij een onrechtvaardigheidsgevoel. En ik ben de directrice van het rusthuis gaan zoeken en ik heb gezegd: luister nu eens, ik ben de facturen beu, de medicamenten, wat gelooft u, dat ik blijf leven om de kosten te betalen van mijn schoonmoeder. Mijn vrouw, haar moeder, zij heeft die niet gekend om het zo te zeggen he, het is haar grootmoeder die haar heeft opgevoed aangezien haar moeder de hele tijd weg was, zij was nooit thuis. Natuurlijk heeft men dat aan de maatschappelijk werker uitgelegd, ik zeg: “waarom moet ik betalen voor een vrouw die niets gedaan heeft voor haar dochter.” Wat is het dat u wil bewijzen, heel de familie van zijn kant is dood en ik ben de laatste van mij familie.

Het sociale en financiële onderzoek kan soms worden ervaren als een indringing in

het privé-leven. De maatschappelijk werker is de persoon die luistert, maar eveneens is het diegene die het onderzoek moet uitvoeren om de rol van de familie te bepalen in het tussenkomen van de verbijfskosten van de bejaarde. Deze dubbele functie kan soms paradoxaal lijken. De kinderen hebben meestal geen zin om aan een onbekende hun financiële situatie bloot te geven. Deze manier van werken is nochtans nodig en verplicht om de onderhoudsbijdrage te bepalen. Het onderzoek wordt nog eens verlengd indien de onderhoudsplichtigen hun ontevredenheid uiten en niet akkoord gaan met het vastgestelde bedrag. De maatschappelijk werkers vragen dan nog extra informatie. De onderhoudsplichtigen hebben soms de mogelijkheid om hun financiële en familiale situatie te rechtvaardigen. Deze elementen die door de families worden aangehaald, worden niet altijd als rechtvaardige argumenten beschouwd door het OCMW in het bepalen van de onderhoudsbijdrage. De families hebben bijgevolg niet altijd het gevoel dat ze worden

Page 155: Onderzoek naar de effecten van een eenheidsschaal voor tussenkomsten van onderhoudsplichtigen in de verblijfskosten van bejaarden in een rusthuis

149

gehoord door het OCMW. Een aantal keer beschrijven de onderhoudsplichtigen een aanvankelijk klimaat van druk en verdachtmaking van fraude door het OCMW.

Bovendien veroorzaken de onderzoeken uitgevoerd door het OCMW vaak spanning binnen een familie. Een gevoel van onrechtvaardigheid kan ontstaan wanneer niet alle kinderen van eenzelfde familie moeten tussenkomen voor hun ouder en dit ondanks dat de maatschappelijk werker uitlegt dat elk kind enkel instaat voor zijn deel in functie van de inkomsten. De maatschappelijk werkers signaleren zelfs dat bij de onderzoeken enkel rekening kan worden gehouden met de aangiften. Met zwartwerk of geld op een buitenlandse rekening houdt men geen rekening.

We hebben kunnen constateren dat de spanningen vooral voorkomen in families waar de financiële en sociale moeilijkheden van generatie op generatie overgaan. Bijgevolg zijn het net diegene die tussenkomen die denken nogmaals benadeeld te worden. In één geval, vindt een onderhoudsplichtige het onrechtvaardig dat zijn moeder niet moet betalen voor de noden en behoeften van haar echtgenoot, terwijl een aantal van haar kinderen dat wel moeten doen.

Soms gebeurt het dat de kinderen die als onderhoudsplichtigen worden aangewezen, van zichzelf vinden dat zij de enige zijn die hun ouder nog helpen. Een vrouw vertelt dat zij de enige is waar het rustoord beroep op doet om de zorgen van haar moeder op zich te nemen. Ze doet de was, doet haar boodschappen en regelt haar afspraken. We kunnen veronderstellen dat het rustoord niet bewust deze zaken op één persoon afschuift en het gemakkelijker is om het te vragen aan iemand die aanwezig is in de instelling. Ziehier haar getuigenis:

En daarbij is het altijd hetzelfde, ik ben de enige die een auto heeft dus het is altijd ik die me moet bezighouden met de verplaatsingen om naar het hospitaal te gaan, medische bezoeken, met boodschappen, en al die zaken. Maar goed, ik moet daar ook nog de tijd voor vinden. Wanneer je werkt, een gezin heb, is het niet altijd evident om beschikbaar te zijn ook niet. Het is altijd naar mij dat men telefoneert als er iets niet gaat. Als ik niet beschikbaar ben om naar een afspraak met de dokter te gaan, “Ah, je kunt niet”, uiteindelijk neemt men mij dat kwalijk dat ik niet beschikbaar ben, maar als ik er niet kan zijn hé…

Situaties van werkloosheid, onvermogen, handicap, te zware lasten, worden het

vaakst genoemd om de non-interventie van een broer of zus te rechtvaardigen. Soms gebeurt het wel dat ze geloven dat een symbolische tussenkomst door hun broer of hun zus noodzakelijk en legitiem zou zijn.

In één situatie was het voor de onderhoudsplichtige toch moeilijk aanvaardbaar daar haar broer/zus niet moest betalen omdat deze werkloos was:

Maar daar houdt men geen rekening mee. Dus euh...men houdt geen rekening met de uitgaven, men houdt enkel rekening met de inkomsten dus dat is wel wat onrechtvaardig. Ze hebben goedkopere huurprijzen, ze hebben geen auto, en nog van die dingen. Dus ze moeten dat allemaal niet betalen en ze kunnen geld soms aan andere dingen uitgeven die ik me niet

Page 156: Onderzoek naar de effecten van een eenheidsschaal voor tussenkomsten van onderhoudsplichtigen in de verblijfskosten van bejaarden in een rusthuis

150

kan permitteren aangezien ik de studies van mijn dochter, het huis, de auto,… moet betalen. Natuurlijk leven wij in meer comfort maar…daar betalen we voor. En daar houden ze geen rekening mee. Hoewel bij het OCMW van X, daar moest ik normaal gezien 150 euro betalen, en Mevrouw X heeft toch rekening gehouden met mijn uitgaven. Ik ben met al mijn rekeningen, bewijzen van uitgaven die ik elke maand heb naar het OCMW gegaan en ze hebben gezegd dat ik per maand nu 50 euro moet betalen, dus dat is al een mooie geste van hun kant.

Aan de andere kant kunnen er eveneens familiale problemen ontstaan tussen

echtgenoten. Een financiële tussenkomst wordt slecht verteerd door de echtgeno(o)t(e). Men vindt het onrechtvaardig dat beide inkomens in acht worden genomen en ze vinden dat enkel het kind voor zijn ouders moet instaan. De echtgen(o)t(e) voelt zich totaal niet verantwoordelijk voor de situatie waarin de schoonouders zich bevinden. Bovendien voelen getrouwde en wettelijk samenwonende koppels zich benadeeld tegenover andere feitelijk samenwonende koppels.

Dit onrechtvaardigheidsgevoel van getrouwde en wettelijk samenwonende koppels, wordt trouwens vaak gedeeld door de respondenten van het OCMW. De cumulatie van beide inkomsten net zoals de tussenkomst van kleinkinderen, zijn het onderwerp van discussie. Evenwel, de mogelijkheid om deze financiële bijdrage af te trekken van de belastingen, is een element dat toelaat om gedeeltelijk het conflict bij koppels te verzachten. Een onderhoudsplichtige getuigt:

Ja, dat heeft zeker een impact gehad op mijn huwelijk. Door het feit dat mijn echtgenoot niets voelt voor mijn mama. Maar vanaf het moment dat we een gedeelte kunnen inbrengen bij de belastingen en we dus een deel terugkrijgen, betekende dat wel een verzachting. Ik zal zeggen van ja: “dat doet mijn echtgenoot pijn dat hij voor mijn moeder moet betalen.” Omdat mijn echtgenoot het niet voor mijn moeder heeft. Dus, dat is alles, maar ik moet zeggen dat het moment dat hij zich realiseerde dat je via de belastingen een stuk terugbetaald kreeg, dan was dat toch een troost. Het doet mijn man natuurlijk pijn dat hij voor mijn moeder moet betalen omdat hij zich niet met haar kan verzoenen . Ik kan dat goed begrijpen omdat mijn schoonouders er een hele leven in geslaagd zijn om wat geld opzij te leggen, en dat wij dus voor hen later niet moeten bijspringen voor zover zij geen problemen zullen hebben. Dat heeft voor spanning gezorgd in het begin, maar dat is voorbij gegaan. De maatschappelijk werkers stellen van hun kant dat ze soms moeten bemiddelen

om zoveel mogelijk conflicten binnen een huwelijk trachten te vermijden: Er is niets aan te doen aangezien wanneer men getrouwd is, men rekening houdt met beide inkomsten. En het klopt dat dat conflicten veroorzaakt. Dus wat moet ik doen? Eenmaal had ik een meisje voor mij, die graag wilde tussenkomen voor haar moeder, maar ze moest het verbergen voor haar echtgenoot om conflicten te vermijden. Zo is het soms ja. Men moet dus vermijden dat dat huwelijk daarop stukloopt. Het is triestig, maar het zijn allemaal factoren waar je oog voor moet hebben, een huwelijk kapotmaken voor een tussenkomst. Ik heb dan het koppel samen bij mij geroepen en op

Page 157: Onderzoek naar de effecten van een eenheidsschaal voor tussenkomsten van onderhoudsplichtigen in de verblijfskosten van bejaarden in een rusthuis

151

een aardige manier uitgelegd dat ik hen moest zien in het kader van een sociaal en financieel onderzoek. Ook al had ik het meisje reeds eerder gezien, toch moest ik doen alsof ik haar niet kende: "dag mevrouw, dag meneer, ik roep u bijéén voor” omdat het meisje me gezegd had dat als zij aan haar echtgenoot zou moeten zeggen te komen, dat dat een ramp zou betekenen, dus heeft ze mij gevraagd om die taak op me te nemen. Dus ik speel een rol en ik speel een spel, ook al had ik reeds anderhalf uur een gesprek gehad met het meisje. Zoals we reeds hoger signaleerde, wordt de onderhoudsbijdrage vaak ervaren als

een last binnen de familie. Soms uit dit zich in een gedetailleerde controle van de verzonden facturen door het rusthuis. De kleinste kost moet worden gerechtvaardigd om zo spanningen te vermijden. Dit gebeurt vooral in families waar de terugvordering als onrechtvaardig wordt ervaren, maar ook in families waar er al veel financiële moeilijkheden zijn. Het is daarom niet dat ze niet inzitten met het welzijn van hun ouders. Een aantal onderhoudsplichtigen vermelden een probleem wat betreft de kosten die worden veroorzaakt door voorschriften van medicamenten. Deze problematiek is niet vreemd aan de maatschappelijk werkers die we hebben geïnterviewd.

Ja, de maatschappelijk werker had me gezegd, “voila, het rustoord kost zoveel, uw moeder heeft zoveel inkomsten en zal zoveel zakgeld krijgen.” Maar ze heeft me nooit gesproken over de kosten van de medicamenten die erg hoog kunnen oplopen. Dat varieert van 65 euro en kan oplopen tot 160 euro. Maar goed, men heeft haar daarover gesproken, ook Meneer X. Maar zij kon het niet begrepen en zei: "goed, als ik mijn dokter zal zien, zal ik hem vragen dat hij zo weinig mogelijk medicamenten voorschrijft.” Dus dan hebben ze erover gediscussieerd met Mevrouw X, de hoofdverpleegster, en toen de dokter kwam en toen we aan het wachten waren, zei Meneer X me , "maar zij vraagt zelf altijd aan de dokter om medicamenten voor te schrijven...”

Ja, alle weken. En ik heb opgemerkt dat de medicamenten die men het vaakst voorschrijft, het duurst zijn. Dafalgan, er zijn 32 zakjes in een doos, en ze ontvangt er 2 per dag. Eén ‘s morgens en één ‘s avonds. Dus met 2 dozen per maand zou ze genoeg moeten hebben, maar ik heb hier facturen met 4 dozen, en dus ik protesteer… Maar waarom moet ik dat betalen... “Ja, maar er zijn mensen die niet de middelen hebben...” Dus ik moet betalen voor de mensen die geen middelen hebben, ik heet niet het Rode Kruis hé. Ik kan niet zeggen of we zo’n gevallen niet hebben gehad, er is het geval van mijn moeder en er zijn mensen die mij hebben gezegd “wantrouw de facturen, je moet ze goed nakijken en controleren want je wordt langs alle kanten te grazen genomen.”

Een aantal onderhoudsplichtigen klagen de vertraging aan waarmee ze de facturen

ontvangen. Het kan soms zijn dat ze gedurende maanden geen facturen ontvangen en dan worden verondersteld om onmiddellijk verschillende maanden te betalen. Deze onderhoudsplichtigen eisen vaak tevergeefs een betere organisatie omtrent hun betalingen. De vraag om de betaling te spreiden wordt dus in dit geval geaccepteerd omdat het OCMW niet aan de eerste eis kan voldoen. We hebben kunnen vaststellen bij de bezoeken aan de OCMW’s dat er een grote variatie bestaat waarmee de boekhouding wordt gevoerd dus dat

Page 158: Onderzoek naar de effecten van een eenheidsschaal voor tussenkomsten van onderhoudsplichtigen in de verblijfskosten van bejaarden in een rusthuis

152

het moeilijk is om soms op een systematische en consistente manier te factureren. Bovendien, kunnen de rustoorden niet altijd op een maandelijkse manier de onderhoudsbijdrage eisen, gegeven dat bepaalde kosten, door de hospitalisatie bijvoorbeeld, altijd later arriveren. Bijgevolg, kunnen de onderhoudsbijdragen soms een zekere fluctuatie kennen. Deze veranderingen maken het de onderhoudsplichtige er niet makkelijker op aangezien ze hun situatie van maand tot maand zien evolueren wat toch een bepaalde stress tot gevolg heeft.

De meerderheid van de onderhoudsplichtigen vindt het jammer dat ze hun solidariteit niet op een andere manier kunnen tonen dan een tussenkomst in de verblijfskosten. De bedragen die worden geëist laat hen niet altijd toe om te voldoen aan de noden en behoeften van de bejaarde. Ze citeren vaak hun wil om rechtstreeks het maandelijkse zakgeld van de bejaarde te bekostigen. Zoals reeds vermeld is dit thema gebonden aan een reglementering. De OCMW’s profiteren soms van hun statuut als ‘leverancier’ van geld. Of, zelfs als er momenteel een huidig reglement bestaat, gebeurt het dat de families de bejaarde enkel komen bezoeken op het moment dat het rustoord het zakgeld uitdeelt. Aan de andere kant zijn de geïnterviewde personen niet tevreden over het bedrag van het zakgeld. Het zou onvoldoende zijn. Ze zouden trouwens graag direct hun ouders willen helpen in de aankoop van hun kleding, maar zien zich daarin soms beperkt door de verplichte onderhoudsbijdrage. Een vrouw legt ons uit hoe moeilijk het voor haar is om in de verblijfskosten van het rustoord tussen te komen en tegelijkertijd tegemoet te komen aan de vraag van haar vader omdat het zakgeld voor hem niet volstaat. Eén onderhoudsplichtige drukt zijn verwarring uit tegenover het feit dat de bejaarde zich niet altijd bewust is van de hulp die wordt geboden door zijn kinderen. Hij gelooft dat het OCMW niet altijd toelaat aan de bejaarde dit te weten.

Zij is ervan overtuigd dat ik geen frank betaal, daar ben ik zeker van. Ik weet niet waarom maar er is geen middel om het haar uit het hoofd te praten. “Mama, elke maand kom ik tussen voor het kleine verschil dat moet worden betaald.” “Maar nee, dat is niet waar.” Dat is niet erg. Ik denk dat je vanaf een bepaalde leeftijd niet meer moet proberen om de dingen te veranderen. “Heb ik genoeg om te betalen?” Ik zeg haar dan, “maak je geen zorgen, je hebt genoeg om te betalen wat je hier nodig hebt.” Ik vind het in elk geval, dat het nodig is om een boodschap te laten doordringen bij de rusthuizen. Het is aan hen te zeggen dat het niet het OCMW is dat alles betaald, ik weiger om dat te doen. En nu houd ik mij voor dat het toch niks opbrengt om haar daar nog over aan te spreken. Ze is ervan overtuigd dat het OCMW alles betaald omdat dat de boodschap is die men in het rusthuis doorgeeft. En als wij, onderhoudsplichtigen, er dan naartoe gaan, wij die betalen…het is niet dat wij behoefte hebben aan erkenning, maar dat men toch weet dat wij betalen dat men iets voor haar doet. Maar dat zegt men hen niet.

Wanneer we nu terugkomen op de concrete evaluatie van het Koninklijk Besluit

tonen bijna alle onderhoudsplichtigen zich tevreden over de uniformisering van het barema. Meerderen onder hen geloven trouwens dat dit al altijd het geval is geweest. Deze tevredenheid stamt voort uit de idee dat elk individu gelijk moet zijn voor de wet. Ze zijn

Page 159: Onderzoek naar de effecten van een eenheidsschaal voor tussenkomsten van onderhoudsplichtigen in de verblijfskosten van bejaarden in een rusthuis

153

eveneens akkoord met de idee dat er uitzonderingen kunnen worden gemaakt omwille van billijkheidsredenen, en dit zelfs wanneer ze niet akkoord zijn met hun eigen situatie.

Op de vraag wat verbeterd zou mogen worden, antwoorden de onderhoudsplichtigen dat men meer rekening dient te houden met de uitgaven. Het zou enkel op het werkelijke vermogen van de familie mogen worden berekend, nadat de kosten er zijn vanaf getrokken. Ze zijn eveneens van mening dat men meer rekening moet houden met de cumulatie van de inkomens van getrouwde koppels. Eén maatschappelijk werker heeft de idee vermeld om een belastingsvermindering in te voeren specifiek voor de echtgeno(o)t(e), ongeacht of deze werkt, gegeven dat zij niet meer worden beschouwd als persoon ten laste, zoals dat voorheen wel het geval was.

Sommigen vermelden het feit dat de belastingsaangifte, waarop de maatschappelijk werkers zich baseren, niet altijd de werkelijke financiële situatie reflecteert omdat het gaat over de inkomsten van het voorgaande jaar. Hoewel deze opmerking terecht is, is het aan de onderhoudsplichtige om zijn recht te doen gelden indien er een verandering in zijn situatie heeft plaatsgevonden. Daarentegen hebben we kunnen vaststellen, in een specifieke situatie, dat een herziening niet onmiddellijk wordt genomen. We kunnen ons afvragen of de onderhoudsplichtige voldoende op de hoogte is van de mogelijke hulpwegen.

Wat betreft de mogelijkheid om volledig afstand te doen van de onderhoudsplicht, nemen de respondenten niet echt een uitgesproken standpunt in. Ze drukken hun tevredenheid uit voor de mensen die in deze gemeenten wonen waar de financiële middelen als voldoende wordt beschouwd om aan deze vraag tegemoet te komen. We kunnen veronderstellen dat het uitzonderlijke karakter van deze maatregel hen soms geruststelt met het idee dat ze niet de enige zijn die in deze situatie leven. Herinneren we eraan dat zelfs wanneer ze liever niet betalen, ze geloven dat een meerderheid van de gevallen waarin met moet tussenkomen, kan worden gerechtvaardigd door de familiale solidariteit.

C. In Vlaanderen

De meeste onderhoudsplichtigen hebben een nogal dubbel gevoel tegenover de onderhoudsplicht. In principe vinden onderhoudsplichtigen het vanzelfsprekend dat ze moeten bijdragen voor de hulpbehoevende ouder en ze argumenteren dat de ouders hen zelf gedurende hun hele levensloop hebben gesteund en geholpen. Deze solidariteit is echter niet onbeperkt. Er zijn situaties waarin de onderhoudsplicht als erg problematisch wordt ervaren:

In principe heb ik daar geen problemen mee, dat kinderen onderhoudsplichtig zijn. Het gaat er bij mij niet om dat ik niet wil betalen. Zeggen ze morgen: “we schaffen het af, ok.” Ik zou niet zeggen dat ze dat van mij niet moeten afschaffen. Maar bijdragen is geen probleem, maar het moet wel een deftige dingen blijven, niet zoals we nu getrakteerd worden. Ik vind ook en dat stoort mij enorm: wij draaien nu op voor het onverantwoord gedrag van mijn schoonouders. Moesten mijn schoonouders nu mensen geweest zijn die hard gewerkt hebben, veel tegenslag gehad hebben, met hun gezondheid gesukkeld hebben,…dan zou ik echt mij in

Page 160: Onderzoek naar de effecten van een eenheidsschaal voor tussenkomsten van onderhoudsplichtigen in de verblijfskosten van bejaarden in een rusthuis

154

bochten wringen om te kunnen betalen, want het is ook niet omdat het mijn schoonouders zijn dat ik dat niet zou willen. Ze hebben gewoon heel veel verknoeid. Ik heb mijn schoonvader nooit weten werken van zolang ik mijn man ken, want hij was afgedankt rond de 50. Dan denk ik: “ga dan wat hofkes opmaken of zo.” Mijn schoonmoeder had dan ook een job en is dan afgedankt wegens drankmisbruik. Voor mij ligt dat dan ook heel zwaar en die leefden maar… ze deden ook geen zotte dingen want dat zullen ze niet gekund hebben, maar ze hebben bij niks nagedacht. Wij zijn nu al aan het pensioensparen enzo omdat wij dat onze kinderen gewoon niet willen aandoen.

Of onderhoudsplichtigen het gerechtvaardigd vinden dat ze moeten bijdragen is dus

erg situatieafhankelijk. Problemen stellen zich vooral wanneer de verschuldigde bedragen erg hoog oplopen, het contact tussen ouder en kind is verstoord, of wanneer kinderen moeten opdraven voor ’het gat in de hand’ van de ouders. In dit verband wordt ook aangehaald dat personen zonder kinderen nergens rekening mee moeten houden en al hun geld kunnen uitgeven voor ze in het rustoord belanden. De kosten worden dan toch automatisch op het OCMW verhaald.

Daarnaast worden er nog vele nadelen vernoemd die aan de onderhoudsplicht zijn verbonden: het zorgt ten eerste voor spanningen tussen man en vrouw:

Ik wil er wel op wijzen dat dat spanningen meebrengt in een huwelijk. Mijn man vindt dat vanzelfsprekend van dat te doen, maar hij ziet het als een beperking van zijn mogelijkheden, wat het ook is en als er iets tegenzit zijn dat de eerste verwijten die komen. Ik vind dat wel een belangrijk feit. Mijn man staat er op goede momenten volledig achter, hij begrijpt het wel, maar als er iets is, zijn dat de eerste verwijten die boven komen.

Op dit punt oppert men dat de onderhoudsplicht niet mag worden berekend op het

gezamenlijk belastbaar inkomen, maar enkel op het inkomen van het kind van de bejaarde zelf. De echtgeno(o)t(e) van de onderhoudsplichtige heeft immers weinig te maken met de bejaarde in het rusthuis. Deze maatregel zou al enigszins kunnen verhelpen aan de spanningen tussen man en vrouw.

Kinderen mogen onderhoudsplichtig zijn. Ik leg de nadruk op kinderen. Want als je gaat kijken in de folders dat het OCMW van Antwerpen uitgeeft dan staat daar ook uitdrukkelijk in dat kinderen onderhoudsplichtig zijn. Maar als men dan in de praktijk ziet, dan gaat men moeten betalen op het gezamenlijk belastbaar inkomen. Dat vind ik niet correct. Ze moeten zeggen: “het moet berekend worden op basis van mijn inkomen want mijn vrouw heeft met mijn ouders niks te zien...” Als ze op het enkel belastbaar inkomen zouden berekenen, dan denk ik dat je meer aan een faire berekening komt.

Naast spanningen tussen echtgenoten brengt de onderhoudsplicht soms ook ruzies

tussen de verschillende kinderen van de bejaarde teweeg:

Ze zijn met 3. En de oudste is gescheiden en woont samen en moet niet betalen omdat ze apart op de belastingsbrief staat en daar krijg ik grijs haar

Page 161: Onderzoek naar de effecten van een eenheidsschaal voor tussenkomsten van onderhoudsplichtigen in de verblijfskosten van bejaarden in een rusthuis

155

van hé. Wij zijn een jong gezin, 2 kinderen die nog serieus wat kosten vragen en zij woont samen dus 2 inkomens. Het OCMW kijkt het veel te veel volgens belastingsaangifte en daarmee is de kous af. Ik vind dat men veel meer geval per geval moet bekijken.

In deze situatie worden samenwonenden bevoordeeld ten opzichte van gehuwden,

aangezien er bij hen enkel rekening wordt gehouden met het inkomen van het kind en niet met het gezamenlijk belastbaar inkomen. Vooral het feit dat het moeilijk na te gaan is welke de werkelijke inkomsten en de werkelijke financiële welstand is zorgt voor ruzies tussen de kinderen. Zij weten immers meestal wel van elkaar hoeveel ze verdienen. Dat men nu rekening houdt met het kadastraal inkomen, komt hier enigszins aan tegemoet maar dit blijkt niet te volstaan om de werkelijke welstand te benaderen. Ook de problematiek rond zwartwerk hoort thuis in deze categorie.

Het belangrijkste argument dat de onderhoudsplichtigen echter aanhalen tegen de onderhoudsplicht zijn de gevoelens van schuld en machteloosheid die de bejaarden ervaren omdat ze financieel moeten worden gesteund door hun kinderen. Deze psychologische drempel zou voor vele senioren een echte drempel zijn naar opname in een rusthuis. Bovendien aanvaarden de ouderen het moeilijk of niet dat, na een leven van hard werken en van betalen van sociale zekerheidsbijdragen, het pensioen nog altijd niet volstaat voor de kosten van een rusthuis en dat ze toch nog op het OCMW en de kinderen moeten terugvallen. De kinderen zijn dezelfde mening toegedaan.

Ten eerste gaan al veel mensen niet naar een rusthuis omdat hun pensioen te klein is, dus dan blijven ze maar thuis. En ten tweede, als ze dan nog horen dat de kinderen moeten bijdragen, dan gaan ze helemaal al niet meer. Er zullen trouwens ook wel kinderen zijn die zeggen van ma blijf nog maar wat thuis want anders moet ik nog gaan bijbetalen.

Nog anderen vinden dat de zorg voor bejaarden gemeenschapszorg is en stellen

zich de vraag of het wel zo evident is dat, als een bejaarde wegens ziekte niet langer thuis kan blijven, de kinderen worden verplicht tussen te komen. Zij beschouwen plaatsing als een risico, dat zou moeten thuishoren in de sociale zekerheid net zoals een ziekenhuisopname.

Tot slot kan de onderhoudsplicht de armoede bestendigen en het legt een hypotheek op de toekomst van de kinderen:

Je gaat met 2 werken om vooruit te komen, om u kinderen een goede toekomst te geven, terwijl dat nu gehypothekeerd wordt door de zorg aan u ouders. Mensen die het goed hebben zullen nooit onderhoudsplicht hebben want die hun ouders hebben het meestal ook goed. Dus de onderhoudsplicht bestendigt de armoede. Doordat wij nu voor mijn ouders moeten betalen, wat ik heel graag doe, maar hypothekeer je reeds de toekomst van je kinderen. Waarom werken wij met twee? Om vooruit te komen. Wij hebben een eigen huis, met moeite. Door een groot stuk inbreng van mijn man. Ik heb gelukkig een goede opleiding gekregen van mijn ouders. Dat is een vaststelling voor de eerste groep mensen die het goed hebben, maar toch niet bij de betere horen. Mensen die met twee werken om vooruit te komen en die moeten dan geld geven aan hun ouders. Dan denk ik: waarom kan het

Page 162: Onderzoek naar de effecten van een eenheidsschaal voor tussenkomsten van onderhoudsplichtigen in de verblijfskosten van bejaarden in een rusthuis

156

niet beter verdeeld worden over heel de bevolking. Wij hebben immers ook niet gekozen om mijn vader weg te doen. Moest het thuis haalbaar zijn, moest er in die tijd nachtopvang geweest zijn, moet je hem wel weg doen. Het is ook niet altijd een vrije keuze dat je maakt. Ik vind het complex soms. Gevolg van deze problemen is dat als men de keuze laat tussen de onderhoudsplicht

afschaffen of behouden, de onderhoudsplichtigen bijna allemaal voor afschaffing kiezen. In feite vinden ze het onrechtvaardig dat de bejaarde “op zijn oude dag” nog een beroep moeten doen op de steun van het OCMW en de kinderen. Veel onderhoudsplichtigen vinden dat het nationale pensioenstelsel tekort schiet. De koopkracht van de wettelijke pensioenen is te laag in vergelijking met de hoge kostprijs van de rusthuizen. Men zou mogen veronderstellen dat éénieder die gewerkt heeft, bij de op pensioenstelling minstens een pensioen moet hebben dat de kosten van een OCMW-rusthuis dekt.

Ik vind dat een pensioen moet voldoende zijn om een rusthuis te kunnen bekostigen. En daarvoor mogen de belastingen gerust stijgen voor mij, dat het eerlijk verdeeld wordt over heel de bevolking. Als mensen heel hun leven gewerkt hebben, hebben ze daar wel recht op vind ik. Het is vooral dat mijn ouders niets meer achter de hand hebben en gepensioneerd zijn als zelfstandigen dat zij niet toekomen.

Ook het belastingstelsel wordt aangeklaagd. Er ontstaat een pervers neveneffect van

de onderhoudsplicht op de fiscale situatie van de ouder. Het onderhoudsgeld is voor 80% fiscaal aftrekbaar in hoofde van de betalende kinderen. Dit impliceert belastbaarheid in de belastingsaanslag van de hulpbehoevende ouder. Het onderhoudsgeld (beperkt tot 80%) wordt bij de ouder belast. Dus verhoogt het netto belastbaar inkomen van de hulpbehoevenden. Het feit dat het door het onderhoudsplichtige kind betaalde onderhoudsgeld bij de begunstigde ouder wordt belast, kan ook voor de kinderen minder prettige gevolgen hebben. Immers de door de hulpbehoevende ouder verschuldigde belastingen, die worden verhoogd met de belasting op het onderhoudsgeld, kunnen op hun beurt worden verhaald op het kind dat het onderhoudsgeld heeft betaald.

Wanneer de bejaarde in een rusthuis dient te worden opgenomen, zijn maar weinig kinderen zich in eerste instantie er van bewust dat, wanneer het inkomen van hun ouders ontoereikend is voor de financiering van hun verblijf in het rustoord, het OCMW de kosten gaat verhalen op hen. Vaak komt dit als een echte verrassing. Wanneer het OCMW dan overgaat tot verhaal is er niet veel contact en begeleiding. De meeste onderhoudsplichtigen zijn dan ook absoluut niet op de hoogte van de procedure en de wetgeving hieromtrent. Onderhoudsplichtigen kunnen meestal wel terecht bij het OCMW als ze vragen hebben, maar uitleg komt er zelden spontaan.

Onderhoudsplichtigen ervaren dit gebrek aan informatie als een probleem en pleiten

voor meer transparantie:

Ik zou wel meer duidelijkheid willen krijgen. Ik weet eigenlijk niets. Ook niet of het bedrag dat ik betaal dat dat echt nodig is. Ik ga ervan uit dat dat op een eerlijke wijze gespeeld wordt, moest ik wantrouwig zijn, dan weet ik het niet. Ik weet ook niet hoeveel mijn vader betaalt in het rusthuis. Ik ken wel de dagprijs, maar niet de kosten die hij daar maakt of hoeveel hij trekt van de zorgverzekering…ik weet daar allemaal niets van.

Page 163: Onderzoek naar de effecten van een eenheidsschaal voor tussenkomsten van onderhoudsplichtigen in de verblijfskosten van bejaarden in een rusthuis

157

Dat gebrek aan informatie en transparantie komt op meerdere manieren tot

uitdrukking: onwetendheid over hoe het bedrag wordt berekend, afhandeling per brief, enzovoort. Een ander belangrijk knelpunt zijn de rekeningen die worden opgestuurd door het OCMW. Geen enkele ondervraagde onderhoudsplichtige krijgt een duidelijk overzicht met de gemaakte kosten en de inkomsten van de bejaarden.

Er is veel onduidelijkheid betreffende de dagprijs en maandelijkse grote verschillen in de terugvordering: soms is dat 17 euro en de andere keer is dat 82 euro ofzo. Mijn oudste zus belt zo wel eens om dat te vragen maar dan wordt ze zo een half uur doorverbonden ofzo, dus het contact met het OCMW is niet zo optimaal. Je moet ook zo zelf aan alles denken.

Een onduidelijke rekening blijkt soms een belangrijke reden voor

onderhoudsplichtigen om niet te betalen. Het maakt de onderhoudsplichtige wantrouwig. Bovendien wordt dit wantrouwen extra gevoed door de vaak maandelijks grote verschillen in terugvordering. Het blijkt zeer moeilijk te zijn een meer gedetailleerd overzicht te krijgen van de gemaakte kosten. Meer transparantie en duidelijkheid zouden de lasten voor de onderhoudsplichtigen veel dragelijker maken. Ook over het zakgeld en vakantiegeld heerst veel onduidelijkheid.

Wij hebben altijd opnieuw aangetekende brieven naar het OCMW van X gestuurd om te vragen naar een duidelijke afrekening en voor het eerst dit jaar hebben we nu een afrekening gekregen grosso modo, nog altijd heel weinig. Van het rusthuis vroeger in Y, toen we moesten betalen voor haar moeder, kregen wij altijd een gedetailleerde afrekening. Nu krijgt het OCMW van X die afrekening van het rusthuis en wij vroegen een kopie daarvan, maar dat konden ze ons nooit geven. En we zeiden altijd: “we willen betalen maar dan willen we een duidelijke afrekening. We betalen niet als we geen duidelijke afrekening krijgen...” Wij hebben dat dan niet betaald hé want wij hebben altijd gezegd dat we eerst een correcte afrekening willen krijgen. Uiteindelijk: je betaalt toch ook u telefoon toch niet als je geen bewijzen hebt van wat je gebeld hebt. Als ze zo maar ineens zeggen van je moet het dubbele gaan betalen en ik bel toch niet meer deze maand als vorige maand. En je moet ineens dubbel bij betalen. Daar moet je toch wat uitleg bij krijgen. Onderhoudsplichtigen worden meestal enkel verzocht hun aanslagbiljet op te sturen

waarna er een afrekening volgt. Bij de instelling van het eenheidsbarema werden slechts drie onderhoudsplichtigen via een brief op de hoogte gebracht door het OCMW om te melden dat er een wijziging werd doorgevoerd. Na de instelling van het eenheidsbarema wisten vier van de elf onderhoudsplichtigen hoe het bedrag werd berekend dat ze moesten betalen. Twee ervan waren op de hoogte via de krant of het internet, de andere twee waren naar het OCMW gegaan om meer duidelijkheid te vragen over de enorme stijging van de verschuldigde som.

Gevraagd naar een reactie op de eenheidsschaal, tonen de onderhoudsplichtigen zich hier wel voorstanders van. Zij vinden het maar normaal dat iedereen met ongeveer hetzelfde inkomen, hetzelfde betaalt. Wel klagen sommigen over de hoogte van het bedrag. In dit verband wijzen onderhoudsplichtigen erop dat het bedrag dat door het OCMW wordt

Page 164: Onderzoek naar de effecten van een eenheidsschaal voor tussenkomsten van onderhoudsplichtigen in de verblijfskosten van bejaarden in een rusthuis

158

berekend ook niet het enige is dat moet worden betaald. Daarnaast komen er nog vele kosten bij zoals de kleding voor de bejaarden, extra eten, het zakgeld, enzovoort.

En het wil niet zeggen dat die mensen in een rusthuis zitten, dat enkel die kosten betaald moeten worden hé. Die mensen moeten ook nog gekleed worden hé, die hebben ook hun ditje en hun datje. En ik krijg dan het antwoord van de maatschappelijk assistente: “ze hebben nog hun zakgeld.” Ik zeg: “excuseer mij, dat is wel hun geld hé, daar blijf ik af.” Daar doen ze mee wat ze willen, kleinigheden betalen zoals snoep en toestanden. Ze mogen toch nog iets hebben hé.

Bij de meeste onderhoudsplichtigen heeft de onderhoudsplicht geen belangrijke

impact gehad op hun leven. In een aantal situaties is dit echter wel het geval. Er is vooral een grote financiële impact bij onderhoudsplichtigen die enig kind zijn of wanneer meerdere (schoon)ouders zijn opgenomen in een rusthuis. Wanneer het contact met de bejaarde slecht is en het OCMW beslist toch terug te vorderen, lijkt er vooral een sterke emotionele impact te zijn.

Ik vind wel dat dat een impact heeft op ons leven: je moet een hele stap terugzetten hé, je bouwt iets op, je verdient iets. Wij wilden bijvoorbeeld dit huis kopen, dat ging niet meer hé. Gelukkig hebben wij een sociaal huurhuis, dan valt de huur nogal mee, maar op de private huurmarkt, dan zou ik niet weten hoe ik dat moet doen.

Page 165: Onderzoek naar de effecten van een eenheidsschaal voor tussenkomsten van onderhoudsplichtigen in de verblijfskosten van bejaarden in een rusthuis

159

4.17. Denkt u dat er nog verbeteringen nodig zijn? De elementen die hieronder worden vernoemd, beschrijven de verbeteringen -

vermeld door de respondenten - die op de huidige wetgeving omtrent de onderhoudsplicht zouden moeten gebeuren. Deze punten worden in willekeurige volgorde weergegeven.

Verschillende personen vinden het onrechtvaardig dat het enkel de getrouwde en wettelijk samenwonende koppels zijn die moeten tussenkomen in de verblijfskosten van hun ouders terwijl bij koppels die onofficieel samenwonen, enkel het kind dient te betalen.

Zowel maatschappelijk werkers, voorzitters als onderhoudsplichtigen vinden dat de

schaal rekening moet houden met wat de families werkelijk bezitten.

Een aantal respondenten denkt dat de schaal rekening moet houden met de gemeentelijke verschillen met betrekking tot de huurprijzen. Nochtans wordt deze visie gecontesteerd. Het principe van uniformiteit verliest zo immers zijn doel als alle beïnvloedende factoren in rekening moeten worden genomen.

Een aantal maatschappelijk werkers hebben een vraag geformuleerd om het sociaal

onderzoek en het financieel onderzoek anders te organiseren, zodat de twee taken niet door dezelfde persoon zouden moeten worden uitgevoerd. Er werd trouwens vastgesteld dat deze manier van werken in sommige OCMW’s reeds wordt gebruikt. Twee voorzitters meldden zelfs het idee dat het financieel onderzoek zou kunnen worden uitgevoerd door de POD Financiën

Een aantal onderhoudsplichtigen en maatschappelijk werkers onderstrepen het

gebrek aan uitleg en communicatie met de hiërarchische autoriteiten.

We merken op dat de personen van het OCMW niet altijd vertrouwd zijn met informatica en het internet. In vele OCMW’s is het leerproces nog aan de gang.

Een aantal personen van het OCMW geloven dat de nieuwe wetgeving slechts een

tussenfase is in het beleid omtrent de problematiek van de onderhoudsplicht.

Een aantal voorzitters hebben voorstellen tot verbetering geformuleerd. Men moet rekening houden dat deze voorstellingen vaak in de richting gaan van een valorisatie van de collectieve solidariteit (supplementaire federale hulp, het ziekenfonds dat alles ten laste neemt, …).

Talrijke personen klagen over de beheerders van goederen die niet altijd aan de

verwachtingen van het OCMW beantwoordt. Men schrijft hen een gebrek aan transparantie toe. Deze personen vinden eveneens dat het noodzakelijk is te strijden tegen verschillende vormen van fraude uitgevoerd door onderhoudsplichtigen, beheerders van goederen en private rustoorden.

De verschillende OCMW’s wijzen op de verschillen tussen particuliere en publieke

rusthuizen. Er bestaat een gebrek aan transparantie bij de private rusthuizen.

Page 166: Onderzoek naar de effecten van een eenheidsschaal voor tussenkomsten van onderhoudsplichtigen in de verblijfskosten van bejaarden in een rusthuis

160

Vrijheid in keuze van rusthuis: mensen zijn vrij naar welk rusthuis ze gaan, ongeacht de kostprijs. Het OCMW is altijd verplicht tussen te komen in de kosten als bejaarden niet toekomen. Daar er voor vele rusthuizen wachtlijsten bestaan, is het niet altijd mogelijk naar de goedkoopste (OCMW)-rusthuizen te gaan, waardoor dit een grote kost kan betekenen voor de samenleving en/of de onderhoudsplichtige:

Nog zoiets: je kan naar een rusthuis gaan van 100.000 frank of je kan gaan naar één van 30.000 frank. Het is wel zo dat we ooit al wel eens iemand hebben aangeschreven dat in een ander, duurder rusthuis dan ons OCMW-rusthuis zat en dat er hier plaats was dat we gevraagd hadden om naar hier te komen. Je kan hier wel met een rusthuis voor de dag komen, maar er zou een wet zijn in België, ik kan het niet zeker zeggen, maar die zegt dat als je in een bepaalde stand hebt geleefd, dat je in die stand een rusthuis mag zoeken. En er is een heel groot verschil in prijs tussen publieke en private rusthuizen hé, die zitten niet onder dezelfde wetgeving hé. Maar er is natuurlijk vrijheid in keuze van wetgeving dus je kan er één uitkiezen. Bij dat ene geval hebben we wel aangeschreven om te vragen dat ze naar hier zou komen, maar je kan die natuurlijk niet verplichten hé, enkel aanraden (Voorzitter van een kleine gemeente).

Problemen voor de thuisblijvende partner: Dit betekent soms een groter probleem

dan de onderhoudsplicht van kinderen naar ouders toe. De thuisblijvende partner blijft met beperkte middelen achter. Is er wetgeving rond? (Toepassing in Antwerpen: thuisblijvende partner moet minstens beschikken over het leefloon. De minimumgrens is er 823 euro. Als het totale inkomen groter is dan 2 x 823 euro, wordt het totaal in twee gedeeld)

OCMW’s hebben het gevoel dat de laatste tijd vanuit de federale overheid een

aantal maatregelen worden genomen die veel kosten met zich meebrengen vanuit de OCMW’s, zonder financiële compensaties die er tegenover staan. Men moet steeds bij de gemeente gaan smeken om subsidies. Dus als de federale overheid beslist om de onderhoudsplicht af te schaffen, dienen zij volgens de respondenten hiervoor compensaties te bieden en mag dit niet worden afgewenteld op de lokale overheid.

Het is niet gemakkelijk om het actuele inkomen te bepalen indien de situatie is

veranderd van de onderhoudsplichtige, bijvoorbeeld wanneer deze werkloos werd of op pensioen is gegaan. Een wettelijke regeling hieromtrent is wenselijk (wat met vakantiegeld, dertiende maand, ...)

Page 167: Onderzoek naar de effecten van een eenheidsschaal voor tussenkomsten van onderhoudsplichtigen in de verblijfskosten van bejaarden in een rusthuis

161

5. Conclusie en aanbevelingen Doorheen de verzamelde informatie en op basis van de twee onderzoekslijnen werd

vastgesteld dat het discours van de respondenten moet worden geplaatst binnen een ruimere logica. Velen onder hen beklemtoonden bepaalde thematieken zoals het welzijn van de bejaarden in een instelling. De gesprekspartners beantwoordden niet enkel de vragen, maar hechten bijzonder veel belang aan concrete situaties waarmee ze doorheen hun professionele praktijk te maken hebben.

Praktisch iedereen gaat akkoord met het principe van het eenheidsbarema hoewel er

wel verschillende opmerkingen werden gegeven omtrent de toepassing ervan. Een aantal respondenten beklemtoonden het belang van de gemeentelijke autonomie en wezen op de grenzen van de uniformiteit. Een strikte reglementering laat bovendien maar weinig plaats voor billijkheidsredenen.

Zowel in Vlaanderen als Wallonië vindt de meerderheid van de respondenten dat de

onderhoudsplicht moet behouden blijven. De familiale solidariteit beschouwd men als een belangrijke pijler van het maatschappelijk bestel; men moet slechts een beroep doen op de collectieve solidariteit wanneer er geen andere mogelijkheden resten. Bijgevolg moet de steun van het OCMW residuair blijven. Verschillende respondenten vinden bovendien dat de familiale solidariteit breder moet worden geïnterpreteerd dan enkel financiële solidariteit.

De meeste onderhoudsplichtigen hebben een nogal dubbel gevoel tegenover de

onderhoudsplicht. In principe vinden ze de familiale solidariteit vanzelfsprekend, maar deze is allerminst onbeperkt. Volgens hen werkt de onderhoudsplicht familieruzies in de hand en ervaart de bejaarde het als een mislukking dat de kinderen moet bijdragen.

5.1. Betreffende het maatschappelijk werk:

A. Tussen het belang van familieverbanden en het beheersdiscours

Het thema van familiale relaties werd zeer vaak aangesneden, vooral door de maatschappelijk werkers. Vermoedelijk komt dit doordat zij vaak een vertrouwelijke relatie onderhouden met de families waarbij een bejaarde wordt geplaatst. Bij het stellen van de vragen merkten we dat er veel belang wordt gehecht aan de complexe familiale structuren en de goede verhoudingen binnen de familie. De toenemende complexiteit van de familiestructuren, de verhoudingen van de echtgenoten binnen het huwelijk en de dualiteit waarbinnen de onderhoudsplichtigen zich bevinden wanneer ze worden geconfronteerd met de taak om hun ouders te helpen, zijn elementen waar de maatschappelijk werkers geen vat op hebben. Toch blijken deze factoren essentieel voor het goede verloop van de procedure van een plaatsing. In zulk een familiale complexiteit kan de positie van de maatschappelijk werkers zeer delicaat zijn en het is bijgevolg niet verrassend dat het thema rond familiale relaties eveneens vaak wordt aangesneden door de onderhoudsplichtigen. Herinneren we eraan dat één van de vaakst vermelde eisen, de cumulatie van de inkomsten van een getrouwd of wettelijk samenwonend koppel in de berekening van de onderhoudsbijdrage betreft. De respondenten die moet tussenkomen

Page 168: Onderzoek naar de effecten van een eenheidsschaal voor tussenkomsten van onderhoudsplichtigen in de verblijfskosten van bejaarden in een rusthuis

162

voor de schoonouders vinden deze situatie erg onrechtvaardig tegenover feitelijk samenwonenden. Dit kan grote spanningen veroorzaken binnen de familie.

Het zou bijgevolg nuttig zijn zich eens te bezinnen over de cumulatie van de

inkomsten van getrouwde of wettelijk samenwonende koppels. Zelfs wanneer dit principe wordt beschreven in het Burgerlijk Wetboek zorgt het voor vele problemen in het kader van de plaatsing van bejaarde personen in een rusthuis. Vele onderhoudsplichtigen stellen zich vragen over het fundament van dit principe wanneer ze moeten betalen voor iemand die hen nooit heeft opgevoed. Bovendien is de verhouding met de schoonouders niet altijd even goed. De oplossing voor dit probleem zou positief kunnen blijken, zowel voor de spanningen binnen de familie als voor een efficiënt beheer van de dossiers bij OCMW’s die minder klachten zouden krijgen.

De maatschappelijk werkers duiden op twee verschillende effecten van de

invoering van het eenheidsbarema. In eerste instantie is er een effect op de arbeidsvoorwaarden: het eenheidsbarema laat hen toe om meer tijd te besteden aan de sociale kant en de relatie met de onderhoudsplichtigen. Dit is het gevolg van de vereenvoudiging van het barema. Tegelijkertijd hebben een aantal OCMW’s enkele aanpassingen doorgevoerd bij de toepassing van het eenheidsbarema. Zo houden bijvoorbeeld enkele OCMW’s rekening met de partner als persoon ten laste. Niet elk OCMW hanteert bijgevolg dezelfde regels en er kunnen nog grote ongelijkheden bestaan ondanks de invoering van het eenheidsbarema.

Naast de familieverbanden hechten de geïnterviewden eveneens veel belang aan een bepaalde visie op het beheer. De analyse werd gerealiseerd volgens een specifieke software en toont de transversaliteit aan van een beheersdiscours dat de antwoorden op de gestelde vragen ruim overstijgt. Het beheer van de financiën, de organisatie van de plaatsingen en het nemen van de beslissing van een plaatsing zijn thema’s waarover de geïnterviewden graag uitwijden. De respondenten blijken bovendien meer belang te hechten aan de economische logica dan aan de sociale logica: de notie van rentabiliteit, winsten, zakencijfers en het aantal cliënten worden vaak aangehaald.

De organisatie van het werk gebeurt in sommige OCMW’s volgens een verdeling van taken die toelaat om de twee tegengestelde logica’s te verzoenen. Op bepaalde plaatsen wordt het financieel onderzoek niet uitgevoerd door de maatschappelijk werker, maar door een administratief medewerker. Deze beschikt over specifieke bevoegdheden van de boekhouding waardoor hij de bevoegdheden van de maatschappelijk werker aanvult zonder het sociale karakter van de terugvordering aan te tasten. De OCMW’s die deze manier van werken toepassen, stellen vast dat het hen toelaat om bepaalde moeilijkheden betreffende de behandeling van dossiers te vermijden.

B. De kennis van de informatie en het gebruik van informatica

We hebben vastgesteld in de analyse dat het gebruik van de informatica in het beheer van de dossiers bij de OCMW’s zowel positieve als negatieve effecten kent. Op bepaalde plaatsen zorgt het gebruik van informatica voor een sterke vereenvoudiging van de procedures, vergemakkelijkt het de verspreiding van informatie, de boekhouding en de fasen van de terugvordering. Nochtans ondervinden vele respondenten nog moeilijkheden

Page 169: Onderzoek naar de effecten van een eenheidsschaal voor tussenkomsten van onderhoudsplichtigen in de verblijfskosten van bejaarden in een rusthuis

163

om met deze instrumenten te werken. Deze lacune zorgt aldus voor meer complexiteit bij het werk. De kennis van informatica en het internet specifiek blijft dus een noodzaak.

Aan de andere kant blijkt dat - zelfs wanneer het Koninklijk Besluit evident lijkt bij de toepassing - het waarschijnlijk is dat het aantal fouten bij het in werking stellen van het Koninklijk Besluit kunnen worden vermeden door de verspreiding van informatie over het onderwerp. Momenteel ontvangen niet alle onderhoudsplichtigen dezelfde informatie, waardoor ze zich niet altijd bewust zijn van een wetswijziging. Om deze gebrekkige informatiedoorstroming te beperken, kunnen we ervan uitgaan dat het ontwerp van een specifiek document voor de onderhoudsplichtigen en een ander voor de personen die de wetgeving moeten toepassen bij de OCMW’s, hierbij nuttig kan zijn. Het eerste document moet relatief kort zijn met een simpele uitleg hoe de procedure verloopt en de mogelijkheid om de onderhoudsbijdrage fiscaal af te trekken in het kader van een geplaatste persoon in een rustoord. Het tweede document moet daarentegen veel complexer zijn. Het dient zeer gedetailleerd te vermelden hoe de berekening verloopt volgens de specifieke situatie. Enkele voorbeelden zouden het document kunnen vervolledigen om zo interpretatiefouten te vermijden. Bovendien moet de wil van de wetgever kort en simpel worden beschreven om de toepassingen van de wet toe te vergemakkelijken.

5.2. De toepassingen van het Koninklijk Besluit

A. De instelling van het eenheidsbarema

We kunnen dus besluiten dat er vooral positief werd gereageerd op het eenheidsbarema. Het betekent een grote vooruitgang aangezien het een sterke vereenvoudiging met zich brengt voor de OCMW’s en de maatschappelijk werkers, waardoor ook door de onderhoudsplichtigen het systeem sneller wordt aanvaard. Bovendien wordt het barema ervaren als een maatregel die meer wettelijk gewicht geeft aan de terugvordering en wordt het beschouwd als goed aangepast aan de laagste inkomens. Toch verschillen de meningen over de onderhoudsbijdrage bij de meer gefortuneerde onderhoudsplichtigen. De bedragen worden vaak als te hoog beschouwd in vergelijking met de bijdrage van de zwakste inkomens. Deze vaststelling hekelt dus de progressiviteit van de schaal, niet de terugvordering op zich.

Dat het oude barema werd vervangen door het eenheidsbarema had weinig impact

op de gehanteerde procedure van terugvordering. Deze procedure kan licht variëren naargelang van het OCMW, maar de grote lijnen zijn overal dezelfde. In Wallonië lijkt de invoering van het eenheidsbarema te hebben geleid tot een lichte vermindering van de onderhandelingsstrategie en een toename van financieel onderzoek.

Voor OCMW’s die een eigen barema hanteerden, kwam de invoering van een

eenheidsbarema meestal neer op een vereenvoudiging. Er worden gevallen vermeld waarbij het OCMW over geen barema beschikte bij de invoering van het eenheidsbarema, wat wellicht daarmee te maken heeft dat het kleine OCMW’s betreft. In het Waalse landsgedeelte worden bovendien OCMW’s gesignaleerd die het eenheidsbarema (nog) niet wensen toe te passen en het veeleer beschouwen als een referentiebarema waarvan gemotiveerd kan worden afgeweken.

Page 170: Onderzoek naar de effecten van een eenheidsschaal voor tussenkomsten van onderhoudsplichtigen in de verblijfskosten van bejaarden in een rusthuis

164

De onderhoudsplichtigen zijn slecht zelden op de hoogte van de verandering van de wetgeving. Ze zijn er van overtuigd dat de terugvordering reeds uniform was nog voor het Koninklijk Besluit in werking trad.

Hoewel de schaal wordt bekritiseerd wat betreft het maximumbedrag dat men kan

terugvorderen, wordt de verhoging van de inkomensdrempel waaronder het onmogelijk is om terug te vorderen, beschouwd als een sterke vooruitgang. Indien men zou recupereren bij de zwakke inkomens komen er alleen maar problemen bij en daarenboven zijn de kosten hoger dan de opbrengsten. Toch horen we soms argumenten voor het vragen van een zelfs symbolische bijdrage bij de lagere inkomens. Er blijkt dat sommige Waalse OCMWs onderhoudsplichtigen die zich beneden de drempel bevinden, er toch van overtuigen om een bijdrage te leveren.

In Vlaanderen vindt men de verhoging van de inkomensdrempel vanzelfsprekend

omdat het leven ook duurder werd en de mensen meer verdienen. Men staat er absoluut niet weigerachtig tegenover een bijkomende verhoging van de inkomensgrens. Vooral de OCMW’s die tijdens de oude barema’s een hogere grens hanteerden, vinden de drempel soms te laag. Ook vinden sommigen de schaal té progressief. In Wallonië daarentegen ziet men een verhoging niet zitten. De OCMW’s recupereren nu al vooral bij de inkomens die nét boven de grens vallen; de hogere inkomens vragen toch zelden een tussenkomst van het OCMW. Mocht de grens nog worden verhoogd, zou men bijna nooit meer kunnen terugvorderen en zou dit een reden kunnen vormen voor het afschaffen van de onderhoudsplicht.

In Vlaanderen reageert men eveneens overwegend positief op het in rekening

nemen van het kadastraal inkomen. Een grote/extra woning wordt beschouwd als een teken van welstand waardoor het gerechtvaardigd is om de onderhoudskosten te verhalen op de descendenten. Het helpt eveneens om familietwisten te voorkomen.

Opmerkelijk is echter dat deze maatregel zowel in Vlaanderen als in Wallonië en

Brussel vooral theorie blijft; dat komt door de hoge grens van € 2000. Een aantal (Vlaamse) respondenten vindt die grens dan ook te hoog, zeker in vergelijking met de inkomensdrempel. Ook wordt opgemerkt dat men enkel rekening mag houden met het kadastraal inkomen indien men onder de inkomensdrempel valt.

In Wallonië en Brussel zijn de meningen eerder verdeeld en zijn er ook een heel

aantal negatieve reacties op het in rekening nemen van het kadastraal inkomen. De vastgoedsector zou te snel evolueren en de actuele waarde van de gezinswoning is zelden in overeenstemming met het kadastraal inkomen. Bovendien is, afhankelijk van de plaats waar men woont, het kadastraal inkomen erg verschillend voor gelijkaardige woningen. Er wordt bovendien opgemerkt dat het roerend inkomen (en andere moeilijker te traceren inkomens) met deze berekeningswijze buiten schot blijft, terwijl dat toch ook voor heel wat ongelijkheid zorgt.

Hoewel de vereenvoudiging van het barema meestal wordt ervaren als positief,

tonen de respondenten zich paradoxaal genoeg voorstander van een meer complexe toepassing van het barema. Meer bepaald vindt men dat het barema onvoldoende rekening houdt met de uitgaven van de onderhoudsplichtigen. Zo is het mogelijk dat aan de ene kant iemand het idee van een vereenvoudiging van het barema verdedigt, en langs de andere kant wil dat men rekening houdt met andere factoren die de berekening alleen maar

Page 171: Onderzoek naar de effecten van een eenheidsschaal voor tussenkomsten van onderhoudsplichtigen in de verblijfskosten van bejaarden in een rusthuis

165

complexer zouden maken. Een tussenliggende positie zou kunnen worden overwogen: het is bijvoorbeeld misschien nuttig om een aantal uitgaven bij de berekening in acht te nemen zonder daarbij het barema overdreven complex te maken.

B. Afschaffing van de onderhoudsplicht met akkoord van de gemeente

De belangrijkste verandering gebeurde in de gemeenten die besloten van integraal van terugvordering bij de onderhoudsplichtigen af te zien. Bij twee van de vier bevraagde OCMWs die de onderhoudsplicht hebben afgeschaft in Vlaanderen en bij één OCMW in Wallonië, wordt het financieel onderzoek bij de bejaarde veel strenger uitgevoerd dan voorheen, dit om te voorkomen dat mensen misbruik maken van de maatregel.

De OCMW’s die volledig afstand doen van de terugvordering van

onderhoudsplicht blijven uitzonderlijk. De meerderheid van de OCMW’s in België verdedigt de familiale solidariteit en vindt dat de hulp van het OCMW residuair moet blijven. De anderen vinden dat de politiek moet verzekeren dat de bejaarden voldoende middelen bezitten om hun leven in waardigheid te eindigen zonder afhankelijk te zijn van de kinderen.

Het is eveneens belangrijk te onderstrepen dat een groot aantal geïnterviewden

vinden dat de onderhoudsplicht, als een vorm van solidariteit, niet beperkt mag blijven tot de financiële solidariteit, maar dat een bijzondere aandacht moet worden geschonken aan de relationele dimensie tussen de bejaarde en de familieleden.

Financiële argumenten om te pleiten voor het behoud van de onderhoudsplicht worden vooral in Wallonië aangehaald, waar men stelt dat het afschaffen ervan een belangrijk verlies aan inkomsten betekent. In Vlaanderen zegt de meerderheid van de OCMW’s dat de inkomsten uit de onderhoudsplicht minimaal zijn en dat de afschaffing ervan geen grote financiële impact zal hebben. Althans niet direct; ze geloven wél dat de afschaffing vele kinderen ervan zal weerhouden om spontaan hun opgenomen vader of moeder financieel te steunen, zodat OCMW-hulp geheel of gedeeltelijk achterwege kan blijven. Toch kennen de OCMW’s die de onderhoudsplicht hebben afgeschaft, geen stijging in het aantal onderhoudsplichtigen en misbruiken.

We merken dat de financiële consequenties wel sterk variëren van de ene gemeente

ten opzichte van de andere, afhankelijk welke procedure ze voorheen gebruikten. De OCMW’s die een barema hanteerden dat een groot deel van de uitgaven in acht nam, vinden vaak dat de onderhoudsbijdrage gestegen is met de vereenvoudiging van het barema. Een omgekeerd effect kunnen we vaststellen bij de OCMW’s die een barema toepasten dat reeds lang niet meer werd geïndexeerd.

Een ander argument tegen is ruimtelijk van aard en wordt vooral in Vlaanderen

gehoord: twee aangrenzende gemeenten met een verschillend statuut kunnen zorgen voor onvrede bij de onderhoudsplichtigen en zelfs voor verhuizing van de onderhoudslastige bejaarden van de ene naar de andere gemeente. De voorstanders van afschaffing daarentegen argumenteren dat de verstoring van de familiale relaties dient te worden vermeden en bovendien komt er meer ruimte vrij voor extraatjes vanwege de kinderen.

Page 172: Onderzoek naar de effecten van een eenheidsschaal voor tussenkomsten van onderhoudsplichtigen in de verblijfskosten van bejaarden in een rusthuis

166

De OCMW’s die volledig van terugvordering afzien stellen dat er daardoor minder administratieve kosten worden gemaakt en dat men geen stijging ziet in het aantal vragen voor plaatsing in een rusthuis. Opmerkelijk wel is dat twee van de vier ondervraagde OCMW’s die de onderhoudsplicht hebben afgeschaft in Vlaanderen, geen principiële argumenten aanhalen om hun beslissing te verklaren. De ene keer is er sprake van toevalligheid. Politieke constellaties verplichtten de voorzitter ertoe de onderhoudsplicht af te schaffen, hoezeer dat ook tegen zijn wil was. Een andere keer vond men het eenheidsbarema te hoog. Het barema toepassen werd sociaal en politiek onrealistisch geacht. Hierdoor restte er nog maar één mogelijkheid, namelijk afschaffing.

C. De toepassing van de billijkheidsredenen

Regelmatig wordt de vraag gesteld of een bepaalde beslissing wel billijk is. De begrippen sociale rechtvaardigheid en billijkheid worden meestal geïnterpreteerd als synoniemen en men reflecteert zelden over wat deze begrippen zouden moeten inhouden. Dit gezegd zijnde, is iedereen ervan overtuigd dat de mogelijkheid om af te wijken omwille van billijkheidsredenen noodzakelijk is voor een rechtvaardig systeem. Twee vragen staan daarbij centraal. Ten eerste: hoe groot moet/mag de marge zijn? Centrale richtlijnen verminderen grote ongelijkheden, maar bemoeilijken het hanteren van billijkheidsredenen; een maximale mate van lokale autonomie heeft het tegenovergestelde effect. Ook de grootte van het OCMW bepaalt de manoeuvreerruimte: hoe groter, hoe meer gestandaardiseerd de behandeling. Ten tweede: hoe verhouden financiële overwegingen zich tegenover overwegingen van sociale en relationele aard? Doordat de wetgever de keuze laat aan het OCMW voor de invulling van billijkheidsredenen, ontstaan er grote verschillen tussen de OCMW’s. Bijna elk OCMW (in Vlaanderen) houdt rekening met relationele aspecten: dit betekent voornamelijk het gebrek aan een serieuze opvoeding of een verstoorde relatie tussen kind en ouder. Daarnaast zijn er ook een groot aantal OCMW’s die rekening houden met financiële aspecten: of men een lening heeft, studerende kinderen, een huis huurt. Laatstgenoemde factoren zijn gemakkelijker te controleren, wat voor eerstgenoemde minder het geval is.

In Vlaanderen stellen sommige maatschappelijk werkers dat de interpretatie van het

begrip billijkheid is veranderd na het Koninklijk Besluit. Aangezien ze de schaal die moet worden toegepast te hoog vinden, gaat men meer financiële billijkheidsredenen toepassen terwijl deze voorheen eerder om relationele redenen werden gebruikt.

Doordat de invulling van het begrip billijkheid wordt overgelaten aan het OCMW,

ontstaat er een zekere discretionaire ruimte. Deze vaststelling druist enigszins in tegen een politiek van uniformisering. Het zorgt er immers voor dat de dossiers van onderhoudsplicht op een verschillende manier worden behandeld tussen de verschillende OCMW’s, maar ook binnen éénzelfde OCMW. Dit kan voor problemen zorgen, vooral wanneer nabijgelegen OCMW’s een totaal verschillende opvatting hebben over hetzelfde begrip. Teneinde de terugvordering te kunnen uniformiseren, stellen bepaalde personen voor om de billijkheidsredenen aan een strikte definitie te onderwerpen. Anderen beschouwen de vrijheid van het OCMW om op een individuele wijze af te wijken absoluut noodzakelijk en volgens hen moeten de OCMW’s de vrijheid behouden om te bepalen wat zij beschouwen als billijkheidsredenen en wat niet. Tot slot aanvaardt de meerderheid van de respondenten wel een gids met richtlijnen waarop ze zich kunnen baseren om een beslissing te maken wat billijk is.

Page 173: Onderzoek naar de effecten van een eenheidsschaal voor tussenkomsten van onderhoudsplichtigen in de verblijfskosten van bejaarden in een rusthuis

167

D. Gebrek aan de toepassing van de wetgeving

Het is niet uitzonderlijk dat de geïnterviewde maatschappelijk werkers ongerust zijn over fraude. Evenals over de mogelijke juridisering die ermee gepaard gaat, ook al komen weinig concrete gevallen voor. Merk op dat in Wallonië meestal de onderhoudsplichtigen een rechtszaak starten om proberen te ontsnappen aan hun deelname, eerder dan de OCMW’s die een procedure starten tegenover onderhoudsplichtigen die hun verplichtingen niet nakomen. Paradoxaal genoeg verhindert deze ongerustheid niet dat bepaalde OCMW’s niet erg strikt omspringen met het toepassen van de wettelijke regels. Uit de verzamelde gegevens kunnen we nochtans niet duidelijk opmaken of de inbreuken op het KB bewust gebeuren.

Alhoewel het OCMW zelden zijn toevlucht neemt tot de rechtbank, zijn de

onderhoudsplichtigen die hun plicht niet vervullen talrijk, vooral in Vlaanderen. De redenen die men hier voor aanhaalt, zijn financiële moeilijkheden of het gevoel dat men te veel betaalt. Er werd verder geconstateerd dat de handtekening van een jurist van het OCMW op documenten helpt bij de terugvordering, zonder dat men echt naar de rechtbank moet stappen. In het geval waar OCMW’s zelden een beroep doen op de rechtbank, kunnen de alternatieve manieren van oplossingen voor het conflict daar een rol in spelen.

Het in werking stellen van het Koninklijk Besluit gebeurde niet in elk OCMW op

dezelfde manier. Grosso modo kunnen volgende manieren worden onderscheiden: meteen toegepast; toegepast bij jaarlijkse aanpassing; enkel voor nieuwe gevallen (‘uitdovend systeem’); nog niet, wegens onbekend ; nog niet, wegens geen gevallen; niet van plan om toe te passen. De keuze voor de ene of andere overgangsmaatregel had ondermeer te maken met het aantal dossiers in het OCMW.

E. Het standpunt van de onderhoudsplichtigen

Weinig onderhoudsplichtigen waren op de hoogte van de manier waarop hun bijdrage werd berekend. Ze waren vooral geïnteresseerd in het feit dat de tussenkomst fiscaal aftrekbaar was.

De reacties van de onderhoudsplichtigen hangen in hoge mate af van de schaal die

voordien werd gebruikt op het OCMW en of men meer of minder diende te betalen. Bij een stijging waren de reacties, zoals te verwachten valt, negatief, en bij een daling positief. Bij afschaffing van de verplichting, vanzelfsprekend ook positief.

De onderhoudsplichtigen klagen eveneens vaak over de onrechtvaardigheid die

werd gecreëerd door de cumulatie van inkomsten. Getrouwde koppels worden hier gediscrimineerd ten opzichte van samenwonenden. Bovendien wordt er gewezen op de schuld en machteloosheid die ouders ten aanzien van kinderen voelen omdat ze financieel afhankelijk zijn van hun kinderen. Daardoor belasten ze de toekomst van die kinderen of dreigt armoede te worden bestendigd. Sommige onderhoudsplichtigen beschouwen plaatsing eveneens als een risico dat zou moeten thuishoren in de sociale zekerheid net zoals een ziekenhuisopname. Gevolg van deze problemen is dat als men de keuze laat tussen de onderhoudsplicht afschaffen of behouden, de onderhoudsplichtigen bijna allemaal kiezen voor afschaffing.

Page 174: Onderzoek naar de effecten van een eenheidsschaal voor tussenkomsten van onderhoudsplichtigen in de verblijfskosten van bejaarden in een rusthuis

168

Ook ontvingen de meeste OCMW’s nog geen vragen van families om de onderhoudsplicht af te schaffen. Ook hier kan de oorzaak zijn dat families gewoon niet op de hoogte zijn dat die mogelijkheid wordt geboden in de wet.

5.3. Naar een uniformisering? Er wordt veel belang gehecht aan het onderhandelen, soms zelfs ten koste van de

toepassing van de wet. Vaak is het zelfs zo dat de geïnterviewde maatschappelijk werkers het barema slechts beschouwen als een richtlijn, eerder dan een werkelijke verplichting. De mogelijkheid om individuele uitzonderingen te maken omwille van billijkheidsredenen, kan dus soms heel erg ruim worden geïnterpreteerd. Alhoewel deze vaststelling indruist tegen het algemene beleid van de uniformisering, en zelfs tegen de geldende wetgeving, zijn de argumenten die worden gegeven tegen deze politiek altijd ingegeven door het nemen van de best mogelijke beslissing. Bij de OCMW’s waar weinig onderhoudsplichtdossiers zijn, verkiezen de respondenten om hun tijd te nemen bij de analyse van de situatie van de onderhoudsplichtige. Volgens deze personen is een strikte toepassing van het barema dan ook gerechtvaardigd in de grote steden, waar er vele onderhoudsplichtigen zijn, zodat men niet meer geval per geval kan oordelen. Daar waar de nieuwe wetgeving de discretionaire ruimte van de OCMW’s beperkt, is het niet ondenkbaar dat enkele van de OCMW’s vrijwillig de wetgeving niet toepassen. De toepassing van het beleid van uniformisering zou eveneens kunnen variëren in functie van hun kennis ervan. De interpretatie van deze uniformiseringspolitiek is dus zeer ruim.

Alvorens het eenheidsbarema in werking trad, voelde de burger het als onrechtvaardig aan dat de onderhoudsplicht niet in elk OCMW hetzelfde werd behandeld. Door de toepassing van het Koninklijk besluit werd de waaier aan mogelijkheden en verschillende berekeningen beperkt tot twee opties: ofwel schaft men de onderhoudsplicht af per akkoord van de gemeente, ofwel behoudt men de onderhoudsplicht en berekent men de bijdragen aan de hand van het eenheidsbarema. De analyse van de wetgeving bewijst echter dat, zelfs als de meerderheid van de gebruikers zich tevreden toont, de procedure van terugvordering absoluut niet volledig is geuniformiseerd. Een nieuwe ongelijkheid dreigt de oude te vervangen, vooral tussen de gemeenten die het barema toepassen, en zij die de onderhoudsplicht afschaffen.

Page 175: Onderzoek naar de effecten van een eenheidsschaal voor tussenkomsten van onderhoudsplichtigen in de verblijfskosten van bejaarden in een rusthuis

169

6. Bibliografie

AVONTROODT, Y. (12 juillet 2002). Proposition de loi modifiant la loi du 8 juillet 1976 organique des cantres publics d’aide sociale en vue d’instaurer une réglementation uniforme en matière d’obligation alimentaire des enfants en cas d’admission de personnes âgées en maison de repos. Chambre – 4e session de la 50e Législature. Doc 50 1939/001.

AVONTROODT, Y., & DE BLOCK, M. (18 août 2003). Proposition de loi modifiant la loi du 8 juillet 1976 organique des cantres publics d’aide sociale en vue d’instaurer une réglementation uniforme en matière d’obligation alimentaire des enfants en cas d’admission de personnes âgées en maison de repos. Chambre – 1e session de la 51e Législature. Doc 51 0170/001.

BERGER, J-M., & BERNY, R. (2005) Mémento des CPAS 2005. Edition Kluwer. Bruxelles

BIQUET – MATHIEU, C., DE LEVAL, G., DELNOY, P., LECOCQ, P., LELEU, Y., & VANWICK – ALEXENDRE, M. (2002). Les codes la Chartre: 1. Droit Civil – Droit Judiciaire – Droit International Privé. Edition 2002-03. La Chartre.

BREDA, J (2004), Waarom een zorgverzekering?, Belgisch Tijdschrift voor Sociale Zekerheid, 46 (1) 19-32

BREDA, J., GEERTS, J., TEUGELS, S. (2003), ‘Sociale zorg als nieuw sociaal risico’ in: CANTILLON, B., De nieuwe sociale kwesties, Antwerpen-Apeldoorn: Garant, 105-117

CASMAN, MT. (2004) "La question du choix de vie pour les personnes âgées, repères sociologiques" et "des chiffres ... pour mieux comprendre les réalités", revue l'Observatoire sur "Vieillesse, dépendance et lieu de vie", n°44/2004.

CANTILLON, B (2004), De noodzakelijke heroriëntering van de Vlaamse Zorgverzekering, Belgisch Tijdschrift voor Sociale Zekerheid, 46 (1) 9-18

CANTILLON, B. (1999), ‘Samenvatting en beleidsconclusies: naar een herstel van het evenwicht tussen arbeid, gezin en verzorgingsstaat’, in: CANTILLON, B (red.), De welvaartsstaat in de kering, Kapellen: Pelckmans, 241-282.

CASMAN, MT., & LENOIR, V. (1998). Vieillir en maison de repos: quiétude ou inquiétude, Rapport de recherche pour le Ministère de l'Emploi et de l'Egalité des chances, Université de Liège.

CHATEAURAYNAUD, F. (2003). Prospéro: Une technique littéraire pour les sciences humaines. CNRS Communication Edition, Paris.

DE NEVE, E. (2005). Droit civil – Parents en maison de repos: qui paye ?. Plus Magazine, n°209, octobre 2005, pp. 86-87.

GOUTRY, L., & D’HONDT, G. (12 juillet 2002). Proposition de loi visant à améliorer l’application de l’obligation alimentaire en cas d’admission de parents en maison de repos. Chambre – 4e session de la 50e Législature. Doc 50 1939/001.

HERMANS K. & LAMMERTYN, F. (2001). De terugvordering van het bestaansminimum en van maatschappelijke dienstverlening bij onderhoudsplichtigen: verschillen

Page 176: Onderzoek naar de effecten van een eenheidsschaal voor tussenkomsten van onderhoudsplichtigen in de verblijfskosten van bejaarden in een rusthuis

170

tussen en binnen Vlaamse OCMW’s. Belgisch Tijdschrift voor Sociale Zekerheid, 43: 93-124

LAROUSSE. (1999). Le Petit Larousse illustré. Larousse –Bordas. Paris

LORIAUX, &M. REMY, D. (2006). La retraite au quotidien: mode de vie, représentations, et inquiétudes des personnes âgées. Collection de l’institut wallon de l’évaluation, de la prospective et de la statistique (IWEPS), de boek.

LUYTEN, D & LAMMERTYN, F. (1990). Armoede en OCMW: een onderzoek naar de financiële steunverlening door de Vlaamse OCMW’s. Leuven: KUL

PEETERS, J., & DE MEYER, M. (30 octobre 2003). Proposition de loi supprimant

l’obligation alimentaire des enfants en cas d’admission de personnes âgées dans une maison de repos. Chambre – 2e session de la 51e Législature. Doc 51 0363/001.

PEETERS, J., & DE MEYER, M. (14 décembre 2000). Proposition de loi supprimant l’obligation alimentaire des enfants en cas d’admission de personnes âgées dans une maison de repos. Chambre – 3e session de la 50e Législature. Doc 50 1014/001.

ROTTIERS, S. (2005), De weerbaarheid van de Vlaamse zorgverzekering: Waalse klachten en Europese bedenkingen, CSB-Berichten, Antwerpen: UA – Centrum voor Sociaal Beleid.

SEYNAEVE, T., SIMOENS, D. e.a. (2001). Terugvordering van het bestaansminimum en van de kosten van maatschappelijke dienstverlening bij onderhoudsplichtige familieleden van de begunstigde. Leuven: KUL

VAN VELTHOVEN, J. & BOECKXTAENS, J. (1993). Is de ene bejaarde gelijker dan de

andere: omtrent plaatsingen van bejaarden. Leuven, Garant VAN BUGGENHOUT, B., VAN ROMPUY, L., LOOSVELDT, G. (2001),

Zorgverzekering, Tijdschrift voor Sociaal Recht, Bijzonder nummer: ontwikkelingen van de Sociale Zekerheid 1996-2001: 459-484

VLAAMS ZORGFONDS (2005), Het Vlaams zorgfonds: jaarverslag 2004, Brussel: Drukkerij IPM

Page 177: Onderzoek naar de effecten van een eenheidsschaal voor tussenkomsten van onderhoudsplichtigen in de verblijfskosten van bejaarden in een rusthuis

171

6.1. Internetreferenties

http://staatsblad.be/

http://www.Giselmandaila.be

http://www.handicap.fgov.be

http://www.mi-is.be/

http://www.rvponp.fgov.be/

http://www.senate.be/

http://www.uvcw.be/

Page 178: Onderzoek naar de effecten van een eenheidsschaal voor tussenkomsten van onderhoudsplichtigen in de verblijfskosten van bejaarden in een rusthuis

172

7. Bijlagen

A. Kwantitatieve enquête voor alle Belgische OCMW’s

GELIEVE VÒÒR 15 MAART 2006 TERUG TE STUREN. Per post aan Jan Vranken, OASeS (Universiteit Antwerpen), Prinsstraat 13, 2000

Antwerpen, of per fax (03.220.46.36) of per email ([email protected] of [email protected])

Vragenlijst over de eenvormige schaal van tussenkomsten van

onderhoudsplichtigen voor de kosten van personen in rusthuizen

A. Identificatie van het OCMW

In welke gemeente bevindt zich het OCMW? …………………………………... Wie kunnen we eventueel contacteren over deze vragenlijst? ………………….. Telefoon:………………............. E-mail: ……………………………………….

B. Vragenlijst Gelieve uw antwoord aan te kruisen

1. Heeft uw OCMW een of meerdere rusthuizen?

1. Ja 2. Neen

2. Het KB van 3 september 2004 (Belgisch Staatsblad van 27 september 2004, van

kracht sinds 7 oktober 2004) laat de OCMWs toe om, mits akkoord van de gemeente, volledig af te zien van een tussenkomst door de onderhoudsplichtigen in de verblijfskosten van personen in een rusthuis. Is dat het geval voor uw OCMW ?

1. Ja 2. Neen

3. Vroeg u al tussenkomsten aan onderhoudsplichtigen vòòr de toepassing van deze

wet?

1. Ja → vraag 4 2. Neen → vraag 5

4. Gebruikte uw OCMW een specifiek barema tijdens het jaar 2003?

1. Ja Kan u ons het document dat u tijdens het jaar 2003 gebruikte,

Page 179: Onderzoek naar de effecten van een eenheidsschaal voor tussenkomsten van onderhoudsplichtigen in de verblijfskosten van bejaarden in een rusthuis

173

opsturen naar een van de adressen in de hoofding?

2. Neen 5. Denkt u dat de nieuwe schaal van tussenkomsten tot meer billijkheid leidt in

vergelijking met vroeger?

1. Ja 2. Neen 3 Geen mening

Page 180: Onderzoek naar de effecten van een eenheidsschaal voor tussenkomsten van onderhoudsplichtigen in de verblijfskosten van bejaarden in een rusthuis

174

Informatie over de terugvorderingen tijdens de jaren 2003 en 2005 We vragen nu informatie over het jaar 2003 en het jaar 2005.

Gelieve voor uw antwoorden de corresponderende vakjes te aan te kruisen

Vragen In 2003 In 2005

6. Wanneer iemand die in een rusthuis verblijft, hulp krijgt van het OCMW, wordt dan de mogelijkheid onderzocht van een tussenkomst door de onderhoudsplichtigen?

1. Ja, systematisch 2. Ja, soms 3. Neen, nooit

1.

2.

3.

1.

2.

3.

7. Voor hoeveel onderhoudsplichtigen kon uw OCMW geen tussenkomst vragen (omdat het netto belastbaar inkomen onder het grensbedrag lag)?

8. Voor hoeveel personen in een rusthuis (van uw OCMW of een ander) is uw OCMW tussengekomen in de verblijfskosten ?

… …

9. Voor hoeveel personen in een rusthuis die door uw OCMW worden geholpen, werd een deel van de verblijfskosten op onderhoudsplichtigen verhaald?

10. Hoeveel onderhoudsplichtigen betaalden een tussenkomst?

… …

11. Voor welk bedrag werden binnen uw OCMW vorderingen ingesteld (op basis van vastgestelde rechten), als gevolg van een beslissing tot tussenkomst?

12. Hoeveel hebt u in totaal gerecupereerd bij de onderhoudsplichtigen binnen uw eigen OCMW? Geef het totaal effectief ontvangen bedrag.

13. Voor hoeveel onderhoudsplichtigen heeft uw OCMW, om billijkheidsredenen, afgezien van een vraag tot tussenkomst?

14. Voor hoeveel onderhoudsplichtigen heeft uw OCMW, om rentabiliteitsredenen (kosten hoger dan baten), afgezien van een vraag tot tussenkomst?

15. Hier kan u uw eigen bedenkingen kwijt.

---------------------------------------------------------------------------------------------------------

---------------------------------------------------------------------------------------------------------

---------------------------------------------------------------------------------------------------------

---------------------------------------------------------------------------------------------------------

Hartelijk dank voor uw medewerking

Page 181: Onderzoek naar de effecten van een eenheidsschaal voor tussenkomsten van onderhoudsplichtigen in de verblijfskosten van bejaarden in een rusthuis

175

B. Interviewhandleidingen

De interviewgids moet niet strikt worden gevolgd. Het gaat meer om richtlijnen die een structuur bieden aan het interview en de verschillende thema’s die moeten worden aangesneden. De vragen zijn dus vrij algemeen en zullen geval per geval moeten worden gespecificeerd in functie van de realiteit. De verschillende thema’s zijn zo georganiseerd dat een efficiënte behandeling van de verzamelde dataset wordt bevorderd.

a ) Interviewhandleiding voor de voorzitters van het OCMW

Algemene thema’s die moeten worden aangesneden: - Voorstelling van het onderzoek: de eerste fase van het interview bestaat uit een

korte uitleg over de doelstellingen van dit onderzoek. Met behulp van deze informatie kan de bevraagde persoon zijn uiteenzetting structureren in functie van de aangesneden thema’s.

- Voorstelling van het OCMW: de aandacht vestigen op de specifieke eigenschappen van de gemeente (stedelijke of landelijke gemeente,…), op de plaatselijke realiteit,…

- Voorstelling van de betrokken persoon: functie(s), rol(len),…

- Welk zijn uw algemene opvattingen over het principe van het KB van 3 september 2004 (Belgisch Staatsblad: 27 september 2004).

Over het instellen van een eenheidsbarema bij de terugvordering?

Over de mogelijkheid om er integraal van af te wijken?

• Wat dan met de toepassing van de artikels van het

Burgerlijk Wetboek over de onderhoudskosten? Over het verhogen van de drempel waaronder terugvordering

onmogelijk is? Over het in rekening nemen van het kadastraal inkomen bij de

terugvordering?

- Hoe zit het met het interne beleid van het OCMW

Wat betreft de terugvordering Wat betreft de billijkheid

Wat betreft de familiale en collectieve solidariteit

- Afgezien van de regels van terugvordering in de wetgeving op het OCMW, gebeurt

het dat jullie werken op basis van de wetgeving van het Burgerlijk Wetboek (art 203, 205,…) wat betreft de onderhoudsplichtige?

Page 182: Onderzoek naar de effecten van een eenheidsschaal voor tussenkomsten van onderhoudsplichtigen in de verblijfskosten van bejaarden in een rusthuis

176

Manier van werken, procedure Welk zijn de voordelen/nadelen/moeilijkheden/mogelijkheden?

Bent u tevreden met deze manier van werken?

Vóór de instelling van het éénheidsbarema bij de terugvordering (periode: 2003)

- Welk was de procedure van terugvordering bij de onderhoudsplichtigen vòòr het eenheidsbarema werd ingesteld?

Wat waren de voordelen/nadelen/moeilijkheden/mogelijkheden?

Waren er moeilijkheden om de verschuldigde som bij de

onderhoudsplichtige te recupereren?

• Welk waren die moeilijkheden? • Hebben jullie specifieke procedures om de verschuldigde

sommen te recupereren bij de onderhoudsplichtigen?

Was u tevreden met de behaalde resultaten?

- Geeft u de voorkeur aan een uniformisering van het barema voor de terugvordering op nationaal niveau?

Waarom?

- Vòòr de instelling van een eenheidsbarema, verlaagde u toen soms de som die u

aan de onderhoudsplichtigen vroeg, omdat u rekening hield met de zorgen en diensten die ze verschaften aan een persoon in het rusthuis? (Vb: als de familieleden het wasgoed van de bejaarde verschonen, hem/haar meenemen naar de kapper,…)?

Tijdens de overgangsperiode (periode: 2004) - Hoe hebt u gereageerd op dit Koninklijk Besluit?

Op het eenheidsbarema van de terugvordering. Op de mogelijkheid om er volledig van af te wijken met het akkoord

van de gemeente.

• Wat zouden de gevolgen zijn als uw OCMW volledig afstand zou moeten doen van de terugvordering wat betreft bejaarden in een rusthuis?

o In het geval dat de onderhoudsplichtige de totale

kosten terugbetaalt.

Page 183: Onderzoek naar de effecten van een eenheidsschaal voor tussenkomsten van onderhoudsplichtigen in de verblijfskosten van bejaarden in een rusthuis

177

o Wat dan met de toepassing van de artikels van het

Burgerlijk Wetboek over de onderhoudskosten?

Op het verhogen van de drempel waaronder de terugvordering onmogelijk is?

Op het in rekening nemen van het kadastraal inkomen bij de

terugvordering?

- Wat denkt u over de mogelijkheid om voor individuele gevallen af te wijken van het barema?

- Hoe denkt u dat de maatschappelijk assistenten hebben gereageerd op dit

Koninklijk Besluit?

Op het eenheidsbarema van de terugvordering. Op de mogelijkheid om er volledig van af te wijken met het akkoord

van de gemeente.

o In het geval dat de onderhoudsplichtige de totale kosten terugbetaalt.

o Wat dan met de toepassing van de artikels van het

Burgerlijk Wetboek over de onderhoudskosten?

Op het verhogen van de drempel waaronder de terugvordering onmogelijk is?

Op het in rekening nemen van het kadastraal inkomen bij de

terugvordering?

- Wat denkt u over de mogelijkheid om voor individuele gevallen af te wijken van het barema?

- Hoe denkt u dat de familie van de bejaarden in een rusthuis (de

onderhoudsplichtigen) hebben gereageerd op dit Koninklijk Besluit?

Op het eenheidsbarema van de terugvordering. Op de mogelijkheid om er volledig van af te wijken met het akkoord

van de gemeente.

o In het geval dat de onderhoudsplichtige de totale kosten terugbetaalt.

o Wat dan met de toepassing van de artikels van het

Burgerlijk Wetboek over de onderhoudskosten?

Page 184: Onderzoek naar de effecten van een eenheidsschaal voor tussenkomsten van onderhoudsplichtigen in de verblijfskosten van bejaarden in een rusthuis

178

Op het verhogen van de drempel waaronder de terugvordering onmogelijk is?

Op het in rekening nemen van het kadastraal inkomen bij de

terugvordering?

- Wat denkt u over de mogelijkheid om voor individuele gevallen af te wijken van het barema?

- Wanneer hebt u het Koninklijk Besluit over de terugvordering van een

eenheidsbarema in werking gesteld en hoe hebt u dat gedaan?

Welk zijn de beperkingen en moeilijkheden geweest die u bent tegengekomen om deze maatregel toe te passen?

- Heeft dit Besluit uw manier van werken veranderd? Die van uw collega’s? Hoe ?

Na de instelling van het éénheidsbarema voor de terugvordering (periode: 2005)

- Welk is op dit moment de procedure van terugvordering bij de onderhoudsplichtigen?

Welk zijn de voordelen/nadelen/moeilijkheden/mogelijkheden

Zijn er moeilijkheden om de verschuldigde som bij de

onderhoudsplichtige te recupereren?

• Welk zijn de moeilijkheden? • Hebben jullie specifieke procedures om de verschuldigde

sommen te recupereren bij de onderhoudsplichtigen?

Bent u tevreden met de behaalde resultaten?

- Denkt u dat de nieuwe schaal voor terugvordering meer coherent is en meer aangepast aan de dagelijkse realiteit?

Waarom?

- Welke opmerkingen (positief of negatief) hebt u nog over het gebruik van deze

nieuwe maatregelen? - Denkt u dat de instelling van een eenheidsbarema heeft geleid tot een verandering

van het bedrag dat wordt gevraagd aan onderhoudsplichtigen?

- Na de instelling van een eenheidsbarema, verlaagde u soms de som die u aan de onderhoudsplichtigen vroeg, omdat u rekening hield met de zorgen en diensten die

Page 185: Onderzoek naar de effecten van een eenheidsschaal voor tussenkomsten van onderhoudsplichtigen in de verblijfskosten van bejaarden in een rusthuis

179

ze verschaften aan een persoon in het rusthuis? (Vb: als de familieleden het wasgoed van de bejaarde verschonen, hem/haar meenemen naar de kapper,…)?

- Heeft de instelling van een uniform barema een invloed op het tarief van de

terugvordering?

Waarom? - Heeft de instelling van een uniform barema een invloed gehad op het aantal

gevallen waarvoor gerechtelijke stappen werden ondernomen?

Vraag naar de argumenten en de interne differentiëring van de klachten van het OCMW tegen de schuldenaars en de klachten van de schuldenaars tegen de beslissing van het OCMW.

Hoe gaat u om met de gevallen waarin het OCMW afziet van

terugvordering en van gerechtelijke stappen, omwille van rentabiliteitsredenen?

Wat betreft de notie van billijkheid

- Denkt u dat de veranderingen die van kracht werden door het Koninklijk Besluit tot meer sociale rechtvaardigheid hebben geleid?

- Hoe wordt, algemeen beschouwd, met het begrip ‘billijkheid’ omgegaan in uw

OCMW?

Waarop baseert u zich om het begrip billijkheid te interpreteren?

- Is het begrip ‘billijkheid’ veranderd na de instelling van het eenheidsbarema?

Waarom?

- Denkt u dat de nieuwe wetgeving meer billijkheid meebrengt?

Waarom?

- Denkt u dat verbeteringen nodig zijn?

Waarom?

Page 186: Onderzoek naar de effecten van een eenheidsschaal voor tussenkomsten van onderhoudsplichtigen in de verblijfskosten van bejaarden in een rusthuis

180

b ) Interviewhandleiding voor de maatschappelijk werkers van het OCMW

Algemene thema’s die moeten worden aangesneden

- Voorstelling van het onderzoek: de eerste fase van het interview bestaat uit een korte uitleg over de doelstellingen van dit onderzoek. Met behulp van deze informatie kan de bevraagde persoon zijn uiteenzetting structureren in functie van de aangesneden thema’s.

- Voorstelling van het OCMW: de aandacht vestigen op de specifieke eigenschappen

van de gemeente (stedelijke of landelijke gemeente,…), op de plaatselijke realiteit,…

- Voorstelling van de betrokken persoon: functie(s), rol(len),…

- Welk zijn uw algemene opvattingen over het principe van het KB van 3 september

2004 (Belgisch Staatsblad: 27 september 2004).

Over het instellen van een eenheidsbarema bij de terugvordering? Over de mogelijkheid om er volledig (integraal) van af te wijken?

• Wat dan met de toepassing van de artikels van het

Burgerlijk Wetboek over de onderhoudskosten? Over het verhogen van de drempel waaronder terugvordering

onmogelijk is? Over het in rekening nemen van het kadastraal inkomen bij de

terugvordering?

- Hoe zit het met het interne beleid van het OCMW

Wat betreft de terugvordering Wat betreft de billijkheid

Wat betreft de familiale en collectieve solidariteit

- Afgezien van de regels van terugvordering in de wetgeving op het OCMW, gebeurt

het dat jullie werken op basis van de wetgeving van het Burgerlijk Wetboek (art 203, 205,…) wat betreft de onderhoudsplichtige?

Manier van werken, procedure

Welk zijn de voordelen/nadelen/moeilijkheden/mogelijkheden?

Bent u tevreden met deze manier van werken?

Page 187: Onderzoek naar de effecten van een eenheidsschaal voor tussenkomsten van onderhoudsplichtigen in de verblijfskosten van bejaarden in een rusthuis

181

Vóór de instelling van het éénheidsbarema bij terugvordering (periode: 2003)

- Welk was de procedure van terugvordering bij de onderhoudsplichtigen vòòr het eenheidsbarema werd ingesteld?

Wat waren de voordelen/nadelen/moeilijkheden/mogelijkheden?

Waren er moeilijkheden om de verschuldigde som bij de

onderhoudsplichtige te recupereren?

• Welk waren die moeilijkheden? • Hebben jullie specifieke procedures om de verschuldigde

sommen te recupereren bij de onderhoudsplichtigen?

Was u tevreden met de behaalde resultaten?

- Geeft u de voorkeur aan een uniformisering van het barema voor de terugvordering op nationaal niveau?

Waarom?

- Vòòr de instelling van een eenheidsbarema, verlaagde men toen soms de som die u

aan de onderhoudsplichtigen vroeg, omdat u rekening hield met de zorgen en diensten die ze verschaften aan een persoon in het rusthuis? (Vb: als de familieleden het wasgoed van de bejaarde verschonen, hem/haar meenemen naar de kapper,…)?

Tijdens de overgangsperiode (periode: 2004)

- Hoe hebt u gereageerd op dit Koninklijk Besluit?

Op het eenheidsbarema van de terugvordering. Op de mogelijkheid om er volledig van af te wijken met het akkoord

van de gemeente.

• Wat zouden de gevolgen zijn als uw OCMW volledig afstand zou moeten doen van de terugvordering wat betreft bejaarden in een rusthuis?

o In het geval dat de onderhoudsplichtige de totale

kosten terugbetaalt. o Wat dan met de toepassing van de artikels van het

Burgerlijk Wetboek over de onderhoudskosten?

Page 188: Onderzoek naar de effecten van een eenheidsschaal voor tussenkomsten van onderhoudsplichtigen in de verblijfskosten van bejaarden in een rusthuis

182

Op het verhogen van de drempel waaronder de terugvordering

onmogelijk is? Op het in rekening nemen van het kadastraal inkomen bij de

terugvordering?

- Wat denkt u over de mogelijkheid om voor individuele gevallen af te wijken van het barema?

- Hoe denkt u dat de directie heeft gereageerd op dit Koninklijk Besluit?

Op het eenheidsbarema van de terugvordering.

Op de mogelijkheid om er volledig van af te wijken na akkoord van

de gemeente.

o In het geval dat de onderhoudsplichtige de totale kosten terugbetaalt.

o Wat dan met de toepassing van de artikels van het

Burgerlijk Wetboek over de onderhoudskosten? Op het verhogen van de drempel waaronder de terugvordering

onmogelijk is? Op het in rekening nemen van het kadastraal inkomen bij de

terugvordering?

- Wat denkt u over de mogelijkheid om voor individuele gevallen af te wijken van het barema?

- Hoe denkt u dat de familie van de bejaarden in een rusthuis (de

onderhoudsplichtigen) hebben gereageerd op dit Koninklijk Besluit?

Op het eenheidsbarema van de terugvordering. Op de mogelijkheid om er volledig van af te wijken na akkoord van

de gemeente.

o In het geval dat de onderhoudsplichtige de totale kosten terugbetaalt.

o Wat dan met de toepassing van de artikels van het

Burgerlijk Wetboek over de onderhoudskosten?

Op het verhogen van de drempel waaronder de terugvordering onmogelijk is?

Op het in rekening nemen van het kadastraal inkomen bij de

terugvordering?

Page 189: Onderzoek naar de effecten van een eenheidsschaal voor tussenkomsten van onderhoudsplichtigen in de verblijfskosten van bejaarden in een rusthuis

183

- Wat denkt u over de mogelijkheid om voor individuele gevallen af te wijken van

het barema?

- Wanneer hebt u het Koninklijk Besluit over de terugvordering van een eenheidsbarema in werking gesteld en hoe hebt u dat gedaan?

Welk zijn de beperkingen en moeilijkheden geweest die u bent

tegengekomen om deze maatregel toe te passen?

- Heeft dit Besluit uw manier van werken veranderd? Die van uw collega’s? Hoe?

Na de instelling van het éénheidsbarema bij terugvordering (periode: 2005)

- Welk is op dit moment de procedure van terugvordering bij de onderhoudsplichtigen?

Welk zijn de voordelen/nadelen/moeilijkheden/mogelijkheden

Zijn er moeilijkheden om de verschuldigde som bij de

onderhoudsplichtige te recupereren?

• Welk zijn de moeilijkheden? • Hebben jullie specifieke procedures om de verschuldigde

sommen te recupereren bij de onderhoudsplichtigen?

Bent u tevreden met de behaalde resultaten?

- Denkt u dat de nieuwe schaal voor terugvordering meer coherent is en meer aangepast aan de dagelijkse realiteit?

Waarom?

- Welke opmerkingen (positief of negatief) hebt u nog over het gebruik van deze

nieuwe maatregelen? - Denkt u dat de instelling van een eenheidsbarema heeft geleid tot een verandering

van het bedrag dat wordt gevraagd aan onderhoudsplichtigen?

- Na de instelling van een eenheidsbarema, verlaagde men soms de som die u aan de onderhoudsplichtigen vroeg, omdat u rekening hield met de zorgen en diensten die ze verschaften aan een persoon in het rusthuis? (Vb: als de familieleden het wasgoed van de bejaarde verschonen, hem/haar meenemen naar de kapper,…)?

- Heeft de instelling van een uniform barema een invloed op het tarief van de

terugvordering?

Waarom?

Page 190: Onderzoek naar de effecten van een eenheidsschaal voor tussenkomsten van onderhoudsplichtigen in de verblijfskosten van bejaarden in een rusthuis

184

- Heeft de instelling van een uniform barema een invloed gehad op het aantal

gevallen waarvoor gerechtelijke stappen werden ondernomen?

Vraag naar de argumenten en de interne differentiëring van de klachten van het OCMW tegen de schuldenaars en de klachten van de schuldenaars tegen de beslissing van het OCMW.

Hoe gaat u om met de gevallen waarin het OCMW afziet van

terugvordering en van gerechtelijke stappen, omwille van rentabiliteitsredenen?

- Heeft de instelling van het eenheidsbarema gezorgd voor een verandering met het

contact dat u onderhield met de onderhoudsplichtigen ?

De algemene relaties ?

In het kader van het sociaal onderzoek ?

Wat betreft de notie van billijkheid

- Denkt u dat de veranderingen die van kracht werden door het Koninklijk Besluit tot meer sociale rechtvaardigheid hebben geleid?

- Hoe wordt, algemeen beschouwd, met het begrip ‘billijkheid’ omgegaan in uw

OCMW?

Waarop baseert u zich om het begrip billijkheid te interpreteren?

- Is het begrip ‘billijkheid’ veranderd na de instelling van het eenheidsbarema?

Waarom?

- Denkt u dat de nieuwe wetgeving meer billijkheid meebrengt?

Waarom?

- Denkt u dat verbeteringen nodig zijn?

Waarom?

Page 191: Onderzoek naar de effecten van een eenheidsschaal voor tussenkomsten van onderhoudsplichtigen in de verblijfskosten van bejaarden in een rusthuis

185

c ) Interviewhandleiding voor de ontvangers van het OCMW

Algemene thema’s die moeten worden aangesneden:

- Voorstelling van het onderzoek: de eerste fase van het interview bestaat uit een korte uitleg over de doelstellingen van dit onderzoek. Met behulp van deze informatie kan de bevraagde persoon zijn uiteenzetting structureren in functie van de aangesneden thema’s.

- Voorstelling van het OCMW: de aandacht vestigen op de specifieke eigenschappen

van de gemeente (stedelijke of landelijke gemeente,…), op de plaatselijke realiteit,…

- Voorstelling van de betrokken persoon: functie(s), rol(len),…

- Welk zijn uw algemene opvattingen over het principe van het KB van 3 september

2004 (Belgisch Staatsblad: 27 september 2004).

Over het instellen van een eenheidsbarema bij de terugvordering? Over de mogelijkheid om er volledig (integraal) van af te wijken?

• Wat dan met de toepassing van de artikels van het

Burgerlijk Wetboek over de onderhoudskosten? Over het verhogen van de drempel waaronder terugvordering

onmogelijk is? Over het in rekening nemen van het kadastraal inkomen bij de

terugvordering?

- Hoe zit het met het interne beleid van het OCMW

Wat betreft de terugvordering Wat betreft de billijkheid

Wat betreft de familiale en collectieve solidariteit

- Afgezien van de regels van terugvordering in de wetgeving op het OCMW, gebeurt

het dat jullie werken op basis van de wetgeving van het Burgerlijk Wetboek (art 203, 205,…) wat betreft de onderhoudsplichtige?

Manier van werken, procedure

Welk zijn de voordelen/nadelen/moeilijkheden/mogelijkheden?

Bent u tevreden met deze manier van werken?

Page 192: Onderzoek naar de effecten van een eenheidsschaal voor tussenkomsten van onderhoudsplichtigen in de verblijfskosten van bejaarden in een rusthuis

186

Vóór de instelling van het éénheidsbarema bij terugvordering (periode: 2003)

- Welk was de procedure van terugvordering bij de onderhoudsplichtigen vòòr het eenheidsbarema werd ingesteld?

Wat waren de voordelen/nadelen/moeilijkheden/mogelijkheden?

Waren er moeilijkheden om de verschuldigde som bij de

onderhoudsplichtige te recupereren?

• Welk waren die moeilijkheden? • Hebben jullie specifieke procedures om de verschuldigde

sommen te recupereren bij de onderhoudsplichtigen?

Was u tevreden met de behaalde resultaten?

- Geeft u de voorkeur aan een uniformisering van het barema voor de terugvordering op nationaal niveau?

Waarom?

- Vòòr de instelling van een eenheidsbarema, verlaagde men toen soms de som die u

aan de onderhoudsplichtigen vroeg, omdat u rekening hield met de zorgen en diensten die ze verschaften aan een persoon in het rusthuis? (Vb: als de familieleden het wasgoed van de bejaarde verschonen, hem/haar meenemen naar de kapper,…)?

Tijdens de overgangsperiode (periode: 2004)

- Hoe hebt u gereageerd op dit Koninklijk Besluit?

Op het eenheidsbarema van de terugvordering. Op de mogelijkheid om er volledig van af te wijken met het akkoord

van de gemeente.

• Wat zouden de gevolgen zijn als uw OCMW volledig afstand zou moeten doen van de terugvordering wat betreft bejaarden in een rusthuis?

o In het geval dat de onderhoudsplichtige de totale

kosten terugbetaalt. o Wat dan met de toepassing van de artikels van het

Burgerlijk Wetboek over de onderhoudskosten?

Page 193: Onderzoek naar de effecten van een eenheidsschaal voor tussenkomsten van onderhoudsplichtigen in de verblijfskosten van bejaarden in een rusthuis

187

Op het verhogen van de drempel waaronder de terugvordering onmogelijk is?

Op het in rekening nemen van het kadastraal inkomen bij de

terugvordering?

- Wat denkt u over de mogelijkheid om voor individuele gevallen af te wijken van het barema?

- Hoe denkt u dat de directie heeft gereageerd op dit Koninklijk Besluit?

Op het eenheidsbarema van de terugvordering.

Op de mogelijkheid om er volledig van af te wijken na akkoord van

de gemeente.

o In het geval dat de onderhoudsplichtige de totale kosten terugbetaalt.

o Wat dan met de toepassing van de artikels van het

Burgerlijk Wetboek over de onderhoudskosten?

Op het verhogen van de drempel waaronder de terugvordering onmogelijk is?

Op het in rekening nemen van het kadastraal inkomen bij de

terugvordering?

- Wat denkt u over de mogelijkheid om voor individuele gevallen af te wijken van het barema?

- Hoe denkt u dat de familie van de bejaarden in een rusthuis (de

onderhoudsplichtigen) hebben gereageerd op dit Koninklijk Besluit?

Op het eenheidsbarema van de terugvordering. Op de mogelijkheid om er volledig van af te wijken in

overeenstemming met de gemeente.

o In het geval dat de onderhoudsplichtige de totale kosten terugbetaalt.

o Wat dan met de toepassing van de artikels van het

Burgerlijk Wetboek over de onderhoudskosten?

Op het verhogen van de drempel waaronder de terugvordering onmogelijk is?

Op het in rekening nemen van het kadastraal inkomen bij de

terugvordering?

Page 194: Onderzoek naar de effecten van een eenheidsschaal voor tussenkomsten van onderhoudsplichtigen in de verblijfskosten van bejaarden in een rusthuis

188

- Wat denkt u over de mogelijkheid om voor individuele gevallen af te wijken van

het barema?

- Wanneer hebt u het Koninklijk Besluit over de terugvordering van een eenheidsbarema in werking gesteld en hoe hebt u dat gedaan?

Welk zijn de beperkingen en moeilijkheden geweest die u bent

tegengekomen om deze maatregel toe te passen?

Heeft dit Besluit uw manier van werken veranderd? Die van uw collega’s? Hoe ?

Na de instelling van het éénheidsbarema bij terugvordering (periode: 2005)

- Welk is op dit moment de procedure van terugvordering bij de onderhoudsplichtigen?

Welk zijn de voordelen/nadelen/moeilijkheden/mogelijkheden Zijn er moeilijkheden om de verschuldigde som bij de

onderhoudsplichtige te recupereren?

• Welk zijn de moeilijkheden? • Hebben jullie specifieke procedures om de verschuldigde

sommen te recupereren bij de onderhoudsplichtigen?

Bent u tevreden met de behaalde resultaten?

- Denkt u dat de nieuwe schaal voor terugvordering meer coherent is en meer aangepast aan de dagelijkse realiteit?

Waarom?

- Welke opmerkingen (positief of negatief) hebt u nog over het gebruik van deze

nieuwe maatregelen? - Denkt u dat de instelling van een eenheidsbarema heeft geleid tot een verandering

van het bedrag dat wordt gevraagd aan onderhoudsplichtigen?

- Na de instelling van een eenheidsbarema, verlaagde men soms de som die u aan de onderhoudsplichtigen vroeg, omdat u rekening hield met de zorgen en diensten die ze verschaften aan een persoon in het rusthuis? (Vb: als de familieleden het wasgoed van de bejaarde verschonen, hem/haar meenemen naar de kapper,…)?

- Heeft de instelling van een uniform barema een invloed op het tarief van de

terugvordering?

Waarom?

Page 195: Onderzoek naar de effecten van een eenheidsschaal voor tussenkomsten van onderhoudsplichtigen in de verblijfskosten van bejaarden in een rusthuis

189

- Heeft de instelling van een uniform barema een invloed gehad op het aantal

gevallen waarvoor gerechtelijke stappen werden ondernomen?

Vraag naar de argumenten en de interne differentiëring van de klachten van het OCMW tegen de schuldenaars en de klachten van de schuldenaars tegen de beslissing van het OCMW.

Hoe gaat u om met de gevallen waarin het OCMW afziet van

terugvordering en van gerechtelijke stappen, omwille van rentabiliteitsredenen?

- Heeft de instelling van het eenheidsbarema gezorgd voor een verandering met het

contact dat u onderhield met de onderhoudsplichtigen ?

De algemene relaties ?

In het kader van het sociaal onderzoek ?

Wat betreft de notie van billijkheid

- Denkt u dat de veranderingen die van kracht werden door het Koninklijk Besluit tot meer sociale rechtvaardigheid hebben geleid?

- Hoe wordt, algemeen beschouwd, met het begrip ‘billijkheid’ omgegaan in uw

OCMW?

Waarop baseert u zich om het begrip billijkheid te interpreteren? Stemt deze interpretatie overeen met de sociale onderzoeken die u doet?

- Is het begrip ‘billijkheid’ veranderd na de instelling van het eenheidsbarema?

Waarom?

- Denkt u dat de nieuwe wetgeving meer billijkheid meebrengt?

Waarom?

- Denkt u dat verbeteringen nodig zijn?

Waarom?

Page 196: Onderzoek naar de effecten van een eenheidsschaal voor tussenkomsten van onderhoudsplichtigen in de verblijfskosten van bejaarden in een rusthuis

190

d ) Interviewhandleiding voor de onderhoudsplichtigen

Algemene thema’s die moeten worden aangesneden: - Voorstelling van het onderzoek: de eerste fase van het interview bestaat uit een

korte uitleg over de doelstellingen van dit onderzoek. Met behulp van deze informatie kan de bevraagde persoon zijn uiteenzetting structureren in functie van de aangesneden thema’s.

- De situatie van de schuldenaar: de aandacht vestigen op de familiale

karakteristieken, het aantal schuldeisers, de manier waarop de toestand wordt beheerd,…

- Hoe denkt u over de rol en de functie van een onderhoudsplichtige?

Notie van familiale en collectieve solidariteit

- Hebt u regelmatig contact met de persoon waarvoor u onderhoudsplichtig bent? - Hebt u regelmatig contact met het OCMW dat tussenkomt?

Is dit altijd het geval geweest?

- Hoe beheerde u de situatie toen de bejaarde naar het rusthuis ging?

Welk procedure werd gevolgd?

- Denkt u dat het feit dat u onderhoudsplichtig bent geworden, een impact heeft gehad op uw leven?

Waarom?

Voor de instelling van het éénheidsbarema bij terugvordering (periode: 2003)

- Was u op de hoogte van de procedure van terugvordering bij onderhoudsplichtigen vòòr het eenheidsbarema werd ingesteld?

Welk was deze procedure?

Welk waren de voordelen/nadelen/moeilijkheden/mogelijkheden?

Was u tevreden met deze manier van werken?

- Wat is uw mening over de uniformisering van het barema voor de terugvordering

op nationaal niveau?

Waarom?

Page 197: Onderzoek naar de effecten van een eenheidsschaal voor tussenkomsten van onderhoudsplichtigen in de verblijfskosten van bejaarden in een rusthuis

191

Beschouwt u dit nieuwe barema als een vooruitgang?

- Vòòr de instelling van een eenheidsbarema, verlaagde men toen soms de som die

men aan u vroeg omdat men rekening hield met de zorgen en diensten die u eventueel verschafte aan je ouder in het rusthuis? (Vb: als de familieleden het wasgoed van de bejaarde verschonen, hem/haar meenemen naar de kapper,…)?

- Tijdens de overgangsperiode (periode: 2004) - Werd u op de hoogte gebracht van deze nieuwe wetgeving?

Hoe en waarom?

- Hoe hebt u gereageerd op de veranderingen die dit meebracht?

Op het eenheidsbarema van de terugvordering. Op de mogelijkheid om er volledig van af te wijken met het akkoord

van de gemeente.

Wat betreft de mogelijkheid om af te wijken van het barema per individueel geval?

- Heeft deze nieuwe wetgeving uw eigen situatie veranderd?

Financieel of op andere vlakken?

Na de instelling van het éénheidsbarema bij terugvordering (periode: 2005)

- Denkt u dat de nieuwe schaal voor terugvordering meer coherent en meer is aangepast aan de dagelijkse realiteit?

Vraag om de argumentatie, rechtvaardiging

- Welke opmerkingen (positief of negatief) wilt u nog toevoegen wat betreft het

gebruik van deze nieuwe maatregelen?

- Na de instelling van een eenheidsbarema, verlaagde men soms de som die men aan u vroeg, omdat men rekening hield met de zorgen en diensten die u eventueel verschafte aan je ouder in het rusthuis? (Vb: als de familieleden het wasgoed van de bejaarde verschonen, hem/haar meenemen naar de kapper,…)?

- Welke veranderingen verwachtte u wat betreft uw statuut van onderhoudsplichtige

vanaf de instelling van het nieuwe barema voor de terugvordering?

- Aan de basis van de veranderingen in de werkwijze van het OCMW liggen een aantal principes ten grondslag. Dit zijn:

Page 198: Onderzoek naar de effecten van een eenheidsschaal voor tussenkomsten van onderhoudsplichtigen in de verblijfskosten van bejaarden in een rusthuis

192

Het instellen van een eenheidsbarema voor de terugvordering De mogelijkheid om volledig afstand te doen van

terugvordering met het akkoord van de gemeente

Het verhogen van de drempel waaronder de terugvordering onmogelijk is

Het in rekening nemen van het kadastraal inkomen bij de

terugvordering?

Hoe denkt u daar over?

Wat betreft de notie van billijkheid

- Denkt u dat de veranderingen die van kracht werden door het Koninklijk Besluit tot meer sociale rechtvaardigheid hebben geleid?

- Denkt u dat de nieuwe wetgeving meer billijkheid meebrengt?

In de algemene zin Voor de eigen specifieke situatie

Waarom?

- Denkt u dat er andere verbeteringen nodig zijn?

Waarom?

Page 199: Onderzoek naar de effecten van een eenheidsschaal voor tussenkomsten van onderhoudsplichtigen in de verblijfskosten van bejaarden in een rusthuis

193

e ) Interviewhandleiding voor de OCMW’s die volledig afstand hebben gedaan van terugvordering

Voorafgaande opmerkingen: Het zou interessant zijn om contact te krijgen met de onderhoudsplichtigen die hebben kunnen profiteren van deze maatregel. Dit zal echter bijzonder moeilijk te zijn.

Vervolgens is het belangrijk te preciseren dat de meerderheid van de eerder voorgestelde thema’s ook moeten worden aangesneden tijdens het interview. Enkele contextuele veranderingen zullen niettemin geval per geval ter sprake worden gebracht teneinde de kwalitatieve informatie zo nuttig en precies mogelijk te verzamelen.

Specifieke thema’s die moeten worden aangesneden:

- Waarom doet uw OCMW volledig afstand van terugvordering?

Welk is de positie van de gemeentelijke besluitvormers?

Welk is de positie van de interne besluitvormers en de maatschappelijk assistenten?

Is deze beslissing definitief?

• Waarom?

- Kunt u de kosten van deze politiek inschatten voor het OCMW en voor de gemeente?

- Welk is de impact van dit type maatregel voor de notie van familiale en collectieve

solidariteit?

- Gebeurt het dat men werkt op basis van de wetgeving van het burgerlijk wetboek (art 203,205,…) betreffende onderhoudsplichtigen, los van de regels voor de terugvordering behandeld door de eigen wetgeving van het OCMW?

Werking, procedure?

Welk zijn de voordelen/nadelen/moeilijkheden/mogelijkheden?

Bent u tevreden met deze manier van werken?