Onderwijsverslag 2013-2014

39
ONDERWIJSVERSLAG AUGUSTUS 2013 - DECEMBER 2014

Transcript of Onderwijsverslag 2013-2014

ONDERWIJSVERSLAG AUGUSTUS 2013 - DECEMBER 2014

2

VOORWOORD

In het voorjaar 2014 is een nieuw strategisch beleidsplan geformuleerd. In het strategisch beleidsplan is

beschreven wat onze ambitie is, waarop deze ambitie gebaseerd is en hoe de stichting hieraan wil werken.

De koers uit het strategisch beleidsplan is geen blauwdruk, maar een richtingwijzer, een uitdaging en een

inspiratiebron. Dit nieuwe strategisch beleidsplan is ook het vertrekpunt voor de concrete planning van

activiteiten voor de afdeling onderwijs. Nog meer dan bij vorige beleidsplanperiodes het geval was, is de

essentie van het gewenste beleid samen met de verschillende belangengroepen geïnventariseerd. Waar zal

het de komende periode over moeten gaan? Wie zijn we, waar staan we voor en waar gaan we voor?

Conexus ontwikkelt in verbinding. We benadrukken hiermee dat het binnen Conexus gaat om de

gezamenlijke ontwikkeling van kinderen en medewerkers. Leerkrachten bewegen in een complexe,

dynamische en soms eisende omgeving. Persoonlijke betrokkenheid, enthousiasme en motivatie voor het

ontwikkelen van kinderen is ons uitgangspunt.

Onderwijskwaliteit is het belangrijkste resultaatgebied van Conexus. Iedereen binnen Conexus voelt zich

verantwoordelijk voor de brede ontwikkeling van kinderen in de sociale context. Dit betekent dat we het

kind niet geïsoleerd zien, maar oog en oren hebben voor de context waar het kind opgroeit, leert en zich

ontwikkelt. Vandaar dat Conexus staat voor het concept ‘Brede school’ en IKC (Integraal Kind Centrum). In

ons werk op de scholen beseffen wij dat wij een bijdrage leveren aan de gemeenschap en willen in de

uitvoering daar ook een actieve bijdrage aanleveren.

Voor u ligt het Onderwijsverslag 2013-2014 van Conexus. Dit jaarverslag beschrijft de onderwijskundige

ontwikkelingen binnen de stichting voor de periode augustus 2013 tot en met december 2014. In dit

verslag kijken we terug op de afgelopen periode en beschrijven we onze beleidsinspanningen, de

opbrengsten en de resultaten ten aanzien van de kwaliteit van onderwijs. We doen dit aan de hand van de

vijf speerpunten uit ons strategisch beleidsplan:

Zorg voor optimale kwaliteit

Onderwijs op maat voor alle leerlingen

Professionele medewerkers en organisatie(s)

Ouders als educatieve partners

Brede school / Integraal kind centrum

Mei 2015

Afdeling Onderwijs

3

Inhoudsopgave

1 ZORG VOOR OPTIMALE KWALITEIT ............................................................................................................................. 4

1.1 Inleiding ...................................................................................................................................................................... 4

1.2 Terugblik 2012-2013 .................................................................................................................................................. 4

1.3 Doelen juni 2013 t/m december 2014 ...................................................................................................................... 5

1.4 Inzet, middelen en resultaten .................................................................................................................................... 5

1.5 Samenvatting en evaluatie ....................................................................................................................................... 14

1.6 Plannen voor de toekomst ....................................................................................................................................... 15

2 ONDERWIJS OP MAAT VOOR ALLE LEERLINGEN ........................................................................................................ 16

2.1 Inleiding .................................................................................................................................................................... 16

2.2 Terugblik 2012-2013 ................................................................................................................................................ 16

2.3 Doelen juni 2013 t/m december 2014 ..................................................................................................................... 16

2.4 Inzet, middelen en resultaten .................................................................................................................................. 17

2.5 Samenvatting en evaluatie ....................................................................................................................................... 24

2.6 Plannen voor de toekomst ....................................................................................................................................... 24

3 PROFESSIONELE MEDEWERKERS EN ORGANISATIE(S) ............................................................................................... 26

3.1 Inleiding .................................................................................................................................................................... 26

3.2 Terugblik 2012-2013 ................................................................................................................................................ 26

3.3 Doelen juni 2013 t/m augustus 2014 ...................................................................................................................... 27

3.4 Inzet, middelen en resultaten .................................................................................................................................. 27

3.5 Samenvatting en evaluatie ....................................................................................................................................... 31

3.6 Plannen voor de toekomst ....................................................................................................................................... 32

4 OUDERS ALS EDUCATIEVE PARTNERS ........................................................................................................................ 33

4.1 Inleiding .................................................................................................................................................................... 33

4.2 Terugblik ................................................................................................................................................................... 33

4.3 Doelen ...................................................................................................................................................................... 34

4.4 Inzet, middelen en resultaten .................................................................................................................................. 34

4.5 Samenvatting en evaluatie ....................................................................................................................................... 34

4.6 Plannen voor de toekomst ....................................................................................................................................... 35

5 BREDE SCHOOL/INTEGRAAL KIND CENTRUM ............................................................................................................ 36

5.1 Inleiding .................................................................................................................................................................... 36

5.2 Terugblik ................................................................................................................................................................... 37

5.3 Doelen ...................................................................................................................................................................... 37

5.4 Inzet, middelen en resultaten .................................................................................................................................. 38

5.5 Samenvatting en evaluatie ....................................................................................................................................... 38

5.6 Plannen voor de toekomst ....................................................................................................................................... 38

COLOFON ........................................................................................................................................................................... 39

4

1 ZORG VOOR OPTIMALE KWALITEIT

1.1 INLEIDING Bij zorg voor optimale kwaliteit gaat het om de kwaliteit van het primair proces. Als ondergrens voor

kwaliteit hanteren we de richtlijnen van de inspectie en de wet- en regelgeving. Concreet betekent dit dat

we ons als doel stellen dat alle scholen vallen onder het zogenoemde regulier toezicht. Dit bewerkstelligen

we door de huidige werkwijze van onze kwaliteitsaanpak te continueren. Die is gebaseerd op het

toezichtkader van de inspectie.

Gelet op de ontwikkelingen die nu al zijn ingezet en die zich zullen doorzetten de komende periode, nemen

we geen genoegen met deze minimum kwaliteit, maar leggen we onze ambities nadrukkelijk hoger. Om

toekomst proof te zijn laten we ons inspireren door

de zogenoemde 21st century skills: samenwerken,

creativiteit, ICT-geletterdheid, communiceren,

probleem oplossend vermogen, kritisch denken en

sociale en culturele vaardigheden. Aan het eind van

de planperiode is er een breed draagvlak voor deze

vaardigheden, en in de praktijk van alledag is

zichtbaar dat aan deze vaardigheden gewerkt wordt. Deze vaardigheden maken deel uit van het

kwaliteitskader zoals dat Conexus intern wordt gehanteerd; in de schoolbezoeken wordt uitgegaan van en

rekening gehouden met de fase waarin een school zich bevindt.

1.2 TERUGBLIK 2012-2013 Onderdeel van het vorig SBP was de pijler ‘optimale leerresultaten voor elk kind’, ook hier ging het om de

kwaliteit van het primaire proces. De doelstelling om minder dan 10% zwakke scholen te kennen binnen

Conexus is behaald. Door een gerichte aanpak kent Conexus vanaf het schooljaar 2012-2013 geen zwakke

of zeer zwakke scholen. De kwaliteitsaanpak heeft een eerste beeld opgeleverd ten aanzien van de

kwaliteit van het merendeel van de scholen.

‘We nemen geen genoegen met de

minimum kwaliteit, maar leggen onze

ambities nadrukkelijk hoger.’

5

1.3 DOELEN JUNI 2013 T/M DECEMBER 2014

1 Als ondergrens voor kwaliteit hanteren we de richtlijnen van de inspectie en de wet- en regelgeving. Alle scholen van Conexus hebben een basisarrangement toegekend gekregen vanuit de inspectie.

2 De tussen- en eindopbrengsten van de basisvaardigheden liggen ten minste op de inspectienorm. Alle scholen analyseren minimaal 2x per jaar hun opbrengsten en beschrijven de analyse, bijbehorende acties en evaluaties in een schoolzelfevaluatie.

3 Conexus heeft zicht op de kwaliteit van alle scholen en monitort de ontwikkelingen die plaatsvinden op de scholen.

4 Conexus hanteert een transparante kwaliteitszorgcyclus waar de kwaliteitsaanpak onderdeel van is.

5 Zowel op bestuurs- als op schoolniveau wordt gewerkt met een onderwijskundig jaarplan en jaarverslag. Als het gaat om kwaliteitsverbetering en -borging wordt er gewerkt met een PDSA-cyclus.

6 Doorontwikkeling van de kwaliteitsaanpak naar een integrale aanpak met aanscherping op inhoud op basis van de laatste ontwikkelingen vanuit literatuur en onderzoek: herijken kijkwijzer (gericht op brede ontwikkeling van leerlingen), ontwikkelen analyse-instrumenten, standaardisatie gesprekken, vaststellen gezamenlijke werklijn, initiëren samenwerking tussen scholen en professionalisering van directeuren. In de schoolbezoeken wordt uitgegaan van en rekening gehouden met de fase waarin een school zich bevindt.

7 Scholen nemen deel aan diverse stedelijke en/of landelijke projecten (SlimFit, Wetenschap & Techniek) met als doel de kwaliteit van hun onderwijs te verbeteren.

1.4 INZET, MIDDELEN EN RESULTATEN

1 Als ondergrens voor kwaliteit hanteren we de richtlijnen van de inspectie en de wet- en regelgeving. Alle scholen van Conexus hebben een basisarrangement toegekend gekregen vanuit de inspectie.

Deels behaald

Er heeft in de periode vanaf augustus 2013 t/m december 2014 op acht scholen van Conexus een

kwaliteitsonderzoek plaatsgevonden door inspectie. In september 2014 heeft inspectie met het bestuur

60% 20%

7% 3%

10%

basisarrangement

attendering

waarschuwing

zwak

geen arrangementtoegekend

6

gesproken over de kwaliteit van de scholen. Met uitzondering van één school behouden alle scholen een

basisarrangement. Eén school wordt beoordeeld als zwak en acht scholen hebben te maken met een

attendering of waarschuwing. Op de school met het predicaat zwak is een intensief traject gestart waarbij

de afdeling onderwijs ondersteunend is (geweest) bij de analyse en waardering van de onderwijskwaliteit,

bij het formuleren van het plan van aanpak en de uitvoering hiervan. Ook met de scholen met een

attendering of waarschuwing zijn gesprekken gevoerd waarbij o.a. opbrengsten geanalyseerd zijn en waar

schoolspecifieke afspraken gemaakt zijn ten aanzien van het vervolg. De afspraken zijn opgenomen in het

jaarplan van de school.

Tenslotte kan de inspectie voor één (nieuwe) basisschool nog géén arrangement vaststellen. Voor het SO4

en beide sbo’s van Conexus geldt dat de resultaten op dit moment nog niet worden beoordeeld door

inspectie. Uiteraard heeft Conexus zelf wel een beeld van de kwaliteit van deze scholen.

Inspectie geeft aan dat “Conexus op grond de uitgevoerde gestructureerde evaluaties en vormen van

monitoring beschikt over een ruim inzicht in de kwaliteit van alle scholen. Uit de uitwisseling van gegevens

kwam vrijwel steeds dezelfde risicoanalyse

naar voren als het gaat om de opbrengsten

van de scholen. De analyses van Conexus

bestrijken een breder gebied, waardoor er ook

sprake is van een goed inzicht in het

functioneren van de afzonderlijke teams en

het management van de scholen”. Bij het eerstvolgende bestuursgesprek met inspectie leggen de inspectie

en Conexus hun risicoanalyses vooraf aan elkaar voor en het gesprek zal benut worden om daar waar nodig

risico’s uitgebreider te bespreken. “Scholen die door het CvB zelf als risicovol zijn bestempeld krijgen

ondersteuning vanuit de binnen Conexus beschikbare onderwijskundige deskundigheid. De afspraken met

die scholen betreffen zeker niet alleen de te ondernemen activiteiten, maar juist ook de te bereiken

resultaten”.

In 2014 hebben leerlingen van 24 scholen deelgenomen aan de centrale Eindtoets van CITO. Er zijn van zes

scholen geen gegevens van de eindtoets beschikbaar. Vijf van deze scholen verantwoorden hun

eindopbrengsten op andere wijze. Eén school had in 2014 nog geen leerlingen in groep 8.

‘Conexus beschikt over een ruim inzicht

in de kwaliteit van alle scholen.’

7

De opbrengsten van de scholen die zich op andere wijze verantwoorden (Talent, Vuurvogel, Verwondering,

Sbo de Windroos en Goffert en SO4 de Windroos) zijn, met uitzondering van de resultaten van de SO4,

voldoende.

522,0

524,0

526,0

528,0

530,0

532,0

534,0

536,0

538,0

540,0

542,0

Schoolscores zonder correctie 2013

Inspectie ondergrens 2013

Inspectie landelijke gemiddelde 2013

522,0

524,0

526,0

528,0

530,0

532,0

534,0

536,0

538,0

540,0

542,0

Schoolscores zonder correctie 2014

Inspectie ondergrens 2014

Inspectie landelijke gemiddelde 2014

8

De tabel en aanvullende gegevens van de scholen die zich op andere wijze verantwoorden, laat zien dat de

eindopbrengsten in 2014 bij 20 van de 29 scholen (van de Verwondering zijn nog geen gegevens

beschikbaar) boven de door de inspectie gestelde ondergrenzen liggen. Voor dit schooljaar geldt bovendien

dat 4 van deze 15 scholen boven het landelijk gemiddelde van scholen met een vergelijkbare

leerlingpopulatie scoorden. Helaas scoren daarentegen 9 scholen lager dan de ondergrens van inspectie.

Dit heeft bij zes scholen tot een attendering geleid en bij twee scholen tot een waarschuwing. Eén van de

scholen heeft het predicaat zwak toegekend gekregen.

2 De tussen- en eindopbrengsten van de basisvaardigheden liggen ten minste op de inspectienorm. Alle scholen analyseren minimaal 2x per jaar hun opbrengsten en beschrijven de analyse, bijbehorende acties en evaluaties in een schoolzelfevaluatie.

Deels behaald

Een analyse van de eindopbrengsten is bij de vorige doelstelling beschreven.

Voor de tussenopbrengsten van januari 2014 geldt dat deze voor 21 van de

29 scholen (bij de Verwondering zijn de aantallen te klein om te beoordelen)

voldoende zijn. Bij 7 scholen zijn er op meer dan 3 onderdelen onvoldoende

resultaten behaald. Voor deze scholen is de werkwijze hetzelfde als bij

onvoldoende eindopbrengsten: er volgen gesprekken met betreffende

scholen waar een verdiepende analyse plaatsvindt en interventies bepaald

worden. Deze worden vastgelegd en krijgen een plek binnen de cyclus van

zorg en begeleiding op de school.

Tijdens een kwaliteitsbezoek worden IB’ers bevraagd op opbrengsten, de

analyse hiervan en welke acties en evaluaties hieruit volgden. Een aantal

scholen heeft dit op papier uitgewerkt in de vorm van een

schoolzelfevaluatie. In de meeste gevallen kent deze nog geen diepgaande

analyse en/of beschrijving van verklaringen. Hier is zowel voor de scholen als voor de afdeling onderwijs

nog winst te behalen. Het structureel monitoren van opbrengsten met bijbehorende analyse kan leiden tot

een verbetering van de onderwijskwaliteit. Conexusbreed zijn hierover nog geen gezamenlijke afspraken

gemaakt.

3 Conexus heeft zicht op de kwaliteit van alle scholen en monitort de ontwikkelingen die plaatsvinden op de scholen.

Behaald

Integrale kwaliteitsaanpak

Sinds september 2011 kent Conexus de kwaliteitsaanpak, een systematiek van schoolbezoeken om zicht te

krijgen op de kwaliteit van het onderwijs op haar scholen en het gevoerde integraal personeelsbeleid en

hierbij ondersteuning op maat te kunnen leveren. In het kader van de Integrale Conexus Kwaliteitsaanpak

wordt samen met de scholen een analyse gemaakt van de kwaliteit van: de opbrengsten van de

kernvakken, het pedagogisch-didactisch handelen van leerkrachten, de leerlingenzorg, het leerstofaanbod

en de leertijd, de condities voor schoolontwikkeling en onderdelen van het integraal personeelsbeleid.

In de periode van augustus 2013 t/m december 2014 heeft er op 14 scholen een schoolbezoek

plaatsgevonden. In hoofdlijnen zie je dat het pedagogisch klimaat op alle scholen ruim voldoende is tijdens

de klassenobservaties. Bij het didactisch handelen van de leerkrachten kan nog winst behaald kan worden.

9

Het gaat dan met name om de instructie, het aanbod van strategieën en afstemming van de leerstof op

verschillende onderwijsbehoeften. Bij de overige onderdelen zie je dat er binnen het merendeel van de

scholen planmatig gewerkt wordt aan schoolontwikkeling. Ontwikkelingen worden meestal, in

samenspraak met het team, ingezet door het

SMT en uitgewerkt door zogenaamde

werkgroepen. Hierbij merken we dat hoe

helderder ieders taken, rollen en

verantwoordelijkheden zijn binnen een school

en hoe meer aandacht er is voor evaluatie en borging, des te succesvoller de ingezette ontwikkelingen

binnen de school zijn. Onderwijskundig leiderschap van de directeur is hierbij bepalend in positieve zin. Ook

de rol van de IB’er is essentieel, we zien dat IB’ers die de zorgstructuur op orde hebben, handelen op basis

van verdiepende analyses en een grote taak hebben in het ondersteunen van de leerkracht (en dus ook

veel in de groepen te vinden zijn) sterk bijdragen aan een positieve schoolontwikkeling. De mate waarin we

bovenstaande succesfactoren aantreffen tijdens de schoolbezoeken is wisselend.

Op basis van de analyse tijdens het schoolbezoek gaan scholen, zo nodig met ondersteuning vanuit de

afdeling Onderwijs en/of P&O of externe experts aan de slag met het verbeteren van de kwaliteit van hun

onderwijs en de professionalisering van de medewerkers. Dit doen we sinds het schooljaar 2013-2014

binnen de Conexus Academie; dit staat beschreven in hoofdstuk 3. De school maakt hiertoe een plan van

aanpak dat wordt besproken met de afdeling onderwijs en P&O.

De opbrengst van de kwaliteitsaanpak is dat er een beter zicht is op de kwaliteit van de scholen en dat er

gerichte ondersteuning ingezet kan worden t.b.v. schoolontwikkeling vanuit de afdeling onderwijs. De

informatie dient tevens als input voor de gesprekken tussen het bestuur en de scholen.

Tenslotte worden de analyses benut voor het professionaliseren van medewerkers binnen de Conexus

Academie (zie hoofdstuk 3).

Pilot Zelfevaluatie

In het kader van adaptief toezicht, heeft Conexus als bestuur met een verder ontwikkeld auditoring

systeem dan het gemiddelde PO-bestuur in Nederland, deelgenomen aan de pilot Zelfevaluatie van PO-

Raad en Onderwijsinspectie. De pilot bestond uit het beoordelen van de zelfevaluatie van het bestuur en

van één van de scholen, deelname van één medewerker onderwijs aan de scholing tot auditor en enkele

gezamenlijke bijeenkomsten van bestuurders en stafmedewerkers met PO raad en onderwijsinspectie.

Zowel de pilot zelf als de scholing tot auditor hebben tips opgeleverd om zowel de kwaliteitsaanpak van

Conexus zelf als de communicatie over de kwaliteitsaanpak te kunnen verbeteren. Concreet betekent dit

dat naast de criteria voor pedagogisch-didactisch handelen ook de overige indicatoren voor

onderwijskwaliteit ontwikkeld moeten worden. Daar waar op schoolniveau al een goede analyse van

resultaten wordt uitgevoerd, zal ook een verdiepende analyse uitgevoerd moeten worden over aanpak en

effecten van de gekozen aanpak. Verbetering van de communicatie bestaat uit verbetering van de

verwachtingen bij zowel schoolmanagementteam

(SMT) als bij het schoolteam over het schoolbezoek.

De pilot heeft bovendien opgeleverd dat de

onderwijsinspectie en de PO Raad een positieve

indruk hebben van de kwaliteitszorg van Conexus en

complimenten voor de pilotschool (SBO de Windroos

Lindenholt) heeft gegeven. De PO Raad en de

‘Onderwijskundig leiderschap van de

directeur is bepalend voor kwaliteit.’

‘De onderwijsinspectie en de PO

Raad hebben een positieve indruk

van de kwaliteitszorg van Conexus.’

10

onderwijsinspectie hebben aangegeven dat de pilot hen een beter inzicht heeft gegeven van in hoeverre

zelfevaluaties van besturen kunnen leiden tot een aangepast toezicht. Er zijn tien profielen opgesteld

(beschrijvingen van tien ontwikkelingsfasen van een school) die in een volgende pilot gehanteerd zullen

worden. Scholen geven zelf aan (aan de hand van een zelfevaluatie) welk profiel bij hun school past. De

onderwijsinspectie voert in principe geen volledig onderzoek uit, maar verifieert of het profiel inderdaad bij

de school past. Als tussentijds het profiel niet blijkt te kloppen, dan stapt de onderwijsinspecteur

onmiddellijk weer over op de ‘oude’ manier van inspecteren. In die zin heeft de pilot Zelfevaluatie

bijgedragen aan het ‘nieuwe toezicht’ van de onderwijsinspectie. Tijdens de scholing tot auditor zijn zowel

de oude manier van inspecteren als de vernieuwingen in het toezicht aan de orde geweest en heeft de

deelnemer namens Conexus ervaring kunnen opdoen door samen met verschillende inspecteurs reguliere

inspecties op scholen uit te voeren. Deze kennis kan weer benut worden binnen de kwaliteitsaanpak.

4 Conexus hanteert een transparante kwaliteitszorgcyclus waar de kwaliteitsaanpak onderdeel van is.

Deels behaald

De kwaliteitsaanpak kent een vaste cyclus van

schoolbezoeken en monitorgesprekken.

Binnen de afdeling onderwijs zijn de scholen

verdeeld over de stafmedewerkers en scholen

worden structureel gevolgd en indien nodig

ondersteund door een ieder. Ook is er sprake

van het delen van informatie richting het

bestuur. Vooraf aan de bestuursgesprekken

wordt er door onderwijs een samenvatting

aangeleverd met laatste relevante informatie

van een school (o.a. rapportage van het

schoolbezoek, verslagen van

monitorgesprekken, beschrijving van inzet van ondersteuning, deelname van de school aan de Conexus

Academie en eventueel inspectiebezoek). De koppeling met de gesprekkencyclus vanuit het bestuur is in

ontwikkeling.

5 Zowel op bestuurs- als op schoolniveau wordt gewerkt met een onderwijskundig jaarplan en jaarverslag. Als het gaat om kwaliteitsverbetering en -borging wordt er gewerkt met een PDSA-cyclus.

Deels behaald

Alle scholen van Conexus werken met een jaarplan waarin de plannen voor

komend schooljaar beschreven staan. Vanuit de afdeling onderwijs wordt

het jaarplan beoordeeld op de koppeling tussen de bevindingen vanuit het

schoolbezoek (plan van aanpak) en het jaarplan, oftewel: doen we de

goede dingen? Het jaarplan wordt op nagenoeg alle scholen aan het einde

van het schooljaar geëvalueerd met het team. Het vastleggen van deze

evaluatie binnen een jaarverslag is geen gemeengoed. Dit geldt ook voor

het werken volgens een PDSA-cyclus, met name de borging wordt vaak

gemist (‘zo doen wij het op onze school’).

Vanuit de afdeling onderwijs wordt gewerkt met een jaarplan en jaarverslag.

11

6 Doorontwikkeling van de kwaliteitsaanpak naar een integrale aanpak met aanscherping op inhoud op basis van de laatste ontwikkelingen vanuit literatuur en onderzoek: herijken kijkwijzer (gericht op brede ontwikkeling van leerlingen), ontwikkelen analyse-instrumenten, standaardisatie gesprekken, vaststellen gezamenlijke werklijn, initiëren samenwerking tussen scholen en professionalisering van directeuren. In de schoolbezoeken wordt uitgegaan van en rekening gehouden met de fase waarin een school zich bevindt.

In ontwikkeling

In augustus 2014 is Conexus gestart met programmamanagement. De projectgroep

kwaliteitsaanpak/kwaliteitszorg maakt hier onderdeel van uit. De doorontwikkeling van de kwaliteitsaanpak

is concreet uitgewerkt binnen het projectplan en wordt uitgevoerd door de projectgroep in samenwerking

met de afdeling onderwijs. De kwaliteitsaanpak is een werkwijze die voortdurend in ontwikkeling is en

bijgesteld wordt op basis van laatste ontwikkelingen en nieuwe kennis zoals bijvoorbeeld verworven tijdens

de pilot zelfevaluatie van inspectie. Documenten die benut worden zoals het begeleidend schrijven naar de

scholen en de startnotitie worden steeds bijgewerkt. Instrumenten worden doorontwikkeld (kijkwijzer) of

ontwikkeld (meetinstrumenten voor de overige onderdelen). De afgelopen periode is in kaart gebracht

welke doorontwikkeling we willen maken, de uitvoering hiervan moet nog plaatsvinden.

7 Scholen nemen deel aan diverse stedelijke en/of landelijke projecten met als doel de kwaliteit van hun onderwijs te verbeteren.

Behaald

Slim Fit

Slim Fit is een innovatief onderwijsexperiment voor primair onderwijs. Het doel van Slim Fit is de

implementatie van innovatieve maatregelen op organisatieniveau die de arbeidsproductiviteit verhogen

met behoud van onderwijskwaliteit en zonder verhoging van de werkdruk. Er wordt hiertoe gewerkt met

een ander organisatieprincipe. Binnen Conexus nemen drie scholen deel aan het project (Buut, Aldenhove

en Kampus) die hier ieder op hun eigen wijze vorm aan geven. De scholen geven aan dat er nog niet direct

een effect zichtbaar is als het gaat om het behalen van meer resultaat met minder personeel. Wel geven zij

aan dat er sprake is van een cultuuromslag en dat er een onderwijsontwikkeling in gang gezet is. Scholen

zijn intensief bezig om met elkaar als team hun onderwijs op een andere manier vorm te geven. Elementen

zoals samen werken en leren, gedeelde verantwoordelijkheid, nieuwe groeperingsvormen, meer maatwerk,

eigenaarschap van de leraar en werkplezier bij zowel leraar als leerling, hebben hierbinnen een plek. Dit

effect lees je ook terug in de landelijke rapportage.

Wetenschap en Techniek

Wetenschap en Techniek is één van de aandachtspunten van het strategisch beleid van Conexus, vooral

waar het gaat om het stimuleren van brede

talentontwikkeling van kinderen en de

onderzoekende houding van zowel de kinderen

als de leerkrachten.

Conexus is penvoerder van het Kenniscentrum

Wetenschap en Techniek in de regio Gelderland

(KWTG), samen met 2 andere schoolbesturen. Het KWTG stimuleert de interesse in natuur, bèta en

techniek (technologie) bij kinderen en hen die hen inspireren en lesgeven. Ook ondersteunt zij de

‘Wetenschap en Techniek gaat om het

stimuleren van brede talentontwikkeling

en een onderzoekende houding’

.’

12

basisscholen in de regio Gelderland op alle niveaus bij de vormgeven en uitvoering van W&T onderwijs, zo

ook de scholen van Conexus.

In april 2013 is op alle Conexus scholen een Quick Scan W&T afgenomen en is aangegeven wat het KWTG

aan ondersteuning te bieden heeft. Het initiatief voor de verdere ontwikkeling is vooralsnog bij de

directeuren neergelegd. Zo’n zeven scholen

van Conexus hebben actief een bijdrage

geleverd aan de kennisuitwisseling in de

regio en geparticipeerd in rijke W&T

ontmoetingen georganiseerd door het

KWTG. een combinatie van inspirerende

presentaties, verdieping en uitwisseling. Dit

met het doel inspiratie op te doen, vragen

en dilemma’s te delen en de blik te

verruimen. Het doel hierbij is om

handvatten te geven naar eigen handelen

en professionalisering op W&T

toepassingen.

Naast de scholen en de vindplaatsscholen

nemen wetenschappers, onderzoekers en

opleiders van de pabo deel aan deze

werkplaatsen. De scholen van Conexus, die

hierin op diverse momenten actief hebben

geparticipeerd zijn: Talent, de Lanteerne, de

Muze, NSVII, de Wingerd, de Oversteek en

de Buut. Naast deze scholen hebben drie

andere scholen van Conexus maken actief gebruik gemaakt van de W&T leskisten, zoals die door

EduService worden uitgeleend. Dit zijn de Nutsschool Lankforst, de Zonnewende en de Vuurvogel.

Ook is er voor gekozen om een Conexus Knoopdag te benutten voor de Winterschool. De Winterschool

wordt elk jaar georganiseerd vanuit het WKRU, waarbij onderzoekende leren en de wetenschappelijke

houding centraal staat. Veel scholen van Conexus nemen met hun leerlingen deel aan het programma van

het Junior Technovium en het Technisch Creatief Centrum Nijmegen.

We kunnen concluderen dat een behoorlijk aantal Conexusscholen de afgelopen twee jaar met W&T

onderwijs aan de slag zijn gegaan of zich hierop hebben georiënteerd. Daarnaast zijn er scholen die

nauwelijks deelnemen aan de activiteiten van het KWTG. Dit betekent echter niet dat zij niets aan W&T

onderwijs doen.

Voor de komende periode geeft het Bestuursakkoord PO richting aan W&T onderwijs net als de ambities

vanuit het Techniekpact.

Alle scholen dienen het onderzoekend leren van leerlingen te bevorderen, dit kan o.a. door een aanbod

op het gebied van 'Wetenschap & Techniek‘.

In 2020 alle basisscholen wetenschap en technologie structureel in hun onderwijsprogramma

opgenomen.

Inhoudelijk verstevigen thema W&T op school: aandacht voor didactiek, uitdaging en variatie.

Met scholen, opleiding en onderzoek werken aan een doorgaande leerlijn.

13

Voor regio Nijmegen wordt met de directeur van het Talent en het KWTG gewerkt aan een W&T

ontwikkelarrangement, die concreet invulling geeft aan interventies voor de Nijmeegse scholen passend bij

fase van hun W&T ontwikkeling (Quick Scan). Dit arrangement bouwt voort op de onderzoekende houding

en gaat de komende beleidsperiode richting geven aan de ontwikkeling van W&T onderwijs op de Conexus

scholen.

Gezonde Scholen

Er lopen verschillende initiatieven ter bevordering van gezond gedrag op de scholen waarbij GGD

Gelderland Zuid de scholen begeleidt een gezonde school te worden. Binnen Conexus nemen 19 van de 30

scholen deel aan één of meerdere initiatieven. Het gaat dan om het verkrijgen van het vignet ‘Gezonde

School’, ‘Sportieve Gezonde School XL’, ‘Scoren voor gezondheid’, ‘Gezond Overblijven’, ‘Gezond

Schoolplein’ en deelname aan projecten zoals ‘Lentekriebels’. Er zijn geen resultaten gemeten op

stadsniveau maar vanuit wetenschappelijk onderzoek is bekend dat lichaamsbeweging de leerprestatie op

korte en lange termijn verbetert. Lichaamsbeweging is een ‘pepmiddel’ voor de leerprestatie en een

instrument om kinderen fit en gezond te houden en zich sociaal-maatschappelijk te laten ontwikkelen.

Daarnaast heeft de NSV2 vanaf augustus 2013 een sportklas

voor sportief talent met de volgende ambitie: ‘specifieke

(sport-)talentontwikkeling binnen de context van een

verantwoorde brede ontwikkeling’. Concreet betekent dit dat

er sprake is van een goede ontwikkeling op het gebied van

onderwijs (instrumenteel-culturele vaardigheden), als op het

terrein van bewegen, als op het specifieke sportgebied. Er is

een goed programma op het terrein van OJW (oriëntatie op

jezelf en de wereld), inclusief SEO, met het oog op de

specifieke doelgroep van de sportklas. De meerwaarde van het

project moet liggen in een totaal, geïntegreerd en afgestemd

aanbod, zodat recht wordt gedaan aan de algemene, de

schoolse en de sportieve ontwikkeling van het kind.

De sportklas heeft rond de 20 leerlingen in een groep 6-7-8 combinatie, bestaande uit enkel jongens uit de

jeugd van NEC. In de praktijk staat met name de kwaliteit van het onderwijs onder druk: afstemming op de

verschillende onderwijsbehoeften is lastig te realiseren, met name ook door het versnipperde aanbod door

de dag heen rondom de trainingsmomenten. Ook het programma op het terrein van OJW en SEO komt nog

onvoldoende aan bod maar wel nodig aangezien de groep ongewenst homogeen is van samenstelling. In de

tweede helft van 2014 is er wel een vooruitgang geboekt door een betere aansluiting tussen schooltijden

en trainingen en door leerlingen van groep 6 deel te laten nemen binnen de reguliere groepen 6. Toch zijn

er nog tal van wensen op het terrein van de kwaliteit van het aanbod. Dit heeft geleid tot een bezinning op

de te varen koers met de sportklas waarbij er een uitvoerige analyse wordt gehouden en alternatieven

bekeken worden.

Overige projecten

De projecten VVE, Schakelklassen, Rebound, Alert4You, Excellentie en Leonardo staan beschreven in

hoofdstuk 2.

14

1.5 SAMENVATTING EN EVALUATIE Samenvattend kunnen we concluderen dat er in de periode augustus 2013 tot en met december 2014 veel

ontwikkelingen in gang zijn gezet. Dit is logisch aangezien er in deze periode een planperiode afgesloten is

en er een nieuw strategisch beleidsplan opgesteld is. De doelstellingen beschreven in dit hoofdstuk zullen

de komende jaren dan ook terugkerend een plek krijgen binnen de jaarverslagen vanuit de afdeling

onderwijs.

Ten aanzien van de inhoud kunnen we vaststellen dat we goed zicht hebben op de kwaliteit van onze

scholen en dat deze ook gemonitord wordt. Het gewenste resultaat dat alle scholen beschikken over een

basisarrangement en tussen- en eindopbrengsten boven de inspectienorm, is helaas nog niet behaald op

alle scholen. Scholen waarbij dit niet het geval is worden wel intensief ondersteund en gevolgd. De

werkwijze om de kwaliteit in kaart te brengen en te volgen vraagt om een doorontwikkeling. Dit was deze

periode in ontwikkeling, de komende tijd zal dit verder uitgewerkt worden in samenspraak met de

projectgroepen kwaliteitszorg, innovatie en Conexus Academie. De activiteiten die hiervoor nodig zijn staan

beschreven in de projectplannen en eerste stappen worden nu gezet. Deze doelstelling hebben we dan ook

nog niet behaald.

Behaalde doelstellingen kennen een vaste opzet of werkwijze maar kennen een doorloop op inhoud.

Voor alle doelstellingen geldt dat het formuleren van concrete opbrengsten (wat is waarneembaar?) helpt

om effecten vast te kunnen stellen.

15

1.6 PLANNEN VOOR DE TOEKOMST Data-analyse vanuit de afdeling onderwijs: tussen- en eindopbrengsten worden in kaart gebracht voor

alle scholen en besproken tijdens het directieberaad. Met scholen die onder de norm presteren volgt

een gesprek en wordt samen met de school een diepgaandere analyse uitgevoerd en interventies

opgesteld. Deze krijgen een plek binnen de cyclus van zorg en begeleiding. Vanuit tegenvallende

tussenresultaten in groep 7 volgt een gesprek met betreffende scholen om een plan van aanpak te

maken richting de eindopbrengsten. Werkwijze vastleggen met elkaar.

Benutten van de bovenschoolse module in Esis: welke doelen stellen we op bestuursniveau?

Scholen ondersteunen bij het maken van diepgaande analyse en/of beschrijving van verklaringen. Dit

gebeurt schoolspecifiek maar krijgt ook een plek tijdens het Conexusbrede IB-netwerk en binnen de

kwaliteitsaanpak.

Verder opzetten en invulling geven aan een Conexusbreed IB-netwerk gericht op onderwijsinhoudelijke

ontwikkelingen en data-analyse en feedback.

Doorontwikkelen kwaliteitsaanpak met een aanscherping op inhoud en communicatie. Kennis en

ervaring vanuit de pilot zelfevaluatie worden hierbij benut.

Rekening houden met de fase waarin een school zich bevindt: differentiatie aanbrengen. Scholen

indelen in schoolgroepen (benutten profielen vanuit inspectie?). We werken dit binnen de afdeling

verder uit.

Input leveren voor de opzet van de gesprekkencyclus vanuit het bestuur. Wat zijn

onderwijsinhoudelijke aspecten die belangrijk zijn om hierin mee te nemen?

Scholen schrijven op basis van hun jaarplan aan het einde van het schooljaar ook een jaarverslag.

Samenwerking vanuit de afdeling onderwijs met de diverse projectgroepen waarbij de pijlers van het

SBP concreet worden uitgewerkt. Activiteiten ten behoeve van gestelde doelstellingen worden intern

afgestemd en waar nodig gezamenlijk uitgevoerd.

Voortgang van stedelijke en landelijke projecten met als doel de kwaliteit van het onderwijs te

verbeteren. Vanuit de afdeling onderwijs bepalen op welke manier monitoring plaats vindt.

Oriëntatie op de bovenschoolse module van WMK: wat benutten we op bestuursniveau?

16

2 ONDERWIJS OP MAAT VOOR ALLE LEERLINGEN

2.1 INLEIDING In de missie van Conexus, beschreven in het strategisch

beleidsplan staat dat de eigen ontwikkeling van ieder kind er toe

doet. Waarbij niet alleen de cognitieve en traditionele schoolse

ontwikkeling maar nadrukkelijk ook de motorische , creatieve

sociaal-emotionele ontwikkeling bedoeld zijn.

Passend aanbod voor ieder kind is een must. Het kind en zijn ontwikkeling staan centraal, ook als het

moeilijk wordt.

2.2 TERUGBLIK 2012-2013 Onderdeel van het vorige SBP was de pijler ‘Optimale leerresultaten voor elk kind’. In deze ambitie stond

verwoord het leerprogramma meer individueel af te stemmen, en daardoor de leeropbrengsten voor alle

kinderen te verhogen, en te volgen. Het kunnen beschikken over een systeem van monitoring, waarmee de

toegevoegde waarde voor elk kind beter kan worden gemeten, was tevens de ambitie. En dat in een

opbrengst gerichte cultuur. Op dit terrein zijn geen specifieke centrale acties ondernomen, wat niet

wegneemt dat er op meerdere plekken binnen de stichting

relevante stappen zijn gezet. Deels op grond van autonome

schoolontwikkeling, maar deels ook ingegeven door algemene

ontwikkelingen en specifieke ontwikkelingen in het kader van

Regie van de Zorg.

Evaluatie levert op dat deze ambitie nog niet behaald is, maar dat dit speerpunt op grond van recente

ontwikkelingen en inzichten, bijstelling en aanvulling behoeft.

In de afgelopen periode hebben de ontwikkelingen rondom passend onderwijs steeds meer vorm gekregen.

De projectgroep ‘Regie van de Zorg’ heeft hierin een belangrijke rol vervuld. Er zijn notities opgesteld:

‘Passend onderwijs’, ‘Alle kinderen in Beeld’, ‘Ontwikkelingskansen voor alle kinderen in Nijmegen’ en

‘School ondersteuningsprofiel’. De uitvoering

van deze notities zijn belangrijk geweest om de

aansluiting bij de wet Passend Onderwijs in het

Nijmeegse te realiseren.

2.3 DOELEN JUNI 2013 T/M DECEMBER 2014

De doelen die gesteld zijn vanuit de wet Passend Onderwijs hebben in de afgelopen planperiode de meeste

aandacht gekregen. Deze doelen zijn immers de motor om onze ambitie van onderwijs op maat voor alle

kinderen te realiseren.

‘Passend aanbod voor

ieder kind is een must.’

‘Het kind en zijn ontwikkeling staan

centraal, ook als het moeilijk wordt.’

17

1 Het onderwijs is passend aan de vragen/ behoeften van het kind : de basiszorg- breedte zorg- dieptezorg wordt ingevoerd Iedere school werkt Handelings- en opbrengst gericht iedere school heeft een ambitieus basis- ondersteuningsprofiel Iedere school heeft een deugdelijk ondersteuningsplan Iedere school heeft een proactieve houding om betrokkenheid van ouders te vergroten

2 Opzetten van scholing en deskundigheid bevordering voor de professionalisering van leerkrachten

3 Het schoolbestuur voorziet in de zorgplicht van Passend Onderwijs. Zij draagt zorg voor een dekkend aanbod van zorg en onderwijs. De referentiekaders van passend onderwijs worden bestuurlijk verankerd

4 Passend onderwijs is niet alleen van onderwijs maar ook van alle partners: Conexus gaat nadrukkelijk op zoek naar samenwerking met andere partners.

5 Scholen nemen deel aan diverse stedelijke en/of landelijke projecten (VVE, Schakelklassen, Rebound, Alert4You, Excellentie en Leonardo) met als doel de kwaliteit van hun onderwijs te verbeteren.

2.4 INZET, MIDDELEN EN RESULTATEN

1 Het onderwijs passend maken aan de vragen/ behoeften van het kind : de basiszorg- breedte zorg- dieptezorg wordt ingevoerd Iedere school werkt Handelings- en opbrengst gericht iedere school heeft een ambitieus basis- ondersteuningsprofiel Iedere school heeft een deugdelijk ondersteuningsplan Iedere school heeft een proactieve houding om betrokkenheid van ouders te vergroten

Deels behaald

Ad 1a Door de invoering van de wet Passend Onderwijs in 2013 is WSNS/SWV Nijmegen e.o. opgeheven.

Wel zijn de ambities van dit project deels gerealiseerd en gebruikt bij de invulling van de nieuwe structuur

van Passend Onderwijs die vorm krijgt binnen het nieuwe SWV Stromenland. Er is in januari 2014 een

ondersteuningsplan vastgesteld door het SWV Stromenland. Dit plan is leidraad voor de verdere

ontwikkelingen binnen het SWV en dus ook voor de

Conexusscholen. In het plan staat beschreven hoe om te

gaan met de ondersteuning en wordt er gesproken over

basis- extra en speciale zorg. In 2014 is de pilot Brede

School ondersteuning team (BSOT) geëvalueerd. Er is

besloten om bij alle scholen een BSOT in te richten. De

voormalige Zorg Advies teams (ZAT) worden daarin

opgenomen. Ten opzichte van de voormalige ZAT zijn

binnen het BSOT de korte lijnen met het sociaal wijkteam

verzekerd.

In het in stand houden en doorontwikkelen van specifieke

voorzieningen als Leonardo en voltijds Schakelklassen, al

dan niet in samenwerking met andere lokale en regionale

partijen, is afgelopen jaar geïnvesteerd. Er is een

projectmanager die dit aanstuurt. Er is een

18

projectmanager VVE die actief werkt aan de verbeteringen van dit project.

Afgelopen jaar is er een start gemaakt met het gebruik van een kind dossier: Alle Kinderen In Beeld (AKIB ).

In dit dossier wordt de overdracht van kind informatie bijgehouden vanaf het Consultatie bureau. Dit

dossier gaat met het kind mee naar peuterspeelzaal of kinderdagverblijf en naar de basisschool.

Ad 1b Het werken volgens de uitgangspunten van opbrengstgericht en handelingsgericht werken is

opgenomen in de jaarplannen van de scholen en uitgewerkt binnen het zorgplan van een school. De mate

waarin we dit zien binnen de kwaliteitsaanpak, is wisselend. Hier kan nog een kwaliteitsslag geleverd

worden o.a. als het gaat om het maken van verdiepende analyses en het benutten van groepsplannen voor

de dagelijkse onderwijspraktijk.

Ad 1c Vanuit Regie van de zorg is een instrument aangereikt (Q3) om iedere school de gelegenheid te

bieden een ondersteuningsprofiel op te stellen. Alle scholen hebben hieraan deelgenomen en van iedere

school is er een overzicht van dit profiel bekend.

Ad 1d Iedere school beschikt over een eigen ondersteuningsprofiel. De ondersteuningsprofielen worden

door de scholen vertaald in een ondersteuningsplan.

Ad 1e In augustus 2014 is Conexus gestart met programmamanagement. De projectgroep ‘ouders als

educatieve partners’ maakt hier onderdeel van uit. De doelstellingen en activiteiten zijn concreet

uitgewerkt binnen een projectplan dat wordt uitgevoerd door de projectgroep in samenwerking met de

afdeling onderwijs. Los daarvan heeft het onderwerp ouderbetrokkenheid in een eerder stadium een plek

gehad binnen de Knoopdag en een directieberaad. Ook heeft het merendeel van de scholen eigen

initiatieven lopen op dit gebied. Deze worden op dit moment geïnventariseerd en gebundeld als good

practise door de projectgroep.

2 Opzetten van scholing en deskundigheid bevordering voor de professionalisering van leerkrachten

Behaald

In het kader van Passend onderwijs zijn de volgende initiatieven genomen door ‘Regie van de Zorg’:

Een scholing over autisme door Colette de Bruin

Een presentatie door Ian Millward over passend onderwijs in Engeland

Trix van Lieshout heeft gesproken over

pedagogisch vakmanschap.

Karin v.Kooten en Mirella van Minderhout

hebben scholing verzorgd rondom het

thema Handelingsgericht werken.

Noelle Pameyer heeft dit verzorgd rondom

gesprekken met ouders.

Er zijn een aantal “flitsbijeenkomsten”

geweest met als doel een podium te geven

aan Good Practises uit eigen regio, rondom

een thema: ontwikkelperspectief en

doorgaande leerlijnen.

Al deze bijeenkomsten zijn goed bezocht en positief geëvalueerd. Vanaf 2013 is veel energie gestoken om

de Conexus Academie in te richten en bekendheid te geven . Voor verdere professionalisering van

19

leerkrachten biedt de Conexus Academie de gelegenheid om deel te nemen aan kwaliteitsgroepen;

leergemeenschappen en scholing. Een verdere toelichting hierop wordt gegeven in hoofdstuk 3.

3 Het schoolbestuur voorziet in de zorgplicht van Passend Onderwijs. Zij draagt zorg voor een dekkend aanbod van zorg en onderwijs. De referentiekaders van passend onderwijs worden bestuurlijk verankerd

Deels behaald

In 2014 is door het samenwerkingsverband Stromenland invulling gegeven aan het ondersteuning platform

Nijmegen waarin het dekkend aanbod voor Nijmegen gerealiseerd is. De referentiekaders voor Conexus

moeten nog bestuurlijk verankerd worden.

4 Passend onderwijs is niet alleen van onderwijs maar ook van alle partners: Conexus gaat nadrukkelijk op zoek naar samenwerking met andere partners.

Behaald

Er zijn met een groot aantal partners afspraken gemaakt . Zo participeren verschillende organisaties in het

BSOT, in de brede scholen, in het iXperium, in de Conexus Academie en in (onderzoek)projecten (Radboud

universiteit; expertise centrum Nederland).

5 Scholen nemen deel aan diverse stedelijke en/of landelijke projecten (VVE, Schakelklassen, Rebound, Alert4You, Excellentie en Leonardo) met als doel de kwaliteit van hun onderwijs te verbeteren.

Behaald

Schakelklassen

In de afgelopen periode is hard gewerkt aan realisering van schakelklassen PO. Daarbij zijn duidelijke en

heldere kwaliteitscriteria geformuleerd waaraan schakelklassen moeten voldoen. Besturen en de

betreffende scholen hebben daarvan kennis genomen, en waar nodig zijn scholen geadviseerd om hun

20

werkwijze zo aan te passen dat aan alle criteria wordt voldaan. Tegelijkertijd heeft er ook een stroomlijning

van schakelklassen plaatsgevonden, waardoor de inhoudelijke verschillen tussen OAB/GOA en G33 zijn

komen te vervallen. Bovendien is geïnvesteerd in het maken van formats, aan de hand waarvan de scholen

zowel de plannen kunnen maken als de verantwoording kunnen aanleveren.

Deze maatregelen waren ook nodig omdat het aantal scholen waaraan schakelklassen zijn verbonden is

toegenomen. In totaal hebben in deze periode 22 scholen gewerkt met schakelklassen. In de loop van 2014

zijn alle schakelklassen vorm gegeven volgens het principe van de VSD variant: buiten schooltijd, tenminste

100 uur extra curriculair. De enige uitzondering hierop vormen de schakelklassen verbonden aan De

Bloemberg, hier is sprake van een voltijdsmodel.

In totaal gaat het om tenminste 40 klassen die in 2014 voldaan hebben aan de gehanteerde criteria, dan

wel dat in de loop van het kalenderjaar zijn gaan doen. Aan het eind van 2014 ontvingen tenminste 500

kinderen deze extra ondersteuning.

Op de Bloemberg draaien schakelklassen volgens het voltijds-model, en deze klassen zijn gericht op een

specifieke doelgroep, de zogenoemde zij-instromers in het onderwijs. Het gaat daarbij om kinderen die het

Nederlands in onvoldoende mate beheersen om met succes deel te kunnen nemen aan het reguliere

Nederlandstalige onderwijs. Het betreft de zogenoemde O&I klassen, opgezet volgens NT2 principes. Eind

december 2014 hadden de schakelklassen 73 leerlingen verdeeld over 5 groepen.

Voor- en Vroegschoolse Educatie (VVE)

In Nijmegen werken de kinderopvangorganisaties KINOP, KION en de schoolbesturen, Stichting Sint Joseph

Scholen en Conexus, nauw samen op het terrein van de Voor- en Vroegschoolse Educatie (VVE). In de

periode 2013-2015 geven we VVE een kwaliteitsimpuls door middel van een Verbeterplan VVE dat voor

iedere VVE locatie gezamenlijk opgesteld is

door de Educatief Ondersteuners van KION en

KINOP en de VVE coördinatoren van Conexus

en Stichting Sint Joseph Scholen. Het doel is het

behalen van de gestelde kwaliteitsdoelen voor

VVE (Inspectie van het Onderwijs), namelijk

meer op ontwikkelingsresultaat en

leeropbrengsten gericht werken met de VVE doelgroep, doorlopende ontwikkelingslijnen optimaliseren,

het taalaanbod versterken en het stimuleren van ouderbetrokkenheid bij de voor- en vroegschoolse

educatie.

De opdracht van de projectgroep VVE is als volgt gedefinieerd: Het kwalitatief versterken van de uitvoering

van VVE door het bieden van inhoudelijke kwaliteitskaders en bieden van ondersteuning op de VVE

locaties. De kwaliteitskaders zijn gebaseerd op de wettelijke kaders, landelijke (G37) en gemeentelijke

beleidsnotities en -afspraken.

In de afgelopen periode zijn de gestelde doelstellingen behaald:

Er is een projectplan en een uitvoeringsplan VVE geschreven door de projectleiders VVE. Deze plannen

moeten de Educatief ondersteuners en VVE coördinatoren helpen op de gezamenlijke deelplannen op

te stellen. Hierin staan de kwaliteitscriteria benoemd waaraan de VVE locaties moeten voldoen. Er

worden waar nodig inhoudelijke deelnotities geschreven ter ondersteuning voor de werkvloer.

‘In Nijmegen werken we nauw samen op

het terrein van de Voor- en

Vroegschoolse Educatie (VVE).’

21

Er zijn minimaal drie gezamenlijke inhoudelijke professionaliserings-bijeenkomsten VVE georganiseerd

voor de Educatief Ondersteuners en VVE coördinatoren. In totaal zijn er vier gezamenlijke

professionaliserings-bijeenkomsten georganiseerd die over het algemeen positief geëvalueerd zijn.

Op alle locaties is Alle kinderen in Beeld geïmplementeerd en is er een deelplan geschreven en

uitgevoerd ten aanzien van Ouders en VVE. In het standaard overdrachtsinstrument is opgenomen of

een kind vve-geïndiceerd is, wat het ontwikkelingsniveau is, welk vve-programma en hoe lang dit

gevolgd is en de mate van zorg en begeleiding. Voor alle leerlingen vindt een warme overdracht plaats.

De VVE locaties hebben een gericht ouderbeleid opgesteld met concrete doelen en een heldere analyse

van de (kenmerken van de) ouderpopulatie. Het ouderbeleid wordt jaarlijks geëvalueerd en conclusies

hieruit leiden tot verbeteringen in het beleid en de activiteiten. De ouders zijn vooraf adequaat

geïnformeerd en de VVE locaties voldoen aan de criteria van de intake en hebben een start gemaakt

met het stimuleren van ontwikkelingsstimulerende activiteiten thuis en participeren in VVE-activiteiten

in de voorschool/vroegschool. Ook voldoen alle locaties aan de criteria ten aan zien van het informeren

over de ontwikkeling van hun kind en we wordt rekening gehouden met de thuistaal.

Er vinden monitorgesprekken plaats op de VVE locatie, waarbij de Educatief Ondersteuners en VVE

coördinatoren gezamenlijk hun plannen presenteren en feedback krijgen op de plannen door de

projectleiders VVE. De monitorgesprekken hebben op alle VVE locaties plaatsgevonden en indien

noodzakelijk zijn er extra monitorgesprekken geweest. In totaal zijn er op acht locaties extra

monitorgesprekken gevoerd.

Ten aanzien van de kwaliteitszorg blijft het planmatig werken volgens de PDSA-cyclus een aandachtspunt.

Het borgen van ingezette ontwikkelingen ten aanzien van ‘Alle kinderen in beeld’ en het ouderbeleid blijft

ook het schooljaar 2014/2015 op de agenda staan.

Het ouderbeleid moet vraag gestuurd (wat heb jij als ouder nodig) zijn in plaats van aanbodgericht

(activiteitenaanbod voor alle ouders). Dit blijft een aandachtspunt op alle VVE locaties. Ook blijft het

organiseren van VVE activiteiten thuis een

aandachtspunt. Ook de werkwijze van ‘Alle

kinderen in beeld’ zal geëvalueerd moeten worden.

Rebound voorziening

Om te voorkomen dat er kinderen dreigen thuis te

komen zitten zijn er bij SO4 de Windroos extra

plekken gefinancierd voor kinderen die om welke

reden dan ook niet meer op het reguliere onderwijs

te handhaven zijn. Deze kinderen worden minimaal

voor 3 maanden tot maximaal een jaar opgenomen

op SO4 de Windroos. In die tijd wordt gekeken

welke onderwijsbehoefte voor het kind

noodzakelijk is. Tegelijkertijd heeft de basisschool

een inspanningsverplichting om een TLV

(toelaatbaarheidsverklaring) aan te vragen bij het

samenwerkingsverband.

In het jaar 2014 is er voor 9 kinderen een plek

aangevraagd. Uiteindelijk zijn daarvan 2 kinderen

22

elders geplaats; 3 kinderen hebben inmiddels een TLV gekregen voor SO4 ; 1 kind is weer terug geplaatst op

het regulier basis onderwijs; 2 kinderen zijn nog in observatie; 1 kind dreigde een thuiszitter te worden uit

groep 8 van een reguliere basisschool en heeft tot het moment dat deze leerling naar Praktijkonderwijs zou

gaan, op SO4 gezeten. In deze evaluatie periode hebben geen kinderen thuis gezeten.

Project Alert4you (Samen op tijd erbij!)

In 2013 hebben Basisschool het Talent, KION Goudwinde en jeugdhulpverlening Entréa een samenwerking

opgezet binnen de pilot van Alert4you. Alert4you raakt de veranderingen rond zorg en onderwijs omdat het

kiest voor een structurele samenwerking tussen kinderopvang, onderwijs en jeugdzorg. Het laat een

daadwerkelijke transformatie op de werkvloer

zien, waar kinderen en ouders direct profijt van

hebben, en biedt een schat aan informatie om dit

goed vorm te geven. Daarnaast sluit de manier

van werken, waarin opvoedexpertise naar de

kinderopvang en onderwijs wordt gebracht,

naadloos aan bij het kabinetsbeleid voor een

effectieve ketenaanpak en eveneens bij het

gedachtengoed rond de-medicaliseren en

normaliseren. Het is een voorbeeld van positief

jeugdbeleid: het versterkt de opvoedkracht aan

de basis.

Uitgangspunt is dat de school regie blijft houden

en tegelijkertijd de kinderen binnen boord

houden in het kader van passend onderwijs door

vroegsignalering en daarop gerichte interventies

in te zetten om zwaardere vormen van

hulpverlening te voorkomen.

Het afgelopen jaar heeft er een pilot gelopen op

1 unit van basisschool het Talent.

Het doel was te onderzoeken en vorm te geven

aan gerichte expertise vanuit Entréa die bijdraagt

aan het behouden van zorgkinderen binnen het

reguliere basisonderwijs. In de afgelopen periode zijn de interventies redelijk gelijkmatig verdeeld over de

doelgroepen: individuele kinderen, individuele mentoren, ouder(s) en groepsdynamica. De interventies zijn

ingezet voor 110 kinderen (individueel en groep), mentoren of ouders en gericht op het omgaan

met/inzicht in persoonlijke problematiek/beperking, werken aan sociale vaardigheden, een doorlopende

aanpak, trainingen op kindniveau, een goede relatie en samenwerking met ouders, balans in groepsklimaat

en sociale vaardigheden.

Op basis van de casuïstiek kan gesteld worden dat voorkomen wordt dat een aantal kinderen in de

duurdere zorg beland. Door de toename van het aantal kinderen met kindkenmerken (ook met het oog op

passend onderwijs) spelen interventies op groepsniveau en individueel niveau een steeds belangrijkere rol.

Hierin complementair interveniëren is noodzaak (Jeugdzorg, BSO en onderwijs).

23

Het complementair werken (onderwijs-jeugdzorg en opvang-jeugdzorg) heeft tot gevolg dat er meer

preventief wordt gewerkt. Daarmee kan losgekomen worden van het veelal curatief werken.

Het project, ‘Samen op tijd erbij’, kan dienen als een good practice in het kader van passend onderwijs,

passende opvang en transitie jeugdzorg.

Doorgaande leerlijnen

Het doel van deze projectgroep is het

verhogen van kennis over ieders

onderwijsveld om te komen tot een

vloeiende doorgaande leerlijn voor elke

individuele leerling van het

basisonderwijs naar het voortgezet

onderwijs. Er zijn twee lijnen uitgewerkt:

‘Playing for Succes’, hierin participeren

10 VO scholen en 40 basisscholen (taal,

rekenen en het buddy traject zijn

uitgezet) en ‘Creatieve Wiskunde’, daar

zijn 9 VO scholen en 45 Basisscholen bij

betrokken.

Excellentie

De gelden vanuit de prestatiebox worden binnen Conexus o.a. ingezet ten behoeve van excellentie. Er zijn 8

scholen die hiervoor middelen ontvangen. De middelen worden ingezet voor de aanschaf van materialen,

ontwikkeling van leermiddelen, inkoop van expertise en zo nodig inzet van meer formatie. In 2013-2014 is

er een gezamenlijk scholingstraject geweest voor de 8 scholen met de volgende doelstellingen: ontwikkelen

van een visie van het bestuur en van de scholen op talentontwikkeling en excellentie, de scholen doorlopen

zelf een onderzoeksproces, de scholen bepalen hoe er gewerkt wordt aan de ontwikkeling van

onderzoeksvaardigheden van kinderen, de beginkenmerkenlijst wordt benut bij het aansluiten bij de

ontwikkeling van leerlingen in groep 1, er vindt intercollegiale uitwisseling plaats door ten minste twee

schoolbezoeken en de resultaten van het traject worden aan het einde gepresenteerd aan elkaar. Het

traject heeft op iedere school zijn eigen uitwerking gekregen. Voortgang werd gemonitord tijdens

individuele gesprekken met de 8 scholen en tijdens de gezamenlijke bijeenkomsten. Het traject werd door

de deelnemers geëvalueerd met een 7,5: er is voldoende tegemoet gekomen aan leervragen en

leerbehoeften, het lesmateriaal was bruikbaar en de schoolspecifieke leervragen zijn in de meeste gevallen

naar wens beantwoord zodat dit een bijdrage leverde aan schoolspecifieke doelstellingen en plannen.

Winst valt nog te behalen door meer te differentiëren in het aanbod naar de deelnemende scholen toe. De

onderlinge verschillen zijn zo groot dat we moeten afwegen in hoeverre een gezamenlijk traject

meerwaarde heeft.

Project Leonardo

Om tegemoet te komen aan de groep hoogbegaafde leerlingen binnen het onderwijs, hebben de twee

grote schoolbesturen in Nijmegen te weten stichting Conexus en St. Joseph stichting indertijd het plan

opgevat om in het centrum van Nijmegen, Malden en Lent een mogelijkheid te creëren om deze doelgroep

kinderen op te vangen. Voor Conexus betekende dit dat in augustus 2009 het Talent startte met de eerste

Leonardo groep (unit wit) bestaande uit 7 kinderen. In november 2009 is een tweede groep gestart,

24

bestaande uit 12 kinderen. In schooljaar 2010-2011 kent unit wit twee groepen van 16 kinderen en in

schooljaar 2011-2012 twee groepen van 20 kinderen. In mei 2012 heeft er een onderzoek plaats gevonden

over de effecten van unit wit op het gebied van de leerprestaties en sociaal-emotionele ontwikkeling.

Hoogbegaafde kinderen, hun ouders zijn (zeer) positief over de ontwikkeling op zowel sociaal-emotioneel

gebied als op leerprestaties. Vanaf 2009 hanteert Het Talent een wachtlijst en men denkt verder na over de

doorontwikkeling van de Leonardogroep.

2.5 SAMENVATTING EN EVALUATIE Samenvattend kunnen we concluderen dat er in de periode augustus 2013 tot en met december 2014 veel

plannen gerealiseerd zijn. Er zijn een aantal voorbereidingen getroffen die noodzakelijk waren vooraf aan

de invoering van passend onderwijs per 1 augustus 2014.

Ten aanzien van de inhoud kunnen we

vaststellen dat met bovenstaande interventies

er de afgelopen periode veel geïnvesteerd is in

de (rand)voorwaarden om te komen tot

onderwijs op maat.

Leerkrachten zijn geschoold om beter om te

kunnen gaan met verschillen. Dit neemt niet weg dat scholing een continu proces moet blijven en dit ook

in de komende periode op de agenda zal staan.

Het SVPO Stromenland is in de basis gerealiseerd en zal de komende periode verder ontwikkelen tot een

SVPO waar zo efficiënt mogelijk de extra zorgvraag van de kinderen beantwoord wordt.

Het ondersteuningsprofiel van iedere school is een start om je als school te onderscheiden. Wel is het

belangrijk om komende periode aandacht te geven aan de aanscherping van de profielen per school.

Daarbij ontbreekt het overzicht of alle scholen het wettelijk verplichte ondersteuningsplan in orde hebben.

In de komende periode zal er aandacht moeten zijn voor de aansturing en coördinering van deze plannen.

2.6 PLANNEN VOOR DE TOEKOMST Heldere positioneren van speciaal basisonderwijs (Sbo) en speciaal onderwijs (SO), in elk geval voor wat

betreft onze eigen onderwijsvoorzieningen (Sbo de Windroos en SO4 de Windroos), en lokale

voorzieningen als Ambulante Begeleiding.

Bestuurlijk verankeren van de referentiekaders Passend Onderwijs (alle werkwijzen en afspraken

beschreven rondom de vormgeving van de bestuurlijke zorgplicht rondom Passend Onderwijs )

De ondersteuningsprofielen van de scholen moeten worden aangescherpt hiervoor zal een plan van

aanpak geformuleerd moeten worden.

Beleid ontwikkelen rondom de ondersteuningsplannen van de Conexusscholen.

In het nieuwe SBP staat expliciet genoemd dat er niet alleen aandacht moet zijn voor de cognitieve

ontwikkelingen maar zeker ook de cognitieve, motorische en sociaal emotionele ontwikkelingen. In de

komende plan periode zal besproken moeten worden welke doelen je hierin wil behalen. En hoe de

realisering hiervan eruit komt te zien.

‘Er is de afgelopen periode veel

geïnvesteerd in de voorwaarden om te

komen tot onderwijs op maat.’

25

Ten aanzien van de kwaliteitszorg blijft het planmatig werken volgens de PDSA-cyclus een

aandachtspunt. Het borgen van ingezette ontwikkelingen ten aanzien van ‘Alle kinderen in beeld’ en

het ouderbeleid blijft ook het schooljaar 2014/2015 op de agenda staan.

Vervolg activiteiten vanuit de projectgroep ‘Ouders als educatief partner’ in samenwerking met de

afdeling Onderwijs.

De kwaliteitsaanpak van de afdeling onderwijs continueren en verdiepen. Alles in het licht van

onderwijs op maat voor alle leerlingen.

Vanuit het project VVE: aanscherpen op analyse en borging (o.a. directeuren betrekken bij de

voortgangsgesprekken, inhoudelijke verdieping, audits op alle VVE-locaties, resultaatafspraken,

planmatig werken volgens vaste werkcyclus). Daarnaast moet het ouderbeleid meer vraag gestuurd

worden (wat heb jij als ouder nodig) zijn in plaats van aanbodgericht (activiteitenaanbod voor alle

ouders). Dit blijft een aandachtspunt op alle VVE locaties. Ook blijft het organiseren van VVE

activiteiten thuis een aandachtspunt.

Vanuit het project Alert4You: verbreden leeftijdsgroep en bovendien zal Nijmegen fungeren als

proeftuin, waardoor de wetenschap betrokken is bij de verdere ontwikkeling van dit ( landelijke )

project in Nijmegen.

26

3 PROFESSIONELE MEDEWERKERS EN ORGANISATIE(S)

3.1 INLEIDING Professionele medewerkers in een professionele setting zijn essentieel om de ambitie die Conexus uit in

zijn missie, te realiseren. Die ambitie is: de brede ontwikkeling van het kind in zijn sociale context. Dat de

leerkracht er heel veel toe doet blijkt uit publicaties van Marzano en Hattie. Maar ook het goed

functioneren van organisaties is volgens Marzano voor doelrealisatie van eminent belang.

Dit brede speerpunt willen we toespitsen op de volgende onderdelen:

Professionalisering van leerkrachten en directeuren, en andere professionals binnen de scholen en de

organisatie als geheel.

Gedeeld onderwijskundig leiderschap, als basis voor kwaliteit en ontwikkeling.

Bovenschoolse inzet van expertise

Netwerkleren, werken met professionele leergemeenschappen.

Dit speerpunt uit het strategisch beleidsplan2014-2017

is niet alleen een autonoom speerpunt, maar heeft

tevens een belangrijke ondersteunende functie naar de

andere speerpunten.

3.2 TERUGBLIK 2012-2013 In het vorige Strategisch Beleidsplan is het speerpunt

‘Professionelere en effectievere medewerkers’

opgenomen. Dit speerpunt is geëvalueerd om te kijken

wat hiervan gerealiseerd is, of dat voldoende geacht

wordt en in hoeverre dit speerpunt voortgezet moet

worden in het nieuwe Strategisch Beleidsplan 2014-

2017. In feite worden op dit terrein twee onderdelen

genoemd: een hoogwaardig aanbod van permanente

educatie en reflectie als onderdeel van de professionele

ontwikkeling van medewerkers; realisering van gedeeld

onderwijskundig leiderschap op elke school. Concreet is

met name aan het eerste onderdeel gewerkt en er is

een relevante stap gezet, maar doorontwikkeling is

gewenst. Ook aan het tweede deel van de ambitie is wel

gewerkt, maar deze ambitie is nog zeker niet voldoende

gerealiseerd. Er is behoefte aan een duidelijke en

doorlopende lijn voor dit aspect.

Kortom, ook in de nieuwe planperiode neemt de

professionalisering van medewerkers en organisatie(s)

een prominente plaats in bij de speerpunten.

27

3.3 DOELEN JUNI 2013 T/M AUGUSTUS 2014

1 Professionalisering van leerkrachten en directeuren, en andere professionals binnen de scholen en de organisatie als geheel. Dit vindt plaats binnen de Conexus Academie.

2 Gedeeld onderwijskundig leiderschap, als basis voor kwaliteit en ontwikkeling (de directeur getuigt van goed onderwijskundig leiderschap);

3 Netwerkleren, werken met professionele leergemeenschappen.

3.4 INZET, MIDDELEN EN RESULTATEN

1 Professionalisering van leerkrachten en directeuren, en andere professionals binnen de scholen en de organisatie als geheel. Dit vindt plaats binnen de Conexus Academie.

In ontwikkeling

In het schooljaar 2013-2014 is de Conexus Academie van start gegaan. Op basis van de analyse vanuit de

kwaliteitsaanpak op het merendeel van de scholen, is er binnen de academie een

professionaliseringsprogramma geïnitieerd op drie niveaus:

Bovenschools: scholingstrajecten gericht op het verbeteren van het pedagogisch-didactisch handelen

van leraren binnen het kerncurriculum (taal/lezen en rekenen), en het versterken van het (gedeeld)

onderwijskundig leiderschap van directeuren. Wat betreft het pedagogisch-didactisch handelen doen in

ieder geval leraren mee die op onderdelen uitvallen als het gaat om hun pedagogisch-didactisch

handelen. Er nemen ook gehele schoolteams deel aan de scholingstrajecten, omdat zij zich willen

verdiepen of professionaliseren omwille van het taal-/lees- en rekenonderwijs. Specifieke aandacht is

er ook voor het onderwijs aan het jonge kind: het doelgericht werken aan de ontwikkeling van kleuters

vanuit spelen en leren. Meer in het bijzonder is een scholingstraject ingezet gericht op van het

onderwijs aan cognitief begaafde leerlingen met een accent op zowel verhoogde leerresultaten binnen

de kernvakken als brede kennisontwikkeling. Er is gestart met een scholingsaanbod op de gebieden

Aanvankelijk Technisch Lezen, Voortgezet Technisch Lezen, Begrijpend Lezen, Hoogbegaafdheid,

Rekenen, Spelling en Het Jonge Kind. De opzet van de trajecten was niet overal hetzelfde. Alle trajecten

bevatten bijeenkomsten waarin medewerkers van meerdere scholen samen kennis verwierven

(informatieoverdracht door een expert). Daarnaast werden in sommige trajecten aan deze

bijeenkomsten een Professionele Leergemeenschap (PLG) gekoppeld. In andere trajecten werden op

school gesprekken gevoerd met de expert en een lid van de afdeling Onderwijs van Conexus over de

toepassing van het geleerde op school en over wensen voor de voortgang in het traject (in het kader

van schoolontwikkeling).

Scholingstraject Aantal deelnemers 2013-2014

Van aantal scholen

Waardering % positief

Aantal respondenten evaluatie

Aanvankelijk lezen 21 9 76% 5

Begrijpend lezen 48 11 74% 17

Excellentie 25 9 74% 6

Het Jonge Kind 42 (verdeeld over 3 trajecten)

15 87%/75%/* 11/5/*

Rekenen 40 7 77% 13

Spelling 35 7 77% 6

Technisch lezen 37 7 80% 9

*Eén traject van het jonge kind loopt nog door in 2015 en is daarom nog niet geëvalueerd.

28

Schoolniveau: zogeheten ‘op maat-trajecten’ waarin vanuit de Afdeling Onderwijs, zo nodig aangevuld

met externe expertise, scholen worden ondersteund in het aanpakken van schoolspecifieke

uitdagingen. Het gaat hierbij dus om ondersteuning op maat aansluitend bij vragen van de school of

vraagstukken die naar de idee van de Afdeling Onderwijs of het College van Bestuur aangepakt moeten

worden. Voorbeelden zijn het verzorgen van studiedagen rondom opbrengstgericht en

handelingsgericht werken, het ondersteunen in de planontwikkeling, scholing van medewerkers in het

observeren van leraarsgedrag, het versterken van het leiderschap, etc.

Individuele medewerker: binnen de kaders van het onderwijsleerproces gaat het hier om

geïntensiveerde professionaliseringstrajecten van individuele medewerkers, of ondersteuning van

directie of intern begeleider gegeven hun rol.

Daarnaast zijn er jaarlijks drie Conexus knoopdagen waar

onderwijsontwikkeling centraal staat en scholen van Conexus

kennis delen. Een leerkracht van één van de Conexusscholen is

een website (It ConeXus: www.itconexus.nl) gestart, waar

medewerkers van de Stichting met elkaar in contact kunnen

komen, vragen kunnen stellen en kennis kunnen delen.

Aangegeven is dat gerichte professionalisering van leerkrachten

en leidinggevenden van belang is en van steeds groter belang

wordt; dat inbedding in schoolontwikkeling én in bovenschoolse

bestuurlijke ontwikkeling cruciaal is voor effecten tot in het

primair proces; dat scholing/professionalisering minder reactief

moet zijn (reactief in de zin van gericht op het wegwerken van

hiaten die in de huidige uitvoeringspraktijk geconstateerd

worden) en juist meer proactief (proactief in de zin van professionaliseren met het oog op wat je in de

toekomst wilt realiseren); dat de Conexus Academie daar een goede rol in kan spelen, maar dat er niet

alleen sprake moet zijn van aanbod gerichte scholing, dat ook op vormen van netwerk professionalisering

(horizontale professionalisering), specifieke taak- en functie- professionalisering moet worden ingezet, met

gebruikmaking van intern aanwezige expertise.

De uitwerking hiervan is terug te vinden in de basisnotitie van de Conexus Academie (juni 2014).

Op basis van eerdere ervaringen is in

september 2014 de gezamenlijke aftrap

geweest van de ‘vernieuwde’ Conexus

Academie. Het is een kennismaking met de

Conexus Academie waarin de medewerkers van

Conexus nieuwe inhouden en nieuwe manieren van leren ervaren. Voor degenen die gewend waren

volgens een strak aanbod te leren en dat ook voor de toekomst verwachtten, kwam dit onverwacht. Voor

degenen die behoefte hebben aan een actieve manier van leren en die genoeg hebben van een

consumptieve manier van leren, kwam dit als een verademing. Dit bleek uit mondelinge feedback na afloop

van de aftrap.

Elementen van de huidige werkwijze van de Conexus Academie:

Om te bevorderen dat planmatig gewerkt wordt aan de genoemde uitgangspunten wordt door alle

scholen jaarlijks voor de aanvang van het schooljaar een scholingsplan opgesteld. Dit scholingsplan

It ConeXus

‘De Conexus Academie stimuleert het

delen van kennis en expertise.’

29

geeft een overzicht van de speerpunten voor het

scholingsbeleid, die gekoppeld zijn aan het specifieke

beleid van de school met daarbij een raming van de

benodigde financiële middelen. Een begroting is

onderdeel van het plan. Voor het schooljaar 2014-

2015 beperkte de ‘planmatige’ scholing op

schoolniveau zich tot het voorleggen van offertes aan

de afdeling Onderwijs om ‘toestemming’ te vragen

voor de aanpak waarbij een externe expert wordt ingezet. De richtlijnen waaraan deze

scholingstrajecten dienen te voldoen zijn opgenomen in de basisnotitie voor de Conexus Academie (juni

2014).

Op basis van de integrale Kwaliteitsaanpak en in overleg met de directeur aansluitend bij de

schoolontwikkeling kunnen medewerkers en scholen aangewezen worden om deel te nemen aan de

formele en informele leeractiviteiten binnen de Conexus Academie.

Hier is de afgelopen periode niet dwingend in opgetreden. Wel zijn in verslagen van monitorgesprekken

en van schoolbezoeken aandachtspunten voor scholen opgenomen die duiden op noodzaak tot

professionalisering. Het was aan de school zelf om in een plan van aanpak aan te geven hoe aan het

aandachtspunt gewerkt gaat worden. Daarbij is soms gekozen voor professionalisering binnen of buiten

de Conexus Academie.

Op bovenschools niveau vindt tijdig een inventarisatie

plaats en wordt zoveel mogelijk geclusterd zowel op

bovenschools als schoolniveau, om zo mogelijk

kostenbesparend te kunnen inkopen en een vraag

gestuurd cursusaanbod te kunnen realiseren. Er is nog

geen logistiek voor het inventariseren van

professionaliseringsbehoeften op de verschillende

scholen. Dit hangt samen met het nog ontbreken van

scholingsplannen van scholen en het structureel aan de

orde van scholingsbehoeften tijdens monitorgesprekken

en schoolbezoeken. De ene school heeft allang ingekocht

als een andere school met een soortgelijke scholingsvraag

aanklopt bij de afdeling Onderwijs. Dit behoeft

verbetering.

Een verzoek om deel te nemen aan een (externe) opleiding moet passen in het Persoonlijk

Ontwikkelingsplan van betrokken medewerker (als onderdeel van de gesprekscyclus) en worden

ondersteund door de directeur en dient aangevraagd te worden bij de afdeling P&O. Dit is nog

onvoldoende duidelijk bij de

medewerkers van Conexus. Ook

hiervoor komen vragen binnen bij

de afdeling Onderwijs; bijvoorbeeld

om in- company trainingen aan

te vragen bij externe opleiders met

als doel kosten-efficiëntie. Dit vraagt om verdere uitwerking van hoe diverse professionaliseringsvragen

binnen de Conexus Academie afgehandeld worden. En welke vragen nu (nog) niet gerealiseerd kunnen

worden met een planning op welke termijn zij wel gerealiseerd zullen worden.

Conexus Academie

‘De Conexus Academie zoekt de verbinding

tussen de verschillende scholen.’

30

Op initiatief van de directeur kunnen medewerkers in het kader van de gesprekscyclus en het

Persoonlijk Ontwikkelingsplan deelnemen aan formele en informele leeractiviteiten binnen de Conexus

Academie.

Medewerkers kunnen op basis van hun leerbehoeften en leervragen participeren in de formele/

informele leeractiviteiten binnen de Conexus Academie.

Dit is geïnitieerd in de tweede helft van 2014 en wordt geëffectueerd vanaf kalenderjaar 2015 in

leernetwerken en kwaliteitskringen.

De komende jaren is het mogelijk dat medewerkers gevraagd worden expertise in te zetten ten

behoeve van de Conexus. Er is in een eerde stadium een inventarisatie geweest waarbij directeuren

hebben aangegeven welke medewerkers zij hiervoor geschikt achten. Voor het school overstijgend

inzetten van expertise zullen kwaliteitsindicatoren gehanteerd worden.

De kwaliteitsindicatoren moeten nog gedefinieerd worden. Wel zijn in de tweede helft van 2014 al

enkele experts benaderd om in 2015 deel te nemen aan leernetwerken om onder leiding van experts

van School aan Zet de leernetwerken op te zetten en na het vertrek van de experts van School aan Zet

de netwerken voort te zetten.

Realisatie website Conexus Academie. In 2014 is een start gemaakt met het formuleren van

ontwerpcriteria voor de website Conexus Academie. Enkele criteria betreffen: een directe link naar de

website van het iXperium, een actualiteitenkatern (nieuwe ontwikkelingen op onderwijsgebied, nieuwe

inzichten, nieuws over trajecten binnen de Conexus Academie, enzovoort), aanbiedingen van relaties

(onderzoek, materialen, professionalisering), interactieve uitwisseling tussen en met deelnemers aan

trajecten/netwerken binnen de Conexus Academie (een forum à la It-Conexus), een

evenementenkalender (o.a. bijeenkomsten van netwerken zodat anderen kunnen aansluiten,

conferenties, knoopdagen, enzovoort). De website zal in 2015 gerealiseerd worden.

In 2014 zijn alle voorbereidingen getroffen om in Nijmegen een CLC/iXperium te realiseren naar

analogie van Arnhem. De bestuurders van de deelnemende besturen hebben samen met de

programmaleider en relevante actoren binnen de HAN de voorwaarden voor samenwerking

vastgesteld, vervolgens een intentieverklaring en uiteindelijk een samenwerkingsovereenkomst

getekend. Namens ieder bestuur heeft één stafmedewerker onderwijs of beleidsmedewerker ict samen

met de programmaleider namens de HAN en enkele andere betrokkenen namens lectoraat en PABO

van de HAN, in een voorbereidingsgroep de praktische voorbereidingen gedaan voorafgaand aan het

tekenen van de samenwerkingsovereenkomst door de bestuurders. Enkele voorbereidingen betroffen

inrichting van het iXperium, inrichting van twee andere beschikbare ruimten (waaronder het lokaal

waarin ‘De school van de toekomst’ wordt gerealiseerd), voorbereidingen voor de afname van een

nulmeting op het gebied van ict-vaardigheid en inzet van ict, voorzet voor personele invulling van door

de besturen in te zetten personeel in het iXperium

en de voorbereiding van de startconferentie (25

februari 2015). Vanaf begin januari 2015 kunnen

scholen gebruik maken van het iXperium.

2 Gedeeld onderwijskundig leiderschap, als basis voor kwaliteit en ontwikkeling (de directeur getuigt van goed onderwijskundig leiderschap)

In ontwikkeling

Aan deze ambitie is gewerkt door externe deskundigen (Jeroen Imants en zijn collega’s) uit te nodigen

tijdens directieberaden om theorie over gedeeld onderwijskundig leiderschap over te dragen en

verschillende leiderschapsstijlen te laten ervaren. Daarnaast is een inventarisatie van

leiderschapskwaliteiten van directeuren geweest middels een 360 graden feedback-inventory. De ambitie

31

om gedeeld onderwijskundig leiderschap op elke school te realiseren is zeker nog niet gerealiseerd. Er is

behoefte aan een duidelijke en doorlopende lijn voor dit aspect.

3 Netwerkleren, werken met professionele leergemeenschappen. In ontwikkeling

Medewerkers kunnen op basis van hun leerbehoeften en leervragen participeren in de formele/ informele

leeractiviteiten binnen de Conexus Academie. Dit is geïnitieerd in de tweede helft van 2014 en wordt

geëffectueerd vanaf kalenderjaar 2015 in leernetwerken en kwaliteitskringen.

3.5 SAMENVATTING EN EVALUATIE Uit de evaluatie van alle trajecten blijkt dat met name de schoolspecifieke elementen van de trajecten heel

positief gewaardeerd zijn en ook daadwerkelijk bijgedragen hebben aan de schoolontwikkeling. De

professionele leergemeenschappen tijdens de trainingsbijeenkomsten hadden veel minder effect (en

werden ook minder positief gewaardeerd) omdat het niveau van de deelnemers erg varieerde en de

leervragen erg divers waren. Sommige deelnemers hadden een leervraag op schoolniveau (omdat zij als

schoolteam deelnamen aan de training) terwijl anderen met een persoonlijke leervraag naar de training

kwamen. Dit ondanks de gecommuniceerde bedoeling dat teams (inclusief schoolleider en intern

begeleider) zouden deelnemen aan deze trajecten om implementatie op schoolniveau mogelijk te maken.

Ook bleken de verwachtingen van wat in de trainingen aangeboden zou worden niet altijd overeen te

komen met de realiteit. Een conclusie uit de gesprekken op schoolniveau en uit de evaluaties na afronding

van trajecten, was dat daar waar een heel team deelnam aan de training (waar ook op was ingezet vanuit

de afdeling Onderwijs), de training beter ingebed was in de schoolontwikkeling en dat de schoolleider en

anderen binnen het management van de school veel meer betrokken waren bij dat wat geleerd werd en

ook faciliteerden dat het geleerde toegepast kon worden. Als individuen deelnamen aan de

training/scholing, dan werd veel vaker consumptief gedrag in plaats van actief leergedrag waargenomen bij

de deelnemer.

Deze ervaringen en resultaten van evaluaties hebben ertoe

geleid dat al tijdens schooljaar 2013-2014 nagedacht werd over

een andere opzet van professionalisering binnen de Conexus

Academie. Daarbij kwam dat steeds meer signalen ontvangen

werden van medewerkers die expertise hebben of zichzelf

expertise toeschrijven, die zich onvoldoende uitgedaagd

voelen. Dat riep meerdere vragen op. De eerste vraag was: hoe

behouden wij de aanwezige expertise voor Conexus? De

tweede vraag was: hoe krijgen wij zicht op de aanwezige

expertise? De derde vraag was: hoe kunnen wij binnen Conexus

optimaal gebruik maken van de aanwezige expertise?

Een laatste aspect waar de Conexus Academie nog geen

antwoord op had, maar wat wel een aandachtspunt vormt, is

het leren van de schoolleiders/directeuren. Wat hebben zij te

leren? Hoe en waar leren zij? De schoolleiders/directeuren

ontmoeten elkaar allemaal tijdens het directieberaad en tijdens

32

tweedaagsen voor directeuren. Ook hier zetten we in op het bevorderen van een actieve leerhouding

waarbij er ruimte is voor directeuren om elkaar te bevragen op thema’s op hun scholen en hoe zij hun

eigen leiderschapsstijl beschrijven. In de tweede helft van 2014 zijn projectgroepen gestart, waaronder de

projectgroep Conexus Academie. Eén van de onderwerpen waar de projectgroep zich mee bezig houdt, is

het invullen van directieberaden en tweedaagsen voor directeuren die de directeuren uitdagen tot leren.

3.6 PLANNEN VOOR DE TOEKOMST Eerdere ervaringen hebben geleid tot een nieuw beleidsplan voor de Conexus Academie voor

schooljaar 2014-2015: Basisnotitie Conexus Academie 2014-2015. Door directeuren wordt geleerd in

kwaliteitskringen. Door onderwijzend personeel en intern begeleiders wordt geleerd in leernetwerken.

Schoolteams leren in scholingstrajecten. Zo is voor bovenstaande aandachtspunten een manier gezocht

om iedere medewerker van Conexus zich

te laten professionaliseren.

Vanaf medio 2014 is een aanzet gedaan

om de Conexus Academie door te

ontwikkelen tot een platform waarop we

samen leren, kennis delen en samen

ontwikkelen. De uitgangspunten die we in

de komende periode willen realiseren

middels de Conexus Academie zijn

opgenomen in de basisnotitie van de

Conexus Academie. Daarin is ook

begripsverheldering over de verschillende

vormen van leren binnen de Conexus Academie, zoals de leertrajecten op schoolniveau, de

leernetwerken, de kwaliteitskringen en de knoopdagen /themabijeenkomsten te vinden.

Het omgaan met scholingsbudgetten zal verder gekaderd worden binnen de opzet van de Conexus

Academie in 2015-2016. Er zullen nog verdere criteria opgesteld worden waaraan trajecten aan moeten

voldoen willen ze vallen binnen de begroting van de Conexus Academie. Er is een vast budget

vastgesteld.

Waar ook op ingezet wordt is een diepgaande inventarisatie van aanwezige expertise op de

Conexusscholen. Deze expertise willen we specifieker in kaart hebben om deze breder dan alleen op de

eigen school in te zetten voor professionalisering en ontwikkeling van effectieve aanpakken.

In samenwerking met School aan Zet worden experts van School aan Zet ingezet bij de leernetwerken.

Deze zullen in 2015 starten en gericht zijn op 6 onderwerpen: taal, rekenen, het jonge kind,

wetenschap & techniek, excellentie en innovatie.

In het kader van het Strategisch Beleidsplan van Conexus is programma- en projectmanagement

opgezet om de speerpunten op strategisch, tactisch en operationeel niveau te vertalen zodat ze zowel

op bestuurs- als op schoolniveau vorm krijgen (recht doende aan de verschillen tussen scholen). De

projectgroep Conexus Academie (die zich richt op Professionele medewerkers en organisatie(s)) richt

pilots in voor met name de leerhouding van directeuren, intern begeleiders en leerkrachten: welke

condities zijn nodig om medewerkers van Conexus aan te zetten tot of het bestendigen van het

aannemen van een proactieve leerhouding? Ook deze pilots zullen in 2015 starten.

Vervolg iXperium: deelname van Conexusscholen aan deze voorziening met als doel om te komen tot

een community learning center.

33

4 OUDERS ALS EDUCATIEVE PARTNERS

4.1 INLEIDING In de missie van Conexus, beschreven in het strategisch beleidsplan, staat dat ouderbetrokkenheid van

wezenlijk belang is voor de ontwikkeling van kinderen. Ontwikkeling van kinderen is een gezamenlijke

uitdaging en opdracht voor ouders én school. Vanuit Conexus willen we daarbij het aspect van gezamenlijke

verantwoordelijkheid en dialoog benadrukken. Ouders spelen een essentiële rol bij de ontwikkeling van

hun kind. Maar ook onderwijs dichten we een belangrijke rol toe. Daarbij gaan wij uit van het standpunt dat

ouders en school in samenwerking en samenspraak, vanuit ieders taak en verantwoordelijkheid, belangrijke

aandeelhouders zijn in het ontwikkelproces van kinderen. Dat is voor ons vertrekpunt van denken en

handelen. Vanuit deze visie willen we de ouder primair benaderen als partner in de verdere ontwikkeling

van het kind. Vandaar dat we spreken over ouders als partners.

In de benadering van ouders dient het kader zoals opgesteld door Cees de Wit (KPC), waarin de relatie

tussen ouders en school is beschreven, als algemeen referentiekader. Meeleven, meehelpen/meedoen,

meedenken én meebeslissen worden daarbij als essentiële onderdelen van ouderparticipatie en

ouderbetrokkenheid gezien. Zo kan de school als leergemeenschap voor alle betrokkenen immers beter

vorm gegeven worden. Wat betreft de

ouderparticipatie leggen we deze planperiode

dus het accent op educatief partnerschap,

omdat dit het meest direct bijdraagt aan een

optimale ontwikkeling van het kind,

vertrekkend vanuit gelijkwaardigheid en

complementariteit. Ouders benaderen als

educatief partner is niet nieuw, op verschillende manieren wordt daar door scholen al vorm aan gegeven.

In het kader van handelingsgericht werken (HGW) zijn scholen daar al actief mee bezig bijvoorbeeld. Vanuit

HGW worden concrete handreikingen gegeven voor de invulling van educatief partnerschap (zie Pameijer,

2009).

4.2 TERUGBLIK De wijze waarop ouderparticipatie en ouderbetrokkenheid worden vormgegeven, is op de Conexus scholen

voor een groot deel ingekleurd door de eigen visie, de specifieke kenmerken van de school en de leerling-

en ouderpopulatie. Op een groot deel van de Conexus scholen wordt in samenwerking met (Brede School)

partners gewerkt aan ouderparticipatie en ouderbetrokkenheid.

Gezamenlijk wordt op de Conexus scholen gewerkt met het overdrachtsinstrument en de werkwijze ‘Alle

kinderen in beeld’, waarmee de (warme) overdracht op vierjarige leeftijd wordt vormgegeven in

samenwerking met ouders, de peutergroepen / kinderdagverblijven. Ouders worden hierbij als belangrijke

kindkenners gewaardeerd. Het doel is dat ouders en de leerkracht periodiek met elkaar in gesprek gaan

over de te bereiken leer- en ontwikkeldoelen voor het kind en de wijze waarop daaraan in de komende

periode vorm en inhoud zal worden gegeven. De twee basisscholen uit de gemeente Heumen werken met

een gelijksoortig Heumense overdrachtsinstrument. In de pilot Brede School Ondersteuningsteam (BSOT),

waar de doorontwikkeling van het ZAT centraal staat, krijgen ouders vanuit de visie op handelingsgericht

werken, een veel belangrijkere stem dan voorheen. Vanaf augustus 2014 gaan alle Conexus scholen werken

‘Ontwikkeling van kinderen is een

gezamenlijke uitdaging en opdracht

voor ouders én school!’

34

met een Brede School Ondersteuningsteam (BSOT), waar ouders een andere rol krijgen. Ten aanzien van

het werken vanuit een gezamenlijke visie op ouders als educatief partner is op een gezamenlijke studiedag

van de directeuren een presentatie verzorgd door Cees de Wit en tijdens een Conexus knoopdag heeft Cees

de Wit samen met een aantal Conexus scholen gepresenteerd hoe ‘’ouders als educatief partner’ op deze

scholen in de praktijk wordt vormgegeven.

Tot op heden is er te weinig zicht op hoe Conexus scholen ouderparticipatie, ouderbetrokkenheid en

educatief partnerschap vormgeven en vanuit welke visie. Het doel is om hier de komende periode meer

zicht op te krijgen en te inventariseren hoe ouderparticipatie en ouderbetrokkenheid wordt vormgegeven

om kennis en ervaring uit te wisselen tussen de Conexus scholen en de gezamenlijke Conexus visie ten

aanzien van ouders als partner aan te scherpen en vast te stellen. Hiervoor is in september 2014 een

projectgroep ‘Ouders als Educatief partner’ in het leven geroepen met als taak een bijdrage te leveren aan

het realiseren van de onderstaande doelen.

4.3 DOELEN

1 De projectgroep ‘ouders als educatief partner’ heeft een projectplan geschreven, waarin de doelen zijn beschreven voor de komende planperiode.

Behaald

2 Er is geïnventariseerd hoe de 30 scholen van Conexus ‘Educatief partnerschap tussen ouders en de school’ vormgeven. Visiegeleide praktijkvoorbeelden zijn verzameld in een brochure door een stagiair van de afdeling Onderwijs. Op basis van de goede praktijkvoorbeelden zijn bouwstenen voor visie, beleid en ambitieniveaus voor alle scholen beschikbaar.

In ontwikkeling

3 Er zijn voorlopers – die samen met ouders en kinderen – bezig met een visiegeleide doorontwikkeling of optimalisering van hun praktijk. Zij delen hun goede praktijken met de andere Conexusscholen op een knoopdag. Er is een groeiend inzicht in wat de goede dingen zijn en wanneer we die goed doen. ‘Educatief partnerschap tussen ouder en de school’ staat jaarlijks op de agenda van het Directieberaad /studie(mid)dagen. De GMR is geïnformeerd over de voortgang door de projectgroep.

Behaald

4.4 INZET, MIDDELEN EN RESULTATEN De projectgroep ‘Ouders als Educatief partner’ heeft een projectplan geschreven om een bijdrage te

leveren aan het behalen van de doelstellingen die gelden voor de periode 2014-2019. Een externe expert

ondersteunt de projectgroep bij het uitwerken van het projectplan. Er is in november 2014 gestart met de

inventarisatie van ‘ Educatief partnerschap tussen ouders en de school’ op alle Conexus scholen. Deze

inventarisatie is afgerond in maart 2015.

4.5 SAMENVATTING EN EVALUATIE In het schooljaar 2013-2014 zijn visiegeleide praktijkvoorbeelden gedeeld tijdens een Conexus knoopdag

onder leiding van Cees de Wit in samenwerking met een aantal Conexusscholen. Er is een studiedag

georganiseerd voor de directeuren over het concept ‘ouders als educatief partner’ in samenwerking met

35

Cees de Wit. De projectplan heeft een projectplan geschreven en er is een gestart met een nulmeting op

alle 30 Conexusscholen om in beeld te krijgen hoe de scholen ‘Educatief partnerschap tussen ouders en de

school vormgeven.

4.6 PLANNEN VOOR DE TOEKOMST Op basis van de inventarisatie op alle Conexus scholen, literatuur- en praktijk onderzoek wordt de

Conexus visie ‘Ouders als Educatief partner’ aangescherpt.

Op basis van de goede praktijkvoorbeelden worden de bouwstenen voor visie, beleid en

ambitieniveaus voor alle scholen beschikbaar en worden deze onderling uitgewisseld in virtuele e/o.

fysieke kenniskring(en) / knoopdagen.

De Conexus scholen maken het komend

jaar aannemelijk dat zij ervoor zorgen dat

‘Educatief partnerschap tussen school en

ouders’ een kenmerk is van de school.

Scholen maken dit zichtbaar in hun

schoolplan, website, in het

jaaractiviteitenplan op schoolniveau en hoe dit vertaald wordt in de praktijk o.a. tijdens het

kwaliteitsbezoek van de Conexus kwaliteitsaanpak.

Ouders participeren in de projectgroep dan wel in een klankbordgroep.

In het projectplan staat beschreven hoe de projectgroep ‘Ouders als Educatief partner’ een bijdrage

levert aan het realiseren van de bovengenoemde doelen.

‘Omdat je samen met ouders het kind

betere ontwikkelkansen geeft!’

36

5 BREDE SCHOOL/INTEGRAAL KIND CENTRUM

5.1 INLEIDING In de missie van Conexus, beschreven in het strategisch beleidsplan, staat dat Conexus hecht aan de

professionalisering van de samenwerking in de Brede School. De schoolbesturen, kinderopvang-

organisaties en welzijnsorganisaties hebben in nauwe samenwerking met de gemeente Nijmegen de

kadernotitie ‘Doorontwikkeling Brede Scholen Nijmegen’ geschreven, die is vastgesteld in juni 2010. De

opdracht voor alle toekomstige Brede scholen in Nijmegen is als volgt beschreven: ‘Ieder kind moet van

geboorte tot het Voortgezet Onderwijs gebruik kunnen maken van een arrangement dat aansluit op de

individuele behoefte en mogelijkheden van het kind en de ouders’. Naar aanleiding van de Kadernotitie is

een projectplan geschreven, waarin doelstellingen voor 3 jaar zijn omschreven. De doelstellingen zijn:

Het doorontwikkelen van de Open wijkscholen naar Brede scholen;

Ontwikkel een implementatieplan voor alle scholen om Brede school te worden;

Integratie van andere beleidsterreinen, onder andere de werklijn van de Regie van de Zorg(Passend

Onderwijs) integreren in de Brede schoolontwikkeling.

Nijmegen investeert in brede maatschappelijke stimulatie (educatie, sport, opvoedings-ondersteuning,

cultuureducatie). Nijmegen kent in 2013 vijftien Brede scholen. Vanuit Conexus zijn twaalf basisscholen

nauw betrokken bij de doorontwikkeling naar een Brede school. Er wordt samengewerkt met kernpartners

(kinderopvang en de buitenschoolse- en tussenschoolse opvang en welzijn, die de gesubsidieerde

naschoolse activiteiten organiseren), ketenpartners (organisaties die ingekocht zijn om naschoolse

activiteiten te organiseren i.h.k.v. taal, sport, gezonde leefstijl, kunst en cultuur, techniek, natuur etc.) en

ondersteuningspartners (organisaties die de Brede school ondersteunen in het behalen van de

visie/ambitie; te denken valt aan ambulante begeleiding, politie, leerplicht, schoolmaatschappelijk werk,

ouderondersteuning, etc). Conexus ziet een integraal kindcentrum (IKC )als een volgende ambitie in deze

lijn. Bij het realiseren van een IKC willen we de formele en structurele belemmeringen weghalen die we

vaak nog tegenkomen in de praktijk van de Brede School en daadwerkelijke integrale programmering en

aanpak realiseren, vanuit het belang van het zich ontwikkelende kind in zijn sociale context.

37

5.2 TERUGBLIK In het vorige en nieuwe strategisch beleidsplan is de Brede

Schoolontwikkeling een speerpunt. Het schooljaar 2013-2014

was het 3e jaar van de projectperiode en heeft geresulteerd in

het behalen van de eerste doelstelling: alle Open Wijkscholen

(OWS) zijn Brede scholen geworden na het doorlopen van een

stappenplan en een profielbezoek door de bestuurders, de

projectleider Brede School en de gemeente Nijmegen. Er wordt

gewerkt met ambitieniveaus en ontwikkelarrangementen. Er is

een notitie ’2e fase doorontwikkeling brede scholen’(april 2014)

geschreven, waarin competentieprofielen zijn beschreven van de

directeur en de coördinator van de Brede School, de functionele

verantwoordelijkheid en verschillende organisatievormen aan

bod komen. Op basis van de notitie ‘Het activiteitenplein: van

huiskamer en BSO naar een gedifferentieerde, geïntegreerde en rijke leeromgeving buiten schooltijd is

door middel van pilots een doorstart gemaakt met de kinderhuiskamers en het activiteitenplein op Brede

Scholen. In mei 2012 hebben de Ministeries van OCW en SZW op advies van het landelijk steunpunt Brede

Scholen drie gemeenten waaronder de gemeente Nijmegen geselecteerd als pilotgemeente voor de pilot

Gemeentebrede Dagarrangementen. Tussen juni 2012 en juni 2015 begeleidt het Landelijk Steunpunt

Brede Scholen de drie gemeenten bij het realiseren van dagarrangementen. Het doel hiervan is dat zij

daarbij belemmeringen opsporen en binnen de wettelijke kaders zoeken naar mogelijke oplossingen. De

gemeenten wisselen gedurende de pilot vragen en ervaringen met elkaar uit. Ze agenderen problemen en

maken juridische, financiële en bestuurlijke knelpunten inzichtelijk. Ten slotte dragen ze de kennis en

ervaring die zij hebben opgedaan over aan andere gemeenten, aan de overheid en aan bestuurders in de

onderwijs- en opvangsector. In het kader van de Gemeentebrede Dagarrangementen hebben 11 scholen

zich aangemeld om Brede School te worden. Inmiddels hebben 3 Brede Scholen een profielbezoek gehad.

Ten aanzien van de verbinding met andere beleidsterreinen zijn er stappen gezet. Er is gestart met de

implementatie van het voortgangsinstrument ‘Alle kinderen in beeld’ in het schooljaar 2013-2014. Ten

aanzien van 1 kind – 1 gezin -1 plan is samenwerking gezocht met CJG die zijn doorontwikkeld naar het

Sociaal WijkTeam (SWT). Daarnaast is een proef gestart met een nieuwe ondersteuningsstructuur binnen

de (Brede) scholen het zogenaamde Brede SchoolOndersteuningsTeam (BSOT) in Dukenburg.

5.3 DOELEN

1 ‘Ieder kind moet van geboorte tot het Voortgezet Onderwijs gebruik kunnen maken van een arrangement dat aansluit op de individuele behoefte en mogelijkheden van het kind en de ouders’.

In ontwikkeling

2 Een notitie ’2e fase doorontwikkeling brede scholen’ is opgeleverd. Behaald

3 Alle OpenWijkscholen (OWS) zijn Brede Scholen geworden (geconstateerd door middel van profielbezoeken).

Behaald

4 Alle Nijmeegse Brede Scholen werken met ambitieniveaus en stappenplannen om planmatig handelen te bevorderen en de ontwikkelarrangementen aan te scherpen.

Behaald

5 Integratie van andere beleidsterreinen, onder andere de werklijn van de Regie van de Zorg(Passend Onderwijs) integreren in de Brede schoolontwikkeling.

Behaald

38

5.4 INZET, MIDDELEN EN RESULTATEN De stuurgroep Brede Scholen, bestaande uit de bestuurder van Conexus en St. Josephscholen, de

kinderopvangorganisatie KION, Tandem Welzijnsorganisatie, Vereniging VONK, de gemeente Nijmegen en

de projectleider Brede school hebben een belangrijke bijdrage geleverd bij het realiseren van de

bovengenoemde doelen.

Na de profielbezoeken waren er 15 Brede Scholen, waaronder 12 voormalige Open Wijkscholen) met vele

kernpartners. De kernpartners bestaan uit 16 scholen, 24 kinderopvanglocaties (Peuterarrangement,

kinderopvang en/of BSO), 3 TSO organisaties, 1 welzijnsorganisatie en 1 organisatie voor kinderen met een

verstandelijke beperking. Van de 15 Brede Scholen waren er 12 Brede Scholen met profiel 2A/2B. Twee

Brede scholen met een profiel 1/2A en een Brede School met profiel 1. Het ambitieniveau voor alle Brede

Scholen ligt bij profiel 2B. Negen Brede Scholen willen op termijn doorgroeien naar een Integraal

KindCentrum en drie Brede Scholen geven aan dat mogelijk te gaan doen.

5.5 SAMENVATTING EN EVALUATIE De ambities, zoals deze geformuleerd zijn in de Kadernotie Brede School zijn ten dele behaald. Er zijn vele

stappen gezet en er zijn goede randvoorwaarden

gecreëerd. Er is een meer samenhangende

structuur ontstaan binnen de Brede Scholen en

er is meer verbinding tussen organisaties ten

behoeve van de ontwikkeling van het kind en de

ondersteuning van ouders. De ambitie ‘ieder

kind een ontwikkelarrangement naar behoefte en wens’ is op sommige locatie deels gehaald en wordt wel

al zichtbaarder in de Brede Scholen. Als meerjarenperspectief blijft deze ambitie gehandhaafd.

5.6 PLANNEN VOOR DE TOEKOMST Op dit moment vindt op bestuurlijk niveau een herbezinning plaats ten aanzien van de

doorontwikkeling van de Brede school en het Integraal KindCentrum. De toekomst vraagt om een

stevige doorontwikkeling, waarbij niet alleen Brede School locaties centraal staan, maar veel breder

gekeken moet worden naar het voorzieningen niveau, de spreiding per stadsdeel en demografische

ontwikkelingen in de context van de nieuwe beleidskaders van de gemeente Nijmegen en de overheid.

De kernpartners zijn een alliantie aangegaan en hebben dit vastgelegd in een

samenwerkingsovereenkomst. Momenteel wordt de gemeente Nijmegen betrokken bij de wijze

waarop de gemeente aandeelhouder is in dit proces en hoe subsidiemogelijkheden kunnen worden

benut.

Er wordt de komende periode een nieuwe Kadernotitie Brede school / IKC opgesteld in opdracht van de

kernpartners.

Vanuit de afdeling Onderwijs wordt de Conexus kwaliteitsaanpak doorontwikkeld en wordt dit

speerpunt ook nader onderzocht tijdens de kwaliteitsbezoeken.

‘Ieder kind een ontwikkelarrangement

naar behoefte en wens.’

39

COLOFON

De volgende medewerkers werkten mee aan het jaarverslag:

Diana Aarntzen, Annemiek Elsing, Francine Stevens en Judith Smetsers.

Met dank aan de directeuren van de basisscholen van Conexus voor het aanleveren van diverse gegevens.

Redactie & grafische vormgeving:

Wouter de Gooyert

Fotografie:

Mark Söhngen

Wouter de Gooyert