OnderwijsInnovatie - COnnecting REpositories · Creative Challenge Call,een programma om...

40
De meta-universiteit komt eraan Kennis binnen een competentiegericht curriculum Vraagsturing in hoger onderwijs Betere informatiesystemen door belevingsonderwijs De dvd-video als educatieve verrassing nummer 4 – december 2005 4/2005 Onderwijs Innovatie

Transcript of OnderwijsInnovatie - COnnecting REpositories · Creative Challenge Call,een programma om...

Page 1: OnderwijsInnovatie - COnnecting REpositories · Creative Challenge Call,een programma om verbindingen tussen economie en cultuur te stimuleren,onder meer door kennisuitwisse-lings-

De meta-universiteit komt eraanKennis binnen een competentiegericht curriculum

Vraagsturing in hoger onderwijsBetere informatiesystemen door belevingsonderwijs

De dvd-video als educatieve verrassing

nummer 4 – december 2005

4/2005

OnderwijsInnovatie

Page 2: OnderwijsInnovatie - COnnecting REpositories · Creative Challenge Call,een programma om verbindingen tussen economie en cultuur te stimuleren,onder meer door kennisuitwisse-lings-

Ik sta open voor…studeren

www.ikstaopenvoorstuderen.nl

Antje Siemerink,afgestudeerd in de Psychologie‘Ik dacht dat de Open Universiteitalleen bestemd was voor bijzonderemensen. Nu ben ik geslaagd.’

Dirk Ypenburg,student Managementwetenschappen ‘Dynamiek. Inspirerende mensen.Ik wil mensen ontmoeten waaraan ikmijzelf kan spiegelen.’

Kijk voor informatie over onze studietour op

Page 3: OnderwijsInnovatie - COnnecting REpositories · Creative Challenge Call,een programma om verbindingen tussen economie en cultuur te stimuleren,onder meer door kennisuitwisse-lings-

Inhoud

9 Weg met de zuurgraadOnze samenleving werd ooit gekenmerktdoor evenwicht en rust. Dat is voorbij:ontevredenheid, cynisme en onrustlijken nu betere aanduidingen. En watin het groot geldt voor onze maat-schappij, geldt in het klein voor hethoger onderwijs. Paul Schnabel (SCP)en Casper van Ewijk (CPB) laten hungedachten gaan over de ontwikkelingenen de vorming van onze kennissamen-leving.

12 De meta-universiteit komt eraanStephen Downes, senior researcher bijde National Research Council inCanada, houdt zich bezig met toekomstvan het hoger onderwijs. De Canadeeswas één van de keynote speakers op deOpen Source for Education in EuropeConference, die half november plaats-vond bij de Open Universiteit Neder-land. OnderwijsInnovatie sprak metDownes, fervent voorstander van openstandaarden en open source software.

16 Kennis binnen een competentiegerichtcurriculumIn het hoger onderwijs is bezorgdheidover het kennisniveau van studenten.Daarnaast is de ontwikkeling vancompetentiegerichte curricula in vollegang. Tijd dus voor de vraag of dezetwee onderwerpen correleren, en of hetwenselijk – of noodzakelijk – is omkennis in een competentiegerichtcurriculum apart aan te bieden en tetoetsen.

4 NieuwsladderChronologisch overzicht van driemaanden innovatienieuws.

15 Web 2.0Column van Francisco van Jole.

17 De dvd-video als educatieve verrassingDit praktische artikel gaat in op de educa-tieve mogelijkheden van dvd-video. Na eenkorte introductie van het medium dvd-videowordt een drietal praktijkvoorbeelden be-sproken. Het eerste voorbeeld is het pro-gramma ‘Sociale psychologie’, dat zich richtop het opzetten en uitvoeren van sociaal-psychologische experimenten. Het tweedevoorbeeld is het dvd-videoprogramma ‘Hetselectieproces’, een trainingsprogrammaover het proces van personeelswerving en-selectie. Deze dvd-video is gebaseerd opeen bestaand multimediaprogramma opcd-rom, dat aan revisie toe was. Het derdevoorbeeld is het programma ‘PracticumAssessment Center’, dat bestaat uitoefeningen in het observeren en beoor-delen van sollicitanten. In dit programmazijn wat complexiteit betreft de grenzenvan het medium dvd-video opgezocht.

34 OnderzoeksnieuwsEen overzicht van recente ontwikkelingenin nationaal en internationaal onderzoeknaar onderwijsinnovatie.

39 De praktijk en colofon

27 Vraagsturing in hoger onderwijs: deprofessional aan zetVraagsturing is in de zorg een belang-rijk begrip. Patiënten beschikken inmeerdere of mindere mate over eeneigen budget waarmee ze zelf kunnenbepalen welke diensten ze inkopen enwaar ze die inkopen. Ook in het hogeronderwijs neemt vraagsturing toe; stu-denten kunnen daardoor bijvoorbeeldzelf hun eigen leerroute vaststellen. Eenpilot bij hogeschool INHOLLAND laatzien dat vraagsturing in het onderwijsniet vanzelf van de grond komt.

30 Betere informatiesystemen doorbelevingsonderwijsHet ontwikkelen van informatie-systemen is dikwijls zó complex datstudenten dit niet goed kunnen lerenin de vorm van kleine opdrachten enaparte vakken. Als gevolg daarvan sluithet informatiesystemenonderwijs nietgoed aan op de praktijk. Het TISO-pro-ject, waarin bedrijven hun automati-seringdossiers ter beschikking stellenaan het onderwijs, wil daaraan eeneinde maken en het hoger informatie-systemenonderwijs vernieuwen.

36 Ontwikkelen van digitaleleermaterialen en kennisbankenDigitale leermaterialen of informatie-bronnen zijn bedoeld om leerprocessente ondersteunen, of om iemand opeffectieve en efficiënte wijze informatiete laten vinden. Dit artikel biedt hand-reikingen en vuistregels bij het gebruikvan de representatie- en interactie-vormen die digitale media bieden.

Page 4: OnderwijsInnovatie - COnnecting REpositories · Creative Challenge Call,een programma om verbindingen tussen economie en cultuur te stimuleren,onder meer door kennisuitwisse-lings-

4 OnderwijsInnovatie december 2005

Innovatienieuws

SEPTEMBERPodcasts populair bij Amerikaanse universiteiten

Steeds meer Amerikaanse universiteiten vindentoepassingen voor podcasts in het onderwijs.Zo heeft Drexel University in Philadelphiaeen PodPage ingesteld waar gesproken in-formatie en hoogstaande lezingen uit hetverleden te vinden zijn. Ook deelt die univer-siteit iPods uit aan eerstejaarsstudenten vanbepaalde studierichtingen.Veel universitei-ten maken opnames van de lessen en plaat-sen die online. Dit geeft studenten die eencollege moeten missen de kans de schadebeperkt te houden, zonder dat ze aangewe-zen zijn op de aantekeningen van collega-studenten. Ook denkt de universiteit dat hetnuttig is als studenten colleges nog eens

terug kunnen luisteren in voorbereiding opeen tentamen. Apple’s online winkel iTunesspringt handig op deze trend in, de winkelbevat steeds meer educatieve podcasts, vaneen groeiend aantal universiteiten.

Big BabyVanaf 1 januari 2007 wordt voor elk in Neder-land geboren kind een elektronisch kind-dossier gemaakt.Staatssecretaris Ross(Volksgezondheid) trekt hiervoor 25 miljoeneuro uit.Het is de bedoeling dat jeugdartsenen verpleegkundigen van de jeugdgezond-heidszorg in het dossier informatie bijhoudenover het kind, de gezinssituatie en de omge-ving.Later kunnen andere instanties zoals hetmaatschappelijk werk en de politie informatieaan het dossier toevoegen.Doordat het dossierwordt gekoppeld aan een ‘burgerservicenum-mer’kan de jeugdgezondheidszorg het dossiergemakkelijk blijven volgen, ook als het kindverhuist.Volgens de staatssecretaris kan hetkinddossier zo helpen om ontsporing van kin-deren te voorkomen.

Animo voor ict-studies blijft afnemenDe interesse voor een studie in de ict blijft te-ruglopen.Uit de aanmeldingscijfers die hetCentraal Bureau Aanmeldingen en Plaatsing(CBAP) eind augustus publiceerde,blijkt dat hetaantal inschrijvingen voor een academische ict-opleiding met zeven procent is gedaald ten op-zichte van vorig jaar.Het aantal inschrijvingenvoor een ict-opleiding op hbo-niveau daaldemet een half procent.En dat terwijl het aantalaanmeldingen voor het gehele hbo met tweeprocent steeg.Voor de universiteiten lag datpercentage op zes procent.Hiermee is 2005 het vijfde jaar op rij dat de be-langstelling voor een hogere ict-opleidingdaalt.De daling is opvallend,omdat de werkge-legenheid voor hoog opgeleide ict’ers sindskort juist weer aantrekt.Een indicator voor deaantrekkende werkgelegenheid is het feit datde salarissen in de ict-sector het afgelopen jaarflink omhoog zijn gegaan.De gemiddelde stij-ging in de sector lag rond de 3,5 procent.

‘Lesmateriaal Open Universiteitin de toekomst gratis online’De Open Universiteit Nederland streeft er-naar in de toekomst haar onderwijsmateriaalgratis via het internet aan te bieden.Scheidend bestuursvoorzitter Thijs Wöltgenslanceerde dit plan in zijn afscheidsspeech diesamenviel met de opening van het acade-misch jaar. In zijn toespraak ging Wöltgens inop het lage opleidingsniveau van de Neder-landse beroepsbevolking. Als Nederland eenkenniseconomie wil worden, is onderwijsvoor mensen die al op de arbeidsmarkt zijnonontbeerlijk, aldus Wöltgens.De Open Universiteit besteedt hier al aan-dacht aan, bijvoorbeeld in het kader van hetproject ‘Lang Leve Leren’, dat in samenwer-king met Teleac NOT,SURF/Surfnet en Kennis-net wordt uitgevoerd.Maar een belangrijkestap zou gezet worden als het onderwijsmateri-aal als ‘open bron’gepubliceerd zou worden opinternet (zie ook het artikel op pagina 12-14).

GRATIS!

Page 5: OnderwijsInnovatie - COnnecting REpositories · Creative Challenge Call,een programma om verbindingen tussen economie en cultuur te stimuleren,onder meer door kennisuitwisse-lings-

OnderwijsInnovatie december 2005 55

‘Moslim-mobieltje’ nu ook in NederlandNederlandse moslims kunnen sinds kort bel-len met een islamitische telefoon. Het toestelroept vijf keer per dag op tot gebed, geeftmet behulp van GPS aan waar Mekka ligt enbevat bovendien de complete tekst van deKoran.Tijdens het gebed schakelt het toestelautomatisch over op de trilstand. Het toestelwordt gemaakt door het Britse bedrijf Lebaraen is een groot succes.

OKTOBEROpen dag scoort hoger dan internetOndanks de inspanningen van de overheiden onderwijsinstellingen om allerlei studie-keuzesites in te richten, geven scholieren aannog altijd de voorkeur te geven aan traditio-nele voorlichtingsmethoden boven internetbij de keuze van hun studie. Uit onderzoekblijkt dat 85 procent van de scholieren deopen dagen en voorlichtingsbijeenkomstendie hogescholen en universiteiten organise-ren de meest interessante bron vindt voorhun studiekeuze.Websites en informatie opinternet scoren slechts zes procent.

Impuls voor Nederlandse gamesindustrieHet kabinet gaat 15 miljoen euro uittrekkenvoor de gamessindustrie in ons land. Dathebben minister Brinkhorst (EZ) en staats-secretaris Van Gennip (EZ) laten weten.Viagerichte financiering, het wegnemen van

belemmeringen en het creëren van goederandvoorwaarden moet deze sector een be-langrijke rol gaan spelen in de Nederlandseeconomie. De economische kansen zijn dui-delijk aanwezig maar worden volgens hetministerie van EZ onvoldoende benut. Eénvan de maatregelen die genomen gaan wor-den is een kredietfaciliteit voor startende on-dernemers in de gamessector. Hiervoor is 3,2miljoen euro beschikbaar.Verder komt er eenCreative Challenge Call, een programma omverbindingen tussen economie en cultuur testimuleren, onder meer door kennisuitwisse-lings- en samenwerkingsprojecten.

Extra geld voor ict-knelpunten in hogeronderwijsHet kabinet wil de komende jaren 80 miljoeneuro investeren in het onderwijskundig enstrategisch gebruik van e-learning in hethoger onderwijs. Ook moet er een centraleonline marktplaats komen waar onderwijsin-stellingen zichzelf kunnen aanbieden. Datstaat in het actieprogramma ‘Beter benuttenvan ict, meer kwaliteit in maatschappelijkesectoren’ van het ministerie van EconomischeZaken.De grootste knelpunten in het onderwijs lig-gen volgens het actieprogramma in de frag-mentatie van ict-toepassingen over het on-derwijsveld. Het actieprogramma richt zichdaarom op sectoroverstijgende projecten.

Football-dwerg door fout in gameMichael King, aanvaller bij het Amerikaansefootball-team The New York Jets, is geen mandie je makkelijk over het hoofd ziet. Behalvedan in het computerspel Madden 2006, waarKing door een programmeerfout rondhup-pelt als een dwerg van amper een turf hoog.De fout is volgens uitgever Electronic Artsgemaakt in een tabel, waarin gegevens zijnopgeslagen als het gewicht,de lengte en declub van de speler. In het geval van King werdde verkeerde lichaamslengte ingevoerd.Spelers van Madden kunnen nieuwe versiesvan de tabel van het internet halen, zodatKing op ware grootte het stadion betreedt.

Page 6: OnderwijsInnovatie - COnnecting REpositories · Creative Challenge Call,een programma om verbindingen tussen economie en cultuur te stimuleren,onder meer door kennisuitwisse-lings-

Innovatienieuws

Polis dekt overtredingen licentie-voorwaarden bij OSSEen Engelse en een Amerikaanse verzekeraarbieden een dekking aan van de risico’s vanhet overtreden van de licentievoorwaardenbij het gebruik van open-sourcesoftware.Kiln, onderdeel van Lloyd’s, en MillerInsurance verzekeren op de polis schades totmaximaal 10 miljoen dollar als gevolg vanhet niet-voldoen aan de voorwaarden diegesteld zijn in een open-sourcelicentie.Behalve schadeclaims dekt de verzekeringonder andere ook de kosten die gemaaktmoeten worden om software aan te passenwanneer een overtreding van de licentie-voorwaarden wordt vastgesteld.

NOVEMBERBritse artsen waarschuwen voor iPod-duimNa de muisarm en de tenniselleboog is er nude iPod-duim. De gebruiker van die populairemp3-speler bedient het apparaat met eensoort wieltje.‘Die zeer onnatuurlijke bewe-ging kan het gewricht flink beschadigen’,aldus een woordvoerder van de Britse ver-eniging van chiropractors. De beroepsgroepwaarschuwt voor chronische klachten aanduim, polsgewricht en elleboog. Om de scha-de te beperken zouden gebruikers het appa-raat afwisselend met de linker- en rechter-hand moeten bedienen.

6 OnderwijsInnovatie december 2005

Website over doorstroom masteropleidingenIn juni van dit jaar besteedde OI er al aan-dacht aan: de nieuwe voorlichtingssite metinformatie over de aansluiting tussen ver-schillende bacheloropleidingen en master-opleidingen. De BaMaS (Bachelor MasterSchakelsite) met speciale aandacht voorschakelprogramma’s voor hbo-studenten isdeze maand van start gegaan. De site be-perkt zich nu nog tot informaticaopleidin-gen, maar dit zal in nabije de toekomst uit-gebreid worden. De website is een initiatiefvan de Digitale Universiteit (DU) en wordtbeheerd door de Open Universiteit Neder-land. Op dit moment beschikt BaMaS over in-formatie van 152 van de 237 informaticaop-leidingen in Nederland. De bedoeling is datop termijn alle mogelijke Nederlandse oplei-dingen beschikbaar worden. ProjectleiderVan de Vrie:‘We verwachten met de Milieu-wetenschappenopleidingen te starten in november en rond januari 2006 met het

domein Management, Economie en Bedrijfs-kunde.’ Op de langere termijn is het de be-doeling om met BaMaS Europa in te gaan.

Recordgroei in aantal websitesDit jaar zijn er wereldwijd ruim 17,5 miljoenwebsites bijgekomen. Daarmee is de record-groei van 16 miljoen nieuwe sites in hetboom-jaar 2000 ruim voor het einde van hetlopende jaar overtroffen. Dat blijkt uit hetWeb Server Survey October 2005 van Net-craft. Het bedrijf vond in totaal 74.409.971websites, 2,68 miljoen meer dan in septem-ber. Het website-park staat nog steeds over-wegend onder beheer van de Apache-bestu-ringssoftware. Apache breidde zijn aandeelzelfs met 0,74 procent uit naar 69,89 procent.Microsoft-software is bij 20,36 procent vande websites in gebruik. Sun is goed voor 2,54procent van de websites.

Open Universiteit leidt EU-project levenslang lerenDe Open Universiteit Nederland wordtprojectleider van het EU-project TENCom-petence. Dit vierjarige project moet een ge-standaardiseerde, vrij beschikbare infrastruc-tuur ontwikkelen om de Europese ambitiesvan competentiegericht, levenslang leren tehelpen realiseren. Het Onderwijstechno-logisch expertisecentrum (OTEC) van de OpenUniversiteit gaat samen met twaalf partnersuit negen verschillende landen het project uit-voeren. In Nederland zijn dat naast het OTECook de UvA, SURF en Logica CMG.Het project wordt deels gebaseerd op reedsontwikkelde software, waarvan het aanbod totnu toe erg divers is.‘Er is nog geen open sourceoplossing, gebaseerd op open standaarden,die alle aspecten van het proces van levens-lang leren ondersteunt’, aldus projectleiderRob Koper van het OTEC.TENCompetencetracht daar wat aan te doen.‘We gaan de be-staande open source software integreren inéén infrastructuur.Waar er ‘blinde vlekken’zijn,dus diensten die de bestaande programma’snog niet leveren, ontwikkelen we zelf nieuweprogramma’s’, aldus Koper.

Page 7: OnderwijsInnovatie - COnnecting REpositories · Creative Challenge Call,een programma om verbindingen tussen economie en cultuur te stimuleren,onder meer door kennisuitwisse-lings-

OnderwijsInnovatie december 2005 7

Goedkope laptop voor Derde Wereld klaarDe aangekondigde goedkope laptop voorscholieren in ontwikkelingslanden is klaar.Het eerste limoengroene exemplaar is inTunesië door het Massachusetts Institute ofTechnology (MIT) gepresenteerd aan VN-baas Kofi Annan. Bij massaproductie zal dedraagbare computer minder dan 100 dollarkosten. Kinderen in Brazilië,Thailand, Egypteen Nigeria zullen naar verwachting de com-puter volgend jaar voor het eerst in gebruiknemen. Zij krijgen de laptops cadeau van deoverheid of van ontwikkelingsorganisaties.Bijzonder aan het apparaat is dat het alselektronisch boek, televisie en computerdienst kan doen.Wanneer de accu leeg is ener geen stroomvoorziening in de buurt is,kan de gebruiker de computer aan de praathouden met een felgele slinger, die aan dezijkant van het apparaat is bevestigd. Decomputer draait op software die gratis be-schikbaar is. De processorsnelheid is onge-veer de helft van de huidige laptops die opde markt zijn.

Helft bedrijven nog niet klaar voor digitale sollicitantSlechts de helft van de Nederlandse organi-saties biedt de mogelijkheid om digitaal tesolliciteren. Dat blijkt uit de nieuwste ICTBarometer, waarvoor Ernst & Young ruim zes-honderd directeuren, managers en professio-nals ondervroeg.Van de ondervraagde organisaties beschikt nog geen kwart over

een digitaal sollicitatieformulier waarmeeeen voorselectie gemaakt kan worden.Voornamelijk in het MKB is de mogelijkheidom online te solliciteren beperkt. De meesteorganisaties waar sollicitanten online kun-nen solliciteren, zitten binnen de dienstver-lenende sector. Over het algemeen geldt dathoe groter de organisatie is, hoe meer de sol-licitatieprocedure is gedigitaliseerd.

In gesprekHet aantal mensen dat van mobiele telefoonsgebruikmaakt, loopt op tot drie miljard in2010. Die verwachting sprak Wali Moneinmevan Nokia uit op de World Summit on theInformation Society in Tunis. Op dit momentstaat de teller rond de twee miljard. Die mijl-paal werd overigens eerder bereikt dan werdverwacht; aanvankelijk dacht Nokia dat detweemiljardste mobiele beller pas in 2008genoteerd zou worden. De grens van mobielbellen is nog lang niet in zicht: vier miljardmensen heeft nog nooit mobiel gebeld, hoe-wel de netwerken inmiddels het leefgebiedvan tachtig procent van de wereldbevolkingomspannen.

Online adverteren schiet omhoogIn het derde kwartaal van dit jaar is door be-drijven in Nederland voor 22 miljoen euroaan online advertenties besteed. Dat is 49procent meer dan een jaar geleden. Dat blijktuit onderzoek van IAB Nederland en NielsenMedia. IAB Nederland verwacht op grond

van deze cijfers dat de jaaromzet voor deze‘online bestedingen uit display advertenties’over 2005 zal uitkomen op omstreeks 100miljoen euro.Verwacht wordt dat de totaleonline bestedingen in 2005 uitkomen opruim 160 miljoen euro. De branches media,telecom/ict en financiële dienstverlening adverteren het meest online.

‘Rijstkorrel’ voor chronische patiëntenDe Amerikaanse Food and Drug Administra-tion (FDA) heeft het injecteren van zoge-naamde rfid-chips in mensen voor medischedoeleinden goedgekeurd. Dat meldt chip-fabrikant Applied Digital.Applied Digital is de maker van de VeriChipvoor mensen.Volgens het bedrijf levert dechip, die zo groot is als een rijstkorrel, infor-matie als identiteit, bloedtype en gegevensover de medische gesteldheid van de patiënt.De chip wordt via een injectienaald in de patiënt ingespoten.Via een speciale scannerkunnen doktoren de informatie op de chipuitlezen. Door de chip bij chronische patiën-ten te implanteren, zijn doktoren volgensApplied Digital beter in staat om mensen tebehandelen die lijden aan de ziekte vanAlzheimer, hartziekten, diabetes en anderechronische ziekten. Overigens zijn er in de VSnog geen ziekenhuizen die de chip besteldhebben. Om die groei aan te wakkeren, gaatApplied Digit scanners ter waarde van vijf-honderd euro aan tweehonderd ziekenhui-zen uitdelen. Inmidels heeft Applied Digitzo’n zevenduizend Veri-chips verkocht waar-van er ongeveer duizend in mensen zijngeïmplanteerd.

De rubriek Innovatie-nieuws geeft een overzicht van hetbelangrijkste en

opvallendste nieuwsop het terrein van

onderwijsinnovatie uit de afgelopen

drie maanden.Eindredactie:

Hans Olthof.

Page 8: OnderwijsInnovatie - COnnecting REpositories · Creative Challenge Call,een programma om verbindingen tussen economie en cultuur te stimuleren,onder meer door kennisuitwisse-lings-

Ook voor universiteiten en onderzoeksinstituten staat de tijdniet stil; de periode dat hoogleraren amper publiceerden isvoorgoed voorbij. Dat heeft volgens Van Ewijk, onderdirecteurvan het Centraal Planbureau (CPB), voordelen.‘De kwaliteit vanwetenschappelijk onderzoek is nu veel hoger dan pakweg veer-tig jaar geleden’, zegt hij.‘We zien het ook aan het niveau vannieuwe medewerkers die bij het CPB instromen. Dat is zeerhoog, hetgeen de kwaliteit beslist weerspiegelt’. Paul Schnabel,directeur van het Sociaal en Cultureel Planbureau (SCP), ziet ondanks de toegenomen kwaliteit ook nadelen kleven aan de‘nieuwe’ werkwijze van universiteiten en onderzoeksinstituten.Schnabel:‘De meeste universitaire medewerkers hebben nooitiets anders gedaan dan wetenschapsbeoefening. Dat geldt weliswaar niet voor alle disciplines, maar wel voor vakken alsbijvoorbeeld sociologie en economie. Het komt bijna niet meervoor dat mensen vanuit een baan in het bedrijfsleven, bij deoverheid of een non-profitorganisatie teruggaan naar de weten-schap. Jammer, want uiteindelijk kom je zo terecht bij een geslo-ten academische wereld waarin mensen dingen belangrijk gaanvinden die daarbuiten zonder betekenis blijken te zijn.’

Gesloten wereld

Schnabel pleit daarom voor meer bijzonder hoogleraarschappenom zo praktijkervaring binnen het wetenschappelijk bastion tehalen.De gesloten wereld van de universiteiten manifesteert zichvolgens Schnabel ook op het gebied van tijdschriften.Schnabel:‘Een goed tijdschrift als het Nederlands Tijdschrift voor Genees-kunde (NTvG red.) komt steeds moeilijker aan oorspronkelijke arti-kelen van Nederlandse wetenschappers omdat die liever hun arti-kelen publiceren in Engelstalige tijdschriften als The Lancet.Begrijpelijk, maar ontegenzeggelijk ontzettend jammer.’Ook VanEwijk constateert dat het heel moeilijk is om auteurs op zijn vak-gebied (economie red.) te vinden.‘De enigen die met een zekereregelmaat in tijdschriften voor economie publiceren zijn assisten-ten in opleiding’, zegt hij.‘Dat komt omdat de druk om in interna-tionaal gerenommeerde tijdschriften te publiceren voor econo-men eveneens zeer groot is.’

Sanne de RoeverSijmen van Wijk

Weg met de zuurgraad

In elk gesprek met wetenschappers komt onvermijdelijk de financiële speelruimte ter sprake.Van Ewijk:‘Vanuit de instellingen kun je stellen dat er te weiniggeld is, maar vanuit economisch perspectief moet je feitelijk con-stateren dat er niet altijd geld is.We moeten het geld van de over-heid effectief besteden. Ik zal er dan ook niet voor pleiten om in-eens het wetenschapsbudget te verdubbelen.Op objectief econo-mische gronden zou ik niet precies weten hoe een dergelijk stand-punt gemotiveerd zou moeten worden.We hebben in Nederlandeen goed opleidingsniveau.’Volgens Schnabel hangt de financiële speelruimte sterk af van hetvakgebied.‘In vakgebieden als sociologie en economie kun je metvrij weinig geld heel veel doen’, zegt hij.‘In typische bètavakken entechniek moet enorm geïnvesteerd worden en je moet dan maarafwachten of die investeringen tot iets nuttigs zullen leiden.’Een ander punt dat Van Ewijk aanhaalt, is de vraag wie er beslistwelke projecten zinvol zijn en welke niet.Van Ewijk:‘Een econoomstelt dan heel simpel: de markt.Voor de overheid is investeren inR&D een ingewikkelde kwestie.Het grootste probleem is dat deoverheid geen fouten mag maken.Wanneer een bedrijf ietsnieuws probeert en het mislukt, dan hoor je er niets over. In hetergste geval gaat een bedrijf failliet en begint men opnieuw.Met overheidsgelden ligt dat heel anders.’Waar geld ook een belangrijke rol speelt, is het lobbycircuit datdruk uitoefent op de politiek in Den Haag.Van Ewijk:‘Het zijnniet bedrijven die eigen geld stoppen in projecten om nieuwetechnologie te ontwikkelen, het is de overheid die het risicoloopt. Kijk bijvoorbeeld naar een project als dat van de JointStrike Fighter (JSF). Het is discutabel in hoeverre de tegenorderswel hightech-orders zijn.’Schnabel:‘Een mooi voorbeeld van het effect van het lobbyen isde investering die minister Hoogervorst van VWS wil doen omde farmaceutische industrie te ondersteunen. Die beslissing isvooral tot stand gekomen door een krachtige lobby, want het isecht de vraag of Nederland op dit gebied nog een belangrijkebijdrage kan leveren en waarom de overheid daarvoor zoumoeten betalen.’

De Nederlandse samenleving werd ooit gekenmerkt door evenwicht en rust.Dat lijkt voorbij: ontevredenheid, cynisme en onrust zijn nu betere aanduidin-gen. En wat in het groot geldt voor onze maatschappij, geldt in het klein voorhet hoger onderwijs. Paul Schnabel (SCP) en Casper van Ewijk (CPB) over deontwikkelingen en de vorming van onze kennissamenleving.‘Ik betreur deenorme zuurgraad in ons land en de grote mate van ontevredenheid.Daardoor ontstaat een gevoel van futloosheid.’

Prof. dr. Paul Schnabel (links):‘Een goede schoolopleiding vormt toch de basis. Daarom is het ook zo erg dat er zoveel jonge mensen mislukken op school.’

Prof. dr. Casper van Ewijk (rechts):‘We moeten het geld van de overheid effectief besteden. Ik zal er dan ook niet voor pleiten om ineens het wetenschapsbudget te verdubbelen.’

8 OnderwijsInnovatie december 2005

Page 9: OnderwijsInnovatie - COnnecting REpositories · Creative Challenge Call,een programma om verbindingen tussen economie en cultuur te stimuleren,onder meer door kennisuitwisse-lings-

OnderwijsInnovatie december 2005 9

Knellende regels

Een land kan ook andere keuzes maken.Frankrijk doet dat bijvoor-beeld. In dat land kent de overheid weinig twijfel.Het zogenaam-de Franse model stoelt op het idee dat je dwingende keuzes moetmaken en dat die keuzes onverbiddelijk ten koste gaan van ande-re zaken.Schnabel:‘Dat zou in Nederland niet kunnen.Dan besefje ineens weer dat in ons land alles veel meer gelijk is verdeeld.Maar het heeft ook iets middelmatigs.Frankrijk heeft met die con-centratie op bepaalde punten, en samen met de industrie veelweten te bereiken.De samenwerking tussen industrie en weten-schap is ons land altijd een zwak punt geweest. In Frankrijk en deVerenigde Staten is die samenwerking heel anders.Maar bij onswordt een dergelijk model minder chic gevonden.’Waar ons land opvallend goed op scoort, zijn de studentaantallenals het gaat om postinitieel onderwijs.‘Sommige mensen zullendan wel weer zuur zeggen dat het hoger onderwijs dan niet goedis omdat er zoveel ‘nageleerd’wordt’, zegt Schnabel,‘maar dat isonzin. Kennis is gewoon korter houdbaar. Ik vind overigens weldat er méér geïnvesteerd mag worden in ons beroepsonderwijs,ondanks dat de kwaliteit ervan behoorlijk goed is. Maar we latendaar kansen liggen. Neem de ontwikkeling van alternatieve ener-giebronnen.Van de opkomst van windindustrie hebben Duits-land en met name Denemarken veel duidelijker geprofiteerd danNederland.Terwijl afgaande op onze kennis en de kwaliteit daar-van het ook heel goed mogelijk was geweest als die industriezich meer in ons land gevestigd zou hebben. Ander voorbeeld: inDelft vinden bijzondere ontwikkelingen rond nieuwe energieplaats. De man die de projecten leidt, wordt volgend jaar 65 jaar.En dan komt het keurslijf van de Nederlandse regelgeving. Dieman moet verplicht met pensioen. Hij heeft inmiddels zijn labo-ratorium in Amerika al klaar en verdwijnt straks daarheen.Doodzonde! Een dergelijk project hangt in grote mate af van demensen die hij om zich heen weet te verzamelen. In Amerika vragen ze je echt niet of je 65 bent, daar vragen ze je of je goedbent. Het probleem leeftijd is een onderwerp waar snel iets aan tedoen valt. Het probleem van het vasthouden van talentvollemensen, kansen grijpen en benutten is echter veel complexer.’

Domme sectoren

Van Ewijk:‘Dit voorbeeld geeft mooi aan dat geld niet zozeer hetissue is. Het zit veel meer in het uitwisselen van talent. Ik heb indit kader ook altijd wat moeite met de vraag waar we het vanmoeten hebben in Nederland. Qua werkgelegenheid kom jedan tot de slotsom dat we het van tamelijk domme sectoren,zoals de logistiek, moeten hebben. In de dienstensector werkende meeste mensen, maar dit betekent niet automatisch dat jedan in die sector ook het meeste geld moet stoppen.De sectorwaar we de grootste productiviteitsstijging hebben geboekt isde landbouw, maar dat is maar een heel kleine sector.’Volgens Van Ewijk is ons land groot geworden door een redelijkterughoudend beleid van de centrale overheid.‘Ik vind het welmeevallen met al die regels’, zegt hij,‘hoewel we er maar niet inslagen het aantal regels terug te dringen. Maar een veel groterprobleem is mijns inziens onze arbeidsproductiviteit.Wij als CPBdoen daar al geruime tijd onderzoek naar, en het beeld dat ont-staat ziet er niet goed uit. Het niveau van arbeidsproductiviteit ishoog, maar de opwaartse lijn is weg. Het probleem is dat het heelmoeilijk is om een vinger achter de dalende productiviteitsstij-ging te krijgen. Maar wat opvalt, is dat de stijging van de arbeids-productiviteit juist in de meer gesloten sectoren stilstaat.Sectoren zoals banken, zorginstellingen en de schoonmaakbran-che. En dat zijn allemaal sectoren die sterk op Nederland gerichtzijn.Vreemd genoeg weten deze sectoren in de Verenigde Statenwel een behoorlijke progressie van de arbeidsproductiviteit tegenereren.We zullen dan ook echt moeten inzetten op een pro-ductiviteitsverhoging in de dienstensector.’Van Ewijk haalt nogeen ander probleem aan: de trage groei van kleine bedrijven.Van Ewijk:‘Er zijn veel starters die een bedrijfje beginnen, maarop de een of andere manier slagen ze er niet in door te groeiennaar middelgrote bedrijven. Het zou met regeldruk en het ont-slagrecht te maken kunnen hebben. Mensen zijn kennelijk bangom (vast) personeel aan te nemen.’

Page 10: OnderwijsInnovatie - COnnecting REpositories · Creative Challenge Call,een programma om verbindingen tussen economie en cultuur te stimuleren,onder meer door kennisuitwisse-lings-

Vestigingsklimaat

Er zijn geen simpele oplossingen voor de problemen die Schnabelen Van Ewijk zien, maar toch zijn beide heren niet pessimistischgestemd over de toekomst. Er zijn ook kansen.Van Ewijk:‘Hetvestigingsklimaat is beslist niet slecht in ons land. Grote bedrij-ven komen echt nog wel naar Nederland.We hebben goed op-geleide arbeidskrachten en een dynamische omgeving.We zijnalleen wat huiverig om te sturen. Beroemd is het tekort aan bè-ta’s in ons land. Het CPB heeft dit tekort onderzocht en watblijkt: slechts twee procent van de bèta’s vindt een baan in eenR&D-omgeving. Die verdienen dan overigens minder dan eco-nomen.’ Schnabel:‘Ik heb me sterk gemaakt voor de bèta’s, wantik denk dat we niet zonder hen kunnen. Maar het onderwijsmoet wel opleiden voor zaken waar we als samenleving ietsmee kunnen verdienen. Het bedrijfsleven moet dus wél arbeids-plaatsen voor bèta’s creëren, want anders heeft dit soort exerci-ties geen zin. De vraag uit de markt naar bèta’s is nu te gering.Het bedrijfsleven is in mijn optiek niet actief genoeg. Daar zalmeer moeten gebeuren.’

Onderkant

Ten slotte brengt Van Ewijk het gesprek op de onderkant vanhet onderwijs: de drop-outs en mensen zonder diploma’s.

Van Ewijk:‘Daar zitten de echte knelpunten. Dat heeft onder andere te maken met de systematische onderwaardering vanmensen die goed met hun handen kunnen werken.Maar wat ook een rol speelt, zijn de kosten van arbeid.In Amerika is arbeid bijvoorbeeld veel minder duur dan in onsland. Als je hier je huis wilt laten schilderen en je rekent uit hoelang je daarvoor moet werken, dan merk je dat er iets helemaalfout is gegaan. Je moet veel te lang werken om netto te verdie-nen wat je weer bruto moet gaan betalen.’Schnabel hierover:‘Vroeger kon je met lager onderwijs en als jeeen beetje handig was nog heel ver komen. Nu is die optie voorslechts een enkeling nog weggelegd. Een goede schooloplei-ding vormt toch de basis. Daarom is het ook zo erg dat er zoveeljonge mensen mislukken op school.Want het vereiste niveauom in een baan te stappen wordt steeds hoger en daarmee hethalen van de startkwalificatie steeds belangrijker. Het probleemvan de drop outs is heel moeilijk op te lossen. Maar we moetenonze energie ook op een ander probleem richten: de zuurgraadin Nederland. Ik betreur die grote mate van ontevredenheid. Uitonze enquêtes blijkt steeds weer hoe ontevreden Nederlanderszijn. Daardoor ontstaat een gevoel van futloosheid. Het optimis-me ontbreekt bij heel veel mensen in onze samenleving. Jongemensen worden op die manier al heel snel tot cynici gemaakt.’

10 OnderwijsInnovatie december 2005

Lang Leve Leren!

De 21ste dies natalis van de Open Universiteit Nederland stondin het teken van het nationale initiatief ‘Lang Leve Leren’.‘s Morgens werd er met studenten gediscussieerd over de waar-de van een leven lang leren,‘s middags spraken Van Ewijk enSchnabel hun redes uit.

In zijn diesrede stelde professor Van Ewijk dat een leven langleren loont omdat kennis de motor achter economische groei is.Simpel geredeneerd is onze economie de optelsom van alle individuen. Die optelsom leert dat investeren in menselijk kapi-taal automatisch meer economische groei en derhalve minderwerkloosheid betekent.Dat investeren in kennis méér dan alleen economisch nut heeft,bleek tijdens het levendige studentendebat onder leiding vanhoogleraar Marc Vermeulen, directeur van het Ruud de MoorCentrum. Studenten van de Open Universiteit Nederland zijnhet schoolvoorbeeld van een leven lang leren.Velen van henzijn zogenaamde ‘tweedekansers’ die een volgende stap in hunmaatschappelijke carrière mogelijk willen maken door het volgen van een academische studie. De gekozen studierichtingsluit in die gevallen direct aan op de werkkring.

Maar er zijn ook studenten die hechten aan een andere wendingin hun loopbaan en daarom voor een afwijkende studierichtinghebben gekozen. Daarnaast zijn er ook tal van studenten die hunstudie uit pure wetenschappelijke interesse hebben opgepakt,soms zelfs na hun arbeidscarrière. In dat perspectief bezien gaateen leven lang leren minstens evenzeer over persoonlijke ont-plooiing en geluk dan over economisch rendement.

Blijven leren

Professor Schnabel stelde in zijn rede dat de Europese Raad veelverwacht van de flexibiliteit van werknemers. Het ideaalbeeldvan de Raad is een transitionele arbeidsmarkt, waar modernewerknemers zich snel aanpassen aan de veranderende econo-mische omstandigheden en bereid zijn om meerdere malen vanbaan te wisselen. Blijven leren speelt hierin een belangrijke rol.Ook de rol die werkgevers en overheid hebben is een punt vanaandacht. Uit de verhalen van een aantal studenten bleek datsommige werkgevers niet positief staan tegenover studeren.Ook de ervaringen met de overheid (fiscus bijvoorbeeld) zijnniet altijd gunstig.Veel studenten vinden dat de fiscus te weinigvoordelen biedt om een (academische) studie te volgen.

Page 11: OnderwijsInnovatie - COnnecting REpositories · Creative Challenge Call,een programma om verbindingen tussen economie en cultuur te stimuleren,onder meer door kennisuitwisse-lings-

OnderwijsInnovatie december 2005 11

Naast de financiële last is er ook de tijdsdruk.Toch is de ervaringdat men vaak veel efficiënter studeert als de studie gecombi-neerd wordt met een baan en een druk privé-leven. Het magischewoord hierbij luidt: zelfdiscipline.

Toekomst

Het is misschien een gemeenplaats, maar de toekomst van hethoger onderwijs en de participatie daaraan is nauw verwevenmet die van de welvaartstaat. De Lissabon-agenda is inmiddelsterug op nationaal niveau en Nederland zal alle kansen moeten

aangrijpen om tot verhoging van het kennisniveau te komen.Het studentendebat tijdens de dies van de Open Universiteittoonde aan dat het verwerven van kennis niet ophoudt bij eenbepaalde leeftijd of na het behalen van een diploma. Er is altijdméér te weten en te onderzoeken. Een onderwijsinstelling alsde Open Universiteit stelt mensen in de gelegenheid dat zelf te ervaren. Dat is voor hen persoonlijk én op grotere schaal relevant. Om de Noorse schrijver Henrik Ibsen te parafraseren:het leven-lang-leren is vanuit economisch en maatschappelijkperspectief bezien een waardevolle pijler van de samenleving.

Page 12: OnderwijsInnovatie - COnnecting REpositories · Creative Challenge Call,een programma om verbindingen tussen economie en cultuur te stimuleren,onder meer door kennisuitwisse-lings-

12 OnderwijsInnovatie december 2005

Stephen Downes, senior researcher bij de National Research Council inCanada, houdt zich bezig met toekomst van het hoger onderwijs. De Canadeeswas één van de keynote speakers op de Open Source for Education in EuropeConference, die half november plaatsvond bij de Open Universiteit Nederland.OnderwijsInnovatie sprak met Downes, fervent voorstander van open stan-daarden en open source software.‘Het leren van de toekomst vindt plaats ineen netwerk.’

eindelijk in een nieuwe vorm weer de wereld insturen. Zo wor-den studenten zelf ook producenten van leermateriaal dat weerbeschikbaar is voor anderen. Het leren van de toekomst vindtplaats in een netwerk.’

Hoge kosten

Om succesvol te kunnen functioneren, zijn volgens Downes driekenmerken heel belangrijk.‘Er moet ruimte zijn voor diversiteit,dat wil zeggen dat alle individuen in het netwerk autonoomkunnen handelen’, zegt hij.‘Bovendien moeten de leden elkaarbeïnvloeden. De handelingen van de één moeten consequen-ties hebben voor de ander. Als derde is het heel belangrijk dathet netwerk open is, dat het toegankelijk is voor zoveel mogelijkmensen. Anders zal het niet werken.’Downes is fervent voorstander van open standaarden, opensource software en open content (zie kader). De vraag waaromdie juist voor het onderwijs zo belangrijk zijn, beantwoordt hijmet:‘Geld! Het draait om de hoge kosten die aan onderwijs ver-bonden zijn.We willen onderwijs toegankelijk maken voor ie-dereen. De kosten daarvan worden gewoonweg te hoog vooreen maatschappij. Denk eens wat het kost om iemand te latenstuderen: collegegeld, boeken, docenten, kosten om te wonen…Bekijk dat eens op wereldschaal.We hebben nu zes miljardmensen, waarvan er misschien één miljard toegang hebben tothoger onderwijs. Stel je voor dat dit er zes maal zoveel moetenworden. China opent in een jaar honderd universiteiten en nogis dat niet genoeg! De kosten zijn gewoon onvoorstelbaar. Alsonderwijsmateriaal vrij toegankelijk is, neem je al heel wat bar-rières weg. Zo kun je een basisvorm van onderwijs zonder kos-ten beschikbaar maken. Die kan aangevuld worden met lerenvia sociale netwerken, communities of practice, of tutoren.Dáárom zijn open access en open source zo belangrijk: ze bie-den de mogelijkheid zoveel mogelijk mensen aan onderwijs telaten deelnemen.’

Stephen Downes wordt internationaal gezien als een goeroe ophet vlak van online leren. Zijn dagelijkse digitale nieuwsbriefOLDaily (Online Learning Daily) heeft wereldwijd duizenden le-zers en ook zijn website (www.downes.ca) wordt druk bezocht.Die website vormt overigens niet alleen een discussieforum,maar ook een uitgebreide bibliotheek van onderzoeksthema’s,samenwerkingsprojecten, recensies en publicaties. Ook bevatde site een wiki, een deel dat mede door bezoekers gevuld enaangepast kan worden,‘een kladblok voor ideeën’, zoals Downeshet zelf omschrijft. De onderzoeker gaat dagelijks op zoek naarinformatie in nieuwsbrieven en blogs. Hij verzamelt, ordent, be-commentarieert en experimenteert met applicaties. Op basisdaarvan ontwikkelt hij nieuwe ideeën, die hij al in een vroeg sta-dium publiceert in de hoop op feedback. In de loop van het in-terview met hem wordt duidelijk dat deze manier van werkenniet alleen Downes zelf typeert, maar ook zijn ideeën over lerenin de toekomst.

Diffuse leeromgeving

‘Op dit moment’, zegt Downes,‘kiezen studenten voor één uni-versiteit en richten zich daar helemaal op. Die universiteit bevatalle faciliteiten voor hun leren. Maar in de toekomst zal er eensoort meta-universiteit ontstaan.Vanuit het perspectief van destudent zullen de universiteiten versmelten tot een grote, diffu-se leeromgeving, een verzamelplaats van leerbronnen.Studenten zullen nu eens hier iets leren, dan daar iets bestude-ren, net zolang totdat zij voldoende kennis en vaardighedenhebben verzameld om bij een van de instellingen aan te klop-pen en een certificaat te ontvangen. De student van de toe-komst gaat uit van zijn eigen ervaringen, talenten en leerwen-sen. Hij zoekt zelf een eigen weg. Belangrijk is dat we zo’n stu-dent niet zien als iemand die kennis alleen maar tot zich neemt.Als een student onderwijscontent krijgt aangeboden, zal hij diebestuderen, combineren met ander materiaal, bewerken en uit-

De meta-universiteit komt eraan

Olga Teunis

Stephen Downes:‘Als onderwijsmateriaal vrij toegankelijk is,neem je al heel wat barrières weg.’

Page 13: OnderwijsInnovatie - COnnecting REpositories · Creative Challenge Call,een programma om verbindingen tussen economie en cultuur te stimuleren,onder meer door kennisuitwisse-lings-

OnderwijsInnovatie december 2005 13

brengt met zich mee dat iedereen leerbronnen kan creëren.Downes voorziet dat in de toekomst het meeste onderwijsmate-riaal geproduceerd zal worden door studenten, als onderdeelvan hun leerproces. Dat materiaal kan weer door anderen ge-bruikt en bewerkt worden. Levert dat geen probleem op met hetwaarborgen van de kwaliteit? Downes:‘Er zijn twee manierenwaarop je de kwaliteit kunt bewaken. Eén methode is het instel-len van een review board om alle materiaal te beoordelen en hetbeste eruit te kiezen. Dat wordt een bottleneck. Bij de beoorde-ling ontstaat vertraging, de hoeveelheid te beoordelen materiaalis gewoon te groot. De andere methode is door evaluatie bij ge-bruik. Stel je voor: alle middelen gaan het netwerk in. Studentenvinden deze leerbronnen en beginnen ze te gebruiken. De bron-nen die ze goed en prettig vinden, blijven ze gebruiken en debronnen die niet werken laten ze links liggen. Ieder voor zichmaakt de afweging: vind ik dit nuttig of niet. Als je die beslissingmaar kunt vastleggen, vallen al heel snel een paar bronnen opdie heel veel mensen goed, betrouwbaar, prettig en nuttig vin-den. De bronnen van de beste kwaliteit komen boven drijven.

Toekomstbeeld

Over de kansen van open hoger onderwijs is Downes optimis-tisch.‘Wat ik schets is een realistisch toekomstbeeld’, zegt hij.‘Ikhoop het nog tijdens mijn leven mee te maken. Maar er spelenveel factoren mee. Overheden en publieke bekostiging speleneen rol, en het politieke klimaat.Wordt leren beschouwd binneneen commerciële context of binnen een sociale? Als de politiekleren ziet als een commerciële ontwikkeling, dan wordt aanleerbronnen en leeractiviteiten een prijskaartje gehangen. Datzal de ontwikkeling vertragen, omdat het onderwijsmateriaalniet beschikbaar is. Aan de andere kant: vroeg of laat komt heter wel. Als er maar genoeg mensen leerbronnen produceren.Tien jaar geleden waren er nog niet veel websites, terwijl er nueen website is over elk denkbaar onderwerp. Misschien zal hetwat langer duren, maar met leermateriaal zal hetzelfde gebeu-ren. Dan is het een kwestie van leerbronnen zoeken, in de om-geving van de student brengen en organiseren.’Nu wordt onderwijsmateriaal nog voornamelijk geproduceerddoor onderwijsinstellingen en uitgeverijen. Open content

Page 14: OnderwijsInnovatie - COnnecting REpositories · Creative Challenge Call,een programma om verbindingen tussen economie en cultuur te stimuleren,onder meer door kennisuitwisse-lings-

14 OnderwijsInnovatie december 2005

Een grote groep mensen kan gezamenlijk veel meer variabelenen factoren in een afweging meenemen dan één enkel individu.Een directeur van een organisatie die een beslissing moetnemen, kan slechts rekening houden met een beperkt aantalzaken, hoe intelligent die persoon ook is. Iedereen bekijkt dewereld vanuit zijn eigen perspectief, eigen ervaringen, eigenvrienden. Elk individu heeft een beperkte visie. Daarom kan eenenkeling bijna nooit een betere beslissing nemen dan een grotegroep mensen.’Het zijn uitspraken als deze waaruit blijkt dat Downes’ visie opleren niet los staat van zijn visie op de maatschappij. Dezelfdeelementen zijn belangrijk: diversiteit, interactie en openheid.‘Zo is het ook met leren zelf’, benadrukt hij.‘Leren wordt vaakbeschouwd als een activiteit die los staat van de rest van hetleven, van werk, van gezinsleven. Die scheiding is kunstmatig en moeten we loslaten. Iemand die leert, is ook een actor in hetmaatschappelijk leven. Een student spreekt niet over een leer-doel. Hij wil iets bereiken en al lerend zoekt hij een weg om datte kunnen realiseren.’

Spanning

Hoezeer Downes ook in zijn toekomstvisie gelooft, hij erkentdat het moeilijk zal zijn om een open netwerk in stand te houden.‘Er zullen altijd mensen zijn die een netwerk proberen te beïn-vloeden voor hun eigen doeleinden’, aldus Downes.‘Sommigeoverheden sluiten delen van internet af in een poging deideeën van hun bevolking te manipuleren. Bedrijven zijn in hetalgemeen ook gericht op het creëren van grenzen, het beperkenvan toegang tot een netwerk. Zo ontstaat een kunstmatigeschaarste, waardoor organisaties klanten aan zich kunnen bindenen geld kunnen verdienen. Dat is ook niet meer dan normaal, hetis “good business practice”. Daarom zal er altijd een spanning bestaan tussen degenen die proberen een netwerk te openenen degenen die proberen om het gesloten te houden.’

Referentie:Meer informatie over de ‘Open Source for Education in EuropeConference’ vindt u op http://www.openconference.net/

Deze zullen bij een zoekopdracht waarschijnlijk boven in het rijtje komen te staan. Classificatie- en evaluatiesystemen kunnenhelpen om dit proces te verfijnen. De uitdaging wordt dan omintelligente zoekmethoden te ontwikkelen, die leerbronnen opleveren voor specifieke mensen, voor specifieke omstandig-heden.’

Flexibel leernetwerk

Wie rondkijkt op de site van de Canadese onderzoeker ziet datDownes een voorkeur heeft voor kleine en eenvoudige tools dieonline leren faciliteren. Zo ziet hij het leernetwerk van de toe-komst ook: als een flexibel geheel van kleine, losse applicaties diemet elkaar kunnen communiceren. Downes gelooft sterk in dekracht van bottom-up initiatieven. Daarover zegt hij:‘De beslissin-gen die via deze manier tot stand komen, zijn gewoon beter.

Open standaard:Een publiek beschikbare specificatie om een bepaalde taak te volbrengen (vaak in gebruikbij hardware en software). Het gebruik van een open standaard zorgt ervoor dat het over-brengen van informatie losgekoppeld wordt van de hardware of software om die informa-tie te verwerken. De ontvanger van informatie is dus niet afhankelijk van bepaalde softwareof apparatuur, maar kan die zelf kiezen. Een open standaard mag door iedereen gebruiktworden en wordt beheerd door een not-for-profit organisatie. Een open standaard heeftgeen eigenaar. Niemand is eigenaar van bijvoorbeeld XML. Dit in tegenstelling tot eenproprietary (gesloten) standaard als Microsoft’s Word-formaat.

Open source software:Open source software is computerprogrammatuur waarvan de broncode openbaar is envrijelijk gebruikt mag worden. Dat wil zeggen dat de broncode mag worden ingezien, ge-bruikt, verbeterd, aangevuld en gedistribueerd. (Vooral bij commerciële software geldt debroncode vaak als een bedrijfsgeheim.) Het intellectueel eigendom en het (her)gebruik vande software wordt wel door een licentie geregeld. Open Source Initiative (zie www.open-source.org) heeft voorwaarden opgesteld waaraan een licentie moet voldoen voordat desoftware met die licentie open source genoemd mag worden.

Open access en open content:De open access beweging wil een grote verscheidenheid aan actuele informatie gratis be-schikbaar maken. Bij open access geeft een auteur iedereen toestemming om een werkstukte lezen, te downloaden, te kopiëren en te verspreiden. De auteur moet echter altijd ver-meld worden. Aanpassing van de publicatie of massale commerciële verspreiding zijn door-gaans niet toegestaan. Door het onveranderlijke karakter en de auteursvermelding van depublicatie, wordt de verantwoordelijkheid van de auteur voor zijn artikel gegarandeerd.Dit is belangrijk voor wetenschappelijke publicaties.Terwijl open access zich beperkt tot vrije beschikbaarheid van materialen, verondersteltopen content ook de toestemming tot wijzigen. Open content beschrijft alle soorten crea-tief werk (zoals artikels, plaatjes, geluid, beeld) die worden gepubliceerd onder een niet-restrictieve licentie en in een formaat dat het kopiëren én aanpassen van de informatieexpliciet toestaat.Het intellectueel eigendom en (her)gebruik van open access en open content werkstukkenwordt geregeld met licenties. Creative commons is een voorbeeld van een model waarmeeauteurs vrije beschikbaarheid en toestemming tot aanpassing van hun publicaties eenvou-dig kunnen regelen (zie www.creativecommons.org).

Bronnen: nl.wikipedia.org, www.overheid.nl, www.leren.nl, www.ossl.nl, www.ososs.nl

Page 15: OnderwijsInnovatie - COnnecting REpositories · Creative Challenge Call,een programma om verbindingen tussen economie en cultuur te stimuleren,onder meer door kennisuitwisse-lings-

OnderwijsInnovatie december 2005 15

Staat internet aan de vooravond van een heuse transformatie? Volgens deskundigenwel. Zij hebben het in opgewonden verhandelingen over Web 2.0. Dat is niet de bena-ming van een compleet nieuw web, maar van een geëvolueerde versie waarbij tal vanzaken volledig met elkaar zijn geïntegreerd. Het is het web waarbij de gebruiker nietmeer passief rondsurft, maar actief participeert met online fotoalbums, weblogs enpodcasts. Het is, zo zou je kunnen zeggen,‘het levende web’.In die visie is het probleem van de digitale kloof waar politici en experts zich de afge-lopen jaren het hoofd over braken tamelijk radicaal opgelost. Het gaat er bij Web 2.0namelijk niet meer om of je dubt tussen zaken online of offline doen, dat je moet kiezentussen boek of scherm, tussen tv of mediaplayer. De alternatieven doen namelijk nietmeer ter zake. Die zijn geschiedenis. De jonge generaties, zo wordt geconstateerd, heb-ben de keuze allang gemaakt: ze leven gewoon op het web. Het verdwijnen van dekloof is niet meer dan een kwestie van tijd, van het uitsterven van de onwilligen.Tegelijkertijd is het juist dat soort taal dat de herinnering oproept aan voorspellingendie ik eerder gehoord heb.Voor de jongere generatie is het ongetwijfeld nieuw, maartien jaar geleden klonken min of meer dezelfde geluiden. Ze vormden de opmaat voorde dotcom-hype die eind jaren negentig aanzwol en bij de onvermijdelijke ineenstor-ting uiteindelijk een ravage aanrichtte in de financiële wereld en zware klappen uit-deelde aan de ict-sector.Pas op! Het is niet Web 2.0, het is Hype 2.0 roepen critici van de nieuwe euforie.Wat zedaarbij over het hoofd zien is dat het geen of-of situatie is. Natuurlijk sporen de jubel-verhalen over Web 2.0 al snel slecht met de realiteit. Maar dat wil niet zeggen dat erhelemaal niets aan de hand is.De dotcom-hype schreef aan internet een magische werking toe, de Haarlemmer won-derolie voor alle problemen. Dat bleek natuurlijk niet zo te zijn, maar ondertussen is internet wel een essentieel onderdeel van de samenleving geworden. Je kunt er overdebatteren of die dotcom-hype de opkomst van internet juist versneld heeft of dat deineenstorting ervan de ontwikkeling van ict geremd heeft.Voor beide standpunten iswat te zeggen. Maar internet zelf lijkt zich daar weinig van aan te trekken. Dat is er gewoon en verdwijnt niet meer.Web 2.0 wordt voorgesteld als een revolutie. Het is dan ook een interessante nieuwetechnologie die de fantasie prikkelt.Voorkeuren en ervaringen worden gedeeld enaaneengesmeed tot weer nieuwe informatie en dan weer opnieuw gedeeld, etcetera.Zoals de lijstjes bij Amazon: mensen die dit boek kochten, kochten ook... daar kun jeeindeloos op door blijven klikken. Maar dan vele malen beter en met veel, veel meertoepassingen. Het is een web dat je naar je eigen hand zet. Dat is een groot verschilmet de passieve functie van het ‘oude’ internet dat voornamelijk gebruikt wordt voorraadpleging. Om te googlen. Google is meteen een mooi voorbeeld. Dat is niet langerenkel een zoekmachine.Het is inmiddels een e-mail-provider (Gmail), een plattegronden-dienst (maps.google.com), een sociaal netwerk (orkut.com), een online videodienst, eenechte bibliotheek.Voeg dat allemaal samen en je krijgt een beeld van een begin vanWeb 2.0. Je hoeft geen goeroe te zijn om in te zien wat voor feest dat kan worden.Het is bijna een nieuwe hype waard.

column Web 2.0

Francisco van Jole

Page 16: OnderwijsInnovatie - COnnecting REpositories · Creative Challenge Call,een programma om verbindingen tussen economie en cultuur te stimuleren,onder meer door kennisuitwisse-lings-

16 OnderwijsInnovatie december 2005

Lees verder op pagina 26

In het hoger onderwijs is bezorgdheid over het kennisniveau van studenten.Daarnaast is de ontwikkeling van competentiegerichte curricula in volle gang.Tijd dus voor de vraag of deze twee onderwerpen correleren, en of het wen-selijk – of noodzakelijk – is om kennis in een competentiegericht curriculumapart aan te bieden en te toetsen

tional design (4C/ID). De vier componenten die zij centraal stel-len in een competentiegericht curriculum zijn: de leertaak, deondersteunende informatie, de just-in-time informatie en dedeeltaakoefening. Door op systematische wijze deze vier com-ponenten met elkaar te verbinden ontstaat een optimale struc-tuur voor competentieontwikkeling. De fundamentele kenniswordt vooral aangeboden in de ondersteunende informatie enbinnen de context van het werken aan de competentie. De toe-passingsgerichte kennis staat vooral centraal in de just-in-timeinformatie en wordt aangeboden op het moment dat deze ken-nis daadwerkelijk nodig is.Dick de Bie en Jos de Kleijn daarentegen geven in het boek ‘Watgaan we doen’4 aan dat goed onderwijs bestaat uit het werkenaan zinvolle, aan de praktijkgerelateerde opdrachten. Om dezeopdrachten te maken zijn verschillende ‘leerlijnen’onderscheiden.In de integrale leerlijn maken studenten iets, in de conceptueleleerlijn leren studenten als een professional denken en redene-ren. Hierbij is aandacht voor het systematisch verwerven vanwerkmodellen (de kleine t; ofwel vooral toepassingsgerichtekennis) en deze kunnen verantwoorden met behulp van theo-rieën (de grote T; ofwel vooral fundamentele kennis).5

De twee modellen hebben verschillende opvattingen over deplaats van kennis in een curriculum. Janssen en Van Merriënboerbieden kennis altijd ondersteunend aan bij het werken aan decompetentie. De Bie en De Kleijn doen dit niet. Kennis kan in hunoptiek eerder en buiten de context van het daadwerkelijk werkenaan opdrachten worden aangeboden.

Mening

Op tal van plaatsen binnen de hogeschool waar ik werkzaamben (Avans Hogeschool) was er behoefte aan een duidelijke uit-spraak over dit onderwerp. Daarom heb ik afgelopen zomer eenbijeenkomst georganiseerd voor docenten, academiedirecteuren

Discussies over het kennisniveau van studenten steken de laat-ste jaren steeds vaker de kop op. Kennelijk zijn veel mensen be-zorgd dat het met dat niveau niet al te best gesteld is en hebbenze niet de verwachting dat dit met de komst van competentie-gericht onderwijs verbetert. Dat blijkt ook wel uit onderstaandecitaten van NVAO-voorzitter Karl Dittrich en OCW-staatssecreta-ris Mark Rutte.‘Waar blijft de kennis? Gaat die ten onder in hetgeweld van competenties, POP’s, vaardigheden en activiteiten-planningen?’1, vraagt Dittrich zich af tijdens het congres van ‘zijn’NVAO (Nederlands-Vlaamse Accreditatie Organisatie). En Rutte:‘Ik ben heel bezorgd dat het hoger onderwijs doorkantelt naarhet type competentiegericht onderwijs. Ik ben als de dood datzelfontplooiing van de student zó centraal komt te staan dat hetten koste gaat van vakinhoudelijk kennis’. 2

Twee soorten kennis

Ongeacht de omschrijving die gebruikt wordt voor competentie-gericht onderwijs, het gebruik van kennis is onvermijdelijk. Com-petent zijn heeft betrekking op een inhoud; iemand is competentop een bepaald gebied. Kennis is onder te verdelen in twee soor-ten, namelijk toepassingsgerichte kennis en fundamentele ken-nis.Toepassingsgerichte kennis is relatief eenvoudig aan te bren-gen; de student heeft deze kennis direct nodig om een opdrachtte kunnen maken en gaat hier ook (sneller) naar op zoek.Lastiger is het als het gaat om fundamentele kennis; kennis diede student niet direct herkent als noodzakelijk, maar die welnodig is voor het oplossen van een probleem bij een latere op-dracht of in de latere beroepssituatie.De manier waarop kennis in een competentiegericht curriculumeen plaats krijgt is divers. In hun boek ‘Innovatief Onderwijs Ont-werpen’3 hebben Ameike Janssen en Jeroen van Merriënboer eengestructureerde opzet ontwikkeld voor de inrichting van compe-tentiegericht onderwijs, namelijk het vier components/instruc-

Kennis binnen eencompetentiegericht curriculum

Marieke de Jong De auteur is onder-wijskundig adviseurbij het Leer- en Inno-vatiecentrum vanAvans Hogeschool.E-mail:[email protected]

Page 17: OnderwijsInnovatie - COnnecting REpositories · Creative Challenge Call,een programma om verbindingen tussen economie en cultuur te stimuleren,onder meer door kennisuitwisse-lings-

OnderwijsInnovatie december 2005 1717

De dvd-video als educatieve verrassingPraktisch artikel

Dit artikel is het zevenentwintigste ineen serie praktische artikelen overonderwijsinnovatie. Deze serie heeftde bedoeling om mensen die werk-zaam zijn in het hoger onderwijshandreikingen en aandachtspuntente bieden voor eigen initiatieven inonderwijsinnovatie.De onderwerpenvan deze reeks kunnen uiteenlopen,maar zullen altijd gaan over ‘hetmaken van onderwijs‘ en dus overtoepassingen van onderwijskundigeen onderwijstechnologische inzich-ten in het dagelijks werk van de docent, het onderwijsteam of de studierichtingsleider.

AuteursWim van der Vegt, Wim Westera,Bert Hoogveld, Jurjen PulsIr. G.W. van der Vegt is senior ict-ont-wikkelaar, dr. W. Westera is Hoofdonderwijskundige implementatie,dr. A.W.M. Hoogveld is universitairdocent en drs. J.H.H. Puls is mede-werker onderwijs en onderzoek.Allen zijn verbonden aan hetOnderwijstechnologisch expertise-centrum (OTEC) van de OpenUniversiteit Nederland

InleidingDit artikel gaat in op de educatievemogelijkheden van dvd-video. Naeen korte introductie van het me-dium dvd-video wordt een drietalpraktijkvoorbeelden besproken. Heteerste voorbeeld is het programma‘Sociale psychologie’, dat zich richtop het opzetten en uitvoeren vansociaal-psychologische experimen-ten. Dit programma betrof aanvan-kelijk een cd-rom in combinatie meteen VHS-cassette, maar is bij wijzevan proef ook als dvd-video ontwik-keld. Dit maakt een goede vergelij-king tussen beide varianten moge-lijk. Het tweede voorbeeld is hetdvd-videoprogramma ‘Het selectie-proces’, een trainingsprogrammaover het proces van personeelswer-ving en -selectie. Deze dvd-video isgebaseerd op een bestaand multi-mediaprogramma op cd-rom, dataan revisie toe was. Het derde voor-beeld is het programma ‘PracticumAssessment Center’, dat bestaat uitoefeningen in het observeren enbeoordelen van sollicitanten. In ditprogramma zijn wat complexiteitbetreft de grenzen van het mediumdvd-video opgezocht.

Een tegendraadse elektronische leeromgevingIn een onovertroffen tempo heeftde dvd-videospeler de Nederlandsemarkt veroverd. Videotheken heb-ben in snel tempo de overstap van

Inhoud_ Inleiding_ Een tegendraadse elektronische leeromge-

ving_ Wat is dvd-video?_ Dvd-auteurssystemen_ Het programma ‘Sociale psychologie’_ Het programma ‘Het selectieproces’_ Het programma ‘Practicum Assessment

Center’_ De toekomst van de dvd-video_ Conclusie

Figuur 1: Dvd-video: speler, televisie en afstandsbediening

Figuur 2: Beelddetails in MPEG 1 en MPEG 2Figuur 3: Nederlandstalige ondertiteling ‘uit’

en ‘aan’Figuur 4: Praktijkgelijkende oefening bij

‘Het selectieproces’Figuur 5:Terugkoppeling van de expert na een

foute menukeuze in het programma-onderdeel ‘Gedragsgericht interviewen’

Page 18: OnderwijsInnovatie - COnnecting REpositories · Creative Challenge Call,een programma om verbindingen tussen economie en cultuur te stimuleren,onder meer door kennisuitwisse-lings-

18 OnderwijsInnovatie juni 2004

bij Kijkshop, Dixons of Blokker). Maarook een ongekende bedrijfszeker-heid: geen hardwareconflicten meer,geen problemen met verkeerdestuurprogramma’s, corrupte bestan-den of fatale fouten, geen dure ge-sprekken met de telefonische help-desk en al helemaal geen last meervan virussen,Trojaanse paarden, wor-men en spam. Een dvd doet het altijd:de speler aansluiten op de tv, schijfjeer in en draaien maar. Met dank aande entertainmentindustrie die heeftgezorgd voor een open technologie-standaard, waaraan alle fabrikantenzich houden.Maar heeft het onderwijs daar wataan? We hebben toch al cd-roms,videobanden en internet?

En elke onderwijsinstelling heeft tochal een (eigen) elektronische leerom-geving? Dit artikel zal laten zien datde dvd-videostandaard interessantemogelijkheden biedt voor educatievetoepassing. Een wijd verbreide mis-vatting is dat de dvd niet meer (enniet minder) is dan een ‘grote cd’. Erkunnen inderdaad ruim tien keer zo-veel gegevens op een dvd als op eencd, maar een dvd is meer dan een col-lectie bestanden. Door een dvd te be-schrijven volgens de dvd-videostan-daard ontstaat een zogeheten dvd-video en komt bij het afpelen auto-matisch een aantal extra functies beschikbaar. Zo voorziet de dvd-videostandaard in het definiëren vanmenu’s. Gebruikers kunnen met hunafstandsbediening deze menu’s door-lopen en zelf scènes of afbeeldingenselecteren, naar behoefte ondertite-ling aanzetten in een taal naar keuzeof kiezen voor gesproken commen-taar. Echt interessant voor educatievetoepassing is het gegeven dat dezemenu’s veelvuldig hiërarchisch en totop zekere hoogte conditioneel metelkaar kunnen worden verbonden,waardoor complexe interactiestruc-turen mogelijk worden. In de combi-natie van deze menustructuren en deselectieve weergave van teksten, ge-luiden en beelden ligt de educatievebelofte van dvd-video besloten. Dvd-video schept nieuwe mogelijkhedenvoor het realiseren van multimedialecourseware, waarin plaats is voor ver-schillende leerroutes, zelftoetsen, ge-richte terugkoppeling en ondersteu-ning naar behoefte. En omdat dit allesdoor de dvd-videostandaard wordtafgehandeld, is daarvoor niet per seprogrammeerwerk nodig.En hoogwaardige interactieve multi-media zonder programmeerwerk, datmoet ontwikkelaars van coursewareof e-learning als muziek in de orenklinken.

18 OnderwijsInnovatie december 2005

VHS-cassette naar dvd gemaakt. Hetaanbod van speelfilms, documentai-res en andere content, altijd een kri-tieke factor bij de introductie van eennieuwe technologie, is inmiddelsovervloedig. Wie had dat kunnendenken in een wereld waarin allesdraait om rekenkracht, computernet-werken, breedbandinternet en mo-biele communicatie. Want de digitalversatile disc (dvd) ontbeert dit alles:het is een typisch stand-alone medi-um in de traditie van het boek of devideoband. Niettemin gaan dvd-spe-lers en de schijfjes als warme brood-jes over de toonbank. De reden: supe-rieure kwaliteit van beeld en geluid,gecombineerd met een ongekendlage prijs (al vanaf een paar tientjes

FIGUUR 1: DVD-VIDEO: SPELER, TV EN AFSTANDSBEDIENING

Page 19: OnderwijsInnovatie - COnnecting REpositories · Creative Challenge Call,een programma om verbindingen tussen economie en cultuur te stimuleren,onder meer door kennisuitwisse-lings-

OnderwijsInnovatie juni 2004 19

speellijsten zijn, zoals de scène-inde-ling bij een speelfilm, maar ook inge-wikkelde geneste boomstructurenwaarmee een hoge graad van interac-tie kan worden bereikt. De menu’sbieden via de afstandsbediening di-rect toegang tot relevante fragmen-ten of scènes en kunnen worden ge-bruikt voor het naar keuze herhalenof juist het overslaan van onderdelen.Hierdoor wordt het mogelijk verschil-lende leerroutes, zelftoetsen en feed-back op maat in te bouwen. Een mul-tiplechoicevraag onderscheidt zichimmers in technische zin niet van eenkeuzemenu.

Selectieve combinatie van beeld, geluid en tekstenBinnen de dvd-videostandaard kaniedere menuoptie worden verbondenaan een samenhangende presentatievan teksten, afbeeldingen, geluid, be-wegend beeld en andere menu’s. Datbetekent dat op grond van een goedontwerp moet worden aangegevenwelke combinatie van assets bij eenbepaalde menukeuze moeten wor-den afgespeeld, bijvoorbeeld in hetene geval een videofragment en ineen ander geval bijvoorbeeld hetzelf-de fragment met ondertitels of metgesproken commentaar.

Ondertiteling van het beeldDe dvd-videostandaard voorziet in 32verschillende ondertitelsporen. Dezekunnen worden gebruikt voor ver-schillende talenversies of ondertite-ling voor slechthorenden. Maar ookontstaat hiermee de educatieve mo-gelijkheid om tijdens de videobeel-den verschillende niveaus van tekstu-ele toelichting of aanwijzingen zicht-baar te maken, eventueel afgestemdom verschillende doelgroepen, bij-voorbeeld een schriftelijke kijkaan-wijzing tijdens een observatie (‘Lethier vooral op de manier waarop...’).In technische zin bestaat de onderti-teling niet uit teksten, maar uit plaat-

Wat is dvd-video?Een dvd is met het blote oog nauwe-lijks te onderscheiden van een cd.Hij gebruikt dezelfde optische op-slagtechniek: met een laser zijn kleineputjes in het oppervlak gebrand,waarbij een putje staat voor een éénen het ontbreken van een putje vooreen nul. Alleen zijn de putjes op eendvd veel kleiner dan op een cd, waar-door ze dichter op elkaar kunnen.Sommige dvd’s gebruiken twee ver-schillende lagen op elkaar, waardooreen opslagcapaciteit van 9 GB ont-staat. Deze kan nog verder oplopendoor de dvd’s tweezijdig te beschrij-ven. Die grote opslagcapaciteit maaktdvd zeer geschikt voor de distributievan speelfilms: bij 9 GB kun je maxi-maal vier uur aan speelfilm in hoge videoresolutie opslaan. Strikt geno-men wordt dit formaat aangeduidmet dvd-video. Om het afspelen vanspeelfilms op televisie mogelijk temaken is een dvd-videospeler nodigdie ervoor zorgt dat alle gegevens(video, teksten, plaatjes, geluid, onder-titels) op de juiste wijze worden ge-combineerd en gepresenteerd opeen tv-scherm. De kwaliteit van beelden geluid is zeer goed (conform deMPEG 2-standaard: vele malen beterdan de gebruikelijke kwaliteit vanVHS-cassettes). Afspelen kan ook viaeen computer, waarin tegenwoordigmeestal een dvd-speler is ingebouwddie zich softwarematig als een dvd-videospeler kan gedragen. De beeld-kwaliteit is meestal veel lager dan bijweergave op een tv-scherm, vanwegeafrondingen bij weergave op een vol-ledig scherm en door aanpassingenvan de lengte-breedte verhouding.Ook is het beeld meestal instabielerdoor de beperkte doorvoersnelheidvan gegevens. Voor computergebrui-kers gaat er een wereld open wanneerzij de dvd-video op een tvscherm be-kijken.

De belangrijkste kenmerken van dvd-video (zie o.a.Taylor, 2000):

OpslagcapaciteitZoals gezegd is de dvd in de eersteplaats geschikt voor de opslag en distributie van grote hoeveelhedengegevens, zoals bij gebruik van ge-luid, afbeeldingen en bewegendbeeld. De capaciteit van 9 GB is goedvoor vier video’s in MPEG 2-kwaliteit.

Hoge kwaliteit geluid en bewegend beeldDe dvd-videostandaard gebruikt hetMPEG 2-formaat als standaard. Datbetekent een beeldopbouw van 720x 576 pixels, viermaal zo groot als bijhet gangbare MPEG 1-formaat (hetgangbare pc-formaat). De bit rate (dedoorvoersnelheid van gegevens) isvele malen hoger, waardoor het beeldstabiel is en verschoond blijft vanschokken. Ook de geluidskwaliteit iszeer hoog en omvat onder meerdolby surround sound.

GeluidskanalenTot acht verschillende synchronisatie-of geluidssporen zijn mogelijk op éénen dezelfde dvd. Deze kunnen wor-den gebruikt om een dvd van ver-schillende gesproken taalversies tevoorzien. Een didactische toepassingzou bijvoorbeeld een observatieoefe-ning kunnen zijn met naar keuze eengesproken toelichting voor beginnersof voor gevorderden. Afhankelijk vande beschikbare hardware kan de ge-bruiker instellingen maken voor ge-woon mono, stereo of vijf- tot zeven-kanaals surround sound in een zoge-heten home cinema-opstelling.

MenustructuurDvd-video voorziet in de mogelijk-heid een menustructuur te definiërendie de gebruikers selectief toeganggeeft tot de zogeheten assets, de af-zonderlijke bestanden met teksten,plaatjes, beeld- en geluidsfragmen-ten. Menu’s kunnen eenvoudige af-

OnderwijsInnovatie december 2005 19

Page 20: OnderwijsInnovatie - COnnecting REpositories · Creative Challenge Call,een programma om verbindingen tussen economie en cultuur te stimuleren,onder meer door kennisuitwisse-lings-

20 OnderwijsInnovatie juni 200420 OnderwijsInnovatie december 2005

jes. Dit maakt het mogelijk om ookandere tekens dan letters en cijfersop het beeld te projecteren, bijvoor-beeld pijlen, cirkels, contouren, enz.

GezichtshoekenNaar analogie van de geluidskanalen,zijn er ook parallelle videokanalenmogelijk, bijvoorbeeld voor het tonenvan een gebeurtenis vanuit verschil-lende gezichtshoeken. Dit biedt voorgebruikers interessante didactischemogelijkheden om zelf op elk mo-ment te bepalen vanuit welke ge-zichtshoek een gebeurtenis moetworden bekeken.

BeveiligingDe dvd-videostandaard bevat diversebeveiligingsmechanismen. Het CSS(Content Scrambling System) is eendigitale kopieerbeveiliging die deMPEG-bestanden op de dvd versleu-telt. Deze beveiliging kan echter mas-saal worden omzeild omdat de sleu-tel op de dvd aanwezig is en de algo-ritmes voor ontcijfering in elke spelerzijn ingebouwd. Een andere beveili-ging is de regiocode. Deze zorgt er-voor dat een dvd-video niet buiteneen bepaald geografisch gebied kanworden afgespeeld. Zowel de spelerals een dvd-video heeft een regioco-de; die moeten met elkaar overeenko-men, wil de speler de dvd-video kun-nen afspelen. Een beveiligdeNederlandse dvd-video werkt dusniet op een in Amerika of Japan ge-kochte dvd-videospeler. Deze beveili-gingsmethode komt voort uit dewens van filmmaatschappijen omfilms gefaseerd uit te brengen in di-verse delen van de wereld. Voorheenwaren hier vaak al Amerikaanse dvd-video’s op de markt nog voordat defilm in de Nederlandse bioscopen tezien was. Voor educatieve doeleindenis beveiliging nauwelijks een issue:een copyright-mededeling en gege-vens over de makers volstaan om be-scherming te genieten van de au-

teurswet. De onderwijstoepassingenin dit artikel zijn overigens niet tegenkopiëren beveiligd. Zij hebben regio-code ‘0’, wat betekent dat er geen re-giobeperkingen zijn.

Dvd-auteurssystemenVoor het maken van een dvd-videohoeft er strikt genomen niet te wor-den geprogrammeerd, zoals bij com-putertoepassingen. Wel moeten alleonderdelen (assets: plaatjes, video,menu’s, teksten, enz.) in de juiste be-standstructuur worden geplaatst enwaar nodig onderling worden ver-bonden. Dit definiëren van de dvd-video gebeurt met zogeheten dvd-auteurssoftware.

Low-end softwareAan de onderkant van de markt zijngoedkope pakketten beschikbaarwaarmee consumenten hun eigen videomateriaal op dvd kunnen zet-ten. Deze pakketten zijn gemakkelijkte bedienen, maar ondersteunengeen geavanceerdere constructieszoals ondertiteling, meerdere ge-zichtspunten of beïnvloeding van despeler/afstandsbediening. Een voor-deel van deze low-end systemen isdat deze er via conversieroutinesvoor zorgen dat alle assets voldoenaan de dvd-videonorm, bijvoorbeeldhet eventueel ‘upgraden’ van inferieurvideomateriaal naar MPEG 2. Dat wiloverigens niet zeggen dat daarmeede beeldkwaliteit beter wordt.

Mid-range software Deze systemen ondersteunen meest-al enkele geavanceerdere functies,zoals ondertiteling, meer controleover menu’s en het gebruik van meer-dere audiosporen. Ze stellen meestalhogere eisen aan het formaat van hetbronmateriaal; sommige bestandsfor-maten (bijvoorbeeld avi-bestanden)worden niet geaccepteerd.

High-end softwareDe high-end systemen zijn vrij com-plex. Zij richten zich op de software-matige besturing van de dvd-proces-sor en geven toegang tot de beperk-te geheugenregisters van de dvd-videospeler (LaBarge, 2001). Via dezeregisters kunnen bijvoorbeeld be-paalde toetsen van de afstandsbedie-ning worden geblokkeerd. High-endsoftware maakt het ook mogelijk omeen videofragment te activeren van-uit verschillende menu’s, dat wil zeg-gen zonder dat het fragment meer-voudig op de schijf hoeft te staan (ditkan niet met de goedkopere pakket-ten). De high-end systemen accepte-ren uitsluitend bestanden die aan dedvd-videonorm voldoen. Ook kunnenzij het resultaat wegschrijven naareen zogeheten DLT-tape, die nodig isvoor het dupliceren van grotere aan-tallen dvd’s.

FIGUUR 2: BEELDDETAIL IN MPEG 1EN MPEG 2

MPEG 1 MPEG 2

Page 21: OnderwijsInnovatie - COnnecting REpositories · Creative Challenge Call,een programma om verbindingen tussen economie en cultuur te stimuleren,onder meer door kennisuitwisse-lings-

OnderwijsInnovatie juni 2004 21OnderwijsInnovatie december 2005 21

verse fronten beter scoort. Met namede beeld- en geluidkwaliteit van dedvd-video wordt gewaardeerd, vooralwaar het de vergelijking met de VHS-cassette betreft. Daarbij moet wordenaangetekend dat 16 procent van destudenten de dvd-video via een inge-bouwde dvd-speler heeft bekeken opde computer. Deze spelers geven eensoftwarematige aangepast videobeeldweer op het computerscherm, dat quaformaat, kleur en scherpte afwijkt vande weergave op een tv-scherm. Dedvd-video blijkt eveneens beter te sco-ren op bedieningsgemak (tussentijdsstoppen, terugzoeken van passages,navigatie door de menu’s). Ongeveerde helft van de studenten heeft deNederlandstalige of Engelstalige on-dertiteling uitgeprobeerd; de helft vandeze groep (een kwart van het totaal)ervaart de ondertiteling als nuttig.Over het geheel genomen vindt onge-veer de helft van de studenten de dvd-video beter dan de combinatie van cd-rom en VHS-cassette. Een derde van destudenten ervaart geen verschil.Slechts een klein deel van de studen-ten (3 procent) gebruikt liever eenVHS-cassette dan een dvd-video; voorhet interactieve programma prefereert6 procent van de studenten de cd-rom versie.

Het programma ‘Sociale psychologie’Het programma ‘Sociale psychologie,Attitude- en gedragsverandering’(Hoogveld et al., 2002) betreft een eer-ste experiment met educatieve dvd-video. Het gaat om een relatief een-voudig instructieprogramma voorpsychologiestudenten over de wijzewaarop sociaal-psychologisch onder-zoek in de praktijk gestalte krijgt. Dezedvd-video bevat een (lineaire) docu-mentaire en een interactief program-ma. De documentaire ‘Het laboratori-umexperiment in de sociale psycholo-gie’beschrijft het opzetten en uitvoe-ren van een onderzoeksexperimentdat zich richt op imitatiegedrag; het in-teractieve deel getiteld ‘Attitude- engedragsverandering’behandelt aids-preventie op middelbare scholen aande hand van een methodische inter-ventiecyclus. De structuur van het in-teractieve deel is relatief eenvoudig enbiedt ruimte voor twee leerstrate-gieën: een vrije route door de materia-len, waarbij studenten zelf kunnen be-palen welke onderdelen zij willen be-studeren, en een vaste route, waarbijelk van de vier fasen in de interventie-cyclus een eigen menu-ingang heeftmet bijbehorend videomateriaal.Vanwege het experimentele karaktervan deze dvd-video en vanwege hetgegeven dat in 2003 (het jaar waarinde dvd-video vervaardigd werd) nogmaar een klein deel van de studentenover een dvd-videospeler beschikte,werd hetzelfde programma tevens alscd-rom versie ontwikkeld. De docu-mentaire werd op VHS-cassette be-schikbaar gesteld.De dubbele beschik-baarheid, enerzijds als dvd-video enanderzijds in de combinatie van cd-rom en VHS-cassette, bood goede mogelijkheden voor een onderlingevergelijking.Een belangrijk verschil in de uitvoe-ring betrof de kwaliteit van de video-streams.Voor de cd-rom versie werdgekozen voor de MPEG 1-norm omdatde meeste computers (zeker in die

tijd) niet standaard beschikken overdecoderingssoftware voor MPEG 2.Bovendien zou er met MPEG 2 een ca-paciteitsprobleem ontstaan omdat opeen cd-rom hooguit tien minutenMPEG 2 videomateraal past.De dvd-videoversie bevat uiteraard wel MPEG 2.Voor de dvd-video zijn enkele high-end features gebruikt, zoals tweetaligeondertiteling die via een menu is in teschakelen en die, indien eenmaal ge-kozen, automatisch zichtbaar wordt inalle fragmenten. Ook zijn er binnen devaste route bepaalde toetsen van deafstandsbediening geblokkeerd, zoalsde skip/return knop, zodat studentenin deze modus verplicht worden om alhet materiaal minstens eenmaal tezien. Een andere high-end feature ishet hergebruik van videofragmentenvanuit verschillende menu’s, zoals datwordt toegepast in de twee modi vanhet programma: alle fragmenten staanmaar één keer op de dvd. In 2004 is on-derzocht hoe studenten het materiaalwaarderen, hetzij als dvd-video, hetzijin de combinatie cd-rom en VHS-cas-sette.Van de duizend studenten heb-ben 359 de dvd-video gevraagd entoegezonden gekregen.Van de bijge-voegde enquêteformulieren zijn er106 ingevuld retour ontvangen. Uit deenquête blijkt dat de dvd-video op di-

FIGUUR 3: NEDERLANDSTALIGE ONDERTITELING ‘UIT’ EN ‘AAN’

Page 22: OnderwijsInnovatie - COnnecting REpositories · Creative Challenge Call,een programma om verbindingen tussen economie en cultuur te stimuleren,onder meer door kennisuitwisse-lings-

22 OnderwijsInnovatie december 2005

Een interessante bijkomstigheid vande dvd-video is dat deze in de huiska-mer op de televisie wordt bekeken.Voor het bestuderen van de cd-rommoet men achter de computer plaats-nemen, die meestal op de studeer-,zolder- of slaapkamer staat. Men zoukunnen veronderstellen dat de huiska-mer niet in alle opzichten een geschik-te plek is om te studeren, maar eenruime meerderheid van de respon-denten geeft aan hiermee geen enkelprobleem te hebben gehad.Tot slot maakte deze parallelle ontwik-keling van een dvd-video en een cd-rom een kostenvergelijking mogelijk.De ontwikkelkosten van deze dvd-video bedroegen 8.500 euro (exclusiefde ontwerp-, videoproductie- en du-

pliceerkosten), de ontwikkelkostenvan de cd-rom bedroegen 17.500euro. Dit verschil wordt met name ver-oorzaakt door het programmeerwerken het testen van de cd-rom.De authoring van de dvd-video kostzeer weinig tijd vanwege de gebruiktestandaardfeatures. De auteurssoftwarevoert bovendien automatisch enkeletests uit, waardoor ook het testtrajectbeperkt kan blijven. De kosten vanmastering en duplicering zijn onge-veer gelijk, al is de gangbare dvd-ver-pakking (dvd-box) iets duurder de gebruikelijke jewel case voor een cd-rom. Een groot verschil in kosten ont-staat tijdens de exploitatie. Het is on-vermijdelijk dat de cd-rom in enkelegevallen tot afspeelproblemen leidt,

bijvoorbeeld door verkeerde videodri-vers, een obscure grafische kaart ofeen anderszins niet goed functione-rende computer. Meestal kan hiervoorwel een oplossing worden gevondendoor de helpdesk van de onderwijsin-stelling, maar deze vormt een niet teverwaarlozen additionele kostenpostvoor de exploitatie van het computer-programma. Bij de dvd-video is dezeondersteuning niet omdat een dvd-video het altijd doet.

Het programma ‘Het selectieproces’Het dvd-videoprogramma ‘Het selec-tieproces’ (Hoogveld et al., 2005) richtzich op de verschillende stappen in hetproces van personeelswerving en -se-lectie.De student verkrijgt hiermeezicht op de wijze waarop functie-eisenworden opgesteld, hoe de wervingplaatsvindt, wat de rol van psychologi-sche tests kan zijn, hoe relevante testskunnen worden gekozen en hoe opgrond van de diverse gegevens en resultaten een eindrapportage moetworden opgesteld. In het bijzondergaat het erom dat de student leert hoeeen psycholoog functie-eisen moetvertalen in observeerbaar en toetsbaargedrag.Het programma vindt zijn oor-sprong in het computerprogramma‘Selection’van de RijksuniversiteitGroningen.Om dit programma betertoe te snijden op de onderwijscontextvan de Open Universiteit Nederland isbesloten tot een herontwerp, waarin destudent een actievere rol zou wordentoebedeeld.Het aanvankelijke idee wasom op basis van de reeds beschikbarebronmaterialen te komen tot een uit-gebreide multimediale courseware-toepassing op cd-rom, waarin de stu-dent uiteenlopende routes in het heleproces zou kunnen bewandelen endaarbij van tijd tot tijd met de conse-quenties van zijn handelen zou wordengeconfronteerd.Corrigerende feed-back zou worden gebaseerd op eenuitgebreide logging van keuzen en be-slissingen van de student.

FIGUUR 4: PRAKTIJKGELIJKENDE OEFENING BIJ ‘HET SELECTIEPROCES’

Page 23: OnderwijsInnovatie - COnnecting REpositories · Creative Challenge Call,een programma om verbindingen tussen economie en cultuur te stimuleren,onder meer door kennisuitwisse-lings-

OnderwijsInnovatie december 2005 23

Van een cd-rom is het nooit gekomen.Het succes van de dvd-video ‘Socialepsychologie’bracht vrij plotseling eeninteressant alternatief binnen handbe-reik, waarmee veel programmeerwerkzou kunnen worden uitgespaard. Doorbetrokken docenten werd aanvanke-lijk wat aarzelend op dit alternatief ge-reageerd, omdat de logging van stu-dentgedrag niet meer mogelijk zouzijn, waardoor een drastische vereen-voudiging van het ontwerp onont-koombaar zou zijn.Toch is het gelukt om een werkbaar alternatief op dvd-video te realiseren.Het didactisch scenario omvat een samenhangende reeks studietaken,die is opgebouwd uit modelling exa-mples (een expert demonstreert ide-aaltypisch gedrag), gevolgd door oe-fentaken waarin de student zelf obser-veert, keuzes maakt, oordeelt, enzo-voorts. De grootste concessie betreftde wijze waarop de student feedbackontvangt. Omdat een dvd-video geenmogelijkheid heeft om de keuzen en

beslissingen van studenten te loggenen te analyseren, is uitgeweken naareen even simpel als plausibel model:studenten wordt gevraagd een voor-bedrukt papieren sjabloon op schootte nemen en daarin hun oordeel aante geven. Feedback ontvangt de stu-dent van de dvd-video in de vorm vaneen standaard expertoplossing inclu-sief onderbouwing, waarmee heteigen werk kan worden vergeleken.

Het blaadje papier op schoot als on-derdeel van een ‘uitgebalanceerdemediamix’mag tegen de achtergrondvan de moderne informatie- en com-municatietechnologie enigszins ana-chronistisch ogen, het kan om rede-nen van authenticiteit goed wordenverdedigd: psychologen werken bijhun observaties immers ook meestalmet pen en papier. Hoewel deze gelij-kenis met de beroepspraktijk ten deleeen gelegenheidsargument is, is demoraal van het verhaal de moeitewaard: niet alles wat elektronisch kan

is elektronisch noodzakelijk.Waar meteen computertoepassing in beginselalles technisch mogelijk is, noopt dedvd-videostandaard bij voorbaat totbeperkingen. Ontwikkelaars moetenzich binnen deze randvoorwaardenbeperken tot de essentie: wat is echtnodig om een effectieve instructie terealiseren? En wat is weliswaar nuttig,maar niet essentieel? Beantwoordinghiervan is niet altijd gemakkelijk.De keuze voor dvd-video vraagt denodige concessies (bijvoorbeeld: geenlogging), maar de winst is groot: in ditgeval kon veel programmeerwerkworden uitgespaard en juist omdatalle assets (video-opnames, functiebe-schrijvingen, sollicitatiebrieven, endergelijke) al klaar lagen kon dit pro-duct vrij snel worden gerealiseerd.

Het programma ‘Practicum AssessmentCenter’De dvd-video ‘Practicum AssessmentCenter’ (Hoogveld et al., 2005) betrefteen complex observatiepracticum voor

FIGUUR 5: TERUGKOPPELING VAN DE EXPERT NA EEN FOUTE MENUKEUZE IN HET PROGRAMMAONDERDEEL ‘GEDRAGSGERICHT INTERVIEWEN’

Page 24: OnderwijsInnovatie - COnnecting REpositories · Creative Challenge Call,een programma om verbindingen tussen economie en cultuur te stimuleren,onder meer door kennisuitwisse-lings-

24 OnderwijsInnovatie december 2005

het leren observeren, classificeren enbeoordelen van gedrag binnen decontext van personeelswerving. Hetbetreft een ‘remake’van de gelijknami-ge interactieve Laservision toepassing(interactieve beeldplaat) die in de jarennegentig is ontwikkeld (Hoogveld etal., 1992). Dit practicum omvatte eenvolledig selectieproces, waarin vierkandidaten voor een bepaalde functieaan een aantal proeven wordt onder-worpen. Elk van de kandidaten voertdrie gesprekken met de opdrachtge-ver, waarbij de student het gedrag vande kandidaten moet beoordelen.Daarnaast zijn er twee groepsproeven,waarin het gaat om communicatie,sociale vaardigheden, samenwerkings-vaardigheden en initiatief. Al dezeproeven zijn vastgelegd op hoogwaar-dig videomateriaal (omroepnorm).Vanwege het verdwijnen van de ana-loge beeldplaattechnologie is dit pro-gramma aan het eind van de jaren ne-gentig gereviseerd en omgezet naareen cd-rom versie. Onlangs (2005) is eropnieuw een revisie uitgevoerd in devorm van een dvd-videotoepassing.Een aanpassing was nodig om tot eengoede inbedding te komen binnen denieuwe cursus ‘Selectie en assessment’van de opleiding Psychologie. De doel-stelling is aangepast: in plaats van be-heersing van de assessment centermethodiek zoals behandeld in deoude cursus, wordt nu nagestreefd datstudenten dusdanig met deze metho-diek hebben geoefend dat zij deze opwaarde kunnen schatten en als psy-choloog in de beroepspraktijk kunnenbeslissen wanneer zij deze methodemoeten gebruiken en wanneer niet.Dat betekent dat meer nadruk moestworden gelegd op het interpreterenvan de uitkomsten van deze methodiekdan op de feitelijke uitvoering. Met derealisatie als dvd-video werd ook demediumkeuze aangepast. Ervaringenmet de cd-rom toonden aan dat deMPEG 1-kwaliteit van het beeld voordit soort observatieoefeningen bene-

den de maat is. Hetzelfde materiaal inMPEG2-kwaliteit uitleveren op cd-romof op dvd-rom is als optie overwogen,maar heeft als nadeel dat de decode-ringssoftware die nodig is voor het af-spelen van MPEG 2-streams (nog) nietaltijd standaard op computers aanwe-zig is, maar via een afzonderlijke licen-tie moet worden verworven. Ook eenimplementatie als streaming video viahet web lag niet voor de hand, vanwe-ge de technische beperkingen van destreaming techniek, de nog beperktepenetratie van breedband internet ende eventuele kosten voor serverbe-heer en -onderhoud. Uit een analysevan de benodigde functionaliteiten incombinatie met de MPEG 2-eis kwamdvd-video uiteindelijk als meest kans-rijke optie naar voren. Hoewel de be-nodigde interacties gekoppeld aan deuitgebreide vertakte menustructuurverre van eenvoudig waren, kondendeze alle binnen de dvd-videostan-daard zonder grote inspanningen endus relatief goedkoop worden gereali-seerd. Een belangrijk gegeven hierbijwas de beschikbaarheid en herbruik-baarheid van geschikt videomateriaalvan hoge kwaliteit. Met het oog op deaangepaste doelstelling werd het aan-tal proeven beperkt tot drie en hetaantal kandidaten tot twee. Ook in ditprogramma is zonder schroom geko-zen voor de even praktische als werk-bare oplossing waarin de studentenwordt gevraagd hun observaties metpotlood en papier op schoot te note-ren. Hiervoor is in de dvd-hoes eenbooklet bijgeleverd met lege, voor-bedrukte scoringsschema’s.Voor het geven van feedback zijn spe-ciale menuopties ontworpen, waar-mee studenten fragmenten kunnenterugzien, inclusief het gedragstypedat de expert heeft waargenomen.Bij deze fragmenten krijgt de studentvan de expert te horen waarom be-paalde keuzes goed of fout zijn.Hiermee is ondanks de functionelebeperkingen van dvd-video, de essen-

tie van het oorspronkelijke program-ma (het leren observeren, classificerenen beoordelen van gedrag) bewaardis gebleven: de dvd-video-oplossingvervult in grote lijnen dezelfde func-tie als de in aanleg veel complexerebeeldplaat- of cd-rom-variant. De be-perkingen van dvd-video dwingen deinstructieontwerpers als het ware tezich te concentreren op de essentie,hetgeen soms tot aantrekkelijke ver-eenvoudigingen leidt. Ook in eenander opzicht steekt de nieuwe versiede oude naar de kroon: zoals het oudebeeldplaatprogramma ‘PracticumAssessment Center’ indertijd werdbekroond als excellente educatievetoepassing (de Sony Interactive Award1992), zo viel ook de dvd-videoserie‘Toolbox Personnel Assessment’,waarvan de dvd-video’s ‘PracticumAssessment Center’ en ‘Het selectie-proces’ deel uitmaken, in de prijzenvoor hun hoogwaardige onderwijs-kwaliteit (Euromedia Siegel 2005,Berlijn).

De toekomst van de dvd-videoBovenstaande beschrijvingen latenzien dat de dvd-videostandaard goedkan worden benut voor het ontwikke-len van interactieve trainingsprogram-ma’s. De grote opslagcapaciteit, dehoge kwaliteit beeld en geluid, de mo-gelijkheid van complexe interacties, delage ontwikkelkosten en de grote be-drijfszekerheid maken de dvd-videotot een goed alternatief voor VHS-cas-settes en multimediale computerpro-gramma’s.Waar de sterke punten van dvd-videoinmiddels breed zijn uitgemeten, ishet ook zaak stil te staan bij de beper-kingen. Zo mist de dvd-videospelerbijvoorbeeld een toetsenbord, waar-door studenten geen tekstuele inputkunnen leveren (er is slechts een een-voudige afstandsbediening). Ook mistde dvd-videospeler de rekenkrachtvan de computer en de mogelijkheidom gegevens lokaal op te slaan.

Page 25: OnderwijsInnovatie - COnnecting REpositories · Creative Challenge Call,een programma om verbindingen tussen economie en cultuur te stimuleren,onder meer door kennisuitwisse-lings-

OnderwijsInnovatie december 2005 25

Het stand alone karakter verhindertbovendien dat gegevens ergens an-ders naartoe worden gestuurd of van-daan worden gehaald: er kan geentechnische koppeling worden ge-maakt met een leermanagementsys-teem, de studentenadministratie ofeen studievolgsysteem. Uiteraard ont-breekt de mogelijkheid om via confe-rencingsystemen of groupware metanderen samen te werken of berichtente versturen. Datzelfde geldt voor hetopsturen van gegevens naar een per-soonlijk digitaal portfolio. Daarvoor zalmen toch de computer moeten ge-bruiken. Deze nadelen kunnen gedeel-telijk worden ondervangen door dehybride dvd-video/dvd-rom. Zo’n hy-bride versie kan zowel worden ge-bruikt voor weergave op de tv als opde computer; in het laatste geval ont-staat er toegang tot de harde schijfvoor de opslag van gegevens en toe-gang tot netwerken, zoals internet,voor gegevensoverdracht en commu-nicatie. De superieure kwaliteit vanbeeld en geluid van een dvd-videoschept verplichtingen: wie het gebruikoverweegt van provisorische homevi-deo’s, zoals die binnen de beeldcultuurvan het internet gangbaar en accepta-bel zijn, komt bedrogen uit.Dvd-videois door de speelfilmindustrie als kwali-teitsproduct gepositioneerd en ditroept bij gebruikers de nodige ver-wachtingen op.De koppeling aan hettv-scherm veronderstelt minimaal broadcastnormen.Dit betreft niet alleen de technische kwaliteit (mini-maal dc-cam), maar ook de kwaliteit infilmisch-conceptuele zin (locaties,mise-en-scène, licht, kadrering, monta-ge, verhaalstructuur etc.).Stotterendepresentatoren, scheve camera’s of jumpcuts zullen door gebruikers genade-loos worden verworpen, met als gevolgeen aantasting van de geloofwaardig-heid en geringere leereffecten(Westera, 1995; Fleming & Levie, 1985).Men kan meer dan honderd jaar cine-matografie niet zomaar negeren.

ConclusieOndanks de concurrentie van de com-puter en internet floreert de dvd-video. Dat is vooral het gevolg van suc-cessen van de entertainmentindustrie(speelfilms en muziek), van de lageprijs van dvd-videospelers en de lagedistributiekosten van dvd in vergelij-king met VHS. Dat neemt niet weg datde dvd-video de nodige concurrentiemag verwachten van bijvoorbeeld di-gitale televisie, die eveneens een hogekwaliteit bewegend beeld combineertmet gebruikersinteractie via de af-standsbediening. Het aanbod van digi-tale zenders is momenteel sterk groei-ende (zie www.omroep.nl) en erwoedt een grote concurrentieslag tus-sen verschillende aanbiedingsvormen(kabel, telefoonnet, ether en satelliet).Concurrentie ontstaat ook door streaming media via breedbandinter-net, dat momenteel een hoge vluchtneemt. Streaming mediatechniekenmaken multimediale e-learning moge-lijk op de computer, waarbij tevens derekenkracht van de computer kanworden gebruikt om profielen op tebouwen voor ondersteuning op maat.Vooralsnog is de streaming media-in-frastructuur echter onvoldoende ont-wikkeld; de kwaliteit laat vaak nog tewensen over door een gebrek aanbandbreedte. Ook de ontwikkelingenrond mobiele communicatie zullen optermijn de positie van een stand alonemedium als dvd-video aantasten.Inmiddels werkt de elektronica-indus-trie echter al aan een opvolger van dedvd-video. Er woedt een hevige con-currentiestrijd tussen Blu-Ray (vanonder andere Philips, HP, Sony, Sam-sung) en hd-dvd (high definition dvdvan onder andere Toshiba, Nec,Warner). Beide systemen gebruikeneen kortere golflengte laserlicht, waar-door ze nóg meer opslagcapaciteitbieden en een veel hogere kwaliteitbeeld en geluid (MPEG 4 en Micro-soft’s VC1).Toenaderingspogingentussen beide kampen hebben tot

dusverre niets op geleverd. De com-merciële belangen zijn erg groot enlaten nauwelijks ruimte voor conces-sies. Het slechtste wat er kan gebeu-ren, is dat de markt straks met verschil-lende systemen wordt opgescheept,zoals indertijd gebeurde met de vi-deocassette (Betamax van Sony,VHSvan JVC en V2000 van Philips). Bij dedvd-video is dit niet gebeurd, wat zon-der twijfel aan het succes heeft bijge-dragen.

ReferentiesFleming, M. & Levie,W.H. (1985) Instructionalmessage design. New York: Rinehart andWinston.Hoogveld, A.W.M.,Vander Meeren,W.M.F.,Rosendaal, A.J.M. & Vos, M.M.H.L. (1992)Practicum Assessment Center [Interactief videoprogramma]. Heerlen: Open UniversiteitNederland.Hoogveld, A.W.M., Bos, A.E.R. & Van der Vegt,G.W. (2002) Sociale psychologie,Experimentele uitgave audiovisuele program-ma’s bij de cursus Sociale psychologie.[Interactieve DVD-Video]. Heerlen: OpenUniversiteit Nederland.Hoogveld, A.W.M.,Vander Meeren,W.M.F. & Vander Vegt, G.W. (2005).Toolbox PersonnelAssessment [Interactief dvd-videopracticum, 5delen]. Utrecht: Digitale Universiteit., zie ookhttp://tpa.du.nl/.LaBarge, R. (2001) DVD authoring & production.An authorative guide to DVD-Video, DVD-ROMand WebDVD. Kansas: Lawrence.Taylor, J. (2000) DVD demystified. New York:Mc.Graw-Hill.Westera,W. (1995) Audiovisueel ontwerpen,theorie en praktijk, conceptontwikkeling voorfilm, video en televisie. Abcoude: Uniepers.

Weblinks:http://www.disctronics.co.uk/downloads/downloads_dvd.htm http://www.dvdduplicator.nl/frameset.html?uitleg/structurehttp://dvddemystified.com/dvdfaq.htmlhttp://www3.toshiba.co.jp/dvd/e/whats/index.htmhttp://www.surfnet.nl/info/diensten/video-audio/home.jsphttp://tpa.du.nl/

Page 26: OnderwijsInnovatie - COnnecting REpositories · Creative Challenge Call,een programma om verbindingen tussen economie en cultuur te stimuleren,onder meer door kennisuitwisse-lings-

26 OnderwijsInnovatie december 2005

Integratie

Met dit in het achterhoofd nogmaals de vraag die aan het beginvan dit artikel gesteld werd: is het wenselijk en/of noodzakelijkkennis in een competentiegericht curriculum apart aan te biedenen te toetsen? Zelf sluit ik me aan bij De Bie en De Kleijn; goedonderwijs betekent het werken aan praktijkgerelateerde op-drachten. Om deze opdrachten uit te voeren is fundamentele enpraktijkgerelateerde kennis nodig. Goede opdrachten zorgenautomatisch voor een deel van de praktijkgerelateerde kennis.De resterende kennis (zowel praktijkgerelateerde als fundamen-tele) moet vooral in het begin van de opleiding een duidelijkeplaats krijgen in het onderwijs en kan ook summatief (voor stu-diepunten) worden getoetst. Hiermee vult de student zijn rug-zak. Met het eventuele verkeerde studiegedrag dat hiermeewordt opgewerkt, heb ik geen probleem; een student mag zichbewust zijn van het feit dat bepaalde kennis nodig is om goedte kunnen functioneren in de praktijk.In het hierboven geschrevene heb ik bewust het woord ‘compe-tentie’ niet gebruikt.Voortschrijdend inzicht – een term die pastin een maatschappij waarin levenslang leren centraal staat –heeft ervoor gezorgd dat ik opteer om minder vooruitstrevendte zijn in het uitvoeren van competentiegericht onderwijs (pursang). De meerwaarde van competentiegericht onderwijs is na-melijk het werken aan de integratie van kennis, vaardighedenen houdingen, het werken aan praktijkgerelateerde opdrachten.Noem het competentiegericht onderwijs, of noem het praktijk-gerelateerd onderwijs, als de student maar voldoende inzichtkrijgt in en voorbereid wordt op het toekomstige beroep!

Met dank aan:

Marinus Dekkers, Harrie de Werd, Wynand Wijnen, Jos Zuylen

1 Voorzitter NVAO Karl Dittrich, NVAO-congres, 20-04-2005 2 Staatssecretaris Mark Rutte, NRC, 26-04-20053 A.M.B. Janssen-Noordman & J.J.G. van Merriënboer, 2002, Innovatief

Onderwijs Ontwerpen – via leertaken naar complexe vaardigheden,Groningen/Houten,Wolters-Noordhoff

4 D. de Bie & J. de Kleijn, 2001, Wat gaan we doen? Het construeren en beoordelen van opdrachten, Bohn Stafleu Van Loghum, Houten/Diegem

5 Daarnaast onderscheiden De Bie en De Kleijn de vaardighedenleerlijnwaarmee studenten beter en handiger worden in X, de ervarings-reflectie-leerlijn die focust op dat het morgen beter gaat en de studie-loopbaanbegeleiding waarmee studenten grip krijgen op hun eigenstudie.

6 Gericht op feedback, niet beoordelend.

en onderwijsontwikkelaars van verschillende opleidingen metals thema ‘Kennis binnen een competentiegericht curriculum’.Tijdens deze bijeenkomst gaven drie onderwijskundigen hunmening over dit onderwerp.Als eerste beet Jos Zuylen (Mesoconsult BV) de spits af. Hij gafaan dat het ook bij competentiegericht leren wenselijk is op(kennis)onderdelen apart te toetsen. Zuylen stelde dat het cog-nitief gezien bij leren handig is te ordenen van gemakkelijk naarmoeilijk. Methodisch gezien is het handig te ordenen van wetennaar begrijpen naar toepassen. Een student kan van een metho-dische ordening zoveel last hebben dat het leren slechter gaat.Daarom is competentiegericht leren, met het werken in eensteeds complexere omgeving aan steeds complexere praktijk-gerelateerde opdrachten, leerpsychologisch te verantwoordenals een aantrekkelijke en profijtelijke manier van leren. Dit bete-kent dat kennis bij competentiegericht leren, als student en/ofopleider dat wenselijk vindt, apart getoetst kan worden tijdenshet leren en/of na afloop van het leren.Marinus Dekkers (Onderwijsadviesbureau drs. M.A.F. Dekkers BV)gaf vervolgens aan dat kennis belangrijk is, maar alleen in hetperspectief van het kunnen (het competent zijn), omdat het be-drijfsleven dat vraagt. Deze kennis kun je ook toetsen, maar al-leen op formatieve6 wijze, omdat je anders zorgt voor ander ge-drag dan het ‘kunnen’ en studenten zich gaan richten op com-pensatiemogelijkheden.Tot slot gaf Wynand Wijnen aan dat apart toetsen van kennisniet ondenkbaar is, als dat maar tegen de achtergrond is van detotale opleiding. Hierbij spelen vragen als: wat wil je met je op-leiding bereiken? Welk leergedrag van studenten wil je belonen?

Conclusie

Na intensieve discussies aan de hand van de meningen van dedrie onderwijskundigen kwamen de aanwezigen vervolgens totde volgende conclusie: vastgesteld werd dat het wenselijk énnoodzakelijk is om kennis in een competentiegericht curricu-lum – en dan vooral in het begin van de opleiding – explicietaan te bieden en te toetsen, maar dat deze kennis door alle be-trokken docenten als relevant moet worden beschouwd en ge-relateerd moet zijn aan de praktijkopdrachten. Daarnaast geldtdat het aanbieden (en toetsen) van kennis geen ongewenst stu-diegedrag bij studenten mag opwekken. Dat betekent dat ken-nis niet als selectiecriterium mag worden gebruikt en dus alleenformatief mag worden getoetst. De kern van een competentie-gericht curriculum is namelijk het werken aan de integratie vankennis, vaardigheden en houdingen.

Page 27: OnderwijsInnovatie - COnnecting REpositories · Creative Challenge Call,een programma om verbindingen tussen economie en cultuur te stimuleren,onder meer door kennisuitwisse-lings-

OnderwijsInnovatie december 2005 27

Vraagsturing is in de zorg een belangrijk begrip. Patiënten beschikken inmeerdere of mindere mate over een eigen budget waarmee ze zelf kunnenbepalen welke diensten ze inkopen en waar ze die inkopen. Ook in het hogeronderwijs neemt vraagsturing toe; studenten kunnen daardoor steeds vakerkiezen en zelf hun eigen leerroute vaststellen. Een pilot bij hogeschool INHOLLAND laat zien dat vraagsturing niet vanzelf van de grond komt.

Vraagsturing in hoger onderwijs:de professional aan zet

Rogier van Boxtel Piet Alblas Van Boxtel is consul-tant Business ProcessManagement bijTIBCO, Alblas is fellowe-business lectoraatINHOLLAND, kennis-makelaar Heo IctKenniscentrum

Ingrijpend

De overschakeling naar vraaggestuurd werken is niet eenvou-dig, het raakt alle aspecten van een organisatie. Zo vereistvraagsturing een andere organisatie van de ict, een andere op-drachtstructuur en ook een andere instelling van de medewer-kers. En het vraagt ook een klant die de eigen vraag wil en kansturen.Werken volgens de principes van vraagsturing is zo in-grijpend, dat het alleen kan functioneren als alle lagen in de or-ganisatie deze werkwijze dragen. Het management moet meerloslaten en de problemen door de medewerkers durven latenoplossen. Daar is ruimte en vertrouwen voor nodig. Natuurlijkzal er ook verantwoording of controle moeten zijn, maar meerachteraf. Hier spelen de cultuur en structuur van een organisatieeen grote rol.Vraagsturing heeft ook alles te maken met flexibi-liteit. De markt verandert snel. Internet versterkt dat door debuitenwereld naar binnen te brengen.4 Als de besluitvorminglaag in de organisatie ligt, kan men flexibeler op de markt re-ageren. Applegate5 e.a. laten zien hoe organisatiemodellenonder druk van de markt toegroeien naar kleinere zelfstandigeeenheden die goed kunnen reageren op de wensen van deklant (flexibiliteit), maar ook de voordelen van een grote organi-satie kunnen benutten, zoals een goede data/kennisinfrastruc-tuur en volumevoordelen.Essentieel bij vraagsturing zijn niet de tools, maar de houdingvan de vrager en de houding van degene die daarop reageert.Daarin zijn drie fasen te onderscheiden:1. uitspreken dat de visie op vraagsturing gedeeld wordt;2. bewust vorm willen geven aan concrete processen volgens

het principe van vraagsturing;3. een volledig geïnternaliseerde houding betreffende vraag-

sturing met het daarbij behorende gedragspatroon.

Na de gezondheidszorg krijgt ook het hoger onderwijs steedsmeer te maken met vraagsturing.Visiedocumenten als ‘BackboneINHOLLAND’1 en de publicatie ‘Van trend naar transformatie’2 vande Digitale Universiteit zijn daar voorbeelden van.Vraagsturingbetreft de keuze van processen, middelen en planning van de pro-cessen door de klant (werknemers, studenten, ….) vanuit zijn spe-cifieke doel en bijzondere situatie.Zo kunnen studenten steedsvaker keuzes maken en zelf hun leerroute vaststellen.Dat kan binnen het eigen instituut zijn, maar ook erbuiten, zoalsbijvoorbeeld bij het kiezen van een (internationale) minor.Het di-gitaal portfolio wordt daarbij een instrument dat ze moet helpende eigen route te managen. Internet is hierbij een belangrijk medium, zowel in het onderwijs als in de zorg.In onze samenleving – dus ook in de zorg en in het hoger onder-wijs – is een trend merkbaar van top down-denken naar bottomup-initiatieven, en van aanbodsturing naar vraagsturing.Dezetrend wordt versterkt door internet.3 In een model (volgens Fransvan der Reep) als volgt weergegeven:

Page 28: OnderwijsInnovatie - COnnecting REpositories · Creative Challenge Call,een programma om verbindingen tussen economie en cultuur te stimuleren,onder meer door kennisuitwisse-lings-

28 OnderwijsInnovatie december 2005

Wat opviel tijdens de pilot is dat studenten snel tevreden zijnmet het materiaal zoals zij dat gevonden hebben.Volgens do-centen was er in de plannen nauwelijks sprake van een kritischebeschouwing vooraf waarin een keuze en focus worden beargu-menteerd. Studenten gingen snel over tot uitwerken van hetkeuzeonderwerp, en hadden geen kritische houding ten op-zichte van de geraadpleegde deskundigen. De beperkte basis-kennis over e-business zal hierin overigens zeker een rol heb-ben gespeeld. Ook een toetsing of evaluatie bij de doelgroep(‘hebben we geleverd wat gevraagd werd te leveren?’) ontbrakin de werkstukken.Bij de contacten met de docenten na de planfase en in de on-derlinge communicatie tussen de groepen via de website, laghet accent vooral op de organisatie en toetsing, niet op de in-houdelijke aspecten van e-business. De communitysite is welis-waar veel geraadpleegd, maar er is nauwelijks gebruik gemaakt van de mogelijkheid er iets in te brengen.Tekenend isdat slechts één werkgroep na afloop zelfstandig het eigen werk-stuk op de site geplaatst heeft.

Terugblik

Voor de studenten die aan de pilot hebben meegedaan is hetpro-actief in eigen hand nemen van hun leertraject in een opensituatie nog duidelijk een stap te ver.We kunnen constateren datde studenten wel de visie op vraagsturing delen, zoals onder an-dere is gebleken uit hun sollicitatie en enthousiasme, maar daarnog niet bewust lerend vorm aan geven. Overigens is het ookvoor docenten nog zoeken naar een goede manier waarop zijhun nieuwe rol vorm kunnen geven.Wat bijvoorbeeld te doen alsstudenten je niets vragen? De ervaringen in de pilot zijn interessant gezien het brede beleidin het hoger onderwijs richting vraaggestuurd onderwijs.Al werkten we in deze pilot met een kleine groep goed gemoti-veerde, zelfstandige studenten in de eindfase van hun studie, diekonden terugvallen op gemotiveerde, deskundige docenten; hetblijkt dat vraaggestuurd onderwijs niet vanzelf zal slagen doorhet in het beleid op te nemen. Er is een mindshift nodig waarbijstudenten het initiatief willen en kunnen nemen en waarbij dedocent en de organisatie helder laten zien wat zij voor studentenkunnen betekenen bij het bereiken van de doelen en het behalenvan de competenties.

Vraagsturing in de zorgsectorMedio 2004 hebben TIBCO Software Inc. en KPN de thuiszorgin-stelling Thuiszorg Stad Utrecht het voorstel gedaan om de plan-nings- en registratieprocessen in te gaan richten volgens de prin-cipes van vraagsturing. De verwachting was dat daarmee eenaantal geconstateerde problemen op het terrein van flexibiliteit,klanttevredenheid en kosten het beste konden worden opgelost.Uitgangspunt bij het invullen van de processen rondom de plan-ning was dat de uitvoerende medewerker (verzorgende, ver-pleegkundige) het planningsproces in handen krijgt zodat hij of

Alle fasen zijn te onderscheiden op zowel managementniveauals op het niveau van de medewerker en de klant. Als partnersin vraaggestuurde processen niet in fase 3 functioneren, zalvraagsturing aan beide zijden van het proces (leverancier –klant) heel gebrekkig verlopen. Met andere woorden: vraag-sturing moet van verschillende kanten komen.

Twee voorbeelden

Als illustratie van vraagsturing geven we twee heel verschillen-de voorbeelden. Eén uit het hoger onderwijs en één uit de ge-zondheidszorg. Het eerste voorbeeld is de uitwerking van eenpilot waarin studenten van de hogeschool INHOLLAND binnenhet kennisdomein e-business hun eigen onderwijs vormgeven.De tweede praktijkbeschrijving heeft betrekking op een pilot inde zorgsector waarin de professionals (medewerkers) hun eigenwerkplanning verzorgen.

Vraagsturing in het hboDeze pilot is uitgevoerd met vierdejaars studenten Marketing,Economie en Recht (MER) door het lectoraat e-business, met ondersteuning van het lectoraat e-learning. De pilot had tweedoelen:1. leren hoe vraagsturing werkt in het hoger onderwijs;2. leren op welke wijze ict ingezet kan worden om deze vorm

van vraagsturing te realiseren.

Voor deze pilot (omvang: tien weken lang drie dagen per week)zijn studenten gevraagd te solliciteren. Na een selectie op basisvan motivatie en kwaliteit bleven er acht studenten over. Ingroepjes hebben de studenten een plan van aanpak gemaakt.Als producteis gold dat er voor een (zelf te kiezen) doelgroepwaardevolle kennis over e-business zou worden overgedragen.Samen met het bedrijfsleven (Digital Port Rotterdam6) is een inhoudelijke kick off georganiseerd en konden de studentenaan de slag. De studenten kregen een communitysite ter be-schikking met veel content, nieuws en links op het gebied vane-business. Zij konden ook zelf eenvoudig op het intranet eeneigen grouppage aanmaken. De docenten waren op afroep beschikbaar.

De ervaringen

Het maken van een concreet uitvoerbaar plan dat binnen tienweken een concreet doelgroepgericht resultaat moest opleve-ren, bleek lastig te zijn. Met extra tijd en feedback zijn de plan-nen op een acceptabel niveau gekomen. Studenten hebbenweinig initiatief genomen om de docenten ondersteuning tevragen, bijvoorbeeld in de vorm van een workshop. Op tweemomenten hebben de docenten het initiatief genomen om devoortgang te bespreken, omdat het gevoel ontstond dat er teweinig vooruitgang was. Bij het eindgesprek gaven de studen-ten aan dat de ervaringen met planning in de pilot een leeref-fect met zich mee heeft gebracht voor de afstudeerperiode.

Page 29: OnderwijsInnovatie - COnnecting REpositories · Creative Challenge Call,een programma om verbindingen tussen economie en cultuur te stimuleren,onder meer door kennisuitwisse-lings-

OnderwijsInnovatie december 2005 29

zij zich optimaal kan richten op de wensen van de klant. Daarbij isde basisplanning het vertrekpunt. Alle wijzigingen en verstorin-gen daarop worden in principe door de medewerkers zelf opge-lost. Planners (en teamleiders) zorgen alleen nog voor de echteuitzonderingen (escalaties) en voor teamoverstijgende proble-men, zoals de in inhuur van een uitzendkracht.Samengevat zag het proces er als volgt uit:– In de basisplanning wordt geregistreerd wanneer welke

cliënt door wie geholpen is.– Verstoringen op de basisplanning worden binnen het team

opgelost. Planners en teamleiders grijpen alleen in als er‘echte’ problemen zijn.

– Meteen na afloop van uitvoering van de werkzaamhedenmelden de medewerkers de activiteit af, zodat iedereen weetdat de cliënt geholpen is, en of daarbij bijzonderheden zijnopgetreden.

– Als laatste activiteit van de werkdag verantwoordt elke mede-werker niet-cliëntgebonden activiteiten (reizen, vergaderenetc.), zodat aan het einde van de dag bekend is welke cliëntenhoeveel zorg hebben ontvangen en welke activiteiten elkemedewerker heeft uitgevoerd.

Geen vrijheidblijheid

Deze manier van werken lijkt sterk op hoe het lang geledenging binnen veel thuiszorginstellingen toeging: medewerkersregelen de werkverdeling onderling. Er is echter één groot ver-schil. Dankzij de (mobiele) ondersteunende technologie is er altijd en bij iedereen bekend wie wat van plan is te gaan doen,wie wat doet en wie wat gedaan heeft.Waar deze manier vanwerken soms wordt gezien als vrijheidblijheid, is eerder het tegenovergestelde waar. Per week en maand wordt door deteamleider gekeken naar twee performance indicators, namelijkproductiviteit en klanttevredenheid. Doordat zowel van elkemedewerker individueel en van het team bekend is hoe gescoord is op beide indicatoren, is het heel eenvoudig maat-regelen te nemen, mocht dat nodig zijn.Uiteraard kunnen bovenstaande processen alleen werken als ergoede ondersteunende middelen zijn. In deze pilot was dat deBusiness Process Management Suite van TIBCO. Alle zorgvragenwerden dagelijks vanuit de basisplanning ingelezen in dezesuite en vervolgens in werkbakken geplaatst. Er waren tweewerkbakken: de persoonlijke en de groepswerkbakken. De per-soonlijke werkbak bevatte alle zorgvragen en andere activitei-ten voor een medewerker, de groepswerkbak (‘schoenendoos’)bevatte alle zorgvragen van een bepaald team voor die dagwaar nog geen medewerker aan gekoppeld was. Planners enteamleiders kunnen via internet meekijken, de uitvoerende medewerkers hebben een slimme telefoon (PDA) waarop alleinformatie zichtbaar is, inclusief bijzonderheden. Deze telefoonsynchroniseert met de centrale server van TIBCO via GPRS, zodatde informatie op telefoon en server altijd hetzelfde is.

De ervaringen

In deze pilot is gedurende acht weken gewerkt volgens devraaggestuurde manier door 25 medewerkers, twee planners entwee teamleiders. Er traden gedurende de pilot allerlei kosten-besparingen op, vooral bij het planningproces. Actuele eenmali-ge mutaties werden door het team zelf opgelost, waardoor hetwerk van de planner overbodig werd. Daarnaast waren de me-dewerkers gemiddeld genomen tevreden over de nieuwe ma-nier van werken. Zozeer zelfs, dat ze deze verkiezen boven deoude manier van werken. De techniek leverde wel enkele pro-blemen op. Zo heeft een derde van de medewerkers enigemoeite met de telefoon. Maar slechts 10 procent daarvan vindthet gebruik ervan dermate vervelend dat zij de oude werkwijzeverkiest boven de nieuwe. Ook het aantal fouten ging signifi-cant omlaag.Bij de pilot in de thuiszorginstelling zien we dat er een groterberoep op de professionaliteit van de medewerker wordt ge-daan omdat deze nu de eigen processen moet besturen enmeer verantwoordelijkheid krijgt. Ook in de onderwijspilot is deuitdaging met betrekking tot de professionaliteit van de docentgroter geworden omdat hij moet werken vanuit de vragen vande student, en niet vanuit de eigen lesvoorbereiding of een centraal rooster.In beide pilots zien we dat de verantwoordelijkheid bij de pro-fessional toeneemt, maar dat vraagsturing alleen slaagt alsnaast de organisatie en de klant, ook de professional het initia-tief hiertoe wil nemen.

1 Backbone INbeeld, Hogeschool INHOLLAND, Good practices over proces en resultaat van onderwijsvernieuwing, 2004, interne uitgaveINHOLLAND.

2 Van trend naar transformatie, ICT-innovaties in het Hoger Onderwijs,Mirande,Van der Veen,Vander Wende, uitgave Wolters Noordhoff2005.

3 Internet creëert een eigen perspectief, Frans van der Reep,OnderwijsInnovatie, Open Universiteit Nederland, juni 2005.

4 Van SCHEDULE Push naar Re@lity Pull, Breng door ketenomkering de reality in uw onderneming. Frans van der Reep in Incrowd,febr/mrt 2005.

5 Applegate e.a. Corporate Information Strategy and Management,mcGraw-Hill, 2004 (sixth edition)

6 Digital Port is het onafhankelijke informatiecentrum voor onder-nemers in Rotterdam die willen weten wat ICT kan betekenen voorhun bedrijfsvoering. Dit initiatief van de Kamer van Koophandel en de Gemeente Rotterdam startte in 2004.

Page 30: OnderwijsInnovatie - COnnecting REpositories · Creative Challenge Call,een programma om verbindingen tussen economie en cultuur te stimuleren,onder meer door kennisuitwisse-lings-

30 OnderwijsInnovatie december 2005

Het ontwikkelen van informatiesystemen is dikwijls zó complex dat studentendit niet goed kunnen leren in de vorm van kleine opdrachten en aparte vak-ken. Als gevolg daarvan sluit het informatiesystemenonderwijs niet goed aanop de praktijk. Het TISO-project, waarin bedrijven hun automatiseringdossierster beschikking stellen aan het onderwijs, wil daaraan een einde maken en hethoger informatiesystemenonderwijs vernieuwen.

ge inbedding in praktische situaties mogelijk maakt.TISO richtzich op IS-onderwijs in een brede zin.Voor zowel (technische) in-formaticastudenten, informatiekundestudenten als bedrijfskun-destudenten zijn er casussen en leertaken ontwikkeld die de au-tomatiseringsprojecten vanuit verschillende invalshoeken bena-deren. Het TISO-project is een samenwerkingsproject van deOpen Universiteit Nederland, Hogeschool van Rotterdam, de VrijeUniversiteit en de Hogeschool van Amsterdam en wordt gefinan-cierd door de Digitale Universiteit (DU).

De TISO-aanpak

Het TISO-team verzamelt dossiers van automatiseringsprojec-ten, ontsluit deze in het TISO-web en maakt er leertaken bij. Hetsucces van TISO wordt voornamelijk bepaald door de dossiersdie ter beschikking van het onderwijs worden gesteld. De kwali-teit van de projectdossiers en de diversiteit ervan zullen invloedhebben op de kwaliteit van het onderwijs dat ermee ontwik-keld kan worden. De primaire doelen van het TISO-project zijn:1. het verwerven van dossiers;2. het bruikbaar maken van de dossiers voor het onderwijs door

middel van het definiëren van opdrachten (leertaken);3. het ontsluiten van de gedefinieerde leertaken en dossiers via

een digitale leeromgeving;4. het waarborgen van de privacy van de personen die ge-

noemd worden in de dossiers.

Ad 1. Verwerven van dossiersHet verwerven van dossiers verloopt in eerste instantie via depersoonlijke contacten van de deelnemende hoogleraren enlectoren en het Comité van Aanbeveling (zie kader).Bedrijven investeren graag in beter (informatiesystemen)onderwijs om op den duur te kunnen profiteren van goede afgestudeerden. Het streven is een grote collectie van dossierste verkrijgen, zodat een breed scala van de ontwikkeling vaninformatiesystemen kan worden afgedekt via de dossiers,variërend van offertes tot implementatie, van offshoring totuitfasering.

In driekwart van de gevallen waar computersystemen gebouwdworden, gaat iets niet goed: er wordt niet gebouwd wat ver-wacht was, of er wordt niet gebouwd binnen de vooraf gesteldegrenzen van tijd en budget. Een hoog percentage, dat voor eenbelangrijk deel verklaard wordt op de wijze waarop het infor-matiesystemenonderwijs (IS-onderwijs) in het hoger onderwijsis ingericht. Hbo- en wo-opleidingen streven ernaar om hun on-derwijs zo goed mogelijk op de praktijk te laten aansluiten. Eenprobleem is echter dat de ontwikkeling van een echt informa-tiesysteem meestal een complex project is en die complexiteitin de vorm van kleine opdrachten bij aparte vakken niet nage-bootst kan worden. Bij opdrachten en stages in de bedrijfscon-text domineert vaak de praktijk en is de koppeling tussen depraktijk en de theorie voor verbeteringen vatbaar. Het IS-onder-wijs sluit dus niet goed aan op de praktijk.

Praktijkcontext

In het IS-onderwijs verwerven studenten praktijkgerichte compe-tenties die nodig zijn om een informatiesysteem te ontwikkelen,aan te passen of te onderhouden, zoals bijvoorbeeld modelleren,requirements analyse, bestekken schrijven en het werken in pro-jecten. Door het aanbieden van authentieke bedrijfscasuïstiek inde vorm van dossiers van échte automatiseringsprojecten zou-den studenten de echte procesgang beleven, maar het verzame-len en toegankelijk maken van dossiers is voor één opleiding on-betaalbaar. Door samenwerking ontstaan wel mogelijkheden quafinanciën en ‘kritische massa’, en dat is wat het TISO-project doet.TISO, dat staat voor Transformatie van InformatieSystemen-Onderwijs met dossiers uit echte automatiseringsprojecten, wilde praktijkaansluiting tussen opleiding en werk bevorderen doorstudenten in een realistische context te laten werken aan authen-tieke bedrijfscasuïstiek. Op die manier vindt een transformatieplaats van theoretisch oefenen naar het beleven van de praktijk.Afnemers van de TISO-producten, universiteiten en hogescholen,blijven daarbij vrij om hun eigen onderwijs in te richten, maarmaken gebruik van TISO als praktijkcontext. De onderwijsvormenzijn vrij te bepalen door het instituut, terwijl TISO toch een stevi-

Betere informatiesystemendoor belevingsonderwijs

Anda CounotteStef JoostenMark van den BrandRob BeukingaFrans MofersIrene de RuijterMeer informatie over de auteurs vindt u aan het einde van dit artikel onder referenties.

Page 31: OnderwijsInnovatie - COnnecting REpositories · Creative Challenge Call,een programma om verbindingen tussen economie en cultuur te stimuleren,onder meer door kennisuitwisse-lings-

31OnderwijsInnovatie december 2005

Visioen: het vliegwiel

Wanneer kan het TISO-project als een succes bestempeldworden? Wanneer iedere informaticus, bedrijfskundige,econoom of andere student die in zijn studie met het ont-wikkelen, veranderen en beheren van informatiesystemenin aanraking komt (hbo en wo) ook gebruik maakt van deresultaten van het TISO-project. Dat is natuurlijk zeer ambi-tieus. Er zijn drie belangrijke spelers (studenten, docentenen bedrijfsleven) in het veld om deze ambitie te realiseren.In de toekomst zouden deze spelers het TISO-web als volgtkunnen gebruiken.

Studenten gebruiken het TISO-web bij het uitvoeren van diverse leertaken. Het TISO-web wordt – waar mogelijk – inhet curriculum toegepast. Studenten gebruiken de beschik-bare dossiers op verschillende manieren. Een aantal studen-ten heeft bijvoorbeeld tooling ontwikkeld waarmee dossiersautomatisch gescand kunnen worden en ontsloten wordenvia een TISO-zoekmachine à la Google. Studenten voerendaarnaast met deze specifieke ontsluitingsmogelijkhedenonderzoek uit met de projectdossiers als onderzoeksobject.

Docenten gebruiken het TISO-web bij het maken van hunonderwijs. Het TISO-web is een schatkamer met veel infor-matie die op diverse manieren in het onderwijs kan wordeningezet. Er is een grote hoeveelheid voorgedefinieerde leer-taken die door collega-docenten zijn opgesteld en die viahet TISO-web toegankelijk zijn gemaakt. Het indexeren enontsluiten van dossiers is in grote mate geautomatiseerd.Dit is een aantal jaren geleden gebeurd in het kader van diverse afstudeeropdrachten. Docenten hebben eveneenszelf een aantal dossiers afkomstig uit de Open Source com-munity aan het TISO-web toegevoegd.

Het bedrijfsleven is bijzonder enthousiast over het TISO-web.Steeds meer bedrijven stellen hun projectdossiers ter beschik-king. De angst voor concurrentievervalsing en dergelijke speeltniet meer, omdat gebleken is dat studenten en docenten zin-volle feedback leveren op de aangeleverde dossiers.Bedrijven ervaren ook dat afgestudeerde informatici die methet TISO-web gewerkt hebben bijzonder vaardig zijn in hetdoorspitten van dossiers en dus sneller inzetbaar zijn. Er iseen groeiend aantal managers in het Nederlandse bedrijfs-leven werkzaam dat zelf tijdens de studie met het TISO-webin aanraking is gekomen. Deze managers zijn, op enkele uit-zonderingen na, zeer gretig in het beschikbaar stellen vandossiers. Hiermee is in feite de cirkel rond een heeft hetTISO-web zijn vliegwieleffect bewezen.

Het Comité van Aanbeveling bestaat uit:Prof. ir. W. Dik,hoogleraar Management van ICT-organisaties,TU DelftMr. J.A. Frederik,bestuurslid van Ngi, platform voor ICT-professionals & vicevoorzitter NIOCDrs. R. Kasteel,voorzitter van de Raad van Bestuur van Ordina N.V.Prof. dr. ir. F. Mulder,rector magnificus van de Open Universiteit NederlandProf. ir. R. Pieper,hoogleraar bij Informatiesystemen, Universiteit TwenteDr. T.A. Rodrigues,voorzitter van de Stichting voor Samenleving en BedrijfProf. dr. F.A. van Vught,lid Innovatieplatform en SER-lid, voormalig rector magnificusUniversiteit Twente.

Ad 2. Bruikbaar maken voor het onderwijsDe werkwijze van TISO is sterk gebaseerd op prototyping.Eerst wordt op kleine schaal een aantal aspecten onderzocht,waaronder:– de bereidwilligheid van bedrijven om projectdossiers af te

staan;– kunnen er leertaken gemaakt worden aan de hand van de

projectdossiers;– kunnen docenten en studenten uit de voeten met de leertaken;– is het zonder veel inspanning mogelijk een zodanig antwoord-

model te maken dat het docenten tijdsbesparing levert;– hoe kan een forum ingezet worden om de samenwerking

tussen ontwikkelaars en docenten bij het ontwikkelen en gebruik van leertaken en casussen beter te ondersteunen?

Ad 3. Het ontsluiten van leertaken en dossiersVoor het technisch ontsluiten van leertaken wordt primair gekekennaar elektronische leeromgevingen.Het ontsluiten van de leertakenis geen probleem;de DU heeft op dat gebied ruime ervaring.In hetTISO-project zit de uitdaging in de ontsluiting van de project-dossiers,die over het algemeen nogal omvangrijk zijn.Verder is hetessentieel dat alleen docenten en studenten toegang tot de dossierskrijgen.Op het gebied van didactiek wordt er een TISO-testteamsamengesteld,dat leertaken gaat uitproberen in het onderwijs.

Ad 4. Waarborgen privacy Omdat er van echte – niet opgeschoonde – dossiers wordt uit-gegaan, staan daar ook de namen in van de medewerkers uit deprojecten. Om te waarborgen dat hun privacy niet wordt ge-schonden, wordt in het contract met de gebruikers van TISO eenpassage opgenomen die aansluit bij de gedragscode (gedrags-regel 5) van de VRI, vereniging voor registerinformatici.

Page 32: OnderwijsInnovatie - COnnecting REpositories · Creative Challenge Call,een programma om verbindingen tussen economie en cultuur te stimuleren,onder meer door kennisuitwisse-lings-

32 OnderwijsInnovatie december 2005

01 Titel leertaak Projectaanpak

02 Omschrijving van leertaaka. Leerdoelen Kennismaking theorie projectmanagement

In staat om de theorie te vergelijken en contrasteren met de praktijk van het REAAL-dossierIn staat om generieke theorie over projectmanagement te completeren met specifieke zaken die spelen in een Work Flow Management (WMF)-omgeving

b. Doelgroep Hbo/wo studenten c. Niveau Eerstejaarsd. Voorbeeldvakken Projectmanagement; Work Flow Management

03 Onderwijsvorm Zelfstudie

04 Competenties ToepasbaarWO: AC.1 Verwerken en interpreteren van informatie XWO: AC.2 Communiceren over resultaten XWO: AC.3 Organisatie en samenwerken met anderen XWO: OZ.1 Integrale onderzoeksvaardigheden X

05 Ingangseisen06 Studielast (ECTS) 207 Aantal studenten per taak

08 Opdrachtformulering 1. In de aangegeven literatuur [zie ondersteunende literatuur] wordt in paragraaf 3.1 een fasering van een project voorgesteld; vergelijk en contrasteer de voorgestelde fasering met de fasering die is gevolgd in het projectdossier van REAAL;

2. Tevens wordt er in de betreffende literatuur gesteld dat er vijf zaken beheerd moeten worden: tijd, geld, kwaliteit, organisatie en informatie. Ga na waar dit in het REAAL-project plaatsvindt; vergelijk en contrasteer dit met de literatuur in paragraaf 3.3;

3. In paragraaf 3.4 is sprake van beslisdocumenten; inventariseer welke beslismomenten en -documenten er in het projectdossier van REAAL te vinden zijn en vergelijk en contrasteer dit met de literatuur in paragraaf 3.4; (…).

Geef uw bevindingen gemotiveerd weer middels een verslag.

09 Benodigde documenten uit dossiers Hele projectdossier.

10 Hints voor studenten Zoek in de bibliotheek literatuur over projectmanagement voor WFM.Deze opdracht is geschikt als eerste om grip te krijgen op het projectdossier, d.w.z. men zal de functie van de documenten moeten achterhalen.

11 Ondersteunende (vak)literatuur12 Docentenhandleiding13 Structurering van het leerproces Individuele opdracht. De student bestudeert eerst de literatuur uit het theorieboek en daarna

kan hij m.b.v. het projectdossier de opdracht maken. Ook zal hij zelf literatuur moeten zoeken over WFM-projectmanagement. De student moet in overleg met de docent één beslis-document kiezen en dan verder beoordelen. Wellicht zinvol deze beoordeling te faseren: eerst vaststellen de wijze waarop en waarmee men gaat beoordelen (overleg docent) en vervolgens de beoordeling uitvoeren.

14 Voorbeelduitwerking15 Beoordelingsrichtlijnen Volledigheid (vanuit theorieboek) is vereist

Goede verantwoording van de bronnen over WFM-projectmanagementGoed aangeven hoe het verband zit tussen het projectdossier en de theorieDe beoordeling van het beslisdocument kunnen motiveren

16 Contactpersoon

Sjabloon voorhet opzetten van een leertaak

Page 33: OnderwijsInnovatie - COnnecting REpositories · Creative Challenge Call,een programma om verbindingen tussen economie en cultuur te stimuleren,onder meer door kennisuitwisse-lings-

OnderwijsInnovatie december 2005 33

De leertaken van TISO

TISO kan schematisch voorgesteld worden, zoals in de figuurhiernaast. De onderste laag in de figuur geeft de bewerkteen onbewerkte projectdossiers weer. De wijze waarop hetmateriaal gebruikt wordt in het onderwijs is de ‘didactischeinbedding’. Dit gebeurt in de vorm van leertaken (zie figuur,middelste laag): kant-en-klare onderwijsproducten die incursussen en curricula (zie figuur, bovenste laag) van deel-nemende instellingen kunnen worden gebruikt, ongeachtde onderwijsvorm.Een student doet een casus als opdracht, dat wil zeggen éénof meer leertaken, gebruikmakend van één of meer project-dossiers. De auteur van een leertaak bepaalt voor welke projectdossiers die taak geschikt is. Een e-dossier bevat informatie van één projectdossier; een e-leertaak maakt gebruik van één of meer dossiers, een e-casus bevat één ofmeer e-leertaken.De leertaken kunnen ingezet worden in vakken, cursussen,projecten, practica, onderzoek enzovoort. Elke leertaak wordtopgezet volgens het volgende sjabloon: titel, omschrijving,geschikte onderwijsvorm, competenties, ingangseisen, stu-dielast (ECTS), aantal studenten per taak, opdrachtformule-ring, te raadplegen documenten/dossiers, hints voor studen-ten, te bestuderen literatuur, structurering van het leerpro-ces, docenthandleiding, voorbeelduitwerking, beoordelings-richtlijnen, auteur van de leertaak (zie figuur pag. 32).Door de voorbeelduitwerking en beoordelingsrichtlijnen,die uiteraard niet voor studenten zichtbaar zijn, kan een docent de taak als het ware zo (zonder voorbereiding) uit dekast pakken en gebruiken. Een leertaak heeft over het alge-meen een kleine omvang. Door het combineren van eenaantal leertaken kan een concrete casus ontwikkeld worden.

Conclusie

TISO maakt het IS-onderwijs praktijkgerichter en levert alledeelnemers voordelen op. Studenten krijgen een beter in-zicht in de processen, omvang en complexiteit van automa-tiseringsprojecten. Ze werken met actuele authentieke casuïstiek, en doordat ze leren voortbouwen op het werk vanprofessionals, dringt eveneens de noodzaak van goede docu-mentatie en communicatie door. Verder is praktijkgericht IS-onderwijs eindelijk betaalbaar voor individuele onderwijsin-stellingen, dankzij het in TISO ontwikkelen van (complexe)leertaken. De ervaring laat zien dat docenten graag metTISO werken. Hun onderwijs is niet alleen meer en beter gericht op de praktijk, ook de voorbereidingstijd voor lessenneemt af. En tenslotte wordt het succes van TISO voor eengroot gedeelte bepaald door de bereidwilligheid van bedrij-ven hun projectdossiers ter beschikking van het onderwijste stellen.

Referentie:Het project TISO wordt uitgevoerd in opdracht van de DigitaleUniversiteit, de penvoerder is Open Universiteit Nederland, faculteitInformatica. De auteurs vormen het kernteam van TISO.Meer informatie: http://www.du.nl/tisoOrganisaties die hun projectdossier willen indienen in TISO kunnen contact opnemen met de projectleider. Onderwijsinstellingen die TISOwillen uitproberen in hun onderwijs kunnen ook contact opnemen metde projectleider.

– Dr. Counotte is universitair docent Informatiesystemen & Bedrijfs-processen bij de faculteit Informatica van de Open UniversiteitNederland en projectleider van TISO. E-mail: [email protected],

– Prof. dr. ir. Joosten is hoogleraar Informatiesystemen & Bedrijfs-processen bij de faculteit Informatica van de Open UniversiteitNederland en partner bij Ordina,

– dr.Van den Brand is lector Softwarekwaliteit bij de Hogeschool vanAmsterdam en senior onderzoeker bij het Centrum voor Wiskunde enInformatica.Vanaf 1 januari 2006 is hij hoogleraar SoftwareConstruction bij de faculteit Wiskunde en Informatica van de Technische Universiteit Eindhoven,

– Beukinga, MBT is docent bij Hogeschool Rotterdam, cluster RIVIO,– dr. ir. Mofers is universitair hoofddocent Communicatietechnologie

bij de faculteit Informatica van de Open Universiteit Nederland, en – drs. De Ruijter is verbonden aan de faculteit Economische

Wetenschappen & Bedrijfskunde van de Vrije Universiteit.

Schematische voorstelling TISO

Page 34: OnderwijsInnovatie - COnnecting REpositories · Creative Challenge Call,een programma om verbindingen tussen economie en cultuur te stimuleren,onder meer door kennisuitwisse-lings-

34 OnderwijsInnovatie december 2005

Onderzoeksnieuws

Hoe belangrijk is het om je lekker te voelen in de collegezaal? (I)Lange tijd was de psychologie – en daarmeeook de onderwijspsychologie – met name ge-richt op probleemgedrag.Op geestelijke ziek-tes en deficiënties, op probleemleerlingen enspijbelen, of , meer recent, op allochtonenpro-blematiek.Meer en meer realiseren onderzoekers zichechter de eenzijdigheid van dit beeld.VolgensFrederickson en Losada (2005) zou de psycho-logie zich juist steeds meer moeten gaan rich-ten op ‘flourishing’(bloeien, floreren).Daarbijgaat het niet om probleemgedrag, onwetend-heid of mentale problemen, maar juist om hetontbreken daarvan.Het gaat dus om het opti-maliseren van welbevinden en groei.Het is hetniet alleen het tegenovergestelde van eenmentale aandoening, maar ook van wat in hetEngels wordt genoemd ‘languishing’:een ge-voel waarin mensen hun leven als leeg en holervaren en ‘hunkeren’naar iets anders.Uit on-derzoek blijkt bijvoorbeeld dat slechts één opde vijf van de Amerikanen in een toestand zitdie als ‘flourishing’kan worden omschreven.Wat betekent dat nu eigenlijk, dat ‘mentaal flo-reren’, en wat kunnen we met de inzichten vandergelijk onderzoek in onderwijs? We kunnen,aldus Frederickson en Losada, de hoeveelheidpositieve en negatieve affecten (gevoelswaar-den red.) die mensen ervaren in een bepaaldesituatie uitdrukken in een ratio die het subjec-tieve welbevinden weergeeft.Overwegend po-sitieve affecten hebben, zo blijkt uit steedsmeer onderzoeksevidentie, veel gevolgen.Zoleidt het tot een verbreding van het aandachts-veld, een grotere variatie aan gedrag, meer ex-ploratie en een betere intuïtie.Het heeft zelfstal van fysieke effecten:variërend van snellerherstel na hartklachten tot verbeterde im-muunfuncties en minder vaak ontstekingsre-acties.Positief affect gaat gepaard aan longevi-ty, anders gezegd:mensen die overwegend positieve affecten ervaren, leven langer.Frederickson en Losada wijzen erop dat hiereen heel duidelijk zichzelf versterkend procesin zit.Ze noemen dit de broaden-and-build-

theory.Mensen met positieve affecten zijndoor hun grotere openheid voor nieuwe erva-ringen beter in staat hun omgeving te optima-liseren.Ze leren beter van hun fouten enoptimaliseren hun leven.

Hoe belangrijk is het om je lekker te voelen in de collegezaal? (II)De relatie tussen flourishing met het in dezerubriek al vaker besproken begrip intrinsiekemotivatie (dat sterk samenhangt met positiefaffect) ligt voor de hand, wanneer we naar on-derwijs kijken.We weten uit onderzoek datonderwijs dat de intrinsieke motivatie bevor-dert, leidt tot het soort gedrag datFrederickson en Losada ook vonden. De toe-genomen leergierigheid van intrinsiek gemo-tiveerde leerlingen boven die van leerlingendie vooral extrinsiek gemotiveerd zijn (‘vertelmij maar gewoon wat ik moet doen voor eenvoldoende’) is al vaak gevonden in onderzoek.Wanneer we het werk van Frederickson enLosada vertalen naar het onderwijs, dan zijner tenminste twee belangrijke toevoegingenop het werk van Ryan & Deci (2000) en ande-ren omtrent intrinsieke motivatie.Op de eerste plaats wijzen Frederickson enLosada op het lange termijn effect. Positieveeffecten leiden tot ander gedrag dat weerleidt tot een betere aanpassing aan de omge-ving (betere leerprocessen) wat vervolgensweer leidt tot effectiever leren, beter begripen minder misconcepties. Met andere woor-den: wanneer we de effecten van directe in-structie met weinig autonomie voor leerlin-gen vergelijken met andere instructievormenmet meer autonomie (waarvan bekend is datdit de intrinsieke motivatie verhoogt), danmoeten we vooral naar de lange termijn ef-fecten daarvan kijken.Het volgende interessante punt is dat steedsduidelijker wordt dat een gevoel van welbe-vinden, dat velen tamelijk soft en onbelang-rijk in de oren zal klinken, een direct verbandlijkt te hebben met fysieke gezondheid.Anders gezegd: onderwijs waarin leerlingenen studenten zich goed voelen en overwe-

gend positieve affecten ervaren, zou veelmeer gezondheidseffecten kunnen hebbendan lange tijd is aangenomen.

Frederickson, B., & Losada, M. (2005).

Positive affect and the complex dyna-

mics of human flourishing. American

Psychologist, 60, 678-686.

Iets proberen te begrijpen zonder goedevoorkennisDat voorkennis belangrijk is om iets te begrij-pen ligt nogal voor de hand.Wie de handlei-ding van een dvd-harddiskrecorder tracht tedoorgronden, is vaak geholpen als hij of zij aliets weet van het installeren van een video-recorder om tv-programma’s op te nemen.Immers: er is dan sprake van voorkennis vaneen aantal methoden en technieken en vanhet gebruik van dit soort apparaten. Ook inonderwijscontexten zijn de effecten vanvoorkennis vaak aangetoond. Leerlingen metveel voorkennis over een onderwerp onthou-den nieuwe teksten bijvoorbeeld makkelijkeromdat ze de informatie kunnen koppelen aandingen die ze al wisten. Kendeou en Van denBroek (2005) noemen dit de offline effectenvan voorkennis bij het lezen van teksten. Jehebt ook online effecten: leerlingen met veelvoorkennis zouden anders met teksten omkunnen gaan (sneller lezen, meer samenvat-ten, of infereren).Maar met dit onderscheid zijn we er nog niet.Kendeou en Van den Broek stellen dat er ookverschillende soorten voorkennis zijn. Kwan-titatieve voorkennis zegt vooral iets over dehoeveelheid voorkennis die je hebt, terwijlkwalitatieve voorkennis meer iets zegt overhet niveau ervan, en dan vooral de accuraat-heid. Dat laatste is het onderwerp van hunonderzoek.Niet-accurate voorkennis zou je kunnen op-vatten als een misconceptie. Over de effectenvan misconcepties is al heel veel onderzoekgedaan. Soms zijn de effecten heel hinderlijken leiden ze tot voortdurend verkeerde con-clusies, en soms zijn ze minder lastig. Zo zul-len de echte Darwinisten ervan overtuigd

Page 35: OnderwijsInnovatie - COnnecting REpositories · Creative Challenge Call,een programma om verbindingen tussen economie en cultuur te stimuleren,onder meer door kennisuitwisse-lings-

OnderwijsInnovatie december 2005 35

zijn dat aanhangers van intelligent designeen misconceptie hebben en niet goed inziendat natuurlijke selectie als verklarend mecha-nisme ruim voldoende is om alle soortenleven op aarde te verklaren. Maar als de aan-hangers van intelligent design uitsluitenddenken dat God een handje heeft geholpenbij het tot stand komen van het allereersteleven en dat de natuur verder haar gangheeft kunnen gaan, dan heeft die miscon-ceptie niet zoveel invloed op het begrijpenvan de theorieën omtrent natuurlijke selectieen de toevalsprocessen die daarbij centraalstaan.Volgens Kendeou en Van den Broek kunnenmisconcepties dus twee soorten gevolgenhebben: ze kunnen het begripsproces beïn-vloeden (bijvoorbeeld verschillen in inferen-ties en leestijden) en zij kunnen effecten hebben op de prestaties na het lezen, bijvoor-beeld op hoe goed een lezer een tekst kanonthouden.In hun onderzoek lieten Kendeou en Van denBroek psychologiestudenten teksten overelektriciteit lezen. Sommige studenten had-den veel misconcepties over elektriciteit, ter-wijl anderen (de controlegroep) dat veel min-der hadden. Het bleek dat studenten met veelmisconcepties tijdens het lezen zelf niet zo-veel verschilden van de controlegroep, maarpas achteraf bleek dat zij bijvoorbeeld veelmeer moeite hadden de tekst te onthouden.Daarmee wijzen Kendeou en Van den Broeknogmaals op de impact van het al lang be-kende fenomeen van misconcepties:hun onderzoek laat namelijk niet alleen ziendat misconcepties veel voorkomen, maar laat bovendien zien dat het vaak heel onopval-lend kan zijn voor studenten of voor docen-ten. Studenten kunnen gedurende een lange periode lezen en studeren zonder dat duide-lijk opvalt dat zij fundamentele misconcep-ties hebben.Kendeou en Van den Broek waarschuwen erdaarom voor dat we voorzichtig moeten zijnbij het veronderstellen van voorkennis bijstudenten, ook al zouden ze die op grond

van vooropleiding of gevolgd curriculum welmoeten hebben.

Kendeou, P., & van den Broek, P. (2005).

The effects of readers’ misconceptions

on comprehension of scientific text.

Journal of Educational psychology, 97,

235-245.

Dialect spreken in je jeugd: een handicapvoor laterReclamemakers doen er alles aan om op te val-len.Stiekem manipuleren zij het volume vanhun boodschappen,zodat ze uit de radio en tvtetteren.Ze laten riedeltjes,telefoontjes enwekkers aflopen in de reclame,of verpakkenhun boodschap als een nieuwsitem.Vaak ookworden accenten gebruikt om een boodschapte benadrukken of grappig te maken.Zo gebruikt een bekende bank een dame met eenoverduidelijk Limburgs accent die steevast haarpleidooi voor spaarrekeningen en aandelenver-snellers eindigt met ‘zo kan het ook’.Uit onderzoek van Kraaykamp (2005) blijkt datsociolinguïsten dialecten of spreektalen niet alsfunctioneel minderwaardig beschouwen,maarbenadrukken zij wel dat ‘plat praten’wordt ge-zien als een uiting van een lagere sociale status.Uit eerder onderzoek is bijvoorbeeld al geble-ken dat kinderen die in Kerkrade van huis uitLimburgssprekend waren,geconfronteerd wer-den met een duidelijk negatievere attitude vanhun docenten.Hoewel hun objectieve testsco-res nauwelijks verschilden van niet-dialect spre-kende leerlingen,kregen zij lagere schooladvie-zen en hadden een hogere kans op doubleren.Ook andere studies lieten zien dat, indien ge-controleerd voor sociale achtergrond,er geensprake is van een taalachterstand bij dialectsprekende kinderen.Limburgssprekende kinde-ren uit groep 8 scoren zelfs relatief hoog op ver-schillende taaltests.Dit geldt echter weer nietvoor Friessprekende kinderen,die relatief min-der goed scoren op zulke tests.Naar de lange termijn effecten van dialect spre-ken was echter nog geen onderzoek gedaan inNederland,aldus Kraaykamp.

Belangrijk is daarbij,volgens de auteur,dat wegoed uiteenrafelen of bepaalde effecten hetgevolg zijn van dialectspreken in je jeugd,ofvan lagere sociale milieus waar meer dialect ge-sproken wordt.De cijfers uit Kraaykamps onder-zoek suggereren dat zulk onderzoek wellichtoverbodig wordt over een paar jaar. In de regioZuid blijkt bijvoorbeeld dat bij personen gebo-ren voor 1946 in 80 procent van de gevallenthuis dialect werd gesproken,en bij personengeboren na 1965 ligt dit percentage op 55 pro-cent.Dat percentage neemt steeds verder af,ook in de regio’s Oost en Noord.Kraaykampconcludeert in zijn onderzoek – gebaseerd opde Familie-Enquête Nederlandse Bevolking viaretrospectieve vragen – dat het spreken vandialect,ook wanneer we het corrigeren voor op-leidingsniveau van de ouders,een duidelijk ne-gatief gevolg heeft voor zowel het bereikte op-leidingsniveau als de uiteindelijke beroeps-positie.Hij stelt dan ook dat de gevolgen vandeze klaarblijkelijke achterstelling onderschatworden: ’De analogie met onderzoek naar inte-gratie van migranten is in deze snel gevonden.Ook deze groep kampt met een overwegendminder goede beheersing van de standaard-taal,hetgeen leidt tot achterstanden in het on-derwijs en op de arbeidsmarkt.Dit onderzoeklaat echter zien dat ook voor autochtonen de rolvan de Nederlandse taal als selectiecriteriumzeker nog niet is uitgespeeld.’(p.401).

Kraaykamp, G. (2005). Dialect en sociale

ongelijkheid: een empirische studie naar

de sociaal-economische gevolgen van

het spreken van dialect in de jeugd.

Pedagogische Studiën, 82, 390-403.

Deze rubriek wordt verzorgd

door dr. Rob Martens en geeft

een overzicht van recente

ontwikkelingen in nationaal

en internationaal onderzoek

naar onderwijsinnovatie, zon-

der een poging te doen volle-

dig te zijn. E-mail:

[email protected]

Page 36: OnderwijsInnovatie - COnnecting REpositories · Creative Challenge Call,een programma om verbindingen tussen economie en cultuur te stimuleren,onder meer door kennisuitwisse-lings-

36 OnderwijsInnovatie december 2005

– video: leent zich bij uitstek voor het weergeven van fenome-nen als het pedagogisch en vakdidactisch handelen van eenleerkracht, met name de subtiele werking van lichaamstaal;

– diagram: is een prima vorm om samenhangen en structurenover te brengen;

– stappenplannen: zijn ideaal om een methode weer te geven;– schema: geeft beter verbanden weer tussen concepten dan

een doorlopende tekst.

Belangrijk is daarom dat onderwijsontwikkelaars nagaan welkeboodschap zij proberen over te brengen en wat (welke reactieof gewenst doel) ze bij de gebruiker willen realiseren.

Andere karakteristieken

Naast de boodschap is er nog een aantal andere karakteristie-ken die de keuze van een representatievorm bepaalt. Ze wordenachtereenvolgens opgenoemd en voorzien van aandachtspun-ten die bij de keuze van een representatievorm in overwegingkunnen worden genomen.

– SoberheidDe soberheid van een representatievorm is de mate van afwe-zigheid van ruis, redundante informatie en informatie die striktgenomen niet wezenlijk tot de kern van de boodschap be-hoort. Over het algemeen kan gesteld worden dat men bij dekeuze van representatie van leermaterialen aan soberheid devoorkeur geeft: de essentie van de boodschap gaat vaak verlo-ren in een veelheid van indrukken. Een representatievorm kanveel meer uitdrukken dan de benodigde essentie van de bood-schap. Kies die vorm die niet méér uitdrukt dan de bedoelingis. Gebruik een audioweergave van een gesprek in plaats vanvideo, wanneer de mimiek van de spreker overbodig is, en hetvisuele aspect alleen maar voor afleiding zou zorgen.

Bij het ontwikkelen van digitale materialen beschikt de (onder-wijs)ontwikkelaar over middelen als bewegende beelden, zoek-en filtermechanismen, hyperlinks om een boodschap over tebrengen of om leeractiviteit te stimuleren. Allemaal middelenwaar men bij het schrijven van een boek of cursusreader geengebruik van kan maken.Verschillende representatievormen eninteractievormen hebben echter hun specifieke eigenschappenom een boodschap over te brengen en reactie bij de lerende ofde informatiezoeker te ontlokken. In dit artikel richten we onsmet name op het ontwikkelen van webmaterialen, maar deoverwegingen zijn eenvoudig te vertalen naar e-book, cd-rom,en dergelijke.We richten ons niet op het schrijven van web-nieuwsberichten of op instructiematerialen in een elektroni-sche leeromgeving, maar op de (leer)materialen die in kennis-banken, itembanken of in halffabrikaten worden opgeslagen.De tips en vuistregels zijn gebaseerd op onderzoeksgegevensrond digitale representatie van informatie (Wetzel (1994), Clarken Salomon (1986),Van Someren et al. (1998), Dekeyser (2003)).

Boodschap en representatievorm

In een digitale omgeving zijn er tal van mogelijkheden om in-formatie te presenteren: video, tekst, plaatjes, opsommingen, in-teractieve schema’s. Een casus waarin bijvoorbeeld een gesprekwordt gevoerd, kan via video worden getoond (of via dvd-video,zie pagina 17-25), schriftelijk worden weergegeven, of via eenaudio-opname beluisterd worden, waarbij ter illustratie ook nogeen aantal plaatjes kan worden toegevoegd. Sommige repre-sentatievormen brengen echter bepaalde aspecten van de in-formatie beter of minder goed over:– tekst: leent zich bij uitstek voor een uitleg of een betoog waar-

bij abstractie plaatsvindt van de bestudeerde verschijnselen.Tekst kan bijvoorbeeld de nadruk leggen op iets wat een stu-dent in een video-opname over het hoofd zou kunnen zien;

Digitale leermaterialen of informatiebronnen zijn – net als hun niet-digitalevarianten – bedoeld om leerprocessen te ondersteunen, of om iemand op effectieve en efficiënte wijze informatie te laten vinden. Dit artikel biedt hand-reikingen en vuistregels bij het gebruik van de representatie- en interactie-vormen die digitale media bieden.

Ontwikkelen van digitaleleermaterialen en kennis-banken

Hannelore Dekeyser,Robert SchuwerDekeyser is onderwijs-technoloog en direc-teur van TerwaddingEducational Techno-logy. E-mail: [email protected] is universitairhoofddocent bij hetRuud de Moor Cen-trum, Open Universi-teit Nederland. E-mail:[email protected]

Page 37: OnderwijsInnovatie - COnnecting REpositories · Creative Challenge Call,een programma om verbindingen tussen economie en cultuur te stimuleren,onder meer door kennisuitwisse-lings-

OnderwijsInnovatie december 2005 37

Ook als men het zou willen, kan men met een tekening niet inhet midden laten waar het bestek komt te liggen, men moetnoodgedwongen expliciet zijn over de positie, de vorm en deafmetingen, terwijl het woordje ‘bij’ zowel links, rechts, bovenof onder kan betekenen, en ‘lepel’ zowel een eetlepel kan zijnals een dessertlepeltje. Bepaal dus welke mate van specifici-teit of abstractie gewenst is. Daarbij geldt: hoge specificiteit,kies voor grafische representaties. Hoge abstractie, kies voortekstuele representaties.

– DensiteitDe densiteit van een representatievorm is de hoeveelheid in-formatie die een eenheid in de representatievorm omvat.Tekeningen hebben een grotere densiteit dan teksten en be-vatten een grotere hoeveelheid informatie. Eén beeld schetsteen complete situatie waar een tekst veel meer tijd en ruimtezou nodig hebben om dezelfde inhoud te beschrijven (ruim-telijke positie, achtergrond, mimiek, houding). Een video biedteen nóg hogere densiteit: die bevat zowel audio, grafische

Soms wil men de lerende confronteren met een situatie waar-in die zelf moet bepalen welke informatie essentieel is enwelke niet. Hierbij is het juist de bedoeling is dat de lerendeeen weg vindt in een overvloed van informatie. In deze geval-len geldt de voorkeur voor soberheid uiteraard niet.

– SpecificiteitDe specificiteit van een representatievorm is de mate van ‘on-dubbelzinnigheid’ of de mate waarin een representatie leidttot eenduidige interpretatie. Sommige representatievormenhebben een hogere specificiteit dan andere.Vergelijk de uit-drukking:‘Het bestek ligt bij het bord’ met de tekening vanbord, mes, vork en lepel, waarbij links de vork ligt, rechts vanhet bord het mes, en boven het bord een klein lepeltje. Het iseenvoudig vast te stellen dat het meer tekst kost om eeneven specifieke, ondubbelzinnige beschrijving te geven dieniet voor meerdere interpretaties vatbaar is, dan met een gra-fische voorstelling het geval is. Een tekst biedt daarentegenechter de mogelijkheid om meer abstractie toe te laten.

Page 38: OnderwijsInnovatie - COnnecting REpositories · Creative Challenge Call,een programma om verbindingen tussen economie en cultuur te stimuleren,onder meer door kennisuitwisse-lings-

38 OnderwijsInnovatie december 2005

– Presentatie van informatieBij het kiezen van een of meerdere representatievormen gelden de volgende overwegingen:– vermijd het verdelen van aandacht over verschillende

stukken informatie wanneer daarvoor dezelfde zintuigen nodig zijn (Tabbers et al. (2004)). Een voorbeeld is een grafiek, gecombineerd met een uitleg hoe de grafiek te lezen. Zet bijvoorbeeld de uitleg over een plaatje binnen dat plaatje, en niet eronder.

– vermijd redundantie die niet bijdraagt tot het te realiseren leerdoel, of bied de gebruiker de vrijheid om de redundan-te informatie over te slaan of niet te raadplegen.Verder is het van belang om stil te staan bij het gebruik vanmeerdere (verschillende) representatievormen van dezelf-de informatie.

– presenteer niet onnodig dezelfde informatie op twee ver-schillende manieren (bijvoorbeeld een figuur en een tekst die dezelfde informatie bevat als de figuur). Maar let op: bij het overbrengen van complexe materie kan het juist erg nuttig zijn om eenzelfde inhoud op meerdere manieren te representeren. Elke representatievorm heeft namelijk zijn eigen kracht bij het overbrengen van een boodschap.Bovendien verschillen gebruikers in vaardigheid bij het hanteren van verschillende representatievormen. Niet ieder-een is namelijk even vaardig in het ‘lezen’ van kaarten,grafieken, tabellen of symbolen. De extra representatie helpt dan de gebruiker om toch de relevante informatie mee te krijgen (Dekeyser (2003)).

ReferentiesClark, R.E. and Salomon, G. (1986). Media in teaching. In M.C.Wittrock (ed.)Handbook of research in teaching (pp. 464-478). New York, MacmillanDekeyser H. (2003). Student preference for verbal, graphic or symbolic information in an independent learning environment for an appliedStatistics course. In Rouet, J.F., J. Levonen en Biardeau (Eds.): MultimediaLearning; cognitive and instructional issues, Oxford: Elsevier Science.Someren, M.W. van, Reimann, P., Boshuizen, H.P.A and de Jong,T. (Eds.)(1998). Learning with Multiple Representations. pp. 360, Amsterdam,Pergamon.Wetzel, C.D., Radtke, P.H. and Stern, H.W. (1994). Instructional effectivenessof video media. Hillsdale: Lawrence.Tabbers, H., Kester, L., Hummel, H., Nadolski, R. (2004). Interface design for digital courses. In Jochems,W., van Merriënboer, J., Koper, R. (eds.),Integrated E-Learning. Oxon: RoutledgeFalmer.

Dit artikel is een bewerking van de publicatie: Dekeyser, H. en Schuwer, R.(2005). Ontwikkelen van kennisbanken en digitale leermaterialen.Working paper Ruud de Moor Centrum, Open Universiteit Nederland,Heerlen.

informatie en beweging.De kracht van de densiteit kan wense-lijk zijn,maar evengoed ook storend.Het gevaar van een te hogedensiteit is dat er vaak zoveel te zien (en te horen) is op de re-presentatie, dat men niet alle informatie opvangt (kijken zonderte zien), of er de essentie niet van ziet. In een dergelijk geval ishet interessanter om de boodschap stap voor stap op te bouwenin meerdere representaties met een lagere densiteit.

– RealiteitsgehalteHet realiteitsgehalte van een representatievorm is de matewaarin de representatie correspondeert met de concretewerkelijkheid (i.e. een opname van iets wat zich in de realiteitrondom ons afspeelt). Soms is het van belang om een iden-tiek beeld te geven van de werkelijkheid, zoals wanneer degeloofwaardigheid of herkenbaarheid essentieel zijn voor deboodschap. Men zal dan de voorkeur geven aan een foto ofeen video van een reële situatie boven een tekening, een animatie of een video van een rollenspel.Een hoger realiteitsgehalte gaat vaak gepaard met een lagerespecificiteit, en zeker met een grotere overtolligheid aan in-formatie.Vaak is het moeilijker om de essentie van de bood-schap te vatten wanneer álle contextuele aspecten mee inbeeld worden gebracht. De veelheid van contextgegevenswerkt dan eerder afleidend dan stimulerend voor een beterbegrip. Zo biedt een video van een klassituatie een enormerijkheid aan informatie. Deze rijkheid kan uiteraard zeer leer-zaam zijn, maar is niet noodzakelijk de beste weg om eenspecifieke boodschap over te brengen die slechts een kleinonderdeel van de klassituatie omvat. De kijker die nog nietweet waarop te letten, wordt dan namelijk overspoeld dooralle indrukken en de boodschap verdrinkt in alle andere in-formatie.Soms is het echter belangrijker om te leren omgaan met derijkheid van een reële situatie. Hoe hoger het competentie-niveau, hoe beter de ontvanger van de boodschap ook instaat zal zijn om te gaan met een hoog realiteitsgehalte, eneen stijgend realiteitsgehalte bevordert de competentieont-wikkeling.

Page 39: OnderwijsInnovatie - COnnecting REpositories · Creative Challenge Call,een programma om verbindingen tussen economie en cultuur te stimuleren,onder meer door kennisuitwisse-lings-

Jeugdwerkloosheid is een groot probleem.Steeds meerjongeren kunnen geen betaald werk vinden. De cijfersover het totaal aantal jongeren tot 23 jaar dat geen baanheeft lopen nogal uiteen,maar volgens onderzoek vanhet ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheidwas de werkloosheid onder jongeren in 2004 nog 2,1maal zo groot als het totale percentage. Het gaat dusom grote aantallen.Bij de start van het tweede kabinet Balkenende in 2003werd een plan van aanpak jeugdwerkloosheid opge-steld.Kern van dat plan is dat elke werkloze jongere bin-nen zes maanden aan werk wordt geholpen of eenwerkervaringsplaats of scholing krijgt aangeboden.Een speciale ‘Taskforce Jeugdwerkloosheid’moet toten met 2007 ruim 40.000 extra jeugdbanen realiseren.Verder geldt er een fiscale stimuleringsregeling waarmeewerkgevers ex-werklozen kunnen laten (om)scholen totze geschikt zijn voor de baan. En tenslotte start er vol-gend jaar een proef om de drempel voor werkgeversom jongeren in dienst te nemen te verlagen : als dejongeren ziek worden, lopen de werkgevers geen financieel risico.

Sympathiek

Er worden dus nogal wat maatregelen genomen omte voorkomen dat er een verloren generatie op de ar-beidsmarkt ontstaat. Hoe sympathiek en nodig demaatregelen van het kabinet en de taskforce ook zijn,geen (geschikte) baan kunnen vinden heeft vaak temaken met voortijdig en zonder diploma schoolver-laten of met het niet kunnen vinden van een goedestageplek. Stagelopen is niet bij elke opleiding in onsland verplicht. Of een student wel of niet een stagemoet lopen, is afhankelijk van de opleiding.

De praktijk

Veel innovaties in het hoger onderwijs hebben eenhoog theoretisch gehalte of verlaten nooit de teken-tafel: te moeilijk, te duur, niet haalbaar. Onderwijs veranderen en innoveren blijkt geen gemakkelijkeopgave en de praktijk is vaak weerbarstig. Toch zijner talloze initiatieven en ideeën die zich dagelijks bewijzen. De rubriek ‘De praktijk’ bericht daarover.

Voor het vmbo (scholieren die de praktische leerwegvolgen) is een stage van groot belang, voor scholierendie havo of vwo volgen is een stage niet verplicht.Studenten mogen alleen stage lopen bij een erkendleerbedrijf. Zo’n erkend leerbedrijf heeft een positievebeoordeling gehad van het Kenniscentrum Beroeps-onderwijs Bedrijfsleven.

Vraag en aanbod

Afgezien van de inhoud heeft stagelopen alles temaken met de markt: hier geldt de wet van vraag enaanbod. In slechte economische tijden is er weinigvraag, als de economie aantrekt stijgt de vraag ook.Overheid, onderwijsinstellingen en bedrijfsleven pro-beren die situatie beter in de hand te houden door afspraken te maken, maar de regels van de markt gelden. Internet lijkt gemaakt om vraag en aanbod bijelkaar te brengen. Ook als het om stages gaat. Gingenscholieren tien jaar geleden nog op stage naar een be-drijf of organisatie waarmee de docent goede bandenhad, nu is het een kwestie van googlen naar sites diezich richten op stagelopen. Stageplaza is zo’n site.Stageplaza richt zich op stagebemiddeling tussen stagiair (mbo, hbo en wo) en werkgever en biedt bijnaduizend stageplekken aan.Verder kunnen bedrijvenen studenten allerhande informatie downloaden overstagemogelijkheden in binnen- en buitenland, en tips,adviezen en artikelen vinden.De trefwoorden ‘stage’en ‘hoger onderwijs’ leverden263.000 hits op.Wedden dat daar de geschikte stage-plek bij zit?

OnderwijsInnovatie – nummer 4, december 2005

COLOFONOnderwijsInnovatie is een uitgave van de OpenUniversiteit Nederland. Het tijdschrift verschijntvier keer per jaar.

De redactie wordt bijgestaan door een redactieraad,samengesteld uit de volgende personen:prof.dr. J.J.G. van Merriënboer (vz., Open UniversiteitNederland), prof.dr. C.P.M. van der Vleuten (UniversiteitMaastricht), prof.dr. J.M.H.M. Elen (KatholiekeUniversiteit Leuven), prof.dr.ir. R.R. Bakker (OpenUniversiteit Nederland), dr. P.Mostert (BDF Adviesgroep)

HoofdredactiePatrick Rinzemae-mail: [email protected]

Bladmanagement IDNK Communicatie, Deventere-mail: [email protected]

TekstenSanne de Roever, Sijmen van Wijk, Olga Teunis,Marieke de Jong, Francisco van Jole, Wim van der Vegt,Wim Westera, Bert Hoogveld, Jurjen Puls, Rogier vanBoxtel, Piet Alblas, Anda Counotte, Stef Joosten, Markvan den Brand, Rob Beukinga, Frans Mofers, Irene deRuijter, Rob Martens, Hannelore Dekeyser, RobertSchuwer, Hans Olthof

Beeldredactie, fotografie & illustratiesDennis SchmitzPolka Design graphic designers, Roermond

Grafische vormgevingPolka Design graphic designers, Roermond in samenwerking met de Open Universiteit Nederland,Grafisch centrum

DrukwerkAlfa Base, Alphen aan den Rijn

AdvertentiesVan Vliet Bureau voor Media Advies BVtelefoon: 023-5714745 fax: 023-5717680e-mail: [email protected]: www.bureauvanvliet.com

Bureauredactie Henny Schuttelefoon: 045-5762959 fax: 045-5762908e-mail: [email protected]

Adres hoofdvestigingOpen Universiteit NederlandValkenburgerweg 177, 6419 AT Heerlentelefoon: 045-5762888 fax: 045-5762269website: www.ou.nl

Professionals werkzaam in het hoger onderwijs kunnen een gratis abonnement aanvragen via dewebsite:http://www.onderwijsinnovatie.nl Abonnementen worden enkel op naam verstuurd.Extra exemplaren en/of oude nummers kunnen besteld worden via e-mail: [email protected] dit e-mailadres kunnen ook persberichten,nieuws en artikelen gestuurd worden.

Het volgende nummer van OnderwijsInnovatie verschijnt op 25 maart 2006. De deadline voor hetmaartnummer is 12 februari 2006. Bijdragen kunnengemaild worden naar: [email protected]

© Copyright Open Universiteit NederlandOvername van (delen van) artikelen is toegestaan na schriftelijke toestemming van de redactie.Voorovername van illustraties en foto’s is toestemming van de maker(s)vereist.

ISSN 1389-45957e jaargang, nummer 4, december 2005

Page 40: OnderwijsInnovatie - COnnecting REpositories · Creative Challenge Call,een programma om verbindingen tussen economie en cultuur te stimuleren,onder meer door kennisuitwisse-lings-