NWEA Visie 20302016-6-14 · 4 Inleiding Na een lange aanloop is de energietransitie in Nederland...

19
NWEA Visie 2030 Utrecht, 15 juni 2016

Transcript of NWEA Visie 20302016-6-14 · 4 Inleiding Na een lange aanloop is de energietransitie in Nederland...

NWEA Visie 2030

Utrecht, 15 juni 2016

2

Inhoudsopgave

pg 3 Managementsamenvatting

pg 4 Inleiding

pg 6 Windenergie: status en ontwikkelingen

pg 8 Visie van NWEA voor 2030

pg 10 Visie windenergie op zee

pg 14 Visie windenergie op land

3

Managementsamenvatting

De omslag naar een volledig duurzame energievoorziening in 2050 is in volle gang. Deze

transitie is nodig om verdere klimaatverandering, milieu- en luchtverontreiniging te

voorkomen. Dit zorgt bovendien voor kansen. Kansen om banen in Nederland te creëren en

kansen om Nederland minder afhankelijk te maken van energie uit het buitenland.

Om ervoor te zorgen dat de duurzame energievoorziening zo snel en zo goedkoop mogelijk

gerealiseerd wordt is zekerheid voor investeerders in hernieuwbare energie essentieel.

Daarvoor is het noodzakelijk om nu al beslissingen te nemen voor het beleid voor de periode

2020-2030. De Nederlandse WindEnergie Associatie (NWEA) vindt hiervoor de volgende

zaken cruciaal:

Uitvoering van het huidige Energieakkoord en het afsluiten van een nieuw

Energieakkoord voor de periode 2020-2030;

Een nationale doelstelling voor duurzame energie van 33% van de totale

energievoorziening voor 2030 en een volledig duurzame energievoorziening in 2050;

Voortzetting van de tendersystematiek voor windenergie op zee met een koppeling

van de uitrol van windenergie op zee aan een doelstelling voor kostprijsreductie voor

de markt;

Opschaling van windenergie op zee naar minimaal 1 gigawatt (GW) extra capaciteit

per jaar. Dit zorgt voor een reductie van de kostprijs van 60% in 2030;

Voortzetting van het stimuleringsstelsel, de SDE+;

Aanpassing van het huidige ruimtelijke beleid voor windenergie op land na 2020: de

nationale doelstelling moet worden vertaald naar regio’s en er moet een

gebiedsgerichte aanpak komen, waarbij de financiële verantwoordelijkheid bij de

regio’s wordt neergelegd.

Deze randvoorwaarden voor windenergie zorgen er in combinatie met andere duurzame

bronnen, slimme oplossingen voor energienetwerken en de opslag van energie voor dat

Nederland effectief toewerkt naar een volledige duurzame energievoorziening in 2050. In de

duurzame energiemix blijft windenergie een belangrijke plek innemen.

Per opgestelde megawatt (MW) aan vermogen is windenergie de schoonste bron van

duurzame energie in Nederland. Windenergie is goedkoop (vooral windenergie op land) en

zorgt voor een sterke economische impuls (onder andere door versterking van de

exportpositie van Nederland op het gebied van windenergie op zee).

Windenergie is niet alleen in technisch opzicht maar ook in sociaal opzicht cruciaal om de

overgang naar duurzame energie te realiseren. Windenergie heeft een lange traditie en is

tegelijk een bron van innovatie. Windenergie is zichtbaar en tastbaar, het is van iedereen en

bevordert daarmee duurzame keuzes van mensen.

4

Inleiding

Na een lange aanloop is de energietransitie in Nederland de laatste jaren op stoom gekomen.

Na het Energieakkoord in 2013 werd eind 2015 het historische Klimaatakkoord van Parijs

gesloten. In Nederland onderstrepen het Groningse aardgasdossier en de discussie over het

sluiten van kolen- en kerncentrales de beweging naar een veilige en CO2-arme samenleving.

Het halen van de CO2-doelen is onmogelijk zonder het realiseren van een duurzame

energievoorziening.

Windenergie is schoon en stoot in de hele productieketen nauwelijks CO2 uit. Nederland is

uitermate goed gesitueerd voor windenergie. Over onze ondiepe Noordzee en op ons vlakke

land waait het vaak en hard: ideale omstandigheden om enorme hoeveelheden duurzame

windenergie te oogsten. Windenergie zorgt voor veel banen en helpt Nederland

zelfvoorzienend in energie te worden. Windenergie gaat verder een grote rol spelen in de

elektrificatie – het vervangen van overige energiebronnen door stroom – van de samenleving.

Duurzame energie voor 2,3 miljoen huishoudens

Inmiddels staat in Nederland meer dan 3500 megawatt (MW) opgesteld vermogen1 aan

windenergie, genoeg om 2,3 miljoen huishoudens van duurzame stroom te voorzien 2.

Windenergie is een van de belangrijke pijlers onder het Energieakkoord en de

energietransitie. Overheid, industrie en burgers zien steeds meer de waarde en potentie van

windenergie.

Er zijn in de afgelopen decennia allerlei soorten projecten voor windenergie ontstaan.

Windprojecten opgezet door ontwikkelaars, agrariërs, particulieren en door consortia.

Windmolens die in goed overleg met alle belanghebbenden zijn neergezet maar ook

projecten waarbij partijen recht tegenover elkaar staan.

Een welvarend en duurzaam Nederland

Windenergie krijgt ook steeds meer aandacht van financiële instellingen. Banken en

pensioenfondsen investeren steeds meer en steeds vaker in projecten voor windenergie.

Windenergie op land is nu één van de goedkoopste duurzame energiebronnen en financiële

instellingen zien steeds meer mogelijkheden voor grootschalige opwekking van windenergie

op de Noordzee.

Kortom, windenergie groeit hard. In het Energieakkoord speelt windenergie een belangrijke

rol. Tot 2020 (windenergie op land) respectievelijk 2023 (windenergie op zee) zijn er

duidelijke kaders voor de groei van deze energiebron. De komende tijd moet Nederland

nadenken over de periode daarna. Reden voor de Nederlandse WindEnergie Associatie

(NWEA) om te komen met deze visie waarin de windsector aangeeft welke kansen zij ziet en

op welke manier zij een bijdrage wil leveren aan een duurzaam en welvarend Nederland.

1 http://www.windstats.nl 2 1 MW opgesteld vermogen kan gemiddeld 650 huishoudens jaarlijks van stroom voorzien, zie: http://www.rvo.nl/onderwerpen/duurzaam-ondernemen/duurzame-energie-opwekken/windenergie-op-land/techniek/opbrengst

5

NWEA vindt het belangrijk om aan beleidsmakers en belanghebbenden als omwonenden, de

visserij, scheepvaart, landbouw en andere betrokken partijen duidelijk te maken waar zij heen

wil en welke mogelijkheden en potentie zij ziet voor windenergie.

Deze Visie 2030 van NWEA is dan ook bedoeld om de potentie van windenergie als dragende

pijler onder een betaalbare en duurzame energievoorziening te laten zien aan de

samenleving, overheid en politiek. Het laat zien hoe windenergie een bijdrage kan leveren aan

een volledig duurzaam en welvarend Nederland. NWEA nodigt iedereen dan ook uit om over

de invulling van deze visie in gesprek te gaan.

6

Windenergie: status en ontwikkelingen

Windenergie kan een substantiële bijdrage leveren aan de elektriciteitsvoorziening als

belangrijk onderdeel van de toekomstige duurzame energievoorziening. Uit de Nationale

Energieverkenning (NEV) 2015 3 blijkt dat in 2013 het bruto finale energieverbruik in

Nederland 2104 petajoule (PJ) was en dat deze de komende jaren naar verwachting licht daalt

naar 2070 PJ in 2030. De vraag naar elektriciteit van eindverbruikers was in 2013 gelijk aan

375 PJ (104 terawattuur, TWh).

In de NEV staat de verwachting dat het elektriciteitsverbruik stijgt tot ongeveer 390 PJ ( 108

TWh) in 2030. Hierbij wordt een bandbreedte aangegeven van 360 tot 410 PJ (100-114 TWh).

De European Climate Foundation gaat zelfs – met name vanwege de verwachte toename van

elektrisch rijden – uit van een groei van de elektriciteitsvraag in Europa van 50%, van 3250

TWh in 2010 naar 4900 TWh in 2050. Vertaald naar de Nederlandse situatie zou dat

betekenen dat Nederland in 2030 ongeveer 486 PJ (135 TWh) aan elektriciteit verbruikt en in

2050 584 PJ (162 TWh)4.

De conclusie is dat binnen het totale energieverbruik de elektriciteitsvoorziening in de

toekomst een steeds grotere plek inneemt.

Beleid tot 2020

Het huidige Nederlandse energie- en klimaatbeleid is gebaseerd op Europese afspraken voor

2020. Momenteel geldt een zogenaamde drievoudige Europese doelstelling voor 2020: voor

CO2-reductie (20%), duurzame energieproductie (20%) en energie-efficiëntie (20%). Voor

Nederland betekent dit dat in 2020 14% van de energie duurzaam opgewekt moet worden.

Deze energiedoelstelling heeft Nederland ingevuld via afspraken en maatregelen vastgelegd

in het Energieakkoord5. Daarnaast heeft Nederland in het Energieakkoord afgesproken dat in

2023 16% van de energie op duurzame wijze moet worden opgewekt. Voor de periode daarna

is nog geen nationaal beleid vastgesteld.

Energieakkoord in uitvoering

In 2013 hebben meer dan veertig maatschappelijke organisaties en koepels van werknemers

en werkgevers een landelijk doel voor windenergie vastgesteld: in 2020 staan er windmolens

met een totaal opgesteld vermogen van 6000 MW op land en in 2023 van 4450 MW op zee. De

NEV 2015 geeft aan dat de doelstellingen van 14% in 2020 en 16% in 2023 haalbaar zijn, maar

dat hiervoor nog een forse inspanning geleverd moet worden.

Voor windenergie op land hebben de provincies in het Interprovinciaal Overleg (IPO)

afspraken gemaakt over de verdeling van het opgestelde vermogen voor windenergie op

land6. Om de doelstelling te halen is nog een stevige eindspurt nodig. Door de gemiddelde

3 NEV 2015, ECN en PBL, dec 2015 4 2010 = 389 PJ, +50% = 584 PJ in 2050. 486 PJ (2030) ligt daar tussenin 5 http://www.energieakkoordser.nl 6 http://www.ipo.nl/duurzame-ruimtelijke-ontwikkeling-waterbeheer/provinciale-rol-structuurvisie-wind-op-land

7

doorlooptijd van een windproject van vijf jaar wordt het een flinke uitdaging om de

doelstelling daadwerkelijk te realiseren7.

Ook windenergie op zee is een belangrijke pijler onder het Energieakkoord en ligt nog steeds

op schema om haar doelstelling te halen. Daarnaast heeft het ministerie van Economische

Zaken met het Energierapport een belangrijke basis gelegd voor de verdere uitrol van

windenergie op zee door het vaststellen van de kavelbesluiten en de aanwijzing van TenneT

als beheerder van het net op zee.

Beleid tot 2030

Voor de periode 2020-2030 heeft de Europese Unie een bindende 40% CO2-

reductiedoelstelling vastgesteld met daarnaast slechts een streven van 27% duurzame

energieproductie in 2030. Het is bedoeling dat alle lidstaten in 2019 de invulling van de 40%

CO2-reductiedoelstelling in nationale beleidsplannen opnemen. Op dit moment is dus helaas

geen sprake van (nationaal bindende) doelstellingen voor duurzame energieproductie in

2030.

Voor de periode na het Energieakkoord lijkt ook het Nederlandse beleid toegespitst te gaan

worden op CO2-reductie zonder aparte doelstellingen voor energie-efficiëntie en duurzame

energieopwekking. Dit beeld valt ook op te maken uit het in januari 2016 verschenen

Energierapport8.

Windenergie: kostenefficiënt

De overheid heeft onderzoek gedaan naar de vraag wat kosteneffectieve maatregelen zijn

om CO2 reduceren. In het Rapport IBO kostenefficiëntie CO2-reductiemaatregelen9 blijkt dat

in de eerste plaats windenergie op land en op iets langere termijn windenergie op zee een

belangrijke, kostenefficiënte bijdrage kunnen leveren aan het halen van de CO2-doelen in

2030 en 2050. Beide opties zijn erg effectief, de kosten per ton vermeden CO2 zijn ten

opzichte van andere maatregelen erg laag (alleen sluiting van kolencentrales is effectiever)10.

7 https://www.rijksoverheid.nl/binaries/rijksoverheid/documenten/rapporten/2015/02/02/monitor-wind-op-land/monitor-wind-op-land.pdf 8 https://www.rijksoverheid.nl/documenten/rapporten/2016/01/18/energierapport-transitie-naar-duurzaam 9 Rapport Interdepartementale BeleidsOnderzoek (IBO) kostenefficiëntie CO2-reductiemaatregelen, Ministerie van Financiën Inspectie der Rijksfinanciën - Bureau Strategische Analyse, April 2016 10 Zie figuur 2 in de bijlage bij het IBO-rapport over kostenefficiëntie CO2-reductiemaatregelen - Kostenefficiëntie van beleidsmaatregelen ter vermindering van broeikasgasemissies

8

Visie van NWEA voor 2030

Het is essentieel dat Nederland overschakelt op duurzame energie. Hiermee wordt

klimaatverandering, de uitstoot van schadelijke gassen en andere milieuvervuiling

tegengegaan, kunnen we zelfstandig in onze energie gaan voorzien, en houden we bestaande

welvaart en welzijn vast en creëren we nieuwe. Voor NWEA en haar leden is de overgang naar

een duurzame energievoorziening een gegeven: we gaan naar een ander, duurzaam

energiesysteem.

De energietransitie wordt meer en meer een Europees vraagstuk waarbij per land en per

regio accenten worden gelegd. In het energiesysteem van 2050 zijn windenergie, waterkracht

en zonne-energie de dominante energiebronnen in Noordwest Europa. Voor Nederland is

windenergie in 2050 de belangrijkste duurzame energiebron.

Stabiel duurzaam beleid noodzakelijk

Om die duurzame energievoorziening zo snel en zo efficiënt mogelijk te realiseren is

zekerheid voor de lange termijn nodig. Om in 2050 een volledig duurzame energievoorziening

te realiseren is een stevige en stabiele groei van duurzame energie noodzakelijk.

Een investering in een windturbine wordt gedaan voor minimaal 15 tot 20 jaar en in de nabije

toekomst mogelijk voor 25 tot 30 jaar. Bovendien worden de investeringen in een

windproject grotendeels gedaan aan het begin van een project. Zodra de windmolen staat en

draait zijn er alleen nog kosten voor onderhoud. Vanwege de investering aan het begin en de

steeds langer wordende termijn waarop een windmolen energie levert is het van het grootste

belang dat een stabiel investeringsklimaat voor windenergie in stand blijft. Concreet: de

huidige stimuleringsregeling SDE+ wordt voortgezet na 2020.

Alleen bij een stabiel beleid gericht op de groei van duurzame energie kan windenergie (maar

ook andere duurzame technieken) blijven innoveren en kan de kostprijs blijven dalen.

Voor de ontwikkeling van duurzame energie en windenergie in het bijzonder is het

Energieakkoord erg belangrijk. Het Energieakkoord zorgt voor een breed gedragen

doelstelling en concrete afspraken waarmee deze doelen gehaald moeten worden. Voor

windenergie is het van groot belang dat dit beleid wordt voortgezet. NWEA is daarom

voorstander van een verlenging c.q. hernieuwing van het Energieakkoord na 2020.

In de visie van NWEA moet Nederland een nationaal doel voor duurzame energie voor 2030

vaststellen van ten minste 33% van het totale energieverbruik. Hierbij sluit NWEA aan bij het

voorstel van de Nederlandse Vereniging voor Duurzame Energie (NVDE)11.

Een betrouwbaar energiesysteem

Meer windenergie en andere vormen van duurzame energie heeft grote gevolgen voor het

energiesysteem op zee en land. Een goed werkend energiesysteem is een belangrijke

11 www.nvde.nl

9

voorwaarde om de opgewekte energie daadwerkelijke te kunnen gebruiken. Op zee moet een

heel nieuw systeem worden ontworpen, en tegelijk moet het elektriciteitsnet op land

aangepast worden om de toegenomen productie van duurzame elektriciteit - zeker bij een

versnelling van de uitrol - te kunnen afvoeren naar de afnemers van elektriciteit.

Van groot belang is daarin het realiseren van een Europees North Sea Grid en verbeterde

interconnecties tussen de noordwest Europese landen. Ontwikkelingen zoals de Energy

Odessey12 en de plannen van TenneT voor het realiseren van een offshore wind eiland, ziet

NWEA als een realistische stip op de horizon.

Windenergie kan een grote bijdrage leveren aan de trend naar (veel) meer elektrisch vervoer.

Naast de ontwikkeling van het elektriciteitsnet zijn er ook alternatieve oplossingen denkbaar

zoals het anders gebruiken van gasinfrastructuur, waarin windenergie een rol kan spelen.

NWEA staat open voor deze ontwikkelingen en wil meedenken over de mogelijkheden.

12 ‘Energy Odessey’, architectuur biënnale Rotterdam: http://iabr.nl/nl/projectatelier/atelier2050

10

Visie windenergie op zee

Met een sterke groei van windenergie op zee reduceert Nederland snel en efficiënt de

uitstoot van CO2. Windenergie op zee kan aan een substantieel deel van de Nederlandse

energievraag voldoen. NWEA wil windenergie op zee grootschalig inzetten om zo veel

mogelijk energie tegen zo gunstig mogelijke voorwaarden op te wekken om zodoende te

komen tot minimaal 33% duurzame opgewekte energie in 2030.

Voortzetten overheidsbeleid en sterkere samenwerking met sector

Het overheidsbeleid dat is opgezet om grootschalige windenergie op zee mogelijk te maken

kent een succesvol begin met veel biedingen op de eerste tender. De overheid maakt het

mogelijk dat de windparken kunnen worden gebouwd via de benodigde wet- en regelgeving,

vergunningen, site data en het subsidiemechanisme. De marktpartijen zorgen ervoor dat de

parken er komen en de doelen voor kostenreductie worden gerealiseerd.

Studies van TKI Wind op Zee laten zien dat het in het Energieakkoord afgesproken doel van

40% kostenverlaging in 2020 ruimschoots wordt gehaald. Mede daarom wordt er ook

internationaal met veel interesse naar het Nederlandse systeem van sterke overheidssturing

gekeken. Voor de toekomst is het belangrijk dat we vasthouden aan deze succesvolle

koppeling van marktuitrol (overheid) en kostprijsreductie (markt).

Dit wordt nog krachtiger bij een sterkere samenwerking tussen de windenergiesector en de

overheid, zoals bijvoorbeeld in de UK wordt gehanteerd13. Niet alleen een adviserende rol bij

de beleidsontwikkeling maar juist een gedeelde verantwoordelijkheid tussen sector en

overheid zorgt ervoor dat kostenreducties eerder worden behaald en subsidies kunnen

worden verminderd.

Opschalen tenderbeleid

Nederland heeft een groot potentieel voor windenergie op zee. Het waait daar veel, de

Noordzee is relatief ondiep en (mede daardoor) goed bebouwbaar. Ook ligt de Noordzee

centraal t.o.v. de Noord-Europese elektriciteitsmarkt waardoor de opwek van windenergie

relatief dichtbij de afzetmarkt plaatsvindt. Dit stelt ook het Nationaal Waterplan, waarin staat

dat er nu al voor 17 gigawatt (GW) (bruto) aan ruimte voor windenergie op zee is

aangewezen. Dit komt neer op een netto potentieel van ongeveer 12 GW14.

Het Energierapport geeft zelfs aan dat Nederland een technisch potentieel van 34 GW heeft

op haar deel van de Noordzee. Nederland zou met dit potentieel een belangrijke

elektriciteitsexporteur kunnen worden. Al enige tijd wordt er gesproken over het gebruiken

van de Noordzee als duurzame energiebron, met de Energy Odessey als concreet voorbeeld.

Hierin is de potentie voor offshore windenergie op de gehele Noordzee geschat op 250 GW:

25.000 windmolens met ieder een capaciteit van 10 MW. Nu 6 juni 2016 alle EU Ministers van

13 OWIC: Offshore Wind Industry Counsel 14 Dit is berekend aan de hand van de verhouding bij de Borssele kavels, waar 2000 MW als bruto potentieel werd gezien en er uiteindelijk 1400-1460 MW wordt gerealiseerd.

11

Energie de Political declaration on energy cooperation between the North Seas Countries

hebben getekend, is de concrete uitwerking van dergelijke plannen een grote stap dichterbij

gekomen.

Windenergie op zee kan snel en grootschalig worden gerealiseerd. Het opschalen van de

productie van duurzame energie is de komende jaren hard nodig om het doel van een CO2-

arme samenleving in 2050 te kunnen halen. Gelukkig is de potentie hiervoor op de Noordzee

enorm. NWEA wil daarom vol inzetten op windenergie op zee en heeft als ambitie om vanaf

2020 minimaal 10 gigawatt (GW) extra vermogen te realiseren tot een totaal van 15 GW

vergund vermogen aan windenergie op zee in 2030. Dat betekent dat vanaf 2020 er elk jaar 1

GW extra aan windenergie op zee getenderd moet worden15.

Gebaseerd op de verwachtingen voor het elektriciteitsverbruik in 2030, zal windenergie – op

zee én land samen – 50 tot 70% van de elektriciteitsproductie voor haar rekening nemen16. In

de ogen van NWEA is dit nodig om in 2050 CO2-neutraal te zijn. Tegelijk gaat het om een

betaalbare oplossing omdat windenergie zich zal bewijzen als kosteneffectieve energiebron.

Door opschaling door Nederland wordt windenergie op zee leidend voor de Noordwest-

Europese marktintegratie voor elektriciteit.

Kostenreductie en innovatie Windenergie op zee wordt de komende jaren snel goedkoper: al vóór 2030 kan deze energiebron kosteneffectief worden 17 . Volgens NWEA kan huidige ambitie (van 40% kostendaling in 2020) verder worden doorgetrokken naar een kostendaling van 60% in 203018. Voorwaarden daarbij zijn 1) continuïteit van overheidsbeleid; 2) volumegroei en 3) blijvende innovatie inspanning De ervaring laat zien dat elke verdubbeling van het volume een kostenreductie geeft van 20%19. Dit werkt ook andersom: wind op zee zal sneller groeien naarmate het goedkoper wordt en daarmee steeds beter concurreert met fossiele energie. Een continu groeiproces geeft de mogelijkheid om in de hele keten standaardisaties te kunnen doorvoeren, met verdere besparingen als resultaat. Continuïteit van overheidsbeleid en opschaling van het uitroltempo van windenergie op zee zijn daarbij essentieel. Dit beleid werpt in Nederland nu al zijn vruchten af. Naast de verwachting dat de 40%-doelstelling al vóór 2020 gehaald zal worden acht NWEA ook een kostenreductie van 60% in 2030 haalbaar. Deze ambitie van NWEA is in lijn met het “Offshore Wind cost reduction statement” dat WindEurope voorafgaand aan de Europese top in juni 2016 heeft opgesteld20.

15 Het Energieakkoord gaat uit van het realiseren van een park tot vier jaar na het afgeven van de vergunning. Wanneer vanaf 2020 elk jaar 1 GW wordt getenderd, is er dus in 2030 12 GW en in 2033 15 GW aan windenergievermogen operationeel. 16 Hierbij gaan we uit van 12 GW opgesteld vermogen op zee en 4000 vollasturen en 8-10 GW op land met 2500 vollasturen, in 2030. 17 Met kosteneffectief wordt bedoeld dat de baten (geen CO2, minder zorgkosten, werkgelegenheid etc.) voor Nederland hoger zijn dan de lasten (investeringen, subsidie etc.). 18 Het Energieakkoord gaat uit van kosten van windenergie op zee van 150 €/MWh in 2014, inclusief netkosten, prijspeil 2010. NWEA gaat bij de berekende kostendaling uit van de huidige prijzen voor olie en staal, en de huidige rentes op de kapitaalmarkt. 19 Annex by Offshore Wind cost reduction statement, WindEurope, 6 June 2016 20 Offshore Wind cost reduction statement, WindEurope, 6 June 2016

12

Tot slot is innovatie essentieel om kostenreducties te behalen. NWEA vindt het belangrijk dat er vanuit de overheid blijvend aandacht en ondersteuning is voor innovatie. Ook het IBO rapport geeft deze aanbeveling. Dit is niet alleen voor wind op zee van belang, ook voor wind op land levert dat verdere kostprijsreductie op. Werkgelegenheid en opleiding

Windenergie op zee levert een enorme impuls voor de economie en de exportpositie van

Nederland, en daarmee voor de werkgelegenheid. De offshore (maritieme) sector heeft in

Nederland van oudsher een sterke internationale positie die een leidende positie heeft

opgebouwd op het gebied van offshore windtechnologie.

Daarnaast wordt subsidie voor windenergie voor een belangrijk deel in Nederland zelf

uitgegeven terwijl dit bij andere (duurzame) bronnen veelal minder in Nederland

terechtkomt. NWEA acht de kans daarom groot dat genoemde economische voordelen

(versterking exportpositie, werkgelegenheid) van de Noordzee als powerhouse van

Noordwest-Europa voor een groot deel in Nederland terecht komen.

Zeker ook regionale havens kunnen profiteren van deze ontwikkeling. De verwachting is dat

de werkgelegenheid in Nederland groeit van 2150 banen in 2010 naar 10.000 banen in 202021.

Een groei van meer dan 10 gigawatt (GW) tussen 2020 en 2030 betekent een

verveelvoudiging van dat aantal banen. In het kader van het SER Energieakkoord wordt op dit

moment onderzoek naar de exacte groei gedaan.

Nederland moet wel stappen zetten om deze kansen in de markt waar te maken. De

capaciteit in de toelevering zal moeten groeien en de keten moet sluitend worden gemaakt

door het binnenhalen van een vestiging van een kabelfabrikant en een grote turbinefabrikant

in Nederland. Daarmee complementeert en versterkt Nederland zijn windsector én halen we

werkgelegenheid binnen.

Daarnaast is inzet van Nederland op versterking en verbreding van voldoende

opleidingsfaciliteiten voor windenergie van belang. Nu al is er in Nederland een algemeen

gebrek aan voldoende technisch geschoold personeel. Dit geldt ook voor de

windenergiesector. Om onze ambities voor verdere groei waar te kunnen maken, is het nodig

dat er spoedig voldoende en kwalitatief goede opleidingen voor specialisten in de windsector

zijn, op alle niveaus (MBO, HBO en WO). NWEA zal hier een bijdrage aan leveren in

samenwerking met TKI Wind op Zee.

Samen met belanghebbenden

Wind op zee is een maatschappelijke innovatie welke NWEA in samenwerking met alle

betrokken en relevante partijen wil realiseren. Visserij, scheepvaart, gas en olie operations,

recreatie, haven- en badplaatsen en andere duurzame (energie)bronnen willen samen de

Noordzee gebruiken. Daarbij realiseert NWEA zich ook het belang van de Natuurlijke waarde

die de Noordzee heeft.

21 TKI Wind op Zee en SER Energieakkoord

13

Goede samenwerking en afstemming met de andere Noordzeelanden is nodig voor een

goede en efficiënte benutting van de Noordzee voor energiewinning.

De windsector zal de realisatie van wind op zee doen volgens de principes en normen van

MVO, voor wat betreft veiligheid, natuurbescherming en sociaal beleid.

14

Visie windenergie op land

Als een van de goedkoopste vormen van duurzame energieopwekking heeft windenergie op

land een groot potentieel als stevige pilaar onder de verdere verduurzaming van onze

samenleving. Om tot 2050 door te groeien naar 100% duurzame energie moeten voor de

periode 2020-2030 nieuw beleid en nieuwe doelstellingen worden vastgesteld waarbij

zorgvuldig invulling wordt gegeven aan de verdere zoektocht naar geschikte locaties voor

windmolens. Windenergie op land is niet alleen een uitermate kosteneffectieve oplossing, de

vorm van energie brengt duurzame energie ook dichter bij de inwoners van Nederland.

Geleerde lessen uit het huidige beleid

De huidige doelstelling uit het Energieakkoord heeft een aantal grote voordelen. Zo zorgen

de doelen en de verdeling daarvan over de provincies voor duidelijkheid. Gecombineerd met

de Stimuleringsregeling Duurzame Energieproductie (SDE+) zorgt dit voor

investeringszekerheid. Het gevolg is dat het opgesteld vermogen aan windenergie op land

groeit22 terwijl de kostprijs nog steeds daalt.

De huidige doelstelling voor windenergie op land heeft ook nadelen. De doelstelling van 6000

megawatt (MW) stuurt op opgesteld vermogen en niet op de hoeveelheid daadwerkelijk

opgewekte energie. Dit geeft geen optimale prikkel om elke opgewekte kilowattuur aan

energie zo goedkoop mogelijk te produceren. Dit terwijl de SDE+ al wel is omgevormd naar

een stimulering op productie in plaats van op opgesteld vermogen.

Daarnaast heeft de specifieke doelstelling voor windenergie op land en de doorvertaling

daarvan naar provinciale doelstellingen ook gezorgd voor bestuurlijke en politieke weerstand.

In sommige gebieden hebben omgeving en politici het gevoel gekregen dat zij onvoldoende

ruimte hebben om mee te denken over windprojecten.

Nationaal doel voor duurzame energie, vertaald naar regio’s

De huidige nationale doelstelling heeft gezorgd voor een forse groei van windenergie op

land. De sturing en duidelijkheid die het breed gedragen Energieakkoord hebben opgeleverd

zijn zeer waardevol gebleken en hebben voor een stabiel beleid met een goed

investeringsklimaat gezorgd. Vanwege de genoemde nadelen vindt NWEA het wenselijk om

windprojecten na 2020, meer dan nu soms de praktijk is, samen met de omgeving en lokale

bestuurders te realiseren.

Concreet stelt NWEA het volgende voor:

Vertaling van het nationale doel van 33% duurzame energie in 2030 in concrete

regionale afspraken zonder te sturen op één specifieke techniek;

Een vorm van financiële vertaling van de SDE+ naar de regio waarmee regio’s meer

ruimte én meer verantwoordelijkheid krijgen voor de gemaakte keuzes;

22 Zie onder andere www.windstats.nl

15

Mandaat bij de regio’s, regie bij het Rijk

Voor windenergie op land is de Omgevingswet een belangrijk beleidskader. NWEA steunt het

uitgangspunt van deze wet, namelijk dat ruimtelijke ontwikkelingen zo veel mogelijk van

onderop moeten worden vormgegeven, dus met veel ruimte voor lokale afwegingen.

NWEA wil om die reden een grotere rol voor gemeenten en provincies bij het vormgeven van

een duurzame energievoorziening. Gemeenten kunnen in samenwerking met provincies, het

Rijk en de initiatiefnemers van projecten voor windenergie bepalen welke duurzame

energieoptie (bijvoorbeeld windenergie, zonne-energie of waterkracht) of een combinatie

van opties de meest economische en duurzame is en het beste past in een gebied.

Een groeiend aantal gemeenten stelt doelstellingen vast om klimaatneutraal te worden. De

Vereniging van Nederlandse Gemeenten (VNG)23 en het Interprovinciaal Overleg (IPO) werken

op dit moment aan regionale energiestrategieën waarbij het mandaat bij decentrale

overheden komt te liggen.

Ook in andere bestuurslagen en overheidsdiensten zoals de Waterschappen en

Rijkswaterstaat wordt nagedacht over de manier waarop bijgedragen kan worden aan een

duurzame energievoorziening van Nederland. NWEA is zeer positief over deze

ontwikkelingen en denkt graag mee over de mogelijkheden om deze doelstellingen (mede)

met windenergie te realiseren.

Regionaal mandaat koppelen aan financiële verantwoordelijkheid

Als de trend naar meer regionale verantwoordelijkheid consequent wordt doorgezet dan is

het noodzakelijk om ook na te denken over de mogelijkheid om de financiële

verantwoordelijkheid (deels) bij de regio te beleggen. Op dit moment kan een provincie voor

een relatief dure optie kiezen (bijvoorbeeld een zonneveld) waarbij de extra kosten ten

opzichte van een goedkope optie (bijvoorbeeld windenergie of kleinschalige biomassa) via de

SDE+ voor de rekening komt van het Rijk en daarmee de samenleving.

Een manier om dit te realiseren is door ook de budgetten voor stimulering van duurzame

energie te regionaliseren. Dat kan bijvoorbeeld door de Rijksdienst voor Ondernemend

Nederland (RVO) regionale SDE+-budgetten in te laten stellen. Dit legt de

verantwoordelijkheid bij lokale en regionale bestuurders en geeft omwonenden meer ruimte

om mee te beslissen over de vraag hoe de energietransitie moet worden vormgegeven in hun

23 http://www.vngmagazine.nl/archief/19813/vng-zet-op-regionale-energiestrategie%C3%ABn

Klimaatneutrale gemeenten Steeds meer gemeenten willen klimaatneutraal worden. Zij hebben zich verenigd in het Klimaatverbond. Momenteel zijn al 11 provincies, 155 gemeenten en vier Waterschappen aangesloten. Hun doelstelling is om in 2050 klimaatneutraal te zijn. Daarnaast zijn er veel overheden die nog verder gaan en voor bijvoorbeeld 2030-doelstellingen hebben geformuleerd. Al deze ambitieuze doelstellingen kunnen alleen worden gerealiseerd met een fors aandeel van duurzame energie. Meer informatie op: www.klimaatverbond.nl

16

omgeving. Hierbij is het een overweging om het eventueel overblijvende budget aan de regio

te laten.

Rijk stuurt op doelstellingen, niet op technieken

Het is essentieel dat de uitvoering van alle regionale energiestrategieën en het aanvullende

beleid gezamenlijk leidt tot het gemeenschappelijke doel: een duurzame energievoorziening

waarbij in 2030 33% van het energieverbruik duurzaam wordt opgewekt. Dit betekent dat het

Rijk overzicht en regie houdt. Provincies en gemeenten krijgen dus mandaten en financiering

waarmee zij zelf invulling kunnen geven aan de regionale duurzame energievoorziening. Het

halen van de doelstelling is van nationaal belang, indien zij de doelen niet halen dient het Rijk

actief in te grijpen.

Vertrouwen in substantiële bijdrage van windenergie

Alle duurzame opties (energie-efficiëntie, windenergie, zonne-energie, waterkracht,

aardwarmte en bio-energie) zijn volgens NWEA nodig om de doelstelling van 33% duurzame

energie in 2030 te halen. Ook het uiteindelijke doel, een 100% duurzame energievoorziening

in 2050 is zonder gebruik van alle duurzame opties, onhaalbaar.

Windenergie heeft veel voordelen: het is een bewezen technologie die nog steeds volop

innoveert, het is een van de goedkoopste energiebronnen24, het is relatief eenvoudig

inpasbaar in decentrale distributienetten en het is een betrouwbare bron. Om die redenen

vertrouwt NWEA erop dat windenergie een flinke bijdrage gaat leveren in de duurzame mix

van de Nederlandse energievoorziening. Op basis van dit vertrouwen is NWEA van mening dat

het Rijk naast een algemene doelstelling voor duurzame energie geen subdoelstellingen per

duurzame energieoptie (energietechniek) hoeft te formuleren.

Gedragscode draagvlak en participatie wind op land

Volgens NWEA is het betrekken van mensen bij windenergie op land niet alleen een

voorwaarde voor meer windenergie. Het betrekken van elke Nederlander is noodzakelijk om

de een duurzame energievoorziening te realiseren.

De transitie naar een duurzame energievoorziening kan namelijk alleen worden gerealiseerd

als Nederlanders ervaren dat deze transitie noodzakelijk en realistisch is en een idee krijgen

van de enorme uitdaging waar wij met elkaar voor staan. Windenergie op land biedt de kans

om mensen de voordelen en de noodzaak van decentrale, duurzame energieopwekking te

laten ervaren.

Net zoals participatie vanuit de overheid niet wordt vereist voor ruimtelijke ontwikkelingen

als (spoor)wegen of andere vormen van energieopwekking, is NWEA geen voorstander van

wettelijke verplichte participatie in windprojecten. Bij een wettelijke verplichting ontstaat

een sfeer van rechten en plichten terwijl een windproject alleen op acceptatie kan rekenen als

alle partijen in een open proces tot een goede vorm van participatie kunnen komen.

24 www.ecn.nl/nl/samenwerking/sde/

17

Binnen de Gedragscode draagvlak en participatie wind op land werken Greenpeace

Nederland, Milieudefensie, de Natuur- en Milieufederaties, NWEA, ODE Decentraal en

Stichting Natuur & Milieu samen om omwonenden te betrekken bij windenergie.

Op basis van de eerste evaluatie in maart 2016 gaan de ondertekenaars bekijken waar de

Gedragscode aangepast en versterkt moet worden. NWEA kijkt tevreden terug op de eerste

evaluatie van de Gedragscode en het feit dat deze zeer positief ontvangen is door de Minister

van Economische Zaken 25 . Voor de toekomst wil NWEA in overleg met de andere

ondertekenaars van de Gedragscode kijken naar de volgende zaken:

Lokaal maatwerk met bijvoorbeeld energiecoöperaties, dorpsmolens en

brancheverenigingen;

Mogelijkheid om te komen tot afspraken met vertegenwoordigers van consumenten

en omwonenden;

Benadrukken van het belang van onafhankelijke procesbegeleiders door alle

belanghebbende partijen: van gemeenten en provincies tot vertegenwoordigers van

consumenten en omwonenden.

Innovatie en kostprijsdaling

Windenergie op land is een goedkope en bewezen techniek die nog steeds innoveert. Mede

daardoor kan de kostprijs het komende decennium blijven dalen. Windturbines worden

groter, hoger en nóg stiller. Op dezelfde locatie leveren twee keer langere rotorbladen

(wieken) vier keer meer productie op en twee keer hardere wind (hogere masten) levert acht

keer meer productie op. Voor kostprijsdaling van windenergie op land zijn daarnaast drie

zaken van belang:

Ten eerste het verkorten van het ontwikkelingstraject: dit kan door het beter en eerder

betrekken van de omgeving26 en betere afstemming tussen overheden, waardoor bezwaar-

en beroepsprocedures en het vergunningentraject verkort kunnen worden. Ook kan het

vergunningentraject voor netaansluiting parallel lopen aan het vergunningentraject.

Ten tweede het verlagen van de grondkosten: het is veel omwonenden een doorn in het oog

dat sommige grondeigenaren een hoge vergoeding krijgen voor het beschikbaar stellen van

hun grond. Het ministerie van Economische Zaken is actief bezig met het onderzoeken van de

mogelijkheden voor een gedoogplicht. Dit kan ook voor Rijksgronden gaan gelden. Naast

kostprijsverlaging zorgt dit ook voor een betere verdeling van lusten en lasten.

Ten derde de socialisering van stopcontacten op land waarbij NWEA een voorstander is van

een gelijk tarief voor de aansluiting op het net: zoals veel andere initiatieven in de openbare

ruimte in Nederland heeft een windontwikkelaar vaak weinig te zeggen over de locatie waar

een windpark wordt ontwikkeld. Vanwege het kostenveroorzakersprincipe kunnen de kosten

25 https://www.rijksoverheid.nl/regering/inhoud/bewindspersonen/henk-kamp/documenten/kamerstukken/2016/04/18/kamerbrief-met-reactie-op-rapport-evaluatie-gedragscode-draagvlak-en-participatie-wind-op-land 26 Zie o.a.: handleidingparticipatieplan.nl

18

voor netaansluiting echter erg verschillen per locatie. Met name bij de grotere windprojecten

die momenteel worden ontwikkeld kunnen de aansluitkosten op het net erg hoog zijn.

Wind op land zonder stimulering? Een interessante vraag is wanneer windenergie op land zonder stimulering van de SDE+ kan. Het antwoord is: dat kan nu al als alle externe kosten zoals klimaatverandering en luchtvervuiling worden doorberekend bij de opwekking van fossiele energie. Het Emissiehandelssysteem (ETS) zet weliswaar een prijs op CO2-uitstoot maar deze is structureel te laag om duurzame energie een gelijk speelveld te leveren. Terwijl de kosten voor vervuiling van fijnstof, stokstofoxiden en zware metalen helemaal niet worden doorberekend aan de vervuiler. Maar zelfs als die externe kosten niet (helemaal) worden doorgerekend kan windenergie op land op termijn zonder stimulering. Wanneer dat precies gebeurt, is afhankelijk van de energieprijs en de prijs van windenergie zelf. In de Nationale Energieverkenning staat daarover het volgende: “Voor 2030 kan wind op land rendabel worden. In de periode tussen 2025 en 2030 kan windenergie in sommige delen van het land rendabel worden en autonoom groeien onder enkele voorwaarden. Kostentechnisch is het van belang dat de nieuwste techniek ingezet mag worden op de windrijke locaties en dat financiële afdrachten, niet zijnde risicodragende participatie, naar belanghebbenden als grondeigenaren en omwonenden beperkt worden. Een belangrijke randvoorwaarde daarvoor is dat de elektriciteitsprijs stijgt in lijn met deze verkenning.” (NEV 2015, p.117)

Potentie windenergie op land

Het Energierapport gaat uit van een maximum van 70PJ (19 TWh) inpasbaar potentieel voor

windenergie op land, wat neerkomt op ongeveer 8 GW aan opgesteld vermogen. Alleen al

met het opschalen van huidige windprojecten waarvan de levensduur eindigt tussen 2020 en

2030 kan deze extra 2 GW (in vergelijking met het huidige 2020-doel) makkelijk gehaald

worden. NWEA ziet daarom een veel grotere potentie voor windenergie op land in 2030.

Werkgelegenheid

Met de groei van windenergie op land neemt ook het aantal banen in de sector toe. Het gaat

daarbij zowel om directe als indirecte werkgelegenheid. Op dit moment doet de Sociaal-

Economische Raad (SER) in het kader van het Energieakkoord onderzoek naar het exacte

aantal banen dat windenergie op land in Nederland gaat opleveren.

Net als voor Wind op zee is het van groot belang dat Nederland inzet op versterking en

verbreding van voldoende opleidingsfaciliteiten voor windenergie. Om onze ambities voor

verdere groei waar te kunnen maken, is het nodig dat er spoedig voldoende en kwalitatief

goede opleidingen voor specialisten in de windsector zijn, op alle niveaus (MBO, HBO en WO).